Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 30 september 2025, over Verzameldebat CAS
36 800 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2026
Nr. 20
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 21 oktober 2025
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 30 september 2025 overleg gevoerd
met de heer Van Marum, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
over:
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 15 mei 2024 inzake jaarverslag 2023 van
de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kamerstuk
36 410-X, nr. 87);
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 31 januari 2025 inzake jaarplan 2025 van
de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kamerstuk
36 600-X, nr. 74);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 20 mei
2025 inzake vergroten voedselzekerheid Caribische delen van het Koninkrijk (Kamerstuk
36 600-IV, nr. 64);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
26 juni 2025 inzake uitvoeringsagenda's en uitvoeringsrapportages landspakketten no.
1 2025 (Kamerstuk 36 600-IV, nr. 71);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
10 juli 2025 inzake kabinetsreactie op het rapport van Amnesty International «Onbeschermd.
Tekortkomingen in de bescherming van Venezolaanse vluchtelingen op Aruba» (Kamerstuk
29 653, nr. 66);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
25 augustus 2025 inzake jaarverslag 2024 van het Sint Maarten Reconstruction, Recovery
and Resilience Trust Fund (Kamerstuk 34 773, nr. 32);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
29 augustus 2025 inzake start internetconsultatie Rijkswet houdbare overheidsfinanciën
Aruba (Rijkswet HOFA) (Kamerstuk 36 032-(R2162), nr. 10);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
25 september 2025 inzake vijftigste voortgangsrapportage van de Voortgangscommissie
Sint Maarten (Kamerstuk 36 800-IV, nr. 5);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
29 september 2025 inzake aanpak ondermijnende criminaliteit en bevorderen goed bestuur
en integriteit in de Caribische landen van het Koninkrijk (Kamerstuk 36 800-IV, nr. 7);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
29 september 2025 inzake Nederlandse positionpaper op ongevraagd advies Raad van State
van het Koninkrijk ter ere van het 70-jarige bestaan van het Statuut (Kamerstuk 36 800-IV, nr. 8).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, O. van Dijk
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Olger van Dijk
Griffier: Hessing-Puts
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Bruyning, Olger van Dijk, Van
Groningen, Van Haasen en White,
en de heer Van Marum, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 17.49 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, good evening and bon tardi voor de mensen hier in Nederland. Goedemorgen,
good morning en bon dia voor de mensen die vanuit de Caribische landen met ons meekijken.
Een hartelijk welkom aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en natuurlijk aan de diverse collega's aan mijn linkerhand: de heer Van Haasen van
de PVV, de heer Bamenga van D66, mevrouw White – mevrouw White? Excuus – mevrouw Bruyning
van Nieuw Sociaal Contract en de heer White van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Die
verspreking kon er ook nog wel bij bij dit debat. Ik was ook al een beetje in de war,
want ik zie een nieuw gezicht, namelijk mevrouw Van Groningen. Ik vraag om te beginnen
bij dit debat instemming van de overige leden, want zij is geen lid van deze commissie,
maar vervangt de heer Van der Burg namens de VVD. Is het akkoord dat zij dit debat
voert? Dat is het geval. Mevrouw Van Groningen, zeer welkom in deze erg interessante
commissie, wat u vanavond ook gaat merken, denk ik.
Wij voeren vandaag een commissiedebat met de Staatssecretaris met als onderwerp Verzameldebat
CAS. Dat staat voor Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Dit debat sluit perfect aan op
onze afgelopen dagen, want we waren met onze collega-parlementariërs van de andere
landen van het Koninkrijk bij elkaar voor het halfjaarlijkse Interparlementair Koninkrijksoverleg,
ook wel het IPKO genoemd. Wij gaan daar vanavond ongetwijfeld iets over terughoren.
De leden hebben een spreektijd van vijf minuten in de eerste termijn. Ik stel voor
maximaal vier interrupties toe te staan in de eerste termijn. Is dat akkoord? Dat
is akkoord. Verder stel ik voor om na de eerste termijn van de Kamer 45 minuten te
schorsen voor de dinerpauze en de voorbereiding van de beantwoording van de Staatssecretaris.
Dan gaan we dat ook zo doen.
Dan zou ik als eerste het woord willen geven aan de heer Van Haasen van de PVV.
De heer Van Haasen (PVV):
Bedankt, voorzitter. We pompen miljarden in de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne.
Tegelijkertijd woedt er een bloedige strijd tussen de IDF en de terroristenbende van
Hamas in Gaza. Ondertussen opperde een Nederlandse partij laatst het wanidee om onze
marine in te zetten om een Gaza-wappiekonvooi in de Middellandse Zee te beschermen.
Dat gebeurt terwijl aan de rand van ons eigen Koninkrijk de spanningen tussen Amerika
en ons buurland Venezuela hoog oplopen. Eind augustus zou het Amerikaanse marineschip
USS Jason Dunham Willemstad aandoen. Het schip kwam uiteindelijk niet, maar alleen
de aankondiging al zorgde voor veel onrust onder de bevolking. De vrees was dat de
Amerikaanse aanwezigheid de spanningen verder zou opvoeren, zeker toen slechts enkele
dagen later op nog geen 100 mijl van onze kust een Venezolaans schip werd gebombardeerd.
Nederland is geen partij in dit conflict, maar het gebeurt wel op de drempel van ons
Koninkrijk. Tijdens het net afgesloten IPKO hebben de delegaties van Aruba en Curaçao
de zorgen van de bevolking nadrukkelijk naar voren gebracht. Ik wil deze zorgen graag
aan de Staatssecretaris overbrengen. Nederland kan zijn ogen niet sluiten voor de
risico's voor de veiligheid en de stabiliteit van onze eigen eilanden.
Ik kom bij mijn volgende punt. Ik heb in het Statuut meerdere keren gezocht naar de
term «consensusrijkswet» nu deze wet ter consultatie is voorgelegd. Ik weet niet wie
dat woord heeft bedacht, maar voor mij is het gewoon politiek geneuzel van de bovenste
plank. Het lijkt een poging om een rijkswet een zachter tintje te geven door er «consensus»
voor te zetten, maar hoeveel echte consensus is er eigenlijk? Hoe breed wordt deze
wet gedragen? Wat gebeurt er als Aruba zijn verworven vetorecht gebruikt om toch niet
te tekenen bij het kruisje? Premier Pisas van Curaçao heeft publiekelijk kritiek geuit
op het verschil in behandeling. Hij wijst erop dat dit ongelijkheid binnen het Koninkrijk
creëert. Curaçao en Sint-Maarten vallen onder een harde rijkswet die is opgelegd,
terwijl Aruba nu een zachte variant krijgt met vetorecht. Dit is een politiek gevoelig
punt, omdat dit Aruba een bevoorrechte positie geeft en omdat dit het idee van gelijkwaardigheid
tussen de Caribische landen ondermijnt.
De PVV vindt dat de Caribische landen in de toekomst volledig zelfstandig moeten kunnen
worden. Dat betekent: zelf hun financiën op orde hebben, zelf hun bestuur dragen en
geen eindeloze geldstroom meer vanuit Nederland. Maar zolang deze landen onderdeel
zijn van ons Koninkrijk en er herhaaldelijk sprake is van corruptie, wanbestuur en
financiële chaos, kan Nederland niet wegkijken. Daarom is toezicht noodzakelijk, niet
om te betuttelen of vanuit koloniale motieven, maar om ervoor te zorgen dat de eilanden
straks écht op eigen benen zouden kunnen staan. Het doel is om hun zelfredzaamheid
te vergroten, zodat loslaten uiteindelijk mogelijk wordt. In bredere zin kan het tegenovergestelde
van «koloniaal» worden omschreven als «onafhankelijk», «soeverein» en «zelfbeschikkend».
Wanneer een land zichzelf echter financieel afhankelijk van het moederland blijft
opstellen, kan dat worden gezien als een vorm van zelfkolonisatie. Kortom, de route
naar echte gelijkwaardigheid loopt niet via mooie woorden of politieke eufemismen
zoals «consensusrijkswet», maar via duidelijke afspraken, eerlijk toezicht en uiteindelijk
de mogelijkheid tot volledige zelfstandigheid voor alle landen binnen het Koninkrijk.
Tijdens het IPKO is weer gesproken over het democratisch deficit in ons Koninkrijk.
In de praktijk is dit door de enorme schaalverschillen nauwelijks oplosbaar. Nederland
telt 18 miljoen inwoners en de Caribische eilanden samen slechts 336.000. Het advies
van de Raad van State wekt de indruk dat er meer invloed te halen valt. Dat schept
valse verwachtingen en kan juist leiden tot teleurstelling, populisme en instabiliteit.
De PVV vindt dat je het democratisch deficit het beste aanpakt door de landen uiteindelijk
écht zelfstandig te maken.
Ik heb zelfredzaamheid al eerder naar voren gebracht. Het is een van de belangrijke
pijlers van de PVV. Tijdens het BES-verzameldebat een maand geleden heb ik de Staatssecretaris
daar al op gewezen. Ik zei toen dat men op Curaçao druk bezig was met eigen initiatieven.
Vorige week las ik een artikel in het Antilliaans Dagblad over deze agricultuurkassen.
De regering heeft 24 miljoen euro vrijgemaakt om op alle zes de Caribische eilanden
de zelfredzaamheid te vergroten. Met dit hypermoderne systeem zou dat op veel grotere
schaal kunnen gebeuren. Volgens mijn informatie zou zelfs de Farmers» Association
van Sint-Eustatius ook interesse hebben getoond. Daarom zou ik graag een update krijgen
over hoe het staat met het verstrekken van subsidies en welke criteria daarbij worden
gehanteerd.
Tot slot wil ik de Staatssecretaris bedanken voor de brief over de aanpak van ondermijnende
criminaliteit, goed bestuur en integriteit, die we gisteren hebben gekregen. Al zijn
de landen zelf verantwoordelijk voor deze misstanden, ik verheug me erop dat er gesprekken
gaande zijn met Transparency International, iets wat ik de vorige Staatssecretaris
ook al had verzocht. Ik wacht de informatie af in de brief die is toegezegd.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Haasen. Ik zie dat de heer White een interruptie heeft.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de heer Van Haasen graag vragen om nog wat meer duidelijkheid te geven over
zijn uitspraak omtrent zelfstandigheid. Wat houdt die precies in? Onze eilanden Texel,
Schiermonnikoog en ga zo maar door zijn enigszins vergelijkbaar met de Caribische
eilanden. Zouden die dan ook dezelfde zelfstandigheid moeten verkrijgen als de eilanden
in de Cariben?
De heer Van Haasen (PVV):
Nou, ik denk dat u appels met peren vergelijkt, want ik heb het niet over de BES-eilanden.
Ik heb het over de CAS-eilanden. De CAS-eilanden zijn zelfstandige landen binnen ons
Koninkrijk. Dat ze echt zelfstandig worden, zien wij als de enige manier om het democratisch
deficit echt op te lossen. Wij willen ze er niet toe dwingen, maar we willen ze wel
helpen om zover te komen dat ze het zelf kunnen.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik maakte op zich geen fout in de benamingen. De BES-eilanden zijn buitengewone gemeentes
van het Koninkrijk – daar ben ik heel duidelijk over – maar ik keek even naar het
Europees deel van het Koninkrijk, dus Nederland, en het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Met z'n allen zijn we onderdeel van het Koninkrijk. In die hoedanigheid blijft mijn
vraag volgens mij hetzelfde: prefereert de heer Van Haasen dan een ander soort zelfstandigheid
voor Texel ten opzichte van de CAS-eilanden?
De heer Van Haasen (PVV):
De zelfstandigheid die ik voor de CAS-eilanden voorsta, zou ik vergelijken met de
zelfstandigheid van Suriname.
De voorzitter:
Dat roept nog een derde interruptie op van de heer White.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Oké. Dat antwoord begrijp ik niet helemaal, want Suriname is volgens mij niet echt
onderdeel van het Koninkrijk, niet meer, althans. Dat koloniale verleden hebben we
volgens mij afgehecht. De CAS-eilanden zijn volgens mij wel nog steeds een onderdeel
van het Koninkrijk. Dus ik denk dat wij vanuit het Europese deel van het Koninkrijk
echt wel een belangrijke rol hebben om inderdaad te kijken naar hoe zelfredzaam we
de eilanden kunnen maken, maar ik proefde iets over helemaal zelfstandig maken. Dat
wilde ik dus even uithoren. Betekent dat de eilanden helemaal loskoppelen van het
Koninkrijk, loslaten?
De heer Van Haasen (PVV):
Ja, meneer White.
De voorzitter:
Dat is helder. Mevrouw Van Groningen heeft ook een interruptie.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ik heb toch een vraag, want ik hoor de heer Van Haasen een kritische noot uiten richting
Aruba over de softe behandeling in relatie tot Sint-Maarten en ook Curaçao. Ik begrijp
niet zo goed waarom u zo kritisch bent, want als we heel eerlijk naar Curaçao en Sint-Maarten
kijken, dan zien we allemaal dat ze sinds 2010 nooit een goedgekeurde accountantsverklaring
bij de jaarrekening hebben gehad. Sinds 2019 heeft Curaçao er überhaupt geen meer
ingediend. We zien dat het in Aruba eigenlijk relatief heel erg goed gaat. Ik denk
dat we het juist heel erg moeten waarderen dat zij zo zelfredzaam zijn, dus ik ben
eigenlijk benieuwd waarom u nou zo kritisch bent op de manier waarop Aruba benaderd
wordt.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik denk dat de regering ook vrij kritisch is tegenover Aruba, want anders geeft ze
niet Sint-Maarten een rentepercentage van 3,2% en Aruba een rentepercentage van 6,9%.
