Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 september 2025, over Humanitaire hulp
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 178
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 16 oktober 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en de vaste commissie
voor Buitenlandse Zaken hebben op 25 september 2025 overleg gevoerd met mevrouw De
Vries, Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 1 april
2025 inzake humanitaire hulp en diplomatie 2025 – Doen wat nodig blijft (Kamerstuk
36 180, nr. 136);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 augustus 2025 inzake reactie
op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op een brief van WO=MEN over
de financiering van belangenbehartiging in het nieuwe beleidskader voor samenwerking
met maatschappelijke organisaties (2026–2030) (Kamerstuk 36 180, nr. 172);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 juli 2025 inzake de Nederlandse
rol bij conflictbemiddeling, voortbouwen op het bestaande profiel en aanpassen aan
de nieuwe uitdagingen in de huidige tijd (Kamerstuk 36 180, nr. 171);
− de brief van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 19 september 2025 inzake drempelcriterium en planning binnen beleidskader Focus
(2026–2030) (Kamerstuk 36 180, nr. 174);
− de brief van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 23 september 2025 inzake reactie op verzoek commissie over noodhulp aan Kaapverdië
(Kamerstuk 36 180, nr. 175);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 september 2025 inzake kabinetsreactie
op aanval Freedom Flotilla (Kamerstuk 23 432, nr. 609);
− de brief van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 10 september 2025 inzake reactie op het verzoek van het lid Van Baarle, gedaan
tijdens de regeling van werkzaamheden van 2 september 2025, op het bericht «Zeker
800 doden bij zware aardbeving in Afghanistan: «Elk half uur komen lichamen binnen»»
(volkskrant.nl, 1 september 2025) (Kamerstuk 36 180, nr. 173).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, Thijssen
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Klaver
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, Meijers
Voorzitter: Thijssen
Griffier: Prenger
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bamenga, Van Campen, Ceder, Diederik
van Dijk, Dobbe, Hirsch, De Korte en Thijssen,
en mevrouw De Vries, Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Aanvang 15.00 uur.
De voorzitter:
Het is al ruim na 15.00 uur, dus we gaan beginnen. Welkom bij deze vergadering van
de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Ik ben de voorzitter
van de commissie, de heer Thijssen. Ik heet de leden welkom: mevrouw Hirsch van GroenLinks-PvdA,
mevrouw De Korte van NSC, mevrouw Dobbe van de SP, de heer Van Campen van de VVD en
de heer Van Dijk van de SGP. En natuurlijk welkom aan de bewindspersoon, wiens eerste
debat dit wordt. Ze is oud-voorzitter van deze commissie en het is dus allemaal wel
heel erg bijzonder!
We gaan beginnen met de inbreng van de Kamer, vijf minuten per lid. Ik stel voor dat
we zes interrupties doen. We kunnen zes interrupties aan, maar dan moeten interrupties
en antwoorden wel kort zijn. Ik wens u een goed debat. Mevrouw Hirsch, gaat uw gang.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Heb ik zo mijn best gedaan om binnen vier minuten te blijven. Ik ga kijken of het
lukt.
Voorzitter. De wereld staat in brand. Letterlijk! In Congo blijft het geweld doorgaan.
In Myanmar zorgt de brute junta voor miljoenen vluchtelingen. In Sudan plegen strijdende
partijen oorlogsmisdaad na oorlogsmisdaad. In Gaza is een genocide gaande en heerst
hongersnood. Elke situatie is uniek, maar een paar dingen hebben deze rampen gemeen.
In deze conflicten zijn miljoenen mensen afhankelijk van noodhulp. In deze conflicten
zijn hulpverleners doelwit van statelijke actoren. Internationaal humanitair recht
lijkt nergens meer te gelden. Hoe kan het kabinet enerzijds het belang van bescherming
van hulpverleners benadrukken en anderzijds met forse bezuinigingen de middelen wegnemen
waarmee organisaties hun medewerkers juist veilig kunnen houden? Overweegt Nederland
actie te ondernemen tegen statelijke actoren die het humanitaire recht aan hun laars
lappen?
In deze conflicten betalen vrouwen en meisjes de hoogste prijs. Seksueel geweld en
honger zijn oorlogswapens geworden. Welke inzet pleegt het kabinet om te zorgen dat
de daders bestraft worden?
In deze conflicten is er ook een gebrek aan middelen. De financiering staat zwaar
onder druk nu USAID wegvalt. Terwijl juist nu leiderschap nodig is, bezuinigt Nederland
230 miljoen op humanitaire hulp. Hier is het laatste woord wat mij betreft nog niet
over gezegd.
Voorzitter. Terwijl noodhulp essentieel is om bestaand en toekomstig leed door conflicten,
aardbevingen en klimaatrampen te verzachten, blijft het dweilen met de kraan open
als we niet de oorzaken aanpakken. Dat moeten we ten eerste doen door te investeren
in fragiele staten, met name in goed bestuur en duurzame ontwikkeling. Welk percentage
van het totaal aan humanitaire hulp gaat hierheen? Hoeveel daarvan komt terecht in
fragiele staten?
Ten tweede moeten we erkennen dat grondstoffen, die ook Nederland verwerkt of verhandelt,
conflicten aanjagen. Daar moeten we dan ook actie op ondernemen. We weten dat er vanuit
Zuid-Kivu in Congo, illegaal bezet door Rwanda, metalen naar Maleisië gaan. We weten
ook dat Maleisië metalen als tin en wolfraam naar Nederlandse bedrijven exporteert.
Hoe voert de regering mijn motie voor een Europese aanpak van illegale export van
grondstoffen uit Congo uit? Wat is de status van het grondstoffenakkoord van Europa
met Rwanda, waarvan de vorige Minister in Europa heeft gepleit voor opschorting?
Een ander voorbeeld van die grondstoffen: uit Sudan komt goud en Arabische gom, dat
als bindmiddel wordt gebruikt in bijvoorbeeld cola en kauwgom. Gaat de Staatssecretaris
zorgen voor duidelijkheid over de handel in grondstoffen uit conflictgebieden? Hoe
zorgt zij dat Nederlandse bedrijven geen conflictmineralen kopen of verhandelen? Het
kabinet heeft toegezegd ons voor de zomer te laten weten of informatie over conflictmineralen
openbaar gemaakt kan worden. Het is inmiddels september. Wat is de stand van zaken?
Voorzitter. De hongersnood en genocide in Gaza vragen om alle mogelijke drukmiddelen
op de regering-Netanyahu. Toch zien we al maanden geen extra maatregelen, terwijl
alle alarmbellen aan het loeien zijn. De Staatssecretaris komt nu met 25 miljoen voor
hulp voor Gaza. Is zij dan ook bereid de bijdrage aan UNRWA weer op het oude peil
te brengen?
Voorzitter. Ernstig zieke kinderen in Gaza hebben onze medische zorg nodig. Ik probeer
het echt te begrijpen, maar waarom wil het kabinet dit niet? Ziekenhuizen en gemeenten
zeggen dat het kan. De IND zegt dat het kan. Andere landen doen het al. Het kabinet
blijft echter volharden in de keuze om kinderen in de regio te behandelen, maar in
de antwoorden op alle schriftelijke vragen heb ik geen onderzoek kunnen vinden dat
deze positie staaft. En ik heb het echt geprobeerd; het was nogal een pakket. Feit
is dat buurlanden in de regio overbelast zijn en dat complexe behandelingen alleen
in gespecialiseerde centra in Europa mogelijk zijn. Elk uur telt. We kunnen die kinderen
helpen. Laten we vandaag besluiten dat dan ook te doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat leidt tot een vraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Een informatieve vraag, als het mag, aanhakend bij het slot. Mevrouw Hirsch vraagt
aandacht voor de kinderen in Gaza. Ze noemde daarbij ook het overbelast zijn van de
capaciteit in de regio, maar vanmiddag of gisteren kregen we nog informatie van Artsen
zonder Grenzen waaruit bleek dat Saudi-Arabië één patiënt heeft opgevangen. En ik
begreep dat dat een vip is, want dat was op voordracht van een prins. Wat zouden we
kunnen doen om ook dat soort landen in de regio te stimuleren om meer verantwoordelijkheid
te nemen?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor de vraag. Ik denk dat daar een heel simpel antwoord op is: door te
beginnen met het goede voorbeeld te geven. Nogmaals, Artsen zonder Grenzen en andere
hulporganisaties zeggen dat Nederland hier zijn verantwoordelijkheid kan en moet nemen.
Het voorstel van de regering om dit in de regio te regelen komt gewoon te laat. Het
is ook niet het juiste voorstel, want, nogmaals, ik heb geen enkel argument gezien
van de regering voor dit voorstel, terwijl er wel schriftelijke vragen over zijn gesteld.
Mijn collega heeft dat ongetwijfeld ook gezien. Als wij dus willen dat andere landen
meer gaan doen, zullen wij echt bij onszelf moeten beginnen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu de beurt aan mevrouw De Korte van NSC voor haar inbreng.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn grote conflicten in de wereld: oorlogen die levens
verwoesten en miljoenen mensen die op de vlucht zijn. Nederland investeert fors in
defensie en humanitaire hulp en dat is hard nodig. Hoe minder conflicten, hoe minder
hulp en geld er nodig is. Daarom is het belangrijk dat we serieus inzetten op het
voorkomen van en het bemiddelen bij conflicten. Nederland en Europa zitten te weinig
aan tafel bij bemiddeling van grote internationale conflicten.
Daarom heb ik namens NSC bij de Voorjaarsnota een amendement ingediend, waarmee € 500.000
is vrijgemaakt om de eerste stappen te zetten voor de oprichting van een topinstituut
voor internationale conflictbemiddeling. Ik lees in de brief van voormalig Minister
Veldkamp dat het kabinet de mogelijkheden voor zo’n instituut wil onderzoeken. Daar
ben ik namens NSC heel blij mee. Het is een belangrijke eerste stap, maar onderzoek
betekent nog niet dat het topinstituut er ook echt komt. Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar de inzet voor een topinstituut voor internationale conflictbemiddeling?
Het instituut is geen denktank of een trainingsinstituut. Het moet een plek zijn die
bemiddeling stimuleert en zelf het voortouw neemt in bemiddeling op het hoogste niveau,
de zogenoemde track-1-onderhandelingen. De urgentie van conflictbemiddeling is enorm
en daarom de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Wie gaat het onderzoek uitvoeren
en op welke termijn? Wanneer zal dit instituut er staan? Wordt er nagedacht over de
institutionele vorm? Het lijkt me evident dat het vanwege de onafhankelijkheid niet
ondergebracht wordt bij bestaande instituten in Den Haag.
Ook moet er zorgvuldig nagedacht worden over bescherming van de staf wanneer zij zich
in oorlogsgebied begeeft en spreekt met bijvoorbeeld Hamas of de Houthi’s. Verder
wil ik de Staatssecretaris meegeven te kijken naar het budget van Defensie. Conflictbemiddeling
past uitstekend bij het extra bedrag van 1,5% boven op de 3,5% defensiebestedingen.
Zie het financieren van dit instituut als durfkapitaal voor vrede en als de beste
investering in defensie. Dit hoeft Nederland niet alleen te doen. Dit initiatief moet
breed gedragen worden. Hoe kaart de Staatssecretaris dit plan aan in Europa?
In de brief van voormalig Minister Veldkamp staan veel andere stappen die Nederland
zet bij conflictbemiddeling. Onze complimenten daarvoor. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is of zij dit beleid gaat voortzetten of dat zij er wijzigingen in gaat aanbrengen.
De hulpverleners. Vorig jaar zijn er meer dan 300 hulpverleners, die humanitaire hulp
gaven, omgekomen. Dat is onacceptabel. Hulpverleners die humanitaire hulp bieden,
moeten te allen tijde beschermd worden. In een brief van voormalig Minister Klever
wordt de inzet hiervoor genoemd, maar in Gaza, Sudan, Congo en Jemen is het nog steeds
niet veilig om hulp te verlenen. NSC wil dat de regering werkt aan de bescherming
van hulpverleners en daarover een standpunt inneemt. Daarom vraag ik aan de Staatssecretaris:
gaat Nederland deze aanvallen op hulpverleners openlijk veroordelen? Wordt de bescherming
van hulpverleners een voorwaarde voor humanitaire hulp? Gaat Nederland inzetten op
factfinding?
NSC vindt dat we moeten blijven inzetten op ontwikkelingshulp, maar het lijkt er nog
steeds op dat de koppeling van het bni aan ontwikkelingshulp anders wordt berekend
dan voor 2024. Voor de zomer is echter een motie aangenomen om de bni-koppeling, zoals
die voor 2020 werd berekend, te herstellen. Gaat de Staatssecretaris dit doen? Daar
rekent overigens de Eerste Kamer ook op.
Het nieuwe subsidiekader heet Focus. Ik lees dat pas volgend jaar in het eerste en
tweede kwartaal duidelijkheid wordt verschaft over de subsidies. Dit is veel te laat!
Voor deze zomer zou er duidelijkheid komen. Er is een gat vanaf 1 januari 2026 tot
het tweede kwartaal. Nu al worden mensen ontslagen en verdwijnt gedurende jaren opgebouwde
expertise. Het is noodzakelijk dat dit gat opgevuld wordt. Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat zij het gat dat ontstaat, gaat opvullen, zodat er niet onnodig expertise
verdwijnt, die we hard nodig hebben?
Een stabiel land is een land waar bedrijven veilig kunnen investeren. Een stabiel
land is een land waar mensen minder snel huis en haard verlaten om hun toevlucht te
zoeken in Europa. Een stabiel land is een land waar mensen perspectief hebben. En
de oplossingen zijn er: een stevigere rol in conflictbemiddeling, voorspelbare subsidies
en bescherming van hulpverleners. Daarmee maken we het verschil.
De voorzitter:
Dank u wel. Bijna op de seconde af vijf minuten. Goed gedaan! Mevrouw Dobbe met een
vraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel voor de inbreng. Ik ben het voor een groot deel met u eens, maar ik heb
nog wel een vraag over die 1,5% van de NAVO-norm. Mevrouw De Korte pleit er nu voor
dat een deel van dat geld in ieder geval gaat naar ontwikkelingssamenwerking, omdat
het beter is om je geld te besteden aan het voorkomen van oorlog. Maar in andere debatten
hoor ik dan weer dat we het zouden moeten gebruiken om er astronauten mee de ruimte
in te schieten. Er wordt voor allerlei zaken een dekking gezocht in die 1,5% die we
bij de NAVO-norm hebben toegezegd. Dus eigenlijk hebben we nog geen idee waar we dat
geld aan willen besteden. Zet dat mevrouw De Korte niet aan het denken? Ik steun het
doel wel, hè. Meer ontwikkelingssamenwerking wil ik ook, maar we zeggen nu miljarden
toe voor een norm, terwijl nog niemand een idee heeft wat we er eigenlijk mee zouden
willen doen en waarvoor het nodig zou zijn. Dat is wel wat er nu eigenlijk aan de
hand is.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel voor deze vraag. Het is inderdaad nog heel erg onduidelijk. Daarom zetten
wij ook hierop in, want waarom zouden we aan de achterkant beginnen met defensie?
Laten we vooral aan de voorkant beginnen en voorkomen dat er conflicten zijn! Dus
wat ons betreft gaat daar ook een stuk van het geld naartoe, zoals ik net heb betoogd.
De heer Van Campen (VVD):
Mevrouw De Korte triggert mij toch wel een beetje met de opmerking dat investeringen
in defensie beginnen bij de achterkant zou zijn. Volgens mij is een investering in
defensie een investering in je veiligheid en dus juist de meest preventieve vorm van
het behouden van vrede. Als je een sterke krijgsmacht hebt, als Europa en Nederland
een sterke krijgsmacht hebben om vijanden buiten de deur te houden, dan behoud je
vrede. Is mevrouw De Korte het niet mij eens dat het juist de beste verzekering is
om vrede te waarborgen en niet, zoals zij het een beetje verwoordt, «als het kalf
verdronken is, dempt men de put»?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel voor deze vraag om het te verhelderen. NSC staat echt voor «meer geld naar
defensie». Zeker, maar van die 1,5% kan best een heel klein stukje naar conflictbemiddeling.
Nogmaals, als we geen conflicten hebben, hoeven we onze defensie niet zo erg op te
tuigen. Natuurlijk moet Defensie alle achterstanden inhalen, maar laten we alsjeblieft
tegelijkertijd meer doen aan conflictbemiddeling.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik ga hier nog even op door. Ik vind die 1,5% zeker interessant, maar ik had wel wat
meer ambitie met die 1,5%. Wat mij betreft is preventie namelijk meer dan alleen conflictbemiddeling.
Het gaat ook over investeren in goed bestuur, weerbaarheid en vredesopbouw. Ik wil
daarom graag van mevrouw De Korte weten of het wat haar betreft echt blijft die conflictbemiddeling.
Of mogen we meer ambities hebben voor die 1,5%, namelijk echt investeren in vrede?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik wil niet die hele 1,5% invullen. Kijk, conflictbemiddeling is echt maar een klein
deel van die 1,5%. Wij blijven ook staan voor ontwikkelingshulp, want we zien ook
dat de stabiliteit van de wereld afhangt van de stabiliteit van landen. En ontwikkelingshulp
hoort daarbij. Daarmee steun ik inderdaad mevrouw Hirsch, want wij willen beiden ervoor
zorgen dat ontwikkelingshulp blijft bestaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu de beurt aan mevrouw Dobbe van de SP voor haar inbreng. Gaat
uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Humanitaire hulp kan niet bestaan zonder hulpverleners en zij kunnen hun
werk niet doen als ze niet worden beschermd. Precies dat faalt. Vorig jaar was het
dodelijkste jaar voor hulpverleners ooit. In de beleidsbrief is hier terecht aandacht
voor, maar tegelijkertijd zorgen bezuinigingen op donoren, zoals USAID, en bezuinigingen
van landen, ook van Nederland, op humanitaire hulp voor onderbezetting bij humanitaire
organisaties. Daardoor kunnen zij risico’s minder goed opvangen. Erkent de Staatssecretaris
dat opkomen voor de veiligheid van hulpverleners ook betekent «zorgen voor voldoende
financiering»?
Het tegengaan van straffeloosheid na aanvallen op hulpverleners is keihard nodig om
geweld tegen hulpverleners te stoppen, want dat werkt ook preventief. Hoe staat het
met het achterhalen en straffen van de daders van de aanval op de vijftien hulpverleners
in Gaza, die naast hun ambulance werden begraven? Hier hebben we het eerder over gehad
en hier zou onderzoek naar komen. Ik wil graag weten hoe dat nu zit. Hoe staat het
met het achterhalen en straffen van de daders die vijf hulpverleners hebben vermoord
bij een hulpkonvooi van de VN in Darfur?
Er zijn nog veel meer hulpverleners gericht aangevallen en gedood. Vorig jaar was
wat dat betreft een tragisch record, maar deze twee aanvallen schokten in ieder geval
de wereld en de Tweede Kamer. Wat heeft Nederland nu daadwerkelijk gedaan om te zorgen
dat de daders worden achterhaald en berecht, omdat straffeloosheid hier niet mag bestaan?
Artsen zonder Grenzen stelde eerder: «De prijs van het doden van een hulpverlener
moet omhoog. Dat kan door banktegoeden van militieleiders in Europa te bevriezen en
oorlogsmisdadigers op sanctielijsten te plaatsen of moordenaars van Nederlandse hulpverleners
volgens het Nederlandse recht te vervolgen.» Gebeurt dit en, zo niet, gaan we dit
dan doen? Want als het helpt dan moeten we dat doen.
In april is ons voorstel aangenomen voor een advies van de AIV en de CAVV om straffeloosheid
van geweld tegen hulpverleners te bestrijden. Ik vroeg mij af wanneer dit advies komt,
alsmede de daarover toegezegde reactie van het kabinet. We kijken daar erg naar uit.
Voorzitter. Dan Gaza. Zwaargewonde en zieke kinderen wachten in de regio op medische
evacuatie om te kunnen overleven. We zagen vorige week de reactie van hulpverleners
en artsen op het wegstemmen van de motie. Zij vragen zich af wat wij hier in hemelsnaam
aan het doen zijn, omdat de argumentatie om het niet te doen, niet klopt. Het schiet
tekort. Er is niet genoeg plek in de regio voor deze kinderen. Er kan niet snel genoeg
opgeschaald worden en het komt sowieso voor een aantal kinderen te laat. Tussen juli
2024 en augustus 2025 zijn 137 kinderen op de wachtlijst overleden. Wat is de reactie
van de Staatssecretaris hierop?
We zagen ook de berichten over de aanvallen op de Freedom Flotilla, die met humanitaire
hulp onderweg is naar Gaza. Wat gaat de Staatssecretaris nu concreet doen? Ik heb
de reactie van het kabinet vlak voor dit debat gelezen en in die brief las ik: er
is geen verzoek voor consulaire bijstand, maar als er een verzoek komt, gaan we misschien
wat doen. Dat kan toch zeker niet het antwoord zijn? Je ziet ook de reacties van andere
landen. Die doen veel meer en daarom vraag ik de Staatssecretaris wat zij nu precies
gaat doen.
Sudan en Congo. Miljoenen mensen zijn ontheemd, op de vlucht, gedood en afhankelijk
van humanitaire hulp om te overleven. Er is ongekend seksueel geweld tegen vrouwen
en meisjes. Het is écht afschuwelijk. Onmenselijk! Het is daarom keihard nodig dat
er medische en psychosociale hulp komt voor vrouwen en meisjes die slachtoffer zijn
geworden van seksueel geweld. De daders moeten bestraft worden, want ook hier geldt:
het tegengaan van straffeloosheid is de beste manier om te voorkomen dat dit seksuele
geweld wordt ingezet en dat mensen dit soort leed wordt aangedaan.
Dit vinden wij allemaal, maar wat wordt hier nu eigenlijk concreet aan gedaan in Congo
en in Sudan? Kan er extra financiering en inzet komen met specifiek dit doel? En is
de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten, bijvoorbeeld in Europa, voor een
apart plan om dit tegen te gaan? Zo niet, kan zij dan pleiten voor een internationale
conferentie of een internationale top over het bestrijden van seksueel geweld en het
ondersteunen van slachtoffers? Want ook hier geldt: als straffeloosheid kan bestaan,
dan wordt en blijft seksueel geweld een wapen dat gericht en strategisch wordt ingezet.
Het wordt gepland, overal waar oorlog is! Het heeft dus ook gevolgen voor andere conflicten
in de wereld.
Tot slot. We weten hoe belangrijk mondiale gezondheidsinitiatieven zijn, zeker na
het wegvallen van USAID. Er is in juni een motie aangenomen om de steun voor deze
initiatieven te waarborgen, maar we spraken gisteren tijdens een rondetafel de directeur
van het Global Fund en die zei dat de toezegging voor financiering vanuit Nederland
nog steeds niet binnen was. Ik vroeg mij af of dat klopt, want de financiering loopt
af op 21 november en andere landen hebben al wel financiering toegezegd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Dobbe. Het leidt tot een vraag van de heer Van Campen. Over de NAVO-norm?
De heer Van Campen (VVD):
Nee, voorzitter, niet over de NAVO-norm. Maar ik daag iedereen wel uit om mij daar
straks een vraag over te stellen. Mijn vraag gaat over USAID. Ik vond dat we gisteren
een interessant en belangrijk gesprek hierover hebben gevoerd. Ik zou mevrouw Dobbe
willen vragen hoe zij kijkt naar een wereld waarin we ons er misschien op moeten voorbereiden
dat het gat dat is ontstaan door het wegvallen van USAID, niet meer zal worden opgevuld.
Misschien komt USAID wel helemaal niet meer terug. Hoe kijkt zij daarnaar en welke
visie heeft zij daarop? Want we moeten er toch voor zorgen dat de humanitaire hulp
die wordt geboden en al het belangrijke werk dat wordt gedaan, niet in een gat verdwijnen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Die zorg deel ik, want je ziet pas wat er mist zodra het wegvalt. Dat werd gisteren
ook duidelijk. Je ziet dat bijvoorbeeld in Sudan en Congo, maar ook in Oekraïne. Ik
sprak met hulpverleners die zeiden dat er geen geld meer is voor vrouwenopvang in
Oekraïne, omdat dat gefinancierd werd door USAID. Je ziet dus inderdaad dat er een
enorm gat valt. Hoe moeten wij ons daarop voorbereiden? Ik weet dat wij hier eerder
debatten over hebben gehad en daarin werd, vind ik, nogal makkelijk gezegd «wij kunnen
niet dat hele gat opvullen». Nee, natuurlijk kunnen wij als land dat niet. Maar wij
kunnen wel kijken waar de hardste klappen vallen en waar dat het meeste pijn doet
en of we daar meer in plaats van minder kunnen doen. Je ziet nu dat er wordt bezuinigd
en daar is de partij van de heer Van Campen een voorstander van. Er wordt bezuinigd
op ontwikkelingssamenwerking in plaats van in geïnvesteerd. We moeten niet alleen
niet bezuinigen, maar juist extra investeren, omdat we zien dat het ook in ons belang
is dat dit alles niet wegvalt.
