Lijst van vragen : Lijst van vragen over het kabinetsperspectief Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 34682-6)
2018D52934 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 5 oktober
2018 inzake Kabinetsperspectief Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 34 682, nr. 6).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Roovers
Nr.
Vraag
1
Wat is de stand van zaken en planning van de Gebiedsagenda 2050 voor de Wadden? Hoe
wordt deze straks meegenomen in de NOVI?
2
Hoe worden de Waddengemeenten, Waddenprovincies, Waddenhavens en het bedrijfsleven
betrokken bij het opstellen van de Gebiedsagenda 2050 voor de Wadden?
3
Is het mogelijk dat omgevingskwaliteit en verduurzaming als overkoepelende opgaven
(meer) richting gaan geven aan de keuzes die in de NOVI worden gemaakt?
4
Hoe wordt de uitvoering gefinancierd? Komen er voorstellen voor een ontschotte en
gebundelde gebiedsfinanciering en herprioritering van bestaande budgetten?
5
Hoe realiseren we een cultuurverandering in de interdepartementale samenwerking die
noodzakelijk is om een sectorale verantwoordingsstructuur te doorbreken?
6
Wat is de precieze juridische status van de NOVI?
7
Hoe voorkomt u dat het cyclisch karakter van de NOVI afdoet aan de betrouwbaarheid
van een lange termijn perspectief?
8
In hoeverre bent u bereid om in het kader van de NOVI tot verregaande voorstellen
voor een ontschotte en gebundelde gebiedsfinanciering te komen en tot mogelijke herprioritering
van bestaande budgetten?
9
Hoe biedt de NOVI garanties voor een structurele en brede inzet van het Rijk – inclusief
middelen – in de regio?
10
Hoe denkt u ook andere financiële instrumenten in te zetten zodat die bijdragen aan
de gewenste ontwikkelingen voor de lange termijn?
11
Hoe denkt u de cultuurverandering in de interdepartementale samenwerking te bereiken
die noodzakelijk is om Haagse kokers en een sectorale verantwoordingsstructuur te
doorbreken?
12
Welke maatregelen gaat u nemen om interdepartementale samenwerking en het ontwikkelen
van een gedeeld perspectief op Nederland met samenhangende keuzes en richtingen een
impuls te geven en verder vorm te geven?
13
Op welke wijze wordt met dit kabinetsperspectief de Sustainable Development Goals
nagestreefd?
14
Hoe verhouden de drie focusdossiers zich tot de Sutainable Development Goals?
15
Zijn de vier prioriteiten «random» of is de hoogste bullit ook het belangrijkste?
16
Hoe worden knelpunten, belemmeringen en keuzes in de NOVI ten aanzien van onze fysieke
leefomgeving inzichtelijk gemaakt? Hoe wordt bijvoorbeeld een prioritering van de
nationale belangen gemaakt?
17
Gaat u naast nationale belangen ook nationale doelen of ambities formuleren waaraan
gezamenlijk kan worden gewerkt?
18
Hoe verhoudt de NOVI zich tot andere regelgeving?
19
Hoe gaat u zorgen dat de NOVI met ruimtelijke keuzes vanuit een brede visie sturend
is naar beleid van andere departementen en niet alleen volgend zoals nu het geval
lijkt bij het Klimaatakkoord, de Woonagenda en de Landbouwnota?
20
'OV georiënteerde verstedelijking» ook bekend als Transit Oriented Development (TOD)
is een bewezen ruimtelijke ontwikkelstrategie met een grote impact. Deze ontwikkelstrategie
draagt bij aan duurzaam ruimtegebruik voor wonen, werken, mobiliteit, kwaliteit landschap
(behoud groen en blauw), vestigingsklimaat, sociaal-maatschappelijke ontplooiingsmogelijkheden
voor alle doelgroepen én bereik van arbeidsmarktpotentieel. Hier zijn regio’s met
NS ook volop over in gesprek: Stedenbaan, Maak Plaats! MRA, Brabantstad/Eindhoven
XL etc.
Hoe kan de NOVI dit soort ruimtegebruik stimuleren en de juiste kaders voor bieden?
21
Aan welke regels en normen die op basis van de NOVI worden opgesteld zijn andere overheden,
burgers en bedrijven straks gebonden?
22
Welke afspraken zijn er gemaakt met de provincies en gemeenten om de NOVI goed aan
te laten sluiten op de POVI’s en GOVI’s?
23
Welke onderwerpen worden door de provincies en gemeenten als urgent beschouwd naast
de drie genoemde urgente dossiers in het kabinetsperspectief?
24
Worden er binnen het IBP afspraken gemaakt over mogelijke consequenties of maatregelen
wanneer lagere overheden onvoldoende rekening houden met de NOVI?
25
Verandering van de leefomgeving kan door fysieke ingrepen. Maar in de zogenaamde lagenbenadering
is de laag van water en landschap amper te beïnvloeden. Op welke wijze weegt dat mee
in de keuzes die nu gemaakt worden?
26
Is het mogelijk dat omgevingskwaliteit en verduurzaming als overkoepelende opgaven
(meer) richting gaan geven aan de keuzes die in de NOVI worden gemaakt?
27
Welk juridisch gewicht zal de NOVI als centraal punt van leefomgevingwetsgeving dragen
bij rechtelijke vraagstukken rondom het inrichten van de leefomgeving?
28
Hoe wordt in een decentraal stelsel als dat van de Omgevingswet ervoor gezorgd dat
de genoemde integrale aanpak bij de NOVI tegemoet komt aan de eisen en wensen van
de decentrale uitvoerders?
29
Welke nationale belangen zijn (net) niet op de lijst gekomen?
30
Zijn de bullits van de nationale belangen «random» of is de hoogste bullit ook het
belangrijkste?
31
Wordt de Nederlandse Kust een nationaal belang?
32
Wordt het Nederlands landschap (de duinen, beekdalen, het veenweidegebied, de rivierdelta
en het coulissenlandschap) als nationaal belang opgenomen om te borgen dat het landschap
als uitgangspunt wordt gezien en niet als een van de af te wegen belangen? Zo nee,
hoe wordt voorkomen dat dit landschap als een van de af te wegen belangen door besluitvorming
door lokale overheden verloren gaat?
33
Het kabinet benoemt het waarborgen van de drinkwatervoorziening als nationaal belang
(indicatieve lijst). Bij de beschrijving van de urgente onderwerpen komt echter geen
enkele verwijzing naar het belang van de drinkwatervoorziening voor, terwijl er raakvlakken
zijn met alle drie de onderwerpen. Op welke manier komen de nationale belangen tot
uiting in de afwegingen rond de urgente onderwerpen?
34
Hoe worden knelpunten, belemmeringen en keuzes in de NOVI ten aanzien van onze fysieke
leefomgeving inzichtelijk gemaakt? Hoe wordt bijvoorbeeld een prioritering van de
nationale belangen gemaakt?
35
Gaat u naast nationale belangen ook nationale doelen of ambities formuleren waaraan
gezamenlijk kan worden gewerkt?
36
In de NOVI staan economische kerngebieden centraal staan met vervoer tussen steden
en tussen steden en regio’s. Hoe worden de belangrijke internationale verbindingen
om economische centra in Europa duurzaam met elkaar te verbinden, zoals internationale
treinen die korte vluchten kunnen vervangen, hierin meegenomen?
37
In de provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies redeneren regio’s primair vanuit
de opgaven en ambitie binnen de eigen regio. De NOVI is voor NS als landelijke vervoerder
belangrijk omdat dit de brug moet slaan tussen de regionale visies c.q. richtinggevend
is voor de regio’s voor het vervoer tussen de steden en regio’s en internationaal.
Wie heeft dus de uiteindelijke doorzettingsmacht?
38
Worden kenmerken en identiteit per gebied vastgelegd aangezien deze worden genoemd
als inrichtingsprincipe?
39
Hoe wordt het politiek-maatschappelijk debat over de weging van nationale belangen
vormgegeven? Welke delen van de samenleving spelen hierbij een rol en beperkt zich
dit tot overheden en belangenorganisaties alleen?
40
De Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt slechts benoemd als cruciaal voor de biodiversiteit.
Het doel van de KRW was echter een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in
2015, waaronder drinkwaterbronnen. Om de uitgestelde datum van 2027 te halen zijn
extra maatregelen nodig, die ook een relatie hebben met de ontwikkeling van bijvoorbeeld
de landbouw en industrie. Een van de inrichtingsprincipes die het kabinet benoemd
is «afwentelen voorkomen». Op welke manier draagt de NOVI bij aan het halen van de
doelen van de KRW?
41
Hoe ziet het lange-termijn perspectief op Nederland in 2050 eruit? Welke (systeem)keuzes
maakt de NOVI die de mensen in dit land helpen in de transities de komende decennia?
42
Klimaatverandering kan leiden tot verzilting van innamepunten voor de drinkwatervoorziening
(zie ook de verzilting van het IJsselmeer afgelopen zomer) en tot hogere concentraties
aan verontreinigende stoffen uit de landbouw of industrie. Hoe wordt hiermee rekening
gehouden bij het klimaatbestendig inrichten van Nederland?
43
Op welke wijze gaat het kabinet zorgen dat eerst daken worden benut voor het gebruik
van zonnepanelen voordat kostbare landbouw- of woningbouwgrond wordt gebruikt?
44
De aanpak van bodemdaling zal gebiedsspecifiek moeten worden ingevuld, maar in het
kabinetsperspectief wordt niet duidelijk wat het kabinet dan wel gaat doen om de decentrale
overheden hierin te steunen. Gaat het kabinet hiervoor kaders opnemen in de NOVI?
Gaat het kabinet de decentrale overheden ondersteunen door de mogelijkheid te bieden
voor adaptatie en transities bijvoorbeeld door inzet van rijksinstrumentarium voor
regelgeving, subsidies, kennis en transitiekosten?
45
De aanpak van bodemdaling richt zich in het kabinetsperspectief op veenoxidatie in
het veenweidegebied. Er is ook veel bestaande bebouwing op veen. De veenbodem daalt
door de belasting met bebouwing, met schade aan bebouwing, infrastructuur en openbare
ruimte als gevolg. Zijn deze problemen bekend bij het kabinet en zal in de NOVI aandacht
worden besteed aan de bestaande bebouwing op veen, naast de reeds benoemde nieuwbouwopgave
bij de stadsranden?
46
Bent u van plan grensoverschrijdende verduurzaming via windenergie te bevorderen tussen
het industriële cluster in Drenthe Zuid-Oost en Niedersachsen? Zo ja, op welke manier?
Zo nee, waarom niet?
47
Hoe verhoudt de NOVI zich tot het Deltafonds en Deltaprogramma? Geeft de NOVI ook
richting aan het Deltaprogramma en de inrichting van het Deltafonds?
48
Wat is de ecologische draagkracht van de zee grenzend aan Nederland? Hoe wordt de
ecologische draagkracht bepaald?
49
Aan welke ecologische knelpunten wordt gerefereerd in de zin «Het kabinet vindt dat
alle belangen deel uitmaken van de afweging en dat ecologische knelpunten moeten worden
opgelost.»?
50
Wat verstaat het kabinet onder clustering van windmolens en zonneweiden? Gaat dit
over aantallen of over aantal Megawatt?
51
Waarom zijn alleen nog maar de lege gasvelden onder de Noordzee geschikt voor opslag
van CO2?
52
Hoe vertaalt de voorkeur voor zonnepanelen op daken zich (mogelijk) in de praktijk?
53
Aan welke randvoorwaarden wordt er gedacht bij het creëren van grote clusters aan
windmolenparken en zonneweiden?
54
Hoe wordt het uitgangspunt uit STRONG om de functies mijnbouw en drinkwatervoorziening
naast elkaar vorm te geven (functiescheiding) expliciet gemaakt in de NOVI?
55
Hoe groot is dit ruimtegebrek in de ondergrond? Hoe zal inhoud worden gegeven aan
dit streven naar laagste maatschappelijke kosten? In hoeverre kan 3D-ordening van
boven- en ondergrond hierin bijdragen?
56
Gelet op het feit dat ruimte voor kabels en ruimte beperkt is, wie gaat de coördinatie
hiervoor ter hand nemen?
57
Hoe wordt er in de NOVI voorzien dat toekomstige mogelijkheden voor de energietransitie
nu door ontwikkelingen op de korte termijn in de weg gezeten worden?
58
Hoe wordt het afwegingskader over welk gebruik van de bodem de voorkeur heeft, opgesteld?
59
Kunt u aangeven waarom het industriecluster in Zuidoost-Drenthe, bij Emmen, ontbreekt
in figuur 1 op pagina 17 waar industrieclusters zijn benoemd waar verduurzaming en
transitie spelen?
60
Op basis van welke afweging worden zonneweiden toegestaan?
61
Op basis waarvan is besloten dat warmtenetten de voorkeur hebben boven de warmtevoorziening?
62
Hoe vertaalt de voorkeur voor warmtenetten zich in de praktijk?
63
Waar zit er financiële en wettelijke ruimte bij het Rijk en de medeoverheden om onze
leefomgeving klimaatbestendig in te richten?
64
Wat verstaat het kabinet onder de leefomgeving klimaatbestendig inrichten?
65
Wordt er ook gekeken naar biogene riffen, oesterbanken en andere vormen van natuur
bij de aanleg en inrichting van windmolenparken?
66
Hoe kunnen natuur, voedselproducten en visserij mee profiteren van de kavelbesluitvoorschriften
ten aanzien van meer ruimte voor windmolenparken?
67
Op welke wijze gaat het kabinet vernieuwende vormen van woningbouw waarbij woontorens
gezinsvriendelijk worden gemaakt stimuleren?
68
Onderschrijft u de constatering dat de verstedelijkingsopgave breder is dan regio’s
met groei en vraag en is zij bereid bij de Ontwerp NOVI aandacht te besteden aan nieuwe
concepten en systeemveranderingen voor de mobiliteit in dunner bevolkte regio’s?
69
Welke mogelijkheden ziet u, naast het binnenhalen van particulier geld, om toch nieuwe
investeringen te kunnen doen ten behoeve van de aansluiting van nieuwe verstedelijkingslocaties
op de verschillende vervoersvormen?
70
Welke manier kan de NOVI bijdragen aan de transitie van fossiele brandstoffen naar
alternatieve brandstoffen (denkend aan waterstof, biobrandstoffen en synthetische
kerosine)?
71
Hoe ziet de opgave eruit voor bodemdaling in stedelijke gebied?
72
Wat is de betekenis van het kaartje op pagina 22 van het Kabinetsperspectief? Waarom
zijn hierop wel alle regionale luchthavens opgenomen, maar niet de regionale havens?
Welke gevolgen heeft dit voor de regionale havens?
73
Wat zijn kwalitatief hoogwaardige gemengde en gezonde woon- en werkmilieus met groen
en water?
74
Welke stappen moeten er in besluitvorming worden genomen om bij alle locatiekeuzes
en inrichting de maatregelen en kosten voor mobiliteitsoplossingen, klimaatadaptatie
en mitigatie, gezondheid en luchtkwaliteit mee te laten wegen?
75
In hoeverre wordt met deze NOVI ook een richting gegeven voor de actualisering van
het MIRT in de toekomst?
76
Op welke manier wordt de beschikbaarheid van voldoende zoetwater van goede kwaliteit
in het kader van klimaatverandering (incl. maatregelen zoals waterberging) meegewogen
bij de opgaven rond verstedelijking en het landelijk gebied?
77
Komt het kabinet met een plan om bodemdaling in veenweidegebieden tegen te gaan? Wanneer
mag de Kamer dit plan verwachten?
78
Klimaatverandering kan leiden tot verzilting van innamepunten voor de drinkwatervoorziening
en tot hogere concentraties aan verontreinigende stoffen uit de landbouw of industrie.
Hoe wordt hiermee rekening gehouden bij het klimaatbestendig inrichten van Nederland?
79
Wordt hierbij ook gekeken naar het stoppen van de landbouw in de diepere veengebieden?
Zo nee, waarom niet?
80
Op welke manier draagt de NOVI bij aan het halen van de doelen van de KRW?
81
Denkt het kabinet in de korte termijn die nog rest, alvorens de NOVI wordt vastgesteld,
te kunnen voldoen aan de opdracht die de Omgevingswet ons geeft om een samenhangende
visie op de fysieke leefomgeving te geven en een lange termijn perspectief te schetsen?
Kan worden uitgelegd hoe het kabinet van plan is dat te doen en tegelijkertijd ook
keuzes te maken?
82
Zal het onderdeel landbouw in de NOVI aangepast worden aan de afspraken van de Tafel
Landbouw&Landgebruik van het Klimaatakkoord?
83
Waarom is waterpeilverhoging niet nu al noodzakelijk in veenweidegebieden om de genoemde
negatieve effecten van bodemdaling tegen te gaan?
84
Klopt het dat voor het herstellen van de biodiversiteit en het behalen van de internationale
natuurdoelen niet alleen het areaal natuurgebied leidend is? Zo ja, op welke wijze
gaat de NOVI concreet richting geven in het botsen van belangen bij deze richting,
zoals bijvoorbeeld het mestbeleid?
85
Het kabinet stelt dat o.a. het minimaliseren van emissies centraal staat bij het thema
landbouw. Hoe wordt dit concreet ingevuld in relatie tot verbeteren van de waterkwaliteit?
86
Op welke wijze wordt er met kringlooplandbouw en natuur-inclusieve landbouw gedaan
aan klimaat adaptief en mitigerend boeren?
87
Hoe zal er binnen de NOVI aandacht worden besteed aan de leefbaarheid en bereikbaarheid
van het platteland?
88
Wat zijn mogelijke criteria en schaalgrootte voor aanwijzing als perspectiefgebied
en voor welke periode wordt een gebied aangewezen als perspectiefgebied?
89
Wat is het voordeel is om tot perspectiefgebied verheven te worden en wat kan het
betekenen voor een regio indien deze geen status als perspectiefgebied heeft?
90
Komen krimpgebieden ook in aanmerking voor een status als perspectiefgebied? Ook in
deze gebieden kunnen grote transitie-opgaven tegelijkertijd spelen.
91
Wat is het onderscheid tussen de Perspectiefgebieden, Omgevingsagenda’s en Regiodeal?
Hoe wordt voorkomen dat er een gefragmenteerde Rijksinzet in de regio ontstaat?
92
Kunt u aangeven waarom u heeft gekozen voor perspectiefgebieden en wat u beoogt te
bereiken met het aanwijzen van perspectiefgebieden?
93
Er zal sprake kunnen zijn van het ontstaan van een mogelijke concurrentiestrijd tussen
gebieden om de status van perspectiefgebied te krijgen. Hoe kan een dergelijke concurrentiestrijd
tussen regio’s die de status van perspectiefgebied willen bemachtigen voorkomen worden?
94
Hoe gaat de NOVI investeringen van betrokken departementen richten en gebiedsgericht
integreren?
95
Hoe geeft u de structurele inzet van het Rijk in de regio vorm? Schept de NOVI daarbij
een nieuw governance perspectief?
96
In hoeverre zijn de decentrale overheden betrokken geweest bij het opstellen van het
perspectief op de NOVI en worden zij betrokken bij het ontwerp van de NOVI?
97
Hoe verhouden de landsdekkende omgevingsagenda's zich tot de NOVI en hoe verhouden
omgevingsagenda's zich tot lokale en regionale omgevingsplannen?
98
Hoe verhoudt het bovenaf aanwijzen van perspectiefgebieden zich tot de doelstelling
om decentrale overheden zelf meer invulling te laten geven aan het omgevingsplan?
Is hiermee sprake van nationale regie als het zo uitkomt?
99
Wat wordt er bedoeld met een programmatische aanpak van perspectiefgebieden door middel
van nieuwe instrumenten en daarop passende bekostiging? Hoe zien deze instrumenten
eruit?
100
In het Kabinetsperspectief stelt u dat keuzes nodig zijn voor de urgente opgaven waar
we voor staan, en dat die keuzes gemaakt worden in politiek-maatschappelijk debat.
Over welke keuzes wilt u de komende periode het politiek maatschappelijk debat met
de kamer voeren en wanneer denkt u dat te doen?
101
Welke acht tot tien gebieden worden gezien als mogelijk perspectiefgebied?
102
Hoe zorgt het kabinet voor goede aansluiting van decentrale overheden en maatschappelijke
organisaties bij het opstellen van de NOVI? Wat doet het kabinet als deelnemers afhaken?
103
Uit het publieksonderzoek in het kader van de NOVI blijkt dat Nederlanders vinden
dat voldoende schoon water, schone lucht en rust en ruimte leidend moeten zijn bij
de inrichting van Nederland. Hoe wordt hier opvolging aan gegeven bij de richtinggevende
keuzes in de NOVI?
104
Gelet op het gegeven dat burgers gezondheid en veiligheid zien als de belangrijkste
onderwerpen in het kader van de leefomgeving, hoe wordt deze visie vanuit de burgers
verder meegenomen in de ontwikkeling van de NOVI en het verdere maatschappelijke debat?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.