Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
34 777 Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen); Brussel, 21 mei 2014
B/ nr. 2 HERDRUK1 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 22 maart 2017 en het nader rapport d.d. 23 juni 2017, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2017, no. 2017000316, heeft Uwe Majesteit, op
voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom
(merken en tekeningen of modellen); Brussel, 21 mei 2014 (Trb. 2014, 119), met toelichtende nota.
Met het protocol wordt het Benelux-Gerechtshof (hierna:BenGH) voortaan de enige bevoegde
instantie voor beroepen tegen beslissingen van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele
Eigendom (BBIE).
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de goedkeuringsprocedure voort
te zetten, maar heeft opmerkingen over de toelichtende nota. Zij adviseert nader te
motiveren dat de goedkeuring van het protocol niet leidt tot afwijking van de Grondwet.
In de toelichting wordt niet ingegaan op de verhouding tussen het protocol en de Grondwet.
Deze verhouding is echter wel relevant in het licht van de procedure die bij de goedkeuring
van het protocol moet worden gevolgd. Artikel 91, derde lid, van de Grondwet, regelt
immers dat indien een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet dan
wel tot zodanig afwijken noodzaken, de kamers de goedkeuring alleen kunnen verlenen
met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen. Om die reden moet
worden bezien of er met de goedkeuring van het protocol wordt afgeweken van bepalingen
uit de Grondwet.
Ten eerste is belangrijk of de overdracht van exclusieve rechtsmacht toelaatbaar is
binnen het stelsel van de Grondwet. Op grond van artikel 92 kunnen bij of krachtens
verdrag aan volkenrechtelijke organisaties bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en
rechtspraak worden opgedragen.2 De rechtsmacht voor deze geschillen ligt op dit moment bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage,
dat op grond van artikel 116 van de Grondwet onderdeel is van de rechterlijke macht.3 Het BenGH kan niet worden aangemerkt als gerecht behorende tot de rechterlijke macht
op grond van artikel 116 Grondwet. Om die reden moet worden bezien of de overdracht
zich verdraagt met artikel 112 Grondwet.4 Zoals de Afdeling eerder heeft opgemerkt met betrekking tot het overdragen van rechtsmacht
in octrooigeschillen aan het Eengemaakt octrooigerecht (EOG) onderschrijft zij de
opvatting van de regering dat uit het karakter van artikel 112 van de Grondwet volgt
dat deze bepaling uitsluitend betrekking heeft op de Nederlandse rechterlijke macht
en niet ziet op internationale rechters.5 De Afdeling is daarom van oordeel dat er bij opdracht of overdracht van exclusieve
rechtsmacht aan een internationale rechter geen sprake is van afwijking van deze grondwetsbepaling.
Wel acht de Afdeling het aangewezen dat de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel
hierop ingaat, zeker nu dit pas de tweede keer is dat een dergelijke overdracht zich
voordoet.
Ten tweede moet worden bezien of er sprake is van afwijking van andere Grondwetsbepalingen.
Opdracht of overdracht van rechtsprekende bevoegdheid aan een internationaal gerecht
is alleen mogelijk indien dit gerecht voldoet aan de eisen die de Grondwet stelt aan
de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, met name in artikel 17.6 Hierbij dient tevens gewaarborgd te zijn dat dat gerecht voldoet aan de onafhankelijkheids-
en onpartijdigheidsmaatstaven voortvloeiend uit (voor zover van toepassing) de artikelen 5
en 6 EVRM.7 De toelichting gaat niet in op de vraag of het BenGH voldoet aan deze eisen en hoe
dit gegarandeerd wordt.
De Afdeling adviseert in de toelichting in het licht van het bovenstaande in te gaan
op de verhouding tussen het protocol en de artikelen 17 en 112 van de Grondwet.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 februari 2017, nr. 2017000316,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
22 maart 2017, nr. W15.17.0051/IV, bied ik U hierbij aan.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling om nader te motiveren dat de goedkeuring
van het verdrag niet leidt tot afwijking van de Grondwet is in de toelichtende nota
een paragraaf inzake de grondwettelijke aspecten opgenomen.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed te vinden
dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat
aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
J.P.H. Donner
Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, verzoeken de Minister van
Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan
de Eerste Kamer en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State -
Mede namens
A.G. Koenders, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.