Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
34 987 Aanpassing van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar aanleiding van de departementale herindeling en het herstellen van enige wetstechnische gebreken en leemten
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 22 oktober 2018
1. Inleiding
Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over haar bevindingen inzake bovenvermeld
wetsvoorstel.
Door de leden van de D66-fractie, de leden van de SP-fractie en de leden van de fractie
van de Partij voor de Dieren zijn vragen gesteld. Ik hoop met de beantwoording van
de gestelde vragen de nog bestaande onduidelijkheden te kunnen wegnemen. Bij de beantwoording
van de vragen heb ik de volgorde van het verslag aangehouden. Deze nota naar aanleiding
van het verslag wordt uitgebracht mede namens de Minister van Economische Zaken en
Klimaat.
2. Algemeen
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen hoeveel fte er binnen
het voormalige Ministerie van Economische Zaken (EZ) beschikbaar was voor respectievelijk de dossiers: 1) dierenwelzijn; 2) landbouw; 3) natuur;
4) voedsel en 5) visserij, en hoeveel fte er binnen het huidige Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar is voor deze dossiers. Deze leden vragen hoe
deze bezetting zich verhoudt tot de bezetting op de voormalige ministeries van Landbouw
en Visserij, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, en van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij in de periode van 1935 tot 2010.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit legt jaarlijks in het jaarverslag
van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) verantwoording af
over de inzet en prestaties die zijn geleverd, hoe deze passen in het regeringsbeleid
en hoeveel geld de activiteiten gekost hebben. Beleid dat mede wordt gevoerd op grond
van één of meer beleidsartikelen uit de Rijksbegroting wordt bovendien periodiek geëvalueerd
in een beleidsdoorlichting. Beleidsdoorlichtingen zijn onder meer bedoeld om te kijken
naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid. De inzet van LNV wordt bij voorkeur
geapprecieerd in die verantwoordingscycli.
Een gespecificeerde opgave van het aantal fte voor in de vraag genoemde onderwerpen
is lastig te maken, zeker over een lange reeks van jaren. Ten eerste zijn er diverse
overlappen tussen de genoemde onderwerpen en wordt ook vanuit generieke invalshoeken
zoals kennis en innovatie, klimaat en internationale samenwerking gewerkt aan deze
specifieke onderwerpen. De maatschappelijke opgaven op het gebied van bijvoorbeeld
dierenwelzijn, landbouw en natuur kunnen ook niet puur afzonderlijk worden benaderd.
De inzet op de verschillende dossiers is bovendien flexibel en fluctueert niet alleen
over langere perioden afhankelijk van de taken en rol van de rijksoverheid, maar wordt
ook bijgesteld op basis van de actualiteit. Ten tweede zijn de apparaatsuitgaven van
het toenmalige Ministerie van Economische Zaken niet gespecificeerd naar de genoemde
onderwerpen. Dit komt onder meer omdat ondersteunende organisatieonderdelen het gehele
beleidsterrein bedienen, inclusief agro- en natuuronderwerpen. Een vergelijking vanaf
1935 is lastig te maken. De voorlopers van het Ministerie van LNV hebben niet allemaal
dezelfde taken en rol gehad. Een voorbeeld is de decentralisatie van het natuurbeleid.
3. Artikelsgewijze toelichting
3.1 Vragen bij artikel VI (Elektriciteitswet 1998) en artikel VII (Gaswet)
De leden van de SP-fractie vragen waarom een wijziging van de Gaswet in dit voorliggend
wetsvoorstel terecht is gekomen, waarbij de Minister van LNV bovendien de eerste ondertekenaar
is. Deze leden vragen of dit nader kan worden toegelicht. Waarom is deze wijziging
geen onderdeel van de Wet voortgang energietransitie (VET)?
Het oorspronkelijke wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van
de Gaswet (voortgang energietransitie) (hierna: wet VET) bevatte een wijziging van
de Gaswet op grond waarvan de efficiënte kosten van de uitvoering van nieuwe taken,
die bij wet aan de netbeheerder worden opgelegd en waarmee in de zogenoemde methodebesluiten
van ACM geen rekening kon worden gehouden, in de tarieven konden worden verdisconteerd.
De grondslag om dergelijke kosten in de tarieven te verdisconteren was een aanvulling
op de reguliere tariefsystematiek, waarbij de netbeheerders tarieven in rekening brengen
op basis van een door de ACM vooraf voor enkele jaren vastgestelde methode (het methodebesluit).
Door een nota van wijziging bij de wet VET is deze grondslag abusievelijk uit het
wetsvoorstel geschrapt. Vervolgens is het wetsvoorstel VET tot wet verheven en deels
in werking getreden.
Aangezien de methodebesluiten van ACM tot en met 2021 gelden, zou de afwezigheid van
genoemde grondslag betekenen dat een van de nieuwe wettelijke taken voor de netbeheerders
in de wet VET, de taak om gasnetverliezen in te kopen, pas per 1 januari 2022 in werking
zou kunnen treden. Dat is onwenselijk, omdat er een breed gevoelde wens is deze taak
op korte termijn bij de netbeheerder te beleggen.
De enige mogelijkheid tot spoedige reparatie van de Gaswet was om via een ander wetsvoorstel
alsnog een vergelijkbare grondslag in de Gaswet op te nemen. Omdat deze reparatie
technisch van aard is, is aansluiting gezocht bij onderhavig wetsvoorstel. Met het
onderhavige wetsvoorstel, waarvan de Minister van Economische Zaken en Klimaat medeondertekenaar
is, zou de reparatie naar verwachting tijdig doorgevoerd kunnen worden.
De leden van de SP-fractie vragen welke effecten de voorgestelde verdiscontering kan
hebben voor de tarieven van niet alleen netbeheerders, maar ook van afnemers. Deze
leden vragen of dit nader kan worden toegelicht. Ondanks het voorgenomen overleg tussen
netbeheerders en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) vragen zij of er toch niet
onverwachts grote verrassingen kunnen optreden ten aanzien van de kosten en de tarieven.
De voorgestelde grondslag voor verdiscontering kan alleen gebruikt worden voor kosten
ter uitvoering van taken die op wetsniveau worden vastgesteld en waarmee in eerder
vastgestelde methodebesluiten nog geen rekening kon worden gehouden. De voorgestelde
grondslag zal in ieder geval worden benut voor de nieuwe taak in de Gaswet (als gewijzigd
door de wet VET) om netverliezen in te kopen. Gasnetverliezen zijn volumes gas die
uit het net ontsnappen of illegaal onttrokken worden. De verantwoordelijkheid voor
de inkoop van gas om verliezen te compenseren lag tot dusver bij gasleveranciers en
partijen die gas transporteren in het gastransportnet (shippers). Aangezien netbeheerders
het beste in staat zijn om netverliezen te verminderen, is het logisch om deze taak
daar neer te leggen. Zodra de taak om gasnetverliezen in te kopen overgaat van de
leveranciers en shippers naar de netbeheerders, zullen de afnemers deze kosten niet
langer via de energieleveranciers betalen, maar via de tarieven van de netbeheerders.
Veranderingen op de gasrekening worden dus niet verwacht. Inspanningen van de netbeheerder
om de netverliezen terug te brengen zouden zelfs een positief effect kunnen hebben
op de gasrekening. De grondslag voor verdiscontering in de tarieven zou ook gebruikt
kunnen worden voor taken die nog niet voorzien zijn, maar in toekomstige wetsvoorstellen
worden opgenomen. Het is niet mogelijk om deze grondslag te gebruiken voor het aanwijzen
van tijdelijke taken of experimenten. Bij het aanwijzen van nieuwe taken brengt de
indiener van het wetsvoorstel de financiële effecten in kaart. Van verdiscontering
van onverwachte kosten kan dus geen sprake zijn.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de kosten die verband houden
met experimenten. Welke effecten kan dit hebben op de tarieven? Kan dit specifieker
worden toegelicht en geduid?
De wijziging van de Gaswet die thans voorligt houdt geen verband met de kosten die
netbeheerders in rekening brengen bij experimenten. De kosten voortvloeiend uit een
experiment kunnen via de met de wet VET gewijzigde artikelen 30b, 40b en 41e van de
Elektriciteitswet 1998 en 80b, 82a en 82c van de Gaswet in de tarieven worden verdisconteerd.
Afnemers moeten vooraf instemmen met het experiment. Op dit moment wordt gewerkt aan
de algemene maatregel van bestuur waarin de wijze waarop experimenten kunnen worden
aangegaan wordt uitgewerkt. Het ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur zal
conform de wet eerst ter voorhang aan de beide Kamers worden voorgelegd.
3.2 Vragen bij artikel IX (Kaderwet EZ-subsidies)
De leden van de D66-fractie lezen in lid 1 van artikel 2 van artikel IX (Kaderwet
EZ-subsidies) van het wetsvoorstel dat de Minister van LNV subsidies kan verstrekken
voor activiteiten die passen in het beleid inzake bosbouw, dierenwelzijn, landbouw,
natuur, groen onderzoek, regionale economische ontwikkeling, visserij en voedselkwaliteit.
Deze leden lezen in lid 2 van hetzelfde artikel dat deze lijst van activiteiten niet
limitatief is, aangezien de Minister van LNV voorts subsidies kan verstrekken voor
activiteiten op het gebied van de onderwerpen die genoemd zijn in de begrotingsstaat,
onderdeel uitgaven en verplichtingen, behorend bij de wet houdende vaststelling van
de begroting van uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van LNV voor het desbetreffende
jaar, of voor een voorafgaand jaar voor zover daarin een beschikking tot subsidieverlening
is gegeven. De leden van de D66-fractie vragen of dit kan worden toegelicht.
In het voorgestelde eerste lid van de artikelen 2 en 2a van de Kaderwet EZ-subsidies
zijn de belangrijkste beleidsterreinen opgesomd, in het kader waarvan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat respectievelijk de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit thans activiteiten subsidieert. Het overgrote deel van de huidige
subsidiefaciliteiten van beide ministeries heeft betrekking op deze onderwerpen. In
aanvulling op deze opsomming kunnen op grond van het tweede lid van beide artikelen
ook subsidies worden verstrekt op terreinen die in de desbetreffende begrotingswet
zijn opgenomen. Hiermee kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen die nog niet
waren voorzien in de opsomming van het eerste lid. De voorgestelde formulering van
het tweede lid van beide artikelen is gelijk aan de formulering van het tweede lid
van het bestaande artikel 2 van de Kaderwet EZ-subsidies.
De leden van de D66-fractie vragen waarom er in artikel 2 geen koppeling is gemaakt
met de lange-termijnopgave van de sector, namelijk voorloper zijn in kringlooplandbouw
in 2030. Deze leden vragen of dit kan worden toegelicht.
In de voorgestelde artikelen 2 en 2a zijn beleidsterreinen opgesomd. De lange-termijnopgave
van de landbouwsector – voorloper zijn in kringlooplandbouw in 2030 – is niet te kwalificeren
als een specifiek beleidsterrein, in het kader waarvan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit activiteiten subsidieert. Deze missie omvat meerdere beleidsterreinen,
die in de opsomming zijn opgenomen en waarvoor dus subsidie kan worden verstrekt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.