Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 16 april 2025, over Circulaire economie
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
32 852
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 312
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 mei 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, de vaste commissie voor Klimaat
en Groene Groei en de vaste commissie voor Financiën hebben op 16 april 2025 overleg
gevoerd met de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 8 januari 2025 inzake
ontwerp-Circulair Materialenplan (Kamerstuk 30 872, nr. 305);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 17 januari 2025 inzake
beleidsvisie afvalverbranding en maatwerk met afvalverbrandingsinstallaties (Kamerstuk
30 872, nr. 306);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 december 2024
inzake voortgang duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstuk 32 813, nr. 1462);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 10 februari 2025
inzake reactie op verzoek commissie over de petitie van Stichting RIONED over een
verbod op plastic in vochtige doekjes in het kader van de SUP-richtlijn (Kamerstuk
30 872, nr. 308);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 4 februari 2025 inzake
nadere toelichting op kunststofbekers en -bakjes voor eenmalig gebruik naar aanleiding
van commissiedebat Circulaire economie 19 december 2024 (Kamerstuk 30 872, nr. 307);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 maart 2025 inzake
reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de brief van de
Branchevereniging Kringloop Nederland (BKN) en KringCoop «Reactie op beleidsprogramma
circulair textiel 2025–2030» te delen (Kamerstuk 32 852, nr. 353);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 11 maart 2025 inzake
reactie op de motie van het lid Kostić c.s. over de consument € 0,15 statiegeld laten
betalen bij aankoop van ieder plastic flesje en blikje en € 0,20 laten terugkrijgen
bij het inleveren ervan (Kamerstuk 32 852, nr. 338) (Kamerstuk 32 852, nr. 351);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 maart 2025 inzake
circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 352);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 9 april 2025 inzake
onderzoeken circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 354);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 10 april 2025 inzake
reactie op de schriftelijke inbreng van de Nederlandse vereniging voor afval- en reinigingsdiensten
(NVRD), Fair Resource Foundation (FRF) en Collectief Circulair Textiel (CCT) voor
het rondetafelgesprek Normeren, stimuleren en beprijzen (Kamerstuk 32 852, nr. 356);
− de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 9 april 2025 inzake
situatie plasticrecyclers (Kamerstuk 32 852, nr. 355).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, P. de Groot
De voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei, Thijssen
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Nijhof-Leeuw
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Schukkink
Voorzitter: Stoffer
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Buijsse, Gabriëls,
Koekkoek, Kostić, Stoffer en Wingelaar,
en de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Het is 10.00 uur op mijn klokje, dus ik stel voor dat wij gaan beginnen
met het commissiedebat Circulaire economie. Ik begrijp dat het op de publieke tribune
heel gezellig is. Ik stond ook verbaasd van de hoeveelheid belangstelling. Het is
fijn dat er zo veel mensen zijn voor dit heel belangrijke debat. In eerste plaats
dus een hartelijk welkom aan al die mensen op de tribune, maar uiteraard ook aan alle
collega’s die het woord gaan voeren vanuit de fracties: de heer Bamenga, het lid Kostić,
de heer Boutkan, mevrouw Wingelaar en de heer Buijsse. En kijk, zelfs Volt is aanwezig.
Van harte welkom, mevrouw Koekkoek. Als partij met twee zetels moet je echt scherpe
keuzes maken! Ik heb veel waardering daarvoor. De heer Gabriëls van GroenLinks-PvdA
is ook aanwezig, net als natuurlijk onze Staatssecretaris de heer Jansen, en zijn
ondersteuning. We gaan er met elkaar een mooi debat van maken vanochtend, hoop ik.
U heeft per persoon maximaal vijf minuten spreektijd en in eerste instantie vier interrupties;
als dat straks goed gaat, hebt u die ook richting de Staatssecretaris. Ik zou willen
voorstellen dat de eerste spreker, de heer Bamenga, gaat beginnen met zijn termijn.
Aan u is het woord.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden sprak ik Beau, een jonge ondernemer die
bij mij om de hoek in Eindhoven de winkel Used Products is begonnen. Deze kersverse
ondernemer en vader van drie kinderen koopt en verkoopt gebruikte spullen. Toen ik
hem vroeg waarom hij deze winkel is begonnen, vertelde Beau mij dat hij zich ervan
bewust is dat produceren en consumeren niet oneindig door kan gaan. Met het oog op
de toekomst wil hij daarom klimaatneutraal ondernemen en zo bijdragen aan een betere
wereld voor hem, zijn kinderen en iedereen. Het verhaal, de visie en de passie van
Beau maakten mij enthousiast. Ik vond het inspirerend om te zien dat hij, net als
zo veel anderen, het ondernemerschap combineert met duurzaamheid.
Volgens mij is dit de kern van wat we vandaag met elkaar bespreken: wat voor samenleving
willen wij met elkaar creëren voor onszelf en voor toekomstige generaties, en welk
economisch systeem past daarbij? Wat D66 betreft is een economisch systeem dat gebaseerd
is op het plunderen van grondstoffen, uitbuiten van mensen of overproductie en overconsumptie,
doodlopend. Deze wegwerpeconomie heeft geen toekomst. Door de geopolitieke spanningen
en de jacht op grondstoffen wordt het belang van circulaire economie en hergebruik
van grondstoffen steeds belangrijker. Wat ons betreft ligt de focus van onze economie
daarom op behoud, hergebruik en een eerlijke verdeling van schaarse middelen. Daar
waar dit systeem tot schade heeft geleid, zetten we in op herstel. Dat is namelijk
duurzaam. Voor D66 is circulaire economie de toekomst. Bedrijven en ondernemers die
daar een steentje aan willen bijdragen, verdienen daarom onze steun.
Voorzitter. Industrieën die vervuilen, moeten wij aanpakken. Denk aan de ultra-fastfashionindustrie.
Producenten zoals SHEIN en Temu dumpen niet-duurzame producten in onze economie. Ze
jagen overproductie en overconsumptie aan. Ze brengen kleding op onze markt die zo
slecht van kwaliteit is dat recyclebedrijven aangeven dat de stoffen lastig te hergebruiken
zijn en dus op de afvalstapel belanden. De arbeidsomstandigheden waarin deze kleding
worden gemaakt, zijn zo schrijnend dat ze vergelijkbaar zijn met moderne slavernij.
Deze kleding is zo vervuilend dat onze kinderen die niet zouden mogen dragen, omdat
er zo veel giftige stoffen in zitten. Deze industrie biedt kleding zo goedkoop aan
omdat de rest van de rekening wordt betaald door het milieu, het welzijn van de medewerkers
en onze gezondheid. Daarom heb ik de volgende vragen. Hoe kijkt de Staatssecretaris
aan tegen een wet die ultra-fast fashion aanpakt? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor
dat kinderen worden beschermd tegen reclames van ultra-fast fashion? Wat doet de Staatssecretaris
nu de UPV Textiel de problemen van de groeiende afvalstapel onvoldoende oplost?
Voorzitter. De afvalstapel is al te groot en wordt steeds groter, niet alleen omdat
er steeds meer mensen zijn, maar ook omdat er per persoon meer afval gecreëerd wordt.
Vorige week was ik op bezoek bij afvalverwerker HVC in Dordrecht. Je zou denken dat
ze blij zijn met meer afval, maar hun boodschap was duidelijk: zorg voor minder afval.
Kan de Staatssecretaris toezeggen te investeren in een landelijke campagne om bewustwording
rond afval te vergroten? En als we toch afval creëren, dan is het belangrijk dat bedrijven
zoals HVC veilig hun werk kunnen doen. We zien dat dit namelijk uitdagingen met zich
meebrengt bij bijvoorbeeld afval van vapes en lachgas. Grotere lachgascilinders komen
in het afval terecht en veroorzaken enorme explosies. Welke stappen neemt de Staatssecretaris
om de uitdagingen van lachgascilinders in het afval tegen te gaan? Kan de Staatssecretaris
toezeggen om statiegeld op vapes te heffen om te zorgen voor minder explosies, en
zodat we tegelijkertijd de herbruikbare grondstoffen in vapebatterijen kunnen mijnen?
Voorzitter. Als laatste wil ik het hebben over het thema plastic-heffing uit het coalitieakkoord.
Het kan niet zo zijn dat de rekening van deze heffing aan de consument wordt doorberekend.
Consumenten hebben vaak geen keus om een niet-plastic product te kopen, bijvoorbeeld
bij een etensverpakking. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de plastic-heffing
bij plasticproducenten komt te liggen en niet bij consumenten, en ook niet via afvalstoffenheffing
wordt opgehaald?
Tot slot de Circulaire Plastic Tafel. Daarin wordt gewerkt aan een circulaireplasticsmarkt.
Dat mag ook wel. De ene na de andere plasticrecyclaar valt om. Dan is het toch vreemd
dat er vooral industriepartijen zijn aangeschoven. Om te zorgen dat de tafel niet
gedomineerd wordt door hen en het publiek belang centraal komt te staan, vraag ik
aan de Staatssecretaris of hij de regie over de Circulaire Plastic Tafel naar zich
toe wil trekken, duidelijke deadlines wil stellen – namelijk: eind juli – en wil zorgen
dat maatschappelijke organisaties met relevante kennis ook aanschuiven en een sterke
stem hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was keurig binnen de tijd. Dat is een mooi voorbeeld voor de volgende
sprekers. Ik kijk even rond. De heer Buijsse heeft een interruptie. Gaat uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb een vraag aan de heer Bamenga over de Circulaire Plastic Tafel en de aanwezigheid
van maatschappelijke organisaties. Zo hebben we ’m bewust niet ingestoken destijds.
Het probleem komt nu te liggen bij de bedrijven in de keten. Die hebben er nu belang
bij om allereerst aan tafel te gaan met het ministerie om tot afspraken te komen.
Dat was de strekking van de motie. Kan de heer Bamenga nogmaals toelichten waarom
maatschappelijke organisaties, die niet direct de pijn voelen die de ketenpartijen
wel voelen, dan toch aan tafel zouden moeten zitten?
De heer Bamenga (D66):
Zoals ik net al zei, denk ik dat het publiek belang daar gediend zou moeten worden.
Het zou wat meer in balans moeten zijn. Ik bedoel dat je ervoor zorgt dat allerlei
typen belangen en organisaties erbij betrokken zijn, en niet één bepaald type.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Buijsse tevreden is met uw antwoord, of er op z’n minst niet nog
een interruptie aan verspilt. Ik kijk even rond. Er zijn verder geen interrupties.
Dan gaan we door naar het lid Kostić. U heeft vijf minuten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Terwijl de wereld vecht om schaarse grondstoffen, verspilt Nederland ze
en laat Nederland ze verdwijnen in afvalovens. Dit zorgt niet alleen voor gigantische
schade aan klimaat, gezondheid en natuur. Het is ook niet lang vol te houden. Eerst
worden we helemaal afhankelijk van allerlei verre landen en regimes voor onder andere
onze producten en bouw. Dat is al duur en een bedreiging voor onze veiligheid. Maar
op een gegeven moment is de koek helemaal op. Dan is niets meer haalbaar en betaalbaar.
Die situatie kunnen we alleen voorkomen als we inzetten op een circulaire economie,
een economie waarin kwaliteit en vakmanschap weer centraal staan, waarin afval niet
bestaat, waarin we geen troep maar kwaliteit verkopen, waarin je langer geniet van
je favoriete spullen en die, als het nodig is, makkelijk en goedkoop om de hoek kan
laten repareren. Hoe langer je wacht met het overgaan naar een circulaire economie,
hoe duurder alles wordt. Inzetten op een circulaire economie betekent dus juist kiezen
voor haalbaarheid en betaalbaarheid. Dat is waar alle experts en zelfs banken op wijzen.
Het PBL laat zien dat we bij lange na onze afspraken over een circulaire economie
niet halen en noemt dit «een crisis in slow motion».
De Staatssecretaris moet dus doorpakken met de extra stappen. In Europa is er ook
enthousiasme om dit te doen. Bedrijven hebben de Staatssecretaris opgeroepen om te
gaan normeren en beprijzen, omdat alleen stimuleren onvoldoende werkt. De Kamer wil
ook stappen. Het draagvlak is er dus. Het wachten is op de Staatssecretaris. Maar
deze Staatssecretaris heeft het laten gebeuren dat zijn budget voor een circulaire
economie wordt gehalveerd. Dat budget was al bijna niets. Om het in perspectief te
zetten: bij Verpact ligt al zeker drie keer meer geld op de plank te wachten door
niet geïncasseerd belastinggeld. Erkent de Staatssecretaris dat de overgang naar een
circulaire economie van belang is voor onze strategische autonomie, veiligheid en
uiteindelijk betaalbaarheid? Erkent hij dat het dan echt niet kan dat je voor zoiets,
relatief gezien, slechts wat wisselgeld reserveert? Kan hij toezeggen dat hij zich
gaat inzetten om meer geld te krijgen voor een circulaire economie?
Dan over fast fashion. Ik sluit me aan bij het betoog van collega Bamenga. De Staatssecretaris
is bezig met allerlei onderzoeken, maar van die oude politiek moeten we echt af. Dit
moet met spoed worden aangepakt. Ik vraag de Staatssecretaris: laat zien dat je het
een beetje leuk vindt wat je doet, in plaats van in te kakken en terug te vallen op
oude politiek van vooruitschuiven, onderzoeken en niets leveren. Gaat deze Staatssecretaris
eindelijk wél leveren en lef in beleid tonen? Kom op, Nederland wil het!
Het wordt hem makkelijk gemaakt, want ondertussen liggen er al heel veel studies met
mooie adviezen, bijvoorbeeld Verkenning maatregelen vermindering productie en consumptie
textiel, een onderzoek naar prikkels die consumentengedrag beïnvloeden. Veel van deze
maatregelen overlappen met de fastfashionwet die ze in Frankrijk aan het invoeren
zijn. Kan de Staatssecretaris toezeggen de aanbevelingen uit de drie genoemde onderzoeken
over te nemen in het nieuwe programma voor circulaire economie? Dan gaat het om een
circulaire bijdrage voor een stimuleringsfonds, circulaire textiel via UPV en een
verbod op reclame voor ultra-fast fashion. Onderzoek bevestigt namelijk dat zo’n verbod
ongelofelijk goed werkt. Nu worden mensen met enorme hoeveelheden reclame gepusht.
Een verbod op dergelijke reclame vergroot de vrijheid van mensen om zelf te kiezen.
Dan het Circulair Materialenplan. Momenteel worden giftige materialen zoals staalslakken
hergebruikt alsof ze duurzaam zouden zijn, op kosten van de belastingbetaler. De Commissie
voor de milieueffectrapportage heeft op 11 april naar buiten gebracht dat ze vinden
dat de milieu- en gezondheidseffecten van het Circulair Materialenplan onvoldoende
in beeld zijn gebracht en dat onduidelijk is of de eigen doelstellingen voor circulariteit
hiermee gehaald worden. Kan de Staatssecretaris hierop reageren? Hoe gaat hij ervoor
zorgen dat het Circulair Materialenplan voorkomt dat vervuilende stoffen worden hergebruikt
en verspreid, waarmee de circulaire-economiedoelen verder uit zicht raken? Kan hij
toezeggen om het Circulair Materialenplan op korte termijn onafhankelijk te laten
beoordelen op gezondheids- en milieudoelen?
Dan het statiegeld. Er ligt zeker 370 miljoen bij Verpact op de plank van mensen die
statiegeld hebben betaald maar niet hebben teruggekregen. Dat geld moet echt terug
naar de burgers. Daarover hebben we een motie ingediend en deze vervolgens aangehouden,
in afwachting van de reactie van de Staatssecretaris. De reactie ligt er nu, maar
eigenlijk was het wachten verspilde tijd, want de Staatssecretaris herhaalt gewoon
de woorden van Verpact. Ondertussen horen we dat de ILT wel wil doorpakken en denkt
aan het invoeren van € 0,05 extra teruggave aan burgers. Kan de Staatssecretaris bevestigen
dat hij volledig achter de ILT staat en doorpakt met een teruggave aan burgers van
€ 0,05 extra? Anders brengen we de motie in stemming.
In de businessnota bij de Kamerbrief staat: «Conform uw aanwijzing worden in het onderzoek
ook geen andere financiële prikkels meegenomen.» Wat was die aanwijzing precies? Waarom?
Ten slotte, voorzitter, de zuivellobby en het statiegeld. Deze Staatssecretaris lijkt
zuivelflessen uit te zonderen van het inzamelingsdoel van 90%. Zuivel is enorm vervuilend
en zorgt voor veel dierenleed, maar wordt ook sterk gesubsidieerd. Deze nieuwe uitzondering
laat zien hoe bizar sterk de zuivellobby is. Het is onacceptabel als de Staatssecretaris
zich als een schoothondje van de grote jongens van de zuivellobby gaat gedragen. Ik
wil van de Staatssecretaris straks niet weer het lobbypraatje horen dat inzameling
van zuivelflessen moeilijk zou zijn. Duitsland heeft zuivel gewoon geschaard onder
de statiegeldregels. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij een voorbeeld neemt
aan Duitsland, de aanbevelingen uit het evaluatierapport van CE Delft overneemt en
dus flessen van sappen en zuivel ...
De voorzitter:
Lid Kostić, zou u tot een afronding willen komen?
Kamerlid Kostić (PvdD):
... onder de statiegeldplicht brengt?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Punt. Dank u wel. Ik kijk even rond. Meneer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Reflecterend op het betoog van het lid Kostić over het statiegeld vind ik het best
dubbel. Enerzijds zegt het lid Kostić dat er te veel geld in Verpact zit en wordt
voorgesteld om meer geld terug te geven dan er binnenkomt. Tegelijkertijd moet Verpact
alle zeilen bijzetten om zijn doelstellingen te halen. Daartoe wordt veel geïnvesteerd
en veel werk verzet. Hoe beoordeelt het lid Kostić de situatie dat Verpact bij wijze
van spreken geen geld meer heeft, maar toch die doelstellingen moet halen? Omdat er
geen geld en innovatiepower is, zal men nog minder in staat zijn om die doelstellingen
te halen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn collega van de VVD zegt het goed. Verpact haalt de doelstellingen al jaren niet.
Daarvoor zijn ze ook op de vingers getikt. Daarom liggen er miljoenen van burgers
op de plank te wachten. Waarom hebben wij een voorstel ingediend voor een extra teruggave
van vijf cent? Juist om die doelstellingen te halen. Het blijkt effectief om zo’n
voorstel door te zetten, juist om de doelstellingen te halen. Verpact kan daarmee
de doelstellingen halen. Als de doelstellingen zijn gehaald – daar gaat onze motie
ook over – kan die regeling van € 0,05 extra statiegeldteruggave ook stoppen. Dat
is het effect daarvan. Volgens mij kunnen de VVD en de Partij voor de Dieren elkaar
daarop vinden.
De heer Buijsse (VVD):
Effectief? Het realiseren van veel meer inzamelpunten in de lokale omgeving van de
inwoners om er zo voor te zorgen dat ze meer terug gaan brengen: dát is effectief.
Wij vinden het in ieder geval niet effectief dat je meer gaat uitgeven dan er binnenkomt
in het statiegeldsysteem. Wij volgen de Partij voor de Dieren daarin dus zeker niet.
Dat wil ik maar gezegd hebben.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar het lid Kostić heeft misschien wel de neiging om te reageren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
We geven helemaal niet meer uit dan er binnenkomt. Er ligt al te veel geld van burgers
op de plank en dat geld moet gewoon terug naar de burgers totdat Verpact zijn doelen
heeft gehaald. Volgens mij zou de VVD een partij moeten zijn die ervan is om je aan
je afspraken te houden, en dit is gewoon een effectieve manier. Daarnaast kun je inderdaad
inzetten op meer inzamelingspunten. Dat was ook een verantwoordelijkheid van bedrijven
en Verpact. De inzet van de Staatssecretaris daarbij is ook weer veel te traag en
veel te afwachtend. Als de VVD daarop wil doorpakken, zou ik zeggen: geef de Staatssecretaris
wat meer aanwijzingen.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de heer Boutkan, die ook een interruptie heeft.
De heer Boutkan (PVV):
Ik zou willen beginnen met melk: wie is er niet groot mee geworden? Maar dat terzijde.
We hebben in Nederland doelstellingen opgesteld en die willen we halen, maar dan is
het wel merkwaardig dat we vervolgens een aantal categorieën hebben uitgesloten: 2%
sapflessen, 14% zuivelproducten et cetera. 100% of richting de 90% gaan we op die
manier nooit halen. In Duitsland blijkt dat de inname van verpakkingen van zuivelproducten
heel veel problemen oplevert bij de machines, in verband met hygiëne en vervuiling
van het product, terwijl we willen dat het weer als recyclaat ingezet kan worden.
De vraag aan het lid Kostić is dan ook: kunt u meedenken? Kan het lid Kostić meedenken
om te komen tot een oplossing voor het probleem van die zuivelverpakkingen? Als je
een doelstelling neerzet met uitsluiting van bepaalde onderdelen, kun je die doelstelling
nooit halen en is het merkwaardig dat je wel een dwangsom aan je broek krijgt. Is
het lid Kostić dat met de PVV eens?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben groot geworden met moedermelk, zoals kalfjes dat ook kunnen worden, al wordt
hun dat helaas afgenomen doordat wij per se het smaakje koemelk willen drinken. Los
daarvan en los van die opvattingen, weten we ook uit Duitsland dat het kan. Je kunt
het aan de statiegeldregels toevoegen. Daar hebben we ook de knappe koppen voor van
CE Delft. Dit is dus gewoon weer de PVV, die lobbypraatjes zit na te papegaaien. Dat
vind ik jammer. Iedereen moet zich aan dezelfde doelstelling gaan houden, ook de zuivellobbyelite.
Het is prima haalbaar om te voldoen aan dezelfde doelstellingen die voor de rest van
Nederland gelden.
De voorzitter:
Ik zie verder geen mensen die nog een interruptie willen plegen, dus dan is het woord
aan de heer Boutkan voor zijn vijf minuten.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb al de nodige vragen gesteld over het wetsvoorstel voor
een circulairplasticnorm. De beantwoording van de Staatssecretaris in de media stelt
de PVV niet gerust. De vraag is dan ook: zou het ministerie, naast herbruikbaar, niet
beter recycling, en eigenlijk hoogwaardige recycling, als uitgangspunt kunnen en moeten
hanteren? Welke belemmeringen ziet de Staatssecretaris binnen de circulaire economie
voor een haalbaar, betaalbaar en realistisch beleid? Is het de Staatssecretaris bekend
dat er met de invoering in 2027 een extra administratievelastendruk wordt opgelegd
aan het bedrijfsleven?
Voorzitter. Ditmaal geen kartonnen bekertje, maar het gaat nu over een innovatieve
verpakking en de SUP-wetgeving. We praten over een Nederlands familiebedrijf, opgericht
in 1842 in Dokkum, hofleverancier sinds 1896, een bedrijf dat al 183 jaar bestaat
en meer dan 60 vaste werknemers en 40 uitzendkrachten van werk voorziet. Het bedrijf
is in 2019 al overgeschakeld van plasticfolie op een papieren verpakking in een kartonnen
doos. Dit leverde een besparing op van bijna 23.000 kilo plastic per jaar. Goed bezig,
zou je zeggen. Dat vonden ook de Zwerfinator en de Plastic Soup Foundation. Maar helaas,
door de Nederlandse interpretatie van de SUP-regelgeving moet de papieren verpakking
gezien worden als plastic, terwijl deze in de rest van Europa als papier wordt geclassificeerd.
We praten over een verpakking die voor 97% uit papier bestaat en voor 3% uit een volledig
composteerbare vernis, die geen microplastics achterlaat in het milieu. Ik vraag aan
de Staatssecretaris: is de 3% volledig composteerbare vernis een structureel hoofdbestanddeel
ten opzichte van de 97% papier? De verpakking voldoet aan de richtlijnen van de Europese
papierindustrie, is TÜV-gecertificeerd in Oostenrijk om zowel thuis als industrieel
te composteren en bevat geen microplastics die het milieu belasten, uitgaande van
de REACH-richtlijn. Het papier zelf is afkomstig van herbruikbare bron en is een alternatief
voor traditioneel op fossiele basis geproduceerde verpakkingen. Het is voor 99,9%
recyclebaar. Maar nogmaals, in Nederland wordt deze verpakking als plastic gezien.
Voorzitter. We hebben het hier over het koninklijke Wilhelminapepermuntje, dat zelfs
in het regeringsvliegtuig aanwezig is. Kijkers zullen zich waarschijnlijk afvragen:
waar maakt die Boutkan zich druk om? Maar dit is weer een voorbeeld van een doorgeschoten
Nederlandse interpretatie van een Europese richtlijn. Ook hierbij zadelen we een Nederlands
familiebedrijf op met onnodige regelgeving, financiële lasten en dito risico’s. Het
doel van de SUP-wetgeving is onder andere het verminderen van plastic afval en het
bevorderen van herbruikbare en duurzame alternatieven. De interpretatie van de wetgeving
is bedoeld voor plastic verpakkingen met een milieu-impact. Dat is in onze ogen niet
het geval met het bewuste pepermuntje. 3% is namelijk een biopolymeer. Dat is een
natuurlijk afbraakproduct. Helaas kent de SUP geen onderscheid tussen polymeren. Met
andere woorden: volgens de definitie van het ministerie is zelfs een banaan plastic.
De voorzitter:
Meneer Boutkan, voor u nog meer fruit laat zien, zou de heer Gabriëls graag een interruptie
plegen. Het woord is aan de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ondanks de feestvreugde wil ik toch eventjes een opmerking maken of een vraag stellen
aan de heer Boutkan. De heer Boutkan stelt elke concrete maatregel die we nemen ter
discussie en draait die terug, of het nou gaat om doekjes of SUP-maatregelen. Mag
ik aan de heer Boutkan vragen welke maatregel hij zelf zou willen introduceren om
bijvoorbeeld de SUP-richtlijn uit te voeren en zwerfafval te verminderen? Wat wil
de PVV wel, in plaats van telkens terugdraaien waarvoor gekozen is?
De heer Boutkan (PVV):
Ik dank de heer Gabriëls hartelijk voor de vraag die hij heeft gesteld. Wij als PVV
willen graag dat de SUP-richtlijn die uit Brussel is gekomen in Nederland op dezelfde
manier wordt toegepast als in de rest van Europa. We willen de SUP dus niet uitbreiden
middels een definitie-uitleg die de interne markt verstoort en een ongelijk speelveld
creëert voor onze eigen bedrijven. Die definitie blokkeert ook nog eens de innovatie
waarmee we in dit land zo sterk zijn en die de plasticeconomie juist kan helpen. Daar
vecht ik tegen, meneer Gabriëls. Ik ben er namelijk voorstander van dat we die positie
behouden en geen belemmeringen opwerpen die verhinderen dat die innovatie daadwerkelijk
op gang komt. Het kan toch niet zo zijn ... Neem dit zakje biologische rietsuiker
dat ik in mijn hand heb. Dat is eigenlijk ook verboden, want dat zakje wordt dichtgemaakt
en dat hele kleine randje valt onder die SUP-regelgeving. Dat is natuurlijk van de
zotte. Daar maak ik mij druk om, meneer Gabriëls. Ik ben dus niet alleen maar tegen;
ik pleit er juist voor dat wij onze Nederlandse industrie de kans geven om die positie
te behouden.
De voorzitter:
Dat antwoord geeft de heer Gabriëls aanleiding om nog een vraag te stellen. Gaat uw
gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Kan de heer Boutkan dan uitleggen waarom de plastic-heffing in het coalitieakkoord
staat? Kan hij iets concreter zijn over welke maatregelen hij, los van het halveren
van het IenW-budget voor circulaire economie van 121 miljoen naar 66 miljoen, wil
nemen om die innovatie en circulaire economie daadwerkelijk te stimuleren?
De heer Boutkan (PVV):
Het zal u niet verbazen, maar ik zeg het nogmaals voor de microfoon: ik word daar
ook niet vrolijk van. Dat is gewoon een gegeven. Ik heb ook al eerder gezegd: de rekenmeesters
die daar toentertijd mee zijn gekomen, hebben dat bedacht om de begroting rond te
krijgen. Die begroting is namelijk te vergelijken met een gatenkaas. Wat mij betreft:
als we die heffing dan toch moeten doen, leg die dan neer bij de producenten die plastic
op de markt brengen waar we niks mee kunnen, dat vervolgens de afvalverbrandingsoven
ingaat. Dat is mijn oproep aan de rekenmeesters: denk nog even goed na over waar we
die belasting straks neerleggen. Daarmee richt ik mij tot de heer Gabriëls.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat u verder kunt gaan met uw betoog. Nee, er is nog een vraag
van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Wat mij zo verbaast ... Ik mag mijn collega Boutkan heel graag, maar ik snap gewoon
niet ... We hebben samen verschillende briefings bezocht, onder andere van het PBL,
en we hebben ook een manifest van bedrijven in ontvangst genomen. Al die knappe koppen
en ook het bedrijfsleven zeggen: je moet juist loskomen van het mierenneuken over
al die kleine dingetjes zoals dit. Waar is dit überhaupt voor nodig? Je moet hoger
op de R-ladder gaan zitten en je moet het gebruik van grondstoffen die je überhaupt
niet nodig hebt en de producten die daarvan gemaakt worden, vermijden. Dát gaat ervoor
zorgen dat er meer innovatie op gang komt en dat er een gelijk speelveld komt voor
bedrijven die de stap naar de circulaire economie al hebben gezet en die nu moeten
concurreren met lineaire bedrijven, die het veel makkelijker hebben.
Mijn vraag aan de heer Boutkan is: leest hij ook al die brieven van koplopers, van
bedrijven die geïnvesteerd hebben in circulaire alternatieven zoals herbruikbare bekers?
Want zij roepen ook hem ertoe op om te stoppen met het steeds afzwakken of niet handhaven
van de huidige wet- en regelgeving, die hen een beetje helpt. Daar hebben ze zich
op voorbereid en daar hebben ze in geïnvesteerd. Zij zeggen: zorg ervoor dat hierop
wordt doorgepakt, want dat zorgt voor innovatie en dat zorgt ervoor dat wij, die al
hebben geïnvesteerd en geïnnoveerd, worden beloond. Luistert u ook daarnaar?
De heer Boutkan (PVV):
Daar luister ik zeker naar. Ik heb ook al eerder gezegd, ook in andere bijeenkomsten,
dat vorige kabinetten dit, naar aanleiding van besluiten die in het verleden zijn
genomen in Brussel, voortvarend hebben opgepakt. Daarbij hebben ze bedrijven bestempeld
als koploper. Wij moesten vooroplopen. Het lid Kostić kent de wereldbol volgens mij
ook: Nederland is een speldenknop op deze wereld. Wij proberen vervolgens die koploperspositie
te pakken. Dat is op zich prima, maar als je geen vet op je botten hebt en er iets
onverwachts gebeurt ... De laatste jaren is dat al gaande in de circulairplasticeconomie.
Het recyclaat dat afkomstig is uit het buitenland, uit China, Amerika en noem maar
op, is met een transport van daar naar hier nog steeds goedkoper dan wat wij hier
kunnen doen, onder andere door de energietarieven, waar we ook niet vrolijk van worden.
Daar kunnen we toch niet tegen op concurreren? Daar moet je je ogen niet voor sluiten,
want het gebeurt nou eenmaal.
Als ik een bedrijf in Nederland heb en voor het productieproces recyclaat moet gebruiken,
kijk ik ook gewoon – de boekhouder kijkt vervolgens weer naar mij – naar de prijs.
Dan kan ik kiezen tussen een recyclaat dat uit Nederland komt en dat veel duurder
is, en een product dat uit het buitenland komt en misschien zelfs wel nieuw is. Daar
wordt namelijk ook niet op gelet. In dat opzicht zeg ik: laten we in Nederland onze
ogen nou niet sluiten voor het feit dat er om ons heen allerlei dingen gebeuren. Als
we in Brussel een besluit nemen over iets, moet het ook gelijk verdeeld worden; dat
speelveld moet dan gelijk worden gemaakt. Dan kun je niet zeggen: wij gaan onze economie
daardoor stimuleren, want wij gaan strenger worden. Nee, dan prijs je jezelf uit de
markt. Dat heet «markteconomie». De PVV vindt zeker dat je daar oog voor moet hebben,
dat je daar je ogen niet voor moet sluiten.
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een vervolgvraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat is helemaal geen antwoord op mijn vraag. Als de PVV wil dat we troep uit het buitenland
gaan weren, vindt zij ons aan haar zijde. Maar stel dat dan ook voor aan de Staatssecretaris.
Die voorstellen doen wij ook. Ik wil dat de PVV haar ogen niet sluit voor het feit
dat onze economie juist ten onder gaat als we niet doorzetten met de circulaire economie.
Straks kunnen mensen niks meer betalen en komt hun veiligheid in het geding. Dat gebeurt
als we niet doorzetten. De bedrijven die al in de circulaire economie hebben geïnvesteerd,
roepen de PVV en overigens ook de VVD ertoe op om door te pakken: jongens, zet geen
stap terug en zwak het niet af; handhaaf op z’n minst wat er al is. Dát zorgt voor
innovatie. Ik roep bij dezen de PVV op om daarop te reflecteren en eens een stap vooruit
te laten zien, in plaats van steeds achteruit te krabbelen. Dit brengt ons als Nederland
in gevaar.
De voorzitter:
U heeft geen vraag aan de PVV gesteld.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vroeg om een reflectie hierop en ik vroeg of we samen maatregelen kunnen nemen
om stappen vooruit te zetten, in plaats van achteruit.
De voorzitter:
Helder. Meneer Boutkan, graag een reflectie, maar niet te lang.
De heer Boutkan (PVV):
Ja, die reflectie. Zoals we al eerder hebben gezegd, is de PVV er geen voorstander
van om een nieuw subsidie-infuus te creëren. Ik zie u al nee schudden. De bedrijven
die nu koploper zijn, vragen: help ons met geld; wij moeten deze zware periode door.
Maar deze zware periode kan heel lang duren. Ik vergelijk het maar met de kunst- en
cultuursector. Daar liggen sommige instellingen al jarenlang aan het infuus met subsidiegeld.
Dat kan niet waar zijn. Wij moeten gewoon realistisch zijn. Door sommige partijen
wordt elke keer gezegd dat we één Europa zijn, maar dat ene Europa hanteert onderling
verschillende spelregels, ook in deze marktsegmenten. Dat kunnen wij moeilijk volhouden,
want we zien die bedrijven al vertrekken naar het buitenland, omdat ze daar goedkoper
uit zijn of omdat ze dan te maken hebben met minder strenge regels. Dus hoe je het
ook wendt of keert ... Ik heb trouwens al meerdere keren aan de Staatssecretaris gevraagd
hoe het nou precies zit met onze import en wanneer er nou bepaalde maatregelen komen.
Ik ben dus niet doof, stom en blind met betrekking tot de argumenten die u opvoert.
Die vragen heb ik al regelmatig gesteld. Dat weet u, want u heeft regelmatig naast
mij gezeten toen ik dat deed.
De voorzitter:
Het lid Kostić heeft daar toch nog een vraag over. Of ze wil u vertellen dat die reflectie
haar zo goed beviel.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb zo veel vertrouwen in de heer Boutkan dat ik gewoon nog een keer probeer om
samen stappen vooruit te zetten. Ik hoor ze namelijk nog steeds niet. Hij verwijst
weer naar allemaal subsidies en allemaal doemscenario’s. De doemscenario’s liggen
er meer als je niks doet; dat heb ik net al gezegd. Dat zeg ik. Dat zeggen banken.
Dat zeggen bedrijven. Dat zegt zo ongeveer iedereen in Nederland behalve blijkbaar
de PVV. Laten we zeggen dat we geen subsidies inzetten. De bedrijven roepen ook op
tot normeren en beprijzen. Dat kost geen geld. Dat levert geld op, wat je weer slim
kan inzetten. Circulaire heffingen bijvoorbeeld brengen geld in het laatje. Dat geld
kan je gebruiken om bedrijvigheid te stimuleren en om reparaties goedkoper te maken
voor mensen die al nauwelijks kunnen rondkomen. Dat zijn de stappen vooruit. Nogmaals,
dit zijn de conclusies van knappe koppen, niet alleen maar van de Partij voor de Dieren.
Waarom wil de PVV daar niet naar kijken?
De heer Boutkan (PVV):
Zoals het lid Kostić weet – ik zeg het nog maar een keer – zijn wij voor een haalbaar,
betaalbaar en realistisch beleid. Daar zijn we voor. Als je alleen maar in Nederland
gaat normeren en beprijzen, zet je jezelf weer buitenspel. Ik weet dat er door de
Speciaal Regeringsvertegenwoordiger Circulaire Economie hard wordt gewerkt om te komen
tot hetgeen waartoe het lid Kostić nu allemaal oproept. Die zit daar juist voor aan
tafel, hopelijk ook met die Plastic Tafel; dank aan de heer Buijsse voor het indienen
van die motie, die wij ook gesteund hebben. Hij zit aan tafel om te komen tot een
goed overleg met de sectoren en te zorgen dat ze niet kopje-onder gaan. Daar pleit
ik nog steeds voor. Wij blijven erbij dat het haalbaar, betaalbaar en realistisch
moet zijn. Als dat niet het geval is, zult u ons niet aan uw zijde vinden. Dat is
gewoon het simpele antwoord.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
De vorige keer hadden we hier natuurlijk al een debat waarin van alles over maatregelen
ter discussie kwam. U doet dat vandaag weer. Ik maak me dan zorgen over het volgende.
Het bedrijfsleven wil duidelijkheid. De SUP-richtlijn is duidelijk. Als we iedere
keer weer alles ter discussie stellen, meneer Boutkan, dan weten die mensen daar ook
niet meer waar ze naartoe moeten en waar ze in moeten investeren. Wat vindt u daarvan?
De heer Boutkan (PVV):
Ik vind dat wij heel merkwaardig genoeg als enige in Europa een zeer enge definitie
hebben gegeven aan de SUP-regeling, een richtlijn, terwijl de landen om ons heen hele
andere definities hanteren. Sommige landen hanteren zelfs helemaal geen definitie,
maar verwijzen gewoon naar de richtlijn die in Europa is vastgesteld. Dat bevreemdt
mij. Ik krijg ook veel berichten van ondernemers in mijn mailbox – tot gisteren; toen
viel hij uit. Die ondernemers zeggen tegen mij: meneer Boutkan, we worden gek van
de extra regeltjes die wij hier krijgen; mijn concurrentie net over de grens heeft
daar geen last van. Ik ga er geen andere voorbeelden bij halen, want dan weiden we
weer te veel uit naar andere sectoren. Dat ga ik niet doen, maar ook daar hebben wij
in het verleden strengere regels voor opgesteld. Dáár zit mijn probleem. Ik probeer
een gelijk speelveld te creëren. Ik ben geen fan van Brusselse maatregelen, maar in
dit geval zeg ik gewoon: Brussel heeft op een gegeven moment een richtlijn opgesteld;
als we ons daar nou met z’n allen aan hadden gehouden en niet strenger waren geworden,
hadden de bedrijven die nu in de problemen zitten, dat gelijke speelveld gehad.
Ik kan het mevrouw Wingelaar nu vast voorspellen: als wij zo doorgaan met het verstoren
van deze interne markt, zadelen wij dadelijk de Staatssecretaris op met veel rechtszaken.
Bedrijven zeggen namelijk: wij krijgen oneerlijke concurrentie. Dat is in strijd met
Europese regelgeving, want het verstoort de interne markt. Dus als wij toentertijd
gelijk al hadden gezegd dat we hier niet aan zouden gaan rommelen, maar dat we het
zo zouden handhaven en wel onze economie de kans zouden geven om te groeien, dan hadden
ze ook op dat moment meer kunnen doen dan nu. Dan hoort u mij dit soort voorbeelden
niet noemen. Daar zit mijn drijfveer om te zorgen dat wij gewoon eenheid krijgen:
geen concurrentie of valse concurrentie door nadere regeltjes.
De voorzitter:
Ik zie verder op dit moment geen interrupties. Dan mag u door met uw betoog. U heeft
nog een kleine twee minuten.
De heer Boutkan (PVV):
Ik dank u wel, voorzitter. Ik zei dat daardoor de huidige wetgeving achterloopt op
ontwikkelingen van innovaties in de verpakkingsindustrie. De SUP-wetgeving werkt averechts
en onbedoeld remmend. In het genoemde voorbeeld zou uit het oogpunt van efficiëntie
een stap terug naar kunststof een mogelijkheid kunnen zijn, want door de Nederlandse
interpretatie van de SUP-regelgeving moet het bedrijf nu zelfs veel meer gaan betalen,
€ 135.000 in plaats van € 337, als een soort belasting, een naheffing. Dit leidt tot
de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris het met de PVV
eens dat deze casus wederom aantoont dat de Nederlandse interpretatie een kop is op
het Europese beleid uit de vorige regeringsperiodes? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris
om de Nederlandse definitie van de SUP-richtlijn aan te passen en de interpretaties
die in het buitenland worden gehanteerd ook toe te passen in Nederland en daarmee
een ongelijk speelveld te voorkomen? Is de Staatssecretaris het met de PVV eens dat
de huidige wetgeving de ontwikkelingen en innovaties in de verpakkingsindustrie in
de weg zitten?
Is het de Staatssecretaris bekend dat door de Nederlandse interpretatie van de SUP-regelgeving
de volgende nadelige neveneffecten optreden? De overgang naar papieren dozen en papieren
verpakkingen staat bij veel bedrijven niet meer op de agenda door deze uitleg. We
praten hier over een potentieel van 200.000 ton kunststofverpakkingen en 50 miljoen
– u hoort het goed! – kunststofverpakkingen voor eenmalig verbruik, die niet worden
omgezet naar karton en papier. 50 miljoen, Staatssecretaris! Het gebruik van kunststoffolies
in het productieproces is namelijk goedkoper en efficiënter te verwerken dan papier.
Daardoor is de Nederlandse interpretatie van de SUP-wetgeving voor fabrikanten een
reden om te stoppen met duurzame verpakkingsmaterialen, omdat ze dan per saldo minder
kosten zullen hebben.
Tot slot de volgende vragen. Graag een reflectie van de Staatssecretaris naar aanleiding
van de opsomming van deze nadelige neveneffecten van de SUP-regelgeving op duurzaamheid.
Ik vraag aan de Staatssecretaris hoe het toch kan zijn dat de verpakking van dit Wilhelminapepermuntje,
dat wordt geëxporteerd naar meer dan twintig landen, alleen in Nederland wordt gezien
als plastic. Ook nu stel ik weer de vraag aan de Staatssecretaris: is dit nu papier
of plastic volgens hem? Zou de Staatssecretaris in samenwerking met de Speciaal Regeringsvertegenwoordiger
Circulaire Economie kunnen uitzoeken waar Nederland Europese regels strenger interpreteert
dan de rest van Europa? Graag een compleet overzicht.
De laatste vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Een hele korte, meneer Boutkan, want u bent ruim over de tijd.
De heer Boutkan (PVV):
De laatste vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Ga uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Het kan toch niet zo zijn dat het deze Staatssecretaris is die het Wilhelminapepermuntje
verbannen heeft uit het regeringsvliegtuig? Hoe gaat hij dit uitleggen aan de premier?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boutkan, voor uw bijdrage. Er is nog een interruptie van mevrouw
Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Omdat ik zo onder de indruk ben van de grote zorgen over het Wilhelminapepermuntje.
Ik ben natuurlijk als Kamerlid voor Volt, als pan-Europese partij, helemaal fan van
het idee dat er eenheid in Europa moet komen en dat je dat gelijke speelveld moet
zoeken, maar nu weet ik ook dat in Duitsland wegwerpplastic verboden is. Gaat de PVV
dan die route kiezen? Zegt de PVV, een coalitiepartij, dan dat ze dat gelijke speelveld,
die eenheid, een goed idee vindt en dat ze zich gaat conformeren aan ons buurland?
Ik hoor nu het betoog, de interrupties en de antwoorden. Ik hoor heel veel probleemanalyses.
Er wordt ook een beetje gestrooid met feiten die niet kloppen. Vandaar dat ik de vraag
maar even op tafel leg: gaan wij ons dan in het kader van het gelijke speelveld conformeren
aan ons buurland?
De heer Boutkan (PVV):
Als u goed heeft geluisterd – dat doet mevrouw Koekkoek altijd – dan heeft u gehoord
dat ik heb gezegd: wij maken regels. Die komen uit Brussel. We hebben helaas alles
daar neergelegd. U kent het standpunt van de PVV. Daar zijn we niet blij mee, maar
het is nu eenmaal zo gebeurd. Als Brussel regels opstelt, dan moet je die als land
niet gaan verengen, want dat verstoort die markt. Daar zitten wij tegenaan. Dus in
dat opzicht zeggen wij gewoon: als die regel er is ... En die regel hebben ze niet
voor niks gemaakt, hè? Ik zal in tweede termijn nog even uitleggen wat die regel precies
inhoudt en waarom wij zo streng zijn. Als die regel er is, dan denk ik: waarom doen
we dat dan, waarom gaan we nadere uitleg geven? We hebben dat in Duitsland ook gezien
met de zuivel. Daar komen nu allemaal problemen aan het licht. Machines raken stuk
en het is onhygiënisch. Het restproduct wordt vervuild door de bacteriën uit de zuivelflessen.
Daar moet je iets aan kunnen doen. Ik ben het ermee eens dat we genoeg knappe koppen
hebben in dit land die daar een oplossing voor kunnen vinden. Ik hoop dat ze dat ook
gaan doen, maar daar moeten we hun wel even de tijd voor geven.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nou, ik weet niet of dit een trucje is, maar zo klinkt het wel een beetje. Daarom
leg ik het maar even op tafel. Mijn vraag was: als je op zoek bent naar een gelijk
speelveld – daar sluit ik me van harte bij aan – kun je ook stellen dat we ons moeten
conformeren aan ons buurland. Ons buurland heeft in het kader van de SUP-richtlijn
een veel verdergaande maatregel genomen. Waarom gaan we dat als Nederland dan niet
doen? De logica achter de vraag is natuurlijk dat ik hier een heel betoog hoor van
de PVV, een coalitiepartij, die eigenlijk iets zegt wat sowieso niet correct is: alles
komt uit Brussel; Nederland is Brussel. Vervolgens zegt de PVV ook nog: dat doen we
verkeerd, dus dat moeten we afschaffen, want anders breekt de pleuris uit. Dat zijn
mijn eigen woorden. Maar ja, je kunt ook zeggen: ik conformeer me naar boven, naar
een ander buurland in dit geval. Waarom kiest de PVV niet voor die route?
De heer Boutkan (PVV):
Ja, ik zou het ook andersom kunnen zeggen: waarom kiezen wij niet voor de route van
de landen die juist niet die strengere regels hebben opgelegd? Dat zou ik ook kunnen
zeggen, voorzitter.
De voorzitter:
Het antwoord is aan u, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dan zou ik dat dus kunnen zeggen. Ik zeg het nogmaals richting Volt: uw Brussel is
niet ons Brussel.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Nog een interruptie, van het lid Kostić. Dat wordt uw laatste.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, dat is dan maar zo. Ik kan er namelijk heel slecht tegen dat de heer Boutkan hier
een beetje feitenvrij dingen zit te verkondigen. We weten dat in Duitsland de zuivelrecycling
sinds 2024 verplicht is. Daar wordt een recyclingratio van 98% gehaald. Dat zijn de
feiten. Feit is ook dat CE Delft stelt dat de hygiëneproblemen echt wel meevallen
en bijvoorbeeld met goede reiniging van de apparatuur voorkomen kunnen worden. Al
die feiten liggen op tafel. Er ligt een goed voorbeeld uit Duitsland, waar de recyclingratio
98% is. Is de PVV ook bereid daarnaar te kijken?
De heer Boutkan (PVV):
Volgens mij heb ik deze week of vorige week een brief van de Staatssecretaris voorbij
zien komen waarin hij tekst en uitleg geeft over de evaluatie van het statiegeldsysteem.
Hij gaat in overleg met marktpartijen om te komen tot resultaten voor de doelstellingen
die we hebben opgetuigd, dus volgens mij moeten we even afwachten hoe de Staatssecretaris
dit gaat oppakken. Daar wil ik dus gewoon even mee wachten.
Dan met betrekking tot de zuivel: ook daarover wordt geschreven ... Daar heb ik volgens
mij ook Verpact over horen praten. Hoe kunnen wij daarnaartoe groeien? Hoe zorgen
we ervoor dat wij de problemen die zij hebben – want zij hebben wel degelijk problemen
met de verwerking daarvan – niet krijgen? Hoe kunnen wij daar ook naartoe groeien?
Alleen, als je het vergelijkt met andere landen ... Wij hebben het statiegeldsysteem
opgetuigd. Dat is snel van start gegaan. Dat heeft ook wat nadelen, maar we hebben
wel een stijgende lijn. Ook ik zou liever hebben dat bij wijze van spreken op elke
hoek van de straat een machine komt te staan waar iedereen zijn handel in kwijt kan.
Dat voortkomt ook die lange rij bij de supermarkt, waar mensen zich aan ergeren, en
dat voorkomt misschien ook wel dat het straatmeubilair wordt opengebroken door mensen
die op zoek zijn naar plastic en blikjes. Wat mij betreft – ik maak gelijk misbruik
van deze gelegenheid om het lid Kostić antwoord te geven – zouden we Verpact ertoe
kunnen oproepen om als de sodemieter overal van die bulkinzamelpunten te creëren.
Sorry voor het taalgebruik, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, daar mag u best een beetje opletten, maar het is aan u. Het overschrijdt nog net
de lijn niet, meneer Boutkan. Goed. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van mevrouw
Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag staat het thema circulaire economie weer op de agenda
van deze commissie, een thema dat tot veel zorgen leidt in het bedrijfsleven. Deze
zorgen raken grote bedrijven, maar ook het mkb en de familiebedrijven, die we allemaal
hoog in het vaandel hebben staan. Iedereen weet inmiddels dat er grote problemen in
de plasticindustrie zijn. Reeds vele bedrijven zijn failliet en vele hebben het moeilijk.
Er leven nog veel vragen en onzekerheden op het gebied van de nationale circulaireplasticsnorm.
De Nederlandse industrie en de keten hebben de handen in elkaar geslagen om hun zorgen
kenbaar te maken. In het vorige debat vroegen we dan ook om de zogenaamde Circulaire
Plastic Tafel. Wat is de stand van zaken rondom deze tafel? Wij vinden vooral van
belang: wordt de deadline van voor de zomer gehaald en zitten alle relevante partijen
aan tafel?
Voorzitter. Wat mij echt van het hart moet, is dat de zorgen die iedereen uit over
de huidige vorm van de nationale circulaireplasticsnorm, op de een of andere manier
maar niet willen landen bij uw ministerie. Het ministerie dendert maar door, terwijl
de argumenten van het bedrijfsleven toch echt wel houtsnijden. Wat is er nodig om
de Staatssecretaris en het ministerie op dit punt te overtuigen? Is de Staatssecretaris
het met mij eens dat de plannen die het ministerie heeft, misschien wel nadelig kunnen
uitpakken? Hoe schat de Staatssecretaris de gevolgen voor deze industrie in? Nieuw
Sociaal Contract roept de Staatssecretaris dan ook op tot het maken van een impactanalyse,
met name gericht op het aangrijpingspunt van de norm. Welke perverse gevolgen zijn
er? Maar deze impactanalyse moet niet gaan zorgen voor vertraging in het proces. Ik
hecht eraan om dit nog een keer te benadrukken. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft
moet er in 2027 een norm zijn.
Voorzitter. Dan wil ik toch nog even terugkijken op het laatste tweeminutendebat Circulaire
economie. Er werden namelijk een aantal voorstellen en ambities van de Staatssecretaris
afgeschoten, onder andere de plastic coatings bij papieren bakjes en bekers en de
vochtige doekjes met plastic. Dat vind ik jammer. Welke maatregelen ziet de Staatssecretaris
zich nog wel nemen om tot minder single-use plastic of zwerfafval te komen?
Voorzitter. Wij ontvingen kort voor dit commissiedebat de evaluatie van het statiegeld.
We zijn nog niet bepaald waar we moeten zijn. We zijn het eens met de Staatssecretaris
dat het halen van de doelen tijd nodig heeft. Daarom begrijpen we de keuze om in de
handhaving van de 90% inzameldoelstelling alleen de flessen te betrekken die nu in het statiegeldsysteem zitten.
Maar ik vind de rest van de reactie van de Staatssecretaris wat zwak, of lauwtjes;
dat woord gebruikte ik gister bij het vragenuurtje ook al. We moeten meer doen om
de doelen te bereiken. Er worden geen keuzes gemaakt. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft
wordt de uitzondering voor sapflessen opgeheven, wordt onderzocht hoe het heffen van
statiegeld op zuivelverpakkingen mogelijk gemaakt gaat worden en wordt ook de innameplicht
onderzocht. Maar ik wil daarbij wel vragen om rekening te houden met ondernemers met
een klein winkeloppervlak. Ook een verplichting tot het heffen van statiegeld door
alle verkooppunten zou ik niet willen uitsluiten, omdat je daarmee buitenlandse frisdranken
zonder statiegeld zou kunnen ondervangen. Dit is ook een voorstel uit de evaluatie.
Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop. In het algemeen mis ik hier de keuzes
van de Staatssecretaris. Is het dan de bedoeling dat de Kamer per motie de Staatssecretaris
moet gaan zeggen welke stappen hij nu moet nemen? Daarom vraag ik: welke beleidsopties
uit het rapport gaat de Staatssecretaris overnemen en welke lijken hem geen goed idee?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Die was keurig binnen de tijd, zelfs minder dan vier
minuten. Ik kijk even rond.
De heer Boutkan (PVV):
Toch even een vraagje aan mevrouw Wingelaar. We hebben natuurlijk een akkoord gesloten
met elkaar. In dat akkoord staat ook: geen nieuwe koppen in deze periode en indien
mogelijk bestaande koppen herzien, met respect voor bepaalde zaken. Dat er moties
worden ingediend, is volgens mij een democratisch recht van partijen, vooral als die
moties zijn gericht op het terugdraaien van een nieuwe kop. Hoe kijkt mevrouw Wingelaar
van NSC daartegen aan, is mijn vraag.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Het was geen kop wat de Staatssecretaris wilde gaan regelen; het was namelijk op Europees
gebied. Het leidde natuurlijk tot gigantische commotie, want iedereen dacht: alle
vochtige doekjes worden afgeschaft. Dit waren doekjes met plastic, plastic dat het
milieu vervuilt. Nogmaals, wij lezen het hoofdlijnenakkoord blijkbaar toch heel anders,
want deze maatregel had wat mij betreft heel goed doorgevoerd kunnen worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De VVD vindt circulariteit van groot belang. Circulariteit
is noodzakelijk voor klimaatneutraliteit in 2050 en helpt ons om afhankelijkheid van
grondstoffen te verkleinen. Hoe meer we circulair produceren en consumeren, hoe minder
afval er in het milieu belandt. Ook zorgen we er daarmee voor dat minder nieuwe grondstoffen
nodig zijn. Dat is belangrijk voor onze strategische onafhankelijkheid en goed voor
onze planeet.
De VVD wil inzetten op de kansen die circulariteit biedt. Dit willen we zo veel mogelijk
in Europees verband doen door het gelijke speelveld te bewaren. We willen dat de circulaire
economie kansen biedt voor onze ondernemers en niet dat ze door doorslaande nationale
wet- en regelgeving failliet gaan. Om die balans te vinden, zijn goede overlegstructuren
met ketenpartijen en de overheid van groot belang. We moeten ook realistisch zijn.
In de Integrale Circulaire Economie Rapportage 2025 van het PBL staat de conclusie:
«Het Nederlandse grondstoffengebruik is tussen 2020 en 2022 toegenomen; mede hierdoor
is het heel erg onwaarschijnlijk dat het halveringsdoel in 2030 wordt gehaald.» Daarnaast
lezen we dat consumenten wel willen, maar dat de circulaire keuzes duur en ingewikkeld
gevonden worden.
Met het hoog op de herijking van het Nationaal Programma Circulaire Economie, verwacht
in het derde kwartaal van dit jaar, zet ik vandaag in op vier speerpunten. Het eerste
punt: verstevig de positie van UPV’s. Laat ik allereerst mijn trots uitspreken voor
het werk dat de UPV’s in het veld doen. We hebben een aantal wettelijke en een aantal
vrijwillige UPV’s. Ik heb de laatste tijd een aantal van hen bezocht en gesprekken
daarover gevoerd met ondernemers. Het werk dat verzet wordt, is gewoon eigenlijk fantastisch.
Laat ik het even zo zeggen. En ja, natuurlijk zijn er verbeterpunten. Daar praten
we ook over. Daar gaat dit debat onder andere over. Wat ik opvallend vind, is dat
UPV’s uitstekend in staat zijn om binnen hun wettelijke taak circulaire doelen te
halen en instrumenten in te zetten, zoals normeren, prijsdifferentiatie en stimulering
van innovaties. Wat de VVD betreft kan er een scherpere verdeling komen tussen de
rollen, tussen het ministerie, UPV’s en toezichthouders en inspectiediensten. Dat
is soms wat onduidelijk en het leidt ook tot frustratie. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe hij in de toekomst de UPV’s nog beter in stelling wil brengen?
Mijn tweede punt: betere voorlichting aan consumenten door UPV’s. Zowel uit de ICER,
dat integrale rapport van het PBL, als uit recente werkbezoeken is gebleken dat consumenten
meer circulaire keuzes willen maken, maar het lastig vinden om dat in de praktijk
te brengen. Voorlichting door de UPV’s helpt om het gedrag van de consumenten te beïnvloeden.
Denk aan Wecycle en de campagne van Statiegeld Nederland. De VVD vindt dat er meer
nadruk moet komen op deze voorlichting. Ik ga twee voorbeelden geven. Het eerste voorbeeld
is het vergroten van het bewustzijn over de wettelijke grondslag dat producenten garantie
moeten geven op basis van de verwachte levensduur en niet sec de garantietijd die
vermeld is op het product. Een ander voorbeeld gaat over het voorlichten over en faciliteren
van meer kwalitatieve ontvangst van goederen bij de milieustraat. Het zou beter zijn
als producten veel zorgvuldiger worden ontvangen aldaar, zodat in de keten na de milieustraat
een hoogwaardigere toepassing of hergebruik wordt gevonden voor deze producten. Hoe
kijkt de Staatssecretaris hiernaar?
Voorzitter. Mijn derde punt gaat over het inzetten op innovatie voor meer circulariteit
en minder afval. De VVD vindt dat we zo veel mogelijk nieuwe technologieën en innovaties
moeten inzetten om circulariteit te bevorderen. Hoe is de Staatssecretaris hiermee
bezig, bijvoorbeeld in het licht van de doelstelling om 90% van de verpakkingen te
recycleren? We hebben in eerdere toelichtingen al gehoord over de situatie rondom
de sap- en zuivelverpakkingen. Ziet de Staatssecretaris daar kansen voor meer innovaties?
Een inspirerend voorbeeld wat mij betreft – ik sprak laatst een ondernemer op dat
vlak – is een producent van plastic bekers voor festivals en voetbalwedstrijden die
zijn cups voorziet van een chip om te kunnen zien waar die bekers blijven. Daarmee
streeft hij naar 100% hergebruik van die cups; dat haalt hij ook in veel gevallen.
Daarnaast wil ik de Staatssecretaris vragen naar het circulair bouwen. Dat is even
een ander onderwerp. Kan hij een toelichting geven op de situatie rondom het gebruik
van CO2-neutraal beton? Ook daarvoor zijn innovaties in wording.
Voorzitter. Mijn vierde en laatste punt: breng belanghebbenden aan tafel voordat besluiten
genomen worden. Bij het vorige debat over circulaire economie is een motie van VVD,
NSC en BBB aangenomen om een Plastic Tafel te vormen. Wat is de stand van zaken hiervan?
Het integrale rapport van het PBL bevatte de aanbeveling voor een beter sturingsmodel
door betere afspraken te maken over de rollen, taken en verantwoordelijkheden. Kan
de Staatssecretaris aan de hand van de Plastic Tafel hierop reflecteren? De VVD is
van mening ...
De voorzitter:
U bent ruim over uw tijd. Zou u tot een afronding kunnen komen?
De heer Buijsse (VVD):
Ik zit in mijn laatste zin, voorzitter.
De voorzitter:
Uitstekend.
De heer Buijsse (VVD):
De VVD is van mening dat zolang de belanghebbende partijen niet aan tafel zitten om
over de situatie te praten en te zoeken naar alternatieve oplossingen, er geen onomkeerbare
besluiten genomen mogen worden die hen direct raken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Een lange zin, maar u heeft het wel in één zin afgerond. Dank u wel. Ik kijk even
rond. U heeft een interruptie van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Als ik de VVD nu hoor, hoor ik toch wel ambitieuzere woorden dan ik eerder heb gehoord.
Dus dank daarvoor. Ik heb een aantal vragen. Om te beginnen geeft u duidelijk aan
dat u wilt inzetten op de UPV’s, om die nog verder te verbeteren. Ik ben benieuwd
hoe u tegen de UPV’s voor textiel aankijkt. Daar moet toch nog wel wat gebeuren. Ik
ben eigenlijk wel benieuwd hoe de VVD daarnaar kijkt.
De heer Buijsse (VVD):
Voor textiel – dat is opmerkelijk – is op dit moment sprake van twee UPV’s. Dat is
eigenlijk een uitzondering, omdat de meeste sectoren één UPV bevatten. Daar hebben
wij het ook in het panelgesprek vorige week met de UPV’s in Nieuwspoort over gehad.
Ik vind het eigenlijk best oké en bespreekbaar dat meerdere UPV’s zich binnen één
branche bewegen, puur om ook een soort concurrentie daarin te creëren. Maar dan is
er wel iets wat ik belangrijk vind. Het risico is dat er een race to the bottom ontstaat,
dat het voor producenten bij het aansluiten bij een UPV eigenlijk misschien alleen
maar gaat om goedkoper uit te zijn, dat de UPV het wel regelt. Ik vind het dus wel
heel belangrijk dat de Staatssecretaris aan de slag gaat om vast te leggen wat dan
verwacht wordt van die UPV’s. Je hebt nu een wettelijk kader en een wettelijke doelstelling,
maar wat mij betreft mag je, zeker als je naar twee UPV’s toegaat, wel duidelijker
beschrijven wat we nou verlangen van die UPV’s, wat hun rol is. Dat is eigenlijk mijn
eerste reactie op uw vraag.
De voorzitter:
Heeft u een vervolgvraag, meneer Bamenga? Ja? Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Dank hiervoor. U geeft ook andere dingen aan, zoals: breng de belanghebbenden aan
tafel. Dat is voor mij ook altijd een belangrijk speerpunt, het «nothing about us
without us»-principe. Dus dat klinkt wel goed. Maar we hebben toch een probleem met
z’n allen, als je de geopolitieke spanningen ziet die er zijn en de jacht op grondstoffen.
Volgens mij refereert u daar zelf ook aan. Denkt u echt dat de vier speerpunten die
u zojuist noemde, het antwoord zijn op de grote vraagstukken die nu spelen op het
gebied van circulaire economie?
De heer Buijsse (VVD):
Dank aan de heer Bamenga voor zijn vraag. Natuurlijk. Even een praktijkvoorbeeld.
Ik had een werkbezoek bij een inzamelaar van elektronische apparatuur, samen met de
heer Gabriëls. Ik zit met een dilemma op basis van uw vraag. Het punt is namelijk
dat mijn antwoord in principe «ja» is. Dit zijn even de vier punten waar ik het nu
mee doe, maar er is een andere kant van de medaille. In het werkbezoek dat ik bracht
aan die inzamelaars, kwamen we er bijvoorbeeld achter dat die inzamelaars fantastisch
goed die elektronische apparatuur uit elkaar halen. Ze houden dan bijvoorbeeld de
printplaten apart in een container. We kwamen in gesprek. De heer Gabriëls zal dat
wellicht ook meenemen in zijn betoog. Het was echt wel een dingetje waar ik bij stil
wil staan in dit debat. We kwamen toen op de vraag: waar gaat dat spul eigenlijk heen,
al die zeldzame kritische grondstoffen die in die printplaten zitten? Toen zei de
meneer van dat bedrijf: die gaan al twintig jaar naar Japan. We dachten echt: hoe
dan, dat kan toch niet waar zijn? Dit graaft in een diepere materie. Dit is bijna
beyond our league, want dit gaat over Europese afspraken, over handelsverdragen, over
veel meer dan wij direct hier in relatie tot deze Staatssecretaris kunnen behandelen.
Daarom heb ik dat niet opgenomen in mijn inbreng voor dit debat, omdat ik hier in
gesprek ben met de Staatssecretaris. Maar eigenlijk is dit wel een voorbeeld waarvan
ik denk: jongens, kom op, dit moeten we met elkaar wel gaan regelen. Dus dat is een
voorbeeld in reactie op uw vraag.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgvraag, meneer Bamenga? Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor uw reactie. Ik zal het dan terugbrengen naar iets dat wel binnen onze eigen
league past, zeg maar. Ik hoor u natuurlijk wat ambitieuzere woorden kiezen dan voorgaande
keren, maar als ik dan kijk naar uw stemgedrag, vind ik dat wel opmerkelijk. Er zijn
fantastische moties ingediend die ons juist verder zouden kunnen helpen, binnen onze
eigen league. Dan heb ik het bijvoorbeeld over een motie van de heer Gabriëls over
verkennen of binnen het Klimaatfonds een overbruggingsfonds voor circulaire koplopers
kan worden opgezet. En dan stemt uw partij op dat moment gewoon tegen. Op een ander
belangrijk punt, volgens mij van mevrouw Teunissen en van collega Kostić, concrete
voorstellen om grondstofgebruik terug te dringen, mede ingediend door mijn collega
Rooderkerk, stemt de VVD gewoon tegen. U presenteert dus hier mooie woorden, maar
in uw stemgedrag leeft u deze mooie woorden uiteindelijk niet na. Waarom staat de
VVD niet pal achter circulariteit zoals u dat nu, zojuist, gezegd heeft?
De heer Buijsse (VVD):
Ik neig er eigenlijk naar om te zeggen dat ik ergens wel begrijp dat dit opgebracht
wordt door de heer Bamenga. We hebben natuurlijk enerzijds de league. Eigenlijk is
dat wel een goede afbakening van waar we direct invloed op uit kunnen oefenen en direct
met de Staatssecretaris op kunnen handelen. En sommige dingen zitten niet in onze
league. Als het bijvoorbeeld gaat over een grote claim op financiën of over invloeden
die het heeft op handelsverdragen, zit dat niet in onze league en stemmen wij dus
ook tegen. Want als je dan voor zou stemmen, ga je dingen raken waar je eigenlijk
geen invloed op hebt. Ik begrijp dat bijvoorbeeld D66 wel voor zou stemmen en daar
heb ik ook respect voor. Maar wij zijn in onze afwegingen, meenemende dat er meerdere
zaken spelen die ook buiten onze invloedssfeer liggen, genegen om dan tegen te stemmen,
omdat bijvoorbeeld ook het kabinet daar dan mee aan de slag zou moeten. En dat is
dan zorgwekkend, omdat dat tot heel gekke situaties kan leiden.
De voorzitter:
Meneer Bamenga, waagt u uw laatste interruptie dan ook aan de VVD?
De heer Bamenga (D66):
Het is niet anders, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Ja. Ik heb toch de indruk uit uw laatste reactie dat u zichzelf wel heel klein maakt.
Er is bijna niks dat eigenlijk binnen onze league zou passen, als het aan de heer
Buijsse zou liggen. Tenminste, als ik het even zo afpel. Dat vind ik toch wel teleurstellend
van de derde partij van Nederland, een grote partij, die in de coalitie zit. Daar
verwacht ik toch wat meer ambitie van, maar ook wat meer daadkracht. Ik zie dat de
VVD heel veel spreekt over «wij staan voor de ondernemers», maar ondertussen zien
we heel veel ondernemers die koplopers zijn, gamechangers zijn, gewoon een voor een
uitvallen. Dat vind ik jammer. Ik zou de VVD dus toch graag aan onze zijde willen
zien om juist deze ondernemers te steunen.
De heer Buijsse (VVD):
Ook hierin alle begrip van mij voor de inbreng van de heer Bamenga. Wij krijgen die
e-mails natuurlijk ook. Wij spreken ook al die mensen in het veld die te maken hebben
met de plasticnorm, de plastic-heffing, de CO2-heffing en ga zo maar door. Natuurlijk is het een frustrerende situatie, maar in
de besluitvorming destijds is in alle wijsheid het besluit genomen om tot een hoofdlijnenakkoord
te komen en een regeerprogramma. We zitten nu in een situatie waar gesprekken plaatsvinden
over de Voorjaarsnota. Daarin worden inbrengen meegenomen. Ik hoop in al onze wijsheid
opnieuw dat we tot goede besluiten gaan komen voor dit land. Goede besluitvorming
voor dit land betekent natuurlijk ook dat je niet altijd iedereen tevreden kunt stellen.
Dat is de tragische keerzijde van ons werk. We zijn als politici aangesteld om daarmee
om te gaan. Ik maak mezelf dus niet te klein, maar ik denk wel dat ik heel realistisch
ben als regerende partij in de manier waarop wij omgaan met moeilijke situaties zoals
die er zijn in het land.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Gabriëls heeft ook een interruptie voor u.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De heer Buijsse sprak er in zijn bijdrage over dat de belanghebbenden aan tafel moeten
zitten en dat ze dan samen tot een punt moeten komen. In dat verband vroeg ik mij
af welke belanghebbenden dat dan zijn. Want er zijn verschillende belanghebbenden.
Er zijn belanghebbenden die gebaat zijn bij hoe het nu gaat en er zijn belanghebbenden
die gebaat zijn bij normering, omdat ze daarmee gestimuleerd worden en de recycle-industrie
daardoor een kans krijgt. Is de heer Buijsse niet bang dat door uitstel, vertraging
en het niet hebben van alle partners aan tafel, er nu innovatieve bedrijven sneuvelen?
De heer Buijsse (VVD):
Er zijn nog geen besluiten genomen als het gaat om de circulaire norm. Er is nog tijd
om dat te beïnvloeden. Natuurlijk zijn er wel al voorbesluiten genomen – dat geldt
ook voor de plasticsheffing, voor de CO2-heffingen en ga zo maar door – maar er is nog geen finaal besluit genomen. Er kunnen
nog wel dingen veranderen. Partijen die dat gaan voelen in de markt, maken zich ernstig
zorgen over hun bestaansrecht. Alles opgeteld gaat het dan om de concurrentiepositie
van Nederland. Wat ik wil voorkomen, is het volgende; dat lijkt een beetje op wat
mevrouw Wingelaar inbracht. Vanuit de VVD voelen wij een beetje dat het gesprek binnen
IenW niet heel soepel loopt. Daarmee druk ik me zachtjes uit. Ik krijg heel vaak feedback
vanuit bedrijven dat ze wel mogen langskomen, maar dat er niks gedaan wordt in de
reguliere consultaties en gesprekken die plaatsvinden. In de huidige geopolitieke
situatie, waarin de concurrentie heel zwaar is geworden voor bedrijven, vind ik het
wel te rechtvaardigen om mensen aan tafel te krijgen – en gelukkig heeft de door ons
ingebrachte motie het ook gehaald. Want we zijn uiteindelijk wel gewoon bv Nederland
met elkaar; dat heb ik ook in het panelgesprek in Nieuwspoort gezegd. Richting 2050
willen we allemaal naar die circulaire economie toe. Hoe je het ook beschouwt, ik
zie het eigenlijk als een team. In een team – daarom verwijs ik zo vaak naar de rollen
en taken en bevoegdheden van mensen – kent iedereen precies zijn plek en zijn rol
en is er ruimte voor overleg. Zonder overleg kun je geen winnend team zijn. Ik wil
dat we richting 2050 naar die doelen toegaan. In de ICER, die integrale rapportage,
wordt een zorgwekkend beeld beschreven, dus er moet echt wel wat gebeuren. Maar mensen
moeten aan tafel, anders gaan wij nooit een winnend team zijn.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, uw laatste interruptie.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Oh, is dat zo? De heer Buijsse omschrijft zijn team en zijn tafel, maar niet iedereen
zit in dat team en aan die tafel. Want heel veel voorlopers in de circulaire industrie
zitten niet aan die tafel. Dus ik stel vast dat het team waar de heer Buijsse het
over heeft, echt een team is van de lineaire economie; wel met goede bedoelingen,
maar niet iedereen zit in dat team. De vraag die ik eigenlijk wel stellen, is hoe
de heer Buijsse denkt over de in zijn coalitieakkoord staande plastic-heffing en de
bezuiniging op circulaire economie bij IenW.
De heer Buijsse (VVD):
Wat dat laatste betreft heb ik zojuist best wel veel toelichting gegeven over de situatie
destijds bij de regeringsvorming en ook over de situatie zoals die nu is. We hebben
wijze mensen in het kabinet zitten die met de beste kennis tot besluiten komen. Dat
doen we voor Nederland. Dat doen we niet voor de grap. Dat is een serieuze zaak. Ik
krijg het beeld dat deze mensen ook serieus in dit gesprek met elkaar omgaan. Nota
bene, ik heb nog geen bericht gehoord dat ze er al uit zijn, dus zelfs in de nachtelijke
uren tot nu zijn ze ermee bezig. Dat geeft dus wel een beeld van betrokkenheid. Wat
betreft het team, waarvan u schetst dat bepaalde partijen daar niet aan tafel zouden
zitten, het volgende. We hebben vorige week natuurlijk ook het gesprek gehad met de
heer Steven van Eijck. Naar aanleiding van uw vraag refereerde hij aan het feit dat
het van belang is om ook bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties aan die tafel
te hebben. Ik heb persoonlijk geen principieel bezwaar tegen de aanwezigheid van deze
maatschappelijke organisaties, maar ik wil wel gezegd hebben dat de pijn genomen moet
worden, linksom of rechtsom, ergens in de keten. Dat gaat niet over maatschappelijke
organisaties. Het zit in de keten. Maatschappelijke organisaties kunnen wel invloed
uitoefenen, maar die voelen de pijn niet in de zin van hun levensbestaan. Daar zit
voor mij dus wel een groot onderscheid in. Ik ga er ook van uit dat maatschappelijke
organisaties dat belang ook kennen en erkennen. Het gaat hier om het voortbestaan
van heel veel bedrijvigheid in Nederland.
De voorzitter:
Ik heb de indruk dat u de heer Gabriëls nog niet helemaal tevredengesteld heeft, maar
zijn interrupties zijn op. Mevrouw Koekkoek wil ook een interruptie plegen, of niet?
Goed, we gaan er niet over vechten. Mevrouw Wingelaar, u mag eerst.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
En we luisteren natuurlijk altijd naar de voorzitter. Nou, meneer Buijsse, de heer
Gabriëls heeft het niet over maatschappelijke organisaties. Want ik voel me hier verantwoordelijk
voor. Ik heb die motie medeondertekend, juist met het doel om alle partijen aan tafel
te krijgen. We hebben ook niet gezegd dat bedrijven uitgezonderd moesten worden van
die tafel. Maar die worden uitgezonderd. Want die koplopers, die gamechangers, zitten
niet aan tafel. Ik vraag de Staatssecretaris echt dringend om dat wel te doen, anders
kom ik weer met een motie.
De voorzitter:
Voordat u antwoord geeft, meneer Buijsse, het volgende. Ik heb de indruk dat de heer
Boutkan en het lid Kostić elkaar enorm gevonden hebben op de inhoud, maar ik zou graag
willen dat u die discussie buiten het debat verder voert. Dan kunnen we allemaal heel
goed luisteren naar meneer Buijsse en wat voor antwoord hij geeft.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Even over de aanwezigheid van dit soort bedrijven. In de voorbereidende
gesprekken die ik gehad heb in aanloop naar deze motie, is mijn intentie geweest om
bedrijvigheid een plek te geven. Daarbij gaat het niet om individuele bedrijven; individuele
bedrijven gaan geen plek krijgen aan deze tafel. Het gaat meer om de koepel- of brancheorganisaties.
Ik heb daarbij gezegd dat het in feite gaat van de kraker tot de afvalverbrandingsinstallatie
en weer terug. Ik weet dat er koploperbedrijven zijn, die bijvoorbeeld ook vertegenwoordigd
worden door NRK; NRK is onderdeel van deze tafel. Ik ben het eens met mevrouw Wingelaar
dat we geen ketenstappen moeten overslaan. Ik kan niet garanderen dat iedereen zich
vertegenwoordigd zal voelen, maar mijn beeld is dat de partijen die wel aan tafel
zitten ook een vertegenwoordigende rol hebben voor die partijen. Dat is mijn reactie.
De voorzitter:
Mevrouw Wingelaar. U heeft nog twee interrupties tegoed, dus gaat uw gang.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik ben het niet met u eens, want die bedrijven worden ook vertegenwoordigd in een
koepel. Zij mogen dus wat mij betreft aan tafel. We hebben een petitie ontvangen,
ondertekend door alle provincies waar deze koplopers actief zijn, meneer Buijsse.
Déze koepel wil ik graag aan die tafel.
De heer Buijsse (VVD):
De bedrijven die onder deze koepel vallen, worden via een andere koepel, namelijk
NRK, gewoon vertegenwoordigd. Daarover kunnen we dan van inzicht verschillen, vrees
ik, maar dat is wel de situatie.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek, u wilde ook nog een interruptie plegen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wil eigenlijk doorvragen over waar mijn collega vragen over stelde. Ik hoor de
heer Buijsse spreken over een team. Het klinkt nu een beetje alsof de heer Buijsse
tegen de spits zegt «je moet even wachten met scoren, totdat de verdediging op dezelfde
lijn staat», om even in de metafoor van het team te blijven. Dat gaat natuurlijk niet;
dan stokt het hele team en valt het hele spel dood. Moet ik het zo voor me zien? Gaan
we die koplopers de kop afhakken omdat we het belang van overleggen belangrijker vinden
dan scoren daar waar het nodig is?
De heer Buijsse (VVD):
Ik wil juist voorkomen dat er heel veel overleggen zijn. Ik wil benadrukken dat we
UPV’s van heel groot belang beschouwen om naar 2050 toe te gaan. Wij zien dat echt
wel voor ons. UPV’s tonen dat op dit moment ook aan. Maar als we voor de toekomst
nog meer slagen nodig hebben, moeten we aan de voorkant misschien beter vastleggen
wat nou ieders rol en taak en bevoegdheid is. Dat kan strakker. Daarbij gaat het bijvoorbeeld
om de vraag wat de bevoegdheid is van de ILT. De ILT geeft allerlei adviezen, waarvan
de UPV’s zich afvragen: huh, waar komt dit ineens vandaan? Wat is dus de rol en bevoegdheid
van de ILT in dezen? Waar hebben we dat vastgelegd? Aan de voorkant, zodat een UPV
zich niet meer hoeft te verbazen over een advies. Als je dat spel strakker regisseert
en vastlegt met elkaar, voorkom je eigenlijk dat die spits op die verdedigersplek
terechtkomt en andersom, en hoop je dat er strakkere teamafspraken zijn om dat doel
te halen.
De heer Boutkan (PVV):
...
De voorzitter:
Ik weet niet of dat van beide kanten hier zo gevoeld wordt, meneer Boutkan. Volgens
mij wil mevrouw Koekkoek nog een interruptie plegen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dit verheldert, denk ik, een deel van de vraag. We gaan dit gesprek vooral in om duidelijkheid
te krijgen over de rol en verantwoordelijkheden. Maar daar heb ik nog wel de volgende
vraag bij. Er zit een deadline op. Op het moment dat een deadline niet gehaald wordt,
wordt een gesprek van «verhelderend» op een gegeven moment «vertragend». Een aantal
collega’s heeft daarover ook al een vraag gesteld. Is het dan niet juist belangrijk
om op een gegeven moment te zeggen: dit is de richting die we opgaan, juist omdat
je een spits in positie wilt brengen? Ik denk dat de gedachte om als team te werk
te willen gaan, heel erg bij Nederland past, en heel bewonderenswaardig is, maar soms
lukt dat niet. Dan moet je als politiek zeggen: wij maken deze keuze, wij gaan deze
richting op, en als u mee wilt gaan, dan helpen wij. Is de heer Buijsse dat met mij
eens?
De heer Buijsse (VVD):
Er schiet mij een voorbeeld te binnen dat ik in gesprekken ook een paar keer aan de
orde heb gehad: het normeren. In debatten hebben we het vaker gehad over normeren,
beprijzen en stimuleren als instrumentarium om naar meer circulaire economie te komen.
De neiging die wij tot nog toe hebben, is dat we via een wettelijk kader, een wettelijke
regeling, normen vast gaan stellen. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met een circulaireplasticsnorm
als het gaat om bijmengen. Bijmengen gaan we de komende jaren in veel meer situaties
doen. Die normen zullen steeds verder omhooggaan. Ik denk dus na over het volgende
– en ik zou dat ook graag terughoren van de Staatssecretaris. Als je dat soort instrumenten
niet per se in alle gelaagdheid in de wet vastlegt, maar op het hoogste abstractieniveau
vastlegt in de wet, kun je vervolgens de gelaagdheid wegzetten bij een UPV. Ik denk
dat je dan de desbetreffende UPV veel meer ruimte geeft om, samen met de producenten
die wettelijk verplicht zijn om daaraan deel te zijn, draagvlak te zoeken en ook sneller
te gaan handelen richting de gewenste doelstellingen. Dit is dus echt zo’n voorbeeld
waarbij je het circulaire-economie-instrumentarium veel meer bij UPV’s belegt, waardoor
je minder wettelijk hoeft vast te leggen. Dat maakt het voor inspectiediensten, de
ILT, en omgevingsdiensten makkelijker om te controleren, en dan krijg je een veel
zuiverdere discussie. Dan liggen de bevoegdheid, de taak en verantwoordelijkheid bij
de partijen die het aangaat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij luisteren naar de bijdrage van mevrouw Koekkoek. Gaat uw
gang.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Afval bestaat niet. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? De
transitie naar een circulaire economie is geen wens maar een noodzaak voor het klimaat,
het milieu en voor onze strategische autonomie. We moeten af van een economie die
draait op uitputting van grondstoffen, mensen en ecosystemen. We moeten toe naar een
systeem waarin waarde behouden blijft door ontwerp, hergebruik, reparatie en recycling.
Voorzitter. We praten in dit debat, en sowieso in deze Kamer, vaak over schaarste,
alsof er niet genoeg zou zijn voor iedereen; niet genoeg grondstoffen. Maar misschien
is dat juist de verkeerde bril. Het probleem is juist dat we te veel hebben. We hebben
te veel spullen, te veel productie en te weinig hergebruik. Kijk naar textiel. We
hebben genoeg kleding op aarde om zes generaties te kleden, maar we blijven produceren
alsof het op gaat raken. Dat is geen natuurwet, dat is een systeemfout, en dus ook
een politieke keuze.
Ik begin dan ook met de textielsector. Daar is sprake van een race to the bottom.
Kan de Staatssecretaris een update geven van wat er gedaan wordt om dit tegen te gaan?
Hoe kijkt hij aan tegen het idee om, net als in Frankrijk, een antifastfashionwet
in te voeren? Het lid Kostić had daar eerder al iets over gezegd.
Voorzitter. Dit beleid blijft hangen in goede bedoelingen. Dat geldt ook voor het
Circulair Materialenplan, waar de focus te veel ligt op afvalverwerking, in plaats
van op een ketenaanpak. Concrete doelen per sector ontbreken, koplopers worden niet
gesteund en de markt voor circulaire producten wordt nauwelijks beschermd. Is de Staatssecretaris
bereid het CMP, het Circulair Materialenplan, te verbeteren door meer ketenplannen
op te nemen, bijvoorbeeld voor kunststof, beton en metalen? De urgentie is groot.
Recyclingbedrijven vallen om, terwijl Europese doelen dichterbij komen. Bedrijven
die nu duurzaam investeren, staan er alleen voor, terwijl fossiele grootbedrijven
miljardensteun krijgen. Steun voor circulaire koplopers is dus nodig, met voorwaarden,
juist voor bedrijven met een concrete strategie richting ontwerp zonder olie en met
circulaire productie. In dat kader wil ik de Staatssecretaris vragen of hij toe kan
lichten waarom met betrekking tot de overbruggingsfinanciering voor plasticrecyclaars
is gekozen voor leningen, terwijl ondernemers juist aangeven dat dat hen niet helpt,
omdat dat het ondernemersrisico vergroot. Ik sluit me ook aan – dat bleek ook uit
de interrupties – bij de vragen over de Plastic Tafel die door collega’s zijn gesteld.
Voorzitter. Eigenlijk zou de circulaire economie net zo moeten worden behandeld als
de energietransitie, terwijl circulariteit nog wel complexer is. Ga voor consistent
en betrouwbaar beleid. Geef richting. Stel duidelijke circulaire doelstellingen op
per sector, van plastic tot textiel tot de bouw. Maak producentenverantwoordelijkheid
leidend, niet alleen voor de afvalfase, maar juist ook voor ontwerp en levensduur.
Is de Staatssecretaris bereid om die verantwoordelijkheid wettelijk uit te breiden
naar het ontwerpstadium?
Voorzitter. Circulariteit moet niet alleen in de ontwerpfase en eindfase aanwezig
zijn. We moeten ook de keten versterken. Verplicht bijvoorbeeld dat tweedehands goederen
beschikbaar worden gesteld in plaats van dat ze worden vernietigd. Neem ook een goed
voorbeeld van landen als Frankrijk over, dat reparatiebonnen heeft. Zo wordt circulariteit
ook sociaal aantrekkelijker en betaalbaarder. Zonder marktvraag geen circulariteit.
Stimuleer daarom het gebruik van recyclaat met normering, duurzame inkoop en bijmengverplichtingen.
Kies daarin voor een actieve overheid, die stuurt via slimme aanbestedingen. Beloon
het groene en ontmoedig het grijze. Ik wil vragen welke van de goede voorbeelden in
landen om ons heen de Staatssecretaris gaat overnemen.
Voorzitter, tot slot. We moeten inzetten op een Europees gelijk speelveld. Werk aan
gezamenlijke standaarden, eerlijke prijsmechanismen en importheffingen op niet-duurzame
producten. Bescherm de circulaire markt tegen vervuilende concurrentie. Nederland
moet zich daarbij actief opstellen, om het vrije verkeer van circulaire grondstoffen
te beschermen en de concurrentie eerlijker te maken. Kan de Staatssecretaris toezeggen
dat Nederland zich hiervoor hardmaakt in Brussel? Werkt de Staatssecretaris aan importcontroles
op deze stromen en een Europese aanpak voor kwaliteitsstandaarden voor recyclaat?
Laten we daarbij ook verder kijken dan onze landsgrenzen. Het concept van een transregional
circularity hub, een knooppunt waar reststromen veilig en verantwoord worden verwerkt,
circulaire grondstoffen worden teruggewonnen en kennis wordt gedeeld, is wat Volt
betreft een strategisch en waardevol idee. Juist op Europees niveau kunnen we veel
slimmer nadenken over spreiding en samenwerking rondom dit soort hubs. Niet ieder
land hoeft alles zelf te doen. Juist als Europa kunnen we een krachtig circulair netwerk
bouwen. Dat past ook bij de ambities van de Europese Clean Industrial Deal.
Voorzitter. De overheid heeft dus een cruciale rol als aanjager van verandering. Dat
vraagt om moed en geen uitstel. Laat daarom vandaag het begin zijn van een echt nieuwe
en echt circulaire economie.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Boutkan, u wilt een interruptie plegen. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Tijdens mijn betoog kreeg ik een interruptie van mevrouw Koekkoek over Duitsland en
een verbod op wegwerpplastic of plastic voor eenmalig gebruik. We hebben in Nederland
natuurlijk ook Europese regelgeving rondom wegwerpplastic van kracht laten worden.
Wegwerpbestek, wattenstaafjes, oorstokjes, rietjes: noem ze allemaal maar op. Maar
in Duitsland zijn bedrijven die producten van wegwerpplastic op de Duitse markt brengen
sinds ’24 verplicht om zich te registreren in een centraal register. Vanaf ’25 moeten
ze geld inleggen in het eenmaligekunststoffenfonds. Oftewel, er is dan een betaalplicht.
Dus is de vraag aan mevrouw Koekkoek: doelde u nou op die betaalplicht? Of had u wat
u over dat verbod zei met betrekking tot mijn betoog niet zo bedoeld?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het zou op zich wel een unicum zijn als je zoiets hebt tussen twee collega’s en dat eentje dan zegt: oeps. Nee, mijn interruptie – dat weet de heer Boutkan
volgens mij prima nog terug te halen – ging over zijn eigen betoog. Die ging over
het feit dat we in Europa een gelijk speelveld nodig hebben. Dan kun je twee dingen
doen. Je kunt gaan tegenhangen, waar de heer Boutkan als coalitiepartner voor heeft
gekozen, en zeggen dat alles terug moet zoals het was. Of je kunt zeggen: we kijken
naar de landen om ons heen om onszelf te verbeteren. Dat hoort u ook terug in mijn
inbreng. In Frankrijk hebben ze reparatiebonnen. In Duitsland zijn ze ook op de goede
weg. Je kunt leren van elkaar. Een gelijk speelveld kan naar beneden en kan naar boven.
Mijn inzet en die van Volt is: ambitieus zijn en naar boven gaan. In zekere zin begrijp
ik de vraag van de heer Boutkan dus niet helemaal, omdat het er een beetje op lijkt
alsof de interruptie missloeg, maar de interruptie sloeg precies op het punt dat mijn
collega Boutkan maakte, namelijk het gelijke speelveld in Europa. Dat hoort u ook
terug in mijn inbreng.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Die ga ik met plezier gebruiken, voorzitter. Mij werd net een trucje verweten, maar
hier hoor ik eigenlijk precies hetzelfde, namelijk het naar jezelf toe redeneren.
Want dat verbod op dat wegwerpplastic is er niet, behalve dan vanuit Europa al, dus
dat geldt voor iedereen. Het ging erom dat bedrijven in Duitsland dus verplicht worden
om een bedrag te betalen in een fonds. Dat geld wordt dan gebruikt als ondersteuning
voor gemeentes om hun zwerfafval op te ruimen. Bedrijven betalen er daar dus voor
als zij wegwerpplastic op de markt brengen, want dat blijft toch komen. Die verboden
die daar zijn, gelden daar bijvoorbeeld weer niet ten opzichte van verboden hier.
Er is dus gewoon sprake van een oneerlijk Europees speelveld. Dus nogmaals – laat
ik de vraag dan zo stellen – klopt het nu dat bedrijven in Duitsland die wegwerpplastic
op de markt brengen zich sinds 2024 moeten registeren in een systeem? Dat is één.
Twee. Klopt het ook dat zij sinds 2025 moeten betalen voor het wegwerpplastic? Een
simpel ja of nee is wat mij betreft voldoende.
De voorzitter:
U doet het slim, twee interrupties in één. Maar ja, ik kan er geen twee rekenen, want
u zit aan het eind van uw interrupties. Mevrouw Koekkoek, aan u het antwoord.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
De heer Boutkan stelde dit in zijn eigen eerste interruptie. Ik ga ervan uit dat het
klopt wat hij stelt, want zo ken ik de verhalen ook. Hij noemde het trucje. Ik vind
het geinig om nog een keer een jij-bak te krijgen, maar ik antwoord in alle serieusheid.
De PVV zelf stelt dat wij als Nederland dingen niet moeten doen, omdat dat een stap
de verkeerde kant op zou zijn omdat dat het gelijke speelveld in Europa doorbreekt.
Ik leg dan de uitdaging op tafel dat andere landen om ons heen, bijvoorbeeld Duitsland,
maar ook Frankrijk – ik hoorde dat net in uw eigen inbreng – daar stappen in naar
voren doen. Neem dan als Nederland de vlucht mee naar voren, want dan gaat het ook
naar het gelijke speelveld toe.
De heer Boutkan houdt nu een zakje omhoog. Ik snap dat u ook heel erg om rietsuiker
geeft, net als om Wilhelminapepermuntjes. Maar het probleem zit wat dieper en eigenlijk
eis ik wel van een coalitiepartij dat het gelijke speelveld in een sterke en onafhankelijke
economie als die van Europa wat serieuzer genomen wordt en dat het niet gereduceerd
wordt tot twee pakjes. Want dat begint me wel wat te storen. Ik kan hier op zich lachen
met de heer Boutkan, maar het fundamentele punt dat een gelijk speelveld naar onder
en naar boven kan, wordt door de PVV genegeerd. Er wordt alleen maar op de rem getrapt
als het hier om beleid gaat. Er wordt niks aan ambitie neergelegd. Er wordt een probleemanalyse
gemaakt en vervolgens wordt gezegd: in het verleden was alles beter, dus we moeten
daar weer naartoe. Op het moment dat je kernpunt als coalitiepartner is dat het Europese
gelijke speelveld een probleem zou zijn voor wat je als Nederland als ambitie wil,
kan ook de redenering zijn, dan moet wat mij betreft zelfs de redenering zijn, dat
je de vlucht naar voren neemt, dat je koploper blijft en dat je je ook kan conformeren
aan de buurlanden om je heen. Dat is het punt dat ik gemaakt heb. Daar heb ik nul
antwoord op gekregen van de PVV. Eerlijk gezegd is een zakje omhooghouden een vrij
flauwe manier om op een interruptie te reageren. Maar ik begrijp dat de heer Boutkan
door zijn interrupties heen is, dus misschien hoor ik hem over dit kernpunt nog in
de tweede termijn.
De voorzitter:
We zullen het zien. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van de heer
Gabriëls. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. We snijden vandaag weer veel onderwerpen aan, van fast fashion tot elektronische
apparaten en van plastic tot zwerfafval. We zijn vandaag met z’n allen wederom ook
heel erg verontwaardigd. We vinden de circulaire economie allemaal namelijk heel erg
belangrijk en we willen unaniem dat de circulaire economie vleugels gaan krijgen,
maar de signalen die we vanuit de Kamer afgeven, zijn tegenstrijdig. Zo nemen we een
motie aan om met concrete aanvullende maatregelen te komen om de doelen voor 2030
te halen en wordt tegelijkertijd het bedrag dat deze coalitie bij IenW voor circulaire
economie raamt, afgeschaald van 121 miljoen tot 66 miljoen in 2029. Ik vraag de Staatssecretaris
wat er straks niet meer kan als er bezuinigd is. Ook lijkt het erop dat we de circulaire
economie heel belangrijk vinden, totdat er ergens een concrete maatregel verschijnt.
Dan zet rechts de hakken in het zand en draait het besluiten terug.
Voorzitter. Niet kiezen doet ook pijn. Innovatieve circulaire bedrijven zitten nu
in het nauw en reguliere, lineaire bedrijven kunnen doorgaan met waar ze mee bezig
waren. Daarom roep ik de Staatssecretaris op om snel met maatregelen te komen. Laat
u niet tegenhouden door de woorden «nationale kop», «haalbaar», «betaalbaar» en «realistisch».
Blijf zelf goed nadenken, toon lef en kies vóór circulaire maatregelen, ook als die
pijn doen.
Voorzitter. Dan de inspiratie en de goede voorbeelden uit het veld bij de werkbezoeken
bij bedrijven die zich vooral inzetten voor hergebruik. Ik ben inderdaad met de heer
Buijsse bij Road2Work in Ede geweest en bij Dynafix in Nuth. Dat is superinspirerend;
u moet daar allemaal heen. Zij repareren elektronische apparaten en verlengen zo de
gebruikswaarde van die apparaten. Ze werken met hart en ziel, maar hebben het niet
altijd makkelijk. Welke concrete maatregelen gaat de Staatssecretaris nemen om reparatie
en hergebruik te stimuleren? Ik noem een paar voorbeeldjes die kunnen helpen. Ik vraag
om die te beoordelen in uw eerste termijn of om ze gewoon over te nemen. Eén. Meer
communiceren over het feit dat het garantiesysteem van apparaten is gekoppeld aan
de levensverwachting van het apparaat. De heer Buijsse noemde het al. Twee. Een verbod
op de vernietiging van onverkochte elektronische apparaten met garantie. Drie. Veranker
hergebruik als voorkeursroute in het Circulair Materialenplan boven recyclaat. Vier.
Pas de UPV-systematiek aan door herbruikbare producten financieel te bevoordelen,
bijvoorbeeld door tariefdifferentiatie. Graag op al die vier punten een toezegging.
Dat kan gewoon.
Dan een van de grootste problemen van nu: de ultra-fast fashion. Er zullen steeds
meer goedkope kledingstukken op de Europese markt verschijnen als we niets doen. Dank
voor de zeer goede onderzoeken die we afgelopen week hebben gekregen. Het was wel
een beetje veel leeswerk, maar het zijn wel hele goede onderzoeken. De vraag is nu
welke concrete maatregelen ook daadwerkelijk genomen worden. Ik noem er weer een paar
en ik vraag de Staatssecretaris wederom om ze over te nemen in de eerste termijn via
een toezegging. Eén. Een verbod op reclame voor ultra-fast fashion. Twee. Het gratis
terugsturen van producten verbieden. Drie. Aanbod van tweedehandskleding stimuleren
in winkels waar ook nieuwe kleding wordt verkocht. Deze kunt u gewoon overnemen. Waarom
starten we daar dan ook niet direct mee? Graag een antwoord van de Staatssecretaris
daarop.
Hoe apprecieert de Staatssecretaris mijn aangehouden motie om nog voor het zomerreces
te komen met fiscale en normerende maatregelen die de groeiende markt aan ultra-fast
fashion een halt toeroepen? Hoe kijkt de Staatssecretaris bijvoorbeeld naar de Franse
wet om ultra-fast fashion te beteugelen? Het lid Kostić en ik hebben het niet afgestemd,
maar we hadden dezelfde bijdrage op dit vlak.
Dan wil ik nog even terugkomen op de toezegging in het vorige debat ten aanzien van
zwerfafval. Ik ben blij dat de Staatssecretaris gaat kijken naar een tariefdifferentiatie
op basis van het zwerfafvalrisico en dat dat kan worden opgenomen in de UPV, maar
waar u niet op bent teruggekomen, is de toezegging om te spreken met de Zwerfinator
en de Plastic Soup Surfer over het verbieden van plastic producten. In het afval dat
zij oprapen, worden gewoon ook niet-plastic alternatieven gevonden. Verbied ze gewoon.
Er zijn alternatieven.
Dan de circulaireplasticsnorm. Een meerderheid van deze Kamer heeft een motie gesteund
om te komen tot een Plastic Tafel, het team-Buijsse. Dat verzin ik hier ter plekke;
dat staat niet in mijn tekst. Op mijn vraag aan de Staatssecretaris waarom er geen
milieuorganisaties mogen aansluiten aan die tafel, was het antwoord dat het vertragend
zou werken. Wanneer verwacht de Staatssecretaris een uitkomst van de Plastic Tafel
en hoe voorkomen we vertraging later dan juli? Waarom mogen milieuorganisaties en
voorlopers in de bioplastics en recyclaat eigenlijk niet meepraten? Is de Staatssecretaris
het met GroenLinks-PvdA eens dat er snel een goede norm ingevoerd moet worden? Komt
er een wetsvoorstel naar de Kamer over die norm, ook als die tafel tot vertraging
leidt? Zo ja, wanneer?
Tot slot, voorzitter. GroenLinks-PvdA wil een oproep doen. We hebben in deze bijdrage
allerlei concrete oproepen gedaan ten aanzien van het tegengaan van ultra-fast fashion
en het bevorderen van hergebruik en reparatie van onder andere elektronica. Wat let
ons om hier gewoon ja tegen te zeggen? We vinden het toch allemaal zo belangrijk?
Wij willen de doelen ten aanzien van circulariteit in 2030 halen en roepen op tot
daadkracht en snelheid. Zeggen dat je de circulaire economie belangrijk vindt, is
niet vrijblijvend.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Buijsse, u wilde een interruptie plegen? Dat is uw laatste. Gaat
uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
O, dat was mijn laatste al? Mijn laatste interruptie gaat over het normeren, stimuleren
en beprijzen. De heer Gabriëls en ikzelf hebben daar al vaker in het debat bij stilgestaan.
Hoe kijkt de heer Gabriëls aan tegen het beeld dat ik net schetste in mijn antwoord
op de vraag van mevrouw Koekkoek om slimmer en effectiever proberen na te denken over
de rol van UPV’s om te normeren, beprijzen en stimuleren? Heeft de heer Gabriëls ook
de indruk, of zou hij steun willen geven aan het idee, dat UPV’s daar meer ruimte
en mogelijkheden in zouden moeten krijgen?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dat is een fijne vraag. Ik heb al ooit tegen de heer Buijsse gezegd dat wat we telkens
«normeren, stimuleren en beprijzen» noemen, wat mij betreft ook gewoon «stimuleren,
normeren en beprijzen» kan zijn, in die volgorde, maar het moet wel een evenwichtig
pakket van die drie zijn. Nu doen we niets, we durven niets en we pakken het ook niet
evenwichtig aan. We doen óf het een óf het ander, dan gaat iedereen weer klagen, dan
komt er een tafel en vertraging, en dan vallen innovatieve bedrijven om. Volgens mij
had er in het coalitieakkoord kunnen staan dat we een evenwichtig pakket van stimuleren,
normeren en beprijzen zouden kunnen aanbieden, en hadden we dat evenwichtig kunnen
neerzetten als we de problemen eerder hadden onderkend. Dat is één.
Dan iets specifieker op zijn vraag. Ik vind de UPV een goed instrument. Ik vind ook
dat de UPV versterkt moet worden. De heer Buijsse heeft op dat punt een goede bijdrage
geleverd. Alleen vind ik wel dat ook onafhankelijke organisaties in de UPV opgenomen
zouden moeten worden, omdat die nu niet volledig onafhankelijk is. Ik zou het ermee
eens zijn om de UPV te versterken, maar dan ook met de mensen die nu niet in team-Buijsse
zitten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar mevrouw Koekkoek. Zou ik u mogen vragen om het voorzitterschap
van mij over te nemen, zodat ik mijn bijdrage kan doen?
Voorzitter: Koekkoek
De voorzitter:
Zeker. De heer Stoffer heeft het woord.
De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik spreek vandaag mede namens de ChristenUnie. Als wij kijken
naar de grote hoeveelheden goedkope plasticprullaria en kleding uit China die onze
markt overspoelen en duurzame producten en bedrijven het leven zuur maken, dan zou
je soms – heel soms; heel, heel soms – een heel klein beetje meer Trump willen. Gewoon
een flinke invoerheffing en klaar. Maar laten we ook stellen dat het zo eenvoudig
helaas niet is. Maar linksom of rechtsom moeten we wel een dam op gaan werpen. Want
maatregelen raken nu vooral het eind van de keten, gericht op recycling.
Er lopen tig onderzoeken naar aanvullende maatregelen en het is tijd om ook door te
pakken aan het begin van de keten, met hergebruik en reparatie. Wel een waarschuwing
vooraf. Denkt het kabinet niet te veel in hokjes, waardoor het de samenhang vergeet
en maatregelen zelfs averechts kunnen werken? We willen bijvoorbeeld metaal zo veel
mogelijk hergebruiken en de kritische metalen eruit halen, maar via het klimaatbeleid
stapelen de heffingen voor de schrootverwerkende metaalindustrie zich op, en via het
milieubeleid worden de eisen voor zeer zorgwekkende stoffen zo aangescherpt dat schrootverwerkers
alarm slaan. Dat betekent dat niet minder, maar juist meer schroot geëxporteerd wordt
naar Azië, inclusief die kritische grondstoffen. Hoe gaat het kabinet dit voorkomen?
Komt er een ketenplan voor metaal?
De goedkope Chinese import is ons een doorn in het oog. Producten gaan maar kort mee
en voldoen vaak niet aan onze producteisen. De vraag is: hoe pakken we dat aan? Zorgt
de milieustaatssecretaris ervoor dat snel meer producten onder de UPV gaan vallen
en dat meer en scherpere tariefdifferentiaties worden toegepast? Kiest hij net als
Frankrijk voor een verbod op het verbranden van alle nieuwe non-food producten?
Ultra-fast fashion – meerdere collega’s hebben het al genoemd – laat de duurzaamheid
van de kledingmarkt achteruit hollen. Waarom wachten we op Brussel voor het onderbrengen
van schoenen in de UPV Textiel? En waarom kan de tariefdifferentiatie in de UPV Textiel
niet versneld worden? Frankrijk heeft nu al een wet tegen ultra-fast fashion. Hoe
korter kleding meegaat, hoe hoger de UPV-bijdrage. Er geldt hier al een verbod op
reclame voor ultra-fast fashion. Mijn vraag is: kunnen we die wet niet gewoon kopiëren?
We willen meer hergebruik en reparatie van wasmachines, cv-ketels en andere apparatuur
en ik blijf daarom waarschuwen voor de voorgenomen afgifteplicht. Het mag niet zo
zijn dat deze de ruimte voor reparatie insnoert en meer apparaten onnodig door de
shredder gaan. Hoe gaat de Staatssecretaris deze voorwaarde van de Kamer uitvoeren,
is mijn vraag.
Voorzitter. De SGP en de ChristenUnie willen ook meer inzet van recyclaat. Het kabinet
heeft een heffing op plastic ingeboekt. Verhoging van de verbrandingsbelasting zou
een van de opties hiervoor zijn. Dan slaat die heffing opnieuw neer aan het eind van
de keten en wordt recyclaat juist duurder. Recycling gaat immers gepaard met een te
verbranden reststroom. Het probleem is goedkoop nieuw plastic uit China. Mijn vraag
is of het kabinet de heffing zo veel mogelijk deze kant op gaat leggen.
Het kabinet wil de circulairplasticnorm toepassen op in Nederland geproduceerde kunststofproducten.
Dat is een open deur voor Chinese kunststoffen en ik vind het heel onverstandig om
onze bedrijven op deze wijze in een lastig parket te brengen. Waarom kiest de Staatssecretaris
niet voor kunststofproducten die in Nederland op de markt worden gebracht? Dan hou
je ook een eerlijk speelveld. Sowieso moet zo’n norm gepaard gaan met ondersteuning,
om ervoor te zorgen dat bedrijven mee kunnen schakelen, want er dreigt juist een halvering
van het IenW-budget voor circulaire economie. Collega’s hebben daar ook al aan gerefereerd.
Dat is toch de omgekeerde wereld, zou je zeggen? Onderzoek leert dat subsidiëring
van de onrendabele top van circulaire technieken effectief is en plasticrecyclers
hebben hier meer aan dan aan nieuwe leningen. Waarom zou dat ongeoorloofde staatssteun
zijn? Wordt hiervoor dan gekeken naar het Klimaatfonds?
Voorzitter. Onlangs bracht mijn fractie een bezoek aan een staalbouwbedrijf, een voorloper
in circulair staal en circulaire bouw. Belangrijke opdrachtgevers zijn overheden zoals
Rijkswaterstaat. Met een kleine meerprijs kan inzet op circulaire materialen en circulaire
bouw al gestimuleerd worden. Maar toch wordt bij aanbestedingen nog vaak gekozen voor
de laagste prijs of is er sprake van koudwatervrees. Hoe gaat het kabinet deze hefboom
activeren? Want een beter milieu begint bij onszelf, zeker ook binnen het Ministerie
van deze Staatssecretaris.
Voorzitter. Vochtige doekjes met plastic zorgen voor verstoppingen in riolen en gemalen.
Het verwijderen kost miljoenen en er ligt een onduidelijke motie tegen een verbod
op die plastic bevattende doekjes als nationale kop op Europees beleid. Mijn vraag:
zet de Staatssecretaris wel in op een Europabrede aanpak? Er zijn namelijk meer dan
genoeg alternatieven zonder plastic.
Afrondend. Er is werk aan de winkel. Het grondstoffengebruik neemt toe en niet af.
We worden meer en niet minder afhankelijk van kritische grondstoffen en met een stevig
circulair beleid is dus een wereld te winnen, ook in de samenleving. Kijk naar het
statiegeld. Ja, dat moet er ook komen voor sapflessen, maar een groot knelpunt blijft
simpelweg het gemak waarmee mensen hun flessen bij het afval gooien. Mijn oproep:
laten we er met elkaar de schouders onder zetten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan draag ik het voorzitterschap weer aan u over.
Voorzitter: Stoffer
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de klok en naar de Staatssecretaris. Zouden wij om 12.20
uur verder kunnen?
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Ik heb liever een uur, want mijn pen hield ermee op en ik heb meer dan
vijf pagina’s aan vragen.
De voorzitter:
We maken een deal: 12.30 uur.
Staatssecretaris Jansen:
Goed.
De voorzitter:
We gaan om 12.30 uur verder.
De vergadering wordt van 11.40 uur tot 12.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. We zijn weer compleet. Het is 12.30 uur geweest, dus ik stel voor dat
we verdergaan met het debat Circulaire economie. Het woord is zo aan de Staatssecretaris.
Ik kijk even naar de commissieleden. U heeft allen opnieuw vier interrupties. Ik hoop
dat u ze niet te lang maakt en dat we echt om 14.30 uur klaar kunnen zijn. We willen
allemaal ook nog een tweede termijn, denk ik. De Staatssecretaris heeft blokjes. Ik
stel voor dat we de interrupties aan het eind van de blokjes doen. We ronden ieder
blokje af. Dan kijken we of er interrupties zijn. Ja? Staatssecretaris, aan u is het
woord.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank ook aan de commissie voor de discussie en de gestelde vragen.
Ik heb vijf blokjes: algemeen, plasticnorm, -heffing en -recyclers, statiegeldverpakkingen,
textiel en overig. Het zal u niet verbazen: in overig zit het meest.
Ik zal beginnen met algemeen. Op 20 maart mocht ik tijdens de Nationale Conferentie
Circulaire Economie de Circular Awards uitreiken. Er zaten supermooie voorbeelden
bij, van ondernemers die handen en voeten geven aan de circulaire economie. Ik zie
dat ook vaak bij mijn werkbezoeken, zoals bij de Groene OK, bij Bever, bij McDonalds
en bij autorecyclers. Je ziet dat ondernemers zakelijke kansen zien in een circulair
bedrijfsmodel en dat ze daar een goede boterham mee willen en kunnen verdienen. Er
gebeurt dus al heel veel.
Circulaire economie betekent ook dat we minder weggooien en bewust met onze spullen
omgaan. Dat bespaart mensen geld. Als producten bijvoorbeeld makkelijker te repareren
zijn, scheelt dat ook in de portemonnee, omdat je niet snel iets nieuws hoeft te kopen.
Ik wil het daarom, samen met medeoverheden, andere departementen, bedrijven en burgers,
logischer en makkelijker maken om voor circulair te kiezen. Dat wil ik voor iedereen.
Daar gaat het ons om.
Het helpt enorm als we als overheden beter met elkaar samenwerken en profiteren van
elkaars kennis. Daarom heb ik met de andere overheden op 20 maart een overeenkomst
getekend. We gaan de krachten beter bundelen.
In de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie zal ik verder ingaan
op de inspanningen op nationaal en Europees niveau. Mijn conclusie is: de toekomst
is circulair. Daarvoor is consequent en duidelijk beleid nodig en, vooral, samenwerking.
Laten we daar met elkaar mee aan de slag gaan.
Voorzitter. Ik had een paar vragen onder het kopje algemeen. Ik begin met een vraag
van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Erken ik dat de overgang naar een
circulaire economie van belang is voor onze strategische autonomie, veiligheid en
uiteindelijk betaalbaarheid? Laten we heel simpel zijn. Volgens mij is een circulaire
economie belangrijk in het kader van strategische onafhankelijkheid, grondstoffenzekerheid
en het milieu, dus mijn antwoord is ja.
Nog een vraag van het lid Kostić. Wil ik mij inzetten voor meer geld voor de circulaire
economie? Ja, ik wil me daarvoor inzetten. Maar ik zeg ook heel eerlijk dat dat niet
makkelijk is. De rijksoverheid heeft voor de circulaire economie een aantal financieringsbronnen
ter beschikking. Voor wat betreft de middelen van IenW gaat het inderdaad om een afname
van ongeveer 13 miljoen euro vanaf 2026. Ik wil me wel blijvend inzetten voor de circulaire
economie, maar ik heb ook de verantwoordelijkheid om de begroting sluitend te krijgen.
Discussies over het geld vonden volgens mij tot vanmorgen vroeg plaats, via de voorjaarsbesluitvorming.
Daarnaast wil ik benadrukken dat er niet alleen publieke middelen nodig zijn, maar
dat ook private investeringen volgens mij noodzakelijk zijn.
Voorzitter. De laatste in dit blokje. De vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij
van de Arbeid vond ik ook interessant. «De signalen vanuit de Kamer zijn tegenstrijdig.
De motie vraagt om meer maatregelen, maar het bedrag wordt afgeschaald. Wat kan er
niet meer als er bezuinigd wordt?» Dat was eigenlijk de vraag. Bezuinigen – het zal
niemand verbazen – betekent uiteindelijk: keuzes maken. Maar dat doe ik natuurlijk
wel graag zorgvuldig. Ik wil het daarom doen in het kader van de actualisatie van
het Nationaal Programma Circulaire Economie. Deze actualisatie komt al heel snel uw
kant op. In september van dit jaar zal ik die naar de Kamer sturen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even rond om te zien of er interrupties zijn naar aanleiding van
de inleiding. Dat is niet het geval. Dan kunt u doorgaan met uw tweede blokje, Staatssecretaris.
O, excuus. Meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Hoeveel interrupties hebben we? Dit is geen ...
De voorzitter:
Vier.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Oké. Excuus.
De voorzitter:
Dit was de eerste! Gaat u verder, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Ik ken deze voorzitter als zeer coulant. Ik neem aan dat dit niet gold als een interruptie.
Voorzitter. Deze vraag gaat over plastic, onder andere over de plasticnorm. Het stimuleren
van een markt voor circulair plastic is belangrijk voor het realiseren van de grondstoffentransitie,
het behoud van een sterke chemie- en recyclingsector en het halen van de klimaatdoelen.
Het kabinet geeft uitvoering aan het regeerprogramma. Daarbij kijken we ook naar een
pakket voor de transitie naar circulair plastic. Tegelijkertijd zien we natuurlijk
dat de sector het ontzettend lastig heeft vanwege de lastige concurrentiepositie van
de Nederlandse industrie op de mondiale markt. In deze context maakt de plasticsector
zich zorgen over de mogelijke economische effecten van het beleid. Die zorgen neemt
het kabinet serieus. Daarom zullen de economische effecten van de plasticnorm in samenhang
met de plastic-heffing zijn meegewogen bij de voorjaarsbesluitvorming. We hebben hierover
op 4 april jongstleden constructief overleg gehad met de partijen uit de plasticketen,
zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau. De Plastic Tafel waartoe de Kamer mij uiteindelijk
heeft opgeroepen, onder leiding van de Speciaal Regeringsvertegenwoordiger Circulaire
Economie, de heer Steven van Eijck, zal zo spoedig mogelijk na de voorjaarsbesluitvorming
officieel van start gaan. Daarbij merk ik op dat er wel al twee eerdere overleggen
zijn geweest. Maar de officiële Plastic Tafel zal zo snel mogelijk van start gaan.
Voorzitter. Dan heb ik een aantal vragen. De volgende vraag is gesteld door meerdere
leden: mevrouw Wingelaar, de heer Buijsse, de heer Gabriëls en de heer Bamenga. Wat
is de status van de Plastic Tafel? De Plastic Tafel zal, zoals ik net zei, zo snel
mogelijk van start gaan. Ook zal ik de regeringsvertegenwoordiger een concrete opdracht
en een deadline meegeven. Ik kan u ook toezeggen dat maatschappelijk relevante partijen
bij de tafel zullen worden betrokken. Ik zal uw Kamer voor de zomer verder informeren
over de voortgang van de tafel. Overigens is het goed om te weten dat we zowel ambtelijk
als bestuurlijk natuurlijk al constructief overleg met de partijen uit de keten hebben
gehad. Sterker nog, we hebben met hen gesproken over zowel de heffing als de norm.
We hebben van alle partijen hun visie daarop meegekregen. Die nemen de bewindspersonen
die daarbij aanwezig waren – dat waren de Minister van KGG, de Staatssecretaris van
Financiën en ondergetekende – mee in het uiteindelijke verhaal dat we bij de voorjaarsbesluitvorming
zullen inbrengen.
Een vraag van de heer Bamenga van D66. Kan ik toezeggen dat de plastic-heffing niet
bij de burger komt te liggen of via de afvalstoffenheffing wordt opgehaald? Volgens
mij is de plastic-heffing onderwerp van gesprek geweest bij de voorjaarsbesluitvorming.
Ik wil daar dus niet op vooruitlopen. We zijn er namelijk wel uit, maar ik heb nog
geen details. Ik kan er op dit moment dus nog niet op vooruitlopen, zeg ik. We zullen
de heffing en eventuele alternatieve beprijzingsmaatregelen in samenhang wegen met
het huidige voorstel voor zowel de plasticnorm als met oog voor de economische en
milieueffecten. Namens het kabinet zal de Minister van Klimaat en Groene Groei uw
Kamer hierover snel na de voorjaarsbesluitvorming informeren.
Een vraag van de heer Stoffer van de SGP, tevens voorzitter in dezen. «Het probleem
is goedkoop plastic uit China. Kan de heffing zo veel mogelijk deze kant op worden
gelegd?» Dat is de vraag. Ik snap natuurlijk heel goed de behoefte aan duidelijkheid,
met name vanuit de sector. Die zullen we ook zo snel mogelijk bieden. Maar ja, ik
wil natuurlijk, zei ik net ook al heel eerlijk, niet vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming.
Ik moet dus nog heel even pas op de plaats maken.
Een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC en de heer Boutkan van PVV. Kunnen de plannen
voor de norm niet nadelig uitpakken? Hoe schat ik de gevolgen voor de sector in? Moet
er geen impactanalyse komen over de norm? Ik denk dat het heel duidelijk is dat de
sector het lastig heeft vanwege de concurrentiepositie in het mondiale speelveld.
In deze context zie je ook dat de sector zich echt zorgen maakt over de economische
effecten van ons beleid. Wij zullen u bij de Voorjaarsnota, via de Minister van Klimaat
en Groene Groei, met het klimaatpakket informeren over wat de afweging is die uiteindelijk
het resultaat is. Maar ik kan daar op dit moment gewoon niet op vooruitlopen. Ik vind
dat heel lastig, hoor.
Nogmaals een vraag van de heer Stoffer van de SGP. Waarom kies ik niet voor kunststofproducten
die in Nederland op de markt worden gebracht? Een norm die geldt voor alle kunststofproducten
die in Nederland op de markt worden gebracht, inclusief import, is niet uitvoerbaar.
Dit is namelijk een handelsbelemmering volgens het EU-recht. Maar ik hoor absoluut
uw zorg, meneer Stoffer. Zoals ik al eerder zei, wordt het wetsvoorstel voor de circulairplasticnorm
bij de voorjaarsbesluitvorming meegenomen in samenhang met de aangekondigde plastic-heffing
en alternatieve beprijzingsmaatregelen. Daarbij kijken we ook naar de economische
en milieueffecten.
Een vraag van mevrouw Koekkoek van Volt. Kan ik toezeggen dat wij ons in Brussel gaan
hardmaken voor een Europees gelijk speelveld? Werk ik ook aan importcontroles op deze
stromen en een Europese aanpak voor kwaliteitsstandaarden voor recyclaat? Laat ik
heel duidelijk zijn. Een mondiaal gelijk speelveld is voor Europese plasticrecyclers
belangrijk om te kunnen concurreren. Daarom moet het plasticrecyclaat van buiten de
EU aan kwaliteitsstandaarden voldoen die gelijkwaardig zijn aan het recyclaat dat
afkomstig is uit de EU. Dat is precies onze inzet in Brussel, bijvoorbeeld in de Verordening
circulaire voertuigen. Maar ook even vooruitlopend op de discussie die net ook in
de Kamer heen en weer ging, over een gelijk speelveld en of je dan naar boven of naar
beneden moet kijken, wil ik het volgende zeggen. Ik ga er altijd van uit dat een gelijk
speelveld betekent dat je ergens in het midden gaat uitkomen. Daarbij moet je oog
hebben voor alle uitersten. Ik ben altijd meer voor middenvelders dan voor spitsen
of verdedigers.
Er is nog een vraag van mevrouw Koekkoek van Volt: waarom is er gekozen voor de lening
om plasticrecyclers te helpen? Heel eerlijk gezegd doen we wat we kunnen. Op de korte
termijn is het handelingsperspectief helaas beperkt, om twee belangrijke redenen.
Dat betreft de staatssteunregels, die ook aan bod kwamen in de eerste termijn van
de Kamer. Die laten het subsidiëren van noodlijdende bedrijven moeilijk toe. En het
subsidiëren van een noodlijdende sector is een kostbare zaak, die over een paar jaar
misschien honderden miljoenen euro’s zou kunnen kosten. Verder zet ik in op maatregelen
om de situatie voor plasticrecyclers structureel te veranderen. Twee zaken zijn daarbij
wat ons betreft met name belangrijk: verplichte recyclaatdoelstellingen in Europese
regelgeving, zoals de Verpakkingsverordening, en, ten tweede, het beschermen van de
Europese markt tegen oneerlijke concurrentie van buiten de EU. Dat zijn voor ons de
twee belangrijkste punten.
Een vraag van de heer Stoffer. Hij vroeg waarom subsidiëring van de onrendabele top
voor plasticrecyclingbedrijven ongeoorloofde staatssteun is en of hiervoor ook wordt
gekeken naar bijvoorbeeld het Klimaatfonds. Steunmaatregelen moeten ter goedkeuring
aan de Europese Commissie worden voorgelegd, en de Commissie zegt niet zomaar ja.
Ook is de uitvoerbaarheid van het vergoeden van de onrendabele top heel lastig, want
geen bedrijf is hetzelfde. Daardoor is het ook niet goed mogelijk om die onrendabele
top te bepalen. Tot slot is het subsidiëren van een noodlijdende sector ook een kostbare
zaak, die honderden miljoenen euro’s zou kunnen kosten, zoals ik al zei. Dat is de
reden waarom wij werken aan een beperkt overbruggingskrediet en daarbij kijken naar
de middelen uit het Klimaatfonds.
Voorzitter. Dan ben ik bij de laatste in deze serie. Dat is een vraag van de heer
Buijsse van de VVD. De ICER 2025 bevatte de aanbeveling van een beter sturingsmodel
voor betere afspraken over rollen, taken en verantwoordelijkheden, zegt hij. Hij vraagt
of ik aan de hand van de Plastic Tafel hierop kan reflecteren. Ik denk dat het breder
ligt, maar ik richt me specifiek op deze context. Het kabinet zal mede op basis van
deze aanbevelingen het bestaande sturingsmodel versimpelen en versterken, waarbij
ook de samenwerking met andere ministeries nog meer gezocht wordt. Hierbij denken
we onder andere aan tafels met relevante, belanghebbende partijen voor een bepaalde
productgroep. Deze ketenoverleggen zullen dan per productgroep verschillen. Daarnaast
blijven we zo veel mogelijk gebruikmaken van de bestaande overlegstructuren. We zijn
het aan het uitwerken en zullen de lessen van de Plastic Tafel hier natuurlijk in
meenemen. Ik zal u over de uitwerking informeren bij de actualisatie van het Nationaal
Programma Circulaire Economie.
Dat is dit mapje, voorzitter.
De voorzitter:
We zijn aan het einde van het tweede blokje gekomen. Meneer Boutkan, u gaf net het
signaal dat u wilde interrumperen. Is dat nu het geval? Nee? De heer Bamenga wilde
in ieder geval een interruptie plegen. Daarna is de heer Buijsse en daarna de heer
Gabriëls.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Op de vragen die ik gesteld heb rondom plastic en wie uiteindelijk
wordt belast met de onduurzame producten die geproduceerd worden, hoor ik eigenlijk
dat de Staatssecretaris verwijst naar de Voorjaarsnota. Maar volgens mij hebben we
daar nu een debat over. Het is veel te makkelijk om te verwijzen naar de Voorjaarsnota.
Ik zou dus graag van de Staatssecretaris willen weten of hij wel of niet kiest voor
het «de vervuiler betaalt»-principe. Kiest hij ervoor om juist de rekening te laten
betalen door de gewone Nederlanders? Of kiest hij er toch voor om de bedrijven die
deze onduurzame plasticproducten maken, hiervoor te laten betalen?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij is het credo van zowel het kabinet als de Kamer heel duidelijk dat de
vervuiler betaalt. Dat kan ik hier onderschrijven. Dat betekent dus dat we inderdaad
rekening houden met die basisregel en dan kijken waar uiteindelijk de rekening terecht
moet komen. Dan kun je inderdaad ook kijken naar de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
en andere factoren die hierin bepalend zijn. Maar uiteindelijk is het credo «de vervuiler
betaalt»; dat klopt.
De voorzitter:
Dat stelt de heer Bamenga vooralsnog tevreden, zie ik. Dan gaan we door naar de tweede
interruptie. Meneer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Gesproken over de norm en over de tafel, wil ik het volgende vragen. Dank trouwens
voor de feedback en de beantwoording die gegeven zijn. Ik krijg een klein beetje mee
uit het veld dat er toch een soort spel gaande is, waarbij het veld die norm heel
graag aangepast zou willen zien. Men zegt niet dat ze af willen van die norm, maar
ze willen die aangepast zien, omdat die te ambitieus en te generiek is. Daardoor is
de norm ook niet toepasbaar voor heel veel bedrijven. Die komen dan in de bureaucratie
uit bij van die certificaten en zo. Tegelijkertijd hoor ik wel een bepaalde standvastigheid
terug vanuit IenW, dat eigenlijk wil volharden in het behoud van de norm zoals die
tot nog toe in de consultatie is geweest, zodat die doorgaat. Heeft de Staatssecretaris
een alternatief voor de norm in beeld? In hoeverre bent u bereid om mee te bewegen
met partijen uit het veld om toch tot een werkbare situatie te komen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap de vraag die de heer Buijsse stelt heel goed. Het lastige zit ’m in het feit
dat wij daarop 4 april uitgebreid met elkaar over gesproken hebben, met de drie aanwezige
bewindspersonen, inclusief mijzelf, die daarmee gemoeid zijn. Het is ingeboekt als
een taakstelling. Op het moment dat wij daarvan willen afwijken of een andere verdeling
willen zien, moeten we in elk geval zorgen dat die taakstelling wordt ingevuld. Dat
is dus even het speelveld waarin wij zitten. Ik kan er nu niet op vooruitlopen, omdat
ik gewoon nog niet weet wat uiteindelijk bij de voorjaarsbesluitvorming het definitieve
verhaal gaat worden. Maar ik zie heel duidelijk wat u schetst. We zien ook wat de
voor- dan wel de nadelen van de norm zijn. Laat ik één ding heel duidelijk zeggen:
wij zitten hier zeker niet halsstarrig in. Wij kijken juist naar alle aspecten van
alle partijen die hierbij betrokken zijn. Ik denk dat we daar met de drie bewindspersonen
op een goede manier uit zijn gekomen, maar uiteindelijk moet dat nog wel worden bevestigd
bij de voorjaarsbesluitvorming.
De voorzitter:
U wil nog een interruptie plegen, meneer Buijsse? Gaat uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
Dank voor dit antwoord. Ik zou dan toch de toezegging willen van de Staatssecretaris
dat de partijen die aan de tafel zitten, ook gelegenheid wordt geboden om dat gesprek
te vervolgen. Want de tafel gaat pas beginnen, zoals u schetst. Ik snap hoe dat gegaan
is. We hebben de deadlines, maar ik zou wel een toezegging willen dat er geen onomkeerbare
besluiten worden genomen door het kabinet voordat de tafel aan de slag is gegaan.
Staatssecretaris Jansen:
Met het risico dat ik iets te veel van het tipje van de sluier oplicht: het kan zijn
dat we bij de Voorjaarsnota komen met een voorstel dat een technische invulling is
en dat daar aan de hand van de gesprekken aan de Plastic Tafel een andere redenatie
uit gaat voortkomen. Dat is het enige wat ik erover wil zeggen. Ik wil er niet op
vooruitlopen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het aan de heer Gabriëls om een interruptie te plegen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
In reactie op de vraag van de heer Buijsse over de norm spreekt de Staatssecretaris
over «een ingeboekte taakstelling». Volgens mij zou het dan om de heffing gaan, want
een norm kost geen geld. Daar zou ik graag een verduidelijking van willen zonder dat
het mij een interruptie kost, want de vraag die ik eigenlijk wil stellen, is: komt
er een wetsvoorstel naar de Kamer, is de Staatssecretaris het ermee eens dat er snel
een goede norm moet komen en welke milieuorganisaties komen daadwerkelijk aan tafel
te zitten, of in ieder geval welke maatschappelijke partners, en zitten daar ook milieuorganisaties
bij?
Staatssecretaris Jansen:
Dank aan de heer Gabriëls voor deze vraag. Het lastige is dat wij in de gesprekken
die wij voeren, juist de samenhang tussen de heffing en de norm meewegen. Het een
heeft dus effect op het ander. Dat is de reden dat ik ze bij elkaar schoof. En het
tweede deel: ik kan daar gewoon lastig op vooruitlopen. Dat is gewoon het eerlijke
antwoord.
De voorzitter:
Komt er een wetsvoorstel, is de vraag van de heer Gabriëls.
Staatssecretaris Jansen:
Daar kan ik niet op vooruitlopen, voorzitter. Dat is het ingewikkelde in deze situatie.
Ik moet even afwachten wat er precies uitkomt. Dat ziet u bij de voorjaarsbesluitvorming.
Het kan zijn dat er een wetsvoorstel komt, maar het kan ook zijn dat het niet op die
manier gaat. Ik kan daar gewoon niet op vooruitlopen op dit moment. Dat is het lastige
hieraan.
De voorzitter:
Daar zult u het mee moeten doen, meneer Gabriëls. Dit geheel tellen we overigens als
één interruptie. Dan gaan we naar mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik vind het heel spannend allemaal wat de Staatssecretaris zegt, maar ik heb concreet
een aantal vragen gesteld. Komen de koplopers aan tafel bij die Plastic Tafel? Dat
vind ik een hele concrete vraag en daar had ik graag een antwoord op gekregen. En
wat er dan ook uit die Voorjaarsnota komt ... Ik heb gevraagd om een impactanalyse,
met name over de gevolgen van het aangrijpingspunt. Kunt u daar toch nog iets duidelijker
over zijn?
Staatssecretaris Jansen:
Ik dacht dat ik daar duidelijk in was geweest, maar dan zal ik er in tweede termijn
wat uitgebreider op terugkomen. En wat betreft wie er aan tafel zit bij de Plastic
Tafel: volgens mij hebben wij op dit moment iedereen aan tafel zitten die een belangenorganisatie
vertegenwoordigt, dus is dat afgedekt. Als u daar anders over denkt, dan hoor ik dat
graag. Dat is wel hoe wij ’m volgens mij op dit moment hebben ingericht.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even rond om te zien of er nog meer interrupties zijn.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wil even doorvragen. We hebben natuurlijk zelf een motie ingediend over die overbruggingsfinanciering
en die is ook aangenomen. Daar wil ik wat over doorvragen, omdat wij van de ondernemers
terug horen «leningen verhogen het risico van de ondernemer, dan willen mensen niet
meer investeren, dus daar zijn we niet mee geholpen», als ik ’m even platsla. Nu hoor
ik de Staatssecretaris twee redenen voor die leningen noemen. De eerste betreft staatssteunregels
en de tweede is dat het veel geld kost. Bij de tweede denk ik dat dat iets is wat
je goed zou kunnen inschatten en dat hoor ik de Staatssecretaris nu niet doen. De
vraag is dus eigenlijk: wat is «veel geld» en waar baseert de Staatssecretaris de
inschatting op?
Dan mijn tweede vraag. Dat mag u als twee interrupties tellen hoor, voorzitter. Als
we het hebben over staatssteun, begrijp ik dat de Europese Commissie daar goedkeuring
aan moet verlenen, maar het is natuurlijk niet de eerste situatie waarin we staatssteun
vragen. Als je op stikstof als kabinet zegt «we regelen wel even een derogatie», dan
zou ik me kunnen voorstellen dat deze Staatssecretaris zegt: «Ik heb eigenlijk een
heel goed plan. Ik ga mijn recyclaars proberen te redden. Daar kan ik wel mee uit
de voeten als ik in Brussel moet onderhandelen.» Waarom doet de Staatssecretaris dat
niet?
Staatssecretaris Jansen:
Ik wil beginnen met de tweede vraag. Natuurlijk kijken wij ook naar wat er wel mogelijk
is; dat is volgens mij ook een van de standpunten van dit kabinet. Alleen kijken wij
ook heel duidelijk naar hoe er wordt gereageerd op de voorstellen die we daaromtrent
doen. Op het moment dat wij als eerste reactie al terugkrijgen «let op, dit kan heel
lastig zijn in verband met de staatssteunregels», dan gaan wij doorvragen hoe we er
dan toch naar kunnen kijken, ook kijkend naar andere landen bijvoorbeeld. Daarbij
wil ik niet over één nacht ijs gaan, want op de vingers getikt worden, dat willen
wij helemaal niet.
Dan uw eerste vraag. Sorry, die ben ik heel even kwijt.
De voorzitter:
Herhaalt u ’m nog maar even.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Die ging over de inschatting die de Staatssecretaris maakte dat het veel geld kost.
Welke onderbouwing is daarvoor?
Staatssecretaris Jansen:
Ja, sorry. Ik heb volgens mij gezegd dat dat over een periode van meerdere jaren honderden
miljoenen euro’s kan betreffen. Dat is de reden waarom ik dat zei. Dat is gebaseerd
op de inschatting die wij maken van waar we tegenaan zouden kunnen lopen, maar het
is een inschatting, hè? Het is niet een vast gegeven. Het is een inschatting die wij
maken, meerjarig, van wat er zou kunnen plaatsvinden.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Laat ik het dan even concreet maken. Ik begrijp uit het antwoord van de Staatssecretaris
dat daar nu nog niet een concrete onderbouwde inschatting van kan worden gemaakt.
Dat kan ik me natuurlijk voorstellen, maar als je een politieke keuze moet maken over
wat je wel gaat doen, zal je uiteindelijk de kosten en de baten willen afwegen, dus
de kosten van recyclaars kwijtraken omdat die die leningen eigenlijk niet zien als
een oplossing versus de kosten van een andere vorm van een lening aanbieden. Op welke
manier kan de Staatssecretaris de Kamer daarin tegemoetkomen, zodat wij die keuze
echt kunnen maken? Want dit voelt nog wat als nattevingerwerk en daar kunnen we natuurlijk
geen goede keuze op baseren.
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap de vraag die mevrouw Koekkoek stelt heel goed. De overbruggingslening is juist
bedoeld om ons meer tijd te geven om te kijken hoe we hier eventueel op een andere
manier mee om zouden kunnen gaan. De sector heeft het heel moeilijk en die willen
we wel helpen in die situatie, maar onderwijl zijn we ook aan het kijken naar een
structurele langdurige oplossing.
De voorzitter:
Ik zie dat er geen verdere interrupties zijn op het tweede blokje. U kunt dus doorgaan
met het derde blokje, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is de map statiegeld en verpakkingen. De eerste vraag is van mevrouw Wingelaar
van NSC, namelijk welke beslissingen ik heb genomen naar aanleiding van de evaluatie
statiegeld. Volgens mij heb ik in de Kamerbrief over statiegeld aangegeven dat ik
vier stappen zet. Ik ga een innameplicht onderzoeken, zodat er meer innamepunten komen.
Hierbij houden we ook rekening met de kleine ondernemers. De tweede is dat we ook
onderzoeken hoe we om kunnen gaan met zuivel, met hoogwaardige recycling in ogenschouw
genomen. Ik heb ook een gesprek gehad met Farm Dairy. Farm Dairy is een heel grote
partij die in alle schappen van de grote supermarkten ligt en ongeveer 90% marktaandeel
heeft. Het is een private label, maar de maatschappijen die daarachter zitten, de
moedermaatschappijen, zijn geen private label; denk bijvoorbeeld aan Campina. We hebben
daar dus wel degelijk goed zicht op wat het zou kunnen betekenen, maar dat willen
we wel verder onderzoeken. Op dit moment is het gewoon heel lastig. Sap zou eventueel
wel onder de statiegeldregeling kunnen vallen. Ik neem uw inbreng hierover mee in
mijn overwegingen. De vierde is dat ik ga verbieden dat er ten onrechte flessen en
blikjes worden verkocht zonder statiegeld, want ook dat gebeurt op dit moment. Ik
heb het zelf ook ondervonden. Op het moment dat je via een thuisbezorgwinkel iets
laat bezorgen, kan het zomaar zijn dat op die blikjes in het Deens of in het Duits
staat waar ze vandaan komen. Dat lijkt mij niet de manier, dus we willen inderdaad
kijken hoe we dat kunnen verbieden. Maar het belangrijkste is volgens mij dat we aan
de juiste knoppen draaien. Voor een goed pakket aan maatregelen op sommige onderdelen
is ook meer onderzoek nodig.
Dan een vraag van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Wat was mijn aanwijzing
over financiële prikkels in de statiegeldregeling? Een van de aanbevelingen uit de
statiegeldevaluatie is om een belasting in te voeren op statiegeldverpakkingen naar
aanleiding van het Noorse model. Hiermee worden producenten belast naar gelang er
meer of minder wordt ingezameld. Ik heb ook aangegeven dit niet als opportuun te zien.
Een nieuwe belasting opzetten kent haken en ogen voor wat betreft de uitvoering en
de hiermee gemoeide uitvoeringskosten. Bovendien wil ik geen extra financiële prikkels
die bij de consument terecht kunnen komen. Ik ga met deze optie dus niet aan de slag,
want er zijn genoeg andere manieren om het statiegeldsysteem te verbeteren, zoals
veel meer inzamelpunten.
Nog een vraag van het lid Kostić. Sta ik achter de ILT wat betreft de retourbonus?
Volgens mij is duidelijk dat het consumentengemak beter moet. Ik vind ook dat statiegeldflessen
zo snel mogelijk ingezameld moeten worden. De ILT is een onafhankelijke toezichthouder
die eigenstandig invulling geeft aan de handhaving, dus het is uiteindelijk aan de
ILT. Zij heeft op 28 maart jongstleden een voornemen tot oplegging van een last onder
dwangsom aan Verpact gestuurd. De ILT bestudeert op dit moment de zienswijze van Verpact
hierop. Deze zienswijze zal ik betrekken bij de besluitvorming over de last onder
dwangsom, evenals de aanwijzing die ik zal sturen naar aanleiding van de evaluatie
van de ILT.
Nog een vraag van het lid Kostić. Ga ik de aanbevelingen uit het evaluatierapport
zuivel overnemen en statiegeld op zuivelflessen invoeren? Ik heb daar net al iets
over gezegd. Uiteraard moet er wel wat gebeuren met de inzameling van zuivelflessen.
Daarom ga ik ook verder onderzoeken hoe we die het beste kunnen inzamelen. Maar voor
mij is op dit moment statiegeld op zuivel nog niet – nóg niet, zeg ik – de beste optie.
Hygiëne-issues zijn reëel, zeker met de hoeveelheid zuivel die wij drinken in Nederland.
Dat is gewoon anders dan in Duitsland. Wij Nederlanders drinken namelijk gewoon meer
zuivel. Bovendien zit zuivel in andere plastics, wat de kwaliteit van het recyclaat
verlaagt. Dat zie je ook in Duitsland. Dat moet je volgens mij niet willen. Daarom
moet het goed verder onderzocht worden.
Dan kom ik bij de heer Buijsse. De VVD vindt dat we zo veel mogelijk nieuwe technologie
en innovaties moeten inzetten om circulariteit te bevorderen. Hoe ben ik hiermee bezig,
is de vraag. Ik ben het er zeker mee eens dat innovaties van groot belang zijn om
circulariteit te bevorderen. Dat doen we onder andere samen met de collega’s van Economische
Zaken in het Missiegedreven Innovatiebeleid en de Kennis- en Innovatieagenda Circulaire
Economie. Vanuit deze agenda’s worden onder andere subsidies verstrekt waarmee circulaire
producten, processen en diensten kunnen worden ontwikkeld. Daarnaast is het delen
van kennis over welke circulaire oplossingen al beschikbaar zijn van groot belang.
Dit gebeurt onder andere door ons Versnellingshuis Nederland Circulair en tijdens
de nationale conferentie van een paar weken geleden, die ik al eerder noemde.
Dan het tweede deel van mijn antwoord. U noemde een heel mooi voorbeeld van innovatie
en hergebruik. Er zijn echter nog meer heel mooie voorbeelden van echt circulair ondernemerschap
dat oplossingen levert voor hergebruik van bijvoorbeeld herbruikbare bekers. We zien
in de praktijk wel vaak dat dit soort bedrijven nog worstelt om hun businessmodel
rendabel te krijgen en op te schalen. Wij bieden financiële ondersteuning door middel
van subsidies, maar ze zijn vooral geholpen met regelgeving die dit soort circulaire
ondernemers langdurig ondersteunt, zoals de SUP-reductiemaatregel, die van hergebruik
de norm beoogt te maken. Ik verwijs ook naar de brandbrief van onder andere Dutch
Cups hierover. Ik zal de Kamer hierover binnenkort een reactie sturen. Het is overigens
een mooi bedrijf; ik ben daar ook al een keer geweest. Dat was inderdaad in een vorig
leven, meneer Boutkan; dat klopt.
Nog een vraag van de heer Buijsse van de VVD. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe
hij in de toekomst de UPV’s nog beter in stelling wil brengen? De UPV is natuurlijk
een wettelijk instrument. Voor de uitvoering werken producenten vaak samen in een
producentenorganisatie zoals Verpact voor verpakkingen of Stichting OPEN voor apparaten.
Die producentenorganisaties staan namens alle producenten aan de lat voor de verplichtingen,
zoals systemen voor inzameling opzetten en consumenten voorlichten. Als ik de heer
Buijsse goed begrijp, wil hij deze organisaties beter in stelling brengen. Volgens
mij doen ze al hartstikke veel goed werk, maar er zijn ook zorgen over hun machtspositie.
Daar ben ik heel eerlijk in. We zijn bezig met de doorontwikkeling van de UPV en daarbij
kijken we ook nadrukkelijk naar de rol van deze producentenorganisaties. Dat gaat
zowel over de vraag hoe ze beter kunnen presteren als over de vraag hoe we ze beter
kunnen laten samenwerken met andere partijen in de keten.
Een vraag van de heer Boutkan. Die ging over de 3% volledig composteerbare vernis,
nu een structureel hoofdbestanddeel, ten opzichte van de bestaande 97% papier. Dit
is even mijn vertaling van de vraag van de heer Boutkan. Dit soort verpakkingen valt
onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor bepaalde kunststoffen. Op
basis van deze UPV betalen producenten van bepaalde kunststoffen mee aan de opruimkosten
van het zwerfafval dat van die producten komt. Dit geldt ook als de verpakkingen slechts
voor een heel klein percentage uit plastic of bioplastic bestaan. Denk aan kunststof
in lijmen, verven en inkten. Dat is in bepaalde gevallen wel weer toegestaan. Ik weet
niet of daar bij deze specifieke verpakking waar u het over had, sprake van is. Wat
betreft het concrete voorbeeld van de verpakking van de Wilhelminapepermuntjes kan
ik niet ter plekke beantwoorden of die wel of geen plastic bevat. Dat weerhoudt mij
er overigens niet van te vermelden dat ik die pepermuntjes wel erg lekker vind, zeg
ik tegen de heer Boutkan.
Nog een vraag van de heer Boutkan. Ben ik het met hem eens dat de casus van de Wilhelminapepermuntjes
aantoont dat de Nederlandse interpretatie van de SUP een kop is op het Europese beleid?
Deze discussie hebben we natuurlijk al vaker gevoerd met de PVV. De Nederlandse SUP
is geen kop, maar de invulling van een wettelijke verplichting. De definities van
kunststof en kunststofproducten voor eenmalig gebruik uit de richtlijn zijn een-op-een
overgenomen in de Nederlandse wetgeving. Aan die definitie zijn ook alle lidstaten
gebonden. We hebben geen eigen of andere definitie in Nederland. We hanteren gewoon
die uit de Europese wetgeving. Ik zie uit naar de interrupties zo meteen hierover,
voorzitter.
Nog een vraag van de heer Boutkan. Ben ik het met de PVV eens dat de huidige wetgeving
de ontwikkelingen en innovatie in de verpakkingsindustrie in de weg zit? Ik denk dat
wetgeving als de SUP-richtlijn of de Verpakkingsverordening juist stimuleert dat er
innovatief kan worden gewerkt aan innovatie naar duurzame verpakkingen. De huidige
wetgeving en de richting waarin die zich ontwikkelt, zijn volgens mij ook helder:
van wegwerp naar hergebruik. Dit allemaal met als doel om te komen tot minder grondstoffenverbruik,
minder afval, meer circulariteit en minder plastic in het milieu. Je ziet ook dat
bedrijven zich aanpassen aan deze ontwikkeling in de wetgeving. Deze bedrijven hebben
behoefte aan een stabiel beleid voor de langere termijn. Dat is heel duidelijk wat
wij ook hoorden op het moment dat wij de gesprekken hierover aangingen.
Nog een vraag van de heer Boutkan. Graag een reflectie op het nadelige neveneffect
van de SUP dat er niet meer wordt overgestapt naar papieren dozen en papieren verpakkingen.
Ik heb er zeker waardering voor dat bedrijven iets doen aan de hoeveelheid kunststof
in hun verpakkingen. De overgang naar papieren dozen en verpakkingen wordt zeker niet
gehinderd, eerder aangemoedigd, zoals ik net ook betoogde. Maar om niet onder de SUP
te vallen, moeten ze wel helemaal plasticvrij zijn. Dat is gewoon de norm.
Nog een vraag van de heer Boutkan. Welke mogelijkheden zie ik om de Nederlandse definitie
van kunststof aan te passen en de interpretatie die in het buitenland wordt gehanteerd,
ook toe te passen in Nederland? Zou ik dit in samenwerking met een Speciaal Regeringsvertegenwoordiger
Circulaire Economie kunnen uitzoeken? Ik zeg heel eerlijk dat we het aan het onderzoeken
zijn, maar dat ik op dit moment niet zie hoe andere lidstaten – denk aan Italië, België,
Duitsland en Spanje – ruimte zien voor een andere definitie dan in de Europese SUP-richtlijn
op dit moment staat. Maar ik zie wel dat dit leidt tot onduidelijkheid bij de heer
Boutkan en bij bedrijven die contact opnemen met de heer Boutkan. Ik ben dus wel bereid
om te kijken hoe ze het daar precies geregeld hebben en of er misschien toch mogelijkheden
zijn. Als ik daar meer duidelijkheid over heb, wil ik daar graag bij de Kamer op terugkomen.
Dan een vraag van de heer Stoffer. Er komen veel producten van lage kwaliteit op de
markt. Hoe ga ik dit aanpakken? Er gelden al allerlei Europese eisen voor producten.
Nieuwe EU-wetgeving zoals de Ecodesignrichtlijn maakt het al mogelijk om beter op
producten, ook van buiten de EU, te controleren. In de recente Europese e-commercestrategie
worden ook maatregelen voorgesteld om toezicht en handhaving op producteisen te versterken.
Deze worden in de komende periode verder uitgewerkt. Op korte termijn worden er in
de EU breed gecoördineerde toezichtacties uitgevoerd. Deze data helpen uiteindelijk
bij het onderzoek naar online marktplaatsen onder de Digital Services Act. Dit helpt
de Commissie om de import beter in beeld te krijgen en beter beheersbaar te maken.
Maar het is wel een complexe situatie.
Ik heb nog twee vragen te gaan, voorzitter.
Dan een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid: hoe staat
het met het gesprek met de zwerfafvalrapers over het verbieden van bepaalde kunststofproducten
in zwerfafval? Het goede nieuws is dat het gesprek met de zwerfafvalrapers staat gepland
in mijn agenda voor 28 april aanstaande. Er wordt ook gesproken over welke verdere
kunststofproducten in de zwerfafvalaanpak aangepakt kunnen worden. Ik kan hun inbreng
dan meenemen bij het verkennen van de verdere maatregelen. Dat hoeft niet altijd een
verbod te zijn, zeg ik daarbij.
De laatste vraag is van mevrouw Wingelaar van NSC: welke maatregelen ga ik nemen om
tot minder SUP te komen of minder zwerfafval? Ik denk dat we goed bezig zijn; dat
heb ik net ook al gezegd. Dan denk ik aan de maatregelen die je in Nederland moet
nemen in het kader van bijvoorbeeld de SUP-richtlijn. Ik denk aan statiegeld, wat
enorm bijdraagt aan minder zwerfval. Ik noemde net de nieuwe Europese Verpakkingsverordening.
Ik doe meer om zwerfafval tegen te gaan, zoals meer bewustmaking over bijvoorbeeld
sigarettenfilters, die gewoon in de prullenbak moeten. We houden de effecten van dit
alles in de gaten met de landelijke monitor zwerfafval. Ik wil eerst zorgen dat al
deze dingen die we hebben ingezet goed gaan en duidelijk zijn, dus concentreer ik
me daar op dit moment op.
Dat is het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er was in ieder geval een interruptie van het lid Kostić en er zijn er
vast meer, ook mevrouw Wingelaar en de heer Boutkan. Lid Kostić, gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Misschien nog eerst even over de uitzondering voor zuivel. In 2023 berichtte het Afvalfonds
overigens dat het prima kon, dat het schoonmaken en zo geen groot probleem was en
dat zij hun statiegeldsysteem helemaal hadden ingericht, ook voor zuivel. Dat was
een bericht uit 2023 van destijds het Afvalfonds. De Staatssecretaris zegt meer te
moeten onderzoeken. Dat hoor ik wel heel veel. Ik zei al dat het in Duitsland prima
gaat. Het klopt dat gemixte verpakkingen een uitdaging zijn, maar dat is niet anders
in Duitsland. Verpact en de Staatssecretaris kunnen met producenten in gesprek gaan
om die verpakkingen bijvoorbeeld aan te passen. Dit allemaal onderzoeken hoeft echt
niet lang te duren. We hebben knappe koppen; CE Delft heeft daar veel ideeën over.
De Staatssecretaris kan ook met Duitsland spreken. Die gesprekken en die bevindingen
kunnen volgens mij prima voor de presentatie van het Programma Circulaire Economie
in september worden afgerond. Kan de Staatssecretaris toezeggen dit in september bij
het nieuwe Programma Circulaire Economie af te ronden en te beslissen, waarbij het
doel echt is dat zuivelproducten worden meegenomen?
Staatssecretaris Jansen:
Heel veel vragen. Ik heb geschetst hoe de situatie in Duitsland is. Ik heb ook aangegeven
waar men in Duitsland tegen aanloopt en wat het verschil is tussen Duitsland en Nederland,
bijvoorbeeld in consumptie. Tegelijkertijd ging de opmerking van het lid Kostić over
blikjes en niet over zuivel. Laat dat heel duidelijk zijn. Nogmaals, ik heb erover
gesproken, ook in het gesprek met Farm Dairy, wat de mogelijkheden zijn. We hebben
ook gekeken wat dit aan winst zou kunnen opleveren. Ze kunnen uiteindelijk een behoorlijk
percentage meehelpen in de 90%-doelstelling die we met z’n allen nastreven. Alleen
lijkt het mij op dit moment niet opportuun om zuivel al daarin op te nemen. Laten
we proberen om eerst de andere bestaande kanalen, dus blikjes, flessen en eventueel
sapflessen, goed vorm te geven en daarna de stap naar zuivel te maken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ga zo door naar de tweede interruptie, maar mijn vraag was of het onderzoek, de
inventarisatie hoe we zuivel kunnen meepakken, kan worden afgerond voor september,
want dan kunnen we het mooi meenemen in het nieuwe programma circulair.
Een andere vraag ging over het statiegeld, de € 0,05 extra. We hebben daar een voorstel
voor ingediend, dat we nu even hebben aangehouden. De Staatssecretaris zegt eigenlijk
over de suggestie van ILT, die dus aan onze kant zit: dat laten we aan ILT over. Ja,
maar het is toch ook aan de Staatssecretaris om dit vervolgens door te zetten en te
omarmen? Is hij daartoe bereid of moeten we die motie dan maar doorzetten om de Staatssecretaris
te helpen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap de vraag die het lid Kostić stelt heel goed. Er is alleen verschil van inzicht
tussen Verpact en de ILT over welke middelen hoe kunnen worden ingezet. Dat wil ik
vooral tussen hen laten, zeg ik heel eerlijk. Dat is de reden waarom ik op deze manier
gereageerd heb. Ik zou het persoonlijk heel jammer vinden dat op het moment dat er
een bonus wordt uitgekeerd van € 0,05 extra, hierdoor minder inzamelpunten gerealiseerd
worden of bepaalde ketens niet hierop kunnen worden aangesloten. Ik ga voor het langetermijnperspectief.
Ik heb liever dat die 5.400 inzamelpunten erbij komen dan dat wij op dit moment € 0,05
extra gaan teruggeven. Maar ik kan daar op dit moment geen inzicht in geven, omdat
ik gewoon niet weet hoe de situatie precies is en hoeveel geld er op de plank ligt.
Ik wil wel benadrukken dat ik daar meer zicht op wil hebben. Dat heb ik ook al neergelegd
bij Verpact. Tegelijkertijd kan een deel wat op de plank ligt al zijn ingezet voor
iets waar ze mee bezig zijn. Als we dat nu op die manier weghalen, komen die 5.400
inzamelpunten misschien in het geding. Dat is iets wat ik zeker niet wil.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Maar dat is toch de wereld op zijn kop, als we weten dat die € 0,05 extra kan helpen
met die inzamelingsdoelen? Dat is toch het doel: dat dat eindelijk wordt gehaald?
En als die € 0,05 extra stopt als dat is gehaald, dan heb je toch gewoon je bonus?
Dit soort beleid zou niet op het gevoel van de Staatssecretaris moeten worden gevoerd,
als we weten dat die € 0,05 extra helpt. Als de ILT, toch een belangrijke adviseur
van de Staatssecretaris, zegt «voer het door», dan snap ik niet waarom de Staatssecretaris
daar nog niet aan wil beginnen.
Staatssecretaris Jansen:
€ 0,05 extra of 5.400 extra inzamelingspunten; dan zegt mijn verstand dat wij kiezen
voor die inzamelpunten. Ik zeg niet dat € 0,05 extra misschien niet gaat helpen, maar
ik vind die 5.400 inzamelpunten nog veel belangrijker met het oog op de langetermijndoelen
die wij nastreven.
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
De Staatssecretaris doet het voorkomen alsof ik uit zijn brief moet lezen wat hij
echt gaat doen. Waarschijnlijk hebben wij een andere definitie van «doen», want ik
bedoel maatregelen nemen. U gaat onderzoek doen naar die zuivelverpakkingen; het lid
Kostić had het er ook al over. Wij vinden dat heel belangrijk, en dat is tweeledig.
Er wordt namelijk ook misbruik van gemaakt. Men stopt wat zuivel in een product en
men ontkomt aan de statiegeldregeling; dat dus. U gaat onderzoek doen naar de innameplicht.
U overweegt de uitzondering op sapflessen. En in uw brief ging u eigenlijk niet in
op de verplichting tot het heffen van statiegeld. Dus wat doet u nu? U doet onderzoeken
en u overweegt de uitzondering op sapflessen. Doe dat gewoon. Dat is eigenlijk wat
ik van u vraag.
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb duidelijk aangegeven welke vier stappen ik neem met betrekking tot statiegeld.
Alleen heb daarvoor wel af en toe onderzoek nodig om te kunnen onderbouwen of het
wel of niet verstandig is. Zonder het onderzoek doen we nattevingerwerk, en dat lijkt
mij niet verstandig. Ik heb heel concreet vier stappen aangegeven in mijn brief. Ik
heb ze net nog eens opgenoemd. Dat is hoe we het aanpakken.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
En de uitzondering op sapflessen? U overweegt het, maar gaat u het ook doen?
Staatssecretaris Jansen:
Ook dat is deel van het onderzoek: gaan we dat wel of niet invoeren op sapflessen?
Ik wil daar op dit moment niet op vooruitlopen. Bij sapflessen lopen we op dit moment
tegen een minder groot dilemma aan dan bijvoorbeeld bij zuivel. Het zou zomaar kunnen
dat die stap wel gezet wordt, maar ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik heb heel duidelijk
aangegeven welke stappen ik zet en dat we daar deels nader onderzoek voor moeten doen.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
De vraag die ik aan de Staatssecretaris stelde, was of hij in samenwerking met de
Speciaal Regeringsvertegenwoordiger Circulaire Economie kan uitzoeken waar de Nederlandse
EU-regels strenger geïnterpreteerd zijn dan wat de rest van Europa doet en of hij
daartoe bereid was. Ik krijg daar dus geen antwoord op. De vraag is gewoon: hoe zit
het nou ... Laat ik het zo zeggen. Ik bestrijd niet de richtlijn die door Europa is
opgesteld. Dat bestrijd ik niet; die staat vast. Het onderzoek gaat erover dat Nederland
daar via de SUP een nadere interpretatie aan heeft gegeven die andere landen niet
hanteren. U vroeg net: nou, noem ze dan maar op. Bijvoorbeeld België hanteert gewoon
de Europese definitie. Italië hanteert de Europese definitie en maakt daarnaast onder
voorwaarden een uitzondering voor biologisch composteerbare materialen. In Duitsland
en Spanje worden dergelijke verpakkingen als papier gepresenteerd. Dus nogmaals de
vraag ... Ik begrijp best dat dit punt heel gevoelig ligt bij uw ministerie, maar
het gaat ons om het gelijke speelveld en de bescherming van de interne markt. Dus
nogmaals de vraag: is de Staatssecretaris bereid om samen met de Speciaal Regeringsvertegenwoordiger
een onderzoek te laten uitvoeren naar deze ongelijkheden binnen de SUP?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik net heel duidelijk aangegeven waar we naar kijken en ook een aantal
voorbeelden van landen genoemd. Dus ja, dat onderzoek gaan we doen. Tegelijkertijd
zeg ik, en dat blijf ik maar benadrukken richting de Kamer, dat de Nederlandse SUP
geen kop is, maar gewoon de invulling van de wettelijke verplichting. Die is letterlijk
overgenomen, letterlijk, woord voor woord.
De heer Boutkan (PVV):
Ja, ze hebben de Europese richtlijn geïmplementeerd, maar daarnaast hebben ze nog
wat toegevoegd. Dat is de crux. Het lijkt wel of we langs elkaar heen praten, maar
dat is dus het punt. Ik kan nu best oplepelen wat is toegevoegd. Dat wil ik best nu
doen, maar waar het om gaat, is dat in de Nederlandse richtlijn is opgenomen dat verf,
inkt en lijm als polymere materialen van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn
uitgesloten als deze geen structureel hoofdbestanddeel van het product vormen. Polymere
coatings en barrières kunnen wel worden aangemerkt als een structureel hoofdbestanddeel
van het product als het product, bijvoorbeeld een drinkbeker of voedselverpakking,
zonder deze barrières niet kan functioneren omdat het dan geen water of vettige substanties
kan vasthouden. Dit betekent dat de toepassing van polymere lakken en/of waterdispersie
in coatingmethodes en drukprocessen onder de reikwijdte van de regeling valt. Daarbij
is nadrukkelijk geen ondergrens gesteld.
De voorzitter:
Bent u ongeveer klaar met de opsommingen, meneer Boutkan?
De heer Boutkan (PVV):
Dat soort dingen zijn er dus naast de Europese richtlijn.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Boutkan (PVV):
Mijn vraag is dan: klopt dat? Als de Staatssecretaris dat blijft ontkennen, dan rest
ons maar één ding en dat is gewoon een motie indienen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, klopt dat?
Staatssecretaris Jansen:
Ik kom hier zo op terug, maar mijn eerste reactie is: dit staat ook letterlijk in
de richtlijn. Maar ik kom daar zeker uitgebreider op terug.
De voorzitter:
Komt u daar in de tweede termijn op terug of aan het eind van de eerste termijn?
Staatssecretaris Jansen:
In de tweede termijn, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Buijsse wil ook een interruptie plegen.
De heer Buijsse (VVD):
Ik wou nog even doorgaan op de UPV’s waar u, denk ik, goed antwoord op geeft. Dat
zeg ik er maar bewust bij. U praat bij de UPV’s over een machtspositie. Dat woord
roept bij mij negatieve associaties op, alsof ze dan te veel macht zouden hebben,
maar ik denk dat de positie van de UPV’s niet te machtig is. Sterker nog, ik denk
dat aan UPV’s misschien nog wel meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden toegevoegd
zouden moeten worden juist om de doelstelling die we allemaal hebben, namelijk in
2050 circulair zijn, te halen. Kunt u toch nog eens verduidelijken wat u daar precies
mee bedoelde? Kunt u toezeggen dat die betere positie voor de UPV’s ook al terugkomt
in het Nationaal Programma Circulaire Economie?
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan dat toezeggen, want ik bedoelde het namelijk net andersom. Ik bedoelde juist
dat de machtspositie soms niet sterk genoeg lijkt te zijn. Dat is precies wat ik bedoelde.
Mogelijk heb ik het te snel uitgesproken. Excuses aan de heer Buijsse. En ja, ik kan
die daar zeker in opnemen.
De voorzitter:
Ik geloof dat de heer Buijsse geheel tevreden is.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik was van niet plan om hier een interruptie aan te wijden, maar nu ga ik het toch
doen. Ik denk dat we Verpact niet kunnen omschrijven als een organisatie zonder macht.
Ik was dus juist heel blij met de opmerking van de Staatssecretaris dat hij voor de
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, ook voor onafhankelijke organisaties,
«een betere samenwerking in de keten» wil. Zo zei hij het letterlijk. Maar nu is het
antwoord op de vraag van de heer Buijsse: nou, nee, het is goed zo. Wij hebben in
onze bijdrage juist gezegd dat aan zo’n producentenorganisatie een onafhankelijke
organisatie toegevoegd zou kunnen worden. Dat is één. Dit is gewoon een opmerking.
Twee. Dit wordt ook een opmerking. Ik vind het heel erg gek dat we hier aan de ene
kant met de heer Boutkan van de PVV eigenlijk allerlei tegenwerkende krachten hebben,
terwijl aan de andere kant een PVV-staatssecretaris zit die niet echt doorpakt op
de vragen van mevrouw Wingelaar. Zij vraagt of de Staatssecretaris niet gewoon een
uitzondering kan maken voor de sapflessen. In de beantwoording mis ik ook gewoon enige
vorm van intonatie en passie, en daardoor kan ik het niet altijd volgen. Ik hoop dat
in de volgende uitleg op vragen ook echt iets van power komt, alstublieft. Het is
geen vraag. Excuus daarvoor. Het zijn opmerkingen.
De voorzitter:
Het zijn opmerkingen; het is geen vraag. Ik weet niet of de Staatssecretaris daarop
wil reageren. Het hoeft niet.
Staatssecretaris Jansen:
Nee, voorzitter. Ik probeer juist feitelijk te antwoorden. Volgens mij is dat het
belangrijkste. Emotie is een ander ding.
De voorzitter:
Dan is dat daarmee gezegd. Ik kijk even rond of er nog meer leden zijn die in dit
blokje willen interrumperen. Zo niet, dan gaan we door met het vierde blokje: textiel.
Staatssecretaris Jansen:
Klopt, voorzitter: textiel. De heer Bamenga van D66 vroeg wat ik ga doen nu de UPV
Textiel het probleem van de groeiende afvalstapel onvoldoende oplost. Een belangrijk
doel van de UPV Textiel is juist om die afvalstapel te verkleinen. Laat dat heel duidelijk
zijn. Producenten zijn daardoor namelijk verantwoordelijk voor hergebruik en voor
recycling van hun textiel. De doelstellingen die daarbij gelden zijn dit jaar ingegaan.
De eerste rapportage vindt plaats in 2026. Het is dus helaas nog te vroeg om conclusies
te trekken. Dat is de situatie op dit moment.
De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid vroeg welke normerende en beprijzende
maatregelen het kabinet gaat nemen met betrekking tot textiel. In het beleidsprogramma
staan onze ambities voor circulair textiel en de maatregelen die nodig zijn om die
ambities waar te maken. De effectiefste maatregelen die uit de onderzoeken naar voren
komen, zijn: het stellen van minimale kwaliteitseisen aan de kleding en tariefdifferentiatie
onder de UPV Textiel. Dit valt ook onder de aankomende Europese wetgeving en wordt
de komende jaren voor textiel uitgewerkt. Een verbod op reclame voor wegwerpproducten
moeten we goed kunnen afbakenen en onderbouwen. Dat is op dit moment nog onvoldoende;
dat kunnen we nu niet. Een mogelijkheid voor een verplichting inzake retourkosten
zijn we wel verder aan het verkennen. Ook gaan we dit jaar verschillende pilots opzetten
om het aanbod van tweedehandskleding in winkels te stimuleren.
Dan een vraag van de heer Stoffer van de SGP. Hij voert trouwens ook het woord namens
de ChristenUnie. Kan tariefdifferentiatie onder de UPV Textiel versneld worden? Het
is in Nederland al verplicht om tariefdifferentiatie toe te passen als dat mogelijk
is. Het wordt waarschijnlijk nog dit jaar voor alle Europese lidstaten verplicht om
een UPV in te voeren voor textiel en schoenen. Ook de regels voor tariefdifferentiatie
worden dan uitgebreid. Ik zeg wel heel eerlijk dat tijd nodig is om deze aanpassing
in Nederland in te voeren. De verwachting is dat deze wijzigingen uiterlijk eind 2027
worden ingevoerd voor de UPV Textiel in Nederland.
Nog een vraag van de heer Stoffer, die hier een beetje mee samenhangt: waarom wachten
we op een wijziging van de Europese regels om schoenen onder de UPV Textiel te brengen?
De herziene Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen wordt waarschijnlijk eind dit jaar
gepubliceerd. Daarmee wordt het voor alle Europese lidstaten verplicht om de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid in te voeren voor textiel en voor schoenen. Wij zouden
schoenen nu al wel aan de UPV Textiel kunnen toevoegen, maar dan moeten we wel in
heel korte tijd twee keer dezelfde wetgeving wijzigen. Volgens mij staat dat niet
in verhouding tot de beperkte tijdwinst die dat oplevert. Dat is de reden waarom wij
alle wijzigingen willen meenemen in één wetgevingstraject.
Een vraag van de heer Bamenga van D66 en mevrouw Koekkoek van Volt, en trouwens ook
van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren, ging over de fastfashionwet. Ik ben
geen voorstander van een aparte ultra-fastfashionwet. Er wordt zowel op nationaal
als op Europees niveau al gewerkt aan verschillende maatregelen op het gebied van
textiel. Voor het beleidsprogramma circulair textiel hebben we verschillende onderzoeken
laten uitvoeren. De effectiefste maatregelen die uit de onderzoeken naar voren komen,
zijn het stellen van minimale kwaliteitseisen en tariefdifferentiatie onder de UPV
Textiel. Ik zei het net al. Dit valt ook onder de Europese wetgeving. Daarnaast zal
het kabinet de mogelijkheden verkennen voor het nemen van maatregelen gericht op retourkosten
en een verbod op reclame voor wegwerpproducten.
Wat gaat het kabinet doen aan de race to the bottom voor textiel? In het beleidsprogramma
circulair textiel staat een visie van het kabinet op de circulaire textielketen. Helaas
bestaat er niet één oplossing waarmee wordt voorkomen dat textiel steeds sneller wordt
afgedankt. Dat zeg ik heel eerlijk. Daarom werken we in het beleid aan verschillende
maatregelen om ervoor te zorgen dat textiel circulair wordt. We richten ons in Europa
bijvoorbeeld op minimale ontwerpeisen, opdat textiel langer meegaat en gemaakt wordt
van gerecycled materiaal. Ook gaan we circulaire keuzes belonen door de tariefdifferentiatie
onder de UPV Textiel verder uit te breiden. Overigens vroeg mevrouw Koekkoek van Volt
daarnaar.
De laatste vraag werd gesteld door de heer Bamenga, het lid Kostić en de heer Stoffer:
komt er een verbod op reclame? Volgens mij heb ik daar net al iets over gezegd. Tijdens
het commissiedebat Circulaire economie van 19 december vorig jaar heb ik toegezegd
te verkennen via welke juridische route een verbod op reclame voor wegwerpproducten
wel mogelijk is. Het zal u niet verbazen dat het instellen van een reclameverbod heel
ingewikkeld is. Je moet het goed kunnen afbakenen én onderbouwen. Momenteel is dat
onvoldoende het geval. Het Ministerie van KGG onderzoekt wel in het kader van het
Klimaatplan wat de overheid nog meer kan doen om duurzame keuzes voor de consument
goedkoper, makkelijker en comfortabeler te maken. Natuurlijk blijft IenW hierbij betrokken.
De voorzitter:
Hiermee zijn we aan het eind van het vierde blokje gekomen. Ik kijk even rond. Zijn
er leden die in dit blokje willen interrumperen?
De heer Bamenga (D66):
Ik ben zelf een beetje in verwarring. Eerst geeft de Staatssecretaris duidelijk aan
dat de afvalstapel een probleem is, maar vervolgens hoor ik allerlei excuses – als
ik het zo mag zeggen – die aangeven waarom de Staatssecretaris vervolgens niet handelt.
Ik begrijp dat werkelijk waar niet. Ik begrijp niet waarom de Staatssecretaris hierin
niet de regie neemt, omdat hij ook gewoon ziet welke problemen er zijn onder andere
vanwege die ultra-fastfashionindustrie. Dus ik vraag nog een keer aan de Staatssecretaris
of hij niet wil wachten tot een eerste rapportage in 2026 om vervolgens te gaan handelen,
maar om dat nu te doen.
Staatssecretaris Jansen:
De doelstellingen zijn dit jaar ingegaan en om nu al bij te sturen zonder dat daar
überhaupt onderzoek naar is gedaan, vind ik te vroeg. Daarnaast willen we volgens
mij ook zorgen voor een Europees gelijk speelveld. Dat zijn allemaal factoren die
meespelen waardoor ik daar op dit moment niet op vooruit kan lopen. Eerst een rapportage
en dan kunnen we het beleid bijstellen waar noodzakelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een volgende interruptie, meneer Bamenga? Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Vervolgens zegt de Staatssecretaris dat hij geen voorstander is van nationale wetten
en verwijst hij naar Europa. Ik merk toch wel op dat de Staatssecretaris dat vaker
doet. Daar waar het gaat om normen die mensen juist kunnen beschermen, die Nederlanders
juist kunnen beschermen, verwijst de Staatssecretaris naar Europa. Volgens mij werkt
dat gewoon heel erg vertragend en ik mis daar toch weer de proactiviteit en de urgentie
vanuit de Staatssecretaris. Waarom weigert de Staatssecretaris ook hier om de regie
te nemen?
Staatssecretaris Jansen:
Dat heeft gewoon puur te maken met effectiviteit. Het is effectiever om zaken Europees
aan te pakken dan alleen in Nederland. Op het moment dat je in Nederland bepaalde
zaken «vooruitlopend op» wilt aanpakken, loop je het risico dat je nationaal beleid
maakt waar misschien een kop op zit waardoor je het voor je sector juist ingewikkelder
maakt. Dat is de reden dat ik iedere keer verwijs naar Europa. Het is effectiever
om in Europees verband restricties aan te brengen of beleid uit te werken met elkaar.
En dat duurt helaas inderdaad langer, omdat het in Europa heel veel lidstaten betreft
die allemaal uiteindelijk op één lijn moeten komen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mag ik eerst vragen naar een gemiste vraag uit dit blokje, voorzitter?
De voorzitter:
Jazeker. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Over effectief gesproken: er liggen twee onderzoeken. Ik noemde ze net al, namelijk
de Verkenning maatregelen vermindering productie en consumptie textiel en het onderzoek
naar prikkels die consumentengedrag beïnvloeden. Daarin staan een aantal aanbevelingen.
Mijn vraag aan de Staatssecretaris was of hij kan toezeggen dat hij al de aanbevelingen
uit de al bestaande onderzoeken overneemt in het nieuwe Nationaal Programma Circulaire
Economie dat in september komt. Want dat is heel concreet en effectief.
Staatssecretaris Jansen:
Concreet. Alle aanbevelingen: nee. Maar we zijn wel aan het onderzoeken hoe we er
zo veel mogelijk kunnen overnemen.
De voorzitter:
Wilde u ook nog een interruptie plegen, mevrouw Kostić?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja.
De voorzitter:
Dat wordt uw laatste. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoop dat we er straks nog meer hebben. Ik vind het jammer. We gaan nog meer onderzoeken.
Deze onderzoeken hebben we juist ingesteld om te komen tot wat nou effectieve maatregelen
zijn. Er komen sommige niet zo effectieve maatregelen uit. Daarvan zeggen de onderzoeken:
die moet je dus niet nemen. Het gaat erom dat de Staatssecretaris de maatregelen die
in het onderzoek als effectief worden beschouwd ten minste meeneemt in het programma
in september. Mijn vraag is of de Staatssecretaris daartoe bereid is. Ik noem dan,
zoals ik net ook al heb gedaan, de circulaire bijdrage van een stimuleringsfonds binnen
een UPV en inderdaad het reclameverbod op ultra-fast fashion, waarvan blijkt dat het
kan. Frankrijk laat het al zien. Het is afgebakend.
Staatssecretaris Jansen:
Wat betreft de tweede vraag heb ik net aangegeven waar ik de haken en ogen zie. Wat
betreft de eerste vraag: u ziet in september vanzelf welke punten we meenemen en welke
niet. Ik wil daar gewoon niet op vooruitlopen. Natuurlijk proberen we zeker laaghangend
fruit dat effectief is mee te nemen daarin. Maar nu zeggen dat we ze allemaal overnemen?
Nee, dat ga ik niet doen. Ik ga kijken hoe we zo veel mogelijk kunnen overnemen uit
die onderzoeken.
De voorzitter:
U mag nog één korte toelichtende vraag stellen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik zou dat misschien wel willen beschouwen als een toezegging. Mijn concrete vraag
was om de aanbevelingen van die drie onderzoeken zo veel mogelijk mee te nemen in
september en daarover terug te koppelen. Als dat dan de toezegging is, is dat prima.
De voorzitter:
Volgens mij zei u dat zojuist, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Ik wil best toezeggen dat ik zo veel mogelijk probeer mee te nemen.
De voorzitter:
Dat wordt genoteerd. Ik kijk even rond of er meer interrupties zijn. Ja, de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga het volgende proberen. De Staatssecretaris heeft het
volgende gezegd over textiel, en dat vind ik heel goed: we hebben een pilot voor het
stimuleren van tweedehands kleding, we gaan onderzoeken of er een verbod kan komen
op wegwerpartikelen, we gaan werken aan een UPV voor textiel met kwaliteitseisen en
tariefdifferentiatie. Goed. Dank u wel. Ik ga dan één toezegging vragen, een concrete
toezegging over iets waarvan ik u vraag om het te gaan doen: laten we proberen om
het gratis terugsturen van producten te verbieden, hier nu met z’n allen. En dat u
gewoon zegt: dat ga ik niet onderzoeken, dat gaan we gewoon doen.
De voorzitter:
De Staatssecretaris gaat natuurlijk zelf over wat hij wel of niet gaat doen. Maar
u kunt de vraag vast beantwoorden, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
De vraag kan ik beantwoorden, voorzitter. Ik heb aangegeven dat we dat verder gaan
verkennen om de simpele reden dat Economische Zaken hierover gaat.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Mevrouw Koekkoek, had u ook een interruptie?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ja. Als we nu gaan turven hoe vaak het woord «onderzoek» terugkomt, begint mij dat
ook wel een beetje te frustreren, temeer omdat dit natuurlijk niet het eerste debat
is dat ooit gevoerd is over de circulaire economie en er al ongelofelijk veel plannen
en ideeën klaarliggen vanuit Europa en andere landen die je over kan nemen. Daarom
wil ik een vraag stellen aan de Staatssecretaris. We voeren dit debat met een reden
vandaag. Waarom krijgen we het niet voor elkaar om hier concreet te worden? Waarom
wordt alles onderzocht? «Onderzoek» en ook «Europa» trouwens mogen nooit schilden
zijn om je achter te verstoppen. Wij mogen hier in politiek Den Haag best onze nek
uitsteken voor zo’n economie als we het er allemaal over eens zijn dat het zo ongelofelijk
belangrijk is, die circulariteit. Dat is een reflectievraag, omdat ik merk dat we
met de concrete vragen niet zo heel veel verder komen.
Staatssecretaris Jansen:
Dat heeft ermee te maken dat wij op het moment dat wij onze nek proberen uit te steken
in een situatie terechtkomen dat onze recyclers het heel lastig hebben ten opzichte
van recyclers in andere landen om ons heen. Dat heeft ermee te maken dat we het risico
lopen op weglekeffecten. Dat is de reden dat we het moeten onderzoeken en dat kost
tijd. Dat is ook precies de reden waarom ik zeg dat je sommige zaken Europees moet
aanpakken. Want anders lossen we hier in Nederland misschien iets op waardoor het
uiteindelijk verplaatst naar Duitsland – en daar worden we helemaal niet blij van
met z’n allen. Dat is de heel simpele reden.
Ik ben het ook met u eens. Ik ben ook niet blij met al die onderzoeken, maar iedere
keer opnieuw worden er nieuwe hele goede vragen gesteld, wordt er gevraagd: kunt u
dat nader onderzoeken? Ja, dat wil ik graag doen, maar soms komt daar wel uit naar
voren dat er nader onderzoek moet plaatsvinden omdat er toch weer dingen uit naar
voren komen die misschien niet zo makkelijk zijn als ze op het eerste gezicht lijken.
Dat is de manier waarop we met elkaar werken. Ik ben het ook met mevrouw Koekkoek
van Volt eens dat het heel goed zou zijn als wij beleid dat wij kunnen voeren ook
daadwerkelijk gaan uitvoeren, maar ik wil er wel heel goed voor waken dat wij niet
hier in Nederland iets doen waar wij uiteindelijk last van hebben in de Europese context.
De voorzitter:
Dank u wel. Wilt u nog een interruptie plegen, mevrouw Koekkoek? Dat wordt uw laatste.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter, dank. Dank ook aan de Staatssecretaris, want dat is een oprechte reflectie
die ik van hem hoor. Ik ben wel van mening – ik vraag me af hoe de Staatssecretaris
daarnaar kijkt – dat een perfecte situatie zonder risico’s niet bestaat. Volgens mij
weten ondernemers dat ook heel goed. We hebben ook te maken met een speelveld dat
überhaupt Europees is. Dus op het moment dat je naar Europa als geheel kijkt en een
gelijk speelveld wil afdwingen, moet je ook naar Europa als geheel kijken in de zin
van de markt. Dus als de Staatssecretaris zegt «we doen hier misschien iets waardoor
je bijvoorbeeld niet in Nederland een nieuw bedrijf krijgt, maar net over de grens»,
mag je denk ik ook de vraag stellen hoe erg dat is voor het totaal, als we kijken
naar de hele keten en de doelen die we gezamenlijk willen bereiken.
Er ligt nu een soort besluiteloosheid over dit debat heen. Volgens mij willen we daarvan
af. Volgens mij vraagt de industrie daar ook om. Als je dan blijft wachten, maandenlang,
op onderzoek, dan ontmoedigt dat eigenlijk van tevoren al. Dan hebben we dadelijk
een onderzoek waaruit een perfecte oplossing blijkt, maar wil eigenlijk niemand meer
in die oplossing stappen. Daar maak ik me heel erg zorgen over. Daar moeten we wel
uit kunnen komen. We hebben maandenlang hier in deze Kamer het debat gehad over dat
de Voorjaarsnota eraan kwam en dat er dan allerlei mooie plannen zouden komen en nu
hoor ik weer: er komt een onderzoek, dat komt misschien in september. Het haalt volgens
mij de fut en de energie uit de maatschappij weg, terwijl we die juist heel erg hard
nodig hebben en ook hier allen waarderen. Hier is geen discussie over.
Ik hoop dat de Staatssecretaris nog voor het eind van dit debat met wat meer concreetheid
komt over wat we op dit moment kunnen bereiken, zodat iedereen die hiernaar luistert
er iets mee kan. Anders hebben we dit debat voor niks gevoerd.
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik beginnen met de makkelijkste: nul procent risico bestaat niet. Dat weten ondernemers
ook. Die gaan ook uit van een gezond ondernemersrisico. Maar dat is dan wel een afweging
die zij maken, onderbouwd met feiten. Ik zeg tegelijkertijd wel dat het niet zo kan
zijn dat wij door ons beleid het risico plotseling vergroten waardoor ondernemers
in een situatie terechtkomen waar zij last van hebben. Laten we kijken naar het totaalplaatje,
naar de koplopers in de circulaire economie. Volgens zijn we allemaal, is iedereen
hier in de zaal van mening dat we meer circulair moeten. Ook ik. Ook de voorzitter.
Iedereen is dat van mening. Maar je moet wel voorkomen dat je koplopers omvallen doordat
wij op de troepen vooruitlopen. Het is goed dat wij op een aantal terreinen gidsland
zijn, dat wij laten zien hoe het kan, maar tegelijkertijd moet je niet te ver vooruitlopen.
Want dan kom je in situaties terecht zoals die waar we nu in zitten, dat je bedrijven
hebt die omvallen en dat wij gaan proberen om die te helpen met een overbruggingslening
of op een andere manier. Dat is het dilemma waarmee wij iedere keer zitten. En ja,
ik ben het met u eens. Er is heel veel positieve energie. De speciaal gezant, Steven
van Eijck, barst van de energie. Dat is super. Dat is mooi. Dat is goed. Dat wil ik
ook vasthouden, maar tegelijkertijd moet ik wel kijken naar het totaalplaatje en dat betekent
dat we af en toe inderdaad meer onderzoek nodig hebben om de juiste besluiten te nemen
voor de langere termijn. Ik snap dat dat heel frustrerend is en dat dat mevrouw Koekkoek
niet altijd tot tevredenheid zal stemmen, maar het is wel de situatie zoals die is.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Gabriëls heeft ook een interruptie. Dat is ook uw laatste.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik vroeg net: laten we nou op dat ene punt, namelijk dat gratis terugsturen van producten,
wat gaan doen. Toen was het antwoord van de Staatssecretaris «ja, maar ja, daar ga
ik niet over, daar gaat mijn collega over» of iets dergelijks. Dan probeer ik het
gewoon nog een keer, gewoon om maar iets concreets voor elkaar te krijgen vandaag.
U had kunnen zeggen: ik ga met mijn collega spreken en ik ga er alles aan doen om
na het meireces, direct na het meireces, hier met een terugkoppeling van dat gesprek
te komen. Dus gewoon heel concreet. Kunt u dat dan op z’n minst toezeggen? Want, eh ...
Kunt u dat dan toezeggen?
Staatssecretaris Jansen:
Voor mij was dat een vanzelfsprekendheid. Het ligt bij mijn collega, dus ga ik het
gesprek met hem aan. Dus dat kan ik moeiteloos toezeggen aan de heer Gabriëls.
De voorzitter:
Ik ga ervan uit dat de Kamer dan geïnformeerd wordt, teruggekoppeld wordt over dat
gesprek.
Staatssecretaris Jansen:
Ik zal terugkoppelen naar de Kamer als ik dat gesprek heb gehad met mijn collega om
te kijken wat hierin mogelijk is.
De voorzitter:
En even voor de tijdsperiode: dat wordt dan uiterlijk eind mei?
Staatssecretaris Jansen:
Laten we zeggen eind mei. Laten we dat aanhouden.
De voorzitter:
Die toezegging heeft u binnen, meneer Gabriëls. Ik kijk even rond. Zijn er nog verdere
interrupties op dit blokje? Nee. Dan gaan we door met het laatste blokje, overig.
Dat was het allerlangste, begreep ik. We gaan het zien.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Laat ik even op één onderdeel terugkomen, namelijk die printplaten van
het bedrijf waar de heer Buijsse en de heer Gabriëls op bezoek zijn geweest. Het was
een werkbezoek dat u heeft afgelegd. U hoort daar net als ik vaak over kansen en uitdagingen
voor behoud van grondstoffen in Nederlandse ketens. We zijn het allemaal met elkaar
eens: het is zonde als materialen, kritische materialen, naar buiten de EU worden
verplaatst. Denk bijvoorbeeld aan de materialen die in de printplaten uit dit voorbeeld
zitten. Circulaire innovaties kunnen bijdragen aan het zeker stellen van onze behoeften
aan kritieke materialen. De strategische onafhankelijkheid is van belang. Dat kun
je op z’n minst doen door grondstoffen die al zijn gewonnen en verwerkt hoogwaardig
in de keten te behouden. De speciale vertegenwoordiger Allard Castelein en ook de
heer Steven van Eijck, die trouwens in de zaal is aangeschoven – u kent ze waarschijnlijk
beiden goed – trekken daarom ook samen op in dit traject om kansen te identificeren
en te verzilveren, ook in EU-verband. Als die kansen acties van de regering vragen,
wil ik daar heel graag mee aan de gang. Ik ben concreet richting de heer Gabriëls
en de heer Buijsse over dit voorbeeld. Ik zat te klapperen met mijn oren. Dit kan
niet waar zijn, juist vanwege de strategische belangen die hier een rol spelen.
Een vraag van de heer Stoffer, SGP. Wat is de stand van zaken van de afgifteplicht
voor apparaten en hoe ik ga ik voorkomen dat dit hergebruik en reparatie insnoert
en er meer apparaten onnodig door de shredder gaan? De afgifteplicht zorgt ervoor
dat alle afgedankte apparaten juist worden ingezameld en op de juiste manier worden
verwerkt. Deze apparaten verdwijnen nu nog te vaak in het grijze circuit of in de
verkeerde afvalstromen. De afgifteplicht geldt alleen voor apparaten die afval zijn,
dus niet voor apparaten die worden aangeboden voor reparatie of hergebruik. Ook na
de verplichte afgifte kunnen apparaten weer klaargemaakt worden voor hergebruik. De
afgifteplicht belemmert reparatie en hergebruik dus op geen enkele wijze. Ik verwacht
dat de afgifteplicht voor de zomer met de Kamer gedeeld kan worden.
De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid vroeg of ik bereid ben een verbod
in te voeren op het vernietigen van onverkochte elektronica met garantie. Helaas zijn
we ook hierbij bezig met een Europees verbod, omdat dat het meest effectief is. Er
zijn ook juridische haken en ogen aan een nationaal verbod. Vanaf juli dit jaar moeten
producenten rapporteren wanneer zij onverkochte producten willen vernietigen. Deze
rapportageverplichting geldt ook voor elektronicaproducenten. In de Europese Ecodesignwetgeving
staat al dat de Europese Commissie de komende jaren een vernietigingsverbod voor onverkochte
elektronica moet overwegen. Dit doet de Commissie aan de hand van de verzamelde data.
Nog een vraag van de heer Gabriëls: hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het aanpassen
van de UPV-systematiek om herbruikbare producten te bevorderen bij elektronica, bijvoorbeeld
via tariefdifferentiatie? Bij het ontwikkeltraject voor de UPV onderzoekt het kabinet
de mogelijkheden om circulariteit, waaronder reparatie en hergebruik, meer te stimuleren.
Tariefdifferentiatie is daarvoor ook een mogelijkheid. Per productstroom verschilt
wat de beste maatregelen zijn. Voor apparaten zet ik in Europees verband in op meer
hergebruik en reparatie, maar ook op refurbishment. Dit doe ik onder andere via de
geplande herziening van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
De Europese Commissie zal hier eind volgend jaar een voorstel voor presenteren. Na
de zomer informeren wij de Kamer over de stand van zaken van de doorontwikkeling van
de UPV en over de verdere planning.
Nog een vraag van de heer Gabriëls: is de Staatssecretaris bereid meer te communiceren
dat het garantiesysteem van apparaten gekoppeld is aan de levensverwachting van het
apparaat, specifiek met betrekking tot elektronica? Volgens mij moeten zowel producenten
als verkopers nu al duidelijk naar consumenten communiceren over de wettelijke garantie.
De Europese richtlijn voor betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten verplicht
ook om consumenten te informeren over de duur van de wettelijke garantie. Die wetgeving
treedt in september 2026 in werking. Ook wordt er een Europees label voor garantie
ontwikkeld, dat handelaren zichtbaar moeten plaatsen in de winkel of op de website.
De richtlijn verplicht handelaren om consumenten ook te informeren als er bijvoorbeeld
ook een langere fabrieksgarantie is naast de wettelijke garantie. Hiervoor wordt een
speciaal etiket ontwikkeld dat makkelijk herkenbaar is voor consumenten. Dit zal binnenkort
bijvoorbeeld gaan gelden voor mobiele telefoons. Dat komt ook vrij veelvuldig voor.
Een vraag van mevrouw Koekkoek van Volt: welke goede voorbeelden van landen om ons
heen gaan wij overnemen? Natuurlijk kijk ik ook naar de landen om ons heen. Ik ga
kort in op twee door mevrouw Koekkoek genoemde voorbeelden. We zijn bezig met het
onderzoek of en hoe we een reparatiebonus kunnen invoeren in Nederland. Dat verwachten
we dit jaar af te ronden. Hierbij wordt ook gekeken naar de ervaringen met bestaande
systemen, zoals in Frankrijk, maar ook in Oostenrijk. Twee. We gaan natuurlijk ook
proberen om de vernietiging van onverkochte producten tegen te gaan. Voor textiel
geldt al een EU-verbod. De Ecodesignregels verplichten producenten om vanaf juli dit
jaar te rapporteren over de vernietiging van allerlei onverkochte producten. Die informatie
gebruikt de Europese Commissie om na te gaan of er ook een vernietigingsverbod moet
komen voor andere productgroepen dan textiel. Ik pleit wat dat betreft voor uitbreiding
van het Europese vernietigingsverbod met meer productgroepen.
De heer Stoffer had een vraag over circulair staal: «In plaats van een keuze voor
circulair staal wordt bij de aanbesteding vaak gekozen voor de laagste prijs. Hoe
gaan we dit oplossen met elkaar?» Ik bereid op dit moment regelgeving voor om te zorgen
dat in de aanbestedingen vanuit Infrastructuur prestatie-eisen worden gesteld aan
de meest impactvolle materialen in de bouw. Denk aan beton, staal en asfalt. Door
deze maatregelen wordt de milieu-impact van de infrasector verlaagd en wordt circulariteit
gestimuleerd. Voor de woningbouw bestaat ook al soortgelijke regelgeving. Het bedrijfsleven
en medeoverheden, maar ook de staalsector hebben aangegeven graag eenduidigheid in
aanbestedingen van infra te krijgen, zodat een perspectief ontstaat om te investeren
in verduurzaming, maar ook circulariteit. Momenteel besteden partijen hier op verschillende
manieren aandacht aan. Dat veroorzaakt onduidelijkheid, en volgens mij is dat onwenselijk.
Nog een vraag van de heer Stoffer: komt er een ketenplan voor metaal om te voorkomen
dat er nog meer schroot naar Azië wordt geëxporteerd? Europa zet zich volgens mij
keihard in op de versterking van staalproductie in de EU en op een circulaire en schone
staalproductie, door steeds meer staal te maken van schroot in plaats van primaire
grondstoffen zoals ijzererts. De Commissie wil via de Circular Economy Act het hergebruik
van metaal ook stimuleren. Ook recycling en recyclebaarheid van staal en metaal zullen
met wetgeving worden gestimuleerd. De Commissie heeft ook een actieplan voor staal
en metaal gepresenteerd, gericht op het versterken van de concurrentiekracht van de
Europese staal- en metaalindustrie. Een onderdeel hiervan is het stimuleren van de
vraag naar schroot. De Kamer wordt via het BNC-fiche nader geïnformeerd over het standpunt
van het kabinet. Zeer zorgwekkende stoffen zijn overigens, zeg ik ook richting de
heer Stoffer, geen belemmering voor metaalrecycling. Bij hele hoge temperaturen van
gesmolten staal worden namelijk de meeste ZZS afgebroken. Alleen ZZS-metalen zoals
lood en chroom-5 worden niet afgebroken, maar daar is de staalindustrie al op ingesteld.
De heer Buijsse van de VVD vroeg of ik meer kan vertellen over de voortgang van het
gebruik van CO2-neutraal beton. Het gebruik van CO2-neutraal beton komt langzaam op gang, onder andere dankzij innovaties zoals geopolymeerbeton
en het hergebruik van gerecyclede materialen. Ik zeg wel: brede toepassing is nog
zeer beperkt. Beton is een van de meest impactvolle materialen in de bouw. Er is op
het gebied van circulariteit, CO2 en milieu volgens mij dan ook heel veel winst te behalen op dit materiaal. Het bedrijfsleven
en de medeoverheden hebben mij ook gevraagd om milieuprestatie-eisen te stellen aan
beton bij aanbestedingen van infra. Daar zijn we nu regelgeving voor aan het voorbereiden.
Volgens mij ontstaat zo ook een perspectief voor de markt om te investeren in verduurzaming
en krijgen overheden het voor elkaar om minder vervuilend beton in te kopen.
De heer Bamenga, D66: kan de Staatssecretaris toezeggen te investeren in een landelijke
campagne om bewustzijn rond afvalinzameling te vergroten? Gemeenten zijn natuurlijk
primair verantwoordelijk voor de afvalinzameling van huishoudens. Ze maken beleid
op basis van de lokale context. Dit kan wel leiden tot verschillend inzamelbeleid
tussen verschillende gemeenten. Gemeenten moeten dus ook zelf communiceren over hoe
ze dat doen. Inwoners moeten daar dan naar handelen. Het is dus niet mogelijk om op
landelijk niveau te communiceren over afvalscheiding. We zijn momenteel wel aan het
onderzoeken of het mogelijk is om de afvalinzameling in Nederland te standaardiseren.
Dit onderzoek wordt voor de zomer naar de Kamer gestuurd. Op dit moment is de situatie
dat iedere gemeente dat zelf kan inrichten.
Een vraag van de heer Buijsse, VVD: hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen betere
voorlichting vanuit de UPV’s over garantietermijnen en meer kwalitatieve ontvangst
op de milieustraat? Onder de UPV-wetgeving zijn er al verplichtingen voor producenten
om consumenten voor te lichten over afvalinzameling. Producenten en verkopers moeten
nu al goed en duidelijk communiceren over de garantietermijn. Dat betoogde ik net
ook al. Ik vind het wel een interessant idee om ook te verplichten dat door producentenorganisaties
gecommuniceerd wordt over garantie. Dit neem ik graag mee in het doorontwikkeltraject
voor de UPV. Voorlichting over inzameling bij milieustraten is iets lastiger. Dit
moeten de gemeenten namelijk doen; die bepalen hoe er bij een milieustraat wordt ingezameld.
Ik ondersteun hen daar wel bij, bijvoorbeeld met het uitvoeringsprogramma Van Afval
Naar Grondstof, VANG, maar ook met handreikingen over voortgezet gebruik en over wanneer
iets wel of geen afval is. Op die manier probeer ik daar dus wel sturing aan te geven.
Maar uiteindelijk gaan ze daar zelf over.
Mevrouw Koekkoek van Volt zei dat circulaire economie complex is. Uw concrete vraag
ging over duidelijke doelen en of we de verantwoordelijkheid van producenten niet
kunnen uitbreiden naar het ontwerpstadium. De transitie naar een circulaire economie
is zeker complex. Dat is natuurlijk ook de reden waarom we het Nationaal Programma
Circulaire Economie hebben. Richting en realistische en ambitieuze doelen zijn nodig
om de transitie vorm te geven en bedrijven en medeoverheden meer perspectief te bieden,
evenals handvatten bij de uitvoering. Deze doelen zullen onderdeel worden van het
geactualiseerde NPCE. Producenten kennen vaak al een UPV. De verantwoordelijkheid
van die producentenorganisaties is daarin beperkt tot het afvalbeheer. Naast deze
UPV’s is daarom productbeleid nodig om te zorgen voor circulair ontwerp, zoals de
Ecodesignrichtlijn voor veel producten al doet.
De heer Bamenga: welke stappen worden er gezet om explosies van lachgascilinders tegen
te gaan? Ik ben een keer op bezoek geweest bij een batterijverwerker. Die gaf ook
aandacht aan deze problematiek. Wij zetten primair in op het voorkomen van het gebruik
van lachgas en op handhaving. Momenteel zijn wij bezig met de aanbesteding voor een
pilot met innovatieve technieken voor de detectie van lachgascilinders, zodat die
uit het afval kunnen worden verwijderd voordat die problemen veroorzaken. Nog een
vraag van de heer Bamenga: kan de Staatssecretaris statiegeld heffen op vapes, om
explosies tegen te gaan? Ik herken natuurlijk de schadelijke effecten wanneer vapes
verkeerd worden weggegooid. Heffen van statiegeld lijkt mij echter niet het juiste
instrument. De Kamer heeft een motie aangenomen om wegwerpvapes te verbieden. Statiegeld
heffen op illegale producten is überhaupt niet mogelijk. Het zou ook kunnen leiden
tot het statiegeldrapen van vapes, misschien ook wel door kinderen. Volgens mij is
dat niet iets wat we zouden moeten willen. Dat vindt mijn collega van VWS ook. Wij
kijken dus naar andere oplossingen. Wij zijn in overleg met VWS en met de Stichting
OPEN over welke oplossingen er mogelijk wel zijn.
Het lid Kostić van de Partij voor de Dieren vroeg hoe ik reageer op het negatieve
advies van de Commissie m.e.r. en of we het Circulair Materialenplan aan een onafhankelijke
commissie gaan voorleggen om dat te laten toetsen op het gebied van milieu en gezondheid.
Ik heb het onafhankelijke advies van de Commissie m.e.r. vorige week mogen ontvangen.
Zij hebben gekeken naar de milieueffectrapportage en hebben hierbij ook het thema
gezondheid meegenomen. Het grootste deel van het commentaar van de Commissie m.e.r.
gaat over de reikwijdte van de milieueffectrapportage. Volgens hen is die te smal
gekozen. Hierover verschil ik van mening, zeg ik heel eerlijk, want in lijn met het
Besluit MER is in de rapportage door de externe onderzoekers alleen gekeken naar de
kaderstellende onderdelen van het Circulair Materialenplan, de toetsingskaders. Ik
zal het advies van de commissie goed bestuderen en in de reactienota hierop reageren.
Waar nodig zal ik ook het Circulair Materialenplan hierop aanpassen.
Ik ben bijna aan het einde, voorzitter. Ik heb nog vier vragen. Nog een vraag van
het lid Kostić: hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat met het Circulair Materialenplan
vervuilende stoffen worden hergebruikt en verspreid? Dit is volgens mij staande praktijk.
Als er te veel zeer zorgwekkende stoffen in een afvalstof zitten, moet volgens de
minimumstandaard het materiaal worden vernietigd of moeten de zeer zorgwekkende stoffen
eerst verwijderd worden uit dat materiaal. Bij recycling moet een recyclaat aan dezelfde
stoffennormen voldoen als primair materiaal. Als dit niet kan, kan het materiaal geen
einde-afvalstatus krijgen. Vervuilende stoffen komen dus niet als secundaire materialen
terug in de economie.
De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid vroeg of ik wil toezeggen om
hergebruik te verankeren als voorkeurroute in het Circulair Materialenplan, boven
recyclaat. Dit is al het geval. In het CMP wordt de afvalhiërarchie als basis genomen,
zoals dat overigens wettelijk is vastgelegd. Deze hiërarchie zegt: hergebruik is meer
wenselijk dan recycling.
Mevrouw Koekkoek van Volt vroeg of ik meer ketenplannen wil ontwikkelen binnen het
Circulair Materialenplan. Ja, dat gaan we zeker doen. We hebben ons nu moeten beperken,
want we kunnen niet alles tegelijk aanpakken. Maar de ervaringen die we hebben opgedaan
met deze eerste ketenplannen, kunnen we na vaststelling van het CMP toepassen op de
volgende ketenplannen. Dit doen we overigens ook samen met de gebruikers van het Circulair
Materialenplan. We kijken onder andere naar stromen waar maatschappelijke en politieke
aandacht voor is, stromen met een zeker volume en stromen waarbij we kunnen aansluiten
bij reeds ingezette beleidsontwikkelingen, waaronder prioriteiten uit het Nationaal
Programma Circulaire Economie.
Dan de laatste vraag, voorzitter, van de heer Stoffer, van uzelf. Die ging over de
vochtige doekjes. Ik ben heel blij met uw vraag, meneer Stoffer. Het geeft mij namelijk
de gelegenheid om dit punt nogmaals te benadrukken. Er is geen moment sprake geweest
van nationale maatregelen ten aanzien van die vochtige doekjes. Het kabinet wil graag
Europees pleiten voor het beperken van maatschappelijke kosten die veroorzaakt worden
door plastic en vochtige doekjes. Maar ik pleit niet meer voor een verbod, omdat de
Kamer mij dat in meerderheid heeft verzocht.
De voorzitter:
Ik zou bijna de neiging hebben om te reageren, maar dat kan niet als voorzitter. Dan
moet ik het voorzitterschap eerst even overgeven. Ik ga even rondkijken om te zien
of er leden van de commissie zijn die willen interrumperen. Een aantal mensen kunnen
dat nog doen. Meneer Buijsse, uw laatste interruptie.
De heer Buijsse (VVD):
Ik zit even te twijfelen. Ik heb eigenlijk twee vragen, maar ik mag er maar eentje
stellen. Ik ga toch voor de UPV’s, het doorontwikkeltraject dat u heeft geschetst.
Het is goed dat u dat doet. Kunt u een kleine projectie geven van wat er op ons als
Kamer afkomt? Kunnen wij daarin meedenken of kunnen wij reageren?
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap uw vraag, want er wordt heel veel aangegeven. Ik ga met een brief komen, vlak
na de zomer. Dan kunt u daarin het overzicht zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Wingelaar. U heeft ook nog één interruptie.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dan ook even over de UPV’s. Ik kijk ook meteen even naar mijn collega. Er was net
even wat verwarring in het debatje tussen u tweeën over macht en tegenmacht. Er zijn
twee moties ingediend over gelijkwaardigheid in UPV’s: één door Hagen en één door
Mulder, medeondertekend door een zekere meneer Haverkort. Die laatste is een bekende
van u, denk ik. Ik ga er toch van uit dat de Staatssecretaris het bij die aangenomen
moties houdt en nog achter de inhoud daarvan staat, maar ik wil dat echt gecheckt
hebben.
Staatssecretaris Jansen:
Die moties zijn beide aangenomen. Ik kijk met name naar de rol en de maatverdeling
tussen producentenorganisaties en andere ketenpartijen. We kunnen op dit moment nog
geen keuze maken over hoe die precies moeten worden ingevuld. Dit komt onder andere
terug in de doorontwikkeling van de UPV. Dat is de brief die ik net ook richting de
heer Buijsse noemde, die vlak na de zomer zal komen.
De heer Boutkan (PVV):
Ik vroeg mij af of dit het laatste blokje was, want ik heb nog een paar vragen openstaan,
waar ik geen antwoord op heb gekregen. Ik weet niet of het – ik zal niet zeggen «willens
en wetens» – bewust of onbewust is gebeurd, maar ik heb ze nog wel openstaan.
De voorzitter:
Hoeveel vragen heeft u openstaan, meneer Boutkan?
De heer Boutkan (PVV):
Vijf.
De voorzitter:
Dat is wel heel veel!
De heer Boutkan (PVV):
Ja, daar kan ik niks aan doen!
De voorzitter:
Kun u ze heel kort, staccato, benoemen? Dan geldt het als één interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
Ik ga mijn best doen. Ik had een drietal vragen gesteld naar aanleiding van de circulaireplasticsnorm.
Zou het ministerie, naast herbruikbaar, niet beter recycling, hoogwaardig, als uitgangspunt
kunnen en moeten hanteren? Welke belemmeringen ziet de Staatssecretaris binnen de
circulaire economie voor een haalbaar, betaalbaar en realistisch beleid? Is het de
Staatssecretaris bekend dat er met de invoering in 2027 een extra administratievelastendruk
wordt opgelegd aan het bedrijfsleven? Dat was een apart kopje van mij, voordat ik
begon met mijn pepermuntjes.
De voorzitter:
Dit zijn er drie van de vijf?
De heer Boutkan (PVV):
Ja, dit zijn er drie van de vijf.
De voorzitter:
En de andere twee?
De heer Boutkan (PVV):
Dan de andere twee. Hoe kan het nou dat het bewuste pepermuntje, dat wordt geëxporteerd
naar twintig landen, waaronder veel Europese landen, alleen in Nederland wordt gezien
als plastic en in andere Europese landen niet? Dat was mijn vierde vraag. En de laatste
vraag was: is het nou papier of plastic? Dat zijn ze.
De voorzitter:
Volgens mij heeft de Staatssecretaris op de vierde en de vijfde vraag geantwoord.
Die eerste drie kan ik mij niet herinneren. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik daar om veiligheidsredenen in de tweede termijn op terugkomen.
De voorzitter:
Dat mag. De heer Boutkan zal dat ongetwijfeld geen probleem vinden.
Staatssecretaris Jansen:
Maar ik ben inderdaad ingegaan op die vierde vraag. Ik zei daarna ook nog dat ik uitkijk
naar de reactie van de heer Boutkan daarop.
De voorzitter:
Zeker. U heeft nog één interruptie over, meneer Boutkan. Wilt u die gebruiken? Dat
hoeft niet.
De heer Boutkan (PVV):
Nou, het is dat u zo aandringt, voorzitter. Het is bijna Pasen, hè!
De voorzitter:
We stoppen gewoon om 14.30 uur.
De heer Boutkan (PVV):
Ja, daarom. Ik kom toch even terug op die SUP. Ik begreep dat de Staatssecretaris
daar in de tweede termijn wat uitgebreider op terugkomt. Mijn advies aan de Staatssecretaris
is: kijk nog eens heel goed naar de definities van «kunststof» en dergelijke, zoals
die in de richtlijn zijn opgenomen, en naar de uitzonderingen. Daar komen geheid vragen
over.
De voorzitter:
Volgens mij is dit geen vraag, maar een aanmoediging aan de Staatssecretaris.
De heer Boutkan (PVV):
Nee, dit is geen vraag.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik aangegeven dat wij zo gaan kijken in hoeverre de Nederlandse regelgeving
afwijkt van de Europese. Volgens mijn informatie is er geen afwijking. Maar goed,
dat ga ik nog even dubbelchecken.
De voorzitter:
U komt daar in de tweede termijn op terug. Ik zag de heer Bamenga ook nog. Dat wordt
de laatste interruptie.
De heer Bamenga (D66):
Het was meer voor de duidelijkheid. Volgens mij heb ik aan het einde nog twee toezeggingen
gekregen, maar ik wel het graag gecheckt hebben. De ene ging over lachgascilinders,
namelijk dat er door de Staatssecretaris wordt gekeken naar allerlei technieken voor
detectie, voordat ze problemen veroorzaken. Wanneer kunnen we daar iets op verwachten?
De tweede ging over welke oplossingen mogelijk zijn bij de ontploffingen van vapes.
Ik heb zelf wat oplossingen aangedragen, maar de Staatssecretaris denkt aan andersoortige
oplossingen en zou daarop terugkomen. Ook daarbij is de vraag: wanneer?
Staatssecretaris Jansen:
Hier was ik al bang voor. Na de zomer. Laat ik zeggen: zo snel mogelijk na de zomer.
Dan houd ik het wat meer afgebakend richting de heer Bamenga.
De voorzitter:
Dat is een wat rekbaar begrip natuurlijk. Kunnen we concreet daar 1 oktober van maken?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is heel ver na de zomer, maar goed, dan doen we 1 oktober.
De voorzitter:
In mijn optiek eindigt de zomer op 19 september of 21 september.
Staatssecretaris Jansen:
Het weer gaat soms wat anders met ons om, maar inderdaad, laten we 1 oktober als deadline
nemen.
De voorzitter:
Als het kan, reageert u in september, begrijp ik.
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb net volgens mij 1 oktober horen noemen door mezelf.
De voorzitter:
Ja, dus dat wordt uiterlijk eind september. We zijn het erover eens, denk ik. Wij
gaan door met de tweede termijn. We hebben nog ongeveer een half uur. U heeft maximaal
1 minuut 40 voor de tweede termijn. U mag daar natuurlijk binnen blijven. Dat is aan
uzelf. De tijd die overblijft, is er nog voor de beantwoording, want om 14.30 uur
gaan we echt afronden. Het woord is aan meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou allereerst een tweeminutendebat willen aanvragen. Verder
zeg ik in ieder geval dank voor de toezeggingen, ook al zijn sommige heel ver weg.
1 oktober, hoor ik. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat toch wil heroverwegen en dat
wellicht voor 1 september zou willen doen. Verder herhaal ik wat ik al eerder zei
en wat ik ook van uw voorganger hoorde: het gaat om heel veel onderzoek, terwijl de
sector, de mensen en de natuur gewoon om actie vragen. Dus ik hoop echt wel dat er
veel meer actie gaat komen, juist omdat wij het met z’n allen ontzettend belangrijk
vinden dat we met circulaire economie verdergaan.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Goed dat de Staatssecretaris op zoek gaat naar extra geld voor circulaire
economie en dat hij ziet dat het cruciaal is voor onze veiligheid. Hij noemt dat consequent
en duidelijk zijn nodig is. Laat dat een boodschap zijn voor de partijen die de afgelopen
maanden voor onzekerheid hebben gezorgd door moties in te dienen die voor achteruitgang
zorgen. Ik zie alleen nog geen extra actie van de Staatssecretaris zelf, terwijl de
Staatssecretaris een breed draagvlak heeft om door te pakken. De Staatssecretaris
is bang om voorop te lopen in verband met onze bedrijven, zei hij, maar bedrijven
vragen juist om voorop te lopen. Dat is goed voor de Nederlandse mkb’er. Ik verwijs
naar het manifest en de oproep van grote bedrijven en MVO Nederland, waar de Staatssecretaris
nog op moet reageren. Luistert de Staatssecretaris naar deze oproep? Wat doet hij
ermee?
Graag een toezegging dat met het nieuwe Nationaal Programma Circulaire Economie in
september ook een onafhankelijke toetsing door bijvoorbeeld PBL wordt gedaan, waarmee
wordt aangetoond dat met het programma de doelen wel zullen worden gehaald en het
budget ook toereikend is. Anders weten we niet zo goed hoe we dat programma in september
kunnen beoordelen.
Ik vraag de Staatssecretaris om zijn onderzoek naar het opnemen van sappen en zuivel
onder de statiegeldplicht met CE Delft en Duitsland te bespreken en hierover, inclusief
het besluit hierover, uiterlijk te berichten bij het Programma Circulaire Economie
in september. Dan hebben we namelijk ook gewoon een deadline.
Dan over fast fashion. Ik zie een breed draagvlak in de Kamer voor maatregelen in
de richting waarin Frankrijk die ook neemt. Uit al gedane onderzoeken blijkt invoering
van een bijdrage aan een stimuleringsfonds voor circulair textiel plus een reclameverbod
voor specifiek ultra-fast fashion juridisch mogelijk en effectief. De Staatssecretaris
had het over de ingewikkeldheid van een verbod op ...
De voorzitter:
Lid Kostić, u zit op 1 minuut 40. Kunt u afronden?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja. Die ingewikkeldheid zit hem vooral op wegwerpproducten in het algemeen, maar specifiek
op ultra-fast fashion. Daar is al voldoende over bekend. Daarom stel ik de vraag aan
de Staatssecretaris om daarop door te pakken en ook de vraag of hij in Europa wil
pleiten voor een verbod op Aziatische ultra-fast fashion op de Europese markt.
De voorzitter:
Punt.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Onze aangenomen motie betreft een onafhankelijk onderzoek
naar de daadwerkelijke duurzaamheid van bekers met een plastic coating ten opzichte
van de herbruikbare bekers. Staat de Staatssecretaris ervoor open bij dit onderzoek
ook te kijken buiten de geijkte kaders van bureaus die kind aan huis zijn op het ministerie?
Voorzitter. Dan nu het zwerfafval, zoals dat ook is geregeld in de UPV. De Staatssecretaris
heeft in een brief geschreven dat de vergoeding, de compensatie, naar de gemeentes
voorlopig vooruit wordt geschoven. Maar die gemeentes zitten al twee jaar te wachten
op die compensatie, op die vergoeding. Die maken wel kosten. Graag een antwoord van
de Staatssecretaris op de vraag binnen welke termijn gemeentes nu duidelijkheid krijgen
over de gemaakte kosten vanuit de UPV Zwerfafval.
Voorzitter. De brief van de Staatssecretaris met betrekking tot het Landelijk Afvalbeheerplan
en de aanpak van afvalverbranding in Nederland stelt de PVV niet gerust. Is de Staatssecretaris
bereid om een scenariostudie uit te laten voeren naar de benodigde capaciteit, rekening
houdend met bijvoorbeeld samenwerking, betaalbare stadsverwarming, CO2-afvang en nascheiding? Nu wordt er vooral ingezet op de afbouw van vuilverbranders
onder het mom van het verminderen van CO2. Maar er is slechts een overcapaciteit van 4,4%. Er hoeft maar een oven uit te vallen
en we zitten dik in de shit, op z’n Hollands gezegd, oftewel in de s-t-r-o-n-t. Ziet
de Staatssecretaris kans om de circulaire plastic-heffing voordat deze wordt uitgevoerd
nader te onderzoeken om te kijken wat de gevolgen zijn als deze wordt neergelegd bij
de afvalverbrandingsinstallaties? Ga in overleg met de sector, bijvoorbeeld bij de
Plastic Tafel.
Voorzitter. Vorige keer heb ik ook al gevraagd hoe het nou precies zit met de luiers
en het incontinentiemateriaal, want ook ...
De voorzitter:
Meneer Boutkan, u zit op 1 minuut en 40 seconden. Kunt u afronden?
De heer Boutkan (PVV):
Heel kort. Wat is de stand van zaken? Kan de Staatssecretaris ons daar nader over
informeren?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik begon met de vraag om een impactanalyse met betrekking
tot het aangrijpingspunt van de plasticnorm. De Staatssecretaris kwam toen met het
verhaal dat dat in de Voorjaarsnota, die mij nog onbekend is, blijkbaar gekoppeld
is aan de taks, maar dan nog zou ik graag een toezegging willen om daar een impactanalyse
van te maken.
U vroeg ook of er nog partijen ontbreken aan die tafel. Het antwoord is ja. Ik kan
daar een motie over indienen. Dan wordt het misschien de motie-«team-Natascha». Ik
wil gewoon dat platform Groene Chemie ook aan die tafel komt. Die bedrijven zitten
namelijk niet bij NRK of VNCI. Dan heeft u ook meteen de koplopers te pakken. Kunt
u dat toezeggen? Als ik een motie moet indienen ... Ik weet niet wanneer dat tweeminutendebat
gaat plaatsvinden, maar die tafel gaat van start.
Dan statiegeld. Ik zou echt willen zeggen: hup, hup. Van ons mogen er echt aanvullende
maatregelen genomen worden. Toon wat meer ambitie en hak knopen door.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Keurig binnen de tijd. Dank u wel. Dan de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank allereerst aan de Staatssecretaris en het ondersteunend
team voor de beantwoording van de vele vragen. Er blijven mij twee dingen in het bijzonder
bij. Dat zijn ten eerste de UPV’s. Ik vond het een vruchtbaar gesprek. Er komt een
brief over het doorontwikkeltraject voor UPV’s. Goed om dat te vernemen. Ik kijk uit
naar het vervolgtraject op dit punt.
Het tweede waar ik expliciet bij stil wil staan, is de Plastic Tafel. U verwijst naar
mogelijke uitkomsten van de onderhandelingen over de Voorjaarsnota. Wij weten daar
natuurlijk niks van, maar binnen een paar uur hopelijk wel. Afhankelijk daarvan bekijk
ik het en gaan we in gesprek over een mogelijke motie. Daarin zullen we ook u betrekken.
Nog één punt waar ik bij stil wil staan, is de positie van afvalverbrandingsinstallaties.
Ik had gehoopt dat we daar in de eerste termijn wellicht wat meer bij stil konden
staan. Ook die zijn natuurlijk belangrijk voor de circulaire economie. Ik zou de Staatssecretaris
willen vragen om daar in tweede termijn nog even bij stil te staan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Ik wil op een aantal zaken doorvragen, dus die zal ik als eerste
benoemen. Ik heb een vraag over het Circulair Materialenplan. De Staatssecretaris
gaf aan dat de ketens worden uitgebreid. Daar word ik blij van. Kan hij al aangeven
om welke ketens het gaat? Ik heb wel iets meegekregen over het wegingskader, zeg ik
richting de Staatssecretaris. Is er al wat meer zicht op welke ketens dat specifiek
zijn? Dezelfde vraag heb ik als het gaat om de producentenverantwoordelijkheid voor
het ontwerpstadium. De Staatssecretaris verwees naar de Ecodesignrichtlijn. Die is
echter nog niet zo concreet dat je kan zeggen over welke producenten we het in Nederland
hebben. Dat zijn mijn twee vervolgvragen.
Ik werd eigenlijk heel blij van het antwoord van de Staatssecretaris over de goede
voorbeelden, namelijk dat we naar de reparatiebonus in Frankrijk kijken. Vervolgens
was ik gematigd blij, omdat het ook weer een onderzoek betreft. Wat zijn de verschillen
met Frankrijk, waardoor we ons eigen onderzoek doen? Waarom kunnen we het niet gewoon
overnemen?
Voorzitter. Tot slot mijn algehele afdronk van dit debat. De Staatssecretaris gaf
zelf aan: wiens team het ook betreft, ik ben fan van middenvelders. Dat mag, maar
middenvelders scoren niet. Als wij niet gaan scoren, gaan andere landen dat doen.
Mijn oproep is om echt ambitie te tonen, want circulaire economie is de nieuwe economie.
Daar kunnen we als Nederland een geweldige rol in spelen, maar dan moeten we die kans
wel pakken.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb geen verstand van voetbal, maar als zo’n middenvelder een penalty neemt, zou
die kunnen scoren, geloof ik. Je weet maar nooit! We gaan luisteren naar de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Wat de nationale circulairplasticnorm betreft: ik had begrepen
dat we van plan waren om in 2027 zo’n norm in te voeren. Als je dan terugrekent naar
voren als er een wetsvoorstel of een algemene maatregel van bestuur komt, moet er
in ieder geval nog dit jaar enige vorm van een norm liggen. Mijn vraag, die ik ook
in de eerste termijn heb gesteld, is dus of u dit via een algemene maatregel van bestuur
gaat beslissen of dat er een wet gaat komen. Het is mij nog niet helemaal duidelijk
of we die behandeling dan in de Kamer hebben of dat u dat gewoon allemaal beslist
met die tafel, waar nog niet iedereen aan zit en hoelang het dan gaat duren. Dat is
één vraag die ik nog heb.
Ik heb nog een vraag. U zei dat u geen zin heeft in een wet die specifiek over textiel
gaat en ook niet in een wet die we eigenlijk letterlijk van Frankrijk zouden kunnen
overnemen. Kunt u nog eens uitleggen waarom niet?
Ten derde zou ik u graag vragen om ons vandaag gewoon een of twee punten in de circulaire
economie te noemen die u gezamenlijk hebt meegekregen en waar u zich echt heel hard
voor gaat maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk of de Staatssecretaris in staat is om gelijk te antwoorden. Ik
maak zelf namelijk geen gebruik van deze termijn.
Staatssecretaris Jansen:
Nee, voorzitter. Ik heb toch even een paar minuten nodig, want er zijn ongelofelijk
veel vragen gesteld.
De voorzitter:
Vijf minuten?
Staatssecretaris Jansen:
Ja, doe maar vijf minuten.
De voorzitter:
Dan schors ik voor vijf minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan snel verder, want we moeten ook op de klok blijven letten. Staatssecretaris,
het woord is aan u.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Ik zal beginnen met wat ik al heb, maar dat probeer ik op volgorde
te houden. Het kan zijn dat een lid wordt overgeslagen, waar ik later op terugkom.
Allereerst vroeg het lid Kostić om een onafhankelijke toetsing door het PBL op het
NPCE. Ik kan het PBL vragen wat mogelijk is en of het net als de vorige keer een korte
analyse kan maken.
Nog een vraag van het lid Kostić: onderzoek zuivel bij het NPCE. Misschien ook even
richting de commissievoorzitter: er wordt terecht gezegd dat er veel onderzoek is,
maar er zijn wel weer echt acht nieuwe onderzoeken gevraagd, hè? Die kosten ook weer
tijd en geld, zeg ik maar even. Ik snap dat de Kamer ze vraagt, maar dat is wel het
dilemma waar ik iedere keer in zit. Ik doe mijn best om dit onderzoek zo snel mogelijk
te doen en naar de Kamer te sturen, maar eerder dan eind dit jaar is gewoon niet haalbaar.
Dan kan ik ook geen goed onderzoek doen. Ik ben wel bereid om nogmaals te kijken naar
de Duitse casus, die ik daar dan in meeneem.
De laatste vraag van het lid Kostić ging over ultra-fast fashion en een pleidooi om
in de EU lage kwaliteit te weren. Dat doen we ook, bijvoorbeeld wat reclame betreft.
Dat onderzoeken we, zoals ik volgens mij ook heb aangegeven in mijn eerdere beantwoording.
Dan kom ik bij de heer Boutkan. Ik begin bij het thema «Wilhelminapepermunt en de
SUP». We hadden het over SUP-definities. Wij voeren volgens mij iedere keer een vrij
technische, juridische en gedetailleerde discussie. Er is een Europese richtlijn,
die verder is toegelicht in de richtsnoeren. Zowel de richtlijn als de richtsnoeren
hebben we in Nederland geïmplementeerd in regelgeving. Daarbij is niets – ik herhaal:
niets – meer gedaan dan wat Europa van ons vraagt. Dat is allemaal uiteengezet in
een brief aan de Kamer, die ik in februari heb gestuurd, en in een technische briefing
die u heeft mogen krijgen van mijn ambtenaren. Ik hoor dat dit onderwerp ongelofelijk
belangrijk is. Daarom heb ik toegezegd te kijken hoe een aantal andere Europese landen
met die definities in de SUP-regeling omgaan. Ik zal met de Europese Commissie ook
het gesprek hierover aangaan, maar laten we eerst maar eens kijken wat daaruit komt
en niet op de zaken vooruitlopen. Ik snap de discussie iedere keer, maar het is gewoon
een kwestie van interpretatie hoe dit is vormgegeven. Laten we het gewoon inderdaad
op deze manier doen.
Een vraag van de heer Boutkan over de plasticnorm met betrekking tot hoogwaardige
recycling en belemmeringen voor realistisch beleid. En ben ik me bewust van de regeldruk
voor bedrijven? Zoals eerder gezegd, is de norm in samenhang met de heffing gewogen
bij de bespreking rondom de voorjaarsbesluitvorming. Ik ben ook nog niet inhoudelijk
op de hoogte van de details daaromtrent. Ik kan daar dus gewoon niet op vooruitlopen.
Een vraag van de heer Boutkan over het nader onderzoeken van de heffing als die terechtkomt
bij de AVI’s. Als dat zo zou zijn, zeg ik dat toe. Ook dit is overigens aan bod gekomen
in de bespreking die ik op 4 april heb gehad met alle partijen die op dat moment aan
tafel zaten.
Kan ik ook kijken naar andere bureaus voor onderzoek naar de duurzaamheid van bekers?
Er zijn standaardinkoopprocessen, die wij volgen. Objectiviteit en onafhankelijkheid
zijn daarom heel belangrijk. Het is dus zeker niet zo dat er altijd dezelfde partijen
uitkomen. Wij stellen de opdracht op volgens het standaardinkoopproces. Daar kunnen
partijen op reageren en daaruit komt uiteindelijk degene die het hoogst scoort naar
voren als de beste. Ik zie uw vraag als een soort verzoek om een second opinion. Het
ligt er maar net aan welk bedrijf inschrijft en op de meeste punten de hoogste score
haalt.
Een vraag van de heer Boutkan: wanneer krijgen gemeenten duidelijkheid over de vergoedingen
met betrekking tot de SUP en de UPV? Het voornemen is om voor 1 juni de besluiten
te publiceren waar de te ontvangen vergoedingen in staan. Dus voor 1 juni.
Een vraag van het lid Wingelaar van NSC: kan ik toezeggen dat de groene chemie – zeg
maar: de nieuwe economie – aan de Plastic Tafel deelneemt? Ik heb volgens mij eerder
toegezegd dat voorlopers uit de nieuwe economie worden uitgenodigd voor de Plastic
Tafel. Dus ja, dat kan ik toezeggen.
Een vraag van mevrouw Koekkoek van Volt over het Circulair Materialenplan: is al bekend
welke ketenplannen er dan bij komen? Nee, wij gaan eerst van start met de zes ketens
die we genoemd hebben. Daarna evalueren we met partijen en dan bepalen we welke ketens
we toevoegen, maar wel aan de hand van de criteria die ik net in mijn eerste beantwoording
noemde.
Dan een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid over het wetsvoorstel
over de norm en de betrokkenheid van de Kamer dan wel een AMvB. U vraagt nogmaals
naar het wetsvoorstel. Bij een wetstraject is de Kamer natuurlijk altijd betrokken.
Ik kan zoals eerder gezegd niet vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming. Ik kan
de vraag wat en hoe het gaat worden, nu dus niet concreter beantwoorden. Als het een
wet is, wordt u daar zeker bij betrokken.
Voorzitter. Dan heb ik nog wat nagekomen zaken. De heer Boutkan vroeg om een onderzoek
naar een alternatief scenario voor de afvalverbranding. Het TNO-onderzoek is op een
bepaalde manier afgebakend. Dat wordt ook expliciet benoemd in het rapport. Bij de
beleidsvorming wordt rekening gehouden met de beperkingen van dat onderzoek. Ik ga
geen alternatief scenario onderzoeken, zeg ik richting de heer Boutkan.
De stand van zaken met betrekking tot de luiers is inderdaad een punt vanuit een vorig
commissiedebat. Het wetsvoorstel is in internetconsultatie geweest. Wij zijn nu bezig
met het verwerken van de reacties. Ik kom zo spoedig mogelijk met een besluit en ik
informeer dan ook de Kamer daarover.
Dan heb ik er nog één van mevrouw Koekkoek: hoe staat het met de producteisen onder
de Ecodesignrichtlijn? Sorry, ik kon even niet lezen wat daar staat.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nee, de vraag is vergelijkbaar met de vraag over de ketens: gaan we het bij de producent
leggen van de eindverantwoordelijkheid uitbreiden en weten we al om welke producten
dit gaat? De Staatssecretaris verwees in de beantwoording immers naar de Ecodesignrichtlijn
en was niet zo concreet over de producten waar het om gaat.
Staatssecretaris Jansen:
Als ik goed begrijp wat u vraagt ... De producteisen onder Ecodesign zijn er al voor
allerlei soorten elektronica; laat dat heel duidelijk zijn: koelkasten, laptops, smartphones.
De Europese Commissie komt binnenkort met een werkplan waarin staat welke andere productgroepen
de komende jaren daaromtrent worden aangepakt. Dat is het antwoord dat ik mevrouw
Koekkoek op dit moment kan geven.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Buijsse nog een vraag heeft openstaan.
De heer Buijsse (VVD):
Ik zie dat er hard wordt geschreven.
De voorzitter:
Dan wachten we daar heel even op, want daar hebben we natuurlijk coulance mee. De
laatste; nu eens kijken of de Staatssecretaris het handschrift kan ontcijferen.
Staatssecretaris Jansen:
De essentie van de vraag van de heer Buijsse over de AVI’s was welke rol AVI’s spelen
in de circulaire economie. AVI’s hebben natuurlijk ook een rol. Dat concludeer niet
alleen ik; ook TNO concludeert dat, maar we willen natuurlijk wel dat dit tot een
minimum beperkt is, want er gaan dan natuurlijk waardevolle grondstoffen verloren
die we liever in de kringloop zouden willen houden. Dus ja, er is een rol, maar liever
kleiner dan die rol nu misschien al is. Dat is eigenlijk het streven.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek mist nog een vraag.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ja, in het kader van goede voorbeelden overnemen van andere landen heb ik gevraagd
naar de reparatiebonnen in Frankrijk: waarom doen wij daar als Nederland dan nog een
onderzoek naar? Ik begreep dat dit een van de goede voorbeelden is die de Staatssecretaris
zou willen overnemen, maar er wordt nog wel onderzoek gedaan.
Staatssecretaris Jansen:
Als mevrouw Koekkoek het goedvindt, neem ik die vraag mee in de brief die vlak na
de zomer komt en waar ik het met de heer Buijsse en mevrouw Wingelaar over heb gehad.
De voorzitter:
«Vlak na de zomer»; ik begrijp dat uw zomer eerder afloopt dan de mijne. Wanneer is
dat?
Staatssecretaris Jansen:
Ik hoor net dat de zomer tot 1 oktober loopt. Laten we zeggen: zo snel mogelijk na
de zomer. Laten we er dus van uitgaan dat het september kan worden.
De voorzitter:
Goed. Er worden nog meer vragen gemist, maar we komen erg bij het einde. Als u het
goedvindt, gaan we dus naar een afronding. Ik snap dat dit ook weer vragen oproept
enzovoort, maar het is nagenoeg 14.30 uur. Het goede nieuws is dat de heer Bamenga
een tweeminutendebat heeft aangevraagd, waarbij hij de eerste spreker zal zijn. Daarbij
kan natuurlijk van alles aan de orde komen en bent u ook in de gelegenheid om moties
in te dienen. Daarnaast hebben we een heel aantal toezeggingen. Dus ga nog maar even
een halfuurtje zitten. Nee, hoor.
− De eerste toezegging luidt als volgt. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over
de voortgang van de Plastic Tafel.
− De tweede toezegging. Binnenkort ontvangt de Kamer een reactie op de brandbrief van
Dutch Cups, Nederlandse kopjes.
− De derde toezegging. Als er meer duidelijkheid is over de wijze waarop andere EU-lidstaten
de SUP-richtlijn interpreteren en uitvoeren, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
Dat is een toezegging aan de heer Boutkan.
− De vierde toezegging. In de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie,
dat in september naar de Kamer komt, zal de Staatssecretaris ook een betere positie
van de UPV’s opnemen – dat is een toezegging aan de heer Buijsse – alsmede zo veel
mogelijk aanbevelingen uit de door het lid Kostić aangehaalde rapporten meenemen.
Dat laatste is een toezegging aan het lid Kostić.
Is de Staatssecretaris het daarmee eens?
Staatssecretaris Jansen:
Ja. Hij klopt, maar over UPV’s zal een aparte brief naar de Kamer gaan.
De voorzitter:
Goed. Mevrouw Wingelaar?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar wel in combinatie met die twee moties die ik noemde. Dat was ook een toezegging.
Staatssecretaris Jansen:
Er zijn drie componenten die in die brief aan bod komen: mevrouw Wingelaar, de heer
Buijsse en volgens mij mevrouw Koekkoek. Die hadden daar alle drie wat over gevraagd
en dat komt in één verzamelbrief.
De voorzitter:
Ja, en de door het lid Kostić aangehaalde rapporten.
Staatssecretaris Jansen:
Ja, bij het NPCE.
De voorzitter:
Ja. Goed.
− De vijfde toezegging. Eind mei zal de Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten
van het gesprek met de collega van Economische Zaken over de mogelijkheden van een
verbod op het gratis terugsturen van bestelde producten. Dat was een toezegging –
dat hebben we goed gehoord – aan de heer Gabriëls.
Ik denk dat daar geen misverstand meer over is.
− Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de afgifteplicht voor apparaten.
− De zevende toezegging. Na de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de doorontwikkeling
van de UPV.
De Staatssecretaris knikt hier ook.
− De achtste toezegging. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten
van het onderzoek naar het standaardiseren van de afvalinzameling.
Daar staat bij: uiterlijk 1 oktober.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is prima, voorzitter, dat klopt.
De voorzitter:
Ja, en zo mogelijk eerder. U moet het mij maar kwalijk nemen, meneer Bamenga, maar
ik houd van lange zomers.
− Dan de negende toezegging. Uiterlijk 1 oktober wordt de Kamer geïnformeerd over de
pilot met innovatieve technieken voor de detectie van lachgascilinders en over oplossingen
voor ontploffingen van vapes. Dat is een toezegging aan de heer Bamenga.
− Dan hebben we nog een tiende toezegging. Het PBL zal een korte analyse maken van het
NPCE. Dat is een toezegging aan het lid Kostić. Die analyse komt in september naar
ons toe.
− De elfde toezegging. De Kamer ontvangt zo snel mogelijk de uitkomsten van het onderzoek
naar de mogelijkheden om zuivel- en sapflessen onder het statiegeldregime te laten
vallen. Ook dat is een toezegging aan het lid Kostić.
Daar wilt u een opmerking over maken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja. Ik heb genoteerd dat het onderzoek uiterlijk eind dit jaar wordt afgerond en dat
daarover aan de Kamer wordt gerapporteerd. Daarbij wordt de Duitse casus extra onder
de loep genomen. Zo heb ik ’m genoteerd.
De voorzitter:
Klopt dat, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Jansen:
Dat laatste is voor het einde van het jaar.
De voorzitter:
Ja, einde van het jaar. Dat zei het lid Kostić ook. En die Duitse casus daarbij.
Staatssecretaris Jansen:
Die nemen we daarin mee.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn we het daarover ook eens. Dan de laatste toezegging. O, er komt nog
een dertiende.
− De twaalfde toezegging. De Kamer wordt zo snel mogelijk geïnformeerd over het besluit
ten aanzien van luiers en incontinentiemateriaal. Dat is een toezegging aan de heer
Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik had eigenlijk verwacht dat u zou zeggen: wat is «zo snel mogelijk»?
De voorzitter:
Het is heel goed dat u dit vraagt, want anders had ik het gevraagd.
Staatssecretaris Jansen:
Ik denk zomaar: voor het einde van de zomer, maar waarschijnlijk al eerder. Ik ga
in de meivakantie weg, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Boutkan.
De voorzitter:
Het uiterlijke hebben we staan, maar we gaan ervan uit dat het eerder komt, want deze
Staatssecretaris werkt zo hard dat hij van de zomer niet eens weg mag.
− De dertiende toezegging is aan mevrouw Koekkoek. Vlak na de zomer – dat rekbare begrip
– wordt de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheid van reparatiebonnen.
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van ...
Staatssecretaris Jansen:
Sorry voorzitter, die laatste toezegging moet zijn: eind dit jaar.
De voorzitter:
Eind dit jaar. Ik kijk even naar mevrouw Koekkoek: bent u het daarmee eens? Bij «vlak
na de zomer» keek u heel gelukkig.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ja, ik had begrepen dat het mee kon in de brief die vlak na de zomer zou komen. Daar
werd ik wel blij van.
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb inderdaad gezegd dat ik probeer om het in die brief mee te nemen. Het probleem
is alleen dat ik net heb gehoord dat het mogelijk iets meer tijd kost. Ik zou het
zonde vinden om de brief daarvoor te vertragen. Het kan zijn dat ik het separaat doe.
Als het lukt gaat het mee in de brief en anders doen we het separaat.
De voorzitter:
Dat lijkt me een goede vaststelling. Mevrouw Wingelaar, u mist iets?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja. We hadden ook nog de toezegging dat het platform Groene Chemie, Nieuwe Economie
aan de Plastic Tafel kan plaatsnemen.
De voorzitter:
Ja. Alleen, dat wordt geen brief. Hier noteren we telkens toezeggingen waarover u
een brief krijgt. Dit is een toezegging die vaststaat en gewoon wordt georganiseerd.
Maar goed om nog even te benoemen. Ik zag, dacht ik, nog een vinger, van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb een toezegging waar een termijn bij hoort die ik nog niet heb gehoord. De Staatssecretaris
heeft toegezegd om goed te kijken naar de adviezen van de Commissie voor de m.e.r.
over het Circulair Materialenplan in relatie tot gezondheid en milieu en daar waar
nodig aanpassingen te doen. Wanneer komt de Staatssecretaris hierover met een terugkoppeling
naar de Kamer? U begrijpt dat we daar zo snel mogelijk iets over willen weten.
Staatssecretaris Jansen:
Gezien de link met het CMP zal dat voor het einde van het jaar zijn, voorzitter.
De voorzitter:
Goed, dan is dat daarmee vastgelegd.
We zijn aan het einde gekomen van dit debat. Ik dank in de eerste plaats iedereen
op de publieke tribune. U was met velen en heeft met enthousiasme hier gezeten; heel
fijn. Ook dank aan de pers. Hartelijk dank aan de Staatssecretaris en zijn ondersteuning,
want u heeft ongelofelijk hard moeten pennen, zeker in dat laatste halfuur. Heel fijn
dat dat zo snel kon. Dank aan de leden voor uw constructieve wijze van vergaderen.
Onze griffier ook van harte bedankt, want anders had ik het niet gered. Uiteraard
ook dank aan de bodedienst voor de heerlijke koffie, thee enzovoorts. Ik wens u allen
een hele fijne middag. Dank u wel.
Sluiting 14.36 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.