De heer Van Campen (VVD):
Toch een vervolgvraag. Het is waar dat de VVD en de SP hierover van mening verschillen.
Mijn fractie ziet namelijk dat we ook veiligheidskeuzes moeten maken bij de investeringen
in onze regio. Niet eerder hebben we zo’n grote agressor op ons eigen continent gezien.
Die agressor bedreigt onze eigen veiligheid en daarom zullen we keuzes moeten maken
met het geld van onze belastingbetalers. Dat zijn geen gemakkelijke keuzes, maar die
zullen wel gemaakt moeten worden.
Ik ben nog niet zo lang woordvoerder op dit onderwerp en ik ben me hierin nog enorm
aan het verdiepen. Maar ik heb voorbeelden van landen gezien waar bijvoorbeeld 70%
van de gezondheidszorg afhankelijk was van de steun van USAID. Ik zie landen die tegelijkertijd
meer dan de helft van hun begroting uitgeven aan veiligheid. Ik zou dan denken: hoe
gaan ze daar in hun eigen begroting bepaalde kosten opvangen en hoe kunnen we ervoor
zorgen dat landen die nu zo veel geld kwijt zijn om hun veiligheid te waarborgen in
de eigen regio, hun inzet gaan richten op diplomatie? Daardoor kan er vrede in die
regio’s komen en kan het geld van de mensen daar ten goede komen aan de gezondheidszorg.
Dan hoeft men niet langer afhankelijk te zijn van westerse financiële steun.
Ik zou het interessant vinden om over deze visie een debat te voeren en daarom ben
ik benieuwd hoe de SP daarnaar kijkt.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het is heel jammer, maar er wordt nu juist bezuinigd op diplomatie. Ik denk dan bijvoorbeeld
aan onze diplomatieke posten. Dat zouden we eigenlijk niet moeten doen en wellicht
dat de VVD dat wil herzien.
De heer Van Campen zegt: het zijn geen makkelijke keuzes, omdat wij ook keuzes moeten
maken op ons eigen continent. Maar ik vind juist dat die keuzes wel makkelijk worden
gemaakt. Laat ik het zo zeggen. We hadden het net over die 1,5%, waarvan niemand nog
enig idee heeft waar dat aan besteed moet worden. Iedereen doet er nu een gooi naar,
omdat niemand weet waar het eigenlijk voor is bedoeld. Maar het gaat wel om ongeveer
15 miljard euro. Die keuzes worden dus wel heel makkelijk gemaakt. Er wordt gezegd
dat het geen makkelijke keuzes zijn, maar dat is dan snel gedaan.
Over de landen die afhankelijk zijn van USAID: daar ben ik het natuurlijk helemaal
mee eens, maar je kan niet elk land en elke staat en de kracht van de ene en de andere
staat over één kam scheren. Sommige staten zijn gewoon heel zwak, doordat er veel
corruptie is en doordat de publieke sector nauwelijks is ontwikkeld. In zo’n land
zul je op een andere manier moeten investeren, omdat dat land op dit moment nog niet
klaar is om bijvoorbeeld de eigen gezondheidszorg te financieren. Je kunt dan wel
zeggen dat zo’n land dat zelf moet doen, en dan denk ik: daar ben ik het helemaal
eens; dat moet het doel zijn en daar moeten we naartoe werken. Maar als je dat nu
zegt, zeg je eigenlijk: ga maar iets doen waarvan we weten dat het niet kan. Daarom
vind ik juist ontwikkelingssamenwerking ontzettend belangrijk, bijvoorbeeld om het
maatschappelijk middenveld, de democratie en de publieke voorzieningen in zo’n land
te versterken, zodat zo’n land de kans krijgt om zich op die manier te ontwikkelen.
Volgens mij kan dat ook. Daar zijn heel veel succesvolle voorbeelden van. Er zijn
ook minder succesvolle voorbeelden, maar als je het geheel stopzet, dan weet je zeker
dat het niet gebeurt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het de beurt aan de heer Van Campen. Gaat uw gang.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. Ruim 300 miljoen mensen hadden in 2024 dringend humanitaire hulp
nodig door conflicten, geweld en natuurrampen. Dat is een overweldigend cijfer, waar
levens en mensen achter schuilgaan voor wie de wereld een donkere plek op aarde is.
Hoewel we realistisch en pragmatisch moeten zijn over de Nederlandse invloed, ontslaat
dat ons niet van de verplichting om er ook voor te zorgen dat de wereld een veiliger
en welvarender plek wordt voor iedereen.
In Sudan escaleert de oorlog tussen het regeringsleger en de paramilitaire Rapid Support
Forces in rap tempo. Deskundigen zien dit inmiddels als de grootste humanitaire crisis
ter wereld. Dat wordt ondersteund door cijfers in een rapport van de Verenigde Naties.
De VVD vindt dat we er eerlijk en realistisch over moeten zijn dat we geen directe
invloed hebben op de oorlogspartijen, maar we kunnen wel druk uitoefenen op landen
die een sleutelrol spelen in die oorlog en die bovendien een belangrijke bondgenoot
en gespreksgenoot zijn van Nederland in het Midden-Oosten. We weten allang dat de
Verenigde Arabische Emiraten wapens en andere vormen van steun leveren aan de eenheden
van de RSF. De VVD waardeert de inzet van het kabinet, waarbij het alle humanitaire
partners in het land steunt bij het bieden van onderdak, voedsel, schoon water en
medische en psychosociale hulp. Maar welke diplomatieke druk voert de Nederlandse
regering, al dan niet in Europees verband, op om de Verenigde Arabische Emiraten ertoe
te bewegen om geen wapens te leveren aan de RSF? Graag een reactie.
Eerder dit jaar riep de Afrikaanse Unie al haar lidstaten en de internationale gemeenschap
op om geen enkele regering of parallelle entiteit te erkennen die gericht is op het
verdelen en besturen van een deel van het grondgebied van de Republiek Sudan of haar
instellingen. De Europese Unie sloot zich hier in navolging van de VN-Veiligheidsraadverklaring
bij aan. Bestaat de dreiging van een verdeling nog steeds, zo vraag ik de regering.
En welke actie onderneemt de Europese Commissie om de druk zodanig op te voeren dat
dit wordt voorkomen? Ik hoor graag een reactie.
Voorzitter. Een andere onderbelichte maar catastrofale humanitaire ramp vindt plaats
in de Democratische Republiek Congo. 25 miljoen inwoners zijn daar afhankelijk van
humanitaire hulp. Mevrouw Dobbe verwees er al naar: verhalen over extreem geweld,
dwangarbeid en seksueel geweld zijn wijdverspreid. Ook hier neemt het kabinet zijn
bescheiden maar betekenisvolle verantwoordelijkheid door bij te dragen aan het VN-noodhulpfonds,
boven op de al lopende programma’s die Nederlandse partners in Oost-Congo uitvoeren.
De wereld zag in juni hoe, onder toeziend oog van de Amerikaanse president, de Ministers
van Buitenlandse Zaken van Congo en Rwanda een vredesakkoord tekenden in Washington.
Vredesakkoorden zijn natuurlijk mooi en waardevol als ze effectief zijn, maar in dit
geval moeten we daar echt stevige vraagtekens bij zetten, aangezien de rebellenbeweging
M23 geen partij is in dit akkoord. Hoe kijkt het kabinet naar dit vredesakkoord en
op welke wijze speelt de Europese Commissie een rol bij het naleven van de afspraken?
De uitvoering van de veiligheidsmaatregelen door de Democratische Republiek Congo
en Rwanda zou vanaf 1 oktober moeten beginnen om een einde te maken aan de decennialange
conflicten in de oostelijke regio van Congo. Deze regio is rijk aan mineralen, zoals
goud, kobalt, koper en lithium. Washington hoopt via dit akkoord miljarden aan westerse
investeringen aan te trekken. Kan de Staatssecretaris aangeven of er in deze regio
Nederlandse dan wel Europese bedrijven actief zijn en hoe ook de Europese Unie kan
bijdragen aan stabiliteit en vrede?
Voorzitter. Tot slot wil ik stilstaan bij Gaza. Terecht vragen vele partijen in de
Kamer aandacht voor de nachtmerrie en mensenrechtenschendingen in Gaza. Laat ik er
helder over zijn en er geen onduidelijkheid over laten bestaan: patiënten, en zeker
kinderen, die dringend medische hulp nodig hebben, moeten de Gazastrook uit en moeten
zo snel mogelijk geholpen worden. Maar het zal geen verrassing zijn dat de VVD gelooft
dat we de meeste patiënten van die hulp kunnen voorzien in de regio. Tegelijkertijd
zijn we niet doof voor de noodkreet van bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen en de WHO.
We weten dat 97% van de evacuaties wordt opgevangen in de regio. Dan hebben we het
over Jordanië, Egypte en Qatar, maar daar knelt de capaciteit ook en staat de reguliere
zorg zwaar onder druk, met name in Jordanië en Egypte, door de vele Gazaanse slachtoffers
die worden opgevangen.
Voorzitter. Het is goed dat de regering daarom 25 miljoen beschikbaar stelt voor hulp
en dat met € 800.000 van dit bedrag voor Save the Children het komende jaar 600 patiënten
kunnen worden geholpen. Deze aantallen laten zien dat deze hulp serieuze impact heeft.
Toch zeg ik tegen het kabinet dat we geen tijd te verliezen hebben. De VVD wil zo
spoedig mogelijk, uiterlijk volgende week, door het kabinet worden geïnformeerd over
hoe de resterende ruim 24 miljoen ingezet wordt voor hulp voor deze mensen. We vragen
het kabinet bilateraal druk te zetten op Qatar en Saudi-Arabië, met name op Saudi-Arabië.
We weten dat Jordanië en Egypte het moeilijk hebben en hun nek uitsteken, maar het
feit dat de Golfstaten hun verantwoordelijkheid niet of niet langer nemen, is ronduit
een schande te noemen. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Tot zover mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel. Eens kijken of dat leidt tot een interruptie over de NAVO-norm. Mevrouw
Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik ga even kiezen, want ik heb een aantal vragen. Laat ik even beginnen bij het laatste.
Dat gaat natuurlijk over de zin «de VVD gelooft». De VVD gelooft dat opvang in de
regio beter is. Ik heb ook al aan de Staatssecretaris gevraagd waarom dat niet onderbouwd
wordt door deze regering. Mijn vraag aan mijn collega is of hij zijn geloof kan onderbouwen
met documenten die deze regering misschien niet heeft, want de positie is nog steeds
tegengesteld aan de hulporganisaties, die in de rest van de inbreng – ik denk dat
dat terecht is – zeer geprezen worden voor hun belangrijke werk.
De heer Van Campen (VVD):
Ik denk dat de cijfers van de hulporganisaties dat zelf uitwijzen. We weten dat er
op dit moment zo’n 15.800 mensen op de wachtlijst staan om te worden geëvacueerd.
Tegelijkertijd weten we dat 97% van de mensen opgevangen wordt in de regio. We zien
dat het overgrote deel in de regio wordt opgevangen. Dat is ook niet zo gek. Daar
is de afstand tot de beschikbare noodzakelijke medische hulp het kortst. Daar zijn
organisaties actief die bekend zijn met de zorg- en hulpinfrastructuur die daar noodzakelijk
en voorhanden is.
Wat betreft het gebrek aan de capaciteit: ik heb uitgesproken dat wij die noodkreet
ook horen. Wij vinden dat het kabinet de morele plicht, humanitaire plicht en de internationaalrechtelijke
plicht heeft om deze landen de helpende hand te bieden. Dan doel ik met name op Egypte
en Jordanië. IK heb gezegd «de VVD gelooft», maar ik had ook kunnen zeggen «de VVD
ziet in de cijfers van hulporganisaties zelf dat hulp in de regio het meest effectief
is».
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dat is natuurlijk selectief shoppen in wat de hulporganisaties zeggen. Die noemen
de cijfers van de heer Van Campen én – het is dus niet «maar» of «in plaats van»,
maar «en» – tegelijkertijd zijn landen in de regio overbelast en zijn er complexe
behandelingen die alleen in gespecialiseerde centra in Europa mogelijk zijn. Mevrouw
Dobbe noemde, geloof ik, 137 kinderen die op de wachtlijst stonden en inmiddels overleden
zijn. Waarom kiest de heer Van Campen ervoor om een deel van de kennis van deze hulporganisaties
aan te nemen en een ander deel, op basis van voor mij nog steeds onduidelijke data,
niet aan te nemen en er ook niet naar te handelen? Hier is niet één keer naar gevraagd
door deze organisaties. Sinds begin augustus geven ze dit signaal al af. Ik ben dus
benieuwd op basis waarvan de heer Van Campen besluit een deel van dezelfde kennishouders
niet aan te nemen.
De heer Van Campen (VVD):
Volgens mij heb ik mevrouw Hirsch antwoord gegeven. Als zij vervolgens in haar tweede
aanleg die beantwoording niet wil betrekken, mag dat. Maar laat ik haar anders antwoorden.
Ik hoor vanuit hulporganisaties eigenlijk drie oproepen. Eén. Zorg ervoor dat mensen
maximaal in de regio kunnen worden opgevangen. Twee. Zet diplomatieke druk op met
name Qatar en Saudi-Arabië om de druk op te voeren. Mevrouw Hirsch zal ook bekend
zijn met het voorstel voor de vip van Saudi-Arabië dat de heer Van Dijk noemde. Dat
is natuurlijk schandalig. Laat dit land ook zijn verantwoordelijkheid nemen. En ja,
mevrouw Hirsch, ten derde zeggen deze organisaties: maak evacuaties naar Europa mogelijk,
want het systeem in de regio piept en knelt. Maar daar wil ik tegenover zetten dat
dit kabinet 25 miljoen beschikbaar stelt om de capaciteitsproblematiek in deze regio
op te vangen en te ontlasten. Ik zie in de stukken van het kabinet dat met € 800.000
voor Save the Children 600 kinderen kunnen worden gered. Natuurlijk hoor ik ook de
discussie hier in de Kamer over het helpen en evacueren van enkele tientallen kinderen.
Ik twijfel er op geen enkel moment aan dat ons zorgsysteem en onze zorgprofessionals
dat zouden aankunnen. Dat kunnen zij. Maar de VVD vraagt zich af hoe we met die ruim
24 miljoen, die nog op de plank ligt en nog moet worden ingezet, die overgrote groep
mensen kunnen helpen door het zorgsysteem dat op dit moment vastloopt in Jordanië
en Egypte, te ontlasten. Dat is wat de VVD betreft de stap die we nu eerst moeten
zetten. Zoals mevrouw Hirsch heeft gehoord, heb ik daarbij gezegd: ik wil binnen een
week duidelijkheid van het kabinet over hoe die 25 miljoen dan wordt weggezet.
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch, heeft u een vraag? Ik ben de voorzitter, geloof ik.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik had een vraag over ...
De voorzitter:
U heeft een andere vraag en u dacht: laten we dit eerst even afronden. Dat is prima.
Mevrouw Dobbe, heeft u een vraag over deze situatie in Gaza?
Mevrouw Dobbe (SP):
We doen het in deze commissie in blokjes allemaal. Ik heb goed geluisterd, maar ik
heb toch nog geen reactie gehad. Als we zeggen «er is niet genoeg plek in de regio
voor deze kinderen», dan zegt de VVD: ja, dat erkennen wij en daarom investeren wij
25 miljoen euro in de capaciteit. Hartstikke goed, maar dan is er nog iets anders.
Er kan niet snel genoeg opgeschaald worden en voor een aantal kinderen komt dit te
laat. Daar gaat het natuurlijk om. Het gaat om de kinderen die nu al in de regio zitten,
die dus Gaza al uit zijn, die al medisch geëvacueerd zijn, maar die bijvoorbeeld een
wapentuig in het gezicht hebben gehad en wachten op een gezichtsreconstructie of die
niet zelfstandig kunnen ademen omdat hun luchtpijp is verschroeid. Het gaat om die
kinderen, die het gewoon niet overleven en niet kunnen wachten. Daarom zeggen die
hulporganisaties ook: investeren in de regio, hartstikke goed, maar doe dat ook voor
die kinderen, want die overleven het anders niet. Daar is die 25 miljoen euro geen
antwoord op. Ik wil dan toch van de heer Van Campen weten waarom we dit dan niet doen
voor deze kinderen. Het hoeft niet ten koste te gaan van die 25 miljoen euro. Het
is ook niet zo verschrikkelijk duur. Die ziekenhuizen kunnen het allemaal aan en die
willen het graag. Waarom doen we dat dan niet voor deze kinderen, die nu wachten?
De heer Van Campen (VVD):
Omdat ik in de gesprekken en de verdieping die ik heb gezocht in de afgelopen week,
weken, zie dat het met name de capaciteit in Jordanië en in Egypte is – dan gaat om
capaciteit voor opvang, maar ook voor het waarborgen van reguliere zorg voor mensen
daar – en de politieke onwil van landen als Qatar en Saudi-Arabië om mensen op te
vangen, waarom het daar op dit moment vastloopt. We weten dat het in de top drie van
complexe zorg gaat over trauma’s, over behandelingen die nodig zijn vanwege genetische
afwijkingen en over oncologie, kankerbehandelingen. Het is niet zo dat die competenties
in de regio niet aanwezig zijn. Dat is niet het geval, begrijp ik. Laten we dat de
Staatssecretaris vragen. Het zit niet zozeer op het specialisme dat daar niet in de
regio aanwezig is. Wat we horen, is dat de capaciteit daar ontbreekt. Ik vind dat
we nu eerst moeten gaan kijken hoe de Nederlandse bijdrage van 25 miljoen kan worden
ingezet om het zorgsysteem in Jordanië en Egypte, dat dreigt vast te lopen, te ontlasten.
We weten dat met de € 800.000 die het kabinet wil besteden aan Save the Children,
600 kinderen kunnen worden geholpen. Dan zeg ik tegen mevrouw Dobbe: we hebben het
hier over enkele tientallen kinderen. Als we met € 800.000 600 kinderen in de regio
kunnen helpen, wat kunnen we dan met elkaar niet betekenen voor dat bedrag van ruim
24 miljoen euro? Dat zou ik haar – retorisch dan maar even, want ik mag haar de vraag
niet terugstellen – willen vragen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wat kwalijk is, is dat hier wordt gedaan alsof het of-of is. Maar dat zeggen wij natuurlijk
niet en dat zegt een organisatie als Save the Children, waar de heer Van Campen aan
refereert, ook niet. Die is heel blij met die extra financiering, zodat ze die capaciteit
kunnen helpen vergroten, maar die vraagt tegelijkertijd, en daar heb ik nog steeds
geen antwoord op gehad: hoe kiezen wij voor die kinderen voor wie het opschalen van
de capaciteit in de regio te laat komt? Want die groep is er. Of erkent de heer Van Campen
dat niet? Die groep is er, van kinderen die nú dreigen te sterven. Wat doen we voor
díe kinderen? Of zeggen we: dat laten we dan? Dan is het ook maar duidelijk, dan laten
we die kinderen.
De heer Van Campen (VVD):
Nee. Ik hoop ook niet dat dat de insinuatie is die mevrouw Dobbe mijn fractie of mij
als woordvoerder in de schoenen probeert te schuiven, want dat is het laatste dat
ik hier wil uitstralen. Ik wil dat kinderen zo snel mogelijk worden geholpen; ik wil
dat patiënten zo snel mogelijk worden geholpen. Niet voor niets zeg ik hier in dit
debat tegen de Staatssecretaris, tegen het kabinet: wij willen binnen een week weten
hoe die 25 miljoen euro wordt weggezet, of daar acuut kinderen, de groep waar mevrouw
Dobbe het over heeft, mee kunnen worden geholpen. Als ik op basis van de stukken van
het kabinet zie dat met € 800.000 het komende jaar 600 kinderen geholpen kunnen worden,
dan ga ik ervan uit dat dat acuut kan gebeuren. Ik zeg dan ook maar tegen mevrouw
Dobbe dat daar wat mijn fractie betreft geen taboes bij zijn. Van het volstoppen van
een Hercules met specialisten, met apparatuur om mensen te helpen in de regio tot
en met het bijdragen van protheses aan landen waar die nodig zijn. Laten we aan het
kabinet vragen om binnen zeer korte tijd – dan heb ik het echt over binnen een week
– te laten horen hoe kinderen acuut en zo snel mogelijk kunnen worden geholpen. Volgens
mij verschillen mevrouw Dobbe en ik helemaal niet zo veel van elkaar. Alleen, ik denk
dat het belangrijker is dat het bedrag dat het kabinet vrijmaakt eerst wordt weggezet,
omdat ik geloof dat we in het gebied zelf – dat laten de cijfers ook zien – meer mensen,
meer kinderen kunnen helpen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik denk dat wij van mening verschillen over de vraag wat we moeten doen met de groep
kinderen die de hulporganisaties kunnen aanwijzen en die nú, op dit moment, vandaag,
morgen, overmorgen en deze week, hulp nodig hebben om te kunnen overleven. Ik heb
geluisterd naar het antwoord. Ik heb de volgende vraag aan de heer Van Campen. Als
blijkt dat de hulp te laat komt voor de specifieke groep kinderen die nu dreigt te
sterven en die nú, en dus niet over een maand, acute zorg nodig heeft, zijn er dan
inderdaad geen taboes voor de VVD? Kunnen wij de Hercules met specialisten die kant
op sturen en ook weer terugsturen met kinderen of is dat een taboe? Is dat bespreekbaar
als blijkt dat met deze inzet de hulp te laat komt voor die groep kinderen?
De heer Van Campen (VVD):
Ik zal er geen geheim van maken dat het verleidelijk is om op deze als-danvraag te
reageren. Even heel, heel, heel plastisch: ik zie dat het kabinet een budget van 25
miljoen beschikbaar stelt om mensen in de regio te helpen en dat voor € 800.000 600 kinderen
kunnen worden geholpen door Save the Children. Mevrouw Dobbe had het over kinderen
die nu, vandaag, morgen, binnen deze week, acuut hulp nodig hebben. Ik vraag de Staatssecretaris
niet voor niets om binnen een week met duidelijkheid te komen over hoe wij deze behandelingen
kunnen aanbieden, zodat deze kinderen kunnen worden geholpen. Dat is voor mijn fractie
een hele belangrijke zaak.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb een andere vraag. De VVD is de partij van ondernemers en van handel, maar mensen
die in de handel zitten, willen veilige landen. Anders kunnen ze niet investeren.
Zelfs banken zijn naar me toegekomen en zeggen: de maatschappelijke organisaties die
nu subsidie krijgen, zijn nodig om informatie te geven om te kunnen investeren en
om geld te lenen voor handel. Toch wil de VVD nu opnieuw bezuinigen op ontwikkelingshulp.
Ik hoor dat mevrouw Yeşilgöz heeft aangegeven: we willen meer investeren in de ME.
Dat moet weer uit de pot voor ontwikkelingshulp komen. Zo blijft er niks meer over.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw De Korte (NSC):
Waarom moet het geld weer uit de pot voor ontwikkelingshulp komen, terwijl u gelooft
in ondernemers en in handel?
De heer Van Campen (VVD):
Er was een tijd waarin Nieuw Sociaal Contract, de partij van mevrouw De Korte, nog
wist wat het was om keuzes te maken en om verantwoordelijkheid te nemen. Het is interessant
om te horen dat de oppositie ook bij mevrouw De Korte tot een andere toon leidt. Ik
heb in een eerder interruptiedebat aangegeven dat wij hier ook met elkaar zitten om
keuzes te maken. Er wordt op dit moment in de plenaire zaal een debat gevoerd over
wat er afgelopen zaterdag is gebeurd. Mevrouw De Korte pleit nu voor ondernemers en
handel. Ze kan hier de markt op lopen en met de ondernemers in gesprek gaan om te
vragen of ze zich afgelopen zaterdag veilig hebben gevoeld. Ik denk dat het antwoord
op die vraag nee zal zijn. Mensen zijn zich wezenloos geschrokken van het geweld van
afgelopen zaterdag. We maken in de politiek de keuze om ons eigen veiligheidsapparaat
en onze eigen politie te versterken. Dat is een verantwoordelijkheid die de VVD neemt
en waar wij graag voor kiezen.
Mevrouw De Korte (NSC):
NSC weet wat het is om verantwoordelijkheid te dragen en om keuzes te maken. We hebben
er hard voor gevochten om ontwikkelingshulp te behouden. We weten dat de VVD het geld
voor ontwikkelingshulp wil halveren en ze snoept er meteen 75 miljoen af voor de ME.
Dat is tijdelijk geld om tijdelijk een probleem op te lossen. Ik verwacht het eigenlijk
niet van de VVD dat ze zo ad hoc naar oplossingen zoekt, terwijl langdurige oplossingen
in de langdurige stabiliteit van landen zitten. Die stabiliteit kan bereikt worden
als er ontwikkelingshulp is. We geven al niet zo veel en toch haalt u daar weer een
stukje vanaf. Dat is voor ons niet uit te leggen en u legt dat ook niet goed uit door
dit geld op een tijdelijke manier ad hoc voor de ME in te zetten.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, dus ... O, meneer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Mevrouw De Korte voert klaarblijkelijk graag het debat dat op dit moment in de plenaire
zaal wordt gevoerd, maar dat voer ik graag met haar mee. Voor mijn fractie is goed
bestuur dat je iedere euro maar één keer kunt uitgeven. Als mevrouw De Korte bij dat
debat had gezeten, dan had ze gehoord dat het niet alleen om de ME ging. Ik stuur
haar met liefde het amendement en het plan dat mijn fractievoorzitter in de plenaire
zaal heeft gepresenteerd. Het gaat ook over het bieden van veiligheidsinstrumenten
tussen wapen en wapenstok, om ervoor te zorgen dat onze politie in staat is om de
veiligheid te waarborgen. Dat is een keuze die wij graag maken, zeker na afgelopen
weekend met het extreme geweld dat we hebben gezien dichter bij huis. Ook dat is politiek.
Ook dat is keuzes maken. Ook dat is goed bestuur.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte, iets kortere interrupties alstublieft.
Mevrouw De Korte (NSC):
NSC gelooft ook in goed bestuur, maar goed bestuur is ook goed kijken naar andere
landen en kijken naar langdurige stabiliteit in landen. Wij vinden het ontzettend
jammer dat de VVD nu weer geld voor ontwikkelingshulp weghaalt. Dat helpt de stabiliteit
in de landen in de wereld niet. Dat vinden wij ontzettend teleurstellend.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag. De heer Van Dijk heeft nog een interruptie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Richting de heer Van Campen wil ik zeggen dat ik graag aanhaak bij enkele interrupties
die werden gewisseld tussen de VVD en de SP toen het in het bijzonder ging over het
wegvallen van USAID en breder over westerse steun in onder meer Afrikaanse landen.
Ook de VVD beweegt zich in de richting van: we kunnen wel wat meer korten op OS. Tegelijkertijd
zien dit soort Afrikaanse landen dat het Westen zich terugtrekt. Ik zag dat zelf van
heel dichtbij tijdens een werkbezoek in Ethiopië dit jaar. Ethiopië rent daardoor
des te harder in de armen van Rusland, China en Saudi-Arabië. Geopolitiek heeft dat
dus best wel wat consequenties. Kan de heer Van Campen daar nog op reflecteren? Ik
denk namelijk dat hij die ontwikkeling niet zal toejuichen.
De heer Van Campen (VVD):
Nee. Niet voor niets stelde ik bijvoorbeeld de vraag over Congo: welke rol spelen
Europese dan wel Nederlandse bedrijven in die regio en kunnen we een bijdrage leveren
aan meer stabiliteit? Mijn fractie gelooft dat groei van de welvaart, economie, handel
en samenwerking – misschien kan ik hiermee toch een beetje mevrouw De Korte bedienen
– uiteindelijk kan leiden tot welvaart en groei van de middenklasse en daarmee tot
stabiliteit en vrede. Wij zijn een groot voorstander van handelsakkoorden. Laten we
het over die boeg gooien en kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we handel kunnen
drijven met landen op het Afrikaanse continent, in plaats van dat zij kiezen voor
landen als China of landen in de Arabische Golf. Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling,
omdat we weten dat dat landen zijn met maar één doel: het leegroven van het continent.
Die landen hebben verder niets op met stabiliteit of wat dan ook. Ik vind dat problematisch.
Ik vind het problematisch dat wij een Europese Commissie hebben die blijkbaar uniforme
regels heeft over de draaidoppen op plastic waterflesjes, maar dat we nog wel 27 verschillende
ontwikkelingshulpregimes hebben in de Europese Unie. Ik vind dat vreemd als wij een
Europese Unie hebben die zich meer moet ontwikkelen tot een handelsblok dat kan opboksen
tegen de verschillende regio’s in de wereld waar we op dit moment de uitdaging mee
aangaan. Ik denk dus dat daar nog heel veel te winnen is, ook in de samenwerking met
landen die daar op dit moment nog onvoldoende van profiteren.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil heel even iets zeggen over de interrupties, want ondertussen zijn
er nog twee leden aangesloten, namelijk de heer Bamenga van D66 en meneer Ceder van
de ChristenUnie. Welkom allebei. Ik heb zes interrupties toegestaan, want ik vind
dat dat goed is voor het debat. Maar dan is het wel handig als we iets korter interrumperen
en iets korter antwoorden. Ik doe dit verzoek aan de leden en dan kunnen we lekker
het debat voeren. De heer Van Dijk met nog een iets kortere interruptie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik zal het zo kort mogelijk houden. Ik ben het van harte eens met heel veel van wat
de heer Van Campen zegt, ook wat betreft het bevorderen van handel et cetera. Maar
OS hoort daar ook bij. OS is niet alleen het helpen van mensen, wat een heel goed
doel is, maar je koopt daar ook gewoon invloed en betrokkenheid in die landen mee.
Daar leveren we dus wel op in. Begrijp ik dat de VVD dat dan dus voor lief neemt?
De heer Van Campen (VVD):
Ik zie dat. Ik zie dat hulp die in landen leidt tot voedsel, vrede en stabiliteit
voorkomt dat mensen op drift raken en dat migratiestromen op gang komen. Stabiliteit
zorgt voor vrede en daarmee voor welvaart. Ik zie dat. Maar we kunnen iedere cent
belastinggeld maar één keer uitgeven. De heer Van Dijk zal dat met mij eens zijn,
gelet op de geschiedenis van zijn partij. We moeten dus keuzes maken, zeker nu we
ook zien dat in onze eigen regio het veiligheidsdividend dat we hebben opgebouwd sinds
de Tweede Wereldoorlog niet meer vanzelfsprekend is. Mijn fractie en ik vinden dat
we daar wel heldere en eerlijke keuzes over moeten maken en niet per direct de rekening
bij de belastingbetaler of bij de bedrijven zouden moeten neerleggen. De overheid
moet ook naar haarzelf kijken en naar haar eigen uitgaven.
De heer Bamenga (D66):
De heer Van Campen vroeg zojuist ook: welke bijdrage kunnen we leveren aan meer stabiliteit?
Hij besteedde in zijn bijdrage aandacht aan de regio Congo en stelde de Staatssecretaris
de vraag hoe we zorgen voor meer vrede in de EU. Mijn vraag aan de VVD is dan eigenlijk:
wat voor opdracht zou de VVD aan de Staatssecretaris en aan de EU meegeven, bijvoorbeeld
wat betreft de samenwerking met Rwanda? We weten namelijk allemaal dat Rwanda de territoriale
integriteit heeft geschonden door M23 te ondersteunen, dus welke opdracht geeft de
VVD mee?
De heer Van Campen (VVD):
Ik sprak al eerder over dat gesloten vredesakkoord tussen Congo en Rwanda, waarvan
we ons sterk moeten afvragen of daar geen sprake is van een lege huls met alleen maar
een Amerikaans economisch belang. De vraag die de heer Bamenga mij stelt, komt dus
eigenlijk voort uit het verlengde van mijn vraag aan de Staatssecretaris: welke waarde
hecht het kabinet aan het vredesakkoord dat is gesloten, als we weten dat Rwanda nog
steeds ontkent dat er sprake is van steun aan M23, dat geen partij is in het vredesakkoord?
De Amerikaanse president stelt met een hoop poeha dat er een vredesakkoord is gesloten.
Daarom zou ik van de Staatssecretaris willen weten wat hij vindt van dit vredesakkoord
en of hij vindt dat er een rol ligt voor de Europese Commissie om niet alleen Rwanda
aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid, maar ook de Verenigde Staten, die blijkbaar
zeggen dat hiermee het ei van Columbus voor vrede en stabiliteit is gevonden. Ik heb
daar een hard hoofd in. Maar laten we kijken wat de Staatssecretaris daarover zegt.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog even doorgaan op iets wat de heer Van Campen net zei en waar wij elkaar
in vinden, namelijk dat handel een ongelofelijk belangrijke factor is in conflictgebieden
en dat daar een toekomst voor goede handelsrelaties ligt. Maar de heer Van Campen
weet natuurlijk net als ik dat op dit moment de handel in grondstoffen en conflictgrondstoffen
bijdraagt aan conflict en dat de Europese Unie, net als over die dopjes, een hele
belangrijke regulering heeft, namelijk die over conflictmineralen. We vinden elkaar
dus ook in het idee van: gezamenlijk op het niveau van de Europese Unie. Alleen, ik
heb van dit kabinet nog heel erg weinig inzicht gekregen in de conflictmineralen waarin
Nederland handelt of waarmee bedrijven produceren. Vind ik de heer Van Campen aan
mijn zijde als wij meer druk willen leggen op het kabinet om hier transparant over
te zijn?
De heer Van Campen (VVD):
Welzeker, want ik vind het onacceptabel dat grondstoffen die gedolven zijn met kinderhanden
en op onacceptabele wijze zijn verworven, de Europese markt op komen. Ik vind dus
wel degelijk dat we op moreel en ethisch gebied ons huiswerk op orde moeten hebben,
in een tijd waarin we zien dat de Europese Unie in ieder geval de ambitie heeft om
een handelsblok van belang en met impact zijn, dat ook in de wereld een vuist kan
maken. Laten we dus samen de Staatssecretaris vragen hoe daar meer transparantie over
kan worden geboden.
De voorzitter:
Dank u wel. Zijn er nog interrupties over de NAVO-norm? Nee? Dan is het nu de beurt
aan de heer Van Dijk namens de SGP. Ga uw gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik mag hier mijn collega Stoffer vervangen, en met plezier,
naast deze collega’s. Honderden miljoenen mensen op deze wereld lijden honger, leven
in diepe armoede of zijn op de vlucht voor geweld of vervolging. Toch haalt een langslepende
crisis, oorlog of ramp vaak het nieuws niet meer. Een paar maanden geleden publiceerde
noodhulporganisatie ZOA daarom de Vergeten Lijst 2025, een lijst met rampen en conflicten
waarover we in de media vrijwel nooit of weinig wat horen of zien. De top vijf bestaat
uit Burundi, Burkina Faso, Myanmar, Zuid-Sudan en de Democratische Republiek Congo.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe Nederland in deze landen concrete humanitaire
hulp biedt?
Voorzitter. Veruit de grootste humanitaire crisis ter wereld speelt zich af in Sudan.
Miljoenen mensen zijn op de vlucht. De strijdende partijen houden hulp tegen. Doordat
veel vluchtelingen naar buurlanden trekken, zoals Tsjaad, Ethiopië en Zuid-Sudan,
ontstaan ook daar weer nieuwe spanningen en conflicten. Wat onderneemt Nederland om
dit tegen te gaan? Welke inzet pleegt Nederland in deze regio? Hoe dragen wij bij
aan de humanitaire hulp die verleend wordt?
Voorzitter. Door de bezuinigingen op het diplomatieke postennet is Nederland straks
niet meer diplomatiek aanwezig in Zuid-Sudan, Burundi en Libië. We verliezen zo onze
voelsprieten in deze conflictgebieden en zullen hierdoor ook minder hulp kunnen bieden.
Wat betekent dit voor de Nederlandse humanitaire inzet in deze regio’s? Hoe voorkomen
we dat we mensen letterlijk in de steek laten? Hoe blijft de regering bijvoorbeeld
de situatie in Oost-Congo en Rwanda monitoren nu de ambassade uit Bujumbura in Burundi
verdwijnt?
Voorzitter. Ik wil ook aandacht vragen voor de situatie in Haïti. Daar vindt al langere
tijd een humanitaire ramp plaats. Hoe draagt het kabinet bij aan het herstel van veiligheid,
de rechtsstaat en de toegang van burgers tot basisbehoeften?
Voorzitter. Het kabinet heeft extra middelen voor ontwikkelingshulp gereserveerd,
maar de ODA-systematiek is nog steeds niet hersteld. De SGP pleit daar al heel lang
voor. Ik wil nogmaals onderstrepen dat herstel van de koppeling voor de SGP een zwaarwegend
punt zal zijn bij de begrotingsbehandeling.
Bij de bezuinigingen op ontwikkelingshulp, waar de SGP altijd tegen is geweest, is
door toenmalig Minister Klever aangegeven dat humanitaire hulp zo veel mogelijk ontzien
zou worden. Ik zie dat er nu toch fors op humanitaire hulp wordt bezuinigd. Ik vraag
de Staatssecretaris: hoe kan dat? Is zij bereid dit te heroverwegen? Ik vraag dit
ook in het licht van de enorme bezuinigingen van de Verenigde Staten op USAID. Hoe
geeft de Staatssecretaris invulling aan het verzoek van de Kamer om te bezien hoe
Nederland via multilaterale organen en ngo’s eraan kan bijdragen dat levensreddende
humanitaire hulp wordt voortgezet?
Voorzitter. Hoewel ik begonnen ben met een aantal vergeten rampen en brandhaarden,
wil ik ook stilstaan bij de situatie in Gaza. De beelden van gewonde, zieke en ontheemde
kinderen zijn aangrijpend. Royale humanitaire hulp aan de burgerbevolking is hard
nodig. Hoe wordt daarbij voorkomen dat hulpgoederen in de handen van Hamas terechtkomen?
Wanneer krijgt de Kamer meer duidelijkheid over de invulling van het hulppakket van
25 miljoen voor de Gazastrook en de regio? Collega’s hadden het er eerder ook over;
het is een belangrijke vraag.
Wat betreft medische evacuaties vroeg mijn collega Stoffer in het commissiedebat van
10 september naar de inzet van ziekenhuizen op de Westelijke Jordaanoever, zoals het
Palestijnse Augusta Victoria Hospital. Minister van Weel noemde zelf ook het ziekenhuis
in Hebron als optie. Hoe verloopt het gesprek van het kabinet met Israël om medische
evacuatie vanuit Gaza naar de Westelijke Jordaanoever mogelijk te maken? Welke mogelijkheden
ziet het kabinet concreet om medische evacuatie naar andere landen in de regio te
ondersteunen en de medische zorg daar te versterken? Meerdere collega’s noemden in
dit verband ook het achterblijven – laat ik het maar voorzichtig zeggen – van landen
als Saudi-Arabië.
Voorzitter. Het is een bestendige lijn van het kabinet om bij humanitaire hulp gebruik
te maken van lokale, kleinschalige initiatieven. Omdat ze vaak al jarenlang actief
zijn en betrouwbare contacten hebben, kunnen juist deze organisaties op de moeilijkst
bereikbare plekken komen en de meest kwetsbare mensen hulp bieden. Ik denk bijvoorbeeld
aan de noodhulp die Stichting Ismaël op dit moment biedt in Gaza en in Egypte, dicht
bij de grens bij Rafah. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om dergelijke lokale
humanitaire initiatieven in Gaza te ondersteunen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat leidt tot een vraag van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Excuses als ik er een beetje raar schuin bij zit, maar ik heb last van mijn nek. Ik
heb ook een vraag over de medische evacuaties. U heeft net het debat gezien tussen
mijzelf en de heer Van Campen. Daarin zei ik: er zal een groep zijn, ongeacht wat
wij doen qua capaciteit en ongeacht wat Saudi-Arabië ... Saudi-Arabië moet natuurlijk
ook zijn deel nemen – daar ben ik het helemaal mee eens – maar zelfs als dat zijn
deel neemt, dan zal er nog steeds een groep kinderen zijn die niet zo lang kan wachten
en waarvan hulporganisaties zeggen dat die nu geholpen moeten worden. We hadden het
net over taboes. Zijn er wat de SGP betreft taboes als blijkt dat die kinderen echt
niet op tijd in de regio geholpen kunnen worden?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze rechtstreekse en ook hele terechte vraag. Het is misschien wat gevaarlijk,
maar ik zeg het wel echt van harte: als het gaat over de hulp aan kwetsbare kinderen,
ben ik bij voorbaat niet geneigd om te zeggen dat daar taboes zijn. Ik voeg daar het
volgende aan toe. We hebben natuurlijk heel goed nagedacht over eerdere moties, want
we vinden het echt een heel ingewikkeld ding. Tot nu toe hebben we gekoerst op de
informatie vanuit het kabinet dat de inzet die het nu doet voor de kinderen daar het
meest effectief en het meest efficiënt is en dat dat dus de meest reële route is om
de kinderen daar in de regio te helpen. Ik heb tot nu toe begrepen dat dit ook geldt
voor acute hulp. Daar gaan we straks hopelijk meer over horen. Ik ben er dus ontzettend
benieuwd naar. Er is royaal geld ter beschikking gesteld. Daar moet je veel mee kunnen
doen in de regio. Ik zie heel erg uit naar de antwoorden van de Staatssecretaris.
Is die eerdere informatie, waarop de SGP haar stemgedrag inderdaad heeft bepaald,
nog steeds adequaat? Als daarin dingen veranderen, dan ben ik zeker bereid om te kijken
naar eventueel een andere insteek voor onze fractie. Maar nogmaals, je moet ergens
op koersen en tot nu toe doen wij dat op de informatie die het kabinet heeft gegeven.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe, iets korter, als dat kan. Ga uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Als het echt alleen gaat om efficiëntie, dus het besteden van geld, hoeveel kinderen
je daarvoor kan helpen en effectiviteit, dan blijkt natuurlijk dat dat in de regio
het beste kan. Alleen, dat laat onverlet dat er een groep kinderen is die nu – nu
– die hulp nodig heeft en het anders niet overleeft. Mijn vragen gaan over die groep.
Daar vragen hulporganisaties ook om. Als nu blijkt dat de informatie vanuit het kabinet
daar geen eenduidig antwoord op geeft en als hulporganisaties blijven aangeven dat
er op dit moment kinderen dreigen te sterven, is de SGP dan bereid om daar wel naar
te kijken?
De voorzitter:
De heer Van Dijk, iets korter, als dat kan.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Iets korter, maar ik wil de vraag wel zo open mogelijk beantwoorden. We gaan heel
goed luisteren naar de Staatssecretaris. Ik heb net ook iets gezegd over die acute
hulp, in hoeverre die nou wel of niet gegarandeerd is. Die is heel belangrijk. Zouden
daar toch allerlei vraagtekens over ontstaan, dan zijn wij altijd bereid om alles
opnieuw te bekijken en te wegen.
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch met nog een vraag.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Even hierop aansluitend. Ik steun natuurlijk volledig de oproep van de SGP om aandacht
te houden voor organisaties die juist lokaal opereren. We hebben het natuurlijk vaak
over hulporganisaties als Save the Children en Friends of the Earth. Sorry, niet Friends
of the Earth. Ik bedoel Doctors Without Borders, Artsen zonder Grenzen. Die geven
ons informatie en doen een klemmende oproep op basis van wat de lokale mensen zeggen,
hun lokale hulpverleners. Ik waardeer het dat de SGP de informatie weegt, maar ik
heb toch een vraag. Aan de ene kant wordt de loftrompet gestoken over de lokaal opererende
organisaties; ik denk dat dat terecht is. Aan de andere kant doen diezelfde lokaal
opererende organisaties al anderhalve maand, bijna twee maanden, een dringende oproep
om kinderen hiernaartoe te halen. Waarom heeft de SGP er tot nu toe toch voor gekozen
om de informatie van het kabinet, waarvan we dus niet weten waarop die gebaseerd is,
zwaarder te laten wegen?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze vraag ook. Ik pak even het stenogram van de vorige keer erbij om te
zien wat Minister van Weel zei in dat commissiedebat. Hij haakte juist aan bij informatie
die hij heeft gekregen van alle spelers in de regio die hij heeft gesproken. Ik heb
tot nu toe dus oprecht het idee dat het kabinet echt serieus heeft gekeken wat echt
helpt en wat echt effectief en efficiënt is, ook als het gaat over acute hulp, dat
het kabinet ook al die lokale voelsprieten daar heeft uitgestoken en dat het op basis
daarvan tot deze lijn is gekomen. Ik hoop dat deze lijn straks nog verder verstevigd
wordt. Als het anders ligt, dan ga ik daar ook goed naar luisteren.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik heb hier ook naar gezocht. Ik zag ook de stenogrammen en de antwoorden op de vragen.
Ik zie daarin geen enkele verdieping van de vraag: van wie komt deze informatie? Ik
zie staan: wij hebben onze voelsprieten uitgestoken. Maar de Kamer vraagt al een tijdje
om onderbouwing en die zie ik niet. Misschien is dit geen vraag, maar ik wil de SGP
graag meegeven om goed te luisteren naar lokale actoren en om zich echt te baseren
op informatie van duidelijk te herleiden actoren, zodat we de goede afweging maken
ten aanzien van urgente hulp aan zieke kinderen, op basis van informatie van mensen
die daar voeten in de aarde hebben.
De voorzitter:
Dit is geen vraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nee, het is geen vraag, maar ik vind het wel netjes om erop te reageren.
De voorzitter:
Kort, alstublieft.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik weet zeker dat de Staatssecretaris goed meeluistert naar deze interrupties en dat
zij heel goed weet welke informatie deze Kamer heel graag wil hebben. Daar twijfel
ik niet aan. Dus eens.
De voorzitter:
De heer Bamenga van D66 met zijn inbreng.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de nieuwe Staatssecretaris, mevrouw De Vries,
van harte feliciteren en welkom heten in deze commissie. Dit is voor haar niet helemaal
een nieuwe commissie omdat zij de voormalige voorzitter is, maar dit is toch een nieuwe
rol, dus dat kan spannend zijn.
De Staatssecretaris is nieuw, maar het beleid is oud; oud en vol bezuinigingen. Terwijl
de realiteit schreeuwt om meer inzet, staat er in de begroting dat we afbouwen. Het
is alsof je tijdens een storm besluit om de reddingsboten terug te halen. Dit parlement
heeft zijn werk gedaan. We hebben moties aangenomen en duidelijke opdrachten gegeven,
maar we zien die nauwelijks terug in de uitvoering. Ik noem er drie: de motie over
de diasporastrategie om diaspora structureel te verankeren in het OS-beleid, de motie
over een ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden, omdat juist zij een stem nodig
hebben, en de motie om de inzet in de Grote Merenregio voort te zetten, die in de
begroting toch wordt afgebouwd. Een nieuwe Staatssecretaris betekent nieuwe kansen.
Moties zijn geen suggesties, maar opdrachten. Mijn oproep is helder: begin uw termijn
niet met het laten liggen van oud huiswerk, maar juist met het uitvoeren ervan, want
zo wordt vertrouwen gebouwd.
Voorzitter. Dit kabinet zet de kettingzaag niet alleen in het OS-budget, maar ook
in het budget voor humanitaire hulp. Laten we de cijfers niet vergeten: 48 miljoen
minder in 2025, 46 miljoen minder in 2026, 75 miljoen minder in 2027, 65 miljoen minder
in 2028 en nog eens 24 miljoen minder in zowel 2029 als 2030. In totaal gaat het om
282 miljoen euro minder voor humanitaire hulp. Vandaag zagen we ook nog plannen vanuit
de VVD om 75 miljoen structureel verder te bezuinigen. Echt ongelofelijk! En dat terwijl
de wereld in brand staat: Gaza, Sudan, Congo, Jemen en Myanmar. Elke dag komen er
nieuwe noodkreten bij. Hoe is hiermee te rijmen dat Nederland juist nu de kettingzaag
pakt? Ik heb een hele praktische vraag. We hebben dit jaar nog drie maanden te gaan.
Hoeveel humanitair budget is er nog beschikbaar? Of moeten de hulporganisaties dit
jaar vooral rekenen op mooie woorden in plaats van de broodnodige middelen?
Voorzitter. Meer dan een half miljoen mensen in Gaza hebben honger. 132.000 kinderen
– ik herhaal: kinderen – zijn letterlijk afhankelijk van noodrantsoenen om te overleven.
Toch kiest het kabinet ervoor om de steun aan UNRWA af te bouwen. Dat is niet alleen
onbegrijpelijk, maar ook onmenselijk. UNRWA is op dit moment de levenslijn voor deze
gezinnen. Als je die lijn doorknipt, laat je mensen verdrinken. Dan hebben we het
niet meer over politieke verschillen of ingewikkelde diplomatie, maar over kinderen
die vanavond zonder eten naar bed gaan. Het wrange is dat Nederland zich op 12 september
nog verbonden heeft aan de New York Declaration. Daarin beloven we meer steun aan
UNRWA en een gezamenlijke diplomatieke campagne om Israël te dwingen om zijn blokkades
en wetgeving tegen UNRWA in te trekken. Ik vraag dit kabinet: hoe durft u in New York
de handtekening van Nederland onder woorden van solidariteit te zetten, terwijl u
hier in Den Haag ondertussen de geldkraan dichtdraait? Wanneer herstelt dit kabinet
de steun aan UNRWA, in lijn met de toezegging die Nederland zelf heeft gedaan? Wanneer
start Nederland met diplomatieke druk, samen met partners, als Israël blijft weigeren
om de belemmeringen voor UNRWA weg te nemen? En nog belangrijker: hoeveel kinderen
moeten nog in slaap vallen met honger voordat dit kabinet in actie komt?
Voorzitter. Het oosten van Congo brandt. Dorpen worden platgebrand en vrouwen en kinderen
worden systematisch verkracht. Miljoenen mensen zijn opnieuw op de vlucht. Hulporganisaties
konden ooit nog basiszorg bieden, maar de kampen zijn nu leeg en de geldstromen zijn
opgedroogd. Mensen trekken door de modder zonder eten en bescherming. Ze zijn vergeten
door de wereld. Terwijl Rwanda M23 blijft steunen, blijven de burgers het kind van
de rekening. Daarom vraag ik de Staatssecretaris: wat is er gedaan met de motie over
sancties tegen Rwanda? Welke drukmiddelen heeft u ingezet of gaat u nog inzetten tegen
Rwanda en Uganda? En welke middelen voor noodhulp zijn vrijgemaakt, in lijn met de
motie-Ceder/Bamenga?
Voorzitter. Ik heb tot slot nog een vraag over het maatschappelijk middenveld. De
Staatssecretaris past de regels voor de drempelcriteria aan. Dat moedigen we toe.
Is in kaart gebracht voor welke organisaties dit uitkomst biedt en is bij die organisaties
duidelijk onder welk regime zij straks vallen, gezien de uitzonderingen voor specialistische
organisaties?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de beurt nu aan de heer Ceder van de ChristenUnie voor zijn inbreng.
Gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Gisteren hoorden we bij het rondetafelgesprek uit eerste hand
de ingrijpende gevolgen van de drastische bezuinigingen op USAID door de regering-Trump.
De hulp werd van de ene op de andere dag stopgezet, bijvoorbeeld voor vluchtelingen
in Colombia en voor slachtoffers van hiv/aids. Deze week stond in The New York Times
het bericht dat experts schatten dat de bezuinigingen dit jaar het leven kunnen kosten
aan honderdduizenden kinderen. Volgend jaar zijn het er waarschijnlijk nog meer. Onderzoek
heeft uitgerekend dat ongeveer 3,1 miljoen kinderen onder de 5 jaar zouden kunnen
sterven tijdens de tweede termijn van deze president vanwege de bezuinigingen.
Voorzitter. Hulp is zo hard nodig. Denk aan het verschrikkelijke leed in Sudan, Gaza,
Myanmar en op zo veel andere plekken in de wereld. Met zo veel menselijke nood en
het verminderen van de hulp elders zou Nederland meer hulp moeten bieden en dat kunnen
we ook, maar dit dubbel demissionaire kabinet legt in plaats daarvan aangenomen moties
naast zich neer. Tot twee keer toe heeft de Eerste Kamer gezegd: herstel de koppeling
met de gebruikelijke systematiek, met de bekende 0,7%-norm. Tweemaal! Maar het kabinet
voerde de motie niet uit. In juli werd een motie van dien aard van deze Kamer verworpen,
door een aantal partijen die hier aanwezig zijn, maar ook door het CDA, dat vandaag
niet aanwezig is bij dit debat. Vorige week werd een motie hierover nipt verworpen.
Dit zijn drie duidelijke oproepen vanuit het parlement: herstel de koppeling. Maar
het kabinet zegt: dat doen we niet.
Voorzitter. Ik heb met verbazing het interview gelezen in Het Financieele Dagblad
met de Minister van Financiën, die zegt: als je investeert in defensie, dan moet het
minder worden bij ontwikkelingssamenwerking. Deelt de nieuwe Staatssecretaris deze
conclusie? Beide zijn toch van belang in deze spannende geopolitieke tijd? De Staatssecretaris
weet toch dat als wij uitstappen, er in dat vacuüm gestapt wordt door autocratische
regimes? Het is toch algemeen bekend dat gelden voor ontwikkelingssamenwerking ook
renderen, dat het niet alleen een kostenpost is maar dat het ook geld oplevert?
De Minister vertelde dat de VS afscheid nemen van internationale vrijhandel en instituties
zoals de WTO. Zijn Amerikaanse collega’s wijzen erop dat dit beleid niet werkt. Weet
de Staatssecretaris ook of haar voorgangers de Amerikaanse collega’s hebben aangesproken
op het rampzalige besluit om flink te bezuinigen op USAID? Daar vroeg een Kamermeerderheid
om. Is zij bereid om dit ook zelf te doen in haar gesprekken?
Voorzitter. De nood in de wereld is hoog. We spreken nu specifiek over humanitaire
hulp. Vandaar mijn vraag: is de Staatssecretaris op z’n minst bereid om het budget
voor humanitaire hulp te herstellen en, zo nee, waarom niet? En hoe voert dit kabinet
de aangenomen motie van collega Bamenga en mij uit om eventuele financiële meevallers
binnen de BHO-begroting in te zetten voor het op peil houden van het noodhulpbudget?
Voorzitter. Hulp verstrekken via lokale organisaties is van groot belang. Zij kennen
de lokale context. Hoeveel hulp verwacht de Staatssecretaris in de komende jaren via
deze organisaties te verstrekken? Is zij het met de ChristenUnie eens dat dit minimaal
33% moet zijn?
Voorzitter. Tot slot zou ik specifiek kunnen stilstaan bij alle grote humanitaire
crises in deze wereld, maar die tijd heb ik niet. Daarom wil ik specifiek nog wat
aandacht vragen voor Sudan. De Staatssecretaris heeft aandacht voor de verschrikkelijke
situatie in Al-Fashir, maar gaat niet in op de vraag wat haar inzet is voor de mensen
daar. Hoe kunnen zij de hulp krijgen die ze keihard nodig hebben? Graag een reactie.
Tot slot zien we dat landen Zuid-Sudan, Tsjaad en Ethiopië enorm veel vluchtelingen
opnemen. Dat leidt ook tot schaarste en conflicten. Als gevolg daarvan slaan er bijvoorbeeld
weer Zuid-Sudanezen op de vlucht. De Nederlandse regering trekt zich terug uit Zuid-Sudan
en is bijvoorbeeld van plan om de ambassade te sluiten. Hoe blijft de Staatssecretaris
dan actief in de regio om dit zogeheten spill-overeffect te verminderen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat leidt nog tot een vraag van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik wil eerst graag een opmerking maken, want de heer Ceder had het over de motie over
de bni-koppeling. Die is vorige week inderdaad niet aangenomen. Maar voor de zomer
is er wel een motie geweest die met een meerderheid is aangenomen. Gelukkig staat
die motie nog, dus we nemen aan dat de Staatssecretaris die uitvoert. Ik zeg dus even
ter correctie dat er twee moties zijn geweest.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat klopt. Vorige week is er een motie verworpen door een aantal partijen die hier
zijn, waaronder het CDA. In juli is er volgens mij een motie aangenomen, die in lijn
met de Eerste Kamer oproept om dit te herstellen. Het kabinet heeft dit gewoon niet
gedaan en het verzoek van de Kamer naast zich neergelegd. Dat vind ik bijzonder kwalijk.
We zijn het er dus over eens. Ik denk dat ik mij net versproken heb, dus dank voor
de correctie.
De voorzitter:
Fijn dat het opgehelderd is. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. We gaan tot 16.45 uur schorsen en daarna gaan we luisteren
naar de Staatssecretaris.
De vergadering wordt van 16.17 uur tot 16.45 uur geschorst.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. We gaan beginnen met de eerste termijn van de Staatssecretaris.
Op dit moment zijn we met vijf Kamerleden en dan reken ik mezelf even mee. Ik stel
voor dat we met onze vragen wachten totdat de Staatssecretaris een blokje antwoorden
heeft gegeven. Ik heb met mevrouw De Korte afgesproken dat zij het voorzitterschap
even overneemt als ik een vraag wil stellen.
Ik stel voor dat we ons beperken tot vijf vragen per persoon. Als er daarna nog megaveel
tijd over is en er nog dringende vragen zijn, kunnen we altijd even kijken of die
nog gesteld kunnen worden. En ik ken de Staatssecretaris: zij kan kort en krachtig
zijn! Ik zie dat dat akkoord is en dan geef ik hierbij het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris De Vries:
Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de leden van de commissie voor hun vragen
en het feit dat we over dit belangrijke onderwerp het gesprek aan kunnen gaan. Ik
denk dat het een belangrijk onderwerp is en dat wordt ook wel aangetoond door de grote
hoeveelheid vragen die er gesteld zijn. Maar er zijn dan ook op heel veel plekken
in de wereld conflicten waarvan burgers, onschuldige burgers en kinderen te lijden
hebben.
Dit is mijn eerste debat als Staatssecretaris en ik kijk ernaar uit om met u het debat
aan te gaan over de verschillende onderwerpen. En ik zal u na afloop vertellen of
dat uitdagender was dan het voorzitten van deze commissie, iets wat ik natuurlijk
eerder ook heb gedaan.
Ik heb een aantal blokken. Het eerste blok is humanitaire hulp algemeen. Daarna ga
ik in op de veiligheid van hulpverleners, want verschillenden van u hebben daar terecht
aandacht voor gevraagd. Dan komen Sudan, Gaza en vervolgens een aantal overige landen
aan de orde. Daarmee doe ik natuurlijk niks af aan het belang van wat er in die landen
aan de hand is. Tot slot heb ik een kopje overig.
De heer Van Campen zei het al: meer dan 300 miljoen mensen hebben volgens de VN humanitaire
steun nodig. Er is in de Kamer veel aandacht voor Gaza, maar het is goed dat ook in
dit debat een aantal andere afschuwelijke humanitaire drama’s aan de orde zijn gesteld,
want ik denk dat die het zeker verdienen om besproken te worden. Sudan is al gevallen,
maar dit geldt dus zeker ook voor Congo en een aantal andere landen.
Nederland staat voor onafhankelijke en neutrale humanitaire hulp, die iedereen gelijk
behandelt en geen partij kiest. Daar ga ik me ook hard voor maken. 2024 was wel het
dodelijkste jaar voor hulpverleners. Ik geloof dat mevrouw Dobbe dat ook al aangaf.
380 hulpverleners verloren hun leven en in augustus van dit jaar stond het aantal
al op 265. Dat is natuurlijk verschrikkelijk, want we willen graag dat hulpverleners
veilig en ongehinderd hun werk kunnen doen. Ze zouden dan ook eigenlijk nooit het
doelwit van aanvallen mogen zijn. We zullen daar fors op moeten inzetten. Om deze
boodschap kracht bij te zetten heeft Nederland deze week in New York met 100 landen
een verklaring ondertekend. Daarmee is het nog niet opgelost, maar ik denk wel dat
een aantal landen daar eensgezind en daadkrachtig tegen wil optreden.
Er is gekozen voor flexibele financiering van humanitaire hulp. Dat doen we via partners
als Dutch Relief Alliance, het Rode Kruis en de Verenigde Naties. We hebben hen gevraagd
om vooral te kijken naar de hoogste noden in plaats van specifiek voor te schrijven
op welke plekken hulp precies ingezet moet worden. Wij vinden het belangrijk dat het
op de goede plek terechtkomt en dat het snel kan worden ingezet. Dat gebeurt op dit
moment ook. Wij noemen dat weleens «de brandweer van de humanitaire hulp» en dat is
helaas, helaas, nodig.
Er is een aantal vragen gesteld over de hoeveelheid humanitaire hulp. De heer Diederik
van Dijk vroeg onder andere: heeft Minister Klever niet aangegeven dat humanitaire
hulp zo veel mogelijk zou worden ontzien? Het klopt dat er wel iets wordt bezuinigd
op humanitaire hulp, maar dat is beperkt als je het afzet tegen de hele grote bezuinigingsopgave.
Nederland blijft ook nog steeds een grote donor van humanitaire hulp. Wij zetten vooral
in op de financiering van humanitaire organisaties met meerjarige flexibele financiering.
Dat geeft organisaties slagkracht en daardoor kunnen de mensen die het hardst geraakt
worden zo snel mogelijk worden geholpen.
De heer Bamenga vroeg: «Nog drie maanden te gaan dit jaar. Hoeveel budget is er nu
eigenlijk nog beschikbaar?» In 2025 is het budget voor humanitaire hulp 472 miljoen
euro. Dit geld is reeds gecommitteerd en er zijn dus geen middelen meer beschikbaar
voor acute crises in 2025. Bij de tweede suppletoire begroting bij de Najaarsnota
zal ik bezien of er binnen de begroting mogelijkheden zijn voor extra middelen voor
humanitaire hulp. Daarmee kom ik volgens mij tegemoet aan de motie van de heer Bamenga
zelf, maar het is wel iets waartoe nog besloten moet worden. Ik kan er nu niet meer
duidelijkheid over geven, omdat wij dit soort dingen altijd op vaste momenten met
elkaar vaststellen.
Ik denk dat u allen gisteren de rondetafel over USAID heeft bijgewoond. Daar bleek
volgens mij heel duidelijk wat de impact is van de bezuinigingen die daar plaatsvinden.
We zien dat ook andere landen dat doen. Ik snap dat het frustrerend is, maar ik denk
dat u allen ook beseft dat wij niet alle dingen daarvan kunnen overnemen. Wij proberen
zo veel mogelijk te doen met het geld wat wij als Nederland beschikbaar hebben en
dat doelgericht en zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten. Maar we zien inderdaad
dat er op heel veel plekken humanitaire ellende is, waar we zo veel mogelijk op zouden
willen inzetten. We proberen dat op een zo goed mogelijke manier te doen met het geld
wat beschikbaar is.
Mevrouw Hirsch zegt: noodhulp is dweilen met de kraan open als we niet ook de oorzaak
aanpakken. Ik denk dat we het daar op zich allemaal over eens zijn. Alleen is het
aanpakken van die oorzaken wel een heel complex geheel. Er zijn vaak hele onderliggende
oorzaken die we moeten aanpakken. Dat proberen we natuurlijk te doen met de ontwikkelingshulp.
We proberen dat ook te doen met handel om te zorgen dat er economische ontwikkeling
komt. Het blijft een complex proces, maar we zijn het erover eens dat we moeten voorkomen
dat al die conflicten uitbreken. Ik kom straks nog even terug op het punt van mevrouw
De Korte over de conflictbemiddeling.
Dan wou ik overgaan naar het kopje veiligheid hulpverleners. Ik heb er zonet al iets
over gezegd.
De voorzitter:
Een moment. Ik kijk even naar mijn collega’s of er vragen zijn over het eerste blokje.
Staatssecretaris De Vries:
Ze zijn ze aan het opsparen om de interrupties strategisch in te zetten.
De voorzitter:
Dan gaan we naar het tweede ...
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Sorry, ik dacht dat mevrouw De Korte een vraag had. Maar ik heb dan toch één informatieve
vraag als het mag. De Staatssecretaris noemde het dramatische wegvallen van USAID.
Toen dat gebeurde, was er ook wel weer de hoop dat het voor een aantal landen die
daar heel erg afhankelijk van zijn wellicht een soort wake-upcall zou zijn: nou moeten
we echt zelf aan de bak. Kan de Staatssecretaris daar iets over zeggen? Is er iets
van zichtbaar dat het dat effect heeft?
Staatssecretaris De Vries:
Ik denk dat deze termijn eigenlijk nog te kort is om te zien of er een echt zichtbaar
effect is. Ik geloof dat de heer Van Campen het voorbeeld noemde dat de afhankelijkheid
van de organisatie USAID zo groot is voor de gezondheidszorg in een land. Dat zou
het geval kunnen zijn, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat dat dan een probleem
veroorzaakt in die landen. Ik denk dat het altijd goed is dat landen nadenken over
hoe zij hun geld besteden en dat ze het ook op de juiste manier besteden, maar ik
denk dat het effect daarvan nog niet snel genoeg te zien is. Wij zijn natuurlijk ook ...
In oktober ga ik naar de Wereldbank. Dan is het goed om daar ook te kijken wat de
consequenties zijn voor de verschillende landen.
Dan de hulpverlening. Ik noemde net al eventjes de verklaring die wij met z’n allen
ondertekend hebben. Ik wil beginnen met waardering uit te spreken voor alle hulpverleners
die met gevaar voor eigen leven in een aantal conflictgebieden het werk doen dat wij
ook zo belangrijk vinden, om te zorgen dat de noden die de mensen daar hebben, kunnen
worden verholpen. We zien echt een hele zorgelijke ontwikkeling dat het geweld tegen
hulpverleners toeneemt.
Mevrouw Hirsch vroeg: overweegt Nederland actie te ondernemen tegen statelijke actoren
die het humanitaire recht aan hun laars lappen? We zien inderdaad dat het humanitair
oorlogsrecht onder druk staat. Het kabinet maakt zich hier zorgen over en spreekt
zich altijd uit over de naleving daarvan. Ik noemde al de verklaring over de bescherming
van humanitair personeel. Nederland zet zich daarnaast in voor het politiek ter verantwoording
roepen van staten en andere actoren bij schendingen van het internationaal recht,
bijvoorbeeld in de resoluties van de VN-Mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de VN. Daarnaast sluit Nederland aan bij
een mondiaal initiatief van onder andere Brazilië, China en Frankrijk, gericht op
het versterken van de politieke betrokkenheid bij het bevorderen van een duurzame
naleving van het humanitair oorlogsrecht.
Daar kwam meteen een kritische vraag achteraan: hoe kan het kabinet de middelen wegnemen
waarmee organisaties hun medewerkers veilig houden? Wij blijven ons, zoals ik al zei,
op een aantal verschillende manieren inzetten voor de veiligheid van de hulpverleners.
En ja, we dragen ook nog bij aan het werk van de International NGO Safety Organisation,
die veiligheidstrainingen voor hulpverleners verzorgt. In 2025 ging het daarbij om
10 miljoen euro. Uiteindelijk is het natuurlijk een keuze hoe de organisaties het
voor hen beschikbare geld zelf besteden en verdelen. Ik hoop dat er altijd voldoende
aandacht is voor het beschermen van de hulpverleners.
Dan vroeg mevrouw De Korte van NSC: «In Gaza, Sudan, Congo en Jemen is nog steeds
geen veilige hulp mogelijk. Gaat Nederland de aanvallen op hulpverleners openlijk
veroordelen?» Dat proberen we wel altijd te doen. We denken ook dat het belangrijk
is dat we ons daarover uitspreken. Ik heb zonet al een aantal dingen aangegeven waarbij
we kijken hoe we dat toch wat gestructureerder met een aantal andere landen kunnen
doen. Ik denk dat het een gezamenlijke effort moet zijn om dat voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Dobbe vroeg nog naar de stand van zaken rond de dood van vijf hulpverleners
in Darfur en ook de vijftien hulpverleners in Gaza. Een aanval gericht op humanitaire
verleners is natuurlijk een schending van het humanitair oorlogsrecht. Nederland veroordeelt
dat ook altijd ten zeerste. In eerste instantie is het aan de meest betrokken staat
of staten die ter zake de rechtsmacht hebben om internationale misdrijven te onderzoeken
en de daarvoor verantwoordelijken te vervolgen en te berechten. Nederland steunt de
fact-finding mission Sudan om onderzoek te doen naar de mensenrechtenschendingen.
Omdat we dit erg belangrijk vinden, zit Nederland sinds kort ook in de kerngroep voor
de verlenging van deze fact-finding mission. Het begint natuurlijk met het verzamelen
van feiten en gegevens om vervolgens tot eventuele veroordelingen en het aanpakken
van de geweldplegers te kunnen komen.
Dan de vijftien hulpverleners in Gaza. Ik denk dat iedereen de beelden nog op het
netvlies heeft staan. Wat ons betreft moet er altijd gedegen en transparant onafhankelijk
onderzoek plaatsvinden. De IDF publiceerde op 20 april een verklaring over het onderzoek
dat is uitgevoerd en dat ligt nu bij de militaire aanklager voor de opvolging. Op
15 september jongstleden deelde de Israëlische ambassadeur mee dat er tot dusver geen
nieuwe informatie uit de onderzoeken is gekomen. Het is in principe aan nationale
autoriteiten om vermeende schendingen te onderzoeken. Daarom zien we ook het belang
van het internationaal onderzoek naar de gebeurtenissen. In lijn met de motie-Kahraman
van NSC – mevrouw De Korte zal ’m vast nog wel kennen – is nagegaan in hoeverre de
bestaande mechanismen dit incident meenemen in het onderzoek. De Commission of Inquiry
van de VN heeft bevestigd dit te gaan onderzoeken.
Dan vroeg mevrouw Dobbe nog: «In april is het voorstel aangenomen voor een advies
van de AIV en de CAVV om het geweld tegen hulpverleners te bestrijden. Wanneer komt
de reactie van het kabinet?» Het adviestraject is onlangs gestart. De resultaten hiervan
worden begin 2026 verwacht. Te zijner tijd zal ik samen met de Minister van Buitenlandse
Zaken een reactie op dat onderzoek geven en eventueel kijken, zoals gevraagd in de
motie, naar een actieplan op dat punt.
Dat was het wat mij betreft over de hulpverleners, voorzitter.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Begrijp ik nu goed van de Staatssecretaris dat Nederland opnieuw bijdraagt aan de
fact-finding mission? Is dat dan voor hetzelfde bedrag? Is dat voor meer of is dat
voor minder? Hoe dragen wij daar dan aan bij? Wij krijgen signalen dat de fact-finding
mission onvoldoende middelen heeft om haar werk goed te kunnen doen. Krijgt de Staatssecretaris
die signalen ook?
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb die signalen op dit moment niet, maar dat kan natuurlijk ook omdat ik nog zo
kort op dit dossier zit. Laat ik even kijken of we dat kunnen uitzoeken, zodat ik
er in de tweede termijn op terug kan komen. Ik snap de vraag wel degelijk. Ik denk
wel dat het heel belangrijk is dat er fact-finding missions gedaan worden, zodat we,
gebaseerd op onderzoek, degenen die geweld tegen hulpverleners plegen concreet kunnen
aanpakken. Anders kun je daar niet goed aan beginnen. Laat ik toezeggen dat ik daar
in tweede termijn op terugkom. Dan is de vraag vooral: is er nog voldoende budget
en hoe draagt Nederland precies bij?
De voorzitter:
Dan wil ik zelf graag een vraag stellen.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Hirsch het woord.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Bedankt voor de antwoorden, zoals verwacht kort en krachtig. Toch wil ik even terugkomen
op de vraag rondom actie vanuit Nederland. Wij zijn de hoofdstad van het internationaal
recht. De Staatssecretaris noemde al de rondetafel van gisteren. Er werd met klem
het verzoek gedaan, juist aan Nederland, om wel te overwegen om ook gerechtelijke
stappen te nemen tegen statelijke actoren die het internationaal humanitair recht
schenden, met name ook omdat ongeveer 80% daarvan alle aanslagen op ziekenhuizen en
hulpverleners betreft. Uit de antwoorden maak ik op dat dat op dit moment niet in
het pakket van maatregelen zit. Klopt dat? Zo ja, waarom maakt deze Staatssecretaris
deze afweging?
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb aangegeven waar wij naar kijken en waar we ook bij resoluties van de VN-Mensenrechtenraad
en de Algemene Vergadering van de VN naar kijken. Het juridisch aansprakelijk stellen
van staten is vooralsnog niet aan de orde wat ons betreft. We proberen dat op dit
moment echt via die andere lijnen te doen. Ik weet niet waar mevrouw Hirsch precies
naar op zoek is en wat we zouden moeten doen, maar dit is de lijn van het kabinet
op dit moment.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dan ga ik toch even door. Wij kunnen als land andere landen voor het International
Court of Justice halen als zij overtredingen van het internationaal recht plegen.
Dit is een overtreding van het internationaal recht. Die 80% is onder andere in Gaza,
maar dat is in meerdere situaties het geval. Ik schrok zelf heel erg van het feit
dat het in 80% staten zijn. Ik dacht dat het allemaal milities waren, dus ik heb wat
geleerd. Maar dat betekent ook dat we concreet maatregelen kunnen nemen. De hulporganisaties
zeggen dat je dit snel moet begrenzen. Een van de manieren die we daarvoor hebben,
is het International Court of Justice. Nederland heeft daar een leidende functie in.
Kan de Staatssecretaris in ieder geval haar overweging met de Kamer delen waarom dit
tot nu toe niet in haar pakket zit en wat er nodig is om deze maatregel wel te gaan
overwegen?
Staatssecretaris De Vries:
Ik wil het niet nu afschuiven op mijn collega, maar dit zit natuurlijk voornamelijk
in het pakket van mijn collega van Buitenlandse Zaken. Wat ik ervan begrepen heb,
is dat het in eerste instantie aan de meest betrokken staat of staten is om in actie
te komen om internationale misdrijven te onderzoeken. De internationale gemeenschap
komt pas in beeld als een staat niet bereid of in staat is om zelf op te treden. Laat
ik hier in tweede termijn nog iets uitgebreider op terugkomen. Dan kan ik een wat
concreter antwoord geven om tegemoet te komen aan de vraag van mevrouw Hirsch.
De voorzitter:
Ik geef het woord weer aan de voorzitter, mevrouw Hirsch.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
En ik aan de Staatssecretaris, als er geen andere vragen zijn, voor het derde blokje.
Dat is Sudan als ik het goed heb.
Staatssecretaris De Vries:
Ja, dan gaan we naar Sudan. Iemand zei «Sudan uit de schaduw van Gaza»; ik geloof
dat de heer Van Campen dat zei. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er ook aandacht
is voor dit conflict. Het is toch wel een beetje een vergeten conflict, waar heel
veel mensen onder lijden, last van hebben en de gigantische humanitaire gevolgen van
ondervinden. Ik kom zo nog op een paar andere onderwerpen terug die daaraan raken.
De heer Van Campen vroeg: wat doet Nederland hiervoor? Er werd ook gevraagd om meer
noodhulp van de EU. Ik ben blij dat heel veel commissieleden aandacht hebben gevraagd
voor Sudan. De situatie is verschrikkelijk na meer dan tweeënhalf jaar oorlog en grootschalig
geweld tegen burgers. Meer dan de helft van de Sudanezen, 24,6 miljoen mensen, heeft
te maken met acute voedselonzekerheid. Ik deel dan ook de opvatting van de Kamer dat
er meer internationale aandacht nodig is. U mag ervan verzekerd zijn dat het kabinet
die aandacht daar ook aan gaat besteden. Vanmiddag, vlak voor de aanvang van dit debat,
vond bij de Nederlandse vertegenwoordiging in New York een evenement plaats over Sudan,
gehost door mijn collega David van Weel. Dit evenement gaf een podium aan Sudanese
hulpverleners van de Emergency Response Rooms, die in een soort gaarkeukens in Sudan
ongelofelijk moedig en belangrijk werk doen. Wij vinden het belangrijk om daar in
internationaal verband aandacht aan te besteden, omdat het wat ons betreft niet iets
is wat Nederland alleen kan en moet doen.
Maar de inzet is natuurlijk breder en gaat langs vier sporen: diplomatie, sancties,
humanitaire hulp en humanitaire toegang. Voor de diplomatie trekken we vooral op in
EU-verband. De EU-sancties zijn een van de instrumenten die worden ingezet. Tegen
tien individuen en acht entiteiten die bijdragen aan het voortzetten van het conflict
gelden er momenteel sancties. Nederland draagt daarnaast bij met de flexibele bijdrage
voor organisaties zoals de VN en het Rode Kruis. In totaal wordt zo’n 23,2 miljoen
euro voor crises specifiek ingezet voor Sudan. Ik denk dat dat een belangrijk punt
kan zijn, maar het blijft natuurlijk wel goed om continu aandacht te vragen voor de
humanitaire ellende in het gebied en voor alles wat eromheen gebeurt.
Dan vroeg de heer Van Campen: «Sudan dreigt uiteen te vallen. Eerder deed de EU hierover
statements. Bestaat de dreiging van die verdeling nog steeds?» Ja, deze bedreiging
bestaat nog steeds. Een militair einde aan het conflict is nog niet in zicht. Tegelijkertijd
werden door beide zijden regeringen aangesteld in het afgelopen halfjaar. Nederland
erkent geen van deze regeringen. Nederland blijft samen met de EU en andere landen
het belang van de territoriale integriteit van Sudan benadrukken. Onze inspanningen
in verband met de crisis in Sudan, of die nu in EU-verband zijn, in resoluties of
in bilaterale diplomatieke gesprekken, zijn gericht op het voorkomen van het uiteenvallen
van Sudan. Dat is altijd een van onze centrale punten van aandacht.
De heer Diederik van Dijk van de SGP vroeg naar de vluchtelingen die als gevolg van
het conflict in Sudan naar buurlanden als Tsjaad, Ethiopië en Zuid-Sudan zijn gevlucht:
wat doet Nederland daaraan? Voor heel veel van dit soort brandhaarden geldt dat de
keuze van Nederland is geweest om organisaties te financieren zoals het World Food
Programme, UNICEF en het Rode Kruis. Die worden dan gevraagd om te proberen de meeste
noden op te lossen. We sturen dus vaak niet heel specifiek op landen, maar het is
dan aan de flexibele inzet van die organisaties om te kijken hoe ze de ergste noden
kunnen lenigen. Ook de Dutch Relief Alliance werkt daaraan mee.
Welke diplomatieke druk voert de Nederlandse regering op, al dan niet in Europees
verband, op de Verenigde Arabische Emiraten om ze te bewegen geen wapens te leveren?
Het speelveld van actoren in dit gebied is complex – daar moeten we ook heel eerlijk
over zijn – en soms ook een beetje diffuus. Ze hebben soms verschillende rollen. Het
kabinet vindt het heel belangrijk om landen die eventueel van invloed zijn op dit
conflict, al dan niet via financiering of via wapens, daar continu op aan te spreken.
We zijn natuurlijk ook extra alert op het doorleveren van wapens als het gaat om de
exportvergunningen die we afgeven, zeker richting dit gebied.
Een vraag van de heer Ceder is in hoeverre Nederland is betrokken bij internationale
coalities of fondsen onder coördinatie door de Verenigde Naties om de toegang tot
de belegerde stad Al-Fashir te verbeteren. Ik denk dat er een heleboel aandacht is
geweest voor de situatie in die stad. Het artikel in Het Financieele Dagblad gaf een
vreselijke inkijk in hoe het daar moet zijn. Ook hiervoor geldt weer dat wij samen
met de donoren via de VN en de EU in het ECHO-programma bevorderen dat er humanitaire
toegang is. Dat is moeizaam; dat zien wij ook. Nederland was afgelopen augustus dan
ook medeondertekenaar van een verklaring waarin de EU en een brede groep landen expliciet
opriepen tot het stoppen van de belegering van de stad. Natuurlijk doen organisaties
er alles aan om zo veel mogelijk hulp het gebied maar ook de stad in te krijgen, maar
de situatie in Sudan blijft complex.
Dat was het kopje Sudan wat mij betreft. Dan doe ik helemaal geen recht aan de ellende
die daar plaatsvindt, maar ik kijk ook even naar de concrete vragen die zijn gesteld.
Mevrouw Dobbe (SP):
Komt seksueel geweld in Sudan in een ander blokje of komt dat hier nog?
Staatssecretaris De Vries:
Ik ga even zoeken in het blokje overig, excuus. Zal ik die even laten opzoeken? Het
is zeker aan de orde, want u heeft gevraagd wat we daaraan doen. U heeft ook gevraagd
of we eventueel iets kunnen doen met een internationale conferentie. Ik ga even kijken
of het zo snel al gevonden kan worden. Ja, het is al gevonden. Het was een vraag van
mevrouw Hirsch en mevrouw Dobbe: «Seksueel geweld is net als honger een oorlogswapen.
Welke inzet pleegt het kabinet zodat de daders bestraft kunnen worden?» Verantwoording
afleggen over conflictgerelateerd seksueel geweld is een thematische prioriteit binnen
het Nederlandse beleid op het tegengaan van straffeloosheid. Nederland steunt het
Internationaal Strafhof met financiële bijdragen voor de versterking van de onderzoekscapaciteit
van het Strafhof. Een deel hiervan komt ten goede aan het trust fund voor onderzoek
naar conflictgerelateerd seksueel geweld. Vorig jaar brachten Nederland en de VN openbare
aanklagers uit bijna dertig landen bijeen in Den Haag om ervaringen uit te wisselen
over de vervolging van daders van seksueel geweld in conflicten. Het kabinet blijft
zich daarvoor inzetten. Helaas komt dat seksueel geweld breder voor dan alleen in
Sudan. «Helaas» moet ik zeggen, want het is volgens mij vreselijk traumatisch voor
degenen die erbij betrokken zijn.
De voorzitter:
Ja? Ik heb ook u gezien, meneer Van Campen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij zien in Sudan maar ook in Congo en allerlei andere conflicten dat de schaal van
seksueel geweld echt ongekend is. Hulpverleners en humanitaire organisaties zeggen
dat ook. Dit hebben ze echt nog nooit gezien. Je ziet dat het een heel effectief oorlogswapen
is en ook in andere oorlogen heel strategisch wordt ingezet. De enige manier om dat
tegen te gaan, is te zorgen dat er geen straffeloosheid is en dat slachtoffers daarna
worden geholpen. Als we zien dat dit zo ongekend is, letterlijk ongekend, moeten we
dan niet extra daarop inzetten, meer dan wat we nu doen? Ik vroeg net heel concreet:
moet er dan toch niet extra financiering naartoe? De Staatssecretaris gaat dat waarschijnlijk
nu niet toezeggen, maar we zouden er eventueel bij de begroting wat mee kunnen. We
doen natuurlijk al veel en dat heeft de Staatssecretaris al gezegd. Maar moeten we
niet wat extra’s daarop doen, zodat we hier echt het verschil kunnen maken?
Staatssecretaris De Vries:
Ik begrijp die oproep, want met welke organisatie je ook spreekt – ik heb zelf de
afgelopen week met het Rode Kruis en met de Dutch Relief Alliance gesproken – je ziet
dat het steeds meer voorkomt. Dat is gewoon vreselijk om te horen. Ik ben het ermee
eens dat we moeten kijken en altijd moeten blijven kijken wat we nog meer zouden kunnen
doen. Ik weet niet of dat altijd per se in geld zit. De organisaties kunnen daar met
de flexibele financiering die ze hebben natuurlijk zelf ook een aantal dingen aan
doen, maar ik denk dat het wel goed is om te kijken of we nog meer kunnen doen. Laat
ik daar dan voor de begrotingsbehandeling op terugkomen. Vóór de begrotingsbehandeling
sturen we een brief over wat we nog zouden kunnen doen. Daarbij betrek ik dan ook
de suggestie van mevrouw Dobbe om te kijken of bijvoorbeeld een internationale conferentie
mogelijk is om het onderwerp nog nadrukkelijker onder de aandacht te brengen en om
te kijken wat we gezamenlijk zouden kunnen doen, want ik denk dat het veel effectiever
is als we daar gezamenlijk actie op ondernemen dan als we dat als Nederland alleen
doen.
De voorzitter:
Deze toezegging wordt genoteerd, net als alle andere toezeggingen. De heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Mijn vraag gaat eigenlijk over de rol en de positie van de Verenigde Arabische Emiraten
in het conflict in Sudan. We weten dat er steun wordt geboden vanuit de VAE aan de
paramilitaire Rapid Support Forces. Er ligt een eerder aangenomen Kamermotie van mevrouw
Dobbe en mijn collega de heer Van der Burg om ook bij de Raad Buitenlandse Zaken aan
de orde te stellen dat het onacceptabel is dat dit plaatsvindt en om daar in Europees
verband het gesprek over te voeren. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen hoe zij
daarnaar kijkt. Vindt dat gesprek ook Europees plaats? Het helpt natuurlijk niet als
de Verenigde Arabische Emiraten op deze massale schaal wapens exporteren richting
deze paramilitaire krachten. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daarnaar kijkt.
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb al aangegeven dat wij partijen breder proberen aan te spreken, want er zijn
natuurlijk meer partijen die betrokken zijn bij het conflict in Sudan, op het moment
dat dat nuttig en nodig is. Wat de toezegging betreft, heb ik begrepen dat het de
bedoeling is dat we het ergens in het najaar aan zullen kaarten bij de RBZ.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Van Campen (VVD):
Ik hoor mevrouw Dobbe zeggen dat zij dacht dat dat allang was gebeurd. Ik begrijp
die verwondering wel, aangezien er voor zover ik weet al enige RBZ’en hebben plaatsgevonden.
Het is best een serieuze aangelegenheid, ook omdat Sudan zelf heeft getracht de Verenigde
Arabische Emiraten aan te klagen voor genocide, meen ik. Dat is procedureel niet mogelijk
omdat de Verenigde Arabische Emiraten een voorbehoud hebben gemaakt per artikel 9
van het Genocideverdrag. Dat is een procesmatige reden waarom dit niet kan plaatsvinden,
maar het zegt natuurlijk niets over de mate waarin dergelijke misstanden mogelijk
wel plaatsvinden. Ik hoop dat de Staatssecretaris de ernst hiervan deelt met de meerderheid
van de Kamer, vervat in de motie-Van der Burg/Dobbe, en dat de Staatssecretaris ook
in Europees verband gaat kijken of er misschien bondgenoten zijn op dit vlak om gezamenlijk
op te trekken om de druk op te voeren richting de Verenigde Arabische Emiraten. Is
zij daartoe bereid?
Staatssecretaris De Vries:
Zeker. Wij onderschrijven ook dat het zorgelijk is wat er gebeurt en dat andere partijen
hier zo’n rol in spelen. Ik begrijp dat het ook al een keer bij de RBZ aan de orde
is geweest. Dat is dan even mijn gebrek aan kennis. Het lijkt me goed dat ik even
kijk of we daar bij een volgend verslag van de RBZ wat uitgebreider op in kunnen gaan,
omdat het een belangrijk punt is voor een aantal leden van deze commissie en misschien
wel voor de hele commissie, denk ik. Dat snap ik.
De voorzitter:
Bedankt. Dan kunnen we naar mevrouw Dobbe. Ik zie geen andere handen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het is fijn om daar terugkoppeling over te krijgen, maar wat de Staatssecretaris eerder
zei, is eigenlijk nog fijner, namelijk dat ze nog van plan is om haar collega te vragen
het bij een toekomstige RBZ in ieder geval nog een keer aan te kaarten of om het zelf
te doen. Dat zou heel fijn zijn. De Staatssecretaris zei ook dat het Nederlandse kabinet
natuurlijk ook landen aanspreekt die een rol spelen in dit conflict, zoals de Emiraten,
maar ook andere landen. Ik vroeg me af of u dat concreter kunt maken. Hoe en wanneer
gebeurt dat dan? Kunnen wij daar nog een stapje in bijzetten?
Staatssecretaris De Vries:
Ik ga mijn tekst er even gewoon bij pakken. We hebben reeds gevraagd om de agendering
van Sudan op de RBZ in het najaar. Daar moeten echter wel 27 leden voor zijn. We gaan
terugkoppelen of dat gelukt is. Aanspreken gebeurt bij bilaterale overleggen of telefonische
gesprekken die ik dan wel mijn collega van Buitenlandse Zaken met landen heb, dan
wel bij bezoeken die aan die landen worden gebracht. Dan worden dit soort onderwerpen
natuurlijk allemaal opgebracht om te bespreken met de verschillende landen. Dat gebeurt
dan natuurlijk in het diplomatieke circuit, zullen we maar zeggen.
De voorzitter:
Dan zijn we bij het vierde blokje: Gaza.
Staatssecretaris De Vries:
Gaza. Daar heb ik wel wat meer teksten bij nodig, omdat er ook best wel veel vragen
over zijn gesteld, en terecht, want de aanhoudende humanitaire noden in Gaza zijn
zeer zorgwekkend en de Gazaanse bevolking leeft onder erbarmelijke omstandigheden,
met aanhoudende tekorten van voedsel, schoon drinkwater, medicijnen, onderdak en brandstof.
De beelden die ons bereiken en de signalen van de hulpverleners raken mij natuurlijk
ook. U kunt ervan uitgaan dat Nederland zich onverminderd blijft inzetten voor het
vergroten van die veilige humanitaire toegang om ervoor te zorgen dat die hulp terechtkomt
bij alle mensen in nood in de Gazastrook, maar we zien ook allemaal dat het een heel
complex en lastig geheel is. We roepen Israël altijd op om ongehinderde en onvoorwaardelijke
toegang te verlenen aan professionele organisaties. Waar we dat kunnen doen, ondersteunen
we ook onze humanitaire partners bij hun werk.
Naast noodhulp is het ook belangrijk dat de essentiële basisinfrastructuur opnieuw
wordt opgebouwd of hersteld wordt. UNICEF werkt bijvoorbeeld aan het herstel van de
watervoorziening met de bouw van waterleidingen en pompen. Daar droegen we afgelopen
jaar al aan bij uit de wederopbouwmiddelen, maar ik heb onlangs besloten dat ik daar
nog een aanvullende bijdrage van 10 miljoen euro voor beschikbaar stel, omdat ik ook
zie dat water een eerste levensbehoefte is voor de mensen in Gaza en omdat het belangrijk
is dat die hersteld kan worden, zodat mensen toegang hebben tot schoon drinkwater.
Onder anderen de heer Van Campen – ik denk ook een aantal meer mensen – heeft gevraagd
hoe de resterende 24 miljoen euro voor de hulp aan mensen in Gaza wordt ingezet. Dat
geld gaat met name naar de medische evacuaties naar de regio toe. We krijgen natuurlijk
zowel vanuit organisaties als van individuele mensen berichten over situaties die
schrijnend zijn, zeker waar het kinderen betreft. Dit kabinet heeft ervoor gekozen,
gesteund door een Kamermeerderheid, om alles op alles te zetten om de capaciteit van
medische evacuaties uit Gaza naar de regio te ondersteunen. Zo hopen wij het verschil
te kunnen maken voor een maximaal aantal Gazanen die dringend medische hulp nodig
hebben.
Sinds het laatste debat hebben we hiervoor de interdepartementale taskforce medische
evacuaties voor Gazanen binnen de regio opgezet. Die is actief aan de gang gegaan
om ervoor te zorgen dat er vervolgstappen kunnen worden gezet. Deze taskforce heeft
drie kerntaken. Zo’n taskforce klinkt misschien een beetje ambtelijk, maar ik heb
de taskforce vanochtend weer gesproken en ik merk dat die vol bevlogenheid bezig is
om te proberen dingen in beweging te krijgen en voor elkaar te krijgen.
De eerste taak is eigenlijk onderzoeken hoe de aangekondigde 25 miljoen euro kan bijdragen
aan de verlichting van de situatie van Gazanen. Daar kom ik zo nog wel wat uitgebreider
op terug.
De tweede taak is de diplomatieke inzet richting landen in de regio en Israël. Dat
doen we met gelijkgestemden voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties
uit de Gazastrook. Een voorbeeld van deze publieke diplomatie is onze aansluiting
bij het Deense initiatief voor een verklaring met 22 landen, waarin Israël wordt opgeroepen
tot het heropenen van de medische corridor tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever
en tot het toelaten van medische hulp tot Gaza. Ik hoop hier binnenkort ook over te
spreken met mijn Deense collega’s. We kijken natuurlijk in allerlei diplomatieprojecten
hoe we dat verder kunnen brengen, via de Minister van Buitenlandse Zaken en de ambassades
in Jordanië, Egypte, Qatar, Saudi-Arabië, de VAE en Turkije.
Ten derde zijn we bezig met kijken welke concrete steun met expertise en goederen
vanuit Nederland mogelijk is. De vraag uit de regio is daarbij wat ons betreft leidend.
Deze vraag moet aansluiten op het aanbod in Nederland. Voor Egypte hebben we de vraag
bijna in kaart. We kijken nu hoe we dat kunnen matchen met Nederlandse medische goederen.
Dan wil ik het hebben over de exacte invulling van het financiële spoor. Daar vroeg
onder anderen de heer Van Campen nadrukkelijk naar. We zijn op dit moment met een
heleboel organisaties in gesprek om te kijken wat er mogelijk is en wat zou kunnen
werken in de regio. Er is ook een brief gevraagd. Die ga ik ook toezeggen, omdat ik
ook wel begrijp dat het even moet indalen als ik het hier oplees.
We denken nu aan een bijdrage aan de Dutch Relief Alliance, om essentiële medische
zorg aan kinderen te bieden en veilige bevallingen op de kraamafdelingen in ziekenhuizen
in Gaza mogelijk te maken. We gaan via het Nederlandse Rode Kruis zusterorganisaties
in de regio ondersteunen. In Gaza ondersteunen we de Palestijnse Rode Halve Maan voor
ambulances, ziekenhuizen en klinieken ter plekke. Het ziekenhuis van de Jordaanse
Rode Halve Maan en Amman zal in staat worden gesteld om gespecialiseerde medische
behandelingen en revalidatie te bieden aan naar schatting 500 kinderen. In Egypte
wordt de Rode Halve Maan ondersteund bij de coördinatie en opvang van patiënten en
hun gezinsleden. Via een bijdrage aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis
kan het veldhospitaal in Rafah dit jaar blijven functioneren. Dit hospitaal biedt
chirurgische zorg, ook bij grootschalige incidenten, en gespecialiseerde diensten,
zoals verloskunde, gynaecologie en kindergeneeskunde. Met VN-organisaties zetten we
in op onder andere meer essentiële medische apparatuur en materialen voor neonatale
en pediatrische zorgafdelingen in ziekenhuizen in Gaza. Denk hierbij aan de verstrekking
van protheses aan gehandicapte kinderen die dringend wachten op revalidatie op de
Westelijke Jordaanoever en in Gaza. We zetten ook in op meer essentiële medische apparatuur
en materialen voor de mobiele teams die rondreizen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever
om basisgezondheidszorg te geven, zoals vaccinaties, voeding, gezondheidsonderzoek
en zorg voor kinderen en moeders. Eerder is het project van Save the Children al genoemd.
Daar kunnen zo’n 600 kinderen baat bij hebben.
We hopen natuurlijk met de andere middelen die we hebben een veelvoud van de patiënten
te kunnen helpen. Ik heb al toegezegd dat ik een brief ga sturen over de exacte invulling
van die bijdragen. Een aantal dingen zijn nog work in progress. We proberen natuurlijk
zo veel mogelijk te realiseren voor die 25 miljoen, zodat we zo veel mogelijk zieke
kinderen en mensen kunnen helpen die in de Gazastrook ziek zijn geworden en hulp nodig
hebben.
De heer Van Campen vroeg of de druk op Qatar en KSA voor het opnemen van patiënten
kan worden opgevoerd. In alle bilaterale gesprekken die we voeren, wordt de druk natuurlijk
ook opgevoerd. Ik denk dat er wel een verschil is tussen Qatar en Saudi-Arabië. Qatar
heeft er namelijk al een aantal opgenomen en kijkt nu of er nog genoeg capaciteit
is. Er wordt zeker aandacht besteed aan onze diplomatieke contacten om ervoor te zorgen
dat ook daar weer meer zieke kinderen en mensen uit de Gazastrook geholpen kunnen
worden. We zijn ook in contact met hulporganisaties en autoriteiten in die golflanden
om te bezien hoe we meer evacuaties kunnen ondersteunen. We zijn bereid te ondersteunen
in medische capaciteit waar nodig.
Er was nog een vraag gerelateerd aan UNRWA. Ik dacht dat de heer Bamenga die vraag
had gesteld, maar mevrouw Hirsch misschien ook. Kan het bedrag voor UNRWA niet worden
opgehoogd? U heeft ook meerdere keren gevraagd om besluiten van deze Kamer uit te
voeren. Er is natuurlijk een amendement geweest waardoor de bijdrage aan UNRWA is
verminderd. Daar houd ik mij dan op dit moment ook aan. Hierin staat ook vastgelegd
dat het resterende bedrag wel beschikbaar blijft voor de noodhulp. Ook daar houd ik
me aan. Dat is op dit moment de lijn.
De SGP vroeg: ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om lokale humanitaire initiatieven
in Gaza te ondersteunen? Dit doet Nederland al. Onze humanitaire partners werken wereldwijd
met lokale ngo’s en gemeenschappen, mede dankzij Nederlandse financiering. Dit gebeurt
ook in de Gazastrook. Zo werkt de Dutch Relief Alliance met zeven lokale partners
en zes internationale ngo’s in de Gazastrook tijdens de Joint Response.
De SGP vroeg ook: hoe wordt voorkomen dat hulpgoederen in handen van Hamas terechtkomen?
Het is wat ons betreft onwenselijk dat hulpgoederen daar in handen van Hamas terechtkomen.
We zien ook dat er plunderingen zijn van wanhopige menigten en gewapende groepen.
Het is op dit moment wel zo dat er geen verifieerbaar bewijs is dat dat Hamas is,
maar ik koester ook niet heel veel illusies over de intenties van Hamas wat dat betreft.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in zijn eerste dagen gelijk al gebeld met
een aantal van de relevante Ministers van Buitenlandse Zaken van de landen in de regio
die daar een rol in spelen.
Mevrouw Dobbe vroeg naar de Freedom Flotilla; ik weet niet of ik dat goed uitspreek.
Daar heeft u natuurlijk al een brief over gekregen. Uw verwijt was dat die eigenlijk
alleen over consulaire bijstand gaat. Buitenlandse Zaken heeft Israël reeds geïnformeerd
over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers aan boord van de schepen van de
Global Sumud Flotilla en er is al opgeroepen om geen geweld te gebruiken tegen de
schepen en hun opvarenden. Buitenlandse Zaken staat ook in contact met andere landen
waarvan staatsburgers opvarenden zijn van de schepen. We staan ook in contact met
de Nederlandse organisatie van de actie. Als het nodig mocht blijken, dan is er inderdaad
wel consulaire bijstand. Maar er wordt dus wel meer gedaan via de contacten, om te
kijken of we de samenwerking kunnen zoeken met andere landen waarvan ook burgers aanwezig
zijn op de schepen of het schip.
Dat was het wat mij betreft.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Allereerst dank aan de Staatssecretaris dat zij zo systematisch ingaat op alle gestelde
vragen op dit punt. Het is wat mij betreft duidelijk dat het kabinet er veel aan is
gelegen om de meest kwetsbare kinderen in die regio nog iets te kunnen helpen. Ik
denk ook dat er heel weinig verschil van mening is over wat nou het meest effectief,
het meest efficiënt, is. Dat is inderdaad de route van het kabinet, denk ik. De zorg
die breder werd gedeeld aan deze kant van de tafel ging over de acute hulp, de kinderen
die nú hulp nodig hebben. Kan de Staatssecretaris daar nog iets meer licht op laten
schijnen? Zit dat ook in dat hulppakket? Worden die kinderen hiermee ook geholpen?
Staatssecretaris De Vries:
Wij krijgen signalen, ook van de hulporganisaties, dat het gezondheidszorgsysteem
piept en kraakt, natuurlijk ook in Jordanië en Egypte. Wij zijn er wel van overtuigd
dat de versterking echt daar zou moeten plaatsvinden. We zijn ook nog aan het kijken
waar de specifieke behoeftes zijn – dat heette in het verleden een «contactpunt» –
en hoe we die ter plekke kunnen invullen. Misschien kunnen we in de loop van volgende
week of de week erna wat meer aangeven over hoever we daarmee zijn. Maar we proberen
ook wel degelijk te kijken naar waar er behoefte is. Ik heb ook in de voorbeelden
een paar dingen genoemd, bijvoorbeeld als het ging over kindergeneeskunde of gespecialiseerde
medische behandelingen in Amman in Jordanië. We proberen juist aandacht te besteden
aan de specifieke onderwerpen waar vraag naar is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze reactie. De Staatssecretaris zei eventjes tussendoor: we kunnen over
een à twee weken wat nadere informatie geven. Dat duurt best wel weer lang als het
gaat om deze kinderen. In ieder geval voor de SGP werd duidelijk dat we op dit punt
gewoon heel erg sterk drijven op de informatie van het kabinet. Dat is ergens natuurlijk
ook logisch. Daarom heb ik de volgende vraag. Ik neem aan dat de Staatssecretaris
aan dezelfde kant van het touw trekt als de andere fracties hier. Je wilt zo veel
mogelijk doen voor die kinderen, ook vanuit moreel oogpunt. Is de Staatssecretaris
ervan overtuigd dat de route en de inzet die we kiezen – daar krijgen we nog nadere
informatie over – die kinderen ook echt op korte termijn gaan helpen? Dat is het streven.
Dat geloof ik. Maar hebben we er ook geloof in dat het echt zo uit kan pakken? Kan
de Staatssecretaris daar nog wat meer over zeggen?
Staatssecretaris De Vries:
Het kabinet heeft inderdaad de voorkeur uitgesproken om daar in de regio de oplossingen
te bieden. Dat is niet in de laatste plaats beter voor de patiënten en de familie,
denken wij. We zien ook dat het complex is. We proberen natuurlijk daar zo snel mogelijk
een aantal zaken voor te regelen. Vooral de Rode Halve Maan kan nog veel meer doen
in de landen die ik noemde. Dan gaat het vooral over Egypte en Jordanië. Dat blijkt
ook uit de contacten die wij hebben. Ik denk dat wij allemaal de kinderen willen helpen;
daar mag echt geen enkele twijfel over bestaan. We verschillen misschien wat van mening
over de manier waarop we dat zouden moeten aanvliegen. Maar wij denken dat dit de
meest effectieve en efficiënte manier is om dat te doen en om ook zo veel mogelijk
kinderen te kunnen helpen, omdat we dan de versterking echt daar in de regio laten
plaatsvinden. Daar komt natuurlijk bij dat wij ook in de diplomatieke contacten die
we hebben, kijken of andere landen, zoals Qatar en Saudi-Arabië, die ook al door een
aantal genoemd zijn, meer kunnen doen in de regio, want daar is echt wel goede zorg.
De voorzitter:
Meneer Van Campen, ik zag uw hand.
De heer Van Campen (VVD):
Twee vragen, de eerste is beantwoord. Die component van het kunnen bieden van acute
zorg aan kinderen is cruciaal. Het is fijn dat de Staatssecretaris toezegt dat zij
daarop in haar brief op korte termijn kan ingaan.
Ik heb een tweede vraag aan de Staatssecretaris: wat doen andere Europese landen nou
als het gaat om hulp in de regio? De discussie over evacuaties vanuit het gebied naar
Europa, naar Europese landen, wordt stevig gevoerd in de Tweede Kamer. Er zijn landen
waarvan we weten dat ze met medische evacuaties patiënten naar Europa brengen. Tegelijkertijd
kiest Nederland voor een aanpak in de regio met een bedrag van 25 miljoen. Ik vind
dat een verstandige aanpak, want ik denk dat we daarmee veel meer mensen op korte
termijn kunnen helpen. Kan de Staatssecretaris misschien een beeld geven van de financiële
hulp, de logistieke hulp en de medische hulp in de regio: wat doen andere Europese
landen en welke positie neemt Nederland op dit gebied in?
Staatssecretaris De Vries:
In mijn inleidende verhaal heb ik al aangegeven dat wij zoeken naar samenwerking met
andere landen. Ik noemde al het voorbeeld van Denemarken, dat concreet het initiatief
heeft genomen tot medische evacuaties naar de Westelijke Jordaanoever. Je ziet dat
landen verschillende keuzes maken, dat is ook duidelijk. Denemarken en Zweden kiezen
er net als Nederland voor om vooral te focussen op het versterken van de gezondheidszorg
en de medische behandelingen in de regio. Er zijn ook landen die ervoor kiezen om
wel, vaak hele kleine aantallen, kinderen en zieke mensen naar hun land toe te halen.
Nederland is ervan overtuigd dat dit de goede weg is, want zo kunnen we zo veel mogelijk
kinderen en volwassenen helpen. Er is natuurlijk ook expertise in die landen aanwezig.
Dat proberen we nu juist te versterken. Ik denk dat dat belangrijk is. Die 25 miljoen
euro kan echt helpen om daarin stappen te zetten.
Maar nogmaals, ik ga dit nog eens extra toelichten in een brief. Ik weet dat het een
heel belangrijk onderwerp is dat eigenlijk bij alle partijen speelt en waaraan alle
partijen belang hechten. Zodra er weer ontwikkelingen te melden zijn, zullen we dat
dan ook communiceren met de Kamer. Het is work in progress, er komen steeds weer nieuwe
leads bij ten aanzien van het eventueel toch kunnen versterken van bepaalde specialistische
kennis in de regio. Ik dat het heel belangrijk is dat we daarin vervolgstappen kunnen
zetten.
De heer Van Campen (VVD):
Tot slot op dit punt. Dank. Zou de Staatssecretaris in de brief willen meenemen hoe
andere Europese landen investeren in en bijdragen aan de zorg in de regio? In de discussie
hoor ik vaak over Europese landen die soms tientallen patiënten naar Europese landen
laten evacueren. Ik ken de gevoeligheid van die politieke discussie. Tegelijkertijd
vind ik het belangrijk om een evenwichtig beeld te hebben: hoe kunnen we mensen echt
goed helpen en hoe verhoudt de Nederlandse inzet zich tot de inzet van andere Europese
landen op dat gebied? Ik denk dat we met onze 25 miljoen, ook gezien de toelichting
van de Staatssecretaris dat er keuzes worden gemaakt over behandeling in de regio,
een betekenisvolle bijdrage leveren. Ik zou ook wel willen weten wat andere Europese
landen doen als het gaat om hulp en steun in de regio. Kan de Staatssecretaris toezeggen
dat ze ons daarover informeert in die brief?
Staatssecretaris De Vries:
Ja. Ik heb al aangegeven dat wij proberen op te trekken met andere landen. Denemarken,
Zweden en Duitsland zijn ook landen die bekijken hoe we de gezondheidszorg en de hulp
in de regio kunnen regelen. Maar laat ik toezeggen dat we daar in de brief op ingaan.
Ik weet niet of ik op korte termijn alle bedragen et cetera boven tafel kan krijgen,
maar laten we dat wel doen. Dan kunnen we zien hoe Nederland het in de vergelijking
doet. Ik denk in alle bescheidenheid dat wij qua bedragen wel een fors bedrag beschikbaar
hebben gesteld. Ik denk ook dat we daar een aantal goede stappen mee kunnen zetten
die ook het verschil kunnen maken voor hopelijk een heleboel kinderen en volwassenen
uit de Gazastrook die zorg en hulp nodig hebben.
Mevrouw Dobbe (SP):
Van mij is er heel veel begrip voor het feit dat we de regio ondersteunen om ervoor
te zorgen dat de medische capaciteit daar op orde is. Daar geen twijfel over. Ik denk
dat dat heel goed is. Daar zit de pijn niet en daar gaan mijn vragen telkens ook niet
over, want ik snap die keuze van het kabinet. Het gaat over die groep kinderen – eigenlijk
is bijna alle zorg acuut – voor wie de hulp te laat komt omdat ze niet zullen profiteren
van die 25 miljoen. Voor hen komt het immers gewoon te laat. Die groep kinderen, daar
gaat het mij om. Ik snap dat er keuzes gemaakt worden, maar laten we het dan gewoon
helder op tafel leggen. Is er wel erkenning dat die groep er is voor wie dit te laat
zal zijn? Deze groep kan in theorie geholpen worden door medische evacuaties, maar
daar kiezen we niet voor.
Staatssecretaris De Vries:
In heel Europa is er natuurlijk een palet aan keuzes die landen maken. Wij hebben
hiervoor gekozen, omdat wij denken dat dit de meest effectieve en efficiënte manier
is, en wij zijn nog in kaart aan het brengen – dat heeft even tijd nodig en ik begrijp
dat dat verschrikkelijk frustrerend is, zeker als het gaat om zeer zieke kinderen
– hoe we tot een match kunnen komen met specialistische kennis die we hier hebben
en daar kunnen inzetten. Dat is de lijn waarlangs we de meeste mensen, de meeste kinderen,
denken te kunnen helpen. Dan gaat het bijvoorbeeld ook om hulpmiddelen als protheses
en revalidatie nadien. Daar willen we op inzetten. De middelen daarvoor willen we
zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten voor een zo groot mogelijke groep.
Mevrouw Dobbe (SP):
Daar heb ik ook waardering voor, want dat is ook goed. Maar mijn vraag ging dus wel
over een andere groep kinderen, namelijk de kinderen voor wie dit eventueel te laat
komt, kinderen die nú hulp nodig hebben, binnen nu en een week, binnen nu een paar
dagen, kinderen die we wel eventueel op hele korte termijn naar Nederland zouden kunnen
halen. Over die kinderen gaat mijn vraag. Dat we kiezen voor de regio en de capaciteit
daar, snap ik. Dat is ook echt heel goed. Maar wat doen we met die kinderen? Of zeggen
we «we maken als landen allemaal andere keuzes; Nederland maakt deze keuze en andere
landen maken andere keuzes»? Dan snap ik de keuze van dit kabinet. Dan kunnen wij
op basis van eerlijke afwegingen ook zeggen wat wij daarvan vinden. Maar ik zou toch
wel een antwoord willen hebben: biedt dit nou een oplossing voor die kinderen? De
hulporganisaties zeggen van niet. Ik zoek toch een beetje naar een reflectie van het
kabinet hierop.
Staatssecretaris De Vries:
Wij zijn natuurlijk ook druk in gesprek met de verschillende hulporganisaties die,
denk ik, ook bij de Kamer aan de bel getrokken hebben. We zien dat er echt nog wel
stappen gezet kunnen worden. Ik noemde net al het voorbeeld van Jordanië en gespecialiseerde
capaciteit om patiënten in de regio te helpen. Ik denk dat het soms misschien ook
wel te makkelijk wordt voorgesteld. Het is natuurlijk best wel ingewikkeld om kinderen
hiernaartoe te halen. Wij geloven echt dat het versterken van de capaciteit daar en
nagaan wat bijvoorbeeld een organisatie als de Rode Halve Maan in landen als Jordanië
en Egypte kan doen, ook als het gaat om gespecialiseerde medische behandelingen, uiteindelijk
meer kinderen, meer mensen zou kunnen helpen en ook sneller. Dat is de inzet van het
kabinet.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Is dan de stelling van dit kabinet dat voor de kinderen die nu acuut medische zorg
nodig hebben – dat zijn er best wel wat – en die eigenlijk geen dag meer kunnen wachten
of hooguit een aantal dagen, er voldoende ruimte in Jordanië of in andere landen is?
Ze kunnen dus allemaal geholpen worden. Of is er toch een groep kinderen die hiermee
niet geholpen kan worden en door Nederland of een ander land geholpen zou kunnen worden?
Wat is nou de stelling van het kabinet over die kinderen?
Staatssecretaris De Vries:
Ik denk dat de mensen nu, overigens gezamenlijk met de mensen van het Ministerie van
VWS, keihard werken om ervoor te zorgen dat we dat daar kunnen doen. Ik denk dat daar
alle energie en inzet op dit moment op gericht is. Wij denken dat daar ook mogelijkheden
voor zijn. Maar soms heeft het even tijd nodig om dat goed met elkaar te kunnen regelen.
In de brief ga ik dus nog een keer uiteenzetten wat er aan mogelijkheden is. Daar
zitten ook mogelijkheden bij op het gebied van meer gespecialiseerde medische behandelingen.
Het kabinet kiest ervoor om daarop in te zetten, om dat te versterken, omdat dat ook
voor de langere termijn goed is voor de regio.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch even een stapje concreter worden. In de commissie voor Buitenlandse Zaken
is net besloten dat er volgende week een rondetafel zal zijn waar met name de hulporganisaties
kunnen aangeven waarom zij zo aandringen – nogmaals, dat doen ze al twee maanden lang;
dit is geen heel recent probleem – op medische evacuaties. Kan ik de Staatssecretaris
verzoeken om voor die rondetafel deze analyse met ons te delen? Ik vraag dit met name
ook omdat ik collega Van Dijk net hoorde aangeven dat de achterliggende afweging,
met name ook voor die acute gevallen, ook voor de SGP belangrijk is in de standpuntbepaling
ten aanzien van die medische evacuaties.
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb toegezegd in een brief terug te komen op de stand van zaken en de maatregelen
waarover nu wordt gesproken met de verschillende hulporganisaties.
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken? De vergaderbel gaat.
Staatssecretaris De Vries:
Oké.
De voorzitter:
We wachten even totdat het stil is.
Nu het bellen is opgehouden, krijgt u het woord weer, Staatssecretaris.
Staatssecretaris De Vries:
Ik ben helemaal afgeleid door de bel.
Ik weet niet wanneer die rondetafel gepland gaat worden, dus ik moet even kijken op
welk moment wij die brief kunnen sturen. Donderdagochtend, hoor ik. Laat ik in de
tweede termijn terugkomen op of dat lukt. We hebben natuurlijk al een indicatie gegeven.
Ik weet niet wie er allemaal uitgenodigd worden, maar we zijn al met een aantal organisaties
in gesprek. Laat ik er in de tweede termijn op terugkomen of dat voor die tijd lukt
of niet. Het team is natuurlijk ook heel druk bezig met het uitlopen van alle contacten
in de regio om te zien welke afspraken we kunnen maken.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Ik zie non-verbale communicatie. Zijn er nog andere vragen over het blokje Gaza? Nee?
Dan gaan we naar het volgende blokje: andere landen.
Staatssecretaris De Vries:
Andere landen. Dat zijn er ook nog best veel. De SGP vroeg naar de ZOA-Vergeten Lijst
2025 met Burkina Faso, Myanmar, Zuid-Sudan en de Democratische Republiek Congo. Mijn
antwoord is misschien een beetje een herhaling als het gaat om de steun. Daarmee wil
ik de landen, de conflicten en de humanitaire noden aldaar absoluut niet tekortdoen.
Wij hebben er bewust voor gekozen om meerjarig flexibele financiering te geven aan
een aantal grote partnerorganisaties, met het verzoek die in te zetten waar de noden
het hoogst zijn. Dan kan er ook sneller worden ingespeeld op nieuwe crises of crises
die verergeren. Dit geldt ook voor de minder zichtbare crises. Op deze manier kan
met Nederlandse financiering hulpverlening aan Burundi, Burkina Faso, Myanmar, Zuid-Sudan
en de Democratische Republiek Congo alsook andere vergeten landen mogelijk worden
gemaakt. Daarnaast hebben we in 2025 een crisisspecifieke bijdrage gegeven: aan Burkina
Faso 4 miljoen, aan Zuid-Sudan 10 miljoen en aan de Democratische Republiek Congo
10 miljoen.
Nog een vraag van de SGP, over bezuinigingen op het diplomatieke postennet. Nederland
is niet langer diplomatiek aanwezig in Zuid-Sudan, Burundi en Libië. Waar ambassades
sluiten, zal een Nederlandse ambassade in een ander land in het gebied mede geaccrediteerd
worden voor het betreffende land. Dus zal bijvoorbeeld de ambassade in Thailand mede
geaccrediteerd worden voor Myanmar. Daarmee is het nog steeds mogelijk om bilaterale
relaties te onderhouden en de humanitaire programmering in het betreffende land te
volgen. Onze hulp blijft natuurlijk ingezet worden op basis van de hoogste noden via
de ongeoormerkte meerjarige financiering van humanitaire organisaties. Nederland behoudt
een breed netwerk van ambassades op het Afrikaanse continent, waaronder in Congo,
Rwanda en Uganda.
Dan een heel brede vraag: hoe zetten we ons in EU-verband in voor langdurige vrede?
Dan ging het vooral over Congo en Rwanda. Hoe kijkt het kabinet naar het vredesakkoord?
Op welke wijze speelt de Europese Commissie een rol bij het naleven van de afspraken?
Het kabinet verwelkomt de vredesinspanningen van de VS, Qatar en Afrikaanse Unie om
tot een diplomatieke oplossing te komen. De EU en Nederland zetten zich in voor vermindering
van het geweld in het Grote Merenconflict en verbetering van de humanitaire situatie.
De EU draagt al jarenlang bij aan pogingen tot bevordering van stabiliteit. Nederland
zal verder bij alle betrokken partijen blijven pleiten voor inclusieve vredesprocessen
en gerechtigheid voor de slachtoffers.
Dan een vraag van de VVD: kan de Staatssecretaris aangeven waar in deze regio – dat
is dan de Democratische Republiek Congo – Nederlandse dan wel Europese bedrijven actief
zijn en hoe de EU kan bijdragen aan stabiliteit en vrede? In Congo zijn ongeveer 30
Nederlandse bedrijven actief in onder andere de landbouw, de maritieme industrie en
de mijnbouwindustrie. Ook bedrijven uit andere Europese landen zijn actief in de regio.
De EU steunt de lopende vredesprocessen om tot een diplomatieke oplossing te komen.
Dat is eigenlijk wat ik daarover kan zeggen.
Wat is de huidige status van het grondstoffenakkoord van Europa met Rwanda? Dat was
een vraag van mevrouw Hirsch. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in EU-verband
meermaals gepleit voor het opschorten van het memorandum of understanding met Rwanda
over kritieke grondstoffen. De uitvoering van het grondstoffenakkoord ligt momenteel
stil doordat de Commissie heeft aangegeven bezig te zijn met onderzoek hiernaar.
Dan de vragen van de heer Bamenga over Congo, waar burgers ook weer het kind van de
rekening zijn: wat wordt er gedaan met de motie over sancties tegen Rwanda, welke
diplomatieke druk gaat u inzetten tegen Rwanda en Uganda en welke middelen zijn vrijgemaakt
in de lijn van de motie-Ceder/Bamenga? Het kabinet spreekt Rwanda aan op de steun
aan de rebellengroep M23 en op de schending van de soevereiniteit van de Democratische
Republiek Congo. Rwanda moet de steun staken en troepen terugtrekken uit Congo. Nederland
heeft ook bilateraal maatregelen getroffen tegen Rwanda en heeft deze achter gesloten
deuren aan Rwanda toegelicht. Door de EU zijn in maart jongstleden sancties aangenomen
die onder meer zijn gericht op personen die gelinkt zijn aan de M23-groep. Nederland
draagt bij aan verlichting van de humanitaire noden in Oost-Congo door financiële
bijdragen aan verschillende fondsen en humanitaire programma’s. Ik verwacht komende
week de Kamerbrief over het Grote Merenprogramma te delen. Ik kom daarin terug op
andere vragen. Ik meende dat ik die brief al verstuurd had, maar dat is blijkbaar
nog niet het geval; de brief zit onder de knop.
Dan nog een vraag van PvdA-GroenLinks over de motie-Hirsch over de Europese aanpak
van illegale export van grondstoffen uit Congo. In de geannoteerde agenda van 2 juli
van de Raad Buitenlandse Zaken en Handel is het kabinet uitgebreid ingegaan op deze
motie, die de regering verzoekt in te zetten op een Europese aanpak door de opname
van Rwanda en Uganda op de lijst van hoogrisicolanden. De lijst van hoogrisicolanden
wordt opgesteld door externe experts. De lidstaten en de Commissie hebben geen directe
invloed op de lijst, maar er is op 2 juli al over die motie gerapporteerd.
PvdA-GroenLinks zei dat het kabinet heeft toegezegd om de Kamer voor de zomer te laten
weten of de informatie over conflictmineralen openbaar gemaakt kan worden. In dezelfde
geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken die op 2 juli naar uw Kamer toe
is gegaan, gaat het kabinet uitgebreid in op deze toezegging. In het jaarverslag 2024,
dat op 16 juli jongstleden is gepubliceerd op de website van de ILT, de Inspectie
Leefomgeving en Transport, zoals ook benoemd in de beantwoording van de vragen van
Ceder over de berichtgeving «Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood, kinderen sterven
en hulp schiet tekort» ... Ik neem aan dat daar hierop ingegaan is.
De SGP vroeg nog aandacht voor de situatie in Haïti, waar al langere tijd een humanitaire
ramp plaatsvindt. Ook die situatie is inderdaad zorgelijk. De toegang tot basisvoorzieningen
is zeer beperkt. Het geweld, inclusief seksueel geweld, neemt toe. Er zijn nog maar
weinig humanitaire organisaties aanwezig op Haïti. Nederland draagt via de flexibele
steun aan het Internationale Comité van het Rode Kruis, het Wereldvoedselprogramma
en UNICEF, die nog wel actief zijn in Haïti, bij aan de noodhulpverlening. De Europese
Commissie draagt 20 miljoen euro bij aan het verlichten van de humanitaire noden op
Haïti.
Volgens mij waren dat de overige landen, voorzitter.
De heer Bamenga (D66):
Ik ben zeker blij om te horen over het opschorten van de grondstoffendeal en over
het onderzoek dat daarnaar gedaan wordt, maar de Staatssecretaris zei ook dat er verder
ook bilaterale maatregelen genomen zijn. Zij zei niet welke maatregelen genomen zijn.
Ik zou graag willen weten welke bilaterale maatregelen genomen zijn.
Staatssecretaris De Vries:
Ik meen dat ik genoemd heb dat het ging om maatregelen tegen personen, maar ik doe
nog een definitieve check of ik daar de goede dingen over heb gezegd. Mag ik daar
in de tweede termijn op terugkomen?
De voorzitter:
Ja. Mag ik daar namens GroenLinks-PvdA een vraag over stellen?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dan neem ik het voorzitterschap even over.
De voorzitter:
Een ogenblikje nog.
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb inderdaad aangegeven dat er EU-sancties zijn, onder meer tegen personen die
gelinkt zijn aan M23. Die zijn in maart jongstleden in werking getreden. Ook bilateraal
heeft Nederland Rwanda aangesproken op schendingen van het internationaal recht. Het
zijn dus sancties tegen personen die betrokken zijn bij M23.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Dan geef ik mevrouw Hirsch het woord.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Jammer dat ik de door Buitenlandse Zaken aangeleverde antwoorden niet heb gezien.
Toch zou ik graag van de Staatssecretaris ook een wat concreter antwoord willen horen
over wat zijzelf – ze is immers ook Staatssecretaris Handel – doet om te zorgen dat
Nederlandse bedrijven geen conflictmineralen kopen of verhandelen. Openbaarmaking
via een website is één, maar welke maatregelen treft zij als blijkt dat bedrijven
wel in die conflictmineralen handelen?
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb volgens mij zonet al iets gezegd over de lijst met hoogrisicolanden en dat
externe experts die bepalen. Dit gaat over de import van goederen naar de Europese
interne markt. We vinden het antwoord ook niet zo heel erg helder, maar ik kan hier
in tweede termijn nog wel even op terugkomen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Heel erg graag, want ik vond het ook niet zo helder.
Staatssecretaris De Vries:
Dat ben ik met u eens.
De voorzitter:
Dan gaat het woord naar mevrouw Hirsch als voorzitter.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Zijn er andere vragen over dit blokje? Anders ga ik naar het laatste blokje, als ik
het goed heb.
Staatssecretaris De Vries:
Dat is het blokje overig. Dat wil niks zeggen over het belang van de onderwerpen,
want ik begin allereerst met conflictbemiddeling. Dat was een punt waar mevrouw De
Korte van NSC natuurlijk nadrukkelijk aandacht voor heeft gevraagd, ook al eerder
met een amendement. Hoe kijk ik naar de inzet van een topinstituut? De toenemende
geopolitieke instabiliteit vraagt om meer investeringen in veiligheid, conflictpreventie
en conflictbemiddeling. Het kabinet wil daarom ook de inzet op conflictpreventie en
bemiddeling versterken. Dat is volgens mij in lijn met wat de heer Veldkamp eerder
heeft aangegeven. Dat beleid zetten wij dus voort. Eerder is toegezegd dat het haalbaarheidsonderzoek
antwoord moet geven op vragen over de legitimiteit in de huidige geopolitiek, of een
nieuw topinstituut inspeelt op lacunes en de eventuele inrichting.
Ik meen dat er ook nog een vraag was over wie het onderzoek ging doen en wanneer het
klaar zou zijn. Ik kijk even naar mijn ondersteuning, want dat staat niet op het kaartje.
O, het staat wel op het kaartje; sorry. Er wordt een onafhankelijke partij gezocht
om het haalbaarheidsonderzoek uit te voeren. Meerwaarde en vorm zijn onderwerp van
dit onderzoek. Ook een realistische tijdlijn zal dan duidelijker worden. Naar verwachting
wordt het onderzoek voor het einde van het jaar afgerond.
NSC gaf ook aan te willen kijken naar het budget voor Defensie en vroeg of conflictbemiddeling
niet uitstekend past bij het extra bedrag van 1,5% boven de 3,5% die wordt besteed
aan Defensie. Ik moet wel zeggen dat het geld voor die 3,5% en 1,5% natuurlijk nog
wel geregeld moet worden, maar het zal aan een nieuw kabinet zijn om daar stappen
in te zetten. Ik wil wel zeggen dat ik in elk geval onderschrijf dat conflictbemiddeling
bijdraagt aan het Nederlandse belang. Ik vind het wel wat ingewikkeld om vooruit te
lopen op geld dat er niet is en te kijken of we dat al kunnen uitgeven. Voor de 1,5%
wordt vooral ook gekeken naar bredere investeringen in weerbaarheid. Het is aan een
nieuw kabinet om te kijken wat daar allemaal onder valt. Maar nogmaals, het belang
van conflictpreventie en conflictbemiddeling staat wat het kabinet betreft buiten
kijf.
Nog een paar vragen, voorzitter. Ik kom onder het kopje overig bij het maatschappelijk
middenveld. Is er in kaart gebracht voor welke organisaties de regels voor het aanpassen
van de drempelcriteria een uitkomst bieden? Dat vroeg de heer Bamenga van D66. De
aanpassing biedt voor alle organisaties een uitkomst, aangezien zij niet afvallen
als zij niet voldoen aan het eerder voorgestelde criterium van 50% niet-BZ-inkomsten;
dat zijn inkomsten die niet vanuit Buitenlandse Zaken komen. Wel blijft een drempelcriterium
van minimaal 25% niet-Buitenlandse Zaken-inkomsten van toepassing, net zoals onder
veel andere subsidiekaders. Ik heb daar op 19 september een brief over gestuurd. Daarin
is wat mij betreft duidelijk toegelicht aan welke voorwaarden specialistische organisaties
of kleine zuidelijke organisaties moeten voldoen om in aanmerking te komen voor dit
zogenoemde maatwerk. Er is ook een voorbeeld gegeven van hoe het in de praktijk gaat
uitwerken. Ik denk dat die brief al wel wat helderheid kan geven.
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw De Korte van NSC over het gat vanaf 1 januari
2026 en in het tweede kwartaal. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat ze het gat dat
ontstaat gaat opvullen, zodat er niet onnodig expertise verdwijnt die we hard nodig
hebben? Het doorfinancieren van organisaties in afwachting van het nieuwe beleidskader
is juridisch zeer complex. Voor de organisaties was het natuurlijk ook wel duidelijk
dat het huidige kader eind dit jaar afgelopen zou zijn. Het probleem daarbij is ook
dat het natuurlijk geld kost, als je de financiering al zou willen verlengen. Dat
geld is niet beschikbaar, want de dekking daarvoor ontbreekt. Daarnaast is het ook
praktisch gezien onuitvoerbaar dit op te zetten in de tijd die nog rest tot het einde
van het jaar. Ik denk dat mevrouw De Korte wel kan aflezen dat dat ’m dus niet gaat
worden, zeg maar.
De heer Ceder zei: hulp verstrekken via lokale organisaties is van groot belang; zij
kennen de lokale context. Ben ik het met de ChristenUnie eens dat dit minimaal 33%
moet zijn? Alle partners werken wat ons betreft met lokale organisaties. Het kabinet
verwacht van gefinancierde partners dat zij een toenemend deel van hun budget via
lokale organisaties spenderen. Hierbij is de internationale afspraak van minimaal
25% voor Nederland leidend. Dat is dus net niet die 33% die de heer Ceder wilde, maar
ik denk ook dat de organisaties het juist van belang vinden – dat bleek ook in de
gesprekken die ik met ze heb gehad – dat de kennis en expertise van de lokale organisaties
benut worden.
Er was een motie aangenomen over de bni-koppeling voor 2024. Er zijn natuurlijk verschillende
moties ingediend. Sommige zijn aangenomen en andere niet. Dat maakt het beeld wel
een beetje diffuus. Het kabinet is wel tegemoetgekomen aan het verzoek om de bni-koppeling
te herstellen – dat betekent dat het budget dat er nu is, meegroeit met de groei van
het bruto nationaal product – maar niet aan het verzoek om de 0,44% te herstellen
naar 0,7%. De bezuiniging is natuurlijk een bewuste keuze geweest, ook in het kader
van andere zaken die belangrijk werden en worden gevonden door het kabinet. Het zou
ook wel heel raar zijn als een demissionair kabinet nu nog die stap zou zetten. Het
lijkt me aan een nieuw kabinet om de keuzes hierover te gaan maken.
Ik heb nog één vraag van mevrouw Dobbe van de SP. Die gaat erover dat mondiale gezondheidsinitiatieven
belangrijk zijn. Het ging volgens mij over een motie. U bent geïnformeerd door het
Global Fund dat de toezegging van de financiering door Nederland nog steeds niet binnen
is. De vraag was hoe dat dan zit. Ik ben me natuurlijk bewust van de motie waar u
naar verwijst. De brief met de kernbedragen die Nederland vanaf 2026 aan zes multilaterale
gezondheidsorganisaties beschikbaar stelt gaat zo spoedig mogelijk uit. Nederland
zal daarna de toezegging aan het Global Fund doen.
De voorzitter:
Ik weet niet wie eerder was met een interruptie. Meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ten aanzien van de bni-koppeling heeft de Staatssecretaris wel de omgekeerde wereld
voor zich. Ze zegt: we zijn demissionair, maken beleidsarm beleid en leggen dus moties
uit de Eerste Kamer en Tweede Kamer naast ons neer. Het lijkt me juist dat een beleidsarm
kabinet die moties omarmt en daar niet zelf nog eigen afwegingen in maakt. Erkent
de Minister dat met deze stap zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer gepasseerd
is?
Staatssecretaris De Vries:
Zoals ik al zei, is er best een redelijk diffuus beeld over de moties. Ze zijn ook
allemaal een beetje anders geformuleerd. Er is recent natuurlijk ook een motie aangenomen
door de Tweede Kamer om het niet te doen. Daarbij komt dat bij de moties natuurlijk
ook de dekking ontbreekt. Dat is best wel een ding als het gaat om dit soort bedragen.
Dus in die zin houdt het kabinet de lijn vast die ingezet is met het hoofdlijnenakkoord
en met de besluitvorming bij de Voorjaarsnota om de koppeling aan het bni wel te herstellen
maar niet terug te gaan naar 0,7% van het bni.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit kabinet legt gewoon de moties uit de Eerste Kamer en Tweede Kamer naast zich neer.
Dat kan, maar dan vind ik het ook wel netjes om dat gewoon zo te zeggen en het niet
te verbloemen door te zeggen dat er een beleidsarme keuze wordt gemaakt. Vorige week
is er een motie verworpen. De begroting was toen al vastgesteld, maar ook daarvoor
lagen er al moties die richtinggevend waren. Die heeft het kabinet niet opgevolgd.
Er is een andere motie aangenomen over de overbrugging van de situatie. Volgens mij
heb ik die ingediend met, uit mijn hoofd, in ieder geval mevrouw Hirsch. Ik vraag
me af of daar wel iets mee is gedaan.
Staatssecretaris De Vries:
Er waren natuurlijk moties over de koppeling met het bni, dus dat het budget mee zou
groeien met de stijging van het bni. Daaraan is natuurlijk wel tegemoetgekomen bij
de Voorjaarsnota. Er is ook recent nog door de Tweede Kamer een motie afgewezen om
terug te gaan naar 0,7% van het bni. Het is dus niet zo dat dit kabinet nu alle moties
naast zich neerlegt, want de Kamer heeft natuurlijk verschillende uitspraken gedaan.
Ik ben zonet in een antwoord op een vraag van mevrouw De Korte van NSC al ingegaan
op dat gat. Er is natuurlijk gewoon een beleidskader afgesproken met looptijd tot
einde dit jaar. Er zijn andere keuzes gemaakt voor hoe we dat nu gaan invullen. Ik
heb ook al aangegeven dat het zowel uitvoeringstechnisch als juridisch enorm complex
is, nog even afgezien van het feit dat er geen dekking bij zit voor het uitvoeren
van die motie. Dus ik ga er ook niet omheen draaien dat ik die motie niet uit ga voeren.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte, ga je gang.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik ga toch nog even in op de bni-koppeling. Die motie over 0,7% is inderdaad niet
aangenomen, maar de berekening wel. De berekening is anders gemaakt. Ik vraag deze
Staatssecretaris of zij zich ervan bewust is dat die anders is dan voor 2004. Ik denk
dat u in de problemen komt als u uw begroting straks ook in de Eerste Kamer neerlegt.
Ik denk dat die er niet doorheen komt, want er is een duidelijke waarschuwing uitgegaan
dat in ieder geval de berekening van de bni-koppeling weer terug moet komen.
Staatssecretaris De Vries:
Dan heeft u het over de koppeling aan 0,7% van het bni?
Mevrouw De Korte (NSC):
Excuus. Er is ook echt een andere soort berekening. Dan moet u dat nog eventjes van
mij krijgen, maar de berekening is anders. Daardoor is het ook minder dan voorheen
en zit het niet meteen aan die 0,7%. Maar misschien moeten we u daar nog over informeren.
Staatssecretaris De Vries:
Er zijn natuurlijk verschillen. Het kabinet heeft niet gekozen voor de koppeling aan
0,7% van het bni, nog even afgezien van het feit dat daar gewoon geen dekking voor
is. Als je vindt dat het anders moet en je je geld ergens anders aan wil besteden
– dat kan natuurlijk altijd – dan moet je ook gewoon een amendement indienen waar
dekking in zit, om ook dat op een nette manier met elkaar te regelen. Er is wel degelijk
een koppeling aangebracht. Het ODA-budget is voor de Voorjaarsnota bijgesteld met
cumulatief 768 miljoen euro in verschillende jaren. In het voorjaar wordt het opnieuw
bijgesteld. Ik snap dat het de wens is van een aantal partijen om dat op een andere
manier te doen, maar in de laatste motie die in de Tweede Kamer is aangenomen stond
niet dat het op 0,7% zou moeten uitkomen. Ik denk dat er ook heel veel uitdagingen
liggen op andere fronten, zoals onze eigen veiligheid en defensie, waar forse investeringen
in gaan plaatsvinden. Waar je dat geld inzet, is uiteindelijk kiezen in schaarste.
En dit is de keuze die dit kabinet gemaakt heeft.
Mevrouw De Korte (NSC):
Goed. Graag informeer ik u over de nieuwe berekening die nu plaatsvindt, want ik denk
dat we langs elkaar heen praten. Ik denk dat het belangrijk is dat u weet dat de berekening
van de bni-koppeling vroeger heel veel jaren anders was. Over de overbruggingssubsidies
zegt u dat dat technisch niet mogelijk is en dat soort dingen. Maar we hebben nu andere
keuzes gemaakt. Ik noem voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg. Daar
worden subsidies voor gegeven. Maar die worden dan in Q1, het eerste kwartaal, of
het tweede kwartaal uitgedeeld. Als die pas later worden uitgedeeld, betekent dat
dat er geld over is. U zegt: de dekking ontbreekt. Maar als je niet meteen het geld
besteedt, is er geld over. Er zijn nu al organisaties die mensen ontslaan, terwijl
we misschien de subsidies willen voortzetten, zeker op deze drie gebieden. Dan zijn
we de deskundigheid van deze mensen kwijt. Kan u op deze manier kijken naar de focusgebieden,
zodat er toch een aantal subsidies doorgaan? De dekking is gewoon te vinden in kwartaal
één, als dat geld niet wordt uitgegeven.
Staatssecretaris De Vries:
Er is natuurlijk een bewuste keuze gemaakt voor een ander kader. Het kader liep af.
Er is gekozen voor een nieuw kader. Dat heeft uitvoeringstijd nodig. We weten niet
zeker of de organisaties die onder het nieuwe kader subsidie krijgen dezelfde zullen
zijn als die onder het oude kader subsidie zouden krijgen. Het doel is ook niet dat
wij de organisaties in de benen houden. We willen een aantal beleidsmatige dingen
met elkaar realiseren. Dat doen we met behulp van de subsidie aan bepaalde organisaties.
Wat betreft de opmerking dat er geld over zou zijn omdat het later ingaat: nee, het
is wel de bedoeling dat dan het bedrag over het gehele jaar wordt uitgekeerd, begrijp
ik. Alleen, de toekenning is helaas iets verlaat. Ik ben blij dat ik op een van de
eerste momenten nadat ik aantrad de brief heb kunnen sturen. Je had met elkaar natuurlijk
liever gehad dat dat eerder was. Maar dit is wel wat het op dit moment is. Het is
dus niet zo dat er geld overblijft dat vrij besteed kan worden aan overgangsschade,
nog even afgezien van de juridische complexiteit en uitvoerbaarheid.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dat is wel heel erg jammer, want dan hebben organisaties jarenlang expertise opgebouwd
en dan krijgen ze wellicht in het tweede kwartaal weer subsidie en moeten ze alles
weer opbouwen. Ik hoop dat de Staatssecretaris zich ervan bewust is dat dan juist
subsidiegeld wordt weggegooid. Ik zit nog eventjes met mijn vragen. Ik heb nog één
mogelijkheid. Nou goed, toch nog even voor de bewustwording over de noodzakelijke subsidies
die voortgezet zouden kunnen worden: kan daar nog eens goed naar gekeken worden?
Staatssecretaris De Vries:
Ik ga niet zeggen dat het geen pijn doet als je nieuw beleid inzet met nieuwe keuzes.
Dat zal wel weer mogelijkheden bieden voor andere organisaties. Ik ga ook niet nu
zeggen dat ik dat nog een keertje ga aanpassen. Mevrouw De Korte noemde vooral de
thema’s water en voedsel. Ik begrijp dat de subsidies voor die thema’s niet onder
dit kader vallen en dus doorgaan. Het gaat om andere thema’s. Ja, dat zijn keuzes
die gemaakt zijn. Soms doen keuzes pijn bij sommige organisaties die niet meer in
aanmerking komen voor subsidie. Maar ik denk wel dat we, als we veranderingen inzetten,
die ook moeten voortzetten. Ik heb er al heel veel over gezegd volgens mij. Ik ga
niet nog een keer herhalen wat de kanttekeningen zijn qua uitvoerbaarheid et cetera.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Mijn laatste interruptie wil ik graag besteden aan conflictbemiddeling, waar ik veel
tijd aan heb besteed. Dank dat u daar stappen in zet. Als laatste wil ik het volgende
vragen. We hopen dat de Staatssecretaris hiermee aan de slag gaat, ook in Europa.
We horen ook dat de Staatssecretaris veiligheid belangrijk vindt. De laatste vraag
is dus of u er ook op die manier mee aan de slag gaat.
Staatssecretaris De Vries:
Ja, ik heb al aangegeven dat we de lijn die onder Minister Veldkamp ingezet is, gaan
continueren en dat we het belangrijk vinden dat we daarop inzetten. Ik wil wel eerst
even dat onderzoek hebben, om ervoor te zorgen dat we dingen niet dubbel gaan doen
en het wel effectieve inzet is. Mocht daaruit komen dat er in Europa nog dingen geregeld
zouden kunnen of moeten worden, dan gaan we natuurlijk altijd kijken of we dat ergens
op de agenda kunnen zetten.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb nog geen antwoord gehoord op twee vragen. Volgens mij is de Staatssecretaris
ingegaan op de motie-Ceder/Bamenga, maar niet op de motie over de diasporastrategie,
die verzoekt om diaspora structureel te verankeren in OS-beleid. Ze is trouwens ook
niet ingegaan op de motie over een ambassadeur voor kinderen. Het zijn er dus drie.
Ze is ook niet ingegaan op de motie over de Grote Merenregio. Bij die laatste had
ik ook nog een verzoek. Er was een ander beeld bij de organisaties over de inzet in
de Grote Merenregio door de vorige bewindspersoon. Daarom zou ik graag willen verzoeken
om, voordat er een reactie komt op de motie over de Grote Merenregio, te spreken met
die organisaties, in het kader van: nothing about us without us. Dat is mijn verzoek.
Staatssecretaris De Vries:
Kunt u de naam van de organisaties nog even herhalen?
De heer Bamenga (D66):
Ik heb geen namen genoemd van organisaties. Ik heb gezegd: organisaties die betrokken
zijn bij de Grote Merenregio.
Staatssecretaris De Vries:
Als we dat nog niet hebben gedaan, dan gaan we dat doen. Maar dat betekent misschien
wel dat de brief wat later komt. Het concept van de brief is namelijk al klaar. Maar
als dat nog niet gedaan is, dan gaan we dat doen. We gaan proberen om dat zo snel
mogelijk op te pakken en we gaan ervoor zorgen dat die brief zo snel mogelijk naar
u toe komt.
Wat betreft de motie over diaspora: wij zijn het met u en de heer Ceder eens dat het
waardevol is om dat te betrekken bij ontwikkelingshulp. In de beleidsbrief staat al
aangegeven dat we burgers meer gaan betrekken bij ontwikkelingshulp, onder andere
door particuliere initiatieven te steunen. De diasporaorganisaties zijn dan ook opgenomen
in het instrument voor de Nederlandse particuliere ontwikkelingsinitiatieven in het
focuskader.
De voorzitter:
Ik hoorde meneer Bamenga ook iets vragen over een kinderambassadeur.
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb begrepen dat de heer Veldkamp daar eerder al iets over heeft gezegd, maar ik
kijk even naar de heer Bamenga. Wat ik doorkrijg, is dat hij daar al iets over heeft
gezegd.
De heer Bamenga (D66):
U noemt de heer Veldkamp, maar dat is al een tijdje geleden.
De voorzitter:
Kunnen we dat ook terughoren in de tweede termijn?
Staatssecretaris De Vries:
Ja, we gaan daar even naar kijken.
De voorzitter:
Meneer Bamenga heeft toch nog een nabrander.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb nog een vraag. Ik heb signalen gekregen over de krappe planning, ook als het
gaat om de uitvraag vanuit de organisaties en hun indiening. Dat moet allemaal in
Q4 gebeuren. Wat zijn eventueel de mogelijkheden voor een verruiming van die periode?
Dat signaal heb ik gekregen.
Staatssecretaris De Vries:
Ik krijg door dat we voor de meeste instrumenten volgens planning zitten, maar misschien
kunt u dit nog even buiten de vergadering aan ons doorgeven. Dan kunnen we checken
waar het probleem zit en dan kunnen we daar even bilateraal contact over hebben.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
U mag het woord nemen, mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch even doorgaan op dat overbruggingskader. Daarover is ook een motie in
meerderheid aangenomen. Ik zal het nu even niet over die 0,7% hebben. Dat komt later
wel. Niet alleen de organisaties wisten dat het kader eind 2025 zou aflopen; dat wist
het ministerie ook. Ik vind het heel makkelijk van het ministerie, van de Staatssecretaris,
om dit af te doen als: de organisaties zagen dit aankomen, dus dit is hun probleem.
Ik zie dit ook als het falen van goed bestuur vanuit het ministerie, dat met zijn
strategische samenwerkingspartners een afspraak heeft, namelijk dat er per 1 januari
2026 financiering is voor whatever kader dan ook. Kan de Staatssecretaris reflecteren
op het feit dat haar departement deze stukken niet op tijd klaar had, terwijl ze wist
dat dit per 1 januari van start moest gaan? Waarom komt de schade vooral terecht bij
de organisaties, die nu niet door kunnen?
Staatssecretaris De Vries:
Ik snap wel wat mevrouw Hirsch zegt. Het kader gaat op zich wel in, maar de duidelijkheid
is natuurlijk wat later in de periode. Ik snap de mensen wel die zeggen «u voert moties
niet uit», maar dat vind ik ingewikkeld bij moties die oproepen om ergens geld aan
te besteden. Er kunnen tientallen moties door de Kamer worden ingediend en aangenomen,
maar als er geen dekking is, vind ik dat in ieder geval – ik ben ooit financieel woordvoerder
geweest – ingewikkeld. Dan moet de Kamer ook zeggen welke dekking zij daarbij levert.
Daar komt nog bij dat op dit moment keihard wordt gewerkt om dat nieuwe kader in te
voeren. Op het moment dat er een tussenkader zou moeten komen, kan die energie niet
aan dat kader besteed worden. Ik heb ook al aangegeven dat het juridisch complex is
en dat de organisatie aangeeft dat het onuitvoerbaar is. Dus ik zie daar op dit moment
echt geen mogelijkheden. Daar ben ik altijd duidelijk en eerlijk over, want ik wil
niet allerlei verwachtingen wekken die totaal niet waargemaakt kunnen worden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik neem het voorzitterschap weer over.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Dan gaan we over tot de tweede termijn van de Kamer. U heeft ieder 1 minuut 40 voor
uw tweede termijn. Mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris dat zij in ieder geval voor conflictbemiddeling
echt stappen wil zetten en daar aandacht voor heeft. We zijn benieuwd naar de uitkomsten
van het onderzoek. Ook dank aan de Staatssecretaris dat zij aandacht heeft voor de
hulpverleners en op verschillende manieren voor hen opkomt en werkt aan factfinding,
maar wij maken ons er grote zorgen over dat de berekening van de bni-koppeling naast
die 0,7% op een andere manier is ingevuld. Wij zullen daar bij de begroting vragen
over stellen. Dat komt daar dan terug.
Wij hebben grote zorgen over de overgangsregeling van het oude naar het nieuwe beleid.
Daar is onvoldoende op geanticipeerd. Transities moet je goed begeleiden en dat moet
ook verantwoord gebeuren. Nu laat u organisaties zitten met een gat en moeten die
het maar zien te regelen. Dat is, zoals mevrouw Hirsch al zei, geen goed beleid. Daar
zijn we zeer teleurgesteld over.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaat het woord naar mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Eén onderwerp dat mij heel erg aan het hart gaat, hebben we hier in ieder
geval vandaag besproken en dat is het seksueel geweld dat wordt ingezet als wapen.
Ik ben ook wel blij om te horen dat deze Staatssecretaris gaat komen met een brief
met een overzicht van wat we nog meer zouden kunnen doen om dat tegen te gaan. Niet
alleen in Sudan en Congo, maar in het algemeen. Overal, maar het liefst voor de landen
waar het nu heel erg speelt.
De Staatssecretaris zou in de tweede termijn nog terugkomen op de fact-finding mission.
Ik ben geïnteresseerd of die inderdaad genoeg financiering heeft of niet, want wij
krijgen het signaal dat dat niet zo is en dat is wel belangrijk voor het tegengaan
van zowel geweld tegen hulpverleners als seksueel geweld.
Dan medische evacuaties van kinderen. Het gaat mij – dat heb ik al meermaals gezegd
– vooral om de groep kinderen die echt niet meer kunnen wachten, die nu medische zorg
nodig hebben, bij wie het nu acuut is. Ik heb er zelf een mening over, maar ik proef
ook bij andere fracties in ieder geval de behoefte om heel precies te weten hoe het
nou precies gaat met die groep kinderen. Dus ik hoop wel dat als wij die brief van
de Staatssecretaris daarover krijgen, wij heel precies weten hoe het met die kinderen
gaat en wat wel of niet geregeld kan worden voor hen, voor de kinderen die nú hulp
nodig hebben.
Dan heb ik nog één vraag, over de Freedom Flotilla. Ik zal opschieten, voorzitter;
sorry. Ik hoorde dat er contact is geweest met de organisatie van de flotilla. Wat
hebben die nou precies tegen de Staatssecretaris of tegen het kabinet gezegd? Welke
verzoeken hebben zij daar neergelegd? Want ik weet dat zij wel verzoeken hebben voor
ondersteuning.
Sorry, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor het gevoerde debat. Ik ken haar al een
hele poos en het doet mij deugd om ook in deze vorm eens met elkaar van gedachten
te wisselen. Ik ben ook blij met de toezegging over de nadere informatie over de uitwerking
van de 25 miljoen, de resterende ruim 24 miljoen, van de Staatssecretaris, want ik
denk dat het heel belangrijk is dat we snel, heel snel weten hoe die middelen besteed
gaan worden, zodat we patiënten, zieke kinderen in de regio kunnen helpen.
Ook waardering in de richting van mijn collega’s. Ik vond het een respectvol debat,
gericht op de inhoud. Dat is ook weleens anders geweest op dit gevoelige thema. Volgens
mij hebben we met elkaar gezocht naar de gemene deler en de oplossing, naar hoe we
het catastrofale humanitaire leed van patiënten in Gaza kunnen lenigen en mensen kunnen
helpen, liever vandaag dan morgen. Volgens mij staan we met elkaar wat dat betreft
aan dezelfde kant van het touw. We zien uit naar de nadere informatie van de zijde
van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
De heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de antwoorden. Je realiseert
je ook meteen weer even, als je ziet wat voor nood er passeert in een paar uur, dat
wij gigantisch bevoorrecht zijn als land, al zien we dat blijkbaar niet altijd even
scherp. Maar wat is bezuinigen op OS dan ook een slechte keus. We mogen zo veel rijkdom
hebben; iets daarvan delen met de allerarmsten is een plicht. En dat is het niet alleen.
Ook het terugtrekken van westerse steun laat zomaar een vacuüm achter waar landen
als Saudi-Arabië, China, Rusland en zo in springen. Daar ondervinden wij later ook
wel de nadelen van. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris daar ook oog voor heeft.
Dan wil ik nog een opmerking maken over Gaza, ook omdat de Staatssecretaris daar uitgebreid
op inging. Het is duidelijk. Ik ben blij met de heldere antwoorden in die zin. Het
kabinet zet zich substantieel en concreet, financieel en diplomatiek in voor hulp
aan die kwetsbare kinderen in Gaza, waarbij ook de acute zorg en zorgen daarover aan
deze kant van de tafel, zover gedeeld, absoluut worden meegenomen. Dank voor die inzet.
Steun dus daarvoor. Ook wij zullen deze discussie op de voet blijven volgen en zien
in die zin ook erg uit naar de toegezegde brief, die nog meer inzicht hierin moet
geven.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor de antwoorden. Volgens
mij heeft de Staatssecretaris inderdaad gezien dat er behoorlijk wat moties waren.
Wij als Kamer vroegen daarnaar, hoe het nou staat met de uitvoering ervan. Heel veel
is toch wel blijven liggen, dus wij hopen in ieder geval dat deze Staatssecretaris
het een en ander gaat uitvoeren.
Volgens mij was er nog iets voor de tweede termijn vanuit mijn kant. Daar verwacht
ik zo direct het antwoord op.
Ik weet niet of er een tweeminutendebat is aangevraagd of niet. Heb ik dat gemist?
Nog niet? Zal ik dat doen? Oké, dan vraag ik bij dezen een tweeminutendebat aan.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch, als laatste.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer mijn gedachten even te ordenen. Ik wil graag om te beginnen toch even een
misverstand uit de lucht helpen. Alle moties die zijn aangenomen, gingen erover dat
de 0,7% hersteld werd en dat heeft dit kabinet echt niet gedaan. De 0,7% herstellen
betekent gewoon: 0,7% van het bni pakken en daar je budget op baseren en dan ook eerlijk
zijn over de bezuinigingen die je doorvoert. Dus dat heeft helemaal niets met een
financiële dekking te maken. De enige motie die niet is aangenomen, ging over die
financiële dekking. Dus laten we daar alsjeblieft geen misverstand over laten bestaan.
De 0,7% moet terugkomen als rekenmechanisme om duidelijk te maken welke keuzes een
regering maakt, ook al besluit ze om daar de helft van weg te bezuinigen, wat deze
regering tot nu toe handhaaft.
Dan het tweede dat ik wil zeggen. Sorry, ik zit een beetje hoog in mijn energie. Dank
aan de Staatssecretaris. Ik vond het een leuk debat. Dat deel ik. Daar denk ik in
eerste instantie nooit aan. In eerste instantie ben ik boos. Dat herkent de Staatssecretaris
misschien. Dat wil ik ook gezegd hebben. Ik hoop dat we door kunnen pakken op het
onderzoeken wat wij kunnen doen tegen statelijke actoren die het humanitair recht
overschrijden, dat we daarover door blijven denken en dat dit bijvoorbeeld als – ik
lees het even op – the Assembly of States Parties bij elkaar komt bij het ICC een
keer aan de orde wordt gesteld en dat er ook zaken aan kunnen worden gebracht.
Ik zie dat ik nog 21 seconden heb. Het laatste is dat ik echt heel benieuwd ben naar
de antwoorden van de Staatssecretaris op de vraag wat we doen met bedrijven die handelen
in conflictmineralen, want juist omdat het geld zo schaars is, moeten we niet-financiële
middelen optimaal gebruiken als het gaat over het voorkomen van conflicten en het
bevorderen van vredesovereenkomsten, en daar speelt handel een gigantische rol in.
Ik ben dus benieuwd naar de antwoorden van de Staatssecretaris.
Voorzitter: Hirsch
De voorzitter:
Kan de Staatssecretaris direct antwoorden?
Staatssecretaris De Vries:
Ik wou een poging wagen om direct maar door te gaan, ook in verband met de tijd. Er
waren inderdaad nog een aantal vragen blijven liggen, onder ander van de SP en ik
dacht ook van Hirsch over de fact-finding mission of Sudan. Dat weet ik niet helemaal
zeker. Hier staat dat van de SP is. Nederland steunt in de VN-Mensenrechtenraad als
lid van de kerngroep de mandaatverlenging van de onafhankelijke fact-finding mission
in Sudan, maar dat had ik al gezegd. Zonder deze mandaatverlening kan het werk natuurlijk
niet doorgaan. Een directe financiële bijdrage, waarnaar gevraagd werd, aan de FFM
in Sudan is niet mogelijk vanwege de onafhankelijkheid. Indirect steunt Nederland
de FFM wel via ongeoormerkte bijdrages aan het OHCHR, 6,5 miljoen in 2025, en een
recente bijdrage van 2 miljoen aan het OHCHR-landenkantoor in Sudan, dat indirect
ook het werk van de FFM ondersteunt. Dat op dat punt.
De voorzitter:
Ik geef nog twee interrupties per persoon indien nodig.
Mevrouw Dobbe (SP):
Een verhelderende vraag. Mijn vraag was ook: hebben zij genoeg geld? De vraag was:
hoeveel geven wij, dragen wij bij? Daar heeft ze antwoord op gegeven. Maar hebben
zij genoeg geld om hun werk goed te kunnen doen?
Staatssecretaris De Vries:
Daar geeft de steunlijn nog geen antwoord op. Kunnen we dat ergens anders even bij
betrekken? Misschien kan het straks nog eventjes. Ik ga even kijken of ik daar nog
een antwoord op kan krijgen in de tijd dat ik de andere vragen beantwoord en anders
kom daar later op terug.
Mevrouw Hirsch van GroenLinks-PvdA vroeg: waarom gebruikt Nederland niet het Internationaal
Gerechtshof op statelijke actoren die geweld tegen humanitaire actoren gebruiken?
Het hangt van de feiten en omstandigheden van de specifieke gebeurtenis af of een
aansprakelijkstelling mogelijk is. Nederland initieert een aansprakelijkstelling in
het algemeen belang bij voorkeur niet alleen, maar samen met gelijkgezinde partners.
Ook geldt dat aansprakelijkstellingen in het algemeen belang tijdrovend en langdurig
zijn. In het licht van de taakstelling die het kabinet de rijksoverheid heeft opgelegd,
is de capaciteit beperkt om in de toekomst namens Nederland dergelijke procedures
te initiëren en daarom wordt het op dit moment niet zonder meer overwogen.
Kan de Minister voorafgaand aan de rondetafel – dat was volgens mij ook een vraag
van mevrouw Hirsch – uiteenzetten hoe het zit met die 25 miljoen? Ik heb natuurlijk
al het nodige aangegeven over die 25 miljoen. Ik weet niet of het helemaal lukt voor
die rondetafel, want we willen ook wel een zorgvuldige en goed onderbouwde afweging
maken samen met de hulporganisaties en met medische instellingen en andere landen
spreken over de best mogelijke inzet. Hiervoor is enige tijd nodig. Ik weet niet zeker
of het lukt, dus ik ga nu niet toezeggen het er al voor de rondetafel is. Wel volgende
week, maar ik kan niet garanderen dat het al voor het rondetafelgesprek is.
Mevrouw Hirsch vroeg: wat doen we als bedrijven wel conflictmineralen importeren uit
hoogrisicolanden? De conflictverordening betreft geen verbod op import uit hoogrisicogebieden,
maar is gericht op het vergroten van transparantie in de ketens en controle op de
handel in conflictmineralen. De Inspectie Leefomgeving en Transport doet inspecties
bij bedrijven en houdt daarmee risicogericht toezicht. Als blijkt dat een bedrijf
niet voldoende aan de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen uit de verordening voldoet,
dan kan de ILT een corrigerende maatregel opleggen. Die last onder dwangsom is nog
niet of nog nooit uitgedeeld.
Dan de heer Bamenga. Welke maatregelen tegen Rwanda heeft Nederland genomen? Nederland
heeft maatregelen genomen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. U kunt hierbij
denken aan het tijdelijk niet aangaan van nieuwe financieringen. De maatregelen zijn
in afstemming met gelijkgezinde landen als Duitsland en Zweden genomen. Voor de rest
wordt er ook veel stille diplomatie gedaan.
Dan nog de vragen over het bni. Ik verhul echt niet dat wij sommige moties niet uitvoeren,
maar er zijn ook – ik hoop ook dat de Kamer dat erkent – een aantal moties aangenomen
die met elkaar conflicteren. Er is gekozen om de bni-koppeling te herstellen. Daar
bent u bij de Voorjaarsnota over geïnformeerd. Het zit niet in de planning dat dit
kabinet de bijdrage van 0,44% naar 0,7% gaat verhogen.
Dan de overgangsregeling voor de subsidies. We hebben er natuurlijk al redelijk veel
over gedebatteerd vanmiddag. Ik denk niet dat we het eens gaan worden. Ik zie echt
problemen in de uitvoerbaarheid en de juridische complexiteit en er is – ik herhaal
mezelf – geen dekking. De aankondigingen rondom het veranderen van het kader en de
subsidies zijn ook al veel eerder gedaan. Je moet er dan ook van uitgaan dat organisaties
zich daar in principe op voorbereiden. We weten nu ook nog niet welke van de huidige
organisaties wel of niet onder het nieuwe kader nog subsidie krijgen.
Mevrouw Dobbe van de SP vroeg nog een keer aandacht voor het seksueel geweld. Dat
is inderdaad breder dan alleen Sudan of de landen in die regio. Ik denk dat dat veel
breder is. Ik heb een brief toegezegd, om te kijken wat er nog meer mogelijk is. Daarbij
zullen we ook kijken of een internationale conferentie daarin nog wat zou kunnen betekenen.
Ik heb een brief over de medische evacuaties toegezegd. Ik wil daarbij wel met realisme
aangeven dat de keuze die het kabinet maakt inderdaad opvang in de regio is. We zijn
op dit moment in kaart aan het brengen wat de behoeftes zijn en hoe we daar zo gericht
mogelijk op in kunnen spelen met de maatregelen die worden genomen, zodat zo veel
mogelijk kinderen en mensen geholpen kunnen worden.
Dan de flotilla naar Gaza. Er is contact geweest tussen de post Tel Aviv en de mensen
op de boot. Dat ging vooral over waar ze zich bevonden en wat er gebeurd is. Er is
geen concreet hulpverzoek gedaan tijdens dat contact.
Dan de ambassadeursmotie van de heer Bamenga. Ik heb begrepen dat die in een brief
van 24 april 2025 is afgedaan. Dat is, als ik het zo bekijk, vast niet naar tevredenheid
van de heer Bamenga geweest, maar ik wou het daar wel eerst maar eventjes bij laten.
Dan was er nog een vraag blijven liggen, van mevrouw Dobbe, denk ik; ik kan het niet
lezen. Ik denk dat ik gewoon kan zeggen dat ze inderdaad wel te lijden hebben onder
de budget- en liquiditeitscrisis bij de Verenigde Naties, omdat die de financier zijn.
Ik heb wel aangegeven dat Nederland als grote donor van UNHCR hierin wel een belangrijke
rol speelt. We roepen ook andere landen op om meer te doen. Dat impliceert wel dat
het qua budget niet overhoudt; laat ik het zo maar zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe, nog één vraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Kan de Staatssecretaris daar later misschien wat preciezer op terugkomen? Hoeveel
hebben ze daar dan onder te lijden? Wat zijn de tekorten nou? Ik zeg niet dat wij
dat allemaal kunnen invullen; ik snap dat dat niet kan.
Staatssecretaris De Vries:
Ik had volgens mij al een brief ergens over toegezegd. Ja, die brief over seksueel
geweld. Laat ik daar dan ook in meenemen – het is natuurlijk wel een heel ander onderwerp
– hoe het financieel zit met de FFM Sudan.
De voorzitter:
Dan wil ik nog iets vragen namens GroenLinks-PvdA.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch krijgt het woord.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch nog heel even terugkomen op de evacuatie uit Gaza. De rondetafel gaat
specifiek over de urgente lijst van kinderen – mevrouw Dobbe kan dat goed onder woorden
brengen – die nu geholpen moeten worden. Dat was ook de focus van een aantal andere
leden van deze commissie. De rondetafel gaat hierover. Kan de Staatssecretaris voorafgaand
aan die rondetafel inzicht geven in hoeverre haar maatregelen zullen bijdragen aan
het medisch behandelen van de kinderen die nu urgent behandeld moeten worden? Daar
gaat die rondetafel immers over. Die 25 miljoen gaat duidelijk over iets anders, namelijk
opvang in de regio.
Staatssecretaris De Vries:
Er zijn natuurlijk meer acties die het kabinet in gang zet, ook het matchen van expertises,
zeg maar, en kijken wat voor behoeftes er in de regio nog zijn, naast de diplomatieke
ronde. Ik vind het wel wat ingewikkeld om voor een rondetafel ... Het kabinet is daar
geen onderdeel van. Het is informatievoorziening die bij uw Kamer ligt. Ik vind het
wel ingewikkeld om daar nu iets over te zeggen. Die brief heb ik gewoon toegezegd,
maar ik zou niet weten hoe ik dit moet regelen en organiseren. Daar komt bij dat wij
heel bewust ervoor hebben gekozen, net als een aantal andere landen in Europa, zoals
Zweden, Denemarken en Duitsland, om de opvang in de regio te stimuleren. Ik zal proberen
zo duidelijk mogelijk aan te geven hoe we dat doen, ook met medisch-specialistische
behandelingen in de regio. We zullen ook kijken naar urgente casussen. Maar ik vind
het wel ingewikkeld om een rol te spelen bij een rondetafelgesprek, want dat is aan
de Tweede Kamer zelf.
Voorzitter: Hirsch
De heer Van Campen (VVD):
Als ik het goed begrijp – ik denk dat het een het ander niet hoeft uit te sluiten
– vraagt mevrouw Hirsch of het mogelijk is om de brief die u heeft toegezegd, voor
donderdag naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer eventueel met die informatie het
gesprek kan voeren bij de rondetafel. Daarbij realiseer ik mij dat het kabinet natuurlijk
geen rol heeft bij het rondetafelgesprek. Dan gaat het meer om het moment van het
ontvangen van de informatie.
Staatssecretaris De Vries:
Dan gaat u niet meer krijgen dan wat ik nu heb opgelezen. Die taskforce is op dit
moment enorm druk bezig om al die lijnen uit te lopen, al die signalen na te gaan
en te kijken waar we wat in de regio kunnen doen, waarover we afspraken kunnen maken
met hulporganisaties om dingen te regelen voor kinderen. Ik vind dat ik ze daarvoor
ook de ruimte moet geven. Ze moeten niet continu bezig zijn met weer allerlei nieuwe
dingen. Ik ga kijken wat mij lukt en wanneer het mij lukt om die brief te sturen.
We moeten kijken of dat überhaupt voor dat rondetafelgesprek lukt. Maar ik wil de
organisatie die nu heel druk bezig is om dingen te regelen, die contact met de landen
heeft en afspraken met de hulporganisaties aan het maken is, niet nog weer andere
dingen laten doen.
De heer Van Campen (VVD):
Volgens mij zitten we niet zo ver van elkaar af. Aanvullend op wat de Staatssecretaris
heeft genoemd, zat bij enkele leden van de commissie, inclusief mijzelf, de vraag
bij het bieden van acute zorg in relatie tot de investering van 25 miljoen van het
kabinet. Kun je daar acuut – mevrouw Dobbe had het over enkele dagen – binnen een
week, kinderen mee helpen? Kan de Staatssecretaris die component meenemen? Ik heb
ook gevraagd wat andere landen eigenlijk doen qua investeren in de regio. Ik denk
dat we zullen zien dat Nederland heel veel doet. De Staatssecretaris heeft dat zelf
ook aangegeven. Als die twee componenten worden meegenomen, aanvullend op wat zij
al heeft gedeeld met de Kamer in dit debat, dan denk ik dat we er zijn; dan is er
voldaan aan het informatieverzoek van de Kamer.
Staatssecretaris De Vries:
Ik ga even kijken wat wel en niet kan. Ik begrijp de wens van de Tweede Kamer; laat
dat duidelijk zijn. Er is natuurlijk wel degelijk oog voor die acute situaties, maar
naast het diplomatieke traject lopen er meerdere trajecten om te kijken wat er mogelijk
is en om de behoefte en benodigde expertise in kaart te brengen. Ik ga kijken wat
ik kan doen, maar ik kan geen ijzer met handen breken.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte en daarna ga ik afronden.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik doe nog één poging voor de overgangsregeling. Kijk, er is altijd een transitiefase
tussen het ene en het andere beleid. Ik zie geen enkele poging om tegemoet te komen
aan organisaties die eventueel in de problemen komen, terwijl ze daarna wellicht weer
subsidie kunnen krijgen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat als organisaties in
problemen komen en unieke kennis en ervaring dreigt te verdwijnen, kennis en ervaring
die we straks weer nodig hebben om vervolg te geven aan het nieuwe beleid, ze in ieder
geval daarnaar luistert?
Staatssecretaris De Vries:
Kijk, het was niet een continuüm van jarenlang beleid dat is ingezet zonder einddatum.
Het was een beleidskader met een eindtermijn van eind 2025. In die zin is het wat
anders. In bestuursrechtelijke zin heb je natuurlijk altijd de plicht om tijdig een
vooraankondiging te doen. Dat is gedaan door de vorige Minister of in ieder geval
een van mijn voorgangers. Ik wil voorkomen dat we nu ad hoc weer allerlei individuele
gevallen moeten gaan bekijken. Dan wordt het ook wel een beetje willekeur, dan doe
je de een wel en benadeel je de ander, nog even afgezien van alle complexiteit die
erachter zit, maar dat heb ik volgens mij nu al vier keer gezegd en ik houd er niet
zo van om mezelf te herhalen.
De voorzitter:
Dat siert u. Dan denk ik dat we de vergadering nu gaan sluiten. Ik wil de Staatssecretaris
heel erg bedanken, net als alle mensen die heel hard gewerkt hebben om alle vragen
te beantwoorden.
Staatssecretaris De Vries:
Dank ook aan de commissieleden, want ik vond het een goed, inhoudelijk debat, ook
in een goede, constructieve sfeer. Ik denk dat dat belangrijk is bij dit soort moeilijke
onderwerpen.
De voorzitter:
O, wacht even; de toezeggingen!
Staatssecretaris De Vries:
Dat is uw taak.
De voorzitter:
Ja, maar ik was nog bezig toen u ... Oké, whatever; order! Er is een tweeminutendebat
aangevraagd met als eerste spreker meneer Bamenga.
De toezeggingen.
− De Staatssecretaris zegt toe te zullen kijken wat Nederland meer kan doen in de bestrijding
van seksueel geweld dat wordt ingezet als wapen, en in het helpen van slachtoffers,
waaronder de mogelijkheid van het organiseren van een internationale conferentie,
en hierover voor de begrotingsbehandeling schriftelijk op terug te komen. De Staatssecretaris
zal in de brief ook terugkomen op de fact-findingmissie Sudan. Dat is een toezegging
aan mevrouw Dobbe.
− De Staatssecretaris zegt toe zich ervoor in te zetten om Sudan en de wapenleveranties
vanuit de Verenigde Arabische Emiraten op de agenda te zetten van de RBZ in het najaar
en hierop schriftelijk terug te komen in het verslag van de RBZ. Dat is een toezegging
aan de heer Van Campen.
De Staatssecretaris ... Mag ik heel even mijn lijst afmaken?
− De Staatssecretaris zegt toe de Kamer schriftelijk te informeren over hoe het hulppakket
van 25 miljoen voor Gaza en de regio precies wordt besteed en daarbij specifiek in
te gaan op de inzet voor de meest kwetsbare kinderen die acuut medische hulp nodig
hebben. In de brief zal zij ook ingaan op hoe andere Europese landen investeren in
en bijdragen aan de zorg in de regio. Zij spant zich ervoor in om deze brief voor
de rondetafel van BuZa van donderdagochtend 2 oktober te sturen. Een toezegging aan
meerdere leden.
− De Staatssecretaris zegt toe in de brief over de Grote Meren die spoedig naar de Kamer
komt, terug te komen op gesprekken met organisaties die betrokken zijn bij de regio.
Dat is een toezegging aan de heer Bamenga.
Kan ik daar akkoord op krijgen of niet? Ik hoorde namelijk wat gerommel. Akkoord.
Dat is fijn, want dan kan ik ... Nog één vraag van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het hoeft niet per se een toezegging te zijn, hoor. Ik hoorde de Staatssecretaris
echter wel zeggen dat er informatie onze kant opkomt over het Global Fund en de financiering
daarvan. Dat hoeft geen toezegging te zijn, maar ik ben wel benieuwd.
Staatssecretaris De Vries:
Ja, ik heb begrepen dat dat een geplande brief is. Het is dus niet specifiek een nieuwe
toezegging. Het is wel iets wat naar u toe komt, maar dat staat al op de rol. Ik heb
begrepen dat dat dit jaar komt.
Mevrouw Dobbe (SP):
Maar die financiering loopt tot 21 november. Dus het moet vóór 21 november.
Staatssecretaris De Vries:
Dáárvoor.
De voorzitter:
Plan de brief op tijd, begrijp ik. Dat is dus voor 21 november.
Dank jullie wel en een fijne avond.
Sluiting 18.43 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier