Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 17 april 2025, over Regulier verblijf
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3426 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 27 mei 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft op 17 april 2025 overleg gevoerd met
mevrouw Faber, Minister van Asiel en Migratie, over:
– de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 18 december 2024 inzake invoeringstoets
aanscherpingen au-pairregeling (Kamerstuk 19 637, nr. 3323);
– de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 20 december 2024 inzake uitkomst
onderzoek Regioplan naar vestigingskeuze kennismigranten (Kamerstuk 30 573, nr. 222);
– de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 15 april 2025 inzake reactie op
verzoek commissie over een brede stand van zaken op het gebied van regulier verblijf
en onder meer de procedures voor kenniswerkers en gezinshereniging, serviceverlening
door de IND en mensen met buitenlandse partners (Kamerstuk 36 600 XX, nr. 62).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Vijlbrief
De griffier van de commissie, Burger
Voorzitter: Vijlbrief
Griffier: Burger
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Boomsma, Eerdmans, Van Nispen, Patijn,
Podt, Rajkowski, Vijlbrief en Vondeling,
en mevrouw Faber, Minister van Asiel en Migratie.
Aanvang 15.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. De Minister is nog even aan het uitpakken. «De Minister gaat even uitpakken.»
Welkom bij de vergadering van de vaste commissie voor Asiel en Migratie. Het gaat
vandaag specifiek over regulier verblijf. Er is maar een beperkt aantal Kamerleden,
maar ik moet zelf in ieder geval echt om 18.00 uur weg. Ik ben dus van plan vrij strak
te gaan voorzitten, nog strakker dan normaal, zodat we op tijd klaar zijn.
De aanwezige leden van de Kamer zijn de heer Eerdmans, mevrouw Podt, de heer Boomsma,
mevrouw Rajkowski, de heer Van Nispen, mevrouw Patijn en mevrouw Vondeling. Hartelijk
welkom. U heeft allemaal vier minuten spreektijd en in uw eigen eerste termijn in
eerste instantie drie interrupties. Als het echt niet anders kan, kunnen we er ook
een vierde aan plakken, want we hebben wel even tijd. Ik wil wel echt proberen binnen
drie uur klaar te zijn vandaag. Een hartelijk welkom aan de Minister en haar ambtenaar.
Mevrouw Podt heeft een punt van orde, vermoed ik, omdat ze haar vinger opsteekt voordat
ze aan de beurt is.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, precies. Dit debat kwam op een wat rare manier tot een halt en toen begon het
weer. Ik denk dat we de Minister misschien heel even de gelegenheid moeten geven om
uit te leggen waarom ze in eerste instantie niet zou komen en later weer wel. Haar
collega's stonden hier wel gewoon. Een uitleg klaart even wat op aan het begin, want
ik ben daar wel een beetje over in verwarring. Ik kreeg er ook van buitenaf wat vragen
over. Dus misschien wil de Minister de gelegenheid nemen om dat even toe te lichten.
De voorzitter:
Ik vraag aan de Minister of ze daar iets over wil zeggen. Ik stel wel voor dat we
het daar dan verder bij laten en aan het debat beginnen. De Minister.
Minister Faber:
Het is natuurlijk niet de bedoeling om enige verwarring te creëren. We hebben al genoeg
verwarde mensen in Nederland, dus daar moeten we er niet nog meer van maken. Daar
moet ik ook zeker niet de oorzaak van zijn; dat is absoluut niet de bedoeling. U weet
allen dat wij de ministerraad hebben en die loopt nu ook nog. Het ging onder andere
over de Voorjaarsnota. Ik kwam in een tijdsklem te zitten. Ik zag dat wij volgende
week ook een debat hebben met uw commissie en ik dacht dat we dat misschien konden
samenvoegen. Dat was mijn uitgangspunt.
De voorzitter:
Ik denk dat dit voldoende is. Dank u wel, Minister. Dan ga ik nu naar de heer Eerdmans
voor zijn inbreng.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Ik moet zelf om 15.30 uur naar een ander debat, dus ik ben er maar kort,
tot ieders teleurstelling. Ik wil wel een paar belangrijke vragen stellen, met name
over de Spreidingswet. Om heel eerlijk te zijn kan ik er geen touw meer aan vastknopen.
De voorzitter:
Ik maak zelf even een punt van orde als voorzitter. Ik vind het prima dat u een paar
vragen stelt en dat u weg moet, maar we hebben volgende week een apart debat dat helemaal
over asiel gaat. Dit gaat eigenlijk over regulier verblijf. Ik begrijp dat het u hoog
zit; het is continu in het nieuws. Ik sta toe dat u de vraag stelt, maar hou het kort
en krachtig en heb het vooral over regulier verblijf.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Dank daarvoor. Ik kan daar niet bij zijn en dat is dan ook de reden om
het nu te doen. Ik heb er bij de regelingen een debat over aangevraagd en toen werd
ik doorverwezen naar deze commissie.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Voorzitter. Ik vind het heel vervelend, maar we hebben nu geen asieldebat. Dus als
er nu vragen over de Spreidingswet worden gesteld, denk ik: daar heb ik ook vragen
over, maar die stel ik volgende week bij het asieldebat. U zegt nu dat u een paar
vragen toestaat, maar ik denk dat we het wel bij het onderwerp van het debat moeten
houden.
De voorzitter:
Dat was ook mijn bedoeling, mevrouw Vondeling. Ik dacht: laat ik soepel zijn richting
de heer Eerdmans, omdat hij weg moet en er volgende week niet is. Als de leden van
de commissie het niet willen, ben ik niet soepel. Dat kan ook. Dan mag de heer Eerdmans
het alleen over regulier verblijf hebben. Ik kijk even rond.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik ben zo weg. Drie minuten de kiezen op elkaar.
De voorzitter:
Ik zou geen drie minuten over de Spreidingswet gaan praten, want dat ga ik echt niet
toestaan. Een paar vragen.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. In het hoofdlijnenakkoord, in het regeerprogramma en in het eigen PVV-programma
natuurlijk staat dat de Spreidingswet zo snel mogelijk wordt ingetrokken. Het was
eerst gekoppeld aan een noodwet. Die kwam er niet. Toen ging het over instroombeperkende
maatregelen. Die zijn er niet gekomen. Het zou uiterlijk 2024 gebeuren, maar het wordt
februari 2026. Waarom wordt dit zo uitgesteld? De dwangwet gaat in werking. Dat betekent
dat in vele, vele gemeentes, namelijk 76, cruiseschepen, kantoorpanden en hotels worden
ingeruimd. De mensen zijn er heel woest over. Waar zijn de landelijke doorstroomlocaties?
Waar blijft de asielstop? Want de Minister kan wel roepen dat heel Nederland niet
in een azc mag veranderen, maar het is wel de handtekening van de Minister die het
mogelijk maakt.
Het belangrijkste punt voor mij is dat 2026 een groot probleem is. Heel veel mensen
hebben dat niet helder. Waarom is het een probleem? Mensen denken: Spreidingswet ingetrokken,
azc's weg. Nee, want per 1 juli van dit jaar moeten de gemeenten de opvangplekken
onder de Spreidingswet gereed hebben. Dat betekent dat het voor vijf jaar vaststaat.
Intrekken in februari 2026 betekent dus dat de asielopvang tot 2030 blijft. Het is
een totale fopspeen. De mensen wordt een rad voor ogen gedraaid.
Voorzitter. Ik wil graag weten wat de reactie is van de Minister op de boosheid en
frustratie bij heel veel gemeenten over dat het mogelijk wordt gemaakt dat vanaf juli
meerjarige opvang wordt vastgelegd en dat we er pas op z'n vroegst in 2030 met z'n
allen weer van af zijn, met dank aan de PVV-Minister.
De voorzitter:
De rest gaat over regulier verblijf.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Ik ga het hebben over de Syrische Malek F., over verblijfsvergunningen
gesproken. De man heeft drie mensen neergestoken in 2018, zoals u weet. Ik wil het
daar heel even over hebben.
De voorzitter:
Ik zie nu toch echt opstand bij de collega's, dus dit ga ik niet toestaan. Ik heb
gezegd dat u een vraag kon stellen over de Spreidingswet. De rest kan volgende week
bij het asieldebat. Dat is het.
De heer Eerdmans (JA21):
Het is echt om te gieren dat de PVV-collega zich hier zo druk om maakt. Ik heb hier
Markuszower gezien, die jaren achter elkaar alles erbij heeft gesleept: verkrachtingen
en aanrandingen. Het is wel heel grappig dat mevrouw Vondeling hier nu moeilijk over
doet, terwijl ik me altijd zo netjes aan de regels hou. Ik ben een eenmansfractie.
Ik heb vijf minuten en ik moet naar een ander debat. Laat mij even een paar vragen
stellen over de actualiteit. Ik moet mijzelf al splitsen in zes debatten per week.
Ik wilde een beetje coulance vragen aan de collega's en de voorzitter om een paar
vragen te kunnen stellen. Heel Nederland maakt zich er heel erg druk over, mevrouw
Vondeling, en uw achterban ook. Namelijk: waarom heeft Malek F. een verblijfsvergunning
gekregen nadat hij drie mensen heeft neergestoken in Den Haag? Graag wil ik daar een
antwoord op.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik wil graag een punt van orde maken, want ik word ook aangesproken. Ik heb daar ook
vragen over. Ik heb mondelinge vragen aangemeld, maar die zijn niet doorgegaan. Ik
heb vragen over de Spreidingswet en die stel ik allemaal volgende week, want ik heb
ook heel veel vragen over regulier verblijf. Ik heb over heel veel dingen vragen,
maar dan kan ik alles er wel bij gaan halen en dat lijkt me niet zo handig.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we de hoeveelheid opwinding vanaf nu gaan beperken: bij iedereen.
Ik stel voor dat de heer Eerdmans ofwel stopt of vragen stelt over regulier verblijf.
Vanaf nu gaat het over regulier verblijf, dus niet over Malek F. of andere dingen.
Het gaat over regulier verblijf of het woord gaat naar mevrouw Podt.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Ik heb die vraag gesteld, dus daar hoor ik graag het antwoord op. De collega
zit met 36 collega's in een vak. Ik ben in mijn eentje. Ik vind dat daar wel een klein
beetje respect voor mag zijn als het gaat om commissiedebatten. Want bij de regelingen
wordt als ik het debat aanvraag altijd gezegd: nee, dat kunt u kwijt in het eerstvolgende
commissiedebat. Nou, daar zit ik dan: heel keurig vooraan omdat ik eerder weg moet,
en dan wordt het mij niet gegund om een paar vragen te stellen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, ik ben klaar. Dank u wel.
De voorzitter:
Alstublieft. Mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, dank u wel. Wie de debatten met deze Minister volgt, krijgt een vertekend
beeld van het Nederlandse migratiebeleid, want sinds het aantreden van dit kabinet
hebben we het eigenlijk over niets anders gehad dan over asiel. En ja, op het asieldossier
spelen genoeg problemen en daarvoor heeft het kabinet nog geen begin van een oplossing
laten zien. Maar migratie gaat over veel meer, vandaar mijn verzoek om een apart debat.
Voorzitter. Ik begin met de liefde. Stel je voor dat je de liefde van je leven ontmoet
in Canada en dolgraag met diegene in Nederland wilt wonen. Voordat je dat kunt doen,
moet je als Nederlander voldoen aan strenge inkomenseisen. Dat betekent dat je zonder
je partner naar Nederland moet gaan, een baan moet vinden met voldoende salaris en
een vast contract moet krijgen. Het betekent dus ook dat je je relatie voor maanden,
misschien zelfs jaren, op pauze moet zetten. Voor veel mensen, bijvoorbeeld Nederlanders
met een uitkering, is dit zelfs nooit mogelijk. Ik vraag de Minister: zouden we dat
niet wat makkelijker moeten maken? Zij wil toch ook niet dat de overheid in de weg
van de liefde staat? Is de Minister bereid te onderzoeken voor hoeveel Nederlanders
de inkomenseis om met een partner van buiten de EU in Nederland te wonen onbetaalbaar
is?
Het gaat vaak om Nederlanders die tijdelijk in het buitenland wonen en daar al een
vast inkomen hebben. Is de Minister bereid dit inkomen mee te wegen voor de inkomenseis?
Ook de buitenlandse partners hebben vaak een goede baan en een grote kans op goed
betaald werk in Nederland. Waarom telt hun inkomen eigenlijk niet mee? Is de Minister
bereid het inkomenspotentieel, wegens bijvoorbeeld een voltooide opleiding, mee te
wegen?
Voorzitter. Als je de liefde toevallig tegenkomt in Vietnam of Brazilië, heb je helemaal
pech. Dan moet je partner dáár al Nederlands leren en zich verdiepen in de Nederlandse
cultuur, terwijl inburgeren toch veel sneller en beter gaat als iemand hier is, bij
zijn partner. Kan de Minister laten onderzoeken wat de recente ervaringen zijn en
wat het effect is van dit basisexamen op de verdere inburgering en op mensen zelf?
Voorzitter. Mijn volgende punt gaat over gezinnen, met name over kinderen die zonder
ouders opgroeien. Als je een minderjarig Nederlands kind bent en je ouder geen verblijfsvergunning
heeft, dan kan zij of hij worden uitgezet, tenzij je vader of moeder een beroep doet
op het Chavez-arrest. Dat zegt dat als de vader of moeder voor het kind zorgt, diegene
niet kan worden uitgezet, omdat je als kind niet zomaar zonder je ouders mag opgroeien.
Het gaat over een overzichtelijke groep en het is een vrij duidelijk verhaal. Het
is ook iets dat meermaals in andere rechtszaken is bekrachtigd. De vraag is dan wel:
waarom doen we het dan ook niet zo? Zelfs in gevallen waarin een kind met de ouders
samenwoont, is de bewijslast torenhoog en zijn negatieve besluiten eerder de norm
dan de uitzondering. Niet alleen zorgt dit voor eindeloze beroepszaken, het zorgt
ook voor kinderen die opgroeien zonder ouder en dat moet niemand willen.
Voorzitter. Onze economie heeft kennismigranten hard nodig. Dat bevestigde de Minister
in haar brief. Dat bevestigde ook het kabinet door een plan te presenteren om Amerikaanse
wetenschappers naar ons land te halen. Maar ondertussen is het voor kennismigranten
bijna onmogelijk om hun kind van 19, dat heel zijn leven thuis heeft gewoond, mee
te nemen naar Nederland. Dat is iets wat kennismigranten met jongvolwassen kinderen
begrijpelijkerwijs afschrikt. Wat kan de Minister doen om ervoor te zorgen dat we
deze kenniswerkers niet mislopen?
Ten slotte. Advocaten moeten nog steeds per brief communiceren met de IND. Dat zorgt
voor veel tijdverlies en verwarring, ook omdat cliënten wel brieven digitaal ontvangen.
D66 vindt dat onbegrijpelijk. Kan de Minister toezeggen hier op korte termijn verandering
in te brengen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt. Mevrouw Rajkowski heeft een interruptie.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik heb een vraag over het middelenvereiste. Kan ik hieruit opmaken dat de D66-fractie
het bedrag van € 2.200 per maand veel geld vindt?
Mevrouw Podt (D66):
Ja, dat vind ik veel geld. Ik heb wat cijfers opgevraagd. Er willen meer dan 100.000
Nederlanders samenwonen met hun buitenlandse niet-EU-partner. Van hen lukt het slechts
50% om zich in Nederland te vestigen, terwijl de andere 50% of emigreert of zijn relatie
beëindigt. Dat gaat dus om 50.000 mensen. Dat vind ik heel erg veel mensen. Heel veel
mensen doen dat om financiële redenen. Dat vind ik kwalijk, want het gaat over mensen
die oprecht gewoon een partner in het buitenland vinden, die iemand vinden van wie
ze houden en die soms niet met die persoon samen kunnen zijn. Dat vind ik erg.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dat begrijp ik ook. Natuurlijk is dat verdrietig. Ik gun iedereen z'n liefde en ik
gun het iedereen om ergens samen te mogen wonen. De staatscommissie demografie gaf
aan dat we alle vormen van migratie wel goed onder de loep moeten nemen en dat we
moeten nadenken over wie hier wel en wie hier niet kan zijn, omdat Nederland het op
een gegeven moment gewoon niet meer aankan, niet qua voorzieningen en ook niet qua
woningen. Van alle partijen hier aan tafel die in de plenaire debatten steeds hebben
gezegd dat we die staatscommissie serieus moeten nemen en met bandbreedtes moeten
komen, verwacht ik dat ze straks ook met betrekking tot regulier verblijf gaan inbrengen
dat we dingen juist strenger en scherper kunnen gaan beoordelen en niet kunnen gaan
verruimen. € 2.200 per maand aan inkomen is veel geld, maar ik denk dat de mensen
die daadwerkelijk dat inkomen hebben het daar niet mee eens zullen zijn. In mijn betoog
ga ik straks in ieder geval juist met voorstellen komen om de middelvereisten en inburgeringseisen
aan te scherpen.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag meer, maar mevrouw Podt mag nog reageren natuurlijk.
Mevrouw Podt (D66):
Graag, voorzitter. Mevrouw Rajkowski werpt de vraag op: wie kan hier niet? Nou, ik
daag haar uit om tegen die Nederlanders die hun partner in het buitenland hebben gevonden
te zeggen: nou, jouw partner mag dus niet komen. Ik vind het onbegrijpelijk, ook vanuit
het oogpunt van hoe mensen onderdeel van de samenleving zijn. Ik heb toevalligerwijs
vrij veel mensen in mijn omgeving die hiermee te maken hebben gehad. Dit gaat om mensen
die bij hun partners wonen, die dus niet een extra beslag leggen op woningen of iets
dergelijks. Dat zijn vaak mensen die razendsnel de taal leren, juist omdat zij met
een Nederlander zijn en continu in een omgeving verkeren met familie en vrienden van
die Nederlander. Dit zijn mensen van wie we nou echt zouden moeten zeggen: jongens,
kom op, laten we die geen strobreed in de weg leggen. Ik vind het echt onbegrijpelijk
dat mevrouw Rajkowski dit zo tegemoet treedt.
De voorzitter:
Ik ga naar de heer Boomsma voor zijn inbreng.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract wil grip op alle vormen van migratie: arbeids-,
studie- en asielmigratie. Het is goed om het ook eens te hebben over reguliere migratie.
Dank ook aan mevrouw Podt voor haar pleidooi en haar inzet daarvoor.
Ik wil een aantal dingen aankaarten. Ik wil als eerste reageren op het verhaal over
de regels die gelden voor gezinsvorming en gezinshereniging voor reguliere migranten.
Het is op zich wonderlijk dat er strengere eisen gelden voor Nederlanders dan voor
vluchtelingen. Het is ook wel weer begrijpelijk, want van vluchtelingen kun je natuurlijk
niet van tevoren vragen dat ze inburgeren. Ik ben wel benieuwd wanneer die eisen voor
het laatst zijn geëvalueerd. Ik kon alleen een rapport uit 2017 terugvinden, dus ik
denk dat het goed is om daar eens opnieuw naar te kijken. Volgens mij was dat indertijd
ook gedaan omdat heel veel mensen, bijvoorbeeld Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse
achtergrond, een partner haalden uit hun land van herkomst. Dat werd onwenselijk geacht,
omdat dat de integratie bemoeilijkte. Hebben we nu eigenlijk zicht op hoe dat gaat?
Dat is de eerste vraag.
Over het bericht dat er tienduizenden mensen illegaal in Nederland verblijven, maar
wel een burgerservicenummer ontvangen, heb ik natuurlijk schriftelijke vragen gesteld.
Ik zag dat het niet is gelukt om die voor vandaag te beantwoorden.
De route is als volgt. Mensen uit landen die een visumvrije regeling hebben, zoals
Brazilië en Georgië, komen voor een kort verblijf hier en kunnen dan een RNI aanvragen.
Dan krijgen ze automatisch ook een bsn, zonder verblijfsadres of verdere controle
of uitleg. Dan kunnen ze zich gewoon gaan inschrijven bij de Kamer van Koophandel.
Daar wordt dus op grote schaal misbruik van gemaakt. Ik las dat er, toen politie en
Arbeidsinspectie dat aangaven, vanuit het ministerie werd gezegd dat ze hier niks
aan gingen doen en niet van plan waren om wijzigingen aan te brengen in het registratiesysteem.
Niemand controleert dus of mensen na vier maanden weer vertrekken. Er is een hele
industrie rondom ontstaan.
Waarom zetten we hier niet veel meer op in? Volgens mij zijn er manieren om dit op
te lossen. Je moet gewoon, als mensen een bsn aanvragen, eisen gaan stellen. Ze moeten
kunnen aantonen waar ze wonen. Dat moet niet vrijwillig zijn, maar verplicht. Kan
de Minister toezeggen dat ze daaraan werkt? Wanneer krijgen we daartoe een voorstel?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is het een heel belangrijk onderwerp. Mensen schrijven zich in in de RNI
en vervolgens krijgen ze een bsn-nummer, bijna meteen gekoppeld aan de RNI-inschrijving.
Soms krijgen ze die direct ter plekke uitgereikt. Nog steeds zijn werkgevers ook verantwoordelijk
om te kijken of iemand wel een werkvergunning heeft. Los van die nummers, hoe kijkt
u daartegen aan?
De heer Boomsma (NSC):
Die werkgevers hebben natuurlijk ook een verplichting. Die moeten dat natuurlijk ook
doen. Daar wordt nu op grote schaal misbruik van gemaakt. Ik denk dat het goed is
als je mensen alleen een bsn geeft als ze hier daadwerkelijk mogen werken en dat dus
op dat moment al gaat controleren. Er zijn ook tussenpersonen actief. Die gaan dan
ook mee. Recentelijk zijn daar zaken over geweest. Die gaan dan mee en leiden soms
honderden mensen naar zo'n RNI-kantoor. Het lijkt me goed dat die tussenpersonen zich
ook moeten identificeren, want het is gewoon niet wenselijk zoals het nu gaat. Dat
brengt me tot een bredere vraag.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Zou uw voorstel dan ook zijn om het bsn pas te verstrekken als een werkgever een erkende
referent is voor iemand? Of wilt u het helemaal niet meer verstrekken? Op welke manier
wordt het dan nog wel verstrekt aan mensen?
De heer Boomsma (NSC):
Het moet alleen worden verstrekt aan mensen die hier daadwerkelijk mogen werken. Dat
moet dan dus worden gecontroleerd. Mensen moeten dan ook een verblijfplaats hebben.
Dat lijkt mij een vrij logische route om dit op te lossen. Dat brengt me ook op een
andere vraag: is er überhaupt een terugkeerbeleid voor reguliere migranten? We hebben
natuurlijk allemaal beleid voor terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Maar
wat is überhaupt het beleid voor die hele grote andere groep mensen die hier eigenlijk
niet mag blijven? Wat voor beleid voeren we daar? Wat doen we daar eigenlijk?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Nispen heeft nog een interruptie voor u.
De heer Van Nispen (SP):
Ik was benieuwd hoe de heer Boomsma vindt dat het kabinet erin slaagt om grip te krijgen
op alle vormen van migratie en of hij vindt dat de inspanningen en de aandacht evenredig
verdeeld zijn naar rato van de aantallen. Ongeveer 12% van de migranten is asielzoeker.
Is dat een beetje evenredig qua terugdringen en de aandacht die hiernaar uitgaat van
het kabinet en van deze Minister in het bijzonder?
De heer Boomsma (NSC):
Deze Minister is de Minister van Asiel en Migratie, maar in het kabinet als geheel
is Minister Eddy van Hijum heel hard bezig met het aanpakken van arbeidsmigratie.
We hebben nu net de Wtta. Dat is echt een belangrijke stap om die uitzendbureaus en
die schijnconstructies aan te pakken. Dat was een belangrijke aanbeveling van de commissie-Roemer.
Dat wordt allemaal opgepakt. Ook op studiemigratie is men natuurlijk bezig. Ik denk
dat het nog niet genoeg is. U zegt dat 12% van de migratie asielmigratie is. Dat is
zo, maar voor de bevolkingsgroei op langere termijn is het aandeel van asielmigranten
natuurlijk wel veel hoger. Daarom is het ook echt wel belangrijk dat we met name asielmigratie
beperken.
De voorzitter:
De heer Van Nispen voor zijn vervolgvraag.
De heer Van Nispen (SP):
Ik dacht even dat de heer Boomsma zei: dit is de Minister van asielmigratie. Maar
het is de Minister van Asiel en Migratie. Dat is wel belangrijk. Ik snap de opmerking
over arbeidsmigratie en studiemigratie echt wel. Daar ga ik natuurlijk ook wat over
zeggen. Maar deze Minister gaat bijvoorbeeld wel over kennismigratie. De heer Boomsma
stelt wel terecht dat hier vragen zijn over dat probleem van die 40.000 mensen uit
bijvoorbeeld Brazilië, die hier eigenlijk niet mogen blijven, maar hier wel blijven.
Daar zie ik allemaal nog niet zo heel veel van, dus daar was eigenlijk mijn vraag
op gericht. Vindt de heer Boomsma de aandacht van deze Minister evenredig verdeeld
over de verschillende zaken en de verschillende vormen van migratie waar zij wel degelijk
over gaat?
De voorzitter:
De heer Boomsma voor een kort antwoord.
De heer Boomsma (NSC):
Het is heel goed dat we dat nu bespreken. Daar moet de aandacht ook inderdaad naar
uitgaan. Er zijn 35.000 Brazilianen alleen al in Amsterdam. Dat zijn gigantische aantallen
en deze mensen worden ook kwetsbaar voor uitbuiting. Ik begrijp dat ze ook vervolgens
een uitkering kunnen aanvragen. Dat is allemaal niet wenselijk. Dat moeten we gewoon
oplossen en volgens mij kan dat ook. Ik verwacht dat de Minister daar volop mee aan
de slag gaat.
De voorzitter:
Mevrouw Rajkowski voor haar inbreng. Vier minuten.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Ons migratiestelsel functioneert niet goed. We moeten onszelf de
vraag stellen wie ons nodig heeft en wie wij nodig hebben. Om uit de migratiecrisis
te komen, is het belangrijk om alle vormen van migratie tegen het licht te houden,
dus ook reguliere migratie. De VVD ziet het nut van reguliere migratie in. We hebben
arbeids- en kennismigratie nodig, maar we hanteren wel een aantal randvoorwaarden.
Uiteraard moeten mensen hier legaal komen en verblijven. Bij arbeidsmigratie kijken
we naar de toevoeging voor onze economie, en we moeten mensen beschermen tegen uitbuiting.
In het kader hiervan heeft de Tweede Kamer deze week ook de Wtta met een aantal cruciale
VVD-amendementen aangenomen. Bij kennismigratie zoeken we naar de balans tussen de
toevoeging voor de economie en wetenschap, kansen voor Nederlandse studenten, maar
ook het beschermen van onze eigen kennisveiligheid. Op die manier proberen we per
type migratie te zoeken naar een balans tussen mensen binnenlaten die we nodig hebben,
maar zonder dit ten koste te laten gaan van onze draagkracht, economie en veiligheid.
Voorzitter. Ik heb drie onderwerpen. Eerst gezinsmigratie en artikel 8 EVRM. De kaders
voor reguliere gezinsmigratie zijn strak en beperken zich tot het kerngezin: partners
en minderjarige kinderen. De jurisprudentie ontvouwt zich via het Chavez-arrest – het
werd net ook genoemd – maar ook via artikel 8 EVRM, wederom sluiproutes. Daarom heb
ik via een motie gevraagd om met een strakke, maar toch duidelijkere werkinstructie
voor de IND over artikel 8 EVRM-zaken te komen. Die zijn namelijk vaak complex en
kunnen de IND lang bezighouden. De Minister gaf aan dat zij de Kamer hierover voor
het zomerreces informeert. Het mag wat mij betreft sneller, maar gezien de complexiteit
begrijp ik dat. Nog even geduld van mijn kant dan op dit punt.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Podt, mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Podt (D66):
Ik sla even aan op de manier waarop mevrouw Rajkowski sprak over het Europees recht,
alsof het een sluiproute zou zijn. Dat vind ik heel bizar. Kijk, als de VVD onderdeel
is van de coalitie en niet tevreden is over het beleid zoals we dat in Nederland vormgeven,
dan moet de VVD daar wat aan doen. Dan moet de VVD vervolgens bekijken of dat inderdaad
ook past binnen de Europese richtlijnen en het Europees recht. Als dat niet zo is,
dan is dat geen «sluiproute». Ik zou toch denken dat de VVD – misschien zijn ze een
beetje aangestoken door waarmee ze in de coalitie zitten – daar ook op een normale
manier over kan praten. Dit is geen sluiproute. Dit zijn mensen die gebruikmaken van
de normale, juridische procedure.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag. We moeten echt weer leren om interrupties in de vorm van vragen
te doen en niet in de vorm van minicolleges. Ik geef nu het woord aan mevrouw Rajkowski
voor een kort antwoord.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Daar was ik net ook schuldig aan, dus ik zal gewoon netjes antwoord geven aan mevrouw
Podt, ook al zat er inderdaad geen vraag in. Ja, uiteindelijk maken mensen natuurlijk
gebruik van legale routes, maar wij gaan in de Tweede Kamer over welke routes we wel
of niet wenselijk of legaal vinden. Dan over de voorstellen waar mevrouw Podt naar
vraagt: ik heb net al de motie met de werkinstructie benoemd die ik heb ingediend.
Maar ik heb nog een aantal ideeën. Ik neem dus zeker mijn verantwoordelijkheid om
dan ook met voorstellen te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Podt voor een vervolg.
Mevrouw Podt (D66):
Dan zou mevrouw Rajkowski misschien ook even moeten kijken naar de wetten die nu voorliggen,
die ervoor gaan zorgen dat die sluiproute, zoals zij het EVRM noemt, veel vaker gebruikt
gaat worden. Als wij hier in Nederland zorgen voor fatsoenlijke wetgeving, dan hoeven
mensen geen gebruik te maken van het EVRM.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Tijdens de rondetafel heb ik te horen gekregen dat de IND juist bij een aantal aanvragen
meteen door zal gaan toetsen, ook op artikel 8 EVRM. Het lijkt mij zeer wenselijk
om ervoor te zorgen dat die optie wel openblijft, maar niet dat het zorgt voor nog
meer vertraging, nog meer complexiteit. En daar heb ik ook een simpele werkinstructie
bij nodig.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik vind het echt onbestaanbaar; het spijt me heel erg. We praten hier met diezelfde
IND over. Diezelfde IND zegt inderdaad, zoals mevrouw Rajkowski ook zegt: ja, we gaan
wel doortoetsen op het EVRM. Dan is het dus blijkbaar ineens wel goed; dan is het
niet nodig om in Nederland gewoon fatsoenlijke wetgeving te maken. Dan zeggen we wel:
schuif het maar door met al dat extra werk, want het is gewoon supergecompliceerd.
Terwijl je ook hier in Nederland fatsoenlijke wetgeving kunt maken, en dat kunt doen.
Mijn vraag aan mevrouw Rajkowski is: bent u bereid om met die ogen dan ook nog een
keertje te kijken naar de wetgeving waar we het binnenkort over gaan hebben? Als zij
zegt dat het EVRM alleen maar extra tijd kost, dan moeten we ons daar ook op een goede
manier mee bezighouden en moeten we op een goede manier wetten maken. Ik denk dat
de afgelopen tijd daar geen schoolvoorbeeld van was.
De voorzitter:
Mevrouw Rajkowski voor een afsluitend antwoord.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik sta er zeker voor open om bij de asielwetten die we nog gaan behandelen, te bekijken
waar nog verbetering nodig is et cetera. Voor mij was de rondetafel op een aantal
punten zeker wel vrij helder en geruststellend. Als er voorstellen komen om de wetten
nog te verbeteren, dan kan ik daar natuurlijk altijd met een open blik naar kijken.
De voorzitter:
Mevrouw Rajkowski vervolgt haar betoog.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Dan zou ik de Minister ook nog iets anders willen vragen over artikel 8
EVRM. Zou de Minister hier ook een nationaal wettelijk kader voor willen maken, zodat
dit gaat leiden tot minder complexe zaken en een snellere afhandelingstermijn?
Dan het Chavez-arrest. Het is net ook nog voorbijgekomen. Hoe kijkt de Minister ertegen
aan om ook het Chavez-arrest om te zetten in nationale wetgeving, omdat je juist hierdoor
eisen kan gaan stellen aan inburgering en middelen? Dat kan nu niet. Niet inburgeren
zou dan ook kunnen leiden tot uitzetting. Mensen hebben nu wel recht op bijstand,
maar er zit nergens – ik zoek het Nederlandse woord voor «incentive» – een prikkel
om Nederlands te leren. We denken dat een nationaal kader dit op zou kunnen lossen.
Ik weet dat het een complexe vraag is, dus ik hoor graag hoe de Minister hiernaar
kijkt.
Dan kom ik op mijn volgende onderwerp: start-ups. Start-ups in de techsector zijn
in grote mate afhankelijk van personeel van buiten Nederland. In 2021 is er een vierjarige
pilot Verblijfsregeling essentieel start-up personeel geïntroduceerd. Tijdens die
evaluatie bleek dat het verlengen van de verblijfsvergunning van één naar twee jaar
zou kunnen werken, maar ook dat er flexibeler gekeken moest worden naar die middelenvereisten
voor start-ups. Ik begrijp dat ook, omdat natuurlijk niet alle start-ups op dezelfde
manier groeien. Ik las dat we hierover eind van het jaar nog een update van de Minister
krijgen. Zou de Minister deze twee dingen hier ook in mee willen nemen, dus het flexibeler
kijken naar het middelenvereiste en het verlengen van één naar twee jaar?
Daarnaast zou ik de Minister willen vragen om te bekijken in hoeverre start-ups een
toegevoegde waarde zijn voor onze economie of onze economische veiligheid. Het zou
zomaar kunnen dat er een start-up is die nog niet aan al deze eisen voldoet, maar
dat het voor de veiligheid en de toekomst van Nederland, bijvoorbeeld kwantum, wel
zeer relevant is om die start-up hier te houden. Het lijkt mij goed dat we daar ook
naar kijken.
Mijn laatste punt gaat over ongedocumenteerden. Volgens het Ministerie van Justitie
en Veiligheid waren er in 2018 naar schatting 23.000 tot 58.000 ongedocumenteerden
in Nederland. De grootste groep bestaat uit ongedocumenteerde arbeidsmigranten. Net
werd ook al iets gezegd over de 35.000 Brazilianen die alleen al in Amsterdam te vinden
zouden zijn. Deze mensen leven buiten het zicht van de overheid, met alle risico's
van dien, niet alleen voor criminaliteit, maar ook voor deze mensen zelf als het gaat
om toegang tot zorg en andere basisveiligheden. Voor ons is belangrijk: ongedocumenteerd
zijn is onwenselijk en moet bestreden worden. Je moet dus óf hier legaal blijven óf
je moet, al dan niet vrijwillig, vertrekken. Ik wil de Minister vragen of zij samen
met haar collega van SZW van plan is om afspraken te maken met vooral Oost-Europese
lidstaten vanuit de EU om ervoor te zorgen dat we ongedocumenteerde Unieburgers makkelijker
terug kunnen sturen naar het land van herkomst. Wat gaat de Minister doen met de 35.000
Braziliaanse ongedocumenteerden in Nederland?
Voorzitter. Dan mijn allerlaatste vraag. Recent, gisteren of eergisteren, heeft de
EU een lijst gepubliceerd met veilige landen. Die lijst is op punten gelijk, maar
op punten ook anders dan de landen die wij als veilig aanmerken. Hoe verhoudt zich
dat tot elkaar? Is onze nationale lijst aanvullend? Dat zou ik namelijk wel wenselijk
vinden, want wij hebben meer landen op die lijst staan.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent een half minuutje over de tijd. De heer Van Nispen voor zijn inbreng.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ieder jaar migreren er gemiddeld zo'n 270.000 mensen naar Nederland. Die
blijven niet allemaal – er vertrekken ook mensen – maar het saldo ligt dik boven de
100.000 mensen ieder jaar in Nederland erbij. De SP streeft naar een migratiesaldo
van 40.000 mensen om het houdbaar te maken voor de toekomst. Van alle immigranten
is een gedeelte al asiel, namelijk zo'n 12%. Dat is jaarlijks gemiddeld 35.000 mensen.
Dat is vrij stabiel en niet hoger dan in andere Europese landen, al gaat alle aandacht
van de Minister ernaartoe. Er komen ook ieder jaar 22.000 studiemigranten naar Nederland
en ook 22.000 kennismigranten. Die komen er ieder jaar bij.
Het totale aantal arbeidsmigranten in Nederland wordt geschat op ongeveer 1 miljoen.
Hier horen we deze Minister van Asiel én Migratie helemaal nooit over. Dat maakt dit
wat mij betreft een raar debat. Er staat een brief op de agenda waarin staat dat Nederland
al een heel aantrekkelijk land is voor kennismigranten, ook fiscaal, en dat we gaan
onderzoeken hoe Nederland nog aantrekkelijker kan gaan worden. De Minister doet hier
niets tegen. Nee, ze gaat hierin mee en stimuleert het verder.
Verder hebben we nagenoeg geen agendastukken, geen beleid. Dat zegt genoeg, want de
Minister wil het hier eigenlijk niet over hebben en heeft dus ook geen plannen om
mensen die vrijwillig naar Nederland komen niet meer te laten komen. In de wetgevingsplanning
zien we alleen maar plannen om het aantal mensen dat moet vluchten voor oorlog en
geweld of politieke vervolging het leven zuur te maken. Maar minder asielzoekers zou
je pas echt bereiken door de ongelijkheid in de wereld aan te pakken en oorlogen te
beëindigen, niet met peperdure Nederlandse wetten en slecht beleid. Als deze Minister
werkelijk vindt dat het een probleem is dat onze voorzieningen onbetaalbaar worden
en dat er geen huizen zijn omdat er te veel migranten zijn, dan vind ik het echt ongelofelijk
ongeloofwaardig dat we deze Minister nooit horen over studiemigranten, kennismigranten
en arbeidsmigranten. Dat zijn ook mensen. Dat zijn mensen die huizen nodig hebben
en een beroep doen op onderwijs en zorg, waar deze coalitie overigens op bezuinigt.
Recent verdedigde deze Minister een wet van haar voorganger. Nog meer ruim baan voor
kennismigratie door de Europese blauwe kaart. De SP onthamerde die wet. We konden
dit niet zonder debat laten passeren. Inmiddels is iedereen zo'n beetje wakker, behalve
dan de Minister, die nu al drie keer om uitstel vraagt omdat ze geen vragen kan beantwoorden
en de Kamer eigenlijk smeekt om die wet toch maar vooral ongewijzigd aan te nemen.
Ik vind dat tamelijk gênant.
En dan heb ik het nog niet eens over de tienduizenden ongedocumenteerden die hier
wonen en werken. Mijn collega's hebben daar ook al vragen over gesteld.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Van Nispen. U zegt «de Minister heeft geen plan om het
aan te scherpen», maar ik lees in de brief die we hebben gekregen dat er wordt samengewerkt
met het Ministerie van SZW, en volgens mij ook van EZK, om de kennismigrantenregeling
aan te scherpen en dat we daar voor de zomer over worden geïnformeerd. Het wetsvoorstel
betreft een implementatie van een richtlijn, waar deze Minister niet veel aan kan
doen. Mijn vraag aan de heer Van Nispen is dus of hij die brief wel gelezen heeft.
De heer Van Nispen (SP):
Het antwoord is ja, maar ik zal de vraag iets ruiterlijker beantwoorden dan hoe die
gesteld is. In de brief staat dat Nederland al een heel aantrekkelijk land is voor
kennismigratie en dat onderzocht gaat worden hoe Nederland nog aantrekkelijker gemaakt
kan worden. Wat de Europese richtlijn betreft wil ik het volgende zeggen. Die gaat
over de blauwe kaart en het is niet waar dat Nederland daar niks aanvullends op zou
kunnen doen. Dat kan natuurlijk wel degelijk. Je moet wel binnen de grenzen van de
richtlijn blijven, maar er zijn allerlei amendementen ingediend door collega's, zoals
Ceder en Omtzigt, die proberen om er wat aan te doen. Mevrouw Patijn was daarbij.
Ik ben daar zelf ook bij geweest. Ik kan niet iedere keer dat de Minister dat debat
uitstelt opnieuw komen opdraven. Ik zat ook een keer in een ander debat. Het wordt
iedere keer maar uitgesteld. Die wet geeft ruimer baan voor migratie. Daar is de SP
kritisch op. Ik denk dat het heel fijn is, en dat mevrouw Vondeling ons dankbaar mag
zijn, dat wij die wet onthamerd hebben, zodat we in ieder geval dat debat gevoerd
hebben en dat debat nog kunnen voeren.
De voorzitter:
Wil mevrouw Vondeling nog wat zeggen? Dit is de tweede interruptie.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik vind het ook fijn dat we dat debat kunnen voeren. Ik zou ook graag willen dat het
aangescherpt wordt. Maar de Minister heeft wel in het debat aangegeven dat ze dat
middels AMvB's wil doen. Het is dus niet zo dat dit kabinet er niet voor openstaat
om de regelingen aan te scherpen. Dat is juist wel zo. Alleen, er moet overleg plaatsvinden
tussen verschillende ministeries. Als de heer Van Nispen dus een voorstel heeft om
het aan te scherpen, dan kan hij dat wellicht hier doen en dan kan het kabinet het
meenemen.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Nispen voor de afronding, hoop ik.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb twaalf amendementen mede-ingediend, dus die voorstellen liggen er. Die had
mevrouw Vondeling allemaal al kunnen lezen. Ik denk ook dat ze dat gedaan heeft. Die
voorstellen liggen er allemaal. Die heb ik bij het wetsvoorstel ingediend. Dat is
de plek waar dat hoort. Maar we moeten hier niet net doen alsof deze Minister net
zo hard bezig is met het aanscherpen van kennismigratie als dat deze Minister bezig
is op asiel. Iedereen kan wel zien waar de prioriteiten van deze Minister liggen.
Het heeft vooral prioriteit om mensen die onvrijwillig op de vlucht zijn voor oorlog
en geweld zo veel mogelijk het leven zuur te maken en om de rode loper uit te rollen
voor de mensen die hier vrijwillig naartoe komen op basis van de kennismigrantenregeling.
Dat wordt gedaan voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor de verdienmodellen. Dat
is toch wel de agenda van deze Minister.
De voorzitter:
De heer Van Nispen vervolgt zijn betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Ik was aangekomen bij de tienduizenden ongedocumenteerden die hier wonen en werken,
bijvoorbeeld de naar schatting 40.000 Brazilianen waar Nieuwsuur over berichtte en
waar collega's het ook al over hadden. Mensen komen dus zonder visum naar Nederland.
Ze mogen 90 dagen blijven, maar blijven langer om te werken. Dat mag volgens de regels
op papier niet, maar er wordt hen geen strobreed in de weg gelegd.
Met die administratieve sluiproute via de Registratie Niet-Ingezetenen krijgen ze
automatisch een burgerservicenummer, openen ze een bankrekening en er wordt nergens
gecontroleerd of ze vertrekken. Ze vertrekken dus niet. De overheid faciliteert dit
dus eigenlijk. Rond die bsn-sluiproute is inmiddels een markt ontstaan van tussenpersonen
die hier natuurlijk weer aan verdienen. Welja, ook deze verdienmodellen worden niet
aangepakt door deze regering. De Arbeidsinspectie luidt inmiddels de noodklok. Waar
blijft de Minister dan met het zogenaamde strengste migratiebeleid ooit? Ik begrijp
daar werkelijk niks van.
Ik had al gezegd dat het kabinet de rode loper uitrolt voor kennis- en arbeidsmigranten.
Er worden nu ook allerlei grootschalige huisvestingslocaties voor extra arbeidsmigranten
gebouwd. Wat nou woningnood, stikstof of leefbaarheid van de regio? Dat doet er dan
allemaal kennelijk niet toe. Deze regering geeft verdienmodellen en de arbeidsmigratie-industrie
alle ruimte. De Minister zei het nog zo stoer: als deze Minister ergens niet voor
wil tekenen, dan tekent ze niet. Maar door hier allemaal niets aan te doen, tekent
zij feitelijk voor duizenden mensen erbij in Nederland, iedere week weer. Het beleid
kent letterlijk geen grenzen. Die staan open met deze Minister.
Dit is de Minister van verdienmodellen en het in stand houden van onbeperkte migratie.
Wat een contrast met hoe de Minister tekeergaat tegen vluchtelingen. De Minister van
Asiel en Migratie is vooral tegen asiel, maar vóór heel veel migratie. Zo begrijp
ik het dan. Wanneer gaat de Minister wat doen aan alle andere vormen van migratie
dan asiel? Wanneer gaat de Minister als de wiedeweerga die sluiproutes dichtzetten?
Wanneer kunnen we eindelijk echte plannen verwachten? Welke wetten en maatregelen
heeft de Minister bedacht? Is er wel beleid? Want tot nu toe ís de Minister geen beleid.
Er is vooral nog helemaal niks.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent ook over uw tijd heen. Maar net aan hoor, dus het gaat allemaal
netjes. Goed gedaan. We gaan naar mevrouw Patijn van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Het migratiebeleid is een breed en veelzijdig vraagstuk dat een
integrale benadering behoeft en dat is precies wat de staatscommissie ook heeft gezegd.
Het debat van vandaag gaat over het andere deel van de portefeuille van deze Minister,
namelijk het deel migratie, niet zijnde asiel. Het gaat over het belangrijke deel
waar we de Minister weinig over horen. Het wordt tijd dat we dit debat voeren, want
als je migratie van binnen en buiten de EU bij elkaar optelt, dan is 88% van de migratie
in Nederland geen asielmigratie.
Migratie vergt een integrale aanpak om te komen tot gematigde groei. In plaats van
te focussen op asielmigratie verwacht ik van deze Minister een brede visie op alle
onderdelen van migratie. Kan de Minister een visie van het kabinet met ons delen die
wat diepgaander is dan de visie die tot nu toe is gegeven op de andere vormen van
migratie, dus los van arbeidsmigra ... Ik bedoelde: los van asielmigratie. We hebben
de afgelopen tijd te veel over arbeidsmigratie gepraat.
Voorzitter. Als we het hebben over regulier verblijf is de illegale doordetachering
van derdelanders een zeer acuut probleem waar meer sturing noodzakelijk is. Afgelopen
maandag was ik in Venlo, waar vrachtwagenchauffeurs uit Oezbekistan en Kirgizië staken
omdat ze structureel te weinig salaris krijgen. Ze zijn doorgedetacheerd uit Hongarije
en Litouwen, hoewel ze daar geen dag hebben gewerkt, en vervoeren goederen naar Nederland.
Het ergste is dat Nederlandse bedrijven gebruikmaken van deze Europese vervoersbedrijven
omdat ze goedkoop zijn. Dit soort praktijken zijn geen incidenten. De FNV rapporteert
hier regelmatig over. Is de Minister bereid om dit met haar ambtsgenoten in Litouwen
te bespreken en te kijken hoe dit voorkomen kan worden? Wat gaat de Minister doen
om deze route, waarlangs mensen een werkvergunning krijgen, aan te pakken? Vindt de
Minister niet ook dat de Nederlandse bedrijven die op grote schaal gebruikmaken van
dit soort schijnconstructies, hiervoor gesanctioneerd zouden moeten worden?
Een deel van deze mensen wil terug naar het land waar zij vandaan komen, maar loopt
tegen het feit aan dat ze een inreisverbod voor twee jaar zullen krijgen als zij nu
vertrekken, want hun verblijfsvergunning die ze via hun werkgever hadden, is door
hun werkgever ingetrokken. Dat maakt deze mensen dus hyperkwetsbaar. Deze mensen krijgen
opgelegd dat zij niet langer op een normale manier uit het land kunnen vertrekken.
Kan de Minister de mensen die terug willen keren hierbij helpen en ervoor zorgen dat
er wordt afgezien van het inreisverbod, aangezien zij dan de prijs zouden betalen
die het malafide bedrijf hen heeft opgelegd? Cijfers over mensen die op deze manier
uitgebuit worden, zijn schaars, maar de Adviesraad Migratie meldt dat er in 2022 in
ieder geval meer dan 125.000 gedetacheerden van buiten Europa in Nederland hebben
gewerkt. Kunnen deze mensen eindelijk goed in kaart worden gebracht?
Voorzitter. Dan de au pairs. Uit de berichtgeving hierover van OneWorld en FairWork
blijkt dat aanscherpingen van de au-pairregeling juist kunnen leiden tot verslechtering
van de bescherming van de au pairs, omdat er via alternatieve routes wordt gezocht
naar ongedocumenteerden die ingezet worden als au pair, vaak van buiten de Europese
Unie. Is de Minister hiervan op de hoogte? Wat gaat de Minister doen om die uitbuiting
van ongedocumenteerden tegen te gaan? Beschikt de Minister over cijfers van hoeveel
ongedocumenteerde au pairs er in Nederland zijn? Zo niet, kan de Minister die op korte
termijn inzichtelijk maken?
Tot slot. Wat GroenLinks betreft is het de hoogste tijd dat dit kabinet met een brede
visie komt op migratie. Het is voor ons hierbij een belangrijk uitgangspunt dat de
mensen die hier wel nog mogen komen en hier werken, kunnen rekenen op de bescherming,
de normen en de wetten van ons land.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Ik heb een vraag over wat er over het inreisverbod werd gezegd. Ik heb net ook gevraagd
wat het terugkeerbeleid is bij reguliere migratie. Maar wat ik niet zo goed begreep,
is het volgende. Welke groepen zouden dan volgens GroenLinks geen inreisverbod meer
moeten krijgen?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit gaat heel specifiek over de groep stakende chauffeurs. Zij hadden een werkvergunning
gekregen via het land waaruit ze zijn gedetacheerd. Die was aangevraagd door de werkgever.
Die werkgever heeft gezegd: je staakt, ik vind je vervelend, dus ik trek jouw werkvergunning
in. Die zorgt er dus voor dat die vergunning weg is. Die mensen zijn dus op dit moment
illegaal hier, maar willen wel graag terug. Op het moment dat zij terugkeren, krijgen
ze een inreisverbod van twee jaar, omdat ze hier illegaal verbleven. Het gaat erom
dat je nu heel specifiek deze zeven mensen helpt en hen de mogelijkheid geeft om terug
te kunnen keren.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft nog een vraag voor u.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vond het een hele goede bijdrage. Ik heb nog een vraag over de au-pairregeling.
Het is goed dat mevrouw Patijn dat aan de orde stelt; ik wil dat alleen maar onderschrijven.
Maar wat is nou volgens mevrouw Patijn het probleem? Is dat niet dat juist ook au
pairs kwetsbaar zijn voor uitbuiting? Wat zouden we de Minister nou specifiek moeten
vragen om ook op dat punt nader onderzoek te doen? Zo is het namelijk, volgens mij,
nog nooit bekeken. Het wordt steeds benaderd vanuit de vraag of de regeling niet wordt
misbruikt, maar volgens mij zou in kaart moeten worden gebracht wat de gevolgen zijn
voor de au pair. Is dat nou ook de vraag die ik mevrouw Patijn hoorde stellen?
De voorzitter:
Dat was de laatste interruptie van de heer Van Nispen. Mevrouw Patijn heeft het woord.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Simpelweg: ja. Dat zou ik heel graag van de Minister willen weten.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog twaalf seconden, mevrouw Patijn. Of was u aan het eind van
uw betoog?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik was klaar.
De voorzitter:
Dank u wel, dan hebben we twaalf seconden gewonnen. Dan ga ik naar mevrouw Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De PVV wil alle vormen van migratie beperken. Wij willen veel
minder migratie: minder asielmigratie, minder arbeidsmigratie, minder studiemigratie
en minder gezinsmigratie. Dat is ook wat we hebben afgesproken in het hoofdlijnenakkoord.
Naast de enorme asielinstroom van de afgelopen jaren vormt gezinsmigratie een groot
deel van de totale immigratie naar Nederland. Het aantal migranten dat op grond van
gezinshereniging en -vorming naar Nederland komt, is al sinds jaar en dag hoog. De
laatste cijfers van het CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek, laten zien dat er
tussen de 30.000 en 40.000 gezinsmigranten per jaar naar Nederland komen. Over een
periode van vier jaar zijn dat er meer dan 100.000.
Dit sneeuwbaleffect van de partner- en gezinsmigratie trekt een zware wissel op Nederland.
We hebben een woningtekort, een zorgtekort, ruimtetekort en ga zo maar door. Ik wil
de Minister dan ook vragen of we hier nog extra maatregelen op kunnen nemen. Dat kan
bijvoorbeeld door de partnermigratie te beperken tot mensen die een huwelijk of geregistreerd
partnerschap hebben, en door een wachttijd van twee jaar te introduceren voordat een
partner over mag komen. Is de Minister bereid hiernaar te kijken? Zijn er mogelijkheden
om het aantal partners dat naar Nederland wordt gehaald te beperken, bijvoorbeeld
naar één partner in de tien jaar? Tot slot wil ik de Minister op dit punt vragen of
zij mogelijkheden ziet om binnen Europa de gezinsherenigingsrichtlijn aan te scherpen.
Dat kan bijvoorbeeld door de minimumleeftijd te verhogen naar 24 jaar.
Voorzitter. Dan de andere vormen van regulier verblijf. Wat betreft de kennismigrantenregeling
zou de prioriteit moeten liggen op het inzetten van onze eigen slimmeriken. Nederland
heeft een groot onbenut binnenlands arbeidspotentieel. Voordat we in het buitenland
zoeken, zouden we daarom eerst moeten kijken of we niet eerst onze eigen mensen aan
een baan kunnen helpen. Als we dan toch, in het uiterste geval, kennismigranten naar
Nederland laten komen, moeten we daar strenge eisen aan stellen, zoals opleidingseisen
en een hoog salariscriterium.
Dan arbeidsmigratie. Mijn collega's hebben hier al wat vragen over gesteld. Onlangs
verscheen het bericht dat er naar schatting tienduizenden migranten van buiten de
EU in Nederland wonen en werken zonder dat ze daarvoor papieren hebben. Zij verblijven
illegaal in Nederland. Deze illegalen moeten ons land natuurlijk verlaten. Mijn collega
Maikel Boon heeft hier al schriftelijke vragen over gesteld aan de Minister van SZW,
maar toch wil ik hier ook nog wat vragen over stellen aan de Minister van Asiel en
Migratie.
De voorzitter:
Kunt u even wachten, mevrouw Vondeling? U heeft namelijk een interruptie van mevrouw
Patijn. Ik was iets te laat. Het ging, denk ik, nog over het vorige punt. Mevrouw
Patijn heeft het woord.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de PVV net zeggen dat het onbenut arbeidspotentieel ingezet zou moeten worden
om kennismigratiegaten op te vullen. Degenen die dus nu als kennismigrant komen, zouden ...
Waar komen die mensen dan vandaan? Welk onbenut arbeidspotentieel wordt dan bedoeld?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Daar bedoel ik onder anderen de mensen mee die in Nederland in deeltijd werken en
die mogelijk meer kunnen gaan werken.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dat klinkt heel aantrekkelijk. Dat zou mooi zijn. Dan moet de kinderopvang natuurlijk
wel goed geregeld zijn en het liefst gratis. Dat soort dingen zijn, volgens mij, nu
nog niet geregeld. Het vergt dus wel een heel aanpalend beleid voordat je die maatregelen
zou kunnen nemen. Dat aanpalende beleid is er, volgens mij, niet. Wat zijn voor u
de cruciale punten in dat aanpalende beleid? Wat moet er gebeuren om te zorgen dat
mensen meer kunnen gaan werken?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Mensen kunnen inderdaad meer gestimuleerd worden. Bij de Voorjaarsnota is er, volgens
mij, geld vrijgemaakt voor de kinderopvang. Daarnaast kunnen we misschien opleidingen
regelen vanuit werkgevers. Kinderen groeien ook op, hè. Het is dus niet zo dat een
vrouw nooit meer gaat werken als zij een kind krijgt. Als de kinderen ouder worden,
kan een vrouw ook meer gaan werken. Daar kijk ik naar. Ik kijk ook naar mensen die
werkloos zijn.
Je ziet nu dat de kennismigrantenregeling wordt misbruikt. Er worden mensen ingezet
als kennismigrant bij een kapperszaak. Dat moeten we sowieso niet hebben. Ik denk
dus dat we daar veel gerichter naar moeten gaan kijken. We moeten mensen binnen gaan
halen die we echt nodig hebben en daarnaast kijken naar de mensen die we hier hebben.
We hebben hier genoeg mensen die slim zijn, die ook dingen kunnen en die mogelijk
omgeschoold kunnen worden. Daar richt ik mij vooral op.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Even kijken waar ik ben gebleven. O ja, de vragen aan de Minister. Hoe is het mogelijk
dat er amper gecontroleerd wordt op illegaal verblijf van de arbeidsmigranten uit
derde landen? Waarom kunnen deze migranten hier überhaupt blijven wanneer blijkt dat
zij niet beschikken over een tewerkstellingsvergunning? Wordt hier altijd melding
van gemaakt bij de IND? Is de Minister bereid om dit samen met haar collega van SZW
tot op de bodem uit te zoeken en maatregelen te nemen?
Voorzitter, tot slot. De brief van de Minister over regulier verblijf maakt duidelijk
dat er door vreemdelingen op vele manieren verblijf kan worden aangevraagd. Dat brengt
het risico van procedures stapelen met zich mee. Op een afgewezen verblijfsaanvraag
volgt vaak weer een andere aanvraag, bijvoorbeeld voor het verblijf van een kind dat
inmiddels is geboren of op grond van werk of studie en ga zo maar door. Vreemdelingen
kunnen hun vertrek uit Nederland bijzonder effectief traineren met het stapelen van
procedures. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Wat is de inzet van de Minister
om procedures stapelen tegen te gaan?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vondeling. Ik schors tot 16.15 uur.
De vergadering wordt van 15.48 uur tot 16.22 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden te gaan zitten en degenen die hier niet horen, weg te gaan. Staat
alles weer aan? Dan gaan we starten. Ik heropen de vergadering van de vaste commissie
voor Asiel en Migratie. We zijn gekomen bij de termijn van het kabinet over regulier
verblijf. Ik geef het woord aan Minister Faber.
Minister Faber:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst even de blokjes doorgeven. Dat is misschien wel
handig. Ik heb een stukje algemene inleiding, dan het blokje kennis, dan arbeid, dan
gezin en als laatste overig.
Goed. Ik begin met de algemene inleiding. Vandaag voer ik met deze commissie het gesprek
over regulier verblijf. Het doet mij deugd dat u mij hierom heeft verzocht, omdat
dit kabinet, zoals u weet, van mening is dat de instroom van alle vormen van migratie
drastisch moet worden beperkt. Dat geldt ook voor reguliere migratie. Wat betreft
asielmigratie en de asielmaatregelen doen we dat natuurlijk met het strengste pakket
ooit. Ook ten aanzien van andere vormen van migratie worden stappen gezet. Daarbij
geldt dat de taken binnen het kabinet zijn verdeeld. Zo heeft de Minister van SZW
als coördinerend bewindspersoon op arbeidsmigratie u per brief – de brief van 14 november
jongstleden – namens het kabinet laten weten hoe de aanpak voor een selectiever en
gerichter arbeidsmigratiebeleid vorm krijgt.
Het volgende over kennismigratie. Er wordt momenteel gewerkt aan het aanscherpen van
een kennismigrantenregeling – dat is ook opgenomen in het regeerprogramma – waar ik
momenteel samen met de Minister van SZW aan werk. De Kamer wordt daar voor de zomer
over geïnformeerd. Parallel ben ik in gesprek met de Kamer over de implementatie van
de blauwekaartrichtlijn. Vanuit het Ministerie van OCW wordt gewerkt aan de Wet internationalisering
in balans als onderdeel van een bredere aanpak om de internationalisering van het
hoger onderwijs beter in balans te brengen. In de gevallen waarin andere departementen
primair verantwoordelijk zijn voor het toelatingsbeleid, wordt nauw samengewerkt om
dat beleid vorm te geven. Zo komen ook de verblijfsvergunningen en de procedures waar
ik verantwoordelijk voor ben op een goede manier tot stand en worden deze uitgevoerd.
Tot slot. Dat de taken ten aanzien van de verschillende vormen van migratie tussen
verschillende departementen en bewindspersonen zijn verdeeld, betekent dat, hoewel
ik graag met u het gesprek voer over reguliere migratie, enige bescheidenheid mij
past in dit debat.
Voorzitter. Ik begin met het blokje kennis.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn heeft een interruptie. Ik sta weer drie interrupties toe in principe.
We gaan even kijken of dat genoeg is.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik er maar eentje, dus ik moet even goed nadenken hoe ik ’m formuleer. Als
Minister van Migratie, dus even los van het Asieldeel, heeft de Minister toch een
coördinerende rol, om te zorgen dat zij overzicht heeft over wat er op al die dossiers
gebeurt? Het is toch de bedoeling dat de Minister dat zicht heeft? Dan kan het toch
niet zo zijn dat wij hier doorverwezen worden naar andere Ministers, want die coördinerende
rol moet er toch juist voor zorgen dat er een complete visie is op hoe we komen tot
een toekomstig arbeidsmigratiebeleid?
Minister Faber:
Ja, ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor de toegang. De IND valt ook onder mijn
bewind. Maar het beleid voor de diverse onderdelen valt onder verschillende Ministers,
bijvoorbeeld voor arbeidsmigratie, het arbeidsbeleid, dat onder de Minister van SZW
valt. Ik moet natuurlijk wel in nauw contact met hem staan over hoe we de dingen aanpakken.
Ik zal een voorbeeld noemen. We kunnen betreffende de blauwe kaart, waar we recent
debatten over hebben gevoerd – dat loopt nog steeds – bijvoorbeeld kijken naar de
inkomensvereisten. Daar zijn bepaalde regels voor. Nu zit dat in Nederland voor kennismigranten
op 1,28 van het gemiddelde inkomen, meen ik. Dat is het toch, 1,28 van het gemiddelde
inkomen? Maar dat gemiddelde inkomen kan je natuurlijk hoger zetten. Dat kan ik wel
op 1,5 zetten, maar dan zal ik toch echt overleg moeten voeren met de Minister van
SZW, want ik kan dat natuurlijk niet zomaar uit mezelf doen. Dat heeft namelijk ook
gevolgen. Dat geldt natuurlijk ook voor de Minister van Economische Zaken, want die
maakt weer afspraken met bedrijven. Die wil hij natuurlijk ook in dat perspectief
plaatsen. Ik kan dus wel zeggen dat ik dat op 1,5 wil zetten, maar ik zal toch rekening
moeten houden met het beleid dat gemaakt wordt door andere bewindspersonen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, naar aanleiding van dit antwoord, denk ik.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, voorzitter. De Minister begon eigenlijk al heel duidelijk: ten aanzien van asiel
doen we dat met het strengste pakket ooit. Dat betekent dat het voor die andere vormen
dus niet het strengste pakket is. Vervolgens ging het over de verantwoordelijkheden
van de Minister. Het Ministerie van Sociale Zaken gaat over arbeid. Het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat over studiemigratie. Als het gaat over kennismigratie,
dan werkt de Minister samen met Sociale Zaken, dus dan heeft zij ook niet de ruimte
om die voorwaarde te stellen. Dat hebben we ook in het debat over de blauwe kaart
gezien. Ja, dan hou je toch echt Asiel over, en dat is precies wat deze Minister tegen
Asiel eigenlijk is. De Minister gaat dus helemaal niet over Migratie.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Nispen (SP):
Nou inderdaad, voorzitter, dank. Dat is mijn conclusie. Mijn vraag aan de Minister
is of dat klopt. De Minister zegt: op Asiel hebben we het strengste pakket ooit, maar
op Migratie is het allemaal moeilijk, lastig; dat zit over ministeries verspreid en
daar hebben we dus geen streng migratiepakket op. Is dat inderdaad zo? Dat hebben
we dan namelijk niet gezien. Ik ben benieuwd wanneer we die voorstellen kunnen verwachten
of komen ze gewoon niet?
Minister Faber:
Voor Asiel kan ik natuurlijk zelf het beleid maken. Ik maak het beleid voor de asielmigratie,
dus ik kan dan ook heel goed zeggen: ik wil het strengste asielbeleid ooit. Want dat
valt gewoon in mijn portefeuille. Dan hebben we natuurlijk ook nog de kennismigratie
en de arbeidsmigratie. Ik ga over de toegang tot Nederland. De IND zit in mijn portefeuille.
Daar bestaan voorwaarden voor bijvoorbeeld kennismigranten, dus of men wel of niet
toegang krijgt tot Nederland en of ze hier dan hun activiteiten mogen uitvoeren.
Maar het inhoudelijke beleid betreffende kennismigratie of arbeidsmigratie ligt echt
bij een andere bewindspersoon. Ik moet dat dus wel samen afstemmen. Natuurlijk wil
ik dat wel zo strak mogelijk zetten en daar kan ik ook wel voor pleiten in overleg
met mijn collega van SZW. Dan kan ik wel zeggen: nou, misschien kunnen we het nog
strakker zetten. Maar dan kan het heel goed zijn dat hij zegt: ja, maar ik wel rekening
te houden met dit of dat. Het kan heel goed zijn dat hij bepaalde argumenten heeft.
Dat gaat dus altijd in overleg. Maar het doel is wel om een streng beleid neer te
zetten.
Ik wil toch nog wel even één ding zeggen. U zegt ... Ik moet dat via de voorzitter
zeggen. Meneer Van Nispen zegt dat ik de Minister tegen Asiel ben. Nou, volgens mij
ben ik de Minister van Asiel en Migratie en niet tegen Asiel en Migratie. Dat wil
ik toch wel even gezegd hebben.
Mevrouw Podt (D66):
Ik moet de heer Van Nispen wel een beetje bijvallen. Ik vind het ook wel een beetje
gek, want het is natuurlijk niet zo dat je op Asiel verder geen gesprekken met je
collega's hebt – dat mag ik toch hopen. Dat geklooi aan de grens zal toch ook overlegd
zijn met de Minister van Justitie, omdat daar allerlei politieagenten en weet ik wat
voor mensen allemaal voor worden ingezet. Of er is bijvoorbeeld gesproken met de Minister
van Defensie over de inzet van de marechaussee. Of neem de inzet van de Minister van
SZW, of wie is dat tegenwoordig, op integratie. Dat is toch niet uniek hiervoor? Waarom
moet het dan bij die andere migratieterreinen zo ingewikkeld, terwijl u het op Asiel
allemaal een beetje in uw eentje lijkt te doen?
Minister Faber:
Asiel zit gewoon in mijn portefeuille. Het beleid van Asiel ...
Mevrouw Podt (D66):
...
Minister Faber:
Volgens mij heb ik het woord, mevrouw Podt. Het beleid van Asiel ligt bij mij. Het
beleid van arbeid ligt bij de Minister van SZW. Het beleid van kennis ligt onder andere
bij de Minister van OCW. Dat is gewoon hoe het is ingericht. Ik ga over de toegang
en de voorwaarden voor die toegang bespreek ik met de betreffende bewindspersonen.
Zo is dat gewoon afgesproken, want anders zou je heel makkelijk kunnen zeggen dat
je ineens over Economische Zaken, over SZW en over OCW gaat. Dan kunnen we de helft
van het kabinet wel naar huis gaan sturen, als we alles aan mijn portefeuilles gaan
koppelen. Zo werkt dat natuurlijk niet. Ja, ik zou het wel willen, hoor. Dan wordt
het misschien allemaal wat eenvoudiger. Maar zo is het nu eenmaal niet ingericht.
We hebben aparte bewindspersonen voor het inhoudelijk beleid en ik ga over de toegang.
De voorzitter:
Het punt is duidelijk. Mevrouw Podt meldt zich voor haar tweede interruptie.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, dan toch even een vervolgvraag, voorzitter. Is het dan de schuld van de Minister
van SZW dat er zo weinig gebeurt aan arbeidsmigratie?
Minister Faber:
Ik ga hier niemand de schuld geven. Ik weet dat de Minister van SZW hard werkt en
zijn portefeuille uiterst serieus neemt. Ik kan daar dus echt niet in meegaan. Ik
kan goed samenwerken met de Minister van SZW. Dat ga ik hier dus echt niet zeggen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Volgens mij begint u nu met het blokje kennis.
Minister Faber:
Ja, oké. Ik dacht dat iemand een interruptie wilde plegen, maar dat blijkt niet zo
te zijn.
Goed. Kennis. Mevrouw Rajkowski had een vraag over een gewenste inbreng bij de eindevaluatie
van de start-upvergunning. In 2025 informeer ik de Kamer over definitieve uitwerking
van de aanbevelingen uit het evaluatierapport. Mevrouw Rajkowski vroeg om daar de
volgende elementen in mee te nemen: flexibeler middelenvereiste, verlenging duur van
één naar twee jaar, toegevoegde waarde economie en economische veiligheid. Die neem
ik mee en dat zeg ik u toe.
Mevrouw Podt had een vraag betreffende kennismigranten. Het is bijna onmogelijk om
kinderen van 19 die heel hun leven thuis hebben gewoond, mee te nemen naar Nederland,
zegt zij. Zij vraagt wat ik kan doen om deze kenniswerkers niet mis te lopen, door
dit aantrekkelijker te maken. Het reguliere gezinsmigratiebeleid had voor 2012 een
kader voor jongvolwassenen, zoals hier wordt bedoeld. Maar de inzet van het kabinet
is om meer grip op migratie te krijgen, ook door strengere toelatingseisen. Om het
beleid aan te scherpen is dit kader uit het beleid gehaald.
Dat was het mapje kennis. Dan kom ik bij arbeid. Diverse leden, te weten de heer Boomsma,
mevrouw Rajkowski, meneer Van Nispen en mevrouw Vondeling, hadden vragen over ongedocumenteerde
arbeidsmigranten en hoe ik dit tegenga. Dat betrof ook de RNI-registratie en de bsn-sluiproutes.
We zijn het er allemaal over eens dat dit tegengegaan moet worden. Betere registratie
is een onderdeel van de oplossing.
In maart 2025 heeft uw Kamer de motie van de leden Saris en Ceder aangenomen, waarin
het kabinet wordt verzocht te onderzoeken hoe de RNI-inschrijving van arbeidsmigranten
kan worden verbeterd en misbruik kan worden tegengegaan. De motie verzoekt ook om
de Kamer hierover in september te informeren, met concrete voorstellen voor verbetering
en handhaving. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft toegezegd deze motie uit te
voeren en werkt hier momenteel aan met de Minister van SZW. U wordt hierover geïnformeerd.
Daarbij benadruk ik graag dat de werkgever zelf verantwoordelijk is voor het zich
aan de regels houden waar het gaat om het tewerkstellen van vreemdelingen. Hier zet
de Minister van SZW zich ook voor in. Ik heb vernomen dat u over dit vraagstuk een
separaat debat wil voeren met de Minister van SZW en mij. Ik voer daar dan graag het
gesprek over verder.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Nee, voorzitter. Het is een punt van orde, want nu gaat de Minister echt nérgens meer
over. Ze had blokjes kennis, arbeid, gezin en overig. Ze ging niet over kennis, ook
niet over arbeid. Nu verwijst ze naar een ander debat waarvoor ze zelf is uitgenodigd,
maar de leden hebben vandaag vragen gesteld. Volgens mij heeft de heer Boomsma zelfs
aangekondigd dat hij dat vandaag ging doen. Het lijkt me dus wel goed dat de Minister
er iets meer over zegt dan tot nu toe.
Minister Faber:
Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Het inhoudelijke beleid wordt gewoon door de andere
Ministers samengesteld. Ik vind het prima om met de Minister van SZW en mijzelf het
debat te voeren met uw Kamer over arbeidsmigranten.
De voorzitter:
Zullen we even proberen om niet buiten de microfoon te praten, zeg ik tegen de heer
Van Nispen. Als u iets wilt zeggen, doe dat dan gewoon in de microfoon. Dat helpt.
U heeft een punt van orde gemaakt en daar geeft de Minister antwoord op. De Minister
gaat zelf over haar antwoorden. De Minister gaat proberen zo veel mogelijk vragen
te beantwoorden, hoop ik, en dat is het even. Meer kan ik er nu niet van maken.
De heer Van Nispen (SP):
Toch nog een punt van orde dan, als u dat toestaat. Dat betekent dus dat terwijl de
Minister wist dat dit punt vandaag aan de orde zou komen, zij verwijst naar een ander
debat waarvoor zij ook is uitgenodigd en dat ze daar vandaag dus verder niks meer
over gaat zeggen. Het gaat om 40.000 ongedocumenteerden die in Nederland via een sluiproute
werken. De Minister gaat daar dus niks meer over zeggen dan dit? Zij heeft dat niet
voorbereid?
De voorzitter:
De Minister.
Minister Faber:
Volgens mij was mijn antwoord duidelijk. Er zijn vragen over gesteld. De Minister
van BZK heeft toegezegd ook bepaalde moties uit te voeren. Daar wordt aan gewerkt
samen met de Minister van SZW. Weet u, ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik ga niet
over dat beleid. Ik ga alleen over de toegang. Dat is zoals het is ingericht. Ik kan
daar weinig aan veranderen. Dan moeten we in het kabinet de portefeuilles gaan verleggen,
of zo, maar zo is het gewoon ingeregeld.
Als het over beleid gaat waar in eerste instantie de Minister van SZW over gaat en
waar ik aanpalend over de toegang ga, ben ik uiteraard altijd bereid om het debat
te voeren samen met de Minister van SZW. Dat lijkt me de juiste wijze om zo'n debat
te voeren. Ik kan natuurlijk geen zaken zeggen of toezeggen, of wat dan ook, aangaande
het beleid van een ander.
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Podt nog het woord, maar ik ga nu wel echt de discussie afbreken over
waar de Minister wel en niet over gaat. Dit gaat niet leiden tot een ander antwoord.
Ik geef mevrouw Podt nog het woord. Nee, niet «maar». Ik ga hier over de orde en dit
is dus het laatste dat we hierover zeggen, want het heeft geen zin.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, ik heb toch een vraag. Toen u zei dat iedereen drie interrupties kreeg,
dacht ik: prima. Maar we komen hier weer in eenzelfde situatie terecht: om goede,
scherpe vragen aan deze Minister te stellen, komen we er niet met drie interrupties.
Ik ben best bereid om het allemaal kort te houden, maar dit gaat zo niet. Ik wil dus
toch verzoeken om vier of vijf interrupties.
De voorzitter:
Dat is wat mij betreft prima, maar ik ga nu wel de discussie afkappen over waar de
Minister wel of niet over gaat, want het leidt niet tot antwoorden. Ik geef de Minister
weer het woord. De Minister vervolgt haar betoog. Ze is bij «arbeid», of is zij inmiddels
bij «gezin»?
Minister Faber:
Ik zit nog in het blokje arbeid.
De voorzitter:
Ga uw gang.
Minister Faber:
Meneer Boomsma had een vraag in relatie tot illegaal verblijf na reguliere binnenkomst.
Hij vroeg of er een terugkeerbeleid is voor reguliere migranten. Het uitgangspunt
is dat vreemdelingen die niet langer verblijfsrecht hebben, zelfstandig terugkeren.
Mocht dit niet het geval zijn, dan kunnen vreemdelingenrechtelijke maatregelen worden
toegepast om vertrek te bewerkstelligen. Daarbij geldt wel dat voor de politie binnen
het vreemdelingendomein de focus ligt op de aanpak van crimineel en strafbaar overlastgevend
gedrag van vreemdelingen, ongeacht hun nationaliteit. Op het moment dat een vreemdeling
in aanraking komt met de politie, wordt als eerste het eventuele strafrechtelijke
traject afgehandeld. Vervolgens wordt gekeken of deze persoon nog rechtmatig in Nederland
verblijft. Mocht dit niet het geval zijn, dan kunnen vreemdelingenrechtelijke maatregelen
worden toegepast, te beginnen met het zelfstandig en vrijwillig terugkeren naar het
land van herkomst tot en met gedwongen vertrek vanuit de vreemdelingenbewaring.
De heer Boomsma (NSC):
Er is dus geen ander beleid gericht op het bevorderen van de terugkeer van deze groep
mensen? De Minister geeft aan dat ze geacht worden zelfstandig terug te keren, en
als ze in aanraking komen met de politie worden er maatregelen genomen die ook vreemdenlingenrechtelijk
kunnen zijn. Maar is dat het dan? Of is er ook breder beleid om ervoor te zorgen dat
deze mensen daadwerkelijk terugkeren als ze hier niet meer kunnen zijn?
Minister Faber:
Het zijn natuurlijk ook vaak mensen die Europees burger zijn. In principe heb je dan
altijd vrij verkeer van personen. Op het moment dat er geen strafrechtelijke zaken
aan de hand zijn en ze gaan terug, zouden ze onder normale omstandigheden weer terug
kunnen komen. Dat is een heel lastig iets. Er zijn weleens zaken waarbij we helpen
met de terugkeer. Als er bijvoorbeeld belemmerende zaken zijn zoals de wijze van terugkeer
of de reiskosten, kan er wel een mouw aan gepast worden. Het is niet zo dat we er
helemaal niets voor doen. Dat gebeurt weleens, maar in principe moet men gewoon zelf
terug.
De voorzitter:
De heer Boomsma voor een vervolg.
De heer Boomsma (NSC):
Ik ben wel benieuwd naar wat dan het beleidskader daarvoor is. De Minister zegt dat
het weleens voorkomt, maar welk beleid geldt daar dan voor? Het zijn natuurlijk niet
alleen maar Europeanen die vrij kunnen reizen, want het gaat ook om heel veel andere
derdelanders. De Minister zegt volgens mij dat er bijna geen beleid is, maar vindt
ze het dan wenselijk dat er wel meer beleid op wordt gemaakt, dat er stappen in worden
gezet en dat er strenger naar wordt gekeken?
Minister Faber:
Het uitgangspunt is dat men vrijwillig teruggaat. Het kan wel zo zijn dat we overgaan
tot gedwongen uitzet, zeker bij derdelanders.
De voorzitter:
Ik ga dus niet oneindig interrupties toestaan. Dit is de derde. Ga uw gang, maar ik
wil wel het debat op tijd afronden. De heer Boomsma ziet ervan af. Mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik heb nog een vraag over de gedwongen uitzet als het niet om EU-burgers gaat, maar
bijvoorbeeld om ongedocumenteerde Brazilianen. Ik heb begrepen dat op het moment dat
er wordt overgegaan tot gedwongen terugkeer, de AVIM zegt dat ze geen capaciteit hebben.
Hoe kun je er dan voor zorgen dat het ook werkelijk gebeurt als mensen gedwongen teruggestuurd
moeten worden? Anders wordt het beleid alleen maar dood papier.
Minister Faber:
Ik vind dit een terechte vraag van mevrouw Rajkowski. Capaciteit is altijd een probleem.
De Dienst Terugkeer en Vertrek zet altijd het beste beentje voor om het zo goed mogelijk
te bewerkstelligen. Om meer te kunnen doen met hetzelfde aantal mensen proberen we
de wetgeving zo aan te passen dat het makkelijker wordt om mensen terug te sturen.
Daar wordt aan gewerkt, maar ik ben het met mevrouw Rajkowski eens dat capaciteit
altijd een probleem is. Dat kan ik niet ontkennen. Het is niet zo dat we het willen
laten versloffen. Er wordt zeker aan gewerkt om te kijken hoe we efficiënter kunnen
werken in dezen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Faber:
Mevrouw Patijn vroeg: wat doet de Minister om oneigenlijke detachering tegen te gaan
en wil de Minister afspraken maken met landen als Litouwen? Ze vraagt of ik cijfers
heb. De Minister van SZW is met verschillende Europese lidstaten en de Europese Commissie
in gesprek over het tegengaan van oneigenlijke detachering van derdelanders. Zo heeft
Nederland samen met de ELA – dat is de Europese Arbeidsautoriteit – en de Arbeidsinspectie
een bijeenkomst georganiseerd over dit onderwerp. Bij het evenement waren uit verschillende
lidstaten, waaronder Litouwen, experts in arbeidsbeleid, handhaving en sociale zekerheid
aanwezig. Het evenement benadrukte het belang van een integrale aanpak in arbeidswetgeving
en sociale zekerheid, zowel bij beleid als bij handhaving. Kortom, dit kabinet wil
ongewenste detachering tegengaan. Voor cijfers over het aantal gedetacheerde derdelanders
verwijs ik naar het meldloket waarin dit is weergegeven.
Mevrouw Patijn zei dat een deel van de doorgedetacheerde chauffeurs weer wil werken.
Zij kunnen dat niet door een inreisverbod. Zij vraagt of ik daarin kan helpen. In
beginsel ga ik niet in op individuele zaken. Er wordt echter pas een inreisverbod
opgelegd na een zorgvuldig proces. Bij het intrekken of weigeren van een vergunning
wordt daarvoor altijd eerst een vertrektermijn gegeven. Maar ik zal zeker wel naar
deze specifieke zaak kijken en daar wil ik ook wel schriftelijk op terugkomen, als
u daarmee akkoord gaat.
Dat was het.
De voorzitter:
U wilt reageren, zie ik aan mevrouw Patijn, maar ze is zo voorzichtig.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik wacht tot ik het woord krijg van de voorzitter. Ik ben een heel gezagsgetrouw mens.
Ik hoorde de Minister zeggen dat deze mensen weer willen werken. Dat willen ze ook
graag, maar het gaat ons erom dat enkelen van hen – sommigen hebben een beveiligde
status – graag terug willen keren en dat ze de mogelijkheid krijgen om terug te keren
zonder dat die tweejaarstermijn erop zit. Dat is belangrijk. Het is heel fijn dat
de Minister dat mee wil nemen en heel specifiek naar deze groep wil kijken. Ik wil
nog even benadrukken dat het om de terugkeer gaat zonder dat ze het stempel krijgen
dat ze twee jaar het land niet meer in mogen.
Minister Faber:
Ik wil graag toezeggen dat we dat meenemen en dat we daarop terugkomen. Dat was het
mapje arbeid.
Dan kom ik bij gezin. Mevrouw Vondeling had gevraagd: kunnen er extra maatregelen
worden genomen op het gebied van reguliere gezinsmigratie, bijvoorbeeld door het ongehuwdepartnerbeleid
af te schaffen, een wachttijd in te voeren of het aantal partners te beperken? Nederland
heeft ook op het gebied van reguliere gezinsmigratie al een heel streng gezinsmigratiebeleid.
Daarbij zitten we dicht in de buurt van de ondergrens van de gezinsherenigingsrichtlijn.
Voor enkele categorieën, zoals ongehuwde partners, is er wel een toelatingsbeleid.
Dat zou aangescherpt kunnen worden, maar daarbij zijn ook andere overwegingen van
belang, zoals de aantrekkelijkheid van Nederland voor kennismigranten. Momenteel bezie
ik wel alle vormen van migratie. Ik ben bereid om dit punt mee te nemen.
Mevrouw Vondeling had ook gevraagd of er mogelijkheden binnen Europa zijn om in de
Europese Unie de gezinsherenigingsrichtlijn aan te scherpen, bijvoorbeeld door de
minimumleeftijd te verhogen naar 24 jaar. Gezinshereniging wordt inderdaad grotendeels
bepaald door de richtlijn uit de Europese Unie. De wijzigingen van deze richtlijn
gebeuren met 26 andere lidstaten. Nederland heeft niet alleen de regie om dit aan
te scherpen, maar ik kan dit punt zeker wel bespreken met collega's.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Het is goed dat de Minister dat wil bespreken, want er zijn heel veel richtlijnen
aangescherpt. Dat heeft jaren geduurd. Dat snap ik. Dat is niet morgen geregeld. Dit
is toch een wat oudere richtlijn, dus het is goed als de Minister dat in ieder geval
aankaart in Europa.
Minister Faber:
Mevrouw Podt had gevraagd: is de Minister bereid om de inkomenseis van buitenlandse
partners te wijzigen of te versoepelen? Nederland kent een streng migratiebeleid.
Het is van belang dat je gezinsleden die je laat overkomen ook kunt onderhouden. Het
kan namelijk niet zo zijn dat je een partner laat overkomen en deze vervolgens ook
aanspraak gaat maken op de uitkeringen van Nederland. Mijn antwoord is dus eigenlijk:
ik wil het niet versoepelen.
Mevrouw Rajkowski vroeg: hoe kijkt de Minister ernaar om de Chavez-jurisprudentie
om te zetten naar een nationaal kader?
Mevrouw Podt (D66):
Ik heb even een checkvraag. Nu gaan we naar Chavez. Betekent dat dat dit de antwoorden
waren op mijn vragen over Nederlanders met een buitenlandse partner?
Minister Faber:
Ja.
Mevrouw Podt (D66):
Ik had wel meer vragen gesteld dan deze.
De voorzitter:
Probeer even via de voorzitter te spreken. Dit is een duidelijke vraag. Misschien
kan de Minister beter eerst even haar antwoorden vervolgen?
Minister Faber:
We kijken het even na. Daar kom ik zo dan nog op terug.
De voorzitter:
Dat lijkt me beter voor de orde. U mag wel een gewone interruptie doen, mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor de Minister zeggen: we hebben al een streng beleid, maar we kunnen eventueel
nog wel wat doen met ongehuwde partners. Dat verbaast mij dan toch een beetje. We
hebben in Nederland een bepaald systeem. Ik ben zelf ook niet gehuwd. Op een heel
groot vlak heb ik dezelfde rechten als mensen die wel gehuwd zijn. Voor Nederlanders
die hun partner in het buitenland vinden, strengere regels stellen als ze niet gehuwd
zijn, lijkt mij helemaal niet kunnen, omdat je mensen dan ongelijk zou behandelen.
Dat is discriminatie en dat doen we niet in Nederland. Graag een reactie van de Minister.
Minister Faber:
Dit is een hele interessante vraag. We hebben de gezinsherenigingsrichtlijn uit Europa.
Daarin bestaat de mogelijkheid dat je ongehuwde partners uitsluit. Als ik dat doortrek,
zou dat inhouden dat die richtlijn ook discriminerend is. Dat wordt een interessante
discussie, denk ik dan. Het is natuurlijk wel zo dat wel of niet gehuwd zijn een eigen
keuze is. Daar kun je gewoon een keuze in maken. Binnen de Europese richtlijnen heb
ik daar dus wel ruimte voor.
De voorzitter:
Mevrouw Podt voor een vervolgvraag.
Mevrouw Podt (D66):
Nee, die heeft de Minister niet. In andere landen kan het wel zijn dat er binnen de
wetgeving verschillen zijn tussen mensen die ongehuwd zijn en die niet ongehuwd zijn.
In Nederland zijn die verschillen er niet en kun je dat onderscheid niet maken. Inderdaad,
gehuwd of ongehuwd zijn is een eigen keuze. Dank je de koekoek. Ik wil er ook niet
voor kiezen om getrouwd te zijn omdat het anders op een andere manier zou moeten.
Nogmaals, waarom kiest de Minister voor een weg die gewoon discriminerend is?
Minister Faber:
Ik ben niet van mening dat het discriminerend is. Het wordt toegestaan door de Europese
richtlijn, dus dan zou de Europese richtlijn ook discriminerend zijn. Volgens mij
voldoen Europese richtlijnen aan de internationale wet- en regelgeving, dus volgens
mij is daar gewoon ruimte voor.
De voorzitter:
U staat nu op vier interrupties. Ik wil een vijfde toestaan, maar dan is het echt
klaar.
Mevrouw Podt (D66):
Ik probeer echt een serieus antwoord te krijgen van deze Minister. Ik vind het ook
goed dat ze, als ze het niet begrijpt, nog even met haar ambtenaren gaat overleggen.
Het punt is nu juist: als er landen zijn waar dat verschil wordt gemaakt in de wet,
dan kan het. Als je dat als land niet doet, dan kan het niet. Dat is mijn hele punt.
Nederland doet dat niet. Als je dat wel gaat doen, dan ligt dat niet aan de Europese
richtlijn. Dan ligt dat aan de keuzes die deze Minister maakt. Het punt is dat je,
als je dit doet, Nederlanders discrimineert die ervoor kiezen om niet gehuwd te zijn
met hun partner en die wel gewoon hun partner naar Nederland willen halen.
De voorzitter:
De Minister geeft antwoord en vervolgt daarna haar betoog.
Minister Faber:
Ik vind het niet discriminerend. De Europese richtlijn staat het toe. Dan zou de Europese
richtlijn discriminerend zijn. Ik kan me dat haast niet voorstellen. Het is ook een
keuze. Er zijn mogelijkheden om je partner naar Nederland te halen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Faber:
Dan ga ik verder met de vraag van mevrouw Rajkowski. Zij had gevraagd: hoe kijkt de
Minister ernaar om de Chavez-jurisprudentie om te zetten naar een nationaal kader?
Ik deel de opvatting van mevrouw Rajkowski: als mensen hier mogen blijven, is het
ook wenselijk dat deze groep mensen gaat inburgeren. Het vorige kabinet was al voornemens
om de Chavez-jurisprudentie om te zetten naar een nationaal kader. Ik ben momenteel
nader aan het onderzoeken hoe of wat.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Fijn om te horen. Zou een toezegging kunnen zijn dat wij hierover op de hoogte gehouden
worden?
Minister Faber:
Jazeker, dat wil ik toezeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Minister Faber:
Mevrouw Rajkowski had ook de vraag: «Ik heb middels een motie gevraagd om strakkere
werkinstructies van de IND voor zaken over artikel 8 van het EVRM. De Minister zegt
de Kamer te informeren. Mag het wat sneller?» Ik heb al eerder toegezegd uitvoering
te zullen geven aan de motie. Ik wil benadrukken dat we hier samen met de IND al hard
mee aan het werk zijn. Zodra ik hier iets over te melden heb, zal ik u zo snel mogelijk
informeren.
Mevrouw Rajkowski had de vraag: wil de Minister een nationaal wettelijk kader maken
voor artikel 8 van het EVRM? Op dit moment zie ik geen aanleiding om artikel 8 van
het EVRM om te zetten in een nationaal wettelijk kader. Er bestaan wettelijke kaders
voor doelgroepen waarvoor Nederland een toelatingsbeleid heeft met de daarbij behorende
voorwaarden. Daar zijn bewuste keuzes in gemaakt. Uitgangspunt is dan ook dat er,
als er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, geen verblijf wordt toegestaan. Dan
rest altijd nog de toets van artikel 8 van het EVRM. Het is niet de wens van dit kabinet
om een ruimer migratiebeleid te hanteren. Een nationaal wettelijk kader zou daarom
niet ruimer kunnen zijn dan de ondergrens die artikel 8 van het EVRM nu is.
De heer Boomsma (NSC):
Ik begrijp wat de Minister zegt, maar de IND heeft zelf aangegeven dat ze heel graag
een nationaal kader wil, misschien niet zozeer om te verruimen, maar omdat er in de
jurisprudentie bepaalde voorwaarden te destilleren zijn en dit enorme tijdwinst in
de uitvoering zou bieden. Kan de Minister aangeven of er niet vanuit de jurisprudentie
die nu eenmaal is opgebouwd – het is een complexe zaak en het zijn individuele afwegingen –
toch al bepaalde voorwaarden gedestilleerd kunnen worden, die daarmee makkelijker
omgezet kunnen worden in beleid?
Minister Faber:
Ik heb bij de vorige vraag ook aangegeven dat ik hierover al met de IND in overleg
ben, en we werken samen om dat nader uit te werken. Daar zitten al deze aspecten ook
in. Dat moet dus nog komen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt.
Minister Faber:
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Podt. Zij vroeg wat de effecten zijn van het basisexamen
inburgering buitenland voor de betrokken gezinsmigranten. Zij kunnen in beginsel geen
mvv-vergunning – dat is een machtiging tot voorlopig verblijf – krijgen wanneer het
basisexamen inburgering buitenland niet wordt gehaald. Dat is een bewuste keuze geweest
om ervoor te zorgen dat vreemdelingen die naar Nederland komen al een basiskennis
van Nederland en de Nederlandse taal hebben. Om naar Nederland te komen mag van migranten
ook een inspanning worden gevraagd. Als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor
het examen niet gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door medische omstandigheden, dan
geldt een vrijstelling.
Mevrouw Podt had ook een vraag over Nederlandse kinderen die kunnen worden uitgezet,
tenzij er een beroep wordt gedaan op het Chavez-arrest. Ouders uit niet-EU-landen
die een Nederlands kind hebben, kunnen in aanmerking komen voor het verblijfsrecht
in Nederland onder Chavez. In alle procedures toetst de IND aan dit verblijfsrecht
als er sprake is van een Nederlands kind. Dit doet de IND zowel op aanvraag als ambtshalve.
Als ouders niet aan de Chavez-voorwaarden voldoen, dienen zij het land te verlaten.
Meneer Boomsma gaf aan dat het wonderlijk is dat er strengere eisen gelden voor een
gezin dan voor vluchtelingen. Hij vraagt wanneer deze eisen voor het laatst zijn geëvalueerd
en of daar opnieuw naar gekeken kan worden. Het beperken van nareis kent een samenloop
met het reguliere kader voor gezinshereniging. Hierover zijn door de Kamer ook schriftelijke
vragen gesteld.
Op dit moment wordt parallel in kaart gebracht wat de exacte consequenties voor reguliere
gezinsmigratie zijn en hoe daarmee om te gaan. De inzet is in ieder geval te voorkomen
dat er een waterbedeffect ontstaat, waardoor de IND extra wordt belast en er een nieuwe
alternatieve route ontstaat. Want dat moeten we natuurlijk voorkomen. De vraag van
de heer Boomsma is een terechte vraag, maar we zijn ermee bezig en ik zal de Kamer
zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomst daarvan.
Dan kom ik bij het blokje overig. Mevrouw Patijn heeft gevraagd of we een diepgaandere
visie op andere vormen van migratie dan asiel kunnen delen. Dit kabinet vindt dat
alle vormen van migratie moeten worden beperkt. Ik werk aan een strenger pakket asielmaatregelen.
Daarnaast werk ik samen met mijn collega-bewindspersonen aan het inperken van alle
vormen van migratie. Zoals gezegd zijn de taken binnen het kabinet ten aanzien van
migratie verdeeld. Vanuit mijn rol stel ik me constructief op om gezamenlijk te komen
tot het beste kader zodat er meer grip op migratie komt, bijvoorbeeld als het gaat
om een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid door aanscherping van de kennismigrantenregeling.
Mevrouw Podt gaf aan dat advocaten per brief met de IND communiceren. Zij vraagt of
ik kan toezeggen hierin verandering te brengen. Het is belangrijk dat het doen van
een aanvraag voor verblijf, waaronder op grond van gezinsmigratie, zo efficiënt mogelijk
verloopt, zowel voor de aanvrager als voor de IND zelf. Dat kan altijd beter. Binnen
de IND wordt daarom al enige tijd gewerkt aan het verbeteren van de aanvraagprocedures,
onder andere door het verbeteren van de informatievoorziening richting de aanvrager
door het herzien van informatie op de website en op de aanvraagformulieren. De IND
verwacht die verbeteringen nog dit jaar te kunnen doorvoeren. De verwachting is dat
deze aanpassingen onduidelijkheden bij de aanvrager zullen wegnemen. Met deze verbeteringen
hoopt de IND ook het aantal gebrekkige aanvragen en het aantal langere procedures
terug te dringen. De verbeterde informatievoorziening bereidt de aanvrager namelijk
beter voor op het indienen van de aanvraag.
Mevrouw Vondeling gaf aan dat er op vele manieren mogelijkheden zijn waarin de regeling
verblijf leidt tot het stapelen van aanvragen. Migranten kunnen zo vertrek traineren.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Wat is de inzet van de Minister om dit tegen
te gaan? Elke oneigenlijke aanvraag is er een te veel, zo zeg ik dat graag tegen mevrouw
Vondeling. Het verbieden van vervolgaanvragen op een andere grond is binnen de EU-regelgeving
niet mogelijk. De IND kan bij oneigenlijke aanvragen wel lik-op-stuk geven door de
aanvraag met voorrang te behandelen en af te wijzen. Dat gebeurt bijvoorbeeld op verzoek
van de Dienst Terugkeer en Vertrek als een vreemdeling terugkeer frustreert door een
oneigenlijke aanvraag in te dienen. Ik bekijk momenteel met de IND het tegengaan van
het stapelen.
Mevrouw Patijn had een vraag over de aanscherping van de au-pairregeling. Dit kan
leiden tot verslechtering van de bescherming van au pairs, want ongedocumenteerde
au pairs kunnen worden ingezet. Is de Minister hiervan op de hoogte en wat gaat de
Minister doen om de uitbuiting van deze au pairs tegen te gaan? Hoeveel ongedocumenteerde
au pairs zijn er in Nederland en kan de Minister dat inzichtelijk maken? Het beeld
is op dit moment niet dat aanscherpingen hebben geleid tot een toename van ongedocumenteerde
au pairs. Hoe vaak er in de praktijk sprake is van oneigenlijk gebruik van de au-pairregeling
is heel lastig te zeggen. Het heeft er ook mee te maken dat au pairs een drempel kunnen
ervaren om overtredingen van de regeling te melden uit angst dat dit invloed zou hebben
op hun verblijfspositie in Nederland.
Vanuit de IND wordt in dit kader ingezet op het verbeteren van hun zichtbaarheid en
benaderbaarheid voor au pairs. Daarnaast kan de Arbeidsinspectie in actie komen als
er signalen zijn of een redelijk vermoeden is dat de Wet arbeid vreemdelingen wordt
overtreden. De vreemdelingenpolitie komt met name in beeld wanneer er sprake is van
strafrechtelijke feiten, bijvoorbeeld in het geval van uitbuiting. Er wordt daarnaast
op korte termijn een evaluatie uitgevoerd naar de doeltreffendheid van de aanscherpingen.
Als blijkt dat er sprake is van onvoorziene nadelen, zoals vergrote kwetsbaarheid,
dan zullen we dit uiteraard meenemen.
Volgens mij ben ik er dan, of zijn er nog aanvullingen?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Van Nispen. U bent, denk ik, ook door uw spreektekst
heen, hè? Dus dan gaan we even afronden.
De heer Van Nispen (SP):
We zijn nog nooit zo vroeg klaar geweest, dus dat zegt weer veel. Mijn vraag ging
nog specifiek over die au pairs. De Minister zegt dat er een evaluatie aan komt. Als
dan blijkt dat er iets mis is, dan gaan we dat aanpakken. Maar ik denk dat het wel
verstandig is om te zoeken naar en actief in die evaluatie aandacht te besteden aan
de mogelijke uitbuitingssituaties van die au pairs. Dus niet alleen kijken naar drijfveren
van bijvoorbeeld gastgezinnen en bemiddelingsbureaus, maar ook zoeken naar misbruik
van die regeling. Kan de Minister ten eerste toezeggen dat zij dat in de evaluatie
ook actief gaat onderzoeken? Twee. Is de Minister ook bereid om op korte termijn in
te zetten op echt positieverbetering van de au pairs? De Minister noemde wel het melden,
maar dat kan natuurlijk veel breder, juist om die kwetsbaarheid tegen te gaan. Dat
is een vraag over de evaluatie en een vraag over wat er op de korte termijn mogelijk
kan verbeteren.
De voorzitter:
Even kijken. Ja, ga uw gang Minister.
Minister Faber:
Over de evaluatie: dat kan ik u toezeggen. Ten aanzien van de andere vraag – ik moet
even vragen of dat in de praktijk mogelijk is – hoor ik dat dat al gebeurt via de
IND.
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Eén heel praktisch ding. Het zou heel mooi zijn als in die evaluatie zowel FairWork
als de vakbonden, die actief opkomen voor die groep ongedocumenteerden, worden meegenomen.
Dus niet alleen vanuit het perspectief van de opdrachtgevers, maar juist vanuit het
perspectief van die ongedocumenteerden.
Minister Faber:
Ja, dat is akkoord.
Mevrouw Podt (D66):
Ik had nog een paar vragen tegoed.
De voorzitter:
Ja, dat is waar. Die hadden we opgespaard.
Minister Faber:
Daar kom ik in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Ook goed, prima. Ik kijk even of er nog andere dingen zijn blijven liggen. Anders
gaan we naar de tweede termijn van de Kamer. Daarvoor heeft ieder Kamerlid 1 minuut
en 20 seconden. Ik begin bij mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Het zou niet meer moeten verbazen: we krijgen nauwelijks antwoorden. De
Minister vat samen wat een Chavez-arrest is of hoe het kader voor jongvolwassenen
in elkaar zit, dan roept ze drie keer dat ze heel streng wil zijn en dan gaan we weer
door. Dat is geen antwoord op de vraag. En ik weet al dat de Minister straks in haar
antwoord gaat zeggen: het antwoord bevalt u gewoon niet. Maar ik hou wel van een goede
discussie. Dan doen we dat, maar dat kan niet op basis hiervan. We krijgen gewoon
helemaal niks. De Nederlandse gezinnen waar ik het vandaag over had, de Nederlandse
kinderen, de mensen met een Nederlandse partner, verdienen meer dan dit. Zij verdienen
een eerlijk antwoord van deze Minister. En dat gaat niet uit dit debat komen. Dus
ik doe het wel in een tweeminutendebat.
Ik doe alleen één poging met de meest simpele vraag die ik had. Die gaat over het
per brief communiceren met de IND, en de post. Mijn punt ging niet over: dan zetten
we het op een website. Mijn punt ging over het feit dat mensen die de vergunning hebben
aangevraagd per mail hun antwoord krijgen en de advocaten dat per post krijgen. De
advocaten zijn dus altijd later dan hun cliënten, waardoor hun cliënten die brief
helemaal niet begrijpen en er verwarring ontstaat. Dat los je niet op met een website.
Dat los je op door advocaten de mogelijkheid te geven om ook per mail te communiceren.
De voorzitter:
En u heeft impliciet een tweeminutendebat aangevraagd, geloof ik. Dank u wel. Dan
ga ik naar de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil het toch nog even hebben over de sluiproutes en de fraude
met de Registratie Niet-Ingezetenen. Ik begrijp dat er een motie wordt uitgewerkt,
maar kan de Minister aangeven wanneer we daar de resultaten van krijgen? Ik heb natuurlijk
gevraagd of ze hier zo snel mogelijk mee aan de slag kan gaan. Kan ze dat ten minste
toezeggen en ons daarover informeren? Is ze het er wel mee eens dat je niet zomaar
meer een burgerservicenummer moet kunnen krijgen?
Dan het terugkeerbeleid reguliere migratie. De Minister zegt dat mensen in principe
zelf verantwoordelijk zijn, bij strafrecht, maar kan ze misschien in een brief nader
uiteenzetten wat nu precies het beleid is, en wat er nu wel en niet wordt gedaan om
de terugkeer van deze groep mensen te bevorderen?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Nispen heeft een korte vraag aan de heer Boomsma, begrijp
ik? Kort, hè?
De heer Van Nispen (SP):
Ja. Ik bewonder echt het oneindige geduld van de heer Boomsma met deze Minister. Mijn
vraag aan hem is: hoe doet hij dat?
De voorzitter:
Ik geef de heer Boomsma het woord voor een kort reflectief antwoord. Verder zou ik
willen zeggen: get a room. Nee, ik begrijp de vraag. Serieus.
De heer Boomsma (NSC):
Ik ga er zelf nog even op kauwen en dan kom ik er op een ander moment op terug.
De voorzitter:
Dat brengt me bij mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Dank voor de verschillende toezeggingen. Ik ga nog even kauwen op
dat nationale kader voor artikel 8 EVRM. Het is zeker niet mijn bedoeling om daar
juist een versoepeling van te maken, dus ik ga daar nog even over nadenken.
Eén ding heb ik nog niet gehoord, namelijk de veiligelandenlijst. Er is een verschil
tussen de Nederlandse lijst en die van de Europese Unie. Toevallig staat Brazilië ...
Nou, dat is niet toevallig. Brazilië staat wel op de Nederlandse lijst, maar niet
op de Europese. Ik zou ook niet willen dat die 35.000 ongedocumenteerden vanaf morgen
meteen een vergunning kunnen aanvragen.
De voorzitter:
Dat is een helder punt. Ik ga naar de heer Van Nispen voor zijn tweede termijn.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik had in de eerste termijn gesteld dat dit kabinet alleen
asiel wil beperken en alle andere vormen van migratie geen strobreed in de weg legt.
Ik had gesteld dat de Minister niks doet tegen ongedocumenteerden die hier illegaal
werken, dat dit dus de Minister vóór migratie is en dat elke week duizenden mensen
erbij komen in Nederland. De conclusie is duidelijk, want de Minister had al binnen
vijf minuten mijn hele betoog bevestigd. Dat gebeurt meestal bij andere debatten niet,
maar hier krijg ik overal meteen al binnen vijf minuten gelijk van deze Minister.
Dit debat ging dus eigenlijk helemaal nergens over. Dat komt doordat deze Minister
dus eigenlijk nergens over gaat. Ze verwijst voor alles naar andere Ministers. Deze
Minister gaat helemaal geen migratie beperken, behalve asiel. Dat wel. De grenzen
staan dus wagenwijd open met deze Minister. Ook houdt deze Minister alle verdienmodellen
in stand, bijvoorbeeld de sluiproutes voor de ongedocumenteerden. Dit is dus de Minister
tegen asiel en vóór heel veel migratie.
Ik wil afsluiten met een voorstel. Als deze Minister toch al bijna nergens over gaat,
kan de Minister dan overwegen om ook haar asielportefeuille ... Die zou ze wellicht
kwijt kunnen bij een andere collega, bijvoorbeeld de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid. Die is ook van de PVV. Dat zou zomaar kunnen. Dan gaat deze Minister
echt helemaal nergens meer over. Dat is mijn afsluitende voorstel. Daarop ontvang
ik graag een reactie.
De voorzitter:
Ik ga naar mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik had gevraagd om een diepgaande visie op de andere vormen van
migratie. Ik heb voor mijn gevoel geen antwoord gekregen. Ik begrijp dat dat hier
gebruikelijk is. Ik ben niet een heel frequent bezoeker van deze commissie.
De Minister geeft aan dat ze alleen gaat over de toegang. Het klonk alsof de Minister
ten aanzien van die andere vormen van migratie, behalve dus asiel, zegt: «Als een
van de Ministers, van SZW, OCW of EZ, mij vraagt te springen, dan spring ik, want
ik ga alleen maar over de toegang. Als zij vragen om toegang te verlenen, dan verleen
ik die toegang.» De visie op migratie is volgens deze Minister een procesbeschrijving.
Dat is het enige wat ik gehoord heb. Het gaat om een procesbeschrijving: als arbeidsmigratie
besproken wordt, dan gaat de Minister van SZW daarover, als studiemigratie besproken
wordt, enzovoort. Ik vraag deze Minister toch nog een keer heel nadrukkelijk: heeft
ze wel of niet een eigen mening en een eigen visie, of heeft ze er geen behoefte aan
om daar überhaupt over te gaan en daarop te sturen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Patijn. Mevrouw Vondeling ziet af van haar tweede termijn. Ik
kijk even naar de Minister. Het is misschien goed voor de orde om even vijf minuten
te verzamelen wat er nog ligt. Ik zou even vijf minuutjes schorsen. We gaan om 17.15
uur verder.
De vergadering wordt van 17.10 uur tot 17.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste commissie voor Asiel en Migratie. We zijn toe
aan de tweede termijn van het kabinet. Het is tijd voor de antwoorden van de Minister.
Daarna zal ik de toezeggingen voorlezen. Het woord is aan de Minister.
Minister Faber:
Voorzitter. Ik begin in eerste instantie met de vragen die door mevrouw Podt zijn
gesteld. Er waren ook vragen gesteld over gezinnen en ongehuwde partners. Ik wil dat
toch nog even nader duiden. In Nederland is er een verschil tussen de verplichtingen
voor ongehuwde partners en gehuwde partners. Dat rechtvaardigt het verschil in toelatingsbeleid.
Het is daarnaast binnen de gezinsherenigingsrichtlijn mogelijk om dit verschil te
maken. Het gaat om een facultatieve bepaling, dus een lidstaat kan er wel of niet
voor kiezen.
Mevrouw Podt had ook nog iets gevraagd over de inkomenseis. Voor bepaalde uitkeringen,
zoals de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, bestaan al uitzonderingen. Ik ben niet
voornemens om meer uitzonderingen te gaan toepassen. Een gezinshereniger moet het
gezinslid kunnen onderhouden.
Mevrouw Podt had ook nog een vraag over de IND-procedures en over de advocaten die
per brief in plaats van per mail op de hoogte werden gesteld. De vraag van mevrouw
Podt was: kunnen de advocaten ook niet per mail op de hoogte worden gesteld? Ik zal
dit voorleggen aan de IND, want ik weet niet hoe dat verder juridisch zit en of daar
bepaalde afspraken bij zijn gemaakt. Dat ga ik in ieder geval voor u voorleggen.
De voorzitter:
Mevrouw Podt heeft nog een heel korte verduidelijkende vraag.
Mevrouw Podt (D66):
Ik heb een vraag over dat laatste punt. Komt ze daar dan ook op terug en zo ja, wanneer?
Mijn vraag ging niet alleen over de partner, dus de referent, maar ook over de partner
die hierheen gehaald wordt. Die heeft natuurlijk ook vaak een inkomen. Soms is dat
zelfs een uitstekend inkomen. Ik begrijp dus niet zo goed waarom de Minister dat niet
zou willen meewegen.
De voorzitter:
Heel kort. De Minister.
Minister Faber:
Ten eerste wil ik nog even iets zeggen over de brief of mail voor de advocaten bij
de IND. Daar kom ik uiteraard op terug.
Er zijn inkomenseisen. Men moet kunnen aantonen dat men over voldoende inkomen beschikt.
Als men naar Nederland wil komen, dan moet men toch kunnen aantonen dat men voldoende
inkomen heeft. Men moet dat kunnen bewijzen. Daar zijn bepaalde regels voor en daar
hebben we ons aan te houden.
De voorzitter:
Nee, ik ga geen discussie met u starten, mevrouw Podt. U vervolgt uw betoog.
Minister Faber:
Dan kom ik bij meneer Boomsma. De aanleiding van zijn vraag was de groep Brazilianen.
Die vraag ging over het bsn, de RNI, enzovoort. SZW en BZK zijn nu aan het kijken
naar hoe we die registratie kunnen aanscherpen. Er zijn door SZW twee positionpapers
op Europees niveau ingebracht, want er moeten ook zaken in de Europese Unie worden
aangepakt. Ik kom daar graag samen met mijn collega in het debat op terug, want dan
kunnen we de nadere details invullen.
Men krijgt niet zomaar een bsn. Dat gebeurt natuurlijk als men wordt ingeschreven
in de RNI. Bij die registratie wordt er een bsn uitgegeven. Over hoe dat verder strenger
gezet kan worden of wat dan ook, moet ik echt gaan spreken met onder andere de Minister
van Binnenlandse Zaken en van SZW.
De voorzitter:
Hetzelfde recept geldt voor de heer Van Nispen: alleen korte verduidelijkende vragen.
De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag aan de Minister is: waarom heeft zij dat dan nog niet gedaan? Dit probleem
is niet van vandaag of gisteren. Die Nieuwsuuruitzending ligt er alweer een poosje
en daarvóór was dit probleem ook al bekend.
Minister Faber:
Nogmaals, dat ligt in eerste instantie bij BZK en SZW. Als ik daar eerder van op de
hoogte was geweest, had ik daar wel gas op gegeven, maar het beleid ligt echt bij
de andere bewindspersonen. Maar ik ben echt niet te beroerd om gas te geven op dat
soort zaken.
De voorzitter:
Voor de heer Boomsma geldt hetzelfde recept: heel kort.
De heer Boomsma (NSC):
Ja, heel kort. Ik vind het prima, maar kan de Minister niet in gesprek gaan met haar
collega's van het kabinet en er in een brief op terugkomen? We weten namelijk nog
niet precies wanneer dat debat komt. Misschien is dat debat dan niet meer nodig.
Minister Faber:
De betreffende bewindspersonen zijn er al mee bezig. Volgens mij zouden zij de Kamer
ook al informeren. Dat komt er dus zeker aan.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Faber:
Meneer Boomsma had nog een vraag over de terugkeer van derdelanders. Hoe kunnen we
daar betere controle over krijgen? Dit jaar wordt er binnen de Europese Unie gestart
met een inreis- en uitreissysteem. Dat geeft meer inzicht in wie er in en uit de Europese
Unie reizen. We kunnen dan ook zien of mensen legaal of illegaal verblijven. Dat wordt
dus al beter in kaart gebracht. Dit jaar wordt dat in werking gesteld. Als iemand
wordt aangetroffen die illegaal is, gaat de Dienst Terugkeer en Vertrek aan de slag
en wordt er actief gewerkt aan vertrek. Ik heb het al gezegd: met het nieuwe EU-systeem
is er meer mogelijk om het beter te monitoren.
Dan betreffende de veilige ...
De voorzitter:
Ook weer heel kort, meneer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Ik wil graag worden geïnformeerd. Ik weet dat dat vanuit Europa speelt en over die
database. Maar wat is het beleid? Hoe gaan wij daarop voorsorteren? Hoe gaan wij daar
als Nederland mee om? Hoe implementeren we dat zo goed mogelijk, specifiek voor deze
groep regulieren?
Minister Faber:
Het wordt natuurlijk niet alleen voor deze groep geïmplementeerd, het geldt voor alle
in- en uitreizende personen. Daar wordt nu al aan gewerkt; de implementatie loopt
al.
De voorzitter:
We gaan echt door, want anders wordt de tweede termijn een heel debat.
Minister Faber:
Dan kom ik bij mevrouw Rajkowski. Zij had vragen betreffende de veiligelandenlijst.
Zoals ik in de eerste termijn aangaf, blijft het mogelijk om naast de Europese lijst
een nationale lijst te hanteren. Daarbij is het bestaan van de lijst er vooral voor
versnelde afhandeling. Dat een land niet op de lijst staat, betekent niet dat de asielzoeker
meer kans maakt op asiel.
Mevrouw Patijn had een vraag over de toegang. In het regeerprogramma is het kabinetsbeleid
ten aanzien van grip op migratie breed toegelicht. Daarin is ook de inzet op asiel-,
arbeid- en kennismigratie opgenomen. Iedere bewindspersoon werkt, vanuit de gezamenlijkheid,
aan zijn eigen taken.
Dan de vraag of ik wel of geen eigen mening heb. Volgens mij is dat wel duidelijk
geworden in de laatste debatten.
Meneer Van Nispen had nog wat opmerkingen, maar ik laat alle kwalificaties maar aan
hem.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Zijn de vragen beantwoord? Ik zal de vraag herformuleren: liggen
er nog vragen? Ik geloof het niet. Dan ga ik de toezeggingen voorlezen. Mevrouw Podt
vraagt nog een tweeminutendebat aan.
– De Minister zegt toe dat zij de Kamer bij de uitwerking van de aanbevelingen over
de start-upregeling in 2025 informeert over de mogelijkheden voor een flexibeler middelenvereiste,
een verlenging van de duur van één jaar naar twee jaar en de toegevoegde waarde voor
de economie en de economische veiligheid.
Dan is het duidelijk op welke termijn dat is, want dat gebeurt al bij de uitwerking,
of niet? Het moet eind 2025 zijn, hoor ik mevrouw Rajkowski zeggen. Niet ín 2025,
maar eind 2025. Helder.
– De tweede toezegging. De Minister zegt toe de Kamer te informeren over de mogelijkheden
voor stakende vrachtwagenchauffeurs om terug te keren zonder inreisverbod.
Op welke termijn kunnen wij dat verwachten, Minister?
Minister Faber:
Dat wordt in het volgende commissiedebat. O, dat is volgende week. Dat gaan we niet
halen; dat trekken we niet.
De voorzitter:
Nee, dat vermoedde ik al. Zullen we hiervoor het eerstvolgende commissiedebat na het
reces afspreken?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Wat mij betreft mag het ook in samenwerking met de Minister van Sociale Zaken, via
die lijn. Dat maakt me niet veel uit.
De voorzitter:
Dank u wel.
– De derde toezegging. De Minister zegt toe de Kamer te informeren over de uitkomsten
van de verkenning naar het omzetten van de Chavez-jurisprudentie in de nationale wetgeving.
De vraag is: op welke termijn kunnen we dat verwachten, Minister?
Minister Faber:
Voor de zomer.
De voorzitter:
Dank u wel. Ten slotte de laatste toezegging.
– De Minister zegt toe bij de evaluatie van de doeltreffendheid van de au-pairregeling
ook het misbruik van de regeling actief te onderzoeken. Ze zegt toe de vakbonden en
het perspectief van de ongedocumenteerden daarbij te betrekken en de Kamer te informeren
over de uitkomsten.
Op welke termijn zou dat kunnen?
Minister Faber:
Voor de zomer, voorzitter.
De voorzitter:
Uitstekend. Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Podt. Waarover gaat dat?
Mevrouw Podt (D66):
Dat gaat over de post voor advocaten.
De voorzitter:
Die komt nog. Ik zei dat ik de laatste toezegging al had gehad, maar er stond er nog
een op de achterkant.
– De Minister zegt toe de Kamer te informeren over de uitkomsten van het overleg met
de IND over het op papier of via de e-mail communiceren met advocaten.
U begrijpt de vraag die gaat komen. Op welke termijn kunnen we dat verwachten?
Minister Faber:
Voor de zomer, voorzitter.
De voorzitter:
Voor de zomer. Dank u wel. Ik dank de leden en de Minister en haar ondersteuning voor
dit debat. Er zal ergens in de komende week een tweeminutendebat volgen. Dank u wel
en een prettige middag.
Sluiting 17.26 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.