Verslag van een commissiedebat : Verlag van een commissiedebat, gehouden op 24 april 2025, over Leefomgeving
30 015 Bodembeleid
               29 383
                Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
         
Nr. 133
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 2 juni 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 24 april 2025 overleg
                  gevoerd met de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:
               
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 9 september 2024
                           inzake RIVM-rapporten over knelpuntenanalyse hergebruik grond en bagger en over evaluatie
                           secundaire bouwstoffen (Kamerstuk 30 015, nr. 125);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 7 oktober 2024 inzake
                           reactie op verzoek commissie over de brief van de Stichting Natuurlijk Schoon Spijk
                           van 5 september 2024 met betrekking tot een verzoek om inzicht in en handhaving tegen
                           staalslakken in Spijk (Gelderland) (Kamerstuk 30 015, nr. 126);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 12 november 2024
                           inzake verzamelbrief bodem en ondergrond (Kamerstuk 30 015, nr. 127);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 26 november 2024
                           inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Leefomgeving van 11 september
                           2024, over de planning aanscherping geurnormen veehouderij (Kamerstuk 29 383, nr. 419);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 december 2024
                           inzake eerste beleidsreactie op onderzoek Universiteit Utrecht «Naar een robuuste
                           implementatie van het Verdrag van Aarhus?» (Kamerstuk 28 663, nr. 83);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 december 2024
                           inzake verzamelbrief luchtkwaliteit (Kamerstuk 30 175, nr. 470);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 10 januari 2025 inzake
                           beleidsreactie op de signaalrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport
                           (ILT) «Afweging belang inzetbaarheid Defensie en gevolgen voor leefomgeving nodig»
                           (Kamerstuk 29 383, nr. 423);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 12 maart 2025 inzake
                           reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op brief van de stichting
                           Tegengif over oproep tot dringende actie tegen pfas-vervuiling (Kamerstuk 35 334, nr. 355);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 17 maart 2025 inzake
                           geluidbeleid en openstelling Centrale Voorziening Geluidgegevens (Kamerstuk 29 383, nr. 424);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 13 maart 2025 inzake
                           handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging
                           met pfas (Kamerstuk 30 015, nr. 129);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 25 maart 2025 inzake
                           reactie op verzoek commissie over de brief van de Nederlandse Vereniging van Weerbedrijven
                           (NVWB) over afspraken inzake situatie weermarkt (Kamerstuk 33 802, nr. 26);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 15 april 2025 inzake
                           landelijke impactanalyse aanpassen normen geurhinder veehouderijen (Kamerstuk 29 383, nr. 425);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 17 april 2025 inzake
                           verzamelbrief bodem en ondergrond (Kamerstuk 30 015, nr. 130);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 7 april 2025 inzake
                           rapport van de Europese Rekenkamer over stedelijke verontreiniging in de EU (Kamerstuk
                           30 175, nr. 473).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Voorzitter: Veltman
Griffier: Meedendorp
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Buijsse, Gabriëls,
                  Kostić, Pierik, Stoffer, Veltman en Wingelaar,
               
en de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 13.06 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Ik wil graag starten met het commissiedebat Leefomgeving. Het
                     is iets later vanwege een plenair debat dat iets uitliep, maar het is fijn dat we
                     er allemaal zijn. Welkom aan de Staatssecretaris, aan de mensen op de publieke tribune,
                     aan de mensen die eventueel thuis kijken en aan de leden van de Tweede Kamer: de heer
                     Bamenga van D66, de heer Buijsse van de VVD, de heer Boutkan van de PVV, mevrouw Wingelaar
                     van NSC, de heer Gabriëls van GroenLinks-PvdA en de heer Pierik van de BBB. We hebben
                     drie uur, dus ik wil voorstellen om meteen te starten en drie interrupties per persoon
                     toe te laten. Het woord is aan de heer Bamenga.
                  
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week lazen we al dat hobbyeieren zo vervuild zijn met
                     pfas dat ze te giftig zijn voor mensen om te eten. Dat was al schokkend, maar het
                     nieuws van vanochtend over de fabriek in Helmond is weer een nieuw hoofdstuk in een
                     reeks pfas-schandalen. Kan de Staatssecretaris reageren op het nieuws van Zembla over
                     de pfas-lozingen van Chemours? Wat gaat hij doen om Chemours verantwoordelijk te houden
                     voor de vervuiling en de vergiftiging die het bedrijf heeft aangericht? Een medewerker
                     heeft pfas-waarden in zijn bloed die 1.000 keer boven de RIVM-norm liggen. Het bedrijf
                     heeft gigantische hoeveelheden pfas direct in het riool geloosd. De wethouder spreekt
                     van «crimineel gedrag». Dit raakt onze veiligheid en gezondheid. Er is een aangenomen
                     motie die ervoor pleit om alle giflozingen in kaart te brengen. Dit kabinet wil daar
                     nog zeven jaar mee wachten. Voelt het kabinet in het licht van al deze schandalen
                     niet de urgentie om dit zo snel mogelijk in kaart te brengen? Hoeveel waarschuwingen
                     zijn er nog nodig voordat het kabinet ingrijpt en werk maakt van een pfas-verbod?
                  
De gezondheid van mensen staat op het spel, en wat doet ons land? We vragen mensen
                     met hobbykippen hun eieren weg te gooien omdat ze te giftig zijn, terwijl vervuilende
                     fabrieken als Chemours en Custom Powders naar elkaar wijzen over wie er nou wel of
                     niet schuldig is aan het lozen van kankerverwekkende stoffen. Ondertussen komt deze
                     Staatssecretaris maar niet in actie. Daarom heb ik een aantal vragen aan de Staatssecretaris,
                     en hopelijk komt hij nu wel in actie. Kan hij toezeggen het voorbeeld van Denemarken
                     en Frankrijk te volgen en pfas te verbieden in onder andere kleren, schoenen, beddengoed
                     en waterafstotende materialen? Kan hij toezeggen het actieplan van Denemarken over
                     te nemen met onder andere een saneringsplan om ons drinkwater en onze bodem schoon
                     te maken, onze bevolking beter te informeren, bijvoorbeeld door middel van universele
                     waarschuwingslabels op producten met pfas, en zich keihard te blijven inzetten voor
                     een zo ambitieus mogelijk Europees verbod met daarin de landbouw?
                  
Voorzitter. Dan gaan we naar lucht. De afgelopen jaren zien we een verbetering, maar
                     luchtvervuiling is na roken alsnog de grootste boosdoener als het om gezondheidsschade
                     gaat. We wisten al dat we de WHO-advieswaarden op luchtkwaliteit niet halen, maar
                     nu reserveert dit kabinet vanaf 2026 ook geen budget voor het Schone Lucht Akkoord.
                     We zien te weinig concrete maatregelen. Een meerderheid van de Nederlandse gemeenten
                     is nog steeds niet aangesloten bij dit akkoord en maatregelen zijn vrijwillig, terwijl
                     de gemeenten en provincies zelf voor ambitieuze en bindende maatregelen pleiten. Waarom
                     reserveert de Staatssecretaris geen geld voor het Schone Lucht Akkoord, terwijl een
                     nieuwe EU-richtlijn luchtkwaliteit geïmplementeerd moet worden? Kunt u toezeggen dit
                     wel te gaan doen? Hoe worden de resultaten van projecten zoals Samen Meten betrokken
                     bij het beleid? Hoe is de Staatssecretaris van plan om gemeenten en provincies te
                     ondersteunen bij de implementatie van de Europese richtlijn? Er zijn gigantische gezondheidswinsten
                     mogelijk. Laten we die kansen pakken.
                  
Ten slotte, voorzitter, moeten we het weer hebben over Tata. Los van het nieuws dat
                     de schoorstenen van links tot rechts giftige stoffen lekken door slecht onderhoud,
                     wil ik het hebben over de gezondheidseffectrapportage, de GER. Vorige week hebben
                     experts zoals de GGD, het RIVM, de omgevingsdienst en de expertgroep hun inzichten
                     gedeeld. Helaas kon ik niet aanwezig zijn door een ander debat, maar ik heb het teruggekeken
                     en daarom heb ik een aantal vragen. Kan de Staatssecretaris toezeggen de punten van
                     de experts over te nemen? Geef de GER een plaats in de besluitvorming. Borg die in
                     de maatwerkafspraken. Zorg dat die juridisch gewaarborgd is. Baseer de GER op betrouwbare
                     en door derden gecontroleerde data. Betrek omwonenden. En zorg ondanks deze eisen
                     voor snelheid.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Ondertussen is lid Kostić binnengekomen. Welkom. Het woord is nu aan de heer
                     Buijsse.
                  
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Wij zijn trots op ons land. We zijn een van de meest welvarende
                     en vrije landen van de wereld. Tegelijkertijd leggen we veel druk op onze leefomgeving
                     om ons land welvarend en vrij te houden. We moeten daar verstandig mee omgaan. Daar
                     kunnen we heel veel onderwerpen bij halen, maar in dit debat wil ik drie zaken aanstippen.
                  
Het eerste punt is: geef Defensie de ruimte. De signaalrapportage van de ILT geeft
                     een beeld van achterstallig onderhoud van de vergunningen van Defensie. Dit moet wat
                     de VVD betreft zo snel mogelijk worden ingehaald. Wat is de status hiervan, is de
                     vraag aan de Staatssecretaris. In de signaalrapportage staat ook dat er politieke
                     keuzes moeten worden gemaakt. Welke keuzes betreft dit op het IenW-terrein? Hoe wil
                     de Staatssecretaris dit aanvliegen? Wat de VVD betreft mag niets het op orde brengen
                     van de benodigde ruimte voor Defensie in de weg staan. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
                  
Voorzitter. Dan het tweede punt: houd de weermarkt open. Voor de VVD is het goed dat
                     er een Wet op het KNMI is, die regelt dat er een nationaal instituut is dat meteorologische
                     data en aarddata genereert en adviserend is in noodsituaties. Veel van deze data worden
                     verstrekt aan commerciële bedrijven, die hiermee commerciële diensten verlenen aan
                     inwoners en bedrijven. Het is op dit moment wat de VVD betreft goed geregeld. Het
                     moet echter niet zo zijn dat dit instituut door ingrijpen van de Staatssecretaris
                     op kosten van de belastingbetaler gaat concurreren met die bestaande bedrijven. Dit
                     gaat veel te ver, want bedrijven kunnen dan niet meer investeren in innovaties, en
                     verliezen daardoor ook hun concurrentiepositie. Het risico bestaat zelfs dat het KNMI
                     op de langere termijn monopolist wordt. Wat de VVD betreft is dat onacceptabel. Kan
                     de Staatssecretaris uitleggen wat hier op dit moment precies speelt en hoe hij in
                     overleg is met de weermarkt? Ik overweeg ...
                  
De voorzitter:
Meneer Buijsse, een klein momentje. Lid Kostić heeft een interruptie voor u.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik breng het even terug naar Defensie, want mij collega zei dat niets in de weg mag
                     staan van Defensie. Dat is best wel vergaand. We hebben net een ILT-rapportage binnen
                     die zegt dat er geen afspraken worden nageleefd en dat vergunningen verouderd en niet
                     op orde zijn. Is de VVD het met ons eens dat juist als je het draagvlak voor Defensie
                     wil behouden of vergroten, dit soort dingen wel op orde moeten zijn?
                  
De heer Buijsse (VVD):
Nee, niets mag het op orde brengen van de benodigde ruimte voor Defensie in de weg
                     staan; dat heb ik precies gezegd. Dat is volgens mij ook precies het antwoord op uw
                     vraag. Kunt u anders de vraag herhalen voor mij?
                  
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, als het niet een extra interruptie kost.
De voorzitter:
Dat is wel een extra interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan doe ik het niet.
De heer Buijsse (VVD):
Ik was gebleven bij de weermarkt. Ik wou eigenlijk de zin afronden door te stellen
                     dat ik een motie overweeg om de Staatssecretaris te beperken in zijn mogelijkheden
                     op dit onderwerp.
                  
Tot slot, voorzitter, mijn derde aandachtspunt: los het probleem met de lachgascilinders
                     op. Wat de VVD betreft zijn er twee problemen als het gaat om de lachgascilinders.
                     Allereerst worden lachgascilinders te pas en te onpas teruggevonden in de natuur,
                     parken of andere plekken waar die niet thuishoren. Heeft de Staatssecretaris een beeld
                     van dit probleem? Daarnaast is er een probleem met het opruimen van deze explosiegevoelige
                     objecten. Enerzijds verloopt het opruimen via gemeentes, die zelf de cilinders in
                     de natuur opruimen en afvoeren. Anderzijds belanden de cilinders via reguliere afvalstromen
                     bij afvalverbrandingsinstallaties. Ik heb twee vragen. Kan de Staatssecretaris cijfers
                     aanleveren die horen bij deze opruimkosten? Werkt hij aan oplossingen op dit vlak?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Buijsse, er zijn twee interrupties voor u. Die kwamen tegelijk. U vecht het
                     samen uit. Ik begrijp dat de heer Boutkan als eerste mag.
                  
De heer Boutkan (PVV):
De lachgascilinders zijn inderdaad een probleem. Dat hebben we al eerder in commissiedebatten
                     benoemd. Zowel de heer Gabriëls als ondergetekende hebben dat aangekaart. Maar het
                     was uitgerekend de VVD die daarvoor een blokkade opwierp en zei: als we hier een regeling
                     voor gaan treffen, dan gaan we slecht bedrag belonen en krijgen we hetzelfde als bij
                     de coffeeshops, namelijk bij de voordeur erin en bij de achterdeur eruit, of andersom.
                     De vraag aan de VVD is: gaat u nu wel met ons instemmen met een financiële regeling
                     om dat toch op te gaan lossen voor de gemeentes? Wij zullen niet ontkennen dat daar
                     risico’s aan verbonden zijn. Dat is de vraag aan de VVD.
                  
De heer Buijsse (VVD):
Dat is een te verwachten vraag van collega Boutkan. De VVD is geen voorstander van
                     een statiegeldsysteem voor lachgascilinders. U heeft namelijk gelijk: dat legitimeert
                     het gebruik ervan. Dat is precies de reden waarom wij dit niet willen. Gebruikers
                     zouden dan bij wijze van spreken zoals bij het statiegeldsysteem aanvankelijk een
                     bedrag betalen en dat dan weer terugontvangen zodra de cilinders op plekken ingeleverd
                     zouden worden. Er is een uitvoerige lobby geweest vanuit partijen om tot zo’n systeem
                     te komen. Maar dat is wat de VVD betreft niet de oplossing. Het is ook door een grote
                     groep experts bij een rondetafelgesprek besproken. Daar is toen ook naar gevraagd,
                     onder anderen door collega Veltman. Zij was destijds woordvoerder Milieu namens de
                     VVD. Maar ook experts, waaronder de politie en andere partijen, geven aan dat een
                     dergelijk systeem als waarvoor gepleit is gewoon niet de route is waarvoor we moeten
                     kiezen. Ik stel heel bewust een open vraag aan de Staatssecretaris. Ik heb ideeën
                     over hoe je verder zou kunnen komen in de lachgasproblematiek, maar ik wil de Staatssecretaris
                     eerst de gelegenheid bieden om een actuele stand van zaken aan de Kamer aan te bieden
                     over waar het kabinet mee bezig is en welke cijfers daaronder liggen. Vervolgens ben
                     ik zeer bereid om na te denken over het oplossen van deze problematiek.
                  
De voorzitter:
Ook de heer Gabriëls heeft een interruptie.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Via de inbreng van de heer Buijsse negeert de VVD de grote onderwerpen die geagendeerd
                     zijn voor dit debat over de leefomgeving, te weten pfas, Tata Steel, staalslakken
                     en al die zaken die met gezondheid en milieu te maken hebben. De VVD kiest er dan
                     voor om weer te spreken over een klimaatmarkt en de concurrentie van het KNMI met
                     commerciële bedrijven. Ik heb een vraag aan de VVD. Wat vindt de VVD van een pfas-lozingsverbod?
                  
De heer Buijsse (VVD):
Het is inderdaad een bewuste keuze van mij en van de VVD om dit debat te gebruiken
                     voor twee wellicht wat atypische onderwerpen, namelijk de vergunningen voor Defensie
                     en de weermarkt. In andere debatten in deze samenstelling komen we eigenlijk steeds
                     weer terug op de onderwerpen pfas, Tata Steel en staalslakken. Ik wilde de gelegenheid
                     graag gebruiken om ook andere belangrijke zaken aan te stippen.
                  
Desgevraagd ons standpunt over pfas. Als VVD-fractie zien wij de problemen met pfas.
                     Sterker nog, we hebben een Staatssecretaris die zich in Europa sterk maakt voor een
                     verbod op pfas. Dat verbod gaat wat ons betreft zo ver dat er sprake is van een onderscheid
                     tussen pfas-toepassingen voor niet-essentiële producten en een aantal essentiële toepassingen,
                     zoals militaire toepassingen, toepassingen voor gezondheid en noem maar op. Maar een
                     verbod is dus voor meer reguliere producten, zoals regenjassen of andere producten.
                  
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Buijsse?
De heer Buijsse (VVD):
Oké. Ja. We realiseren ons ook zeer dat de pfas-discussie een internationale discussie
                     is. We kunnen geen dammen in de Maas of de Rijn leggen. We moeten dat dus internationaal
                     aanpakken.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een vervolgvraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Omdat de VVD al die leefomgevingthema’s van milieu en gezondheid dus niet benoemt,
                     heb ik nog een vraag. Hoe denkt de VVD over de korting op de gelden van het Schone
                     Lucht Akkoord?
                  
De heer Buijsse (VVD):
De korting op het Schone Lucht Akkoord. In het algemeen zien we een continue verbetering
                     van de luchtkwaliteit in de laatste decennia. Daar zijn we in een technische briefing
                     ook over geïnformeerd. Het luchtakkoord is een instrument dat we gebruikt hebben –
                     dat loopt nog een aantal jaar – om de luchtkwaliteit samen met bijvoorbeeld gemeentes
                     te verbeteren. Wat ons betreft loopt dat goed. Het kabinet maakt keuzes in de financiering
                     van allerlei zaken. Ik vind altijd dat het een verstandig proces is dat doorlopen
                     wordt en dat er verstandige keuzes worden gemaakt. Dit is ook een voorbeeld van een
                     keuze die gemaakt wordt door het kabinet.
                  
De voorzitter:
Uw derde interruptie, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Omdat de VVD het heeft over lachgascilinders, het KNMI en Defensie in een commissiedebat
                     Leefomgeving, ben ik ook heel benieuwd hoe de VVD denkt over het randvoorwaardelijk
                     maken van de gezondheidseffectrapportage bij Tata Steel.
                  
De heer Buijsse (VVD):
Een interessant onderwerp, de gezondheidseffectrapportage. Ik heb verschillende technische
                     briefings over dit onderwerp mee mogen maken. De grote vraag is natuurlijk als volgt.
                     De gezondheid is natuurlijk enorm belangrijk voor iedereen, zeker voor omwonenden
                     van Tata Steel; laat me dat wel gezegd hebben. Ik merk op dat er gezocht wordt naar
                     een juridische borging van die gezondheidseffecten en uiteraard een beperking van
                     die gezondheidseffecten. Ik zie dat partijen daar hard mee bezig zijn. Ik noem bijvoorbeeld
                     de omgevingsdienst; ik zie in de provincie Noord-Holland allerlei bewegingen, evenals
                     vanuit Tata Steel zelf. Dit traject is onderweg, en ik vind dat wij als Kamer goed
                     worden geïnformeerd. Ik heb daar ook geen opmerkingen over. Het is natuurlijk straks
                     aan het kabinet om wijze dingen te doen voor wat betreft de juridische borging van
                     de GER. Ik wil daarbij wel gezegd hebben dat een juridische borging via een vergunning
                     mij een heel moeilijke weg lijkt te worden. Als het gaat om een juridische borging
                     via maatwerkafspraken, dan laat ik het aan het kabinet om daarin keuzes te maken.
                  
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou, fijn om te horen dat de VVD in ieder geval via maatwerkafspraken de borging van
                     de gezondheidseffectrapportage wil regelen. Terug naar mijn oorspronkelijke vraag
                     over Defensie, want de VVD dook een beetje. We hebben een ILT-rapportage, waarin staat:
                     Defensie houdt zich niet aan de afspraken, de vergunningen zijn verouderd en dat gaat
                     ten koste van leefomgeving en mensen. Dus mijn concrete vraag is: vindt de VVD dit
                     acceptabel? Of vinden zij net als de Partij voor de Dieren dat hierop actie moet worden
                     ondernomen door de Staatssecretaris?
                  
De voorzitter:
Een reactie van de heer Buijsse. Graag niet al te lang.
De heer Buijsse (VVD):
Het is een enorm dilemma, zeg ik richting de Partij voor de Dieren. De huidige situatie
                     bij Defensie is zwaar afgeschaald. In die situatie zitten we nu nog, maar er is een
                     enorme groei van Defensieactiviteiten in het land te verwachten. De vergunningverlening
                     is nu al beperkt. Er is straks een enorme toename van personeel bij Defensie en een
                     internationaal belang om te mogen oefenen. Het is dus echt wel heel belangrijk dat
                     we het goed geregeld hebben. Daar staan wij voor. In de signaalrapportage staat dat
                     er politieke keuzes gemaakt moeten worden. Ik wil hier benadrukken dat het belangrijk
                     is dat de vergunningverlening op orde is, maar we moeten wel aan de bak. Dat is mijn
                     vraag aan de Staatssecretaris.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De VVD blijft een beetje duiken en dat begrijp ik niet helemaal. Volgens mij kan de
                     VVD gewoon uitspreken: ja, ik vind dat het achterstallige onderhoud aan vergunningen
                     en afspraken gewoon moet worden geregeld. Ik zie de woordvoerder van de VVD knikken.
                     Nou, dat is fijn. Mijn vervolgvraag is dan of de VVD het met mij eens is dat het draagvlak
                     voor uitbreiding van Defensie tot waar nodig, wat de VVD dus wil, cruciaal is en dat
                     je dat draagvlak voor de toekomst alleen maar kunt behouden als je netjes opereert,
                     mensen daarin meeneemt en de grenzen voor gezondheid en milieu respecteert.
                  
De heer Buijsse (VVD):
Ik denk dat we in die zin eigenlijk niet zo ... Ik duik helemaal niet. Ik wil juist
                     iets aanstippen wat u volgens mij ook wilt aanstippen. Het is niet op orde, je wilt
                     in de samenleving draagvlak behouden voor Defensie, en om dat draagvlak te behouden
                     heb je een goed stelsel van vergunningverlening nodig. Maar ik wil in dit debat wel
                     een dilemma op tafel leggen, namelijk dat de activiteiten van Defensie de komende
                     jaren fors gaan uitbreiden. Het kan wat ons betreft niet zo zijn dat Defensie in een
                     internationaal en geopolitiek speelveld zoals dat vandaag de dag bestaat, beperkt
                     wordt, bijvoorbeeld door vergunningen en door een missend draagvlak. Er moet dus echt
                     iets gebeuren op dit terrein, anders gaan mensen bezwaar maken en handhavingsverzoeken
                     indienen. Dan krijg je een ongelijk speelveld, en dat willen we niet. Het moet dus
                     gewoon goed geregeld worden.
                  
De voorzitter:
Oké. Het woord is aan ... O, u heeft nog een interruptie van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoop dat het antwoord op mijn vraag kort is, want dan kan ik het nog meekrijgen
                     voor ik moet gaan. Ik was eigenlijk niet van plan te interrumperen, maar toen hoorde
                     ik ineens de heer Buijsse zeggen dat pfas een Europees vraagstuk is. Dat triggerde
                     mij, juist door het artikel van vanochtend, waarin staat: «fabriek in Helmond loosde
                     jarenlang pfas in riool». Dat heeft een enorme impact op zowel de mensen die daar
                     wonen als op Nederland. Vindt de VVD, vindt de heer Buijsse, inderdaad dat dit probleem
                     niet op nationaal niveau aangepakt moet worden, maar enkel Europees?
                  
De heer Buijsse (VVD):
Het is natuurlijk niet zo dat Nederland niks doet. In eerdere debatten heeft de Staatssecretaris
                     uitvoerig stilgestaan bij de acties die nationaal ondernomen worden, meneer Bamenga.
                     Een voorbeeldje daarvan is dat pfas tegenwoordig een ZZS is, een zeer zorgwekkende
                     stof. Daar rust een minimalisatieplicht op. Bedrijven die pfas hanteren, moeten dus
                     al richting minimalisatie van lozingen gaan. Ik denk dat het een heel goed besluit
                     is. We zien ook wel dat het toezicht en de handhaving gewoon strakker zijn dan in
                     het langere verleden. Ik doel bijvoorbeeld op Chemours; daar zitten we bovenop. Daar
                     zorgt deze Staatssecretaris ook voor. Wat dat betreft vind ik dat, nationaal gezien,
                     goed beleid. We moeten ons oriënteren en focussen op Europees beleid, zodat daar verder
                     stappen ondernomen worden.
                  
De heer Bamenga (D66):
Fijn om te horen dat er iemand hier aan tafel blij is met de wat mij betreft non-actie
                     van de Staatssecretaris hierin. Je ziet dat bijvoorbeeld Frankrijk en Denemarken veel
                     verder gaan met pfas. Die gaan gewoon naar een nationaal verbod toe. Die komen met
                     actieplannen. Vindt de VVD niet ook dat wij zover moeten gaan, om juist de veiligheid
                     en gezondheid van mensen, bijvoorbeeld die in Helmond uit het bericht van vanochtend,
                     te waarborgen?
                  
De voorzitter:
De vraag is aan de heer Buijsse gesteld.
De heer Buijsse (VVD):
Ik vind de landelijke aanpak van de Staatssecretaris op dit moment voldoende. Wij
                     staan dus niet achter het standpunt van de D66 om naar een landelijk verbod toe te
                     gaan.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan de volgende spreker, de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik eerst even beginnen met de rondetafelgesprekken die
                     we de afgelopen weken hebben gehad – de heer Bamenga verwees er net al naar – over
                     Tata Steel. Daar kwam toch wel iets naar voren wat ik onder de aandacht wil brengen
                     bij de Staatssecretaris, namelijk de regierol. Tijdens de bespreking bleek gewoon
                     dat men eigenlijk naar elkaar zat te kijken met de vraag wie de regierol gaat oppakken
                     bij de gezondheidseffectrapportage. Dat is jammer, want er zaten bij die bijeenkomst
                     bekwame mensen aan tafel. Daarom is mijn vraag aan de Staatssecretaris: is hij bereid
                     om dit op te pakken en te kijken wie hij kan aanwijzen voor de regierol? Of kan hij
                     misschien zelf de leiding nemen in de regie via zijn ministerie? Graag helderheid
                     hierover. Dat was mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris.
                  
Voorzitter. Dan ga ik verder met geurhinder. Geurhinder is voor ieder mens verschillend.
                     Wat de een lekker vindt ruiken, vindt de ander stinken. De geurbelasting wordt berekend
                     met een verspreidingsmodel. We hebben eerder gezien dat modellen niet de daadwerkelijke
                     waarden weergeven. De PVV is van mening en heeft ook al eerder gezegd: meten is weten.
                     Stel niet in plaats daarvan vanachter een bureau met een natte vinger waarden vast.
                     Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om het principe «meten is weten» in het
                     veld uit te laten voeren? Gaat hij ook het principe «haalbaar, betaalbaar en realistisch»
                     toepassen?
                  
De Europese Raad heeft een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit aangenomen,
                     waardoor vanaf 2030 strengere eisen zullen gaan gelden voor fijnstof en stikstofdioxide.
                     Ik vraag aan de Staatssecretaris: houdt hij rekening met deze datum bij de implementatie
                     van Nederlandse wet- en regelgeving?
                  
Voorzitter. Nederland is een postzegel op de wereldkaart, waar het, gezien alle activiteiten
                     die er zijn, bijna onmogelijk is om geen geluid te horen. Nederland is een van de
                     dichtst bevolkte landen ter wereld. Dat zal niet verminderen. Geluid bepaalt vaak
                     hoe fijn of juist hoe vervelend we een plek vinden, maar hoe we die geluiden ervaren,
                     is voor iedereen anders. Geluidshinder is een gevoelswaarde. Wat hinderlijk en belastend
                     kan uitpakken voor de een, is voor de ander geen probleem.
                  
In zijn brief benoemt de Staatssecretaris een aantal grote lawaaimakers, waaronder
                     windturbines. Het voornemen is om een goed onderbouwd normenkader vast te stellen
                     dat goed aansluit bij de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Maar in
                     Nederland wordt een andere geluidsnorm voor windturbines toegepast dan in de rest
                     van Europa. Nederland hanteert als toegestaan geluidsniveau het gemiddelde over een
                     jaar, in tegenstelling tot de ons omringende landen, waar sprake is van grenswaarden
                     voor geluid, die op geen enkel moment mogen worden overschreden. Doordat windturbines
                     regelmatig stilstaan als het niet voldoende waait of stilgezet worden als er te veel
                     wind is, zal de gemiddelde waarde niet zo gauw overschreden worden. Maar dat beschermt
                     omwonenden in het geheel niet tegen de veel hogere geluidsoverlast. Bovendien is het
                     door de turbine geproduceerde geluid een berekende waarde. De fabrikant maakt met
                     computerprogramma’s een berekening van het geluid dat de betreffende turbine zal produceren
                     onder theoretische omstandigheden. Hoe valt die te controleren en door wie?
                  
Mochten er toch nieuwe windturbines geplaatst gaan worden, dan is de oproep aan de
                     Staatssecretaris om rekening te houden met de nieuwste wetenschappelijke inzichten
                     over gezondheidsrisico’s en afstandsnormen. We praten momenteel in andere dossiers
                     veel over gezondheidseffectrapportages, dus waarom niet bij windturbines? Graag een
                     reflectie van de Staatssecretaris. Wordt dit meegenomen in de nieuwe regelgeving,
                     waardoor voor inwoners een betere rechtspositie wordt gewaarborgd?
                  
Voorzitter. De PVV heeft meermaals aandacht gevraagd voor pfas en een verbod daarop.
                     Ondertussen zien wij een andere wind waaien in Brussel, onder andere door het rapport
                     van Draghi. In buurland Duitsland is men ondertussen expliciet tegen een totaalverbod
                     op pfas. Als er alternatieven beschikbaar zijn, moeten de pfas-producten wel worden
                     vervangen. Ook pleit Duitsland voor een evenwichtig Europees regelgevingskader, met
                     een op risico gebaseerde aanpak in het chemicaliënbeleid binnen REACH. De vraag aan
                     de Staatssecretaris is met welke insteek hij nu het gesprek over dit onderwerp aangaat
                     in Brussel.
                  
Voorzitter. De Staatssecretaris heeft eerder toegezegd in gesprek te gaan met de maritieme
                     sector over het gebruik van producten met pfas waar geen alternatieven voor beschikbaar
                     zijn.
                  
De voorzitter:
Meneer Boutkan, u zit ruim over uw spreektijd heen. Wilt u afronden?
De heer Boutkan (PVV):
Mag ik deze vraag nog even afronden?
De voorzitter:
Als hij niet langer dan tien seconden duurt.
De heer Boutkan (PVV):
Binnen welke termijn gaat de Staatssecretaris uitvoering geven aan deze toezegging?
De voorzitter:
Ik wou «keurig» zeggen, maar dat is het ook weer niet. Maar hartelijk dank. Er is
                     een interruptie van mevrouw Wingelaar.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
U zegt iets over geurhinder en over geluidshinder, specifiek geluidshinder door windmolens.
                     Maar hoe kijkt de PVV aan tegen geurhinder in het algemeen? U zegt namelijk: de een
                     vindt het vies ruiken, de ander niet. En wat betreft geluidshinder wilt u, als ik
                     het goed begrepen heb, wel strengere eisen rondom een windmolen. Maar hoe kijkt u
                     daar dan in het algemeen naar? Mensen kunnen namelijk ook ziek worden van geluidshinder
                     door andere oorzaken, bijvoorbeeld de autosnelweg. Ik noem maar dingen. Ik vond het
                     wel interessant dat u nu eens vraagt naar strengere regels. Ik had daar dus graag
                     wat meer uitleg bij.
                  
De voorzitter:
Dat is een vraag aan de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Laat ik eerst zeggen dat ik zeer blij ben dat mevrouw Wingelaar het goed vindt dat
                     ik dit zo aan de orde stelde. Ik hoor weleens wat anders, namelijk. Ik kaart dit nu
                     zo aan omdat de Staatssecretaris in de brief die bij de stukken zat een aantal lawaaimakers
                     benoemt, waaronder dus ook windturbines, en schrijft dat het kabinet daarmee bezig
                     is. Maar ja, het kabinet zou voor 1 juli komen met nieuw beleid over windmolens. Dat
                     heeft het voor zich uit geschoven. Als dat niet zo is, krijg ik dadelijk wel een correctie
                     van de Staatssecretaris, denk ik. Mij gaat het erom dat er regelmatig zaken naar voren
                     komen bij het plaatsen van windmolens. Daarbij spelen kortere afstanden, laagfrequent
                     geluid, slagschaduw enzovoort enzovoort een rol. Het lijkt dus wel – laat ik heel
                     voorzichtig zijn in dezen – alsof we de gezondheidseffecten voor omwonenden op een
                     ander niveau inschatten dan het mogelijk maken van het plaatsen van. Dat verbaast
                     ons.
                  
Dan de koppeling met geur. Het klinkt misschien raar, maar zal anderen misschien ook
                     heel prettig in de oren klinken: ik vind de geur van mest erbij horen als ik door
                     het Nederlandse landschap fiets, wandel of met de auto rijd. Sommigen zullen die geur
                     vreselijk vinden, maar ik vind hem prima. Geurnormen zijn ook individueel bepaald.
                     Maar we hebben nu eenmaal normen vastgesteld. Alleen, als je een norm gaat bepalen
                     aan de hand van een computermodel ... We hebben het gezien met het stikstofmodel.
                     Jongens, laten we toch even realistisch worden. Zorg ervoor dat je gewoon kan zeggen:
                     het komt daarvandaan en het mag niet verder dan dit.
                  
De voorzitter:
Graag afronden, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik kan er wel uren over praten.
De voorzitter:
Ik merk het, maar dat gaan we niet doen. Het woord is aan de heer Pierik voor een
                     interruptie.
                  
De heer Pierik (BBB):
Dan geef ik de heer Boutkan toch nog iets meer spreektijd. Hij geeft terecht aan dat
                     geurhinder heel subjectief is. De een vindt mest fantastisch ruiken en de ander krijgt
                     er hoofdpijn van, bij wijze van spreken. De PVV is altijd de partij van: meten is
                     weten. Hoe denkt de PVV de geurhinder te kunnen meten op basis van een objectief criterium?
                  
De heer Boutkan (PVV):
Ik zal mijn best doen om het kort te houden. Ik heb in de stukken gelezen dat de Staatssecretaris
                     verwijst naar het verspreidingsmodel. Dat is afgekort «V-Stacks». O, ik word door
                     iemand alweer gecorrigeerd op het Engels! Ik denk dan: dat is weer een computermodel.
                     Maar volgens mij zijn er tegenwoordig wel technieken die geur kunnen gaan bepalen.
                     Maar ik ben er heel eerlijk in: daar heb ik, vermoed ik, minder verstand van dan de
                     heer Pierik. Die is daar meer in thuis.
                  
De voorzitter:
In dat geval geven wij het woord aan mevrouw Wingelaar als volgende spreker.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het stelsel dat we in Nederland hebben om de leefomgeving
                     te beschermen doet op dit moment niet wat het zou moeten doen. Daarom is het goed
                     dat er gewerkt wordt aan het versterken van het VTH-stelsel en dat onze omgevingsdiensten
                     versterkt worden. In een eerder debat heb ik hier enkele oplossingen voor aangedragen.
                     Ik ben blij om te zien dat het verschuiven van plustaken naar basistaken van omgevingsdiensten
                     meegenomen gaat worden in het uitwerken van oplossingen voor het halen van de robuustheidscriteria.
                     Nu is het belangrijk om voortvarend aan de slag te gaan met het wetsvoorstel.
                  
Wel hebben we vragen bij het tijdspad. De omgevingsdiensten moeten op 1 april 2026
                     aan de robuustheidscriteria voldoen. Maar de wet die daarbij moet gaan helpen, gaat
                     pas in op 1 juli 2026. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe dit wetsvoorstel op tijd
                     gaat helpen om aan de criteria te voldoen?
                  
Onlangs kwam het onderzoek van het RIVM over de uitstoot van schadelijke stoffen rondom
                     Chemelot naar buiten. Dit onderzoek leidt tot heel veel zorgen. Met een nieuwe methode,
                     de zogenaamde Hazard-Indexmethode of HI-methode, is gekeken naar drie specifieke kankerverwekkende
                     stoffen. Hoewel deze stoffen afzonderlijk voldoen aan de huidige milieuregels, blijkt
                     dat de optelsom van deze drie zeer zorgwekkende stoffen toch een hoger risico op kanker
                     oplevert. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft is kijken naar het gezamenlijke risico
                     van meerdere stoffen in de lucht, dus niet per stof afzonderlijk, een goede zaak.
                     Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het gebruik van de Hazard Index verder toegepast
                     gaat worden? Ziet de Staatssecretaris kans om deze methodiek te verankeren in het
                     vergunningenbeleid?
                  
Ik ga verder, voorzitter. Ik zit nog niet zo heel lang in de Tweede Kamer, maar wel
                     lang genoeg om ongeduldig te worden. Mijn eerste motie heb ik in september samen met
                     collega Gabriëls ingediend. Daarin vroeg ik om te bezien of bodemregelgeving aangescherpt
                     moet worden ten aanzien van het gebruik van Beaumix. Dat is iets waar men zich in
                     Zuid-Limburg, bij de verbreding van de A2, grote zorgen om maakt. Dat onderzoek loopt
                     – dat weet ik – maar ik wil weten wanneer het is afgerond en de resultaten met de
                     Kamer gedeeld kunnen worden.
                  
Voorzitter. Dit valt ook te bekijken als onderdeel van een bredere trend, namelijk
                     dat we er in Nederland steeds te laat achter komen hoe schadelijk bepaalde stoffen
                     voor onze leefomgeving zijn. Vervolgens hebben we nog langer nodig om iets te verbieden
                     of terug te dringen. Pas als na jarenlang onderzoek blijkt dat een stof schadelijk
                     is, worden er stappen genomen. Is de Staatssecretaris het met me eens dat dat beter
                     moet kunnen? Op deze manier kunnen stoffen jarenlang toegepast worden en grijpen we
                     veel te laat in. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar het omkeren van de bewijslast,
                     bijvoorbeeld voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen of voor de toepassing van nieuwe
                     bouwmaterialen die gebaseerd zijn op industriële afvalstromen, zoals Beaumix en staalslakken?
                     Hiermee bedoel ik: we passen het pas toe als aangetoond is dat het niet schadelijk
                     is voor gezondheid en milieu.
                  
Ik sluit af met het bericht in de krant van vanmorgen over Custom Powders in Helmond.
                     Dat deed mijn collega ook al. Zeker vijftien jaar lang loosde deze fabriek pfas rechtstreeks
                     in het riool. De verantwoordelijke wethouder daar noemt het «crimineel». Dat is het
                     ook. De gemeente zit ook nog eens met hoge saneringskosten, terwijl de fabriek inmiddels
                     failliet is. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: wat kan de Staatssecretaris doen
                     om deze gemeente te ondersteunen om de claim neer te leggen bij Chemours? Het is namelijk
                     een feit dat destijds DuPont op de hoogte was van deze praktijken. Terwijl ik deze
                     vraag stel, weet ik al bijna wat het antwoord gaat zijn.
                  
Ten slotte, voorzitter. Voelt de Staatssecretaris door weer een incident niet meer
                     urgentie voor regels en betere vergunningen, toezicht en handhaving?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Het woord is aan de volgende spreker, de heer Gabriëls. O, sorry. Er is een
                     interruptie van de heer Boutkan.
                  
De heer Boutkan (PVV):
Ik heb toch een vraag aan mevrouw Wingelaar. Zij stelde een vraag aan de Staatssecretaris
                     met betrekking tot de omgevingsdiensten en de wet. Maar ja, de omgevingsdiensten hebben
                     jaren geleden al te horen gekregen dat ze moeten gaan toewerken naar die robuustheid.
                     Het had de omgevingsdiensten dan ook gesierd als ze, vooruitlopend op de wet, robuust
                     waren op 1 april 2026, zoals gevraagd. Deelt NSC deze mening? Tegelijkertijd, dat
                     met de omgevingsdiensten toont ook aan ... Wat er nu in Limburg is gebeurd, is natuurlijk
                     niet goed. Het is fout. Maar daarachter had de vraag moeten zitten waarom het niet
                     eerder is geconstateerd door de toezichthoudende instanties. Dat heeft eigenlijk te
                     maken met dezelfde vraag over de omgevingsdiensten en de robuustheid.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Helmond ligt trouwens niet in Limburg, maar in Brabant. Dat is het eerste.
De heer Boutkan (PVV):
Nou ja, Brabant dan. Ik versta ze niet!
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Wij hebben de vorige keer volgens mij goed meegedacht om, inderdaad, die robuustheidscriteria
                     makkelijker te laten bereiken door de omgevingsdiensten. Dat was bijvoorbeeld door
                     het verplaatsen van de basistaken. Ik vind dat omgevingsdiensten dat ook moeten zijn
                     per 1 april 2026. Dat hebben we met elkaar afgesproken. Ik zit misschien wat minder
                     streng dan u in de wedstrijd op het volgende punt. Als het doel in zicht is, vind
                     ik dat belangrijker dan dat je welke maatregelen dan ook meteen gaat inzetten. Dus
                     dat. Uw tweede vraag ben ik heel even kwijt.
                  
De voorzitter:
O jee. Meneer Boutkan, wat was uw tweede vraag?
De heer Boutkan (PVV):
Heel kort. Mevrouw Wingelaar schetste de situatie met betrekking tot de illegale lozing
                     die al jarenlang plaatsvond. Ik had de vraag of dat niet aantoont dat de toezichthouder,
                     en daarmee de omgevingsdiensten, eigenlijk onvoldoende robuust waren om dat te kunnen
                     constateren.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Nou, meneer Boutkan, deze omgevingsdienst heeft dat wél geconstateerd. Ze heeft zelfs
                     een claim uitgeschreven. Daardoor is het bedrijf failliet gegaan. Ik kan de conclusie
                     dat deze omgevingsdienst op dat gebied gefaald heeft, nu dus niet met u delen.
                  
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie van de heer Buijsse voor mevrouw Wingelaar.
De heer Buijsse (VVD):
Een korte vraag voor mevrouw Wingelaar. Hoe kijkt mevrouw Wingelaar aan tegen het
                     gedwongen behalen van de robuustheidscriteria door de omgevingsdiensten, oftewel dat
                     als omgevingsdiensten nu bijvoorbeeld te klein zijn in schaal, er gedwongen gefuseerd
                     moet worden?
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dat moet geen verrassing voor de heer Buijsse zijn. Ik heb er de vorige keer namelijk
                     een motie over ingediend dat wij tegen het gedwongen fuseren van omgevingsdiensten
                     zijn.
                  
De voorzitter:
Goed. Nu zie ik geen interrupties meer. Dan is de volgende spreker de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. «Eet geen groente uit eigen tuin.» «Laat je kind niet spelen
                     in zeeschuim.» «Hier niet zwemmen.» Afgelopen week, met Pasen, kwam er het advies:
                     «Eet geen eitjes van hobbykippen.» Pfas zitten overal. Ze gaan nooit meer weg. Ze
                     zitten in ons voedsel, ons vruchtwater, onze moedermelk en ons bloed. Ze zijn slecht
                     voor onze gezondheid. Het echte advies moet zijn: verbied die shit. Dat roept GroenLinks-Partij
                     van de Arbeid al jaren.
                  
Voorzitter. Ik heb de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Wat is de stand van
                     zaken ten aanzien van de motie van GroenLinks-Partij van de Arbeid die oproept om
                     voor de zomer een verbod op het lozen van pfas uit te werken? Hoe staat het met de
                     pfas-restrictie in Europa? Zet de Staatssecretaris zich scherp in om zo min mogelijk
                     uitzonderingen door te laten en verder uitstel te voorkomen? Wat is het tijdspad?
                     Is de Staatssecretaris het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens dat er heel snel
                     een verbod moet komen op pfas-houdende producten waar al alternatieven voor zijn?
                     Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij alvast pfas-houdende kleding gaat verbieden,
                     zoals Frankrijk en Denemarken al hebben gedaan?
                  
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, u heeft een interruptie van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
GroenLinks-Partij van de Arbeid is altijd heel stevig tegen pfas. Ik snap dat wel,
                     want het is natuurlijk een heel vervelend goedje. Maar er zijn altijd toepassingen
                     van pfas waar echt geen alternatieven voor zijn. Het wordt gebruikt in kunstmatige
                     hartkleppen, in producten die levensreddend kunnen zijn. Is zo’n algeheel pfas-verbod
                     niet killing voor een aantal mensen?
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. Ik stel letterlijk de vraag aan de Staatssecretaris of hij het
                     met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens is dat er heel snel een verbod moet komen
                     op pfas-houdende producten waar al alternatieven voor zijn. Als er geen alternatieven
                     voor zijn, zullen we als de wiedeweerga samen met de industrie innovaties moeten aangaan
                     en zo snel mogelijk naar alternatieven moeten zoeken. Het alternatief is immers dat
                     pfas, zoals blijkt uit de dagelijkse berichten, zich ophoopt in het bloed, in het
                     lichaam, en dat kan niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid. Het is ook aangetoond
                     dat het dat niet is. Wij zijn dus voor onderzoek naar alternatieve, pfas-loze innovaties.
                     Maar over bullshitproducten zoals regenjassen of bepaald textiel zeggen wij: verbied
                     die shit.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Pierik. Ik zou u allemaal willen vragen om iets korter
                     in uw vragen en antwoorden te zijn.
                  
De heer Pierik (BBB):
Dat ga ik zeker doen; ik ben altijd van de korte vragen. Dus zolang er geen alternatieven
                     zijn voor sommige producten, wil ook GroenLinks-Partij van de Arbeid een soort gedoogbeleid
                     voor het gebruik van pfas?
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Als het om levensbedreigende, zeer belangrijke toepassingen gaat, begrijpen wij dat
                     er naar alternatieven gezocht moet worden en dat tot die tijd die productgroepjes
                     – het gaat om een klein percentage – niet kunnen worden uitgezonderd. Maar over alle
                     andere materialen, de frivoliteiten waarvoor producenten pfas gebruiken, zeggen wij,
                     nogmaals: verbied die shit.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Het kan niet zo zijn dat onafbreekbare schadelijke chemicaliën zich ophopen in onze
                     lichamen omdat producenten vinden dat er pfas moet zitten in bepaalde bullshitproducten.
                     Verbieden die hap!
                  
Dan Tata Steel. Bijna 100 van de 108 ovens van Kooks- en Gasfabriek 2 lekken gif.
                     En dan is er nog nieuws van het RIVM dat er veel te veel kankerverwekkende paks in
                     de IJmond zijn. Er moet snel iets gebeuren. Exact een jaar geleden diende ik een motie
                     in om per direct te starten met een gezondheidseffectrapportage. De methodiek daarvoor
                     is inmiddels af; dank aan het RIVM. Kan de Staatssecretaris nog voor het meireces
                     een onafhankelijke verantwoordelijke aanwijzen, zoals de heer Boutkan het noemde,
                     die deze GER zo snel mogelijk uitvoert? Geen geborgde gezondheidswinst, geen maatwerkafspraken.
                  
De voorzitter:
De heer Gabriëls heeft een interruptie van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Over de GER gesproken: het klinkt heel eenvoudig wat de heer Gabriëls hier stelt.
                     Maak een GER, maak ’m onderdeel van de maatwerkafspraken en alles is geregeld. Maar
                     zo simpel is de praktijk natuurlijk niet. We hebben vorige week een technische briefing
                     gehad over de GER, met verschillende experts. Bij mij zijn twee dingen blijven hangen.
                     Enerzijds heb je de juridische borging die gevraagd is. Anderzijds heb je de snelheid
                     waarmee je de juridische borging zou willen regelen. Dit komt steevast niet terug
                     in het verhaal van GroenLinks-PvdA. Ik vraag de heer Gabriëls om een duiding te geven:
                     wat is nou belangrijker, snelheid of juridische borging?
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ten eerste: wij benoemen gezondheid in ieder geval. De VVD heeft het over lachgascilinders
                     en over de concurrentie van het KNMI met weerbedrijven. Dat ten eerste. Ten tweede.
                     Die gezondheidseffectrapportage en de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond
                     moeten zo snel mogelijk worden meegenomen in de maatwerkafspraken. Wij vinden ook
                     dat er heel snel maatwerkafspraken moeten plaatsvinden. Daarom zetten wij druk – dat
                     zult u dadelijk ook horen – op het aanwijzen van een verantwoordelijke, op een gezondheidseffectrapportage,
                     op het in kaart brengen van gezondheidswinst en natuurlijk op juridische borging.
                     Ik zou het heel fijn vinden als de heer Buijsse van de VVD samen met ons zorgt voor
                     die juridische borging, zodat de omwonenden van Tata Steel in ieder geval een gezondere
                     toekomst tegemoet kunnen zien.
                  
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Een GER is niet verkeerd; laat ik dat vooropstellen. Natuurlijk moeten we aan gezondheid
                     werken. Voor mij was heel lang het beeld dat GroenLinks-PvdA twee onverenigbare zaken
                     met elkaar wilde verenigen, namelijk: we willen de GER borgen in de vergunningsverlening
                     en het moet nu gebeuren. Dat gaat dus gewoon niet. Wij willen best wel samenwerken.
                     Ik wil graag de verbinding leggen om daar stappen in te zetten, maar de illusie dat
                     je via een vergunning de GER juridisch geregeld gaat krijgen ... Dat gaat wat ons
                     betreft gewoon niet gebeuren. Mijn vraag aan de heer Gabriëls is hoe hij dat bekijkt.
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Fijn dat de VVD een stap wil zetten op gezondheid op dit vlak. Dank u wel, ook voor
                     de uitgestoken hand om daarin meer samen te werken. Ik zou het fijn vinden om de VVD
                     in het gezondheidskamp te trekken.
                  
Ten aanzien van de juridische borging: als het niet via de vergunningssituatie kan,
                     moet het via een joint letter of intent of wat dan ook. Maar hoe dan ook zal Tata
                     gewoon juridisch gehouden moeten worden aan gezondheidswinst voor omwonenden, want
                     het kan zo niet langer. Dat kan via een joint letter of intent. Het liefst gaat het
                     via een vergunning, maar de heer Buijsse heeft aangegeven dat dat niet kan. Wij willen
                     dat het hoe dan ook juridisch geborgd wordt. Wij willen in ieder geval dat Tata concreet
                     aanspreekbaar wordt om gezondheidswinst af te dwingen.
                  
De voorzitter:
Tot slot de heer Buijsse, voor zijn laatste interruptie. O, toch niet. Meneer Gabriëls,
                     de rest van uw betoog alstublieft. O, excuus. Ik zie nu dat het lid Kostić ook een
                     vraag heeft.
                  
Kamerlid Kostić (PvdD):
Volgens mij waren we beiden bij de briefing over de gezondheidseffectrapportage. Daarbij
                     zei de gezondheidsexpertgroep: we hebben een jurist voor de doorvoering van de GER
                     in de vergunningen, en die heeft goede ideeën over hoe je dat zou kunnen regelen.
                     Is GroenLinks-PvdA het met ons eens dat we de Staatssecretaris moeten vragen om in
                     gesprek te gaan met die jurist, om te bekijken of we daarvan iets kunnen leren en
                     meenemen?
                  
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Wij zijn dat biljoentriljard procent eens met het lid Kostić. Bij dezen vraag ik de
                     Staatssecretaris om op die vraag te reageren. Dan hoeft het lid Kostić dat niet meer
                     te doen.
                  
De voorzitter:
U kunt verder met uw betoog.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Er is een andere motie die we exact een jaar geleden hebben ingediend, over de GER
                     als generiek instrument in vergunningverlening. Dat betreft datgene waarom de heer
                     Buijsse vraagt, namelijk: hoe gaan wij gezondheid verankeren in vergunningverlening
                     van de toekomst, in plaats van nu alleen maar te sturen op normen? Mijn vraag aan
                     de Staatssecretaris is of hij al bezig is met dat traject. Wat mij betreft hoeft hij
                     niet te wachten op het Tata-traject. Graag een reactie daarop.
                  
Dan het vuurwerkverbod. De aangenomen motie-Bikker/Boswijk heeft de Staatssecretaris
                     gevraagd de AMvB voor de ontheffingsbevoegdheid zo spoedig mogelijk uit te werken,
                     zodat het verbod niet wordt vertraagd. Is de Staatssecretaris al begonnen met de uitwerkingen?
                     Zijn de relevante betrokkenen, zoals gemeenten en politie, al betrokken? Is de analyse
                     voor een veilige komende jaarwisseling al gestart? Wij verwachten een drama komend
                     jaar. Hoe gaat het met de ontwikkelingen in de vuurwerkvoorraden? Zijn de gesprekken
                     hierover met de betrokkenen al gestart? En wanneer kunnen we de analyse voor een veilige
                     jaarwisseling in 2025 verwachten?
                  
Dan staalslakken. Afgelopen dinsdag heeft de Kamer een oproep gedaan om op korte termijn
                     een meldplicht voor toepassing van staalslakken in te voeren. Deze restproducten van
                     staalproductie zorgen op sommige plekken voor milieuschade en dus gezondheidsschade.
                     Graag wil ik zo snel mogelijk een brief over hoe en in welk tijdpad de Staatssecretaris
                     deze motie gaat uitvoeren. Kan de Staatssecretaris hier alvast een reactie op geven?
                  
Voorzitter. Dit alles gaat over zorgen en over het voorkomen van zorgen over de gezondheid
                     van mens en dier, en dus ook over het voorzorgsprincipe. Afgelopen week kregen we
                     de resultaten van een juridisch onderzoek naar aanleiding van een motie van GroenLinks-Partij
                     van de Arbeid om het voorzorgsprincipe beter te verankeren in de wet. De conclusie
                     van dat onderzoek was: de informatiepositie van het bevoegd gezag moet versterkt worden,
                     zodat ze het voorzorgsprincipe beter kunnen toepassen. Het beste kan dat door parallel
                     in te zetten op onderzoeken, zoals het Impulsprogramma Chemische Stoffen, en door
                     het concreter beschrijven van de informatiepositie in de wet. Denk bijvoorbeeld aan
                     een rapportageverplichting voor bedrijven. Kan de Staatssecretaris toezeggen dit te
                     gaan doen?
                  
Voorzitter. Het is daarbuiten een teringzooi op het gebied van milieu. We hebben bijna
                     nooit echt tijd om uitgebreid hierover te spreken, want dan gaat de VVD het over lachgascilinders
                     en het KNMI hebben, maar het is me gelukkig gelukt om deze onderwerpen binnen de tijd
                     te benoemen.
                  
De voorzitter:
Ik wou zeggen «het woord is aan de heer Pierik», maar ik begrijp dat de heer Buijsse
                     een persoonlijk feit wil maken.
                  
De heer Buijsse (VVD):
Een persoonlijk feit. De VVD wordt er meermaals van beticht dat wij buiten de inhoud
                     van het commissiedebat Leefomgeving gaan, maar alle punten die ik aan heb gehaald
                     in mijn bijdrage aan het debat, betreffen stukken die gewoon op de agenda staan. Dat
                     wil ik toch eventjes gezegd hebben.
                  
Ik wil ook een punt maken van het taalgebruik van de heer Gabriëls. Meermaals gaan
                     het woord «shit» en allemaal andere woorden over tafel die niet thuishoren in een
                     debat. Ik stoor me daaraan.
                  
De voorzitter:
Waarvan akte, meneer Buijsse. Een korte reactie van de heer Gabriëls, maar ik wil
                     eigenlijk graag door naar de volgende spreker. Dus heel kort!
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De VVD kiest zelf de belangrijke onderwerpen ten aanzien van milieu die de VVD hier
                     wil bespreken. Wij kiezen ook zelf hoe we daarop reageren. De belangrijke zaken ten
                     aanzien van milieu en gezondheid worden op geen enkele wijze benoemd. En daarom benoem
                     ik het telkens zo. Ik vind dat zeer spijtig voor een partij die zegt het wel belangrijk
                     te vinden, maar er vervolgens op geen enkele wijze in dit soort debatten aandacht
                     aan schenkt.
                  
Met betrekking tot het taalgebruik denk ik: als u normeert naar mij, kunt u het ook
                     naar heel veel anderen doen, inclusief naar uzelf, want volgens mij heb ik geen hele
                     rare woorden gezegd.
                  
De voorzitter:
Het kan zijn dat daar de meningen over verdeeld zijn, maar ieder lid gaat inderdaad
                     over zijn eigen woorden. Ik geef graag het woord aan de heer Pierik.
                  
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Het recente geuronderzoek, uitgezet door het Ministerie van Infrastructuur
                     en Waterstaat, roept bij BBB niet alleen vragen op, maar ook verbazing en onbegrip.
                     Wat hier niet gebeurt, is eerlijk en objectief onderzoek uitvoeren. Er is onderzoek
                     uitgezet dat boeren in een kwaad daglicht stelt en dat de schijn van vooringenomenheid
                     nauwelijks weet te vermijden.
                  
Laten we eerst op basis van onze onvolprezen wetenschappelijke instituten vaststellen
                     wat de belangrijkste bronnen van geurhinder zijn. Ik citeer uit het rapport van het
                     RIVM, Onderzoek Beleving Woonomgeving. In dit rapport staan de glasheldere feiten:
                     buren, barbecues, vuurkorven, open haarden en allesbranders veroorzaken meer ernstige
                     geurhinder dan de landbouw. Bij eerstgenoemde geurbronnen ervaart ruim 5% van de omwonenden
                     ernstige geuroverlast en bij agrarische bedrijven en bij het uitrijden van mest is
                     dat 2,5% van de omwonenden. Bovendien zien we dat de geurhinder veroorzaakt door stallen
                     de laatste jaren juist afneemt, aldus het RIVM.
                  
Voorzitter. Laten we duidelijk zijn: geurhinder kan een serieus probleem zijn. Mensen
                     die naast een boerderij wonen, verdienen het dat hun zorgen serieus worden genomen,
                     maar bij beleid hoort ook eerlijk zijn en een wetenschappelijke onderbouwing. Dit
                     betekent dat alle belangrijke geurbronnen die voor hinder kunnen zorgen, moeten worden
                     meegenomen in een onderzoek.
                  
In het recente geuronderzoek van IenW zien we bijvoorbeeld een vraag als: heeft de
                     geur van de stallen van veehouderijen in uw woonomgeving weleens invloed op uw sociale
                     leven, bijvoorbeeld doordat u minder vaak bezoek wilt ontvangen of minder buitenactiviteiten
                     onderneemt? Wat is dit? Is dit een serieuze onderzoeksvraag of is dit suggestieve
                     stemmingmakerij? Ik vraag de Staatssecretaris hoe hij dat ziet. Een vraag als deze
                     duwt mensen bewust in een negatieve richting. Mensen gaan situaties zoeken waarin
                     ze keer op keer last hebben gehad van geuroverlast.
                  
Is de Staatssecretaris het met ons eens dat dit soort vragen de objectiviteit van
                     het onderzoek ondermijnt? En is er überhaupt gecontroleerd of de vragen neutraal geformuleerd
                     zijn? En wie heeft de vragen opgesteld? Wat was het doel van het onderzoek? Waren
                     er ook vertegenwoordigers van de agrarische sector bij betrokken? Waar was het onderzoek
                     voor bedoeld? En de allerbelangrijkste vraag is natuurlijk: wat wordt er gedaan met
                     de onderzoeksresultaten?
                  
Dan de zogenaamde motivatieprikkel, een verloting van VVV-bonnen onder de deelnemers.
                     Wat is het doel hiervan? Wordt hiermee werkelijk beoogd om betrouwbare en genuanceerde
                     antwoorden te verzamelen of is het de respons afkopen? Of is dit in werkelijkheid
                     een recept voor gekleurde reacties, waarbij mensen uit eigen belang of nieuwsgierigheid
                     meedoen zonder een eerlijke weergave van de persoonlijke ervaringen? Kan de Staatssecretaris
                     garanderen dat deze financiële prikkel geen invloed heeft op de objectiviteit van
                     de uitkomsten?
                  
Voorzitter. Geurbeleving is subjectief. Wat de één ...
De voorzitter:
Meneer Pierik, u heeft een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik ben even stil, omdat ik niet goed weet hoe ik dit moet gaan formuleren. Wat is
                     volgens u dan wel een objectief onderzoek?
                  
De heer Pierik (BBB):
Ik heb gerefereerd aan het onderzoek van het RIVM waarin geurhinder landsbreed wordt
                     onderzocht en waarbij niet alleen gekeken wordt naar de geurhinder rondom boerderijen,
                     maar naar geurhinder in heel Nederland. Dan kom je tot een veel breder beeld van wat
                     voor ernstige geurhinder mensen ervaren. Dan kom je tot de conclusie dat vuurkorven,
                     barbecues, open haarden en allesbranders – ik heb het al opgesomd – veel meer mensen,
                     veel meer omwonenden, meer pijn en hinder opleveren dan de hinder die mensen rondom
                     een boerderij ervaren. Ik denk dat we die kennisinstituten tekortdoen als we daar
                     geen lering uit trekken.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar u vindt het betrekken van omwonenden en het bevragen van omwonenden over dit
                     thema niet relevant?
                  
De heer Pierik (BBB):
Dat vind ik zeker relevant, maar dat is dan wel gedaan door het Rijksinstituut voor
                     Volksgezondheid en Milieu. Zij weten hoe je een doelgroep moet stratificeren, hoe
                     je een onderzoek moet opzetten en hoe je vragen moet stellen. Ik ben me echt helemaal
                     kapotgeschrokken van een vraag die ik net voorlas, namelijk: «Heeft de geur van stallen
                     van veehouderijen in uw woonomgeving weleens invloed gehad op uw sociale leven, bijvoorbeeld
                     doordat u bezoek niet wilde ontvangen of minder buitenactiviteiten ondernam?» Dat
                     zijn vragen die er bij het vragenlaboratorium van het CBS, waar ik 34 jaar gewerkt
                     heb, in ieder geval nooit in gekomen zouden zijn.
                  
De voorzitter:
Meneer Pierik, u kunt uw betoog vervolgen.
De heer Pierik (BBB):
Ik ga nog even verder.
Voorzitter. Geurbeleving is subjectief; dat blijkt uit alles. Wat de een storend vindt,
                     merkt de ander niet eens op. Toch kiest het ministerie ervoor om vooral te leunen
                     op individuele beleving in plaats van te investeren in objectieve metingen van geurbelasting.
                     Waarom? Waar blijft de wetenschappelijke aanpak gebaseerd op feiten in plaats van
                     subjectieve cijfers over geurbeleving? Daarom stellen we de Staatssecretaris vandaag
                     een aantal concrete en kritische vragen. Gaat de Staatssecretaris ook extra onderzoek
                     doen naar de geurbronnen die omwonenden veel meer ernstige geurhinder opleveren dan
                     de landbouw? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de stem van veehouders even
                     zwaar weegt in dergelijke onderzoeken? Kan de Staatssecretaris garanderen dat deze
                     onderzoeken niet alleen maar een verzameling van klachten gaan worden? Hoe gaat de
                     Staatssecretaris ervoor zorgen dat de subjectieve uitkomsten van deze belevingsenquête
                     niet gaan leiden tot aanscherping van de geurnormen? En is de Staatssecretaris bereid
                     om dit onderzoek direct te stoppen en een wetenschappelijk instituut te betrekken
                     bij dergelijke onderzoeken?
                  
