Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 september 2025, over verdienvermogen van Nederland
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 714 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 17 oktober 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 25 september 2025 overleg gevoerd
met de heer Karremans, Minister van Economische Zaken, over:
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 maart 2025 inzake aanvullende
advisering projecten Nationaal Groeifonds voorjaar 2025 (inclusief reactie kabinet)
(Kamerstuk 36 600 L, nr. 7
);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 22 april 2025 inzake voortgangsrapportage
Sectoragenda Maritieme Maakindustrie (Kamerstuk 31 409, nr. 481);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 13 mei 2025 inzake reactie op
verzoek commissie over de brief van PricewaterhouseCoopers (PwC) «Aanbieding onderzoek
«Future-Proofing the Dutch Economy. Key Industries for Resilient Growth» van PwC»
(Kamerstuk 29 826, nr. 257);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 20 mei 2025 inzake resultaten
evaluatieonderzoeken toegepaste onderzoeksorganisaties (TO2) over de periode 2020
tot en met 2023 (Kamerstuk 32 637, nr. 694);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 26 mei 2025 inzake reactie op
verzoek commissie over toezending van het onderzoek naar de economische schade van
de stikstofproblematiek en de kabinetsreactie daarop (Kamerstuk 35 334, nr. 394);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 2 juli 2025 inzake eindrapport
van onderzoek naar economische effecten stikstofproblematiek (Kamerstuk 35 334, nr. 403);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 1 juli 2025 inzake prioriteiten
van het Ministerie van Economische Zaken in deze demissionaire periode (Kamerstuk
36 600 XIII, nr. 65);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 juli 2025 inzake investeren
in een weerbare en toekomstbestendige economie: het 3%-R&D-actieplan (Kamerstuk 33 009, nr. 165);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 26 augustus 2025 inzake reactie
op verzoek commissie over het rapport «Maatschappelijke waarde sectoren» van CE Delft
in opdracht van Natuur & Milieu (Kamerstuk 33 043, nr. 118);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 4 juli 2025 inzake aanvullende
advisering projecten Nationaal Groeifonds (inclusief reactie kabinet) zomer 2025 en
jaarverslag Adviescommissie Nationaal Groeifonds 2024 (Kamerstuk 36 600 L, nr. 22);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 1 juli 2025 inzake voortgangsrapportage
Actieplan Groene en Digitale Banen (Kamerstuk 29 544, nr. 1283);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 1 juli 2025 inzake rapport Stand
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) 2025 (Kamerstuk 29 362, nr. 384);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 5 september 2025 inzake aanstelling
en opdracht Adviseur versterking investeringsklimaat en verdienvermogen (Kamerstuk
32 637, nr. 707);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 8 september 2025 inzake productiviteitsagenda
(Kamerstuk 29 544, nr. 1287).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De griffier van de commissie, Reinders
Voorzitter: Martens-America
Griffier: Krijger
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Martens-America, Van Meetelen,
Sneller, Thijssen en Vermeer,
en de heer Karremans, Minister van Economische Zaken.
Aanvang 17.30 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, iedereen. Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken, waar
deze avond het debat over het verdienvermogen van Nederland op de agenda staat. Een
hartelijk welkom ook aan de Minister. Aanwezig hier vanavond zijn mevrouw Van Meetelen
van de PPV, de heer Thijssen van GroenLinks-PvdA, de heer Sneller van D66, mevrouw
Van Dijk van het CDA, de heer Vermeer van de BBB en ikzelf, mevrouw Martens, namens
de VVD-fractie. We hebben vijf minuten spreektijd per fractie. We starten met vier
interrupties in de eerste termijn. Ik zal zelf als laatste spreken. Ik heb de heer
Vermeer gevraagd om het voorzitterschap dan even van mij over te nemen.
Namens mevrouw Van Meetelen alvast een excuus: zij is haar stem kwijt en niet fit,
dus zij zal haar inbreng doen en ons daarna verlaten. Wij wensen haar heel veel beterschap.
Dan beginnen we met de inbreng van mevrouw Van Meetelen.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dank u, voorzitter. Zoals gezegd spreek ik wat moeilijk, maar ik ga mijn best doen.
Voorzitter. Het verdienvermogen van Nederland heeft het moeilijk. Onze maakindustrie
wordt het land uit gejaagd door absurd hoge energiekosten, netcongestie en allerlei
verstikkende regels. We hebben al eerder gehoord dat de Minister druk bezig is om
de regeldruk te verminderen. Daar zijn we blij mee. De PVV hoopt dan ook dat de maakindustrie
hier zo spoedig mogelijk baat bij gaat hebben. Net zoals de PVV de maakindustrie een
warm hart toedraagt, zo zijn we ook trots op het grootste bedrijf van ons land, namelijk
ASML. Deze onderneming, die blijft groeien, levert een cruciale bijdrage aan ons verdienvermogen.
De PVV heeft zich dan ook achter Project Beethoven geschaard, omdat wij dit als een
essentieel onderdeel zien van ons verdienvermogen. Maar die groei moet wel in balans
blijven met de leefbaarheid in de regio. De PVV ziet nu dat de voorzieningen flink
onder druk staan: huisartsen en scholen zitten overvol, en sportverenigingen hebben
ellenlange wachtlijsten.
De voorzitter:
Mevrouw Van Meetelen, de heer Sneller heeft een interruptie.
De heer Sneller (D66):
Ja, omdat mevrouw Van Meetelen ASML noemt. Ik las een interessant interview met de
heer Wennink. Daarin zegt hij over Geert Wilders, en ik citeer: «Hij wil niets liever
dan Minister-President worden, maar denk je dat Wilders echt geïnteresseerd is in
het brede welzijn van Nederland? Natuurlijk niet, ik heb hem nog nooit over innovatie
gehoord. Ik heb hem nog nooit gehoord over wat er nodig is aan investeringsbeleid
voor Nederland.» Ik moet zeggen dat ik dat wel een beetje herken, als ik kijk naar
de inbrengen van mevrouw Van Meetelen de afgelopen jaren. Herkent zij dit ook?
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Nee, ik herken dat niet. Als je iets niet meteen benoemt, op wat voor manier dan ook,
dan betekent dat niet dat je daar niet achter staat. Dus mijn antwoord is nee.
De voorzitter:
Mevrouw Van Meetelen, gaat u verder.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Misschien is het wel het pijnlijkst dat Veldhovenaren hun eigen stad uit worden geduwd,
omdat er nauwelijks nog genoeg huizen zijn. Als die huizen er al zijn, dan zijn ze
onbetaalbaar. De prijzen worden omhooggejaagd omdat expats dit vanwege de royale regeling
wel kunnen betalen. Hierdoor kan de Veldhovenaar niet meer in zijn geboortestad blijven
wonen. Expats spreken vaak de taal niet en leven vaak in andere wereld. Dit gaat ten
koste van de sociale samenhang. Juist in Brabant, een plek die bekend staat om haar
Brabantse gezelligheid, zie je nu steeds meer een scheiding ontstaan tussen de oude
en de nieuwe bewoners.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk de heer Vermeer met een schuin oog aan, omdat ik heel graag een interruptie
wil plegen op mevrouw Van Meetelen.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zal het voorzitterschap even overnemen. Ik geef mevrouw Martens-America
graag het woord.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik merk een koerswijziging in het verhaal van de PVV, zowel binnen de coalitie als
buiten de coalitie. Persoonlijk vind ik het toch fijn dat de VVD in ieder geval invloed
had op de bijdrage van de PVV, aangezien het belang van een bedrijf als ASML werd
onderstreept. Ik deel wel de verbazing die de heer Sneller hier ook op tafel legt.
Dan had ik een vraag met betrekking tot de expats. Ik heb, als woordvoerder OCW, eigenlijk
nooit een bijdrage van de PVV gehoord om die talenten aan te trekken, die we voor
de sector van de toekomst nodig hebben. De PVV is ook tegen iets als een expatregeling.
Dus wat is dan de visie van de PVV op het in stand houden van dat hele fragiele ecosysteem
waar ASML zich op dit moment in begeeft?
De voorzitter:
Ik wil de leden sowieso vragen om hun vragen kort en puntig te stellen en geen halve
debatteksten in een vraag te verwerken. Mevrouw Van Meetelen, aan u het woord.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Wat betreft het stukje OCW: dat wil ik graag bij mijn collega op OCW laten. Wat betreft
de expatregeling: wij zijn altijd tegenstander geweest. Wij vinden het eigenlijk een
oneerlijk belastingvoordeel. Dat blijkt ook. Als u dadelijk mijn tekst verder beluistert,
zult u onder andere horen waarom wij dat vinden. Er is dus geen koerswijziging. Dit
heeft ook altijd in onze programma's gestaan, en nu weer. Dus ja, er is geen koerswijziging.
Tijdens de coalitie zijn wij daar natuurlijk wel in meegegaan, omdat: you give a little
and you take a little. Dat is hoe het gaat.
De voorzitter:
Dank u wel. Heeft mevrouw Martens-America nog een interruptie of wil zij het voorzitterschap
weer overnemen?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik had nog een interruptie.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank en alle respect voor het feit dat mevrouw Van Meetelen wellicht het antwoord
op OCW niet weet. Maar dan stel ik toch de vraag die ik net ook heb gesteld. Op het
moment dat expats niet mogelijk zijn en manieren om talenten aan te trekken worden
weggezet als oneerlijk, wat is dan het alternatief dat mevrouw Van Meetelen namens
de PVV binnen de EZ-vergadering daartegenover zou willen zetten om toch die talenten
aan te trekken?
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Ik ga daar niet per se iets tegenover zetten. Wij zijn gewoon van mening dat die bedrijven
dat zelf moeten dragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het voorzitterschap weer over aan mevrouw Martens-America.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Dank u wel, andere voorzitter. Mevrouw Van Meetelen, vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
In de uitzending van Nieuwsuur van 26 augustus werd aandacht gegeven aan de mensen
die wonen en werken in deze omgeving. Deze mensen leven in onzekerheid of ze daar
nog wel kunnen blijven wonen. Bedrijven weten niet of ze nog wel goed bereikbaar blijven.
Het is belangrijk dat we blijven luisteren naar onze samenleving. Het kan niet zo
zijn dat het bedrijfsleven de beleidsagenda gaat bepalen. We horen zorgelijke geluiden
uit de top van Brainport, waar wordt gezegd – dit is gewoon te vinden in heel veel
artikelen et cetera – dat het op afstand houden van gemeenteraden een goede zaak is.
Volgens hen zijn de commerciële partners belangrijker dan het betrekken van burgers.
In meerdere krantenartikelen valt te lezen dat het verschil tussen arm en rijk in
deze regio enorm snel toeneemt. Wat de PVV betreft moet daar gewoon meer aandacht
voor zijn, want het kan niet zo zijn dat wij het hier hebben over het verdienvermogen,
maar dat dit aan de andere kant keihard ten koste gaat van de mensen die daar ook
altijd aan hebben bijgedragen, maar nu om de een of andere reden niet meer kunnen
aanhaken.
Voorzitter. Voor de duidelijkheid, voordat iedereen uit zijn panty schiet: wij zijn
niet tegen ASML of uitbreiding daarvan, zeker niet. Dat zijn de bewoners en de ondernemers
daar ook niet. Maar er komen te veel signalen binnen dat het zo niet goed gaat. Kan
de Minister hier een reflectie op geven? Neemt de Minister dit ook mee in zijn gesprekken?
Wat vindt de Minister ervan dat geprobeerd is om de gemeenteraad volledig te omzeilen
wat betreft het omgevingsplan, waar de wethouder overigens op terug moest komen na
een verhit debat hierover? Wat vindt hij van de uitspraak van de PvdA-gedeputeerde
in een debat in de provinciale staten over de reconstructie van de provinciale weg,
de N279, waarin hij het letterlijk heeft over «de platte chantage van ASML richting
de Rijksoverheid»? Is de Minister van deze uitlating op de hoogte en wat vindt hij
hiervan? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat ASML, met inachtneming van de huidige
bewoners en hun belangen, op de juiste manier behouden blijft voor Nederland?
Nogmaals, we zijn niet tegen uitbreiding of wat dan ook. We hebben Project Beethoven
gesteund. Alleen komen er ongelofelijk veel signalen binnen dat het daar niet goed
gaat. Wij zijn van mening dat daar gewoon veel meer aandacht voor moet zijn.
Dank u.
De voorzitter:
Er zijn nog twee interrupties. Ik begin bij de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank voor deze bijdrage van de PVV. Ik was toch wel getriggerd door collega Sneller
en wat er in dat interview werd gezegd, dus heb ik even gekeken naar het verkiezingsprogramma.
Daar zie ik niks over verdienvermogen, niks over mkb, niks over ondernemerschap, niks
over ASML, niks over de halfgeleidersector. Mevrouw Van Meetelen zegt hier wel dat
ze opkomt voor het verdienvermogen van Nederland, maar ik zie maar één keer het woord
«innoveren» en dat geldt alleen voor de boeren. Die mogen innoveren. Over de expatregeling
ben ik het met mevrouw Van Meetelen eens. Ik weet niet of dat nou de heilige graal
is om Nederland concurrerend te krijgen. Maar wat wil mevrouw Van Meetelen dan wel
doen om het verdienvermogen op peil te houden?
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dat hebben we al vaak genoeg herhaald, denk ik. Dus al die klimaatregels, die extra
heffingen eraf. U bent daar fan van, wij niet; wij willen ze niet. De regeldruk. Daar
is de Minister mee bezig en daar was Onze Minister, zijn voorganger, ook al mee bezig,
dus laten we hopen dat dat gaat ontsluiten. Wij zijn bijvoorbeeld wel voor een investeringsbank;
die moet ook een vlucht gaan geven. Dus ik denk dat er een heleboel mogelijkheden
zijn waar wij wel voorstander van zijn. En als ze niet in het programma staan, kan
dat wel wezen, maar dat betekent niet automatisch dat we dat dan wel of niet willen
of ertegen zijn.
De heer Sneller (D66):
Kijk, wij zijn niet tegen ASML-uitbreiding of tegen het verdienvermogen. Dat is uiteindelijk
niet goed genoeg als je dat verdienvermogen wilt behouden. En het bijvoorbeeld niet
in een programma benoemen, zegt natuurlijk ook veel over wat prioriteit krijgt en
wat niet. We kregen een positionpaper van TNO, FME, Techleap, Brainport en Twente
Board. Die zeggen: «verdienvermogen is geen politiek» en «partijen leken het met elkaar
eens». Mijn indruk is dat dat niet zo is, dat de PVV wel echt een andere mening heeft
en daar geen geld voor uit wil trekken, en ook die 3% bijvoorbeeld die naar R&D zou
moeten, niet onderschrijft. Klopt dat?
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Nou, dat klopt ten dele wel en ten dele niet. Project Beethoven hebben wij gewoon
ondersteund. Me dunkt dat dat een hoop geld kost. Dus ik ben dat niet met u eens.
Maar bijvoorbeeld die 3%, dat die zo vast moet staan, daar zijn we het niet mee eens;
daar hebben wij ons altijd tegen verzet. En wij zijn ook van mening dat dat veel meer
uit de private sector moet komen. Dus in dat opzicht is dat tweeledig.
De heer Sneller (D66):
Het is volgens mij eenledig. Het is namelijk geen prioriteit voor de PVV. Dat hebben
we de afgelopen jaren ook gezien, en de heer Wilders heeft er natuurlijk ook nooit
een geheim van gemaakt dat het geen prioriteit heeft voor hem. En die 3%, dat is inderdaad
2% privaat en 1% publiek. Is mevrouw Van Meetelen dan wel bereid om zich te committeren
aan die 1% publiek? Want dat is in het actieplan dat er nu ligt natuurlijk wel iets
wat noodzakelijk is om te zorgen dat die private investeringen er ook komen, los van
de andere dingen zoals stabiliteit, waar de PVV natuurlijk niet zo heel veel mee heeft.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Nee, we gaan ons daar niet aan committeren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoor zorgen over de grote en snelle groei van ASML en de druk die die geeft op
de samenleving. En dat snap ik, want die zorgen herken ik ook. Maar ik zie ook andere
dingen. Ik zie 21 gemeentes die echt proberen samen te werken, zo van: hoe gaan we
dit samen oplossen? Ik zie dat zelfs gemeentes als Meierijstad en Venlo aanhaken om
te zeggen: we gaan dit met elkaar oplossen. Ik zie ook een bedrijf dat zegt: wij gaan
mee-investeren in woningbouw, in infrastructuur. Ik zie dus ook een hoopvol verhaal.
Ik hoorde van de ene kant het sombere verhaal van de PVV, dat ik deels snap. Ik zie
ook een hoopvol verhaal, maar ik ben vooral benieuwd naar de oplossingen vanuit de
PVV. Want dit is te groot en te belangrijk om alleen maar te blijven hangen in zorgen
en negativiteit.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Nee, daar heeft mevrouw Van Dijk gewoon helemaal gelijk in. En zo is het ook niet
bedoeld. Ik ben het helemaal eens met u. En ik zie dat ook. Alleen, als je op een
bepaald moment zo veel signalen binnenkrijgt in zo'n korte tijd, er mensen op de lijn
komen door de druk die er al op de huizenmarkt ligt, en je ziet dat 60% van de expats
die huizen wegkoopt ... Die kunnen niet meer huren, dus die gaan kopen. De mensen
kunnen daar gewoonweg echt geen huis meer kopen. Mensen trekken aan de bel omdat er
geen plek meer is op scholen en bij huisartsen. En ook al is het zo wat u zegt, dat
ze allemaal samenwerken ... Dat is ook zo, maar desalniettemin is dit probleem gewoon
wezenlijk. En dat is wat ik vraag aan de Minister, om daar gewoon meer regie op te
gaan pakken. En dan kunnen we ook niet zeggen: dat moet maar naar de gemeente of de
provincie. Nee, dat vinden wij dus niet. En waarom? We betalen ook mee via dat Project
Beethoven. Er wordt hier heel vaak om steun gevraagd door ASML, in de regio en de
omgeving. Dan mogen wij er ook wat van vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, in tweede instantie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nou, het is zelfs onze taak om overal iets van te vinden. Maar ik ben op zoek naar
wat de oplossingen zijn volgens de PVV. Want alleen maar aan de Minister vragen om
er iets aan te doen ... Ik denk dat we met elkaar ook moeten nadenken over wat we
er samen aan kunnen doen om het een duw verder in de goede richting te geven.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Nou ja, zoals de PVV het ziet, is onder andere het afbouwen van de expatregeling een
optie, zodat er gewoon een eerlijker speelveld komt, bijvoorbeeld voor de mensen in
de woningsector. Dat is er bijvoorbeeld één. En we moeten er gewoon voor zorgen dat
de mensen die daar wonen en werken ... Het kan toch niet zo zijn dat ondernemers die
daar zitten, niet weten waar ze aan toe zijn? Zij krijgen wel of niet een weg voor
hun neus. Ze weten niet of ze wel of niet weg moeten. Dat zijn mensen die een huis
hebben mogen bouwen en een vergunning hebben gekregen, maar zij krijgen nu te horen
of ze wel of niet weg moeten of opgekocht worden. Dat kan dus gewoon niet. U kunt
dus wel vragen wat de oplossing is, maar de oplossing is daarnaar kijken en ervoor
zorgen dat naar hen geluisterd wordt. Want anders krijg je daar ook geen draagvlak.
Het tekort aan verkochte grond is nog steeds 20%. Dat heeft de gemeente nog niet voor
elkaar. Zolang dat zo is, kan dit helemaal niet plaatsvinden. Je moet dit dus eerst
op gaan pakken en op gaan lossen en daar serieus mee aan de slag gaan. Dat is op dit
moment wat ons betreft de oplossing: daarmee aan de slag gaan. En dan kan ASML wat
ons betreft prima groeien. Maar je kan niet voorbijgaan aan de zorgen en de problemen
van de mensen die daar wonen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Meetelen, was u aan het einde van uw bijdrage?
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Aan iedereen in de zaal: mevrouw Van Meetelen gaat ons nu verlaten; zij
heeft zich daarvoor van tevoren verexcuseerd.
Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Ja. Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Beterschap. Dan gaan we nu naar de bijdrage van de heer Thijssen, GroenLinks-Partij
van de Arbeid.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb de Minister eerder deze maand geprezen voor zijn «doe-stand».
Hij wil dingen oplossen en mogelijk maken. Iedereen zou zijn 06-nummer hebben; ze
hoeven hem maar te bellen en hij zou het fiksen. En dan lees ik vandaag in De Financiële
Telegraaf dat bij het Rijk al jarenlang toch gewoon 5 miljoen euro op de plank blijft
liggen, terwijl de regio en de bedrijven hun ding doen om Project Beethoven tot een
succes te maken. En ja, daar schrik ik dan toch wel van, en dan geloof ik de Minister
eigenlijk ook niet meer zo heel erg. Ik wil dus graag een eerlijke, volledige, schriftelijke
update: hoe staat het nu echt met Project Beethoven?
Voorzitter. Afgelopen vrijdag was ik bij QuantWare in Delft. Zij maken kwantumprocessoren
en zijn leider op die markt. Ze groeien pijlsnel en als ze voor elkaar krijgen wat
ze willen, dan worden zij dominant in een sector waar geldt: the winner takes it all.
Het is echt een heel erg mooi bedrijf. Zij willen uitbreiden in Nederland. Zij willen
in Nederland een fabriek bouwen, maar ze kunnen door netcongestie geen stroom krijgen.
Mijn vraag is of de Minister bekend is met deze problematiek en of hij ook hierbij
in de doe-stand gaat. Of moet ik misschien even 06-nummers uitwisselen? Dat doe ik
uiteraard graag.
Afgelopen vrijdag was ik ook op de Maasvlakte bij Sif. Zij bouwen monopalen waar de
windmolens op de Noordzee op staan. Zij hebben een gigantische, nieuwe fabriek. Van
het staal dat men daar per jaar tot monopalen verwerkt, zouden 50 Eiffeltorens gebouwd
kunnen worden. En dat is hoe Nederland de komende jaren geld kan verdienen, door te
investeren in schone technologieën. Want dat is het vlak waarop Nederland een voorsprong
heeft. Nu Trump nog een tijdje met zijn «drill, baby, drill» fossiel blijft gaan,
zijn de klimaatdoelen eigenlijk doelen voor een concurrerende economie. Is de Minister
het daarover met GroenLinks-PvdA eens? We moeten constateren dat de tijden van goedkoop
Gronings en Russisch gas voorbij zijn. En op deze manier redden we natuurlijk ook
nog het klimaat.
De uitrol van wind op zee loopt echter vertraging op. Ik wil het met name hebben over
het project IJ Ver A, want de toeleveranciers in dat project zijn allemaal Nederlands.
Die vertraging leidt echt tot een nijpende situatie voor deze bedrijven. Mijn vraag
aan de Minister is of hij ermee bekend is dat Nederlandse bedrijven hier echt op het
spel staan. Is hij bereid om indien nodig in te grijpen, zoals hij eerder dit jaar
al bij een ander Nederlands bedrijf heeft ingegrepen, om te helpen?
Voorzitter. Bij de Miljoenennota zei de Minister van Financiën dat de vrije markt
ons toch echt ging helpen om een welvarende economie te hebben. Ik vraag mij dan af
van welke planeet deze Minister komt, want Trump bedrijft politiek met zijn economie.
En de oversubsidie door China op allerlei zaken – elektrische auto's, chemische halffabricaten,
Alibaba-pakketjes – maakt Nederlandse bedrijven kapot. We horen het nu ongeveer dagelijks
uit de regio Rotterdam, waar de Minister ook vandaan komt. Volgens GroenLinks-PvdA
en een aantal prominenten, dit keer in De Financiële Telegraaf, is het echt tijd voor
industriepolitiek.
Ten eerste moeten de Nederlandse bedrijven beschermd worden tegen oversubsidie en
oneerlijke politiek. Is de Minister dat met mij eens? En wanneer gaan die Nederlandse
bedrijven merken dat de Minister hen beschermt? Het tweede is de stikstofruimte. Bij
de monopaalfabrikant Sif kunnen ze de monopalen bijna niet eens optillen, want de
kraan die dat moet doen, zou dan misschien te veel stikstof in de lucht brengen. Daardoor
komt het hele bedrijf stil te liggen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Wil de
Minister hierop de regie pakken? Want we kunnen de stikstofruimte beter beschikbaar
maken voor Sif en bijvoorbeeld ASML dan voor weer een nieuwe stal met nog meer koeien.
De elektriciteitsproblematiek noemde ik al. Daar wil ik ook graag een reactie op.
En dan hebben we nog het tekort aan geld. TNO heeft becijferd dat er 14,9 miljard
nodig is om de doelen voor het verdienvermogen van Nederland voor elkaar te krijgen.
Dit kabinet bezuinigt daarop. Dit kabinet geeft belastingvoordelen aan vervuilende
bedrijven die helemaal niet willen investeren in Nederland. Waarom doet de Minister
dat? Ik heb het dan inderdaad over het schrappen van de CO2-heffing. Deze Minister geeft subsidie voor het bouwen van megajachten voor miljardairs.
Waarom doet hij dat?
Ten slotte hebben we nog de mensen. Die mensen kunnen het beste gaan werken in sectoren
waar het lekker geld verdienen is, voor die mensen en voor Nederland. Is de Minister
bereid ervoor te zorgen dat meer mensen gaan werken bij ASML dan bij slachterijen
of distributiecentra?
Voorzitter, tot slot. Het verdienvermogen is belangrijk. Maar verdienvermogen voor
wie? Als bedrijven nu dezelfde winst zouden maken als in 2019, zou er 30 miljard euro
vrijkomen. Daardoor zouden de lonen omhoog kunnen. Dat zijn honderden euro's per gezin
per maand. Dan zijn die dure boodschappen waar we zo veel over horen, opeens wél betaalbaar.
Het kabinet laat die 30 miljard gewoon als onnodige winst wegstromen naar de bedrijven,
terwijl de Universiteit Leiden laatst heeft becijferd dat witte mannen met een lager
inkomen er de afgelopen 30 jaar op achteruit zijn gegaan. Ik snap dus wel een deel
van de onvrede die we in de samenleving zien. De Minister doet niks, maar dit kabinet
gebruikt die onvrede wel om samen met de PVV bevolkingsgroepen op te hitsen. Het kabinet
misbruikt die onvrede wel om met de PVV migranten de schuld te geven, terwijl dat
grote lariekoek is.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, wilt u uw bijdrage afronden?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dus mijn vraag aan de Minister is: doe alstublieft iets aan een van de grondoorzaken,
zorg voor een eerlijke verdeling van al het geld dat we verdienen en breng die lonen
omhoog.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, de heer Vermeer wil graag een punt maken.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil even een punt van orde maken, voorzitter. We hebben het hier over het verdienvermogen
van Nederland. Ik vind de taal die de heer Thijssen uitslaat over het kabinet gewoon
volstrekt ongepast. Hij benoemt in dit debat zelfs de kleuren van mensen die staan
te demonstreren, alsof het relevant is of iemand wit, zwart, paars of geel is. Dat
maakt mij helemaal geen ene bal uit. Ik wil hier echt een punt van maken. We hebben
het hier over het verdienvermogen van Nederland. Kunnen we daar gewoon een normaal
gesprek over voeren, en er niet allerlei dingen bij halen? Weliswaar kunnen die misschien
wel in andere debatten uitgesproken worden, maar hier is dat volstrekt ongepast.
De voorzitter:
Dank aan de heer Vermeer. We gaan naar de volgende spreker: de heer Sneller.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Sorry, maar daar wil ik wel even op reageren. We hebben het hier over het verdienvermogen,
maar de vraag is wel wat we nou eigenlijk met dat verdienvermogen doen.
De voorzitter:
Meneer Thijssen ...
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
We hebben die bedrijven keihard nodig. Volgens mij hebben die bedrijven in onze samenleving
een functie: voor investeerders om een redelijk rendement te behalen, voor ondernemers
om te kunnen ondernemen, en voor Nederlanders om een bijdrage te leveren aan de samenleving
en een inkomen te verdienen. Ja, sorry, maar ...
De voorzitter:
Meneer Thijssen, met alle respect. Ik wil dit even laten gaan. De heer Vermeer heeft
punt gemaakt, maar het verdienvermogen van Nederland en de verantwoordelijkheid van
bedrijven ombuigen naar de demonstraties van afgelopen zaterdag, vind ik wel wat vergezocht.
Volgens mij heeft u nu beiden uw punt gemaakt. De heer Thijssen heeft dat in zijn
bijdrage gedaan en de heer Vermeer heeft een persoonlijk punt gemaakt. Of wilt u daar
nog iets over kwijt, meneer Thijssen?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, sorry, voorzitter. Ik was halverwege mijn antwoord. Ik heb de woorden «demonstratie
van afgelopen zaterdag» niet gebruikt. Er zijn allerlei rapporten, bijvoorbeeld over
de afgehaakten in Nederland, die laten zien dat er onvrede is in Nederland. Je hoeft
de krant maar open te slaan en je ziet dat mensen klagen over de dure benzine of de
dure boodschappen en dat daar zorgen over zijn. Die onvrede benoem ik. Als ik zie
wat we met z'n allen in Nederland met al die prachtige bedrijven voor elkaar krijgen,
dan denk ik: er is meer geld dan ooit. Wij sturen er alleen niet op ...
De voorzitter:
Meneer Thijssen ...
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
... dat het terechtkomt bij de mensen.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, dan toch een punt. Het was geen interruptie. Het was een persoonlijk
feit. Ik wil voorkomen dat we nu persoonlijk feit op persoonlijk feit op persoonlijk
feit krijgen. Beide heren hebben hun punt gemaakt en zijn het niet met elkaar eens.
Ik zou nu graag door willen gaan met het inhoudelijke debat, met uw goedkeuring. De
heer Sneller, na zijn slok water.
De heer Sneller (D66):
Voor een inhoudelijk debat bent u aan het goede adres, voorzitter. Ik had twee mogelijke
inbrengen. Eén was heel negatief en één was positief en optimistisch. Ik heb besloten
om een heel korte negatieve inbreng te leveren en daarna een wat langere positieve.
In de inbrengen van de verschillende brancheverenigingen en ondernemersverenigingen
lees je over wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Dat is schrijnend. Ik noem de politieke
instabiliteit, de bezuinigingen op het Groeifonds en het hoger onderwijs, de kosten
van de stikstofstilstand in zowel economische als monetaire zin, de gezondheidsschade
die dat heeft opgeleverd, hoe het stikstoftransitiefonds daarvoor is leeggeroofd en
wat dat ons kost. Het Rathenau heeft becijferd dat in absolute zin tussen 2024 en
2029 de uitgaven aan R&D die publiek zijn met 14% dalen; dat gaat van 0,86% in 2024
naar 0,66% in 2029. Sinds de Miljoenennota van 2020 is het niet zo laag geweest. Het
is heel, heel treurig. En ik lees in een aantal inbrengen van organisaties dat eigenlijk
alle partijen dus erkennen dat het anders moet – behalve de grootste partij, zeg ik
daarbij.
Dat is volgens mij dan meteen ook de omdraai naar de positieve kant, want ik zie dat
wel steeds breder erkend wordt dat we wél moeten gaan investeren. Zelfs mevrouw Van
Meetelen noemde dat zij ook voorstander was van de nationale investeringsinstelling.
Het is natuurlijk de vraag welk mandaat die krijgt en welke omvang qua kapitaal, maar
het feit dat zoiets nu zo'n brede politieke steun heeft, is volgens mij winst. Ook
winst is dat er breed wordt ingezien dat we naar die 3% toe moeten groeien, en dat
die 1% daar volgens mij ook een cruciaal onderdeel van is en dat veel partijen dat
nu ook erkennen. Volgens mij wordt het dan ook zaak om daar dan prioriteit aan te
geven. Want dat is volgens mij wat ik de afgelopen jaren vaker heb gezien: niemand
is ertegen, maar je moet er echt vóór zijn om het voor elkaar te krijgen, anders gebeurt
het niet.
Dan de begrotingsregels. Ik las tot mijn vreugde dat mevrouw Inge van Dijks artikel
en ons artikel zelfs werden geciteerd door FME, in hun positionpaper. Ook ik denk
dat de begrotingsregels ons echt in de weg zitten. Omdat Financiën vandaag niet meeluistert
en we hier een debat hebben met Economische Zaken, dat wel naar economische groei
kijkt, dacht ik: hoe gaan we er nou voor zorgen dat we, naast het advies van de Centrale
Economische Commissie, dat toch altijd het onderspit moet delven tegen de Studiegroep
Begrotingsruimte, nu even zonder de Minister van Financiën erbij toch wat slimmer
nadenken over hoe we kunnen zorgen dat dat verdienvermogen echt tot zijn recht komt
bij de budgettaire besluiten die we nemen? Want we weten hier allemaal dat het ons
op de langere termijn veel meer gaat opleveren, maar de boeken van Financiën zijn
leidend, en niet de economische wijsheid van het Ministerie van Economische Zaken.
Dus hoe gaan we daar nou voor zorgen? Mevrouw Van Dijk en het CDA hebben daar mooie
suggesties voor gedaan. Ik zie ook andere partijen, en ook steeds meer de VVD, die
in ieder geval bij het Verantwoordingsdebat zeiden dat we meer moeten gaan investeren.
Hoe zorgen we er nou voor dat dat ook echt van de grond komt? Nou, ik denk deels met
dat wat de heer Wennink als Adviseur versterking investeringsklimaat en verdienvermogen
gaat doen. Ik hoop dat dat ook oplevert dat we een soort menukaart krijgen voor hoe
je die publieke investeringen zo goed mogelijk kunt inzetten, op basis van het actieplan
dat er ligt, dat hier en daar in de tabel nog een beetje vaag is over de bedragen
die erbij horen. Ik hoop dat zoiets bij de formatie echt op tafel ligt, om ervoor
te zorgen dat er als het ware ook op kan worden ingetekend; dus dat dat een keuzemenu
is, zodat het makkelijker wordt. Ik had trouwens ook de vraag aan de Minister van
Economische Zaken of de heer Wennink ook wel met universiteiten en publieke kennisinstellingen
praat, dus dat dat niet alleen maar een private exercitie wordt. Maar ik hoop dat
dat echt iets kan zijn. En ik hoop dus ook dat we beter nadenken over de begrotingsregels
die ons nu belemmeren om die investeringen van de grond te krijgen, en dat er tussen
nu en de formatie ook op het Ministerie van Economische Zaken wat gebeurt. Ik zie
hoe breed dit pleidooi van VNO-NCW, van FME, van Brainport en van TNO komt. Dus ook
buiten de Kamer en buiten de politiek wordt nagedacht over hoe we dat echt van de
grond krijgen. Alleen op die manier kunnen we dat verdienvermogen ook op de langere
termijn behouden.
Dan de Productiviteitsraad. Mooi dat die ook in de productiviteitsagenda naar voren
kwam. Ik vroeg me af of we nog meer te zien krijgen over die instelling en wat daarvan
het mandaat en het budget et cetera worden. En het viel mij ook wel op dat ik dat
verder nergens heb teruggelezen. Dat neem ik de Minister uiteraard niet kwalijk; die
doet heel erg zijn best om de media te halen. Maar het is wel veelzeggend dat zoiets
belangrijks, zo'n agenda, die zo wezenlijk is en die is bedoeld om dit onderwerp op
de agenda te krijgen zodat het er niet steeds af valt, door de media niet wordt opgepikt.
Ik zie dat dat ook een frustratie van de Minister was.
De voorzitter:
Meneer Sneller, dit was het einde van uw termijn. Dank u wel. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben veel brieven gekregen van de Minister over verdienvermogen,
productiviteit en R&D. Dat zijn veel goede richtingen, nu nog stevige daden. Want
laten we eerlijk zijn: het kabinet is vooral bezig geweest met consumptieve uitgaven.
Ons bbp groeit vooral daardoor, en niet door een hoger verdienvermogen.
Ik vat kort samen wat het CDA nodig vindt. Ten eerste: een langjarig programma voor
publiek-private investeringen in innovatie en R&D, onder meer in de Nationale Technologiestrategie,
experimenteerruimte in de EU-cofinancieringsvoorziening, ruimtevaartprogramma's en
innovatieclusters in de regio. Ik vind het niet opvolgen van de motie over ChipNL,
die toch breed is ondersteund, echt een gemiste kans. Dan: investeringen in wetenschappelijk
en praktijkgericht onderzoek. Dat is relevant voor ons verdienvermogen en de campussen
en scienceparken. Drie: de nationale investeringsinstelling. Daar heeft iedereen al
het een en ander over gezegd. Vier: robuuste fiscale regelingen die investeringen
aanmoedigen, belastingvoordeel voor investeringen in clean, green tech en doorbraaktechnologieën,
naast de Wbso en de Innovatiebox.
Vandaag voeg ik hier nog een vijfde punt aan toe, waar we het ook vaak over hebben.
Ik ga proberen dat wat concreter te maken. Dat gaat namelijk om de rust, reinheid
en regelmaat in relatie tot ons vestigingsklimaat. Ondernemers vragen erom en in de
Kamer spreken we uit dit te ambiëren, maar we lijken het maar geen handen en voeten
te kunnen geven. Het zou wel mooi zijn als we hier vandaag een klein stapje in kunnen
zetten. Allereerst: wat bedoel je dan precies? Voor het CDA – ik denk dat iedere partij
er net een iets andere invulling aan geeft – verwijst rust naar een stabiel en voorspelbaar
klimaat, waarin ondernemers zekerheid hebben, bijvoorbeeld door stabiel fiscaal beleid
en consistente overheidssteun. Reinheid gaat over het vermijden van bureaucratische
rompslomp, het vereenvoudigen van regelgeving en het opruimen van hinderende verhoudingen
tussen overheden. Ten slotte de regelmaat. Die staat voor consistente en voorspelbare
beleidslijnen en procedures, zodat ondernemers weten waar ze aan toe zijn en hun plan
hierop kunnen afstemmen.
Tot zover de theorie, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, u heeft een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Omdat mevrouw Van Dijk eindigde met «tot zover de theorie», kan ze misschien eerst
even vertellen wat de praktijk dan is. Dan zou ik daarna graag een interruptie plegen,
met name op het punt over de rust.
De voorzitter:
Heel galant, meneer Vermeer.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar hoe komen we daar, met een politiek klimaat dat zich kenmerkt door volatiliteit
en een buitenwereld met veel onzekerheden en zelfs dreigingen? Ik wil daar vandaag
een paar voorstellen voor op tafel leggen. Dat zijn voorstellen die verder gaan dan
een kabinetsperiode, maar ik denk dat deze met een coalitie of the willing wel mogelijk
moeten zijn.
Voorzitter. Allereerst de fiscaliteit en subsidies. Graag zouden wij de stap willen
maken naar het beter afstemmen van de maatregelen die investeringsbeslissingen raken
op investeringstermijnen. In de Kamer gaan we deze regelingen vaak in korte tijd en
soms meerdere keren met een stormram te lijf. Voor ondernemers leidt dat dus tot onzekerheid
over terugverdienperiodes of liquiditeitsplanningen die schuiven. Zou het denkbaar
zijn dat we met elkaar afspreken dat we op het moment dat we dergelijke regelingen
aanpassen, dat doen voor bijvoorbeeld op z'n minst acht jaar? Dat betreft dus horizonbepalingen
die verder weg liggen. Het kabinet kan vast wel een meerjarige beleidsagenda maken
van subsidies en fiscale regelingen voor degenen voor wie een dergelijke aanpak meer
rust zou kunnen brengen.
Wat betreft het opruimen van regels weten we dat de ambitie er ligt. Laten we met
elkaar strak de vinger aan de pols houden om te zien of het kabinet dit ook waar gaat
maken. Netto regeldrukvermindering helpt onze ondernemers, maar ook ons maatschappelijk
middenveld, zodat de samenleving meer lucht krijgt. Een ander punt betreft de hinderende
verhoudingen tussen overheden. Er zijn bijvoorbeeld vergunningprocedures waarbij zowel
gemeentes als provincies meekijken. Dan heb je soms ook nog verschillen tussen gemeentes
en provincies. Daar komen soms ook nog extra ogen bij, zoals Rijkswaterstaat, inspecties
of de RVO. Kan dit slimmer en sneller, is mijn vraag aan de Minister. Zou het verder
bundelen van loketten of altijd hetzelfde digitale proces doorlopen, kunnen helpen?
We hebben veel subsidieregelingen. Vaak zijn die er met hele goede redenen. Neem bijvoorbeeld
de Regio Deals. Deze hebben veel regio's aangespoord om samen te werken, stevige integrale
plannen te maken en zelf budget vrij te maken voor economische groei en brede welvaart.
Het probleem is dat deze vaak incidenteel geld betekenen voor iets wat echt een langere
adem vraagt om succesvol te zijn. Ik snap begrotingstechnisch dat incidenteel geld
makkelijker in te boeken is. Maar ergens weten we ook dat als we zo blijven redeneren,
het vooral een nette boekhouding op de korte termijn oplevert, maar geen grotere koek
op de lange termijn. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
De heer Vermeer (BBB):
Dat punt van rust hebben we ook al eerder ingebracht volgens mij, zoals bij debatten
over het belastingplan. Ik ben erg gerustgesteld dat het CDA van plan is om alle zaken
die wij de afgelopen jaren geregeld hebben, gewoon overeind te houden in de komende
acht jaar. Dat is voor een deel een geruststelling, maar voor een deel ook weer niet.
Soms wil je namelijk echt dingen veranderen en dat kan alleen maar via de politieke
weg, door regelingen te schrappen, uit te breiden of te veranderen. Hoe kijkt mevrouw
Van Dijk ertegen aan dat je aan de ene kant die rust wil hebben, terwijl je de dingen
die gewoon niet goed zijn – ik noem bijvoorbeeld box 3 – wel aan wil pakken? Dat gaat
tegen elkaar in. Ik wil even weten hoe zij daarover denkt, want ik vind dat persoonlijk
een behoorlijke innerlijke strijd.
De voorzitter:
Meneer Vermeer, ook u had een half debat in uw bijdrage.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Oh, jee. Nu moet ik een kort antwoord gaan geven. Die uitdaging is reuze.
Ik snap de worsteling die de heer Vermeer schetst. Daarom gaf ik ook aan dat ik het
goed vind om vooral even goed te kijken naar fiscale maatregelen en subsidies, die
direct gerelateerd zijn aan investeringen. Als ik een ondernemer zou zijn, dan zou
ik een investering doen en van een bepaalde fiscale regeling of subsidie proberen
uit te gaan, die ik met zoveel jaar kan inboeken. Dat hoef ik de heer Vermeer niet
uit te leggen. Het gaat mij er echt met name om dat we die regelingen eens onder elkaar
zetten en eens kijken hoe we daar nou, door gezamenlijk op te trekken, wat meer rust
in zouden kunnen brengen. Daarnaast zijn er ook een aantal fiscale regelingen die
af en toe aangepast moeten worden. Misschien is het ook wel goed om tegen elkaar te
zeggen dat we het nu gewoon eens even met rust laten, en dat we dan kijken hoe het
gaat lopen. Als iets helemaal niet goed is, als daar heel veel signalen van zijn uit
de praktijk, dan moeten we als volwassen mensen ook gewoon dat debat met elkaar kunnen
voeren.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Dan neem ik even het voorzitterschap over. Ik geef graag het woord aan mevrouw Martens-America
voor een interruptie.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik kan mij goed vinden in de bijdrage van mevrouw Van Dijk. Een van de eerste dingen
die ik hier heb gezegd, was ook dat ik hoop dat we ooit een saai economisch beleid
gaan voeren. Ter aanvulling op de heer Vermeer ben ik ook blij om te horen dat we
de fiscale maatregelen waar het bedrijfsregelen om vraagt dus wellicht met rust laten.
Maar ik moet dan toch wel een vraag stellen. Het CDA laat op dit moment een nieuwe
lastenverzwaring boven de markt hangen, in de vorm van een vrijheidsbijdrage. Ik ben
het helemaal met mevrouw Van Dijk eens dat vrijheid niet gratis is, dus ik zal het
niet helemaal platslaan. Maar is mevrouw Van Dijk het wel met me eens dat ook zo'n
vrijheidsbijdrage op dit moment voor onrust zou kunnen zorgen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat snap ik. Maar het is verkiezingstijd. Op 10 oktober komen de doorrekeningen naar
buiten. Ik heb er vertrouwen in dat die onrust dan voor een heel groot deel weg is.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Dan neem ik het woord weer over van de vervangend voorzitter. Dan gaan we naar de
heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb hier nog wel een vervolgvraag over. Ik hoor het CDA terecht zeggen dat we moeten
investeren in innovatie en in ons verdienvermogen. Ik vroeg me inderdaad ook af of
ze dan wel een tipje van de sluier kan oplichten over of die investering dan moet
gebeuren middels het verhogen van de btw, of dat zij misschien ook iets ziet in de
mogelijkheid die ik schetste. Het is namelijk misschien een mogelijkheid om die enorme
miljarden meerwinst die er is – dat is volgens mij onnodige winst, want het is echt
veel meer winst dan normaal – terug te stoppen in de economie, en zo ons verdienvermogen
te verstevigen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Wij zijn helemaal niet van plan om de lasten heel erg te verzwaren. Ik weet inmiddels
iets meer, dus dat is ... Ik zou zeggen: wacht de doorrekening af. Wij hebben niet
de intentie om de lasten verder heel erg te verzwaren.
De voorzitter:
Dit heeft toch iets getriggerd bij de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Nou, ik wil mevrouw Van Dijk feliciteren met de inverdieneffecten.
Mijn vraag gaat over iets anders. Ik vind het heel mooi wat ze over meer stabiliteit
zegt. Dat is natuurlijk iets wat we vaak horen. Staatssecretaris Van Rij had daar
best een heel mooi pleidooi over, ook bij de bedrijfsopvolgingsregeling. Hij zei dat
je het eens in de zeven jaar moet evalueren. Dan komt er een kabinetsappreciatie en
dan kun je het eventueel herzien. Daarna moet je het ook weer zeven jaar met rust
laten. De vraag is dan alleen hoe we daar nou komen. De zalmnorm uit 1994 werd bij
een constituerend beraad op tafel gelegd. Dat ging een eigen leven leiden en werd
een norm. Hoe ziet mevrouw Van Dijk het, in deze huidige tijd, voor zich? Hoe gaan
we dat nou voor elkaar krijgen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan zijn er twee dingen die ik oprecht zou wensen. Ik doe deze portefeuille nu anderhalf
jaar. Ik hoor steeds meer gelijke geluiden als het gaat over verdienvermogen en als
het gaat om zorgen over de economie. Kunnen we onszelf nou niet, los van de partij,
over onze schaduw heen zetten en zeggen dat we als coalition of the willing met elkaar
gewoon een aantal afspraken gaan maken, waar we ons aan gaan proberen te houden? Ik
snap dat je dat niet kunt afdwingen. Maar in ons achterhoofd weten we dat het eigenlijk
voor het grote geheel en voor het verdienvermogen gewoon beter zou zijn. Ik ga in
ieder geval proberen daar constructief in te zijn. Ik hoop daar veel collega's voor
aan mijn zijde te vinden. Ik zal daar ook een aantal initiatieven in gaan nemen, mocht
ik terugkomen in een volgende periode. Ik denk echt dat, als goed inzichtelijk wordt
wat bijvoorbeeld fiscale regelingen en rust met het verdienvermogen doen, er dan zeer
weldenkende collega's zijn, die het inderdaad niet verstandig vinden om dat iedere
keer met een stormram te lijf te gaan. Dat geldt ook voor subsidies.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, was u aan het einde van uw termijn? Oké. Dan gaan we nu naar de
heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. In april gaf ik in een eerder debat hierover al aan dat ons
geld grotendeels verdiend wordt door bedrijven. Van de ruim 300 miljard die de Staat
als belastingen ontvangt, komt ook ruim 300 miljard uit het bedrijfsleven. Dat kan
niet zonder medewerkers, dus niet zonder burgers. Zij doen dat samen. Het gaat om
grote en kleine bedrijven, bedrijven van lokale en nationale betekenis en ook om veel
bedrijven die met een Nederlandse handelsgeest en open economie internationaal actief
zijn. Dit moeten we koesteren en uitbouwen, niet beperken en ontmoedigen. Nederland
als één groot emissieloos natuurpark klinkt natuurlijk heel mooi, maar van wat die
boswachters inbrengen, kunnen wij onze voorzieningen niet betalen en zonder onze maakindustrie
en bijbehorende ketens en kennis zijn we volledig afhankelijk van landen waar een
meerderheid hier niets of weinig mee te maken wil hebben.
Onze ondernemers worden op dit moment nog steeds geconfronteerd met moeilijkheden
en obstakels. Collega's hebben dat hier vandaag al aangegeven. Dat zit ’m ook in de
stabiliteit van beleid. Dat speelt niet alleen in de boardrooms van multinationals
een rol, maar ook gewoon bij kleinere ondernemers.
Afgelopen weekend was ik bij een machinefabriek in Harderwijk, die fors aan het robotiseren
is. Op die manier kunnen wij de arbeidsproductiviteit ook omhoogbrengen. Veel van
de regelingen en ook de brieven gaan over innovatie op het gebied van fotonische chips,
AI et cetera, et cetera, maar ik denk dat wij echt de grootste winst kunnen halen
door bestaande technieken toe te passen in nieuwe bedrijven en sectoren of in sectoren
en bedrijven waar dat nu nog niet het geval is. We zien in ons buurland wat er gebeurt
als de economie niet gestimuleerd wordt en de industrie tegengewerkt wordt. Bij diezelfde
ondernemer kwam naar voren dat de Japanse robotleverancier zei: wij verkopen op dit
moment nul machines in Duitsland; zo slecht staat het er daar voor! Hij gaf zelfs
weer: voor 1 oktober ga ik u een machine verkopen; we moeten het alleen nog hebben
over de prijs, maar die machine gaat verkocht worden. Zo groot zijn de noden dus op
dit moment in de Duitse industrie. Wij mogen niet in die situatie terechtkomen. We
hebben de maakindustrie ook nodig voor een stuk strategische onafhankelijkheid en
de hele keten aan kleinere ondernemers en zzp'ers, die daar weer achter zitten.
Van de week hebben we ook een debat gehad over arbeidsmarktbeleid. De positie van
de zzp'er is hierin zeer belangrijk. Die is essentieel. We hebben alle mensen nodig.
Hier ligt ook nog een verband met de fiscale debatten die we hebben rond box 3. Want
diezelfde zzp'ers hebben over het algemeen geen pensioen en hebben hun geld gestopt
in bijvoorbeeld een extra woning of wat dan ook. Als wij het hebben over het verdienvermogen
van Nederland, moeten we dus niet alleen kijken naar het Groeifonds, naar grote subsidies
en grote regelingen, maar dan zullen we ook integraal moeten kijken naar ons totale
fiscale beleid en de regels die we hebben.
Nu kom ik op de grensregio's. De hoge accijnzen op tabak, benzine en alcohol zorgen
ervoor dat alles vanaf Texel inmiddels een grensregio is. Wij moeten daar echt iets
mee, want de begrote opbrengsten van ons fiscale systeem halen wij op deze manier
gewoon niet binnen. Ook dat is verdienvermogen. Het gaat op dit moment over de boodschappen,
zoals tabak en benzine. Gisteren was er een debat over de inflatie en toen heeft de
Minister uitgelegd dat je op de koopjes moet letten. Wij moeten opletten dat we niet
veel te veel omzet de grens over laten lekken en op die manier het verdienvermogen
van België en Duitsland steunen. Als het gaat over het verdienvermogen, dan gaat het
wat ons betreft over Nederland, want wij zijn volksvertegenwoordigers van Nederland.
Ik wilde het hier maar bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer. Ik wil zelf graag mijn bijdrage leveren, dus ik vraag
de heer Vermeer om het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar de bijdrage van mevrouw Martens-America. Ik zal even
kijken hoe ik de tijd in de gaten kan houden. Of doet de griffier dat?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik zal ervoor zorgen dat u een knipoog krijgt.
De voorzitter:
Drukt u gewoon de knop maar uit! Ik geef mevrouw Martens-America graag het woord.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter. Het verdienvermogen van Nederland is waar we het vandaag over hebben.
Bedrijven verdienen het geld dat wij als land nodig hebben voor onze veiligheid en
welvaart. In het licht van de geopolitieke onrust is economische rust en voorspoed
urgenter dan ooit. Dat is iets wat we in mijn ogen de afgelopen tijd, de afgelopen
jaren, te vaak als vanzelfsprekend hebben genomen. Die economische groei, hoe klein
ook, daar gingen we eigenlijk altijd al van uit. Maar ook die kleine procent groei
vraagt om keuzes. Daar wil ik het vandaag graag over hebben, net als mijn collega's.
Ik wil het hebben over keuzes voor de toekomst, investeringen, nieuwe technieken en
het ruimte geven aan start- en scale-ups, maar ook over de bedrijven van vandaag,
van de basisindustrie tot de grote multinationals.
Voorzitter. Wat de VVD betreft is de tijd van uitzwaaitweets wanneer bedrijven ons
land verlaten, voorbij. Dat geldt ook wanneer dit grote multinationals betreft. Het
bedrijfsleven vult de schatkist. We zullen het geld toch echt eerst moeten verdienen.
We moeten het hebben over beleid en sectoren, maar ook over zaken waarvan we hier
met elkaar kunnen afspreken om ze niet te doen. De roep vanuit de bedrijven waar we
het vandaag over hebben, is heel duidelijk: blijf ervan af. Laat qua stimuleringsregels
staan wat werkt. Geef de bedrijven stabiliteit. Dan heb ik het over de Wbso, de Innovatiebox
en de expatregeling. Dat zijn drie regels waar elk bedrijf om vraagt als we die spreken,
en iedereen spreekt ze, dus we weten allemaal waar het over gaat.
Voorzitter. Wat de VVD betreft kiezen we dan ook voor radicale economische groei.
Ik zou uren kunnen praten over dit onderwerp – dat doen wij allemaal, in deze setting
en met deze mensen – maar gezien de spreektijd beperk ik het tot drie onderwerpen:
de techsector, de halfgeleiders, het ophalen van kapitaal en de maakindustrie.
Het goede nieuws is dat de techsector, en met name start- en scale-ups, de afgelopen
jaren steeds nadrukkelijker op de politieke agenda is gekomen. De realisatie dat een
ecosysteem van een start-up en talent dat zich beweegt écht wat anders is dan andere
sectoren, lijkt steeds breder bekend te worden. Het maakt mij optimistisch dat dit
een sector is waar wij het in dit huis bijna allemaal over eens zijn. Zo starten we
met de vaste commissiedebatten over start- en scale-ups, komt er een separate start-
en scale-up-agenda, staat de sector bij EZ en Financiën op de agenda, herstelden we
de voor hen zo belangrijke expatregeling, en maken we een grote slag op het gebied
van medewerkersparticipatie. Want ja, er is nog heel veel meer nodig. Denk aan de
te strakke WKR, te lange loondoorbetaling bij ziekte, schommelende fiscale voordelen
en tot slot de grootste uitdaging: het ophalen van kapitaal.
We hebben het er vaak over, maar wat ons betreft nog niet vaak genoeg. Onze conservatieve
kapitaalmarkt beperkt groei, vooral in de scale-upfase. De Ministers van Financiën
en EZ zijn gestart met de weg richting een investeringsmaatschappij, in welke vorm
die er uiteindelijk ook mag komen. Ik heb een aantal vragen. Wat is de status? Hoever
zijn we? We hebben de oproepen in de krant gelezen de afgelopen dagen, en ik deel
de oproep om haast te maken. Maar hoe borgen we ook de ruimte voor garantstelling?
Dat is iets wat in mijn ogen te vaak nog niet wordt meegenomen. We hebben het alleen
over subsidie, maar de roep bij vooral start- en scale-ups voor een volgende ronde
is ook die borgstelling. Eerder heb ik met mijn collega Dassen van Volt een voorstel
ingediend, welke is aangenomen, met betrekking tot de EIS en de SEIS. Kan de Minister
ook meedelen hoe dat ervoor staat?
Ik wil iets heel specifieks uitlichten – die werkbezoeken zijn namelijk echt wel goed
om te weten wat er goed en fout gaat – en dat is de Innovatiebox. Er bereiken mij
steeds meer geluiden dat alleen al het toegang krijgen daartoe soms heel lastig is.
De meest innovatieve bedrijven in ons land herkennen zich eigenlijk niet in de vragen
die worden gesteld en kunnen niet voldoen aan de enorme stapel verzoeken die zij krijgen.
Het lijkt wel alsof er een soort van no way back is, als je eenmaal in het systeem
zit. Er is ook geen informatieknop voor als je bedrijf niet in het rijtje past. Herkent
de Minister dit? Zijn er mogelijkheden om dit op zeer korte termijn op te pakken?
Ik zie aan de heer Vermeer dat ik moet wachten op een interruptie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het kan ook aan het einde, hoor.
De voorzitter:
Oké. U mag uw verhaal afmaken. Volgens mij is uw tijd zo goed als om. We hadden vier
minuten afgesproken, toch? O, vijf minuten. Oké.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dan ga ik door op ruimte voor innovatie. Een van de dingen die naar voren kwam uit
het rapport van Draghi, is bijvoorbeeld het geringe aantal spin-offs dat Europese
universiteiten voortbrengen, en dan specifiek Nederlandse universiteiten. Als ik die
innovatieve bedrijven spreek, noemen ze vaak de enorm hoge percentages die Nederlandse
universiteiten als aandeelhouder hebben in die start-ups. Ik ben heel erg benieuwd
of de Minister dit herkent. Zou hij hierop kunnen reflecteren? Zou hij wellicht met
de universiteiten en zijn collega bij OCW kunnen kijken naar een standaardpercentage
en -formulier, om te zorgen dat wij onze eigen Googles gaan voortbrengen?
Voorzitter. Ik sluit af met het puntje maakindustrie, de maritieme maakindustrie specifiek.
De uitdagingen waar zij en wij voor staan, zijn groot. Een van de uitdagingen die
heel prangend is en waar we veel over lezen, is de ruimte om te ondernemen. Amsterdam
is, denk ik, een heel typisch voorbeeld. We willen verduurzamen. De oude producten
moeten worden uitgefaseerd. De ruimte voor nieuwe producten wordt weggegeven aan woningbouw.
Er is een Nota Ruimte. Hoever staat dat? Kan de Minister daar al iets over delen?
Dat is het. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nu een interruptie van mevrouw Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Volgens mij – ik zei het net ook al bij een interruptie op mij – sluiten de inbrengen
best goed op elkaar aan. Maar ik ben een beetje op zoek naar wat mijn collega vindt
van de investeringsambitie in de Miljoenennota als het gaat om ons bedrijfsleven.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Die kan natuurlijk nooit genoeg zijn, helemaal niet gezien de aantallen die we hebben
gelezen die nodig zijn om hier daadwerkelijk verschillende ambities te realiseren.
Ik ben blij dat de Minister – wat was het? – 500 miljoen heeft vrijgemaakt voor de
techsector. Ik denk dat dat een heel belangrijke stap is, maar ik hoop uiteindelijk
dat dit meer gaat worden.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Gaat de VVD-fractie daar ook iets aan doen volgende week bij de Financiële Beschouwingen?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is vooruitlopen op een debat dat ik zelf niet doe, maar ik vind het een interessante
vraag. We zijn op zoek naar ruimte, iedereen, altijd. Maar we zitten wel in een coalitie.
Ook mevrouw Van Dijk weet hoe het is als je afspraken hebt gemaakt en je die waarmaakt.
Maar ons verkiezingsprogramma is in ieder geval duidelijk en ik hoop dat we in de
volgende periode meer ruimte hebben.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft ook nog een interruptie.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
In mijn bijdrage had ik het over dat er een gebrek is aan stikstofruimte, een gebrek
aan elektriciteit, een gebrek aan subsidie, of geld. Er is ook nog eens een gebrek
aan mensen die al dat werk dan moeten gaan doen. Daarom denk ik dat het verstandig
is dat we gaan sturen op wat voor economie we eigenlijk willen hebben en dat we dit
niet overlaten aan de vrije markt. Ik vroeg me af hoe de VVD daarnaar kijkt.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik denk dat dat een hele goede vraag is. Het is een goed moment om te laten zien wat
de verschillen zijn tussen GroenLinks-Partij van de Arbeid en de VVD. Gezien de geopolitieke
spanningen in de wereld willen we niet expliciet aanwijzen waar we ons geld in willen
verdienen, omdat we niet weten hoe de wereld er over vijf jaar uitziet. Dus nee, u
kunt mij hier niet verleiden tot uitspraken over welke sectoren we wel willen hebben
en niet. Maar goed, ik heb de verbindende pet op vandaag. De heer Thijssen en ik geloven
allebei in de toekomst van de techsector, zeker in die van de halfgeleiderindustrie.
Daar wordt met een nationale strategie van de vorige Minister Adriaansens natuurlijk
al op ingezet. Dat is de Nationale Techstrategie. Wat ons betreft gaan we daarmee
verder. Deze Minister heeft volgens mij ook een nieuw industriebeleid aangekondigd.
Daar gaan we nog verdere keuzes maken. Ik ben heel erg benieuwd waarvoor we gaan kiezen.
Dus nee, ik zou graag blijven stimuleren waar we wel ons geld in verdienen op dit
moment. Ik vraag heel nadrukkelijk om drie maatregelen, waar de partij van de heer
Thijssen van heeft gezegd: we snappen dat u het allemaal nodig heeft, maar we zijn
het er principieel niet mee eens. Dus als we daarvoor kiezen, zullen we met z'n allen
ook de expatregeling in stand moeten houden.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Het is wel mooi dat mevrouw Martens-America in de verbindende stand staat, maar ik
wil het dan toch even scherp maken. In Noord-Brabant is een stikstofprobleem. De provincie
is heel erg hard bezig om stikstofruimte te vinden zodat ASML kan investeren. Dus
ik denk dat als daar stikstofruimte vrijkomt, we moeten voorkomen dat die gaat naar
een nieuwe stal met nog meer koeien. Die moet gaan naar die investeringen van ASML
gaan. Op die manier denk ik dat er gestuurd moet worden. Denk dus aan wat er in Noord-Brabant
gebeurt. Is mevrouw Martens-America dat met mij eens of maakt het haar niet uit of
we een nieuwe stal hebben met nog meer koeien of ASML?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik ga hier op dit moment uiteraard geen uitspraken over doen. Als we het hebben over
die rust, stabiliteit en voorspelbaarheid, moeten we volgens mij niet in een commissiezaal
op donderdagavond gaan bepalen welke bedrijven wel bestaansrecht hebben in Nederland
en welke niet. Maar ik vind het wel een interessante vraag die de heer Thijssen stelt.
Ik ga ervan uit dat het hele kabinet zich op dit moment over exact dezelfde vraag
buigt, dus ik zou die ook graag willen doorgeleiden naar de Minister: worden daar
gesprekken over gevoerd en komt dat naar de Kamer? Daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dan heeft de heer Sneller nog een vraag aan u.
De heer Sneller (D66):
Omdat ik niet weet of die verbindende modus een permanente nieuwe modus is. Even over
de spin-offs bij de universiteiten.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Sorry, u was eigenlijk door uw interrupties heen, maar we hebben bedacht dat het waarschijnlijk
een leuke interruptie wordt, haha.
De voorzitter:
Volgens mij was ik de voorzitter, mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
O, excuus!
De heer Sneller (D66):
Gelukkig is de griffier nog steeds de baas.
De voorzitter:
Wij zullen de heer Sneller nog één interruptie toestaan.
De heer Sneller (D66):
Mijn vraag gaat over de spin-offs bij de universiteiten. Ja, intellectueel eigendom,
vasthouden aan patenten en vasthouden aan wie de winst uiteindelijk krijgt, zullen
daar een rol in spelen. Maar mevrouw Martens, die woordvoerder Hoger onderwijs is,
weet ook dat die kerntaak van valorisatie een van de dingen is die snel van de rand
valt bij bezuinigingen. Het Deltaplan Valorisatie, een onderdeel van de Groeifondsaanvragen,
was er ook juist om te kijken of je spin-offs meer kunt stimuleren bij die kennisinstellingen.
Dus ik wil nu gebruikmaken van die verbindende pet van mevrouw Martens. Welke mogelijkheden
ziet zij om ook te kijken hoe we dat kunnen financieren? Ik heb daar vorig jaar zelf
een amendement over ingediend, namelijk over iets minder accijnsverlaging voor benzine
en om de incidentele uitgaven daaruit te doen. Ik weet niet of het een coalitieafspraak
of een politieke wens van de VVD zelf was om dat niet te doen. Maar ik zoek naar manieren
om dat een stap verder te brengen.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik ben eigenlijk blij dat deze interruptievraag wel gesteld is, want het is natuurlijk
wel een heel legitiem vraagstuk. Het grote probleem is alleen – ik zal proberen om
niet te vervallen in een OCW-debat, want dat lijkt me niet heel verstandig – dat dit
vraagstuk voor 2019 ook al bestond. Na de OCW-bezuinigingen op hbo en wo vallen we
niet terug onder de begroting van voor 2019. Het doembeeld dat het hoger onderwijs
totaal wordt uitgekleed, deel ik niet met de heer Sneller. Dat staat nog los van het
feit dat ik de onderwijsbezuinigingen direct in relatie tot een sterk vestigingsklimaat
moeilijk vind in dezen. Er zijn namelijk heel veel onderzoeken gepubliceerd, onder
anderen van de heer Henley van de Leidse universiteit, waaruit blijkt dat het extra
geld voornamelijk terecht komt bij ondersteunende teams. Wat de VVD betreft is de
grootste uitdaging in het onderwijs op dit moment om ervoor te zorgen dat het geld
wordt uitgegeven waar het aan uitgegeven moet worden. Dat is zorgen dat onderwijs
beter aansluit op de banen van de toekomst. Dat is een mandaat dat wij, in de politiek,
niet hebben – gelukkig, denk ik soms. Wij gaan niet over het aanbod van de universiteiten.
Dus we gaan ook niet over of ze het hier specifiek aan uitgeven. Dat is dus een zorg
die ik heb. Ik denk dat ik de motie waar de heer Sneller naar verwijst niet ken, dus
ik ga me daar nog een keertje in verdiepen. Misschien kunnen we er nog een keer naar
kijken, als die overal buiten valt. Voor mij is dit een hele belangrijke stap richting
het loskrijgen van die start- en scale-ups. Ik wil daar dus met liefde naar kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Als er verder geen interrupties meer zijn, dan geef ik het afsluitende
woord aan de echte voorzitter, mevrouw Martens-America.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer. Fijn dat we dit samen hebben kunnen doen. We zijn aan
het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Dat betekent dat
we gaan schorsen. Dat wordt gelijk een dinerpauze. Ik kijk naar de Minister of 45
minuten genoeg voor hem is, dus dat we om 19.15 uur weer doorgaan. Dat is het geval.
Dank u wel.
De vergadering wordt van 18.27 uur tot 19.18 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedenavond eenieder. We gaan weer door met het commissiedebat Verdienvermogen van
Nederland. We zijn inmiddels aangekomen bij de eerste termijn van de Minister. We
gaan met vier interrupties per fractie deze termijn in.
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Het debat over het verdienvermogen van Nederland is het allerbelangrijkste
debat van het jaar. Voordat het geld kan worden uitgegeven aan onderwijs, defensie,
jeugdzorg, veiligheid, ouderenzorg of sociale zekerheid, moeten we het namelijk eerst
verdienen. Dat zullen we in de toekomst moeten doen met steeds minder mensen, omdat
onze samenleving steeds meer vergrijst. Niet alleen onze samenleving verandert, maar
ook de wereld en de wereldeconomie, waar wij een groot deel van ons geld verdienen.
Die wereld en wereldeconomie worden steeds instabieler, niet in de laatste plaats
omdat economische macht steeds meer wordt gebruikt voor politieke doeleinden.
Bovendien gaat de ontwikkeling van onder andere AI overal ter wereld heel hard. Zeker
in de VS wordt daar flink in geïnvesteerd. Europa en Nederland moeten daar een antwoord
op hebben. Daarom ben ik bezig, onder meer met ondernemers, met het maken van een
nieuwe AI-strategie. De kern van die strategie is heel simpel: keuzes maken. Als we
niet kiezen, verliezen we namelijk. Dat geldt ook voor het nieuwe industriebeleid,
waar ik letterlijk elke dag mee bezig ben. Tot op heden was het Nederlandse industriebeleid
toch een beetje: we laten 1.000 bloemen groeien. Maar als we dat blijven doen, blijkt
dat uiteindelijk een verliesstrategie.
Dat nieuwe beleid kunt u binnenkort tegemoetzien. Wat u al van mij gekregen heeft
in de afgelopen drie maanden, is de Ruimtelijk Economische Visie, het 3%-R&D-plan,
de productiviteitsagenda, de actieagenda voor start-ups en scale-ups en de nieuwe
regeldrukreductieaanpak. Regels die we hier in Den Haag maken, belemmeren ons verdienvermogen.
Daarom heeft het kabinet besloten om aan de slag te gaan met een niet-vrijblijvende
aanpak en om voor de zomer van 2026 500 regels te schrappen of de administratieve
druk ervan te verminderen.
Tot slot. Er moet niet alleen heel veel gebeuren, maar er moet ook heel veel niet
gebeuren. Het bedrijfsleven en ondernemers snakken naar politieke stabiliteit. Als
ik de constructieve toon beluister die vandaag in het debat aanwezig was, denk ik
dat het na 29 oktober vast goedkomt.
Voorzitter. Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen. Dat doe ik in de
volgende drie blokjes: macro-economie, randvoorwaarden – dat gaat onder andere over
elektra, netcongestie en stikstof – en overheidsbeleid.
Ik begin met macro-economie, het kortste blokje van de drie. Allereerst kom ik op
de Productiviteitsraad. De heer Sneller had daar een vraag over. Hij zag mij al knikken
toen hij zei: dit is niet opgepakt in de media. Dat heeft ermee te maken dat wat elke
Minister naar buiten brengt, door de media wordt gezien als mogelijke campagne. Daar
wordt dus vaak niks mee gedaan. Maar de heer Sneller heeft absoluut gelijk als hij
zegt dat het een hele belangrijke stap is en dat het heel belangrijk is voor de toekomst
van onze economie. Ik ben hem er dankbaar voor dat hij dat vandaag noemt. De Kamer
zal erin worden betrokken en worden meegenomen in hoe we dit verder uitwerken. Op
dit moment wordt gewerkt aan het instellingsbesluit van de raad. Zoals gebruikelijk
wordt dat voorgehangen bij de Kamer. Dat komt dus richting de Kamer. Voor het einde
van het jaar verwacht ik de Kamer hierover te informeren.
De voorzitter:
De heer Sneller heeft een verhelderende vraag, denk ik.
De heer Sneller (D66):
En een procedurele. Dat is heel mooi, maar het is lastig, want als het is voorgehangen,
zijn alle besluiten in zekere zin al door het kabinet genomen en zit het er vaak een
beetje aan vast. Maar het is ook wel fijn om het er een keer wat meer open over te
hebben in de trant van: wat zien we voor ons qua reikwijdte en mandaat van de Productiviteitsraad?
Hoe gaat het functioneren? Anders is het volgende moment waarop we elkaar weer zien
wanneer wij op iets stuiten et cetera.
Minister Karremans:
Dat snap ik. Maar op zich staat goed in de productiviteitsagenda omschreven wat we
verwachten van de raad en wat we willen dat die doet. Maar ik ben natuurlijk altijd
bereid om daar informatie over te verstrekken of daar verder over in gesprek te gaan.
Het is even aan de Kamer wat daarin de behoefte is. Denk aan een technische briefing
of een debat. We willen natuurlijk graag alles doen om de Kamer daarin tegemoet te
komen. Daar zit dus helemaal geen voorbehoud aan vast.
Dan een vraag over het verdienvermogen van mensen aan de onderkant van de samenleving:
hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het verdienvermogen voor de onderkant van de
samenleving omhooggaat? Het is inderdaad belangrijk dat iedereen meeprofiteert van
een groeiende economie. Ik denk – dat weet de heer Thijssen ook – dat uiteindelijk
juist de mensen aan de onderkant van de samenleving als eerste de klos zijn bij een
krimpende economie. Het is dus zaak om een sterke economie te hebben voor die mensen.
Gelukkig is de koopkracht in 2024 voor alle inkomensgroepen flink gestegen, met 3,6%.
Dat is de grootste koopkrachtstijging in ruim twintig jaar. Het armoedeniveau in Nederland
kent op dit moment een historisch dieptepunt, dus dat is hartstikke mooi. Daar moeten
we natuurlijk hard aan blijven werken, zeg ik er gelijk bij. Maar dat is wel waar
we nu staan en wat het beleid dat we de afgelopen jaren hebben gevoerd, teweeg heeft
gebracht. De koopkracht voor de laagste inkomensgroepen stijgt in 2025 en 2026, dus
dit jaar en volgend jaar, met respectievelijk 0,5% en 1,2%. Deze groep profiteert
dus mee van de economische groei.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft een vervolgvraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik vind het een beetje vervelend om te praten over «mensen aan de onderkant van
de samenleving». Volgens mij zijn het gewoon Nederlanders die keihard werken en gewoon
wat minder verdienen dan een hoop andere mensen. Ik vind het vervelend dat de Minister
nu een beetje selectief shopt. Het klopt dat de lonen de afgelopen jaren sneller zijn
gestegen dan de prijzen, dan de inflatie. Dat komt vooral omdat de vakbonden echt
met een vuist op tafel hebben geslagen en hebben gezegd: nou moeten die lonen omhoog.
Maar als je ietsje verder teruggaat, naar de tijd van voor corona, zie je dat de lonen
de prijzen nog altijd niet hebben ingehaald. Als je nog iets verder teruggaat en kijkt
naar die studie van de Universiteit Leiden, zie je dat witte mannen met een lager
inkomen hun inkomen de afgelopen 30 jaar achteruit hebben zien gaan. Daar wil ik de
Minister op uitdagen. We verdienen meer dan ooit, maar het komt gewoon niet bij Nederlanders
terecht. Kan hij daar niet wat aan doen?
Minister Karremans:
Nou, daar ben ik het niet mee eens. We hebben eerder een debat gevoerd over de arbeidsinkomensquote;
ik zal daar zo meteen nog wat over zeggen. We hebben het ook gehad over de arbeidsinkomensquote
en de reële loongroei. Het is natuurlijk logisch dat bedrijven eerst winst maken en
dat vervolgens de lonen daarachteraan gaan. Dat is ook wat je ziet. In de economie
volgen loonstijgingen vaak op goede resultaten van bedrijven. Dat zien we nu ook terug.
Ik zeg er wel bij tegen de heer Thijssen: heel veel mkb'ers hebben daardoor, zeker
door de flink gestegen lonen, bijvoorbeeld in de horeca, nu te maken met hele lage
marges. De lonen zijn extreem hard gestegen. Ze kunnen dat niet altijd doorberekenen
aan de klant. Door MKB-Nederland is berekend dat van elke € 100 die een mkb'er verdient,
er onderaan de streep ongeveer € 7,50 overblijft. Daar moeten nog belastingen en rentebetalingen
vanaf. Dat zijn geen dikke marges. Dat komt onder andere door de gestegen lonen. We
willen graag dat mensen goed geld verdienen, werknemers natuurlijk ook. We vinden
het fijn dat de koopkracht er niet alleen het afgelopen jaar zo flink op vooruit is
gegaan, maar ook het komende jaar erop vooruit zal gaan. Dat is echt een mooi resultaat.
Dat komt omdat de loonstijgingen uiteindelijk volgen op de winsten van bedrijven.
Dat is precies wat we nu zien gebeuren. Dat zal naar verwachting, volgens de voorspellingen,
komend jaar ook doorgaan.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft een vervolgvraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik ga het toch nog een keer proberen. Wat de Minister zegt, is niet waar. Hij zegt:
de winsten stijgen eerst en dan volgen de lonen. Het CPB, zijn eigen CPB, voorspelt
dat de aiq, die verdeling van geld naar loon en van geld naar winst, niet teruggaat
naar het oude niveau. Die blijft te laag. Te veel geld gaat naar winst en te weinig
geld gaat naar de hardwerkende Nederlanders.
Dan die mkb'ers. Het klopt dat de mkb'ers het moeten zien op te brengen als de lonen
omhooggaan. Er is wel een voordeel. Als je mensen met een lager inkomen of een middeninkomen
meer geld geeft, waar gaan ze dat vooral uitgeven? Bij die mkb'ers. Waarom groeit
de economie in onze doorrekening harder dan in de doorrekening van de VVD? Omdat wij
het geld niet laten wegstromen naar de winsten van bedrijven, maar omdat wij die winsten
terughalen en terugzetten in de samenleving. Daarom groeit onze economie harder. Nogmaals,
wij wijzen heel duidelijk ... De Miljoenennota wijst heel duidelijk aan waar ruimte
zit in de economie, namelijk bij bedrijven die 30 miljard onnodige winst maken. Ik
wil nog één keer verzoeken: wil de Minister bekijken hoe hij ervoor kan zorgen dat
het geld wat meer in Nederland blijft en wat meer ten goede komt aan Nederlanders?
De voorzitter:
Voordat we naar de Minister gaan, meneer Thijssen, wil ik zeggen dat uw interrupties
wat lang zijn. U heeft er nog twee, maar misschien kunnen we ze iets inkorten. De
antwoorden van de Minister graag ook.
Minister Karremans:
Voor wat betreft de discussie over de economische groei in de modellen van de Partij
van de Arbeid – dan heeft de heer Thijssen het denk ik over de vorige verkiezingen –
ten opzichte van de VVD, ga ik er hier geen verkiezingsdebat van maken. Daar laat
ik me dus niet toe uitlokken.
Over het punt over de formulering van «de onderkant van de samenleving» ben ik in
de veronderstelling dat de heer Thijssen dat zelf geformuleerd heeft. Ik heb dat hier
op mijn papiertje staan. Als hij dat niet heeft gezegd, dan heb ik de vraag verkeerd
herhaald. Maar het is geenszins de bedoeling om mensen een dergelijke kwalificatie
mee te geven; daar zijn we het over eens.
Ten aanzien van winst en lonen heb ik net al het een en ander gezegd. De heer Thijssen
zegt dat het niet klopt wat ik zeg. Ik blijf natuurlijk wel bij het feit dat het wel
klopt wat ik daarover zeg. Eerst heb je groeiende winsten en vervolgens heb je groeiende
lonen. Overigens doet dat er niks aan af dat de arbeidsinkomensquote anders is dan
bijvoorbeeld in de jaren tachtig, of anders is dan eerder. Dat kan allebei waar zijn;
dat heeft in die zin niks met elkaar te maken. Wij sturen overigens ook niet op de
arbeidsinkomensquote, omdat wij sturen op koopkracht. Wij vinden het belangrijk dat
mensen uiteindelijk meer geld in de portemonnee krijgen, waarmee ze meer dingen kunnen
betalen. Het kabinet stuurt erop dat de lonen harder stijgen dan de inflatie, zodat
mensen meer koopkracht hebben. Daar maken we beleid op. Je ziet dat dat effect heeft,
omdat alleen al vorig jaar de grootste koopkrachtstijging plaatshad van de afgelopen
twintig jaar.
Door de heer Thijssen werd ook gezegd: we moeten de winsten afromen en we moeten zorgen
dat dat geld bij de lonen terechtkomt. Dan zeg ik er als econoom wel even bij: er
wordt een beetje gedaan alsof winsten per definitie slecht zouden zijn, maar met winsten
worden investeringen gedaan door bedrijven. Bedrijven kijken naar rendement. Die kijken
waar ze moeten investeren: is het slim om dat in Duitsland, Frankrijk, Amerika of
Canada te doen, of willen we dat in Nederland doen? Ze willen hun rendement halen.
Dat rendement staat in Nederland gewoon flink onder druk; kijk maar naar de Rotterdamse
haven. Dan wil je dus een zo aantrekkelijk mogelijk klimaat hebben voor bedrijven
om die winsten te maken. Die winsten kunnen ze vervolgens herinvesteren in innovatie
of in de energietransitie, maar die winsten komen ook terecht bij pensioenfondsen;
daar hebben we het in een eerder debat al over gehad. Dat zijn pensioenen van hele
normale hardwerkende Nederlanders, die daarvan meeprofiteren. Als ASML – ik geef nog
maar een voorbeeld – 20 of 25 jaar geleden geen winst had gemaakt, of als die helemaal
afgeroomd was door de overheid, had het niet kunnen innoveren en op dit moment niet
kunnen staan waar het nu staat.
Ik wil dus wel een beetje nuance meegeven in de manier waarop hier over winsten wordt
gesproken, want winsten heb je nodig in een economie om er met z'n allen van te kunnen
profiteren.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft een persoonlijk feit.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja. Sorry, ik heb niet gezegd dat alle winsten afgeroomd moeten worden. Ik heb gezegd
dat bedrijven in 2019 prima winsten maakten en gevraagd waarom we dat niveau niet
aanhouden. Daarom kun je van de zeer winstgevende bedrijven een grotere bijdrage verwachten.
Maar leg me niet de woorden in de mond – het is namelijk geen verkiezingsdebat – dat
ik zeg dat bedrijven geen winsten mogen maken. Dat mogen ze zeker wel.
De voorzitter:
Een reactie van de Minister.
Minister Karremans:
Ik hoor de heer Thijssen zeggen: onnodige winsten moeten we cappen. Dat is het meest
onverstandige idee wat je kan hebben. Als bedrijven meer winst maken, gaat de staatskas
daar ook gewoon op vooruit. Als je kijkt naar de vpb-inkomsten die de Staat heeft
gekregen – dat is dus alleen de vpb en niet alle overige belastingen die gelieerd
zijn aan het bedrijfsleven – dan zie je dat die in vijf jaar tijd zijn gestegen van
24 miljard naar 48 miljard. Dat komt omdat de vpb een afgeleide van de winst is; het
is een percentage van de winst. De Staat verdient daar dus gewoon evenredig aan mee.
Hoe harder de winsten stijgen, hoe meer geld we als Staat krijgen om te investeren
in onderwijs, in jeugdzorg, in ouderenzorg en noem maar op. Dat is dus hartstikke
goed.
Maar je moet wel oog houden voor het concurrentievermogen van onze economie. Een deel
van dat concurrentievermogen wordt bepaald door de lasten voor het bedrijfsleven.
Je hoeft ze niet naar nul te verlagen. Dat is ook helemaal niet de intentie, ook niet
van dit kabinet, want iedereen moet zijn eerlijke bijdrage leveren aan de samenleving.
Maar als je een economie die al keldert op de ranglijst van meest concurrerende economieën ...
Vervolgens heb je te maken met de stikstofproblematiek, de netcongestie en de politieke
instabiliteit; ik kom er zo nog op, en ik weet dat de heer Thijssen daar natuurlijk
ook veel aandacht voor heeft. Als je dan ook nog eens een keer aan de lastenknop gaat
draaien en de lasten verder gaat verzwaren, maak je de Nederlandse economie nog minder
concurrerend. Dat is uiteindelijk nadelig voor ons allemaal, voor mensen die in de
Tarwewijk wonen, voor mensen die in Bloemhof wonen en voor mensen die in Bloemendaal
wonen. Dat geldt voor ons allemaal. Mijn taak als Minister van Economische Zaken is
om ervoor te zorgen dat de economie blijft draaien. Daarom zult u mij nooit horen
zeggen dat het verstandig is om de lasten voor het bedrijfsleven te verhogen of de
winsten af te romen door ze terug te brengen naar het niveau van 2019, zeker nu niet.
Dat vind ik een bijzonder onverstandig idee.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk met een schuin oog of de heer Thijssen nog een interruptie heeft.
Of kan ik de Minister vragen om verder te gaan met zijn bijdrage? U heeft er nog één,
meneer Thijssen. Die bewaart u. De Minister.
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Dat was het blokje macro-economie. Dan kom ik bij het investeringsklimaat
en het concurrentievermogen van Nederland, waar we het net over hadden.
De heer Thijssen had een vraag gesteld over de stikstofruimte. Hij zei: er is geen
elektriciteit. Hij is langs geweest bij Sif in de haven en bij QuantWare. Hij stelde
een paar zeer terechte vragen. Hoe moet het nou met die bedrijven als er geen stikstofruimte
is? Ik geloof dat hij zei – ik wil hem natuurlijk geen woorden in de mond leggen –
dat ze al stikstof uitstoten op het moment dat ze de kraan bewegen of op het moment
dat die de lucht ingaat. Dat is natuurlijk een situatie die bijna kafkaësk is. Daar
willen we van af. Daarom werkt het kabinet aan de stikstofaanpak; mijn collega Wiersma
werkt daar hard aan.
Maar in het hele pakket dat we gepresenteerd hebben bij de Miljoenennota hebben we
ook 250 miljoen gereserveerd om in economische clusters te doen aan natuurherstel.
Dat is dus ook 50 miljoen voor rond de Rotterdamse haven, want dat hebben de provincie,
de gemeente en het Havenbedrijf zelf, samen met Deltalinqs, bij ons op tafel gelegd.
Ze zeiden: dat geld hebben we nodig om aan natuurherstel te doen en om dat weer op
gang te brengen. De vergunningen komen natuurlijk niet van het Rijk, maar van de provincie.
Met dezelfde zorgen die de heer Thijssen heeft en met dezelfde zorgen die hij ook
gehoord heeft van Sif, zijn we daar nu mee bezig. Sif heeft natuurlijk te maken met
verschillende omstandigheden, ook met de relatieve turbulentie op de windmarkt op
dit moment. Het kabinet steekt met de afgelopen Miljoenennota wel weer een miljard
in wind op zee, dus we investeren wel degelijk. We hebben ook de zorgen die de heer
Thijssen heeft. Die zorgen deel ik en daar werken we dus op de manieren aan die ik
net heb aangegeven.
Dan QuantWare. Ik heb vorige week nog de actieagenda voor start-ups en scale-ups gelanceerd.
QuantWare is dus ook een van de tien techbedrijven waar we gewoon heel veel in zien.
Daarvan hopen en willen we dat ze doorgroeien tot wereldleider. Daarvoor moeten wij
de randvoorwaarden als overheid scheppen. Netcongestie is een van die dingen. Ik heb
in een eerder debat al iets gezegd over halfgeleiders; ik kom zo nog even terug op
het punt dat de heer Thijssen daarover maakte. Rond de regio Eindhoven kijken wij
hoe wij die aansluiting op een bepaalde volgorde kunnen inrichten, zodat bijvoorbeeld
de investeringen die zo belangrijk zijn voor de regio wat meer voorrang krijgen, want
daar is netcongestie ook gewoon een probleem. Dat is niet makkelijk, maar daar werken
we wel aan. Ten aanzien van QuantWare ken ik de exacte bedrijfscasus niet, maar het
is natuurlijk wel van belang om die randvoorwaarden, ook met betrekking tot netcongestie,
op zo'n manier in te richten dat zij kunnen opschalen en om ze te helpen om uiteindelijk
ook zo'n tech champion – ze zijn het al – te blijven en het nog verder te worden.
Dat is dus hoe we daaraan werken.
Dan brengt mij dat gelijk bij het volgende punt, waar ik net al een kleine hint over
gaf. Dat betreft de 5 miljoen euro die op de plank blijft liggen, terwijl het Rijk
en de regio voor bedrijven hun ding doen om het Project Beethoven tot een succes te
maken. Het ging over 06-nummers en over wie wiens 06-nummer heeft. De grap was: toen
de heer Thijssen dat zei, was ik net mijn 06-nummer naar een ondernemer aan het sturen
op LinkedIn; echt waar. Dat gebeurt dus. Ik heb ook het 06-nummer van de heer Dijsselbloem;
die zal ik morgen even bellen, want het verraste mij ook, in alle oprechtheid. Ik
heb in de regel gewoon goed contact met de burgemeester van Eindhoven en overigens
ook met de CEO van ASML. Die weten ook dat ze maar hoeven te bellen als er sprake
is van enige vertraging rondom Beethoven. Dat doen ze ook, als dat het geval is. Daar
ga ik dus even achteraan. Bovendien zijn we hier met betrekking tot de uitwerking ...
Het gaat niet alleen over 5 miljoen euro; daar doen ze zichzelf een beetje tekort
mee. Het gaat over 5 miljoen tot 7 miljoen euro die we nu hebben gereserveerd voor
de uitvoering. Die plannen werken we nu uit. Voor het eind van het jaar hebben we
dat gedaan. Daar is dus ook geen reden tot paniek, want dat werken we gewoon uit conform
de afspraken die we hebben gemaakt, ook in het BO Brainport. Daar werken we dus aan.
Dan de regels. Mevrouw Van Dijk had het over de ambitie die er ligt, over de vinger
aan de pols en over hinderende verhoudingen met de overheid, bijvoorbeeld in vergunningsprocedures,
waar veel partijen in betrokken zijn. Ze vroeg: kan dit slimmer en sneller? In de
aanpak van de regeldruk hebben we daar ook oog voor. Ik weet dat mevrouw Van Dijk
daar bijzonder veel passie voor heeft. Het volgende is daar onderdeel van. Als het
gaat om de regeldrukagenda, hou ik niet van de term «schrappen, schrappen, schrappen».
Ik hou er ook niet van om over zorgen heen te stappen die achter die regels zitten
en te doen alsof die zorgen opeens weg zijn als je die regel schrapt. Dat is nou eenmaal
niet het geval. Ik ben ook helemaal geen voorstander van een Elon Musk-achtige aanpak.
Je moet de zorgen achter regels serieus nemen, en je moet daar op slimmere manieren
mee omgaan. Een van die dingen is bijvoorbeeld dat je data slimmer aan elkaar kunt
koppelen. Dat is precies zo'n voorbeeld waar mevrouw Van Dijk aan refereert. Dat is
precies waar we mee bezig zijn. Dat kan ook tussen overheden slimmer gebeuren. Ik
zeg daar wel gelijk bij dat dat wat aanpassingen in de AVG vergt. Dat is wel iets
wat ik gelijk wil flaggen als iets waar we met z'n allen iets mee moeten.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nou, ik vind dat flaggen terecht. Daar is met ons zeker over te praten. Gaat er binnenkort
meer informatie naar de Kamer komen over hoe je dat concreet kunt maken en welke discussies
we dan met elkaar moeten voeren?
Minister Karremans:
Ja, dat is wel het plan. In deze regeldrukagenda is het essentieel dat we het transparant
maken. In een eerder mkb-debat heb ik een toezegging gedaan aan de heer Kisteman om
een website op te richten, zodat ondernemers en het parlement kunnen zien hoever we
zijn in de aanpak en welk departement wat doet. Dat deed ik ook omdat ik de scepsis
vanuit ondernemers begrijp. Er wordt al heel lang gezegd dat er iets aan gedaan zou
worden, maar er is nooit wat gebeurd. Ik geef ze helemaal gelijk als het gaat over
die scepsis. Die wil ik tegengaan. Of, nou ja, tegengaan ... Ik vind dat ze recht
hebben op die scepsis, maar ik wil ze het tegendeel bewijzen in die zin dat wij dit
nu wel op deze manier gaan regelen, door heel transparant te zijn over de voortgang.
Ik wil dat ook laten zien aan de Kamer. De Kamer kan daar ook een functie in hebben,
bijvoorbeeld door bepaalde zaken aan te jagen bij bewindspersonen of ministeries.
We moeten dat echt samen doen. Dat doen we alleen al door inzichtelijk te maken welk
ministerie voor welk aantal regels aan de lat staat, welke regels dat dan zijn en
hoe we het willen doen. Dat doen we ook door aan te geven hoe we de zorg die achter
een regel zit op een andere manier willen adresseren. Dat zijn allemaal zaken waar
we de Kamer volledig transparant in willen meenemen. Ik denk dat dat ook belangrijk
is voor het vertrouwen van ondernemers in de politiek, dat laag is. Daarom wil ik
daar op die manier mee gaan werken.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder.
Minister Karremans:
Dank u wel. Mevrouw Van Meetelen vroeg: hoe zorgen we ervoor dat de sociale gevolgen
van investeringen, zoals bij ASML en Project Beethoven, worden opgevangen? Denk daarbij
aan stijgende huizenprijzen, drukke voorzieningen zoals scholen en kinderopvang, zorgen
van bewoners en leefbaarheid. Daar spreken we natuurlijk over met de regio. Allereerst
investeren de regio en de onderneming zelf in de leefbaarheid van de Brainportregio
via het Brainport Partnerfonds. Daarnaast overleggen we zelf vanuit het Rijk over
hoe we de leefbaarheid versterken. Met de middelen uit Project Beethoven wordt onder
andere gezorgd voor betaalbare woningen, een stevige verbetering van de weginfrastructuur,
talentontwikkeling en hoogwaardig ov. Dat zijn allemaal dingen die vanuit rijksmiddelen
via Project Beethoven richting de regio Eindhoven gaan.
Dat was het kopje randvoorwaarden. Als daar geen vragen meer over zijn, dan ga ik
over naar het laatste blokje. Dat gaat over overheidsbeleid. Dat is ook gelijk het
grootste blokje.
De eerste vraag is van de heer Sneller. Kan de Minister bevestigen dat Peter Wennink
in zijn traject ook gaat praten met publieke partners, zoals kennisinstellingen en
universiteiten? Ik heb de heer Wennink gevraagd onafhankelijk advies uit te brengen,
dus in principe is dat aan hemzelf, maar als de heer Sneller daar prijs op stelt,
wil ik dat verzoek vanuit de Kamer best naar hem doorgeleiden. Het zou gek zijn als
hij er dan niks mee doet. Ik zie de heer Sneller knikken. Dat wil ik toezeggen.
Dan een vraag van mevrouw Martens-America. Zij wil weten hoe ik kijk naar het aandeel
van universiteiten bij spin-offs en of ik bereid ben om dit met mijn collega van OCW
of met UNL op te pakken. Dit is inderdaad een hardnekkig punt. Het is ook terecht
dat dit in dit debat wordt aangekaart. Het kan inderdaad de groei van start-ups belemmeren.
Daar werken we nu aan met OCW. Ik heb het daar ook veel over gehad met de vorige Minister
van OCW, dus dat zal ik ook weer oppakken met de huidige Minister van OCW. Om uniforme
afspraken te maken over intellectueel eigendom zijn er nu standaard deal terms ontwikkeld,
in het kader van de tech leap. Het aandeel van deze universiteiten is daar onderdeel
van. Deze terms bieden een standaardformat voor de overdracht van IP tussen kennisinstellingen
en uit dienst tredende onderzoekers, onder goede voorwaarden voor de start-up, om
snel door te kunnen. De komende tijd zullen we ons inzetten om deze deal terms zo
breed mogelijk bij kennisinstellingen te implementeren en te bewerkstelligen. Daarnaast
verkennen we de mogelijkheid voor een commissie die kan bemiddelen bij geschillen
over intellectueel eigendom in dit soort situaties.
De heer Thijssen vroeg of ik het ermee eens ben dat we meer actieve industriepolitiek
moeten voeren, omdat andere landen dat ook doen. Mag ik ’m zo samenvatten? Ik wil
de heer Thijssen een compliment geven, omdat hij dit aankaart. Ik denk dat wij in
Nederland altijd een beetje terughoudend zijn geweest als het gaat om industriepolitiek.
Ik heb dat net in mijn inleiding ook gezegd. Het was een beetje: laat duizend bloemen
bloeien; we moeten vooral lekker vrij handelen en wij als overheid gaan achteroverleunen.
Die tijd is helaas voorbij. Daarbij leg ik de nadruk op «helaas», want dat waren ook
economisch mooie tijden voor Nederland. Maar als we niet actiever aan de slag gaan
met ons industriebeleid, dan vrees ik dat we het afleggen tegen heel veel andere economieën.
Je ziet natuurlijk China en de Verenigde Staten héél actief industriebeleid voeren.
Maar ook binnen Europa – denk aan Frankrijk en Duitsland, maar ook aan kleinere lidstaten –
voeren landen veel actiever industriebeleid. Dat ben ik ook van plan te gaan doen.
Dat betekent niet dat wij morgen protectionistische maatregelen gaan invoeren. Dat
kan ook helemaal niet in een interne markt. Maar we moeten wel veel strategischer
gaan nadenken over waar we op gaan inzetten. Wat ga je als overheid wel en niet doen?
Hoe ga je om met je schaarse capaciteiten? Het betekent ook dat je veel proactiever
aan de slag gaat met je industrie, zoals de heer Thijssen eigenlijk ook zegt. Waar
wil je naartoe en welke rol moet je dan als overheid actief pakken? Daar zal ik de
Kamer over informeren als ik de Kamer ook informeer over het nieuwe industriebeleid
dat er binnenkort aankomt. Dit is, denk ik, een terecht punt dat een plek verdient
in dit debat.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Het klinkt inderdaad heel eensgezind wat de heer Thijssen van GroenLinks-PvdA en de
Minister zeggen. Maar ik weet gewoon uit de diverse debatten dat er, in ieder geval
voor mijn gevoel, een ander beeld achter lijkt te zitten van welke bedrijven in Nederland
zouden moeten blijven en welke bedrijven de heer Thijssen bijvoorbeeld liever weg
ziet gaan. Het moet er dan in het industriebeleid ook wel om gaan dat we bestaande
bedrijven gewoon een kans geven in plaats van keihard te saneren, en dat we niet de
oude schoenen weggooien voordat we nieuwe hebben. Hoe kijkt de Minister daartegen
aan?
De voorzitter:
Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Minister Karremans:
Dat is een terecht punt. We gaan sowieso geen oude schoenen weggooien. We gaan ook
niet saneren. Maar de kern wordt wel dat wij gaan focussen op bepaalde industrietakken.
Je wil op een gegeven moment zeggen: «Dit zijn de gouden tickets voor onze toekomstige
economie, en daar zetten we op in. Daarvoor gaan we kennis naar het ministerie halen.
Daarvoor gaan we ecosystemen bouwen.» We gaan kijken wat voor bedrijven we nog missen
om door te groeien. Wat voor knelpunten en belemmeringen zijn er in fysieke, fiscale
en regelgevende zin, waardoor die bedrijven nu niet kunnen doorgroeien? Waar gaan
we dat in Nederland doen? Welke afspraken maken we daarover met gemeenten en provincies?
Dat is iets waar mevrouw Van Dijk altijd aandacht voor vraagt. Daar ga je vól regie
op voeren. Dat zijn we nu aan het uitwerken.
Ik wil dat een apolitieke exercitie maken. Het gaat er dus om dat je kijkt wat onze
uitgangspositie nu is in Nederland. Wat is strategisch en economisch belangrijk? We
willen proberen afhankelijkheden van andere economieën waar we kwetsbaar zijn, af
te bouwen. Maar alle afhankelijkheden afbouwen in een wereldeconomie, zeker in een
land dat geld verdient in het buitenland, kan helemaal niet. Dat weet de heer Vermeer.
Je moet vooral zorgen voor wederzijdse afhankelijkheden. Waar kan je die nou maken?
In welke markten en technologieën heb je daar kansen voor, zodat je er strategisch
in de wereld steeds sterker voor komt te staan? Hoe zorg je ervoor dat je niet straks
weer een Amerikaanse president hebt – dat is dan misschien niet Trump, maar Vance
of een andere president – die geen invoerheffingen van 15% oplegt, maar van 30%, en
dat we ze dan moeten accepteren? Die situatie willen we voorkomen. Het werk daarvoor
begint nu. Dat begint nu. Dat begon eigenlijk gisteren. Maar daar moet je wel keuzes
voor maken. Naar dat soort zaken kijk je dan. Je kijkt bijvoorbeeld naar wat de maatschappelijke
opgaven zijn. Van die afweging, die we eigenlijk nu aan het afpellen zijn, mag de
Kamer vanzelfsprekend wat vinden.
In een van de eerdere debatten heeft de Kamer tegen mij gezegd: ga alsjeblieft kiezen;
ga dat alsjeblieft doen. Toen heb ik gezegd: dan moet ik niet in het eerstvolgende
debat zestien moties om de oren krijgen om nog andere dingen toe te voegen. Daar kunnen
we het natuurlijk wel met elkaar over hebben; dat is vanzelfsprekend. Maar dat is
wel wat we moeten doen. We moeten kiezen. We moeten het afpellen. Ik geloof ook niet,
zeg ik tegen de heer Vermeer, dat de halfgeleiderindustrie links of rechts is. De
biotechindustrie is niet links of rechts. De agrarische sector is niet links of rechts.
Het gaat om ons verdienvermogen en daar hebben we allemaal baat bij. Dat is dus de
exercitie die we nu aan het doen zijn. Ik kan er nog niet op vooruitlopen welke sectoren
dat zullen zijn. De voorbeelden die ik net noemde, kunnen er wel of niet in zitten.
Dat is wat we nu aan het doen zijn. Dat zal ik binnenkort ook naar de Kamer sturen
bij het nieuwe industriebeleid.
De voorzitter:
De heer Vermeer heeft nog een vraag.
De heer Vermeer (BBB):
Ja. Zou de Minister dan ook aandacht willen besteden aan het hele defensienetwerk
en de investeringen die daar gedaan worden? Ik was onlangs bij een aluminiumfabriek.
Die kwam bij een bedrijf als Rheinmetall gewoon niet eens binnen. Kan de Minister
er dus ook voor zorgen dat er in de deals die nu gesloten worden, keiharde voorwaarden
zitten voor de toegang van Nederlandse toeleverende bedrijven bij dit soort multinationals?
Natuurlijk hebben die een bestaand netwerk, maar eigenlijk zouden ze als tegenprestatie
wel toegang moeten geven. Dan moeten ze natuurlijk gewoon ook een goed aanbod doen.
Minister Karremans:
Ik denk dat de heer Vermeer hier een heel mooi voorbeeld geeft. Wat doe je bijvoorbeeld
als je voor de defensie-industrie kiest? Dat zou zomaar kunnen. Ik weet ook nog niet
wat daar uitkomt, maar dan wil de overheid ook bekijken hoe ze die bedrijven kan helpen.
Hoe zorgt de overheid ervoor dat ze een markt hebben en ze ook in Europa verder kunnen?
Het zou dan zomaar kunnen dat je afspraken gaat maken met landen over dit soort zaken,
dus over de toegang tot bepaalde markten. Met bepaalde landen maken we afspraken over
strategische samenwerkingen en met wat voor bedrijven dat gebeurt. Dit is precies
waar ik naartoe wil. Ik wil dat we veel meer maatwerk gaan bieden aan bepaalde sectoren,
industrieën en technologieën, waarmee we in de toekomst ons geld gaan verdienen. Dit
is dus helemaal in lijn met waar we mee bezig zijn. De brief daarover zullen we sturen
naar de Kamer en we zijn vanzelfsprekend heel benieuwd wat de Kamer daarvan vindt.
Daar zullen we vanzelfsprekend ook het debat over voeren.
De heer Vermeer (BBB):
Is de Minister dan ook bereid om, net als wanneer de Koning ergens op bezoek is en
er een handelsdelegatie achter hem aan komt, met een handelsdelegatie achter de Minister
en de Staatssecretaris van Defensie aan te rennen en te zeggen: «nu boter bij de vis,
mensen!»?
De voorzitter:
Is Minister Karremans bereid om achter Minister Brekelmans aan te rennen?
Minister Karremans:
Ja, en de heer Tuinman. Als ik ze een beetje kan bijbenen, dan doe ik dat graag. Ja,
absoluut.
De voorzitter:
Volgens mij kan de Minister ... Nee, er is nog interruptie van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Een van de organisaties die ons een brief had gestuurd, had het over «actief ruimte
scheppen» als de overheid de regie neemt. Ik vond dat wel een mooie formulering. Ik
zoek nog een beetje waar de Minister precies naartoe wil. Hij zegt: ja, we moeten
keuzes maken, maar we gaan niet saneren. Dan probeert hij het te depolitiseren, terwijl
de vraag hoever je bereid ben om te gaan in het maken van dit soort keuzes natuurlijk
wel degelijk politiek is. Voordat we die brief krijgen, probeer ik dus nog wat meer
inkleuring te krijgen. Waar staat de Minister nou?
Minister Karremans:
Nee, sorry, ik snap de vraag. Ik ga niet zeggen dat een bepaalde sector niet meer
mag ondernemen in Rotterdam; of nee, ik bedoel in Nederland. In die zin reageer ik
daarop. De heer Sneller heeft natuurlijk een punt, hè, want dit is het maken van keuzes
in een situatie van schaarste. Politiek is keuzes maken in een situatie van schaarste.
Dus, ja, de politiek zal ook over dit soort lastige kwesties uitspraken moeten doen.
Ik ben het hier volledig mee eens. Ik kan en wil hier alleen nog niet op vooruitlopen.
Ik snap dat ik dit een beetje uitlok in de zin van: de industriebrief is er nog niet
en het is moeilijk om een debat te voeren, ook voor de Kamer, over een brief die er
nog niet is. Ik wil in alle transparantie echter meegeven waar ik aan werk en wat
ik heb meegenomen van eerdere debatten die ik met de Kamer heb gehad over hoe we dat
een plek willen geven. Ik denk dat de heer Sneller absoluut een punt heeft. We moeten
keuzes maken in een situatie van schaarste en we hebben in Nederland nou eenmaal een
beperkt aantal vierkante meters. Je zult daar dus gevolg aan moeten geven.
De heer Sneller (D66):
Misschien mag ik dan het volgende meegeven. Ik geloof dat de Minister zelf over Schumpeter
begon in een van de eerdere debatten. We moeten Schumpeter wel een handje helpen,
niet alleen vanwege de schaarse ruimte, maar ook vanwege de stikstofruimte, de arbeidsmarkttekorten
et cetera, et cetera. De externaliteiten en het beslag, het gebruik van schaarse middelen,
moeten we beter inprijzen en wel ook een beetje een handje helpen met de dingen die
plaats moeten maken in de visie van de Minister. Dit is dus een aanmoediging om daar
wel ambitie in te tonen.
Minister Karremans:
Dank, dat is helder.
De voorzitter:
Dan kan de Minister verdergaan met zijn bijdrage.
Minister Karremans:
Dan het punt van de heer Thijssen: waarom geeft de Minister subsidie aan vervuilende
bedrijven, zoals het schrappen van de CO2-heffing? Daar is inderdaad voor gekozen, niet omdat het kabinet de klimaatdoelen
wil loslaten of iets dergelijks, maar omdat we zien dat de randvoorwaarden voor bedrijven
om te verduurzamen er niet of niet voldoende zijn om over te stappen, vooral door
netcongestie. Die hele CO2-heffing was bedacht met het idee dat bedrijven zouden moeten elektrificeren en verduurzamen.
Op het moment dat ze dat niet kunnen omdat er een file is op het stroomnet, is het
ook niet fair om ze daar vervolgens een boete voor te laten betalen. Via deze route
komen we weliswaar tegemoet aan de aangenomen motie van de Kamer en stellen we die
heffing effectief buiten werking, maar de Europese middelen blijven wel behouden;
dat is er natuurlijk een belangrijk onderdeel van geweest. Tegelijkertijd heeft het
kabinet de voorzitter gevraagd om met de overlegtafel CO2-heffing industrie, met daarin onder andere vertegenwoordigers van het Rijk, groene
ngo's en industriële bedrijven, met alternatieven of ideeën voor aanpassingen te komen
aan het bestaande borgend instrumentarium. Er wordt dus ook gewoon gezocht naar een
alternatief. Dat zal ook nodig zijn.
Als we zien dat sommige klimaatregelen maar ook maatregelen op andere gebieden niet
werken zoals we gedacht hadden, denk ik dat we ook zo eerlijk en bereid moeten zijn
om te zeggen: dan moeten we het op een andere manier doen. Ik zeg erbij dat de realiteit
is dat we zien dat bedrijven in de haven permanent sluiten. Op zichzelf maken mensen
zich daar terecht grote zorgen om. Ik vind zelf wel altijd dat je goed moet bekijken
wat er ergens gebeurt. Is het logisch dat bedrijven weggaan uit de Rotterdamse haven?
De haven bestaat 140 jaar. Er zijn sindsdien al duizenden bedrijven vertrokken omdat
de technologie voortschrijdt. Maar je wilt niet dat bedrijven vertrekken die een absolute
keyfunctie hebben in de haven. Kijk naar het chloorcluster. Daar is al het een en
ander aan de hand, maar als bedrijven daaruit vertrekken, trekt dat het hele kaartenhuis
omver, terwijl dit het meest efficiënt opererende chloorcluster van de wereld is,
met ontzettend veel economische spin-off en ook banen voor Nederland als gevolg.
We zien dus dat bedrijven sluiten en dat fabrieken die gesloten worden letterlijk
nu, as we speak, ontmanteld worden, op schepen worden geladen en naar Qatar gaan.
Die fabrieken worden daar weer opgebouwd en ze gaan daar gewoon weer door met uitstoten.
Dat willen we natuurlijk ook niet. We willen graag dat die bedrijven hier verduurzamen,
hier innoveren en hier investeren. Anders is het gevolg dat de wereld nog steeds warmer
wordt maar Nederland armer. Dit kabinet probeert dat toch te voorkomen. Tegelijkertijd
zijn we natuurlijk altijd op zoek naar alternatieven waarmee we wel kunnen zorgen
dat ook bedrijven in de haven kunnen verduurzamen.
De voorzitter:
Minister, gaat u door met uw bijdrage.
Minister Karremans:
Dan werd er gezegd: laat mensen werken in sectoren waar goed geld te verdienen is.
Eigenlijk is dat hetzelfde punt als de heer Sneller maakte: hoe en voor welke sectoren
ga je kiezen en welke afwegingen maak je daarbij? Ik heb die aanmoediging goed gehoord.
Dan rust, reinheid en regelmaat. Dat was een verhaal van het CDA. Of was het: rust,
reinheid en nog meer regels? Even kijken. Er werd gevraagd: is het denkbaar dat we
bij het aanpassen van regelingen minstens acht jaar vooruitdenken? Daarbij werd gezegd:
horizonbepalingen voor subsidies en fiscale regelingen zouden rust brengen. Ik denk
dat de roep uit het bedrijfsleven om stabiel beleid goed gehoord is. Veel politieke
partijen hebben die goed gehoord. Het geldt natuurlijk niet alleen voor het kabinet.
Wij kunnen die handschoen natuurlijk net zo goed oppakken. Daar heeft het bedrijfsleven
naar mijn mening af en toe gewoon zeker een punt. Maar dat geldt ook voor de Kamer.
Er is ook weleens midden in de nacht voor amendementen gestemd om bijvoorbeeld de
30%-regeling te versoberen. Ik denk dat iedereen wel gehoord heeft dat dit echt killing
is voor het bedrijfsleven. Het gaat om dat soort dingen.
Ik ben het dus helemaal met mevrouw Van Dijk eens dat we rust in de tent willen hebben.
Mevrouw Postma van NSC heeft mij dat ook al een keer eerder gevraagd: kunnen we niet
afspreken dat regelingen voor tien of twintig jaar vastliggen? Kijk, het blijft democratie.
Op het moment dat de Tweede Kamer het anders wil, is de Tweede Kamer de baas. Je kunt
niet zeggen dat er een moratorium op ligt voor twintig jaar en dat je er dan pas weer
aan kunt komen. Maar we kunnen dat belang natuurlijk wel inzien met elkaar. Als wij
de keuze maken om iets vooral met rust te laten, verandert er uiteindelijk niks aan
en wordt het ook met rust gelaten. Dat is eigenlijk wat mevrouw Martens-America ook
zei.
De voorzitter:
Dat heeft een vraag opgeroepen bij mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Soms zijn we misschien onbewust ook wel onbekwaam en weten we misschien niet dat het
meteen heel grote gevolgen heeft als we ergens ingrijpen. Daarom vroeg ik: zou het
mogelijk zijn om een soort overzicht te creëren van welke fiscale regelingen of subsidies
heel gevoelig zijn voor het investeringsklimaat? Zo worden we als Kamer wat bewuster
en bekwamer. Op het moment dat er een discussie speelt, hebben we die kennis dan ook
gewoon direct bij de hand.
Minister Karremans:
Op zich zouden we daar een keer een technische sessie over kunnen organiseren. Bedrijven
kunnen dan gewoon aangeven waar het over gaat. Veelgehoord zijn natuurlijk de Wbso,
de Innovatiebox en de 30%-regeling, of inmiddels de 27%-regeling. Als de Kamer daar
een technische sessie over verlangt, kunnen we dat organiseren. Dat is goed.
Dan: hoe wordt het advies van de CEC leidend boven de Studiegroep Begrotingsruimte
en zorgen we ervoor dat meer investeren echt van de grond komt? Als Minister van Economische
Zaken onderschrijf ik uiteraard het belang van investeringen in de economie. De grootste
verschuivingen in de Miljoenennota zaten ook op mijn begroting. Dat waren investeringen
in de economie. Dat was natuurlijk niet voor niets. We hebben er dus gelijk geld bij
gestoken. Amerikanen zeggen dan: put your money where your mouth is. Natuurlijk willen
we altijd meer, maar dit was binnen de begroting en ook vanwege de demissionaire status
van het kabinet toch echt wel flink. We hebben om die reden natuurlijk ook Peter Wennink
gevraagd om met een advies te komen over welke investeringen effectief zijn, dus om
met een investeringsagenda voor Nederland te komen. Een kabinet maakt aan het begin
van een kabinetsperiode afspraken over de begrotingsregels, dus het volgende kabinet
kan het advies van de CEC daarbij betrekken. Ik merk er wel bij op dat het advies
van de CEC vooral is om meer te investeren in uitgaven die uiteindelijk ook weer renderen
en de consumptieve uitgaven van het Rijk te verminderen, zodat het saldo ook niet
verslechtert. Daar zullen straks bij de volgende kabinetsformatie keuzes over gemaakt
worden.
De voorzitter:
De heer Sneller heeft een interruptie.
De heer Sneller (D66):
Dit snap ik. De observatie die ik heb, is dat de Studiegroep Begrotingsruimte over
het algemeen nogal conservatief of orthodox is in zijn opvattingen over wat er moet
gebeuren met de overheidsfinanciën. Over investeringen in consumptie anders behandelen
doen ze eigenlijk geen concrete suggesties, zoals het CDA bijvoorbeeld wel voorstelt.
Als we dat anders gaan behandelen, gaat dat wel helpen om investeringen in het verdienvermogen
op gang te brengen. D66 heeft daar een aantal voorstellen voor gedaan. Ik denk dat
het in het belang van het verdienvermogen van Nederland is als de begrotingsregels
voor het volgende kabinet anders zullen zijn. De vorige keren is er gewoon gezegd:
het pakketje dat de studiegroep heeft opgeleverd, nemen we over. Dus hoe meer Economische
Zaken en de mensen rondom Economische Zaken met de polder nadenken over een concrete
set begrotingsafspraken die investeringen anders behandelen dan consumptie en die
de beweging bevorderen die de Minister en een groot deel van de Kamer willen, hoe
beter dat is voor het verdienvermogen van Nederland.
Minister Karremans:
Kijk, dat snap ik. Ik kan voor het volgende kabinet alleen niet bepalen hoe het dit
wil aanvliegen. Dat snapt de heer Sneller natuurlijk ook. Ik wil er wel iets bij zeggen.
Ik wil het eigenlijk onderstrepen met een voorbeeld van iets wat ik heb gedaan als
Staatssecretaris Preventie. Toen ben ik gestart met het ontwikkelen van een investeringsmodel
voor preventie. Ik zag dat preventie voor de begroting vooral werd behandeld als uitgave,
terwijl de baten van preventie nooit werden ingeboekt. Zonder te veel in een calimero
te willen veranderen, vond ik dat niet eerlijk, want alle kosten stonden op mijn begroting
en alle baten vielen ergens anders. Als ik iets wilde, moest ik vooral snijden in
mijn eigen begroting, in andere belangrijke dingen, in plaats van dat ik iets kon
doen met die baten. Toen heb ik heel veel experts gevraagd om met z'n allen bij elkaar
te komen in Utrecht, met whiteboards erbij, ook met mensen van Financiën, om een investeringsmodel
te maken voor preventie. Mijn opvolger bij VWS, Judith Tielen, is daar nu mee aan
de slag. Daar worden de eerste stappen dus ook in gezet. Ik hoop dat dit een voorschot
kan geven. Daar gaan we ook mee pilotten en testen. Bepaalde investeringen gaan we
er op die manier in zetten en we gaan tracken of we het op een bepaalde manier kunnen
doen.
Daarbij hoort de vraag hoe je omgaat met de risicoverevening als een investering niet
uitpakt zoals verwacht. Stel dat de Minister van Volksgezondheid met een prachtig
voorstel komt en de Minister van Sociale Zaken met een bepaalde interventie kan zorgen
voor minder uitkeringen, en die dus alvast wat geld wil van de begroting van de Minister
van Volksgezondheid zodat hij daarvoor een investering kan doen. Dat is dan win-win.
Alleen, als die briljante interventie niet werkt zoals gehoopt, wie pakt dan de rekening
op? Daar moet je allemaal over nadenken. Daar waren we ook over aan het nadenken en
daar hadden we ook best wat oplossingen voor. Dit is dus precies de gedachte die ik
ook als Staatssecretaris Preventie had. Ik denk dat dit een heel mooie gedachte is
om mee te nemen naar de volgende kabinetsperiode. Hopelijk biedt dat ook nog wat houvast
om op een andere manier naar de begroting te kijken als het gaat om investeringen.
Dus dat daarover.
De voorzitter:
Minister, gezien de tijd en de geringe opkomst vanavond geven we iedereen een extra
interruptie. De heer Sneller zit al te springen op zijn stoel.
De heer Sneller (D66):
Precies dit was op het gebied van preventie ook mijn grote frustratie bij Zorgkeuzes
in Kaart, een viertal jaar geleden. In ons ESB-stuk nemen we dit voorstel ook mee.
Maar wat kunnen we nou gezamenlijk doen om tussen nu ... Terug naar de Haagse werkelijkheid.
In de formatie wordt het allemaal heel ingewikkeld als er niet iets panklaars ligt.
Ik zie de brede trend ernaartoe. Ik zie ook dat het niet voor niets door maatschappelijke
organisaties, een aantal brancheverengingen en werkgeversorganisaties wordt overgenomen.
Ik heb het er ook met FNV over gehad. Zij zijn enthousiast over er op een andere manier
naar kijken. Wat kunnen we, en wat kan de Minister, tussen nu en het moment in de
formatie waarop dit wordt besloten, doen om dit zo kansrijk mogelijk te maken? Het
zou aannemelijker moeten worden dat er begrotingsregels komen die investeringen bevorderen
en het verdienvermogen vergroten. Ik vraag dus niet het onmogelijke, namelijk dat
de Minister dit moet gaan besluiten voor de volgende coalitie of dat soort dingen.
Ik vraag gewoon: wat kan hij doen?
Minister Karremans:
Ik snap die vraag, maar ik moet er wel even over nadenken. Ik heb wel wat dingen in
mijn hoofd, maar ik denk dat het verstandig is als we hier eens goed over nadenken,
en ook even bekijken wat we daar nog in zouden kunnen doen. Ik zit ook gelijk aan
de investeringsagenda van Wennink te denken: wat zouden we aan elkaar kunnen koppelen?
Hier moet ik echt even op terugkomen. Ik stel dus voor dat we dat op een later moment
doen, in een ander debat ofwel schriftelijk. We moeten echt even bekijken hoe we dit
kunnen doen. We nemen dat dus even mee terug.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik was even aan het zoeken. 22 september is er ook een motie over ingediend, die is
aangenomen. Die motie verzoekt de regering om beleidsinstrumentarium te ontwikkelen
waarmee de financiële baten van publieke investeringen op de korte, middellange en
lange termijn worden gekwantificeerd. Volgens mij gaan we dus gewoon lekker die motie
uitvoeren met elkaar en kunnen we een stap zetten.
Minister Karremans:
Die motie zullen we moeten afdoen, dus dan zullen we er sowieso op die manier op terugkomen.
Eens, ik zie dat. Ik denk dat het gaat om een combinatie van het punt van de heer
Sneller en mevrouw Van Dijk. Maar de heer Sneller vroeg ook hoe je dat in de tijd
naar voren kunt halen, dus hoe je ervoor kunt zorgen dat je dat bij de formatie op
tafel hebt liggen. Die vraag snap ik, dus die nemen we mee terug.
De voorzitter:
Minister, gaat u door met uw bijdrage.
Minister Karremans:
Dan de opmerking dat een Innovatieboxaanvraag een absolute crime is. Er zijn heel
veel aanvragen bij de overheid voor allerlei regelingen echt een crime, zeg ik er
eerlijk bij. Er werd gevraagd of ik dit kan oppakken en wellicht met de sector aan
de slag kan gaan om dit te verbeteren. Een volmondig ja: dat pakken we op. Met alle
liefde zeg ik dat toe.
Over de deal terms heb ik het gehad. Dan de vraag van mevrouw Van Dijk over de subsidieregelingen
en de Regio Deals: er is incidenteel geld op korte termijn, maar geen geld op lange
termijn. Dit is ook een heel terecht punt. Als er investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld
voor Europese calls zoals de IPCEI, dan moeten wij halsoverkop op zoek naar middelen.
Dat betekent dat je andere dingen weer in de wielen gaat rijden. Het is een dooddoener,
natuurlijk, dat je elke euro maar één keer kunt uitgeven, maar het is wel waar. Deze
zomer ben ik gewoon met een team van ambtenaren aan de slag gegaan om geld te vinden
voor die IPCEI. Ik zei: jongens, we moeten dit gaan doen. Alleen, het geld moest wel
ergens vandaan komen. Als je de Minister van Financiën een beetje kent, weet je dat
hij dan zegt: je moet zelf dekking regelen en ik hoor het wel. Dat zijn we dus gaan
doen. Maar ja, dan zie je dus een voorbeeld van hoe het kasritme van onze investeringen
totaal niet aansluit bij bijvoorbeeld Europese calls. Dat moet dus beter. Het is ook
onderdeel van het R&D-actieplan om verder uit te werken hoe je dat beter kunt maken,
zodat je niet elke keer moet gaan bezuinigen op andere dingen als je investeringen
wil doen in bepaalde zaken, met dien verstande dat je elke euro natuurlijk maar één
keer kunt uitgeven. Dat pakken we dus op binnen het R&D-actieplan.
De voorzitter:
Minister, de heer Vermeer heeft nog een interruptie.
De heer Vermeer (BBB):
Is er wel een beetje inzicht in wat er de komende jaren aankomt voor calls op dit
gebied? In de formatie is bijvoorbeeld gewoon niet aan de orde geweest om daar geld
voor te reserveren of wat dan ook.
Minister Karremans:
Ja, dat is er wel. Dit was overigens een claim van mijn voorganger bij de Voorjaarsnota,
die toen is afgewezen, want dat lukte niet. Het was een generale claim. Dat werd gewoon
niet gedaan. Uiteindelijk heb ik dus gezegd: ik moet het zelf gaan dekken. Ik ben
er dus zelf mee aan de slag gegaan. Er is wel een overzicht, maar dat kijkt niet altijd
tien jaar vooruit. Wij kijken natuurlijk wel vooruit naar wat er nodig is, maar dan
zit dat nog steeds niet verwerkt in ons ritme.
De heer Vermeer (BBB):
Kan dat overzicht naar de Kamer toe, naar de commissie, in ieder geval van wat er
is?
Minister Karremans:
We kunnen kijken wat we kunnen maken over wat we weten. Ja, zeker.
Dan de fiscale durfkapitaalregeling. Dat was een vraag van mevrouw Martens-America.
Zij heeft daar met collega Dassen voorstellen voor gedaan met betrekking tot EIS en
SEIS. Kan ik meedelen hoe het ervoor staat? Ik heb hier morgen weer een overleg over
met mijn collega, de Staatssecretaris van Financiën. Ik hoop dat we snel met een regeling
kunnen komen, dat we daar ook snel over kunnen publiceren en dat die in internetconsultatie
kan gaan. Dat is de stand van zaken.
Dan: hoever is de Nota Ruimte? Daar wordt hard aan gewerkt. Zeer snel krijgt u een
update van de Minister van VRO. Dat komt er dus aan.
Er is ook gevraagd naar stikstofruimte en hoe we zorgen dat investeringen landen in
de economie, bijvoorbeeld bij ASML. Er worden gesprekken gevoerd in het kader van
de Nota Ruimte. Ik heb net al iets gezegd over keuzes maken. Daarover voeren we natuurlijk
ook gesprekken in de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel. We vinden het
natuurlijk belangrijk dat er voldoende stikstofruimte is voor onder andere de uitbreiding
van ASML in Eindhoven, maar daar hebben we het al vaker over gehad met elkaar.
Dat was de laatste vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de Minister. Dan gaan we over naar de tweede termijn van de kant van de ...
De heer Thijssen heeft nog een interruptie, excuses.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog drie vragen die niet beantwoord zijn.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, zou u misschien in de vorm van een veegrondje die drie vragen willen
herhalen? Dan kunnen we bekijken of de Minister gelijk kan overgaan naar de beantwoording.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, of we doen het in de tweede termijn. Eén vraag ging over de nijpende situatie
bij Sif. Dat ging niet alleen over de stikstofruimte, maar vooral ook over de situatie
dat het windmolenpark IJ Ver A niet doorgaat. Dan komen zij gewoon in een heel nijpende
situatie. Is de Minister daarmee bekend en wil hij eventueel te hulp schieten als
dat nodig is?
Een andere vraag was of klimaatdoelen niet eigenlijk ook doelen zijn voor een concurrerende
economie nu we geen goedkoop gas meer hebben, als input voor zijn industrievisie.
De laatste was of hij geen subsidie meer wil geven aan superjachten voor miljardairs.
Dan hebben we weer wat geld voor het verdienvermogen.
Minister Karremans:
Ik geef geen superjachten voor miljardairs. Wat zei ik? Ik geef daar geen subsidie
voor, voor zover ik weet. Er is geen subsidieloket voor miljardairs die een superjacht
willen, in ieder geval niet bij EZ.
Dan over de klimaatdoelen. Even kijken, kunt u de vraag over de klimaatdoelen misschien
nog één keer herhalen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja. Mijn vraag is of de klimaatdoelen niet eigenlijk doelen zijn voor een concurrerende
economie. Zie het voorbeeld van Sif, een succesvol bedrijf. Ik vroeg het ook omdat
we een voorsprong hebben in schone technologieën en we geen goedkoop gas meer hebben.
Als we de klimaatdoelen halen, doen we dan eigenlijk dus ook niet iets heel goeds
voor onze concurrerende economie?
Minister Karremans:
Zeker. Je moet het wel realistisch bezien en doen in een tempo dat bedrijven kunnen
bijbenen. Maar ik ben het wel met de heer Thijssen eens. Ik zeg als het gaat over
energie altijd dat Nederland erbij gebaat is dat Europa zo snel mogelijk overstapt
naar duurzame energie. Dat kan zowel kern-, wind- als zonne-energie zijn. Dat is een
enorme equalizer met betrekking tot energiekosten, die bij ons nu gewoon veel hoger
zijn dan in andere landen. Dat biedt dus inderdaad een enorme kans. Dat ben ik helemaal
met de heer Thijssen eens.
Over Sif heb ik natuurlijk al wat gezegd. Daar zijn we mee bekend. Er zijn allemaal
regelingen voor bedrijven in moeilijkheden, dus ook daar geldt dat we altijd bekijken
wat we kunnen doen. We krijgen geregeld steunverzoeken. Daar kijken we altijd zorgvuldig
naar. We stappen niet overal in, maar het is wel iets waar we naar zullen kijken.
We zijn bekend, kreeg ik net door, met de casus. Als het verder verslechtert of tot
problemen leidt, zullen we daar dus alert op zijn.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou, dat is goed om te horen. Zoals ik al zei, gaat dit over een specifiek windmolenpark:
IJ Ver A. De collega van de Minister, de Minister van Klimaat en Groene Groei, kijkt
daarnaar, maar die kijkt natuurlijk sec met de bril van CO2-reductie. Er is een toeleveringsketen van Nederlandse bedrijven die miljoenen hebben
geïnvesteerd om te doen wat we met z'n allen willen, namelijk windmolens op zee bouwen.
Als dit specifieke windmolenpark in de problemen zou komen of niet doorgaat, dan komt
die hele keten in de problemen. Daarom zou ik het waarderen als de Minister zich erin
gaat verdiepen en hij zich ook even gaat verhouden tot de Minister van KGG, zodat
dit wel goed gaat komen.
Minister Karremans:
Dat kan ik vanzelfsprekend uiteraard doen.
We hadden het net over superjachten, maar ik ben nog iets vergeten te vermelden over
de maritieme maakindustrie. Voor de maritieme maakindustrie hebben we een nieuwe gezant.
Marja van Bijsterveldt volgt Kees van der Staaij op. Zij gaat per 1 oktober aan de
slag. Daar zijn we ontzettend blij mee. Dat wilde ik de Kamer nog melden. Dat had
ik eigenlijk bij mijn intro moeten doen, maar bij dezen alsnog.
De voorzitter:
De heer Thijssen mag nog een vraag stellen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Fijn, voorzitter, dank u wel, over de maritieme maakindustrie. Niet de voorganger
van de Minister, maar de Minister daarvóór gaf wel toe dat er via het hele programma
voor de maritieme maakindustrie wel degelijk subsidie gaat naar megajachten, die alleen
gekocht kunnen worden door miljardairs. Er zal geen fysiek loket zijn bij EZ, maar
er komt dus wel degelijk belastinggeld van mij en u terecht bij megajachten van miljardairs.
Dat vind ik echt heel onwenselijk. Ik zou dus toch nog een keer aan deze Minister
van EZ willen vragen om hiermee te stoppen. Misschien kan de nieuwe gezant dat regelen.
Minister Karremans:
Ik zal het er met haar over hebben, maar ik zal eerst even zelf uitzoeken hoe dat
precies zit. Dan komen we daar nog op terug.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Dan neem ik het even het voorzitterschap over en geef ik de beurt aan mevrouw Martens-America
voor een interruptie.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Als ik het goed begreep, was de Minister aan het einde van zijn blokje. Ik miste het
hele blokje maritieme maakindustrie volgens mij. Of heb ik geluisterd met zaken in
mijn oren? Dat kan.
Ik heb een aantal vragen gesteld over de fysieke ruimte. De Nota Ruimte is natuurlijk
naar de Kamer gekomen. Daarin wordt expliciet ruimte gemaakt voor de maritieme maakindustrie.
Tegelijkertijd staan er nog steeds heel veel gebieden onder druk. Ik noemde bijvoorbeeld
de regio rondom de Amsterdamse haven. Ik ben heel erg benieuwd of de Minister ons
iets kan vertellen over de update met betrekking tot het EZ-stuk in de Nota Ruimte.
Welke stappen worden er nu gezet? En hoe gaan we voorkomen dat er, ondanks het huis
van Thorbecke, ruimte voor strategische autonomie verdwijnt voor bijvoorbeeld woningbouw?
Dat is een aanvullende vraag.
Minister Karremans:
Dat zit allemaal in de Nota Ruimte, die zeer binnenkort naar de Kamer komt.
De voorzitter:
We kijken niet op een dag. Ik geef graag het woord weer terug aan mevrouw Martens-America.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Ja, en stiekem nog als woordvoerder zeg ik: we hebben lang gewacht op Q3 en we gaan
nu naar Q1. Ik kijk ernaar uit.
Dit is het einde van de eerste termijn van de Minister. We gaan nu over naar de tweede
termijn. Ik check even hoeveel minuten daarvoor staan: 1 minuut en 50 seconden per
persoon. We beginnen met de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor een goed debat. Ik vraag graag een tweeminutendebat
aan. Ik wil vragen of de heer Wennink ook met de vakbonden kan praten, want het zijn
toch de mensen die uiteindelijk al dat werk moeten verzetten, ook voor de innovatieve
economie.
Ik wil nog even zeggen dat de heer Heinen bij de Miljoenennota toch echt zei: «Het
begint met het besef dat de vrije markt de enige weg is naar innovatie en economische
groei.» Ik constateer dat deze Minister toch iets heel anders zegt, dus ik vraag me
wel af: spreek het kabinet hier nou met één stem? Ik heb het kabinet tot nu toe namelijk
nergens zien kiezen. Ik wil het daarom wel gewoon vragen aan deze Minister: wil hij
nou nieuwe stallen met meer koeien in Brabant, of wil hij een uitbreiding van ASML?
Graag een reactie.
De bescherming van Nederlandse bedrijven tegen oneerlijke politiek en oversubsidie
kan niet wachten op de industrievisie. Ik wil de Minister vragen of hij van plan is
om op korte termijn meters te maken op dat gebied.
Tot slot hebben we nu al een aantal keren een debat gehad ...
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Voordat u verdergaat met uw volgende punt, meneer Thijssen: u heeft een interruptie
van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Het staat de heer Thijssen natuurlijk vrij om in de antwoorden van de verschillende
Ministers te lezen wat hij wil. Daar ga ik me niet aan branden. Maar het is natuurlijk
wel interessant dat er meermaals wordt gehamerd op het feit dat er niet wordt gekozen.
Nu wordt er gekozen, wordt er ingezet op bepaalde strategieën en wordt er extra geld
uitgetrokken om bepaalde industrieën te versterken. Zijn dat voor de heer Thijssen
dan niet de juiste industrieën en zegt hij daarom dat er niet gekozen wordt? Of is
hij ...? Ik ben een beetje zoekende naar wat er dan moet worden gekozen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou, wat mij betreft wordt er gekozen voor bijvoorbeeld schone technologieën. Op dat
gebied hebben we een voorsprong. Zie het voorbeeld van Sif. Daar kunnen we goed geld
verdienen. Wat mij betreft wordt gekozen voor hoogproductieve sectoren, zoals de halfgeleiderindustrie.
Dat zijn wat mij betreft de richtingen die ik hoop terug te lezen in de industrievisie.
Ik constateer alleen dat tot nu toe ... Ik ben blij dat de Minister aankondigt dat
er een industrievisie komt waarin hij gaat kiezen, maar tot nu toe zie ik die keuzes
nog niet. Ik zie wel dat de Minister van Financiën weer het sprookje van de vrije
markt vertelt en zegt dat het dan wel goed komt. Daar vroeg ik dus even op door bij
deze Minister, zo van: goh, welke Minister moet ik nu geloven?
De voorzitter:
Mevrouw Martens-America heeft hier nog een tweede interruptie op.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ja, hieruit kan ik dan toch niets anders opmaken dan dat de partij van de heer Thijssen
van mening is dat de Minister niet voor de juiste sectoren kiest. Dat is natuurlijk
wat anders dan zeggen dat er niet wordt gekozen. Mijn fractie is ontzettend blij dat
er nu 500 miljoen wordt vrijgemaakt voor de techsector. Is er dan een andere sector
waar de heer Thijssen dat geld liever voor had vrijgemaakt? Hoe moet ik dat zien?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, volgens mij heeft de Minister net gezegd: ik kom met een industrievisie en
dan ga ik kiezen waar we de nadruk in onze economie op gaan leggen. Volgens mij heeft
de Minister dus nog niet gekozen. Ik constateer wel dat hij nu inderdaad, volgens
mij, 430 miljoen vrijmaakt voor de hightechsector. Ik vind het verstandig dat dit
gebeurt. Ik constateer wel dat dit gebeurt nadat dit kabinet miljarden heeft bezuinigd
op innovatie, wetenschap, onderwijs en onderzoek. Dus ja, grosso modo heeft dit kabinet
bezuinigd op het verdienvermogen van Nederland. Dat zien we ook terug in de getallen.
Het percentage dat we besteden aan research and development groeit dus niet, maar
daalt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Ik weet niet hoeveel tijd er nog is.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Nog 45 seconden.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb hier nog een minuut op de klok staan, maar goed.
Dan hebben we een discussie gehad over koopkracht en dat dit kabinet daarop stuurt.
Er wordt wel op gestuurd, maar je ziet dat de lonen van heel veel groepen in de samenleving
de hoge prijzen gemiddeld nog altijd niet hebben ingehaald. Een koopkrachtplusje in
één jaar verandert dat niet. Ik wil de Minister dus toch echt aanmoedigen: daar kan
veel meer op gebeuren. Uiteraard zijn bedrijven daarvoor essentieel. Dat is waar de
mensen het geld verdienen. De investeerder die investeert, moet daar zijn investering
ook terugverdienen. Dat vindt mijn partij ook. Maar als we zo ongeveer een provincie
verbouwen zodat een bedrijf kan uitbreiden, als we tegen boeren zeggen dat ze moeten
stoppen met ondernemen of biologisch moeten gaan ondernemen, als we heel veel mensen
vragen om zich alsjeblieft te gaan opleiden in de hightechsector en als dat bedrijf
dan succesvol wordt en verschrikkelijk veel meer winst gaat maken dan nog maar vijf
jaar geleden, dan vind ik dat we tegen dat bedrijf kunnen zeggen: jij mag een grotere
bijdrage leveren aan Nederland. De lonen kunnen dan omhoog en, by the way, dan heeft
de overheid ook meer inkomsten om te investeren in het verdienvermogen.
Voorzitter. Ik rond af. Het is tijd voor verkiezingen, want het kabinet investeert
niet in ons verdienvermogen maar bezuinigt, en wat we verdienen, komt steeds minder
ten goede aan de Nederlanders die daar wel keihard voor gewerkt hebben.
Dank u wel.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Dank u wel. Er is toch nog een extra interruptie van mevrouw Martens-America. Haar
derde, als ik het goed heb.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Nee, excuses, voorzitter. U heeft helemaal gelijk. Ik was blijven hangen in de eerste
termijn. Ik laat het hierbij.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
De heer Thijssen was klaar met zijn bijdrage; nu gaan we streng zijn ook. Dan de heer
Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik wist niet dat we
moesten kiezen, maar dan kies ik in dit geval ook kamp-Karremans. Ik was het ook eens
met wat hij zei over minder regels en over dat hij geen fan is van de Elon Musk-achtige
aanpak. Laten we ook gewoon minder beloven en meer doen. Ik weet niet precies hoe
dat met die 500 samenhangt, maar laten we inderdaad gewoon proberen het harde werk
dat daarvoor nodig is te doen.
Dan de Productiviteitsraad. Omdat ik niet zo goed zie wanneer we daar dan weer over
verder praten, wil ik drie dingen meegeven. Eén. Ik heb het destijds ook aan Minister
Uitermark gevraagd – zij heeft niet thuis gegeven – en de huidige Minister van Binnenlandse
Zaken heb ik niet meer gesproken, maar die heb ik er ook niet meer over gehoord: wat
doen we met de publieke sector, vooral bij het in kaart brengen van de productiviteitsontwikkeling?
Komt dat binnen de scope van die Productiviteitsraad, ja of nee? Het lijkt me belangrijk
om dat wel te doen.
De aanbevelingen gaan niet alleen naar het kabinet, maar ik hoop ook richting de sociale
partners. Ik denk dat het ook voor cao-afspraken belangrijk is om scherp op tafel
te hebben wat de productiviteitseffecten op de langere termijn zijn en welke dingen
we zouden moeten afspreken, ook al is het niet in het kortetermijnbelang van degenen
die aan tafel zitten.
De derde vraag betreft dat wat de Minister eigenlijk zelf al zei vanuit zijn preventieverleden:
hoe wordt gezondheid meegenomen? Je ziet toch vaak dat gezondheid de productiviteit
kan verhogen als er bijvoorbeeld in geïnvesteerd wordt, maar dat dat slecht terugkomt.
Het laatste wat ik wilde vragen, is: wat gaat Wennink nou precies opleveren? Ik denk
daarbij ook aan hoe je die formatie optimaal kan benutten. We hebben die bijlage 3
met de overzichtstabel van het 3%-actieplan. Komen daar nou inderdaad specifieke interventies
en bedragen aan te hangen? Is dat hoe concreet het wordt? Of moeten we meer een mooi
visiedocument verwachten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor het debat, collega's, en voor de beantwoording.
Ik ben ook benieuwd naar de industrievisie. Ik wens de industrie een visie toe waarin
inderdaad keuzes gemaakt worden in hoe we gaan investeren en in hoe we regie gaan
nemen. Ik wens de industrie en onze hele economie zelfbeheersing van Kamer en kabinet
toe. Dank voor de toezegging om toch eens wat technisch door te praten over fiscale
regelingen en subsidies die investeringen beïnvloeden. Ik had het over «bewust bekwaam
zijn». Ik denk dat het echt helpt, ook bij die zelfbeheersing, waarnaar de Minister
volgens mij ook erg verlangt.
De voorzitter:
De heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister en zijn team bedanken voor de antwoorden
die we gekregen hebben op de gestelde vragen. Ik wil alleen maar zeggen dat het verdienvermogen
van Nederland essentieel is om al die voorzieningen die wij ook zo belangrijk vinden,
op peil te houden. Dat doen die ondernemers niet alleen zelf, maar dat doen zij ook
met hun medewerkers. Dat is een gezamenlijke inspanning. Als wij hier in de Kamer
op dezelfde manier samenwerken als zij, dan komt dat vast goed.
Dank u wel.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Dan mevrouw Martens-America voor haar bijdrage in de tweede termijn.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister en dank aan eenieder die hier vanavond
aanwezig was. Het doet me goed om te merken dat we allemaal de juiste gesprekken voeren
en dat we weten wat ons te wachten staat, ondanks het feit dat de nuances waarschijnlijk
heel verschillend zullen zijn. Ik ben blij met de toezeggingen van de Minister. Ik
kijk ook uit naar het nieuwe industriebeleid. Ik hoop dat het er sneller komt dan
de stukken waarop we in het verleden soms hebben moeten wachten.
Fijn, dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord weer terug aan de voorzitter.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Dank. Dit was het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Dan hebben
we de laatste vragen. Ik kijk even met een schuin oog naar de Minister of hij deze
beantwoording nu kan doen. Dan gaan we dat gelijk doen.
Minister Karremans:
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Minister, excuus. Even voor de zekerheid. Ik besluit om geen maximaal aantal interrupties
op te leggen. Als er echt verhelderende vragen zijn, laten we die dan gewoon stellen.
Maar laten we het, met goedkeuring van de aanwezige leden, vlot laten lopen. De Minister.
Minister Karremans:
Voorzitter. Om te voorkomen dat we het debat van de eerste termijn gaan overdoen,
heb ik de volgende opmerkingen. We hebben natuurlijk al even wat woorden gewisseld
over koopkracht, net als over het kiezen voor een schone industrie. Ik snap die vraag
van de heer Thijssen ook. Ik heb ook al iets gezegd over het belang van schone energie,
ook voor onze economie. Dat zien we; sterker nog, dat verdedig ik ook overal waar
ik kom. Ik zal dat ook blijven doen. Ik zeg er wel bij dat als we zeggen dat we alleen
de groene, schone chemie willen, die niet kan bestaan zonder dat hele chemische cluster.
Dat bestaat niet; het is alles of niets. Uiteindelijk hebben we dat «alles» nodig
voor ons verdienvermogen. Natuurlijk willen we dat het duurzaam en groen is, maar
we kunnen niet zeggen dat we alleen die groene, chemische bedrijven willen zonder
het hele chemische ecocluster. Dat gaat niet. Dat hoort allemaal bij elkaar.
Als het gaat om R&D vanuit de overheid, zoals het investeren in innovatie, zit er
vanzelfsprekend geen licht tussen wat de Minister van Financiën zegt en wat ik zeg.
Daar hebben we het ook al vaker over gehad. Ik ben uiteraard groot voorstander van
vrijemarktwerking, zoals by far de meeste mensen hier in Den Haag. Maar als overheid
moet je wel de randvoorwaarden scheppen, die zeker ook faciliteren en belemmeringen
wegnemen. Dat is ook precies wat we voornemens zijn te doen met het industriebeleid.
Maar dat vindt allemaal plaats in het kader waarin de vrije markt haar werk kan doen.
De vrije markt zorgt voor opstuwing van kwaliteit, van middelen en van investeringen.
Die opstuwing hebben we keihard nodig; dat is uiteindelijk de motor die de economie
draaiende houdt. Het idee dat je de vrije markt even uit kan schakelen, is economisch
onbestaanbaar. Dat is dus wat we doen.
Er worden natuurlijk ook al terecht kritische punten gemaakt over innovatie, bijvoorbeeld
door de heer Sneller. Hij maakt die punten consequent; het is een heel duidelijk punt.
Ik denk ook dat hij daar ergens ook wel echt een punt te pakken heeft. Maar we zien
wel dat die innovatie absoluut omhoog moet, vandaar ook dat 3%-R&D-plan. Het moet
ook voornamelijk komen vanuit het bedrijfsleven. Daar heb je ook de overheid voor
nodig, die daarvoor de randvoorwaarden wegneemt. Het overheidsdeel bij economieën
die wel die 3% in investeringen in R&D halen, is niet groter. Het is in die economieën
ongeveer gelijk aan het overheidsgedeelte dat wij nu hebben. Er zullen wel nog steeds
publieke investeringen nodig zijn om rendabele toppen te financieren, om juist die
gangmaker te zijn en om die ecosystemen te bouwen. Dat is ook precies wat ik van plan
ben om te doen. Maar laten we de dingen wel in perspectief zien.
Hoe we Wennink moeten zien, is denk ik een hele terechte vraag van de heer Sneller.
Ik heb hem ook gevraagd hoe we van economisch verliezen naar economisch winnen toe
gaan. Uiteindelijk is dat de vraag die daaronder zit. Het antwoord daarop wordt een
visiedocument. Het is verder aan hem om dat in te vullen. Hij zal gaan opleveren welke
investeringen we in de toekomst moeten doen om weer economisch winnend te worden.
Het is vormvrij. Maar hij weet natuurlijk waar we allemaal aan werken, zoals alle
beleidsstukken, de Nationale Technologiestrategie, het R&D-plan en de productiviteitsagenda.
We hebben dat met hem doorgenomen. Het visiedocument zal daarop aansluiten. Het is
eigenlijk het Draghi-rapport voor Nederland; zo moet je dat gaan zien. Dat is gezien
de situatie wel nodig, denk ik.
De voorzitter:
De heer Sneller heeft een verduidelijkende vraag.
De heer Sneller (D66):
Heel kort. Ja, andere landen investeren misschien meer in R&D. Daar zit natuurlijk
ook het structuureffect van de Nederlandse economie in. Het is wel degelijk weer overheidsbeleid
dat leidt tot de structuur van en die bepalend is voor de economie. Dat is ook waarom
ik zei: «Help Schumpeter een handje.» Dat gaat er ook toe leiden dat het, zoals we
dat willen, naar meer hoogproductieve sectoren toegaat. Daarin zit ... Nou ja, goed ...
Minister Karremans:
Dat zijn we volstrekt met elkaar eens. Het is absoluut waar dat het gewoon met elkaar
te maken heeft, dus dat wil ik daarover zeggen. Dank voor de input op de Productiviteitsraad;
die nemen we mee. Die is helder geformuleerd, denk ik. Volgens mij zijn er door andere
leden geen vragen gesteld. We gaan gewoon aan de slag.
De voorzitter:
De heer Thijssen heeft nog een verduidelijkende vraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik heb twee vragen. De eerste vraag is of de heer Wennink ook kan praten met de
bonden, want dat zijn toch de mensen die daar moeten werken. Mijn tweede vraag is
of de Minister in actie komt voor het beschermen van de Nederlandse bedrijven. Dat
kan niet wachten tot een industrievisie, volgens mij.
Minister Karremans:
Nou, die industrievisie ligt er snel en daar zal dit onderdeel van zijn. Ik ken het
ongeduld van de Kamer om die industrievisie op te leveren. Maar ik ben wel een andere
koers ingeslagen toen ik binnenkwam. Dat heeft wel wat voeten in de aarde. Ik wil
het wel goed doen, want dit gaat wel ergens over. Ik ga natuurlijk zo snel als ik
kan. Ik ben er letterlijk elke dag mee bezig; elke dag zijn we ermee bezig om dit
goed te doen. Maar Economische Zaken moet het ook samen met andere departementen doen.
Het is dus een zorgvuldig proces. Het is een proces dat ook al afscheid neemt van
het beleid dat we in het verleden hadden, omdat we veel meer gaan kiezen en veel meer
gaan focussen. Ik zeg er dus maar even bij dat dat wat voeten in de aarde heeft. We
proberen dat goed en zorgvuldig te doen, met oog voor alle belangen die er zijn.
Even kijken. Dan de vraag over ...
De voorzitter:
De vakbonden.
Minister Karremans:
Ja, de vakbonden. Die kan ik doorgeleiden. Meer kan ik niet doen. Het is aan de heer
Wennink zelf wat hij ermee doet.
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde van de tweede termijn van de Minister. Met jullie goedkeuring
ga ik door de toezeggingen die zijn gedaan. Het zijn er vijf.
– Eén. Het nieuwe beleid inzake de AI-strategie en het nieuwe industriebeleid komen
binnenkort naar de Kamer. Daar voeg ik aan toe: zo snel mogelijk, maar met de toelichting
van de Minister dat het ook zorgvuldig moet.
– Twee. Het instellingsbesluit Productiviteitsraad komt binnenkort naar de Kamer.
De heer Sneller (D66):
Is het mogelijk om daarin terug te komen op de suggesties die ik daarvoor heb gedaan,
in de brief bij het besluit, natuurlijk niet in het besluit zelf?
De voorzitter:
Dan vullen we de toezegging aan met de vraag die de heer Sneller zojuist heeft gesteld
aan de Minister.
– Drie. De Minister komt schriftelijk terug op de vraag van de heer Sneller over hoe
de begrotingsregels kunnen worden aangepast om het investeren te bevorderen.
Het is een wat abstracte toezegging. Ik hoor de Minister zeggen: de ingediende motie
wordt afgedaan. Ik kijk naar de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij waren we het erover eens dat de motie wel een onderdeel ervan is, maar
mijn oproep was iets breder. Er zijn overigens ook andere moties, van mevrouw Van
Dijk, die in dezelfde richting wijzen. Het zou goed zijn om een samenhangend ...
De voorzitter:
De vraag aan de Minister is of hij de moties die zijn aangenomen op dit onderwerp,
zou willen bundelen en de antwoorden zou willen verbreden.
– Vier. De Minister stuurt de stand van zaken met betrekking tot de Innovatiebox naar
de Kamer.
De Minister zegt: we gaan kijken of we die regeling kunnen versimpelen. Dat vind ik
helemaal een mooie toezegging, dus daar laat ik het bij. Daar doe ik het voor.
– Vijf. De Minister stuurt een overzicht naar de Kamer. Tussen haakjes zie ik staan:
Vermeer.
Meneer Vermeer, misschien kunt u deze toezegging nog even toelichten?
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb hier staan dat de Minister een overzicht gaat sturen van wat hij heeft over
de Europese calls voor regelingen, zoals IPCEI. Dan gaat het om die regelingen die
bekend zijn voor de komende jaren.
De voorzitter:
De Minister. De Minister zegt: ja, klopt. Dat is een toezegging. De heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik had er nog eentje over de nijpende situatie bij Sif. De Minister zou zich er
wel tegenaan willen bemoeien. Volgens mij is het namelijk echt heel nijpend wat daar
aan de hand is. Zou hij voor 1 november iets kunnen laten weten daarover, schriftelijk?
Minister Karremans:
We doen dat normaal nooit op bedrijfsniveau richting de Tweede Kamer. Als er aanleiding
toe is in de reguliere bedrijfssteunregeling en de Kamer erover geïnformeerd moet
worden omdat er sprake is van een ISB of zoiets, dan doen we het vanzelfsprekend wel.
Maar we gaan in het algemeen niet communiceren over bedrijfssituaties richting de
Kamer, omdat het natuurlijk ook vertrouwelijk kan zijn. Maar ik heb toegezegd dat
ik het met KGG oppak, dus daar gaan we gewoon mee aan de slag.
De voorzitter:
Dan hadden we volgens mij nog mevrouw ... Meneer Thijssen?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat dit niet een officiële toezegging kan zijn, maar ik ben blij dat de Minister
het oppakt. Dan heb ik het over die subsidies voor die megajachten. Kunnen we daar
iets over terughoren?
Minister Karremans:
Daar ga ik eens even in duiken. Ik wil ook wel zo'n megajacht.
De voorzitter:
Volgens mij heb ik het goed begrepen dat de Minister heeft gezegd dat bij de overdracht
aan de nieuwe gezant dit onderwerp bespreekbaar wordt gemaakt. Dan heeft mevrouw Van
Dijk nog een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, volgens mij had ik ook nog een toezegging gekregen, over de technische briefing.
De voorzitter:
Er komt een technische briefing met betrekking tot ... Om het even formeel af te kunnen
ronden: de vraag van mevrouw Van Dijk was natuurlijk heel terecht. Meerdere mensen
hebben dit aangehaald, namelijk: wat is er echt nodig in het bedrijfsleven? Wat is
er zo gevoelig voor de politieke besluitvorming in relatie tot het vestigingsklimaat?
Volgens mij heeft de Minister gezegd: als jullie een technische sessie willen, dan
gaan we dat regelen. Volgens mij is dat nu toegezegd.
Meneer Vermeer, heeft u nog een uitsmijter? Nee?
De heer Vermeer (BBB):
Nee hoor. Ik gaf aan dat het volgens mij onze verantwoordelijkheid is om dat bij de
procedurevergadering aan te vragen. De Minister heeft bij voorbaat al medewerking
toegezegd. Zo hoort dat.
De voorzitter:
Dan wil ik eenieder ... O ja, de heer Thijssen heeft een tweeminutendebat aangevraagd.
Dan wil ik verder eenieder bedanken, de Minister, de ondersteuning, de aanwezige Kamerleden,
de mensen op de tribune en de mensen die live meekijken.
Sluiting 20.34 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, griffier