Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 september 2025, over Maatschappelijk domein (inclusief Huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties)
36 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2026
Nr. 13
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 6 oktober 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 11 september 2025
overleg gevoerd met mevrouw Pouw-Verweij, Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg, over:
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 juni 2021 inzake verkenning
wettelijk verbod maagdenvlieshersteloperaties (Kamerstuk 32 175, nr. 71);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 december
2021 inzake reactie op verzoek commissie over de petitie van UN Women Nederland «Stop
Geweld tegen Vrouwen» (Kamerstuk 28 345, nr. 254);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december
2021 inzake zevende voortgangsrapportage programma Geweld hoort nergens thuis (Kamerstuk
28 345, nr. 255);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 juni
2022 inzake beleidsreactie op het onderzoeksrapport Bouwen aan bescherming (Kamerstuk
34 843, nr. 59);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 september
2022 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (Kamerstuk 28 345, nr. 259);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 december
2022 inzake reactie op manifest jongerendakloosheid (Kamerstuk 29 325, nr. 150);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 februari
2023 inzake beleidsreactie rapport Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen
2017–2021 (Kamerstuk 31 015, nr. 271);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 maart
2023 inzake onderzoeksrapport Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van
geweld in afhankelijkheidsrelaties (Kamerstuk 28 345, nr. 261);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 april
2023 inzake beleidsreactie onderzoeksrapporten Centrum Seksueel Geweld (Kamerstuk
34 843, nr. 72);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 juli
2023 inzake aanpak sociale basis inclusief Mantelzorgagenda 2023–2026 (Kamerstuk 30 169, nr. 75);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 september
2023 inzake opbrengst actieagenda schadelijke praktijken en vervolginzet alsmede een
beleidsreactie naar aanleiding van de resolutie omtrent huwelijkse gevangenschap (Kamerstuk
28 345, nr. 268);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 september
2023 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (Kamerstuk 28 345, nr. 269);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 oktober
2023 inzake SER-adviesaanvraag over werk en mantelzorg (Kamerstuk 30 169, nr. 76);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 december
2023 inzake voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid 2023 (Kamerstuk 29 538, nr. 355);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 december
2023 inzake voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Dakloosheid en Beschermd Wonen
(Kamerstuk 29 325, nr. 156);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 december
2023 inzake reactie op verzoek commissie over gezinnen in de noodopvang (Kamerstuk
29 325, nr. 158);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 april
2024 inzake uitstel toezending plan van aanpak femicide (Kamerstuk 28 345, nr. 277);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juni
2024 inzake voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Dakloosheid en ontwikkelingen
beschermd wonen (Kamerstuk 29 325, nr. 159);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juni
2024 inzake plan van aanpak Stop femicide! (Kamerstuk 28 345, nr. 278);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 juni
2024 inzake reactie op verzoek commissie over onmenselijke behandeling daklozen (Kamerstuk
29 325, nr. 168);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni
2024 inzake reactie op de motie van het lid Bruyning c.s. over het opstellen van een
integraal en preventief beleid gericht op het voorkomen van jongerendakloosheid (Kamerstuk
29 325, nr. 166) (Kamerstuk 29 325, nr. 169);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni
2024 inzake beleidsreactie Monitor seksueel geweld tegen kinderen 2018–2022 (Kamerstuk
31 015, nr. 275);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 28 november
2024 inzake regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen
(Kamerstuk 29 515, nr. 494);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 20 december
2024 inzake verzamelbrief geweld in afhankelijkheidsrelaties (Kamerstuk 28 345, nr. 282);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 19 december
2024 inzake beleidsreactie op het rapport Digitale dimensie van geweld tegen vrouwen.
Opvolging Algemene Aanbeveling nr. 1 GREVIO (Kamerstuk 28 345, nr. 281);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 13 januari
2025 inzake beleidsreactie adviesrapport Toekomstbestendige hulpverlening na seksueel
grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (Kamerstuk 34 843, nr. 117);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari
2025 inzake reactie op verzoek commissie over de petitie van Alzheimer Nederland en
Sociaal Werk Nederland «Vaste stek gezocht voor samenredzaamheid» (Kamerstuk 31 765, nr. 903);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari
2025 inzake voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid 2024 (Kamerstuk 29 538, nr. 367);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari
2025 inzake aanvulling op brief ambities Wet maatschappelijke ondersteuning (Kamerstuk
29 538, nr. 366);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 1 april
2025 inzake toelichting op verkenning naar 24/7-meldpunt femicide en het verbeteren
van de bereikbaarheid van Veilig Thuis en reactie op initiatiefnota-Mutluer (Kamerstuk
36 658, nr. 3);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 10 juli
2025 inzake voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak Stop femicide! (Kamerstuk
28 345, nr. 285);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 3 juli 2025
inzake voortgang actieplan Passende langdurige zorg voor dakloze mensen (Kamerstuk
29 325, nr. 191).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Bevers
Griffier: Heller
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Becker, Bevers, Bruyning, El Abassi,
Krul, Van der Werf en Westerveld,
en mevrouw Pouw-Verweij, Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.
Aanvang 15.32 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aan de orde is het commissiedebat Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld,
kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties). Hartelijk welkom aan het
publiek op de publieke tribune en aan de mensen die thuis meekijken. Hartelijk welkom
aan de Staatssecretaris en haar ondersteuning. Van de zijde van de Kamer zijn aanwezig
mevrouw Van der Werf, D66, mevrouw Westerveld, GroenLinks-PvdA, mevrouw Bruyning,
NSC, mevrouw Becker, VVD, en de heer Krul, CDA.
Ik ga eerst even beginnen met de dienstmededelingen. Allereerst: er is een hoofdelijke
stemming rond 17.45 uur. Wij zullen proberen dat zo nauwkeurig mogelijk in de gaten
te houden. Dat betekent dat ik de vergadering daarvoor zal schorsen. Dat betekent
ook dat het wat lastiger wordt om de volledige tijd te benutten. We hebben een eindtijd
van 19.30 uur. Ik vraag u ook om daar rekening mee te houden.
Dan de interrupties. Ik stel vier interrupties voor, mits u die wel redelijk kort
en bondig doet, zonder hele inleiding of herhaling van uw betoog. Een interruptie
eindigt altijd met een vraagteken, zeg ik erbij. Mocht dat niet lukken, dan betekent
dat gewoon dat we minder interrupties hebben in de termijn van de Staatssecretaris.
Dat zou ik ook niet willen. Mijn oproep is dus om daarbij enige zelfdiscipline te
betrachten.
Tot zover de huishoudelijke mededelingen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der
Werf voor haar bijdrage. U heeft vier minuten spreektijd, net als alle andere leden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zomer sprak boekdelen over huiselijk geweld en femicide
in Nederland. Een jonge vrouw uit Almere die door haar partner om het leven werd gebracht.
Een man die zijn ex neersteekt omdat hij «gewoon zijn kinderen wil zien». Een vrouw
uit Gouda die wordt vermoord voor de ogen van haar kinderen, terwijl ze al aangifte
had gedaan en was gevlucht naar een blijf-van-mijn-lijfhuis.
Zij zijn niet alleen. De cijfers zijn schrikbarend: 1,3 miljoen Nederlanders zijn
slachtoffer van huiselijk geweld, er zijn 200.000 slachtoffers van intieme terreur
en 120.000 kinderen worden slachtoffer van kindermishandeling. Maar de prioriteit
om dit aan te pakken, om hen te beschermen, blijft achter.
Voorzitter. We moeten af van een aantal verkeerde aannames als we het hebben over
huiselijk geweld. Het speelt namelijk niet alleen bij mensen die het sociaal-economisch
wat minder hebben. Niet bij elke vechtscheiding hebben er daadwerkelijk twee schuld.
Het gaat niet alleen om blauwe plekken of fysiek geweld. Het stopt zeker niet als
een vrouw een relatie verbreekt. Sterker nog, dan belanden ze vaak in de meest gevaarlijke
fase. Herkent de Staatssecretaris deze signalen?
Door handelingsverlegenheid of gebrek aan kennis en mogelijkheden worden signalen
niet altijd goed opgepakt. Door slechte informatie-uitwisseling en versnippering komen
die signalen ook niet samen. Geweld wordt nauwelijks meegewogen bij beslissingen rondom
omgang en gezag in de rechtbank, waardoor slachtoffers van geweld en hun familie nog
langer in onveiligheid blijven zitten.
Kan de Staatssecretaris aangeven welke maatregelen zij op korte termijn gaat nemen
om dit soort knelpunten weg te nemen? Hoe staat het met de uitvoering van onze motie
om te verkennen of Clare's Law ook in Nederland ingevoerd kan worden? Wordt er inmiddels
gewerkt aan één systeem waarin meldingen van huiselijk geweld inzichtelijk worden
voor alle partners, zodat er niet steeds nieuwe aangiften nodig zijn en een nieuwe
hulpverlener moet worden gezocht om het verhaal opnieuw te vertellen? Hoe staat het
met de invoering van de 24/7-chatlijn voor slachtoffers van intieme terreur en met
de wet strafbaarstelling psychisch geweld? Kan dat proces echt niet sneller?
Voorzitter. Vandaag dien ik namens D66 een initiatiefnota in om geweld achter de voordeur
te stoppen. Ik overhandig deze straks graag aan de Staatssecretaris. Gelukkig worden
sommige problemen van links tot rechts gedragen. Ik ben dan ook blij dat GroenLinks-PvdA,
VVD en NSC deze nota medeondertekenen. De politieke steun vanuit de Kamer is er. Ik
verwacht eerlijk gezegd ook dat die er blijft.
Laten we doorpakken door een wettelijke meldplicht in te voeren voor hulpverleners,
leraren en artsen door in te zetten op brede scholing over huiselijk geweld, van de
baliemedewerker bij de politie tot en met de familierechter, door een Nederlandse
versie van Clare's Law in te voeren, door de veiligheid van het slachtoffer voorop
te zetten in zaken rondom omgang en gezag en bij scheidingen altijd te screenen op
huiselijk geweld. Kan de Staatssecretaris op deze voorstellen reageren?
Slachtoffers van geweld moeten op ons kunnen rekenen. Ik hoop dat we hier zo snel
mogelijk concrete stappen in kunnen zetten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik de bode vragen om de notitie in ontvangst te nemen en aan de
Staatssecretaris aan te bieden. Daarbij is er natuurlijk een moment voor een foto.
Ik merk erbij op dat het kabinet middels deze Staatssecretaris uiteindelijk ook een
schriftelijke reactie zal geven op uw notitie, maar dat zij ongetwijfeld straks een
eerste reactie gaat geven. Dank u wel daarvoor.
Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Als we Nederland zouden uittekenen in een organogram, dan denk ik
dat we allemaal hoofdpijn zouden krijgen. Want op papier zijn heel veel rechten en
plichten heel goed geregeld in wetgeving, maar de praktijk is dat die vele stelsels,
instanties, organisaties, allerlei uitvoeringsinstanties en akkoorden ertoe leiden
dat steeds meer mensen niet meer goed de weg weten te vinden. Dat heeft grote gevolgen
voor grondrechten, voor bestaanszekerheid, maar ook voor veiligheid.
Neem femicide. Ik denk dat dat onderwerp vandaag nog meer wordt besproken. Eens in
de acht dagen wordt een vrouw vermoord, vaak door een partner of iemand uit de naaste
omgeving. Ruim 40% van de vrouwen heeft fysiek of seksueel geweld meegemaakt. Ik kan
zo nog wel even doorgaan met een lijstje zorgwekkende cijfers waaruit blijkt hoe erg
het is. Dit is ook al jarenlang bekend. Jarenlang weten wij hier, maar ook alle vrouwen
in deze samenleving, wat het is om je onveilig te voelen en welke enorme gevolgen
dat heeft. Maar al jarenlang zien we ook dat er veel te weinig gebeurt.
Ik ben ook heel blij dat, naast mevrouw Van der Werf, ook mijn collega Songül Mutluer
hier heel alert op is. Zij heeft een tijdje geleden een initiatiefnota geschreven,
specifiek over femicide. Dat is ook de reden dat ik hier vandaag niet heel veel vragen
ga stellen aan de Staatssecretaris. Dit wordt namelijk op 22 september uitgebreid
besproken. Maar ik hoop wel dat haar plannen natuurlijk op brede steun kunnen rekenen,
want volgens mij zien we allemaal dat de nood enorm is.
Voorzitter. Neem bijvoorbeeld ook het Thuiszitterspact. In 2016 is afgesproken dat
er in 2020 geen enkel kind thuis zou zitten zonder onderwijs. Inmiddels zijn we in
2025 en blijkt uit cijfers van Balans dat minstens 70.000 kinderen thuis zitten zonder
onderwijs en dat er ook enorme problemen zijn met het leerlingenvervoer. Maar als
we het Ministerie van OCW daarop aanspreken, wordt er verwezen naar gemeenten.
Ik geef deze voorbeelden omdat vaak niet duidelijk is waar de eindverantwoordelijkheid
ligt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de jeugdzorg. Een op de zeven kinderen maakt
daar inmiddels gebruik van. Dat vinden we allemaal onwenselijk en iedereen wil er
wat aan doen. Kinderen bewegen ook steeds minder. Naar schatting krijgen 120.000 kinderen
te maken met een vorm van kindermishandeling. Maar ook daarbij geldt: als we het kabinet
aanspreken, wordt verwezen naar gemeenten, die doorwijzen naar instellingen. Heel
vaak is die eindverantwoordelijkheid dus onduidelijk.
Of denk aan dakloosheid. Met veel bombarie werd het Nationaal Actieplan Dakloosheid
gepresenteerd, met het doel dat dakloosheid in 2030 verleden tijd is. Maar het aantal
dakloze mensen stijgt alleen maar. Gisteren luidde de Amsterdamse Kinderombudsman
de noodklok over het groeiende aantal dakloze gezinnen. Die zijn ook de dupe van een
versnipperd systeem. Dus graag een reactie van deze Staatssecretaris.
Er zijn namelijk ontzettend veel goede bewezen initiatieven om jongerendakloosheid
te voorkomen, zoals het Bouwdepot, waarbij jongeren financieel worden ontlast zodat
ze een opleiding kunnen volgen of een bedrijf kunnen starten. Dat wordt ook erkend
door deze Staatssecretaris. Maar toch is dit maar in een beperkt aantal gemeenten
mogelijk, door regelgeving vanuit dezelfde overheid. Vanuit het Ministerie van SZW
wordt gezegd: ja, het kan wel, maar het moet wel passen binnen de kaders van de Participatiewet.
We hebben dus landelijk beleid dat ander landelijk en lokaal beleid in de weg zit.
Wie zijn dan de dupe? Dat zijn mensen in een kwetsbare positie. Dus graag een reactie
van de Staatssecretaris. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat dit soort bewezen goede initiatieven
ook echt doorgezet en uitgebreid kunnen worden?
Even doorgaand op dit punt: ik heb een tijd geleden een motie ingediend. Daardoor
is het actieplan Passende zorg voor dakloze mensen met een Wlz-indicatie dit jaar
tot stand gekomen. Inmiddels lees ik dat negen zorgkantoorregio's zich hebben aangemeld
als pilotregio. Dat is hartstikke mooi, maar als ik dan lees wat ze gaan doen, zijn
dat toch heel veel handreikingen, samenwerkingsafspraken en «aan de slag gaan met
geleerde lessen». Mijn vraag aan deze Staatssecretaris is waar het ministerie blijft
dat over wonen gaat. We hebben namelijk ook woningen nodig. Graag een reactie van
de Staatssecretaris, want dit is echt een zwakke plek in het plan.
Voorzitter, ik rond bijna af. Het thema wonen voor mensen met een beperking is ook
een heel groot probleem. Ik heb een tijd geleden een punt gemaakt over bijvoorbeeld
de Fokuswoningen. Er komt een onderzoek. Ik ben heel benieuwd wanneer dat onderzoek
er komt, maar ook of in dat onderzoek breder wordt gekeken naar hoe het zit met het
hogere management, bijvoorbeeld. Ik hoor namelijk van een aantal cliënten dat er wel
veel wordt gevraagd over de zorg die ze krijgen van de ADL'ers. Dat zijn de mensen
die hulp geven. Daar gaat het echter juist heel goed mee. Graag hierop een reactie
van de Staatssecretaris.
Ik wilde nog een prachtig einde maken, maar volgens mij zit ik aan mijn tijd. Dank
u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dat klopt, inderdaad. Dank u wel voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Bruyning
van NSC.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Iedere acht dagen wordt er in ons land een vrouw vermoord: femicide.
De afgelopen tijd zijn het trouwens geen acht dagen meer. Elke keer gaat er weer een
leven verloren, vaak na een lange geschiedenis van gemiste signalen. Dat is onacceptabel.
Het is een stille pandemie, die we niet langer kunnen bagatelliseren. Femicide vraagt
om een harde, integrale aanpak van preventie tot bescherming tot vervolging.
Mijn fractie, Nieuw Sociaal Contract, heeft via een motie verzocht om te onderzoeken
of het nummer 116 effectief kan worden ingezet als nationale hulplijn voor slachtoffers
van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Juist in die eerste momenten van paniek en
gevaar is directe hulp namelijk cruciaal. Kan de Staatssecretaris vandaag helder aangeven
hoe het staat met de uitvoering van deze motie? Slachtoffers hebben geen tijd om te
wachten.
Daarnaast blijft het aanstellen van een nationaal coördinator huiselijk geweld en
femicide voor ons een topprioriteit. Er liggen moties en rapporten, maar we zien nog
te weinig beweging. Welke prioriteiten stelt de Staatssecretaris de komende maanden?
Hoe waarborgt de Staatssecretaris dat er nu daadwerkelijk regie komt? Zonder centrale
sturing blijft de aanpak versnipperd. Dat kunnen wij ons bij deze problematiek niet
veroorloven.
Voor femicide is een grotere aanpak nodig dan slechts het opvangen van signalen. Het
gaat ook om opvang en het bieden van veiligheid. Kan de Staatssecretaris meer toelichten
over de huidige stand van zaken van veilige opvangplekken voor vrouwen die slachtoffer
zijn van huiselijk geweld en intieme terreur? Vindt de Staatssecretaris dat dit genoeg
plekken zijn of zijn er meer nodig? Hoe gaat de Staatssecretaris dit dan regelen?
Voorzitter. Ik wil ook stilstaan bij de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling.
Die is verplicht, maar de opvolging blijkt toch niet adequaat te zijn, terwijl slachtoffers
de regie en het vertrouwen in instanties verliezen. Het Verwey-Jonker Instituut wees
hier al op. Internationale afspraken, zoals het Verdrag van Istanbul, verplichten
ons om slachtoffers er actief bij te betrekken en samen te werken met gespecialiseerde
hulporganisaties. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij de meldcode herziet, zodat
samenwerking met slachtofferorganisaties bij structureel geweld altijd verplicht wordt?
Ik ben trots en dankbaar dat we vandaag samen met mijn collega's van D66, GroenLinks-Partij
van de Arbeid en de VVD, een initiatiefnota tegen femicide hebben kunnen presenteren.
Wij presenteren samen belangrijke stappen en doelen om Nederland veiliger te maken
voor onze vrouwen. Ik hoop dan ook dat deze nota gaat leiden tot concrete veranderingen
en verbeteringen.
Dan kom ik op het punt van de dakloosheid. De situatie is nijpend. De winter staat
voor de deur. De cijfers lopen uiteen, omdat we nog steeds geen betrouwbare landelijke
telling hebben. Dat alleen al is pijnlijk. We weten niet eens hoeveel mensen er op
straat leven, terwijl de crisis elke dag zichtbaar is in onze steden. Gelet op de
komende winter wil ik graag vragen aan de Staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen
dat de criteria voor de winteropvang worden verruimd. Hoe gaat zij erop aandringen
bij gemeenten en de VNG dat iedere dak- en thuisloze in iedere gemeente dezelfde mogelijkheden
voor een gepaste opvang heeft?
De ETHOS Light-methode kan overigens het probleem van de telling oplossen. Deze methode
wordt in vrijwel alle Europese landen al gebruikt en levert daar bruikbare resultaten
op. Toch blijft Nederland hangen in een langdurige pilotfase. Een pilot houden terwijl
kinderen in de kou slapen en gezinnen in de opvang worden geplaatst, is niet uit te
leggen. Het is alsof we eerst willen onderzoeken of het water nat is, terwijl er mensen
verdrinken. Het is dus zinloos om te blijven testen, terwijl gezinnen op straat belanden.
Ik roep de Staatssecretaris op om de pilotfase te beëindigen en ETHOS Light de standaard
te maken. Alleen met betrouwbare cijfers kunnen we gericht beleid voeren, opvangcapaciteit
plannen en gemeenten ondersteunen. Laten we prioriteit geven aan de meest kwetsbare
groep: gezinnen met minderjarige kinderen. Het kan namelijk niet zo zijn dat kinderen
opgroeien zonder een dak boven hun hoofd, terwijl wij in dit huis blijven praten over
definities en pilots.
Voorzitter, tot slot. Het gaat hier niet om losse thema's, maar om het weefsel van
onze samenleving. Het gaat om vrouwen die veilig moeten zijn in hun huis, om kinderen
die beschermd moeten worden tegen mishandeling en om gezinnen die niet op straat mogen
belanden. NSC kiest hier voor regie, voor bescherming en voor menselijke waardigheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vorige sprekers hebben het ook al gezegd: we zijn deze zomer
opgeschrikt door vreselijke gebeurtenissen, waar vrouwen op straat, maar te vaak ook
achter hun eigen voordeur, niet veilig bleken te zijn. Ik ga genoemde cijfers niet
herhalen, maar misschien wel nog wat toevoegen. Het is namelijk ook zo dat een op
de acht vrouwen slachtoffer is van verkrachting, dat meer dan de helft van de vrouwen
seksueel geweld of ongewenste aanrakingen ervaart, dat bijna 1,3 miljoen Nederlanders
slachtoffer zijn van huiselijk geweld en dat ook 120.000 kinderen hiermee te maken
krijgen, en dat bij 185.000 personen het geweld structureel is. Het gaat hier allemaal
om verwoeste levens. En dat moet ons niet alleen boos en bezorgd maken, maar het moet
ons aanzetten tot actie. Dat zijn we gelukkig al een aantal jaar aan het doen. Vandaag
hebben we daar met vier partijen ook weer een mooie initiatiefnota aan toe kunnen
voegen.
Ik ben heel dankbaar dat de Staatssecretaris hier vandaag is om het debat met ons
aan te gaan, want ga er maar aan staan om al deze problematiek op je bord te krijgen.
Ik wil onszelf als Kamer vandaag ook een spiegel voorhouden. Wij hebben vandaag een
debat met meer dan 30 geagendeerde brieven uit een periode vanaf 2021 tot nu. Dat
betekent dat sommige brieven vier jaar lang bij ons hebben gelegen zonder dat we ze
hier in huis met een Staatssecretaris besproken hebben. Dat moeten we beter doen,
want deze onderwerpen verdienen ook onze voortdurende aandacht. Maar het goede nieuws
is dat we stappen zetten. De nieuwe Wet seksuele misdrijven is aangenomen, die seksueel
contact zonder wederzijdse instemming strafbaar stelt en seksuele straatintimidatie
vervolgbaar maakt. We hebben de eerste veroordelingen door deze wet gezien. Ook is
er een regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
aangesteld, die goed werk doet, en ligt er na werk van deze Kamer een actieplan femicide.
Voorzitter. Er ontbreken echter nog essentiële elementen, niet zozeer op papier als
wel in de uitvoering. Denk hierbij aan een meldpunt voor rode vlaggen en snellere
strafbaarstelling van psychisch geweld. Ik lees in de stukken dat we tot de tweede
helft van 2026 moeten wachten tot wetgeving überhaupt in consultatie gaat. Waarom
moet dat zo lang duren? Waar blijft de meldplicht voor zorg en onderwijs, zodat signalen
niet achterblijven in de spreekkamer of in het klaslokaal? Hoe gaat Nederland voldoen
aan de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, die ons verplicht tot
het inrichten van een «24/7 rapecentre»? Hoe gaan we zorgen voor een aanpak met één
casusregisseur in het geval van huiselijk geweld of kindermishandeling?
Voorzitter. Ik sprak een expert op het terrein van huiselijk geweld. Die expert noemde
een voorbeeld van een kind dat via de jeugdzorg gediagnosticeerd werd met ADHD. Achteraf
bleek dat het drukke gedrag van het kind veroorzaakt werd door de geweldsproblematiek
van de vader, die al jarenlang de moeder terroriseerde en dus niet door ADHD. Maar
instanties praten te weinig met elkaar. Is de Staatssecretaris bereid met Filomena
te spreken, waar instanties minder langs elkaar heen praten en meer samenwerken? Kunnen
we die aanpak uitrollen door heel Nederland? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen
het kennisniveau van hulpverleners bij Veilig Thuis over de rode vlaggen van bepaalde
vormen van geweld, zoals femicide en eergerelateerd geweld? Veel modules die hierover
gaan lijken nu vrijwillig te zijn voor medewerkers van Veilig Thuis. Kunnen deze verplicht
worden gesteld? Hoe gaat het met de wachtlijsten en doorlooptijden? Starten de pilots
met het vroegtijdiger inzetten van een tijdelijk huisverbod inderdaad binnenkort en,
zo ja, hoe? Wanneer worden de uitkomsten verwacht van het onderzoek naar het eerder
kunnen verplichten van een hulpverleningstraject voor potentiële daders? We willen
namelijk de daders achter slot en grendel, niet de onschuldige vrouwen die jarenlang
in een blijf-van-mijn-lijfhuis zitten.
Voorzitter, tot slot. Het lastige is dat op de helft van mijn vragen de Staatssecretaris
moet antwoorden dat zij dit met een collega moet gaan bespreken. Dat respecteer ik,
maar de VVD ziet ook dat dit onderwerp daardoor versnipperd is en heel traag gaat.
Daarom zouden wij een nationaal coördinator vrouwenveiligheid willen voorstellen,
die de invalshoek van VWS, van Justitie en van OCW aan tafel heeft. Het gaat dan om
een nationaal coördinator die meters kan maken, ook als een kabinet demissionair is
of als er verkiezingen zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan is het woord aan de heer Krul namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Becker: er staan
ongelofelijk veel brieven op deze agenda. Dat is enerzijds een spiegel voor de Kamer
zelf, namelijk dat we dit onderwerp veel vaker moeten behandelen. Tegelijkertijd is
de realiteit dat het dus onmogelijk zal zijn om recht te doen aan tal van belangrijke
onderwerpen die vandaag óók op de agenda staan. Ook ik zal me beperken tot slechts
enkele van deze onderwerpen. Ook ik zal me in ieder geval richten op de actualiteit,
want dat is ook broodnodig. Ik heb het dan natuurlijk over femicide.
Voorzitter. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen, zowel op straat als in de privéomgeving.
De hoeveelheid recente gebeurtenissen rondom geweld richting vrouwen en vrouwenmoord
laat zien dat dit verre van het geval is. Er is een wereld te winnen in de aanpak,
signalering en informatiedeling rondom geweld tegen vrouwen. Die aanpak is namelijk
versnipperd. Wat ons betreft moeten er drie dingen centraal staan: vroegsignalering,
bescherming van slachtoffers en een structurele borging van de aanpak. Rode vlaggen,
zoals stalking of dwingende controle, worden nog steeds niet goed herkend. Informatie
hierover kan nog steeds niet goed worden gedeeld tussen de hulporganisaties. We hebben
vandaag in het nieuws kunnen lezen dat de politie meer onderzoek gaat doen naar zogenaamde
niet-fatale wurgingen. Dat is mooi nieuws. Kan de Staatssecretaris ook vertellen of
er maatregelen worden genomen als het gaat om de informatiedeling, bijvoorbeeld rondom
de registratie van niet-fatale wurgingen? Dan gaat het dus om informatiedeling tussen
de politie, artsen, Veilig Thuis en de vrouwenopvang. Kunnen we dat ergens borgen?
Wanneer een vrouw te maken krijgt met huiselijk geweld, met stalking of met niet-fatale
wurgingen, zien we dat de vrouw in veiligheid wordt gebracht. Ze gaat dan bijvoorbeeld
naar een noodopvang of moet een ander veilig onderkomen zoeken. Er worden maatregelen
genomen om de veiligheid te waarborgen. Maar dat gaat tegelijkertijd voorbij aan het
feit dat de dader, de man die vaak het huiselijk geweld pleegt, thuisblijft. Hij krijgt
hooguit soms een contactverbod. Zou de focus volgens de Staatssecretaris niet veel
meer moeten liggen op maatregelen die gericht zijn op de dader, in plaats van op het
slachtoffer? Ik vond het mooi hoe de VVD dat net zei: niet het slachtoffer, maar de
dader achter slot en grendel.
Voorzitter. In 2019 kwam de Nationale ombudsman met het onderzoek Vrouwen in de knel,
waarin allerlei knelpunten in de vrouwenopvang naar voren kwamen. Pas in 2024 kwam
de VNG met de richtlijn Vrouwen uit de knel. Dat is een richtlijn voor gemeentes als
het gaat om het inregelen van vrouwenopvang. Helaas zien we een ongelofelijk versnipperd
beeld in de uitvoering hiervan. De ene gemeente gaat er heel voortvarend mee aan de
slag, maar de andere doet dat niet. Kan de Staatssecretaris daar meer regie op nemen?
Voorzitter. Ik heb nog twee andere onderwerpen die ik toch wil bespreken. Het eerste
onderwerp is ouderenmishandeling, want ook dit was weer in het nieuws. Het meest recente
prevalentieonderzoek – het onderzoek komt uit 2018; dat is redelijk oud – schat in
dat een op de twintig ouderen slachtoffer is geworden van ouderenmishandeling. Dat
zijn op zichzelf al schrikbarende cijfers. Bij Veilig Thuis zien we tevens dat er
steeds minder meldingen binnenkomen. Je zou kunnen denken dat dat goed nieuws is,
maar dat is het waarschijnlijk niet. Meldingen rondom ouderenmishandeling hangen namelijk
samen met een taboe. Dit taboe draait om schaamte, de afhankelijkheid van de pleger
en onvoldoende herkenning door ouderen zelf, professionals en vrijwilligers. De Staatssecretaris
kwam met de informatiebox Financieel veilig ouder worden, die gratis fysiek en online
beschikbaar is. Maar dat is toch zo'n klein beginnetje. VWS en JenV hebben in 2023
de campagne Ik vermoed huiselijk geweld vertoond. Deze campagne werd in 2024 herhaald.
Is bekend wat het effect was van deze campagne, of wat we anders moeten doen? Is het
voldoende bekend bij slachtoffers dat je voor advies en meldingen ook terecht kunt
bij Veilig Thuis? Is ouderenmishandeling een onderwerp van cliëntbesprekingen, bijvoorbeeld
in de wijkverpleging? Is er voldoende scholing beschikbaar om het te herkennen, bijvoorbeeld
voor vrijwilligers die actief zijn in de ouderenzorg? Is er überhaupt aandacht voor
ouderenmishandeling bij overleg tussen politie, artsen, Veilig Thuis en andere opvanglocaties?
Tot slot wil ik het hebben over postadressen. Je hebt een briefadres nodig voor een
ziektekostenverzekering, bijstand of om te kunnen stemmen in Nederland. Sinds 1 januari
2022 zijn gemeentes wettelijk verplicht om mensen zonder woonadres een briefadres
te verstrekken. Wij horen dat de praktijk heel weerbarstig is, omdat gemeenten extra
eisen stellen. Is de Staatssecretaris bekend met dit probleem? Wat mag er nou wel,
en wat mag er nou niet? En zou zij hierover het gesprek met gemeenten aan willen gaan?
Vier grote steden hebben inmiddels aan de bel getrokken: Den Haag, Rotterdam, Amsterdam
en Utrecht. Er heerst een dringend tekort aan opvangplekken voor dakloze gezinnen.
In 2024 zaten 2.000 gezinnen in de knel. Dat is het dubbele van het aantal opvangplekken
dat beschikbaar is. Dit leidt tot schrijnende situaties voor moeders met kinderen.
De opvang die bestaat, met intensieve begeleiding en controle, is niet bedoeld voor
gezinnen die om economische redenen dakloos raken. Kinderen horen niet op straat,
of van bank naar bank te moeten. Ik denk dat de Staatssecretaris dat uitgangspunt
met me deelt. Ik verzoek de Staatssecretaris in gesprek te gaan vanuit het perspectief
wat er wél georganiseerd kan worden, met name bij deze plekken waar het enorm knelt.
Geen thuis hebben raakt kwetsbaren in de samenleving het meest.
Ik had er nog honderd-en-een andere onderwerpen bij kunnen betrekken, maar hier laat
ik het even bij in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Krul. Dan is het woord aan de heer El Abassi namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik zou graag willen beginnen met femicide. In de afgelopen tien
jaar zijn in Nederland 412 vrouwen omgebracht. In bijna driekwart van de gevallen
kwam dit door een ex-partner, een partner of door familie. Dit is geen serie incidenten,
dit is een patroon. Het recente overlijden van de 17-jarige Lisa na een brute aanval
en de moorden in Schiedam en Gouda laten opnieuw zien hoe dichtbij dit geweld is.
Deze voorvallen komen vaak met rode vlaggen, die eerder in beeld hadden kunnen zijn.
Het kabinet zet stappen met Stop femicide!, betere risicotaxatie en het 24/7-expertiseplatform
bij Veilig Thuis. Dat is goed. Maar snelheid en meetbare impact zijn nu cruciaal.
Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij voor het einde van dit jaar harde mijlpalen
en indicatoren kan publiceren voor dat 24/7-expertiseplatform. En kan zij toezeggen
dat deze cijfers, inclusief de opvolging richting politie, het OM en hulpverlening,
elk kwartaal openbaar worden?
Voorzitter. Dan heb ik nog een stukje over kindermisbruik. Wie de uitspraken over
de verkrachting van een baby in Ommen of het dossier van het Vlaardingse pleegmeisje
leest, wordt stil. In Ommen oordeelde het Hof recent over poging tot doodslag en seksueel
misbruik. In Vlaardingen concludeerden inspecties dat samenwerking en informatie-uitwisseling
ernstig tekortschoten. Dat is precies waar systemen voor bedoeld zijn, namelijk voor
het voorkomen, delen en handelen. We hebben landelijk veel voordeuren, zoals CSG,
Veilig Thuis, Slachtofferhulp, Helpwanted en gemeentelijke loketten, maar je wil niet
verdwalen als je hulp zoekt. Er wordt met het traject Goed georganiseerd landschap
en met de doorontwikkeling van Slachtofferwijzer al gewerkt aan een eenvoudige toegang
tot de voordeuren. Toch ervaren ouders, jongeren en professionals nog te vaak drempels
en wachttijden. Wanneer legt de Staatssecretaris een herkenbare landelijke digitale
en telefonische voordeur vast voor kindermisbruik? Ik heb het dan over een landelijke
voordeur met servicelevels inclusief afspraken, voor casusregie en voor gegevensindeling
tussen jeugdbescherming, gemeenten, ggz en de politie. Kan de Staatssecretaris hier
een datum voor geven en ook nog toelichten hoe zij dit gaat monitoren en afdwingbaar
wil maken?
Voorzitter, tot slot. Ik wil het hebben over onze mantelzorgers. Onze samenleving
leunt op ruim 5 miljoen mantelzorgers. Ze combineren zorg, werk en gezin vaak tot
het niet meer gaat. Er loopt een mantelzorgagenda, gemeenten hebben voor mantelzorgers
een opdracht onder de Wmo en samen met SZW wordt het verlofstelsel vereenvoudigd.
Maar in de praktijk horen we nog te veel verhalen over onbekendheid met rechten en
te weinig respijtzorg of coördinatie. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of ze
samen met SZW en VNG wil toezeggen dat per 1 januari 2026 elke gemeente een laagdrempelig
loket voor mantelzorginformatie en ondersteuning heeft. Wil ze toezeggen dat respijtzorg
ook daadwerkelijk beschikbaar en vindbaar wordt gemaakt? En, ten derde, wil ze jaarlijks
landelijk monitoren hoeveel werknemers gebruikmaken van mantelzorg en welke groepen
achterblijven? Graag hoor ik ook hoe zij de bekendheid van regelingen meet en verhoogt.
Voorzitter. Daar zou ik mijn bijdrage bij willen laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik denk dat dit debat aantoont dat de Kamer vrij eensgezind is als het gaat om het
willen oplossen van al deze problemen. Je zou bijna denken dat het bijna helemaal
geen politiek onderwerp is; dat doet me deugd. We zeggen eigenlijk allemaal dat we
dit willen oplossen. Er is een aspect van vrouwenonveiligheid in Nederland waar ik
toch een klein debatje over wil aangaan met de heer El Abassi. Dat aspect betreft
eergerelateerd geweld. We hebben in Nederland zo'n 670 meldingen per jaar van eergerelateerd
geweld. Een voorbeeld daarvan is het schrijnende geval van de 18-jarige Ryan uit Joure,
die door haar familie om het leven is gebracht. Haar moord werd voorbereid in een
appgroep, omdat zij een te westerse levensstijl zou hebben. Wij doen daar vanuit de
Kamer allerlei voorstellen voor, om ook aan die vorm van geweld een einde te maken.
Ik heb bijvoorbeeld een initiatiefnota ingediend voor meer zelfbeschikking. Ik dien
moties in over eerwraak. DENK vindt het vaak moeilijk om daarover mee te denken en
heeft ook tegen die moties en die voorstellen gestemd. Is de heer El Abassi, nu hij
alle stukken heeft gelezen en alles ziet wat er gebeurt in de samenleving, inmiddels
ook bereid om partner te zijn als het om dít onderwerp gaat? Vindt de heer El Abassi
ook dat we er altijd voor moeten zorgen dat we dat niet tolereren in dit land, vanuit
welke hoek het geweld ook komt?
De heer El Abassi (DENK):
Het is voor mij best gênant dat ik hier überhaupt antwoord op moet geven. Volgens
mij steunen wij altijd moties en amendementen over eergerelateerd geweld. Ik zou de
VVD willen vragen om een motie te noemen waarbij we dat niet hebben gedaan. Ik zou
voor de rest niet weten hoe ik hier anders op zou moeten reageren dan met het antwoord
dat dit een vanzelfsprekendheid is.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb een motie ingediend die het kabinet heeft opgeroepen tot een actieplan voor
zelfbeschikking en het einde maken aan eergerelateerd geweld. DENK heeft daartegen
gestemd. Maar het is goed nieuws dat de heer El Abassi zegt dat dat dan misschien
een vergissing was. Ik denk namelijk dat het ontzettend belangrijk is. We hebben vandaag
te kort de tijd, maar er staat bijvoorbeeld ook een brief over maagdenvlieshersteloperaties
op de agenda. Er zijn helaas heel veel vrouwen in Nederland onveilig, omdat er vanuit
een cultuur wordt gedacht dat ze zich op een bepaalde manier zouden moeten gedragen.
Als ze dat niet doen, dan krijgen ze te maken met verschrikkelijke vormen van geweld.
We zien daar een toename. Het zou goed zijn als we inderdaad Kamerbreed, van links
tot rechts, ook die strijd kunnen voeren. Ik heb ook niet voor niets de vraag aan
de Staatssecretaris gesteld of we zo'n protocol, waarmee we hulpverleners en politie
kunnen opleiden, zodat ze meer kennis over eergerelateerd geweld hebben, niet ook
verplicht kunnen stellen bij Veilig Thuis. Het zou mooi zijn als de heer El Abassi
dat dan ook wil steunen.
De heer El Abassi (DENK):
Het klinkt bijna raar dat ik me beledigd voel dat deze vraag überhaupt gesteld wordt.
Wij zijn tegen elke vorm van geweld; dat zie je terug in ons stemgedrag. Je ziet dat
niet altijd terug bij de VVD. We weten dat mevrouw Bente Becker het belangrijk vindt
welke achtergrond de daders hebben. Ik vind het dus heel frappant en vreemd dat deze
vraag mij gesteld wordt. Ik vraag debatten aan over hele gevaarlijke situaties, zoals
die van de baby uit Ommen en het Vlaardingse pleegmeisje. Vervolgens zie ik dat de
VVD die debatten gewoon niet steunt, terwijl ze superbelangrijk zijn. Dat vind ik
jammer vanuit de VVD. Nogmaals, ik vind het een vreemde vraag. Ik steun moties en
amendementen op gebied van eergerelateerd geweld altijd. De VVD doet hier voorkomen
alsof wij dat niet doen. Ik vraag hen dan ook om met die moties te komen. We hebben
straks een tweede termijn. Dan kan ik in de pauze rustig naar die moties kijken. En
dan kan ik uitleggen waarom wij een bepaalde motie niet hebben gesteund. Ik wil daar
wel bij zeggen dat wij moties waarbij de VVD een bepaald frame op bepaalde bevolkingsgroepen
wil plakken uiteraard niet steunen. Tegelijkertijd zijn wij tegen elke vorm van geweld.
Zo stemmen wij ook altijd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de eerste termijn van de Kamer. U heeft veel vragen gesteld aan
de Staatssecretaris. Dat betekent dat ik 40 minuten ga schorsen, tot 16.45 uur. Want
er moeten wel even een aantal vragen beantwoord worden. Ik schors dus tot 16.45 uur.
Ik zie dat de heer Krul een opmerking heeft.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, even heel praktisch. U heeft voor het debat gezegd dat er rond 17.45 uur
in ieder geval een schorsing zal zijn voor het hoofdelijke stemmen. Kunt u iets meer
informatie geven over, los van waar we dan zijn in het debat, hoelang dat zal zijn
en of we een harde eindtijd hebben? Want volgens mij is de eindtijd 19.30 uur.