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Pierik?
De heer Pierik (BBB):
Voorzitter. BBB staat pal achter onze boeren. De BBB gelooft in eerlijke besluitvorming
                     en respect voor onze boeren. Wij vragen aan de Staatssecretaris: trek aan de noodrem
                     en voorkom dat dit onderzoek dadelijk als politiek wapen wordt ingezet.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. De ILT signaleert dat Defensie zich niet houdt aan afspraken. Vergunningen
                     zijn verouderd of niet op orde. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat dit onacceptabel
                     is en het draagvlak voor Defensie schaadt? Kan de Staatssecretaris voor de zomer een
                     brief naar de Kamer sturen waarin hij uitlegt hoe hij ervoor gaat zorgen dat de ILT-signalen
                     worden opgepakt en de vergunningen van Defensie worden aangepakt, zodat mens en milieu
                     voldoende worden beschermd?
                  
Dan aanslagreinigers met het gif DDAC en een lekker zoet smaakje. Katten krijgen er
                     brandwonden van en het is heel schadelijk voor de leefomgeving. Kan de Minister toezegging
                     het gif in groeneaanslagreinigers te verbieden? Hij had daar vorig jaar de kans toe,
                     met een wet die er kant-en-klaar lag, maar die heeft hij van tafel geveegd. Komt hij
                     dit jaar nog met die wet?
                  
Dan iets over de andere bronnen van schade aan de gezondheid. Bijna driekwart van
                     de Nederlanders maakt zich zorgen over zijn gezondheid door de uitstoot van schadelijke
                     stoffen. We voldoen nergens aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.
                     Luchtvervuiling is na roken de grootste veroorzaker van gezondheidsschade in Nederland.
                     Dat kost dit kabinet ook miljarden. Wil de Staatssecretaris zich inzetten om te voorkomen
                     dat er vanaf 2026 minder geld voor schone lucht komt? Kan hij de Kamer hierover vóór
                     Prinsjesdag berichten? Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris de nieuwe EU-richtlijn
                     voor luchtkwaliteit te implementeren in het Nederlandse beleid? Welk bedrag hoort
                     daarbij? Mensen hebben een Staatssecretaris nodig die naast ze staat en actie toont
                     in plaats van blijft hangen in onderzoeken.
                  
Uit een conservatieve schatting van Natuur & Milieu blijkt dat er nu jaarlijks 7 miljard
                     aan schade wordt toegebracht aan de leefomgeving van mens en dier door de uitstoot
                     van industrie. Slechts 2% van de bedrijven veroorzaakt 75% van de schade. Met stip
                     op één staat daarbij natuurlijk Tata Steel. Kan de Staatssecretaris toezeggen voor
                     de zomer met een brief te komen waarin hij uitlegt hoe hij de kennis over deze maatschappelijke
                     kosten expliciet meeneemt in keuzes in de begroting en in beleidsafwegingen?
                  
Voorzitter. Omwonenden van Tata Steel hebben jarenlang moeten vechten om erkenning
                     te krijgen dat Tata ze ziek maakt en hun leefomgeving vervuilt. Tata heeft dat altijd
                     ontkent. De overheid heeft jarenlang niet ingegrepen. Het is dankzij burgers zoals
                     Dirk dat er een paar jaar geleden eindelijk wat handhaving kwam. Maar Dirk zit nu
                     thuis met kanker. Hij appte me hoe pijnlijk hij het vond dat de Staatssecretaris,
                     tijdens het laatste vragenuur over de vervuiling en misleiding door Tata, Tata verdedigde
                     en nul sympathie toonde richting de omwonenden. De overheid heeft ongelofelijk veel
                     goed te maken bij de burgers. De Staatssecretaris moet nu dus echt in actie komen.
                  
De toezichthouder noemt Tata «calculerend en opportunistisch» en signaleert dat het
                     bedrijf regels overtreedt en decennia oude onderdelen die kankerverwekkende stoffen
                     lekken, blijft gebruiken. De toezichthouder heeft er geen vertrouwen in dat dit verbetert.
                     De eerdere beloftes van Tata worden niet nagekomen. De Reclame Code Commissie heeft
                     Tata ook al betrapt op een leugen bij zijn beweringen over vermindering van kankerverwekkende
                     stoffen. Dan is het minste wat de Staatssecretaris richting omwonenden kan doen, toch
                     Tata veroordelen? Is hij daartoe bereid? Kan de Staatssecretaris afspraken maken met
                     een bedrijf dat dit gedrag laat zien en keer op keer mensen en de overheid aantoonbaar
                     misleidt? Ik wil daar echt een uitgebreide reflectie op. Dit is namelijk geen incident
                     meer, maar een structureel probleem. Omwonenden worden erdoor kapotgemaakt.
                  
Voorzitter. Dan een andere grote bron van gezondheidsschade: de vee-industrie. Veehouderijen
                     mogen nog altijd meer stank veroorzaken dan andere bedrijven. Omwonenden van veehouderijen
                     worden ziek. De GGD roept al jaren om actie. De Staatssecretaris is bezig met het
                     aanpassen van de wetgeving. Recent stuurde hij allerlei onderzoeken over de gevolgen
                     van aangescherpte normen voor de veehouders naar de Kamer. Dat is prima. Maar dit
                     mag er niet toe leiden dat de uitspraak van de rechter wordt genegeerd en dat de winst
                     van de agro-industrie weer boven de gezondheid van burgers wordt geplaatst. Kan de
                     Staatssecretaris toezeggen dat de gezondheid van omwonenden centraal staat bij het
                     aanscherpen van de normen straks?
                  
Dan de staalslakken. ILT heeft geconcludeerd dat de huidige regelgeving het milieu
                     en de gezondheid onvoldoende beschermt. Nu laat ze zien dat in bijna alle onderzochte
                     gevallen, zelfs bij goed gebruik van de staalslakken volgens de regels, het milieu
                     te veel wordt geschaad. Hoe rijmt de Staatssecretaris dit met zijn stelling dat overheden
                     voldoende juridische armslag hebben om op te treden tegen het gebruik van staalslakken?
                     Hoe kunnen overheden optreden als er zelfs bij gebruik volgens de regels milieu en
                     gezondheidsschade kan optreden? Wil de Staatssecretaris op basis van inzichten van
                     ILT kijken wat er nodig is om de risico’s voor mens en milieu wél wettelijk af te
                     dekken? Kan hij ons daar voor de zomer over informeren? Is de Staatssecretaris het
                     met de Partij voor de Dieren eens dat er, gezien alle ontwikkelingen ...
                  
De voorzitter:
Lid Kostić, ik wil u vragen om nu af te ronden, alstublieft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, dat ga ik doen. Is de Staatssecretaris het met de Partij voor de Dieren eens dat
                     er, gezien alle ontwikkelingen, niet meer gesproken kan worden van een veilige toepassing
                     van de staalslak? Zo nee, kan de Staatssecretaris vijf voorbeelden geven waarin staalslakken
                     wél goed ingepakt zijn en geen schade berokkenen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Zoals ik het richting de heer Gabriëls gevraagd heb, vraag ik het ook aan het lid
                     Kostić. Het gaat over de GER voor Tata Steel. We hebben het daar tijdens de briefing
                     uitgebreid over gehad. Ik hoorde zojuist van de heer Gabriëls dat het voor hem voldoende
                     is als er voor wat betreft de GER een compromis gevonden wordt, dus als het in de
                     joint letter of intent komt en niet in de vergunningverlening. Staat u daar hetzelfde
                     in als de heer Gabriëls?
                  
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb het woordje «compromis» niet gehoord in de woorden van GroenLinks-PvdA, maar
                     goed. Het zijn in ieder geval niet mijn woorden. Het gaat erom dat we er nu eindelijk
                     voor zorgen dat de omwonenden ons weer kunnen vertrouwen. Ik heb net, en in meerdere
                     debatten, uitgebreid geschetst dat Tata de boel gewoon bedondert. Meerdere malen heeft
                     het ons voorgelogen. Als er een soort conceptmaatwerkafspraken worden gemaakt, wil
                     je dat keihard wordt vastgesteld wat het plan van Tata zal behelzen en welke maatregelen
                     het moet nemen. Maar voordat dat wordt vastgesteld in die maatwerkafspraken, wil je
                     het toetsen op gezondheidseffecten. Dus: welke gezondheidseffecten behalen we hiermee?
                     Dat wil je eerst in kaart gebracht hebben, voordat wij als Kamer definitief beoordelen
                     of die maatwerkafspraken goed genoeg zijn. Daar gaat die gezondheidseffectrapportage
                     in eerste instantie over. In tweede instantie gaat het erover het uiteindelijk te
                     borgen in maatwerkafspraken, voor de langere termijn. Daarvoor heb ik net een suggestie
                     gedaan richting de Staatssecretaris. Ik hoop dat de VVD die wil omarmen, als ze gezondheid
                     serieus neemt. Die suggestie is namelijk om in gesprek te gaan met de jurist van de
                     Expertgroep Gezondheid IJmond.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden, alstublieft?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja. Daarna moet hij kijken hoe dat in de vergunningen zou kunnen worden verwerkt.
De voorzitter:
Ondertussen is de heer Stoffer van de SGP binnengekomen. Welkom in dit debat. De heer
                     Boutkan heeft een interruptie.
                  
De heer Boutkan (PVV):
De heer Gabriëls was eerst.
De voorzitter:
De heer Gabriëls heeft geen interrupties meer om te gebruiken.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar ik werd wel genoemd. Er werden mij woorden in de mond gelegd door de heer
                     Buijsse. Die wil ik rectificeren, als dat kan.
                  
De voorzitter:
Een punt van orde dus, wat u betreft.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja. We hebben niet gezegd dat de juridische borging zomaar in de joint letter of intent
                     kan. Ik heb het volgende gezegd. Ik heb sowieso beaamd wat het lid Kostić gezegd heeft
                     over het spreken met de juridisch adviseur. Maar het maakt ons niet uit. Het liefst
                     komt het in de vergunning of in de joint letter of intent, als het maar keihard juridisch
                     geborgd wordt. Zo kunnen omwonenden en de omgevingsdienst Tata aanspreken op zijn
                     gezondheidsfalen.
                  
De voorzitter:
U heeft dat bij dezen nog even toegelicht. De heer Boutkan heeft een interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
De gezondheidseffectrapportage is natuurlijk heel actueel. Wat de PVV betreft moet
                     het gelijk oplopen. Volgens mij zaten het lid Kostić en ondergetekende bij hetzelfde
                     rondetafelgesprek. Laat ik het maar even zo zeggen: op ons kwam het als volgt over.
                     «Laat het implementeren van de gezondheidseffectrapportage nou niet de blokkade zijn
                     om te komen tot verbeteringen bij Tata Steel.» De vraag aan het lid Kostić is als
                     volgt. We moeten toch met z’n allen werken aan een betere omgeving, ook voor de omwonenden.
                     Hoe kijkt het lid Kostić dan tegen deze situatie aan? We hebben de directeur van de
                     omgevingsdienst gehoord. Die heeft gezegd: ik zit ook gebonden aan de MER. Hoe ziet
                     het lid Kostić het dan voor zich dat de gezondheid tóch geborgd wordt, zonder vertraging?
                  
De voorzitter:
Het woord is aan het lid Kostić. Graag een korte reactie, zeg ik met nadruk.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een terechte vraag, maar die blijft wel steeds terugkomen. Wat iedereen hier volgens
                     mij vergeet, is dat we het doen voor de gezondheid. Ik kan dat niet vaak genoeg benadrukken.
                     Je kan hier als Kamer dus helemaal geen maatwerkafspraken neerleggen om de zogenaamde
                     snelheid, voordat je in kaart brengt wat het effect op de gezondheid is en of dat
                     voldoende is. Ik blijf het dus herhalen: de Kamer heeft de verantwoordelijkheid om
                     dat eerst goed te borgen. Dat heeft de Kamer, inclusief de PVV, trouwens ook uitgesproken.
                     Dat wil ik hier dus gewoon geborgd zien. Dan kunnen we verder met het definitief tekenen
                     van maatwerkafspraken. Maar dát moet eerst geborgd worden.
                  
De voorzitter:
Goed. Dan is nu het woord aan de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Excuses voor mijn late binnenkomst. Af en toe heb je, zo net voor
                     een reces, dat niet alles lukt. Maar ik ben blij dat jullie, collega’s, zo lang gesproken
                     hebben dat ik mijn eerste termijn toch nog kan doen. Dank daarvoor.
                  
Voorzitter. Onlangs werden we opgeschrikt door het RIVM-advies om geen eieren van
                     hobbykippen meer te eten. Dit vanwege verhoogde pfas-concentraties verspreid door
                     het land. Het advies riep bij de SGP vragen op. Het gaf kippenhouders geen handelingsperspectief.
                     We wachten de antwoorden op onze Kamervragen hierover af. Ik benoem het omdat het
                     onderstreept wat de enorme impact van de pfas-problematiek is.
                  
Het verspreiden van schadelijke pfas moet aan de voorkant gestopt worden. Hoe kan
                     het dat België veel beter in beeld heeft welke bedrijven pfas lozen? Hoever zijn wij
                     daarmee, is mijn vraag aan de Staatssecretaris.
                  
Ook aan de achterkant ligt een grote opgave. Pfas komt namelijk overal voor. Het werkveld
                     geeft aan dat middelen niet doelmatig besteed worden. Enerzijds gaat het saneren van
                     risicolocaties veel meer kosten dan we aan middelen hebben. Anderzijds wordt er bij
                     nieuwe projecten, vanwege de strakke kaders, voor miljoenen euro’s geïnvesteerd in
                     het verwijderen van kleine hoeveelheden pfas. Kunnen we dit niet anders organiseren,
                     zodat middelen ingezet worden op die plaatsen waar de meeste risico’s zijn?
                  
Voorzitter. Dan de staalslakken. Ook LD-staalslakken zorgen namelijk voor milieurisico’s.
                     De kern van het probleem is volgens mij dat het nu niet vereist is om staalslakken
                     zo te isoleren dat ze niet in contact kunnen komen met regen en grondwater. ILT noemt
                     het opvallend dat er bij een project waar bovenwettelijk afdekfolie was toegepast,
                     juist geen milieuprobleem was geconstateerd. Het kan dus wel, mits voor voldoende
                     afdekking wordt gezorgd. Het is prima om naar alternatieve toepassingsmogelijkheden
                     te kijken, maar kijkt de Staatssecretaris ook naar aanscherping van de toepassingseisen,
                     is daarbij mijn vraag. We horen graag hoe de Staatssecretaris de motie voor een meldplicht
                     bij toepassing van staalslakken gaat uitvoeren.
                  
De Staatssecretaris gaat in zijn brief voorbij aan bestaande situaties met milieuproblemen.
                     Dan gaat het soms om grote hoeveelheden staalslakken die er nog steeds liggen en waar
                     zware metalen uit spoelen. Mijn vraag is hoe we die bestaande situaties gaan aanpakken.
                  
Na de overstromingen in Zuid-Limburg voltrok zich een stille ramp. Via riooloverstorten
                     kwam allerlei viezigheid, waaronder grote hoeveelheden zware metalen, op weilanden
                     terecht. Boeren verloren tientallen koeien aan vergiftiging, blijkt nu. Gemeenten
                     en waterschappen wijzen naar elkaar. Riooloverstorten, maar ook door verkeerde aansluitingen
                     lekkende riolen, zorgen voor vervuiling, en niet alleen in extreme omstandigheden.
                     Je wilt toch niet dat dit vieze water op weilanden of in waterspeeltuinen terechtkomt?
                     Mijn vraag is hoe hierop wordt toegezien en hoe er verantwoordelijkheid wordt genomen.
                  
Voorzitter. Dan de geurnormen. Het is lastig om grip te krijgen op geurhinder. Het
                     hoort tot op zekere hoogte bij het leven op het platteland. Veel omwonenden van stallen,
                     ook dichtbij, geven aan dat ze er geen last van hebben, terwijl er ook mensen zijn
                     op meer dan een halve of zelfs een hele kilometer van stallen die zich ernstig gehinderd
                     voelen. De SGP pleit daarom voor terughoudendheid met rigide geurnormen voor bestaande
                     stallen.
                  
Houdt de Staatssecretaris er rekening mee dat via de saneringsregelingen in de stikstofaanpak
                     honderden veehouderijen opgekocht worden? Maakt de Staatssecretaris verschil tussen
                     woningen die in het verleden gekoppeld worden aan een veehouderijbedrijf en andere
                     woningen? In het eerste geval had je kunnen weten waar je terechtkwam. Daar moeten
                     we wat ons betreft dan niet moeilijk over gaan doen.
                  
Voorzitter. Tot slot de geluidsregels voor windparken. Waar blijft de aanscherping
                     van de geluids- en afstandsnormering voor windparken? De huidige geluidsnormen zijn
                     gebaseerd op gemiddelden. Die doen geen recht aan de geluidshinder en gaan voorbij
                     aan de problemen door laag frequent geluid. De Raad van State heeft een streep gezet
                     door deze normen. De voorgenomen verlenging van de overbruggingsregeling is een zwaktebod.
                     Wanneer komt het kabinet met een serieuze aanscherping van de geluidsnormering en
                     een duidelijke afstandsnorm?
                  
Voorzitter. Kortom, er is genoeg werk aan de winkel om onze leefomgeving schoner en
                     veiliger te maken. Het is minder vanzelfsprekend dan de samenleving misschien denkt.
                     Daarom vraagt het om waakzaamheid.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. We zijn toegekomen aan het einde van de eerste termijn. We gaan het debat
                     even schorsen. Ik wil vragen of twintig minuten ...
                  
Staatssecretaris Jansen:
Er zijn best veel vragen gesteld, voorzitter. Dat is heel mooi, maar ik heb er dan
                     wel ruim 40 minuten voor nodig, denk ik.
                  
De voorzitter:
40 minuten is echt te lang. Er zit ook veel overlap in. Ik zou u dan willen vragen ...
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter, ik heb vier pagina’s vol met vragen. Een fractie heeft volgens mij 27
                     vragen gesteld.
                  
De voorzitter:
Ik wil u vragen om 30 minuten in acht te nemen, alstublieft. Kijk wat u doen kunt
                     binnen die tijd.
                  
Staatssecretaris Jansen:
We zijn ook later begonnen, voorzitter. Dus ...
De voorzitter:
Jazeker. Maar het loopt in die zin ook wel een beetje door. Kijk wat u kunt doen in
                     30 minuten. We schorsen tot 14.50 uur. Dat is 33 minuten.
                  
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, mag ik als een soort punt van orde alleen opmerken dat ik het vooral belangrijk
                     vind dat de Staatssecretaris zorgvuldig kan beantwoorden? Ik zou hem die ruimte wel
                     willen geven.
                  
De voorzitter:
Ik begrijp dat, maar er zijn ook nog een tweede termijn en de rest van de procedure
                     in een vergadering. We hebben nu tot 14.50 uur. We zien elkaar zo weer terug.
                  
De vergadering wordt van 14.18 uur tot 14.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik wil deze vergadering weer openen. Welkom terug iedereen. We zitten
                     best wat krap in de tijd gezien de hoeveelheid vragen. En ik ken deze leden: ze willen
                     ook graag antwoorden en doorvragen. Ik heb van de Staatssecretaris begrepen dat hij
                     een aantal blokjes heeft. Ik zou willen voorstellen om per blokje eventuele interrupties
                     te doen en drie interrupties in totaal aan te houden. Dan kijken we of het lukt om
                     toe te komen aan een tweede termijn. Als we ons allemaal inhouden en kort en bondig
                     zijn, gaat het lukken, anders niet. Ik kijk even naar de Staatssecretaris om te vragen
                     welke blokjes hij heeft. Laten we daarmee aftrappen.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Ik heb de blokken pfas, luchtkwaliteit, Tata Steel, staalslakken,
                     geur en geluid, en overig, maar ik begin met een korte algemene tekst.
                  
De voorzitter:
Prima. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank aan de commissie voor de inbreng in de eerste termijn. Dank
                     ook aan de Kamer dat we dit gesprek over de leefomgeving nu met elkaar kunnen voeren.
                     Dat heb ik de afgelopen maanden ook heel duidelijk gemerkt. Op 12 februari heb ik
                     het Schone Lucht Jaarcongres bezocht in het provinciehuis van Noord-Brabant. Ik was
                     op 24 januari in gesprek met de inwoners van de IJmondregio. 13 december ben ik in
                     gesprek geweest met de omwonenden van Chemours en met Chemours zelf. Wat dat betreft
                     snap ik de urgentie vanuit de Kamer. Vanuit mijzelf en vanuit IenW zijn we hier ook
                     heel adequaat en scherp op.
                  
Het mooie is dat we elkaar allemaal vinden in het gemeenschappelijke belang. Ongeacht
                     onze politieke kleur staan wij, alle aanwezigen hier vandaag, achter dezelfde doelstelling,
                     namelijk een schone, gezonde en veilige leefomgeving voor iedereen in Nederland, een
                     omgeving waar mensen schone lucht inademen, waar het water en de bodem gezond en veilig
                     zijn, en waar hinder van geur en geluidsoverlast zo veel mogelijk zijn beperkt. Daar
                     werken we met z’n allen aan. Dat doen we samen en voor iedereen.
                  
In 2030 gaan de nieuwe Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit in. Deze Europese
                     afspraken over het schoner en gezonder maken van het milieu zijn belangrijk, omdat
                     vervuilende stoffen zich niet houden aan landsgrenzen. Dat geldt zeker voor vervuilende
                     stoffen in de lucht. Doordat alle lidstaten er gezamenlijk de schouders onder blijven
                     zetten, dragen deze bij aan een gelijk speelveld voor de bedrijven. Het belangrijkste
                     blijft natuurlijk dat nieuwe Europese grenswaarden zullen leiden tot een betere luchtkwaliteit,
                     minder gezondheidsschade, lagere maatschappelijk kosten en een gezondere leefomgeving
                     in 2030 en daarna.
                  
Daarnaast steun ik het voorstel voor de Richtlijn bodemmonitoring. Gezonde bodems
                     zijn essentieel voor onder meer voedselzekerheid, klimaatadaptatie, koolstofopname
                     en verbetering van de biodiversiteit. Mijn focus ligt op het vinden van een goede
                     balans tussen de economie en de leefomgeving van mensen, om zo te werken aan een toekomstbestendig
                     Nederland en daarbij samen te werken met de Kamer.
                  
Voorzitter. Dan ga ik naar het blok pfas. Allereerst heb ik een vraag van de heer
                     Bamenga van D66. Wil ik mij keihard blijven inzetten voor een ambitieus verbod wat
                     betreft pfas? Ja. Daar kan ik gewoon heel bondig over zijn. Ik blijf me daar keihard
                     voor inzetten.
                  
De heer Boutkan heeft een vraag over het verbod op alle pfas. In Brussel waait een
                     andere wind door Draghi. De vraag van de heer Boutkan was eigenlijk met welke vraag
                     ik naar Brussel ga. Op dit moment wordt het pfas-restrictievoorstel beoordeeld door
                     het Europees Agentschap voor chemische stoffen. Naast naar verboden wordt daarbij
                     ook gekeken naar alternatieve opties om emissies van pfas naar het milieu te voorkomen
                     anders dan via een verbod. Mijn inzet is dat de emissies naar het milieu op EU-niveau
                     moeten worden teruggedrongen via een verbod of via andere maatregelen die de emissies
                     naar het milieu zo ver mogelijk beperken, dus langs twee sporen.
                  
De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid had eigenlijk een vraag met dezelfde
                     strekking over de pfas-restrictie in Europa. Waar staan we nu, zet ik mij er scherp
                     voor in om zo min mogelijk uitzonderingen te laten voorkomen, en wat is het tijdspad?
                     Zoals ik net al zei, werkt het EU-agentschap op dit moment aan het opstellen van de
                     adviezen. Hierbij zijn de betreffende comités onafhankelijk. Beïnvloeding in deze
                     fase is dus niet mogelijk. Zo gauw de adviezen zijn afgerond, zal ik bij de Commissie
                     aandringen op spoedige behandeling en stemming daarover.
                  
Een vraag van zowel de heer Bamenga als de heer Gabriëls: wanneer komt er nu eindelijk
                     een nationaal pfas-verbod? Met de motie-Gabriëls heeft de Kamer de Minister van IenW
                     verzocht om een verbod op het lozen van pfas uit te werken. Daarnaast heb ik toegezegd
                     om de mogelijkheden van een nationaal pfas-verbod te verkennen. Wij informeren u hier
                     binnen afzienbare tijd per brief over. Dat gebeurt nog dit voorjaar; dat loopt tot
                     21 juni, heb ik me net laten vertellen.
                  
De heer Bamenga van D66 vroeg of ik kan toezeggen het actieplan van Denemarken over
                     te nemen, met onder andere een saneringsplan om drinkwater en bodem schoon te maken.
                     We krijgen de locaties met de pfas-verontreiniging die aangepakt moeten worden steeds
                     beter in beeld. Hiervoor ondersteun ik de andere overheden ook financieel. Hoe we
                     de locaties aanpakken die we in beeld krijgen, bespreken we de komende maanden met
                     gemeenten, provincies en waterschappen. Goede voorbeelden uit het buitenland neem
                     ik daar natuurlijk in mee, zeg ik richting de heer Bamenga.
                  
Dan een vraag van de heer Gabriëls. Hij vroeg of ik het met GroenLinks-Partij van
                     de Arbeid eens ben dat er heel snel een verbod moet komen op pfas-houdende producten
                     waar al alternatieven voor zijn. Hij vroeg of ik kan toezeggen dat ik pfas-houdende
                     kleding ga verbieden, zoals Frankrijk en Denemarken al gedaan hebben. Vorig najaar
                     heeft de Minister van IenW aan de Kamer toegezegd om een verkenning uit te voeren
                     naar een lozingsverbod voor pfas en een nationaal verbod voor het op de markt brengen
                     van pfas-houdende producten. Binnenkort zal de Kamer hierover per brief worden geïnformeerd.
                     Daarna is het moment om hierover met u van gedachten te wisselen. Dus ik kan dat nu
                     nog niet toezeggen. Ik kan nu nog geen tijdsindicatie geven, maar het komt heel snel.
                  
Dan een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC. Pas als na jarenlang onderzoek blijkt
                     dat een stof schadelijk is, worden er stappen ondernomen. Zij vraagt of ik het met
                     NSC eens ben dat dit beter zou moeten kunnen. Ik deel de mening dat procedures sneller
                     moeten, ook al is zorgvuldigheid natuurlijk ook wel vereist. Tijdens de REACH-revisie
                     dit jaar wil ik wel inzetten op het versimpelen en versnellen van procedures om risico’s
                     te beheersen.
                  
De heer Gabriëls vroeg: wat gaat het kabinet doen met de uitkomsten van het juridisch
                     onderzoek? Gaat het de informatiepositie van het bevoegd gezag vastleggen in de wet?
                     Gedeeltelijk loopt het versterken van de informatiebehoefte van de bevoegde gezagen
                     al onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Tevens kijken we naar verdere vervolgstappen
                     op basis van de uitkomsten van het juridisch onderzoek, zoals aangegeven in de Kamerbrief
                     van 14 april jongstleden. Centraal hierin staat een routekaart voor het beter toepassen
                     van het voorzorgsbeginsel bij chemische stoffen. Die wordt naar verwachting dit najaar
                     naar de Kamer gestuurd. Daarnaast werken we aan een betere informatiepositie voor
                     het bevoegd gezag aan de recent opgezette tafel uitvoering zeer zorgwekkende stoffen.
                     Ik zeg richting de heer Gabriëls dat wij op dit moment nog geen noodzaak zien om de
                     wetgeving aan te passen. Maar er loopt een aantal trajecten.
                  
De heer Bamenga vroeg wat ik ga doen om Chemours verantwoordelijk te houden, met name
                     naar aanleiding van de berichtgeving over Helmond. Wij kijken natuurlijk naar de mogelijkheden,
                     naar in hoeverre we Chemours hierop kunnen aanspreken. Maar in het belang van de Staat
                     kan ik hier op dit moment niet verder op ingaan, zeg ik heel eerlijk richting de heer
                     Bamenga.
                  
Mevrouw Wingelaar van NSC vroeg of ik de gemeente Helmond ga bijstaan in de juridische
                     strijd tegen Chemours. Of en in hoeverre Chemours aansprakelijk is, is uiteindelijk
                     aan de rechter. Om medeoverheden te ondersteunen in de aanpak van buitenproportionele
                     opgaven op het gebied van bodemsanering hebben we de speciale regeling, de SPUK Bodem,
                     beschikbaar. De kosten voor het verhalen van de aansprakelijkheid zijn onderdeel van
                     aanpak en invulling van het principe «de vervuiler betaalt». Wanneer juridische kosten
                     buitenproportioneel van aard zijn, kunnen die hier dus ook onder vallen. De gemeente
                     Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde 8,8 miljoen euro toegekend gekregen
                     voor de aanpak van de bodemverontreiniging en de inzet van het kostenverhaal.
                  
Mevrouw Wingelaar vroeg of ik kan aangeven hoe het gebruik van de Hazard Index verder
                     toegepast gaat worden en of ik kans zie om deze te verankeren in het vergunningenbeleid.
                     Dit is slechts een deelrapport waarin de Hazard-Indexmethodiek is onderzocht. Het
                     RIVM onderzoekt ook andere methoden. Eind 2025 verwacht ik een definitief rapport
                     van het RIVM, waarin het de voor- en nadelen van alle methoden op een rijtje zet.
                     Begin 2026 zal ik de Kamer daarover verder informeren. Daarbij wil ik opmerken dat
                     deze problematiek niet alleen in Nederland speelt. Europa verricht hier ook onderzoek
                     naar. Een Europese aanpak zou dus voor de hand kunnen liggen, maar we zijn er ook
                     zelf mee bezig.
                  
Dan een vraag van de heer Stoffer van de SGP. Hoe kan het dat België veel beter in
                     beeld heeft welke bedrijven pfas lozen? Welke slag gaat Nederland hierin maken? Nederland
                     heeft een overzicht van de huidige vergunde pfas-lozers. Dit is met de Kamer gedeeld
                     op 25 januari vorig jaar, 25 januari 2024. Dit overzicht wordt geactualiseerd tijdens
                     de huidige bezien- en herzienactie. België en Nederland registreren pfas-lozers overigens
                     op verschillende manieren. België heeft een landelijk registratiesysteem, terwijl
                     in Nederland alle bevoegde gezagen zelf verantwoordelijk zijn voor het registreren
                     van de pfas-lozers in hun eigen systeem. Dat is dus het verschil tussen België en
                     Nederland.
                  
Nog een vraag van de heer Stoffer: «Ik hoor uit het werkveld dat middelen voor pfas-sanering
                     niet doelmatig worden besteed. Kunnen we dit niet anders organiseren, zodat middelen
                     worden ingezet voor sanering op die plaatsen waar de meeste risico’s zijn?» Provincies
                     en gemeenten zijn het bevoegd gezag en bepalen per locatie of en tot hoever er moet
                     worden gesaneerd. Voor pfas geldt het principe dat de vervuiler betaalt, zoals ik
                     net ook al aangaf. Is er geen aansprakelijke partij, dan is er sprake van een onaanvaardbaar
                     risico en ondersteunt het Rijk de provincie en de gemeenten financieel door middel
                     van de genoemde SPUK Bodem. Het afgelopen jaar was het budget voldoende voor de aanvragen
                     van provincies en andere overheden. Maar we zien ook dat de locaties met pfas-verontreinigingen
                     steeds beter in beeld komen, waarmee de druk op het budget toeneemt. Inderdaad moeten
                     locaties met het meeste risico het eerst worden aangepakt. Over de inrichting daarvan
                     spreken we de komende maanden met gemeenten, provincies en waterschappen.
                  
Een vraag van de heer Boutkan: op welke termijn gaat de Staatssecretaris de toezegging
                     uitvoeren om in gesprek te gaan met de maritieme maakindustrie? Ik heb volgens mij
                     eerder aangegeven dat ik het bredere gesprek over pfas ga voeren nadat de Europese
                     Commissie met een voorstel voor restrictie is gekomen. Los daarvan ga ik op werkbezoek
                     bij de maritieme sector. Er wordt nu gekeken naar een datum in mijn agenda. Ik heb
                     de afspraak nog niet zien staan voor de komende maand mei, maar mogelijk vinden we
                     alsnog een gaatje.
                  
Dan de laatste vraag, over pfas in eieren, van de heer Bamenga. Het is natuurlijk
                     heel vervelend dat je geen eieren kunt eten. Dat heb ik eerder al richting de Kamer
                     gecommuniceerd. Maar pfas is wel een heel groot en complex probleem. Dat is ook de
                     reden waarom ik nauw samenwerk met collega’s van bijvoorbeeld LVVN en VWS als het
                     gaat om voedselveiligheid en gezondheid. Zo zijn we ook samen opdrachtgever voor een
                     meerjarig onderzoeksprogramma van het RIVM. Pfas in eieren gaat om voedselveiligheid.
                     Voor hobbykippen ligt dit dus eigenlijk bij mijn collega van VWS. Op 27 mei vindt
                     er een schriftelijk overleg plaats met VWS. U zou de vragen ook daar kunnen stellen.
                     Maar nogmaals, we kijken hier met drie bewindspersonen wel actief naar.
                  
De voorzitter:
Dank. Dat was het eerste blokje, pfas. Ik kijk even naar links. De heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de beantwoording van de vragen. Volgens mij heeft de Staatssecretaris een
                     aantal keren gezegd dat hij bepaalde dingen beter in beeld gaat brengen. Om heel specifiek
                     te zijn: ik heb verwezen naar het feit dat er een aangenomen motie is om daar waar
                     geloosd is een en ander beter in beeld te krijgen. Dat zou pas over zeven jaar gebeuren.
                     Ik hoor de Staatssecretaris nu zeggen: we gaan dat beter in beeld krijgen en de komende
                     tijd bespreken we met gemeenten, provincies en waterschappen hoe we dat zo snel mogelijk
                     kunnen doen. Wanneer kan de Kamer een brief verwachten over de uitkomst? Dan kunnen
                     wij ons voordeel daarmee doen.
                  
De voorzitter:
De Staatssecretaris overlegt nog even. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Daar kom ik zo meteen op terug. Dit is eigenlijk het dossier van de Minister, dus
                     vind ik het lastig om een datum te noemen. Ik kom er in tweede termijn op terug.
                  
De voorzitter:
Dan een vervolgvraag van de heer Bamenga. Toch niet, dan ga ik naar de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
In dit blokje kwam ook een vraag aan de orde over het voorzorgsprincipe, namelijk
                     over het verankeren in de wet van de informatiepositie. Overigens dank voor de antwoorden
                     over pfas. Wat mij betreft waren die bevredigend. De vraag over de informatiepositie
                     is als volgt. U zegt: wij zien geen aanleiding om de wet aan te passen. Maar de omgevingsdiensten
                     en heel veel mensen met praktijkervaring zeggen: nee, het is belangrijk om de wet
                     wél aan te passen op het punt van de informatiepositie, zodat de informatiepositie
                     van de omgevingsdiensten beter kan worden toegepast en daarmee ook het voorzorgsprincipe.
                     Kunt u beter uitleggen waarom u geen aanleiding ziet om die wet aan te passen?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik schetste net met welke stappen wij bezig zijn. Vanwege de stappen die we aan het
                     zetten zijn en de overleggen die we hebben met medeoverheden, met gemeenten, provincies
                     en waterschappen, zien wij op dit moment geen aanleiding om de wet al aan te scherpen.
                     Dat wil niet zeggen dat naar aanleiding van de gesprekken er niet alsnog een andere
                     afweging kan worden gemaakt. Het is volgordelijk.
                  
De voorzitter:
Oké. De heer Bamenga waagt er toch een tweede interruptie aan.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb eigenlijk geen antwoord gekregen op de vraag of de Staatssecretaris zou willen
                     reageren op de berichten van vanochtend. Ik denk dat veel mensen toch wel geschrokken
                     zijn door de berichten over de pfas-lozingen in Helmond.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik heel duidelijk zijn. Ook ik ben geschrokken van die berichten. Ik heb inmiddels
                     ook nagevraagd hoe dit precies tot stand is gekomen. Eigenlijk ontdekte men dit doordat
                     men op een andere locatie onverklaarbare stoffen tegenkwam die niet gelinkt werden
                     aan, in dit geval, een bedrijf dat daar vlakbij zit. Ze zijn de Maas terug gaan volgen
                     naar de oorsprong. Toen kwamen ze uit bij Helmond. Ik ben er ook van geschrokken.
                     Wat daar is gebeurd, kwam dus pas elders langs de Maas tot uiting.
                  
De voorzitter:
Zo te zien kunt u door naar het volgende blokje.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is gelukkig een stuk dunner, voorzitter. Dat gaat over luchtkwaliteit. Een vraag
                     van de heer Bamenga en het lid Kostić: waarom reserveer ik geen geld voor het Schone
                     Lucht Akkoord terwijl de nieuwe EU-richtlijn wordt ingevoerd? Kan ik toezeggen om
                     geld te reserveren voor dit Schone Lucht Akkoord? Laat ik vooropstellen dat het Schone
                     Lucht Akkoord gewoon doorloopt tot 2030. Ik blijf mij samen met de aangesloten decentrale
                     overheden inzetten voor een gezonde leefomgeving. Ik kan echter nog niet vooruitlopen
                     op de financiële keuzes die het kabinet zal moeten maken bij de implementatie van
                     de nieuwe richtlijn. Het RIVM komt rond de zomer met een analyse van de opgave die
                     Nederland vanaf 2030 kan verwachten als gevolg van de nieuwe richtlijn. Op basis van
                     deze analyse zal ik bekijken in hoeverre nieuwe maatregelen nodig zijn, waar die nodig
                     zijn en wie die zal moeten nemen. Op dat moment kan ik ook meer zeggen over de budgetten
                     die daarbij horen. Maar nogmaals, het Schone Lucht Akkoord loopt door tot 2030.
                  
Een vraag van de heer Bamenga: hoe worden projecten als Samen Meten betrokken bij
                     het beleid? De uitkomsten worden meegenomen in de modellering van de luchtkwaliteit
                     door het RIVM. Dat is even een heel korte samenvatting.
                  
Een vraag van de heer Boutkan en het lid Kostić: houdt de Staatssecretaris rekening
                     met deadline van 2030 bij de implementatie in de Nederlandse wet- en regelgeving?
                     Volgens mij ben ik daar net op ingegaan met betrekking tot het Schone Lucht Akkoord.
                     Ja, we houden daar rekening mee. De deadline voor de omzetting van de Richtlijn luchtkwaliteit
                     in Nederlandse wet- en regelgeving is eind 2026. Er wordt heel hard gewerkt om deze
                     deadline te halen. Vervolgens moet Nederland eind 2028 een plan met maatregelen indienen.
                     Daar horen ook budgetten bij. Pas na de analyse van het RIVM waar ik het net over
                     had en die deze zomer komt, kan ik daar meer over zeggen.
                  
De laatste vraag is van de heer Bamenga: hoe ga ik de gemeenten ondersteunen bij de
                     implementatie van de Europese richtlijn? Op dit moment zijn we aan het kijken ...
                     Ik ben hierover ook in gesprek met het IPO en de VNG. Voor het einde van dit jaar
                     zal ik de Kamer informeren over mijn aanpak voor de implementatie.
                  
De voorzitter:
Dank voor deze antwoorden. Ik kijk even rond. Ik dacht dat het lid Kostić hierover
                     een vraag had.
                  
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja. Mijn vraag was: wil de Staatssecretaris erop inzetten dat wordt voorkomen dat
                     vanaf 2026 minder geld beschikbaar is voor het Schone Lucht Akkoord en de Kamer hierover
                     informeren voor Prinsjesdag? Dat was mijn concrete vraag. Die stond even los van de
                     EU-richtlijn. Zoals het nu in de begroting staat, is er vanaf 2026 sprake van een
                     sterke afschaling en is er volgens mij bijna geen geld meer voor het Schone Lucht
                     Akkoord. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen of hij zich er in ieder geval
                     voor inzet dat er geen bezuinigingen komen.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik dacht dat ik dat net had aangegeven. Het kabinet moet hierin nog een afweging maken.
                     Op dit moment heeft het lid Kostić gelijk; de middelen zijn nog niet gereserveerd
                     voor de periode daarna.
                  
De voorzitter:
Ik zie verder geen vragen of interrupties, dus misschien wilt u vervolgen met het
                     volgende blokje. We houden de vaart er behoorlijk in.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Het volgende blokje is het mapje Tata, industrie en omwonenden.
                     Een vraag van de heer Bamenga: kan ik toezeggen de punten mee te nemen die de experts
                     in de rondetafel over de gezondheidseffectrapportage hebben meegegeven? We nemen de
                     punten waar mogelijk mee, maar ze staan wel op gespannen voet met elkaar. Ik heb,
                     zeg ik heel eerlijk, met veel belangstelling het rondetafelgesprek gevolgd. Ik ken
                     de verschillende posities van de experts. Mijn ambitie is dat de gezondheidseffectrapportage
                     is afgerond voordat de maatwerkafspraak ter goedkeuring aan de Kamer wordt aangeboden.
                     De door de experts genoemde punten nemen we mee. Tegelijkertijd, in het kader van
                     verwachtingenmanagement: sommige punten staan zoals gezegd wel op gespannen voet met
                     elkaar. Neem volledig gecontroleerde data versus snelheid. Dat was ook een discussie
                     die net onderling werd gevoerd door de leden. Hier zullen we de komende tijd keuzes
                     in maken. Het is een lastig dilemma, maar hierin moeten uiteindelijk afwegingen worden
                     gemaakt.
                  
Een vraag van de heer Boutkan: kan ik ervoor zorgen dat iemand de regie houdt wat
                     betreft de GER en vervolgens de MER inzake het Tata-dossier? Ja, daar zijn we heel
                     druk mee bezig. Onlangs heb ik de Kamer de methodiek voor de gezondheidseffectrapportage
                     aangeboden, opgesteld door het RIVM. Naar aanleiding hiervan is er een rondetafelgesprek
                     over het onderwerp geweest; u refereerde er zelf ook aan. Hieruit blijkt dat de GER
                     een complex onderwerp is, heel lastig om in te richten. Op dit moment is het onze
                     prioriteit om de uitvoering snel van de grond te krijgen. We zullen snel een partij
                     aanstellen die de regie voert. Dat kan ik u toezeggen. Zo houden we namelijk de vaart
                     erin. Een gezondheidseffectrapportage voor Tata kan daarmee hopelijk in de tweede
                     helft van dit jaar worden afgerond.
                  
Een vraag van de heer Gabriëls: kan ik nog voor het meireces een onafhankelijke verantwoordelijke
                     aanwijzen? Volgens mij heb ik net aangegeven dat ik snel een partij ga aanstellen.
                     Voor het meireces lukt niet, want dat begint al morgen. Maar ik laat de Kamer wel
                     voor de zomer weten of het gelukt is.
                  
Een vraag van zowel het lid Kostić ... O nee, dit was het onderonsje tussen het lid
                     Kostić en de heer Gabriëls over de expertgroep IJmond. Daarin zit een jurist die iets
                     weet over het meenemen van de GER in vergunningen. Kan ik met de expert in gesprek
                     gaan om eventueel dit te leren mee te nemen, is de vraag. De ideeën van de jurist
                     zijn mij al bekend, want die zijn ook opgenomen in de adviezen van de expertgroep.
                     Ik denk dus niet dat een gesprek nu iets toevoegt. Ik heb overigens al twee keer met
                     de omwonenden een gesprek gehad. De informatie die we daar krijgen, nemen we iedere
                     keer serieus mee. Overigens, in reactie op de opmerking van de Partij voor de Dieren:
                     ik herken mij zeker niet in het beeld dat we niet empathisch zijn. Wij hebben twee
                     keer het gesprek gevoerd, aan de eettafel. Wij hebben aangegeven dat eenieder zijn
                     eigen positie heeft en dat wij heel goed snappen dat de omwonenden heel graag actie
                     willen. Maar het beeld dat daar geen empathie zou zijn getoond, herken ik niet, zeg
                     ik heel eerlijk. Overigens, het meenemen van de adviezen in de vergunningverlening
                     ligt bij het bevoegd gezag, oftewel de provincie Noord-Holland.
                  
Een vraag van de heer Gabriëls: hoe gaan we gezondheid verankeren in de vergunningverlening
                     van de toekomst in plaats van alleen maar te sturen op normen? Ik heb in de Actieagenda
                     Industrie en Omwonenden aangegeven op zoek te zijn naar de juiste oplossingen om een
                     goede balans te creëren tussen gezondheid, veiligheid en economie. In de actieagenda
                     besteden we daar aandacht aan. Dit doe ik door middel van betrokkenheid van GGD’en
                     bij vergunningverlening en onderzoek naar hoe de mogelijkheden van de Omgevingswet
                     ten aanzien van de bescherming van gezondheid maximaal kunnen worden benut. Wat betreft
                     de GER als onderdeel van de oplossingen: de GER voor Tata is een pilot. We kijken
                     naar de voor- en nadelen om de GER als los instrument onderdeel te maken van de oplossingen
                     waar we nu naar zoeken. We moeten kijken of dit instrument in de uitvoering meer voor-
                     dan nadelen heeft. Maar goed, Tata is hierin de pilot.
                  
Nog twee vragen, voorzitter. Een vraag van het lid Kostić: kan de Staatssecretaris
                     toezeggen om voor de zomer met een brief te komen waarin hij uitlegt hoe de kennis
                     over deze maatschappelijke kosten expliciet wordt meegenomen in keuzes in de begroting
                     en in beleidsafwegingen? Ik ben bereid om het lid Kostić toe te zeggen dat ik in het
                     kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden schriftelijk terugkom op hoe ik maatschappelijk
                     kosten meeneem in de keuzes in de begroting en in beleidsafwegingen. Zo doen we in
                     het kader van de actieagenda ook onderzoek naar de methode om zorgkosten te berekenen
                     nabij zwaardere industrie. De resultaten van deze onderzoeken komen pas eind 2025.
                     Dat is ook aangegeven in de brief van 14 april. Ik zal het lid Kostić hier dus iets
                     later over kunnen informeren.
                  
De laatste vraag, ook van het lid Kostić: «Kan de Staatssecretaris het gedrag van
                     Tata Steel kan veroordelen? Kan de overheid wel afspraken maken met een onbetrouwbaar
                     bedrijf? Graag een reflectie.» Ik denk – dat heb ik volgens mij al weleens eerder
                     geuit – dat er in het verleden heel veel zaken fout zijn gegaan. Wij zijn nu juist
                     aan het kijken hoe we met maatwerk een goede balans kunnen vinden om te voorkomen
                     dat die misstanden blijven plaatsvinden. Die hebben de omwonenden natuurlijk ontzettend
                     geraakt. De Kamer is daar ook behoorlijk van onder de indruk. Ik ben dat zelf natuurlijk
                     ook. Met het maatwerktraject zijn we nou juist bezig om dit in goede banen te leiden.
                     We werken toe naar de reductie van schadelijke emissies, naar verbetering van de gezondheid
                     van omwonenden en werknemers en naar het toekomstperspectief voor het bedrijf. Zowel
                     de huidige als de toekomstige installaties van Tata Steel zullen moeten voldoen aan
                     de geldende wet- en regelgeving. Dit staat los van de onderhandelingen over de maatwerkafspraak.
                     Daarbij merk ik overigens op dat niet alles onder die afspraak kan vallen, afhankelijk
                     van of daar wel of niet langs een andere weg al een oplossing voor gevonden kan worden.
                  
De voorzitter:
Goed. Dat was het blokje Tata Steel. Ik kijk naar mijn linkerzijde. Ik zie in ieder
                     geval de heer Boutkan met een interruptie.
                  
De heer Boutkan (PVV):
Heel kort. Ik ben heel blij dat de Staatssecretaris inderdaad aan de slag gaat om
                     die regierol toe te wijzen. Ik wil toch even oproepen om vooral ook het vertrouwen
                     een rol te laten spelen in de keuzemogelijkheden als hij tot een besluit komt. Dat
                     moet toch worden teruggewonnen bij de omgeving. Kan de Staatssecretaris bevestigen
                     dat hij dat doet?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij is het vrij essentieel om het vertrouwen terug te winnen. Dat is ook de
                     reden waarom ik twee keer op gesprek ben gegaan. Ik kan dat zeker meenemen in de afweging
                     die wij daarin maken.
                  
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ten eerste dank voor de toezegging om de bevindingen uit het rapport van Natuur &
                     Milieu over de maatschappelijke kosten mee te nemen in een brief over hoe die worden
                     meegenomen in het beleid en de begrotingen. Maar even terug naar Tata. De Staatssecretaris
                     kan zich er niet in herkennen dat mensen thuis teleurgesteld zijn, maar dat is gewoon
                     wat ik hoor. Dat wil ik even meegeven aan de Staatssecretaris. Over Tata alleen maar
                     zeggen dat er in het verleden iets verkeerd is gegaan, is gewoon te zacht. Het gaat
                     nu nog steeds verkeerd. Dat is wat ik zeg. Dat is wat in het vragenuur is aangekaart.
                     Tata blijft gewoon liegen over de uitstoot, blijft slecht onderhoud plegen en blijft
                     lekkende, verouderde fabrieken gewoon jarenlang openhouden. Dat zijn allemaal structurele
                     misstanden. Die houding van Tata is op zijn zachtst gezegd onwenselijk. Mijn vraag
                     aan de Staatssecretaris is: veroordeelt hij dat gedrag? Hoe verwacht hij dan afspraken
                     te maken met zo’n bedrijf, dat elke mogelijke kans benut om te misleiden?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb dit meerdere keren met het lid Kostić en met andere Kamerleden besproken. Wij
                     zien toekomst voor groen staal in Nederland. Dat is ook essentieel. Kijk alleen al
                     naar de dreiging. Defensie is ook gebaat bij groen staal in Nederland. Tegelijkertijd
                     kijken we ook naar de effecten op de omgeving. Het bedrijf zelf is er ook zeer van
                     doordrongen dat het niet helpt als het bevoegd gezag met een last onder dwangsom of
                     andere maatregelen komt. Daar is het ook niet bij gebaat. Het feit is dat wij met
                     het bedrijf in gesprek zijn om juist te voorkomen dat de misstanden uit het verleden
                     blijven bestaan. Er zijn inderdaad ook recente voorbeelden van dat het bevoegd gezag
                     weer heeft ingegrepen. Maar juist om te voorkomen dat dit door blijft gaan, zijn wij
                     bezig met die maatwerkafspraak. Daarbij kijken we naar de belangen van zowel het bedrijf
                     als de omwonenden. Als we namelijk uiteindelijk helemaal niet meer met het bedrijf
                     in gesprek gaan, heb je een veel groter probleem. Dan heb je namelijk helemaal geen
                     zicht meer op verbeteringen voor de omgeving. Dat is iets wat we helemaal niet willen.
                     Wij denken dus nog steeds dat de aanpak met een maatwerkafspraak de juiste is.
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De Staatssecretaris zegt dat het zijn ambitie is dat de gezondheidseffectrapportage
                     voor Tata af is voordat de maatwerkafspraken naar de Kamer komen. Hij geeft aan dat
                     de gezondheidseffectrapportage in de tweede helft van dit jaar af zou zijn. Betekent
                     dat dan ook dat pas daarna de maatwerkafspraken komen? Kunt u dat toezeggen?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb aangegeven dat het mijn ambitie is, maar als wij tot een maatwerkafspraak kunnen
                     komen waarin de gezondheidsaspecten wel zijn meegenomen, zou het misschien niet slim
                     zijn om daarop te wachten. Dat is de discussie die net ook werd gevoerd: kiezen we
                     voor snel of gedegen? Ik denk dat het goed is om daar de afweging in te maken. Ik
                     kan op dit moment niet zeggen dat ik daar per definitie op wacht, want dat zou de
                     afspraak misschien kunnen schaden. Uiteindelijk is de afspraak ook van belang.
                  
De voorzitter:
Ik kijk nog even rond. O, er is toch een nabrander. De heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb nog een vraag in het verlengde van de gestelde vragen over Tata Steel. In de
                     eerste termijn van het debat zat ik een beetje door te vragen vanwege de deadlines
                     die Tata Steel zelf ook heeft. Het bedrijf moet voor 2030 ook doelen halen; laat ik
                     het zo zeggen. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan, ook gezien het belang
                     van de doelen die Tata Steel zelf heeft en waar wij ook met het bedrijf over in gesprek
                     zijn?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik ben blij met deze vraag. Ook Tata Steel zal rondom de maatwerkafspraken inderdaad
                     financieel flink meedoen; laten we het zo maar zeggen. Dat staat los van het geld
                     dat wij vanuit de Nederlandse Staat, van de belastingbetaler, daarin investeren. Dat
                     is voor ons ook de motivatie om te zeggen dat Tata Steel ook bezig is met haar toekomst.
                     Dat betreft voor hen ook heel duidelijk een groene toekomst voor staal binnen Nederland.
                  
De voorzitter:
Goed. Dan kunt u nu vervolgen met uw volgende blokje, alstublieft.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Dat is het blokje staalslakken. Ik heb een vraag van mevrouw Wingelaar
                     van NSC. Naar aanleiding van de motie over Beaumix vroeg zij wanneer het onderzoek
                     afgerond is en of de resultaten met de Kamer kunnen worden gedeeld. Het is onderdeel
                     van de herijking van de bodemregelgeving. De resultaten zullen voor de zomer beschikbaar
                     zijn. Dan zullen wij de Kamer ook informeren. Die komen dus voor de zomer.
                  
Ik heb nog een vraag van mevrouw Wingelaar: hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen
                     het omkeren van de bewijslast, bijvoorbeeld voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen,
                     zoals Beaumix of staalslakken? In het commissiedebat Externe veiligheid van 11 oktober
                     2023 is naar aanleiding van vragen van het lid De Graaf over de omkering van de bewijslast
                     door mijn voorganger aangegeven dat een volledige omkering van de bewijslast niet
                     mogelijk is, omdat er altijd een gemotiveerd besluit moet blijven vanuit bevoegd bezag.
                     Mede naar aanleiding van de vragen die bij dat debat zijn gesteld, hebben we het juridisch
                     onderzoek Omgaan met vergunningen en onzekere risico’s laten uitvoeren. Dat heeft
                     uw Kamer op 14 april ontvangen. Wel wil ik om de bevoegde gezagen te ondersteunen
                     hun informatiepositie versterken. Ter ondersteuning van de toepassing van het voorzorgsbeginsel
                     komt er dit najaar een routekaart voor het beter toepassen van het voorzorgsbeginsel
                     bij emissies van chemische stoffen.
                  
Dan heb ik een vraag van het lid Kostić over staalslakken: hoe rijmt de Staatssecretaris
                     het ILT-signaal over onvoldoende bescherming met zijn stelling dat overheden kunnen
                     ingrijpen? Nou, de regels voor het toepassen van bouwstoffen, dus ook staalslakken,
                     bestaan uit algemene regels en de zorgplicht. Samen bieden deze voldoende juridisch
                     kader voor een veilige toepassing en toezicht. Zoals ILT ook aangeeft, is het lastig
                     om invulling te geven aan die zorgplicht. Daarom onderzoeken we in de herijking van
                     de bodemregelgeving ook hoe dat kan worden verbeterd. Ook onderzoeken we of uitsluiting
                     van het toepassen van staalslakken als zandvervanger bij grootschalige toepassingen
                     effectief en mogelijk is. Hierover wordt u voor de zomer geïnformeerd. We zijn het
                     aan het onderzoeken en we willen er niet op vooruitlopen.
                  
Een vraag van zowel de heer Gabriëls als de heer Stoffer. Zij vroegen hoe en per wanneer
                     ik de motie voor de meldplicht van staalslakken ga uitvoeren. Ik werk op dit moment
                     aan een verzamelbesluit, een algemene maatregel van bestuur. Daarin staat nu nog dat
                     er een informatieplicht is wat betreft staalslakken. Maar gedurende de voorhangprocedure
                     zal ik de informatieplicht omzetten naar een meldplicht. In de versie van de voorhang
                     zult u dus nog een informatieplicht zien staan, maar die gaan we omzetten. Dit is
                     volgens ons de snelste manier. Het streven is nog steeds gericht op de inwerkingtreding
                     in het eerste kwartaal van 2026. U ontvangt binnenkort ook antwoorden op de Kamervragen
                     van de heer Gabriëls, de heer Bamenga, mevrouw Koekkoek, het lid Kostić en de heer
                     Van Kent. Hier zal ook nader op worden ingegaan.
                  
Dan een vraag van het lid Kostić: wil de Staatssecretaris op basis van de inzichten
                     van ILT kijken wat er nodig is om de risico’s wel wettelijk af te dekken? Zij vraagt
                     of ik de Kamer daar dan eventueel voor de zomer over kan informeren. Naast wat ik
                     al doe en heb aangekondigd in het kader van de herijking, onderzoek ik op basis van
                     de inzichten van ILT in zijn totaliteit drie dingen: uitsluiting van het toepassen
                     van staalslakken als zandvervanger bij grootschalige toepassingen als het effectief
                     en mogelijk is, of er prikkels zijn die een negatieve invloed hebben op het toepassen
                     van te veel staalslakken en welke maatregelen dan passend zouden kunnen zijn, en hoe
                     ik ondersteuning kan bieden aan omgevingsdiensten als het gaat om versterking op het
                     gebied van kennis en kunde. Zoals aangegeven, wordt u hier voor de zomer over geïnformeerd.
                  
Nog drie, voorzitter. Wederom een vraag van het lid Kostić. Ben ik het met het lid
                     Kostić eens dat er, gezien alle ontwikkelingen, niet meer gesproken kan worden van
                     de veilige toepassing van staalslakken? Zo nee, kan ik vijf voorbeelden geven waarin
                     staalslakken wél goed ingepakt zijn en geen schade berokkenen? Onze stelling is nog
                     steeds: als aan regelgeving wordt voldaan, is verantwoorde toepassing mogelijk. Voor
                     staalslakken die worden gebruikt als zandvervanger bekijk ik of het mogelijk en nodig
                     is deze niet meer toe te staan voor deze toepassing. Staalslakken worden in heel veel
                     verschillende vormen en producten toegepast. Zo is er veelvuldig onderzoek gedaan
                     naar de toepassing in de Ooster- en de Westerschelde. Recent is er ook onderzoek gedaan
                     naar de toepassing van Duomix. Uit deze onderzoeken blijkt dat deze toepassing van
                     staalslakken nog steeds verantwoord is. Er zijn legio projecten waar dit heeft plaatsgevonden.
                     Ik zal voor de tweede termijn een aantal voorbeelden voor het lid Kostić zoeken, maar
                     er zijn heel veel plaatsen waar ze zijn toegepast.
                  
De heer Stoffer van de SGP had een vraag naar aanleiding van de signaalrapportage,
                     waarin staat dat in één project, waar het goed ging, afdekfolie was gebruikt. Kijk
                     ik naar de toepassingseisen voor staalslakken? Sinds 1 januari 2024 is het al verplicht
                     dat een producent of leverancier in de milieuverklaring bodemkwaliteit aangeeft waar
                     een toepasser rekening mee moet houden, bijvoorbeeld het vermijden van contact met
                     water. Ook bekijken we in het kader van de herijking van de bodemregelgeving wat er
                     nog meer nodig is voor een veilige toepassing en hoe we die beter kunnen borgen. Het
                     opnemen van toepassingseisen in de regelgeving is daarbij een van de opties. Voor
                     de zomer wordt u daarover geïnformeerd.
                  
De laatste vraag is wederom van de heer Stoffer. Hoe gaan de bestaande situaties waarbij
                     staalslakken verkeerd zijn toegepast, aangepakt worden? Het principe is heel simpel:
                     de vervuiler betaalt. Wanneer staalslakken verkeerd worden toegepast, zijn de aansprakelijke
                     partijen verantwoordelijk voor het oplossen van het probleem. Hoe die verantwoordelijkheid
                     moet worden ingevuld, is aan het bevoegd gezag. Het is wel belangrijk dat we voor
                     elke specifieke situatie een zorgvuldige analyse maken van de mogelijk aansprakelijke
                     partijen en een passende aanpak, omdat de veroorzaker soms ook eigenlijk niet meer
                     bestaat.
                  
De voorzitter:
O, dat was het blokje al. Ik kijk even naar links. Mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik begrijp wat u zegt over het omkeren van de bewijslast, maar ik hoop dat u mijn
                     frustratie begrijpt dat wij iedere keer te laat achter negatieve gevolgen komen. Ik
                     hoor dat ook bij staalslakken: «als ze goed worden toegepast». Ze worden misschien
                     op bepaalde plekken goed toegepast, maar ze zijn ook op bepaalde plekken helemaal
                     niet goed toegepast en hebben daar gewoon heel veel schade veroorzaakt. Ik moet nou
                     dus van september tot juni wachten op dat onderzoek over Beaumix. Kunt u wel garanderen
                     dat we daar dadelijk geen kilo’s van onder de A2 hebben liggen voordat we weten dat
                     het veilig toegepast kan worden?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Laten we heel duidelijk zijn: veel van de voorbeelden van waar het fout is gegaan,
                     zijn voorbeelden uit het verleden. Daar moeten we ook een oplossing voor vinden. Maar
                     in recentere gevallen wordt het, conform de informatie die wij hebben, mits het op
                     de juiste wijze wordt toegepast en het van tevoren wordt aangegeven, wél goed gebruikt.
                     Kan ik een honderprocentgarantie geven? Dat kan ik nooit. Maar ik ga er wel van uit
                     dat wij op dit moment, conform de huidige regelgeving en voorschriften, op de juiste
                     wijze hiermee omgaan. We weten met elkaar precies waar het wel en niet op welke wijze
                     kan worden ingezet.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja, want dit was geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of u kunt garanderen dat in
                     ieder geval Beaumix nog niet onder de A2 komt voordat we weten of dat veilig kan.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik kom daar in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Oké. Ik zag dat de heer Stoffer ook een vraag had.
De heer Stoffer (SGP):
Ik kom terug op de laatste vraag die de Staatssecretaris beantwoordde, namelijk hoe
                     we bestaande situaties gaan aanpakken. Het is goed dat de Staatssecretaris hierop
                     terugkomt, in tegenstelling tot in zijn brief, waarin hij eraan voorbijging. Mijn
                     vraag is wel: gaan dan álle situaties aangepakt worden? Ik snap wat de Staatssecretaris
                     aangeeft: je kijkt natuurlijk naar waar de risico’s en de aansprakelijkheid liggen.
                     Maar gaan ze allemaal aangepakt worden? Zit daar ook een deadline op van wanneer het
                     afgerond moet zijn? Ik kan het me best voorstellen als het dan met de laatste net
                     niet gelukt is. Maar heeft de Staatssecretaris een planning? Dat is eigenlijk mijn
                     vraag.
                  
De voorzitter:
Een planning en een deadline, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik deze vraag eerder gehad vanuit de commissie. Toen heb ik aangegeven
                     dat we de plekken met de meeste urgentie als eerst zullen aanpakken, in overleg met
                     de lokale gezagen. Zo gaan we eigenlijk van de meest vervuilde, urgente plekken naar
                     steeds minder urgent en minder vervuild. Dat is de aanpak die wij voorstellen met
                     elkaar.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Op zich kan ik me die aanpak goed voorstellen, maar dat kan natuurlijk tot in de volgende
                     eeuw duren. Kan de Staatssecretaris aangeven – ik zet hem niet op het laatste project
                     klemvast – wat voor planning er binnen het ministerie is? Ik doel op een planning
                     waarvan wordt gedacht: dat is een gerede termijn waarop we het opgelost zouden kunnen
                     hebben. Ik hang hem er niet aan op – dat is heel helder – maar ik vraag dit om een
                     beeld te krijgen van waarnaartoe gekoerst wordt.
                  
Staatssecretaris Jansen:
De vraag is heel logisch, maar tegelijkertijd lastig, omdat er af en toe locaties
                     bij komen. Als ik nu zeg dat wij klaar zijn in 2029 – ik noem maar wat – en er weer
                     30 nieuwe locaties bij komen, dan kan ik het niet nakomen. Wij kijken gewoon naar
                     de meest urgente gevallen. Wij krijgen iedere keer meer zicht op de plekken waar hier
                     dan wel sprake van is. Die pakken we dan aan in de volgorde die ik net aangaf. Maar
                     om nu aan te geven wanneer we helemaal klaar zijn ... Ik kan daarover geen serieus
                     antwoord geven aan de heer Stoffer, omdat ik daarmee valse verwachtingen wek.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Ik snap heel goed wat de Staatssecretaris zegt. Ik maak even een parallel. Ik heb
                     thuis al zo’n tien jaar het idee om de garage op te ruimen. Tot nu toe schuift dat
                     telkens weg, want er komt altijd iets anders bij. Dat is hierbij ook een beetje het
                     geval: als je niet uitkijkt, ga je andere dingen doen. Ik zei al heel bewust: ik hang
                     de Staatssecretaris er niet aan op. Het gaat mij er dus niet om of de laatste is opgelost
                     of dat er weer wat bij komt. Ik heb het over wat nu bekend is. Is het idee dat het
                     met twee jaar, vijf jaar of tien jaar is opgelost? Wat is een redelijke termijn? Dat
                     er nog een paar dingen achteraankomen die heel ingewikkeld zijn, snap ik. Dat er nog
                     wat nieuws bij komt, snap ik ook. Maar ik heb het over een termijn waarvan je denkt:
                     de nadrukkelijke wens is dat we het dan klaar zouden willen hebben.
                  
De voorzitter:
Het gaat over de planning, over wat u nu weet.
Staatssecretaris Jansen:
Ik gaf net heel duidelijk aan dat er een zorgvuldige analyse wordt gemaakt. Tegelijkertijd
                     – dan kom je terug bij de basis van het verhaal – voorkom je dat er meer nieuwe locaties
                     bij komen als je de bron aanpakt. Dan kun je de bestaande locaties dus langzaam uitfaseren.
                     Dat is hoe wij er op dit moment in zitten. Ik kan nu echt niet met een serieus gezicht
                     een datum noemen. We proberen om zo snel mogelijk de plekken waarop het fout is gegaan,
                     in beeld te krijgen en aan te pakken. Maar als ik nu een datum noem, kan ik die niet
                     hardmaken. Ik moet het antwoord dus schuldig blijven.
                  
De voorzitter:
U heeft maar drie interrupties, meneer Stoffer, dus u bent er nu doorheen. De heer
                     Boutkan heeft nog een vraag.
                  
De heer Boutkan (PVV):
Misschien kan ik de heer Stoffer helpen met deze vraag: ligt er op het ministerie
                     überhaupt een planning voor deze casus, die de heer Stoffer al een aantal malen heeft
                     benoemd?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb die planning niet gezien. Ik weet niet of we daarmee bezig zijn. Daar zal ik
                     schriftelijk op terug moeten komen.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat het lid Kostić nog een vraag heeft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn vraag is tweeledig. Ten eerste vraag ik de Staatssecretaris om duidelijk te zijn.
                     Conform ILT-advies, en eigenlijk ook conform de stappen die de Staatssecretaris voor
                     de zomer zelf wil nemen rondom staalslakken, blijkt dat er zelfs milieu- en gezondheidsschade
                     ontstaat bij het volgens de regels toepassen van staalslakken. Het is dus niet: als
                     je het goed toepast, gaat het wel goed.
                  
Het tweede deel van de vraag is dat het saneren van onder andere staalslakken echt
                     gigantische kosten en risico’s voor het milieu met zich meebrengt. Wat NSC net voorstelde,
                     om de bewijslast om te draaien, is logisch, ook als we kijken naar het voorzorgsbeginsel.
                     Kan de Staatssecretaris op z’n minst toezeggen dat hij zal onderzoeken hoe dit gedaan
                     zal kunnen worden en hierover bijvoorbeeld in Q3 rapporteren? Dat het ingewikkeld
                     is, kan best zo zijn, maar ik wil heel graag van de Staatssecretaris horen dat hij
                     dit gaat onderzoeken en dat hij dan zo snel mogelijk rapporteert aan de Kamer.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Op grond van de tweede vraag is mijn antwoord: nee. Ik verwijs naar het antwoord dat
                     ik net heb gegeven aan mevrouw Wingelaar van NSC. Kunt u uw eerste vraag heel even
                     herhalen?
                  
Kamerlid Kostić (PvdD):
Er zit een discrepantie tussen de dingen die de Staatssecretaris steeds zegt. ILT
                     zegt: zelfs als je je houdt aan wet- en regelgeving, worden het milieu en de gezondheid
                     geschaad door staalslakken. Er moet dus iets veranderen in de wet- en regelgeving.
                     De Staatssecretaris zei in een brief, maar net ook in het debat: als je staalslakken
                     goed toepast, netjes volgens de wet- en regelgeving, gaat het wel goed. Dat moet,
                     denk ik, even gecorrigeerd worden door de Staatssecretaris, want dat is dus niet zo.
                  
Staatssecretaris Jansen:
De ILT heeft dat geconcludeerd. Tegelijkertijd ben ik daar heel duidelijk in geweest,
                     niet alleen in debatten maar ook in mijn brief: mits goed toegepast, is het te gebruiken
                     als secundaire bouwstof. Dat wil niet zeggen dat wij niet kijken naar of dit nog steeds
                     houdbaar is. Dat heb ik net ook betoogd in reactie op een aantal andere vragen. Wij
                     bekijken wel degelijk of het in een bepaalde toepassing alsnog vermeden kan worden.
                     Maar dat wil niet zeggen dat we op dit moment al zeggen: conform de toepassingen en
                     de richtlijnen die wij er nu aan verbinden, is het nog steeds houdbaar.
                  
De voorzitter:
Ik kijk naar links. Ik vraag u om uw volgende blokje beet te pakken. Volgens mij is
                     dat het blokje geur en geluid.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Dat klopt, voorzitter. De heer Boutkan vroeg welke mogelijkheden ik zie voor het meten
                     van geur op een andere manier dan via een model. De bestaande modellen voor geur worden
                     bijgehouden volgens de laatste stand van de techniek. Momenteel wordt in opdracht
                     van het ministerie door Wageningen Universiteit onderzoek gedaan naar het meten van
                     geur. Ook financieren we samen met het Ministerie van LVVN een pilot van de brancheorganisatie
                     voor varkenshouderijen, met praktijkonderzoek voor het meten van geur. Dit verkeert
                     echter nog wel in een vrij pril stadium. Op korte termijn is er dus nog geen andere
                     methodiek mogelijk. Volledig overstappen op het meten van geur is in het kader van
                     haalbaarheid en betaalbaarheid nog niet realistisch, nog niet toepasbaar.
                  
Dan de vragen van de heer Pierik. Dat waren eigenlijk een heleboel vragen, dus dat
                     gaat wat langer duren. Die gingen over de enquête, over de burgers, over de geurhinder
                     en over veehouderijen, waar ik overigens schriftelijke vragen over heb gekregen, die
                     ik heb beantwoord. U heeft uitgebreid aandacht gevraagd voor uw zorgen met betrekking
                     tot de recente enquête. Het ligt gevoelig, zowel bij veehouders als bij omwonenden
                     en andere belanghebbenden. In de recente beantwoording van de Kamervragen – die is
                     op 2 april verstuurd aan de Kamer – ben ik eigenlijk ingegaan op alle vragen die u
                     nu stelt. De enquête is onderdeel van een aangekondigd participatietraject voor de
                     wijziging van de regelgeving rondom geur van stallen en veehouderijen. Het horen en
                     betrekken van alle belanghebbenden via een participatietraject behoort bij een zorgvuldig
                     beleidsproces. Gezien de evaluaties en de uitspraak van het gerechtshof over geurhinder
                     staan we voor de opgave om de balans weer te herstellen. In de toelichting van de
                     enquête wordt uitgelegd dat er een breed participatietraject plaatsvindt met alle
                     betrokken partijen, dus ook met de veehouderijsector zelf. Voor een zorgvuldige formulering
                     van de vragen in de enquête voor omwonenden hebben we een extern bureau ingeschakeld.
                  
Het beschikbaar stellen van VVV-bonnen is bij enquêtes zeer gebruikelijk en kan helpen
                     om een compleet en genuanceerd beeld te genereren. Alle belangen die ermee gemoeid
                     zijn, worden zorgvuldig gehoord en meegewogen. Dat draagt bij aan mijn streven naar
                     een goede balans bij de uiteindelijke besluitvorming. Door alle belanghebbenden actief
                     te betrekken bij de totstandkoming van nieuw beleid, wordt informatie verzameld die
                     een evenwichtig beeld geeft en uiteindelijk dus ook een betere besluitvorming tot
                     gevolg zal hebben. De resultaten van het brede participatietraject worden in het derde
                     kwartaal van dit jaar met u gedeeld. Maar het is dus niet zo dat wij sturend wilden
                     zijn bij het uitzetten van de enquête of dat we de veehouderijsector niet hebben meegenomen.
                     Die hebben we namelijk juist wel meegenomen. Er was zeker geen sprake van sturing.
                     Nogmaals, belonen met bonnen gebeurt heel vaak bij enquêtes, omdat je daarmee een
                     grotere respons krijgt. Dat wil overigens niet zeggen dat niet iedereen kans kan maken
                     op die bonnen.
                  
U stelde nog een vraag. U vond een vraag over de geur van stallen van veehouderijen
                     in de woonomgeving – heeft die weleens invloed op uw sociale leven? – suggestief.
                     Die vraag maakt onderdeel uit van de enquête in het kader van een uitvoerige, zorgvuldige
                     participatie. Die vragen gaan ook over de beleving van geur. Dat was net ook onderdeel
                     van een discussie in de Kamer onderling. Geur wordt door iedereen op een andere wijze
                     beleefd. Voor een zorgvuldige formulering van de vragen hebben we juist dat externe
                     bureau gevraagd. Ook hierbij was er zeker geen sprake van negatieve beïnvloeding door
                     middel van de vraagstelling. De vraag is gewoon objectief bedoeld. We proberen dat
                     op die manier weer te geven.
                  
Dan een vraag van het lid Kostić: kan de Staatssecretaris toezeggen dat gezondheid
                     centraal staat met betrekking tot geur? Vanuit zorgvuldigheid is het nodig dat er
                     een brede belangenafweging wordt gemaakt. Met het participatietraject brengen we de
                     belangen breed in beeld, waarbij gezondheid een serieuze rol speelt. We raadplegen
                     de GGD, maar ook het RIVM. Ik streef ernaar om geurhinder te verminderen, voor een
                     schonere en gezondere leefomgeving, maar wel met een toekomstperspectief voor de veehouders.
                  
Dan een vraag van de heer Stoffer, SGP: houdt de Staatssecretaris er rekening mee
                     dat via de saneringsregelingen in de stikstofaanpak honderden veehouderijen opgekocht
                     zouden kunnen worden? De saneringsregelingen in de stikstofaanpak zullen inderdaad
                     ook bijdragen aan de aanpak van geurhinder. Dit is echter niet voldoende om alle geurhinder
                     op te lossen. Een deel van de veehouderijbedrijven die mogelijk stoppen via de saneringsregelingen
                     in de stikstofaanpak, veroorzaakt niet altijd geurbelasting. Dus ook met de saneringsregelingen
                     blijft mijn inzet dat het aanpassen van de regelgeving rondom geur noodzakelijk blijft.
                  
Dan was er nog een vraag van de heer Stoffer: maakt de Staatssecretaris een verschil
                     tussen woningen die in het verleden gekoppeld waren aan veehouderijbedrijven en andere
                     woningen? In de huidige regelgeving wordt onderscheid gemaakt in de functie van een
                     woning, bijvoorbeeld als het gaat om een bedrijfswoning of een voormalige bedrijfswoning.
                     Bij de aanpassing van de regelgeving gaan we ook de mogelijkheid onderzoeken om onderscheid
                     te blijven maken. Dit zullen we nader moeten bezien.
                  
Dan heb ik twee vragen van de heer Boutkan, over windturbinegeluid. Wat ik daar vooraf
                     over wil opmerken, is het volgende. U vroeg: hoever zijn we nu eigenlijk met de windturbines
                     en met hetgeen naar de Kamer zal worden gestuurd? Een politiek besluit betreft de
                     inhoud van het Ontwerpbesluit windturbines leefomgeving, de afstandsnorm. Die gaan
                     we voor de zomer aanbieden aan de Kamer; dat is toegezegd. Daarnaast zal de behandeling
                     daarvan plaatsvinden in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Denk ook aan het advies
                     richting de Raad van State. Dat is het traject waar we mee bezig zijn.
                  
De concrete vraag was: kan de Staatssecretaris reflecteren op het normenkader voor
                     windturbines, op de berekende gemiddelde waardes en op hoe het geluidsniveau gecontroleerd
                     kan worden? Een jaargemiddelde geluidsmaat wordt internationaal gebruikt voor de beoordeling
                     van effecten van geluid, dus ook door de WHO. Niet in alle landen wordt een dergelijk
                     jaargemiddelde gehanteerd; dat gaf de heer Boutkan zelf ook aan. Door de WHO wordt
                     deze wijze van normering echter wel gezien als de juiste wijze om een goed beeld van
                     effecten mee te kunnen geven. Geluidniveaus worden berekend op basis van het bronvermogen
                     van de windturbine, zoals aangegeven door fabrikanten. Het bronvermogen is eenvoudig
                     te controleren door het bevoegd gezag aan de hand van gestandaardiseerde metingen
                     waarop gehandhaafd kan worden. Windturbines die op basis van die gegevens voldoen
                     aan een jaarnorm, kunnen niet ineens veel hogere piekniveaus voortbrengen. Op die
                     wijze geven wij dit dus vorm.
                  
Dan nog een tweede vraag van de heer Boutkan: hoe wordt bij het plaatsen van windturbines
                     rekening gehouden met deze nieuwe inzichten? IenW werkt momenteel aan de nieuwe regelgeving
                     voor windturbines, zoals u net al aangaf. Dat was trouwens nodig, omdat volgens het
                     Europese Hof een milieubeoordeling had moeten plaatsvinden. We zetten in op een goede
                     bescherming van omwonenden met milieunormen, naast een afstandsnorm die duidelijkheid
                     en zekerheid biedt. We kijken opnieuw naar de milieunormen voor windturbines op basis
                     van de plan-milieueffectrapportage, de planMER. De conclusies uit het milieueffectrapport
                     spelen een belangrijke rol bij keuzes over de toekomstige normering. Maar ik kan hier
                     op dit moment niet op vooruitlopen. Wij komen voor de zomer naar u toe.
                  
Ik heb nog twee vragen, voorzitter. De eerste is ook van de heer Boutkan: waarom wordt
                     de GER niet toegepast bij windturbines? Bij het opstellen van de nieuwe milieunormen
                     baseren we ons op de plan-milieueffectrapportage, de planMER. Die brengt voldoende
                     in kaart wat de gezondheidseffecten zijn van windturbines. In essentie is het antwoord
                     dus: nee.
                  
De laatste vraag is van de heer Stoffer van de SGP: waar blijft de aanscherping van
                     geluids- en afstandsnormering? Daar ben ik volgens mij net op ingegaan. Wanneer komt
                     het kabinet met een serieuze aanscherping? Volgens mij ben ik daar ook op ingegaan.
                     O nee, sorry, er was nog één component, die er ook bij stond. Het was de bedoeling
                     dat deze nieuwe regels vanaf 1 juli 2025 in zouden gaan. Dat gaat helaas niet meer
                     lukken, omdat een aantal procedurele stappen gezet moet worden. Dat zal dus iets later
                     worden dan 1 juli 2025.
                  
De voorzitter:
De heer Pierik heeft een vraag.
De heer Pierik (BBB):
Natuurlijk heb ik de antwoorden op de schriftelijke vragen bestudeerd, die op 2 april
                     binnengekomen zijn. Een aantal van die antwoorden snap ik wel. Het gaat om een breed
                     participatietraject, dat natuurlijk meer is dan alleen een enquête. Maar als ik inzoom
                     op die enquête, word ik echt heel treurig van de vraagstelling. De Staatssecretaris
                     geeft aan dat het objectieve vragen zijn. Volgens mij zijn het vragen in de trant
                     van: als er een vliegtuig overvliegt, heeft u dan weleens last van geluidsoverlast?
                     Dat is geen objectieve vraag. Ik zou de Staatssecretaris twee dingen willen vragen.
                     Wie heeft die vragen bedacht? Dat zal waarschijnlijk dat externe bureau zijn. En waarom
                     wordt er een extern bureau ingehuurd voor zulk soort onderzoeken, terwijl we ook kennisinstituten
                     hebben die dat heel goed kunnen, die dat met gestandaardiseerde methodes volgens mij
                     veel beter kunnen?
                  
Staatssecretaris Jansen:
We hebben gewoon een uitvraag gedaan en dit externe bureau kwam als beste uit de bus.
                     Ik snap absoluut de opmerking van de heer Pierik. Laat ik die als suggestie meenemen.
                     Natuurlijk kijken wij of wij misschien nog neutraler kunnen opereren bij vraagstellingen
                     in enquêtes, maar dat was in onze optiek duidelijk het geval. De vragen zijn inderdaad
                     door het expertbureau bedacht.
                  
De heer Pierik (BBB):
Beluister ik dan goed dat de Staatssecretaris het objectief vindt als er bijvoorbeeld
                     staat: u wilt minder vaak bezoek ontvangen of onderneemt minder buitenactiviteiten?
                     Is dat een voorbeeld van een objectieve vraag?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Iedereen heeft zijn eigen beleving daarbij. Wij stellen die vraag op die manier. Het
                     is niet zo dat wij vragen: klopt het dat u door deze omgevingsfactoren minder bezoek
                     heeft ontvangen? Dat is namelijk suggestief. Het is een objectieve, open vraag.
                  
De voorzitter:
Het lid Kostić heeft een vraag. Nee, excuus, u bent door uw interrupties heen. Dan
                     kijk ik naar de Staatssecretaris, voor zijn volgende blokje.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Dat is de laatste map, voorzitter. Ik begin met de heer Buijsse van de VVD: wat is
                     de status rond de achterstallige vergunningen van Defensie? Er is door Defensie inmiddels
                     een versnelling ingezet. De eerste resultaten van de taskforce zijn zichtbaar. Een
                     exacte planning kunnen we niet geven, want Defensievergunningen zijn complex, maar
                     er zit wat ons betreft wel verbetering in. De complexiteit komt onder andere door
                     de diversiteit in activiteiten, maar ook door het benodigde maatwerk. Vaak moeten
                     diverse onderzoeken worden uitgevoerd, bijvoorbeeld voor het bepalen van geluidsproductieplafonds
                     op vliegvelden. Denk ook aan het uitvoeren van risicoanalyses voor munitieopslag bij
                     schietbanen. Ik kan wel zeggen dat wij voor toekomstige ontwikkelingen rondom Defensie
                     hebben gevraagd om aan de voorkant heel goed rekening te houden met alle zaken rondom
                     vergunningen, om te voorkomen dat je achteraf moet corrigeren.
                  
«Welke politieke keuzes zijn er voor het IenW-domein? Hoe wil de Staatssecretaris
                     deze aanvliegen?» Defensie moet zich in principe net als iedereen natuurlijk houden
                     aan de geldende wet- en regelgeving. Denk hierbij aan geluid en externe veiligheid.
                     De overheid heeft hier volgens ons een voorbeeldfunctie in. Mijn prioriteit is dat
                     omwonenden worden beschermd en dat Nederland gezond en veilig blijft, op meerdere
                     terreinen. IenW bekijkt samen met ILT en Defensie hoe ze kunnen bijdragen aan het
                     versnellen van het actualiseren van het vergunningenbestand. Denk aan een gezamenlijke
                     pilot in Woensdrecht voor de uitwerking van nieuwe geluidsregels die gelden onder
                     de Omgevingswet. Dat doen we samen met ILT, het IenW-beleid en het lokale bevoegde
                     gezag. We zoeken dus echt naar goede oplossingen, om dat op een adequate manier op
                     te pakken.
                  
Wederom een vraag van de heer Buijsse: hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat Defensie
                     niet gehinderd wordt door een extra ruimteclaim? De bescherming van Nationaal Programma
                     Ruimte voor Defensie is een apart traject. IenW is hierover al meerdere keren constructief
                     met Defensie in gesprek geweest. De ruimteclaim van Defensie wordt dit jaar in de
                     Kamer besproken, in samenhang met de Nota Ruimte. Zodra locaties bekend zijn, voert
                     Defensie voor de toegewezen ruimteclaim de reguliere procedures via de milieuvergunningen.
                  
Dan het lid Kostić: kan de Staatssecretaris voor de zomer een brief aan de Kamer sturen
                     over het oppakken van het signaal van de ILT? Die komt natuurlijk pas bij afronding
                     van de taskforce, dus eind 2025. Naar aanleiding van het signaal is een beleidsreactie
                     opgesteld. Daarin hebben we aangegeven dat de vergunningen op orde moeten zijn. We
                     zijn wel met ILT en Defensie in gesprek over de maatregelen. Maar dat zal dus bij
                     de afronding van de taskforce zijn, eind 2025.
                  
Een vraag van de heer Buijsse: kan de Staatssecretaris uitleggen wat er op dit moment
                     speelt? Dat ging over de weerpartijen, de weermarkt. De vraag was of ik kan uitleggen
                     wat er op dit moment speelt en hoe ik in overleg ben met de weermarkt. Zoals u allemaal
                     weet, wordt de Regeling taken meteorologie en seismologie, de RTMS, herzien. Nederlandse
                     Vereniging van Weerbedrijven, de NVWB, heeft zorgen over de te wijzigen regeling en
                     de ruimte die er is voor hun commerciële dienstverlening. Die hebben ze ook meegegeven
                     in een internetconsultatie. Ik ben met hen in gesprek geweest, ik geloof vier weken
                     geleden, op een maandag in Utrecht. Ik heb afgesproken dat de NVWB en het KNMI in
                     overleg gaan over de samenwerking, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.
                     Ik heb hedenochtend een appje van hem gekregen waarin hij zegt dat hij gisteren een
                     twee uur durend gesprek heeft gehad met de NVWB en dat die bereid zijn – het KNMI
                     was daartoe al bereid – om met elkaar aan tafel te gaan onder zijn leiding, om te
                     kijken of ze eruit kunnen komen.
                  
Nog een vraag van de heer Buijsse: «Kan de Staatssecretaris cijfers aanleveren die
                     horen bij de opruimkosten van gedumpte lachgascilinders? Werkt hij aan oplossingen
                     op dit vlak?» Het probleem van lachgascilinders is bekend, ook wat betreft recreatief
                     gebruik. Het kabinet heeft meerdere brieven over dit onderwerp gestuurd aan de Kamer.
                     Gemeenten en inzamelaars schatten in dat zij in 2023 landelijk bijna 375.000 cilinders
                     in de openbare ruimte hebben aangetroffen dan wel hebben ontvangen bij milieustraten.
                     De kosten voor het verwijderen ervan worden geschat op 17 miljoen euro. Deze cijfers
                     kan ik echter niet onafhankelijk bevestigen. Nogmaals, het zijn de cijfers van gemeenten
                     en inzamelaars. Het kabinet zet primair in op het voorkomen van het gebruik van lachgas
                     en op handhaving. Daarnaast zijn we met een pilot bezig voor het aanbesteden van detectie
                     van lachgascilinders met innovatieve technieken, om te voorkomen dat men er achteraf
                     achter komt. Het gaat dus om detectie aan de voorkant. Bij het commissiedebat over
                     circulaire economie heb ik overigens aan de heer Bamenga toegezegd de Kamer voor 1 oktober
                     een update te sturen over deze pilot.
                  
Dan een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC, over de herziening van het VTH-stelsel,
                     over het wetsvoorstel: hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de omgevingsdiensten
                     aan de robuustheidscriteria kunnen gaan voldoen? Het is de verantwoordelijkheid van
                     het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten om samen te voldoen aan de robuustheidscriteria.
                     Dat is nu ook al een bestuurlijke afspraak. We werken aan het wetsvoorstel om die
                     afspraak wettelijk te borgen. We hebben recent nog aan de Kamer aangegeven hoe de
                     situatie op dit moment is, met de kleurtjes groen, oranje en rood. We hopen natuurlijk
                     dat uiteindelijk alle omgevingsdiensten op groen terechtkomen. Mocht dat niet zo zijn,
                     dan zullen we bekijken in hoeverre we dat op een andere manier moeten regelen; dat
                     heb ik volgens mij al eerder aangegeven richting de Kamer. Wij hebben ook aangegeven
                     dat wij misschien overwegen om omgevingsdiensten samen te laten optrekken op het moment
                     dat zij zelfstandig niet tot het juiste niveau kunnen komen.
                  
Dan nog een vraag voor mevrouw Wingelaar: hoe gaat de Staatssecretaris inzetten op
                     de versterking van het stelsel vergunningverlening, toezicht en handhaving? Volgens
                     mij heeft het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel bouwstenen opgeleverd
                     om het stelsel te versterken. Dat hebben we afgesproken in de samenwerkingsafspraken
                     voor de versterking van het VTH-stelsel. Gemeenten en provincies hebben de vrijheid
                     om de bouwstenen wel of niet te gebruiken. Het advies is natuurlijk om dat wel te
                     doen, maar dat kunnen we niet afdwingen. We kunnen het wel stimuleren. Daarvoor stellen
                     we forse subsidies beschikbaar, zowel aan IPO als aan VNG en aan Omgevingsdienst NL.
                     Zo kunnen zij hun achterban hierbij ondersteunen. Ook zullen we partijen natuurlijk
                     in het bestuurlijk overleg blijven aanspreken op deze afspraak, maar uiteindelijk
                     is het wel een keuze die zij zelf kunnen maken.
                  
De heer Gabriëls vroeg: wanneer komt de analyse met betrekking tot aankomende jaarwisseling
                     en het vuurwerk? De Kamer vroeg tijdens het tweeminutendebat van 9 april om een analyse.
                     Ik heb toen aangegeven dat ik voor de zomer de Kamer zou informeren. Daarbij nemen
                     we verschillende aspecten mee, zoals geldende regelgeving en handhaving. Daarbij is
                     ook van belang dat de Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk is voor
                     de handhaving. We werken aan een handhavingsplan, zoals ook gevraagd door de Kamer.
                  
Nog een vraag van de heer Gabriëls: is de Staatssecretaris al begonnen met de uitwerking
                     van de Wet veilige jaarwisseling en de algemene maatregel van bestuur? Formeel moet
                     de Wet veilige jaarwisseling eerst nog worden aangenomen door de Eerste Kamer. Omdat
                     de motie van de leden Bikker en Boswijk is aangenomen en die de regering verzoekt
                     zo spoedig mogelijk ervoor te zorgen dat de AMvB met het volledige pakket aan voorwaarden
                     wordt uitgewerkt, zijn er binnen mijn ministerie ook al voorbereidende werkzaamheden
                     gestart. We zijn hierover in gesprek met VNG, JenV, politie en andere belanghebbenden.
                     We zijn er dus mee aan de gang gegaan, conform het verzoek in de motie.
                  
Dan een vraag van het lid Kostić, Partij voor de Dieren: wanneer dient de Staatssecretaris
                     het wetsvoorstel Wet gewasmiddelenbescherming en biociden in? Wij willen natuurlijk
                     wel een zorgvuldige voorbereiding hiervoor. De mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel
                     worden getoetst. De Raad van State wordt ook om advies gevraagd. Ik ben daarmee aan
                     de gang gegaan. Na de zomer van 2025 zullen we ’m opnieuw indienen.
                  
Nog een vraag van het lid Kostić, over aanslagreinigers met DDAC: «Katten krijgen
                     er brandwonden van en het is milieuvervuilend. Komt de Staatssecretaris met een wet
                     die giftige stoffen gaat verbieden?» De middelen voldaan aan de eisen die wij in Europa
                     hebben afgesproken om toegelaten te kunnen worden op de markt. Het Ctgb schrijft met
                     betrekking tot deze middelen de waarschuwingszin «houd huisdieren weg van behandelde
                     plekken, zolang deze nog vochtig zijn». Het is van belang dat gebruikers de gebruiksvoorschriften
                     opvolgen. Ik wil ook graag dat mensen de minst schadelijke methode kiezen om ongewenste
                     organismen te bestrijden. Milieu Centraal informeert burgers over milieuvriendelijke
                     alternatieven voor het voorkomen en beheersen. Dat zijn de stappen die wij daarin
                     zetten.
                  
Voorzitter. De laatste vraag is van de heer Stoffer: hoe wordt er op het riool en
                     het daarbij behorende overstort toegezien? Heel eerlijk: ik ken deze specifieke situatie
                     niet. Ik begrijp wel dat dit nare situaties zijn, die je zo veel mogelijk wil voorkomen.
                     Gemeenten hebben sinds 2003 al op veel plekken problematische riooloverstort aangepakt.
                     Zij geven prioriteit aan overstorten die overlast geven. Het waterschap ziet toe op
                     de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ik ga ervan uit dat het hier ook gebeurt. Maar
                     nogmaals, ik ken de specifieke situatie die de heer Stoffer schetst, niet.
                  
De voorzitter:
Dank. Er is een vraag van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb nog twee vragen aan de Staatssecretaris naar aanleiding van de beantwoording.
                     Allereerst heb ik een vraag over Defensie, de ruimte en de vergunningen. Kunt u de
                     Kamer na de zomer, richting het nieuwe jaar informeren over de stappen die u neemt?
                     Ik snap dat er op dit moment hard gewerkt wordt. Ik ben er ook bijzonder geïnteresseerd
                     in of u ervaart dat u voldoende instrumentarium hebt, zoals onderliggende wetgeving.
                     Misschien moeten dingen versneld worden, maar is de ruimte er niet. Ik wil u vragen
                     of u dat wettelijk instrumentarium ook mee kunt nemen in de brief die er wellicht
                     komt en die u hopelijk toezegt.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik richting de heer Buijsse zeggen dat ik daar in het najaar op terugkom. Dat
                     is afhankelijk van andere zaken die eerst moeten worden besloten en waarover uw Kamer
                     wordt geïnformeerd. Dan zal ik dat daarin meenemen. Dan kan ik aangeven of we voldoende
                     wet- en regelgeving hebben of dat we daar mogelijk een uitbreiding in nodig hebben.
                  
De voorzitter:
Uw tweede vraag, meneer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik ga ervan uit dat het mijn laatste vraag zal zijn. Die gaat uiteraard over de weerbedrijven.
                     Het is heel goed om te horen dat er gesprekken plaatsvinden met de onafhankelijke
                     voorzitter en tussen het KNMI en de weerbedrijven. Ik zou, als dat kan, graag een
                     toezegging willen over de uitkomst van deze gesprekken. Ik zou u ook willen vragen
                     om geen onomkeerbare besluiten te nemen voordat die gesprekken zijn afgerond en de
                     Kamer is geïnformeerd.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Zodra er nieuws te melden is, zal ik natuurlijk naar de Kamer gaan, zeker als het
                     positief nieuws is. Ik ben ervan overtuigd dat ze daar onderling op een goede manier
                     uitkomen. Voordat ik de Kamer heb geïnformeerd, zal ik daar geen besluiten in nemen.
                     Ik vind het wel zo netjes om het op die manier te doen.
                  
De voorzitter:
Nog één vraag van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik vond het wel grappig, want de Staatssecretaris gaf antwoorden op vragen die ik
                     hem niet gesteld had, maar hij gaf geen antwoord op de vraag die ik wel gesteld had.
                     De omgevingsdiensten moeten per 1 april 2026 robuust zijn. Het wetsvoorstel dat daarbij
                     moet helpen, gaat pas in op 1 juli 2026. Dat vinden wij bijzonder. Dat was ook de
                     vraag: hoe beziet u dat?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Daar kom ik graag op terug in de tweede termijn.
De voorzitter:
Ik zie nog twee vragen. Ik kan daarmee alvast aankondigen dat er geen tweede termijn
                     gaat komen, met de tijd die we hebben. Ik zag allereerst een hand omhoog van de heer
                     Bamenga.
                  
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij is mijn vraag over een toezegging niet beantwoord. Onze bevolking wil
                     graag beter geïnformeerd worden in het kader van pfas. Kan de Staatssecretaris toezeggen
                     om bijvoorbeeld met een universeel waarschuwingslabel op producten te komen? Volgens
                     mij heb ik het antwoord op die vraag niet gehoord.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan me die vraag eerlijk gezegd niet herinneren, maar ik kom er in de tweede termijn
                     op terug.
                  
De voorzitter:
Er was nog een vraag, van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Afhankelijk van of we wel of geen tweede termijn krijgen, wil ik daar nu eigenlijk
                     gewoon iets over zeggen. Ik vind een tweede termijn heel gewenst. Volgens mij kunnen
                     we wel tien minuutjes uitlopen. De vraag die ik wilde stellen, gaat over het vuurwerk.
                     U bent in gesprek met VNG en politie om de AMvB conform de motie-Bikker/Boswijk alvast
                     parallel, voordat het in de Eerste Kamer behandeld is, uit te voeren. Dat is het punt.
                     Bent u nu al in gesprek? Want dat is wat de motie vraagt.
                  
Staatssecretaris Jansen:
We zijn wel in gesprek, maar het gaat niet lukken, want dan stagneert het.
De voorzitter:
Dit was uw laatste interruptie, meneer Gabriëls. Ik kijk verder nog even rond. Dank
                     voor de antwoorden, Staatssecretaris. We moeten straks de zaal uit. Het is te krap.
                     We hebben een aantal opties. Tijdens de procedurevergadering zou voorgesteld kunnen
                     worden om nog een aparte tweede termijn in te plannen. Ik kijk even of er behoefte
                     is aan een tweeminutendebat. De heer Bamenga wil een tweeminutendebat. Ook dan kunnen
                     er vragen gesteld worden. De Staatssecretaris heeft over een aantal zaken gezegd dat
                     hij daarop terugkomt in een tweede termijn. Dan zou ik hem willen vragen of hij schriftelijk
                     wil terugkomen op de dingen die hij zo heeft aangekondigd. De Staatssecretaris wil
                     nog wat vragen.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Dat was ook mijn voorstel: dat ik op de vragen die nu nog gesteld worden, plus de
                     openstaande vragen, schriftelijk mag terugkomen.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat het niet anders kan. Een korte vraag nog van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
U heeft drie opties gegeven. Ik zou willen voorstellen – ik zie mensen knikken – om
                     bij de pv te regelen dat er een tweede termijn komt, zodat we het gewoon fatsoenlijk
                     uit kunnen debatteren, en een tweeminutendebat.
                  
De voorzitter:
Het tweeminutendebat is sowieso aangekondigd door de heer Bamenga. De andere optie
                     die ik gaf, besluit u niet hier, maar in de procedurevergadering. Dat was een voorstel.
                     Dat is een optie die u kunt verzilveren tijdens de procedurevergadering. Daarmee hebben
                     we een aantal dingen afgesproken.
                  
Er is nog een aantal toezeggingen, tenzij u die niet meer wilt horen. Maar dat zou
                     ik nou juist willen horen, als ik u was. De toezeggingen zijn als volgt. Of toch niet,
                     meneer Boutkan? Jawel? Zal ik ze dan even voorlezen?
                  
− Nog dit voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden voor een nationaal
                           pfas-verbod. Dat is een toezegging aan de commissie.
                        
− Eind 2025 ontvangt de Kamer het rapport van het RIVM met daarin de voor- en nadelen
                           van verschillende methoden om cumulatie van zeer zorgwekkende stoffen in kaart te
                           brengen. Dat is een toezegging aan mevrouw Wingelaar.
                        
− Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop gemeenten
                           en provincies zullen worden ondersteund bij de implementatie van de nieuwe luchtkwaliteitsrichtlijn.
                           Dat is een toezegging aan de commissie.
                        
− Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de regierol wordt belegd
                           ten aanzien van het opstellen van de gezondheidseffectrapportage. Dat is een toezegging
                           aan de commissie.
                        
− Begin 2026 wordt de Kamer geïnformeerd in de Actieagenda Industrie en Omwonenden over
                           de wijze waarop maatschappelijke kosten van Tata Steel en andere industrie worden
                           meegenomen in het beleid en de begroting. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.
                        
− Voor de zomer zullen de onderzoeksresultaten over Beaumix met de Kamer worden gedeeld.
                           Dat is een toezegging aan mevrouw Wingelaar.
                        
− Voor de zomer wordt de Kamer nader geïnformeerd over de staalslakken. Dat is een toezegging
                           aan de commissie.
                        
− De Kamer wordt geïnformeerd over de vraag of er een planning is voor de aanpak van
                           alle locaties waar staalslakken niet goed zijn toegepast. Dat is een toezegging aan
                           de heren Stoffer en Boutkan.
                        
− In het derde kwartaal worden de resultaten van het brede participatietraject ten aanzien
                           van geurhinder van veehouderijen met de Kamer gedeeld. Dat is een toezegging aan het
                           lid Pierik.
                        
− De Kamer wordt eind 2025 geïnformeerd, na de afronding van de taskforce over de achterstallige
                           vergunningen bij Defensie. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.
                        
− Na de zomer ontvangt de Kamer de herziene Wet gewasbeschermingsmiddelen. Dat is een
                           toezegging aan het lid Kostić.
                        
− In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de stappen die de Staatssecretaris
                           gaat zetten om ruimte te creëren voor de vergunningen bij Defensie en over de vraag
                           of hiervoor voldoende wettelijk instrumentarium is. Dat is een toezegging aan de heer
                           Buijsse.
                        
Ik zie een verduidelijkende vraag van de heer Buijsse. En ik zie de heer Bamenga.
                     Eerst de heer Buijsse, over de toezeggingen.
                  
De heer Buijsse (VVD):
Ik mis een toezegging over de weerbedrijven, over de uitkomsten van het gesprek tussen
                     de KNMI en de andere bedrijven.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Dat wordt dan wel een samenvatting nadat we een aantal gesprekken hebben, voordat
                     we een onomkeerbare stap zetten.
                  
De voorzitter:
Daar komt de Staatssecretaris inderdaad dus nog op terug. Die voegen we toe. Ik kijk
                     nog naar de heer Bamenga.
                  
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij heeft de Staatssecretaris ook een toezegging gedaan over dat hij de komende
                     tijd in gesprek gaat met gemeenten, provincies en waterschappen over op welke locaties
                     pfas geloosd wordt. Daar zou de Staatssecretaris nog op terugkomen.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij was dat geen toezegging, maar heb ik aangegeven dat we dat op dit moment
                     al doen.
                  
De voorzitter:
Oké. Dat is een lopende actie. Die heeft u dus al in de pocket zonder dat het een
                     toezegging is. Ik kijk ook even naar de Staatssecretaris aan mijn rechterzijde. Zijn
                     die toezeggingen op deze manier goed begrepen?
                  
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij wel. De toezegging aan de heer Boutkan hadden wij iets anders geïnterpreteerd,
                     maar wij konden leven met uw samenvatting daarvan.
                  
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over de toezegging over het pfas-lozingsverbod. Het is natuurlijk
                     logisch dat die voor de zomer zou komen. Dat begrijp ik. Maar daarin werd ook gezegd
                     dat in die brief iets komt te staan over het verbod op textiel à la Denemarken en
                     Frankrijk – dat gaat om een vraag van Bamenga en mijzelf – en het verbod op producten
                     waar al alternatieven voor zijn. Dat zou ook in de brief worden behandeld. Dat is
                     in de eerste termijn toegezegd.
                  
Staatssecretaris Jansen:
Wij hebben toegezegd dat we dat zouden terugkoppelen met het onderzoek, dus niet dat
                     het er al is, maar dat we zouden onderzoeken wat de mogelijkheden zouden zijn. Dat
                     zouden we terugkoppelen.
                  
De voorzitter:
Er nog een vraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Eigenlijk is bijna alles goed, maar die ene toezegging over de maatschappelijke kosten
                     van de uitstoot van de industrie meenemen in begrotings- en beleidsafwegingen is nu
                     gespecifieerd op Tata, terwijl die ging over de bredere industrie, onder andere naar
                     aanleiding van Natuur & Milieu-rapporten. Dat wil ik even zeggen.
                  
De voorzitter:
Dat is helder.
Ik ben trots op u allen. We hebben hard gewerkt, volgens mij. Dank dat het zo is gegaan.
                     Jammer van de tweede termijn, maar dat gaat nog besproken worden. Ik wil iedereen
                     bedanken voor de aandacht: de Staatssecretaris en zijn gevolg, de Kamerleden, de mensen
                     op de tribune, de mensen thuis en de mensen die weer zo ontzettend goed voor ons gezorgd
                     hebben. Ik sluit de vergadering. Dank u wel.
                  
Sluiting 16.08 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier