Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 8 september 2025, over, Wijziging van enkele wetten op het terrein van de accountancy in verband met maatregelen ter verhoging van de kwaliteit van de wettelijke controle (Wijzigingswet accountancysector)
36 484 Wijziging van enkele wetten op het terrein van de accountancy in verband met maatregelen ter verhoging van de kwaliteit van de wettelijke controle (Wijzigingswet accountancysector)
Nr. 14
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 29 september 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft op 8 september 2025 overleg gevoerd met de
heer Heinen, Minister van Financiën, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten op het terrein van de accountancy in
verband met maatregelen ter verhoging van de kwaliteit van de wettelijke controle
(Wijzigingswet accountancysector) (Kamerstuk 36 484).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie, Weeber
Voorzitter: Nijhof-Leeuw
Griffier: Van der Steur
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Eijk, Faddegon, Van der Lee, Nijhof-Leeuw
en Vermeer,
en de heer Heinen, Minister van Financiën.
Aanvang 14.03 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Ik begrijp dat het gezellig is, maar bewaart u dat even
voor de pauze, zeg ik dan even tegen de aanwezige woordvoerders. Van harte welkom
bij deze vergadering van de vaste commissie voor Financiën. Op de agenda staat de
Wijzigingswet accountancysector. Van harte welkom aan de Minister. De vergadering
staat gepland tot 19.00 uur, maar ik ben optimistisch. Ik denk niet dat we dat nodig
gaan hebben, dus we gaan het allemaal zien. Welkom aan de Kamerleden. U hebt een punt
van orde, meneer Vermeer?
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Vanwege een afspraak met het presidium ga ik hier om 15.10 uur weg.
De voorzitter:
Komt u dan terug?
De heer Vermeer (BBB):
Vandaag niet meer, denk ik.
De voorzitter:
Dat is dan een hele lange schorsing. Zo lang kunnen we helaas niet schorsen, als u
het niet erg vindt. Laten we dan beginnen. Dan zult u wellicht de antwoorden terug
moeten kijken, want zo snel zal de Minister ook niet kunnen antwoorden. U zit gelukkig
vooraan, dus u kunt in ieder geval ruimschoots uw eerste termijn doen. Voor de heer
Van der Lee geldt hetzelfde, begrijp ik.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik ben ook lid van het presidium en wij hebben dezelfde verplichting.
De voorzitter:
Uitstekend, maar als het goed is, wordt het team nog versterkt door de heer Idsinga
van NSC. Die gaan we ongetwijfeld nog tegemoetzien. Voor nu begin ik met de eerste
termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de heer Van der Lee
van GroenLinks-PvdA.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat we het hierover hebben. Ik ben zelf acht jaar
lid geweest van een raad van bestuur. Die had trouwens ook een raad van toezicht.
Wij waren jaarlijks met de accountants in de weer om een jaarverslag te krijgen. We
hadden ook allerlei KPI's. Ik moet zeggen dat dat mij veel heeft geleerd en dat ook
het nut ervan enorm groot is. Dit was een organisatie met meer dan 600 man, meer dan
200 miljoen omzet, complex. Het is ontzettend gezond dat je voortdurend een spiegel
voorgehouden krijgt en dat je in gesprek met accountants je eigen interne processen
beter in beeld krijgt en kunt aanscherpen wanneer er risico's en problemen zijn.
Vanuit die ervaring kijk ik positief naar de accountancysector, al moet ook gezegd
worden dat er wel wat problemen zijn geweest in het verleden en dat er ook meer recent
dingen gebeuren waar je vraagtekens bij kunt zetten. Daar kom ik straks nog wel even
op terug. Tegelijkertijd ligt in veel van de wet- en regelgeving en ook in de manier
waarop de beroepsorganisatie is georganiseerd, de focus heel erg op de individuele
accountant. Het is goed dat we nu ook iets meer kijken naar de accountantskantoren.
Voordat ik op de inhoud van het wetsvoorstel inga, wil ik graag nog even de staf van
de commissie bedanken, omdat ik als wetsrapporteur erg op hen heb kunnen buigen voor
een aantal dingen die we hebben gedaan. Ik ben ook blij met de wetenschapstoetsen
die zijn uitgevoerd. Dat is ook heel nuttig. Dank ook aan de wetenschappers. Ik wil
ook een compliment geven aan de Minister en zijn ambtenaren, omdat ik zie dat er is
geluisterd naar kritiek, de input niet alleen vanuit de Kamer maar ook daarvoor van
de Raad van State, en omdat de wet op een aantal punten nog verder is verbeterd.
Het is duidelijk dat er een probleem was. Accountantsorganisaties die wettelijke controles
uitvoeren, waren eigenlijk onvoldoende transparant over de aspecten van kwaliteit,
zo constateerden de Commissie toekomst accountancysector en ook de kwartiermakers.
Dat heeft ook geleid tot dit wetsvoorstel. Ik kwam nog een citaat tegen van de kwartiermakers
dat ik nog even wil noemen, omdat het ook wel weer iets zegt: «Exemplarisch hierbij
is in onze ogen de algemene teneur van de reacties op het wetsvoorstel: regeldruk,
kosten, rompslomp, overlast. Nauwelijks blijkt het besef dat de voorgestelde wetswijzigingen
voortkomen uit maatschappelijke onvrede en objectieve aanbevelingen. Het monopolie
brengt nu eenmaal verplichtingen met zich mee. Noblesse oblige.» Dit waren op zich
duidelijke woorden van de kwartiermakers. Dat verklaart ook de noodzaak, denk ik,
van de wet.
Tegelijkertijd hebben sommige van de reacties ook wel enige weerklank gevonden. Als
ik kijk naar de vormgeving, zijn er ook een aantal keuzes gemaakt. Ik denk dat het
heel belangrijk is dat er gewerkt gaat worden aan en gerapporteerd gaat worden over,
zeg maar, indicatoren die borgen dat het kwaliteitssysteem bevordert dat de kwaliteit
van de wettelijke controles goed is. Ik denk ook dat de keuze om daar drie jaar mee
te werken positief is. Ik begrijp trouwens dat sommige grote kantoren al werken met
die indicatoren en daarover rapporteren. Maar ik begrijp ook dat voorlopig niet de
stap is gezet om het verder uit te rollen naar de circa 220 overige vergunninghouders.
Die keuze lijkt mij terecht en overzichtelijk. Daar kan ik mij bij aansluiten. Juist
omdat grote kantoren er zelf al mee zijn gaan werken, ben ik wel benieuwd of de Minister
aanwijzingen heeft dat er in die groep van 220 vergunninghouders organisaties zijn
die dit al vrijwillig zouden willen introduceren. Ook voor het management van een
organisatie van accountants heeft het een meerwaarde om zo'n systeem in te voeren.
Het is denk ik goed voor jezelf om te weten of je je zaken op orde hebt, maar het
maakt het ook vergelijkbaar met andere kantoren. Ik ben wel benieuwd of er bereidheid
is om hier vrijwillig mee te gaan werken en of de Minister dat eventueel zou willen
steunen. Misschien is ook de beroepsorganisatie op dat terrein actief. Daar hoor ik
graag meer over.
Ik vind het ook heel belangrijk dat het intern toezicht wordt versterkt. Ik weet wat
de waarde is van een raad van toezicht. Het lijkt me terecht dat de wat grotere kantoren
ook die plicht krijgen. Een groot aantal heeft al een vorm van intern toezicht. Het
is dus eigenlijk meer een aanvulling op een voor een deel al in gang gezette praktijk.
Ook dat lijkt mij een positieve ontwikkeling.
Ik wil ook benadrukken dat het goed is dat er gekozen is voor pseudonimisering van
de naam van de externe accountant. Dat is ook een bewijs dat er geluisterd is. Dat
biedt voldoende inzicht en beperkt de risico's die men zag op privacyschendingen.
Als er schaarste is in de markt en als een auditkantoor uit een andere lidstaat van
de EU in Nederland zou willen werken, moet dat uiteraard gewoon inschreven zijn bij
de AFM, maar is het kantoor ook verplicht om te gaan rapporteren op deze indicatoren.
Dat lijkt mij een heel zinnige en belangrijke aanvulling.
Over de aanwijzingsbevoegdheid is natuurlijk het nodige gezegd. Er is ook door wetenschappers
gewezen op het risico en op de contraproductieve effecten die kunnen uitgaan van zo'n
aanwijzingsbevoegdheid. Dat heeft er niet toe geleid dat de Minister het uit de wet
heeft gehaald. Het wordt niet in werking gesteld. Ik vind dat wel een belangrijke
keuze. Daarom heb ik samen met collega Van Eijk toch maar een amendement ingediend
om te vragen om een voorhang op specifiek de aanwijzingsbevoegdheid. Ik denk namelijk
dat het wel belangrijk is dat we op dat moment in de tijd goed met elkaar bekijken
of het terecht is en of er echt behoefte aan is. Vooralsnog is het eigenlijk nog niet
noodzakelijk geweest om het in te zetten; dat geeft de Minister ook aan. Ik ben ook
benieuwd naar de omstandigheden als dat wel het geval is. Het lijkt me goed dat de
Kamer zich daar dan over buigt. De NBA geeft aan dat, mocht het zover komen, er wel
een grondslag moet komen waarop de eventuele meerkosten die verbonden zijn aan het
uitvoeren van zo'n aanwijzingsbevoegdheid, verhaald kunnen worden op de oob-controlecliënt,
bij wie het dan kennelijk niet gelukt is om het regulier in de markt op te lossen
door een accountant te vinden.
Dan heb ik nog een vraag die voorbijgaat aan de inhoud van het wetsvoorstel, maar
die wel raakt aan de evaluatie van het stelsel van beroepsreglementering dat in gang
is gezet of al loopt. Ik ben eigenlijk wel benieuwd of dat nog moet gaan gebeuren
en naar hoe het daarmee staat. Dan kom ik toch even terug op iets wat ik in het begin
zei. We hebben gezien dat bij een aantal kantoren de toetsen niet op de juiste manier
zijn gegaan bij een grote groep mensen, dus niet alleen bij de accountants, maar ook
bij mensen die moeten besturen en toezicht houden. Het verwonderde mij wel dat er
in het kader van zelfregulering en van wat er door de NBA gedaan kan worden in termen
van tuchtrecht, geen namen worden doorgegeven vanuit de kantoren aan de NBA. Dat vind
ik wel problematisch. Ik ben dus benieuwd of dit een rol gaat spelen in de evaluatie.
Hoe kijkt de Minister hier eigenlijk naar? Wat vindt hij ervan dat dit zo is gelopen?
Vindt hij dit een aandachtspunt voor die evaluatie? Gaat dit eventueel leiden tot
aanpassingen voor de toekomst?
Ik denk dat dat de belangrijkste punten waren. Verder kan mijn fractie dus instemmen
met deze wet. Wij zien het nut en de noodzaak ervan. Het lijkt mij goed om ermee aan
de slag te gaan.
Dat was mijn inbreng, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Dan kom ik nu bij de fractie van BBB. Meneer Vermeer,
gaat uw gang.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. BBB wil uiteraard een goed functionerende accountancysector.
Als er aanleiding is om maatregelen te nemen om de kwaliteit van de sector te verbeteren,
dan hoeft dat natuurlijk niet verkeerd te zijn. Wij spreken hier over maatregelen
voor de accountants die wettelijke controlewerkzaamheden uitvoeren voor onze overheidsinstellingen
en voor grotere Nederlandse bedrijven, voor organisaties van openbaar belang of voor
de oob, zoals eerder al genoemd. Een gedegen controleproces, een gedegen opinie en
goede dossieronderbouwing zijn daarbij belangrijk, vooral voor verantwoording aan
het maatschappelijk verkeer. Dat weet een Nederlandse accountant. In Nederland is
een accountant daar ook voor opgeleid en verricht hij zijn werkzaamheden bij een accountantsorganisatie
met vastgelegde kwaliteitseisen. Onze partij is van mening dat het Nederlandse bedrijfsleven
momenteel al gebukt gaat onder te veel regels, regels die in veel gevallen moeten
worden getoetst door een accountant. Daarom moet wetgeving noodzakelijk en uitvoerbaar
zijn. Tegen die achtergrond voeren wij vandaag dit wetgevingsoverleg.
Voorzitter. Ik wil beginnen met de rapportageplicht door middel van kwaliteitsindicatoren.
Deze worden in de huidige plannen beperkt tot de zes grootste accountantsorganisaties,
die ook organisaties van openbaar belang controleren. Hiermee wordt de regeldruk voor
de overige 200 accountantsorganisaties verlicht, maar mogelijk vallen die na toekomstige
evaluaties ook nog onder de reikwijdte van deze wet. Kan de Minister verduidelijken
hoe hij de reikwijdte in de toekomst zal aanpassen? Uit de stukken blijkt dat er na
drie jaar een evaluatie zal plaatsvinden, waarbij de rapportageplicht mogelijk wordt
uitgebreid. Er staan echter nog te weinig kaders in waar die dan aan moet voldoen.
Is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat een voorgenomen uitbreiding naar kleinere
accountantsorganisaties pas een jaar nadat de Kamer is geïnformeerd over de evaluatie,
wordt voorgesteld, zodat de Kamer nog enige discussie hierover kan voeren?
Voorzitter. De wetgeving brengt aanzienlijke kosten met zich mee voor de sector die
uiteindelijk onvermijdelijk worden doorberekend aan de cliënten. Die zullen het weer
aan hun cliënten of aan de inwoners doorberekenen. Uit de stukken blijkt dat dit onvoldoende
gekwantificeerd wordt, althans naar mijn mening. De Minister geeft wel aan dat hij
de baten belangrijker vindt dan de kosten, maar om dat te kunnen stellen, moet je
wel een concreet beeld hebben van de specifieke kosten en baten. Heeft de Minister
die in beeld? Hoeveel moet deze wetgeving de accountantsorganisaties en dus uiteindelijk
hun cliënten kosten, en bij een overheidsorganisatie de inwoners? Is daar onderzoek
naar gedaan? Zo nee, is de Minister dan bereid om dit alsnog te doen? Hoeveel duurder
wordt het voor een onderneming om een van de zes grootste accountancykantoren in te
schakelen?
Ik heb zelf als gemeenteraadslid al gemerkt hoe moeilijk het was om een accountant
te vinden. De offerte van de ene die het wel wil doen, heb je dan maar te accepteren,
althans, zo lijkt het. Dat is natuurlijk niet de manier waarop je met publiekelijk
geld om wilt gaan.
Voorzitter. De kosten voor accountantscontroles voor de oob's zijn de afgelopen vijf
jaar gestegen met zo'n 4% tot 6% per jaar. Deels komt dat door toegenomen regeldruk,
bijvoorbeeld op duurzaamheidsgebied, en deels door personeelstekort. Accountants hebben
baat bij rust, reinheid en regelmaat vanuit de overheid. Daar hebben we natuurlijk
allemaal baat bij, maar dat is zeker zo in dit geval. Dat geldt dus ook voor de introductie
van wet- en regelgeving. Miljoenen euro's zijn besteed aan de training van accountants
om de Europese duurzaamheidsregels te implementeren in controleprotocollen. Datzelfde
Europa remt de duurzaamheidsrapportages vervolgens weer af. Daar zijn wij op zich
blij mee, maar het is natuurlijk wel een geldverspilling vanjewelste.
Voorzitter. De verloren tijd, dat geld en die inzet hadden direct ingezet kunnen worden
voor de cliënten en het versterken van de kwaliteit binnen de organisaties zelf. Nieuwe
oob's in Nederland en ook de overheid, waaronder gemeentes, provincies en gemeenschappelijke
regelingen, hebben moeite met het laten uitvoeren van de verplichte accountantscontroles
door gebrek aan accountantscapaciteit. Dat draagt niet bij aan de gewenste groei van
Nederland. En als er wetgeving of regelingen worden geïntroduceerd, is het belangrijk
om met de sector vooraf de controleerbaarheid en de effectiviteit af te stemmen. Daarom
is het ook fijn dat er wetenschapstoetsen en zo zijn, waar de heer Van der Lee ook
naar verwees. Een rem zetten op onnodige regeldruk is essentieel. Ook draagt dit direct
bij aan het oplossen van het personeelstekort in de sector.
Hoewel de Minister de aanstelling noemt van kwartiermakers die zich hierover gebogen
hebben, is het voor onze fractie onvoldoende duidelijk hoe de beschikbaarheid van
accountants structureel zal en zal kunnen worden verbeterd. De Koninklijke Nederlandse
Beroepsorganisatie van Accountants is bezig met het programma Herijking beroepsprofiel,
om zo opleiding- en carrièreperspectieven voor startende accountants aantrekkelijker
te maken. Eigenlijk handelt de NBA als reactie op de toegenomen regeldruk en personeelstekorten.
Was het niet beter geweest om er in een eerder stadium over na te denken door meer
vanuit het ministerie zaken qua audit en monitoring af te stemmen met de NBA? Hoe
ziet dat overleg er op dit moment uit? Hoe zit deze Minister daarin? Moeten we niet
eerst voorbereiding en capaciteit creëren en dan, als het dan toch moet – maar dat
zien we liever niet – aanvullende regeldruk introduceren? Graag een reflectie van
de Minister hierop.
In de nota naar aanleiding van het verslag wijst de Minister op de verantwoordelijkheid
van de sector zelf om onder andere personeelstekorten aan te pakken. Maar het is toch
ook zo dat de regering een verantwoordelijkheid heeft om de sector niet overmatig
te belasten? Dat is een cruciaal punt wat ons betreft. Graag uw reactie.
Hoe wordt voorkomen dat na de eerste positieve evaluatie van de audit quality indicators
de rapportageplicht automatisch wordt uitgebreid naar kleinere kantoren, zonder een
grondige proportionaliteitsanalyse of kosten-batenanalyse? De omstandigheden en het
draagvlak kunnen de komende jaren namelijk nog aanzienlijk veranderen.
Is er onderzocht of vergelijkbare maatregelen, zoals de audit quality indicators,
in de ons omringende landen daadwerkelijk een kwaliteitsverbetering gaan opleveren?
Wat kunnen we leren uit hun eerste evaluaties? Immers, de kern is internationale harmonisatie,
maar de invulling en rapportageplicht verschillen per land. Wij helpen de Nederlandse
accountantssector niet door extra's op de wereldwijde regelgeving te zetten.
Voorzitter. Vanuit onze zienswijze zijn de audit quality indicators vooral aanbevolen
en vrijwillig van toepassing. Ze zijn dus geen wettelijke verplichting, maar een aanvulling
op managementinformatie en communicatie. Ze zijn bij inspecties ondersteunend en niet
direct sanctionerend. De verwachting van de BBB-fractie is echter dat het gaat leiden
tot hardere uitkomsten, tekortkomingen en zwaarder rapporteren in Nederland via de
Autoriteit Financiële Markten, de AFM. Zou de Minister daarop willen reflecteren?
Hoe ziet hij dat?
BBB is voorstander van open communicatie en dialoog. Juist in deze fase moeten we
luisteren naar en afstemmen met de sector. We moeten kijken naar omringende landen
en de audit quality indicators nog niet inzetten als compliancemiddel. Zo zitten wij
daarin. Accountantswerk is mensenwerk vanuit stabiliteit in wet- en regelgeving. Dat
is weer onze verantwoordelijkheid.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Van der Lee.
De heer Vermeer (BBB):
Mag ik mijn laatste regel nog even doen?
De voorzitter:
Uw laatste regel.
De heer Vermeer (BBB):
De menselijke professionele maat is wat ons betreft leidend voor het beste resultaat.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
In eerste instantie is mijn interruptie misschien verhelderend, omdat de laatste zinnen
de indruk wekken dat de BBB tegen de wet gaat stemmen. Of moet ik het zo zien dat
de kritiek en de zorgen vooral gaan over de 220 overige vergunninghouders en dat het
voor de BBB wel acceptabel is dat de grote zes kantoren wel de complianceplicht krijgen
opgelegd?
De heer Vermeer (BBB):
Ik denk dat de heer Van der Lee goed begrepen heeft dat dat onze inzet is. Maar dit
hebben wij in het algemeen met allerlei duurzaamheidsrapportages gezien. Het probleem
is dat die op papier alleen maar voor bedrijven met veel werknemers gelden. Doordat
we nu eenmaal in ketens samenwerken, heeft dat altijd een weerslag op al die andere
schakels in de keten. Als je zelf de boel op orde wilt hebben, moet de informatie
van mensen met wie je samenwerkt ook op orde zijn. Dat legt daar vervolgens regels
neer. Ook hierbij willen wij oppassen dat dit niet al impliciet uitgerold wordt over
de kleinere organisaties. Daar zouden wij toch een iets hardere knip in willen hebben.
Maar wij kunnen wel staan achter het principe van de wet die nu voorligt.
De voorzitter:
De heer Van der Lee voor een vervolgvraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat is dan goed. Dat is helder. De BBB heeft recht op eigen zorgen, maar in dit geval
… De rol van een externe accountant bij een groot kantoor kan niet zomaar worden vervuld
door een externe accountant bij een kleiner kantoor. De parallel met een extra rapportageplicht
op groen terrein zie ik dus niet helemaal. Maar goed, dan zullen we t.z.t., na de
evaluatie over drie jaar, wel zien of er een voornemen tot uitruil komt en onder welke
condities. Dan hebben we een nieuwe discussie met elkaar.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord, maar het roept wellicht wel een reactie op.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, even kort. Ik weet dat het niet vergelijkbaar is, maar we moeten wel altijd goed
kijken wat de impact is voor de kleinere organisaties en niet denken dat het automatisch
goedkomt als het geregeld is voor de grotere organisaties. Dat is meer mijn waarschuwing.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw
Van Eijk, die spreekt namens de VVD. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. We spreken vandaag over de Wijzigingswet accountancysector.
Laat ik helder zijn: de VVD is kritisch over dit wetsvoorstel, een voorstel dat al
sinds 2021 onderweg is en inmiddels zijn vierde Minister van Financiën kent. En laat
ik helder zijn: de aanleiding was evident en de noodzaak om iets te doen is nog altijd
actueel.
Onze belangrijkste zorg is de stapeling van regels en de toenemende bureaucratie in
een sector die al zwaar gereguleerd is. De controle van de jaarrekening is een publieke
taak uitgevoerd op private partijen. Kwaliteit staat daarbij voorop. Maar de vraag
die wij ons moeten stellen, is of we de kwaliteit van de wettelijke controles werkelijk
verbeteren met nog meer regels. Of zijn we bezig met een bureaucratische reflex waarbij
de opbrengst steeds kleiner wordt en de kosten steeds hoger worden?
Voorzitter. De Raad van State, het Adviescollege toetsing regeldruk en de mkb-toets
zijn allemaal kritisch. Zij noemen dit wetsvoorstel «onevenredig» en «disproportioneel»,
en wijzen op een stapeling van lasten. Hun advies? Begin met een experiment of een
pilot, of geef de sector meer ruimte voor zelfregulering. Waarom kiest de Minister
ondanks dit stevige advies toch voor een landelijke wettelijke verplichting in plaats
van voor een pilot of zelfregulering? Ik sluit aan bij de woorden van de heer Van
der Lee, want ik zie ook dat gedurende de behandeling van deze wet er heel veel adviezen
door de Minister zijn overgenomen. Daar zijn wij heel erg blij mee.
De regeldruk, eerder ook al genoemd, komt niet alleen uit Den Haag. We zien dat accountantsorganisaties
– ik heb er zelf meer dan tien jaar lang onderdeel van mogen uitmaken, dus ik weet
hoe hardnekkig het is – regels, checklists en interne protocollen nóg strakker invullen,
uit angst voor de toezichthouder en reputatieschade. Dat stapelt zich op. Erkent de
Minister dat er sprake is van dubbele regeldruk, zowel regeldruk vanuit wet- en regelgeving
als regeldruk vanuit de sector zelf? Zou de Minister dan niet juist moeten inzetten
op deregulering in plaats van op nieuwe verplichtingen? Is de Minister bereid om samen
met de sector te onderzoeken hoe de wettelijke controletaak eenvoudiger en goedkoper
te maken, juist ook voor het mkb, en daarbij nadrukkelijk te kijken naar proportionaliteit
en uitvoerbaarheid?
Rapporteren over kwaliteitsindicatoren klinkt mooi. Maar door rapportages wordt de
kwaliteit van controles niet automatisch beter. Anders gezegd: transparantie is belangrijk,
maar rapportages zijn geen garantie voor kwaliteit. Kan de Minister concreet maken
hoe deze rapportageverplichtingen de kwaliteit van de wettelijke controle verhogen?
Wat is het bewijs dat deze extra rapportages de kwaliteit van de controles daadwerkelijk
verbeteren? Kan de Minister één concreet voorbeeld geven? De Minister stelt dat kwaliteitsindicatoren
transparantie bieden. Maar erkent de Minister dat transparantie niet hetzelfde is
als kwaliteit?
We zien dan ook het risico van dubbel werk. Accountants moeten nu al rapporteren aan
de NBA en de AFM, en soms ook intern. Dat leidt tot overlap en extra lasten. Ook de
NBA en SRA waarschuwen voor overlap en stapeling van rapportages. Gebruik van één
gestandaardiseerd systeem van kwaliteitsindicatoren zodat data slechts één keer hoeven
te worden aangeleverd en daarna gedeeld kunnen worden met alle relevante partijen,
heeft de voorkeur. Is de Minister bereid om de verplichtingen zo in te richten dat
data slim gedeeld kunnen worden en overlap wordt voorkomen? De vraag die ook mijn
collega's al stelden: hoe wordt de Tweede Kamer betrokken bij de nadere regels als
het gaat om die kwaliteitsindicatoren?
Ook geldt er straks een verplicht intern toezichtorgaan voor oob-accountants en nog
eens vijftien tot twintig andere grote organisaties. Hoe verhoudt dit wetsvoorstel
zich tot Europese regelgeving en internationale proportionaliteit? Kan de Minister
onderbouwen welke concrete risico's er spelen bij die kantoren die deze zware governance-eisen
rechtvaardigen? Klopt het dat meer dan tien van de andere grote organisaties al een
vorm van intern toezicht hebben en de lasten dus beperkt zijn?
Dan de aanwijzingsbevoegdheid van de NBA. Dit is een zeer ingrijpende maatregel. De
Minister zegt dat er geen problemen zijn met het vinden van een accountant door oob's.
Waarom dan toch deze ingrijpende aanwijzingsbevoegdheid regelen in de wet? Het is
goed dat de Minister dit onderdeel voorlopig niet in werking laat treden. Maar de
VVD wil wel dat de Tweede Kamer zeggenschap krijgt over het al dan niet activeren
of uitbreiden van dit onderdeel. Kan de Minister hier een toezegging op doen? Ik verwijs
naar het amendement hierover dat ik samen met de heer Van der Lee heb ingediend.
Voorzitter. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om drie actuele punten te benoemen.
De sector staat voor een grote uitdaging: er is een groeiend tekort aan accountants.
Jong talent haakt af terwijl de vraag naar controles blijft groeien. Hier liggen kansen
voor innovatie. Kunstmatige intelligentie kan repetitieve taken overnemen, risico's
beter signaleren en zo zowel de kwaliteit als de efficiëntie van controles verbeteren.
Dit kan de druk op het schaarse aantal accountants verlichten. Ik heb een aantal vragen.
Biedt de huidige wet- en regelgeving voldoende ruimte om kunstmatige intelligentie
in te zetten bij accountantscontroles? Ziet de Minister het risico dat te strikte
regels innovatie juist tegenhouden?
Zoals blijkt uit de recente beantwoording van de Kamervragen van het voormalige lid
Aukje de Vries, werkt de NBA aan de modernisering van het beroepsprofiel van de accountant;
dat is ook al benoemd door mijn collega, de heer Vermeer. Die stap wordt door het
ministerie gesteund en is gericht op een beroep dat toekomstbestendig, aantrekkelijk
en studeerbaar is, met een nadruk op professionele ontwikkeling; dat is iets wat eerder
ontbrak. Dit is precies wat de VVD wil: een beroep dat meebeweegt met maatschappelijke
en technologische ontwikkelingen, en aantrekkelijk blijft voor nieuwe instroom. Maar
het legt ook de spanning binnen de sector zelf bloot: AA-accountants krijgen nu te
maken met een mkb-route en een assuranceroute, wat de onrust rond de toekomst van
de mkb-accountants gedeeltelijk adresseert, maar ook vragen oproept over gelijke toegang
en sectordoorgroei. Hoe borgt de Minister dat deze duale route niet zal leiden tot
ongelijkheid of een verzwakking van de mkb-accountant in de praktijk? Is de Minister
bereid om te laten monitoren hoe de nieuwe beroepsprofielen uitpakken in termen van
instroom en continuïteit binnen het mkb?
De Minister kondigt een onderzoek aan naar het stelsel van beroepsreglementering bij
de NBA. Dat roept bij de VVD enkele vragen op. Allereerst: wij zien dat de NBA de
verantwoordelijkheid draagt voor het opstellen en handhaven van regels voor de beroepsgroep.
Tegelijkertijd spelen ook accountantsorganisaties en individuele beroepsbeoefenaren
een grote rol. Kan de Minister toelichten hoe dit onderzoek concreet gaat kijken naar
de verhouding tussen deze twee verschillende partijen?
Ten tweede. De Minister zegt dat maatregelen nodig zijn om de kwaliteit van wettelijke
controles verder te versterken. Maar is de Minister het met de VVD eens dat het cruciaal
is om daarbij goed onderscheid te maken tussen de verantwoordelijkheid van de NBA
enerzijds en die van accountantsorganisaties en individuele accountants anderzijds?
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat die verantwoordelijkheden niet door elkaar
gaan lopen? De VVD hecht eraan dat de beroepsgroep duidelijkheid heeft over waar zij
op aangesproken wordt. Kan de Minister garanderen dat dit onderzoek daadwerkelijk
leidt tot een helder en werkbaar stelsel, waarbij verantwoordelijkheden niet diffuus
blijven maar juist transparant zijn en goed afgebakend worden?
Tot slot, voorzitter. De VVD staat voor een sterke economie en een kleine overheid
en voor minder regeldruk en minder bureaucratie. De vraag is niet hoe we nog meer
regels kunnen maken, maar hoe we de kwaliteit van controles werkelijk verbeteren en
tegelijkertijd de sector de ruimte geven om zijn werk te doen. De VVD wil de kwaliteit
van controles waarborgen, maar niet door de sector te verstikken met regeldruk. Het
is cruciaal om slim om te gaan met rapportageverplichtingen en volop ruimte te bieden
voor innovatie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Eijk.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik had het genoegen om zaterdag op het congres van de VVD te zijn, dus ik weet waar
de VVD voor staat en wat de VVD wil. Maar dat is me nog niet helemaal duidelijk wat
betreft dit wetsvoorstel. Dit was nogal een klaagzang over regeldruk en over allemaal
extra regels. Maar als je sec naar de wet kijkt, dan gaat het om een rapportageverplichting
voor zes à zeven grote accountancykantoren. Moet ik uit de kritische vragen in de
inbreng nou afleiden dat de VVD tegen deze wet gaat stemmen, of is het in dit geval
zo dat de VVD in de praktijk toch inziet dat het op een aantal punten wel belangrijk
is om soms even wat extra regels op te stellen?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Laat ik met dat laatste punt beginnen. In deze wet is er sprake van extra regels,
maar ik vertrouw erop – ik denk dat dat ook zo is – dat de kwaliteitssystemen, zeker
die van de grotere organisaties, al dusdanig zijn ingericht dat de extra stap die
nodig is om aan de wet te voldoen, heel dichtbij is. Ik maak me wel zorgen – de heer
Vermeer heeft dat ook uitgesproken – over die volgende stap, naar de grote en de andere
organisaties. Volgens mij hebben we met elkaar uitgesproken – volgens mij hebben we
dat nu goed vastgepakt – dat we daar heel duidelijk een knip gaan maken. We kijken
hoe de praktijk hierop gaat reageren en wat de effecten daarvan zijn, zodat uiteindelijk
de kwaliteit echt omhooggaat, en dan pas gaan we de volgende stap nemen. Ik uit vooral
zorgen, maar wij blijven kritisch op regeldruk. Ik wil het stap voor stap kunnen blijven
volgen, maar ik ben hoopvol, zal ik maar zeggen, over hoe de praktijk hiermee zal
omgaan en dat het daarmee ook wel zal meevallen.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Daar ben ik blij mee. Ik weet gewoon van grote kantoren die al hiermee werken dat
ze het een prima idee vinden. Sterker nog … Kijk, het is altijd belangrijk om iets
van een gelijk speelveld te creëren. Veel van de regels die we kennen, zijn juist
gericht op het creëren van een gelijk speelveld. Daarom lijkt het me verstandig voor
de VVD en de BBB om niet alleen te kijken naar de regeldruk an sich, maar ook naar
wat je eigenlijk probeert te regelen. Als je te weinig regelt, dan geef je vrij spel
aan de freeriders. Bedrijven die verantwoord ondernemen vinden dat juist helemaal
niet fijn. Het is fijn dat de VVD in dit geval toch inziet dat een extra regel hier
best goed is.
De voorzitter:
Ik zie dat daar verder geen reactie meer op nodig is. Dan kom ik bij de laatste spreker
van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Faddegon, die spreekt namens de PVV. Gaat
uw gang.
De heer Faddegon (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met dank uit te spreken aan de Minister,
het ministerie en alle ambtenaren die hier heel hard aan hebben gewerkt. Dat doet
niet af aan onze mening daarover, maar het doet er ook niet aan af dat ze inderdaad
heel veel werk hebben verzet. Dat waarderen wij uiteraard wel weer.
Laat ik vooropstellen dat de PVV het belang onderkent van kwalitatieve betrouwbare
accountantscontroles. Juist in een tijd waarin het maatschappelijk vertrouwen in grote
organisaties onder druk staat, is het zaak dat de poortwachtersfunctie van de accountant
stevig en geloofwaardig wordt ingevuld. De accountancysector kent structurele problemen,
van ondermaatse kwaliteitsstandaarden tot wetgeving die niet geheel in lijn is of
lijkt met Europese wetten. Maar dit wetsvoorstel roept bij ons meer vragen op dan
dat het antwoorden biedt. De PVV is echt bezorgd dat deze wet in de praktijk moeilijk
uitvoerbaar zal blijken te zijn. Deze wet bestaat uit een technocratisch woud van
maatregelen die niet noodzakelijkerwijs zullen leiden tot het gestelde doel, namelijk
blijvende kwaliteitsverbetering van de wettelijke controle binnen de accountancysector.
Ten eerste de AQI's. De kwaliteitsindicatoren zijn prachtig op papier, maar de vraag
is: wat meten ze nu werkelijk en wat zeggen ze daadwerkelijk over de kwaliteit van
de controle? Een uren- of een foutenteller maakt een controle niet per se beter. Transparantie
is op zichzelf geen kwaliteitsgarantie. Bovendien zal deze nieuwe rapportageverplichting,
hoe gefaseerd ook, onherroepelijk leiden tot meer regeldruk, vooral voor de kleinere
kantoren in het mkb. Er wordt nu gezegd dat het voorlopig alleen geldt voor de zes
grootste organisaties, maar de deur staat nadrukkelijk open voor uitbreiding. De voorgestelde
schrapping van de tijdelijke opschorting voor reguliere vergunninghouders zet die
deur zelfs nog verder open. Als we niet uitkijken, rollen de gevolgen weer onevenredig
richting de kleine mkb-kantoren, die samen met de mkb-ondernemingen van ons land het
fundament van onze economie vormen.
Ten tweede de aanwijzingsbevoegdheid van de NBA. Dit is een buitengewoon ingrijpend
instrument. Het feit dat een private beroepsorganisatie namens de overheid een controlecliënt
een accountant aan kan wijzen, wringt, zeker wanneer er zoals nu geen sprake is van
bewezen marktfalen. Waarom dan nu al deze maatregel juridisch verankeren, en dan ook
nog met een zeer korte beslistermijn van acht weken? Daarmee dreigen ons inziens de
rechtszekerheid en onafhankelijkheid in het gedrang te komen.
Dan de juridische en bestuurlijke complexiteit. Het wetsvoorstel stapelt bevoegdheden,
verplichtingen en toezichtslagen op elkaar. De AFM wordt zwaarder belast, de NBA krijgt
nieuwe rollen, de verantwoordelijkheid van de accountantsorganisaties wordt verzwaard
en dat alles in een sector die al zwaar gereguleerd is. De Raad van State waarschuwt
niet voor niets voor een risico-regelreflex. Mijn vraag aan de Minister: is het probleem
hier de afwezigheid van regels of het falen van bestaande controlemechanismen? Los
daarvan vragen wij de bij … Ik denk dat ik een foutje in mijn zin heb gemaakt; dat
kan gebeuren. Wij vrezen wel dat het extra werk voor de AFM de toch al vaak veel te
hoge tarieven van de AFM nog verder zal doen stijgen. We hebben eerder gesproken over
die tarieven. Nog hogere tarieven van de AFM, zeker voor de kleinere ondernemingen;
dat kan toch nooit de bedoeling zijn?
Vervolgens de verantwoordelijkheidstoedeling. De plicht van accountantsorganisaties
om de kwaliteit van elke wettelijke controle te waarborgen, klinkt heel stevig, maar
negeert de realiteit. Geen enkel intern systeem, hoe robuust ook, kan menselijke fouten
of beoordelingsverschillen volledig uitsluiten. Door te suggereren dat dat wel kan,
neemt het kabinet een onrealistische juridische afslag; eentje die bovendien strijdig
lijkt met Europese richtlijnen en de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen
de individuele accountant en de organisatie. Wat ons stoort, is het gebrek aan een
integrale visie. Er wordt te weinig gereflecteerd op de dieperliggende oorzaken van
de kwaliteitsproblemen in de sector, zoals de commerciële druk, de complexiteit van
controles en het tekort aan ervaren personeel; daar is al eerder op gewezen door collega's
hier. In plaats daarvan kiezen we voor weer meer regels, weer meer toezicht en weer
meer papierwerk. En dat terwijl er al klachten liggen bij de Europese Commissie over
de verenigbaarheid van dit wetsvoorstel met het Unierecht. Wij maken ons daar zorgen
over.
Tot slot, voorzitter. De ambities van dit wetsvoorstel mogen lovenswaardig zijn, maar
de gekozen uitwerking schiet in onze ogen tekort. We dreigen een sector die fundamenteel
van belang is voor onze economie, te verzwaren met extra bureaucratie, zonder dat
er sprake is van een bewezen kwaliteitsimpuls. Zoals al aangegeven zien wij een wetsvoorstel
dat in de praktijk niet of moeilijk uitvoerbaar zal blijken te zijn. Wij vragen ons
dan ook af of het niet beter zou zijn als de Minister een integrale, nieuwe accountancywet
uitwerkt, waarin een aantal van de zaken die vandaag aan de orde zijn, beter zijn
uitgewerkt, maar wel zo dat er een nieuwe integrale en werkbare wet voor de accountancysector
komt, die de regeldruk niet verhoogt, de kwaliteit meetbaar verbetert, uitvoerbaar
is en de kosten voor de bedrijven niet opstuwt.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat dit een aantal interrupties oplevert. Dan begin ik bij uw buurvrouw,
mevrouw Van Eijk, en daarna is de heer Van der Lee.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Mijn eigen inbreng begon ik met de opmerking dat deze wet al een tijd onderweg is.
Er is een consultatie geweest, er zijn heel veel adviezen uitgebracht door verschillende
organisaties en er hebben gesprekken plaatsgevonden. Ik zie dat heel veel van die
aanbevelingen en adviezen ook in deze wet zijn overgenomen. De oorspronkelijke wet
ging best wel ver op een aantal onderdelen, maar nu zetten we echt wel een aantal
stappen minder, waardoor het voor de praktijk beter behapbaar wordt, denk ik. Hoe
weegt de heer Faddegon dat?
De heer Faddegon (PVV):
Op zich een heel goede vraag. Mijn partij heeft al jarenlang aangedrongen op snel
handelen, maar ook op het maken van goede wetgeving. Bij wat nu voorligt, zien we
dat een aantal organisaties er wel achter staat en een aantal niet. De Raad van State
is best heel kritisch. Het ATR is heel kritisch over de uitvoerbaarheid. Uiteindelijk
heeft dit alles ons doen besluiten te vragen of de hele accountancywet, waar ook nogal
wat kritiek op is, niet in een keer goed aangepakt kan worden. Dan kunnen deze zaken
daarbij betrokken worden, in plaats van dat we nu een paar pleisters plakken op een
wet waarbij je de nodige vraagtekens kunt zetten.
De voorzitter:
Nog een interruptie, maar dan van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De positie van de PVV is helder. Ik heb niet de illusie dat ik de heer Faddegon zomaar
van positie doe veranderen, maar ik wil toch twee dingen zeggen. Kijk, ik ken het
begrip «risico-regelreflex», ook als voorzitter van de enquêtecommissie naar de aardgaswinning
in Groningen. Die term is jarenlang gebruikt om niet te onderkennen wat de gevolgen
waren van de gaswinning. Ik vind dat geen goed argument, zelfs niet als het van de
Raad van State komt. Mijn vraag is dan de volgende. Het wetsvoorstel is duidelijk
afgebakend tot de zes grootste organisaties. Die geven zelf aan dat ze er al mee werken
en dat ze het goed vinden, onder andere omdat het organisaties vergelijkbaar maakt.
U noemde zelf de commerciële druk. Maar het is toch zo dat je op deze manier in ieder
geval iets beter waarborgt dat de externe accountant wat minder onder druk kan komen
te staan van de organisatie, bijvoorbeeld vanwege de concurrentie en de andere factoren
die u zelf opnoemde? Daar zit toch op zich een positief punt in? Dat moet u toch erkennen?
Zou u, juist omdat er voor die afbakening is gekozen en die 220 organisaties buiten
beeld blijven, niet beter de wet kunnen steunen?
De heer Faddegon (PVV):
Inzake de Raad van State: u weet ook dat mijn partij soms kritisch is op de Raad van
State en dat mijn partij soms ook meegaat met de Raad van State. Dat is gebruikelijk,
denk ik. Wij beoordelen alles op zijn merites en maken onze eigen afweging. We bekijken
of we het met iets eens zijn of niet. In dit geval waren wij het eens met de Raad
van State. De heer Van der Lee zegt: als je nu een pleister plakt, dan repareer je
tijdelijk iets en wordt het misschien even iets beter. Dat is natuurlijk zo, maar
wij denken toch dat er een wat zwaardere operatie nodig is en niet alleen een paar
pleisters. Ik denk dat daar het verschil zit. Je lost er wel wat mee op, maar wij
denken dat het toch geen integrale oplossing is voor de accountancysector.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat lijkt me op zich een redelijke discussie. Zeker als het hele stelsel beoordeeld
wordt, lijkt het me heel goed om wat breder te kijken naar de wet. Volgens mij kunnen
we elkaar daar vinden. Tussentijds is het dan best wel goed om een pleister te plakken,
omdat het anders onnodig blijft bloeden. Dat wilt u toch niet?
De heer Faddegon (PVV):
Het is wel grappig dat wij nu op het gebied van de gezondheidszorg bezig zijn. Ook
een pleister verhult het probleem, want je ziet het dan niet meer en je denkt dat
het opgelost is, maar ondertussen: wie weet wat er zich onder die pleister afspeelt?
Wij zijn er dus toch niet van overtuigd.
De voorzitter:
Dit debat bij de commissie voor Financiën neemt een interessante wending, moet ik
eerlijk zeggen. Maar goed, dank u allen voor uw bijdrage. Ook dank voor de kritische
vragen onderling. Ik heb net even met de Minister kortgesloten. Hij heeft even een
halfuur nodig om uw vragen te beantwoorden. Ik zie u dus om 15.15 uur terug voor de
termijn van de Minister.
De vergadering wordt van 14.44 uur tot 15.13 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Van harte welkom bij de eerste termijn van de zijde van de Minister.
Dit is de vaste commissie voor Financiën. We zijn bezig met de behandeling van een
wetswijziging voor de accountancysector. Ik geef de Minister graag het woord.
Minister Heinen:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor alle vragen die gesteld zijn. Ik denk dat mevrouw
Van Eijk het mooi zei: ik ben de vierde Minister in deze rol die zich over dit onderwerp
mag buigen. In die zin vormt het eigenlijk een sluitstuk van een wat langere episode.
Als ik kijk naar het onderwerp dat wij vandaag behandelen, dan heeft de pendule wel
meerdere slingers gekregen. De slinger heeft ook weleens aan de andere kant gehangen.
Toen was de oproep echt om het strenger te doen, met meer regeldruk. Ik merk dat de
slinger van de pendule nu weer meer naar de andere kant gaat en dat men zorgen heeft
over de regeldruk. Die zorgen begrijp ik uiteraard ook.
Als ik kijk naar de vertegenwoordiging van de Kamer op dit moment, dan denk ik dat
het een mooie afspiegeling is van het feit dat er weer wat rust is gekomen op dit
dossier. Toen ik zelf aan de andere kant zat, zat de zaal vol met leden die zich over
dit onderwerp bogen. Ik denk dat ik uit de manier waarop we er nu bij zitten, af kan
lezen dat er een bepaalde mate van rust is teruggekomen op dit dossier. Ik vind het
fijn om dat te zien, ook omdat ik heel veel geef om deze sector.
Het belang van de accountancysector voor onze hele economie wordt namelijk echt onderschat.
De economie draait op vertrouwen. Wat geeft dat vertrouwen? Dat is uiteindelijk de
controle op de cijfers die worden gepresenteerd. Het is een wat technischer beroep
dat plaatsvindt achter gesloten deuren, maar het moet wel gedaan worden. Het wordt
door heel slimme mensen gedaan, natuurlijk. De sector staat onder druk, zowel qua
imago, alsook wanneer het gaat om personeelsschaarste en tijdsdruk. En dan heb je
ook nog eens de publieke sector of de overheid die meer van je vraagt. Dat doet ook
wat met de sector zelf.
In het verleden heb ik weleens aangegeven dat het mijn ambitie zou zijn dat de accountants
weer de superhelden worden van de economie. Ik had er een mooie beeldspraak bij over
een film die ik had gezien, The Accountant, maar dat bleek een of andere gevechtsheld
te zijn die allemaal gaten schoot. Daar maakte ik een vergelijking mee en ik zei:
ik hoop dat dat weer het voorbeeld wordt van de accountancysector. Maar toen ik laatst
die film weer zag, dacht ik: nee, dat moeten we toch maar niet willen. Ik ben wel
blij dat ik nu in deze rol, als vierde bewindspersoon, deze wet mag behandelen. Ik
dank u voor de vragen. Ik hoop het tot een goed einde te kunnen brengen, omdat ik
de sector gun dat er rust komt als het gaat om wat we van de sector verwachten. Ik
hoop dat we op basis van vertrouwen weer verder gaan werken met elkaar. Dat zou het
allermooiste zijn.
Voorzitter. Er zijn veel vragen gesteld. Het is wel overzichtelijk, maar het zijn
veel verschillende onderwerpen: regeldruk en regeldrukkosten, de rapportageplicht,
de aanwijzingsbevoegdheid, het beroepsprofiel en een aantal overige vragen. Ik loop
ze in die volgorde langs.
Ik begin bij de regeldruk en de regeldrukkosten. Twee leden van de Kamer hadden verplichtingen
elders in dit Kamergebouw. Ik weet hoe lastig het is met overlappende verplichtingen,
maar ik zal hun vragen uiteraard netjes beantwoorden. Ik begin bij de heer Vermeer.
Die stelde de meer fundamentele vraag: heeft een regering eigenlijk niet de verantwoordelijk
om een sector niet overmatig te belasten? Het antwoord is: dat vind ik wel. Dat zeg
ik vanuit mijn liberale overtuiging. De basis moet natuurlijk altijd zijn dat je niet
gelijk naar regels toe schiet maar dat je bekijkt wat de sector zelf kan. Tegelijkertijd
is deze wet er niet voor niets. Er is wel wat aan voorafgegaan. Wij zijn ervan overtuigd
dat het wetsvoorstel nodig is om de kwaliteit van de wettelijke controle te verhogen,
want dat is uiteindelijk het belang dat we hier dienen. De wet volgt de aanbeveling
van de Commissie toekomst accountancysector en de kwartiermakers. Dit traject loopt
al jaren. De Commissie toekomst accountancysector en de kwartiermakers waren door
het toenmalige kabinet aangesteld, omdat er in de accountancysector, zoals ik eerder
zei, grote problemen waren met de kwaliteit en de controle. Dat leidde echt tot maatschappelijke
en politieke zorgen over de betrouwbaarheid van de accountantsverklaring.
Dit wetsvoorstel bevat maatregelen om die kwaliteit te verhogen en gaat voorzichtig
om met de regeldruk. Ik heb zelf nog een aantal aanpassingen doorgevoerd op de wet.
Zo heb ik de regeldrukkosten voor mkb-kantoren verminderd door geen rapportageplicht
op de kwaliteitsindicatoren in te stellen voor het mkb. De uitbreiding van het intern
toezicht was al beperkt tot de vijftien à twintig grootste mkb-kantoren. Die vielen
dus al niet onder de reikwijdte van de aanwijsbevoegdheid van de NBA. Dat zijn stappen
die we hebben gezet om de regeldruk nog wat verder te verminderen en om tegelijkertijd
de pendule in het midden te houden en door te gaan met de borging van de kwaliteit.
We hopen met dit wetsvoorstel een goede balans te hebben gevonden.
Voorzitter. De heer Vermeer had ook nog vragen over de kosten van het wetsvoorstel.
Hij vroeg: hoeveel moet deze wetgeving kosten voor de accountantsorganisaties en hun
cliënten? Het antwoord daarop is simpel. De regeldrukkosten per maatregel en als geheel
zijn berekend en staan in de toelichting op de wet en in de nota naar aanleiding van
het verslag. Die hadden we dus al aan de Kamer gerapporteerd.
Voorzitter. Dan waren er ook vragen van mevrouw Van Eijk, ook over de regeldruk. Zij
vroeg of ik bereid ben om samen met de sector te onderzoeken hoe we de wettelijke
controletaak eenvoudiger en goedkoper kunnen maken, ook voor het mkb. Mevrouw Van
Eijk pleit er vaak voor om de regeldruk daarvoor niet verder te verhogen. In dit wetsvoorstel
is nadrukkelijk rekening gehouden met de positie van mkb-kantoren en is de regeldruk
beperkt, waar ik net al aan refereerde. In de wet staan open normen om kantoren de
ruimte te geven voor hun eigen invulling van de wettelijke controle. Uiteraard vind
ik dat de kantoren zelf eerst aan zet zijn. Maar ik blijf met de sector en de NBA
hierover in gesprek. Dan zal ik precies op dit punt de aandacht focussen.
Mevrouw Van Eijk had ook vragen over de interne governance. Zij vroeg of het klopt
dat er meer dan tien reguliere kantoren al een intern toezichtsorgaan hebben en dat
de regeldruk dus beperkt is. Dat klopt. Sterker nog, op dit moment hebben al dertien
reguliere kantoren raden van commissarissen. Ook hierbij lijkt de extra regeldruk
ons inziens beperkt.
Mevrouw Van Eijk vroeg ook nog hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot Europese regelgeving
en internationale proportionaliteit. Dat is natuurlijk een zeer terechte vraag. Ons
inziens past het voorstel binnen de Europese regels om ook niet-oob-kantoren te verplichten
een intern toezichtsorgaan in te stellen. Volgens de AFM is een raad van commissarissen
echt een bewezen maatregel voor het verhogen van de kwaliteit. Overigens is de maatregel
ook aanbevolen door de Commissie toekomst accountancysector. Grotere kantoren die
al een raad van commissarissen hebben, zijn ook wel positief over de toegevoegde waarde
hiervan. Dit over het onderdeel regeldruk.
Dan wil ik nu overgaan naar de rapportageplicht. Mevrouw Van Eijk had een vraag daarover.
Kan ik concreet maken hoe de rapportageverplichtingen de kwaliteit van de wettelijke
controle verhogen? Kan ik een concreet voorbeeld geven? De elf kwaliteitsindicatoren
geven gezamenlijk een beeld van de kwaliteit van de wettelijke controle door het accountantskantoor.
Doel is om de kwaliteit inzichtelijk te maken door informatie ook openbaar te maken.
Een concreet voorbeeld is het aantal uren dat een eindverantwoordelijke externe accountant
besteedt ten opzichte van het controleteam. Bestaande of nieuwe klanten kunnen als
zij dat willen hier vragen over stellen en de score op deze indicator vergelijken
met andere kantoren. Daarmee wordt bijvoorbeeld inzichtelijk of de partner niet alles
overlaat aan een juniormedewerker. Dit is slechts een voorbeeld; wij proberen het
transparanter te maken.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Faddegon. Gaat uw gang.
De heer Faddegon (PVV):
Naar aanleiding van het antwoord van de Minister ben ik toch benieuwd hoe met die
rapportageplicht de kwaliteit aantoonbaar beter wordt. Of een accountant vijf uur
aan het werk besteedt en zijn assistent twintig uur of juist andersom, zegt op zich
natuurlijk niet direct iets over de kwaliteit.
Minister Heinen:
Dat klopt. Maar het niet noemen zegt natuurlijk ook niets over de kwaliteit. Op basis
van het advies dat ons is toegekomen door die Commissie toekomst accountancysector
is er gezocht naar welke indicatoren je het beste kunt toepassen om meer inzicht te
krijgen in de kwaliteit. De heer Faddegon heeft in zijn eigen termijn hier ook vragen
over gesteld. De kwaliteitsindicatoren bevatten informatie over de kwaliteit van het
werk van de accountant die nu niet inzichtelijk is. De kwartiermakers gaven aan dat
je naar deze elementen zou moeten kijken. Werk je als accountant in het wettelijke
domein, dan behoor je daar transparant over te zijn. Het biedt stakeholders de kans
om in gesprek te gaan met het kantoor over de verwachte kwaliteit. Nogmaals, ik snap
dat je over elke indicator natuurlijk weer een hele boom op kan zetten. Daarom heeft
mijn voorganger een aparte commissie ingesteld om zich daarover te laten informeren.
Daar is dit uitgekomen.
Voorzitter. Dan was er ook nog een vraag over … Uh... Ik zei net tegen mijn buurman
dat je rond je 45ste een leesbril nodig schijnt te hebben. Dat heb ik altijd ontkend,
maar nu kan ik toch niet ontkennen dat er misschien een kern van waarheid in zit.
De vraag van mevrouw Van Eijk was waarom ik voor de rapportageplicht kwaliteitsindicatoren
kies voor een landelijke, wettelijke verplichting in plaats van voor een pilot. Zou
je niet eerst aan de slag moeten gaan met een pilot of met zelfregulering? De wettelijke
verplichting zorgt er naar onze overtuiging voor dat kantoren allemaal mee gaan doen,
wat zorgt voor een vergelijkbaarheid van informatie tussen rapporterende kantoren.
Oob-kantoren zijn al begonnen – er werd in dit debat al aan gerefereerd – om zich
voor te bereiden op die wettelijke verplichting. In de wet ligt ook voor dat circa
220 mkb-kantoren niet hoeven te rapporteren over kwaliteitsindicatoren. Ik heb die
kantoren mede vanwege de regeldruk uitgezonderd. We beginnen dus vooralsnog met de
zes oob-kantoren. Wij denken dat je dit nu beter via de wet kunt doen.
De voorzitter:
U kunt de beantwoording vervolgen.
Minister Heinen:
Er is ook nog gevraagd of ik kan verduidelijken hoe we in de toekomst de reikwijdte
van de rapportageplicht kwaliteitsindicatoren aanpassen. Is de Kamer daarbij nog aan
zet? Ja, want als je al besluit om het uit te breiden, is er een wetswijziging nodig,
en die wet moet naar die Kamer. Ik kan het dus niet zomaar zelf bepalen. We hebben
met elkaar gesteld dat na drie jaar de rapportageplicht zal worden geëvalueerd. Als
het vervolgens de wens is om ook middelgrote of kleinere kantoren alsnog onder die
rapportageplicht kwaliteitsindicatoren te brengen, is er dus een wetswijziging nodig.
Uw Kamer moet daar eerst mee akkoord gaan. We weten hoelang elke wetswijziging duurt;
daarom zitten we ook hier. We weten hoeveel rondes er zijn voordat er überhaupt een
wet is aangenomen. U bent dus ook mede aan zet.
De heer Van der Lee vroeg ook nog of er een vrijwillige bereidheid onder mkb-kantoren
is om wel te rapporteren over die kwaliteitsindicatoren. Dat is mij niet bekend, maar
als daar de bereidheid toe is, dan moedig ik dat natuurlijk aan. Wij zijn er namelijk
van overtuigd dat dit leidt tot meer transparantie en een betere kwaliteit. Maar het
is niet verplicht. Nogmaals, wij hebben hier geen indicatie van.
Mevrouw Van Eijk vroeg of ik bereid ben de verplichtingen zo in te richten dat data
slim gedeeld kan worden en overlap kan worden voorkomen. Ik ga hier ook met de NBA
en de AFM over in gesprek. Ik zal uw Kamer ook laten weten wat daaruit komt.
Mevrouw Van Eijk vroeg ook hoe de Tweede Kamer wordt betrokken bij nadere regels rond
de kwaliteitsindicatoren. Die vraag heb ik eigenlijk net al beantwoord. Nogmaals:
ik ben hier terughoudend in. Als we na die evaluatie van drie jaar van mening zijn
dat die uitgebreid moeten worden, dan is het uiteindelijk aan de Kamer om daarmee
akkoord te gaan. Dat was alles met betrekking tot de rapportageplicht.
Dan waren er ook nog vragen over de aanwijsbevoegdheid. Die snap ik goed. In eerdere
fases waarin we over dit onderwerp spraken, was dit een punt waar de Kamer aandacht
voor vroeg. Ik begrijp ook dat daar alsnog vragen over zijn gesteld.
De heer Van der Lee vroeg in de eerste plaats naar het doorberekenen van de kosten
van de aanwijsbevoegdheid. Om precies te zijn, vroeg hij naar het doorberekenen van
de kosten van de NBA voor de aanvraag van een aanwijzing van een accountantskantoor.
Dat was zijn vraag. Deze aanwijsbevoegdheid treedt voorlopig niet in werking. Dat
wil ik nogmaals benadrukken. Dat biedt ook tijd om uitvoeringsvragen als deze uit
te werken met de NBA. Wij zijn hierover ook in overleg. Ik zeg het even plat: we slaan
wel het haakje in de wet, maar ik pas «m niet toe. Dat is eigenlijk de kern. Mocht
de nood er zijn, dan kan mijn opvolger in de toekomst snel schakelen. Maar ik stel
«m nu dus niet in werking.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat is helder. Dat is precies waar het amendement van de heer Van der Lee en mijzelf
over gaat. Op het moment dat dit toch geactiveerd gaat worden, willen wij in ieder
geval als Kamer nog de gelegenheid krijgen om daar iets van te vinden. Dat geldt voor
het activeren, maar dat geldt dan uiteindelijk ook voor het eventueel uitbreiden naar
andere organisaties dan de zes oob-organisaties.
Minister Heinen:
Ja, dat klopt.
De voorzitter:
De Minister.
Minister Heinen:
Excuus. Ja, dat klopt. Ik zal zo toekomen aan de appreciatie van het amendement, maar
ik begrijp het heel goed. Ik vind het ook een terecht amendement. Als de Kamer het
er dan niet mee eens is, heeft zij ook gewoon de tijd om daar het debat over te voeren
of de regering eventueel te corrigeren op dat punt.
Ik had eigenlijk met deze vraag moeten beginnen, want meneer Faddegon stelt de meer
fundamentele vraag die hieraan voorafgaat. Hij vraagt, nog los van de inrichting:
waarom kiest het kabinet er eigenlijk alsnog voor om dit wettelijk te verankeren?
Laat mij de vraag van de heer Faddegon wel formeel nog even beantwoorden. Naar onze
overtuiging is het namelijk van publiek belang dat iedere organisatie van openbaar
belang zijn financiële cijfers laat controleren door een accountant. Indien een organisatie
dat niet lukt, kan de NBA door deze maatregel een accountantsorganisatie aanwijzen.
Dat is echt voor het geval dat. Maar in de wet staat dus wel dat dit wordt opgeschort
en dus niet in werking zal treden. Zo heb ik de balans proberen te zoeken op dit punt.
Dat was alles ten aanzien van de aanwijsbevoegdheid. Dan wilde ik overgaan op het
beroepsprofiel. Daar is veel over te doen geweest; dat hebben we ook kunnen lezen.
Ik ben blij dat er vanuit de sector uiteindelijk een compromis is bereikt. O, er ging
een deur open.
Dan begin ik bij de vraag van de heer Van der Lee. Hij vroeg mij wat de status is
van de evaluatie van de beroepsreglementering. De aanbesteding is gepland voor het
vierde kwartaal, begreep ik. De evaluatie staat gepland voor het eerste kwartaal van
2026. De NBA is ook nauw betrokken bij de opzet van de evaluatie. Dat is waar wij
nu staan.
De heer Van der Lee vroeg ook of de examenfraude en alles wat we daarover hebben gelezen,
ook een rol gaat spelen in de evaluatie. Laat ik in ieder geval zeggen dat ik het
zorgelijk vind dat er examenfraude kon plaatsvinden. Ik neem dit ook mee in de evaluatie,
met name bij de vraag of de NBA voldoende is toegerust om hiertegen op te treden.
Dat nemen we dus mee en daar zal ik uiteraard de Kamer nader over informeren.
Dan had mevrouw Van Eijk een vraag over de herziening van het beroepsprofiel van AA-accountants.
Zij vroeg hoe wij borgen dat de route voor AA's met certificeringsbevoegdheid, die
wettelijke controle, niet leidt tot ongelijkheid of tot verzwakking van de mkb-accountant.
Ik denk dat dit een vraag is die velen zichzelf ook hebben gesteld. Ik verwacht dat
het vak van mkb-accountant aantrekkelijk blijft in het nieuwe beroepsprofiel. Ik verwacht
dat en het is voor alle betrokken partijen ook echt van belang. Het nieuwe beroepsprofiel
legt meer nadruk op de vaardigheden en de samenvoeging van theorie en praktijk, en
dat moet leiden tot een moderne en aantrekkelijke opleiding. Studenten en mkb-accountants
zijn vrij om te kiezen voor een opleiding die hen wel of niet de bevoegdheid geeft
om een wettelijke controle uit te voeren. Ik zal de NBA ook vragen om strikt te monitoren
hoe dit zich verder ontwikkelt.
Dit waren de vragen die op dit thema waren gesteld. We gaan er wel wat sneller doorheen,
maar dat komt ook doordat we dit debat nu in uitgedunde vorm voeren.
Dan waren er nog een aantal overige vragen. De heer Faddegon vroeg of het niet beter
is – ik vond het wel een mooie vraag – om een meer integrale accountancywet te maken,
die de regeldruk niet verhoogt en die ook de kosten niet verhoogt. De laatste vraag
heb ik opgevat als eerder retorisch. We hebben nu zo'n zes jaar toegewerkt naar deze
wet en dit is voor ons wel het sluitstuk op die integrale weging. Hoe de heer Faddegon
het politiek weegt, is natuurlijk aan het oordeel van de heer Faddegon. Ik meende
al iets te proeven van hoe dat eindoordeel geveld wordt door hem en zijn fractie.
Desalniettemin hoop ik op een breed draagvlak in de Kamer voor deze wet.
Dan was er nog een laatste vraag, van mevrouw Van Eijk. Zij kijkt al wat verder vooruit
en vraagt of de huidige wet- en regelgeving voldoende ruimte biedt om kunstmatige
intelligentie in te zetten bij de accountantscontroles, en of er niet een risico is
dat te strikte regels innovaties tegenhouden. Dat is natuurlijk een vrij cruciale
vraag. Onzes inziens staat de wet innovatie en de inzet van nieuwe technologieën niet
in de weg. De kwartiermakers zien ook geen belemmeringen en zeggen dat de accountantsorganisaties
voor innovatie zelf aan zet zijn.
De accountantsorganisaties kunnen daarbij gebruikmaken van de innovatiehub – de innovation
hub, klinkt het dan heel deftig – van de AFM. Dat is natuurlijk hartstikke mooi, maar
laten we dit ook goed in de gaten houden. Het is een ontwikkeling die zo ontzettend
snel gaat en zo ongelofelijk veel kansen biedt, dat ik denk dat wij als wetgever altijd
achter de feiten aanlopen. Als daar signalen voor zijn, geef ze dan alstublieft ook
door, zodat we daar snel op kunnen schakelen.
Voorzitter. Dan kom ik als laatste op het amendement dat is ingediend. Dat had eerst
nummer 10 en kreeg later nummer 11; het is dus een gewijzigd amendement. Op de inhoud
is het niet gewijzigd, maar er zijn wat tekstuele aanpassingen gedaan. Ik wil dat
amendement graag oordeel Kamer geven. Het ging specifiek over de voorhang en wil dat
de Kamer ook nog het debat kan voeren over de aanwijsbevoegdheid, mocht mijn opvolger
besluiten om die wel in werking te laten treden. Ik geef dat amendement oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank ook voor de beantwoording. Ik kijk even naar de Kamerleden en zou
graag aan de tweede termijn van de Kamerleden beginnen. Daarin kunnen de leden ook
eventuele vervolgvragen stellen over de beantwoording. Ik begin bij mevrouw Van Eijk,
en zij spreekt namens de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van alle vragen
die hier zijn gesteld, uitgebreid en toch op hoog tempo. Het was voor mij «de Wijzigingswet
accountancysector in één dag». Ik heb er de zondag aan mogen besteden, omdat ik het
dossier heb overgenomen van een collega. Volgens mij gaan we met elkaar de goede richting
in en hebben we dezelfde intenties, zowel de sector als zeker ook het kabinet. Dank
daarvoor.
Ik had een aantal vragen gesteld op enkele specifieke punten, die misschien iets buiten
de orde van de wet lagen. Die vragen betroffen het beroepsprofiel, de regeldruk in
het algemeen en hoe we die wettelijke controles nu hebben ingericht en wat dat allemaal
betekent. Kan het hier en daar niet een tandje minder? Een regel erbij kán en kan
soms ook erg hard nodig zijn, maar we zouden moeten blijven willen streven naar af
en toe wat regels eraf. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de modernisering van het beroepsprofiel van de accountant, zoals door
de NBA en gesteund door het ministerie, een toekomstbestendig, aantrekkelijk en studeerbaar
beroep moet waarborgen;
overwegende dat de invoering van een duale route voor AA-accountants (mkb-route en
assuranceroute) zowel kansen biedt als vragen oproept over gelijke toegang en sectordoorgroei;
verzoekt de regering actief betrokken te blijven bij de implementatie van de nieuwe
beroepsprofielen en te laten monitoren hoe deze modernisering uitpakt in termen van
instroom, professionele ontwikkeling en continuïteit binnen het mkb,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk en Vermeer.
Zij krijgt nr. 12 (36 484).
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat was trouwens niet degene die ik aankondigde; die komt nu.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de voorgestelde maatregelen in de Wijzigingswet accountancysector
zich primair richten op de accountancysector en hun klanten;
overwegende dat er aanwijzingen zijn dat de problemen met de kwaliteit van accountantscontroles
mogelijk diepere oorzaken hebben, buiten de directe relatie tussen accountant en klant;
overwegende dat de huidige controletaak voor accountants mogelijk te omvangrijk en
te complex is geworden;
verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de wettelijke controletaak van
accountants kan worden beperkt en vereenvoudigd, zodat de kwaliteit van controles
kan worden gewaarborgd zonder onnodige uitbreiding van wettelijke verplichtingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk en Vermeer.
Zij krijgt nr. 13 (36 484).
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Daar wou ik het bij laten. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dacht «volgens mij hebt u voldoende tijd», maar het oplezen van de
moties ging in een rap tempo. Maar goed, we kunnen ze straks allemaal rustig doorlezen.
Dan kom ik nu bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer, de heer Faddegon.
Hij spreekt namens de PVV.
De heer Faddegon (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik kan het kort houden. Allereerst dank aan de Minister, zijn
hele staf en alle ambtenaren voor het netjes beantwoorden van al deze vragen. Daar
zijn we op zich blij mee. Ik wil de Minister wel meegeven dat onze kritische houding
niet noodzakelijkerwijs al een indicatie is van ons eindoordeel. Wij zullen ons gaan
beraden op de antwoorden die we vandaag hebben meegekregen. Bij de stemming zal blijken
wat ons eindoordeel hierover is.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik hoor dat de Minister gelijk door kan. Dat is fijn. Dan geef ik de Minister
voor de tweede termijn het woord.
Minister Heinen:
Dank u wel. Ik ben ook dankbaar voor wat de heer Faddegon hier neerzet. Hij zegt:
«Laat me nou ook de inhoud even meewegen. Zeg niet dat ik op voorhand al een positie
heb ingenomen. Ik laat het debat ook meewegen.» Daar ben ik hem erkentelijk voor.
Omdat ik zoek naar breed draagvlak voor deze wet, zou ik beide moties die zojuist
zijn ingediend oordeel Kamer willen geven. Ik hoop daarmee het vertrouwen van de Kamer
te winnen dat we dit zorgvuldig doen, oog houden voor regeldruk en dat blijven monitoren
en meenemen in de evaluaties. Ik hoop daarmee ook de fractie van de heer Faddegon
te kunnen overtuigen om voor de wet te stemmen. Het is uiteraard aan de Kamer om over
de moties te stemmen, maar ik zou beide oordeel Kamer willen geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even of er nog nabranders zijn van de zijde van de Kamer. Nee,
dat is niet het geval, ook niet van de zijde van de Minister. Dan denk ik dat we een
toch redelijk historisch snelle vergadering hebben gehad. Het is nog geen 15.40 uur.
Ik sluit hierbij de vergadering en wens u nog een fijne dag.
Sluiting 15.38 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
|---|---|---|
| PVV | 37 | Voor |
| GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
| VVD | 24 | Voor |
| NSC | 19 | Voor |
| D66 | 9 | Voor |
| BBB | 8 | Voor |
| CDA | 5 | Voor |
| SP | 5 | Voor |
| ChristenUnie | 3 | Voor |
| DENK | 3 | Voor |
| FVD | 3 | Tegen |
| PvdD | 3 | Voor |
| SGP | 3 | Voor |
| Volt | 2 | Voor |
| JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.