Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng van een schriftelijk overleg over het rapport 'Licht op schaduwonderwijs' (Kamerstuk 31289-358)
2018D18268 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 24 januari 2018 over het rapport
«Licht op schaduwonderwijs» (Kamerstuk 31 289, nr. 358).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
–
Algemeen
2
–
Onderzoeksrapport en de kabinetsreactie; aanleiding en werkwijze
3
–
Deelname en kosten
5
–
Toegankelijkheid
7
–
Motieven
7
–
Conclusie
8
II
Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
10
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en zien
daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief met het rapport over
schaduwonderwijs. Zij hebben al eerder hun zorgen geuit over de toename van het schaduwonderwijs
en de rol die dit speelt bij het vergroten van de kansenongelijkheid tussen kinderen.
Daarom is het goed dat dit rapport er nu ligt. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Licht op schaduwonderwijs».
Deze leden staan voor de bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs. Waar je
ook vandaan komt, iedereen heeft recht op het beste onderwijs, vinden zij. Nederland
heeft goed bekostigd onderwijs zodat ieder kind een gelijke kans krijgt. De toename
van schaduwonderwijs lijkt juist te zorgen voor kansenongelijkheid. Ook dit rapport
toont aan dat vooral leerlingen met hoogopgeleide rijkere ouders gebruik maken van
schaduwonderwijs. Dit baart de leden zorgen en daarom willen deze leden de Minister
nog enkele kritische vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over schaduwonderwijs en het onderzoeksrapport. Dit rapport heeft de bezorgdheid over
de ontwikkeling van het schaduwonderwijs bij de voornoemde leden niet weggenomen.
Deze leden hebben nog enkele vragen over het onderzoeksrapport en de reactie van de
Minister.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Licht op schaduwonderwijs»
en de brief van de Minister voor basis- en voortgezet onderwijs en media. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
onderzoeksrapport en de begeleidende brief van de Minister. In het Onderwijsverslag
2014/2015 constateerde de Inspectie van het Onderwijs (hierna inspectie) dat niet
alle ouders zich schaduwonderwijs kunnen permitteren. Deze leden willen dat scholen
meer armslag krijgen om te investeren in huiswerkbegeleiding voor kinderen met ouders
die dat niet kunnen betalen. Het inkomen van ouders mag nooit de reden zijn waarom
het ene kind wel en het andere geen toegang tot huiswerkbegeleiding heeft. Zij vragen
of de Minister deze visie deelt.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
onderzoeksrapport «Licht op schaduwonderwijs». Zij hebben hierover enkele vragen.
Onderzoeksrapport en de kabinetsreactie; aanleiding en werkwijze
De leden van de CDA-fractie lezen in het rapport dat veel scholen hun verantwoordelijkheid
nemen om iedere leerling die het nodig heeft aanvullend aandacht te geven zodat zijn
of haar talenten goed ontplooid kunnen worden. In de beleidsreactie naar aanleiding
van dit rapport missen deze leden nog wel een reflectie op de vraag waarom schaduwonderwijs
dan nog nodig is en of het niet beter is om meer in te zetten op maatwerk binnen de
scholen. Kan de Minister hier zijn visie op geven? Deze leden missen in het rapport
hoe het gesteld is met de kwaliteit van het schaduwonderwijs en of er verschillen
zijn tussen door de school aangeboden kosteloos schaduwonderwijs, of door commerciële
partijen aangeboden onderwijs. Graag ontvangen zij een nadere toelichting. Deze leden
vinden dit een belangrijk onderdeel omdat pas met het antwoord op deze vraag ook echt
duidelijk is of schaduwonderwijs de kansenongelijkheid vergroot tussen kinderen van
arme ouders en welvarende ouders. Deze leden zouden graag zien dat hier verder onderzoek
naar wordt gedaan.
De leden van de D66-fractie constateren dat het rapport de marktomvang bepaalt op
basis van geregistreerde bedrijven bij de Kamer van Koophandel. Volgens het rapport
bestaat de markt echter ook uit een groot aantal kleine aanbieders, bijvoorbeeld op
Marktplaats, die niet staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit informele
circuit is niet meegenomen in de marktomvang analyse van het rapport. Via een enquête
onder ouders is er een inschatting gemaakt van de vraagzijde, waarbij ook het informele
circuit is meegenomen. Naar schatting komt de marktomvang dan aanzienlijk hoger uit
op een omzet van € 185 tot € 286 miljoen. Deze leden vragen de Minister of hij nog
andere indicaties heeft van de marktomvang van schaduwonderwijs in het zwarte circuit.
De Minister concludeert dat de financiële omvang van schaduwonderwijs beperkt is.
Blijft de Minister bij deze conclusie gezien de schattingen van het informele circuit?
De leden lezen dat volgens het rapport gesprekken in de branche aangeven dat de markt
op dit moment op de top is. Het is voorstelbaar dat ouders die het kunnen permitteren
meer gebruik gaan maken van schaduwonderwijs als de leerling geen, beperkt of onbevoegd
les krijgt. Wat is de reactie van de Minister op deze conclusie, met het oog op een
lerarentekort bij een specifiek aantal vakken in het voortgezet onderwijs, zo vragen
de voornoemde leden.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat dit onderzoek mede is gestart
naar aanleiding van een toezegging op basis van een ingetrokken motie van het lid
Grashoff1, waar er specifiek werd gevraagd om tevens te onderzoeken wat beleidsopties zijn.
Deze leden betreuren dat dit niet is onderzocht in het betreffende onderzoek. Het
is deze leden dus onduidelijk in hoeverre de inzet van het kabinet op maatwerk daadwerkelijk
passend is bij het probleem van kansenongelijkheid. Zijn er meerdere beleidsopties
overwogen? Zo ja, welke en waarom is daar niet voor gekozen? Kan dit worden meegenomen
in het onderzoek «Gelijke kansen voor een diverse jeugd» dat plaatsvindt binnen de
Startimpuls van de Nationale Wetenschapsagenda of komt hier nog nader onderzoek naar?
De inspectie omschrijft schaduwonderwijs als «aanvullende onderwijsactiviteiten waarvoor
ouders zelf betalen.» Deze leden constateren dat het onderzoek zich focust op bijles,
huiswerkbegeleiding, examentraining en extra ondersteuning bij bepaalde onderwijsbehoeften.
Is de Minister van mening dat aparte programma’s die door scholen zelf worden aangebonden
ook vallen onder de definitie van de inspectie? Wat vindt de Minister bijvoorbeeld
van programma’s als Fast Lane English waarbij je extra Engelse les volgt met als doel
Cambridge First Certificate in English of het Cambridge Certificate in Advanced English?
Dit geeft leerlingen een voorsprong bij een vervolgstudie. De kosten hiervoor lopen
op tot honderden euro’s per jaar. Is de Minister van mening dat dergelijke programma’s
ook voor alle leerlingen toegankelijk moeten zijn en wat kan de Minister doen om deze
toegankelijkheid te waarborgen? Is de Minister bereid de omvang van onderwijsprogramma’s
die scholen zelf aanbieden te onderzoeken, zo vragen deze leden.
Bij de definitie van de verschillende vormen van schaduwonderwijs, wordt het de voornoemde
leden niet duidelijk in hoeverre bijles onderscheidend is van examentraining. Bijles
in vmbo 4, havo 5 en 6 en vwo 5 en 6 kan immers ook het voorbereiden van de examenstof
zijn. Is een deel van deze bijles niet ook examentraining, zo vragen de leden.
Daarnaast zijn de leden benieuwd in hoeverre online oefenmethodes zoals Squla worden
meegenomen in de categorisering van het schaduwonderwijs.
Tevens zijn de leden van deze fractie benieuwd of er ook zomerscholen zijn die door
ouders zelf moeten worden betaald. In hoeverre is dit ook schaduwonderwijs, zo vragen
deze leden.
Tevens vragen deze leden of het marktomvang onderzoek daadwerkelijk de grootte van
het schaduwonderwijs in kaart heeft gebracht, gezien het feit dat er een groot informeel
circuit is, waar dit onderzoek geen grip op heeft en tevens gezien het feit dat 45%
van de aanbieders niet zijn meegenomen in het onderzoek, omdat van hen geen omzetgegevens
zijn genoteerd. Is dit rapport wel een correcte weergave van de praktijk en is het
probleem dus niet veel groter? En is in dit kader de conclusie van de Minister dat
de financiële omvang van het schaduwonderwijs beperkt is niet te voorbarig en ligt
dit niet veel genuanceerder, zo vragen deze leden.
Deze leden constateren dat de focus in dit rapport ligt op het voortgezet onderwijs,
maar dat er ook schaduwonderwijs wordt aangeboden in de andere sectoren. Hoe gaat
de Minister hiermee om? Is de Minister bereid het schaduwonderwijs in andere sectoren,
zoals het primair onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs te onderzoeken? Het voornoemde
onderzoek «Gelijke kansen voor een diverse jeugd» focust zich voornamelijk op jongeren
van 10 tot 18 jaar, maar zou de focus van dit onderzoek niet moet liggen op kinderen
van 0 tot 18 jaar, omdat ongelijke kansen al ontstaan voor de tiende verjaardag van
een kind.
De leden van de SP-fractie willen weten of er toezicht is op de commerciële bedrijven
die onderwijsondersteuning aanbieden en hoe dit toezicht vormgegeven is. Daarnaast
vragen zij de Minister of de begeleiders die deze diensten aanbieden via commerciële
bedrijven een bepaalde bevoegdheid hebben om dit soort werk te doen. Deze commerciële
onderwijsondersteuning wordt namelijk aangeboden buiten het zicht van de leraar en
de inspectie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er nu wat meer duidelijkheid
is over de omvang van, de toegankelijkheid van en de motieven voor het volgen van
schaduwonderwijs. Tegelijk vinden deze leden de (vermoedelijke) groei van het schaduwonderwijs
zorgwekkend omdat daarmee de kansenongelijkheid dreigt toe te nemen. Deze leden zouden
graag willen weten welke concrete maatregelen de Minister denkt te kunnen nemen om
die kansenongelijkheid niet verder te laten toenemen. Is stimuleren van onderzoek
op dit terrein voldoende?
Tevens constateren de leden dat het onderzoek zich baseert op de bedrijven die zich
bij de Kamer van Koophandel hebben ingeschreven. Zij vragen de Minister of hij kan
aangeven in hoeverre de volledige markt hiermee in kaart is gebracht. Geeft het wel
een goed beeld om enkel te kijken naar de bedrijven die zich hebben ingeschreven bij
de Kamer van Koophandel? En wat is er bekend over de betaalde informele vorm van schaduwonderwijs
(het «zwarte circuit»)?
De leden vragen tot slot of de Minister ook uitspraken kan doen over schaduwonderwijs
in het primair onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, aangezien
de conclusies van het onderzoek zich lijken te concentreren op het voortgezet onderwijs.
Deelname en kosten
De leden van de D66-fractie zien dat voor 23% van de leerlingen kosten zijn gemaakt
in verband met ondersteunend onderwijs met een mediane kosten van € 600. Duidelijk
geen bedrag dat iedereen zich kan permitteren. Het rapport en de brief van de Minister
omschrijven manieren om kansenongelijkheid tegen te gaan door te zorgen voor een toegankelijk
aanbod aan extra ondersteuning, bijvoorbeeld initiatieven om minder draagkrachtigen
goedkope plaatsen aan te bieden of vergoedingen vanuit gemeenten of fondsen voor minimuminkomen.
Hoe kijkt de Minister naar deze oplossing, gezien het feit dat dit het gebruik van
schaduwonderwijs juist bevordert?
De leden lezen in het rapport dat veel ouders die betalen voor ondersteunend onderwijs
een negatieve perceptie hebben van de kwaliteit van het onderwijs. Scholen schieten
tekort omdat hun kinderen onvoldoende individuele aandacht krijgen of onvoldoende
worden voorbereid op examens. 80% van de ouders die betalen voor ondersteuning zou
gebruik maken van gratis ondersteuning op school als het zou worden aangeboden. Tegelijkertijd
laat het rapport zien dat veel scholen al zelf gratis bijles, huiswerkbegeleiding
of examentraining aanbieden. Dit is een oplossing die kansengelijkheid bevordert en
privaat schaduwonderwijs overbodig maakt. Deze leden vragen de Minister wat hij kan
doen om de perceptie van de ouders en het huidige aanbod van scholen beter op elkaar
aan te laten sluiten. Wat kunnen scholen doen om hun eigen aanbod bekend te maken
bij de ouders? Hoe kan de Minister het reguliere onderwijs ondersteunen in het aanbieden
van aanvullende ondersteuningsactiviteiten?
Tevens stellen de leden dat ook gestandaardiseerde toetsen en de kosten daarvan bij
de toelating tot bachelor- en masteropleidingen ook opgevat kunnen worden als een
vorm van schaduwonderwijs. Zij vragen in hoeverre de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap het met deze leden eens is dat het onwenselijk is om kosten hiervoor
bij studenten neer te leggen omdat dit kansenongelijkheid versterkt.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd wat de reactie is van de Minister
op de conclusie van het rapport dat de totale omzet van aanbieders in de markt voor
schaduwonderwijs in het primair onderwijs maar liefst 90% (37 van de 41 miljoen euro)
bestaat uit aanbieders die kinderen voorbereiden op de eindtoets. Kan de Minister
in dit antwoord de toenemende prestatiedruk meenemen, zo vragen deze leden.
De voornoemde leden constateren dat bij de omzet in de markt voor schaduwonderwijs
(volgens figuur 2.1 in het onderzoek) alleen is gekeken naar de markt voor schaduwonderwijs
in Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht of Noord-Brabant. Betekent dit dat de andere
provinciën niet zijn meegenomen in het onderzoek? Zo ja, welke invloed heeft dit op
conclusies van het onderzoek? Zo nee, hoe staat het met de omzet in de markt voor
schaduwonderwijs in andere provinciën, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister de opmerking maakt dat de omvang
van schaduwonderwijs in vergelijking met de totale kosten van het reguliere voortgezet
onderwijs beperkt is. Volgens cijfers van het CBS zijn de uitgaven van ouders met
kinderen in het voortgezet onderwijs voor huiswerkbegeleiding, bijles en examentraining
gestegen van € 22 miljoen in 1995 naar € 157 miljoen in 2015. Dit is een verzevenvoudiging.
De leden vragen de Minister dan ook hoe zijn opmerking zich verhoudt tot de toename
van het aantal ouders dat extra begeleiding inkoopt voor hun kinderen op de middelbare
school. Vindt hij dit een wenselijke ontwikkeling? Kan hij zijn antwoord toelichten?
Tevens vragen zij wat de Minister ervan vindt dat scholen in hun gebouw actief reclame
maken voor commerciële aanbieders van bijlessen en andere vormen van schaduwonderwijs.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister stelt dat het schaduwonderwijs
slechts een beperkt financiële omvang heeft van zo’n 1 tot 3% van het totale budget
van de vo2-sector. Nu zullen ouders die in dezen voor hun huishouden een kostenafweging moeten
maken doorgaans niet de vergelijking maken met het totale budget van de vo-sector.
Kan de Minister toelichten waarom hij dat totale budget toch ziet als een relevant
ijkpunt? Tevens vragen zij of de Minister de omvang kan uitdrukken als een percentage
van de totale schoolkosten die ouders maken. Het valt deze leden bovendien op dat
de Minister bij zijn weergave van de financiële omvang doet alsof er naast het formeel
betaalde schaduwonderwijs, zoals de studiebegeleidingsinstituten deze aanbieden en
onbetaalde schaduwonderwijs, niet ook een informeel bijlescircuit bestaat. Zo maakt
het rapport zelf in Box 3.3 melding van bijles door bovenbouwleerlingen waarbij een
richtprijs van € 7,– per uur wordt gehanteerd. Deze leden begrijpen dat het niet altijd
eenvoudig is om de omvang hiervan na te gaan als er «zwart» wordt betaald voor dat
informele schaduwonderwijs, maar zij menen dat het dan wel degelijk slechts een topje
van de ijsberg kan zijn dat in beeld is gebracht. Welke manieren ziet de Minister
om een indicatie te geven van het informeel betaalde schaduwonderwijs?
Het verdiepingsonderzoek heeft de focus gericht op het voortgezet onderwijs. Ook buiten
het voortgezet onderwijs, in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs, het mbo en
het hoger onderwijs, kan echter schaduwonderwijs een rol van betekenis spelen. Wat
kan de Minister per sector melden over de aard en omvang hiervan?
De Minister wijst erop dat enkele gemeenten en fondsen vergoeding bieden voor onderwijsondersteuning
aan ouders met een minimuminkomen. Voor welk deel van de gemeenten geldt dit en hoeveel
ouders met een minimuminkomen worden hiermee bereikt?
Het rapport vermeldt dat een school die zelf examentraining aanbiedt in 60% van de
gevallen de kosten zelf draagt. Nu hebben in het verleden de toenmalige leden Vermue
en Jadnanansing schriftelijke vragen3 gesteld over examentraining die scholieren extern (moesten) inkopen. Kan de Minister
uitleggen hoe en in hoeverre de inspectie toezicht houdt op de mate waarin de benodigde
examenvoorbereiding en schooleigen of ingehuurde examentraining die scholen verzorgen
vanuit hun eigen budget toereikend is voor succes bij de examens, zo vragen de voornoemde
leden. Komt het voor dat scholen ook noodzakelijke examentraining te makkelijk voor
de rekening van de ouders laten komen? Hoe beoordeelt de Minister het oordeel van
één op de drie ouders dat de examenvoorbereiding op school tekort schiet?
Toegankelijkheid
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat scholen zelf als belangrijkste redenen
waarom scholen samenwerken met externe/private partijen aangeven dat ze zo hun eigen
leraren kunnen ontlasten (37,1%), deze partijen expertise hebben op het gebied van
maatwerk (35,7%) en dat het zelf organiseren financieel niet haalbaar is (30%). Deelt
de Minister dat het niet zo mag zijn dat er private bureaus nodig zijn om de leraren
te ontlasten, maar dat de oplossing ligt in het intern verlagen van de werkdruk door
bijvoorbeeld een kleinere klas, minder tijd dat leraren voor de klas staan en meer
voorbereidingstijd? Wat vindt de Minister ervan dat scholen zelf laten weten te weinig
expertise te hebben op het gebied van maatwerk en het zelf organiseren van de ondersteuning
financieel niet haalbaar is? Wat kan de Minister doen om deze knelpunten weg te nemen,
zo vragen deze leden.
Deze leden vragen wat de Minister ervan vindt dat voor een kwart van de betaalde huiswerkbegeleiding
dat wordt aangeboden op scholen de ouders de volledige kosten dragen. In hoeverre
wordt in gevallen dat de ouders een deel van de kosten betalen gewerkt met een inkomensafhankelijk
bijdrage, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie merken op dat uit onderzoek blijkt dat schaduwonderwijs
de kansenongelijkheid in het onderwijs kan vergroten, omdat kinderen van rijkere en
hoger opgeleide ouders vaker deelnemen aan onderwijsondersteuning buiten school en
rijkere ouders doorgaans meer geld uitgeven aan onderwijsondersteuning. De leden vinden
dit zeer onwenselijk. Zij vragen hoe de Minister aankijkt tegen deze vorm van kansenongelijkheid
in het onderwijs. Vindt de Minister dat schaduwonderwijs verboden of beperkt zou moeten
worden? Kan hij zijn antwoord toelichten? En welke oplossingen heeft de Minister om
kansenongelijkheid in het onderwijs door schaduwonderwijs in te perken? De leden willen
daarnaast weten in hoeverre scholen meer of minder gratis huiswerkbegeleiding buiten
schooltijd zijn gaan aanbieden. Tot slot vragen zij of – indien de Minister daar geen
zicht op heeft – hij dan bereid is daar onderzoek naar te doen.
Motieven
De leden van de CDA-fractie merken op dat uit het rapport blijkt dat vooral havisten
gebruik maken van schaduwonderwijs. En dat de hbo-opgeleide ouders van havisten het
meest kritisch zijn over het onderwijs dat op de school geboden wordt. Deze leden
vragen de Minister dit punt nader toe te lichten en wat de redenen hiervoor zijn.
Waarom zijn deze ouders zo kritisch? Is er een relatie met de kwaliteit van de havo?
Gaarne ontvangen zij een toelichting hierop.
De leden van de D66-fractie lezen dat de prestatiedruk en het belang van overgangsmomenten
meespeelt bij de keuze voor bekostigd onderwijs ondersteuning. De markt voor eindtoetstraining
voor basisschoolleerlingen bedraagt een omzet van € 37 miljoen. In het regeerakkoord
is afgesproken dat er meer experimentele ruimte komt voor 10–14 scholen en een betere
dekking van brede brugklassen die een meer geleidelijke overgang bieden tussen basisonderwijs
en voortgezet onderwijs. Deze leden vragen de Minister hoe deze maatregelen kunnen
bijdragen aan een minder groot belang van selectiemomenten en daarmee de vraag voor
schaduwonderwijs verlaagt.
De voornoemde leden constateren dat ongeveer de helft van de ouders aangeeft dat werken
aan een zo hoog mogelijk cijfer in verband met selectie voor een vervolgopleiding
enigszins een rol tot een zeer grote rol speelt bij de redenen om te kiezen voor (betaalde)
examentraining. Wat vinden de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hiervan, wat vinden zij ervan
dat bepaalde ouders al in dit stadium bezig zijn met selectie van een vervolgopleiding
en hoe beoordelen de Ministers (een vorm van) selectie in het licht hiervan, zo vragen
deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de genoemde motieven door de
experts voldoende onderbouwing zijn voor de verklaringen om voor schaduwonderwijs
te kiezen, als zelfs de experts zelf aangeven dat ze hooguit indrukken kunnen geven,
«omdat over de motieven voor schaduwonderwijs niet veel bekend is» en dat niet alles
«feitelijk onderbouwd is». Komt er een gedegen exploratief onderzoek naar de motieven
om te kiezen voor schaduwonderwijs, zo vragen deze leden.
De voornoemde leden constateren dat voor alle vier de vormen van ondersteunend onderwijs
geldt dat een gebrek aan individuele aandacht op school voor ongeveer 60 procent van
de ouders een motief is om hun kind te laten deelnemen. Erkent de Minister dat de
werkdruk in het voortgezet onderwijs zodanig hoog is, dat docenten niet voldoende
tijd hebben om aan deze verwachtingen te voldoen? Zouden bijvoorbeeld kleinere klassen
uitkomst bieden? Wat is de Minister voornemens hieraan te doen, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in hoeverre het lerarentekort en de
hoge werkdruk in het onderwijs oorzaken zijn van het inkopen van schaduwonderwijs
door ouders voor hun kinderen, aangezien 60 procent van de ouders als motief «een
gebrek aan individuele aandacht» aangeeft om hun kinderen deel te laten nemen aan
schaduwonderwijs. Is er wat de Minister betreft op dit moment ruimte genoeg voor leraren
om maatwerk te bieden aan alle leerlingen in hun klas en deze leerlingen daarbij individuele
aandacht te geven? Zo ja, wat maakt dan dat ouders alsnog schaduwonderwijs inkopen?
Zo nee, welke randvoorwaarden zouden volgens de Minister op orde moeten zijn om dit
wel te kunnen bieden en hoe gaat hij dit uitvoeren? En in hoeverre draagt schaduwonderwijs
juist bij aan de werkdruk van docenten, aangezien commerciële bedrijven hun eigen
methodes hanteren en ouders het van belang vinden dat scholen meewerken aan de manier
waarop schaduwonderwijs aan hun kinderen wordt gegeven? Wat vindt de Minister hiervan?
Daarnaast is ook de toegenomen prestatiedruk om havo of vwo te halen iets wat de leden
zorgen baart. Ook vmbo met als vervolgopleiding mbo zijn goede opleidingen waarmee
leerlingen een mooie toekomst tegemoet gaan. Is de Minister het eens dat de houding
ten opzichte van het vmbo en mbo moet veranderen en dit noodzakelijk is om de prestatiedruk
in het onderwijs te verminderen? Zo ja, op welke wijze gaat hij dit doen? Zo nee,
waarom niet? Daarnaast vragen de leden of er een waarneembaar verschil is in onderwijsresultaten
tussen leerlingen die wel of geen schaduwonderwijs gevolgd hebben. Zo nee, is de Minister
bereid daar onderzoek naar te doen, zo vragen de eerder genoemde leden.
Conclusie
De leden van de CDA-fractie lezen in de kabinetsreactie dat de Minister aangeeft in
te zetten op een pilot naar maatwerk. Deze pilot lijkt breder te zijn dan het onderwerp
schaduwonderwijs. En de Minister geeft aan dat er wordt ingezet op vervolgonderzoek.
Deze leden zijn benieuwd wat dit vervolgonderzoek inhoudt. Wordt daar wel gekeken
naar de relatie tussen toegenomen toetsdrukte en schaduwonderwijs, want dat missen
deze leden in het rapport. Teven vragen de leden de Minister aan te geven hoe hij
ervoor gaat zorgen dat de goede voorbeelden verspreid worden onder andere vo-scholen
en dat met deze scholen het gesprek gevoerd wordt over het beleid dat ze voeren rondom
schaduwonderwijs en of er eventueel quick wins» zijn. Daarbij moet volgens de leden
specifiek aandacht zijn voor de samenwerking van scholen en aanbieders van schaduwonderwijs.
Hoe kunnen ze elkaar versterken, bijvoorbeeld door met elkaar mogelijkheden te bedenken
waarbij alle kinderen met een leerbehoefte op een gepaste manier geholpen worden.
Graag ontvangen zij een toelichting hierop. Daarnaast denken de leden aan de rol die
de school kan nemen rondom het geven van advies over aanvullende vormen van onderwijs.
Denken ze met de ouders mee? Uit het onderzoek blijkt dat de hoger opgeleide ouders
prestaties beter in de gaten houden en kritischer zijn. Juist voor de minder hoog
opgeleide ouders kan het van belang zijn dat er meegedacht wordt. In alle gevallen
is het goed als scholen en ouders verwachtingen naar elkaar uitspreken. Graag ontvangen
zij een reactie van de Minister.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de Minister kan toelichten wat de vervolgstappen
gaan zijn omtrent schaduwonderwijs. Komt er een onderzoek naar de effectiviteit en
de kwaliteit van het betaalde en onbetaalde schaduwonderwijs, zo vragen de voornoemde
leden
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister een beeld heeft van de grootte
van de groep leerlingen die vanwege financiële belemmeringen nu niet gebruik kan maken
van bijles, examentraining, huiswerkbegeleiding of extra ondersteuning.
De voornoemde leden vragen tevens wat de reactie is van de Minister op het feit dat
ouders het gevoel hebben dat de school tekortschiet, terwijl de inspectie dit tegenspreekt.
Is de Minister van mening dat het risico bestaat dat de geloofwaardigheid van scholen
wordt ondermijnd door groeiende twijfel bij ouders over de kwaliteit? Ziet de Minister
hier een rol voor zichzelf om dit tegen te gaan, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie lezen in het onderzoeksrapport dat voor ongeveer 60%
van de ouders «een gebrek aan individuele aandacht» een motief is om hun kind te laten
deelnemen aan schaduwonderwijs en dat een aanzienlijk deel van de ouders vindt dat
de school tekortschiet in de uitleg. De Minister stelt dat uit toezicht van de inspectie
blijkt dat voor een algeheel kwaliteitsgebrek geen grond is. Nu zou een algeheel kwaliteitsgebrek
ook nog veel ernstiger zijn dan tekortschieten in de uitleg. Is hoeverre onderschrijft
de inspectie dat op scholen de uitleg tekortschiet, zo vragen de voornoemde leden.
Of hebben ouders wellicht wat dit betreft volgens de inspectie te hoge verwachtingen
van de school? Op welke wijze(n) komt de inspectie tot een oordeel over de toereikendheid
van de individuele aandacht die een school biedt? De voornoemde leden vinden dat de
zekerheid van goed onderwijs betekent dat scholen maatwerk bieden dat recht doet aan
alle verscheidenheid tussen scholieren. De Minister meldt dat het kabinet inzet op
versterking van de mogelijkheden voor maatwerk en hij verwijst naar lopend onderzoek
naar een wettelijke verankering van een recht van leerlingen op maatwerk. Nu zijn
de voornoemde leden ook voorstander van de invoering van het maatwerkdiploma, zodat
kinderen per vak op een zo hoog mogelijk niveau eindexamen kunnen doen. Dat voorkomt
dat het vak waarmee het kind de meest moeite heeft, bepaalt op welk niveau er eindexamen
wordt gedaan. Het maatwerkdiploma moet huns inziens zó worden vormgegeven, dat er
geen twijfel kan ontstaan over de waarde van het diploma en het niet bijdraagt aan
meer selectie aan de poort van het vervolgonderwijs. Deelt de Minister deze visie,
zo vragen de eerder genoemde leden.
II Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.