De voorzitter:
Ja, de eindtijd is 19.30 uur. Daar is zowel in de organisatie als door uw voorzitter
op gerekend. Ik ga even kijken wat dat betekent en hoeveel tijd we normaal gesproken
nodig hebben voor een normale hoofdelijke stemming. Ik ga dat even overleggen met
de Griffie. Ik kom daar dan om 16.45 uur even op terug. Ik zie dat mevrouw de Staatssecretaris
een opmerking heeft.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Wellicht kan ik een handreiking doen. Ik was van plan om te starten met het onderwerp
waar de meeste vragen over waren. Dat is in dit geval femicide. Tegelijkertijd zie
ik dat we kort in de tijd zitten. Ik hoop natuurlijk dat ik voor de eindtijd alle
vragen kan beantwoorden en u mij kunt bevragen en interrumperen waar u wil. Maar ik
kan dus ook zeggen dat ik het onderwerp femicide juist iets meer richting het einde
van het debat behandel. Mochten we het niet op tijd afgerond krijgen, dan kan ik er
tijdens het notaoverleg op 22 september op terugkomen. Ik weet alleen niet of u dan
allen aanwezig bent. Maar dit zou vanuit mij een handreiking kunnen zijn.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vind dat laatste geen slecht idee. Ik weet niet hoe de andere collega's daarover
denken. Ik zeg in alle eerlijkheid dat dat ook komt omdat ik om 16.45 uur even deze
zaal uit moet. Daarna hebben we ook nog die stemming. Ik vrees dus dat het sowieso
een beetje rommelig wordt. Maar ik weet niet hoe de andere collega's daarover denken.
De voorzitter:
Zullen we dan een halfuur schorsen? Of nog korter? Laten we schorsen tot 16.45 uur.
Ik maak daar de opmerking bij dat ik in ieder geval niet van plan ben om te schorsen
voor een dinerpauze. Dat lijkt me, gezien alles wat er loopt, ook logisch. Ik adviseer
u dus straks in de loop hiernaartoe of richting de plenaire zaal ergens een croissantje
mee te nemen. Houdt u daar in ieder geval even rekening mee. Dan schors ik nu tot
16.45 uur.
De vergadering wordt van 16.06 uur tot 16.48 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit commissiedebat. Ik ga ervan uit dat er nog een aantal leden plaats
zullen nemen. Mevrouw Westerveld is in ieder geval onderweg. Vanuit de afdeling dienstmededelingen
meld ik dat de hoofdelijke stemming niet voor 18.00 uur is en pas plaats zal vinden
na de eerste termijn van de Minister-President. Die termijn wordt dus sowieso afgemaakt.
Is hij eerder klaar, dan zal er plenair geschorst worden tot 18.00 uur. We weten dan
allemaal dat dat zo is, want dat wordt doorgegeven. Anders lopen we het risico dat
de stemmingsbel gaat en dat iedereen met gezwinde spoed deze zaal verlaat om naar
boven te gaan. Maar we gaan zien hoe dat loopt. We zijn toe aan de eerste termijn,
de beantwoording namens het kabinet door de Staatssecretaris. Ik geef u het woord,
Staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil nog heel even een praktisch aspect toelichten. We hadden
zojuist even overleg met elkaar. Vanwege de schorsing kan het zijn dat de lengte van
het debat iets ingekort moet worden. Daarnaast moest het Kamerlid Van der Werf ook
even bij een ander debat zijn. We hebben daarom afgesproken dat ik het onderwerp femicide
als laatste behandel. We hebben daar namelijk op 22 september nog een notaoverleg
over staan, waarbij ook de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanwezig is.
Vandaar deze volgorde. Ik zal ook proberen het wat korter te houden, zodat er ruimte
is voor meer antwoorden.
Allereerst wil ik de indieners van de initiatiefnota Stop geweld tegen vrouwen hartelijk
bedanken voor het indienen hiervan. Ik wil mij, net als u, inzetten voor dit belangrijke
thema. Ik ervaar grote steun vanuit uw Kamer in de zorg voor de aanpak van geweld
tegen vrouwen. De vreselijke gebeurtenissen van eerder dit jaar zijn door velen van
u genoemd. De maatschappelijke zorgen zijn groot en vragen om stevigheid in de aanpak.
Ik zal bij het notaoverleg op 22 september aanstaande inhoudelijk reageren op de initiatiefnota.
Thuis moet de plek zijn waar je veilig bent, waar je kunt ontspannen bij mensen die
je vertrouwt. Het is niet een plek waar je op je hoede moet zijn voor wat er kan gebeuren.
Helaas zijn deze veilige situaties voor te veel mensen niet vanzelfsprekend. Vanuit
het kabinet sta ik niet alleen voor deze aanpak. Ik werk aan de aanpak met mijn collega-bewindspersonen
van onder andere JenV, OCW en SZW. Met de uitvoering van het plan van aanpak tegen
femicide zet ik mij niet alleen in voor het vergroten van de bewustwording, maar ook
voor het versterken van de deskundigheid van professionals, de bescherming van slachtoffers
en het verbeteren van risicotaxaties. Dat doe ik allemaal met het doel femicide eerder
en beter te herkennen en te voorkomen. Hier wordt door vele professionals en organisaties
al dag in, dag uit hard aan gewerkt. Ik wil mijn waardering voor hun enorme bevlogenheid
en inzet in vaak zeer complexe casuïstiek benadrukken. Maar er is meer nodig. Ik kom
daar bij de beantwoording van de vragen op terug.
Voorzitter. Dan kom ik op de welbekende blokjes. Ik wilde beginnen met dakloosheid.
Dan komt sociale basis en mantelzorg. Om een kopje varia te voorkomen, heb ik de vraag
over Fokus van mevrouw Westerveld daar ook maar bij gevoegd. Dan wil ik het blokje
huiselijk geweld behandelen en daarna femicide. Hier en daar zal er iets van overlap
zijn, maar dat is lastig te voorkomen.
Om bij dakloosheid te beginnen: er was een vraag van zowel CDA als GroenLinks-PvdA
over het probleem van de dringende tekorten in de opvang van dakloze gezinnen in de
G4. Ik ben inderdaad bekend met dit probleem. We zien dat het in heel Nederland heel
erg moeilijk is om huisvesting te vinden. Dat wordt verder geïllustreerd in deze oproep.
Juist voor kinderen is het van belang dat zij een stabiele woonplek hebben. Het uitbreiden
van de opvang is geen langetermijnoplossing om deze gezinnen te helpen. Ik weet dat
de inzet van gemeenten erop gericht is om te voorkomen dat kinderen in deze situaties
terechtkomen. Uw Kamer heeft een amendement aangenomen bij de Wet versterking regie
volkshuisvesting om dakloze gezinnen met minderjarige kinderen op te nemen in de urgentieregeling.
Juist vanwege de woningnood zet het kabinet sterk in op het versnellen van tijdelijke
huisvesting, wat mensen tijd geeft om een reguliere woning te vinden. We zijn op dit
moment bezig met de uitvoeringstoets van het amendement op de Wet versterking regie
volkshuisvesting. Ik zal uw Kamer over de verdere voortgang informeren.
Er was nog een vraag over het Bouwdepot. Dat is inderdaad waardevol voor jongeren
in een kwetsbare positie. Het kabinet vindt dit een heel sympathiek initiatief, mits
het binnen de wettelijke kaders wordt uitgevoerd. De Staatssecretaris Participatie
en Integratie heeft uw Kamer eerder geïnformeerd over het voornemen om de ondersteuningsbehoefte
en de problematiek van de groep jongeren in een kwetsbare positie verder te analyseren
en om die ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen. Hij doet dat samen met mij en
met de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport. Daarbij betrekken we de Bouwdepotaanpak.
Wij zullen uw Kamer begin 2026 informeren over de uitkomsten van die analyse.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Westerveld. Ik stel voor dat we vier interrupties
aanhouden in deze termijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het hebben over de onderwerpen die de Staatssecretaris noemde. Als je het hebt
over dakloosheid, dan gaat het deels ook over wonen. Het tweede onderwerp raakt ook
aan het Ministerie van SZW. Bij allebei de onderwerpen heb ik heel sterk de indruk
dat deze Staatssecretaris de goede wil heeft om de juiste dingen te doen, maar dat
er nog weleens wat strubbelingen kunnen zijn met andere ministeries. Denk bijvoorbeeld
aan voldoende huisvesting. Mijn vraag aan deze Staatssecretaris is of ze ervoor gaat
zorgen dat de andere twee bewindspersonen goed zijn aangehaakt. Dit geldt eigenlijk
voor alle vragen. Wat mij betreft zijn deze Staatssecretaris en datgene wat zij wil
leidend voor deze belangrijke onderwerpen. Volgens mij vindt de hele Kamer dat het
probleem van dakloosheid moet worden aangepakt. De hele Kamer ziet dat er van alles
kan gebeuren, maar dat er soms wat knelpunten zijn in de wetten en regels, en op andere
ministeries.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik kan helaas niet toezeggen dat mijn wil en inzet altijd leidend zullen zijn, hoe
graag ik dat ook zou willen. Ik kan wel het volgende toezeggen. Voor mij – maar ik
spreek namens het hele kabinet – zijn de grote omvang van deze problemen en de noodzaak
tot een oplossing heel erg duidelijk. We zien dat er soms problemen zijn met voorstellen
die raken aan wetgeving. De wetgeving moet dan aangepast worden en dat kan het heel
tijdsintensief maken. Er komt dan ook heel veel budget bij kijken. Dat is een realiteit
waartoe we ons moeten verhouden, maar dat verandert de noodzaak tot een oplossing
voor het probleem niet. Ik heb de plicht om die problemen zo veel mogelijk van een
oplossing te voorzien binnen mijn kunde. Als ik daarover een stevige discussie moet
voeren of regelmatig een andere bewindspersoon aan zijn of haar jasje moet trekken,
dan zal ik dat doen. Dit zijn beide onderwerpen die gedragen worden door mijn collega-bewindspersonen.
Ik ervaar een goede samenwerking en die verwacht ik ook in de toekomst.
Ik kom op het actieplan voor dakloze mensen met een Wlz-indicatie. Ik herken het knelpunt
voor deze doelgroep. Met dit actieplan zetten we steviger in op samenwerking tussen
de partijen om tot een passende plek te komen. Uiteindelijk is er meer aanbod nodig.
Dat vraagt samenwerking tussen gemeenten, zorgkantoren, zorgaanbieders, VWS en VRO.
Het realiseren van meer betaalbare en passende huisvesting is geen onderdeel van het
actieplan, maar hier wordt onder leiding van de Minister van VRO aan gewerkt. We werken
in de verschillende programma's intensief samen met VRO en de andere ministeries en
partijen. Daarnaast worden gemeenten met de Regeling huisvesting aandachtsgroepen
in staat gesteld om versnelde huisvesting te realiseren. Daar zit 30 miljoen in, maar
daarop wordt op dit moment weinig aanspraak gemaakt voor deze groep. De regeling staat
nog open tot 19 september, dus mochten er nu gemeenten kijken, dan zou ik ze graag
willen oproepen om hier gebruik van te maken.
Mevrouw Bruyning vroeg naar ETHOS Light als standaard. Het verbeteren van de monitoring
op basis van ETHOS Light is een van mijn prioriteiten. Wat mij betreft is er geen
sprake van een pilotfase. Ik ben in gesprek met het Kansfonds, de Hogeschool Utrecht,
het CBS en de gemeenten met als doel dat de ETHOS-tellingen regionaal op regelmatige
basis gaan plaatsvinden. Dat moet gaan leiden tot een landelijk en structureel beeld.
Ik zal u daar via een voortgangsbrief voor het einde van het jaar over informeren.
Hoe ga ik ervoor zorgen dat de criteria voor de winteropvang worden verruimd en dat
iedereen dezelfde mogelijkheden krijgt? Dit wordt geregeld via de bovenwettelijke
winteropvang om buitenslapers bij vrieskou naar binnen te halen. Iedereen, ongeacht
zijn of haar status, kan gebruikmaken van deze regeling. Hoe de gemeenten dat precies
vormgeven, is een decentrale aangelegenheid. De VNG heeft een handreiking ontwikkeld
die de gemeenten kunnen volgen. Alle buitenslapers, ongeacht hun status, worden toegelaten.
Als ik hier landelijk en dwingend op ga sturen richting de gemeenten, dan gaan heel
veel gemeenten tegen een heel groot capaciteitsprobleem aanlopen. Op dit moment is
het echt aan de gemeenten om zichzelf te verhouden tot de problemen in hun gemeente
en de capaciteit die zij daarvoor hebben.
De heer Krul vroeg naar het briefadres. De Wet BRP is in 2022 gewijzigd. Sindsdien
is het inderdaad verplicht om te voorzien in een briefadres. Momenteel wordt die wetswijziging
geëvalueerd door het Ministerie van BZK. Belangenbehartigers, zoals het jongerenpanel
en Dakloosheid Voorbij!, zijn daarbij betrokken. Ik verwacht de resultaten daarvan
in het najaar en ik zal dan het gesprek verder aangaan met de Staatssecretaris van
BZK over welke ondersteuning extra of anders moet om de knelpunten verder te verhelpen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik hoor wat de Staatssecretaris net antwoordde over landelijke sturing. Dat begrijp
ik, maar zou de Staatssecretaris wel bereid zijn om met de gemeenten of de VNG in
gesprek te treden over hoe de aanpak toch wat meer overeen kan komen? Dat staat los
van de handreiking, want die ligt er. Maar dat is papier en in de praktijk merken
we toch regionale verschillen. Dat komt ook doordat het decentraal geregeld is. Mijn
vraag is of de Staatssecretaris bereid is om daarover in gesprek te gaan met de VNG.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat ben ik zeker. Uniformiteit kan heel goed zijn, maar ik zou liever willen kijken
of we samen tot een bodem kunnen komen waar we niet doorheen willen zakken. Er zijn
een aantal gemeenten die hierin vooroplopen en die wil ik niet afremmen. Maar ik wil
zeker het gesprek aangaan over de vraag of we de duidelijke knelpunten bij gemeenten
kunnen verbeteren. Dat was het kopje dakloosheid.
Dat brengt mij bij de sociale basis, mantelzorg en Fokus. De heer El Abassi vroeg
of ik kan toezeggen dat er per 1 januari een laagdrempelig steunpunt is bij elke gemeente.
Het korte antwoord is nee. Dat komt met name door de datum die is opgenomen in deze
vraag. Binnen het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg werk ik samen met de VNG aan een
gelijkgericht ondersteuningsaanbod. Daarin neem ik de toegankelijkheid en de voorzieningen
voor mantelzorgers mee. Daarnaast zijn er met ZN en de VNG afspraken gemaakt over
de organisatie van respijt- en logeerzorg om zo de beschikbaarheid en de vindbaarheid
te vergroten. Dit is een nadrukkelijk aandachtspunt, waarover we afspraken hebben
gemaakt, maar ik kan helaas niet toezeggen dat dit per 1 januari 2026 is geregeld.
Ik kom op het monitoren hoeveel werknemers mantelzorgen en welke groepen achterblijven.
Er is al monitoring vanuit het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zij kijken naar de
hoeveelheid mantelzorgers, naar hoeveel belasting zij ervaren en naar werkende mantelzorgers.
Deze resultaten worden openbaar gepubliceerd. Daarin wordt een onderscheid gemaakt
tussen verschillende groepen. Daarnaast doet de stichting Werk&Mantelzorg met subsidie
van VWS en SZW peilingen onder werkende mantelzorgers, bijvoorbeeld naar de werk-zorgbalans
die zij ervaren.
Hoe meet ik de bekendheid van regelingen? Dat was ook een vraag van de heer El Abassi.
Er is op dit moment geen landelijke monitor over de bekendheid van regelingen, maar
ik herken het probleem dat veel mantelzorgers die regelingen niet altijd makkelijk
kunnen vinden. Met de partners van de Mantelzorgagenda, waaronder MantelzorgNL, werk
ik aan het versterken van de positie van mantelzorgers. We willen die beter borgen
in de landelijke wetgeving, bijvoorbeeld met de Participatiewet in balans, maar ook
door gemeenten te ondersteunen bij het vormgeven van hun ondersteuningsaanbod. Daar
zijn we nadrukkelijk mee bezig.
Mevrouw Westerveld vroeg naar de stand van zaken van het onderzoek naar de sociale
veiligheid bij Fokus. De termijn waarbinnen de vragenlijst voor cliënten en medewerkers
openstond, is inmiddels gesloten. Q-Consult, die het onderzoek uitvoert, heeft cliënten
en medewerkers geïnterviewd. In de vragenlijst is inderdaad ook gevraagd naar de ervaringen
met het management op alle niveaus. Ik verwacht dat dit eind september wordt afgerond
en ik zal de Kamer in het najaar informeren over de uitkomsten.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft een vraag aan de Staatssecretaris.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
«Het najaar» is heel breed. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om daar snel
mee te komen, omdat er echt forse problemen zijn. Ik blijf verhalen binnenkrijgen.
Misschien geldt dat ook wel voor de Staatssecretaris en het ministerie. Dat is mijn
verzoek.
Mijn tweede punt is dat ik heel graag wil dat de Staatssecretaris niet alleen een
reactie geeft op dat onderzoek, maar dat ze ook aangeeft wat het ministerie daar vervolgens
mee gaat doen. Het is heel belangrijk dat mensen met een beperking zelfstandig kunnen
wonen, maar het is ook heel belangrijk dat ze veilig zijn en dat ze op een veilige
plek zitten. Ik hoop echt dat de Staatssecretaris daarop ingaat in haar brief aan
ons.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zeker. Ik kan twee toezeggingen doen. Ik had laatst een gesprek over een stuk dat
uw Kamer moest ontvangen. Dat zou vlak voor het debat aankomen. Toen zei men: soms
wordt de Kamer boos als een brief vlak voor het debat komt. Toen heb ik heel duidelijk
aangegeven: ik wil dingen gewoon opsturen zodra ze bij mij langskomen, want ik vind
dat ik de Kamer heb te informeren zodra dat kan. Als dat net vervelend uitkomt bij
een debat, dan spijt me dat, maar dan weet u in ieder geval dat ik nooit dingen zou
achterhouden als ze er al liggen. Dat geldt uiteraard ook voor dit dossier.
Sorry, wat was de tweede vraag?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Of de Staatssecretaris ook kan ingaan op de vervolgacties, want daar wachten de cliënten
echt op. Ze willen niet dat er alleen een onderzoek wordt gedaan. Er zijn gewoon problemen;
dat zien we allemaal. Ik zou heel graag willen horen wat de mogelijke oplossingsrichtingen
zijn waarover alle partijen straks hopelijk tevreden zijn.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Duidelijk. Die toezegging doe ik bij dezen. Dat was het blokje over de sociale basis
en mantelzorg. Als daar geen verdere vragen over zijn, ga ik graag door met huiselijk
geweld.
Kan ik iets vertellen over de huidige stand van zaken van de opvang? Vind ik dat er
genoeg plekken zijn of is er meer nodig? Ik heb het hier ook al over gehad in het
eerste debat dat ik met de Eerste Kamer heb gehad. Er zijn hele duidelijke signalen
dat de opvang tekortschiet. Er zijn discussies over hoeveel het precies zou moeten
zijn. Willen we echt die 1.800 uit het Verdrag van Istanbul nastreven of kan het in
Nederland iets lager uitvallen? Het is mij in ieder geval duidelijk dat we op dit
moment tekortschieten in de vrouwenopvang. Ik ben hierover in gesprek met de VNG en
Valente. Ik wil heel graag met hen tot een bestuursakkoord komen waarin we samen afspraken
maken, zodat we de verantwoordelijkheid hiervoor gezamenlijk kunnen inzetten. Ik kan
helaas nog niet vooruitlopen op de financiële aspecten daarvan. Dat komt volgende
week.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Kan de Staatssecretaris misschien ook een beetje licht werpen op de eventuele tijdlijn
om dat bestuursakkoord te bereiken? Zit daar een tijdlijn aan vast? Wanneer wil de
Staatssecretaris dat bereiken?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik wil hier op de meest kort mogelijke termijn afspraken over maken, want dit probleem
wacht niet. Wanneer kan ik daarover communiceren met uw Kamer? Dat moet ik even afstemmen.
De voorzitter:
Daar komt u eventueel in de tweede termijn nog op terug.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, daar kom ik in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Helemaal goed.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Kan er breder geschoold worden over huiselijk geweld in het hele maatschappelijke
domein? Dat was een vraag van mevrouw Van der Werf. Ik ben het er helemaal mee eens
dat bewustwording essentieel is bij het voorkomen en herkennen van huiselijk geweld.
Daar zetten we duidelijk op in. Onderwijsprofessionals krijgen scholing over het beter
herkennen van de signalen, over de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling
en over hoe je die moet toepassen, en over hoe zij een veilige leeromgeving kunnen
creëren. Er is recent een opdracht gestart gericht op deskundigheidsbevordering ten
aanzien van huiselijk geweld en femicide bij verschillende zorg- en strafpartners,
zoals Veilig Thuis, het Centrum Seksueel Geweld, politie en justitie. Daarin wordt
een strategie tot stand gebracht voor deskundigheidsbevordering bij professionals.
Tot slot wordt er ook ingezet op het versterken van bewustwording in de samenleving
met een publiekscampagne.
Over de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling is gevraagd of ik kan toezeggen
dat ik die herzie, zodat samenwerking met slachtofferorganisaties bij structureel
geweld verplicht wordt. Nee, dat kan ik niet toezeggen. Dat zit ’m er met name in
dat de meldcode zich richt op de melder. Dat zijn hulpverleners, artsen en onderwijzers.
Die moeten signaleren en dan advies vragen of een melding doen bij Veilig Thuis, en
natuurlijk waar mogelijk hulp verlenen. Maar het contact met slachtofferorganisaties
wordt vervolgens door Veilig Thuis georganiseerd, natuurlijk altijd in samenspraak
met het slachtoffer, om de eigen regie van het slachtoffer te versterken.
Dan de vraag of er gewerkt wordt aan een systeem voor meldingen, zodat het verhaal
niet steeds opnieuw verteld hoeft te worden. Op basis van de motie van mevrouw Van
der Werf van 5 maart 2025 ben ik samen met mijn collega, de Staatssecretaris van VWS,
en de Staatssecretaris van JenV bezig om te bezien welke mogelijkheden er zijn om
naar één systeem voor alle meldingen toe te werken. Dit vraagt echter een heel zorgvuldige
afweging van privacywetgeving, IT-systemen en grondslagen om informatie uit te wisselen,
dus dat komt vrij nauw. We zijn nu bezig met de formulering van de opdracht. We zullen
de Tweede Kamer daar eind 2025 verder over informeren.
Dan de vraag hoe ik aankijk tegen een wettelijke meldplicht. We hebben een verplichte
meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling, die professionals helpt om de juiste
afweging te maken. Er is natuurlijk een professionele norm om bij ernstig en structureel
geweld altijd te melden. Maar bij het invoeren en wijzigen van de meldcode is juist
expliciet niet gekozen voor een meldplicht, vanuit het idee dat dit averechts zou
kunnen werken omdat het de vertrouwensrelatie tussen professionals en direct betrokkenen
kan schaden, het ingaat tegen professionele autonomie en het een reden kan zijn voor
mensen om juist geen hulp te vragen uit angst voor een melding. In maart van dit jaar
is een motie aangenomen over het uitwerken van een adviesplicht binnen de meldcode.
Daar is mijn collega, Staatssecretaris Tielen, op dit moment mee bezig. Zij zal in
het najaar van 2025 verder ingaan op de stand van zaken.
De heer El Abassi vroeg of ik voor het einde van het jaar harde cijfers kan laten
zien over Veilig Thuis. Een goed inzicht in het functioneren van het stelsel is inderdaad
van groot belang. Dat ben ik helemaal met de heer El Abassi eens. In Nederland hebben
we daar met name het CBS voor. Het CBS publiceert twee keer per jaar, in april en
oktober, een update van het dashboard Veilig Thuis, waarin de belangrijkste landelijke
en regionale cijfers staan vermeld. Het CBS heeft een wettelijke verplichting om die
data openbaar te publiceren. Daar zullen die cijfers dus te vinden zijn.
Dan de vraag hoe het staat met de invoering van de 24/7-chatline. Ik ben samen met
Veilig Thuis hard aan het werk om zo snel mogelijk een 24/7-chatfunctie voor alle
vormen van huiselijk geweld, waaronder intieme terreur, te realiseren. Zij krijgen
vanuit VWS ook de financiering hiervoor. Ik zal de Kamer eind 2025 over de voortgang
informeren.
Een vraag van de heer Krul over de campagne tegen ouderenmishandeling. Die campagne
is goed ontvangen en had ook een groot bereik, maar jammer genoeg bleek uit de evaluatie
dat die niet leidde tot de gewenste gedragsverandering. Op dit moment is Veilig Thuis
landelijk verantwoordelijk voor het coördineren van de aanpak. Zij hebben aandachtsfunctionarissen
ouderenmishandeling aangesteld, waarop ze actief inzetten. Deze werken via het interne
Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling samen om de aanpak van ouderenmishandeling
en de werkwijze van Veilig Thuis te versterken. Daarnaast loopt er een nieuw grootschalig
onderzoek vanuit de Universiteit van Maastricht naar de aard en omvang van ouderenmishandeling
in Nederland. De resultaten daarvan komen eind 2025 of in de eerste helft van 2026.
Op basis van wat meer actuele inzichten gaan we evalueren of de bestaande aanpak voldoende
is om ouderen effectief te beschermen.
Mevrouw Becker had een vraag over het onderzoek naar daders van huiselijk geweld.
Aandacht voor plegers is van groot belang. Dat ben ik absoluut met haar eens. Het
is ook een van de prioriteiten in het plan van aanpak femicide. Dit is een punt van
het plan van aanpak dat tot op heden nog niet opgepakt is, omdat we met name bezig
waren met deskundigheidsbevordering en risicotaxaties, maar in 2026 gaan we aan de
slag met onderzoek naar risicoprofielen van plegers van huiselijk geweld.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank aan de Staatssecretaris voor het antwoord. Ik denk dat het helpt om inzicht te
krijgen in risicoprofielen, maar ik vroeg eigenlijk naar iets waar nabestaanden ons
ook veel over verteld hebben. Het is namelijk niet alleen een probleem van een vrouw
die in de knel zit, maar vaak ook van een man die bepaald gedrag of bepaalde patronen
vertoont. Misschien heeft hij dat in zijn jeugd gezien, heeft hij het thuis nooit
geleerd of heeft hij mentale problemen waardoor hij zich gedraagt zoals hij zich gedraagt,
maar als er dan hulp wordt aangeboden, wordt gezegd «ik weiger die hulp» of «omdat
ik daar zelf financieel aan moet bijdragen, doe ik dat niet». De nabestaanden zeggen
dat je al veel eerder, bij de eerste actie, tegen zo'n dader of potentiële dader zou
moeten kunnen zeggen: jij gaat nu verplicht in een hulptraject. Ik begreep uit de
stukken dat er nu een WODC-onderzoek wordt gestart, en dan niet in het strafrechtelijke
kader maar meer in het zorgdomein, om te zien hoe we daders sneller kunnen verplichten
in een traject terecht te komen. Dit is nou zo'n voorbeeld van hoe wij als Kamer echt
moeten zoeken in alle stukken, van: o, dit wordt hier nog gezegd over daders en dat
daar. Daarom zoek ik zo naar die integrale aanpak, want voor nabestaanden is het één
groot probleem. Hoe snel gaan we resultaten zien, dus dat we het niet meer hoeven
te onderzoeken maar echt stappen kunnen zetten en zeggen: die daders moeten nu ook
echt sneller in de kraag worden gevat?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Is het een idee dat ik dit najaar één brief stuur waarin ik dit allemaal meeneem en
dat we daarin ook de bestuurlijke afspraken duidelijk op een rij zetten om die meteen
inzichtelijk te maken? Dat scheelt voor de volgende convocatie wellicht ook.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vind het een hele mooie toezegging om een aparte brief te krijgen over de daderaanpak.
Ik ben een beetje bang dat ik overvraag – ik hoop het niet – maar ik ga het toch proberen:
het zou zo mooi zijn als die brief mede is ondertekend door Justitie en Veiligheid,
omdat we dan ook de strafrechtelijke kant kunnen zien, bijvoorbeeld het uitbreiden
van het huisverbod en locatieverbod. Eigenlijk zou het wat mij betreft moeten gaan
om het hele pakket rondom een dader, van zorg tot aan justitie. Het zou mooi zijn
als we daarover een brief kunnen krijgen, want ik denk dat het ook voor nabestaanden
heel belangrijk is om een keer één overzicht te hebben van wat er allemaal gebeurt.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik kan in de brief het hele pakket voor de aanpak van huiselijk geweld meenemen als
daar de voorkeur naar uit gaat, en dan met nadruk op daders. U krijgt dan toch het
vervelende antwoord dat ik dat moet navragen bij mijn collega, maar ik verwacht dat
ook daar voldoende draagvlak is om dit aan te leveren aan uw Kamer, dus bij dezen
de toezegging.
De voorzitter:
Ik hoor een inspanningsverplichting.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zeker, in ieder geval een toezegging dat de brief door mij ondertekend zal worden ...
De voorzitter:
Zeker.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
... en dat ik ervan uitga dat mijn collega dat ook zal doen.
Mevrouw Becker (VVD):
Wanneer mogen we die brief ontvangen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Voor het einde van het jaar. Dan neem ik de andere toezeggingen daar ook direct in
mee.
De voorzitter:
Helder. Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Er is gevraagd of ik bereid ben om met Filomena te spreken. Zeker. Een van de werkbezoeken
uit mijn tijd als Kamerlid die me het meest is bijgebleven, is het werkbezoek aan
Filomena. Ik heb nu ook een werkbezoek in mijn nieuwe rol ingepland staan. Ik heb
afgesproken dat ik voor die tijd ook langsga bij Veilig Thuis. Ik weet niet uit mijn
hoofd wanneer, maar volgens mij ga ik eind oktober langs bij Filomena. Maar de wil
is er in ieder geval zeker.
Dan de wachtlijsten en de doorlooptijden bij Veilig Thuis. Uit een publicatie van
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oktober ’24 bleek dat een meerderheid van
de Veilig Thuisorganisaties in veel gevallen die doorlooptijden nog steeds niet haalt
en dat er daardoor wachtlijsten zijn. Dat vind ik heel erg ongewenst en ook zorgelijk.
We hebben hier indertijd een stevig gesprek over gevoerd met Veilig Thuis, samen met
VNG. Veilig Thuis is hard bezig om de wachtlijsten weg te werken en deze waar mogelijk
te voorkomen in de toekomst. Als er sprake is van wachtlijsten, is het ook belangrijk
dat Veilig Thuis bij iedere melding direct toetst of er sprake is van een acuut onveilige
situatie. Bij acuut gevaar of onveiligheid wordt wel altijd direct gehandeld. Maar
goed, het is niet eenvoudig om die lange wachtlijsten in één keer weg te werken. Maar
in de aanpak wordt gewerkt aan werving van personeel via onder andere een campagne,
het verbeteren van interne werkprocessen en het maken van afspraken in de regio.
Er was een vraag over casusregisseurs. Dit is wel een hele lastige. Gezien de veelheid
aan vormen van huiselijk geweld en de betrokken partners is het heel lastig om één
partij daarbij aan te wijzen die altijd de regie zou moeten voeren. De aard van de
problematiek is namelijk zo divers. Ik vind het wel heel belangrijk en goed als lokaal
de structuren zo worden ingericht dat bij vermoedens van onveiligheid de betrokken
partijen altijd met elkaar afstemmen en bepalen wie in dat geval de regie voert. Daarbij
dient er ook aandacht te zijn voor afspraken over mandaat en doorzettingsmacht. Veilig
Thuis is overal in het land de vaste partner in de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling en kan daarmee ook in veel gevallen een goede partij zijn om de
regie te pakken. In het landschapstraject dat hierbij is genoemd, werken we inderdaad samen met verschillende zorg-
en veiligheidspartijen aan het verbeteren van de triage en aan regie voor slachtoffers
van seksueel geweld. Deze nieuwe werkwijze is door de partijen ontwikkeld en wordt
op dit moment beproefd in twee regio's.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vind het ingewikkeld dat de huidige situatie eigenlijk nog onwenselijker is dan
zeggen dat er één instantie altijd en overal de regierol zou moeten hebben. Ik begrijp
best dat je daar aarzelingen en opmerkingen bij kan hebben, maar nu moet je elke keer
opnieuw je verhaal doen bij iemand anders. Aangiften moeten zelfs tientallen keren
gedaan worden en dan nog worden bepaalde dingen niet aan elkaar geknoopt. Dat voorkom
je gewoon door één iemand in de lead te zetten. Dat dat niet altijd en overal in Nederland
dezelfde partij hoeft te zijn of dat het niet op dezelfde manier moet, daar valt denk
ik met deze kant van de tafel over te praten. Maar ik denk dat je af moet van een
systeem waarbij slachtoffers niemand hebben. We weten namelijk uit ervaring dat niemand
zich ermee bemoeid als 30 partijen zich ermee bemoeien.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik snap heel erg goed wat mevrouw Van der Werf bedoelt. Het moet inderdaad niet zo
zijn dat iedereen naar elkaar zit te kijken en wacht totdat een andere partij de verantwoordelijkheid
neemt. Zoals ik zei, is Veilig Thuis eigenlijk in heel Nederland een vaste partner
op al deze dossiers. Maar ik ga anders graag ook op basis van de initiatiefnota het
gesprek met uw Kamer aan over de vraag of we één duidelijke positie hier beter neer
kunnen zetten.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik denk dat de goede voorbeelden, zeker op lokaal niveau, er al zijn. Filomena kwam
net al even langs. Zo gaat het in Rotterdam. Daar krijg je gewoon heel plat gezegd
een nummer en een zaak. Daar heb je één iemand die je helpt, of dat nou bij de contacten
met de politie is of bij een gesprek in het ziekenhuis of op een andere plek. Ik was
laatst op werkbezoek bij het Centrum Seksueel Geweld in Amsterdam. Ik was echt onder
de indruk. De politie zegt: wij zijn zó blij dat zij er zijn en dat wij dit bij de
zedenrecherche ook niet nog bij moeten houden op de achtergrond, want daar hebben
we helemaal de capaciteit en de mensen niet voor. Dus je kan dat wel degelijk organiseren.
Ik zou zeggen: laten we dat niet overlaten aan de grote steden en welwillende burgermeesters,
maar bekijk ook gewoon vanuit Den Haag wat je kan doen om dit in deze vorm op veel
meer plekken uit te rollen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar ben ik het inhoudelijk helemaal mee eens. Ik denk dat Filomena een fantastisch
voorbeeld is van hoe we dit eigenlijk het liefst overal geregeld zouden willen hebben.
Tegelijkertijd denk ik dat we dan eigenlijk bij een lastige discussie komen over de
vorm. Als je namelijk in alle gemeentes een nieuwe Filomena zou moeten beginnen, dan
kan daar heel veel tijd, mankracht en budget mee gepaard gaan. Die keuze kunnen we
maken. We zouden er ook voor kunnen kiezen om een organisatie zoals Veilig Thuis,
die we al hebben, meer nadrukkelijk in de lead te zetten. Ik denk dat we samen dat
gesprek moeten voeren. Daarbij kijk ik ook graag naar uw Kamer.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik denk dat deze discussie toch wel de kern raakt van de zoektocht die we met z'n
allen hebben, zeker de mensen onder ons die al veel langer met dit onderwerp bezig
zijn. Veilig Thuis speelt een cruciale rol, maar als je met mensen spreekt die in
de praktijk met problemen te maken hebben, dan hoor je dat het ontzettend verschilt
met welke Veilig Thuis je te maken hebt. Er is verschil in of de persoon die de telefoon
opneemt, überhaupt geschoold is rondom bepaalde problematiek en in hoe lang de wachtlijsten
zijn. Veilig Thuis zetten we iedere keer centraal. Dat doen wij zelf ook als Kamer.
Er is ook weer zo'n adviesplicht. Dan ga je weer advies inwinnen bij Veilig Thuis.
Er komt daar dus veel op het bord. De Staatssecretaris zit er nog niet zo lang, maar
zou zij willen overwegen of het niet eens tijd wordt om überhaupt te kijken naar hoe
we Veilig Thuis hebben ingericht, hoe de regie op Veilig Thuis eruitziet en of we
daar dan niet meer eenduidige kaders voor moeten afspreken? Als we zeggen «het moet
niet overal Filomena worden, want we hebben al Veilig Thuis», dan is de vraag: is
Veilig Thuis daar op dit moment wel toe geëquipeerd en moet Veilig Thuis dan ook niet
fundamenteel in staat worden gesteld dat te doen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Om meteen op het laatste punt terug te komen: ik wil absoluut niet zeggen dat het
niet overal Filomena moet worden. Ik denk dat er aan beide kanten mogelijke haken
en ogen zitten. De verschillen in de ervaringen met Veilig Thuis herken ik inderdaad.
Ik herken ook dat Veilig Thuis met name bij ouders nog weleens angsten oproept, bijvoorbeeld
over wat het voor je kinderen inhoudt als je contact opneemt. Ik weet dus ook dat
er aan de Veilig Thuiskant duidelijke haken en ogen zitten, zoals ik die net ook voor
Filomena schetste. Ik zeg daarmee dus niet dat de ene altijd beter is dan de andere
en we daarop moeten inzetten, maar wel dat ik denk dat dat een overweging is die we
moeten meenemen. Ik ben zeker bereid om te kijken naar hoe we Veilig Thuis gepositioneerd
hebben en wat we daarin beter kunnen doen. Ik ben wel een beetje zoekende. Ik denk
dat het goed is dat als wij daar een analyse van maken, we daar vervolgens richting
de Kamer ook weer op terugkomen om het gesprek daarover met u aan te gaan. Want om
hier vervolgens zelf grote stappen in te nemen, lijkt me dan weer niet passen bij
de dubbel demissionaire status die we op dit moment hebben. Maar dat verkennen is
absoluut een mogelijkheid. Daar zijn we op dit moment ook al mee bezig. We kijken
hoe Veilig Thuis het doet over Nederland verspreid. We zien plekken waar het ontzettend
goed gaat en ook plekken waar het minder goed gaat. Hoe kunnen we Veilig Thuis meer
in de kracht zetten om de taken – want we schuiven veel verantwoordelijkheid naar
hen door – goed uit te voeren? Dat is op dit moment dus al een lopend proces binnen
VWS.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Mevrouw Westerveld vroeg mij naar het versnipperde systeem. Ze haalde daar een aantal
voorbeelden bij aan over de thuiszittersproblematiek, hoeveel kinderen er thuiszitten,
problemen met leerlingenvervoer en alle verschillende partijen die naar elkaar wijzen.
Dat is inderdaad heel zorgelijk en vraagt om verbetering. We werken daar hard aan.
Mijn collega Tielen heeft in een commissiedebat over jeugdbeleid met u hierover gesproken.
Via de Hervormingsagenda Jeugd, maar ook met het programma Toekomstscenario kind-
en gezinsbescherming werken we aan een integrale ondersteuning van gezinnen en kinderen.
Maar dat vraagt heel veel en heeft daarom ook een lange adem. Daarnaast is de realiteit
dat we dit doen in een decentraal stelsel, waarbij de gemeenten de verantwoordelijkheid
dragen voor de Jeugdwet en Wmo. Zij kunnen daardoor maatwerk leveren. Maar goed, dat
kan inderdaad ook tot grote verschillen leiden. Vanuit het Rijk ondersteunen wij dat
met de benodigde acties, in afstemming met de andere departementen, VNG en organisaties
zoals Veilig Thuis.
Dan een vraag die meerdere keren terugkwam, over de aparte strafbaarheidstelling van
psychisch geweld. In overleg met mijn collega, de Staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid, kan ik bevestigen dat er verwacht wordt dat dit wetsvoorstel voor de zomer
van 2026 in consultatie zal gaan. Ik verwijs u naar de met uw Kamer gedeelde contouren
van dit wetsvoorstel voor de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld
– die zit als bijlage bij de brief van 10 juli jongstleden – evenals naar de beantwoording
van de schriftelijke vragen over de uitvoering van het plan van aanpak omtrent femicide
die de Kamer gisteren ontvangen heeft.
Dan was er een vraag over de pilot voor het vroegtijdiger inzetten van een tijdelijk
huisverbod. Deze pilots zijn we op dit moment met gemeenten aan het voorbereiden.
De planning is dat die in januari 2026 van start kunnen gaan.
Dan de vraag van de heer Krul over het onderzoek naar niet-fatale wurgingen. Het Ministerie
van Justitie en Veiligheid financiert deze pilot met het LOEF voor beter forensisch-medisch
onderzoek. Daarnaast is er een pilot van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond en GGD
Amsterdam, waarin gewerkt wordt aan verbetering van de samenwerking bij signalen van
niet-fatale wurging.
Daarnaast is er de afgelopen jaren hard gewerkt aan betere randvoorwaarden voor informatiedeling
voor de gehele aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is veel geïnvesteerd
in de samenwerking tussen Veilig Thuis, politie, Raad voor de Kinderbescherming, reclassering
en het OM, ook wel bekend onder de noemer Veiligheid Voorop. Hierin is informatie-uitwisseling
een heel belangrijk onderdeel. Het heeft geleid tot betere samenwerking, zoals het
actieoverleg Samen op in acuut, waarbij politie en Veilig Thuis samen op een melding
afgaan. Maar er zijn ook ontwikkelingen als Veilig Thuis op ZSM, om bij de afdoening
van zaken direct mee te kunnen kijken op huiselijk geweld. De grondslagen voor deze
samenwerking zijn vorig jaar ook wettelijk verankerd in de Verzamelwet gegevensverwerking
VWS.
Dan vraagt de heer Krul of de focus niet meer moet liggen op maatregelen tegen de
dader in plaats van op het slachtoffer. Daar ben ik het absoluut mee eens. Nu is het
heel vaak het slachtoffer dat geconfronteerd wordt met de nadelige gevolgen. Waar
dat kan proberen we dat te realiseren, zoals bij de inzet van een tijdelijk huisverbod.
Maar de ingewikkeldheid aan de andere kant is ook dat vrouwen weliswaar noodgedwongen,
voor hun eigen veiligheid, vaak vrijwillig kiezen voor een opvangplek. Als een pleger
– vooral wanneer het gaat om een pleger van intieme terreur – zelf geen probleem ervaart,
zal hij ook niet vrijwillig ergens anders gaan verblijven. Zelfs wanneer dat bijvoorbeeld
door de inzet van een tijdelijk huisverbod wel wordt afgedwongen, zal dat vaak niet
zorgen voor veiligheid van het slachtoffer. Dat is heel oneerlijk. Maar op dit moment
zijn de beste mogelijkheden om zo veel mogelijk veiligheid zo snel mogelijk te creëren
toch het onderbrengen van het slachtoffer op een veilige plek. Het is heel belangrijk
dat we blijven kijken wat hierin verbeterd kan worden, maar ik heb op dit moment geen
directe oplossing voor dat probleem voorhanden.
Dan de vraag van de heer El Abassi over één voordeur voor kindermisbruik. Dan komen
we eigenlijk ook een beetje terug bij het vorige punt. Op dit moment zie ik niet de
noodzaak van het creëren van een nieuwe voordeur. Veilig Thuis is hét adres om advies
in te winnen en melding te doen over kindermisbruik en onveiligheid. Professionals
mogen ook informatie met Veilig Thuis delen. Zij zijn bevoegd om deze informatie vanuit
verschillende hoeken te bundelen om een goed beeld te krijgen van de situatie. Ze
hebben zo een radarfunctie en kunnen hier ook op handelen. Veilig Thuis, politie,
het Centrum Seksueel Geweld en Jeugdbescherming hebben onderling afspraken met elkaar
over hoe zij samenwerken, zodat hulp en bescherming op elkaar zijn afgestemd en leiden
tot duurzame veiligheid.
Voorzitter. Dat was alweer het kopje huiselijk geweld. Dan komen we aan bij het kopje
femicide. Wellicht dat we dat zelfs nog voor de schorsing kunnen behandelen.
Om te beginnen de vraag van mevrouw Van der Werf over de aannames. Zij vroeg of ik
die herken en zei dat we daarvanaf moeten. Dat herken ik zeker. Daarom hebben deze
aannames, over sociale status, dat er altijd blauwe plekken te zien moeten zijn et
cetera, in het plan van aanpak Stop femicide! nadrukkelijk geen plek. Dat ben ik dus
absoluut met haar eens.
Dan de vraag hoe het staat met de uitvoering van de motie over Clare's Law. Het Ministerie
van Justitie en Veiligheid financiert een eerste juridische verkenning, die op initiatief
van de Open Universiteit samen met de gemeente Rotterdam, de politie en Filomena Rotterdam
op korte termijn wordt uitgevoerd, mede naar aanleiding van een recent werkbezoek
door een aantal van deze partijen aan het Verenigd Koninkrijk. De resultaten van deze
verkenning zijn naar verwachting in januari 2026 gereed. In het kader van snelheid
is ervoor gekozen om geen separaat onderzoek te starten, maar aan te haken bij dit
lokale initiatief.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb meer een praktische vraag dan een interruptie, zeg ik even met een knipoog.
Op welke termijn kunnen wij dan iets van informatie daarover verwachten?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat zal ik even navragen bij JenV. Daar kom ik in de tweede termijn even op terug.
De voorzitter:
Dat lijkt me prima.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan de vraag vanuit zowel NSC als VVD hoe ik aankijk tegen de instelling van een nationaal
coördinator. Op dit moment is de coördinatie omtrent zowel femicide als geweld tegen
vrouwen belegd bij mij, ook vanuit mijn coördinerende rol bij de aanpak huiselijk
geweld en kindermishandeling en mijn rol als coördinerend bewindspersoon op het Verdrag
van Istanbul. Ik ben samen met mijn collega's van JenV, OCW, SZW en de VNG hard bezig
om te kijken of er aanpassingen nodig zijn in de coördinatie van femicide, maar ook
breder op het thema geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Ik heb de Nederlandse
School voor Openbaar Bestuur gevraagd te onderzoeken hoe de coördinatie in de aanpak
van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling kan worden versterkt.
Het kabinet werkt nu op basis van de bevindingen en in het licht van de EU-richtlijn
een voorstel uit voor de verbeterde coördinatie. Wij zullen uw Kamer voor het einde
van 2025 over de voortgang informeren.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Jazeker, voorzitter. We worden, denk ik, wel een beetje ongeduldig met betrekking
tot dit onderwerp. Dat is echt niet onaardig bedoeld, want deze Staatssecretaris zit
er nog maar net. Alleen, zoals ik al aangaf, horen vrouwen die met deze problematiek
te maken hebben, nabestaanden en mensen die zich hier dagelijks druk over maken, heel
vaak een herhaling van zaken waarvan ze denken: maar ik wil daar zo graag voortgang
in hebben. Nou staat er in een brief die wij in juli hebben ontvangen, dat dat onderzoek
inderdaad gedaan wordt door de NSOB en dat de uitkomsten van dat onderzoek kort na
de zomer met een beleidsreactie naar de Kamer zouden komen. Nu hoor ik de Staatssecretaris
zeggen dat het het einde van het jaar wordt. Ik zou het zo fijn vinden als we een
nationaal coördinator zouden hebben, die bij wijze van spreken volgende maand aangesteld
kan worden, zodat we niet in verkiezingstijd, in een demissionaire periode, in van
alles wat ons te doen staat van deze Staatssecretaris, met alle capaciteiten die zij
heeft, vragen om met alle andere onderwerpen die zij ook nog op haar bord heeft, te
coördineren dat er voortgang is op het belangrijke thema femicide en vrouwenveiligheid.
Wat zou er nou op tegen zijn om een soort ambtelijk persoon, iemand die hier niet
per se politiek verantwoordelijkheid draagt, wat meer doorzettingsmacht te geven en
nationaal te gaan coördineren dat dit gewoon voortgang krijgt?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank voor de vraag. Ook dank voor de poging mij te ontlasten; die waardeer ik ten
zeerste. Het probleem zit ’m er een beetje in dat dit natuurlijk een vrij fundamenteel
vraagstuk is dat ook met de andere departementen afgestemd moet worden. Tegelijkertijd
ben ik op dit moment natuurlijk nog coördinerend bewindspersoon en kan ik in ieder
geval toezeggen dat ik mijn medebewindspersonen op zo kort mogelijke termijn zal vragen
om samen tot een beleidsreactie te komen. Ik kan in ieder geval een toezegging met
een inspanningsverplichting doen, namelijk dat deze brief zo snel mogelijk naar u
toe komt. Ik weet niet of het mij in dank afgenomen wordt als ik de termijn ook echt
vervroeg, maar ik zal zorgen dat dit zo snel mogelijk uw kant op komt.
Ik moet ook wel zeggen dat het niet zo is dat ik zit te wachten totdat een nieuwe
coördinator alle problemen oppakt. Sinds mijn aanstelling pak ik die coördinerende
rol zo veel mogelijk op. Ik heb met de Staatssecretaris van SZW afspraken gemaakt
over hoe wij gaan zorgen dat we op het gebied van schadelijke praktijken hier zo hard
mogelijk aan gaan trekken. We hebben concrete afspraken gemaakt om periodiek met elkaar
te zitten, zodat het niet alleen maar op basis van aansturing van de Kamer gebeurt,
als die met een motie of voorstel komt. Ook met de Staatssecretaris van JenV heb ik
hier contact over. Zo ben ik met de VNG en Valente aan de gang gegaan voor de vrouwenopvang.
Er loopt in de tussentijd dus van alles. Dat wil ik ook graag benadrukken. Het is
niet zo dat we zitten te wachten totdat er een coördinator aangesteld wordt. Maar
ik kan ook beamen dat het waarschijnlijk sneller zou gaan als die al deze taken van
mij overneemt, gebiedt bescheidenheid mij te zeggen. Ik zal daar zo snel mogelijk
op terugkomen.
De voorzitter:
Ik zag dat mevrouw Becker wil reageren.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, voorzitter. Misschien is dit mijn laatste interruptie – ik weet niet hoeveel ik
er al heb gebruikt – maar toch ... Ik weet niet of wij met elkaar ook nog een tweeminutendebat
kunnen aanvragen, maar ik denk dat het de Staatssecretaris misschien kan helpen als
wij, net zoals we dat bijvoorbeeld doen voor een onderwerp als racisme of seksueel
grensoverschrijdend gedrag, vanuit de Kamer het signaal afgeven dat wij vinden dat
dit op dit moment zo'n groot vraagstuk in de samenleving is dat het helemaal niet
gek zou zijn als daar ook een nationaal coördinator mee aan de slag gaat. Ik waardeer
het antwoord van de Staatssecretaris enorm, maar daarin ligt natuurlijk al besloten
dat zij zelfs over het aanstellen van een nationaal coördinator voor meer regie eerst
afstemming moet hebben met de verschillende departementen. Dat is ook logisch. Zo
werkt het, dus niets ten nadele van alle ambtelijke inspanning en alles wat hier ligt.
Daar ben ik mijn inbreng ook mee begonnen: er is voortgang. Alleen, dit zou echt een
onderwerp zijn dat in ieder geval wat de VVD betreft ook zo'n coördinatiefunctie verdient.
De voorzitter:
Helder. Misschien nog een korte reactie van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik hoorde daar geen vraag in, maar ik vermoed dat ik de motie tegemoet zal zien.
De voorzitter:
Prima. Ik zag de heer Krul zijn hand opsteken en twijfelen.
De heer Krul (CDA):
Het is vooral een heel erg procesmatig antwoord. Ik begrijp dat er heel veel afstemming
nodig is om tot zo'n besluit te komen, maar ik ben wel benieuwd of de Staatssecretaris
dit idee, dat ik overigens niet zelf heb ingebracht maar waar ik wel erg enthousiast
van word, ook inhoudelijk kan appreciëren. We hebben ook een nationaal coördinator
tegen discriminatie en racisme. Dat betekent niet dat de Minister van BZK daar niet
het aanspreekpunt voor is. Het feit dat de Staatssecretaris het aanspreekpunt blijft
op dit onderwerp, hoeft het feit dat er toch een nationaal coördinator kan komen dus
niet in de weg te staan. Kan ze dus misschien iets meer op de inhoud en niet zozeer
op het proces reageren en aangeven hoe ze daartegenover staat? Mijn partij wordt hier
namelijk best enthousiast van. Ik ben gewoon benieuwd of het kabinet er ook inhoudelijk
op kan ingaan.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ook dat is lastig voor mij om te doen zonder dat af te stemmen met mijn collega's
die hier ook een belangrijke rol in hebben, hoe graag ik dat ook zou willen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan had ik nog de vraag vanuit de VVD hoe ik aankijk tegen het kennisniveau van de
hulpverleners bij Veilig Thuis, over rode vlaggen en het punt dat veel modules nu
vrijwillig lijken. Voldoende kennis en expertise is essentieel voor tijdige signalering
van huiselijk geweld en alle vormen daarvan. Daarom is er recent een traject gestart
gericht op deskundigheidsbevordering bij verschillende zorg- en strafpartners. Veilig
Thuis valt daaronder, maar bijvoorbeeld ook het Centrum Seksueel Geweld, politie en
justitie. In samenwerking met deze relevante netwerkpartners wordt gewerkt aan het
structureel verbeteren van de deskundigheid van de organisaties en professionals.
Zij brengen een strategie tot stand waarin de kennis en vaardigheden naar een hoger
niveau worden getild. Ik verwacht uw Kamer medio 2026 te kunnen informeren over de
uitkomsten hiervan.
Dat zijn alle antwoorden zoals ik ze voor mij heb liggen.
De voorzitter:
Dank u wel daarvoor. Alvorens ik inderdaad richting de tweede termijn ga, kijk ik
even of er vragen zijn blijven liggen.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik mis nog een antwoord op de vraag hoe het staat met de uitvoering van de motie over
het nummer 116. Die vraag is onbeantwoord gebleven.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Sorry, ik zat net heel even naar iets anders te luisteren. Zou u de vraag nog een
keer kunnen stellen?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Geen probleem. Kan de Staatssecretaris vandaag helder aangeven hoe het staat met de
uitvoering van de motie over het onderzoek of het nummer 116 effectief kan worden
ingezet als nationale hulplijn?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat klopt; die vraag ben ik inderdaad ook niet tegengekomen, maar die heeft u wel
gesteld. Daar kom ik graag in de tweede termijn even op terug. Excuus.
Mevrouw Van der Werf (D66):
In het verlengde van de vraag van collega Bruyning: ik had nog een vraag gesteld over
die 24/7-chatlijn. Eerder had ik al met mevrouw Becker een motie ingediend om ook
iets dergelijks te doen. Dat kan op 116 uitkomen of op iets anders, maar ik denk dat
wij allemaal met smart wachten op het antwoord op de vraag wanneer we dit nou een
keer gaan regelen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ook daar kom ik graag in de tweede termijn op terug. Ik had volgens mij wel wat over
de 24/7-bereikbaarheid van Veilig Thuis gezegd en hoe we daarmee bezig waren.
Mevrouw Becker (VVD):
De Staatssecretaris had eind 2025 een brief toegezegd.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik ging al twijfelen aan mezelf. Ja, eind 2025 een brief; dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Becker was mij voor.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Omdat ik nog niet al mijn interrupties heb opgemaakt, wil ik graag nog een tweede
vraag stellen over het punt dat ik maakte over de motie over de Wlz-ggz en de manier
waarop het Ministerie van VRO is aangehaakt. Daarop hoorde ik de Staatssecretaris
zeggen: ze gaan er nu ook mee aan de slag. Dat is heel fijn, maar het was natuurlijk
destijds al onderdeel van onze motie dat dit iets zou worden van deze Staatssecretaris
samen met haar collega. Misschien kan ze daar straks of in de tweede termijn op ingaan.
Ik hoop namelijk toch wel dat dit echt met meer urgentie wordt opgepakt.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar kom ik graag zo in de tweede termijn nog even op terug.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw beantwoording in eerste termijn. Op mijn scherm zie ik dat de Minister-President
nog geen aanstalten maakt om te stoppen met spreken, dus ik stel voor dat we gewoon
de tweede termijn ingaan. Uw spreektijd is 1 minuut en 20 seconden. Het woord is aan
mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording
en ook voor de welwillende indruk die zij gegeven heeft om dit probleem voortvarend
op te pakken. Aan het instemmende geknik zie ik dat dat voor meer mensen aan deze
kant van de tafel geldt. Ik denk wel dat het echt belangrijk is om ook intern te blijven
benadrukken dat er stappen moeten worden gezet. Want bij zo veel van dit soort onderwerpen
– het gaat ook om seksueel misbruik en huiselijk geweld, veel breder dan alleen femicide
– is het gewoon echt een probleem dat het ambtelijk al een spinnenweb is dat bijna
niemand begrijpt, laat staan hoe het dan in de uitvoering in Nederland moet gaan.
Ik hoop dus dat alle welwillende mensen ook bij u aan de achterkant dat voor de bril
houden en dat we samen echt voor concrete stappen in de praktijk gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit debat doet me ook een beetje denken aan het debat dat
we dinsdagavond hadden. Ik zie een aantal collega's al knikken. Toen ging het over
het VN-verdrag, waarover ook grote overeenstemming was. Eigenlijk vinden alle Kamerleden
dat we ons moeten houden aan het VN-verdrag. Daar hoorde ik ook welwillendheid van
de Staatssecretaris en daar vertrouw ik ook echt op. Tegelijkertijd merk je dat je
na het debat een beetje een onbevredigend gevoel hebt: wat hebben we nou eigenlijk
met elkaar opgelost vandaag, terwijl er veel mensen nu in de problemen zitten, nu
zoekend zijn naar hulp of naar een passende onderwijsplek of echt in de knel zitten
en zich niet veilig voelen? Dat onbevredigende gevoel – daar kan deze Staatssecretaris
niks aan doen, zeg ik daarbij – blijft hier wel.
Ik denk dat we als Kamer ook goed in de spiegel moeten kijken. We gaan het echt niet
vandaag allemaal oplossen, maar we moeten wel beter nadenken over hoe we nou een stelsel
organiseren dat te controleren is en waarin ergens een eindverantwoordelijkheid ligt.
Het moet niet zo zijn dat bijvoorbeeld de Staatssecretaris ergens een handtekening
onder verdrag zet, maar dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering.
Dat werkt niet op elk vlak goed in de praktijk. Ik vind dat daar ook een rol voor
ons ligt. Laten we daar echt de komende tijd, als er straks hopelijk weer een nieuw
kabinet zit en een nieuwe Kamer, goed met elkaar de discussie over voeren, want ik
zie dat de meeste mensen in een kwetsbare positie het meest in de knel blijven zitten.
Dat vind ik een heel grote opgave voor ons de komende tijd.
Is er net al een tweeminutendebat aangevraagd of niet? Dat heb ik gemist.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dat ben ik volstrekt vergeten, dus laten we dat dan bij dezen doen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Dat lijkt me prima. Helemaal goed. We noteren dat. Het woord is aan mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris danken voor haar antwoorden. Het is mooi
om te zien dat ze zo bereidwillig is om dingen op te lossen en stappen te zetten.
Wij spreken hier vandaag natuurlijk allemaal als woordvoerders in deze Kamer, maar
buiten deze zaal wachten mensen op bescherming. Die verantwoordelijkheid dragen wij
natuurlijk met z'n allen. We kunnen moties aannemen en plannen maken, maar de echte
betekenis ligt natuurlijk in de veiligheid die mensen voelen en in het vertrouwen
dat ze niet alleen staan. Dat roept bij mij toch nog een vraag op. Op 10 juli dit
jaar zijn de contouren van het wetsvoorstel gedeeld. Mijn vraag is waarom het dan
bijna een jaar moet duren voordat de wet in consultatie gaat. Ik weet dat het eigenlijk
bij de collega van de Staatssecretaris ligt, maar dat is wel iets waar we met de urgentie
van nu op zouden moeten letten. Voor mij en ik denk ook mijn collega's hier aan de
tafel geldt dat dat we liever hadden gehad dat het gisteren in consultatie was gebracht
dan volgend jaar zomer. Kan daar toch niet nog iets aan gedaan worden, aan die lange
looptijd die nu voor ons ligt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris en ook haar ondersteuning voor de uitgebreide
beantwoording. Ik dank haar ook voor de passie waarmee zij over het onderwerp spreekt,
waarbij zij ook teruggrijpt naar het verleden waarin zij ook als Kamerlid ervaring
heeft opgedaan. Dat belooft dus veel goeds. Ook dank voor haar bereidheid om over
die daderaanpak met een integrale brief te komen en ook om fundamenteler te kijken
naar hoe Veilig Thuis in de toekomst een rol kan spelen ten aanzien van dit onderwerp.
Wij zien elkaar dan weer bij het tweeminutendebat en daarna hopelijk vaker in verschillende
debatten.
Daar wou ik het voor nu bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik sluit me daarbij aan. Dank aan de Staatssecretaris voor de uitgebreide
en goede beantwoording. Misschien nog één opmerking die de griffie mee kan nemen.
Het notaoverleg van 22 september is denk ik het snelste moment waarop moties ingediend
kunnen worden over dit belangrijke onderwerp, over femicide. Daar kunnen moties worden
ingediend. Maar er stonden meer onderwerpen op de agenda, dus ik zou het wel waarderen
als een poging wordt gedaan om dat tweeminutendebat nog voor het verkiezingsreces
in te plannen, wetende dat dat sowieso niet gaat lukken voor de 22ste. We hebben genoeg andere onderwerpen waarover we nog met goede ideeën kunnen komen.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de heer El Abassi, kan ik daar duidelijkheid over geven.
Alle tweeminutendebatten die nu nog zijn aangevraagd, worden voor het verkiezingsreces
ingepland. Dat kan wel betekenen dat het lange dagen worden de laatste weken. Het
woord is aan de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik zou nog terugkomen de vraag van mevrouw Bente Becker over de
initiatiefnota en een aantal moties. Vergeef me dat ik die niet helemaal helder had.
De initiatiefnota is ingediend voordat ik hier zelf Kamerlid was, dus ik heb ’m even
opgezocht. Ik moet zeggen dat ik tot dezelfde conclusie kom als de Kamerleden voor
mij en dat heeft te maken met allerlei teksten in de initiatiefnota, zoals «het gaat
met name om migrantengemeenschappen», «om de eer te herstellen met geweld, helaas
een ongeoorloofd middel» en «met de komst van grote groepen migranten is de eercultuur
helaas terug van weggeweest in Nederland». Het zit vol met dit soort teksten, dus
ik kan me heel goed voorstellen dat mijn voorgangers geen fan waren van deze initiatiefnota.
In de moties die mevrouw Bente Becker heeft ingediend, lees ik ongeveer hetzelfde:
«meisjes en vrouwen in niet-westerse orthodoxe culturen in Nederland ongelijkwaardig
behandeld», «migrantengemeenschappen, vrouwen die niet zelfstandig zijn» en «financiële
redzaamheid van vrouwen», wat ook weer gaat over vrouwen met een migratieachtergrond.
Zo kan ik doorgaan. Dat zijn uiteraard moties die wij niet steunen. Daar ben ik heel
trots op. Ik vind dat we groepen niet weg moeten zetten. Wij zijn tegen welke vorm
van geweld, of het nu eergerelateerd geweld is, huiselijk geweld of partnergeweld.
Die andere twee zijn net zo belangrijk wat ons betreft en daarbij is afkomst of migratieachtergrond
voor ons niet relevant. We hebben wel andere moties gesteund. Ik moet wel een correctie
plaatsen. Ik gaf meteen als verdediging aan «wij steunen altijd moties als het gaat
om eergerelateerd geweld», maar dat waren inderdaad niet de moties van mevrouw Bente
Becker, om deze reden.
Tegelijkertijd moet ik zeggen dat ook al naar voren is gekomen dat ...
De voorzitter:
Mag ik u vragen om af te gaan ronden, want u zit royaal over de tijd heen.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, ik wil het gewoon hierbij laten. Volgens mij ben ik duidelijk genoeg geweest.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Dan schorsen we tien minuten. De Minister-President spreekt nog
steeds door, dus die is nog steeds niet van plan om te stoppen. Ik stel voor dat we
even hier in de buurt blijven, want de Staatssecretaris heeft aangegeven dat ze eerder
hiernaartoe komt als ze eerder klaar is. Dan kijken we even of we de afronding nog
kunnen doen of dat we toch moeten gaan stemmen. Dat is even mijn voorstel voor dit
moment. Ik schors voor tien minuten.
De vergadering wordt van 17.51 uur tot 18.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de tweede termijn van de zijde van het kabinet, met
de opmerking dat mevrouw Van der Werf naar een ander debat moest en mevrouw Bruyning
zo weer aanschuift. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste de strafbaarstelling van psychisch geweld. Daar
is even contact over geweest met mijn collega van JenV. Het gaat om een complex fenomeen
en vergt daarom nauwkeurige voorbereiding. Voor slachtoffers, politie, het OM en de
rechtspraak is het heel erg belangrijk dat het zorgvuldig gaat. Dat gezegd hebbende
zal hij er verder op ingaan in het debat van 22 september. Dus dan komen we daarop
terug.
Mevrouw Westerveld had een vraag over het actieplan voor de Wlz en de ggz, of dat
met voldoende urgentie wordt opgepakt samen met VRO. De Minister van VRO richt zich
primair op het realiseren van voldoende passende huisvesting voor alle groepen. Zoals
aangegeven zijn de Wet versterking regie volkshuisvesting en de volkshuisvestingsprogramma's
die de regio's moeten opstellen belangrijke instrumenten om dit te bereiken. Zij is
op dit moment niet actief betrokken bij dit specifieke actieplan.
Dan de vragen van NSC of zal ik wachten?
De voorzitter:
Ik stel voor dat u toch maar verdergaat, want volgens mij duurde de schorsing gewoon
tien minuten. Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Oké. Er was een vraag over de motie over 116. Ter uitvoering van de motie worden op
dit moment gesprekken gevoerd met relevante partijen die een rol hebben in de huidige
structuur van hulplijnen en hulporganisaties. Dat is nodig om met een brede blik een
grondige beoordeling te kunnen doen van het al dan niet invoeren 116 als nationale
hulplijn. Ik zal de Kamer dit najaar informeren over de uitkomsten van dat onderzoek
en de benodigde vervolgstappen. Begin 2026 ontvangt de Kamer het wetsvoorstel voor
de implementatie van de EU-richtlijn.
Dan de vraag wanneer ik de Kamer informeer over bestuurlijke afspraken over de vrouwenopvang.
Voor het einde van dit jaar informeer ik de Kamer over de voortgang van de bestuurlijke
afspraken.
Dat waren ze, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor de antwoorden. Ik kijk nog even naar de linkerkant om te zien of er
nog zaken zijn blijven liggen. Dat is niet het geval. Dan ga ik een aantal van de
toezeggingen even kort samenvatten.
Ik wil er even mee beginnen dat de Staatssecretaris op een later moment een eerste
reactie geeft op de initiatiefnota die vanmiddag door D66, NSC, de VVD en GroenLinks-PvdA
is ingediend. Dat zal in ieder geval gebeuren tijdens het notaoverleg over de initiatiefnota
van het lid Mutluer genaamd Femicide, erkenning en aanpak van gendergerelateerd dodelijk
geweld, op maandag 22 september 2025 vanaf 18.15 uur. Dat neemt niet weg dat deze
initiatiefnota natuurlijk in ons reguliere proces – dat klinkt zo vreselijk – komt.
Dat betekent dat er een formele reactie van de zijde van het kabinet zal komen en
dat er daarna een notaoverleg zal worden ingepland. Dat zal vermoed ik na de verkiezingen
zijn.
Er is een tweeminutendebat aangevraagd. De eerste spreker van de Kamer zal mevrouw
Van der Werf zijn. Wij geleiden dat door naar de Griffie plenair. Ik zei net al –
wees daar alert op – dat alle tweeminutendebatten die zijn aangevraagd worden ingepland
voor het verkiezingsreces.
Dan zijn er nog een aantal toezeggingen gedaan.
– De Staatssecretaris zal voor het einde van dit jaar een voortgangsbrief sturen over
de gesprekken die gaande zijn over de ETHOS Light-telling.
– De Staatssecretaris stuurt voor het einde van dit jaar een voortgangsbrief over huiselijk
geweld inclusief daderaanpak, mogelijk medeondertekend door de bewindspersoon van
het Ministerie van JenV.
– De Staatssecretaris stuurt dit najaar een voortgangsbrief over het onderzoek naar
sociale veiligheid bij Fokus.
– De Staatssecretaris stuurt eind 2025 een voortgangsbrief over de 24/7-chatlijn en
zij zal dit najaar meer info geven over de uitvoering motie over de 116-hulplijn.
Ben ik iets vergeten? Ik kijk naar rechts en ik kijk naar links. Ik geloof het niet.
Dan zijn wij daarmee aan het einde gekomen van dit commissiedebat.
De Minister-President is inmiddels uitgepraat, maar de Minister van Buitenlandse Zaken
heeft het stokje blijkbaar overgenomen. Ik wijs u erop dat we nog hoofdelijk gaan
stemmen ergens deze avond. We gaan dat in spanning afwachten.
Ik dank de mensen op de publieke tribune en thuis, ik dank mijn collega's en ik dank
de Staatssecretaris en haar ondersteuning voor dit debat. Daarmee sluit ik deze vergadering.
Sluiting 18.06 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier