Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 15 mei 2025, over gewasbeschermingsmiddelen
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 714
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 11 juni 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de vaste commissie
voor Infrastructuur en Waterstaat en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport hebben op 15 mei 2025 overleg gevoerd met de heer Jansen, Staatssecretaris
Openbaar Vervoer en Milieu, de heer Karremans, Staatssecretaris Jeugd, Preventie en
Sport, en mevrouw Wiersma, Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 25 november
2024 inzake naleving van de voorschriften van gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuk
27 858, nr. 679);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 26 november
2024 inzake moties en toezeggingen op het gebied van gewasbescherming en aanbieden
rapporten – november 2024 (Kamerstuk 27 858, nr. 683);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 3 februari
2025 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van Pesticide Action Network
Netherlands (PAN-NL) «Reactie PAN Nederland met betrekking tot ondermijning van rechtsstaat
door Ctgb» (Kamerstuk 27 858, nr. 699);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 5 februari
2025 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van Meten=Weten met betrekking
tot juridische uitspraken omtrent gewasbeschermingsmiddelen en verduidelijking voorzorgsbeginsel
(Kamerstuk 27 858, nr. 700);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 14 maart
2025 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de
brief van Pesticide Action Network Netherlands (PAN-NL) over de stof deltamethrin
(Kamerstuk 27 858, nr. 705);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 14 april
2025 inzake stand van zaken Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030
– april 2025 (Kamerstuk 27 858, nr. 706);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 12 mei
2025 inzake reactie op verzoek commissie over gebruik van pesticiden, bouwen in bosgebieden
van villa's of vakantieparken en rijgedrag in verkeer (Kamerstuk 27 858, nr. 708);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 22 april
2025 inzake stand van zaken SPARK-project (Kamerstuk 27 858, nr. 707);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 12 mei
2025 inzake SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen mei 2025 (Kamerstuk 27 858, nr. 709);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 12 mei
2025 inzake reactie op verzoek commissie over de uitspraak van de Raad van State inzake
lelieteelt en impact gebruik gewasbeschermingsmiddelen op natuurgebieden (Kamerstuk
27 858, nr. 710);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 12 mei
2025 inzake gewasbeschermingsmiddelenbeleid – stand van zaken moties en toezeggingen
mei 2025 (Kamerstuk 27 858, nr. 711).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Aardema
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, P. de Groot
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Jansma
Voorzitter: Bromet
Griffier: De Keijzer
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bromet, Flach, Grinwis, Holman, Kostić,
Meulenkamp, Nijhof-Leeuw, Pierik en Podt,
en de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, de heer Karremans,
Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, en mevrouw Wiersma, Minister van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
Aanvang 17.46 uur.
De voorzitter:
Welkom bij het debat van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur met de titel Gewasbeschermingsmiddelen. Welkom aan de Kamerleden, welkom
aan de drie bewindspersonen en welkom aan het publiek.
Ik heb vooraf een paar huishoudelijke mededelingen. De eerste is dat we in de strategische
procedurevergadering van afgelopen week hebben afgesproken dat we de 30 secondenregel
handhaven. Dat betekent dat als leden meer dan 30 seconden gebruiken voor een interruptie,
deze dan telt voor twee interrupties. Maar we hebben er iets aan toegevoegd en dat
is goed nieuws voor iedereen, denk ik. Als je onder de 30 seconden blijft, dus gewoon
een vraag stelt, dan is die gratis. Ja, het is echt een gekkenhuis hier.
We hebben best veel aanwezige Kamerleden en we hebben tot 22.00 uur. Ik wil echt om
22.00 uur stoppen. Ieder Kamerlid heeft vijf minuten om zijn betoog te houden. Ik
zou u willen vragen om u daaraan te houden en om zo veel mogelijk uw best te doen
om de interrupties kort te houden, want dan kunnen we ook in de termijn van de bewindspersonen
nog wat vragen stellen. Dat lijkt mij best belangrijk. Als eerste wil ik het woord
geven aan het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. Van artsen tot omwonenden, van wetenschappers tot de FNV, een brede
maatschappelijke coalitie roept de politiek op: treed alsjeblieft nu op tegen landbouwgif
en stimuleer de transitie naar biologische landbouw, omdat kinderen in dorpen als
Wapserveen kanker en longproblemen krijgen, terwijl er letterlijk naast hun scholen
gif wordt gespoten. Honderden huisartsen, zoals Evelien van Soldt, zien meer ziektes
op het platteland waar veel gif wordt gespoten. Ze zeggen: er is geen sluitend bewijs
dat de middelen onschadelijk zijn. Dat erkent ook de Minister in haar Kamerbrief van
februari over glyfosaat. Er zijn steeds sterkere aanwijzingen dat ze wél schadelijk
zijn. Ik vraag de Staatssecretaris Preventie: waarom blijven we spuiten tot het tegendeel
bewezen is in plaats van te kiezen voor veiligheid zolang dat bewijs ontbreekt?
Ook de Raad van State heeft uitgesproken dat bij wetenschappelijke onzekerheid over
de risico's voor mens en natuur het gebruik van middelen moet worden beperkt of verboden
totdat veiligheid is aangetoond. Hoe gaat de Minister dit verwerken in haar beleid?
Is de Staatssecretaris het met ons eens dat je na de uitspraak van de Raad van State
en zorgwekkende berichten van wetenschappers en de samenleving meer terughoudend moet
zijn met het landbouwgif?
De naleving van de huidige slappe regels ten aanzien van landbouwgif is ook nog eens
heel slecht. De NVWA slaat daar alarm over. Beloftes en vrijblijvende afspraken werken
dus niet. Welke maatregelen gaat de Minister daar nu tegen nemen?
Voorzitter. Het Ctgb erkent nu, na gesprekken met wetenschappers, dat het decennialang
te laks is geweest bij het beoordelen van kankerrisico's bij pesticiden. Dat is heel
fijn, maar helaas lijkt geen herbeoordeling te volgen van de al toegelaten middelen.
Hier lijkt economische schade voor enkelen weer zwaarder te wegen dan andere belangen.
Kijkt de Minister ook hoe groot de schade is voor de maatschappij van mogelijk onterechte
toelatingen? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de gezondheid van mens, dier en milieu?
Wat zijn de economische gevolgen en de gevolgen voor de belastingbetaler? Kan de Minister
expliciet maken hoe ze de kosten voor de samenleving afweegt tegen de economische
voordelen voor de sector? Wat is de schade voor de voedselzekerheid nu het onder andere
door landbouwgif slecht gaat met de bijen? Kan zij dit kwantitatief in kaart laten
brengen en de cijfers met ons delen?
Een paar maanden geleden, toen we hierover in debat gingen, verschuilde de Minister
zich achter het Ctgb. Maar zeker nu het Ctgb zelf erkent dat zij steken hebben laten
vallen, moet de Minister stappen nemen. Kan de Minister toezeggen te kijken naar de
herbeoordeling van ten minste een deel van de toegelaten middelen? Hoe weten we nu
dat alle middelen die zijn toegelaten niet een verhoogd risico op kanker veroorzaken?
We hebben het dan nog niet eens over hersenziektes zoals parkinson.
We zijn een dichtbevolkt land waar miljoenen mensen vlakbij akkers wonen die worden
bespoten. Toezichthouder ILT zei het al: dit kost de samenleving veel geld en schaadt
onze voedselzekerheid. Hoeveel geld gaat het huidige beleid rond landbouwgif VWS,
en dus de maatschappij, blijven kosten, vraag ik de Staatssecretaris Preventie. Wat
zegt de Staatssecretaris tegen omwonenden van gifteelten die ziek worden en bij wie
soms het landbouwgif van de ramen afdruipt, die hun buren en kinderen ziek zien worden
van landbouwgif en die naar de rechter moeten stappen omdat ze zien dat hun overheid
hen niet beschermt? Is de Staatssecretaris ook van plan om aan te sturen op meer maatregelen
tegen landbouwgif?
Als we het over geld hebben, leg ik opnieuw het idee op tafel: heffing op bestrijdingsmiddelen.
We zien dat het in Denemarken heel goed werkt. Het kost de staatskas niets en het
geld dat je daarmee van de pesticidenproducenten ophaalt, kun je weer terugbrengen
bij de boeren om ze te helpen richting een gifvrije landbouw. Is de Minister daartoe
bereid? Of is daar een motie van deze Kamer voor nodig?
Ten slotte, voorzitter. Een biologische boer in Groningen doet precies wat we willen.
Hij kiest voor peulvruchten en een eerlijker en duurzamer voedselsysteem, maar zijn
hele oogst wordt afgekeurd. Niet omdat hij iets fout heeft gedaan, maar omdat zijn
buren aardappelen met gif bespuiten. Wat is dit voor een krom systeem? Hoe gaat de
Minister zulke boeren, die het goede willen doen, beschermen? Is zij bijvoorbeeld
bereid om aan te sturen op bufferzones tussen biologische en chemische percelen?
Ten slotte. Mensen maken zich zorgen om pfas in hun eieren. Nederland is koploper
in gebruik van pfas in bestrijdingsmiddelen. Pfas komt dus via landbouwgif letterlijk
overal terecht, van komkommers tot aardbeien. Is de Staatssecretaris Preventie het
met ons eens dat we in Europa moeten pleiten voor een pfas-verbod dat zo veel mogelijk
ook geldt voor bestrijdingsmiddelen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Holman van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Als we het hebben over gewasbeschermingsmiddelen, dan wil
ik graag een vergelijking maken met het gebruik van een auto. Een auto is in principe
een veilig vervoermiddel, mits je weet hoe je ermee om moet gaan. Daarom hebben we
rijbewijzen en regels om de veiligheid te waarborgen. De meeste boeren hebben die
rijbewijzen. Ze weten hoe ze om moeten gaan met gewasbeschermingsmiddelen. Maar dat
wil nog niet zeggen dat het gebruik altijd veilig is in en voor de omgeving. Je kunt
bijvoorbeeld keurig 50 rijden binnen de bebouwde kom, zoals de wet voorschrijft, maar
dat betekent nog niet dat dit altijd verantwoord is. In smalle woonwijken waar kinderen
op straat spelen, zal 30 wellicht veel veiliger zijn, en misschien moet je op de wegen
langs de speeltuin helemaal geen auto's laten rijden. Dat geldt ook voor het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen. De regels kunnen wel gevolgd worden, maar dat wil niet
altijd zeggen dat de impact op de omgeving acceptabel is.
De gezondheid van omwonenden. Het volgende is een beetje in het verlengde van wat
de voorganger zei. In Drenthe maken artsen zich zorgen over de gezondheid van omwonenden
van landbouwpercelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Evelien van Soldt
sprak hierover. Wat zij aangaf, is zorgwekkend. Het aantal gevallen van ALS, parkinson
en zelfs leukemie onder kinderen is in die dunbevolkte gebieden opvallend hoog. Er
is een klein schooltje in Drenthe waar drie kinderen leukemie hebben. Bij scholen
omringd door bollenteelt maken ouders en leerkrachten zich zorgen om de veiligheid
van hun kinderen. Deuren en ramen moeten dicht als er gespoten wordt, maar in de praktijk
is dat niet altijd haalbaar. Het is belangrijk dat we hier oog voor hebben, zonder
direct met de vinger te wijzen naar de boeren die deze middelen gebruiken. Zij doen
hun uiterste best binnen de regels, maar de effecten zijn soms groter dan voorzien.
Hier moeten we samen naar kijken, met respect voor hun werk en oog voor de omgeving.
Deelt de Minister de zorgen van deze omgeving? Heeft zij gesproken met het artsencollectief?
Wat gaat zij doen aan deze onmenselijk situatie? Moet er misschien verder naar gekeken
worden?
Collectieve inkoop en modellen bij corporaties. Veel subsidies en landbouwinnovaties
die zeer verwachtingsvol zijn, lopen momenteel via de RVO en zijn gericht op apparaten
en robots. In de praktijk zien we echter dat fabrikanten de prijzen omhoog doen zodra
er een subsidie beschikbaar is. Bovendien gaat er veel tijd verloren aan de bureaucratie
bij de beoordeling van de aanvragen en valt een groot deel van de boeren buiten de
boot. Wat ons betreft moet dit anders. We pleiten voor een model waarbij corporaties
de regie krijgen over de inkoop van innovatieve apparatuur. Een collectieve inkoop,
georganiseerd door de sector zelf, zal een schaalverdeling bieden en prijzen eerlijker
maken. Daar zal je als overheid de subsidie op moeten gaan richten. Het betekent lagere
kosten voor de boer, minder administratieve lasten en meer boeren die kunnen profiteren
van moderne technieken. Dit is niet alleen goed voor de portemonnee van de boer, maar
ook voor de verduurzaming van de sector. Wil de Minister helpen om dit systeem en
deze werkwijze beter op poten te krijgen?
Ketensamenwerking voor gewasbescherming. Sommige teelten, zoals bloembollen, uien
en groenten, komen steeds verder in de knel door een beperkt middelenpakket. Sectororganisaties
pleiten dan vaak voor nieuwe middelen, maar in de praktijk blijkt dat de oplossing
vaak ligt in betere samenwerking binnen de keten. Dit hebben we al gezien in de aardappelketen,
waar door nauwe samenwerking het gebruik van chemische middelen aanzienlijk kan worden
teruggebracht. Wat ons betreft moet deze aanpak breder worden ingezet. We kunnen niet
blijven wijzen naar de boer. De verantwoordelijkheid ligt in de hele keten. Wil de
Minister het voortouw nemen en met de ketenpartijen om de tafel gaan, zodat gezamenlijk
naar structurele oplossingen kan worden gezocht?
Voorzitter. Als laatste de lelieteelt en de uitspraken van de rechter. We willen stilstaan
bij de recente uitspraken rondom lelieteelt. De rechter oordeelde dat bescherming
van de gezondheid van omwonenden belangrijker is dan het economisch belang van de
teelt. Dat is een hele duidelijke uitspraak. Het laat zien dat het voorzorgsbeginsel
zwaar weegt. Toch is het schrijnend dat burgers naar de rechter moeten stappen om
die bescherming af te dwingen.
Het is minstens zo pijnlijk dat de boeren die netjes binnen de kaders van de wet hun
bedrijf voeren, nu plotseling te maken krijgen met verboden vanuit de rechter. Dat
is niet alleen onzeker voor de ondernemers, maar ook bijzonder onwenselijk voor het
vertrouwen in het beleid. In het vorige debat hebben we het hier ook uitvoerig over
gehad. We hebben de Minister de vraag gesteld hoe er moet worden omgegaan met het
voorzorgsbeginsel en welke rol dat speelt binnen het Ctgb. Ik krijg graag nog eens
een duidelijk antwoord van de Minister op de vraag hoe zij aankijkt tegen dit voorzorgsbeginsel.
Is het wenselijk dat mensen hun recht moeten zoeken in de rechtszaal of moeten we
hier als politiek daadkrachtiger optreden? Hoe wil de Minister recht doen aan de boeren
die keurig binnen de regels blijven, maar nu klem komen te zitten door juridische
uitspraken?
Voorzitter. Afsluitend. Net zoals we regels hebben om auto's veilig te laten rijden,
moeten we ons beleid rondom gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig evalueren. Niet om
de boer te straffen, maar om samen te zoeken naar een manier waarop productie en gezondheid
hand in hand gaan, we onze burgers weer het vertrouwen geven dat de overheid zorgvuldig
werkt en dat ze geen zorgen hoeven te hebben over de gezondheid en het welzijn van
hun kinderen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Een mooi betoog van de heer Holman over de artsen en hun oproep rond pesticiden. Hij
zei ook: ik wil niet de schuld geven aan de boeren. Daar kan ik het alleen maar mee
eens zijn. Is meneer Holman het ook met mij eens dat telers wel een goede buur dienen
te zijn? Dat betekent in mijn ogen dat ze open communiceren naar de omwonenden en
dat ze transparant zijn over wat ze wanneer spuiten, zodat mensen niet van schrik
naar binnen hoeven te rennen.
De voorzitter:
29 seconden.
De heer Holman (NSC):
Ja, dat is het probleem. Die boeren handelen binnen het kader van de wet en toch geeft
het veel ongewisheid en kritiek. We hebben al eens eerder dit pleidooi gehouden: laat
de sector het zelf regelen met teeltvoorschriften. Ik zag nog een rapportage in de
agrarische pers waarin te zien was dat een boer die zes jaar geleden op een perceel
teelde dat nu weer deed en dat de beleving van de inwoners anders is dan zes jaar
geleden. Die is veel heftiger. Het is een lastige. Als je saldo's draait van € 20.000,
€ 25.000 per hectare en je hebt 6 hectare liggen ... Als je de keuze hebt om wel of
geen lelieteelt te doen, dan neig je toch naar het economisch gewin dat je kunt hebben
door het wel te doen. Zo werkt dat gewoon. Dit is het lastige. Het is moeilijk om
hieruit te komen. We zullen meer moeten doen dan we nu doen. Dat geldt misschien nog
nadrukkelijker bij de bollenteelt, met de boer die honderd hectares lelies teelt.
We kunnen hem de verantwoordelijkheid geven en hem erop wijzen wat te doen en wat
niet. Daar zal hij een nadrukkelijke keuze in moeten maken.
De voorzitter:
Kunt u afronden?
De heer Holman (NSC):
In het geval waarin de arts aan de bel trekt, is het misschien – dat hoor ik graag
van de Minister – wenselijk om toch nader onderzoek te doen. Ik refereer bijvoorbeeld
aan de geiten. Kan er toch eens worden gekeken of er nu werkelijk een causaal verband
is of niet?
De voorzitter:
De antwoorden moeten echt korter, anders zijn we niet om 22.00 uur klaar. Mevrouw
Podt, uw tweede interruptie.
Mevrouw Podt (D66):
Op zich een interessant verhaal, maar het was geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag
was: vindt de heer Holman met mij dat telers een goede buur dienen te zijn en dat
zij open en transparant moeten zijn richting de omwonenden?
De heer Holman (NSC):
Ja.
De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Dan is er een interruptie van de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een evenwichtig verhaal. Ik heb een vraag aan de heer Holman. Wat verwacht hij van
de Minister? Wat is zijn visie op de verhouding tussen enerzijds het toelatingsbeleid,
het Ctgb en teeltvoorschriften en anderzijds het ruimtelijk ingrijpen, dus zonering?
Moet een lelie geteeld kunnen worden dicht bij een woonwijk of dicht bij een Natura
2000-gebied?
De heer Holman (NSC):
Dank u voor de vraag. Het is een goede vraag. Ik denk dat wij er zo langzamerhand
naartoe moeten groeien dat je hier ruimtelijkeordeningtechnisch iets over af gaat
geven. Het spoor waarop we nu handelen, is niet voldoende. We moeten echt keuzes maken
in wat nu bijvoorbeeld agrarische hoofdstructuur is en wat grond is die een beperking
heeft – een soort maatschappelijke grond – waar je andere regels aan zou moeten verbinden.
Misschien moet je wel tot een vorm van teeltkeuzes komen.
De voorzitter:
Het lid Kostić, Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor een mooi betoog van NSC, maar ik wil hen nu wel echt tot actie uitdagen. Ik
hoor nu vooral over onderzoek en gesprekken, terwijl de rechter zegt dat je niet op
dat onderzoek moet wachten. Dat is het hele voorzorgsbeginsel. Je moet nu ingrijpen.
Ook die huisartsen zeggen: treed nou op, maak bufferzones en doe andere zaken. Welke
concrete maatregelen wil NSC vanaf nu nemen?
De heer Holman (NSC):
Het dilemma is dat als je een integer Tweede Kamerlid wilt zijn en je de wetgeving
en de wet respecteert, je niet anders kunt dan constateren dat de boeren binnen het
juridisch kader van de wet opereren. Daar zal je dus naar moeten kijken. Ik kan politiek
niet veel eerder iets met de suggestie en het vermoeden dat er sprake is van een verband
tussen een gewasbeschermingsmiddel en neurodegeneratieve gevolgen, die er heel best
weleens zou kunnen zijn, dan nadat het onomstotelijk wetenschappelijk bewezen is.
Misschien dat de Minister daar nog – helaas, ik kan het niet meer zeggen – een onderzoek
naar moet doen om daar duidelijkheid en helderheid in te geven.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat onderzoek loopt al en duurt nog zes jaar of zo. De rechter zegt dus, binnen de
huidige wet- en regelgeving, dat je niet moet wachten. Je moet juist optreden als
je ziet dat er risico's zijn. Waarom wil NSC daarin dan niet de rechter volgen?
De heer Holman (NSC):
Je zult wat moeten doen met de uitspraak van de rechter. Ik hoor graag van de Minister
hoe zij daarmee denkt om te gaan. Ook provincies hebben daar een rol in. Het kan niet
zo zijn dat de rechter die uitspraak doet en je daar geen gevolg aan geeft. Wat het
gevolg precies moet zijn, vind ik nog wel een lastige. Dat is best een moeilijke vraag.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Tot slot dan een uitdaging tot een concrete maatregel. Ik had het net over de heffing
op pesticiden waarmee je uiteindelijk juist het geld terug kan laten vloeien om boeren
te helpen om een goede beweging te maken. Ik weet dat NSC dat ook wil. Staat NSC open
voor een bepaalde invulling van zo'n heffing om uiteindelijk juist de boeren te helpen?
De heer Holman (NSC):
Nee, op dit moment niet. Gewasbeschermingsmiddelen zijn ontzettend duur. Ik heb het
vermoeden dat de ondernemer met die dure middelen echt toeziet op het minimale gebruik
ervan. Ook heel veel programma's zijn erop gericht om deze echt minimaal te gebruiken.
Ik heb niet het idee dat een heffing dé stimulerende factor zal zijn om minder gewasbeschermingsmiddelen
te gebruiken.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Nijhof-Leeuw van de PVV.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. De PVV maakt zich grote zorgen over de toekomst van onze boeren
en tuinders. Waar boeren ooit konden vertrouwen op duidelijke en op wetenschappelijke
basis gebaseerde toelatingen is het nu onzekerheid en willekeur. Laatst nog oordeelde
een rechter dat er altijd een natuurvergunning nodig is voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,
omdat niet valt uit te sluiten dat die middelen mogelijk effect hebben op Natura 2000-gebieden.
Middelen worden toegelaten of afgewezen op basis van onafhankelijk wetenschappelijk
onderzoek. Het Ctgb is hiervoor aangewezen en moet zijn werk kunnen doen zonder beïnvloeding
van politieke sentimenten en milieubewegingen.
Ook door strenge toelatingseisen hebben we de afgelopen vijf jaar een afname gezien
van 30% van de beschikbare middelen. Verder zorgen lange toelatingsprocedures ervoor
dat het geruime tijd duurt voordat biologische middelen daadwerkelijk op de markt
komen. Frankrijk werkt momenteel om bovenstaande redenen aan een systeem van prioritair
belang, waarbij een teeltkritisch gewasbeschermingsmiddel niet van de markt mag verdwijnen
als er geen alternatief met vergelijkbare kwaliteit voorhanden is. Hoe ziet de Minister
de balans tussen de strenge toelatingseisen en het behoud van voldoende effectieve
middelen? Volgt de Minister de Franse ontwikkeling om te bezien of dit ook in Nederland
zou kunnen helpen om voldoende biologische middelen beschikbaar te houden?
Voorzitter. We maken onszelf afhankelijk van het buitenland, terwijl we hier alles
in huis hebben om kwalitatief, veilig en duurzaam voedsel te produceren.
Voorzitter. Terug naar gewasbescherming. Glyfosaat staat al jaren onder druk en er
is nog steeds geen goede vervanger, mede doordat de toelatingsprocedures lang duren.
Gaat de Minister ervoor zorgen dat de toelatingsprocedures versneld worden, zodat
er goede alternatieven komen voor glyfosaat in de land- en tuinbouw? We zien glyfosaat
niet alleen bij land- en tuinbouwgebruik, maar het is ook te vinden in riool- en waterzuiveringsinstallaties.
De PVV vindt het onbegrijpelijk dat de 7% afkomstig van de landbouw onder het vergrootglas
ligt, terwijl de overige 93% via het riool genegeerd wordt. Natuurlijk moet er voor
de land- en tuinbouw zo snel mogelijk een alternatief gevonden worden, maar dat de
grootste bron niet aangepakt wordt, is hypocriet beleid.
Ook bij de kleine teelten is een verbeterslag te maken als het gaat om minder belastende
middelen. Kleine teelten vallen heel vaak niet onder de regeling kleine teelten, omdat
ze boven de 5.000 hectare uitkomen. Al deze sectoren worstelen met middelen die ze
graag inruilen voor minder belastende middelen, die vaak wel voorhanden zijn bij de
grote gewassen, maar voor hen niet zijn toegestaan. Het is toch niet uit te leggen
dat middelen met een lagere milieu-impact, die bij de grote gewassen worden gebruikt,
niet beschikbaar kunnen komen voor kleine teelten, omdat hun teelt boven de 5.000 hectare
zit? Gaat het nou om de regels of gaat het om het milieu en de omgeving, vraag ik
aan de Minister.
Dan de bollensector, een oer-Hollandse sector. Dat is een mooi voorbeeld van een sector
die stappen maakt door een succesvolle samenwerking met de overheid en maatschappelijke
partijen. Het convenant bollenteelt in Drenthe laat zien dat het mogelijk is om met
doelsturing te werken aan verduurzaming zonder directe dwang en verbodsbepaling om
op gelijke voet qua gebruik te komen, zoals bij de reguliere akkerbouw. Is de Minister
bereid om met de overige provincies waar de bollensector actief is in gesprek te gaan
en deze werkwijze ook te stimuleren?
Voorzitter. Dan kom ik op vrijstelling. Op dit moment is het beleid dat als de naleving
in de sector onvoldoende is, de hele sector geen vrijstelling krijgt. Ook degenen
die zich er perfect aan houden krijgen die niet. Wat kan de Minister doen om te voorkomen
dat de telers die zich aan de voorschriften houden, worden benadeeld door sommige
collega's die dat niet doen?
Tot slot, voorzitter. We kunnen het tij alleen keren als we durven te kiezen voor
realisme. Neem wetenschap en doelsturing als uitgangspunt. Stop met het stapelen van
regels en geef onze boeren en tuinders weer het vertrouwen dat ze verdienen. Ze zijn
geen probleem, maar een onmisbaar onderdeel van onze samenleving.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vraag me af waarom de PVV altijd de chemische telers, in dit geval de bollentelers,
roemt terwijl we biologische bollentelers hebben die het goede voorbeeld laten zien
en ons niet met extra kosten opzadelen. Waarom zegt de PVV niet tegen de Minister:
ga de provincies en gemeentes in om samen met de biologische boeren te laten zien
hoe het wel kan?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Om hier een heel betoog te gaan houden over beschermingsmiddelen ... Ik wil wel opmerken
dat bijvoorbeeld bij de lelieteelt heel veel paraffineolie gebruikt wordt en dat die
dus onder de groep van sterk geraffineerde witte oliën valt, maar dat ze ook onder
de chemische middelen vallen. Dit komt omdat ze een plantgezondheidseffect hebben.
Ze helpen gewassen te beschermen tegen plagen en ziekteverwekkers. Daarom vallen ze
onder chemische middelen, terwijl het feitelijk geen chemisch middel is. Dan krijg
je een vertekend beeld. Ik denk dat je kritisch moet kijken om het juist te formuleren.
Ze hebben daar perfecte middelen, bijvoorbeeld Olie-H. Dat zijn goede middelen die
beoordeeld zijn door het Ctgb en onder veilige beschermingsmiddelen vallen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Flach. O, wilt u een interruptie plaatsen, meneer Holman?
De heer Holman (NSC):
Mevrouw Nijhof-Leeuw had het over het terugbrengen van glyfosaat. Vindt zij het acceptabel
dat een heleboel boeren standaard in het voorjaar hun vanggewas doodspuiten met glyfosaat?
Of zou je erover na moeten denken om dat helemaal niet meer te willen?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Volgens mij heb ik in mijn bijdrage aangegeven dat het belangrijk is dat we voor glyfosaat
in de land- en tuinbouw ook zo snel mogelijk een vervanging hebben. Daarvoor hebben
we versnelling van toelating van vooral biologische middelen nodig.
De heer Holman (NSC):
Dat was niet de vraag. Het gaat er ook om dat je bij een alternatief middel dezelfde
vraag zou moeten stellen. Vind je het nodig om een vanggewas dood te spuiten of zou
je over moeten gaan op mechanische onderwerking en vernietiging van het gewas?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik heb net de antwoorden gegeven. Ik vind het lastig omdat we dan een hele discussie
op inhoud, echt op punten, gaan voeren. Dan zou ik nu een uitspraak moeten doen die
ik niet kan overzien. Ik denk dat het belangrijk is dat we voor chemische middelen
die een gezondheidseffect kunnen hebben zo snel mogelijk een biologische vervanging
hebben, die dan inderdaad geen neveneffect mag hebben. Het is belangrijk dat er versnelling
komt op de toelating van biologische middelen.
De voorzitter:
De heer Flach, SGP. O, neem me niet kwalijk. D66.
Mevrouw Podt (D66):
Ik wilde dezelfde vraag stellen die ik net aan de heer Holman heb gesteld, namelijk:
vindt mevrouw Nijhof-Leeuw het ook belangrijk dat telers zich goede buren tonen en
dat zij open en eerlijk communiceren naar omwonenden over wat zij wanneer spuiten?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ja, dat vind ik zeker. Vorige week was ik nog bij een bollenteler bij ons in Twente.
Ze willen ook heel graag die duidelijkheid geven. Als ze met de spuitmachine, zoals
het zo mooi heet, rondrijden met kalk erin, omdat ze de grond moeten bekalken, dan
valt het hun op dat mensen langsfietsen met het gezicht achter de jas, omdat ... Het
gesprek voeren is heel lastig als je op die machine zit. Ze willen heel graag een
heel goed beeld geven. Daar zouden we op een bepaalde manier naar moeten kijken, maar
het is lastig om op het moment dat je op de trekker zit, af te stappen en te zeggen:
u fietst nu voorbij en ik wilde u heel graag vertellen dat er gewoon kalk in mijn
machine zit.
Mevrouw Podt (D66):
Dat vind ik een hele terechte oproep. Die hoor ik inderdaad ook. Ik denk dus dat het
mooi is om eens te kijken of we daarin samen kunnen optrekken om te kijken of we inderdaad
de transparantie richting de omwonenden kunnen verbeteren, zodat én telers die het
goed doen daar geen last van hebben én de mensen weten waar ze aan toe zijn op het
moment dat er gespoten wordt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het nu de beurt aan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil beginnen met een klein sprookje. Er was eens een vruchtbaar
land waar veel voedsel werd verbouwd. Er bleef zelfs genoeg over om aan andere landen
te verkopen. Misoogsten, ziekten en plagen kenden de boeren niet. Elk gewas kwam als
vanzelf perfect van het land.
Voorzitter. Tot zover de eerste alinea uit het sprookjesboek. De werkelijkheid is
anders. Dat is de reden dat we gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. De milieubelasting
van middelengebruik is fors omlaaggegaan en moet verder omlaag, maar we zitten nu
wel op een kantelpunt. Het ene paar oude schoenen na het andere wordt weggegooid,
terwijl er nog geen nieuwe beschikbaar zijn. Telers zitten steeds meer met de handen
in het haar. Zo mag Movento nog een jaar uitgeleverd worden en dan is het afgelopen.
Voor de luizenbestrijding in de fruit- en groententeelt is er geen geschikt alternatief.
De continuïteit van teelten en een betaalbare voedselvoorziening zijn in het geding.
Erkent de Minister deze urgentie?
Brussel spant het paard achter de wagen met de aangescherpte toelatingsbeoordeling,
waarbij niet op het daadwerkelijke risico maar op het potentiële gevaar wordt getoetst.
Het gevaar van resistentieontwikkeling is levensgroot. De milieudruk moet en kan op
andere manieren omlaag, terwijl middelen in de medicijnkast beschikbaar blijven. Bind
boeren niet aan handen en voeten, maar daag juist hun vakmanschap uit. Een potplantenkweker
vertelde me dat er curatieve middelen worden verboden die goed samengaan met biologische
bestrijding, omdat er alternatieve middelen zijn. Ja, maar ze vernietigen ook de natuurlijke
bestrijders, waardoor biologische bestrijding veel moeilijker wordt.
Voorzitter. Ik wil het hebben over voedselstrategie. We staan erbij en we kijken ernaar.
Ik mis een langtermijnvisie op onze voedselvoorziening en adequate gewasbescherming
daarvoor. Komt de Minister voor Prinsjesdag, en niet pas over een jaar, met een nationale
voedselstrategie? In Europa waait een nieuwe wind. Zo zei Eurocommissaris Hansen dat
het verbieden van middelen waarvoor geen geschikte alternatieven zijn, voorkomen moet
worden. Hoe pakt de Minister deze handschoen op?
De Kamer heeft middels een motie die ik samen met collega Vedder heb ingediend, gevraagd
om een jaarlijks overzicht van teeltknelpunten in de komende jaren. De Minister heeft
vandaag een summier opgestelde lijst met knelpunten gestuurd. Dat is niet helemaal
wat we beoogden. Wil zij jaarlijks een overzicht sturen met wat meer duiding en een
vooruitblik in de tijd? Is het oranje of rood? Wat zijn de gevolgen voor teelten en
resistentierisico's? In de uien-, aardappel- en vollegrondsgroenteteelt wordt het
heel spannend. Is het niet verstandig om hier aparte werkgroepen voor op te zetten
en net als Frankrijk te kijken naar prioritaire toepassingen, middelen die niet overboord
mogen vallen?
De toelating van groene middelen moet sneller en eenvoudiger. Nu loopt Zuid-Amerika
voorop met de toelating van innovatieve biologische middelen, omdat fabrikanten Europa
mijden. Dat moet wat mij betreft andersom. Hoe gaat de Minister samen met het Ctgb
trekken aan meer ruimte voor onder meer voorlopige toelatingen en toelatingen op ziekte
of plaag in plaats van op gewasniveau?
Dan iets over de eco-regeling. Die stimuleert precies de gewasbescherming: zorg voor
langjarige zekerheid en haal toepassingen er niet opeens uit. Het gaat om grote investeringen.
De lat ligt heel erg hoog. Je moet per sectie of per dop kunnen doseren. Er zijn echter
ook veel veldspuiten beschikbaar die wel kunnen variëren in dosering maar dan alleen
over de hele breedte van de spuitboom. Deze mogelijkheid wordt nu vaak niet benut,
terwijl juist in de stap van een vaste dosering naar een variabele dosering veel milieuwinst
wordt geboekt. Wil de Minister deze vorm van precisiegewasbescherming ook in de eco-regeling
opnemen?
De Minister gaat naar aanleiding van een motie stappen zetten om toegelaten stoffen
te beoordelen op de KRW. Elf toegelaten stoffen laten structureel normoverschrijding
zien. Het maakt echter nogal verschil of het gaat om stoffen die in heel Nederland
normoverschrijding laten zien of in een enkel waterlichaam. Slechts een van die elf
stoffen laat in heel Nederland overschrijdingen zien, maar die stof is al jarenlang
verboden. De rest veroorzaakt in minder dan 10% van de KRW-waterlichamen problemen.
Hoe gaat de Minister het genoemde verschil maken?
Tot slot, voorzitter. De SGP maakt zich grote zorgen na de uitspraak van de Raad van
State inzake gewasbescherming bij lelieteelt naast Natura 2000. Het is een specifiek
geval. Dat moet zo blijven, maar daar is wel actie voor nodig. De milieubelasting
van middelengebruik is na de aanwijzing van gebieden fors gedaald. Net zoals bij bemesting
moet de vergelijking worden gemaakt met de referentiesituatie. Dan is er geen reden
voor een vergunningplicht nabij Natura 2000-gebieden. Gaat de Minister er samen met
provincies linksom of rechtsom voor zorgen dat gewasbescherming net zoals bemesting
zo veel mogelijk als bestaand gebruik vrijgesteld wordt? Komt er onderzoek naar de
daadwerkelijke impact van gewasbeschermingsmiddelen op Natura 2000-gebieden?
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu ... Lid Kostić, gaat u bij iedereen interrumperen onder de 30 seconden?
Dat lijkt me niet de bedoeling. Nee? Oké, goed. Lid Kostić. Het is aan u, maar ik
wil alleen even waarschuwen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik was benieuwd of de SGP zich ook zorgen maakt over al die burgers die ziek worden.
Maakt de SGP zich ook zorgen over de aanwijzingen dat door landbouwgif mensen kanker
krijgen en allerlei andere ziektes en dat kinderen, ook ongeboren kinderen, ontwikkelingsstoornissen
ontwikkelen?
De heer Flach (SGP):
Ik vind dat we in dit soort discussies zo min mogelijk op ons eigen gevoel moeten
afgaan en dat we zo veel mogelijk naar de wetenschap en directe verbanden moeten kijken.
Als die er zijn, vind ik ook dat er opgetreden moet worden. Dat is hoe ik ernaar kijk.
Ik denk dat we moeten oppassen met het verspreiden van allerlei verhalen en het maken
van frames. Ik word altijd een beetje angstig van de betogen van collega Kostić, terwijl
het ook heel vaak in de woordkeus zit. Als je consequent spreekt over landbouwgif,
terwijl er ook een tractor kan langsrijden die kalk spuit op het land, dan bezorg
je mensen onnodig angst. Daar moeten we ook voor oppassen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het volgende is meer een persoonlijk feit. Er worden me nu woorden in de mond gelegd.
Ik volg hier gewoon de wetenschap. Ik vertaal de woorden van wetenschappers, onder
andere van de huisarts die NSC ook noemde, naar u. Honderden huisartsen zeggen: er
zijn te veel aanwijzingen dat het landbouwgif veel ziektes veroorzaakt. Dat wil ik
dus even meegeven.
De voorzitter:
Ja, dank u wel. De heer Meulenkamp van de VVD.
De heer Meulenkamp (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als VVD begrijpen we het nut en de noodzaak van gewasbeschermingsmiddelen.
We willen allemaal mooie en voedzame producten van Nederlandse bodem. Ook zien we
dat de sector al flinke stappen heeft gezet in het verminderen van de hoeveelheid
middelen. Daarvan is bijvoorbeeld de glastuinbouw een mooi voorbeeld. In die sector
wordt al op 95% van het glastuinbouwareaal gebruik gemaakt van biologische bestrijders,
zoals insecten en mijten. Ook innovatie, zoals nieuwe genomische technieken en andere
manieren van zaadveredeling, zorgt in de toekomst voor nog robuustere planten en minder
gebruik van chemische middelen. We zijn op dat gebied echt koploper in de wereld.
Voorzitter. In algemene zin wil de VVD dat chemische middelen alleen worden gebruikt
als er geen alternatieven zijn en dat zij niet meer dan noodzakelijk en op een verantwoorde
wijze worden gebruikt. Als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat stoffen niet
veilig zijn, moet er ook een streep doorheen. Bovendien moeten we volop inzetten op
het versneld toelaten – mijn buurman refereerde er al aan – van nieuwe groene middelen
met een lagere milieu-impact. Voor ons is het van belang dat het wetenschappelijk
aangetoond moet zijn dat een stof veilig is. Wat de VVD betreft blijft de wetenschap
dus leidend.
Op dit moment zijn er de nodige zorgen die we samen onder ogen moeten zien. Al tijden
is er onzekerheid bij ons over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Inwoners
maken zich zorgen over hun eigen gezondheid en die van de natuur. Telers en verhuurders
van gronden gingen ervan uit dat ze volledig binnen de wet opereerden.
De lelieteelt. Ik zie en hoor met betrekking tot de lelieteelt van dichtbij in mijn
eigen gemeente Hof van Twente wat het doet met de noaberschappen. De verwijten vliegen
over en weer en ieder heeft zijn eigen gelijk. Gemeenten zitten met hun handen in
het haar en weten zich geen raad met de situatie. Omwonenden stappen met wisselend
resultaat naar de rechter om te voorkomen dat er nabij hun huizen gesproeid wordt.
Ze beroepen zich daarbij op het voorzorgsbeginsel en potentiële gezondheidsschade.
Een positieve Ctgb-beoordeling blijkt voor menig rechter niet voldoende. Dit zorgt
voor heel veel onduidelijkheid bij overheden, telers en inwoners. Daarom wil ik graag
van de Minister weten hoe het staat met de motie-Holman/Van Campen om in samenwerking
met het Ctgb tot een formulering en verduidelijking te komen van het begrip «voorzorgsbeginsel».
De uitspraak van de Raad van State. Vorige maand deed de Raad van State een uitspraak
met potentieel grote gevolgen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door
lelietelers, maar ook door andere telers. In het oordeel stond namelijk dat de lelieteler
een natuurvergunning nodig heeft voor het gebruik van beschermingsmiddelen, omdat
onzeker is of deze schade aanrichten aan Natura 2000-gebieden. Als VVD maken we ons
zorgen over de situatie zoals die nu is ontstaan. We zouden graag van de Minister
zien dat ze een aantal zaken in werking zet. We hebben ook een aantal vragen aan haar
adres. Zo vragen we de Minister om spoedig, het liefst nog voor het zomerreces, met
duidelijkheid te komen naar aanleiding van deze uitspraak van de Raad van State. Wat
betekent deze uitspraak voor de korte termijn en voor de lange termijn? Die vraag
geldt niet alleen voor de lelietelers, maar ook voor de andere telers.
Duidelijkheid en de regie. Zoals al eerder gezegd, bestaat er op dit moment grote
onduidelijkheid over wat nu wel en niet mag en wie wat bepaalt. Inwoners, gemeenten
en ondernemers verkeren in onzekerheid. Er leven zorgen over het gebruik van bepaalde
middelen in de samenleving met betrekking tot de volksgezondheid en de invloed op
de natuur. Het wordt tijd dat daar duidelijkheid over komt en dat er meer regie genomen
wordt door het ministerie.
Voorzitter. Dat brengt me bij de wetenschappelijke toetsing. Het Ctgb heeft onlangs
besloten om een nieuw, aangescherpt toetsingskader te gaan gebruiken. Wat de VVD betreft
is het goed als nieuwe wetenschappelijke inzichten leiden tot aanscherping van het
toetsingskader. Wel zou ik van de Minister willen weten hoe we uitstel van besluiten
zo veel als mogelijk kunnen inperken. Er moeten nog besluiten genomen worden om nieuwe
middelen toe te staan.
Tot slot, voorzitter. De kersenteelt. Uit onderzoek van de NVWA komt naar voren dat
een deel van de telers de voorwaarden voor het gebruik van de middelen niet volledig
naleeft. De Minister geeft aan deze signalen hoog op te nemen en er vertrouwen in
te hebben dat het gebruik van de middelen gaat verbeteren en zal worden toegepast
volgens de standaarden. Tegelijkertijd ligt op dit moment de vraag voor om het middel
Tracer een ontheffing te geven. Graag hoor ik van de Minister wat zij van plan is
te gaan doen met deze voorliggende ontheffingsaanvraag. Ook hoor ik graag haar onderbouwing
met betrekking tot deze keuze.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een vraag van mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ben het heel erg eens met de VVD waar het gaat om de noodzaak van duidelijkheid
en regie naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Nou zag ik in de
brief dat de Minister zich beroept op het niet inzetten van nationale koppen en dat
ze dat als aanleiding neemt om de beschermingsdoelen van Natura 2000-gebieden niet
op te nemen in het toetsingskader van het Ctgb. Vindt de VVD dat ook niet een beetje
een rare verwijzing?
De heer Meulenkamp (VVD):
U pakt dan een onderdeel uit de brief, zeg maar. Ze heeft meer gezegd. Volgens mij
zegt ze: op dit moment heb ik nog geen aanleiding, maar ik ben me er nog in aan het
verdiepen en ik wil er tot na het reces mee wachten om te weten hoe ik in het totaal
ga reageren. Zo heb ik de reactie van de Minister gelezen.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, maar goed, dan toch even heel precies. Dat is op zich prima. Overigens, hoe eerder
die duidelijkheid komt, hoe beter. Dat bent u volgens mij met mij eens, maar bent
u het dan ook met mij eens dat de verwijzing naar een nationale kop hier niet gepast
is?
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik wacht met de reactie of ik dat raar vind of niet. Ik wil de zaak in zijn geheel
bezien en ik wil niet nu al op de stoel van de Minister gaan zitten. Ik wacht even
op het antwoord van de Minister. Het liefst zie ik dat antwoord zo snel mogelijk tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik mag vanavond mijn bijdrage mede namens collega Vedder van
het CDA leveren.
Voorzitter. De lente dient zich aan in vol ornaat. Op het prachtige platteland zien
we alles weer volop groeien en bloeien. De boer draagt zorg voor zijn gewassen, tenminste
voor zover hij nog bij machte is dit te doen. Naast al die beregeningshaspels vanwege
de droogte kwamen we ook de spuitmachine weer vaker tegen. Voor sommige mensen is
dat een doorn in het oog, voor anderen een noodzakelijk kwaad.
In deze discussie zie ik een aantal aspecten terug. Het gaat namelijk over volksgezondheid,
natuur, milieu, maar ook over voedselzekerheid en veiligheid. Het is aan deze Minister
en aan andere bewindspersonen om al deze aspecten zorgvuldig af te wegen. Ziet de
Minister de ernst en de verantwoordelijkheid van dit deel van haar taak? Hoe voorkomt
de Minister dat we, net als bij stikstof, op den duur volledig klem komen te zitten?
Dan kom ik als vanzelf bij de uitspraak met betrekking tot Drenthe. De uitspraak van
de Raad van State over de lelieteelt op een perceel in Drenthe is een nieuw dieptepunt
in het maatschappelijk debat rondom gewasbeschermingsmiddelen. Er blijkt in de praktijk
een behoorlijke discrepantie te zitten tussen de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
door het Ctgb enerzijds en de praktische toepassing, met de Wet natuurbescherming
indachtig, anderzijds. Rechtsgeldig gebruik van middelen wordt met de uitspraak van
de Raad van State ineens zeer onzeker. Het beleid is, wat mij betreft, te zwart-wit
en te weinig gebiedsgericht. De boer is in de eerste plaats de dupe van de rechtsonzekerheid.
Ik heb een aantal vragen bij de ontstane situatie. Hoe gaat deze Minister ervoor zorgen
dat boeren erop kunnen rekenen dat toegelaten middelen ook toegepast kunnen worden
of dat er duidelijke kaders zijn dan wel komen? Die ontbreken namelijk op dit moment.
Het kan toch niet zo zijn dat we nu van individuele boeren gaan verwachten dat ze
de gevolgen van middelen op bijvoorbeeld natuurgebieden in kaart brengen? Hoe moet
een teler dat doen? Waarom gaat de Minister niet per direct bekijken of andere telers
ook worden geraakt door deze uitspraak? Of doet ze dat? Dat heb we nog niet gelezen.
Wat betekent deze uitspraak voor de teelt van allerlei gewassen en voedsel waarbij
dezelfde werkzame stoffen worden gebruikt als bij lelies?
De volksgezondheid moet vooropstaan in dit dossier; daar zet ik een dikke streep onder.
Dat het Ctgb nu erkent dat de eigen test op het risico op kanker fouten bevat, is
echt zorgelijk. Wat betekent dit, als het aan de Staatssecretaris van VWS ligt, voor
middelen die op basis van niet helemaal kloppende methodes zijn toegelaten?
Dan kom ik bij de toelating. Het is goed dat de Minister en de Staatssecretaris echt
werk maken van mijn motie over het in lijn brengen van toelating en toepassing van
middelen met de KRW, de Kaderrichtlijn Water-normen. Met te hoge concentraties op
ongeveer de helft van de meetlocaties begon de tijd ook wel te dringen. De voorgenomen
stappen voorkomen schade aan natuur en zorgen ervoor dat boeren weten waar ze daadwerkelijk
aan toe zijn. Toch nog een kritische vraag. Is de aangekondigde herbeoordeling van
elf stoffen voldoende afspiegeling van normoverschrijding? Zijn middelen die pfas
bevatten hierin voldoende meegenomen? Is de methodiek waarmee structurele normoverschrijdingen
worden vastgesteld wel voldoende toereikend?
Voorzitter. Dan kom ik op de kleine teelt. Het voeren van een adequaat beleid omtrent
gewasbescherming is geen sinecure. Daar weten we echt alles van. Ondertussen bevindt
de landbouwer zich steeds meer in de squeeze tussen twee kwaden: ziektedruk en maatschappelijke
druk. De aanscherping van het beleid in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie
Gewasbescherming 2020–2030 resulteert in een hele lijst van knelpunten, voornamelijk
in de vollegrondsgroente en kleine teelten. Neem bijvoorbeeld de bladluis in de teelt
van sla, insecten in de zaadteelt en vollegrondsgroente, onkruid in de opkweek van
prei, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Biedt het fonds kleine toepassingen, NLKUG
zoals het wordt afgekort, voldoende soelaas om de kleine teelt in Nederland te behouden?
Ik heb al eerder een vurig pleidooi voor de spruit gehouden. Kan de jonge aanwas van
akkerbouwers erop rekenen dat zij nog gezonde Hollandse groente en andere gewassen
kunnen blijven telen, zoals ze dat hebben geleerd van hun ouders, hun voorgangers?
Hoe voorkomt de Minister dat steeds meer sectoren afhankelijk worden van vrijstellingen?
Is de Minister het met mij eens dat het helemaal niet zover moet komen dat er iedere
keer een vrijstelling moet worden verleend en dat zij ook zorgvuldig moet omgaan met
het verlenen van vrijstellingen?
Op het gebied van Tracer en de kersen sluiten mevrouw Vedder en ik ons aan bij de
vragen van de VVD-fractie.
Voorzitter. Ten slotte over waterwingebieden. Een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in grondwaterbeschermingsgebieden is inderdaad wat rigoureus. De Wageningen Universiteit
heeft in een impactanalyse mogelijke beleidsopties uitgewerkt. Aan welke maatregelen
denken de verantwoordelijke bewindspersonen? Bovendien: is een algemeen verbod in
de waterwingebieden, dus de cirkel rondom het drinkwateronttrekkingspunt, niet ook
een realistische eerste stap? Op 11% van de oppervlakte hiervan vindt landbouw plaats,
dus dat is relatief beperkt. Is dit een van de denkrichtingen van de Minister en de
Staatssecretaris? Er moet namelijk iets gebeuren gezien de enorme uitdagingen bij
de drinkwaterzuivering.
Voorzitter. Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.
De voorzitter:
Er is een interruptie van lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor de ChristenUnie gelukkig zeggen dat volksgezondheid hierin voorop moet staan.
Mijn collega vraagt aan de Minister wat die fout, die door het Ctgb is gemaakt, betekent
voor de beoordeling verderop. Ik was benieuwd wat de ChristenUnie zelf vindt dat dit
zou moeten betekenen. Nu is er een risico dat er onterecht stoffen zijn toegelaten,
met extra risico's voor mensen en gezondheid als gevolg. Vindt de ChristenUnie dat
er moet worden gekeken naar een herbeoordeling van op z'n minst sommige stoffen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben slechts een eenvoudig Kamerlid en kan niet helemaal overwegen wat hier precies
nodig is. Ik kijk daarvoor ook naar de bewindspersonen en naar het Ctgb zelf. Ik neem
aan dat zij hun fout herstellen. Ik ga het salomonsoordeel niet zelf vellen, zeg ik
tegen collega Kostić. Dus dat.
Ik snap dat er spanning zit tussen de toegelaten middelen door het Ctgb en de volksgezondheid.
Nu hangt het er natuurlijk wel van af in welke mate dit gebeurt, dus hoeveel werkzame
stoffen je daadwerkelijk op een bepaald gebied spuit. Bij het ene gewas is dat een
stuk minder dan bij het andere. Daarom stelde ik ook mijn vraag. Er zit nog ruimte
tussen iets wel toelaten en iets niet toelaten. Je kunt ook naar ruimtelijke ingrepen
kijken, bijvoorbeeld of je op de eerste strook rondom een kwetsbaar gebied of de kwetsbare
bewoners wel lelies moet willen telen. Die vragen namelijk om veel meer gewasbeschermingsmiddelen
dan veel andere voedselgewassen. Dat is even mijn algemene antwoord. Voor de eerste
vraag kijk ik ook verwachtingsvol naar het kabinet en naar de instantie zelf.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Pierik van de BBB.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. In dit debat over gewasbeschermingsmiddelen draait het vaak om vermindering
van risico's voor mens, dier en milieu. Maar maatregelen die deze risico's moeten
verkleinen, brengen vaak ook weer andere risico's met zich mee. Strengere regels voor
bestaande middelen kunnen leiden tot alternatieven die op hun beurt weer nieuwe problemen
veroorzaken. Ook kunnen ze leiden tot hogere kosten of lagere opbrengsten, waardoor
voedsel duurder wordt of zelfs minder beschikbaar. We moeten dus ook letten op de
voedselzekerheid.
Ook kunnen ziekten en schimmels zich makkelijker verspreiden met risico's voor plant
en mens. Wij willen daarom oog houden voor de zogenoemde trade-offs van het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen. Als het ene risico kleiner wordt, kan het zo zijn dat
het andere risico juist groter wordt. Daar worden we als samenleving niet per se gezonder
van. Wij zeggen: de gereedschapskist van de boer moet gevuld blijven, zodat de voorraadkast
van de burger ook gevuld kan blijven.
Voorzitter. Frankrijk heeft gekozen voor een andere aanpak. Collega's refereerden
ook al aan de Franse aanpak. Ze voeren niet langer strengere regels in dan Europa,
maar verbieden een middel pas echt als er een goed alternatief beschikbaar is. Dat
noemen ze van prioritair belang. Boeren mogen hun middelen blijven gebruiken, zolang
er geen volwaardig alternatief is. Zo voorkom je dat gewassen verloren gaan of boeren
met lege handen komen te staan. Daarom vraag ik aan de Minister: kan Nederland ook
zo'n aanpak invoeren als die in Frankrijk? Kunnen we middelen pas gaan verbieden als
er echt een goed alternatief beschikbaar is?
Ook wil Frankrijk dat nieuwe groene middelen, zoals biologische of natuurlijke varianten,
sneller worden toegelaten. Zij pleiten voor een aparte versnelde toelatingsprocedure.
Dat is wat de BBB betreft een goed plan. Ik vraag aan de Minister of ze daar werk
van wil maken.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik zit even te luisteren. Ik hoorde «alleen verbieden bij geen alternatief». Geldt
dat dan voor alle middelen?
De heer Pierik (BBB):
Dank voor die vraag. Het is goed om dat enigszins te nuanceren. Ook voor de BBB staat
als een paal boven water dat, zodra een middel gezondheidsrisico's oplevert en er
een causaal verband is gevonden tussen een bepaalde ziekte en het gebruik van een
bepaald middel, we direct zullen besluiten om ons hard te maken voor een verbod op
dergelijk middel. Gezondheid steekt er ook wat de BBB betreft met kop en schouders
bovenuit.
De voorzitter:
De heer Holman heeft ook een vraag.
De heer Holman (NSC):
Ja, ongeveer dezelfde. Wat is dan de definitie van «risico»? Het gaat over een causaal
verband tussen iets, maar kan dat altijd worden aangetoond? Je kunt toch niet iets
toestaan als je zeker weet dat er een onaanvaardbaar risico is?
De heer Pierik (BBB):
Nee, je wil niet iets toestaan in het kader van een enorm onomkeerbaar risico. Maar
je hebt kleine en grote risico's. De heer Holman gaf zelf ook al een voorbeeld aan
over de auto. Hij zei dat er hele grote verschillen zijn tussen of je 30, 50 of 100
binnen de bebouwde kom rijdt. Nou, goed. Iedereen voelt al aan dat die risico's totaal
verschillen. Dat geldt ook voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. We willen
die risico's zo beperkt mogelijk houden, maar zodra er risico's zijn van dien aard
dat het de volksgezondheid schaadt en dat er wetenschappelijk onderbouwde rapporten
liggen over het verband tussen het toepassen van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen
en bijvoorbeeld een ziekte als parkinson, dan zullen wij de eerste zijn om te zeggen
dat we luisteren en dat we willen dat dat middel uit de markt wordt gehaald.
De heer Holman (NSC):
De heer Pierik woont niet zo ver van Zuidwest-Drenthe en is vast bekend met de onrust
die daar ontstaat. Hoe ga je daar dan mee om? Is dat in zijn definitie geen probleem?
Of is daar een andere oplossing voor?
De heer Pierik (BBB):
Wij hebben de uitspraak van de Raad van State over de lelieteelt natuurlijk ook gelezen.
Niemand kan ooit met honderd procent zekerheid zeggen dat hetgeen hij doet géén invloed
heeft op de natuur. Als deze lijn wordt doorgetrokken, heeft alles wat wij doen op
ieder moment een natuurvergunning nodig. Dus deze ontwikkeling is best zorgelijk.
Ik heb de brief van de Minister ook gelezen. De Minister geeft terecht aan dat er
nog wat onduidelijkheden zijn over hoe groot die gevolgen zijn. Toch zien we een enorme
urgentie van dit dossier. We weten niet precies hoe groot de gevolgen zijn, maar er
gaan absoluut gevolgen zijn voor heel veel andere ondernemers. Dus het is goed dat
de Minister verder gaat kijken naar een kader, maar ik hoop wel dat het toch lukt
om dat iets sneller te doen dan na het zomerreces.
De heer Holman (NSC):
Een laatste vraag, voorzitter, want dit was niet het antwoord waar ik naar zocht.
Ik had het over de gezondheid van de kinderen. Als u nu Staatssecretaris Jeugd, Preventie
en Sport was, welk antwoord zou u dan hebben op de vraag: wat moeten we doen rond
de school wat betreft de angst van de mensen en kinderen omtrent het gebruik van die
middelen en het mogelijke risico voor hun gezondheid?
De heer Pierik (BBB):
Aan heel veel dingen die in Nederland gebeuren, zit een potentieel risico verbonden.
Het is altijd een afweging van: hoe groot zijn de risico's en zijn die risico's aanvaardbaar?
Als het gaat om gewasbeschermingsmiddelen hebben we het Ctgb, die voor alle middelen
op een wetenschappelijke basis beoordeelt of het wordt toegelaten of niet. Ik ga niet
op de stoel van het Ctgb zitten, dus ik zou zeggen dat we die expertise daar ook moeten
laten liggen. Ik ben blij dat we een instantie zoals het Ctgb hebben, die daar verstand
van heeft.
Mevrouw Podt (D66):
Dan ga ik hier toch nog even op verder. Ik hoor de heer Pierik eigenlijk zeggen dat
je een soort honderd procent zekerheid wil hebben dat dat causale verband er is. Dat
is natuurlijk allemaal prima, maar dit is eigenlijk precies wat we jarenlang met roken
hebben gedaan. We hoorden aan alle kanten signalen dat dat longkanker veroorzaakte,
en hebben dat jarenlang gewoon zo laten bestaan, met heel veel mensen die hartstikke
ziek zijn geworden en eraan zijn overleden. Ik wil dat niet op mijn geweten hebben
wanneer het om pesticiden gaat.
Als je kijkt naar de artsen die zich nu uitspreken, zijn dat geen gekkies. Dat zijn
mensen die hier al heel lang onderzoek naar doen. Zij zeggen dat ze dat causale verband
op dit moment nog niet kunnen aantonen, maar dat ze wel hele sterke signalen zien
dat pesticiden een grote impact hebben op de ontwikkeling van parkinson en andere
neurodegeneratieve ziekten. Is de heer Pierik bereid om dat risico dan te nemen?
De heer Pierik (BBB):
De BBB-fractie vindt dat we risico's zo veel mogelijk moeten beperken, maar dat we,
als het gaat om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die risico's als eenvoudig
Kamerlid ook heel moeilijk kunnen afwegen. Daarom hebben we een instantie als het
Ctgb. Het Ctgb is ervoor in het leven geroepen om te beoordelen hoe risico's elkaar
raken. Ik wil, als het gaat om het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen, toch
gewoon de beoordeling van het Ctgb volgen.
Mevrouw Podt (D66):
Ik denk dat we dat ook zeker moeten doen. Het is een hartstikke belangrijke instantie.
Maar dat betekent natuurlijk niet dat we in de tussentijd op dezelfde voet door moeten
gaan en dat we dan maar tegen de mensen die naast een bollenveld of lelieveld wonen,
zeggen: «Over acht jaar, als we eindelijk klaar zijn met het onderzoek, bent u als
eerste aan de beurt. Het risico dat u en uw kinderen dan hartstikke ziek worden, nemen
we dan voor lief.»
De heer Pierik (BBB):
Nou ja, goed. Mevrouw Podt stelde net ook de vraag aan een van de collega's of we
ons moeten gedragen als een goede buur. Ik denk dat het, ook als het gaat om zo'n
lelieveld, heel verstandig is dat een lelieteler met de omgeving in conclaaf gaat,
dus in gesprek gaat, om te kijken op welke tijden hij welke middelen kan toepassen.
Ik denk dat de omwonenden er ook wel recht op hebben om te weten welke middelen daar
toegepast worden. Dan kunnen ze zelf beoordelen of dat heel vervelend is of niet.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het stoort mij dat de BBB zich nu heel opportunistisch achter het Ctgb verschuilt,
omdat dat ze nu even goed uitkomt. Als het gaat om andere instanties, zoals het RIVM
en de Gezondheidsraad, wordt daar knetterharde kritiek op geleverd als het ze niet
uitkomt. Het gaat erom dat het Ctgb zelf al meerdere malen zijn methode heeft aangepast
dankzij kritiek uit de maatschappij en van andere wetenschappers. We hebben hier een
rondetafelgesprek met onder andere het Ctgb gehad, waarbij het Ctgb ook zei: «Dit
is uiteindelijk niet aan ons. De politiek moet dit gaan oplossen. De politiek moet
de gezondheid gaan beschermen.» Je kunt je niet verschuilen achter het Ctgb. Erkent
de BBB dat? Erkennen ze dat het dus belangrijk is om ook naar geluiden naast die van
het Ctgb te luisteren?
De voorzitter:
Uw interrupties zijn nu op.
De heer Pierik (BBB):
Als het gaat om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, is het Ctgb gewoon de meest
aangewezen instantie om naar te luisteren. Dat is onze primaire informatiebron. Natuurlijk
sluiten we ons niet af voor andere geluiden in de samenleving. Daar luisteren we ook
naar. Maar voor ons is wat het Ctgb zegt wel leidend als het gaat om het gebruik van
de gewasbeschermingsmiddelen. Daar wil ik dit allemaal eigenlijk mee afsluiten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Podt van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Op PesticideVrij-dag stonden een aantal collega's ...
De voorzitter:
Neem me niet kwalijk, ik zie het verbijsterde gezicht van de heer Pierik. Dat begrijp
ik, want hij was nog niet klaar met zijn betoog.
De heer Pierik (BBB):
Ja, volgens mij heb ik nog maar drie zinnen uitgesproken.
De voorzitter:
U heeft bijna drie minuten gesproken, dus u heeft nog twee minuten.
De heer Pierik (BBB):
Nou, dan ga ik maar even tempo maken. Ik heb het over Frankrijk gehad en over de toepassing
van groene middelen. Dan ga ik verder met nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe ontwikkelingen
kunnen ervoor zorgen dat er met minder middelen hetzelfde resultaat wordt geboekt.
Denk aan precisietoepassingen zoals precisiebemesting en precisiespotspuitingen. Dat
laatste gebeurt door moderne machines die gewasbeschermingsmiddelen over het land
spuiten. Die behandelen dan niet het hele perceel, maar specifiek die 2, 3 vierkante
centimeter waar een bepaald plantje staat of waar een bepaalde ziekte in zit. Ik wil
aan de Minister vragen of ze kan toezeggen om in gesprek te gaan met de sector om
de knelpunten betreft de regelgeving rondom deze technieken zo snel mogelijk weg te
nemen.
Op de toepassing van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen staat een bepaalde dosering.
Die dosering is dan vaak bedoeld voor een hectare. Als je die spotbespuiting toepast,
heb je veel minder middelen nodig. Dan zou een iets hogere concentratie op die vierkante
centimeter wel heel erg nuttig kunnen zijn, om maar één keer die bespuiting te hoeven
toepassen in plaats van twee of drie keer. Dat is goed voor heel veel dingen, ook
voor het klimaat.
Voorzitter. Wat wij in Nederland niet mogen gebruiken, zouden we ook niet moeten willen
importeren. Het is niet uit te leggen dat Nederlandse boeren een middel niet meer
mogen gebruiken bij de teelt van bijvoorbeeld sla, terwijl diezelfde sla gewoon geïmporteerd
mag worden uit landen waar dat middel nog wel mag worden gebruikt. Kan de Minister
ervoor zorgen dat er tenminste een maximale residulimiet wordt ingesteld voor producten
die geïmporteerd worden en die in Nederland verboden zijn?
Tot slot, voorzitter. Twee puntjes over de communicatie vanuit het ministerie. Afgelopen
week kwam het NVWA-rapport over de naleving van gewasbeschermingsmiddelenregels vlak
voor het debat naar buiten. De timing is, op zijn zachtst gezegd, ongelukkig. Kan
de Minister de NVWA vragen om jaarlijks aan te geven wanneer rapporten verschijnen,
zodat ze niet vlak voor een debat als politieke stop worden gebruikt?
Dan de brief over de SCoPAFF-vergaderingen in Brussel. Die brief ontvangen wij vaak
pas een of twee dagen van tevoren. Er is dan geen tijd meer om die te betrekken bij
het overleg voor het debat. Kan de Minister voortaan zorgen dat deze brief eerder
naar de Kamer komt, zodat er nog overleg over die brief mogelijk is?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een vraag aan de heer Pierik. De rechtsonzekerheid onder boeren en het gevoel van
onzekerheid zijn sterk toegenomen door diverse rechterlijke uitspraken. De boeren
proberen netjes binnen de bestaande kaders te werken, maar ondertussen lijkt de onzekerheid
rondom de lelieteelt – die staat al wel langer ter discussie – zich nu uit te breiden
naar andere teelten, zoals de teelt van aardappels of andere respectabele voedselgewassen.
Wat vindt mijn collega dat de Minister zou kunnen of zou moeten doen om die rechtsonzekerheid
terug te brengen en om boeren weer de zekerheid te geven dat ze binnen de grenzen
die de wetgever heeft gesteld gewoon weer kunnen ondernemen?
De heer Pierik (BBB):
Ik denk dat de rechtsonzekerheid inderdaad aan het toenemen is. Ik denk ook dat we
boeren echt zo veel mogelijk aan het stuur moeten willen houden. Daarbij denk ik dat
ze zo veel mogelijk zicht moeten hebben op de route waarbinnen ze kunnen manoeuvreren.
Dit moet ook recht doen aan de dingen waar ze mee bezig zijn. Een boer die op een
nette manier de gewasbeschermingsmiddelen en de bemesting toepast, moet dus ook niet
getraineerd worden. Die moet het niet door rechterlijke uitspraken lastig gaan krijgen
of worden geraakt doordat een buurman die het toevallig niet helemaal in het snotje
heeft en het niet helemaal toepast. De BBB is altijd voor het gebruik van je gewasbeschermingsmiddelen,
je bemesting en dergelijke binnen de kaders van de wet. Zodra dat niet gebeurt, moeten
de mensen die de wet overtreden, worden bestraft. Maar de mensen die het goed doen,
moeten daar niet de dupe van worden.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van de heer Holman. Nee, sorry. Er is eerst nog een vervolgvraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit was helder, maar was nog geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag is: wat verwacht
de heer Pierik dat de Minister gaat doen om de rechtszekerheid terug te brengen? Die
slaat namelijk steeds meer toe. Je kunt natuurlijk in hoger beroep gaan en hopen dat
de rechter in een tweede aanleg een andere uitspraak doet. Maar je kunt ook denken:
wacht eens even, het spitst zich wel heel erg toe op de lelies, en die vormen dus
een risico voor de nog eerzamere teelten – de lelieteelt is op zich ook eerzaam –
zoals de teelt van aardappels. Dat willen we niet hebben. Dus moeten we bijvoorbeeld
niet gaan kijken naar ruimtelijke, gebiedsgerichte maatregelen? Door zelf het stuur
te pakken en bijvoorbeeld ruimtelijk te gaan sturen kun je ook die rechtsonzekerheid,
die nu steeds meer om zich heen grijpt, weer indammen.
De voorzitter:
Uw interrupties zijn op nu.
De heer Pierik (BBB):
Ruimtelijke sturing zal ongetwijfeld moeten gebeuren. We staan aan de vooravond van
het presenteren van de Nota Ruimte. Daar zal ongetwijfeld wat in komen te staan over
in welke gebieden landbouw prioriteit heeft en in welke gebieden natuur prioriteit
heeft. Dat is, denk ik, een stap. Maar ik wil niet sturen op dat de lelieteelt moeilijker
wordt gemaakt en dat de aardappelteelt daardoor wordt geraakt. Ik vind niet dat je
naar teelten moet kijken. Ik vind dat je naar het gebruik moet kijken: wat gebeurt
er in die teelten en wat is de milieu-impact van een bepaalde teelt op een bepaald
gebied? Dat kun je best gebiedsgericht aanpakken, dat ben ik met mijn collega eens.
De heer Holman (NSC):
Ik snap de redenering van de heer Pierik dat er onrecht wordt aangedaan bij boeren.
Maar is de heer Pierik dan van mening dat de rechter deze uitspraak ten onrechte heeft
gedaan? Had hij dat niet mogen doen?
De heer Pierik (BBB):
Ik ga een rechter niet bekritiseren. Ik denk dat de rechter op basis van het juridische
kader dat voorligt een heldere uitspraak heeft gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu toch echt de beurt aan mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ga een tweede poging doen, voorzitter. Ik zei net al dat ik op PesticideVrij-dag
stonden met een aantal collega's en honderden andere mensen, waaronder veel parkinsonpatiënten,
op het Malieveld stond om aandacht te vragen voor de explosieve groei van parkinson
en andere ziektes die gelinkt worden aan pesticiden. Die ziektes worden niet alleen
vaker, maar ook bij steeds jongere mensen vastgesteld. Veel patiënten weten donders
goed waar hun klachten vandaan komen. Ze woonden of werkten in gebieden met intensief
gebruik van bestrijdingsmiddelen. Soms zijn die middelen inmiddels verboden, maar
jarenlang werd gezegd dat er niets aan de hand was. Meer onderzoek is zeker nodig,
maar we kunnen en mogen niet wachten met actie tot mensen bewezen ziek worden van
pesticiden. Zorg dus dat je de veiligheid van de middelen vaststelt, inclusief cocktails
en stapeling van middelen.
Dat zegt niet alleen D66. Bij de bijeenkomst op het Malieveld waren ook artsen aanwezig
en meer dan 200 van hen zeggen nu: bij twijfel niet spuiten. Dat is geen klein signaal.
Ik vraag de Staatssecretaris van Volksgezondheid daarom of hij bereid is om samen
met zijn collega van LVVN in gesprek te gaan met deze artsen over wat zij in hun spreekkamers
zien. Zouden we, vraag ik ook richting hem, niet eerst de gezondheidsonderzoeken moeten
afwachten voordat we doorgaan met het onnodig gebruiken van pesticiden?
Voorzitter. Eerder stelde ik vragen over spuitvrije zones rondom speeltuinen, scholen
en woningen, om zo op z'n minst blootstelling aan giftige pesticiden te verminderen
voor kwetsbare groepen zoals kinderen. De Minister geeft in haar antwoorden toe dat
gemeenten bestrijdingsmiddelen lastig kunnen reguleren, maar ze is niet bereid om
ze hiermee te helpen. D66 laat het hier niet bij. De komende tijd werken wij aan een
wetswijziging die ervoor gaat zorgen dat gemeenten dit soort zones makkelijker kunnen
instellen.
De Minister stelt in dezelfde beantwoording dat het voor iedereen van belang is dat
de blootstelling aan chemische pesticiden wordt verminderd. Dat is mooi, maar hoe
rijmt dat dan met de stellige claim dat de toegelaten middelen veilig zijn? Want als
dat zo is, dan is blootstelling helemaal niet erg. Het Ctgb pleit, naar aanleiding
van een expertbijeenkomst, nu zelf internationaal ook voor eenzijdige toetsing op
kanker bij de toelating van pesticiden. Is de Minister het dan met mij eens dat deze
middelen en hun impact op het ontstaan van kanker nu ook opnieuw getoetst zouden moeten
worden?
In het vorige debat sprak ik al over het gebrek aan transparantie voor omwonenden.
Zij zien soms ineens een spuitwagen langsrijden terwijl hun kinderen buitenspelen,
en dat zorgt voor onbegrip en wantrouwen. De Minister is daarop in gesprek gegaan
met gemeenten, provincies, de GGD en de NVWA om te kijken of een informatiepunt omwonenden
kan helpen. Het is mooi dat dit loopt. Wanneer kunnen we dat informatiepunt verwachten?
Ook onderzoekers zijn gebaat bij meer transparantie. Veel kennis ontbreekt, zoals
ook de impactanalyse van de WUR laat zien. Wat gaat de Minister doen om de transparantie
over gebruik van middelen te verbeteren, zodat de wetenschap een sterkere kennisbasis
krijgt?
Voorzitter. Net als de anderen wil ik het graag hebben over een uitspraak van de Raad
van State met mogelijk grote gevolgen voor telers en de samenleving. De uitspraak
verplicht tot een natuurvergunning wanneer niet kan worden uitgesloten dat het spuiten
van bestrijdingsmiddelen een negatief effect heeft op de natuur. Zo'n vergunning zal
niet makkelijk te krijgen zijn vanwege de ADC-toets, zeker niet voor de lelieteelt.
Want hoe toon je aan dat er geen alternatieven zijn voor chemische bestrijding, dat
er een dwingende maatschappelijke reden voor is en dat schade gecompenseerd wordt?
Ondertussen wordt grond van uitgekochte veehouders naast Natura 2000-gebieden omgezet
in intensieve teelten, wat niet alleen zeer schadelijk voor de natuur is, maar ook
een onnodig risicovolle investering voor akkerbouwers.
Kortom, de overheid laat steken vallen. Ze laat boeren buiten de wet om handelen,
beschermt de natuur en mensen onvoldoende en zet met dit alles telers tegenover burgers
en nu dus ook tegenover huisartsen. Het is dan ook vrij bizar dat de Minister in haar
brief refereert aan de nationale koppen als reden om het Ctgb dit niet in het toetsingskader
te laten opnemen. Ze spreekt wel over kaders vanuit het Rijk, maar voor D66 is het
in ieder geval van belang dat provincies hierop niet in de steek gelaten worden en
dat boeren niet buiten de wet treden. Hoe gaat dit er nou in de praktijk uitzien?
Kan de Minister bovendien toezeggen een plan van aanpak naar de Kamer te sturen waarmee
kan worden voorkomen dat grond van veehouderijen massaal wordt omgezet in intensieve
teelten? Kan de Minister in het licht van de enorme stapel juridische uitspraken en
maatschappelijke spanning over de lelie- en bollenteelt ons haar visie doen toekomen
over de toekomst van deze sector in Nederland?
Ten slotte, voorzitter. Ik begrijp dat de impactanalyse van de WUR over de motie van
mijn voorganger over het verbieden van pesticidengebruik in grondwaterbeschermingsgebieden
stof tot nadenken geeft. Maar de uitvoering van deze motie duurt al heel lang en de
WUR geeft hele concrete aanbevelingen. Daarnaast zet de provincie Utrecht wel degelijk
al stappen om een dergelijk verbod uit te breiden. Kan de Minister dus toezeggen voor
de zomer de Kamer te informeren over de gesprekken die zij met de provincies heeft?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik nu aan de heer Grinwis vragen of hij het voorzitterschap over
wil nemen.
Voorzitter: Grinwis
De voorzitter:
Met plezier. Daarmee geef ik mevrouw Bromet namens GroenLinks-PvdA de kans het woord
te doen. Daarvoor krijgt ook zij vijf minuten.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Als ik naar het tuincentrum ga om bijvoorbeeld zogenaamde
bijvriendelijke planten te kopen, dan blijkt dat die vol pesticiden zitten. 75% van
de planten bevat pesticiden, waardoor bijen doodgaan in plaats van dat ze het goed
hebben. Op één plant werden 27 pesticiden gevonden. Honingbijen worden vergiftigd
door hun eigen honing en worden gered door ze suikerwater te geven. Afgelopen winter
is 22% van de bijen gestorven.
De bewoners van Westerveld zijn ten einde raad, en ik snap dat heel erg goed. De huisartsen
in die gebieden en meerdere collega's van mij hadden het er al over. Zij zien veel
gevallen van parkinson. In Frankrijk is parkinson overigens een beroepsziekte. Maar
hier zijn nog een heleboel Kamerleden die zeggen: bewijs maar eens dat er een verband
is. Je zal er maar wonen. Als ik in de winkel sta en blauwe bessen wil kopen, dan
denk ik: ik las wel vorige week in de krant dat 50% van de boeren zich niet houdt
aan de voorschriften die gesteld zijn bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Rond
de kerst is het nog erger: vorig jaar hield 70% van de boeren zich niet aan de voorschriften.
Voorzitter. Er is een alternatief – dat heb ik eigenlijk van niemand nog gehoord –
en dat is de biologische teelt. We hadden gisteren een rondetafelgesprek waarin iemand
zei: de enige methode om het speelveld gelijk te trekken tussen de reguliere teelten
en de bioteelt is een heffing op bestrijdingsmiddelen. Het was Partij voor de Dieren
die dat net noemde. Ik denk ook dat dat heel goed zou zijn. We zijn echt een achtergebleven
land als het gaat over de biologische teelt. Dus aan alle collega's die zeggen dat
er geen alternatief is: er is wel een alternatief, en dat bewijzen de bioboeren.
Voorzitter. De handhaving is niet op orde, want de boeren die vorig jaar de regels
hebben overtreden, hebben dat dit jaar ook gedaan. Er is geen verandering geweest
en de Minister zegt ook niet wat ze gaat doen om daar verandering in te brengen. Dit
geeft niet heel veel hoop dat de Minister het belangrijk vindt dat telers regels naleven,
zeker niet voor de telers die het wel allemaal goed doen. Stel je voor: je bent geen
biologische bietenteler, maar je doet het allemaal heel goed. Dan sta je toch wel
een beetje op je neus te kijken als die blauwe bessen zo in het nieuws komen en als
consumenten bang zijn dat ze in plaats van een gezonde snack een gifcocktail opeten.
Voorzitter. Dan het Ctgb, waar door mijn collega's altijd hoog van opgegeven wordt
en die ik ook heel erg zou vertrouwen als instantie. Ik vind het ook bewonderenswaardig
dat ze nu zeggen: wij hebben jarenlang verkeerd getest. Ik vind dat partijen die altijd
zo veel vertrouwen hebben in het Ctgb dan nu ook moeten zeggen: als het Ctgb zegt
dat ze verkeerd getest hebben, dan moet je die middelen herbeoordelen. Want dan zijn
er dus middelen goedgekeurd met verkeerde testen en dat brengt het vertrouwen in producten
voor consumenten in gevaar. Dat zal alleen maar toenemen. Je hoeft alleen maar dagelijks
de krant te openen en je ziet berichten over gif.
Dan de lelieteelt, waar mijn collega's ook veel over spraken. In de lelieteelt worden
ongelofelijk veel bestrijdingsmiddelen gebruikt. De partijen die hier altijd zeggen
op te komen voor voedselzekerheid, verhinderen niet dat steeds meer land in gebruik
genomen wordt door de lelieteelt. Dat is ook wel logisch vanuit het economisch perspectief
gezien, want het levert het allermeest op voor de boer. Maar niet voor de mensen die
eromheen wonen. Ik zou zeggen: lelies kun je niet eten, ze verdwijnen naar het buitenland,
het is goed voor die ene boer die ze teelt, maar voor de rest is het nergens goed
voor. Dus waarom stoppen we er niet gewoon mee? Dan hebben we die hele discussie niet,
kunnen we op die plekken voedsel produceren en hoeven de omwonenden zich geen zorgen
te maken.
Mijn collega's hebben ook gevraagd aan de Minister hoe het zit met de pfas in bestrijdingsmiddelen.
Ik heb het over de pfas die overal in Nederland uitgespreid wordt, ook in de bodems
van boeren, omdat het een hulpstof is bij de bestrijdingsmiddelen. Graag een reactie
van de Minister wat ze daarmee gaat doen.
Tot slot, voorzitter, zou ik een vraag willen stellen aan alle drie de bewindspersonen.
Is er nu iemand van deze bewindspersonen die zich druk maakt over de zorgen van consumenten
en omwonenden? Is er iemand van de bewindspersonen die zegt: «Ja, we gaan daar wat
aan doen. We gaan de biologische teelt stimuleren. We gaan zorgen dat ons land niet
steeds verder vergiftigd raakt en dat mensen zorgeloos hun blauwe bessen kunnen eten
des ochtends.»?
De voorzitter:
Nou, dat is ruim binnen de tijd. Ik zie ook geen interrupties. Ik kijk nog een keer
rond. Nee, er is niemand die u nog meer spreektijd biedt, mevrouw Bromet. Dan geef
ik, voordat we gaan schorsen, het woord graag terug aan mevrouw Bromet.
Voorzitter: Bromet
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft zich allemaal keurig aan de interrupties gehouden, min of meer,
dus we zijn redelijk op tijd. Ik wil voorstellen om te schorsen tot 19.30 uur. Dan
gaan we verder met de termijn van het kabinet. Ik zou aan de bewindspersonen willen
vragen om geen inleidingen te geven, maar vooral antwoorden te geven op de vragen
die de Kamerleden gesteld hebben. Dat komt de tijd ten goede. Dank u wel.
De vergadering wordt van 19.01 uur tot 19.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, we gaan verder met het debat over gewasbeschermingsmiddelen. Ik wil
de Kamerleden vragen stil te zijn. Als het zo gaat als in de eerste termijn, gaat
het hartstikke goed met de interrupties. Ik denk dat het echt wat toevoegt aan het
debat. Ik ga zo meteen eerst het woord geven aan de heer Jansen, want die heeft maar
een enkele vraag gekregen. We hebben vier interrupties. Die tellen alleen als ze langer
zijn dan 30 seconden. Dan zijn het er meteen twee. Overigens welkom, meneer Karremans.
Het is de eerste keer dat hij in de Landbouwcommissie aanwezig is. Dat is op speciaal
verzoek gedaan. Fijn dat u er bent. Het woord is aan de heer Jansen.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank aan de commissieleden voor de gestelde vragen. De vraag van
mevrouw Nijhof-Leeuw van de PVV ging over de 93% glyfosaat dat komt uit rioolzuiveringen.
De vraag was of we niet meer moeten inzetten op rioolzuiveringen. Voordat we inzetten
op meer acties bij rioolzuiveringen is het wel van belang om eerst de recente cijfers
boven tafel te krijgen. De Minister van IenW heeft u hierover geïnformeerd tijdens
het commissiedebat Water van 26 maart jongstleden. Het CBS voert nu een enquête uit
om recente cijfers op te halen. De Kamer zal begin 2026 worden geïnformeerd over de
resultaten. Dat is de status van de rioolzuiveringsvraag.
Voorzitter. Er was nog een vraag die aan alle drie de bewindspersonen werd gesteld
vanuit GroenLinks-PvdA. De vraag luidde of er iemand van deze bewindspersonen is die
zich de zorg van omwonenden aantrekt en serieus neemt. Ik spreek voor mezelf, maar
volgens mij ook namens ons alle drie, dat we dit zeker serieus nemen. Alleen al vanuit
mijn portefeuille Industrie en omwonenden en het Schone Lucht Akkoord is dit het geval.
Dus ja, we nemen dat zeker serieus.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik had ook nog de vraag wat u eraan ging doen. Dat komt nog?
Staatssecretaris Jansen:
Dat volgt uit heel veel andere handelingen vanuit mijn portefeuille, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel en dank voor uw aanwezigheid. Goede reis naar huis. Ik wil nu het woord
geven aan de heer Karremans.
Staatssecretaris Karremans:
Dank, voorzitter. Geen inleiding zoals verzocht, maar toch een woord van dank dat
ik hier vanavond mag zijn. Het is ook weer een mooie ervaring.
De eerste vraag was van mevrouw Kostić. Waarom blijven we spuiten totdat het tegendeel
is bewezen in plaats van te kiezen voor veiligheid zolang dat bewijs ontbreekt? Wij
kiezen natuurlijk altijd voor veiligheid, zeker als duidelijk is dat er gezondheidsrisico's
zijn. Dat is in het verleden ook altijd gedaan. Het gaat hier alleen om het punt dat
er aanwijzingen zijn. Die aanwijzingen worden nu onderzocht. Op die manier maken we
dat hard middels een onderzoek. Je moet dan wel een goed onderzoek hebben naar de
vraag of er een causaal verband is. Er is nu nog niet onomstotelijk bewezen dat er
überhaupt een correlatie is. Dat is één.
Twee. De vraag is of er een causaal verband is tussen bepaalde gewasbeschermingsmiddelen
en bepaalde gezondheidsrisico's. Dat moet je goed in kaart brengen en dat zijn we
nu aan het doen. Daartoe is opdracht gegeven. Daar blijkt ook uit dat we het heel
serieus nemen en dat we die aanwijzingen willen onderzoeken. Dat onderzoek loopt.
Daar werken we hard aan. Ten aanzien van de toelating van bestrijdingsmiddelen is
dat de verantwoordelijkheid van de Minister van LVVN. Zij zal daarop reageren.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van het lid Kostić, die graag als lid wordt aangesproken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit baart me echt zorgen. Van de rechter van de Raad van State hebben we namelijk
meegekregen dat de wet- en regelgeving als volgt is. Als je niet onomstotelijk kan
bewijzen dat het niet schadelijk is, dus als je grote vermoedens hebt dat het wél
schadelijk is, dan moet je uit voorzorg handelen en niet op nog meer onderzoek wachten.
Je moet maatregelen treffen. Een aantal collega's heeft opgesomd hoeveel wetenschappers,
waaronder huisartsen, hier aan de bel hebben getrokken. Daar ging mijn vraag over
en daar wil ik graag een reactie op.
Staatssecretaris Karremans:
Dat snap ik, maar het lid Kostić zegt ... Ik kan niet de exacte woorden reproduceren,
maar als er duidelijke zorgen of aanwijzingen zijn ... Het punt is dat het hier om
anekdotisch bewijs gaat. Dat zijn verhalen van huisartsen en onderzoekers die naar
bepaalde gebieden kijken. Je hebt natuurlijk een veel groter, omvangrijker onderzoek
nodig om aan te tonen of hier daadwerkelijk een link is tussen een bepaald gewasbeschermingsmiddel
en gezondheidsrisico's. We nemen de anekdotische situaties die naar voren worden gebracht
heel serieus door dat onderzoek te doen.
Het gaat veel te ver om nu te zeggen dat we ermee moeten stoppen, omdat een aantal
huisartsen zegt dat er mogelijk een verband is. Er is natuurlijk ook een gerechtvaardigd
belang vanuit de landbouwsector. Je moet daar zorgvuldig mee omgaan. Op het moment
dat wij zien dat er evident gezondheidsrisico's zijn, zijn we de eersten die daarover
aan de bel trekken. Natuurlijk. Dat is gewoon Europees recht. Zo zit het voorzorgsbeginsel
natuurlijk ook in elkaar. Ik zeg er ook bij dat de middelen van tevoren heel uitvoerig
worden getest. Daarmee is een heel groot deel van het voorzorgsbeginsel geborgd.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het is duidelijk dat deze Staatssecretaris hier geen kaas van heeft gegeten, want
dit klopt niet. Dit anekdotische bewijs ... Er is onderzoek naar gedaan door zowel
huisartsen als wetenschappers in binnen- en buitenland. Die geven aanwijzingen dat
er problemen zijn. Ze geven aan dat er hogere risico's zijn door het landbouwgif.
De wet- en regelgeving zegt volgens de Raad van State dat je uit voorzorg moet handelen.
Je moet dus niet wachten op sluitend bewijs dat het niet gevaarlijk is. Je moet handelen
door bijvoorbeeld bufferstroken aan te leggen. Hoor ik nu van de Staatssecretaris
dat hij de wetenschap gewoon opzijzet en blijft doorgaan met oneindige onderzoeken?
De voorzitter:
De Staatssecretaris. Misschien kunt u aangeven wanneer het onderzoek afgerond is.
Staatssecretaris Karremans:
Even over het punt dat het is alsof ik de wetenschap terzijde zou schuiven. Goed.
Ik moet oppassen om als bewindspersoon kwalificaties te geven aan de inbreng van een
Kamerlid, maar dat is echt niet waar. Absoluut niet. Dit gaat om beschrijvingen. De
wetenschappers geven het zelf aan. Het zijn casestudies. Naar aanleiding daarvan zeggen
wij dat we dat moeten onderzoeken en dat we het serieus moeten nemen. Dat willen we
echt doen. Als onomstotelijk zou zijn bewezen dat er een link is tussen gezondheidsrisico's
en die beschermingsmiddelen, hadden we een heel ander verhaal gehad. Het punt is:
daar zijn we niet. Daarom doen we nu juist dat onderzoek. Dat moet je zorgvuldig,
wetenschappelijk benaderen. Dat is precies wat we nu doen. Dat onderzoek duurt lang;
dat duurt nog zes jaar. Als er in de tussentijd andere bewijzen naar boven komen waarvan
we zeggen dat die aanleiding geven om daarnaar te handelen, doen we dat vanzelfsprekend.
De heer Holman (NSC):
Van het pleidooi dat de heer Karremans houdt, zou ik tot een jaar geleden gezegd hebben
dat ik het er helemaal mee eens was. Zo is het. Er is natuurlijk wel wat gebeurd.
De rechter heeft een aantal uitspraken gedaan op basis van het voorzorgsprincipe,
het voorzorgsbeginsel. Als het over Natura 2000-gebieden gaat, zegt de rechter er
wat over. Dat geldt natuurlijk net zo goed als je het hebt over de gezondheid van
omwonenden. Ik ben bang dat hij hiermee niet wegkomt. Als wij hier niet snel een antwoord
op geven en kunnen krijgen, komen er veel meer gerechtelijke uitspraken. Dat geeft
alleen maar een grote mate van onzekerheid, zowel voor de teler als voor de burgers.
Ik denk dat het verhaal van de heer Karremans niet meer passend is in deze tijd om
uit die impasse te komen.
Staatssecretaris Karremans:
Het gaat erom hoe je dat voorzorgsbeginsel invult. Volgens mij gaat het om de kwalificatie
van wanneer je redelijkerwijs kunt zeggen dat er sprake is van onaanvaardbare gezondheidsrisico's
ten aanzien van het gebruik van een bepaald beschermingsmiddel. Daarvoor hebben we
dat onderzoek nodig. Het is niet voor niets dat wij dat onderzoek doen om daarachter
te komen. We kunnen nu niet zeggen – dat zeggen die wetenschappers zelf ook – dat
onomstotelijk is bewezen dat er een causaal verband is. Dat is gewoon niet het geval.
Wij van VWS zouden de eersten zijn die daarover aan de bel zouden trekken. Dat is
dus niet het geval. We moeten handelen naar de feiten die er liggen. Ja, er zijn aanwijzingen,
zoals we die wel vaker krijgen naar aanleiding van het gebruik van bepaalde middelen,
of situaties, of de aanwezigheid van bepaalde bedrijven in een regio en dergelijke.
Dat onderzoeken we allemaal.
Als er ingegrepen moet worden, doen we dat. Onlangs, vlak voor Pasen, heeft u vanuit
het RIVM natuurlijk de oproep gezien om geen hobbykipeieren te eten. We handelen naar de feiten die we op tafel zien liggen. Dat doen we
op basis van gedegen onderzoek, dat we dus nu aan het doen zijn.
De heer Holman (NSC):
Dan ben ik toch bang dat dit leidt tot meerdere uitspraken van de rechter. De rechter
heeft al gezegd dat u een NB-vergunning moet hebben om überhaupt te mogen spuiten
als er sprake is van mogelijke aantasting van natuur. Dat is wat je niet wil.
De voorzitter:
Dat is geen vraag, maar misschien ...
De heer Holman (NSC):
Hoe kijkt de heer Karremans daartegen aan?
Staatssecretaris Karremans:
Ik denk dat dit meer een vraag is voor de Minister, omdat dat voor een heel groot
deel gaat over landbouwbeleid. Mijn rol hier is ten aanzien van de publieke gezondheid.
Daarvoor heb ik gezegd hoe we het vanuit VWS benaderen. Ik denk dat ik in herhaling
val als ik dat nog een keer ga doen. Ten aanzien van de rechtszaken kan de Minister
misschien wat zeggen. Het is altijd aan de rechter om bepaalde uitspraken te doen.
Daar gaan wij als kabinet en regering niet over.
De voorzitter:
Dank u wel. Goed dat u niet in herhaling valt.
Mevrouw Podt (D66):
Het gaat niet alleen om aanwijzingen. Het gaat ook om het feit dat er in de huidige
toetsing van het Ctgb natuurlijk echt nog wel hele grote gaten zitten. Dat geven experts,
artsen en iedereen die daarbij betrokken is, ook aan. Er is niks bekend over de effecten
op de lange termijn op neurodegeneratieve ziektes. Er is niets bekend over de stapeling
en er is niets bekend over cocktails. Dat zijn allemaal dingen die op dit moment niet
worden getoetst. Daar moet je dus heel voorzichtig mee omgaan. Ik vraag me toch af
wat je dan moet, als de Staatssecretaris zegt dat het onderzoek over zes jaar klaar
is. In de tussentijd heb je 200 artsen en uitspraken van de rechter, ben je een ouder
en woon je met je kind naast zo'n bollenveld.
Staatssecretaris Karremans:
Het volgende als het gaat om uitspraken van de rechter. Er is geen rechter die heeft
gezegd dat je er nu mee moet stoppen. Dat even voor de helderheid, ook voor de mensen
die thuis kijken. Er is geen enkele rechter die heeft gezegd dat je er morgen mee
moet stoppen. Als een rechter dat zegt, hebben we natuurlijk een ander verhaal met
elkaar, want dan heb je echt een andere discussie. Of eigenlijk heb je dan geen discussie
meer. Maar die uitspraak ligt er niet.
Ten aanzien van die aanwijzingen zeggen we heel duidelijk dat we het goed gaan onderzoeken.
Ik ga niet over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, maar op zich is het logisch
dat je op een gegeven moment meer kan testen naarmate de wetenschap vordert. Dat is
wat we zien. We hopen dat er steeds meer getest kan worden. Nogmaals, daar gaat de
Minister over. Daar kan de Minister ongetwijfeld meer over vertellen.
Dat is hier ook het geval. Waar we nu op kunnen testen, kon misschien tien of twintig
jaar geleden nog niet. Je zult altijd witte vlekken hebben over een mogelijk gevolg.
Dat is de reden waarom we dat onderzoeken. Het is niet dat we zeggen: het is toegelaten,
dat is nu eenmaal de bureaucratische realiteit en daar laten we het bij. We zeggen:
we nemen de zorgen van de mensen die mevrouw Podt noemt, serieus. We gaan dat goed
onderzoeken. Als we in de tussentijd aanwijzingen krijgen die ons nopen tot handelen,
zullen we dat uiteraard doen. We willen wel een gedegen onderzoek doen naar de gezondheidsrisico's,
waarvan we nog maar moeten zien wat de uitkomsten zijn.
Mevrouw Podt (D66):
In de tussentijd, in die zes jaar dat de mensen moeten wachten totdat dat onderzoek
is afgerond, zegt de GGD, de eigen GGD van deze Staatssecretaris: ramen en deuren
dicht en ga alsjeblieft binnen zitten als er gespoten wordt, ook al is het buiten
40 graden. Dan snapt de Staatssecretaris toch dat mensen denken: wat moet ik in die
zes jaar? Je kunt toch niet zes jaar gaan zitten wachten met je kinderen totdat het
onderzoek eindelijk is afgerond? Dan moet er in de tussentijd toch meer gebeuren?
Staatssecretaris Karremans:
Dat is ook weer het hele punt in dat wij die aanwijzingen serieus nemen. We weten
niet wat er uit het onderzoek komt. Met de maatregelen die je kan nemen, zoals die
bufferzones die al worden ingesteld, laat je zien dat je de aanwijzingen serieus neemt
en neem je het zekere voor het onzekere. Dat lijkt me prima om te doen, zeker vanuit
gezondheidsperspectief. Je moet uiteindelijk een goed onderzoek hebben waar de gezondheidsrisico's
uit moeten blijken in verband met bepaalde gewasbeschermingsmiddelen. We weten gewoon
niet wat eruit komt. Als er nu onomwonden feiten zouden zijn die zeggen dat je er
nu mee moet stoppen omdat het zo'n groot risico voor de volksgezondheid heeft, zullen
we dat uiteraard doen. Dat laat het alleen niet zien. Zelfs de onderzoekers zeggen
dat het niet zo hard is, maar dat er aanwijzingen zijn. Aanwijzingen zijn aanwijzingen
en die zoeken we dus uit. Dat is wat we aan het doen zijn. Ik denk dat dat heel verantwoord
is, ook vanuit het publieke gezondheidsperspectief.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Erkent de Staatssecretaris dat volgens de huidige wet- en regelgeving over het voorzorgsbeginsel
je niet hoeft te wachten op het onderzoek en dat die sterke aanwijzingen voldoende
zijn om meer op te treden, bijvoorbeeld door bufferzones aan te leggen? Erkent de
Staatssecretaris die interpretatie van het voorzorgsbeginsel?
Staatssecretaris Karremans:
Ik heb net gezegd hoe we dat voorzorgsbeginsel interpreteren. Daar zitten allerlei
aspecten aan. Op dit moment hebben we niet dat duidelijke bewijs dat er sprake is
van een causale relatie, maar dat onderzoeken we wel, juist omdat we het serieus nemen.
Heb ik liever morgen resultaat van het onderzoek? Natuurlijk. Liever gisteren. Al
is het alleen maar om de mensen beter te informeren of daarnaar te handelen. Gedegen
onderzoek, zeker naar dit soort zaken, duurt nu eenmaal een tijd. Nogmaals ... Volgens
mij wil de voorzitter om 22.00 uur stoppen, of om 21.45 uur, dus ik wil niet al te
veel in herhalingen vallen. Het komt dan toch weer op hetzelfde punt neer. Dat is
de reden dat we het goed onderzoeken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
Dan kom ik bij de vraag van het lid Kostić over het gebruik van pfas in bestrijdingsmiddelen
dat in Nederland via landbouwgif overal terechtkomt. Is de Staatssecretaris Preventie
het ermee eens dat we in Europa moeten pleiten voor een pfas-verbod dat zo veel mogelijk
geldt voor bestrijdingsmiddelen? Gewasbeschermingsmiddelen worden individueel beoordeeld
op de risico's voor mens, dier en milieu. De kaders zijn inderdaad Europees afgesproken.
In alle lidstaten worden die gelijkelijk toegepast bij de beoordeling van actieve
stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het kabinet spant zich in om het
gebruik van pfas-houdende bestrijdingsmiddelen zo veel mogelijk te beperken. Er wordt
daarom ingezet om persistentie en mobiliteit – eigenschappen van pfas – binnen het
Europese toelatingensysteem beter te borgen, zoals de aanpassing van de verordening
over classificatie en labeling, wat ook aan de Kamer is gemeld.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ter verduidelijking. Betekent dit dat de Staatssecretaris zich samen met het kabinet
in Europa inzet voor een verbod op pfas dat uiteindelijk ook zo veel mogelijk geldt
voor bestrijdingsmiddelen? Een duidelijk antwoord graag.
Staatssecretaris Karremans:
Nee, want dan had ik wel gezegd dat we dat zouden doen. Wij zetten ons in om het gebruik
van pfas-houdende bestrijdingsmiddelen zo veel mogelijk te beperken. Daar zetten we
ons voor in.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Waarom wilt u dat pfas-verbod niet doortrekken naar de bestrijdingsmiddelen? Pfas
komt niet alleen maar voor in bestrijdingsmiddelen waar u het net over had en waarvoor
we mensen hebben gewaarschuwd, maar nu dus overal in het land. Op onze komkommers
onder andere. Hoe verklaart u het aan de mensen als u zegt: daar gaan we ons niet
voor inzetten?
Staatssecretaris Karremans:
Pfas zit natuurlijk in heel veel. Het zit echt overal in. Ik zie dat de Minister er
ook nog wat over zal zeggen. Dat lijkt me verstandig. We zetten in op zo min mogelijk.
Op heel veel dingen zit pfas. Het vormt een gezondheidsrisico als je te maken hebt
met een bepaalde accumulatie. Maar goed, daar kan de Minister wat meer over vertellen.
Dat zit achter de keuze om zo veel mogelijk in te zetten op zo min mogelijk pfas-bestrijdingsmiddelen.
Een totaalverbod op pfas is niet aan de orde.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan was dat ...
Staatssecretaris Karremans:
Nee, ik heb nog meer vragen. Ik heb er vier in totaal, geloof ik.
Hoeveel zorgkosten zijn gemoeid met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen? Bij
de toelating is het uitgangspunt dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsrisico's.
Als je het toelaat, mogen er geen gevolgen zijn voor de gezondheid of zouden er geen
gezondheidsrisico's moeten zijn. Daaruit vloeit voort dat er geen beeld is rond mogelijke
zorgkosten. Dat neemt niet weg dat we natuurlijk altijd moeten ingaan op zorgen en
signalen die in de maatschappij leven. Ik zei dat ook in reactie op de vraag die mevrouw
Podt stelde. Daarom doen we natuurlijk continu onderzoek naar mogelijke gezondheidsgevolgen.
We laten het niet bij het onderzoek naar toelating, maar we kijken er continu naar
als er aanwijzingen zijn.
Ik kom op de vraag of ik bereid zou zijn samen met LVVN in gesprek te gaan met deze
artsen, dus de artsen die genoemd zijn, over wat zij in de spreekkamers zien. We financieren
het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden 2, ook wel OBO-2 genoemd. De Kamer
weet dat hierin wordt gekeken naar het verband tussen blootstelling aan bestrijdingsmiddelen
en het krijgen van verschillende acute en langdurige aandoeningen. Het onderzoek heeft
een klankbordgroep met verschillende maatschappelijke organisaties waaronder de Parkinson
Vereniging. Via deze organisaties kunnen belanghebbenden meedenken over het onderzoek.
Dat was mijn laatste vraag. De andere vragen heb ik al beantwoord.
De voorzitter:
Ik ga eerst even mevrouw Podt vragen.
Mevrouw Podt (D66):
Met alle respect, voorzitter. Het is heel leuk dat de Staatssecretaris aangeeft met
wie hij allemaal spreekt, maar mijn vraag ging specifiek over de 200 artsen die zich
nu hebben gemeld. Ik vroeg me af of dat gesprek zou kunnen plaatsvinden.
Staatssecretaris Karremans:
Als dat een grote wens is van de Kamer, wil ik dat best doen. Mijn punt is dat ze
in zekere mate al aan tafel zitten. Ik wil het best aanhoren. Ik denk niet dat mijn
conclusie in de beantwoording van de vragen die ik nu heb behandeld richting de Kamer,
heel anders zal zijn. Toch wil ik dat best doen, als dat een grote wens van de Kamer
is.
De voorzitter:
Kunt u de Kamer over het verloop van dat gesprek informeren? Zo ja, wanneer?
Staatssecretaris Karremans:
Vanzelfsprekend. We moeten even naar de agenda kijken wanneer dat kan plaatsvinden.
We kijken of we dat dit jaar nog kunnen doen. Ik zal de Kamer over dat gesprek een
terugkoppeling geven.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het is zorgwekkend dat een Staatssecretaris helemaal niks wil doen en met pijn en
moeite toezegt een gesprek met artsen aan te gaan. Daarbij zal de conclusie alvast
zijn dat hij er niks mee doet. Mijn vraag was wat de Staatssecretaris zegt tegen al
die omwonenden die zich zorgen maken, bij wie het landbouwgif tegen hun ramen spuit
en bij wie de kinderen niet veilig in de tuin kunnen spelen. Wat is de boodschap aan
die burgers?
Staatssecretaris Karremans:
Dan val ik natuurlijk weer in herhaling. Dat is dezelfde vraag die mevrouw Podt net
ook heeft gesteld. Het antwoord heb ik dus al gegeven. We nemen die zorgen heel serieus
en daarom doen we er ook een heel serieus onderzoek naar. Dat is wat we doen. Als
wij in de tussentijd duidelijke signalen krijgen over gezondheidsrisico's, handelen
we daar uiteraard naar. Als we op het Ministerie van VWS dergelijke serieuze signalen
krijgen, waarbij onomstotelijk bewezen feiten laten zien dat er een verband is, gaat
u er dan maar vanuit dat wij daar altijd naar zullen handelen. Dat is niet het geval,
zeg ik erbij, maar we nemen de aanwijzingen wel serieus. Die onderzoeken we. Ik hoop
dat we de onderzoeksresultaten zo snel mogelijk hebben om de situatie van mogelijke
onzekerheid te kunnen wegnemen. Dat is wel van belang voor iedereen, denk ik.
De voorzitter:
Dank u wel en dank voor uw aanwezigheid. U kunt vertrekken. We gaan verder met de
Minister van Landbouw. Aan u het woord.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter en ook dank aan de Kamerleden voor de vragen en aan de Staatssecretaris
van VWS voor de heldere beantwoording van zijn vragen. Ik heb vier blokjes vragen.
Ik begin met blokje 1, dat gaat over de toelating van middelen, de goedkeuring.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Sorry, ik zie de Staatssecretaris vertrekken, maar er is toch nog een tweede termijn?
Of niet?
De voorzitter:
Ja, maar we hebben afgesproken ... Nou ja, het is aan de Kamer. Wilt u dat de Staatssecretaris
blijft voor de tweede termijn?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik zou het heel graag willen.
De voorzitter:
Ik zie de andere Kamerleden nee schudden. Er moet een meerderheid voor zijn en de
meerderheid vindt het niet nodig. Dus: tot ziens. Vervolgt u uw betoog.
Minister Wiersma:
Ik heb dus vier blokjes. Ik begin met het blokje toelating middelen, goedkeuring stoffen.
Blokje 2 gaat over groene middelen en het adequate middelenpakket. Blokje 3 gaat over
de uitspraak van de Raad van State. Het laatste blokje gaat over de naleving van regels.
De overige vragen stop ik daarbij.
Ik zal geen inleiding geven. Ik wil wel beginnen met de opmerkingen die hier over
het Ctgb zijn gemaakt, met de implicatie dat het iets fout gedaan heeft. Als we de
brief van het Ctgb, maar ook het verslag dat met uw Kamer is gedeeld, bekijken, juich
ik het toe dat het Ctgb openstaat om de dialoog te voeren met andere wetenschappers.
Vooropgesteld dat er geen twijfel over bestaat dat het Ctgb zijn wetenschappelijke
taak goed uitvoert. Dat gaat niet alleen over Nederland, maar vaak over internationaal
afgesproken, wetenschappelijke richtlijnen die ook binnen Europa gelden.
Ik trek de conclusie uit de stukken en zeker ook uit het verslag van het gesprek met
de kritische wetenschappers. Die zeggen niet dat het fout is wat het Ctgb heeft gedaan,
maar wel dat er eenduidigheid moet komen in de beoordeling van stoffen. Als het om
deze middelen gaat, toets je niet tweezijdig, dus niet ook op de positieve effecten
die zo'n middel kan hebben. De kritische wetenschappers hebben gezegd dat je eigenlijk
alleen op de nadelige effecten moet toetsen. Dat betekent een eenzijdige toetsingsmethode.
Het Ctgb heeft daarop toegezegd dat ze dat – dit is de praktijk in heel Europa, dit
is de Europese richtlijn die we hebben afgesproken – willen bepleiten binnen Europa.
Het doet dat omdat het de redenering kan volgen. Ook de kritische wetenschappers met
wie het gesprek heeft plaatsgevonden, erkennen dat er een andere uitkomst komt, op
basis waarvan de stoffen getoetst zijn, of dat het tot nu toe fout gedaan is.
Ik wil dat benadrukken, want het Ctgb is een wetenschappelijk instituut waarin wij
als kabinet het volle vertrouwen hebben. Dat is terecht en ik wil niet dat dat ter
discussie staat.
De voorzitter:
Ik heb niemand horen zeggen dat het Ctgb een fout heeft gemaakt. U legt de Kamer nu
iets in de mond wat men niet heeft gezegd.
Minister Wiersma:
Ik heb wel degelijk een aantal keren gehoord dat het fout getoetst heeft. Ik wil dat
bij dezen rechtzetten en bestrijden.
Ik ga over naar de vragen.
De voorzitter:
Ja, graag.
Minister Wiersma:
Ik had de Staatssecretaris van VWS gezegd dat ik ook wel iets over pfas wilde zeggen.
Nederland heeft samen met een aantal andere lidstaten binnen Europa juist gepleit
voor een verdere beperking van het gebruik van pfas-stoffen. Daarbij geldt een uitzondering
voor bepaalde gewasbeschermingsmiddelen, omdat de gewasbeschermingsmiddelen waar pfas
in zit, juist getoetst zijn op de risico's. Dat geldt ook voor het risico voor het
milieu. Pfas is echt een hele brede verzamelnaam voor veel verschillende chemische
stoffen. Het zijn er meer dan duizend met allemaal een heel verschillende werking.
We zien in het milieu dat pfas soms zeer persistent is. Dat betekent dat die stoffen
niet afbreken en lang in het milieu blijven. Juist bij de toetsing door zowel de EFSA
als het Ctgb is persistentie een van de toetsingscriteria. Dat wilde ik nog even aangeven
in navolging van de inbreng van de Staatssecretaris.
Ik begin nu met een vraag van mevrouw Nijhof-Leeuw. Die betreft de beschikbare alternatieven
voor wegvallende middelen. Dit had ook onder het tweede kopje gekund. Het gaat met
name over de balans tussen strengere toelatingseisen en het behoud van voldoende effectieve
middelen. In Nederland is het zo dat we al jaren het Europese beleid volgen als het
gaat om het goedkeuren van stoffen en het toelaten van middelen. We wijken hierin
niet af van andere landen.
Mevrouw Nijhof-Leeuw verwees expliciet naar Frankrijk en vroeg of we daarin zouden
kunnen meegaan. Juist Frankrijk heeft in het verleden verdergaande beperkingen opgelegd.
Dat was met name daar waar het ging om glyfosaat. Zij hadden juist in dat beleid een
nationale kop gezet en daar komen ze nu van terug. Daar stappen ze nu dus vanaf. Het
uitgangspunt is natuurlijk dat alle stoffen individueel Europees beoordeeld worden.
Ze worden alleen toegelaten als deze veilig kunnen worden toegepast voor mens, dier
en milieu.
Als er na een beoordeling echt aantoonbaar twijfel is over de veiligheid van de stof,
is het echt staande praktijk dat wij de eersten zijn die zeggen dat we dat middel
moeten terughalen. Het Ctgb komt dan direct in actie. Daar sta ik achter. Uiteraard
zet ik mij ervoor in meer alternatieve middelen beschikbaar te krijgen. Dat is een
ander kopje. Daar zal ik dan nog uitgebreider op ingaan.
Het lid Kostić had een vraag over het Ctgb, dat het risico te laag is ingeschat en
of we de gevolgen meenemen voor de maatschappij, mens, dier en milieu. Ze vroeg of
ik daarin de gevolgen voor bijen kwantitatief in beeld kan brengen en of we een deel
van de middelen kunnen herbeoordelen. Persoonlijk stel ik gezondheid voorop. Er is
natuurlijk eenheid in het kabinetsbeleid. Gezondheid vinden we van het grootste belang.
Als het gaat om de beschikbaarheid van middelen, duurt het heel lang voordat je een
middel op de markt krijgt. Dat duurt gemiddeld acht tot tien jaar. Daar liggen heel
uitgebreide onderzoeken aan ten grondslag, waarbij juist het belang van de gezondheid
van mens, dier en milieu uitgebreid onderzocht wordt. Ook risico's voor bijen worden
hier grondig meegewogen.
Nogmaals wil ik daarbij mijn vertrouwen uitspreken richting de expertise van het Ctgb,
het wetenschappelijke instituut. Die treedt daar namelijk in op en beoordeelt de middelen
als onafhankelijke autoriteit gewasbeschermingsmiddelen. Stoffen en middelen worden
herbeoordeeld op het moment dat er wetenschappelijke aanwijzingen voor zijn dat dit
nodig is.
De heer Meulenkamp van de VVD had een vraag over het aangescherpte toetsingskader.
Hij vroeg of we het uitstellen van besluiten zo veel mogelijk kunnen inperken. Het
tijdig afronden van aanvragen en besluitvorming is echt een van de speerpunten van
het Ctgb. Tegelijkertijd komt er steeds weer nieuwe wetenschappelijke kennis beschikbaar,
die ook meegenomen wordt in het toetsingskader. De kaders kunnen daardoor steeds complexer
worden. Daarom wordt bij het nieuwe kader ook gekeken naar de uitvoerbaarheid. Het
is een van de speerpunten van het Ctgb om daarin zo spoedig mogelijk een besluit te
nemen.
De heer Grinwis vroeg of de toelating en de toepassing meer in lijn kunnen worden
gebracht. Kan erop worden gerekend dat middelen gebruikt kunnen worden? Hoe moeten
boeren weten waar ze aan toe zijn? Ik deel deze zorg met de heer Grinwis, maar het
Ctgb laat middelen natuurlijk alleen toe op het moment dat die kritische beoordeling
heeft aangetoond dat ze veilig kunnen worden toegepast. In het kader van het minder
beschikbare middelenpakket en de landbouwkundige noodsituatie kun je incidenteel overgaan
tot een tijdelijke vrijstelling. Het is uiteindelijk aan de markt om die aanvragen
te doen, zodat de middelen die nodig zijn ook gebruikt kunnen worden. Dat was het
antwoord op de vraag van de heer Grinwis.
De heer Flach had nog een vraag over ...
De voorzitter:
Ik stel voor alle vragen te bewaren tot het einde van het blokje.
Minister Wiersma:
De heer Flach vroeg of ik met het Ctgb kan gaan trekken aan ruimte voor onder meer
voorlopige toelating en toelating op ziekte of plaag in plaats van op gewasniveau.
Het is van het grootste belang dat er alternatieve middelen ter beschikking gesteld
worden en dat we het bestaande middelenpakket kunnen houden, mits dat voldoet aan
al die criteria die we zojuist hebben benoemd. Het gaat bij voorkeur om laag-risicomiddelen
of middelen van biologische oorsprong. Dat is de reden dat ik daar met het Ctgb een
loket voor heb ingericht, waar de toelating van dat soort middelen met voorrang beoordeeld
wordt. Ik heb samen met het Ctgb ideeën aangedragen bij de Europese Commissie, waarbij
ook gezocht wordt naar meer ruimte voor de toelating van laag-risicomiddelen. Eind
dit jaar gaat de Europese Commissie hierover met voorstellen komen.
Afgelopen week ben ik op bezoek geweest bij de bollentelers. Daarbij waren ook twee
jonge mensen met een start-up met betrekking tot een biologisch middel. Die liepen
ook echt aan tegen de toelatingstermijn. Daardoor willen ze nu uitwijken naar Brazilië,
omdat het daar wel in een korte tijd op de markt zou kunnen komen. Ik neem dat signaal
zeer serieus. Ik heb deze heren dus ook toegezegd dat ik deze boodschap meeneem naar
de Commissie. Ik vind het namelijk van belang dat zeker biologische gewasbeschermingsmiddelen ...
We stellen terecht hoge eisen. Dat moet ook, vanwege de gezondheidsaspecten voor zowel
mens, dier als milieu. Voor dit soort middelen moeten we serieus kijken of het sneller
kan. Ik neem dat signaal dus zeer serieus. Ik hoop dat dat voldoet aan de vraag van
de heer Flach.
De heer Flach had ook een vraag over de teeltwerkgroepen en prioritaire toepassingen.
Ik heb daarin overigens wel het signaal gekregen dat het in meer teelten speelt dan
uitsluitend in de teelten die de heer Flach aankaartte. Dat is mij dus bekend. Op
dit moment is er al een landelijke werkgroep, waar het Rijk ook onderdeel van uitmaakt.
Daarin krijgen die knelpunten de aandacht en wordt er gewerkt aan oplossingen. Die
werkgroep bestaat dus en daarin participeren wij met de sectorpartijen. Die motie
wordt uitgevoerd. Er ligt namelijk ook een motie aan ten grondslag, als ik het goed
begrijp.
De heer Grinwis vroeg nog of de herbeoordeling van de elf stoffen voldoende is en
een voldoende afspiegeling is van de normoverschrijdingen. Hij vroeg ook of middelen
die pfas bevatten hierin voldoende zijn meegenomen en of de methodiek waarmee de structurele
normoverschrijdingen worden vastgesteld voldoende toereikend zijn. Mij was gevraagd
om een reflectie daarop. Er wordt nu inderdaad gekeken naar de herbeoordeling van
die stoffen waar de wettelijke KRW-norm voor geldt en waarbij de normen overschreden
worden. Pfas is ook een belangrijk vraagstuk. Maar zoals ik net al zei, zijn die bronnen
zeer uiteenlopend, want het zit in vele verschillende ... Ik noem maar iets. De coating
van een regenjas is ook een bron van pfas. Het is zeer uiteenlopend. Het laat onverlet
dat we via al die sporen van toepassing en toezicht verder moeten blijven werken aan
het terugdringen van alle emissies naar water. Mijn beeld is dat die methodiek op
dit moment adequaat is. Die elf stoffen zijn ook daadwerkelijk de stoffen waarvan
op dit moment structureel een normoverschrijding geconstateerd wordt. Dat staat onomstotelijk
vast. Dat is ook de reden dat we een herbeoordeling op die stoffen gaan doen.
De heer Flach had ook een vraag over de KRW-normen en het afstemmen van de toelating ...
Dit gaat dan weer over een stof die verboden is. Ik moet bestrijden dat er ... Onder
die elf stoffen zijn geen stoffen die op dit moment al niet mogen worden toegepast.
Dat zijn echt werkzame stoffen vanuit gewasbeschermingsmiddelen die op dit moment
nog toegelaten zijn. Daar zit dus geen al reeds afgeschafte stof tussen. Daarvan zijn
er dus elf vastgesteld en dat nemen we serieus. Elk KRW-waterlichaam moet uiteindelijk
voldoen aan deze normen, tenzij er een beroep gedaan kan worden op een uitzonderingssituatie.
Dat kan in sommige gevallen zijn op het moment dat die persistentie, waar ik het zojuist
over had ... Door zeer persistente stoffen die in het verleden in het milieu terechtgekomen
zijn, kan het zijn dat je daar op dit moment niet op kunt handelen. Dat is wel iets
waar we kritisch naar kijken.
Mevrouw Podt vroeg wat ik ga doen om ervoor te zorgen dat wetenschappers data over
het gebruik van middelen kunnen gebruiken. Die gegevens worden op dit moment door
het CBS verzameld. Dat gebeurt één keer per vier jaar. We hebben afgesproken om dat
vanaf 2028 jaarlijks te doen. Dat zorgt voor meer inzicht. Die inzichten kunnen dan
ook door de wetenschappers gebruikt worden. Nu wordt dat dus zeer periodiek gedaan.
We hebben de stap gezet om dat straks jaarlijks te gaan doen.
De heer Pierik had een vraag over de SCoPAFF. Dit hebben we in het vorige gewasbeschermingsmiddelendebat
ook bij de kop gehad. Het gaat erover of de brief over de SCoPAFF wat eerder met de
Kamer gedeeld kan worden. Wij krijgen de agenda van de SCoPAFF relatief kort voordat
de SCoPAFF plaatsvindt. Vervolgens wordt er met verschillende departementen, VWS,
IenW en SZW, afstemming gezocht. Daarnaast wordt het Ctgb om een advies gevraagd over
de agenda. Wij krijgen die agenda's zelf ook pas zeer kort van tevoren. Dat is ongeveer
twee weken voordat de vergadering plaatsvindt. De agenda moet vervolgens langs de
departementen en voor een advies langs de Ctgb. Dat leidt ertoe dat ook de Kamer daarover
relatief laat ... Dat is helaas het geval. Ik heb de vorige keer ook gezegd: natuurlijk
willen wij dit zo snel mogelijk doen, maar graag uw begrip, want wij krijgen de agenda
ook pas laat. Het moet via veel lagen voordat het naar de Kamer gestuurd kan worden.
Mevrouw Bromet had een vraag over het Ctgb. Zij zegt dat er fouten in de testmethode
zitten en dat middelen dan opnieuw getest moeten worden. «Graag een reactie.» De vorige
keer heb ik toegezegd dat het Ctgb in gesprek zou gaan met de wetenschappers. Ik denk
dat ik deze vraag indirect in mijn introductie ook beantwoord heb. Er is namelijk
niet gezegd dat dit per definitie tot een ander oordeel over de stoffen leidt.
In het rapport dat ik heb meegestuurd met de stukken zit een brief van het Ctgb, maar
ook een verslag van het gesprek met die wetenschappers. Met name wordt daar gezegd
dat er een consistente lijn gekozen moet worden en dat die wetenschappers er de voorkeur
aan geven, met een aantal ... Dat is vooral statistiek. Dit gaat dan om de statistische
beoordeling. Alle wetenschappers waren het er in dat gesprek met elkaar over eens
dat dat niet het enige beoordelingscriterium is op basis waarvan deze beoordeling
plaatsvindt. Daarin worden alle eigenschappen van die stoffen betrokken. In dat verslag
staat dus dat de onderzoekers het er uiteindelijk mee eens zijn ... O ja, dat staat
hier ook: «De statistische toetsing betreft slechts een deel van de informatie die
wordt gewogen.» Het is breder dan dat. «De eerdere risicobeoordelingen houden stand
en er is op dit moment geen aanleiding voor een herbeoordeling.» Ik wil ook voorkomen
dat het fout zou zijn als er een wetenschappelijke discussie heeft plaatsgevonden
waaruit komt dat die stoffen niet per definitie verkeerd beoordeeld zijn of dat er
dan een andere uitkomst zou komen in de beoordeling. Dat zou de discussie naar de
toekomst toe wel weer kunnen verengen. Dat zou zonde zijn. Ik vind het goed dat het
Ctgb daarvoor openstaat en daarvoor gaat pleiten in Europa.
Mevrouw Bromet stelde ook een vraag over pfas. Ik denk dat ik die indirect beantwoord
heb in navolging op de vraag van de Staatssecretaris. Het is bekend dat pfas wijdverspreid
is in onze leefomgeving. Dat is ook de reden dat Nederland er samen met een aantal
andere lidstaten binnen Europa op aangedrongen heeft om het gebruik van deze stoffen
zo veel mogelijk te beperken. Desalniettemin worden de stoffen die gebruikt worden,
zeker als het om gewasbeschermingsmiddelen gaat, getoetst in de beoordeling. Zojuist
kwamen we al tot de conclusie dat die beoordeling heel secuur is en dat dat er juist
toe leidt dat middelen als laag-risicomiddelen en biologische middelen soms pas na
acht tot tien jaar toegelaten kunnen worden.
Mevrouw Podt had een vraag die een raakvlak heeft met een vraag van de heer Grinwis
over de grondwaterbeschermingsgebieden. Is de cirkel rondom drinkwateronttrekkingspunten
niet een realistische stap? Op 11% van de oppervlakte daarvan vindt namelijk landbouw
plaats. Is dit een van de denkrichtingen van de Minister? Ik wil benadrukken dat de
provincies hier het bevoegd gezag zijn en dat in een aantal provincies stappen zijn
gezet in die richting. Ik ben wel bereid om hierover in gesprek te gaan met de provincies.
Ik denk dat we deze denkrichting daarin prima mee kunnen nemen en dat dat ook ...
Juist om alle negatieve afwentelingen op dit dossier, wat we natuurlijk ook bij stikstof
hebben gezien, te voorkomen.
Dit was mijn blokje.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik weet dat jullie allemaal iets willen vragen, maar het lid Kostić is
als eerste aan de beurt.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het Ctgb heeft aangegeven dat hun testmethodes beter hadden gekund als het gaat om
kanker. Ja, zeker. Ze zeggen eigenlijk: daar zouden we nu dus verder mee kunnen, naar
aanleiding van het verzoek van de wetenschappers aan de Voorzitter van de Kamer. Wat
betekent dat dan voor het vervolg?
Minister Wiersma:
Dat staat ook duidelijk in de brief van het Ctgb. Zij zeggen niet dat er verkeerd
getest is. Dat is niet wat er in dat stuk staat. Ik gaf zojuist ook aan dat het Ctgb
niet alleen toetste op de negatieve consequenties van de stof, maar tweezijdig. Ze
keken ook of het toevallig ook positieve effecten heeft, dus verbeterende effecten.
De kritiek van de wetenschappers waarmee ze in gesprek zijn gegaan, is dat je bij
dit soort stoffen, die je gebruikt voor een bepaald doel, alleen de negatieve consequenties
zou moeten testen. Dat is de eenzijdige testmethode. Dat wil niet zeggen dat die andere
tweezijdige test slecht is. Maar zij kunnen de redenering volgen dat je voor gewasbeschermingsmiddelen
niet hoeft te testen of die toevallig ook als medicijn gebruikt zouden kunnen worden
of dat ze andere positieve neveneffecten hebben. Dat is namelijk niet het doel waarvoor
ze gebruikt worden. Dat kunnen zij dus volgen. Dat heeft allerlei statistische grondslagen.
Het is goed dat de discussie heeft plaatsgevonden, maar dat wil niet zeggen dat dat
tot nu toe verkeerd gedaan is. Maar zij gaan mee in de redenering. De vervolgstap
daarin ... Ik gaf net ook aan dat dit Europese afspraken zijn. Dit is dus hoe we dat
in principe binnen Europa doen. Dan hebben we het niet alleen over het Ctgb maar ook
over het ECHA. Die toetst namelijk. Die zegt of een stof kankerverwekkend is of niet.
We hebben dan ook over de EFSA en andere lidstaten. Dit is de geldende norm. Het Ctgb
heeft wel gezegd: we gaan onderzoeken of wij, vooruitlopend daarop, alvast de eenzijdige
toetsing kunnen gaan toepassen. Dat staat ook in de brief. Dat valt ze volgens mij
te prijzen. Dat is dus het vervolg.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat zijn veel woorden. De Minister erkent dat het Ctgb zegt: die eenzijdige toets
was inderdaad terecht in het geval van testen op kanker. Erkent de Minister ook dat
het volgens Europese wetgeving al mogelijk is dat je eenzijdig toetst, dus dat je
niet een hele nieuwe afspraak moet gaan maken?
Minister Wiersma:
Zeker, dat is mogelijk. In het vragenuurtje dat we hier een keer over dit onderwerp
gehad hebben, heb ik ook gezegd dat er in heel veel gevallen zelfs tweezijdig en eenzijdig
getoetst wordt en dat het bij bepaalde middelen dubbelop is. De kritiek van de wetenschappers
met wie het Ctgb in gesprek gegaan is, was juist: bij dit soort middelen hoef je niet
op positieve effecten te toetsen. Je moet juist uitgebreid alleen dat andere toetsen.
Die lijn kan het Ctgb volgen. Daar sta ik ook achter, want ik zie het Ctgb als een
absolute autoriteit op dit gebied. Dat zien dit kabinet en ik niet alleen, dat zien
heel veel Europese landen. Heel veel landen in Europa maken namelijk gebruik van ons
Ctgb. Ik zou juist bij de lidstaten willen pleiten: jongens, jullie moeten jezelf
ook ... We willen middelen namelijk sneller toelaten en het Ctgb is best wel zwaar
belast daarmee. Ze betalen de kosten ook zelf. Daar hebben we in het vorige debat
al een discussie over gehad. Iedereen moet daar extra op inzetten, maar het Ctgb is
juist een autoriteit op dit gebied.
De voorzitter:
Dank u wel. Moet het echt? We hebben namelijk een hele rij. Ik ga even door. Meneer
Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Over twee punten van de antwoorden heb ik een vraag. Allereerst, dank voor de toezegging
van de Minister om met de provincie in gesprek te gaan over de waterwingebieden en
of daar niet toch een verbod moet komen. Kan ze in een brief voorafgaand aan het volgende
debat over gewasbescherming de resultaten daarvan terugkoppelen? Dat is mijn vraag
om een toezegging.
Als ik maar één interruptie heb, stel ik er meteen een tweede vraag achteraan. Dat
ging over het andere punt, de rechtsonzekerheid. Steeds meer akkerbouwers en boeren
vragen: «Waar kan ik nu nog op rekenen? Het Ctgb laat iets toe. We hebben teeltvoorschriften.
Ik hou me eraan, en vervolgens krijg ik toch een rechtszaak en een rechtelijke uitspraak
om de oren.» Hoe kan de Minister – dat is eigenlijk de bedoeling van mijn vraag –
het gevoel van rechtszekerheid weer terugbrengen? Moet ze dan niet aanvullend iets
doen, bijvoorbeeld op ruimtelijk gebied? Dat was eigenlijk mijn vraag.
Minister Wiersma:
Ik twijfel niet aan de conclusie die het Ctgb getrokken heeft. Ik zie inderdaad –
dat zei de Staatssecretaris van VWS ook – dat wij niet over gerechtelijke uitspraken
gaan. Ik ben nu goed aan het kijken wat deze uitspraak van de Raad van State ... Uiteindelijk
hebben wij met de bestuursrechter te dealen. Wat voor conclusies ik daaraan ga verbinden?
De door de heer Grinwis genoemde richting is een van de richtingen die ik daarbij
in overweging neem, juist om te voorkomen dat we in rechtsonzekere situaties terechtkomen.
Ik wil wel benadrukken dat deze uitspraak op dit moment volstrekt alleen toeziet op
één teelt. In principe zegt dat – Wageningen heeft er ook naar gekeken – nog niets
over andere teelten. Ik ben wel van mening dat we moeten voorkomen dat het precedentwerking
gaat hebben op andere gebieden. De komende tijd ga ik goed nadenken over wat we eraan
kunnen doen om dat te voorkomen. Het ruimtelijk vraagstuk is een van de onderdelen
die ik daarin zal betrekken. Dat koppel ik terug voor het eerstvolgende debat, ook
voor wat betreft de gesprekken die ik met de provincies aangaande dit onderwerp gevoerd
heb.
De voorzitter:
Die toezegging noteren we.
De heer Flach (SGP):
Even over de motie die ik vorig jaar op 19 december heb ingediend. Daarin heb ik de
Minister verzocht om een lijst op te stellen van teeltknelpunten voor de komende vijf
jaar. We hebben toen ook gesproken over de werkgroepen. Ik herinner me nog de appreciatie
van de Minister. Die was volgens mij niet helemaal dolenthousiast. Er zat een bepaalde
interpretatie aan over welke organisaties daarin zouden worden betrokken enzovoorts.
Nu hebben wij deze week – wat zeg ik, vandaag – een brief gehad en die ziet er als
volgt uit. Daar staan 39 knelpunten op. Ik pak er één uit: perenbladvlo in de teelt
van peer. Dit was natuurlijk niet helemaal de bedoeling. We weten niet wat het knelpunt
is, wat het voor de toekomst betekent en wat de risico's zijn op resistentie. Ik zou
de Minister willen vragen om deze lijst nog eens opnieuw te sturen en daar wat meer
duiding en een blik naar de toekomst op te geven. Dan kunnen we er ook iets mee. Nu
is het een vrij droge opsomming waar we niks mee kunnen. In de brief staat dat de
motie is afgedaan. Zo ervaar ik dat in ieder geval niet.
De voorzitter:
Misschien is het goed om te zeggen dat deze lijst en de andere brief die vandaag naar
de Kamer is gekomen, te laat gekomen zijn. Daar hebben we al meerdere malen opmerkingen
over gemaakt. Ik ben het net in mijn inleiding vergeten, maar die brieven moeten echt
eerder naar de Kamer.
Minister Wiersma:
Ik wil de heer Flach inderdaad ... Het stond ook in het jaarplan. Deze is al eerder
gedeeld met de Kamer. Het stond er onduidelijk in. Ik snap dat de heer Flach dit een
summiere opsomming vindt. De gesprekken vinden op dit moment ook nog plaats. Ik ben
meer dan bereid om in navolging hierop weer een uitgebreidere toelichting op die punten
te geven en te delen met de Kamer. Dat wordt na de zomer.
De voorzitter:
Dat was weer een toezegging. Dan de heer Pierik van de BBB. Had u nog een vraag? Uw
collega's zeiden dat. Dan gaan we naar de heer Meulenkamp van de VVD.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik had de vraag gesteld over spoedige besluiten van het Ctgb. U gaf aan: dat is absoluut
een belangrijk aandachtspunt voor ons. Ik hoor toch tussen de regels door dat het
Ctgb zo'n autoriteit is in Europa dat al die andere landen ook in Nederland aankloppen
en zeggen: wij willen ook van die kennis gebruikmaken. Dat is iets om trots op te
zijn, denk ik dan. Aan de andere kant, als ik dan hoor dat het acht tot tien jaar
duurt voordat we middelen goedkeuren, proef ik ook dat die overbelasting van het Ctgb
daar een rol in speelt. Zo ja, heeft u er een plan voor om daar iets aan te doen?
Of zegt u dat het Ctgb helemaal niet overbelast is? U gaf dat zelf ook aan: zo veel
landen maken gebruik van het Ctgb dat het daar heel druk is. Kunnen we die termijn
toch omlaag krijgen? Acht tot tien jaar is namelijk ontzettend lang. Dat er uitgeweken
wordt naar Brazilië moet niet wenselijk zijn.
Minister Wiersma:
Ik ben het uiteraard helemaal eens met de heer Meulenkamp. De termijn heeft alleen
echt te maken met de zorgvuldigheid van de toetsen en de toelatingscriteria en de
onderzoeken die daarin zitten. Daar wordt echt heel uitgebreid ... Het Ctgb is maar
een heel klein onderdeel van de totale termijn. Er zijn stoffen waarvoor het Ctgb
– pin me er niet op vast – ongeveer anderhalf tot twee jaar nodig heeft. Er zit ook
een Europese dimensie aan. In totaliteit: voordat je een stof op de markt hebt, is
dit binnen Europa ... Dat heeft juist te maken met dat hele zorgvuldige proces, met
al die criteria waar zo'n stof aan moet voldoen en op onderzocht en getoetst moet
zijn voordat die bij ons op de markt kan komen. Dat is terecht, want nogmaals, om
risico's voor mens, dier en milieu uit te sluiten, moet dat heel zorgvuldig worden
gedaan. In Brazilië denken ze daar iets ... Ik ga dat maar even niet zeggen, denk
ik. Daar gaat het wat sneller. Laat ik het zo zeggen. Dat is niet omdat ze daar sneller
werken, maar omdat die criteria daar waarschijnlijk iets minder stringent gehanteerd
worden.
Ik vind wel dat we dit voor de laag-risicomiddelen en de biologische middelen absoluut
moeten versnellen. Dat bepleit ik ook binnen Europa. Ik heb dat de laatste keer ook
in de Europese Raad ingebracht en ik zal dat ook uit blijven dragen, zeker waar het
gaat om de capaciteit bij andere lidstaten. Dat draag ik ook uit, omdat we daarmee
met elkaar wel de laag-risicomiddelen en biologische middelen ... Het is goed als
de capaciteit wordt uitgebreid, maar de termijn heeft dus niets te maken met de capaciteit
bij het Ctgb. Dat gaat echt om het hele proces voordat je middelen op de markt hebt.
Dat is zeer zorgvuldig.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ga nog even terug naar de eenzijdige en tweezijdige beoordeling. De Minister doet
het een beetje voor als: goh, we hebben gewoon een paar pagina's extra huiswerk gemaakt.
Dat is vervelend, maar dat moeten we voortaan niet meer gaan doen. Het probleem met
het tweezijdig toetsen is dat je het risico, in dit geval op kanker, een beetje versluiert,
omdat je twee keer zo veel tumoren nodig hebt om significant aan te tonen dat er een
verband is tussen ziekte en pesticidenblootstelling. De discussie gaat mij helemaal
niet over of het Ctgb het verkeerd heeft gedaan. Daar gaat het helemaal niet om. Het
gaat er wel om dat dat, volgens mij, het moment is dat je tegen elkaar moet zeggen:
dit moeten we nog een keer opnieuw toetsen, anders weten we niet wat er aan de hand
is.
De voorzitter:
Uw interrupties zijn nu op. Maar als u hele korte vragen stelt onder de 30 seconden,
dan mag u doorgaan.
Minister Wiersma:
O, ben ik al aan de beurt. «Huiswerk niet goed gedaan» is ook niet mijn opvatting.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik wil dit heel graag corrigeren, want dit is niet wat ik zei en het is
ook echt helemaal niet wat ik bedoelde. Ik zei: het lijkt nu net of we extra huiswerk
hebben gedaan. Ik zei niet «verkeerd hebben gedaan». Dat zei ik echt niet. Dat is
niet wat ik wil uitstralen, ook niet richting het Ctgb.
Minister Wiersma:
Het is niet extra huiswerk, maar ander huiswerk. Daar hebben we afspraken over gemaakt.
Op het moment dat de kankerverwekkendheid van stoffen beoordeeld moet worden, is dat
niet aan het Ctgb. Dat is aan het ECHA. Het Ctgb heeft toegezegd dat zij in Europees
verband zullen gaan pleiten om die eenzijdige toetsing ook in Europees verband te
gaan doen.
Mevrouw Podt (D66):
Precies. Dat is precies wat ik zei. Maar mijn punt was: dan moet je dus ook opnieuw
die toetsing gaan doen. Nu wordt gezegd dat dat niet gaat gebeuren.
Minister Wiersma:
Uit het verslag van het Ctgb blijkt – daar hadden de andere wetenschappers ook met
elkaar consensus over – dat dit niet het enige beoordelingscriterium is voor of zo'n
stof wel of niet kankerverwekkend is. Dit is de statistische beoordeling. Dat is een
onderdeel van de totale beoordeling. Maar er wordt nog veel meer getoetst op dit gebied.
Dat geeft op dit moment geen aanleiding om te denken dat dat een andere uitkomst zou
geven.
Mevrouw Podt (D66):
Ik vind dit echt heel gek. Ik hoop dus dat de Minister dit in een brief een keertje
heel goed gaat uitleggen, want ik vind het echt ... Ik snap dat het niet het enige
is, maar het komt gewoon significant anders uit en dat zeggen ook veel experts. Ik
heb nog één vraag, want die werd niet beantwoord.
De voorzitter:
Dat kan ook in de tweede termijn, als vragen niet beantwoord worden. Maar heel kort
dan, want het is al 20.30 uur. Over een halfuur wil ik aan de tweede termijn beginnen.
Mevrouw Podt (D66):
Dat is helemaal goed. Die vraag ging over de impactanalyse van de WUR en het feit
dat de Minister leek door te laten schemeren dat ze de motie van mijn voorganger niet
gaat uitvoeren. Die ging over het verbieden van pesticidengebruik in grondwaterbeschermingsgebieden.
Ik wil even de zekerheid hebben dat de Minister niet heeft gezegd dat ze die motie
niet gaat uitvoeren.
Minister Wiersma:
Ik heb het hier volgens mij niet over die motie gehad.
De voorzitter:
Dat is goed nieuws. Dan wordt die uitgevoerd. Ik denk dat het goed is als de Minister
nu verdergaat met het volgende blokje. Dat is het blokje groene middelen.
Minister Wiersma:
Dan ga ik naar het blokje groene middelen en adequaat middelenpakket. Deze inleiding
ga ik niet gebruiken, omdat we dat hebben afgesproken.
Ik begin met een vraag van de heer Flach over beschikbare alternatieven voor wegvallende
middelen, met name de opmerking die eurocommissaris Hans hierover heeft gemaakt. Hij
zei dat het niet de bedoeling is om middelen te verbieden waar geen geschikte alternatieven
voor zijn. Ik heb net ook al gezegd dat wij het Europese beleid hierin volgen. Dat
doen we. Dat is de staande praktijk. Dat gaat om het goedkeuren van stoffen of het
toelaten van middelen. We wijken daarin niet af van andere Europese landen. Het uitgangspunt
is dat die stoffen individueel Europees beoordeeld worden en alleen worden toegelaten
als deze veilig kunnen worden toegepast voor mens, dier en milieu. Als uit de beoordeling
blijkt dat een middel niet veilig kan worden toegepast voor een van die criteria,
dan komen wij direct in actie. Het Ctgb zal dan direct actie ondernemen. Daar sta
ik achter. Je kunt dat dus niet zo hard een-op-een zeggen. Als er echt landbouwkundige
noodsituaties zijn, dan is er dus ruimte voor een tijdelijke vrijstelling. Die kan
aangevraagd worden, maar ik stel voorop dat wij deze lijn hanteren. Daar sta ik echt
achter, want als er risico's zijn, dan moet je daar gewoon op acteren.
De beschikbare alternatieven zie ik ook. We moeten alles op alles zetten om die ter
beschikking te krijgen. Nogmaals: bij mijn afgelopen werkbezoek heb ik twee jongeheren
gezien die daar een heel mooi middel voor hebben en echt tegen deze procedures aanlopen.
Dat ga ik actief meenemen, ook richting Hansen.
De voorzitter:
Dank u. Dat had u al gezegd. Ik wil u verzoeken niet te herhalen, want we komen in
tijdnood, dus tempo.
Minister Wiersma:
Oké.
De heer Pierik had een soortgelijke vraag. Hij zei dat Frankrijk middelen alleen verbiedt
als er een goed alternatief beschikbaar is. In het eerdere debatje met mevrouw Nijhof-Leeuw
zei ik al dat Frankrijk eerder verdergaande aanscherpingen had op dit gebied dan Europees
is afgesproken. Wij volgen de Europese afspraken. Het is dus andersom. Frankrijk had
nationale koppen. Daar komt het nu van terug, omdat het heel ingewikkeld is met een
tekort aan middelen. Wij staan achter de lijn die we nu hebben gekozen, wel met de
kanttekening dat ik ook zie dat het in bepaalde teelten echt zorgwekkend is als bepaalde
middelen wegvallen. Maar dat gebeurt niet zonder reden. Ik juich het daarom ook toe
dat we dat soort middelen, die een laag risico hebben en biologisch zijn, versneld
op de markt brengen.
Dat is ook direct een antwoord op de volgende vraag van de heer Pierik. Hij zei dat
Frankrijk een snellere toelating wil op die middelen. Dat wil ik ook. Daar pleiten
wij op Europees niveau voortdurend voor. Eind dit jaar komt de Europese Commissie
met een voorstel daarover. Nederland zet daar echt vol op in. Ik zet daar veel energie
op in.
De heer Grinwis had een vraag over het middelenpakket. Hij vroeg of de jonge aanwas
van akkerbouwers erop kan rekenen dat zij nog gezonde Hollandse gewassen kunnen blijven
telen, zoals ze dat geleerd hebben van hun voorgangers. Hij stelde een aantal vragen.
Hij vroeg hoe ik voorkom dat er steeds meer sectoren afhankelijk worden van vrijstellingen.
Hij zei dat het niet zo ver moet komen dat ik uiterst zorgvuldig om moet gaan met
het verlenen van vrijstellingen.
Ik ben het helemaal eens met de heer Grinwis. Dat betekent wel dat jonge akkerbouwers
het niet per se doen zoals ze dat geleerd hebben van hun voorgangers. Ik zie dat juist
in deze sector echt stappen te zetten zijn. Ik ben dan ook blij dat ik samen optrek
met BO Akkerbouw, maar bijvoorbeeld ook met de bollenteelt. Dit gaat specifiek over
de Hollandse groenten die ons zo lief zijn, de spruitjes of noem maar iets. Die akkerbouwers
hoeven dat niet te doen zoals hun voorgangers, want daar zijn stappen op emissiereductie
te halen. Dat pak ik samen met de sector, ook met het benchmarkingsysteem, voortvarend
op. Ik ben heel blij dat de sector dat zelf ook ziet.
Ik ben het eens met de opmerking dat het niet zover moet komen dat ik geen vrijstelling
meer kan verlenen omdat er veel weerstand tegen is. Ik weet dat dat ook in een aantal
andere vragen zit. Ik vind het ook teleurstellend dat we vorig jaar bij de vrijstelling
zagen dat de naleving niet goed is. Ik benut de komende periode om te kijken of ik
daar iets mee kan. Mijn denkrichting daarin is de volgende. Als er wordt geconstateerd
dat een teler die gebruikmaakt van een vrijstelling toch een overtreding maakt en
het dus niet juist toepast, wil ik kijken of ik die teler het seizoen erop kan uitsluiten
van de vrijstelling, mocht die er dan weer komen. Dat is het idee.
Ik hoop dat we het draagvlak voor die vrijstellingen, die af en toe echt noodzakelijk
zijn, toch overeind kunnen houden. Maar ik zie ook dat naleving daarbij van belang
is. Ik roep de telers daartoe op. We komen met de handreiking om vrijstelling voor
een middel te geven. Leef dan ook de toepassingsvoorwaarden na.
Ik ondersteun de sector natuurlijk met het zoeken naar alternatieven. Ik heb de heer
Grinwis ook over de kleine teelten gehoord. Daar hebben we het de vorige keer ook
uitgebreid over gehad. Uiteraard is het uitgangspunt dat de middelen wel veilig te
gebruiken moeten zijn.
De heer Flach had een vraag over de knelpunten. Daar hebben we het net over gehad.
Er komt een gedetailleerder plan. Ik zal dat na de zomer wat uitgebreider aan de Kamer
doen toekomen.
De heer Pierik had nog een vraag over precisietechnieken. Hij vroeg of ik wil toezeggen
in gesprek te gaan met de sector om knelpunten in de regelgeving rondom deze technieken
zo snel mogelijk weg te nemen. Ik wil die toezegging zeker doen. Ik ben toevallig
afgelopen week met de sectoren over precisietechnieken in gesprek geweest. Ik zie
dat bijvoorbeeld de inzet van drones waardevol kan zijn op heel veel gebieden waar
de akkerbouw tegenaan loopt. De inzet van drones valt onder het bevoegd gezag van
mijn collega van IenW. Op dit moment moet je bijna aan luchtverkeerregels voldoen,
terwijl je met AI en drones ziektes bij teelten juist in een vroeg stadium kunt herkennen.
Met een drone kun je dat zelfs specifiek op bepaalde plaatsen doen, zonder dat je
bodembereiding nodig hebt. Dat is dus een win-winsituatie. Ik wil die knelpunten absoluut
oplossen. Het moet wel stapsgewijs gebeuren. Het moet snel. We moeten de voor- en
nadelen van al die stappen in kaart brengen.
De voorzitter:
Wij willen graag weten wanneer de Kamer een brief tegemoet kan zien over het verloop
daarvan.
Minister Wiersma:
Het was een toezegging om in gesprek te gaan, maar voor het volgende debat kan ik
daar wel even een update over geven.
Mevrouw Nijhof-Leeuw had een vraag over de toelatingsprocedure voor alternatieven
voor middelen, waaronder glyfosaat. Volgens mij hebben we dat uitgebreid besproken.
Ik zet me echt aan alle kanten in om laag-risicomiddelen of biologische middelen versneld
toe te laten. Dat neem ik op met de Europese dimensie van dit verhaal. Nu al laten
we die middelen met voorrang behandelen door het Ctgb. Dat is al een van de dingen
die we doen. Die aanvragen doorlopen het traject dus zonder enige vertraging. Dat
doen we. Ik zei ook al dat de Commissie zelf eind dit jaar met een voorstel komt hoe
we dit kunnen versnellen. Daar heeft Nederland ook op ingezet.
Dan had ik nog één vraag van de heer Flach. Hij vroeg of de precisiegewasbescherming
in de eco-regeling wordt opgenomen. Ik wil wel onderzoeken of dat een optie is. Dat
zou ik dan mee kunnen nemen bij de vorming van het nieuwe GLB in ’27. Daar zullen
we natuurlijk nog uitvoerig met elkaar over debatteren. Ik ben meer dan bereid om
dat te doen, want ik vind het ook een goede ontwikkeling.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was het blokje groene middelen. Als er geen vragen zijn, gaan we over
naar het derde blokje, Raad van State.
Minister Wiersma:
Daar hebben we al redelijk uitvoerig over gesproken. Ik begin met een vraag van de
heer Holman. Die ging over de lelieteelt en gezondheid. Hij zei dat gezondheid belangrijker
is dan het economisch belang en dat het lastig is, omdat die telers handelen binnen
het wettelijk kader. Hij vroeg hoe ik tegen het voorzorgsbeginsel aankijk en of we
hier niet zelf actie op moeten ondernemen. Hij zei dat we het niet aan de rechter
moeten laten. Ik denk dat mijn collega van VWS zojuist heel uitvoerig is ingegaan
op het voorzorgsbeginsel. Dat is op dit moment ook verankerd in de toelatingsprocedures.
Dat is een onderdeel van het wettelijke kader. In de uitspraak gaat het over het gebruik
van de gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt nabij Natura 2000-gebieden. In deze
uitspraak gaat het niet om de gezondheid. Wij hebben ons te verhouden tot de Raad
van State. Die uitspraak gaat over de lelieteelt. Daarin wordt gezegd dat er veel
onbekend is over de natuureffecten. Dat vergt onderzoek. Mijn collega van VWS heeft
wat betreft het gezondheidsvraagstuk heel duidelijk het kabinetsstandpunt weergegeven.
Er zit echt geen licht tussen ons. Ik volg de uitleg van de Staatssecretaris daar
volledig in.
Wat betreft de vraag over het Natura 2000-gebied: dat vergt echt nader onderzoek.
Ik heb zojuist wel tegen de heer Grinwis gezegd dat ik natuurlijk wel onderzoek hoe
we de regie op dit dossier kunnen houden. Dat zat ook in de vraag. Ruimtelijke keuzes
kunnen daar onderdeel van uitmaken. Daar ga ik de komende tijd heel kritisch naar
kijken. Deze uitspraak is redelijk recent gedaan. Ik ga zeker kijken hoe we de regie
daarop kunnen houden.
De heer Meulenkamp vroeg om met duidelijkheid te komen ten aanzien van de uitspraak.
Hij vroeg wat het betekent voor de korte en lange termijn. Het is op dit moment nog
te vroeg om daar antwoord op te geven. Ik zei net al dat we het op dit moment goed
in beeld brengen. Vooralsnog ziet dat alleen toe op deze teelt. Er wordt gezegd dat
het onbekend is. Je weet niet of er natuureffecten zijn. Ik kijk op dit moment wel
samen met de bevoegd gezagen hoe je dit moet lezen en of er een kader moet komen waarin
gesteld wordt wanneer zo'n beoordeling wel of niet gemaakt zou moeten worden. Dat
ga ik met de bevoegd gezagen nader in beeld brengen. Ik ben hierover in nauw contact
met de provincies en de bevoegd gezagen. Na het zomerreces zal ik u daarover informeren.
Dan kan ik de uitspraak ook nader duiden.
De voorzitter:
Ik hoor van de griffie dat u dit al toegezegd heeft in de brief. Komt er een nieuwe
brief met hetzelfde of komt er een andere brief?
Minister Wiersma:
De duiding op de uitspraak komt dan natuurlijk.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik had gevraagd of het wat sneller kon dan na het zomerreces, want dit is gewoon ontzettend
actueel. Heel veel mensen zitten met vragen, niet alleen bij de lelieteelt, maar ook
bij allerlei andere teelten. Ik hoor uit het veld dat er veel meer rechtszaken dreigen
aan te komen. Dit is gewoon ontzettend urgent. Dat was de achtergrond van mijn vraag.
Ik had de brief gelezen. Ik begreep van de Minister dat het na het zomerreces zou
gebeuren, maar ik zou echt de urgentie willen bepleiten hier.
Minister Wiersma:
Die urgentie wordt hier zeker gevoeld. Daar bestaat echt geen misverstand over. Maar
we pakken dit op met de provincies en er liggen zorgvuldige afwegingen aan ten grondslag.
We zetten alles op alles om dat zo snel mogelijk te doen, maar we hebben het beeld
pas volledig na het zomerreces. We doen het zo snel mogelijk. De urgentie is er zeker.
Ik deel de zorg die de heer Meulenkamp hier uit. De urgentie is zeker hoog.
Het lid Kostić had een vraag over het gebruik van middelen. Die zei dat dat moet worden
beperkt, volgens de Raad van State, en vroeg hoe ik dat meeneem in mijn beleid. In
de uitspraak wordt niet gezegd dat het moet worden beperkt. Daarin wordt gezegd dat
bewezen moet worden dat het geen nadelige effecten heeft voor het naburige Natura
2000-gebied. Ik lees de uitspraak dus iets anders. Dat moet je goed onderbouwen. De
Afdeling heeft niet gezegd dat je het gebruik moet verminderen. Desalniettemin ben
ik in een ander traject met alle sectoren bezig om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
te verminderen. De bollensector heeft afgelopen week een eigen afspraak ondertekend,
een soort convenant, waarin men richting 2030 het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
met 50% gereduceerd wil hebben. Daarin zit ook echt een sturingsinstrument. Dat is
een ander spoor dan wat de Raad van State-uitspraak van ons vraagt. Het is te vroeg
om te zeggen dat de uitspraak zonder meer een bredere beleidswerking vraagt voor andere
teelten. Dat zijn we nu in kaart aan het brengen. De uitspraak gaat over de vraag
of je een passende beoordeling zou moeten maken om dat aan te tonen. Dat brengen we
op dit moment in kaart. Los daarvan zijn alle sectoren bezig om het gebruik te reduceren.
Op mijn blaadje staat een vraag van de heer Grinwis. Dat is een herhaling, dus die
sla ik even over. Zijn volgende vraag, hoe we niet klem komen te zitten, heb ik in
het vorige blokje al beantwoord.
De heer Flach vroeg naar een handreiking gewasbescherming, zoals er nu een handreiking
beweiden en bemesten is. Ik ben met de provincie in gesprek over de vraag welke hulp
zij van het Rijk wensen. Zij zijn de bevoegd gezagen voor het verlenen van natuurvergunningen.
Het ligt voor de hand dat ook IPO en BIJ12 namens die gezamenlijke provincies een
format maken voor die voortoets. Daar helpen wij ze bij. Dat doen we in samenwerking
met elkaar. Op het moment dat significante effecten niet uit te sluiten zijn, moet
de teler een passende beoordeling uitvoeren. Ik zei net ook al dat ik de oproep met
betrekking tot ruimtelijke afwegingen, die elders gedaan is, ook meeneem. We zijn
op dit moment dus met een soort handreiking bezig. Dat doe ik in samenspraak met provincies.
Mevrouw Nijhof-Leeuw had een vraag over het convenant bollenteelt. Ze vroeg of ik
bereid ben om in gesprek te gaan met de overige provincies waar de bollensector actief
is om ook daar de werkwijze uit te rollen die in Drenthe gehanteerd wordt met het
convenant bollenteelt. Op dit moment kunnen de ketenpartijen en de afnemers bovenwettelijke
voorwaarden stellen. Dat gebeurt op dit moment in de tuinbranche. Afgelopen week ben
ik met de bollenketen in gesprek geweest. Zij gaan ook dat soort voorwaarden stellen
aan telers. Daar hebben ze met elkaar de handtekening onder gezet. Ik juich dat initiatief
toe. Ik ben dus bereid tot een gesprek, ook met de overige provincies, maar dit is
ook een verantwoordelijkheid van de sector zelf. Ze hebben mij afgelopen week echt
laten zien dat ze dit belang zelf ook zien. Ik heb gezegd: jongens, als jullie je
license to produce willen behouden in Nederland, dan moeten jullie hier serieus stappen
op zetten. Ik heb gezien dat zij dat ook echt gaan doen. Het heeft consequenties,
tot aan het afnemen van het product toe, wanneer er niet wordt voldaan aan de doelstelling.
Daar zit dus echt wel een sturend mechanisme in. Ik juich dat toe.
De heer Grinwis zei dat we van individuele boeren niet kunnen verwachten dat ze de
gevolgen van middelen in kaart gaan brengen. Hij vroeg hoe ze dat moeten doen. Dat
is inderdaad een verantwoordelijkheid van de provincies. Wij moeten natuurlijk helpen
bij dat onderzoek. Het is niet bij iedere teelt het geval. Als op dit moment die significante
effecten niet uit te sluiten zijn – daarvoor is dat stroomschema van belang – dan
is een passende beoordeling nodig.
De heer Flach vroeg nog of er onderzoek komt naar de impact van gewasbeschermingsmiddelen.
Ik ben op dit moment met de provincies in gesprek om te kijken wat er nodig is. De
Afdeling van de Raad van State constateert dat er nog heel veel onbekend is over de
natuureffecten. Dat vergt inderdaad onderzoek. Ik ben bereid daarnaar te kijken. Dat
heb ik in de eerdere beantwoording ook gezegd. Ik wil wel vooropstellen dat ik niet
twijfel aan de toelating van het Ctgb. Dat is de wetenschappelijke toets over de effecten
van middelen op mens, dier en milieu. De Staatssecretaris van VWS zei al: als wij
aanwijzingen of signalen hebben of, in dit geval, een uitspraak van de Raad van State,
nemen wij die serieus en gaan we daar goed naar kijken.
Mevrouw Podt had een vraag over de ADC-toets en Natura 2000. Ze zei dat het lastig
is en vroeg hoe ik dit zie. Het antwoord is een herhaling van wat ik zojuist tegen
de heer Meulenkamp zei. Het is op dit moment te vroeg om duidelijkheid te geven. Ik
ga met de provincies het gesprek aan. Na het zomerreces, of eerder als het kan – ik
verwacht dat het na het zomerreces zal zijn – kan ik de uitkomst van de gesprekken
met de provincies en het vervolgproces met de Kamer delen.
Mevrouw Podt vroeg ook waarom ik het effect op Natura 2000-gebieden niet wil opnemen
in de Ctgb-toetsingskaders. De instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden
gaan over gebiedsgerichte en lokale effecten. Die passen niet binnen het toetsingskader
en de taakstelling van het Ctgb. De provincies zijn uiteindelijk het bevoegd gezag
voor natuurvergunningverlening. We gaan echt wel kijken wat gewenst is bij deze uitspraak
en wat de rol van het Rijk daarin is, maar het toetsingskader van het Ctgb is niet
de plek hiervoor. Dat is niet passend, omdat het ook per gebied heel verschillend
is. Je hebt niet ieder habitattype op dezelfde plek. Er moet dus echt gebiedsgericht
gekeken worden. We onderzoeken nu echt waar significante effecten niet uitgesloten
zijn. De Raad van State heeft gezegd dat het nog niet zeker genoeg is.
De heer Grinwis had eigenlijk dezelfde vraag. Dit past niet binnen het toetsingskader
en de taakstelling van het Ctgb. Het gaat over de bijsluiter, zeg maar. Een duidelijke
bijsluiter zal daarbij niet helpen. Dat staat ook in de uitspraak van de Raad van
State zelf. In de specifieke zaak waar de uitspraak op toeziet, wordt er uiteindelijk
meer gevraagd dan waar het Ctgb middelen op toetst. Generiek kun je dat niet opnemen
in het toetsingskader.
De voorzitter:
Is dit blokje bijna afgerond?
Minister Wiersma:
Ik heb er nog drie, denk ik.
De heer Pierik had nog een vraag over een residulimiet op sierteeltproducten voor
middelen die in Nederland verboden zijn. Ik begrijp de zorgen daarover, zeker als
het gaat over stoffen die binnen de Europese Unie niet zijn toegestaan. Op dit moment
geldt er voor bloemen geen residulimiet, omdat het geen voedingsmiddelen zijn. In
Nederland moeten de telers zich natuurlijk houden aan de toepassingsvoorschriften.
Dat hebben we dus meegenomen. Sinds dit najaar wordt er door Buro een onderzoek uitgevoerd,
samen met het RIVM, over risico's op residuen van geïmporteerde snijbonen van buiten
Europa. Die resultaten komen eind dit jaar. Dan zal ik de Kamer informeren met een
kabinetsappreciatie. Maar we moeten dat natuurlijk ook met een gegronde wetenschappelijke
onderbouwing doen. Er loopt op dit moment onderzoek naar.
Mevrouw Podt had een vraag over de omzetting van gronden. Ze zei dat voorkomen moet
worden dat grond van veehouders omgezet wordt naar lelieteelt. Ik zie ook dat het
op dit moment bij uitkoopregelingen kan gebeuren dat hoger renderende gewassen geteeld
gaan worden op plaatsen waar nu bijvoorbeeld grasland geteeld wordt. Maar ook die
sector is heel erg bezig met kijken hoe zij kunnen verduurzamen en de gewasbeschermingsmiddelen,
ook in de lelieteelt, fors kunnen reduceren. Ik juich dat toe. Ik sta erachter en
vind ook dat de sector dat moet doen. Ik heb ook gezegd: als jullie zelf de handschoen
niet oppakken, wordt dat voor jullie gedaan. Vooropgesteld: zij zijn daarmee bezig.
Wat betreft de omvorming van de gronden heb ik zojuist tegen de heer Grinwis gezegd
dat om alle uitspraken voor te zijn die er op andere dossiers geweest zijn, mijn denkrichting
is om ruimtelijke vraagstukken mee te wegen bij een oplossing. In die zin zeg ik dat
toe.
Mevrouw Podt had nog een vraag over de visie op de toekomst van de sector in Nederland.
Er wordt een plan gemaakt. Dat komt voor het zomerreces naar de Kamer.
De slotvraag werd aan ons allemaal gesteld. Die ging over de zorgen van omwonenden.
Er werd gevraagd of iemand van deze bewindspersonen zich de zorgen van omwonenden
aantrekt. Ik kan aansluiten bij de Staatssecretaris van VWS. Die heeft dat heel goed
uitgedragen. Natuurlijk hebben wij oog voor zorgen. Maar nogmaals, als wij beleid
voeren, is dat niet op basis van waarnemingen of iets wat gezien wordt, maar op basis
van harde wetenschappelijke verbanden. Natuurlijk nemen we zorgen uiterst serieus,
maar de risico's voor consumenten wat betreft groenten en fruit zijn verwaarloosbaar.
Daar wordt juist heel kritisch naar gekeken. Dat is ook de reden dat binnen Europa
zulke strenge eisen gesteld worden aan gewasbeschermingsmiddelen, waarbij het dus
tot tien jaar kan duren voor een middel op de markt is.
Dit was dit blokje.
De voorzitter:
Dank u wel. Allereerst een vraag van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
De Minister zegt dat het kan gebeuren dat er hoogrenderende gewassen komen, maar dat
ze minder middelen gaan gebruiken. Dat is allemaal hartstikke prachtig, maar uiteindelijk
wordt hier natuurlijk helemaal niemand beter van, behalve de mensen die geld verdienen
aan de lelieteelt. De grond wordt namelijk duurder en er komen hoe dan ook meer pesticiden
in soms kwetsbare gebieden. Je kunt ze niet eten. Dat werd ook al gezegd. Ik neem
dus aan dat de Minister het met me eens is dat een verdere groei van de bollen- en
lelieteelt niet echt wenselijk is.
Minister Wiersma:
We hebben met elkaar een aantal milieudoelstellingen afgesproken waaraan iedere sector
moet bijdragen, ook deze teelten. Daarbinnen sluit ik geen sector uit. Mevrouw Nijhof-Leeuw
had het hier in haar bijdrage over. Ik zie dat er veel middelen gebruikt worden in
de lelieteelt. Een groot deel daarvan is inderdaad minerale olie, overigens vaak minerale
olie die in de biologische teelt gebruikt wordt en dan als biologisch middel mag worden
ingezet. Het is dus niet zo zwart-wit als men soms doet voorkomen.
Ik sluit geen teelt uit. Als je € 100.000 voor een hectare betaalt en soms zelfs veel
meer, dan vind ik dat je daar als ondernemer iets mee moet kunnen doen, maar wel binnen
de milieugebruiksruimte. Ik vind het daarom zeer terecht dat ook deze sector nu echt,
echt stappen gaat zetten op vermindering van gewasbeschermingsverbruik. Dien ten verstande
dat ik vind dat daar stappen gezet moeten worden, merk ik op dat er getoetst wordt
door het Ctgb op de toepassing en de voorschriften van die middelen. Die zijn getoetst
op veiligheid voor mens, dier en milieu, dat pakketje. Ik maak daar geen keus in.
Ik vind wel dat al die sectoren gewoon kunnen bijdragen aan verdere verduurzaming.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Er wordt op veel aspecten niet getoetst, zoals het effect van stapeling van landbouwgif
op de gezondheid van mens en milieu. Hoe kan de Minister dan tegen mensen zeggen dat
ze zich geen zorgen hoeven maken?
Minister Wiersma:
Volgens mij gaat dit over het zorgaspect. De Staatssecretaris van VWS heeft hier net
uitvoerig op geantwoord. Ik sta achter de beantwoording van de Staatssecretaris. Er
zijn aanwijzingen, er zijn waarnemingen, maar er is geen onomstotelijke wetenschappelijke
correlatie en ook geen causaal verband aangetoond. We hebben wel interdepartementaal
een onderzoek uitgezet. We nemen die aanwijzingen wel serieus. De heer Bloem is betrokken
bij dat onderzoek. We nemen dat dus zeer serieus, maar op dit moment is er gewoon
geen wetenschappelijke onderbouwing dat er een correlatie of causaal verband is.
De voorzitter:
Moet deze interruptie echt? Ik wil echt even doorgaan nu. We hebben nog een heleboel
vragen en nog een heel blokje.
De heer Holman (NSC):
Ik heb niet de indruk dat het ons als Kamer lukt om de Minister aansluiting te laten
krijgen bij ons denken. De constante redenering van de heer Karremans en deze Minister
is: we houden vast aan wetenschap, aan bewijs, aan causaal verband. Dat was tot een
jaar geleden van toepassing. Er liggen nu uitspraken van de rechter waarin iets heel
anders gezegd wordt. De heer Meulenkamp geeft heel duidelijk aan welke onwenselijke
situatie ontstaat nu elke boer, willekeurig, door een uitspraak van de rechter getroffen
kan worden op basis van het voorzorgsbeginsel en gedwongen wordt tot een vergunning
om te mogen spuiten. Dat is zeer onwenselijk. Ik ben bang dat dit met de redenering
van de Minister in stand wordt gehouden en de onwenselijke situatie bestaat dat de
invulling die de Minister geeft aan het voorzorgsprincipe niet meer passend is in
deze tijd, gezien de uitspraken van de rechter.
Minister Wiersma:
Wij hebben ons te verhouden tot de uitspraken van de Raad van State over de natuurgebieden.
Daarbij is ook gezegd dat er onderbouwing nodig is. Ik kan deze lijn dus niet helemaal
volgen. Wij houden vast aan de wetenschappelijke instituties, gelukkig wel. Het geldt
voor medicijngebruik bij mensen en geldt dus ook voor gewasbeschermingsmiddelen: we
hebben daar zeer strenge toelatingscriteria voor. Die hebben als uitgangspunt: zodra
er gerede twijfel is over de veiligheid van de middelen, wordt er direct actie ondernomen,
ook wat betreft het onderzoek dat nu plaatsvindt. Wij gaan dus inderdaad uit van de
wetenschappelijke toetsing en de onderbouwing daarvan.
De heer Holman (NSC):
Laatste reactie. Ik geef het op, want ik krijg de aansluiting niet. Ik vind het heel
bijzonder dat wordt gezegd dat dit een uitspraak is van de Raad van State in het kader
van habitat en dat het dus niet van toepassing is waar de gezondheid van mensen en
kinderen in het geding is. Dat is toch is precies hetzelfde of veel erger? Dan zou
je dus juist na moeten denken. Waar u gif ... Nee, dat is geen goede beeldspraak.
Ik wilde zeggen «waar kunt u gif op kunt innemen». Maar over iets waarvan u bijna
zeker weet dat er meerdere gevallen gaan komen, dat het meerdere rechtszaken zal opleveren
en tot onwenselijke situaties gaat leiden, zoals de heer Meulenkamp schetst, zeg ik:
dat moet je niet willen. Daar hoeft de Minister geen antwoord op te geven.
De voorzitter:
Dat komt goed uit. Dan gaan we door naar de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het wel winst dat de Minister zegt dat de uitspraak van de Raad van State
inzake Drenthe ligt nog vers in het geheugen ligt, dat ze er nog mee bezig is, en
onder andere denkt aan het ruimtelijke spoor en ruimtelijke maatregelen. Kan de Minister
iets meer duidelijkheid geven over waar zij dan precies aan denkt? Hoe zou dat eruit
kunnen zien? Waar zet de Minister op in? Want het blijft nu nog wat abstract. Ik vind
het veelbelovend klinken, maar het wordt pas echt veelbelovend als we weten wat het
concreet inhoudt.
Minister Wiersma:
Ik heb dat juist in een beetje bedekte termen genoemd, om de toezegging te doen dat
ik dat wel degelijk meeneem. Maar ik ben daar op dit moment met de provincies over
in gesprek. Dat wil ik eerst doen. Ik heb toegezegd dat als die gesprekken geweest
zijn en we echt beeld hebben bij wat deze uitspraak behelst, ik vervolgens de Kamer
informeer. Los daarvan wilde ik wel meegeven dat dit een van de denkrichtingen is
die ik serieus meeneem, juist vanwege de door de heer Grinwis in het vorige blokje
aangehaalde zorgen rond de stikstofbeleiduitspraken. Ik wil alles doen wat in mijn
vermogen ligt om te voorkomen dat we datzelfde krijgen in dit dossier.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heb ik zelf ook nog een vraag. Als de commissie het goedvindt, kan
ik die nu even stellen. De Minister zegt: ik sluit geen teelt uit en ik maak geen
keuze in wat er wel en niet geteeld wordt. Maar we leven natuurlijk in een vrije markt
en als er een product is dat zo hoog rendeert als de lelieteelt en de exportmarkt
eigenlijk oneindig is, is het dan niet een risico dat heel Nederland in een bollenveld
of in een lelieteeltveld verandert? Wat gaat de Minister eraan doen om dat te voorkomen?
Minister Wiersma:
Ik heb niet de zorg dat heel Nederland daarin verandert. Niet alle gronden zijn geschikt
voor die teelt en elke agrariër heeft zijn eigen type bedrijf, dus ik deel die zorg
niet. Op dit moment is daar ook geen sprake van. We hebben wel gezien dat er een lichte
toename geweest is, maar de zorg van mevrouw Bromet dat heel Nederland een bollenveld
wordt, deel ik niet. Nederland staat internationaal bekend als het land van de molens,
de kaas en de tulpen. Ik vind dat we daar ook trots op mogen zijn. Die sectoren moeten
natuurlijk wel aan duurzaamheidsdoelen voldoen. We hebben doelen op het gebied van
waterkwaliteit en emissies naar lucht. We gaan emissies van gewasbescherming reduceren
en minder middelen toepassen. De sector doet dat ook. Daar mogen we ze aan houden.
Maar als we spreken over de Nederlandse trots, vind ik dat deze sector ook gewoon
bij Nederland hoort.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar het vierde en laatste blokje. Ik wil het tempo erin houden,
dus mijn verzoek aan de Minister is om korte antwoorden te geven. Het is het blokje
naleving.
Minister Wiersma:
Ik doe mijn best.
De heer Pierik vroeg of ik de NVWA kan vragen of ze jaarlijks aangeven wanneer rapporten
verschijnen, zodat ze niet vlak voor een debat komen en, zoals de heer Pierik zei,
«als politieke stok worden gebruikt». Ik had dit bijna niet willen herhalen, want
de NVWA is een onafhankelijk toezichthouder. In die hoedanigheid zijn zij gekwalificeerd
om zelf te bepalen wat zij onderzoeken, wanneer zij dat doen en wanneer ze de rapporten
publiceren. Ik vertrouw erop dat ze daarbij de juiste afwegingen maken. Ik stel dat
niet ter discussie. Het verzoek van de heer Pierik zal ik wel doorgeleiden, ongeacht
de timing, want het gaat natuurlijk niet om de timing, het gaat om de inhoud van die
rapportages.
Ik was ook teleurgesteld in de naleving van bepaalde toepassing van gewasbeschermingsmiddelen,
zeker als dat op basis van een vrijstelling is. Maar dat dat vlak voor een debat komt,
doet niet af aan het feit dat het geconstateerd is. Ik wil twee kanten op: natuurlijk
moeten we ons daarop kunnen voorbereiden, maar ik wil vooral de telers die gebruikmaken
van de vrijstelling verzoeken om de voorwaarden na te leven. Het wordt mij anders
ook niet makkelijk gemaakt om middelen ter beschikking te stellen als dat echt nodig
is.
Mevrouw Bromet had een vraag over de handhaving. Er zijn overtredingen geweest, waardoor
telers die zich wel aan de wet houden minder gemotiveerd zijn en in een kwaad daglicht
gezet worden. Ze had niet de hoop dat ik het belangrijk vind, zie ik hier. Ik vind
het wel degelijk belangrijk, mevrouw Bromet. Ik vind het van het grootste belang.
Ik denk niet dat de telers die het goed doen, hierdoor gedemotiveerd raken. Ik heb
van de week nog heel gemotiveerde telers gesproken die echt de voortrekkersrol pakken
om juist de telers die misschien wat meer ... Dat zijn dan niet de jonge akkerbouwers
die het deden zoals hun voorgangers. Het speelt soms natuurlijk wel. Er wordt dan
gezegd «we hebben het altijd zo gedaan», maar er zijn er ook die zeggen: ook die telers
gaan we gewoon meenemen, die moeten ook bewegen en anders nemen we hun producten niet
meer af. Ik vind dat belangrijk. Daarnaast vind ik naleving heel belangrijk. Ik werk
daarin samen met de NVWA en andere partijen. Ik vind het dus wel degelijk van het
grootste belang. Ik zie dat de sector dat zelf ook vindt.
Dan is er een vraag over Tracer en de vrijstelling. De heer Meulenkamp had daarover
een vraag die vergelijkbaar is met een vraag van het lid Kostić, namelijk wat ik ga
doen met de ontheffingsaanvraag en wat de onderbouwing is van deze keuze. Ik heb net
al iets gezegd over de naleving van de voorschriften. Die baart mij zorgen. Wat zojuist
ook aan het licht kwam, is dat het niet ten koste moet gaan van de telers die het
wel netjes volgens het boekje doen. Zij hebben soms ook flinke investeringen gedaan
om dat goed te kunnen doen. Ik vind dat zij niet de dupe moeten worden van telers
die dat niet naleven. Dat is de reden – ik haalde dat in het begin al aan – dat ik
deze zomer wil kijken hoe ik beperkingen kan opleggen aan bedrijven waar eerder en
wellicht herhaaldelijk is geconstateerd dat gebruiksvoorschriften en of voorwaarden
niet worden nageleefd. Zeker als dat is in relatie tot de vrijstellingen. We kunnen
dan kijken of we die in de toekomst kunnen uitsluiten van zo'n vrijstelling. Dat lijkt
mij de meest ultieme prikkel om de toepassingsvoorschriften te laten naleven. Ik bekijk
samen met de Minister van IenW onder welke voorwaarden ik Tracer kan vrijstellen.
Grinwis had ook een vraag over Tracer en de duiding van de nalevingscijfers. Ik denk
dat die inmiddels wel beantwoord is.
De heer Flach zei dat de continuïteit van teelten en een betaalbare voedselvoorziening
in het geding is. Hij vraagt of ik die urgentie erken. Ja, die erken ik. Volgens mij
is deze vraag in de loop van het debat uitgebreid beantwoord. Betaalbaar voedsel is
een groot goed. Dat zouden we soms bijna vergeten omdat het grootste deel van Nederland
erover beschikt. Er is ook een deel van de mensen in Nederland voor wie voedsel niet
goed betaalbaar is. Dat wil ik ook even benadrukken. Maar misoogsten of het verliezen
van teelt heeft een impact die we ons hier gelukkig niet kunnen voorstellen en dat
moeten we zo houden.
De heer Flach had ook een vraag over de voedselstrategie. Die staat aangekondigd in
het regeerprogramma en komt eind dit jaar. Het is een zorgvuldig proces dat ik met
vele stakeholders doorloop. Er staat hier dat het niet pas aan het eind van het jaar
komt, maar het heeft nog wel even tijd nodig. Het is onderweg, maar ik kom er zo snel
mogelijk mee.
Het lid Kostić had een vraag over een oogst die afgekeurd werd, omdat in een aanverwant
perceel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt werden. Ze vraagt hoe ik die boeren ga
beschermen. Als eerste: het is niet zo dat een oogst automatisch afgekeurd wordt als
er een bepaalde stof ingewaaid is. De Skal controleert dat. Het kijkt eerst om welke
bron het gaat en of de biologische boer het ook had kunnen voorkomen. Het is niet
aan mij om bijvoorbeeld bufferstroken op te leggen. Wat ik wel doe is precisielandbouw.
Je kunt een individuele casus hier niet generiek beoordelen. Ik wil ook benadrukken
dat ik zelf niet het signaal heb gekregen dat dit veel voorkomt. Het kan in een individuele
situatie gebeurd zijn. Maar Skal beoordeelt de situatie en doet dat op basis van de
verwijtbaarheid van de teler zelf. Ik stimuleer daarnaast precisielandbouw met drones.
Dat is een hele mooie ontwikkeling. Zo zijn er meer ontwikkelingen. Verwaaiing van
ongewenste stoffen naar biologische percelen moet je wel voorkomen. Daar zet ik ook
op in.
Het lid Kostić had een vraag over heffingen die in Denemarken gelden. In Denemarken
kennen ze die al heel lang. Het is ooit begonnen met 3% voor particulier gebruik ...
De voorzitter:
Kan het iets korter? Het moet echt korter, want we hebben nog maar een halfuur.
Minister Wiersma:
Oké.
Ik ben geen voorstander van een heffing, want dat verhoogt de kosten. De heer Holmans
heeft dit zojuist ook uitvoerig uiteengezet. Ik kijk daar precies zo naar. Gewasbeschermingsmiddelen
zijn al heel prijzig.
Het lid Kostić had een vraag over de schade voor voedselzekerheid, nu het slecht gaat
met de bijen. Ze vraagt of dit gekwantificeerd kan worden en of ik dit kan delen met
de Kamer. Gezondheid van bijen is zeer belangrijk. Ik onderschrijf het belang daarvan
in het ecosysteem. De hoge wintersterfte van bijen heeft veel verschillende oorzaken. Ik wil dat de effecten van gewasbeschermingsmiddelen
voor bijen zo laag mogelijk zijn. Collega Rummenie werkt aan het vernieuwde bijenrichtsnoer,
waarmee de risico's goed worden beoordeeld. Ik ben er voorstander van om dit zo snel
mogelijk te implementeren. De Europese Commissie zal eind dit jaar met een voorstel
komen om dit ook te doen. Daarin wordt expliciet het risico van gewasbeschermingsmiddelen
voor bijen beoordeeld.
De heer Holman had een vraag over de ketenaanpak en leveringsvoorwaarden. Hij vroeg
of ik met de partijen in gesprek wil gaan. Ik zei net ook al: ketenpartijen kunnen
bovenwettelijke eisen stellen.
De voorzitter:
U hoeft niet te herhalen wat u net al zei, dus ik heb liever dat u dan doorgaat.
Minister Wiersma:
Oké.
De heer Grinwis had een vraag over de kleine teelten. Hij vroeg of het Fonds Kleine
Toepassingen en de NLKUG voldoende soelaas bieden om de kleine teelten te behouden.
Op dit moment zijn er meer dan 350 kleine toepassingen. Alle groene middelen worden
daarbinnen met voorrang behandeld. Er is dus geen capaciteitstekort. Dat had ik zojuist
ook al gezegd. De aanvragen worden ondersteund via het Fonds Kleine Toepassingen.
De mogelijkheden zijn daarmee gemaximaliseerd. Ik doe dus alles wat kan. Er zit geen
belemmering in.
Ook mevrouw Nijhof-Leeuw had een vraag over de kleine teelten. Ze vroeg of het om
de regels gaat of om het milieu en de omgeving. Dat heb ik, denk ik, met de heer Grinwis ...
De toelatingsaanvragen voor kleine toepassingen worden dus ondersteund en de mogelijkheden
voor areaalgrenzen zijn al gemaximaliseerd, zeg ik in aanvulling daarop.
De heer Holman wil de collectieve inkoop van innovatieve apparatuur stimuleren, eerlijkere
schaalverdeling, subsidie, minder administratieve lasten en meer boeren die kunnen
profiteren. Ik ben groot voorstander van innovatieve technieken, zoals drones en robotisering.
Ik heb afgelopen week bij het werkbezoek gezien dat een investering van € 250.000
in een volautomatisch dronesysteem dat controleert op ziektes en plagen ... Als je
er daar 300 van installeert in Nederland, zou je het hele land kunnen dekken. Dat
is heel indrukwekkend. Op dit moment is het niet aan mij, maar ik stimuleer natuurlijk
wel innovatie in algemene zin. Dat is ook in lijn met het hoofdlijnenakkoord en het
regeerprogramma.
Mevrouw Podt had een vraag over transparantie en het informatiepunt over gebruik.
Ik ben op dit moment met alle betrokkenen instanties bezig om een informatiepunt te
ontwikkelen binnen de bestaande structuur, zoals we de vorige keer ook hebben besproken.
De informatie voor omwonenden zal gebundeld worden en rollen en verantwoordelijkheden
worden verder toegelicht. Ik stimuleer telers om transparant te zijn en het gesprek
met de buren aan te gaan.
Er was nog een vraag over het grondwaterbeschermingsgebied, maar volgens mij is die
al beantwoord.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Mijn vraag was wanneer het informatiepunt komt. Dit stond namelijk ook in de brief.
Minister Wiersma:
Ik kom daarop terug in de tweede termijn.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De Minister zei dat ze zou kijken naar wat ze kan doen tegen boeren die te vaak de
regels overtreden. Ze zou daar in de zomer naar kijken. Wanneer gaat ze de Kamer berichten
wat daarvan het definitieve resultaat is?
Minister Wiersma:
Dat zal voor het eerstvolgende debat gebeuren.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb zelf ook nog een vraag. De Minister zegt: telers die zich niet
houden aan de voorschriften krijgen als straf – dat zijn mijn woorden – geen vrijstelling
voor het jaar daarop. Maar wat is nou de straf als er het jaar daarna geen vrijstelling
nodig is? Mag je dan gewoon onbestraft de regels overschrijden?
Minister Wiersma:
Nee, dat is zeker niet het geval. De NVWA heeft daarin het toezicht en voert de handhaving
uit. Daar zitten gewoon consequenties aan. Dat is ook de taak van de NVWA. Er zitten
ook boetes aan vast. Ik vind het zeker extra kwalijk in het geval van vrijstelling
voor een middel. Daarom zal ik ook kijken wat mijn handelingsperspectief is in die
gevallen. Ik wil in het geval van toegezegde vrijstellingen wel een stap extra doen.
Voor wat betreft toezicht en handhaving is de NVWA het aangewezen orgaan. Dat gaat
volgens mij goed.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we beginnen aan de tweede termijn van de Kamer. Ik heb het verzoek
om het kort te houden.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vraag alvast een tweeminutendebat aan.
De VVD zei dat het voor hen belangrijk is dat het wetenschappelijk aangetoond wordt
dat een stof veilig is. Dat is inderdaad belangrijk, maar dat staat nu dus niet honderd
procent vast bij bestrijdingsmiddelen. Dat heeft de Minister ook erkend in de brief
van februari, onder andere als het gaat om glyfosaat. Ook de rechters hebben al uitgesproken
dat bij wetenschappelijke onzekerheid over de risico's voor mens en natuur, het gebruik
van landbouwgif verder kan worden beperkt. Erkent de Minister dus dat je niet hoeft
te wachten op honderd procent bewijs en dat er grote gezondheidsrisico's zijn? Je
hebt het voorzorgsbeginsel dan inmiddels niet meer nodig. Sterker nog, bij wetenschappelijke
onzekerheid over de risico's voor mens en natuur zeggen de rechters dat je landbouwgif
niet zomaar meer moet toelaten. Erkent de Minister dat?
Het Ctgb heeft erkend dat het goed is om de strengere testmethode door te voeren voor
de kankerrisico's. Het hoeft natuurlijk niet te leiden tot een andere beoordeling,
maar het kan wel. Hoe weten we nu dat alle middelen die zijn toegelaten geen verhoogd
risico op kanker veroorzaken? Klopt het dat de Minister en het Ctgb die extra risico's
niet kunnen uitsluiten?
Voorzitter. De hoogleraren die met het Ctgb hebben gesproken, hebben gereageerd op
de laatste reactie van het Ctgb. Zij zeggen: zo kun je natuurlijk niet verder. Hier
moet je juist op handelen door een herbeoordeling te geven. Is de Minister op z'n
minst bereid om een nieuw gesprek te faciliteren om te kijken waar en wanneer die
herbeoordelingen nodig zijn?
Ik hou het hierbij. O, ik maak het nog even af. Ik roep vooral de Kamer op om hier
nu echt stappen in te zetten. Niet nog meer onderzoek. Mensen wachten op duidelijkheid
en op stappen. Wij zullen in ieder geval inzetten op bufferzones en op de heffing,
want uiteindelijk is het de bedoeling dat die heffing terugvloeit naar de landbouwsector
om te investeren in gifvrije landbouw.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Holman van Nieuw Sociaal Contract heeft geen behoefte aan een
tweede termijn. De PVV, mevrouw Nijhof-Leeuw, ook niet. Dan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Dank, voorzitter. Dank voor de uitgebreide beantwoording van de Minister en de beide
Staatssecretarissen. Tussen de regels door proef ik het wel, maar ik zou toch graag
willen dat de Minister nog een keer herhaalt dat zij zich binnen haar bevoegdheden
tot het uiterste zal inspannen om de teelten die er nu zijn in Nederland mogelijk
te blijven maken. Natuurlijk wil niemand dat het gepaard gaat met gezondheidsrisico's,
maar binnen die kaders zou ik graag horen dat de Minister alles doet wat binnen haar
mogelijkheden ligt.
Ten tweede de voedselstrategie. Daar is een antwoord op gekomen.
Het laatste dat ik wil zeggen, gaat over het opnemen van de precisiegewasbescherming
in de eco-regeling. De Minister zei dat ze daar wel naar wil kijken, maar dat ze dat
gaat doen in de regeling van 2027. Ik heb geen idee of dat ook eerder mogelijk is.
Mijn vraag aan de Minister is: kan het daarin al eerder opgenomen worden of moeten
we echt wachten tot de regeling van 2027?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Meulenkamp, VVD.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik had nog een vraag gesteld over de motie van de heren Holman en Van Campen over
het voorzorgsbeginsel. Volgens mij heb ik daar nog geen antwoord op gehad. Het is
er wel even over gegaan, maar misschien kan de Minister nog toelichting geven op hoe
het staat met de uitvoering van de motie.
Daar wou ik het bij laten.
De voorzitter:
De heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel en ook dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor de
beantwoording. Ik heb natuurlijk niet gezegd dat jonge akkerbouwers en groentetelers
klakkeloos de praktijk van hun ouders of andere voorgangers moeten overnemen. Ik bedoelde
dat ik zie dat het steeds moeilijker wordt om oer-Hollandse groenten te verbouwen,
omdat het middelenpakket steeds smaller wordt. Mijn oproep aan de Minister is om alles
in het werk te stellen om zo schoon mogelijk maar ook zo goed mogelijk oer-Hollandse
groenten op Nederlandse grond te kunnen blijven verbouwen. Dat is één.
Twee. De gevolgen van en de gevolgtrekkingen uit de uitspraak van de Raad van State
over «meten is weten» en de lelies. Dat is zo'n precaire kwestie dat ik de Minister
vraag om niet te wachten tot het volgende debat over gewasbescherming, maar als het
even kan haar toezegging gestand te doen voor, of in ieder geval rond, het zomerreces,
zodat we zo snel mogelijk helderheid hebben over wat de consequenties zijn die de
Minister, in samenspraak met de provincies, gaat verbinden aan de uitspraak van de
Raad van State.
Verder zijn alle vragen beantwoord en daar dank ik de Minister voor. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Pierik, BBB.
De heer Pierik (BBB):
Dank voorzitter. Ik wil ook de Minister bedanken voor de uitgebreide, heldere antwoorden
die ze gegeven heeft. Ik ben blij dat ze met de sector in gesprek gaat over de toepassing
van precisietechnologie. Dat is echt een toepassing die kan resulteren in een behoorlijke
reductie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dat willen we eigenlijk allemaal
wel. Dat is dus mooi. Ik zie uit naar de bevindingen van die gesprekken. Ik denk dat
het heel erg belangrijk is om de wet- en regelgeving, ook op het gebied van die toepassingen,
aan te passen aan de boerenlandbouwpraktijk. Dus als we daar stappen in kunnen zetten,
hoor ik dat te zijner tijd heel graag.
Dank.
De voorzitter:
Mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, voorzitter. Dank aan de Minister en staf voor de beantwoording. Ik vond het wel
teleurstellend dat de Minister niet lijkt te zien dat er echt een nieuwe realiteit
is na de uitspraak van de rechter, met grote consequenties voor de natuur en omwonenden,
maar zeker ook voor telers zelf. Ik had opgeschreven: je zou bijna parallellen trekken
met het debat van volgende week.
Twee vragen. In november 2022 heeft de Kamer de regering via de motie-Beckerman opgeroepen
om Nederlandse wetenschappers en het RIVM onderzoek te laten doen naar een verbeterd
toelatingsbeleid, waaronder dat van EFSA, met als doel om de toename van neurodegeneratieve
ziekten, zoals parkinson en alzheimer, in te dammen. De voorgaande Minister was daar
al mee aan de slag. Het onderzoek zelf zou drie jaar in beslag nemen, maar het proces
neemt nu al meer tijd in dan het onderzoek zelf. Dat kan niet de bedoeling zijn. Dus
wat is de stand van zaken van het gevraagde onderzoek? Kan de Minister de Kamer informeren
over de onderzoeksvraag, de start, de stand van zaken en wanneer de eerste uitkomsten
beschikbaar zullen zijn? Ik kan me voorstellen dat dit misschien een beetje uit de
lucht komt vallen, dus kan zij de Kamer per brief informeren? Kan de Minister daarin
ook aangeven of de EFSA, zoals toegezegd door haar voorganger, bij dit proces betrokken
is?
Nog een korte tweede vraag. Ik blijf het een beetje onvoorstelbaar vinden dat de Minister
geen aanleiding ziet voor een nieuwe toetsing op het risico op kanker nu het Ctgb
een andere statistische toets gaat gebruiken, met mogelijk andere uitkomsten. Krijgen
we nou de door mij gevraagde brief over waarom er niet opnieuw getoetst wordt naar
aanleiding van de keuze voor eenzijdig toetsen?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. De Minister heeft aangegeven dat ze meteen kan overgaan tot de beantwoording.
Minister Wiersma:
Ja. Ik heb het een en het ander meegeschreven.
Dat begon bij het lid Kostić. Zij vroeg of ik een nieuw gesprek met het Ctgb wil faciliteren
over herbeoordelingen en dergelijke. Het antwoord is nee. Volgens mij zijn aan dit
gesprek juist vervolgacties verbonden waarvan de wetenschappers vonden dat die zinvol
zijn. Het Ctgb pakt dat op. Ik heb ze de vorige keer verzocht om met deze mensen in
gesprek te gaan. Dat heeft, wat mij betreft, geleid tot een constructieve dialoog,
waarbij het Ctgb de eenzijdige toetsing heeft voorgesteld. Uiteindelijk is dat vervolgens
aan de EFSA, de Europese Commissie en aan de andere lidstaten. Het Ctgb heeft toegezegd
om daarmee in Nederland in ieder geval vooruit te lopen. Een nieuw gesprek is daarom,
wat mij betreft, niet nodig vanuit deze zijde, tenzij het Ctgb dat zelf zou willen.
De heer Holman had een bijdrage maar geen vraag. O, nee, hij had geen vraag. Sorry.
Ik dacht, er komt vast iets van de heer Holman, maar nee.
De heer Flach vroeg of ik me tot het uiterste wil inspannen om teelten mogelijk te
maken. Dat is ook in navolging en vergelijkbaar met de vraag van de heer Grinwis over
de oer-Hollandse groenten. Uiteraard moet het uitgangspunt zijn dat we die teelten
kunnen behouden. Dat is ook de reden waarom ik juist die sectoren aanspoor. Ik zie
ook dat die bewustwording heel anders is dan pak ’m beet tien jaar geleden. In die
sector is er echt de bewustwording dat ze juist voor het eigen toekomstperspectief
en het behoud van teelten en middelen moeten laten zien dat ze mooie stappen zetten.
Dat kan ook. Daar wil ik me dus tot het uiterste voor inspannen.
De eco-regeling wordt per GLB-periode vastgesteld, dus dat kan nu niet. Dat is de
reden dat ik het niet sneller kan doen. Voor de nieuwe GLB-periode breng ik het zeker
in.
De heer Grinwis had het over de oer-Hollandse groenten. Excuus, ik zal eerst nog even
ingaan op de heer Meulenkamp. Hij had een vraag over de motie over het voorzorgsbeginsel.
Het antwoord daarop is dat het voorzorgsbeginsel is opgenomen in de Verordening Gewasbeschermingsmiddelen.
Alleen na beoordeling mag een stof of middel op de markt als «toelaatbaar». Dat gaat
volgens het nee-tenzijprincipe. De Kamer is daarover geïnformeerd in oktober 2024.
Dat zit er dus in.
De heer Grinwis had een opmerking over «zo schoon mogelijk en zo goed mogelijk» en
daar ben ik het helemaal mee eens. Ik pak die handschoen met de sector samen op. Ondanks
dat ik niet twijfel of het risico's zou opleveren – niet als de middelen goed worden
toegepast – moeten we natuurlijk doen wat kan. Daar houd ik de sector ook aan.
De gevolgen en consequenties van de uitspraak van de Raad van State komen niet voor
het volgende debat, maar na het zomerreces. Net werd ook door de heer Meulenkamp gevraagd
of het daarvóór kan, maar ik ben nog in gesprek met de provincies. Dat heeft tijd
nodig. Na het zomerreces zal ik de Kamer daarover informeren.
De heer Pierik heeft het over «zo veel mogelijk aansluiten bij de landbouwpraktijk».
Dat vind ik ook, binnen de benodigde kaders.
Mevrouw Podt had een vraag over een motie van november 2022. Daar zou ik graag de
stand van zaken van willen weten, want ... Ik hoor dat we even moeten achterhalen
wat de stand van zaken daarvan is. Ik kom er schriftelijk op terug.
Mevrouw Podt (D66):
Dan even heel precies. Ik hoop dat de ambtelijke staf ook kan kijken naar de vragen
die ik precies heb gesteld daarover, want het komt een beetje nauw.
Minister Wiersma:
Akkoord. Het informatiepunt is na de zomer.
Mevrouw Podt (D66):
De tweede vraag die ik had gesteld, is of we een brief kunnen krijgen met een precieze
uitleg over waarom de Minister niet opnieuw laat toetsen naar aanleiding van de nieuwe
statistische toets bij het Ctgb.
Minister Wiersma:
Nee, ik ga daar geen brief over sturen. Ik heb uitgebreid uitgelegd dat dit een wetenschappelijke
discussie is. Het Ctgb heeft dit beoordeeld. Als het gaat om kankerverwekkendheid
is het ECHA daar het aangewezen orgaan voor in Europees verband. Volgens mij hebben
we, ook de Staatssecretaris van Volksgezondheid, dat hier uitvoerig besproken. Daar
wil ik het dan eigenlijk ook bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Podt, kunt u, for the record, nog even vertellen over welke motie
u het heeft?
Mevrouw Podt (D66):
Ja. Dat gaat over de motie-Beckerman. Wacht even, ik ga even zoeken. Het gaat om de
motie-Beckerman van november 2022. Ik kan zo nog even opzoeken welke motie het precies
was, maar dat vergt wat meer zoektijd.
De voorzitter:
Dank. Dan nog heel kort het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb een gemiste vraag en een extra vraag. Mag dat?
De voorzitter:
Een extra vraag mag niet, want we gaan het debat afronden. Ik ga zo de toezeggingen
voorlezen, dus stel even de vraag die vergeten is.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Oké. Ik had de Minister gevraagd of ze erkent dat je niet hoeft te wachten op honderd
procent bewijs dat er gezondheidsrisico's zijn voordat je ingrijpt. Ik hoorde de Staatssecretaris
Preventie namelijk zeggen dat hij wacht op honderd procent uitsluitsel over de gezondheidsrisico's
voordat er echt verdere stappen worden ondernomen. Erkent de Minister dat dat dus
niet hoeft? Dat is ook in lijn met wat de rechter heeft gezegd.
Minister Wiersma:
Ik ga niet het betoog van de Staatssecretaris opnieuw voeren. Ik wil daarbij wel benadrukken
dat niet ieder risico helemaal uit te sluiten valt. We weten bijvoorbeeld dat fijnstof
een risico kan opleveren voor de volksgezondheid. We weten bijvoorbeeld dat banden
van elektrische auto's meer fijnstof veroorzaken dan die van lichtere auto's. Dat
wil niet zeggen dat we daarmee moeten stoppen. Als er aantoonbare gezondheidsrisico's
zijn en de correlatie, het causale verband, is aangetoond, dan komen wij daarop met
beleid. Maar zolang het gaat om ideeën en waarnemingen, is het voorzorgsbeginsel op
dit moment voldoende ingebed in de wet- en regelgeving.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik het debat zo meteen afsluiten, maar niet nadat ik heb gezegd
dat er een tweeminutendebat is aangevraagd door het lid Kostić. Dat zal worden ingepland.
De volgende toezeggingen zijn gedaan:
– De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer nog in 2025 informeren over de uitkomsten
van de gesprekken met artsen inzake hun zorgen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en over wat zij zien in hun spreekkamers. Dat was een toezegging aan mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, ik wil dit even preciseren, want «artsen» is een vrij diffuus begrip.
Het gaat specifiek om huisarts Evelien van Soldt uit Wapserveen en haar medeondertekenaars.
De voorzitter:
Dank voor de aanvulling. Dat gaan wij zo noteren.
– Twee. De Minister van LVVN zal de Kamer voor het volgende commissiedebat over gewasbeschermingsmiddelen
informeren over de uitkomsten van de gesprekken met provincies over de mogelijkheid
tot een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in waterwingebieden.
Ik zie een duimpje van de heer Grinwis, die dit toegezegd heeft gekregen.
– Drie. De Minister van LVVN zal de Kamer voor de zomer voorzien van een nadere toelichting
op de al eerder verstuurde lijst met actuele gewasbeschermingsknelpunten, in lijn
met de motie van de leden Flach en Vedder.
Ik zie een duimpje van de heer Flach.
– Vier. De Minister van LVVN zal de Kamer voor het volgende commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen
informeren over de voortgang van de gesprekken met de sector over het wegnemen van
knelpunten op het vlak van de inzet van precisietechnieken. Dat is op verzoek van
de heer Pierik van de BBB.
– Vijf. In de brief die na het zomerreces aan de Kamer wordt gestuurd, die ziet op het
vervolgproces met betrekking tot de uitspraak van de Raad van State inzake de lelieteelt,
zal de Minister van LVVN ook ingaan op de uitkomsten van gesprekken met provincies
inzake het ruimtelijke spoor en de maatregelen.
– Zes. De Minister van LVVN zal voor het volgende commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen
rapporteren over de mogelijkheden tot het uitsluiten van telers voor hun eventuele
vrijstelling voor het jaar daarop volgend wegens het niet-naleven van toepassingsvoorschriften.
Niet? Ja.
– Zeven. De Minister van LVVN komt schriftelijk terug op de vragen van het lid Podt
inzake de motie-Beckerman van november 2022.
Minister Wiersma:
Ik heb één kleine opmerking. Die uitgebreidere toelichting op de lijst met knelpunten
komt ook na de zomer en niet voor de zomer. Daar zijn we nu over in gesprek en dat
moet verder worden uitgewerkt. Ik kom daarmee dus na de zomer.
De voorzitter:
Daarop knikt de heer Flach.
Mevrouw Podt (D66):
Er komt dus een brief naar aanleiding van de motie-Beckerman, maar ik wil graag even
weten wanneer.
Minister Wiersma:
Na de zomer.
De voorzitter:
Na de zomer en voor ...
Minister Wiersma:
Sowieso voor het volgende debat. Ik kijk ook even naar ... Voor het volgende debat.
De voorzitter:
Oké. Nou, de agenda voor het volgende debat vult zich alweer. Ik kom bij de afsluiting
van het debat. Ik wil de Minister en ook de vertrokken Staatssecretaris hartelijk
danken voor alle antwoorden die zijn gegeven. Ik dank ook de ondersteuning van de
Minister, de ondersteuning van de Kamer, de Kamerleden zelf, de griffie en het publiek.
Tot de volgende keer.
Sluiting 21.40 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier