Nota van wijziging : Nota van wijziging
34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering
Nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 16 november 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, vervalt in het voorgestelde tweede lid, onderdeel a (nieuw)
«, of op grond van het recht van de Europese Unie gelijkgesteld is met een werknemer
zoals bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie».
B
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Na artikel 1.1a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt
een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.2. Instellingen en academische ziekenhuizen
Deze wet heeft betrekking op de volgende instellingen en academische ziekenhuizen:
a. de in artikel 1.8 bedoelde universiteiten, hogescholen, de Open Universiteit en
de levensbeschouwelijke universiteiten,
b. rechtspersonen voor hoger onderwijs met volledige rechtsbevoegdheid die initiële
opleidingen verzorgen met uitzondering van de Staat en rechtspersonen met volledige
rechtsbevoegdheid die postinitiële masteropleidingen verzorgen met uitzondering van
de Staat,
c. de in artikel 1.13, eerste lid, bedoelde academische ziekenhuizen, en
d. de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam en de Koninklijke
Bibliotheek te 's-Gravenhage.
C
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
1. Deze wet, met uitzondering van artikel IA, treedt in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip.
2. Artikel IA treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2017.
Toelichting
Onderdeel A
Door onderdeel A wordt een onbedoelde dubbeling geschrapt uit het nieuwe tweede lid
van artikel 2.14 van de WSF 2000. Er was geregeld dat onder andere aanspraak gemaakt
kon worden op meeneembare studiefinanciering door zowel degene die gebruik heeft gemaakt
van het vrij verkeer als degene die op grond van het recht van de Europese Unie is
gelijkgesteld met een werknemer. Degene die gelijkgesteld is met een werknemer op
grond van het recht van de Europese Unie heeft eveneens gebruik gemaakt van het vrij
verkeer. De zinsnede over degene die gelijkgesteld is met een werknemer op grond van
het recht van de Europese Unie kan dan ook komen te vervallen. Bij algemene maatregel
van bestuur zal, conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Unie1, worden geregeld dat degene die gelijkgesteld is met een werknemer op grond van het
recht van de Europese Unie een band heeft met Nederland, hierdoor kan hij aanspraak
blijven maken op meeneembare studiefinanciering.
Onderdelen B en C
Bij de inwerkingtreding van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs (Stb. 2017, 97) is artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
komen te vervallen. In dit artikel werd de reikwijdte van de WHW aangegeven (te weten:
instellingen voor hoger onderwijs, academische ziekenhuizen en instellingen voor wetenschappelijk
onderzoek).
De overwegingen om dit artikel te laten vervallen waren destijds, dat de benodigde
reikwijdtebepalingen al aan het begin van de hoofdstukken staan, dan wel aan het begin
van titels. Bovendien dekt artikel 1.2 niet de volledige lading omdat de WHW ook betrekking
heeft op bijvoorbeeld de rechtsbescherming van studenten en op de NVAO, aldus de memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel.2
Die overwegingen gelden nog steeds. Recent is echter duidelijk geworden dat de verwijzing
naar artikel 1.2 WHW ook in andere wet- en regelgeving, onder meer in het Besluit
studiefinanciering 2000, wordt gebruikt om aan te geven op welke instellingen de betreffende
regeling van toepassing is. Doordat artikel 1.2 van de WHW is vervallen, kan in die
andere regelingen onduidelijkheid ontstaan over de reikwijdte daarvan. Om deze onduidelijkheid
weg te nemen, wordt voorgesteld om artikel 1.2 opnieuw in te voeren in de WHW. Echter
niet als reikwijdtebepaling, maar uitsluitend als opsomming van de instellingen en
academische ziekenhuizen waarop de WHW betrekking heeft. Dat laat dus onverlet dat
de WHW ook nog andere actoren en doelgroepen kent. Het opschrift en de aanhef van
de bepaling worden in verband hiermee aangepast. De opsomming van instellingen en
academische ziekenhuizen blijft echter identiek aan die in het oude artikel 1.2.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.