De voorzitter:
Dan denk ik dat we naar de tweede spreker van vandaag gaan. Dat is de heer Bamenga
van D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. In een tijd waarin ons kabinet is gevallen en verkiezingen
eraan komen, zijn de blikken in Den Haag vooral gericht op de binnenlandse politiek
hier, maar onze Caribische eilanden moeten we daarbij nooit vergeten. Ze zijn het
thuisland van honderdduizenden Koninkrijksburgers.
Voorzitter. Laat ik beginnen met de geopolitieke situatie. De spanningen tussen de
VS en Venezuela nemen continu toe. Volgens mij heeft de collega hier naast me daar
ook iets over gezegd. De VS hebben deze maand luchtaanvallen uitgevoerd op vermoedelijk
Venezolaanse schepen, waarbij elf mensen zijn omgekomen. Daarnaast zijn er meerdere
oorlogsschepen naar de Caribische Zee gestuurd. Ondertussen is president Maduro aan
zijn kant zijn militaire positie aan het versterken. De eilanden zitten ertussenin.
Op de eilanden leeft de vrees dat ze meegetrokken worden in het conflict. De bevolking
maakt zich ontzettend veel zorgen, en terecht. Wij doen dat ook. Wij hebben daar ook
Kamervragen over gesteld. De eilanden onderhouden natuurlijk ook banden met Venezuela.
Velen zien de Amerikaanse aanwezigheid liever verdwijnen dan groeien.
Laten we niet vergeten dat defensie en buitenlandse zaken Koninkrijkaangelegenheden
zijn. Dat betekent dat de beslissingen in Den Haag genomen worden, maar de gevolgen
worden rechtstreeks gevoeld op de eilanden. Dat legt een belangrijke verantwoordelijkheid
bij ons neer. Daarom stel ik de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Welke garanties
kunnen wij geven dat Curaçao en Aruba niet onnodig in een geopolitiek conflict worden
meegezogen? Welke afspraken zijn er precies gemaakt met Washington over de aanwezigheid
van de Amerikaanse schepen in de regio? Hoe zorgen we ervoor dat de bevolking van
Curaçao en Aruba vertrouwen houdt in de bescherming die het Koninkrijk hun biedt?
Voorzitter. De eilanden in het Caribisch deel van ons Koninkrijk staan op een kritiek
keerpunt. Klimaatonderzoek laat zien dat zij te maken krijgen met gestage temperatuurstijgingen,
langere en intensere droogteperiodes, zeespiegelstijging en een toenemend risico op
extreme weersomstandigheden. Wij als Nederlanders weten als geen ander hoe gevaarlijk
water kan zijn. Voor de CAS-eilanden geldt daarbij dat zij volledig afhankelijk zijn
van hun eiland als leefgebied en als economische basis. Juist het toerisme, een van
de grootste pijlers van hun economie, staat onder druk door klimaatverandering. Er
zijn mooie plannen gemaakt door de Klimaatagenda en er wordt gestreefd naar een ambitieuze
energietransitie, maar toch blijft goede financiële support uit. Dit jaar is er voor
drie eilanden slechts 18 miljoen begroot; de komende jaren wordt daar nog drastisch
op bezuinigd. Daarom stel ik de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Kan de Staatssecretaris
uitleggen hoe dit bedrag in verhouding staat tot de enorme uitdagingen waar de eilanden
voor staan? Is hij bereid om de financiering substantieel te verhogen, zodat plannen
niet alleen op papier blijven bestaan maar ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden?
Hoe borgt de Staatssecretaris dat de eilanden gelijkwaardig en rechtvaardig ondersteund
worden in hun strijd tegen klimaatverandering, vergelijkbaar met de bescherming die
wij in Europees Nederland vanzelfsprekend vinden tegen de dreiging van water?
Voorzitter. Dan over onderwijs. Het beroepsonderwijs is de motor van onze samenleving.
Het leidt vakmensen op, die onmisbaar zijn in de zorg, techniek en dienstverlening.
Toch laten de cijfers zien dat op de eilanden slechts 3% van de studenten voor een
werkgeoriënteerde route kiest. Daarmee scoren zij aanzienlijk anders dan de leeftijdsgenoten
hier in Europees Nederland. Dat is zonde, juist omdat het beroepsonderwijs, zowel
hier als op de eilanden, van groot belang is. Zonder beroepsonderwijs blijven jongeren
achter en missen onze samenlevingen de vakmensen die we hard nodig hebben. Kan de
Minister toezeggen dat er gekeken wordt naar extra financiële middelen om de toestroom
naar het werkgeoriënteerde beroepsonderwijs te stimuleren?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties.
De heer Bamenga (D66):
Voorzitter, ik wil even opmerken dat ik tegelijkertijd nog een IenW-debat heb. Als
ik naar buiten loop, heeft het daarmee te maken.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel, meneer Bamenga. Dan gaan we naar mevrouw Bruyning van Nieuw Sociaal
Contract.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over de relatie van Nederland met Curaçao,
Aruba en Sint-Maarten, een relatie die alleen duurzaam kan zijn als gelijkwaardigheid
en respect het fundament vormen. Laten we eerlijk zijn: te vaak zien we dat besluiten
over de eilanden in Den Haag worden genomen, zonder dat er werkelijk geluisterd wordt
naar de mensen die het raakt. Het gevolg is afstand, wantrouwen en het gevoel dat
de stem van de eilanden er niet echt toe doet. De recente geopolitieke ontwikkelingen,
waar mijn twee voorgangers het ook al over hebben gehad, met name in Venezuela, maken
dit debat nog urgenter. De Caribische landen liggen letterlijk in de frontlinie van
instabiliteit in de regio. Dat vraagt niet alleen aandacht voor veiligheid en economie,
maar ook voor de positie van de inwoners zelf. Hun veiligheid, hun bestaanszekerheid
en hun vertrouwen in het Koninkrijk staan op het spel. Daarom deze vraag aan de Staatssecretaris:
hoe gaat hij in zijn beleid concreet rekening houden met de geopolitieke realiteit
van Venezuela en de impact daarvan op veiligheid en stabiliteit in het hele Koninkrijk?
En vanuit zijn coördinerende rol: hoe gaat hij samen met Buitenlandse Zaken, Binnenlandse
Zaken, Defensie en de landen zelf een plan maken voor het geval dat de situatie in
Venezuela escaleert? Hoe wordt daarbij geborgd dat niet alleen in Den Haag wordt besloten,
maar dat ook de landen zelf vanaf het begin mee aan tafel zitten?
Voorzitter. De Raad van State heeft in zijn ongevraagde advies helder aangegeven dat
de rol van de gevolmachtigd Ministers herzien moet worden. Op dit moment zijn ze er
vooral adviserend aanwezig, maar als wij werkelijk spreken over gelijkwaardigheid,
hoort daar ook een rol bij met stemrecht en zwaarwegend advies. Alleen zo kunnen de
landen zich werkelijk vertegenwoordigd voelen in het hart van het Koninkrijk. Hoe
gaat de Staatssecretaris de rol van de gevolmachtigd Ministers concreet versterken,
zodat zij meer zijn dan adviseurs in de marge? Hoe zorgt hij ervoor dat de adviezen
van deze Ministers niet vrijblijvend blijven, maar daadwerkelijk invloed hebben op
besluitvorming? Dat raakt direct aan de bredere vraag hoe we representatie en inspraak
beter vorm geven. Het advies noemt actief en passief kiesrecht voor het Nederlandse
parlement, maar dat draagt volgens de landen niet automatisch bij aan echte vertegenwoordiging,
zoals wij afgelopen weekend op het IPKO hebben kunnen horen. Representatie betekent
dat de mensen die besluiten nemen, ook werkelijk weten wat er speelt en binding hebben
met de gemeenschap waarover ze spreken. Daarom vinden wij dat er ruimte moet komen
voor bijzonder gedelegeerden uit de landen om toegevoegd te worden aan ons parlement,
zodat hun stem niet meer via omwegen, maar rechtstreeks klinkt in onze debatten. Is
de Staatssecretaris bereid serieus te onderzoeken hoe dit eventueel kan worden vormgegeven?
Hoe wordt gegarandeerd dat dit niet een symbolische zetel wordt, maar een echte stem
die gewicht heeft?
Voorzitter. Ik wil ook stilstaan bij de rol van het IPKO. Tijdens deze interparlementaire
bijeenkomsten ervaren we de nabijheid en de gezamenlijkheid die zo hard nodig zijn.
Daar zien we dat de samenwerking niet abstract hoeft te zijn, maar tastbaar kan worden.
Hoe zorgen we er gezamenlijk voor dat dit gevoel van binding niet alleen bestaat tijdens
het IPKO, maar ook daarbuiten, en structureel in ons werk wordt verankerd? Samenwerking
is het sleutelwoord. Gelijkwaardigheid betekent niet dat we overal hetzelfde doen,
maar dat we elkaar serieus nemen en verantwoordelijkheid delen. Als de preambule van
het Statuut al 70 jaar geleden sprak over gelijkwaardigheid, waarom durven we die
woorden dan niet eindelijk in de praktijk te brengen? Mijn laatste vraag aan de Staatssecretaris:
hoe reflecteert hij zelf op hoe de samenwerking nu verloopt? Wat neemt hij bewust
mee, of juist niet, van zijn voorgangers in de manier waarop gelijkwaardigheid wordt
vormgegeven? Kan hij toezeggen dat dit kabinet concrete stappen neemt om die gelijkwaardigheid
meer te borgen dan alleen in woorden? Voor Nieuw Sociaal Contract is de kern helder:
gelijkwaardigheid is geen mooi woord op papier, het is een praktijk die we moeten
waarmaken in beleid, in omgang én in de representatie. Alleen dan bouwen we aan een
Koninkrijk waarin ieder mens zich gezien en gehoord voelt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Geen interrupties, zie ik. Dan komen we bij meneer White van GroenLinks-Partij
van de Arbeid.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Bon dia, good evening, goedenavond allen. De afgelopen dagen hadden
we als Kamercommissie het genoegen om met onze collega's uit het Caribisch deel van
ons Koninkrijk te spreken over de samenwerking binnen het Koninkrijk. We hebben opnieuw
geconstateerd dat we op veel vlakken goed samenwerken, maar dat er ook nog heel veel
zaken zijn in het Koninkrijk waarbij we elkaar echt moeten helpen en beter moeten
samenwerken. Ik noem de armoedebestrijding, het waarborgen van mensenrechten en de
aanpak van klimaatverandering als grootste uitdagingen. Omdat ik maar beperkt tijd
heb, zal ik mij vandaag tot enkele onderwerpen beperken.
Allereerst het democratisch tekort. Nog steeds hebben niet alle Koninkrijksburgers
gelijke rechten. Dit wordt over precies een maand opnieuw pijnlijk zichtbaar bij de
Tweede Kamerverkiezingen, waarvoor de Nederlanders uit Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
niet mogen stemmen, terwijl de Tweede Kamer ook het Koninkrijksparlement is waar besluiten
worden genomen die in het gehele Koninkrijk effect hebben. De Raad van State heeft
hier afgelopen jaar, in zijn spontane advies ter gelegenheid van 70 jaar Statuut voor
het Koninkrijk, ook nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Omdat het kabinet dit tot
op dit moment nog niet heeft opgepakt, zal ik hier namens GroenLinks-PvdA op korte
termijn, samen met collega Bamenga van D66, een initiatiefwet over indienen, zodat
ook deze Nederlanders bij de volgende Tweede Kamerverkiezingen hun stem kunnen uitbrengen.
Voorzitter. Dan de geopolitiek...
De voorzitter:
Wacht even, meneer White, met uw goedvinden. Ik zie dat er een interruptie is en volgens
mij ging u naar een volgend blokje. Dat klopt, hè?
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Zeker.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Haasen.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik heb een vraag over het kiesrecht op de eilanden. Zou het niet raar zijn dat inwoners
van Curaçao, Sint-Maarten en Aruba kiesrecht hebben voor twee verschillende parlementen?
Want dat ga je dan teweegbrengen. Ze hebben dan dus kiesrecht in hun eigen parlement
en in het parlement van een ander land, waar 97% van de beslissingen die genomen worden
niet over hun eilanden gaan.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Wat het belangrijkste is, is dat je het recht hebt om je vertegenwoordiging te kiezen,
of dat nou hier in Nederland, op Curaçao of aan de andere kant van de oceaan is, in
China. Als mens, als burger heb je het recht om een keuze te maken voor je vertegenwoordiger
die besluiten neemt die impact hebben op jouw leven. In dit geval hebben we een duidelijk
democratisch deficit. Dat is zichtbaar, al jarenlang. Burgers die op de CAS-eilanden
wonen hebben geen inspraak hebben in de keuzes van het parlement, de Tweede Kamer
van Nederland, waarin wel besluiten genomen worden op het gebied van belasting en
defensie die echt impact op hen hebben.
De heer Van Haasen (PVV):
Dan zal ik de vraag anders proberen te stellen. Is het niet raar dat je mensen stemrecht
geeft over 97% van de beslissingen die niet over hen gaan?
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Al is het maar 1%, 2%, 3% of 10%. Het maakt mijn partij en mij helemaal niet uit hoeveel
procent het is. Het gaat om het principe dat je recht hebt om je eigen vertegenwoordiger
te kiezen. Daar is op dit moment echt een deficit, een tekort in. Dat moeten we gewoon
herstellen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog alstublieft, meneer White.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dan de geopolitieke situatie, die impact heeft op het Caribisch
gebied. Op de Benedenwindse Eilanden zijn de zorgen reëel, omdat zij dicht bij de
kust van Venezuela zijn. Graag hoor ik van het kabinet een stand van zaken hoe de
eilanden en de bewoners hierover zo goed mogelijk geïnformeerd worden, zodat onnodige
zorgen weggenomen kunnen worden. Hier is net ook al enigszins aan gerefereerd door
collega's.
Voorzitter. Nederland vormt samen met de drie CAS-eilanden het Koninkrijk. Wat GroenLinks-PvdA
betreft moeten we als geheel Koninkrijk zorgen dat iedereen een fatsoenlijk bestaansminimum
heeft en dat er voor iedereen een gezonde leefomgeving is. We zien echter grote verschillen.
Op de eilanden is nog veel armoede. Als Koninkrijksburger en als Kamerlid schaam ik
mij ervoor dat er in ons Koninkrijk nog zo veel mensen in armoede leven. Herkent de
Staatssecretaris dit gevoel, en welke mogelijkheden ziet hij om dit samen met de landen
aan te pakken?
Een ander punt van aandacht voor de drie CAS-eilanden is het versterken van een duurzame
economie, op zich een heel erg bekend probleem. Hoe kan Nederland de eilanden wat
de Staatssecretaris betreft hierbij zo goed mogelijk ondersteunen, om op deze manier
de eilanden nog minder afhankelijk te laten worden van het toerisme alleen? Hierbij
zijn natuurlijk ook goede infrastructuur en verbindingen van belang.
Dan een vraag over structureel gezonde financiering en goed bestuur. De eilanden hebben
een kleine omvang en zijn erg gevoelig voor bijvoorbeeld een pandemie of een natuurramp.
Het is daarom belangrijk dat we er als Koninkrijk voor zorgen dat er degelijke afspraken
zijn over financieel beleid. Daarbij is het van belang dat we kijken naar de behoefte
en de grote uitdagingen op de eilanden. Zou het daarom niet goed zijn om voor de toekomst
een soort Koninkrijksfonds in te stellen waar de landen renteloze leningen uit kunnen
krijgen voor belangrijke investeringen en waar de aflossingen van zulke leningen weer
teruggestort kunnen worden? Graag een reactie hierop van het kabinet.
In het verlengde hiervan heb ik de vraag welke mogelijkheden het kabinet ziet voor
de eilanden bij de opstelling van de nieuwe meerjarenbegroting van de EU. De eilanden
zijn geen onderdeel van de EU, maar het zogenoemde Global Europe-fonds is ook bedoeld
voor landen en gebieden overzee. Graag de toezegging dat het kabinet zich samen met
de CAS-eilanden zal inzetten voor middelen uit dit fonds.
Voorzitter. Vorig jaar publiceerde Amnesty een zorgrapport over de tekortkoming in
de bescherming van Venezolaanse vluchtelingen op Aruba. De kabinetsreactie uit juli
roept vragen op. De belangrijkste voor nu zijn de volgende. Is het kabinet bereid
om een nieuw ambtsbericht over Venezuela uit te brengen? Het meest recente dateert
van juni 2020. Excuus, ik ben een beetje verkouden, dus het gaat niet helemaal lekker.
Vindt het kabinet dat de toegang tot asiel op Aruba voldoet aan internationale mensenrechtennormen?
Zo nee, waarom is de waarborgfunctie uit het Statuut dan niet van kracht? Waarom verschilt
de toegang tot asiel binnen het Koninkrijk? Streeft het kabinet naar een gelijke toepassing
van internationale mensenrechtenverdragen binnen het Koninkrijk?
Voorzitter. Tot slot nog een specifieke vraag over de zorgelijke berichtgeving van
de afgelopen dagen over de ouderenzorg op Aruba, maar eerder ook al op Curaçao. Ouderen
worden verwaarloosd en soms zelfs mishandeld, werd er geschreven. Dat is zeer zorgelijk.
Door de vergrijzing en de personeelstekorten worden de problemen groter. Hoe gaat
Nederland de landen hierbij helpen? En hoe kan de informele wijkgerichte ouderenzorg
worden versterkt? Graag een reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Bruyning van NSC een interruptie heeft.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Het is niet echt een interruptie. Ik sluit me graag aan bij het punt dat collega White
maakt over de ouderenzorg. Dat is heel belangrijk. We krijgen hier natuurlijk maar
vijf minuten, dus ik ben blij dat de heer White dat punt heeft opgepakt. Dank daarvoor.
De voorzitter:
Helder. Ik dank de heer White en wens hem sterkte met zijn verkoudheid.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van Groningen van de VVD.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over de Koninkrijksrelaties met Curaçao,
Aruba en Sint-Maarten. Het zijn drie prachtige landen en tegelijkertijd landen waar
de uitdagingen groot zijn. De VVD is dan ook van mening dat de inwoners van Aruba,
Curaçao en Sint-Maarten een integere overheid, veiligheid op straat en gezonde overheidsfinanciën
verdienen. Daarom zijn dat de onderwerpen waar we vanavond bij stilstaan.
Voorzitter. We weten het al jaren: criminele organisaties gebruiken de eilanden helaas
als toegangspoort tot Europa voor drugs, wapens en mensensmokkel. In de brief van
het kabinet van gisteren, 29 september, naar aanleiding van onze motie over een nieuwe
aanpak voor goed bestuur, lezen we vooral een herhaling van wat we al weten. Helaas
zien we weinig concrete voorstellen voor nieuwe maatregelen. Dat vinden we teleurstellend.
Dus onze eerste vraag is simpel: hoe zorgen we ervoor dat we niet blijven steken in
rapportages en monitoring, maar echt actie gaan zien? Er is een jaarlijks budget van
1 miljoen euro dat wordt ingezet voor ondermijning. Dat vinden we ontzettend fijn,
maar we zijn wel benieuwd welke projecten hier concreet voor worden opgetuigd.
Voorzitter. Onze Kustwacht speelt een cruciale rol in de bescherming van het Koninkrijk
der Nederlanden. Onze mensen daar doen echt fantastisch werk en hun inzet wordt ook
steeds belangrijker. De mondiale ontwikkelingen en spanningen zijn vanavond al een
paar keer genoemd. De VVD wil dan ook dat de Kustwacht zo goed mogelijk wordt uitgerust,
zowel qua materieel als qua personeel. In het jaarplan van Defensie staat dat de hangar
op vliegveld Hato op Curaçao in hele slechte staat verkeert. Dat tast de operationele
capaciteit van de patrouillevliegtuigen aan. Wat de VVD betreft is dat onacceptabel.
Daarom hebben we daar een aantal vragen over. Allereerst: wanneer komt die nieuwe
hangar? Hoe zorgen we ervoor dat dit niet wederom vertraagt? Is de Staatssecretaris
het met de VVD eens dat de operationele capaciteit van patrouillevliegtuigen nooit
in het geding mag komen door achterstallig onderhoud? We zijn ook benieuwd van u te
horen welke doelstellingen we willen inzetten op het aantrekken van voldoende personeel.
Voorzitter. Ik gaf al aan dat wij financiën en goed bestuur erg belangrijk vinden
voor alle inwoners van de eilanden. Daarom wil ik daar wat langer bij stilstaan. Als
we kijken naar de jaarrekeningen, zien we namelijk nog steeds grote problemen op de
CAS-eilanden. Aruba maakt in onze ogen goede vorderingen. Daarom ben ik het niet eens
met de PVV. Het eiland is erbij gebaat dat het meer verantwoordelijkheid krijgt en
dat er meer grip is op de overheidsfinanciën. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris
deze mening deelt.
Sinds 2010 zijn er forse middelen, rapporten en toezichtstructuren ingezet op de Caribische
delen van ons Koninkrijk. Desondanks lezen we dat de resultaten nauwelijks zichtbaar
zijn. De financiële verantwoording bleef gebrekkig en vele aanbevelingen zijn genegeerd.
Onlangs was er een IPKO; daar werd net al naar verwezen. De voorzitter van de Staten
van Curaçao zei dat het toezicht onredelijk is en niet openstaat voor dialoog. Vorig
jaar heeft de evaluatiecommissie Rft een rapport gepresenteerd. Kan de Staatssecretaris
een schriftelijke update geven over de uitvoering van deze aanbevelingen? Ik denk
dat dat in relatie tot deze uitspraak heel belangrijk is.
Curaçao en Sint-Maarten hebben dus vanaf 2010 nog nooit een goedgekeurde accountantsverklaring
bij de jaarverslagen ontvangen en Curaçao heeft er sinds 2019 ook geen meer ingediend.
In Sint-Maarten dreigen inmiddels zorgelijke overheidsfinanciën. Het Cft heeft aan
de bel getrokken en ziet een groot begrotingstekort aankomen vanaf 2029. Dat vinden
wij als VVD ronduit zorgelijk, dus daar hebben we een aantal vragen over. Welke incentives
kunnen we inbouwen om de eilanden te laten leveren? Hoe vaak hebben we ze aangesproken
op hun verantwoordelijkheid? Wat gaat het kabinet doen om de financiële malaise op
Sint-Maarten te voorkomen? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de achterstallige
doelstellingen uit de landspakketten worden ingehaald?
Voorzitter. Een goed bestuur is wat ons betreft cruciaal voor een goede toekomst op
de eilanden. Hoe kunnen we ons toezicht op corruptie daar verder versterken? In 2021
is besloten tot de projectmatige aanpak in Sint-Maarten en Curaçao en inmiddels is
er ook een verdubbeling van het budget. Dat is natuurlijk mooi, omdat we daarmee meer
kunnen doen, maar dan is het wel belangrijk wat er concreet gedaan wordt. Dat is dus
ook mijn vraag: wat wordt er concreet gedaan van dit budget om de corruptie aan te
pakken? Niet alleen in de stukken, maar ook uit de gesprekken die wij voeren, blijkt
namelijk dat het echt lastig is om corruptie onder controle te krijgen. Op Sint-Maarten
is er sinds 2019 een integriteitskamer actief en op Aruba sinds 2021. Ik ben benieuwd
op welke wijze deze integriteitkamers bijdragen aan het tegengaan van corruptie. En
wanneer wordt het bureau op Curaçao opgezet?
Voorzitter. De VVD maakt zich oprecht zorgen, ook over de toekomstige generaties op
de eilanden. Er is goed onderwijs nodig alsook een duurzame economie. Een perspectief
bieden voor de toekomstige generaties, daar ligt in onze ogen de sleutel tot de oplossing
om ook corruptie tegen te gaan. Op welke manier kan de Staatssecretaris perspectief
bieden voor die toekomstige generaties?
Voorzitter, ik kom tot een einde. De VVD wil gewoon resultaten zien, geen eindeloze
monitoring. We willen concrete verbeteringen op het gebied van veiligheid, bestuur
en financieel beheer, en daar moet het kabinet voor zorgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties meer van de collega's. Ik kijk naar de klok en
het is 18.20 uur. Ik had u drie kwartier dinerpauze beloofd. Laten we in het kader
van de hypernerveuze samenleving onszelf ook de rust gunnen en het iets ruimer afmeten.
Met uw welbevinden zijn we dan om 19.10 uur terug. Dan schors ik deze bijeenkomst
tot 19.10 uur.
De vergadering wordt van 18.21 uur tot 19.13 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties over
het CAS-verzameldebat. Ik meld volledigheidshalve dat collega Bamenga het tweede deel
verstek moet laten gaan vanwege een ander debat in dit huis. Ook de heer Van Haasen
is niet in de gelegenheid om hier nog bij aanwezig te zijn. Dan is nu het woord aan
de Staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn.
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel, voorzitter. Geachte leden van de Kamer. Voor alle kijkers thuis: ik ben
blij dat jullie ook aangesloten zijn. Het is goed en belangrijk dat we vandaag stilstaan
bij de verantwoordelijkheden die we delen met de Caribische landen. We spreken over
de toekomst van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, en dan vooral over de toekomst van
de mensen die daar wonen.
In dat licht wil ik kort stilstaan bij het Interparlementair Koninkrijksoverleg dat
afgelopen dagen heeft plaatsgevonden. Ik hoop dat dit goede en constructieve bijeenkomsten
zijn geweest. Ik ben ook benieuwd hoe de leden van de Kamer dat hebben ervaren. Ondanks
dat ik net met deze functie begonnen ben, voel ik me sterk betrokken bij deze delen
van het Koninkrijk. Zelf kom ik uit Groningen, een provincie die niet altijd de makkelijkste
band met Den Haag heeft gehad. Als we er samen in slagen om die samenhang en verbondenheid
te versterken, dan kunnen we in de samenwerking ook echt iets moois bereiken met elkaar.
Vorige maand heb ik Sint-Maarten, Aruba en Curaçao bezocht. Dat was mijn eerste bezoek
sinds ik de portefeuille Koninkrijksrelaties heb overgenomen. Ik kan u zeggen dat
dat indruk op mij heeft gemaakt. In Sint-Maarten zag ik gelijk toen ik uit het vliegtuig
stapte de prachtige herbouwde aankomsthal en vertrekhal van het vliegveld. Na aankomst
maakte ik een rondrit, zowel aan de Franse als aan de Nederlandse kant. Wat me het
meeste bijgebleven is, zijn de gesprekken met de bewoners. Ik sprak met hen over de
verwoestende impact van de orkanen, over hun huizen die weer overeind staan, maar
ook over de wijken waar nog veel moet gebeuren. De focus moet niet alleen liggen op
de wederopbouw, maar we moeten vooral ook bouwen aan nieuw perspectief voor de mensen
op Sint-Maarten. Ook de veerkracht van de mensen vond ik heel mooi. Alles is kapot,
maar toch nemen ze zelf het initiatief om te gaan herbouwen. Ze zeggen: we gaan niet
weg; we blijven hier toch, want het is ons land. In Aruba sprak ik met de bestuurders
en bezocht ik het agropark. Daar werken mensen met innovatieve ideeën aan duurzame
landbouw, zodat meer voedsel op het eiland zelf verbouwd kan worden. Ook op Curaçao
zag ik vergelijkbare ontwikkelingen. Ik ontmoette daar jonge ondernemers op de ecofarm
Hofi Cas Cora. Zij telen lokaal voedsel en leveren dat aan restaurants. Verder sprak
ik met maatschappelijke organisaties en bezocht ik mangrovegebieden, die ook heel
belangrijk zijn voor het natuurherstel.
Tijdens deze reis viel mij op dat de bestuurlijke capaciteit en de ambtelijke ondersteuning
op de eilanden enorm beperkt zijn, terwijl er redelijkerwijs en tegelijkertijd heel
veel op de agenda staat. Dat vraagt heel veel van de mensen die daar werken. Ik heb
daar ook grote waardering voor. Tegelijkertijd zag ik hoe elk land op zijn eigen manier
en vanuit zijn eigen identiteit werkt aan zijn toekomst. Alle drie de landen zijn
verschillend en uniek. Maar we hebben als Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
ook een gedeelde geschiedenis en een gezamenlijke toekomst. Dat is voelbaar op de
eilanden. Daarom is het zo belangrijk dat we ons best blijven doen om samen te werken
en elkaar te begrijpen. Samenwerken betekent ook wederkerigheid: het ondersteunen
van elkaar, het leren van elkaar en gezamenlijk bijdragen aan oplossingen. Als partners
kunnen we meer bereiken dan ieder voor zich: bij wederopbouw, bij economische kansen
en bij het sterker maken van de samenleving.
Een belangrijk fundament voor die gezamenlijke toekomst zijn de gezonde overheidsfinanciën.
Zonder die basis kun je namelijk niet investeren in scholen, wegen of veiligheid.
Het gaat bij financiële stabiliteit uiteindelijk niet om cijfers, maar om vertrouwen
en groei. Dat wil ik samen met de landen bereiken. Een belangrijk onderdeel hiervan
is de herfinanciering van de schulden in de nieuwe consensusrijkswet houdbare overheidsfinanciën
Aruba, de HOFA. Voor Aruba is dit een belangrijk traject. De wet geeft duidelijke
spelregels voor gezond beleid en voorkomt dat het land opnieuw in de problemen komt.
Tegelijkertijd geeft de herfinanciering heel veel ruimte om te blijven investeren
in de samenleving. Het gaat dus om de balans: streng zijn voor jezelf, maar ook vooruitkijken
en perspectief bieden. Dat principe geldt niet alleen voor Aruba. Ook Nederland kent
zulke afspraken via onze eigen wet voor houdbare overheidsfinanciën.
Veiligheid gaat ook over onze samenwerking tegen grensoverschrijdende ondermijnende
criminaliteit. De eilanden liggen dicht bij grote smokkelroutes, terwijl ze klein
zijn en beperkte capaciteit hebben bij politie en justitie. Daarom ben ik blij met
de bestaande samenwerking met de politie, het Recherche Samenwerkingsteam, de Openbaar
Ministeries en het Hof van Justitie. Ik blijf daarnaast in gesprek met de landen en
steun hen bij het versterken van goed bestuur en integriteit. Actueel hierbij zijn
de geopolitieke ontwikkelingen in de Caribische regio door de geïntensiveerde inzet
vanuit de Verenigde Staten. De huidige Amerikaanse inzet richt zich vooral op counterdrugsoperaties
in internationale wateren. Het Koninkrijk is daar niet bij betrokken. Wel wordt de
situatie op Aruba, Bonaire en Curaçao van dichtbij beleefd. Daarom is snelle en duidelijke
communicatie belangrijk om de inwoners en bezoekers goed te kunnen informeren. Vanuit
de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie is er regelmatig contact met de
lokale overheden van de Benedenwindse Eilanden. Daar zijn goede afspraken over gemaakt.
Tijdens mijn reis kwam verder het thema voedselzekerheid vaak terug. De eilanden zijn
sterk afhankelijk van import en dat maakt ze kwetsbaar bij tekorten en als voedselprijzen
stijgen. Daarom wil ik een fonds opzetten dat ondernemers gemakkelijker toegang geeft
tot kapitaal. Ze kunnen dan eenvoudiger een bedrijf starten of een bestaand bedrijf
laten groeien. Daarbij gaat het niet alleen om geld. Ook kennisdeling en begeleiding
van ondernemers zijn cruciaal. Daarom bevat het voorstel dat we nu uitwerken ook een
ondersteuning in de vorm van bedrijfsbegeleiding en training. Zo worden de landen
veerkrachtiger en minder afhankelijk van import. De situatie in Venezuela laat zien
hoe belangrijk dat is.
Ook de uitvoering van de landspakketten verdient aandacht. De uitvoering is niet altijd
makkelijk, maar er zijn stappen gezet. Er is beter financieel beheer, betere dienstverlening
aan burgers en bedrijven en meer ruimte voor ondernemerschap. Ik waardeer ook de inzet
van de landen in de samenwerking. Omdat de afspraken in 2027 aflopen, is het wel belangrijk
dat de landen prioriteiten stellen zodat projecten ook echt afgerond kunnen worden.
Voorzitter. Wat mij vooral is bijgebleven, zijn de mensen die ik tijdens mijn reis
heb ontmoet. Dan heb ik het niet alleen over de bestuurders, maar vooral ook over
de jongeren, de studenten, de ondernemers en de gezinnen. Hun veerkracht en inzet
maken indruk. Ze werken, dromen, ondernemen en zorgen voor elkaar. Onze gezamenlijke
taak is het om hun perspectief te bieden door goed samen te werken binnen het Koninkrijk.
Ik ben ervan overtuigd dat deze samenwerking alleen maar sterker wordt als we elkaar
met openheid, vertrouwen en oprechte interesse blijven volgen en vinden. Zo bouwen
we samen over de oceanen heen aan een veerkrachtig en rechtvaardig Koninkrijk.
Dan ga ik nu over naar de beantwoording van de vragen. Ik wil nog een aandachtspunt
meegeven in relatie tot de beantwoording. De samenwerking tussen Nederland en de Caribische
landen is van groot belang. Daar zetten we ons samen actief voor in. Tegelijkertijd
moeten we ons realiseren dat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten autonome landen zijn met
hun eigen taken en verantwoordelijkheden. Dat betekent dat sommige vragen die vandaag
gesteld worden over autonome aangelegenheden buiten het directe kader van dit debat
vallen. Maar daar waar het gaat over samenwerking en de gezamenlijke verantwoordelijkheden,
voer ik het gesprek natuurlijk graag.
Ik heb een aantal blokjes: geopolitieke ontwikkelingen en migratie, advies van de
Raad van State, economische ontwikkeling en klimaat, overig. Ik heb ook nog een blokje
bescherming rechtsstaat en goed bestuur.
Ik begin met de vragen over de bescherming van de rechtsstaat en goed bestuur. De
inwoners van het Koninkrijk moeten waar dan ook in het Koninkrijk kunnen vertrouwen
op een sterke rechtsstaat, waar ondermijnende criminaliteit wordt aangepakt en waar
mensenrechten, goed bestuur en rechtszekerheid worden beschermd. Gisteren heb ik u
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid een brief over de verstevigde aanpak
van ondermijning en goed bestuur in Curaçao, Aruba en Sint-Maarten gestuurd. Deze
brief gaat over de Nederlandse inzet op het gebied van de strafrechtelijke aanpak
van fraudebestrijding en ondermijnende criminaliteit en de bestrijding van corruptie
in de autonome landen. Ook is er aandacht voor de bestuurlijke aanpak van ondermijning
en de samenwerking met de landen op het gebied van goed bestuur en integriteit. Er
zijn concrete vragen gesteld over dit onderwerp en deze brief.
Mevrouw Van Groningen vroeg mij naar de plannen van de Kustwacht voor een nieuwe hangar
op het vliegveld Hato, aangezien deze momenteel in slechte staat is en dit risico's
met zich meebrengt. De Kustwacht Caribisch Gebied is een Koninkrijksdienst die opereert
onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie. Net als u hecht ik groot
belang aan het goede werk van de Kustwacht. Ik ben het ook met u eens dat de operationele
capaciteit niet in gevaar mag komen. Vanuit mijn ministerie wordt hierop gemonitord.
Zoals u heeft gelezen in het jaarplan wordt deze nieuwe hangar gebouwd om de bovengenoemde
risico's voor de capaciteit te voorkomen. Voor meer inhoudelijke vragen over de voortgang
van dit project moet ik u verwijzen naar de Minister van Defensie. Ik heb op de eilanden
met eigen ogen kunnen zien hoe belangrijk die militairen kunnen zijn. Op een bepaald
moment was er iemand die in de bergen een ongeluk had gehad en niet gevonden kon worden.
Het is heel mooi dat de mariniers dan ingezet kunnen worden en zo iemand levend kunnen
vinden en in goede gezondheid terug kunnen brengen. Het heeft niet alleen een verdedigende
functie, maar ook sociaal is het heel mooi dat mensen ingezet kunnen worden.
Mevrouw Van Groningen vroeg wat er concreet wordt gedaan in de aanpak van corruptie
en het toezicht daarop. In de Kamerbrief over ondermijning is daarnaast vermeld dat
er voor de komende drie jaar 24 miljoen ter beschikking wordt gesteld aan de lokale
partners voor gerichte strategische inzet, specifiek met het oog op balans in de keten.
Met die middelen worden onder meer strafrechtelijke onderzoeken uitgevoerd naar politici,
medewerkers van overheidsbedrijven en andere betrokken partijen. Ik ben in gesprek
met de landen om te komen tot effectieve monitoring en toezicht op de inzet op goed
bestuur en integriteit, en daarmee ook op corruptie. Hierover ontvangt u voor het
eind van het jaar nog een terugkoppeling.
Dan nog een vraag van mevrouw Van Groningen: op welke wijze dragen de Integriteitskamer
op Sint-Maarten en het integriteitsbureau op Aruba bij aan de aanpak van corruptie?
Zowel de Integriteitskamer op Sint-Maarten als het integriteitsbureau op Aruba besteedt
veel aandacht aan de bewustwording van integriteit. Daarnaast worden er gevraagd en
ongevraagd adviezen gegeven aan overheden om daarmee de wet- en regelgeving aan te
passen. Door onderzoek, advisering en bewustwording dragen de Integriteitskamer en
het integriteitsbureau wezenlijk bij aan de aanpak van corruptie op Sint-Maarten en
Aruba.
Dan de vraag wanneer er een integriteitsbureau op Curaçao wordt opgericht. Curaçao
is in het voorjaar op werkbezoek geweest in Nederland om informatie te halen voor
hun plannen voor een integriteitsbureau. Ik ben blij dat er nu stappen worden gezet.
Ik heb Curaçao ook aangeboden om te ondersteunen. Curaçao voert momenteel een integriteitsscan,
een soort nulmeting, uit. Er wordt gekoerst op 2026 voor de opzet van een integriteitsbureau.
Dan heb ik weer een vraag van mevrouw Van Groningen. Zij vraagt welke projecten er
concreet worden opgetuigd voor ondermijning. Voor de strafrechtelijke aanpak wordt
het geld concreet ingezet voor het vergroten van de operationele capaciteit en expertise
voor het doen van onderzoek naar financieel-economische criminaliteit. Ook wordt er
ingezet op meer informatiegestuurde inzet van capaciteit door het makkelijker maken
van informatie-uitwisseling. Voor de bestuurlijke aanpak wordt onder meer gefocust
op de wijziging van wet- en regelgeving in bewustwordingscampagnes.
Dan ga ik nu naar...
De voorzitter:
Dat was, denk ik, het blokje goed bestuur. Er zijn geen vragen daarbij. Ik zou aan
de leden willen voorstellen om vragen, als ze die hebben, op te sparen tot het eind
van het blokje. Dan doen we de vragen steeds per blokje. Als u nog vragen heeft naar
aanleiding van het blokje goed bestuur, kunt u die nu stellen. Ik zou willen beginnen
met vier interrupties van de zijde van de Kamer richting de Staatssecretaris. Mochten
er meer interrupties nodig zijn, dan kunnen we dat altijd nog bekijken, want we zijn
met een beperkt aantal leden. Mochten er nog vragen zijn naar aanleiding van de beantwoording
van de Staatssecretaris op het thema goed bestuur en rechtsstaat, dan is daar nu de
gelegenheid voor. Ik kijk even naar de leden of er nog vragen zijn. Mevrouw Van Groningen?
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank voor de beantwoording. Dat is fijn. Ik stop even twee vragen ineen. De eerste
gaat over de Kustwacht. U zei dat de Minister van Defensie die vraag eigenlijk moet
beantwoorden. Zou ik u mogen vragen om onze vragen aan hem voor te leggen, zodat hij
die schriftelijk kan beantwoorden? Dan hoef ik ze niet via een andere weg te stellen.
Ik denk dat iedereen er baat bij heeft ...
Staatssecretaris Van Marum:
Dat kan ik toezeggen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dat is fijn.
De voorzitter:
Ik noteer die toezegging. Kunt u daar ook een termijn aan verbinden?
Staatssecretaris Van Marum:
Ik kan het heel snel aan hem vragen, maar wat zijn eigen toezegging qua termijn is,
weet ik natuurlijk niet. Ik neem aan dat hij zo snel mogelijk met een antwoord komt.
De voorzitter:
Is dat voldoende voor mevrouw Van Groningen?
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Jazeker, dat is hartstikke fijn.
Dan mijn tweede vraag. De Staatssecretaris heeft het over de projecten voor ondermijning.
Het is goed om te weten wat dit precies behelst. Ik denk ook dat het fijn is als wij
daar wat meer inzicht in krijgen, omdat we natuurlijk willen dat de budgetten goed
besteed worden. U heeft het over de bestuurlijke aanpak en wet- en regelgeving. In
Nederland hebben we de Wet Bibob. Daar staat ook iets over in de brief. Zijn dat bijvoorbeeld
processen die we daar willen uitrollen? Het gaat dan over een soort toetsing zodat
we echt weten dat mensen integer werken, om uiteindelijk corruptie tegen te gaan.
De voorzitter:
De reactie van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik zou u willen verzoeken om deze vragen wat gerichter aan de Minister van JenV te
stellen, want ik kan hier inhoudelijk weinig antwoord op geven.
De voorzitter:
Oké. Ik denk dat dit het voor dit blokje was van de zijde van de Kamer. U kunt de
beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Van Marum:
Dan heb ik nu het blokje geopolitieke ontwikkelingen. De laatste tijd heb ik ook kennisgenomen
van de geopolitieke ontwikkelingen in de Caribische regio door inzet van de Verenigde
Staten. Op de Benedenwindse Eilanden wordt de situatie van dichtbij geleefd en beleefd.
We begrijpen dan ook de zorgen die er onder een deel van de bevolking zijn. Ik snap
ook goed dat u hierover vragen stelt. Ik zal er nu een aantal beantwoorden.
Mevrouw Bruyning vroeg: hoe houden we rekening met de geopolitieke realiteit in het
Caribisch deel van het Koninkrijk en hoe betrekken we die landen? Hoewel er geen acute
dreiging is, begrijp ik wel de zorgen van de mensen. Koninkrijksministeries Defensie
en Buitenlandse Zaken staan heel nauw in contact met elkaar en met de besturen van
het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Gezamenlijk borgen we dat we op ieder scenario
voorbereid zijn. Er is voortdurend contact met de autoriteiten in het Caribisch deel.
Zo was er vorige week in New York nog een overleg tussen premier Schoof, de Minister
van Buitenlandse Zaken, premier Pisas van Curaçao, premier Mercelina van Sint-Maarten
en de Minister van Toerisme van Aruba, de heer Cicilia.
Welke garanties kunnen wij geven dat Aruba en Curaçao niet onnodig in een politiek
conflict mee worden gezogen? Dat is de vraag van de heer Mpanzu. Ik begrijp heel goed
dat er zorgen leven bij de bewoners van de eilanden, maar er is op dit moment geen
sprake van een acute dreiging. Het betreft een nationale operatie van de VS. Het Koninkrijk
is daar niet bij betrokken. Defensie brengt natuurlijk wel scenario's in kaart. Dit
hoort bij de taak om de soevereiniteit van het Koninkrijk te verdedigen. De veiligheid
van inwoners en bezoekers van het hele Koninkrijk staat voorop en we houden de ontwikkelingen
nauwlettend in de gaten.
De heer Bamenga vroeg ook welke afspraken er precies gemaakt zijn met Washington over
de aanwezigheid van Amerikaanse schepen in de regio. Het is belangrijk om te benadrukken
dat het een nationaal aangestuurde operatie is door de Verenigde Staten. Het Koninkrijk
is hier dus op geen enkele wijze bij betrokken. De Ministeries van Buitenlandse Zaken
en Defensie staan in contact met de VS.
Dan nog een vraag van de heer Bamenga: hoe zorgen wij ervoor dat de bevolking van
Aruba en Curaçao vertrouwen houdt in de bescherming die het Koninkrijk hun biedt?
Nogmaals, ik begrijp de zorgen van de bewoners van de eilanden, maar er is nu geen
acute dreiging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er is voortdurend nauw
contact tussen de autoriteiten in de Caribische delen van het Koninkrijk en de Koninkrijksministeries
van Buitenlandse Zaken en Defensie. De bestuurders zijn verantwoordelijk. De lokale
bestuurders daar zijn ook verantwoordelijk voor de communicatie met de bevolking in
de voorbereiding op ieder scenario door middel van de crisisplannen. Natuurlijk kunnen
zij indien gewenst geholpen worden door de departementen.
Dan de vraag van de heer White: hoe zorgt u ervoor dat de bevolking goed geïnformeerd
wordt over de geopolitieke spanningen? Ik zeg wederom dat er geen acute dreiging is
voor het Koninkrijk, maar ik snap de bezorgdheid absoluut. Aruba, Curaçao en Bonaire
zorgen zelf dat de bevolking zo goed mogelijk geïnformeerd blijft. Defensie en Buitenlandse
Zaken informeren hun overheden doorlopend zodat ze dat ook kunnen doen. Er is een
heel directe lijn tussen Defensie en Buitenlandse Zaken met betrekking tot de ontwikkelingen.
Er wordt goed gecommuniceerd. Maar het is de taak van de lokale besturen om de bevolking
zelf te informeren.
Dan de vraag over de Venezolaanse vluchtelingen. Is het kabinet bereid om een nieuw
ambtsbericht over Venezuela uit te brengen? Het huidige ambtsbericht Venezuela vindt
het kabinet nog steeds actueel.
Dan de vraag van de heer White over de kabinetsreactie op het rapport van Amnesty.
Vindt het kabinet dat de toegang tot asiel op Aruba voldoet aan de internationale
mensenrechtennormen en, zo niet, waarom wordt de waarborgfunctie uit het Statuut dan
niet van kracht? U sprak over het rapport van Amnesty International. Het is primair
een aangelegenheid van Aruba om eventueel opvolging te geven aan de uitkomsten daarvan.
Asiel- en migratiebeleid is een landsaangelegenheid van Aruba. Aruba bepaalt zelf
hoe het dat beleid toepast. Het inzetten van de waarborgfunctie is het laatste redmiddel,
maar dat is nu niet aan de orde. Het waarborgen hiervan is een Koninkrijksaangelegenheid.
Voor het Koninkrijk is pas een functie weggelegd als een land zelf niet in staat is
om structureel dit fundamentele recht te verwezenlijken. Dat is niet het geval.
Dan toegang asiel en mensenrechtenverdragen. Dit is ook een vraag van de heer White.
Waarom verschilt de toegang tot asiel binnen het Koninkrijk? Streeft het kabinet naar
gelijke toepassing van internationale mensenrechtenverdragen binnen het Koninkrijk?
Zoals ik al eerder zei, is het asiel- en migratiebeleid een landsaangelegenheid. De
landen binnen het Koninkrijk bepalen zelf hun eigen beleid daarin. Binnen het Koninkrijk
wordt er zeker gestreefd naar gelijke toepassing van internationale mensenrechtenverdragen.
De implementatie binnen de Caribische landen kent echter ook haar uitdagingen. Hiervoor
wordt wel een samenwerking gezocht tussen de landen.
De voorzitter:
Was dat het blokje?
Staatssecretaris Van Marum:
Ja.
De voorzitter:
Als eerste heb ik dan een vraag van mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Het is niet zo dat ik een beetje schrik van wat ik van de Staatssecretaris hoor, maar
ik wijs erop dat wij van het weekend bij het IPKO zaten. Volgens mij kan collega White
het volgende ook beamen. We kregen toen een presentatie van de heer Verbossen. In
die presentatie werd toch wel echt gesproken van een dreiging die zou kunnen ontstaan.
Misschien is het an sich niet per se een acute dreiging, maar wel een groot ... Hoe
moet ik het goed zeggen? Nou ja, er zou in ieder geval een dreiging kunnen ontstaan.
Er zijn actoren die dat mogelijk zouden kunnen maken. Mijn vraag is wel, na afdronk
van het IPKO, waarin de Staten aangaven niet heel goed geïnformeerd te worden, hoe
de Staatssecretaris tot deze conclusie komt en tot de antwoorden die hij op dit moment
heeft gegeven. Dat is niet, nogmaals, wat wij dit weekend hebben ervaren. Ik bemerk
daar een discrepantie.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik heb rechtstreeks contact met de bestuurders daar. Ik kan u verzekeren dat er goede
afspraken over zijn gemaakt. De informatievoorziening richting de landsbesturen is
gewoon goed.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dan wil ik hier echt nog een keer benadrukken dat dit niet de afdronk is van wat wij
hebben opgevangen in de gesprekken die wij hebben gevoerd het afgelopen IPKO. Totaal
niet, het is eigenlijk het tegenovergestelde van wat de Staatssecretaris hier stelt.
Ik zou de Staatssecretaris dan toch graag op het hart willen drukken dat ondanks dat
hij goed geïnformeerd blijkt te zijn, er vanaf de andere kant toch een ander geluid
is. Ik vraag hem toch echt te letten op die relatie en om te benadrukken dat er daadwerkelijk
goed geïnformeerd wordt en om daarop te reflecteren.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik blijf daar gewoon bij. Ik weet gewoon dat er goede informatievoorziening is. Ik
treed niet in de plaats van de landsbesturen. Hoe de landsbesturen hun eigen bewoners
informeren, is aan hen. Ik weet dat de bestuurlijke afspraken die wij daar gemaakt
hebben, gewoon worden nagekomen. Wij hebben goede informatievoorziening in de richting
van de landsbesturen.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de Staatssecretaris tot zover ervaren als een zeer begaan mens met de mensen
op de eilanden. Volgens mij zit dat stukje wel goed, maar het is misschien toch wel
even goed om door te gaan op het puntje omtrent de acute dreiging. Ik zou aan de Staatssecretaris
willen vragen om toch na te gaan wat de effecten zijn van de dreiging, even los van
de fysieke dreiging, op de gemoedstoestand van de mensen. We hebben tijdens het IPKO
van de parlementariërs van de eilanden teruggekregen dat er toch wel enige vorm van
angst aanwezig is in de bevolking voor mogelijke inmenging op de middellange of de
lange termijn en de gevolgen die de onrust aan de grens kan hebben. Het gaat dan om
de verhalen omtrent boten die daar getorpedeerd worden enzovoort, enzovoort. Die hebben
direct en indirect invloed, zo hebben wij begrepen, op de economische ontwikkelingen,
zoals op, wat wij bijvoorbeeld hoorden, de instroom van het toerisme. Het blijkt dat
het toerisme de afgelopen periode daadwerkelijk gedaald is. Ik snap inderdaad dat
als je het over acute dreiging hebt ... Er zullen geen bommen vallen op dit moment
en er is geen oorlog aan die grens, maar we moeten vooral proberen om vooruit te denken.
De Staatssecretaris zou ik ertoe willen uitdagen om vooruit te denken hoe we kunnen
omgaan met het sentiment dat leeft onder de mensen en hoe we alvast kunnen nadenken
over wat voor gevolgen het economisch zou kunnen hebben.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik benadruk nogmaals dat wij in dit soort zaken een gezamenlijke taak hebben in het
Koninkrijk waar het gaat over Buitenlandse Zaken en Defensie. Nederland informeert
de besturen van de landen gewoon optimaal. Daar zitten goede informatielijnen in.
Ik benadruk dit continu. Dat doet niets af aan het gevoel dat de bevolking heeft en
de zorgen die daar zijn. Dat doet daar niks aan af. Maar we moeten wel in onze eigen
rol blijven. Het is niet aan mij om hier daarover uitspraken te doen, anders dan dat
wij signalen serieus nemen en dat er met Defensie en Buitenlandse Zaken en zo nodig
ook met mij gekeken wordt naar zaken die nodig zijn indien. In mijn spreektekst heb
ik ook al aangegeven dat daar wel naar gekeken zal worden. Maar wij gaan niet treden
in de zaken die in de informatievoorziening naar de bewoners gaan. Dat is een landsaangelegenheid.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Misschien kunnen we dat op een hele nette manier tackelen. Ik kan mij ook heel goed
vinden in de scheiding die de Staatssecretaris maakt in de rollen die er zijn. Wij
als parlementariërs, volksvertegenwoordigers van het Europese deel van het Koninkrijk,
geven het signaal af dat wij te horen hebben gekregen van de volksvertegenwoordigers
van de landen daar. Ik kan me voorstellen dat de Staatssecretaris het signaal dat
wij hem nu meegeven misschien wel in een gesprek met de bestuurders van de landen
mee kan nemen.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat zal ik zonder problemen doen. Ik zal het signaal overbrengen. Maar ik benadruk
wel – in dit soort debatten zal ik dat vaker benadrukken – dat ik vind dat we wel
een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben op bepaalde terreinen, maar dat op andere
terreinen de landen autonoom zijn en hun eigen rollen en verantwoordelijkheid hebben.
Daar moeten we wel zorgvuldig mee omgaan. We hebben een geschiedenis waarin Den Haag
ook een beetje de naam heeft dat we op de stoel van de lokale besturen gaan zitten.
Dat wil ik dus absoluut niet. Ik vind dat dit ook echt landsaangelegenheden zijn waarbij
de informatievoorziening ook via die lijn hoort te lopen. Als er zorgen zijn, en ik
krijg vanuit mijn volksvertegenwoordiging te horen dat die zorgen er zijn, zal ik
die zorgen ook in de richting van de bestuurders uitspreken, maar dan laat ik nog
steeds de informatievoorziening via die lijnen lopen.
De voorzitter:
Dank. We noteren in ieder geval dat de Staatssecretaris de zorgen die hier geuit zijn
zal overbrengen aan de bestuurders. Dan denk ik dat u verder kunt met uw volgende
blokje in de beantwoording.
Staatssecretaris Van Marum:
Dan het ongevraagde advies van de Raad van State. Het ongevraagde advies van de Raad
van State is al vaker genoemd. Twee onderwerpen zijn eruit gehaald: de positie van
de gevolmachtigd Ministers en het democratisch tekort. Mevrouw Bruyning heeft gevraagd
of ik bereid ben om te onderzoeken hoe er een betere representatie kan worden vormgegeven,
zoals het toevoegen van bijzonder gedelegeerden uit de landen. De Nederlandse positie
op dit onderwerp volgt ook uit de Nederlandse reactie op het ongevraagde advies van
de Raad van State. Deze heb ik uw Kamer gisteren toegestuurd. Op dit moment is de
Nederlandse regering daar nog niet toe bereid. Aan de hand van de gesprekken die zullen
worden gevoerd over de posities van alle vier de landen, zal nader worden bezien of
er ruimte is om nader tot elkaar te komen. We hebben nu allemaal onze positionpapers
daar neergelegd. Niet alle lijnen zullen daarbij dezelfde kant uitlopen, maar aan
ons nu de schone taak om daar de komende tijd met elkaar over te spreken en om te
kijken hoe we daar bij elkaar kunnen komen en wat we dan met elkaar kunnen regelen.
Dan ook weer de vraag over de positie van de gevolmachtigd Ministers. Er is gevraagd
hoe ik ervoor kan zorgen dat de rol van de gevolmachtigd Ministers concreet wordt
versterkt zodat zij meer zijn dan adviseurs in de marge en hoe de adviezen daadwerkelijk
invloed hebben op de besluitvorming. De gevolmachtigd Ministers hebben stemrecht in
de Rijksministerraad en de mogelijkheid om een voortgezet overleg aan te vragen. Dat
is daadwerkelijke invloed, al ben ik mij ervan bewust dat dit niet altijd zo wordt
gevoeld. In zijn ongevraagde advies heeft de Raad van State enkele suggesties gedaan
om de rol van de gevolmachtigd Ministers te versterken binnen de huidige kaders van
het Statuut. In het Nederlandse standpunt wordt hier ook op ingegaan. Ik ga op basis
van de positionpapers van de vier landen nu het gesprek aan met de landsregeringen.
In dat kader komen ook deze punten uiteraard aan bod. Specifiek wat betreft de concrete
werkwijze of de orderegels voor de Rijksministerraad heeft Nederland in zijn positionpaper
opgenomen bereid te zijn om hier met de Caribische landen naar te kijken.
Dan de vraag van mevrouw Bruyning over gelijkwaardigheid. U vroeg mij hoe ik reflecteer
op de huidige samenwerking met de landen, de wijze waarop we invulling geven aan de
gelijkwaardigheid tussen de landen en hoe we de verbinding ook na het IPKO kunnen
voortzetten. Ik heb de afgelopen maanden mogen zien dat er veel onderlinge betrokkenheid
is en dat we vanuit Nederland op veel onderwerpen een intensieve samenwerking hebben
met de Caribische landen. Gelijkwaardigheid is voor mij daarbij het centrale uitgangspunt.
Dit betekent voor mij dat ieder land zijn eigen verantwoordelijkheid heeft en dat
we met elkaar het gesprek voeren over hoe we elkaar bij kunnen staan. Alleen zo kunnen
we in het Koninkrijk volgens mij verder komen met elkaar. Ik ben het mevrouw Bruyning
eens dat nabijheid en gezamenlijkheid daarbij hard nodig zijn. Die verbinding zoek
ik dan ook nadrukkelijk op, ook na het IPKO. Ik heb eerder al aangegeven in gesprekken
hoe ik dat ervaren heb. Ik denk dat het gaat om een goede intermenselijke verhouding
op basis van gelijkwaardigheid. Ik heb een bandbreedte van mijn kabinet en van mijn
parlement. De landsbesturen hebben die ook. Als we binnen die bandbreedte kijken hoe
we met elkaar tot resultaten kunnen komen op een aantal zaken die we gezamenlijk doen
of waar we gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn, kunnen we naar mijn idee gewoon
hele mooie dingen doen met elkaar.
De voorzitter:
Dit was het einde van dit blokje. Dan zie ik een vraag van mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
We hebben natuurlijk het IPKO gehad. Wat ook op het IPKO leefde, is dat alles altijd
zo lang duurt als wij dingen in samenwerking doen. Er is een geschillenregeling die
er al vijftien jaar ligt en zo zijn er nog een paar andere dingen waar ik het hoofd
van de Staatssecretaris niet mee ga vermoeien. Maar hoe gaat de Staatssecretaris borgen
dat dit proces rond het ongevraagde advies van de Raad van State niet te lang gaat
duren? Heeft hij ook al een soort tijdpad in zijn hoofd van op welke termijn hij de
gesprekken zou willen laten plaatsvinden? Wanneer zou de Staatssecretaris daarover
een terugkoppeling kunnen geven aan de Kamer?
Staatssecretaris Van Marum:
Dat ga ik gewoon eerst bespreken met de Ministers-Presidenten daar. Voor bijna alle
processen waar we mee te maken hebben, geldt dat als we met vier partijen aan tafel
zitten, we altijd afhankelijk zijn van elkaar voor de snelheid van processen. Natuurlijk
proberen we altijd wel dingen snel te doen, maar soms moeten we ook even tijd nemen
voor bepaalde zaken om die goed samen te brengen. Het is ook wel een beetje afhankelijk
van het onderwerp, het is een beetje afhankelijk van de gevoeligheid, maar het is
ook afhankelijk van de urgentie van bepaalde zaken hoe snel dingen gaan. Maar dit
ga ik dus eerst hernemen met de Ministers-Presidenten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de leden. Er zijn geen andere vragen bij dit blokje. Dan
kan de Staatssecretaris zijn beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat is mooi. De heer Bamenga is namelijk net weer aangesloten en heeft mij gevraagd
of ik middelen ter beschikking kan stellen voor de toestroom van leerlingen naar het
beroepsonderwijs in de Caribische landen. Onderwijs is een autonome aangelegenheid
van de landen. In het kader van de landspakketten werk ik wel aan een betere aansluiting
tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Ik faciliteer samen met de landen de rondetafelgesprekken
met stakeholders om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren.
Hierbij ontstaat wel een gedeeld beeld van de benodigde opleidingsrichting en wordt
ook structurele samenwerking tussen onderwijs, overheid en werkgevers bevorderd. Dat
zijn wel zaken die in de landen goed vallen. Daar hebben we mooie gesprekken over
en daarvoor zien we wel kansen.
Dan heb ik een vraag van de PVV over voedselzekerheid. Er is gevraagd of ik een update
wil geven over het verstrekken van subsidies op het gebied van voedselzekerheid en
wat de criteria hierbij zijn. Er is in totaal 24 miljoen euro beschikbaar voor het
vergroten van de voedselzekerheid op alle zes de eilanden. Hiervoor wordt onder andere
een fonds opgericht dat leningen gaat uitgeven aan ondernemers. Er is geld beschikbaar
om lokale overheidsprojecten te financieren. Het moet hierbij gaan om projecten en
activiteiten die de voedselzekerheid verhogen om de eilanden minder kwetsbaar te maken
en die de import moeten verlagen. De Kamer wordt in november of december verder geïnformeerd
over dit onderwerp. Het mooie van het fonds vind ik dat het een borgstellingsfonds
is, waarbij de ondernemers die eigenlijk nu geen kans bij banken hebben, wel kunnen
lenen en ook kunnen instappen in de mooie projecten die we daar aan het organiseren
zijn.
Dan heb ik een vraag van de heer Bamenga over klimaat en de 18 miljoen euro die hiervoor
beschikbaar zou zijn. De vraag is hoe dit in verhouding staat tot de enorme uitdagingen
waar de eilanden voor staan en of ik bereid ben om de financiering te verhogen. De
genoemde bedragen gaan over het verbeteren van de energievoorziening en het tegengaan
van de klimaatverandering op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Nederland geeft 150
miljoen uit om het energiesysteem in de landen duurzamer te maken. Hiermee wordt de
uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen verlaagd en worden de landen minder afhankelijk van fossiele
brandstoffen. De verantwoordelijkheid voor de klimaatopgaven van deze klimaatagenda
ligt verder bij de Caribische landen zelf. Voor meer informatie hierover verwijs ik
ook graag naar mijn collega Hermans, de Minister van Klimaat en Groene Groei.
Dan wordt er door de heer Bamenga gevraagd hoe ik borg dat de eilanden gelijkwaardig
en rechtvaardig worden ondersteund in de strijd tegen klimaatverandering, vergelijkbaar
met de bescherming die wij in Europees Nederland hebben. De eilanden worden daarbij
geholpen via het programma International Panel on Deltas and Coastal Areas, het IPDC.
Via dat programma krijgen de zes eilanden hulp bij het opstellen van plannen om zich
aan te passen aan klimaatverandering. Die plannen helpen om op de lange termijn beter
om te gaan met wateroverlast en andere waterdreigingen. De eilanden zijn zelf verantwoordelijk
voor de uitvoering van de plannen. Graag verwijs ik voor verdere vragen door naar
mijn collega van het Ministerie van IenW. Het mooie is dat ik – dit was niet afgelopen
zaterdag, maar de zaterdag daarvoor – met de premier van Aruba in Groningen ben geweest.
Daar hebben we kunnen zien dat zowel de vroege bewoners van Aruba als de vroege bewoners
van Groningen te maken hadden met water. De bewoners van Aruba gingen naar beneden
en bouwden dammetjes om het water vast te houden in de rooien. De Groninger bewoners
gingen op een terp of op een wierde zitten om omhoog te komen en zo geen last te hebben
van het water. Zij gingen ook werken met dammen en sluizen om het water zo snel mogelijk
kwijt te raken. Zo zie je maar dat water een hele bepalende factor is, maar dat we
wel van elkaar kunnen leren omdat heel vaak dezelfde technieken gebruikt worden, dan
wel om water af te voeren dan wel om water vast te houden. Dit zijn hele mooie basiskennisvelden
die we ook weer kunnen inzetten bij de ontwikkeling van voedselzekerheid.
Dan armoede. Wat zijn de mogelijkheden om de armoede in de landen aan te pakken? Armoede,
inkomensongelijkheid, een grote informele economie en een achterblijvend sociaal vangnet
zijn inderdaad grote problemen op de eilanden. De problematiek is complex en vraagt
om een samenhangende aanpak. De landen zijn wel zelf verantwoordelijk om hier de juiste
keuzes in te maken. Via de landspakketten kan Nederland de landen hierbij ondersteunen.
Als wij bestuurlijke gesprekken voeren, zijn het verschil in inkomen tussen de lokale
bevolking en de expats en dat soort dingen meer altijd wel onderwerpen die wij bespreken
met elkaar. Dan zijn we ook wel op zoek naar hoe we daar wat meer ruimte en lucht
in kunnen creëren voor de lokale bewoners. Maar uiteindelijk blijft het wel de verantwoordelijkheid
van de landen zelf.
Dan vroeg de heer White ook naar een investeringsfonds van de landen, naar de mogelijkheid
om een investeringsfonds op te richten dat renteloze leningen kan verstrekken om de
zelfredzaamheid te versterken. De investeringen in Curaçao en Sint-Maarten, en na
de rijkswet ook in Aruba, kunnen door Nederland al worden gefinancierd tegen gunstige
voorwaarden. Renteloze leningen gaan een stapje verder en impliceren dat het een gift
van Nederland aan de landen zou zijn. Dat zou een budgettaire impact hebben waar nu
geen ruimte voor is. Het is weliswaar een veel kleiner iets, maar bij de borgstellingsregelingen
voor kleine ondernemers is er wel wat minder zware druk op de mensen die een lening
aangaan. Maar dat is natuurlijk op een heel ander niveau dan op landsniveau.
Dan een vraag van de heer White over de economie: hoe stimuleert u de duurzame economische
ontwikkelingen op de eilanden en zorgt u dat ze minder afhankelijk worden van toerisme?
Ik draag via het landspakket bij aan duurzame ontwikkelingen in elk van de landen.
Voorbeelden hiervan zijn Agri Innovation Park op Aruba en het aanbieden van agriloans
op Sint-Maarten. Op Sint-Maarten draag ik ook via het trustfund bij aan de infrastructuur.
Samen met de overheden werken we ook aan eenvoudiger procedures met minder regels
voor ondernemers. Ook via het landspakket is dit jaar een samenwerkingsvorm tussen
de drie landen gestart om ervaringen uit te wisselen en samen te werken bij de ontwikkeling
van duurzaam economisch beleid.
Dan vraagt de heer White nog naar het ondersteunen van de CAS bij het globale fonds
van de EU. U vraagt of het kabinet wil toezeggen de landen te helpen met aanvragen
van het Global Europe-fonds van de Europese Unie. Wij hebben een EU-gezant die de
zes landen kan ondersteunen bij het aanvragen van Europese fondsen. De landen maken
hier nog geen gebruik van. Ik weet niet of ik «zes landen» of «zes eilanden» zei,
maar ik bedoel «zes eilanden». Wij kunnen ze ondersteunen bij het aanvragen van de
Europese fondsen. De landen maken hier nog geen gebruik van, maar dat kan wel. De
Europese Commissie heeft inmiddels voorstellen gepubliceerd voor het MFK voor de periode
2027 en verder. Hierin komt ook de toegang voor de eilanden voor Global Europe terug.
Bij het vormen van de kabinetsreactie op dit voorstel zijn alle delen van het Koninkrijk
meerdere keren geraadpleegd. Ook in het vervolg van de onderhandelingen blijven zij
nauw betrokken.
Mevrouw Van Groningen van de VVD vraagt naar perspectief voor toekomstige generaties:
op welke manier kunt u perspectief bieden voor de toekomstige generaties? Op diverse
manieren wordt met de landen samengewerkt om toekomstige generaties perspectief te
bieden. Via de landspakketten wordt onder andere samengewerkt aan het versterken van
de economie, de verbetering van het onderwijs en de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt. Ook via het Vierlandenoverleg Onderwijs wordt gewerkt aan verbetering
van onderwijs.
Hiermee ben ik aan het einde van dit blokje gekomen.
De voorzitter:
Dat is het einde van het blokje sociaaleconomische ontwikkeling en klimaat. Ik kijk
in eerste instantie naar mevrouw Van Groningen en daarna naar de heer Bamenga.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank voor uw antwoord op de vraag over perspectief voor toekomstige generaties, want
daar zit wat ons betreft een grote zorg. Wij willen echt dat corruptie wordt aangepakt.
Wij denken dat als we zorgen voor goed onderwijs en economische groei, dit het perspectief
is dat we ze kunnen bieden, waardoor de corruptie wellicht afneemt. Maar u verwijst
daarbij ook naar de landspakketten. We weten ook allemaal dat ze achterlopen met de
ambities daarop. Ik ben blij dat u het zegt, maar tegelijkertijd ben ik toch echt
wel kritisch vandaag. Als we echt willen zorgen dat de toekomstige generaties ook
perspectief krijgen, moeten we volgens mij een stapje extra zetten en is het alleen
verwijzen naar ambities die in een landspakket staan niet genoeg. We moeten volgens
mij kijken hoe we kunnen zorgen dat er echt resultaat geboekt is en geboekt wordt.
We weten immers allemaal dat de resultaten uit die landspakketten er nog niet zo zijn.
Dus mijn concrete vraag is wat u eraan gaat doen om te zorgen dat we ook resultaat
boeken op deze onderwerpen.
Staatssecretaris Van Marum:
Dank voor de vraag, maar dit is een van de punten die ik in al mijn gesprekken besproken
heb. We zien dat er hele kleine besturen zijn met een hele beperkte uitvoeringsmogelijkheid.
We zien dat eigenlijk in de volle breedte de zaken die in de landspakketten weggezet
kunnen worden aangepakt worden, maar dat de uitvoeringskracht simpelweg niet groot
genoeg is om zaken tot een goed einde te brengen. Wat ik iedere keer heb gevraagd
en daar heb aangegeven, is: «Ga prioriteren. Zorg ervoor dat je je inzet op een aantal
projecten waarvan je weet dat je ze af kunt krijgen, die een realistisch tijdpad kunnen
laten zien om binnen de looptijd van de landspakketten zaken af te ronden. Doe je
best op die prioriteiten, zodat we ook dingen tot een goed einde krijgen.»
De voorzitter:
Ik zie dat er toch nog een tweede vraag is van mevrouw Van Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Zo houd ik er nog eentje over voor de financiën.
Ik ben blij met uw inzet en dat u aangeeft dat ze moeten prioriteren. Heeft u daar
ook een termijn voor vastgesteld? Heeft u gezegd: wij willen voor het einde van het
jaar weten wat de prioriteiten zijn? Als we het laten lopen, dan ben ik er bang voor
dat we volgend jaar wederom hetzelfde gesprek voeren, wellicht in een andere Kamersamenstelling.
Dan zeggen we weer: we willen prioriteren, we willen dat de landspakketten gerealiseerd
worden en we willen dat de acties die daarin staan, concreet worden uitgevoerd. Ik
ben aan het zoeken naar een klein beetje druk en naar een termijn, zodat ze weten:
dan moeten we leveren en dit zijn de acties waarop we gaan inzetten.
De voorzitter:
Dat is een heldere vraag. U wilt daar wat scherpte in krijgen.
Staatssecretaris Van Marum:
De Kamer wordt daar in november over geïnformeerd. Maar ik wil wel aangeven dat de
toon hier de muziek maakt. Ik wil er niet op voorhand van uitgaan dat mensen zelf
geen prioriteiten gaan stellen en dat ik daar dus top-down in moet zitten. Ik vind
dat de mensen ter plekke, de boodschap gehoord hebbende, zelf moeten kijken welke
projecten ze willen prioriteren en hoe ze daarmee willen omgaan. Op die stoel ga ik
niet zitten. Dat is ook een stukje eigen verantwoordelijkheid, maar ik wil ze wel
helpen. Als ze ons vragen «kun je ons helpen om te kijken hoe we dat goed tot uitvoering
kunnen krijgen?» of «kun je ons helpen om keuzes te maken?», dan zijn we daar altijd
toe bereid. Maar ik ga dat niet top-down doen.
De voorzitter:
Als ik de Staatssecretaris goed heb begrepen, dan wordt de Kamer in november geïnformeerd
over de stand van zaken van de landspakketten.
Staatssecretaris Van Marum:
Ja.
De voorzitter:
Dank. Als er verder geen ... De heer Bamenga heeft als eerste nog een vraag.
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij had de Staatssecretaris het inderdaad over het belang van onderwijs, naar
aanleiding van een vraag die ik stelde. De Staatssecretaris gaf aan dat er op dit
moment mooie gesprekken gevoerd worden en dat de Staatssecretaris ook kansen ziet.
Hij heeft alleen niet gespecificeerd welke kansen hij ziet, dus ik krijg graag meer
toelichting over de kansen die de Staatssecretaris ziet als het gaat om een betere
samenwerking in het kader van het onderwijs.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik wil u daarover per brief nader informeren in november. Ik kan nu wel een voorbeeld
noemen van hoe wij een stukje onderwijs... Het gaat niet direct om een school. In
de landbouwplannen die we daar neerleggen, willen we ook aan een stukje bedrijfsbegeleiding
doen. Denk aan teeltadviezen en fokadviezen, maar ook aan het stukje economie daarachter.
Je krijgt dan bedrijfsbegeleiding. Als je investeringen hebt gedaan, dan verdien je
daar niet altijd direct iets aan in het eerste jaar. Dan kun je denken: ik krijg er
alleen maar kosten bij. Maar op deze manier kun je zien dat je goed bezig bent met
je bedrijf en dat je op de langere termijn wél gaat verdienen. We helpen ook mee met
het creëren van een afzetmarkt, desnoods coöperatief. Dat zijn allemaal zaken die
we kunnen zien als onderdeel van het onderwijs. Je hoeft het dus niet altijd via een
school te doen. Met een stukje bedrijfsbegeleiding kun je mensen ook stuwen in hun
economische ontwikkeling.
De voorzitter:
De heer White heeft ook een vraag.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde nog even reflecteren op de vraag die ik heb gesteld aan de Staatssecretaris
omtrent het Koninkrijksfonds, het investeringsfonds. Ik kan me goed voorstellen dat
we inderdaad geen hele gekke dingen willen doen die de begroting onder druk zetten.
Dat snap ik heel goed. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij bereid is om te
onderzoeken of er een soort investeringsfonds kan worden opgezet waarin de aflossing
van bestaande schulden deels wordt teruggeploegd. Ik heb het dan met name over het
deel waar rente op zit, zodat de landen dat geld weer kunnen inzetten voor duurzame
investeringen in hun eigen economie en samenleving. Dan krijg je een soort cirkel
die zichzelf versterkt.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik begrijp uw vraag, maar ik houd wel even vast aan de beantwoording die ik u net
gegeven heb.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Proef ik daaruit dat de Staatssecretaris wel hierover wil nadenken?
Staatssecretaris Van Marum:
Het is een leuke poging. Ik denk heel veel na, maar ik blijf bij het antwoord dat
ik u daarop gegeven heb.
De voorzitter:
U zult het daarmee moeten doen, meneer White. Ik denk dat er verder geen vragen zijn
naar aanleiding van dit blokje. Als ik het wel heb, komt de Staatssecretaris nu bij
het laatste blokje: overige.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat «overige» beslaat ook andere belangrijke onderwerpen. Dat pakken we even in één
keer.
De VVD vroeg naar de overheidsfinanciën van Aruba. Mevrouw Van Groningen vraagt of
ik haar mening deel dat Aruba goede vorderingen maakt op het gebied van financieel
beheer en meer verantwoordelijkheid zou moeten krijgen. We zien bij Aruba inderdaad
goede voortgang binnen het landspakket op het gebied van financieel beheer. Meer eigenaarschap
is een van de kernelementen van de ontwerprijkswet voor Aruba. Ik kan bevestigen dat
ik uw mening deel.
Dan de vraag van de VVD over de Rft-evaluatie. Er wordt gevraagd om een schriftelijke
update over de stand van zaken bij de opvolging van de evaluatie Rft. Die zal ik geven.
Dan gaat u vast en zeker vragen wanneer. Dat zal zijn voor de begrotingsbehandeling.
Dan de vraag van mevrouw Van Groningen over financiën Sint-Maarten en landen algemeen.
Dit is een vraag over de overheidsfinanciën van Sint-Maarten en het daaraan verbonden
financieel toezicht. U vraagt welke incentives wij zouden kunnen inbouwen om problemen
te voorkomen. De financiële uitdagingen van Sint-Maarten hebben uiteraard de aandacht
de regering van Sint-Maarten, het Cft en het kabinet – in die volgorde. Vanuit het
Koninkrijk is dat geregeld in de Rijkswet financieel toezicht. Vanuit die basis adviseert
het Cft aan de regering van Sint-Maarten. Op de versterking van het financieel toezicht
komt het kabinet later dit jaar terug in reactie op de beleidsdoorlichting van artikel
5 van de begroting. Op dit moment worden de overheidsfinanciën van de landen door
het IMF nog als houdbaar beoordeeld.
Dan vraagt de heer White naar de zorg op Aruba: hoe kijkt u aan tegen de situatie
rondom de ouderenzorg op de eilanden en hoe kan deze met een wijkgerichte aanpak worden
versterkt? De recente berichtgeving over de ouderenzorg op Aruba grijpt mij ook aan.
Een eventuele wijkgerichte aanpak is een interessante gedachte, maar vooral ook een
overweging voor de landen zelf en van de zorginstituten in de landen. Ik kan in de
gesprekken met de regering van Aruba hier wel bijzondere aandacht voor vragen.
Dan vraagt mevrouw Van Groningen nog naar de nagekomen ... O, die heb ik al beantwoord.
Of heb ik die vraag ...
De voorzitter:
Het mag ook nog een tweede keer als u twijfelt.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik twijfel in elk geval. De vraag was: wanneer worden de landen aangesproken op het
feit dat ze achterlopen op de afspraken in de landspakketten? Ik heb ’m niet direct
beantwoord, maar wel indirect. De landen zijn zelf eigenaar van de hervormingen in
de landspakketten. Zo hebben we het ook in de onderlinge regeling met mekaar afgesproken.
Twee keer per jaar maak ik met de landen afspraken over de voortgang. Waar nodig voer
ik ook bestuurlijke gesprekken met de Ministers-Presidenten. Het klopt dat de hervormingen
langer duren dan we bij de totstandkoming van de landspakketten hadden gedacht. Dit
komt ook omdat heel veel hervormingen echt complex zijn in de uitvoeringskracht. Dus
eigenlijk heb ik bij de beantwoording van een vorige vraag al een deel van dat antwoord
gegeven, maar het is hierbij compleet.
Dan ben ik hiermee aan het einde van mijn beantwoording gekomen.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar links, maar ik zie geen vragen naar aanleiding van deze laatste
beantwoording. Dan dank ik de Staatssecretaris voor de beantwoording in de eerste
termijn. Ik kijk naar de leden of er behoefte is aan een tweede termijn. Er is nog
behoefte aan een veegronde, begrijp ik. Ik kijk naar mevrouw Van Groningen, want zij
heeft nog één vraag uit de eerste termijn. Als zij nog een vraag heeft naar aanleiding
van de beantwoording van de Staatssecretaris, dan zou ik haar nog de gelegenheid willen
geven in deze eerste termijn beantwoording Staatssecretaris.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb namelijk oprecht een openstaande vraag. Ik heb gevraagd
welke doelstellingen we willen inzetten op het aantrekken van voldoende personeel
als we het hebben over de Kustwacht. Ik heb daar geen antwoord op gehoord. Als u mij
toestaat, voorzitter, dan wil ik toch nog heel even één vraag stellen over het blokje.
De voorzitter:
Ik grijp toch even in, ook omdat uw eerste vraag volgens mij wel degelijk is beantwoord.
Er is gezegd dat de Minister van Defensie de vragen over de Kustwacht schriftelijk
zal beantwoorden. Zo heb ik de Staatssecretaris gehoord. Omdat we nog wat tijd hebben,
krijgt u toch gelegenheid om die tweede vraag te stellen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank voor uw coulance en excuus dat ik niet goed had begrepen dat die in dat hele
pakket viel. Fijn dat u de toezegging heeft gedaan dat we die ook nog ontvangen. Ik
heb toch nog een vraag. De Staatssecretaris geeft over Sint-Maarten aan dat hij het
goed in de gaten houdt. Hij heeft ook de gradatie aangegeven van hoe hij hiernaar
kijkt. Ik ben toch wel benieuwd. De Staatssecretaris zegt dat het IMF het houdbaar
vindt, maar tegelijkertijd zie ik dat we, als ik zijn stukken lees en de signalen
hoor, afstevenen op een niet-houdbare situatie in ’29. Ik zou willen voorkomen dat
we uiteindelijk problemen hebben, omdat we ook weten – dat heeft u met mij geconstateerd
– dat goede financiën cruciaal zijn voor de toekomst van een land. We willen allemaal
dat er goed onderwijs is, dat de bewoners kunnen genieten van een fijn land en niet
dat ze dadelijk voor heel veel problemen aan de lat staan – en uiteindelijk wij als
Nederland. Ik ben toch benieuwd om van u te horen wanneer u wel gaat ingrijpen. Als
er alleen wordt gezegd dat het houdbaar is vanuit het IMF, ben ik daar wel een beetje
huiverig voor.
Staatssecretaris Van Marum:
Vanuit de landspakketten zijn wij hiermee bezig. Voorlopig zijn we nog niet aan ingrijpen
toe.
De voorzitter:
Daar moet u het voor deze beantwoording in deze eerste termijn even bij houden. Ik
kijk even naar de leden. Zij hebben behoefte aan een tweede termijn. Ik wijs ze erop
dat ze daarvoor 1 minuut en 40 seconden hebben. Dan kom ik als eerste bij de heer
Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van
alle vragen. Ik ben helaas niet bij alle antwoorden aanwezig geweest, maar ik zal
de beantwoording zeker terugkijken om te luisteren wat er in totaliteit is gezegd.
Ik zou ook een tweeminutendebat willen aanvragen. Ik weet niet of de leden behoefte
hebben om dat zo snel mogelijk te doen. De agenda zit vol, hoor ik buiten de microfoon.
De voorzitter:
Ik wijs de heer Bamenga erop dat het dan op de lijst komt voor ná het verkiezingsreces.
Het staat hem vrij om dat tweeminutendebat aan te vragen.
De heer Bamenga (D66):
Oké. Dat is prima.
We hebben goed gesproken over verschillende onderwerpen, zoals de samenwerking, de
gelijkwaardige samenwerking, de geopolitieke situatie, waarover we ons natuurlijk
heel veel zorgen maken. Vanuit Nederland moeten wij er alles aan doen om die zorgen
weg te nemen en de garanties geven die wij kunnen geven. Ik ben ook blij met de toezegging
dat wij schriftelijk zullen worden geïnformeerd over het onderwijs. Klimaat blijft
voor ons een belangrijk onderwerp. Met het democratisch deficit zijn we, zeker met
de collega van GroenLinks-PvdA, goed bezig.
Verder zou ik het hierbij willen laten en zou ik de Staatssecretaris nogmaals willen
bedanken voor de antwoorden. Ik dank ook de collega's voor het debat.
De voorzitter:
Dank aan de heer Bamenga. Dan is het woord aan mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de Staatssecretaris voor zijn antwoorden
en de open houding waarmee hij dit debat is aangegaan.
Vandaag is duidelijk geworden dat gelijkwaardigheid en respect niet alleen in afspraken
en structuren besloten liggen, maar vooral in hoe we met elkaar omgaan. Autonomie
betekent verantwoordelijkheid, maar nooit alleen staan. We vormen samen het Koninkrijk
en juist die verbondenheid maakt ons sterker. Het Statuut is al meer dan 70 jaar de
paraplu waaronder we samenleven. Het heeft ons veel gebracht, maar het vraagt vandaag
de dag om herijking en verdieping, niet omdat het fundament wankelt, maar omdat de
tijd vraagt om nieuwe vormen van samenwerking en om het zichtbaar maken van gelijkwaardigheid
in de praktijk. Wat we nodig hebben, is dat de nabijheid en de verbondenheid die we
tijdens het IPKO ervaren, niet beperkt blijven tot twee momenten per jaar, maar een
doorlopende manier van werken en samenleven worden. Alleen dan voelen inwoners in
alle landen dat hun stem telt, hun belangen worden gehoord en hun bijdrage ertoe doet.
Voor Nieuw Sociaal Contract is het duidelijk: het Koninkrijk kan alleen toekomstbestendig
zijn als het gebouwd is op wederzijds respect, gezamenlijke verantwoordelijkheid en
een dagelijkse praktijk van gelijkwaardigheid. Daar zullen wij ons blijvend voor inzetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning. Dan is het woord aan de heer White.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris en zijn staf voor de beantwoording van de
vragen. Ik wil nog even een belangrijk punt uit de eerste termijn aanstippen. In de
eerste termijn stelde de PVV voor om de Caribische delen van het Koninkrijk los te
koppelen. Voor mijn fractie is dat onacceptabel. We hebben het over mede-Nederlanders,
over mensen met wie wij een geschiedenis, familiebanden en een verantwoordelijkheid
delen. Loskoppelen betekent geen zelfstandigheid, maar instabiliteit. De eilanden
en Nederland zijn economisch en sociaal met elkaar verweven. In plaats van afstand
te nemen moeten we werken aan een sterkere samenwerking en aan echte gelijkwaardigheid
binnen het Koninkrijk. Ook op de lange termijn geldt dat als de eilanden zelfredzamer
worden – en dat is wat we willen – dat juist het partnerschap versterkt. Zelfredzaamheid
betekent geen afscheid, maar volwassen samenwerking. Solidariteit is geen zwaktebod;
het is de basis van ons Koninkrijk. Daarom kiest de fractie van GroenLinks-PvdA niet
voor het afstoten van de eilanden, maar voor verbinding, versterking en respect voor
samenwerking.
Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat beleid en beleidsvorming over het Caribisch
deel van het Koninkrijk voortaan structureel met de eilanden wordt vormgegeven, niet
van bovenaf, maar in gelijkwaardigheid en met wederzijds respect?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer White. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Van Groningen van
de VVD.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ook van onze kant dank voor de antwoorden en voor het constructieve
meedenken, want dat is belangrijk. Ik wilde er eigenlijk mee eindigen, maar ik begin
ermee. Uiteindelijk moeten wij dit met elkaar doen. We moeten het samen doen. Het
werd mooi gezegd: op basis van respect en vertrouwen.
Zoals wij in onze eerste termijn al eerder hebben aangegeven, zitten wij hier vanavond
ook omdat we de inwoners van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten echt het beste gunnen.
Daarbij hoort in onze optiek dat we een integere en betrokken overheid hebben, die
kan opereren op basis van die gezonde financiën. Dat is wellicht ook de reden waarom
we af en toe kritisch zijn en waarom we ook hameren op de resultaten en een sluitende
begroting.
We hebben dus toch nog een paar vragen in de tweede termijn. Allereerst: hoe kan het
nou dat de jaarrekeningen stelselmatig ontbreken of worden afgekeurd? Dat is echt
iets waar we graag wat meer helderheid over willen hebben. Kunt u doen wat in uw macht
ligt om uiteindelijk hierop doorbraken te forceren?
In uw inleiding sprak u over HOFA Aruba. Ik had in de eerste termijn iets te weinig
tijd, dus daarom kom ik daar nu op. Ik ben benieuwd hoe artikel 24 zich verhoudt tot
artikel 27. Wat zijn precies de sancties in artikel 29? Want lid 3 is in onze optiek
niet echt een sanctie. Ik hoor dat graag.
Nogmaals dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar de Staatssecretaris om te zien hoeveel tijd hij nodig
heeft om deze vragen te beantwoorden. Ik schors een enkel moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik denk dat ik wel over kan gaan tot de beantwoording.
De voorzitter:
Ja, het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Marum:
Allereerst wil ik de commissie bedanken voor de fijne en open samenwerking die wij
met elkaar hebben. Ook dank aan mijn team en de mensen die op de achtergrond zitten.
Dat zijn ook mensen die heel enthousiast werken en heel goede contacten hebben met
de mensen in de landen, en mooie dingen aan het doen zijn. Dus die wil ik ook even
een compliment geven van deze zijde, maar ook de ambtenaren en bestuurders van de
landen. Alles wat hier ligt en wat nu besproken wordt, berust op samenwerking.
Dan kom ik op het punt van met respect en vertrouwen met elkaar omgaan, waar de heer
White het over had. Natuurlijk, maar af en toe kom je ook weleens op het punt dat
bepaalde dingen niet helemaal lekker gaan en dat moet je dan ook tegen elkaar kunnen
zeggen. Je moet dus wederzijds respect voor elkaar hebben, maar je mag af en toe ook
wel even een keer streng zijn voor elkaar. We zijn en blijven allemaal mensen en we
zijn allemaal bestuurders en volksvertegenwoordigers. Af en toe mogen wij ook even
op onze verantwoordelijkheden gewezen worden. Dat hoort er ook bij. Dus ja, gelijkwaardigheid
en respect, maar wel af en toe met de vinger omhoog elkaar wijzen op de rol en de
verantwoordelijkheden die we hebben en op de taken die we op ons genomen hebben. Ik
noem daarbij ook verantwoording en integriteit. Dat zijn zaken waar je elkaar op mag
aanspreken.
Dan de ontbrekende jaarrekeningen. Wij werken er met de landspakketten aan om dat
beter te krijgen. Op het tweede deel van uw vraag wil ik graag schriftelijk terugkomen.
De voorzitter:
Daarmee is de Staatssecretaris ook aan het einde van de beantwoording in tweede termijn
gekomen. We gaan nog even de registratie doen van wat we vandaag hebben besproken.
Dat is belangrijk.
De heer Bamenga heeft een tweeminutendebat aangevraagd. We hebben geconstateerd dat
dit niet deze week meer op de agenda staat, maar dat het op de agenda na het verkiezingsreces
zal komen.
Er zijn een aantal toezeggingen gedaan. Ik ga ze even oplezen en vraag u om op te
letten of ze correct zijn genoteerd.
– De Kamer ontvangt voor eind 2025 een brief over de effectieve monitoring van de aanpak
van corruptie.
– De Minister van Defensie zal de vragen over de Kustwacht schriftelijk beantwoorden.
Dat is een toezegging aan mevrouw Van Groningen.
Staatssecretaris Van Marum:
Ho, ho. Ik heb gezegd dat ik die vragen zal doorgeleiden. Ik laat het aan de Minister
van Defensie over hoe hij de beantwoording regelt en welke termijnen hij daaraan verbindt.
De voorzitter:
– De Staatssecretaris zal de vragen die over de Kustwacht zijn gesteld, doorgeleiden
naar de Minister van Defensie. Ik neem aan wel met het verzoek om die schriftelijk
te beantwoorden.
– De Minister van Justitie en Veiligheid zal de vragen over de strafrechtelijke aanpak
schriftelijk beantwoorden. Daar geldt denk ik hetzelfde voor: het doorgeleiden van
de vragen naar de Minister van Justitie en Veiligheid met het verzoek die schriftelijk
te beantwoorden. Dat is ook een toezegging aan mevrouw Van Groningen.
– De Kamer wordt in november nader geïnformeerd over het fonds voor voedselzekerheid.
– De Kamer wordt in november geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoering
van de landspakketten.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat kan ook nog december worden, maar het wordt in elk geval november of december.
De voorzitter:
Dan maken we er denk ik van dat de Kamer voor het eind van het jaar wordt geïnformeerd
over het fonds voor voedselzekerheid.
– De Kamer wordt ook voor het eind van het jaar geïnformeerd over de stand van zaken
van de uitvoering van de landspakketten. Dat is een toezegging aan mevrouw Van Groningen.
– De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over de kansen in het onderwijs.
Dat was een toezegging aan de heer Bamenga. Ik laat het even over aan de Staatssecretaris
of dat één brief gaat worden.
– De Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling een stand van zaken van de Rft-evaluatie.
Ook dat is een toezegging aan mevrouw Van Groningen.
Als het goed is zijn dit alle toezeggingen die gedaan zijn. Hebben we er een paar
gemist, mevrouw Van Groningen?
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Er is ook toegezegd dat de Staatssecretaris terugkomt op artikel 24 in relatie tot
artikel 27 en op de sancties uit artikel 29. Dat zal hij schriftelijk doen. Dat kan
hij zelf doen, dus dat hoeft niet te worden doorgeleid naar een ander ministerie.
De voorzitter:
Dank inderdaad.
– Deze vraag in tweede termijn van mevrouw Van Groningen leidde ook tot een toezegging,
om schriftelijk terug te komen op de samenhang tussen de artikelen 24 en 27 van de
HOFA.
Wanneer zou dat kunnen? Is daar een termijn aan te verbinden?
Staatssecretaris Van Marum:
Ook voor de begroting.
De voorzitter:
Voor de begrotingsbehandeling, noteren we.
Dan denk ik dat we alle toezeggingen hebben genoteerd.
Dan komen we tot een einde van dit debat, maar niet dan nadat ik in de eerste plaats
natuurlijk de Staatssecretaris, maar ook de ondersteuning uitgebreid dank heb gezegd
voor de beantwoording. Ik dank de leden voor de inbreng. Het is misschien ook goed
om de griffier even expliciet te noemen, die de ondersteuning van deze commissie vormgeeft.
Ik zeg haar dank voor haar secure werk. Ik dank verder de mensen op de publieke tribune
en degenen die hebben meegeluisterd via de livestream. Ik wens iedereen nog een heel
fijne avond. En natuurlijk de bode, niet te vergeten. Dank voor het vele werk. Zonder
de bode geen goede koffie.
Sluiting 20.23 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. (Olger) van Dijk, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier