Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 16 april 2025, over Politie
29 628 Politie
Nr. 1257
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 27 mei 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 16 april 2025 overleg gevoerd
met de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Staatssecretaris Rechtsbescherming d.d. 3 maart 2025 inzake reactie
op verzoek commissie op de brief van Controle Alt Delete van 7 oktober 2024 over aandacht
voor nabestaanden van overledenen van fataal politiegeweld (Kamerstuk 29 279, nr. 927);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 21 februari 2025 inzake zichtbaarheid
en nabijheid waaronder huisvesting (Kamerstuk 29 628, nr. 1253);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 31 maart 2025 inzake voortgang
pilot digitale meldplicht (Kamerstuk 25 232, nr. 91);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 april 2025 inzake verzamelbrief
politie april 2025 (Kamerstuk 29 628, nr. 1254).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Pool
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Van Nispen
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Aardema, Boswijk, Diederik van Dijk,
Eerdmans, El Abassi, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Van der Werf en Wijen-Nass,
en de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 15.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Justitie
en Veiligheid over de politie. Ik heet de Minister van Justitie en Veiligheid en zijn
ondersteuning hier en op andere plekken van harte welkom. Welkom aan de mensen op
de publieke tribune en aan een veelheid aan aanwezige Kamerleden. Omdat u met zovelen
bent, wil ik met u afspreken dat u maximaal vier minuten aan spreektijd krijgt. Ik
wil ook maximaal drie interrupties voorstellen. Dat zijn dus slechts drie vragen,
dus geen vraag en een vervolgvraag, maar echt gewoon maximaal drie spreekmomenten.
Een aantal woordvoerders Defensie zijn ook aanwezig. In ieder geval heb ik er al drie
geteld. Het is netjes om te melden dat er straks om 16.15 uur een belangrijke bijeenkomst
is die gaat over de beelden van Hawija. We hebben er alle begrijp voor dat zij daarbij
aanwezig moeten zijn; dat is geen desinteresse voor het onderwerp hier. Er zal door
anderen natuurlijk worden meegeluisterd naar de antwoorden op de vragen die zij zullen
gaan stellen. Dus daarvoor alle begrip.
Laten wij van start gaan met de eerste spreker van de kant van de Kamer, mevrouw Mutluer
namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik ga beginnen met mijn punten, wil ik stilstaan bij
de verdronken politieagent Robert-Jan Hartman, wiens naam eindelijk, na elf jaar,
wordt bijgeschreven in de Tuin van Bezinning. Dit heeft in mijn beleving te lang geduurd.
Deze stap voelt daarom als een erkenning van het leed en het verlies dat zijn nabestaanden
al jaren dragen.
Dan mijn actuele punten. Het zal u niet verbazen dat ik wil beginnen met het bewaren
van politiegegevens. De Wet politiegegevens staat het niet toe dat politiegegevens
die samenhangen met dagelijkse politietaken langer dan vijf jaar worden bewaard. Wij
hebben dit met het oog op cold cases terecht oogluikend toch toegelaten. Nu geeft
de Raad van State aan dat het langer bewaren van die gegevens echt niet mag. De AP
heeft zich ook heel erg kritisch uitgelaten. Die gegevens moeten nu vernietigd worden.
Voorzitter. Ik snap dat, vanwege de privacy, overbodige gegevens niet langer dan nodig
bewaard moeten worden, maar als je nu begint met het vernietigen van gegevens die
van nut kunnen zijn bij cold cases, dan krijg je die nooit maar dan ook nooit meer
terug. Dat is niet uit te leggen richting nabestaanden en achterblijvers, het is onverstandig
en het is een bittere pil, mede gelet op het feit dat dit soort zaken niet verjaren,
de technologie zich ontwikkelt en je die info dus ook nodig kan hebben. Er kunnen
nog verzoeken tot herziening van een zaak komen bij een novum. Wij willen dat u voor
cold cases nuttige gegevens bewaart en dat u deze filtert. We willen dat u dit gaat
doen zoals dit gebeurt met gegevens van vijf jaar en ouder die een waarde hebben als
cultureel erfgoed of voor historisch onderzoek. Als je dat voor dat stukje kunt doen,
kun je dit in mijn beleving ook voor het stukje cold cases doen. Als de Wet politiegegevens
het niet toelaat, zou ik zeggen: pas op dat onderdeel de wet aan en zorg ervoor dat
dit soort gegevens gewoon beter gearchiveerd kunnen worden.
Voorzitter. Dan iets heel anders. Onlangs ...
De voorzitter:
Eerst nog een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben heel blij met wat mevrouw Mutluer hier zegt over die gegevens, dus dat zij
het met mij eens is dat die moeten worden bewaard. Ik las terug dat mevrouw Mutluer
zegt: wat je nodig hebt, moet je dan bewaren. Maar de hele kwestie is dat je dat niet
van tevoren weet; anders zou dat wel makkelijk gaan. Het is goed om even scherp te
hebben hoe mevrouw Mutluer hierin staat. Ik weet dat er ook in haar fractie discussie
over zal zijn. Wat stelt zij nou concreet voor over hoe we met die politiegegevens
omgaan? Is zij het er dus mee eens dat die helemaal bewaard moeten worden, langer
dan die tien jaar?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Als dat zou kunnen, zeker. Maar ik neem een advies van de Raad van State serieus.
Ik vraag me wel oprecht af of daar serieus en goed over is nagedacht, zeker als het
gaat om zaken die van nut kunnen zijn voor cold cases. Ik kan me zeer goed voorstellen
– ik denk dat dit een zoektocht voor de Minister is, waarop ik hem ook wil bevragen
– dat moet worden nagegaan in hoeverre je een delict, een locatie of anderszins eventueel
zou kunnen linken aan een cold case. Ik snap dat dit lastig is, maar hoe lastig ook,
ik kan me best voorstellen dat deze Minister met de betrokkenen gaat nadenken over
de vraag in hoeverre die filtering kan plaatsvinden. Ik snap de vraag dus, maar ik
denk dat er meer mogelijk is dan nu wordt gezegd. Je kan niet alles bewaren, maar
je zal criteria met elkaar moeten gaan vaststellen om toch een aantal zaken te filteren.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het was juist bij het vragenuurtje – de heer Ergin stelde toen een vraag – dat de
collega van mevrouw Mutluer heel erg aandrong op vernietigen. Dat is precies waarom
ik deze vraag stel. Als in een vragenuurtje moord en brand wordt geschreeuwd omdat
politiegegevens te lang worden bewaard en de AP klaagt, dan staat de fractie van mevrouw
Mutluer ook vooraan. Dat mag ook, hè? Maar het kan niet allebei waar zijn. Ik zou
dus nogmaals aan mevrouw Mutluer willen vragen of het klopt dat zij met haar fractie
tegen deze Minister zegt: doe wat mogelijk is om de gegevens te bewaren die nodig
kunnen zijn voor cold cases. Dat is een belangrijke uitspraak. Ik wil graag de opvatting
van mevrouw Mutluer en haar fractie weten.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Daar kan ik volmondig ja op zeggen. Ik heb de afgelopen tijd te veel achterblijvers,
te veel nabestaanden aangehoord die jarenlang in onzekerheid blijven ten aanzien van
onopgeloste zaken. Als het gaat om coldcasezaken, dan vind ik het onbegrijpelijk,
zeker gelet op het feit dat wij met elkaar hebben besproken dat coldcasezaken ...
Tenminste, het gaat om delicten waar meer dan twaalf jaar op staat, die nooit kunnen
verjaren. Dan kun je niet zeggen: dan gaan we die gegevens na vijf jaar vernietigen.
Ik neem de kritiek van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens absoluut
serieus. Dat doet mijn fractie ook in het licht van privacy. Dat vinden wij een belangrijk
goed. Echter, voor dit soort zaken moet wat mij betreft waar het kan en mogelijk is
een uitzondering worden gemaakt. Dat is een uitdaging, maar ik daag deze Minister
daartoe uit.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dan iets heel anders. Onlangs vertelden twee politiemensen in een
tv-uitzending over hun ervaringen met het oplichten van mensen door nepagenten. Mijn
fractievoorzitter Frans Timmermans zat ook aan tafel en hoorde met stijgende verbazing
en verontwaardiging aan hoe argeloze burgers in hun woning door nepagenten met babbeltrucs
hun dure spullen en geld werd afgenomen. Ik heb navraag gedaan. Dit komt 8.300 keer
voor per jaar. Dat betreft alleen nog maar de meldingen. Het gebeurt niet alleen door
nepagenten, maar ook door andere daders die het vertrouwen van mensen weten te misbruiken.
Dit is al strafbaar; het is oplichting. De maximumstraf is vier jaar. Maar als je
dat afzet tegen een woningoverval met bedreiging of het plegen van geweld, waar negen
tot twaalf jaar voor staat, vraag ik me echt af of vier jaar niet een te lage straf
is, want in je eigen huis opgelicht worden door nepagenten of andere mensen maakt
heel veel indruk en is een ervaring die leidt tot allerlei trauma's. Mijn verzoek
aan en suggestie voor de Minister is om bij oplichting een strafverzwarende omstandigheid
in de wet op te nemen als het gaat om oplichting in je eigen woning. Dan mag het daarnaast
ook nog zwaarder gaan wegen als het door meerdere personen gebeurt. Ik overweeg daar
desnoods een motie over in te dienen. Ook zie ik graag dat dit onderdeel wordt van
de high-impact crimes. Dat vraagt om het in het beeld brengen van de aard en omvang
van deze vorm van woningovervallen, en het zoeken naar aangrijpingspunten voor maatregelen
en interventies waarmee je het probleem het beste kunt aanpakken.
Voorzitter. Dan nog iets over medische arrestantenzorg. Het is meerdere keren mislukt
en opnieuw in de markt gezet, terwijl experts nu juist onderzoek doen naar de kwaliteit.
De zorgen zijn groot. Er is sprake van een versnelde uitstroom en straks een beperkte
instroom van forensisch artsen. Straks komen andere taken zoals lijkschouw onder druk
te staan. Ik weet dat de Minister er misschien niet heel uitgebreid op kan reageren,
dus als hij dat niet kan doen, wil ik graag een schriftelijke reactie, want ik maak
me hier enorm zorgen om.
Tot slot de data, maar ik denk dat ik geen tijd meer heb.
De voorzitter:
Dat klopt inderdaad.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan laat ik het hierbij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans namens JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank je wel. Eerst iets over de zichtbaarheid van de politie. Ik zag in
de brief Zichtbaarheid en nabijheid dat het aantal fte wordt opgeschroefd met 4.700 agenten.
Daar wordt dus hard aan gewerkt. Ik vraag me ten eerste af of we een beetje op koers
zitten om dat te halen. Als tweede las ik dat het aantal politiekantoren geen doel
op zich is. Dat vond ik wat apart, want we weten dat in bijna vijf jaar tijd een kwart
van alle politiebureaus is gesloten. Hoezo is dat dus geen doel?
Voorzitter. Dan verward gedrag. Ik maak me daar grote zorgen over, en ik ben niet
de enige. 85% van alle meldingen bij de politie is een rechtstreekse melding over
een verward persoon. Ik maak geen werkbezoek bij de politie mee waarop de politie
niet zegt: het gaat eigenlijk ten koste van ons werk; we lijden eronder want we zijn
geen psychiaters. Het aantal zorggerelateerde meldingen bij de politie is met 300%
toegenomen. De grote vraag is: wat we kunnen we hiervoor bedenken? Kunnen we het nou
niet zo regelen dat er bij meldingen altijd iemand, een gedragsdeskundige of een zorgverlener,
op de auto meegaat? Sitalsing, landelijk portefeuillehouder zorg bij de politie, zegt
dat het enige wat echt zou helpen 24/7 een zorgvoorziening op straat is. Kunnen wij
zoiets gaan realiseren? Hoe kijkt de Minister naar dit vraagstuk?
In januari werd een motie van mevrouw Mutluer en mijzelf aangenomen die zegt dat er
een vaste plek voor de ggz moet zijn op de meldkamer. Kan de Minister aangeven of
hier al vorderingen op worden gemaakt? We hebben natuurlijk ook het Meldpunt Zorgwekkend
Gedrag, 0800-1250. Dat vind ik heel goed. Wordt dat een beetje gebeld? Wordt dat goed
bereikt?
Voorzitter. Wat zeker goed bereikt wordt, is 112. Dat is 3,5 miljoen keer gebeld,
maar 40% daarvan betreft misbruik. Dat zijn gewoon neptelefoontjes. Dat vind ik ook
wel erg schrikbarend. Een vrouw uit Velp, las ik, heeft 3.000 keer onnodig 112 gebeld,
3.000 keer! Dat lijkt me heel tijdrovend en ook frustrerend voor de politie.
Voorzitter. Ik vlieg door naar Extinction Rebellion. Eventjes daarover. Ik heb ChatGPT
gevraagd: hoeveel boetes zijn er uitgedeeld aan Extinction Rebellion? Het antwoord
van ChatGPT is: dat hangt ervan af of de mensen vervolgd worden. Toen heb ik burgemeester
Van Zanen even geappt en gevraagd: wat is daar nu mee gebeurd na de A12-blokkade?
Hij zegt: geen idee. Er zijn 80 mensen aangehouden en geïdentificeerd, maar de vraag
blijft: wat doet het OM? We hebben volgens mij een probleem in deze trechter zitten,
namelijk bij het OM. Ik heb vervolgens aan ChatGPT gevraagd: wat voor boete krijg
ík nou als ik zo meteen ga wandelen op de snelweg? Dan zegt ChatGPT: «Voor wandelen
op de snelweg bedraagt de boete € 190. Een uitzondering geldt alleen voor noodgevallen,
zoals bij pech of een ongeluk. Dan mag je uit je auto stappen, anders niet.» Hoe dan?
Dit is toch eigenlijk ongekend. Ik blijf daar mijn enorme verbazing over uitspreken.
Lid Kostić zei gisteren nog: het zijn allemaal brave huisvaders op de A12. Die gaan
volgens mij dus eerst wandelen op de snelweg voordat zij gaan demonstreren. Ik denk
dus dat ze strafbaar zijn, of ben ik nou gek? Heel graag een reactie of daar niet
een boete op kan.
Ik ben blij met de aangekondigde wet over gezichtsbedekking. Daar ben ik blij mee.
Ik denk dat nu alleen nog de anbistatus moet worden afgepakt, heel snel, en de wasstraat
erbij, want ik denk dat 40 keer de A12 blokkeren en de inzet van 500 agenten per blokkade
echt wel genoeg is.
Voorzitter, tot slot het preventief fouilleren. Er zijn heel veel goede ervaringen
met die acties, weten we uit de lokale sfeer. In een paar weken tijd worden boksbeugels,
stootwapens, messen en van alles eruit gepakt. Mijn vraag gaat over twee dingen die
mij storen. Het eerste is de derde waarnemer. We blijven vinden dat er altijd een
derde agent bij moet zijn om het etnisch profileren tegen te gaan. Dat vind ik een
motie van wantrouwen naar de politie toe. Het wordt daar ook zo beleefd, want ook
twee agenten kunnen elkaar controleren op etnisch profileren. Het tweede is de willekeur.
Het schijnt dus heel vaak te gebeuren dat je alleen een vierde en een zesde passant
mag fouilleren en anders niet. Nou, daar kan een omaatje tussen zitten of een kind
van 4. Dus kom op, wij moeten toch de politie het vertrouwen kunnen geven dat er goed
wordt gefouilleerd en met een duidelijk risicoprofiel? Want het klinkt heel inefficiënt,
maar volgens mij is het dat ook. Dus waarom houden we vast aan die willekeur en die
derde waarnemer? Als de Minister daarop kan ingaan, ben ik alweer tevreden.
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat uw vraag «of ben ik nou gek?» niet voor ChatGPT bedoeld was,
hè? Anders kunnen we dat nog vragen.
De heer Eerdmans (JA21):
Nee, maar de toeschouwers kunnen natuurlijk wel eventjes checken of ik gek ben.
De voorzitter:
Dank u voor uw bijdrage. Dan geef ik het woord aan de heer Boswijk van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Volgens ChatGPT was ik drie maanden geleden, toen ik dat een
keer probeerde, een politicus uit Nijkerk van de ChristenUnie, dus dat klopte niet
helemaal, maar goed. Ik sluit me wel aan bij het gevoel van onrecht dat veel mensen
in Nederland voelen over mensen die gaan demonstreren op de snelweg, met alle overlast,
en die vervolgens lak hebben aan de druk die dat op het politieapparaat legt en de
enorme frustratie die er bij de politie leeft. Ik ben ook blij om te zien dat deze
Minister met gezichtsbedekkende kleding aan de gang wil gaan, of die in ieder geval
wil verbieden. Ik denk dat dat ook enorm kan helpen in de handhaving. Ik bedoel, je
mag altijd demonstreren, maar als je niks te verbergen hebt, hoef je je ook niet te
bedekken wat mij betreft.
Voorzitter. Ik sluit me ook bij aan bij de opmerking van collega Mutluer over het
bericht over politieagent Hartman, dat eergisteren bekend werd. Eindelijk, hartstikke
goed nieuws.
Maar ik wil me vandaag eigenlijk vooral richten op het punt dat collega Mutluer ook
aanhaalde en dat we vanmorgen allemaal lazen, namelijk het vernietigen van gegevens
en het daarmee in de toekomst nog moeilijker of onmogelijk maken om cold cases op
te lossen, waar een aantal van mijn collega's in het verleden gelukkig al vaker aandacht
voor hebben gevraagd. Ik vraag me af: waar komt deze draai nou zo plotseling vandaan?
Ik begrijp het oprecht niet. Ik heb al langer een grote frustratie dat wij privacy
inmiddels tot iets heiligs hebben verheven, wat in sommige gevallen ten koste gaat
van de veiligheid, en mogelijk in dit geval ten koste gaat van gerechtigheid en duidelijkheid
richting slachtoffers en nabestaanden. Ik zou de Minister willen vragen welke mogelijkheden
hij ziet om dit onzalige plan toch te voorkomen. Dit kan toch niet de bedoeling zijn?
Ik heb veel vertrouwen in deze Minister, dus ik heb er ook vertrouwen in dat hij toch
iets kan vinden waardoor we deze stap niet hoeven te zetten.
Dan nog een heel ander onderwerp: het erkennen van PTSS als beroepsziekte voor geüniformeerde
beroepen. Vorig jaar is een initiatiefnota ingediend, samen met collega's van GroenLinks-PvdA
en D66. Wanneer kunnen we nu eindelijk eens die kabinetsreactie verwachten? Afgelopen
week stond er weer een heel stuk in de krant over boa's, die telkens meer taken van
de politie moeten overnemen. Er is nog steeds veel onduidelijkheid en wat mij betreft
geen tijd om te wachten. Ik ben ook benieuwd naar de uitvoering van de motie die verzoekt
om een deel van de financiering van het Veteranen Search Team. Zij doen belangrijk
werk voor de politie. Die motie ligt inmiddels al meer dan een jaar stof te happen.
Ik vind dat een schoffering richting de vrijwilligers, maar ook richting de politie,
die zegt dit gewoon nodig te hebben. Waar wachten we nog op?
Vorig jaar heb ik vragen gesteld over nepagenten. Ook collega Mutluer heeft daar net
iets over gezegd. Toen werd gezegd dat het moeilijk te handhaven is, het grote druk
op het politieapparaat legt en niet de hoogste prioriteit heeft. We zien sinds vorig
jaar dat het geëxplodeerd is en dat de inzet van deze nepagenten immens is, zeker
op de ouderen in onze samenleving. In de antwoorden op de schriftelijke vragen werd
ook gezegd: we komen in april met een voorlichtingscampagne. Het is nu april, dus
ik ben heel benieuwd hoe het daarmee staat.
Voorzitter, dat was ’m.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik schrok wel van dat aantal van ruim 8.000 meldingen van nepagenten of anderen die
met babbeltrucs binnentreden en je oplichten. Een van de suggesties die ik deed –
daar richt mijn vraag zich op – is om een strafverzwarende omstandigheid in de wet
te zetten voor oplichting in je eigen woning. Hoe kijkt mijn collega daartegen aan?
De heer Boswijk (CDA):
Ik denk dat we alles aan moeten grijpen. Op het moment dat ik die schriftelijke vragen
stelde, ging het, geloof ik, over 3.500 tot 4.000 incidenten. Dat is een halfjaar
geleden. Het is dus verdubbeld in een halfjaar tijd. Dat geeft wel aan hoe groot het
probleem is. Ik ken ook verhalen van mensen die zijn opgelicht, die aangifte hebben
gedaan en waarbij bekend is wie het heeft gedaan. Maar die beste mensen gaan vrolijk
verder, omdat ze nauwelijks consequenties ondervinden. Dus ik ben zeer voor alle creatieve
en verzwarende maatregelen, als het er maar voor zorgt dat dit gaat stoppen. Ik sta
daar erg voor open. Ik ben ook benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Aardema. Hij spreekt namens de PVV.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ook in het Groningse dorpje Baflo is afgelopen weekend een
gedenksteen neergelegd voor de omgekomen politieman Dick Haveman, veertien jaar na
dato. Dat is mooi. Ik wilde dat toch even memoreren, als u dat goedvindt.
De PVV wil vooral zichtbaar meer blauw op straat, zeker in de wijken. De wijkagent
is immers het oog en oor van de politie. Daarom willen we dat de 80/20-regel strikter
wordt toegepast: 80% van de tijd in de wijk besteden en 20% aan andere politietaken,
zoals bijvoorbeeld een keertje meedraaien in de noodhulp. In de praktijk is het vaak
juist net andersom, omdat er een capaciteitsprobleem is. Dan lijkt het handig om een
wijkagent in de noodhulp te schuiven. Dat begint structureel te worden en leidt tot
grote frustratie bij wijkagenten en zelfs tot leegloop, vooral omdat de toegewijde
wijkagent zijn feeling met de wijk waarin hij werkt dreigt kwijt te raken. Graag een
reflectie van de Minister.
Sprekend over minder politie in de wijk kom ik op de aanstaande NAVO-top in juni.
De politie gebruikt jaarwerkplannen waarin uren worden weggezet en weggeroosterd.
In jaarwerkplannen wordt nu al inzet op evenementen geschrapt om die uren straks tijdens
de top in te kunnen zetten. Denk hierbij aan de Haagse kermis die op dit moment op
het Malieveld staat. Deze kermis is al met vijf dagen ingekort en moet dagelijks een
uur eerder dicht omdat er te weinig politiecapaciteit is. Dit gebeurt overal in het
land. Om deze reden kunnen evenementen niet doorgaan. Dat kan natuurlijk niet. Daarom
vindt de PVV dat er meer gebruik moet worden gemaakt van Defensiepersoneel tijdens
de NAVO-top en misschien wel minder van de politie.
Voorzitter. In de meest recente verzamelbrief politie wordt vrij uitgebreid stilgestaan
bij de bewaartermijn en vernietiging van gegevens van de dagelijkse politietaak. Het
gaat dan niet om de coldcasedossiers zelf, maar om bijvoorbeeld oude mutaties en dagrapporten
uit die tijd. De Raad van State zegt in zijn advies dat het oplossen van oude zaken
een zwaarwegend maatschappelijk belang dient, doch dat er geen noodzaak en onvoldoende
motivering is tot een langere bewaartermijn van die oude dagrapporten en mutaties.
De Minister zegt hierdoor geen andere keuze te hebben dan dit advies te volgen. De
politie gaat dan over tot vernietiging van die gegevens. Er liggen in Nederland nog
1.700 cold cases op de planken, veelal levensdelicten en ernstige zedendelicten. Met
de voortschrijdende technologie, met name op het gebied van DNA, zou het zomaar kunnen
dat sommige zaken plotseling opnieuw aan de orde komen. Dan kan het soms van groot
belang zijn dat zo'n rechercheteam juist wel kan beschikken over oude dagrapporten
en mutaties. Vernietiging hiervan is een onomkeerbare gemiste kans. Al zou er maar
één cold case worden opgelost door bijvoorbeeld een terloopse mutatie die spreekt
over een man op de fiets die op de pd is gezien, dan is dit al winst. Ik roep de Minister
daarom op om dit nog eens te heroverwegen en de oude mappen in de archieven te laten
rusten.
Over C2000 heeft de PVV al genoeg gezegd. De boodschap is wel duidelijk. Prio één
is: zorg dat de boel werkt, altijd en overal.
Voorzitter. Dan nog een afsluitende opmerking. Er is in Nederland geen politiemuseum.
Ooit was het er wel. Het is natuurlijk gek dat dit al jaren is verdwenen. In het kader
van erfgoed, maar zeker ook als wervingsmiddel voor nieuw personeel zou een landelijk
politiemuseum wat kunnen toevoegen. Het is bekend dat de korpsleiding een besluit
moet nemen over zo'n politiemuseum, mogelijk in Apeldoorn. Er is zelfs al een visie
en een ontwerp. Er schijnt ook een reële businesscase onder te liggen. Kan de Minister
ons vertellen hoe het hiermee staat?
Tot zover, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Aardema. Er is nog een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik moet de voorjaarsnotaberichten nog goed tot me laten doordringen. Ik hoor collega
Aardema het hebben over capaciteitsproblemen en het oplossen daarvan. Dan lijkt het
me niet meer dan logisch dat je dan bij de Voorjaarsnota middelen vrijmaakt om dat
op te lossen. Maar volgens mij mis ik die. Klopt dat? Hoe wil mijn collega daar dan
zorg voor dragen?
De heer Aardema (PVV):
Ik heb allereerst al gezegd dat die 80/20-regel beter moet worden toegepast en dat
we meer politie op straat willen hebben. Dat zou op die manier kunnen. Ik heb nog
geen kennis genomen van de details van de Voorjaarsnota, dus ik kan weinig zeggen
over hoe dat gaat.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het vandaag hebben over de werkomstandigheden van agenten.
Er zijn al een aantal dingen een langere tijd niet op orde. Dan denk ik vooral aan
de werklast, het communicatiesysteem en de eigen veiligheid van agenten. De politie
lijkt nog jaren te moeten kampen met onderbezetting. Dat is niet alleen onwenselijk
in het kader van de onveiligheid op straat, maar ook voor agenten zelf. De politie
heeft er als duizenddingendoekje inmiddels alleen maar meer taken bij gekregen. Voor
snelle oplossingen daarvan moeten we ook buiten de gebaande paden durven te treden.
Zet meer in op zijinstroom en op doorstroom door flexibeler om te gaan met functie-eisen.
Eerder riep ik hier in een breed gesteunde motie in de Kamer al toe op. Hoe staat
het met het bevorderen van de zijinstroom en de doorstroom binnen de organisatie?
We moeten ook keuzes maken over waar de schaarse capaciteit wordt ingezet. Wat doen
we bijvoorbeeld met de lange aanrijtijden en de dunne bezetting in de regio? Twee
jaar geleden werd mijn motie voor een nieuwe verdeelsleutel al aangenomen. Maar de
Minister, zo zei hij laatst in het vragenuur, is nog steeds bezig met de uitwerking
daarvan. Kan hij die nieuwe verdeelsleutel nog voor de zomer aan de Kamer sturen?
Voorzitter. Je ziet ook dat de onderbezetting bij de politie doorstroomt naar andere
vlakken. Zo moeten bijvoorbeeld de groene boa's de taken van de politie in het buitengebied
steeds vaker opvangen. Ook zij krijgen te maken met veel meer personen met verward
gedrag. Collega Eerdmans had het daar ook al over. Ze zien in de bossen steeds vaker
mensen rondlopen die daar niet horen te zijn, maar hebben onvoldoende collega's om
daar daadwerkelijk tegen op te kunnen treden. Kan de Minister aangeven hoe hij de
groene boa's in de buitengebieden ondersteunt en hoe we daar de capaciteit, het geld,
wapens en dergelijke op peil kunnen houden?
Agenten moeten voor hun veiligheid kunnen rekenen op een werkend communicatiesysteem,
maar in 71 gebieden in ons land werkt dat niet. De Minister geeft in zijn brief aan
de versnelling te hebben ingezet, door bijvoorbeeld vorig jaar twaalf blinde vlekken
op te lossen. Dat is heel mooi, maar als het in dat tempo doorgaat, hebben we pas
in 2031 de laatste blinde vlekken van het C2000-systeem weggepoetst. Wat zou ervoor
nodig zijn om dat proces nog te kunnen versnellen?
Over twee maanden vindt bijvoorbeeld de NAVO-top plaats. De uitdagingen op het gebied
van communicatie zijn ook dan niet verdwenen, maar wel heel relevant. Kan de Minister
toezeggen dat alle betrokken agenten in ieder geval getraind zullen worden in het
omgaan met een storing tijdens die top? Wat moet er dan gebeuren?
Voorzitter, tot slot. Agenten krijgen vaak te maken met geweld. Omwille van hun eigen
veiligheid blijven ze bij het doen van aangifte graag anoniem. Het is mogelijk om
aangifte onder nummer te doen, maar in de praktijk schiet die regeling tijdens het
proces regelmatig tekort. Neem bijvoorbeeld de 23 agenten die zich bij het tussenvonnis
na de rellen met Go Ahead Eagles alsnog moesten identificeren, omdat ze anders hun
recht op schadevergoeding verloren. Daarvoor waren hun naam en geboortedatum uiteindelijk
alsnog nodig. Ik vraag me af of dit niet anders kan. Welke ruimte ziet de Minister
om deze regeling uit te breiden, zodat ook een vordering tot schadevergoeding anoniem
zou kunnen worden beoordeeld?
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Wijen-Nass van BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Vandaag zou ik het graag over drie specifieke zaken
willen hebben in dit commissiedebat over de politie: beeldbellen met alarmcentrales,
het politiebudgetverdeelsysteem en de politiebureaus.
Ik begin met videobellen met de alarmcentrale. Op dit moment is het enkel mogelijk
om te bellen of chatten met het alarmnummer 112. Beelbellen is nog geen standaardonderdeel
van de meldkamercommunicatie. Maar beeldmateriaal kan een realistischer en vollediger
beeld geven dan enkel gesproken of geschreven informatie. Door de inzet van beeldbellen
kan er mogelijk een kwaliteitsslag gemaakt worden en snellere en effectievere hulpverlening
gerealiseerd worden. Denk aan dreigende veiligheidssituaties of medische ongevallen.
Hulpdiensten kunnen zich dan misschien voorbereiden op wat ze gaan aantreffen. Ik
ben heel benieuwd hoe de Minister kijkt naar beeldbellen met de meldkamer, zoals ik
dat net heb voorgehouden. Is daar misschien al eerder over gesproken? Is hij bereid
daar wat meer naar te kijken en een pilot te starten?
Dan het politiebudgetverdeelsysteem. Mijn fractievoorzitter, Caroline van der Plas,
heeft in 2022 al een motie ingediend om het politiebudgetverdeelsysteem te herzien
en te moderniseren en zorg te dragen voor een eerlijke verdeling van het budget. We
kunnen lezen in de verzamelbrief dat de Minister hiermee aan de slag is gegaan en
dat er aan gewerkt wordt. Zo schrijft de Minister: «Bij het ontwikkelen van een nieuwe
verdeelsystematiek wordt gekeken naar de opgaven waar de regionale eenheden voor staan
en de werklast die daaruit voortvloeit. Ook aspecten als beschikbaarheid en bereikbaarheid
worden daarbij betrokken.» Die insteek is sympathiek en, technisch gezien, volgens
onze motie. Maar aspecten als beschikbaarheid en bereikbaarheid maken nu ook al deel
uit van het huidige systeem. Het punt is dat wij van mening waren en nog steeds zijn
dat deze punten niet voldoende meegewogen werden. Kan de Minister garanderen dat deze
punten nu wel zwaar zullen gaan meewegen? Graag een reactie daarop.
Ook lees ik in de brief van de Minister dat de politie, het OM en regioburgemeesters
nauw betrokken worden. Dat zou opnieuw een ondervertegenwoordiging van kleine kernen
en plattelandsgebieden betekenen. Want hoewel er uit heel Nederland dan wel tien burgemeesters
aan tafel zitten, komen al deze burgemeesters nog steeds uit grote steden. Daarom
wil ik de Minister vragen om samenwerkingsverbanden uit kleine dorpen en plattelandsgebieden
aan te laten sluiten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de Landelijke Vereniging voor Kleine
Kernen of de K80. Het is voor mijn fractie namelijk echt superbelangrijk dat ook die
geluiden worden meegenomen in het herverdelen van de budgetten voor de politie. Ik
ben benieuwd of de Minister bereid is met deze organisaties aan tafel te zitten. Anders
overweeg ik misschien een motie op dit punt. Ik ben dus heel benieuwd naar de reactie
van de Minister daarop.
Dan nog één laatste punt, meneer de voorzitter: de huisvesting van de politie. Het
is breed bekend dat mijn partij tegen sluiting van nog meer politiebureaus is. Ik
ben dan ook wel verbaasd over wat ik in de brief van de Minister lees. Als ik het
goed heb begrepen, wil hij de komende vijftien jaar 47 bureaus in het land gaan sluiten.
Dat strookt niet helemaal met de doelstelling van de Minister. Hij wil wel meer zichtbaarheid
en bereikbaarheid van de politie. Hoe kan je dat nou als doelstelling hebben, als
je vervolgens 47 bureaus sluit? Vervolgens krijgen we er wel 35 posten voor terug,
maar dat betekent per saldo nog steeds 12 locaties minder. Ik ben benieuwd of de Minister
daar een nadere toelichting op kan geven. Hoe rijmt hij dat met dat beter zichtbaar
en bereikbaar zijn?
Voorzitter. BBB is tegen het sluiten van politiebureaus en politieposten. Wat ons
betreft moeten we dit echt niet doen.
Dank u wel.
Voorzitter: Mutluer
De voorzitter:
Ik neem het voorzitterschap even over, want de heer Van Nispen van de SP heeft een
interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, ik heb hier een hele korte vraag over aan BBB. Nog los van de inhoudelijke bezwaren
tegen het sluiten van de bureaus ligt er natuurlijk ook een aangenomen Kamermotie.
Daarmee hebben we bijna Kamerbreed gezegd niet door te willen gaan met het sluiten
van bureaus. Nu zegt de Minister eigenlijk dat hij dat vooralsnog niet al te serieus
neemt. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Wijen-Nass dat ziet.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Als BBB vinden we het ook superbelangrijk dat de politie zichtbaar en bereikbaar is.
Daar zijn ook gewoon voldoende politieposten en politiebureaus voor nodig. Dat is
voor ons heel belangrijk. Als ik even tel in de brief van de Minister, dan zouden
er twaalf bureaus/posten sluiten. Dat vinden wij geen goede zaak, maar ik ben wel
heel benieuwd naar het antwoord van de Minister daarop. Zo nodig zal ik daar op een
later moment op terugkomen.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Het is heel goed dat we het hier vanmiddag over de politie hebben.
Ik deel ook veel van wat de voorgaande sprekers hebben gezegd, dus dat is mooi om
te horen. Ik wil heel graag beginnen met het bijzetten van de naam van Robert-Jan
Hartman in de Tuin van Bezinning. Ook vanuit deze plek wil ik een compliment geven
aan het nieuwe bestuur van die tuin, dat echt heeft gedaan waar we met een heel aantal
mensen zo hard voor hebben geknokt. Dank daarvoor. Ik kan het ook niet nalaten om
de collega's Nico en Peter te noemen. Ze weten wie ze zijn. Je zou echt hopen en wensen
dat je allemaal zulke mannen in je omgeving hebt die voor je blijven knokken. De aanhouder
wint. Heel erg mooi.
Voorzitter. Dan de aanpak van de cold cases en het vernietigen van de gegevens. Ik
ben het totaal eens met wat voorgaande sprekers hierover hebben gezegd. Het kan niet
zo zijn dat we verjaringstermijnen helemaal uit de wet hebben gehaald en we de politie-informatie
vervolgens door de shredder gooien. Ik zou aan de Minister willen vragen of hij de
huidige werkwijze, die we nu dus hanteren, kan voortzetten of om die nu in ieder geval
niet te vernietigen, en aan de slag te gaan met een wetswijziging. Ik begrijp heel
goed dat er een wetswijziging nodig is, ook op basis van wat de Raad van State zegt.
Maar totdat die er is, blijven we wat mij betreft doorgaan op de huidige manier. Dat
kan ook nog strikter als dat nodig is, bijvoorbeeld met beperkte toegang voor mensen
die in coldcaseteams zitten. Je kan ook vooraf toestemming aan een rechter-commissaris
vragen. Volgens mij zijn er genoeg opties om ervoor te zorgen dat we de kans op het
oplossen van deze zaken overeind houden, want als we dat met deze actie niet langer
met elkaar bewerkstelligen, dan zijn we echt het paard achter de wagen aan het spannen.
Ik denk dat het goed is om daar een Kameruitspraak over te hebben. Het oplossen van
cold cases staat op één. Dat zijn we ook verplicht aan de nabestaanden.
Voorzitter. Dan de financiële situatie van de politie. Daar gaat het bij mij in elk
debat over. De begroting van de politie is in zeven jaar tijd van 5,5 miljard naar
8,2 miljard gestegen. In alle eerlijkheid hebben we toch maar heel slecht met elkaar
in beeld waar al dat geld naartoe gaat. We hebben nu een flinter van een rapport van
Ernst & Young gezien over de IV, de informatievoorziening, bij de politie. Daarin
staan vrij heftige conclusies: er is te weinig sturing en een versnipperd landschap.
Als er dan al dertien jaar een nationale politie is, waarbij het juist het idee was
dat je op een centraal thema als informatievoorziening ook centraal kan sturen, dan
vind ik dat wel heel erg zorgelijk. Ik zou dit wel willen aangrijpen om tegen de Minister
te zeggen: kom dan maar met alles op tafel; leg gewoon alles op tafel en ga herschikken.
Dat zit wat mij betreft dus in geld. Daarom heb ik ook de motie over de doorlichting
van de politiebegroting ingediend bij de begroting; daar horen we dit jaar nog over.
Het zit wat mij betreft ook in de aantallen mensen op straat. Van de 64.000 die we
operationeel hebben, vraag ik me af hoeveel er daadwerkelijk operationeel zijn. Hoeveel
zitten er in staffuncties en overhead? Dat weten we eigenlijk ook niet met elkaar.
Dat is ook niet te achterhalen. Voorgaande sprekers zeggen inderdaad terecht dat er
ook nog posten dichtgaan, dat de aanrijtijden te lang zijn en dat wijkagenten er niet
zijn. Aan alle kanten zitten we enorm klem. Ik zou de Minister dus willen aanraden
om deze beker helemaal leeg te drinken en zowel wat betreft geld als aantallen hier
nu alles op tafel te leggen en het te herschikken. Dat kan met een budgetverdeelsysteem.
Er zijn allemaal kansen om het één keer goed te doen.
Voorzitter. Ik heb nog twee korte vragen. Waar blijft het wetsvoorstel over het taakstrafverbod?
Wat betreft Politie voor Iedereen: ik begreep dat daar nu circa 100 mensen aan werken.
Dat is goed; daar wil ik niks aan afdoen. Maar hoeveel mensen werken er nou aan het
programma omtrent geweld tegen politieambtenaren? Dat verdient namelijk ook snelle
opvolging en hulp vanuit de organisatie zelf. Dat laat nog weleens te wensen over.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik hoor mevrouw Michon terecht mooie woorden spreken over het aanpakken van geweld
tegen de politie. Maar in dat kader heb ik dan wel een vraag, want de VVD stemde er,
ik meen vorige week, mee in dat er tijdens de komende jaarwisseling toch nog vuurwerk
mag worden afgestoken. U stemde voor de motie-Eerdmans/Van der Plas om het verbod
pas in 2026 in te laten gaan, terwijl de politie heel duidelijk heeft aangegeven dat
het nu al een oorlogsgebied is. Mevrouw Bikker zei bij het debat dat het bij de komende
jaarwisseling armageddon wordt. Waarom stuurt u die dienders dan toch nog de straat
op?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is een terechte vraag van mevrouw Van der Werf. Ik kan het nog een keer uitleggen.
We hebben het een aantal weken geleden de hele avond over het vuurwerkverbod gehad.
Het standpunt van mijn fractie viel ons niet licht, maar wij hebben in het debat drie
voorwaarden genoemd die leidend zijn bij de beweging naar een verbod. Daarom heb ik
ook een amendement ingediend, omdat we eerst moeten weten dat er wel aan die voorwaarden
is voldaan voordat een verbod in kan gaan. Als je dat serieus neemt, en dat heb ik
serieus genomen, ook door mijn amendement, dan kan je niet tegelijkertijd zeggen dat
we daar deze jaarwisseling mee beginnen, want dan is het een totale wassen neus, en
het zal ook niets uithalen, want er ligt nog geen handhavingsplan. De uitwerking van
het amendement van mevrouw Bikker voor het in verenigingsverband afsteken van consumentenvuurwerk
is er ook nog niet. Er moet ook nog een compensatieregeling voor de branche komen.
Dat zijn de drie voorwaarden waar wij zeer veel belang aan hechten. Die moeten ook
eerst zijn ingevuld voordat je aan een verbod toekomt. Ik hoop dat dat volgend jaar
met oudjaar wel het geval is. Maar ik wil ook alvast zeggen: als dat dan ook nog niet
het geval is, dan kan het verbod niet ingaan. Ik heb die voorwaarden niet genoemd
om vervolgens te zeggen: het maakt mij eigenlijk niet zo veel uit en we gaan het gewoon
doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Werf heeft nog een vraag.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb die voorwaarden van de VVD ook gehoord. Maar het is natuurlijk helemaal niet
gezegd – mevrouw Michon-Derkzen wekt hier die indruk – dat dat per definitie niet
in negen maanden geregeld zou kunnen worden. Ik vind het dan vreemd dat we bij het
debat een onwelwillende Staatssecretaris van IenW zien, die er niet heel veel vaart
achter zet. Mevrouw Michon-Derkzen is niet op haar achterhoofd gevallen; die heeft
dat ongetwijfeld ook gezien. Dan denk ik: ga die dan achter de vodden zitten; zorg
ervoor dat er aan die voorwaarden wordt voldaan, want dan hoef je die invoering niet
per definitie uit te stellen. Maar de VVD heeft nu op voorhand gezegd: we laten het
sowieso pas in 2026 ingaan. Dat vind ik heel erg onverstandig, want dan stuurt u agenten
een bizar onveilige situatie in. Waarom doet u dan niet uw best om die voorwaarden
voor deze jaarwisseling te regelen, vraag ik aan collega Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan ga ik me herhalen. Ik wacht op de uitwerking van die voorwaarden. Dan kan het
wat mij betreft van kracht worden. De kans dat dat voor deze oud en nieuw gebeurt,
is echt nihil, dus dat is wensdenken.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van der Werf. O, nee, toch niet. Dan geef ik het woord aan de heer
Diederik van Dijk van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dag en nacht staat de politie paraat om veiligheid te bieden
in een samenleving die steeds complexer en veeleisender wordt. Dat verdient grote
waardering en steun. Tegelijkertijd zien we ontwikkelingen die ons zorgen baren en
die raken aan de kern van de legitimiteit en het vertrouwen dat burgers in de politie
mogen stellen. Daarom sta ik vandaag stil bij twee kwesties: de neutraliteit van de
politie en de zichtbaarheid.
Voorzitter. Juist in een tijd waarin gezag onder druk staat, is het van belang dat
we ons vasthouden aan duidelijke, gezamenlijke symbolen van verantwoordelijkheid.
In dat licht is de ambtseed een uitdrukking van de ernst en de verantwoordelijkheid
die horen bij het ambt van politiemedewerker. Het uitspreken van de eed is een openbare
verklaring van trouw aan de wet en het ambt, met een beroep op iets wat hoger is dan
het eigen geweten. Voor velen is dat God en juist dat geeft de eed gewicht en betekenis.
De ruimte voor bezwaren tegen het noemen van Gods naam bestond altijd al, via de mogelijkheid
om in plaats van een eed een belofte af te leggen. Maar het in afwijking van andere
overheidsdiensten volledig loslaten van de traditionele eedsformule, wat nu dus gebeurt
bij de politie, maakt van de eed een individuele voorkeursoefening in plaats van een
bindende gemeenschappelijke belofte. De SGP wijst op de gevaren van deze hyperindividuele
inclusie. Hoever laten we deze flexibilisering gaan? Kan straks ook met een vergiet
op het hoofd gezworen worden op het Vliegend Spaghettimonster? Mag de eed straks ook
afgelegd worden in een taal die aansluit bij de geloofsbeleving? Hoeveel ruimte geven
we voor persoonlijke invulling zonder de kracht van de eed te ondermijnen? Wat doet
het met het gevoel van verbondenheid binnen het korps, wanneer de gezamenlijke basis
verbrokkelt?
Voorzitter. De politie is er voor iedereen en moet dat ook uitstralen. Als die neutraliteit
in twijfel wordt getrokken, brokkelt het vertrouwen af. Natuurlijk is het goed dat
de politie contact onderhoudt met verschillende gemeenschappen. Laat helder zijn dat
de SGP niets heeft tegen religieuze tradities. Maar het actief organiseren en faciliteren
van religieuze iftarmaaltijden, waarbij de godheid van Allah wordt beleden, is in
strijd met de Gedragscode lifestyle-neutraliteit, waarin staat dat politieambtenaren
afstand dienen te houden van religieuze uitingen. Waarom voelt de overheid zo'n sterke
behoefte om mee te doen aan deze selecte, inclusieve hype, waarbij de aandacht zo
eenzijdig gericht is op één religieuze stroming? De overheid behoort boven de geloofsverschillen
te staan en niet daarin verstrikt te raken. Door deze praktijk ontstaat het beeld
dat bepaalde levensbeschouwingen een voorkeursbehandeling krijgen. Dat is niet alleen
onrechtvaardig, maar dat vergroot ook de kloof tussen overheid en burger. De politie
moet juist zichtbaar zijn in alle wijken, in contact met alle burgers, zonder zich
te identificeren met één groep.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de zichtbaarheid van de politie.
De voorzitter:
Eerst is er nog een interruptie van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Ik heb het artikel gelezen waarin de SGP het heeft over iftarvieringen. Volgens de
SGP zijn die strijdig met de vereiste neutraliteit van de overheid. Ik schrok er wel
even van dat dit juist van de SGP kwam, die de overheid ziet als dienares van God.
Ik zou de SGP het volgende willen vragen. Zo'n eed geeft al aan dat iemand gelovig
is. Vindt de SGP dat niet in strijd met de neutraliteitsgedachte? We weten dan namelijk
van tevoren van een agent of hij christelijk is of een andere godsdienst belijdt.
Dat weten we dan. Dat is een zichtbare uiting via de eed. Is dat in strijd met de
neutraliteit?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nee, dat is niet in strijd met de neutraliteit. Daarover zijn ook allerlei uitspraken
terug te vinden. Dit hoort bij een eeuwenoude traditie die ons land kent, het vragen
van de eed. Daarbij is er op een goede manier op ingespeeld dat er mensen zijn die
geen geloof belijden: zij kunnen uitwijken naar het doen van de belofte. Mijn punt
is dat we nu een breuk zien met het beleid dat ook door vorige Ministers is uitgedragen,
waarin werd gewezen op de noodzaak van een stukje herkenbaarheid en gemeenschappelijkheid
van de eed. Dat wordt nu volkomen losgelaten. Letterlijk staat er nu «puntje, puntje,
puntje» en je mag zelf een eed afleggen op wat dan ook. Dat is hoe dan ook een breuk
met het verleden, dus daar wil ik graag nadere uitleg over. Ik vind dat bepaald geen
vooruitgang. Het wordt zo een rommeltje, vrees ik.
De heer El Abassi (DENK):
Ik merk dat de SGP van neutraliteit overstapt naar een breuk en herkenbaarheid. Ik
zou een vraag willen stellen over de iftars. De SGP zegt dat dat in strijd is met
de vereiste neutraliteit van de overheid. Vindt de SGP dat ook als het gaat om de
kerstviering, Chanoeka, Holi en Chinees Nieuwjaar? Graag een antwoord daarop van de
SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Daar wil ik graag op ingaan. Ik heb ook geprobeerd me zorgvuldig uit te drukken in
mijn tekst. Ik vind het uitstekend dat politieagenten – daarover hebben we het hier
– aanhaken bij bepaalde bijeenkomsten, van wat voor snit dan ook, om verbinding met
elkaar te houden et cetera. Mijn principiële punt, als dat zo genoemd mag worden,
is dat de overheid of de politie niet zelf religieuze maaltijden moet gaan organiseren.
Dat gebeurde soms ook op het politiebureau, zagen we. Ja, dat strijdt met de neutraliteit
van de politie en dat moeten we dus gewoon niet doen.
De voorzitter:
Tot slot de heer El Abassi, voor zijn derde interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
Dan zou ik toch aan de SGP willen vragen hoe het zit met de kersttoespraak van de
politie, met Chanoeka van de joodse gemeenschap, met Holi, met Chinees Nieuwjaar en
zo kunnen we wel doorgaan. Ik heb de SGP er nooit over gehoord als de politie dat
soort vieringen organiseert. Dan is de SGP stil.
De voorzitter:
De heer Diederik van Dijk voor een reactie en dan gaat hij verder met zijn bijdrage.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik waardeer de vragen, maar nogmaals: mijn punt is dat het niet aan de overheid, of
aan de politie in dit verband, is om religieuze bijeenkomsten te organiseren. Inderdaad,
nogal wat organisaties – dat geldt ook voor de politie en andere overheidsinstellingen
– organiseren aan het einde van het jaar een borrel. Dat wordt dan vaak een «kerstborrel»
genoemd, hoewel die benaming al steeds vaker wordt afgeschaft, moet ik zeggen. Dan
wordt het «winterfeest» genoemd om maar te voorkomen dat het een christelijke connotatie
heeft. Dat is natuurlijk ook apart, maar dat is iets anders. Maar ik heb nooit meegemaakt
dat de politie een kerstbijeenkomst organiseerde waarbij een preek werd gelezen of
psalmen werden aangeheven en alles. Eerlijk gezegd moet de politie daar ook ver buiten
blijven. Dat strijdt met hun neutraliteit. Dus niet doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voorzitter. Dat brengt mij bij de zichtbaarheid van de politie. In te veel buurten
ervaren mensen dat de politie onzichtbaar is. De wijkagent, ooit het gezicht van lokale
veiligheid, is te vaak bezig met bijstand in de noodhulp. Criminaliteit, intimidatie
en overlast worden niet altijd opgepakt, zedenzaken stapelen zich op en burgers raken
ontmoedigd om nog aangifte te doen. Tegelijkertijd zien we dat politiecapaciteit naar
zaken gaat die minder prioriteit zouden moeten hebben: symbolische acties, campagnes
en inclusieprojecten. Dat is allemaal goed bedoeld, maar de burger wil gewoon blauw
op straat, een snelle respons en effectieve handhaving. De SGP roept het kabinet op:
zet in op de kerntaak van de politie, investeer in de basisteams, versterk de aanwezigheid
in de wijken, en zorg dat de agent zijn werk kan doen, gesteund door duidelijke kaders,
voldoende capaciteit en een samenleving die weet waar de politie voor staat, namelijk
veiligheid, recht en orde.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer El Abassi van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Drie vragen zijn wel heel weinig, voorzitter. Ik vind het jammer. Ik kan bij de vragen
die ik aan de SGP heb gesteld niet anders constateren dan dat het prima is als de
politie iets organiseert voor welke gemeenschap dan ook, maar omdat het hier gaat
om een islamitische viering zie je de SGP springen richting de media en springen om
vragen te stellen. Dat vind ik jammer van de SGP.
Voorzitter, dan mijn bijdrage. De raadsledenjacht gaat onverminderd door. Wat moeten
we anders concluderen als we zien hoe gewelddadige demonstranten in Berlicum het gemeentehuis
bestormen, raadsleden bedreigen, autobanden in brand steken en als beloning het azc
van tafel krijgen? Wat te denken van Uden, waar met stenen, zwaar vuurwerk en flessen
werd gegooid? De mobiele eenheid van de politie moest worden ingezet. Of wat te denken
van Best, waar relschoppers een sporthal wilden binnendringen en de burgemeester bedreigden?
Inmiddels zijn er al in veertien gemeenten plannen voor een azc uitgesteld of tegengehouden
door bedreigingen en geweld. Dit zijn geen incidenten meer. Dit is een patroon, een
giftige cocktail van intimidatie, dreiging en geweld, gericht op volksvertegenwoordigers
die opkomen voor mensen op de vlucht. Wat doet de Minister van Justitie en Veiligheid?
Helemaal niets. Wat moet er gebeuren voordat deze Minister ingrijpt? Hoelang laat
hij nog toe dat het geweld regeert in plaats van de wet? Waar blijven de arrestaties,
de vervolgingen, de landelijke aanpak?
Voorzitter. De harde hand van de Staat lijkt gereserveerd voor een andere groep. Onderzoek
toont aan dat jongeren met een migratieachtergrond vaker vervolgd worden dan hun leeftijdsgenoten
zonder migratieachtergrond.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, mag ik een punt van orde maken? Ik waardeer elke bijdrage van elke collega,
maar hetgeen de heer El Abassi hier naar voren brengt, staat bij mij niet op de convocatie.
Daar heb ik ook geen stukken over gezien, dus dat lijkt mij buiten de orde.
De voorzitter:
Die orde word ik volgens mij geacht te bepalen, maar u mag uw punt van orde maken.
Ik heb wel meer sprekers gehoord die politiegerelateerde onderwerpen aan de orde hebben
gesteld die strikt genomen niet op de agenda stonden, dus ik heb daar vandaag een
ruime interpretatie aan gegeven. U heeft uw punt gemaakt. Ik verzoek de heer El Abassi
zijn bijdrage te vervolgen.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Als de VVD mijn debataanvraag had gesteund, had ik dit in een plenair
debat kunnen inbrengen.
Onderzoek toont aan dat jongeren met een migratieachtergrond vaker vervolgd worden
dan hun leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond. De een krijgt een strafblad,
de ander een tweede kans. Waarom is afkomst anno 2025 nog altijd bepalend voor de
kans op vervolging in Nederland? Waarom is het systeem mild voor kinderen zonder migratieachtergrond
en hardvochtig voor biculturele kinderen? Dit is geen incident. Dit is geïnstitutionaliseerd
onrecht. Wie nu nog wegkijkt, is geen toeschouwer maar medeplichtig. Neemt de Minister
hier verantwoordelijkheid voor?
Voorzitter. De hypocrisie van sommige partijen – we hadden het er net al over – kent
geen grenzen. Zo riepen PVV en SGP moord en brand over iftarvieringen bij de politie
en op ministeries. Volgens de SGP is het strijdig met neutraliteit. De PVV vroeg zich
af waarom er geen bijeenkomsten zijn rond kerst, alsof die er niet elk jaar zijn.
De iftar is een maaltijd, een moment van gemeenschap tijdens de ramadan, dat al jarenlang
een brug tussen mensen slaat, ook bij de politie. Is dat niet precies wat we zouden
moeten willen? Opmerkelijk genoeg organiseerde diezelfde SGP een chanoekaviering in
het parlement. Het was zeer inclusief, met als boodschap: iedereen hoort erbij. Maar
als het om moslims gaat – ik gaf het al aan – is het ineens onprofessioneel. Wordt
neutraliteit alleen ingeroepen wanneer het over moslims gaat? Of geldt neutraliteit
ook voor kersttoespraken, Bijbelteksten in Defensiekantines en de christelijke geestelijke
verzorging bij Defensie? Die neutraliteit is dan geen neutraliteit, maar uitsluiting.
Ook biddende agenten en gelovige ambtenaren horen bij Nederland. En ja, ook iftarvieringen
horen, net als kerst en Chanoeka, bij Nederland.
Voorzitter, tot slot. Het politieoptreden ...
De voorzitter:
Voor u verdergaat, is er een interruptie van de heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het wordt onderhand wel een hele hutspot. Dat past misschien ook wel een beetje bij
het onderwerp dat we aan de hand hebben. We hebben het hier over de politie. Als nu
van één organisatie de neutraliteit boven alle twijfel verheven moet zijn, is het
toch de politie, zo vraag ik aan mijn gewaardeerde collega. En om daar nu de SGP en
Chanoeka bij te halen ... De SGP is niet neutraal, net zomin als DENK. Dat steken
we ook niet onder stoelen of banken, maar we hebben het nu over de politie. Daarom
zijn ze ook uniform gekleed. Daarom stellen wij daar die hoge eisen aan. Is de heer
El Abassi dat met mij eens?
De heer El Abassi (DENK):
Ik heb genoeg videootjes. We kunnen genoeg dingen op het internet terugvinden waarin
politieagenten het hebben over Gods zegen, waarin christelijke termen naar voren komen
et cetera. Ik hoor de SGP daar gewoon totaal niet over. En nogmaals, ik had al wat
voorbeelden genoemd van vieringen die door de politie zijn georganiseerd. Ik kreeg
geen antwoord van de SGP en dat zal ik ook niet krijgen, want die feesten zijn door
hen gevierd en ik hoor de SGP daar helaas niet over.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voor de laatste keer: ik ben heel erg benieuwd naar voorbeelden waarin de politie
dan wel een andere overheidsorganisatie daadwerkelijk een religieuze christelijke
viering organiseert, compleet met gezang en noem maar op, laat staan een viering waarbij
een agent in uniform voorgaat of de psalmen aanheft. Ik ken ze oprecht niet. Natuurlijk
ken ik de voorbeelden van de kerstborrel, maar die hebben een uitsluitend seculiere
invulling. Dus geef die voorbeelden dan alstublieft.
De heer El Abassi (DENK):
Ik zou zeggen: zoek op internet. Er is genoeg te vinden. We hebben niet lang hoeven
zoeken om ze tegen te komen. U vindt ze niet, maar wij vinden ze wel. Ik zou zeggen:
ga lekker zoeken op het internet.
Voorzitter. Ik ga toch verder. Tot slot. Het politieoptreden in het Maagdenhuis in
Amsterdam tegen pro-Palestinademonstranten was ronduit schokkend. Agenten in burger
sloegen met stokken studenten in elkaar zonder waarschuwing en zonder herkenning.
Studenten werden aan hun haren meegesleurd, alleen omdat zij durven te zeggen: stop
de genocide. Als je demonstreert, bestaat ook nog eens de kans dat je thuis wordt
opgezocht. Er kunnen agenten aan je deur komen die je vragen stellen over je politieke
overtuiging en aankomende demonstratieplannen. Agenten bieden achteraf hun excuses
aan, maar tegelijkertijd beloven ze niet te stoppen met huisbezoeken. Is de Minister
zich ervan bewust dat zulke huisbezoeken intimiderend werken en het demonstratierecht
ondermijnen? Hoe vaak gebeurt dit en waarom accepteert de Minister dit?
Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter: Mutluer
De voorzitter:
Dan ga ik het woord geven aan de heer Van Nispen van de SP voor zijn bijdrage.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. In een verharde en gepolariseerde samenleving doen we een
enorm beroep op onze politiemensen. Die staan er iedere dag en verdienen waardering.
Binnenkort gaan de cao-onderhandelingen starten. Dat is een belangrijk moment. Mijn
vraag aan de Minister is nu of ik er van uit mag gaan dat hij met een goed gevulde
portemonnee op pad is gestuurd. Uiteraard weet ik dat er veel financiële uitdagingen
zijn. We hoorden er vandaag het een en ander over. Maar ik mag toch aannemen dat deze
niet ten koste gaan van het personeel, de mensen die het gevaarlijke werk doen en
ons land veilig houden? We vragen namelijk veel van de politieagenten, bijvoorbeeld
zichtbaarheid en nabijheid. Zij zijn de oren en ogen in de wijken. Zij moeten kennen
en gekend worden. Maar ik vind de opstelling van de Minister wel ingewikkeld. Hij
schrijft namelijk een heel mooi verhaal, want hij vindt de zichtbaarheid en bereikbaarheid
van de politie ook allemaal heel erg belangrijk, maar het beloofde aantal agenten
die de oren en ogen in de wijk zijn, is er niet, en ondertussen gaan we gewoon door
met het sluiten van bureaus. Hoe verhoudt dat zich nu tot elkaar? Je kunt toch niet
het een zeggen en het ander doen, zou ik denken?
De uitdaging in de opsporing is groot. Er wordt gezegd dat die inmiddels op instorten
staat. Er is dringend behoefte aan meer mensen. Die mensen zijn er wel, want zijinstromers
zijn geïnteresseerd. Mevrouw Van der Werf had het er ook al over. Maar de vraag is
wel waarom iedereen door de volwaardige opleiding heen moet. Het is nu toch te veel
alles of niets. Stellen we niet generiek te hoge opleidingseisen aan iedereen? Niet
alle rechercheurs zouden bijvoorbeeld per se wapendragend hoeven te zijn, met alle
bijbehorende opleidingen. Dat is gewoon even een voorbeeld. Wordt hier al naar gekeken?
Wat zijn de mogelijkheden voor het opleiden van meer zijinstromers? Graag een reactie.
Ook over de financiële problemen hebben vorige sprekers al gesproken. Recent kwam
dat vertrouwelijke rapport over de doorlichting van de informatiehuishouding, dat
een onthutsend beeld zou geven over de uitgaven aan de opslag van opsporingsinformatie
en cybersecurity. Nu zou er zo'n 160 miljoen euro bespaard moeten gaan worden, maar
een botte bezuiniging kan natuurlijk niet het antwoord zijn op falende opslag en informatiehuishouding.
Dat zijn belangrijke taken. Dat moet beter en volgens mij niet door een financiële
knal in het gezicht. Kan de Minister garanderen dat dat straks niet ten koste gaat
van het personeel? Hoe krijgt de politie daar steun bij? Is niet ook hier weer het
probleem dat er meer deskundig technisch personeel nodig is? Het wordt nu allemaal
extern ingehuurd en dat is schreeuwend duur. Hoe gaat de Minister de politie daar
nou bij helpen?
We hebben eigenlijk al te veel gedoe gehad: met de tapkamers, met hacks waarbij informatie
van medewerkers is buitgemaakt en met C2000. C2000 is de levenslijn van de politie:
communicatie en een noodknop. Die apparatuur moet natuurlijk gewoon werken, maar die
faalt veel te vaak. Politieagenten kunnen niet op hun spullen vertrouwen en dat doet
iets met die mensen. We hebben hierover een rondetafelgesprek gehad, waarin deskundigen
zeiden dat het organisatorisch onnodig complex is gemaakt. Waarom hebben we aanbestedingen?
Er zijn meerdere aanbieders – het zijn er wel veertien, geloof ik – en er is geen
eindverantwoordelijke voor de kwaliteit.
Waarom hebben commerciële overwegingen hier nu weer de overhand? Er is een wirwar
aan contracten voor allerlei zaken: onderhoud, de masten, de techniek et cetera. Moeten
we niet toe naar één contract en één aanspreekpunt? Welke financiële belangen zitten
hier in de weg en wat gaat de Minister daaraan doen? Dit gaat zo niet goedkomen in
die huidige structuur. Is de Minister bereid het idee te onderzoeken van een multisimkaart
voor agenten waar alle providers op zitten? Heimelijke diensten zouden dat al wel
doen, maar hulpdiensten niet. Gaat nou echt een geldkwestie boven de veiligheid? Ik
mag toch hopen van niet.
Tot slot. Volgens mij zijn er ook hele zorgelijke ontwikkelingen met de medische arrestantenzorg
op de politiebureaus, waar mevrouw Mutluer ook al over sprak. Dat moest zo nodig worden
aanbesteed en dat is nu gewonnen door een huisartsenorganisatie. De forensische geneeskunde
verliest hiermee een van de drie pijlers van het cruciale vak, naast lijkschouw en
forensisch medische expertise, zoals zedenzaken. De toekomst van de beroepsgroep,
een hele belangrijke beroepsgroep, staat hiermee wel op het spel. En voordat de Minister
zegt dat dat een aanbesteding was en het zo nu eenmaal gaat, wil ik hem toch de vraag
stellen of hij ook ziet dat deze beroepsgroep nu om dreigt te vallen. Er is immers
vergrijzing en nauwelijks jonge aanwas en door dit soort ontwikkelingen sterft dit
belangrijke beroep uit. Vindt de Minister het niet ook een overheidsverantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat er in de toekomst nog forensisch artsen zijn voor lijkschouw
en zedenonderzoeken? Is de Minister bereid deze zorgen serieus te nemen?
Daar wil ik het bij laten.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
De Minister heeft twintig minuten nodig om de antwoorden voor te bereiden. Dan schorsen
wij deze vergadering tot 16.20 uur.
De vergadering wordt van 16.00 uur tot 16.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het commissiedebat van de commissie Justitie en Veiligheid over de politie.
We zijn toegekomen aan de beantwoording in eerste termijn van de Minister. Daartoe
geef ik het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Van Weel:
Veel dank, voorzitter. Veel dank aan alle leden voor hun inbreng in de eerste termijn.
Laat ik beginnen met te herhalen wat een aantal van u ook hebben gezegd, namelijk
het goede nieuws dat Robert-Jan Hartman wordt bijgeschreven in de Tuin van Bezinning.
Ook ik ben daar erg blij mee. Vanuit het ministerie zullen we ook bij de herinneringsbijeenkomst
aanwezig zijn. Helaas heb ik te maken met een JBZ-Raad op hetzelfde punt. Maar ook
hier in dit gremium wens ik zijn nabestaanden een mooie herdenking toe.
Dan sta ik in mijn inleiding graag stil bij enkele onderwerpen. Sommige diep ik wat
meer uit en sommige niet, maar al naargelang uw interrupties ga ik ervan uit dat we
alle onderwerpen goed aan bod zullen krijgen.
In elk debat spreken wij met elkaar over de impact van het veranderende veiligheidsvraagstuk
en de grote maatschappelijke wens om een zichtbare en bereikbare politie met voldoende
slagkracht te hebben. Uiteraard is dat ook onderwerp van mijn gesprekken met het lokale
gezag en met de korpsleiding. Eerder vandaag sprak ik ze ook in het Landelijk Overleg
Veiligheid en Politie. Wij hebben daar vandaag stilgestaan bij een aantal relevante
ontwikkelingen. Ik noem er een paar. We hebben geïnventariseerd wat de mogelijkheden
zijn voor het versterken van de publiek-private samenwerking in het veiligheidsdomein.
Ook ondernemers hebben immers een eigen rol en verantwoordelijkheid op het gebied
van veiligheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de rol van supermarkten in relatie tot
zelfscankassa's. We hebben vandaag stilgestaan bij wat de samenwerking zou kunnen
zijn. We hebben ook gesproken over het thema toekomstbestendige politie en de toenemende
rol die opgepakt moet worden in het digitale domein. Deze ontwikkelingen heeft de
politie ook beschreven in de recent verschenen Strategische agenda politie.
In die context hebben we ook stilgestaan – dit kwam regelmatig ter sprake in uw inbreng
– bij de zichtbaarheid en de bereikbaarheid van de politie. Maar bovenal moet de politie
goed toegerust zijn om haar taken uit te voeren en zich aan te passen aan de veranderingen
die op de organisatie afkomen. Dat vraagt onder meer – ik zeg dat ook tegen mevrouw
Michon-Derkzen en anderen die daarover begonnen – om solide financieel beheer. De
meerjarenraming laat tussen 2026 en 2029 een oplopend exploitatietekort zien. Er zijn
daarom keuzes nodig om tot een sluitende begroting te komen. We kunnen niet ongebreideld
het tekort laten oplopen in de exploitatie zonder dat we daarvoor in de output terugzien
wat we willen zien. Dus op dit moment bereidt de politie op mijn verzoek keuzes voor,
die in de voorbereiding van de politiebegroting 2026 moeten worden gemaakt. Voor mij
is het een randvoorwaarde dat bij het vormgeven van deze keuzes de slagkracht, de
zichtbaarheid en de bereikbaarheid van de politie behouden blijven.
De komende tijd zal ik met het LOVP de voorstellen van de politie bespreken. Daarbij
worden – dat zeg ik tegen onder anderen mevrouw Mutluer – de bevindingen van het EY-rapport,
dat naar buiten gekomen is, betrokken. Dat gaat met name over de sturing op de IV-projecten.
Dit was een eerste rapport. Het was ook niet de bedoeling dat het naar buiten zou
komen in dit stadium, maar die dingen gebeuren, zoals we allemaal weten. We hebben
daar dus nu kort op gereageerd en het rapport inzichtelijk gemaakt. Dat geeft in ieder
geval aan, ook voor mij, dat er echt een flinke opgave ligt in het beteugelen van
de IV-kosten. EY doet daar al wat aanbevelingen voor. Ze zijn ook gevraagd door de
korpsleiding om daar een nadere specificering van te maken, zodat we die kunnen betrekken
bij de integrale besluitvorming.
Ik sta in de inleiding ook nog graag stil bij de voorlichting van de Raad van State
over de bewaartermijnen van politiegegevens, waar een hoop van u naar hebben gevraagd.
Zoals u weet, mag de politie formeel de politiegegevens die worden vergaard voor de
dagelijkse politietaak vijf jaar bewaren. Daarna kunnen deze gegevens nog een keer
vijf jaar worden bewaard en onder voorwaarden worden gebruikt in de opsporingsonderzoeken,
waaronder cold cases. Daarna moeten deze gegevens, die verzameld zijn voor de uitvoering
van de dagelijkse politietaken – ik zeg dat nogmaals: het zijn niet de dossiers zelf,
maar gegevens die in het kader van de algemene politietaak als bijvangst zijn vergaard
– definitief worden vernietigd. In 2019 is hierop een uitzondering gemaakt. Ik heb
naar aanleiding van het vragenuur dat we hierover hebben gehad, waarin enkele kritische
kanttekeningen werden geplaatst door uw Kamer of dit wel geoorloofd was, voorlichting
gevraagd aan de Raad van State. De voorlichting van de Raad van State – u heeft dat
gezien – is helaas vrij digitaal en biedt geen ruimte om deze uitzondering te handhaven
of de bewaartermijn te verlengen. U heeft mij ook gezien in het vragenuur en heeft
mij daarin horen verdedigen waarom deze informatie zo bruikbaar kan zijn voor de oplossing
van cold cases, dus ik begrijp dat dit nieuws hard aankomt. Dat geldt zeker voor de
nabestaanden van slachtoffers in cold cases. Ik realiseer me dat zij, samen met enkele
van uw leden, het gevoel hebben dat hiermee kansen verloren gaan om zaken op te lossen.
Ik wil nog wel één keer benadrukken dat het hier echt niet gaat om de gegevens die
deel uitmaken van een zaaksdossier, dus ook niet van het dossier van een cold case.
Dat dossier gaat niet weg; alle gegevens die daarin zitten, blijven behouden. Maar
het gaat om gegevens die na tien jaar nog niet in verband zijn gebracht met een opsporingsonderzoek,
dus ook niet met een cold case.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik heb dat ook gememoreerd in mijn betoog: het gaat inderdaad niet om de dossierzaken
zelf, maar het gaat soms wel om randinformatie die in dagrapporten of in mutaties
te vinden is. Dan is het voor zo'n team toch hartstikke makkelijk dat ze dat wel kunnen
raadplegen. Dan zou het toch doodzonde, echt doodzonde, zijn als dat soort informatie
weg is, want soms brengt dat die mensen toch weer op een spoor?
Minister Van Weel:
Ik ben dat met de heer Aardema eens. Ik hoor ook weer het pleidooi van meerdere van
uw leden. Ik wil dus zeggen dat ik een ultieme poging ga doen om opties in kaart te
brengen voor een verlenging van de bewaartermijn. Ik zal de Kamer daarover zo spoedig
mogelijk informeren. Hangende dat informeren van uw Kamer zullen er nog geen gegevens
worden vernietigd, ook omdat daar eerst nog een plan van aanpak voor moet worden opgesteld.
Ik denk dus dat ik daarmee in ieder geval kan aantonen dat ik echt zal trachten om
het uiterste te doen om deze informatie op enige manier bewaard te laten blijven.
De voorzitter:
De Minister doet hier een toezegging aan de Kamer. Die wil ik eerst even vastleggen.
Hij zei volgens mij «de Kamer daar zo snel mogelijk over te informeren».
Minister Van Weel:
Ja, ik zei «zo spoedig mogelijk», maar dat komt ongeveer op hetzelfde neer.
De voorzitter:
De Minister zei «zo spoedig mogelijk». Is daar op enigerlei wijze een termijn aan
te koppelen?
Minister Van Weel:
Ik ga proberen om dat voor de zomer te doen. Ik span mij ervoor in om dat voor de
zomer te doen.
De voorzitter:
Dank daarvoor.
Minister Van Weel:
Dat is ook omdat, als ik te lang niet reageer op het Raad van State-verzoek, de AP
mij daarop zou gaan dwingen. Er is dus wel enige spoed mee gemoeid.
De voorzitter:
Ik dacht dat mevrouw Michon-Derkzen als eerste aan de beurt was.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank ook aan de Minister voor dit antwoord. Het is ook het enige mogelijke antwoord.
Ik wil hem erop wijzen dat de Raad van State adviseert. De Raad van State adviseert!
De Raad van State geeft een heel belangrijk en zwaarwegend advies en daar gaan we
niet lichtvaardig mee om, maar het is vervolgens aan de Minister om met dat advies
in de hand wetgeving aan te passen. Dat heeft de voorganger van deze Minister al aangekondigd.
Dat is dus blijven hangen. Ik meen: ook op financiële gronden. Ik wil dus richting
de Minister zeggen: die ultieme poging zit gewoon in de aanpassing van de wetgeving.
Is de Minister ook bereid om te kijken hoe de wetgeving kan worden aangepast zodat
we deze informatie voor cold cases kunnen blijven gebruiken?
Minister Van Weel:
Ik neem die optie mee. Inderdaad, de voorlichting van de Raad van State is een advies,
maar de Raad van State is hierin wel vrij uitgesproken en refereert ook aan Europese
wetgeving en jurisprudentie waarmee hij ook al stelt dat het in wetgeving verankeren
van het langer dan tien jaar bewaren van deze informatie, zeer, zeer lastig zal zijn.
Dus nogmaals, het wetgevingstraject zal ik zeker meenemen in de ultieme poging om
kansen die ik zie, te benutten. Ik denk dat er echter avenues zijn die mogelijk juridisch
meer haalbaarheid kennen dan deze.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ook mijn enorme waardering dat de Minister in ieder geval een ultieme poging gaat
doen voor wat betreft die cold cases. Een van de opties die ik noemde, was zoiets
als de gegevens van vijf jaar en ouder die op hun waarde als cultureel erfgoed of
voor historisch onderzoek worden gefilterd. Nogmaals, ik begrijp dat het lastig kan
zijn. Kun je in die lijn ook de voor cold cases relevante informatie filteren en zou
je dat in die ultieme poging als optie willen meenemen? Dat zou ons een lief ding
waard zijn.
Minister Van Weel:
Of «cultuur» of «historisch» op deze gegevens makkelijk toepasbaar is, weet ik niet.
Maar een van de avenues waar we naar zullen gaan kijken, is of je niet kunt zorgen
dat je, voordat die ultieme termijn van tien jaar verloopt, probeert om gegevens te
koppelen aan cold cases, ook zonder dat je daar wellicht al heel concreet wat mee
kan. Dat is een van die pogingen. Dat komt eigenlijk op hetzelfde neer; dan zou je
ze langer bewaren omdat ze relevant kunnen zijn voor een opsporingsonderzoek. Ik weet
niet of dat kan, maar ik ga ernaar kijken.
De heer Aardema (PVV):
Er staat letterlijk in de brief: «Om te komen tot een langere bewaartermijn van deze
gegevens dienen de noodzaak tot bewaren van die gegevens en de evenredigheid van de
uitbreiding van de termijn overtuigend te worden gemotiveerd.» Het lijkt me toch dat
deze Minister dat overtuigend zou kunnen motiveren.
Minister Van Weel:
Dank voor uw vertrouwen in mijn overtuigende motivering. Ik heb me ook laten adviseren
door wetgevingsjuristen over wat hier nu eigenlijk in deze tekst staat in relatie
tot de jurisprudentie. Zij achten deze kans klein, juist vanwege de aard van de gegevens.
Het betreft namelijk ontzettend veel bulkgegevens van mensen die in de tien jaar dat
we die gegevens hebben gehouden, nooit in verband zijn gebracht met enig opsporingsonderzoek
of wat dan ook. Het is moeilijk om dragend te motiveren waarom het bewaren van al
die gegevens van al die burgers proportioneel is voor die ene coldcasezaak. In tien
jaar ben je er namelijk niet in geslaagd om die gegevens te koppelen. Daarom kijk
ik naar andere avenues, zoals ik zei, maar deze wetgevingsoptie gaat er zeker in meegenomen
worden.
De voorzitter:
Meneer Aardema, ik kan u het woord geven voor uw derde interruptie, maar ik wil het
aantal interrupties in eerste instantie maximeren op drie. Dit zou dan voorlopig dus
meteen uw laatste zijn, tenzij we straks opeens heel ruim in de tijd zitten. De ervaring
leert echter dat dat niet vaak het geval is. Wilt u een interruptie, meneer Aardema,
of bewaart u ’m even?
De heer Aardema (PVV):
Ik wil de Minister wel bedanken voor de toezegging die hij nu doet, want dat geeft
toch weer wat hoop, ook voor nabestaanden. Het gaat uiteindelijk maar gewoon om mappen
met dagrapporten en mutaties die nu al in een archief staan, een afgesloten archief
waar niemand bij kan en waar niemand belang bij heeft. Juist op het moment dat zo'n
zaak zich aandient en er weer nieuwe aanknopingspunten komen, is het toch hartstikke
handig als die mappen weer tevoorschijn kunnen worden gehaald? Nogmaals, ik wil benadrukken
dat die motivatie er moet komen.
Minister Van Weel:
Nogmaals, ik heb begrip voor de wens. Ik snap de frustratie en ik heb die ook gedeeld.
Tegelijkertijd moet ook ik me aan de wet houden. Ik zal zeggen: misschien moet juist
ik me aan de wet houden. Ik moet daar dus wel serieus mee omgaan.
De heer Eerdmans vroeg: hoe staat het eigenlijk met die uitbreiding van de politiecapaciteit
met 4.700 fte? Dat klopt. De vorige kabinetten hebben de operationele formatie van
de politie fors uitgebreid, bijvoorbeeld voor bewaken en beveiligen, voor de aanpak
van ondermijning, voor «zeden» en voor agenten in de wijk. In Rutte III is de operationele
formatie van de politie met zo'n 2.400 fte uitgebreid. Rutte IV heeft daar nog 1.600 fte
aan toegevoegd. Ook dit kabinet investeert in politiecapaciteit. De operationele formatie
groeit dan ook en zal in 2029 ongeveer 4.700 fte hoger zijn dan in 2017. De instroom
loopt op schema, maar vanwege de pensioenuitstroom en een aanhoudende krapte op de
arbeidsmarkt is het vullen van de formatie wel een meerjarige exercitie. Ik heb meerdere
malen in debat met uw Kamer gewezen op die uitdaging. De instroomcijfers van 2024
wijzen tevens uit, zeg ik tegen een aantal van u, dat er zeer veel animo is voor de
zijinstroom van de recherche. Daardoor zal er minder doorstroom vanuit de gebiedsgebonden
politie naar de recherche nodig zijn, waardoor beide werksoorten naar verwachting
de komende jaren zullen groeien. Dat vind ik goed nieuws.
Tegen mevrouw Van der Werf zeg ik – ze zal het ongetwijfeld later meekrijgen – dat
er inderdaad gewerkt wordt aan die directe zijinstroom van rechercheurs die niet wapendragend
en niet breed executief zijn. Zoals ik net zei wijzen de instroomcijfers uit dat er
zeer veel animo is voor deze directe instroom in de recherche. Dat komt de gebiedsgebonden
politie dus ten goede waardoor de krapte afneemt. Samen met de vakbonden werken de
korpschef en ik in onze rol als gezamenlijk werkgever aan een structurele route voor
zijinstroom in de recherche, met voldoende loopbaanperspectief om deze groep ook voor
langere tijd te kunnen behouden.
Op het gebied van de doorstroom is recent met de vakbonden de mogelijkheid overeengekomen
om een hbo-werk- en -denkniveau aan te tonen met een assessment, waardoor medewerkers
op een mbo-functie makkelijker kunnen doorstromen naar een hbo-functie. Daar hebben
we het ook eerder over gehad in deze debatten. Dit wordt de komende tijd geïmplementeerd.
Er waren een aantal vragen over de verdeelsleutel voor de operationele sterkte en
de capaciteit. Er wordt gewerkt aan een nieuwe verdeelsystematiek. Zoals ik u vertelde
kwam ik net vanuit het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Dat werd gebriefd
over de stand van zaken van deze nieuwe verdeelsystematiek, waar nu aan gewerkt wordt
door een extern bedrijf. De beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de politie in
heel Nederland zijn daar belangrijke aspecten bij. Zoals ik zei: een onafhankelijke
partij stelt dit nu voor ons op en brieft daarover. Een bestuurlijke kopgroep bestaat
uit een afvaardiging van het LOVP, maar daarin zijn bewust ook burgemeesters van kleinere
gemeentes afgevaardigd. Het zijn dus niet alleen maar de G4 – ik zeg het maar even
in onze termen – die daar bepalen wat de zwaarte is van de nieuwe verdeelsystematiek.
Er wordt ook gekeken naar de werklast en de opgaven waar de regionale eenheden voor
staan, inclusief de kleine gemeentes. Ik kan de Kamer voor het zomerreces informeren
over de uitkomst van het onderzoek. Dat ligt dus nog steeds op schema, maar ik kan
daar nu niet op voortuitlopen. Ik zou dat ook niet willen, want dan beïnvloed ik de
rest van het proces.
De heer Aardema vroeg terecht aandacht voor de krapte die de NAVO-top veroorzaakt
in de politieschema's. Dat doet het nu al. Dat merken de regio's nu al. U noemde het
voorbeeld van de Haagse kermis. We zien dat wegen worden afgesloten. We weten dat
er bekeken wordt hoe we omgaan met andere uitdagingen die zich plotseling kunnen voordoen
buiten het gebied van de NAVO-top tijdens die NAVO-top. Het is een enorme opgave.
Ik ga daar niet voor weglopen. Tegelijkertijd blijf ik er ook bij dat het een eervolle
taak is dat wij als Nederland deze NAVO-top juist in dit belangrijke tijdsgewricht
in de geopolitiek mogen hosten. We gaan dat natuurlijk op een uitstekende manier doen.
Ook de politie is daar zeer voor gemotiveerd. Ik bespreek in elk Landelijk Overleg
Veiligheid en Politie met de regioburgemeesters waar we nu staan en wat de impact
is. Over een paar weken zullen we weer een publieke briefing geven over de veiligheidsimpact
en wat mensen daarvan merken. De lokale noodhulp is sowieso gegarandeerd. Er is ook
een strategische reserve. We zijn nu aan het bekijken hoe je met die strategische
reserve zou kunnen reageren op calamiteiten die zich elders voor gaan doen tijdens
de NAVO-top. Er is bijstand gevraagd aan Defensie en aan de Koninklijke Marechaussee.
Die zullen waar zij kunnen, maximaal ondersteunen in de taken. Ook diverse andere
landen helpen ons hier uit, zowel met ervaring alsook met daadwerkelijke ondersteuning,
bijvoorbeeld als het gaat om kennis over drones en hoe daarmee om te gaan.
Dan de groene boa's in het buitengebied. Een politiedebat zou niet compleet zijn zonder
de groene boa's. U weet dat wij voor de zomer komen met een diepgaande beschouwing
over het boastelsel en hoe dat zich verhoudt tot de politietaken. De politiefunctie
die we nu bekijken – ik noemde net al als voorbeeld de winkeldiefstal en de publiek-private
samenleving – raakt natuurlijk ook aan de samenwerking tussen politie en boa's en
de taakverdeling daartussen. Ik had heel graag al een samenwerkingsovereenkomst gehad
tussen lokale overheden, politie en groene boa's, maar die is er nog niet. Ik ben
bang dat ik die ook niet ga krijgen voordat ik kom met een diepgaande beschouwing.
Die diepgaande beschouwing zou dan toch wel het ultieme puzzelstuk moeten zijn waardoor
die samenwerkingsovereenkomsten wel op een adequate manier kunnen worden gesloten.
Ik hoop dat het kort na de zomer kan. We kijken ook naar de bewapening van de groene
boa's in dit tijdvak, in het kader van die diepgaande beschouwing. Als gezegd komen
we daar rond de zomer op terug.
Dan de reflectie op de wijkagenten. De heer Aardema vraagt daar terecht aandacht voor.
Laten we eerlijk zijn: dit is natuurlijk voor de meeste mensen het meest tastbare
en meest zichtbare element van de politie. Ik heb het over de wijkagent, die je kent
en die weet wat er speelt. Laat ik eerlijk zijn. Politie voor Iedereen – het werd
al even aangestipt, onder andere door mevrouw Michon – is een van de middelen om de
verankering van de kennis van wat er speelt in de wijken, beter in die politieorganisatie
te borgen, zodat de politie daadwerkelijk weet wat er in welke wijk speelt. Aan de
norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners wordt op dit moment grotendeels volstaan. Maar
de onderbezetting in de breedte ten aanzien van de gebiedsgebonden politie is nog
steeds substantieel, namelijk ruim 5%. Dat veroorzaakt dat wijkagenten vaker dan wenselijk
moeten worden ingezet voor incidentenafhandeling, zoals u al meldde, en ook minder
dan wenselijk toekomen aan hun werk voor de wijk. Dat geldt – dat zeg ik er meteen
maar weer bij – ook voor bewaken en beveiligen, voor de inzet bij grote voetbalevenementen
en voor het beëindigen van demonstraties. Zoals we de afgelopen dagen hebben gezien,
worden gewoon agenten onttrokken, niet alleen in de steden waar deze evenementen plaatsvinden,
maar ook in regio's ver daarbuiten. Dat gaat dan direct ten koste van de taken in
de wijk.
Ik heb u verteld dat de bacheloropleidingen nu lopen, waardoor de zijinstroom voor
nieuwe wijkagenten loopt. We zijn ook met pilots aan het kijken naar een nieuwe manier
van afhandeling van incidenten, waardoor er meer ruimte vrijkomt voor proactief werkende
wijken. Ik kan geen werkbezoek afleggen waarbij agenten mij niet vertellen dat ze
nog vaker in de wijk zouden willen zijn. Die gemene deler kent u en die berichten
hoort u ook. Die staan bij mij zeer op het netvlies. Die vind ik ook zeer belangrijk.
Wat de Nederlandse politie wereldwijd onderscheidt, is die verankering in de wijk
en de kennis over wat daar speelt, wat ons zo veel goeds te brengen heeft. In dat
licht – zonder dat onderwerp zou een commissiedebat met u niet compleet zijn – zie
ik de sluiting van politiebureaus. Dat doe ik niet. Ik heb gezegd: politiebureaus
zijn geen doel op zich. Het sluiten van politiebureaus is dat voor mij ook geenszins.
Ik ben daar niet op uit. Waar ik op uit ben, is een zichtbare en bereikbare politie
die op een zo efficiënt mogelijke manier de uitdagingen die we nu zien, inclusief
de toename van onlinecriminaliteit en de ondermijnende criminaliteit die we zien in
onze steden, dus al die vormen van criminaliteit, op de best mogelijke manier kan
aanpakken. In dat licht kijk ik dus naar alle mogelijkheden en alle draaiknoppen die
ik heb. Politiebureaus zijn er daar een van. Waar mogelijk – dat is tot nu toe altijd
gebeurd, ook uiteindelijk bij het station in Wolvega – wordt er met het lokaal gezag
een oplossing gevonden voor hoe je omgaat met zichtbaarheid en bereikbaarheid. Dat
geldt ook als een groter politiebureau wordt vervangen door meerdere posten. Ik blijf
er dus op gericht dat de politie daar in overleg met de gezagen uitkomt en dat ze
dat op een goeie manier kan doen. Ik zal de ontwikkelingen meenemen, weer in het volgende
halfjaarbericht. Ik zal daarbij additioneel, zeg ik tegen de heer Van Nispen, in kaart
brengen wat de financiële consequenties zouden zijn als we de voorgenomen omzetting
van een aantal politiebureaus naar -posten niet zouden doen. Ik denk namelijk dat
die relevant zijn voor het volledige financiële plaatje, om het zo te zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen heeft een interruptie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik kan de Minister inhoudelijk natuurlijk heel goed volgen, maar het is wel heel moeilijk
te volgen uit de brieven. We stellen met elkaar vast dat er geen scherp zicht is op
geld en op aantallen. De politie moet zichtbaar en bereikbaar zijn; daar zullen we
het allemaal over eens zijn. Dat is dan het doel. Maar we hebben al wel een aantal
bureaus die op termijn gaan sluiten. Dat is dus zo ingewikkeld als je het hele plaatje
niet kent. Kan de Minister deze ontwikkeling, met bureaus en huisvesting, dus ook
meenemen in het kader van de doorlichting van de begroting? Dat is een uitvoering
van mijn breed gesteunde motie uit het afgelopen debat over de begroting. Zo zie je
het totaalplaatje.
Minister Van Weel:
Het korte antwoord is ja. In het volgende halfjaarbericht krijgt u weer meer inzicht.
Ten eerste krijgt u inzicht in de problematiek die structureel bij de politie speelt.
Dat betreft onder andere het EY-rapport, maar er is ook meer. Er zijn overblijfselen
van cao-afspraken die niet gedekt waren. Er zijn zaken waarvan een accountant heeft
gezegd dat ze anders moeten. Er zijn dingen blijven staan waar er wel taken waren,
maar geen mensen. Al die problematiek brengen we nu in kaart. Voor al die problematiek
gaan we ook in kaart brengen wat de oplossing wordt. Dat gaan we structureel doen,
zodat we niet elk jaar bij elk debat deze discussie hebben, zo van: we komen wederom
100 miljoen structureel tekort. Ik ben daarvoor zeer gemotiveerd. De korpschef is
dat ook, kan ik u vertellen. Die zit hier bovenop. Met een taskforce ombuigingen zijn
zij nu bezig om dit serieus en langjarig op te pakken. Daar zullen ook moeilijke keuzes
tussen zitten. Maar ik heb gezegd dat de zichtbaarheid en bereikbaarheid, dus echt
de primaire taak van de politie, wat mij betreft vooropstaat bij alle keuzes die we
daarin maken.
De voorzitter:
Ik ga hier zelf ook een vraag over stellen. De Minister heeft net gezegd: per bureau
dat al dan niet gesloten dreigt te worden, zullen we financieel in kaart brengen wat
dat zal kosten. Ik denk dat dat heel goed is. Volgens mij krijgen we de voortgangsbrief
meestal in juni. Het zou goed zijn om daar een bevestiging van te krijgen. Maar los
van wat het kost ... Het is inderdaad eerlijk om dat aan de Kamer te melden. Als de
Kamer iets wil, dan moeten we ook weten wat het kost. Maar ik zou ook willen weten
wat per bureau de gevolgen zijn voor de aanrijtijden en de zichtbaarheid in de wijken.
Dat is dan namelijk de afweging die we moeten maken. Dat doet dus recht aan de wens
van de Kamer om het hele plaatje compleet te krijgen. Kan dat in dezelfde brief meegenomen
worden?
Minister Van Weel:
Ja, maar ik houd wel een slag om de arm over het abstractieniveau waarop we dat doen.
Als ik u echt per bureau de aanrijtijd naar elk dorp, met hoeveel agenten en op welke
post, moet doorgeven, dan zijn we het werk van de beheerder aan het overnemen. Die
taak hebben we hier niet, denk ik. Het zal dus één abstractieniveau hoger komen te
liggen. Maar daarmee krijgt u wel het inzicht in de taken, wat het betekent voor de
operationele inzet en wat het betekent voor de financiën. In die zin kan ik het doen.
Dat geldt ook voor IV. IV is een fundamenteel en integraal onderdeel van vrijwel al
het politiewerk. We zien dat waar hele specialistische taken zijn, je ook hele specialistische
IV-systemen hebt, van hele specialistische individuele suppliers. Dat is ook logisch
bij grotere organisaties. Ik heb het in het verleden zelf ook meegemaakt bij organisaties
als de NAVO. Naarmate die systemen ouder worden, wordt het steeds moeilijker om ze
stabiel te houden en worden ze steeds duurder in het onderhoud. Daar is de politie
geen uitzondering op. Er zal dus afscheid moeten worden genomen van systemen, ondanks
dat sommige specialisten zullen zeggen: nu raak ik mijn favoriete IT-systeem kwijt.
Voor de beheersbaarheid van de IV van de politie als totaal zullen we daar gewoon
scherpe keuzes in moeten maken, ook om het toekomstbestendig te houden. Zoals ik zei,
nemen we dat mee bij de aanbeveling van EY en hoe daarmee om te gaan.
Dan C2000 – over beheersbaarheid en stabiliteit gesproken. Dank weer voor de aandacht
hiervoor. Mevrouw Van der Werf vroeg aandacht voor het tempo van de verbeteringen.
Kan dat niet omhoog? Kan dat proces niet sneller, ook in relatie tot de NAVO-top?
Ik ben het ermee eens. We moeten de verminderde dekking echt voortvarend oplossen.
Er is al een versnelling in gang gezet in de oorspronkelijke aanpak en die gaan we
doorzetten. Van de 95 geïdentificeerde gebieden zijn er nu al 28 opgelost, waarvan
12 in 2024. In 2025 zijn er nu al 3 oplossingen van DIPP-gebieden ingepland, maar
dat loopt naar verwachting op naar 25 dit jaar. Daarmee maken we dus echt een grote
slag in het oplossen van die gebieden. Het bijplaatsen van die masten kost wel enige
tijd. Dat vereist het voeren van gesprekken met grondeigenaren, de aanvragen van energieleveranciers,
het bestellen van bouwmaterialen et cetera et cetera. Maar we zijn ervan overtuigd
dat ook de provincies – daar liggen die vergunningen namelijk vaak – nu helder hebben
dat dit van belang is en dat we daar dus met voortvarendheid aan moeten werken.
Dan de NAVO-top. Ja, alle agenten worden waar mogelijk nog specifiek gewezen op de
back-upmogelijkheden, mocht C2000 of eOCS – dat is het meldkamersysteem – onverhoopt
toch uitvallen. Ik heb vorige week mijn eerste bezoek gebracht aan een meldkamer,
in Den Bosch. Ik was onder de indruk. Ik hoefde niet eens te vragen: hoe werken hier
de noodsystemen? Dat kan ook slecht nieuws zijn, omdat ze het vaak geoefend moeten
hebben, maar elke centralist kon mij meteen de volgende dingen aanwijzen. Wat nou
als dit systeem uitvalt? Wat doet u dan? Hoe kunt u dan nog steeds functioneren? Wat
als dit systeem uitvalt? Wat kunt u dan niet meer en wat kunt u dan nog wel? Natuurlijk
wordt het opereren moeilijker naarmate die moderne systemen uitvallen, maar de kennis
om daarmee om te gaan en toch te zorgen dat er contact is met de agenten op straat,
zodat je je mensen op pad kunt sturen, is wel aanwezig. Daar was ik erg van onder
de indruk, maar dit heeft specifieke aandacht in aanloop naar de NAVO-top.
De heer Van Nispen vroeg naar commerciële overwegingen en hoe die nu weer de overhand
hebben. In de sourcingstrategie heb ik het belang van de kwaliteit en de robuustheid
zwaar laten wegen. Dat houdt dus onder andere het terugbrengen van het aantal leveranciers
dat we nu in het systeem van C2000 hebben in. Met een nieuwe aanbesteding van C2000
wordt de rolverdeling tussen de verschillende contractpartijen duidelijker. We werken
nu aan de financiële ramingen om te kijken wat nou de impact van de aanbestedingen
is, zodat we daarna een keus kunnen maken in relatie tot de financiële opgave voor
de nieuwe aanbestedingen van C2000.
De heer Van Nispen vroeg ook of ik bereid ben om te kijken naar multisimkaarten als
een van de oplossingen voor agenten. Geld is wat mij betreft nooit een belemmering
voor de veiligheid van onze hulpverleners. Daar vindt u mij dus zeker op de weg. De
multisim wordt nu al gebruikt door circa 6.000 politieagenten die werkzaam zijn in
de grensregio's en die steeds te maken hebben met wisselende netwerken, om te zorgen
dat zij altijd bereik hebben. Die oplossing wordt geboden door commerciële partijen
en zou aan iedereen kunnen worden aangeboden, maar de batterijduur van de telefoon
gaat wel sneller achteruit als je met een multisim werkt. Vandaar dat dat nu gebruikt
wordt in die gebieden waar de kans op het kwijtraken van een netwerk het grootst is.
Bovendien raak je ook tijdelijk even je dekking kwijt als er geswitcht wordt van simkaart
en dekking. Maar we zullen voor de NAVO-top kijken naar de multisim als een vorm van
redundantie.
De heer Van Nispen vroeg ook nog: waarom moet er aanbesteed worden? Zijn er zo veel
contractpartijen? Wie is er nou eigenlijk eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van
C2000? Ik ben die eindverantwoordelijke, zeg ik u maar even. Ik heb al eerder gezegd
dat niet alle erfenissen alleen maar voordelen kennen. Sommige kennen ook echt uitdagingen.
C2000 is een van die erfenissen. De contracten moeten worden vernieuwd omdat de contracten
gewoon aflopen in 2027 en omdat we nu al weten dat de opvolger gewoon niet beschikbaar
is. Ik heb al eerder gezegd dat we, zolang C2000 het systeem is, erin blijven investeren
om het te verbeteren. Dat mag in ieder geval geen reden zijn om dat niet te doen.
Ik grijp die aanbesteding aan om te komen tot één hoofdleverancier, die ervoor kan
zorgen dat alle verschillende leveranciers goed samenwerken en dat C2000 als geheel
goed functioneert. Ik heb al eerder, ook in een vragenuur, denk ik, gewisseld dat
het geen haalbare kaart is om nu, tussentijds, een nieuw systeem commercieel aan te
besteden. We zullen het dus moeten doen met de verbetering van C2000.
Mevrouw Wijen-Nass vroeg of er onderzoek gedaan kan worden naar videobellen met de
meldkamer. Ja, er heeft het afgelopen jaar een pilot plaatsgevonden met videobellen.
Dat was om de centralist inderdaad meer informatie te laten krijgen over de melding,
waardoor er een betere inschatting kon worden gemaakt van de benodigde hulp. Uit de
evaluatie van de pilot blijkt dat centralisten inderdaad vinden dat videobellen het
werk helpt. Ik noem een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Er belde een Roemeense
meneer naar 112, die ergens langs de snelweg stond, geen Engels sprak en een heel
klein beetje Duits. Een fotootje van de auto kan je dan in ieder geval het inzicht
geven of er een ongeval heeft plaatsgevonden of dat hij een lekke band heeft. Daar
kwamen wij in dit gesprek in ieder geval niet achter. In dit geval was er geen man
overboord, maar het geeft voor mij wel aan dat een beeld in een zeker geval wel degelijk
kan helpen. Dat krijgt dit jaar dus een vervolg. Dan wordt gekeken naar soortgelijke
trajecten bij de hulpdiensten en op welke wijze we dat structureel kunnen organiseren
bij de meldkamer.
Dat brengt mij bij de zorg voor verwarde en medische arrestanten, waar een aantal
van u vragen over had. De aanbesteding is meerdere keren mislukt. De zorgen zijn groot.
Er is sprake van een versnelde uitstroom. Wat gaan we doen aan de instroom van forensisch
artsen? Meneer Mutluer en de heer Van Nispen vroegen daar specifiek naar. Forensisch
artsen zijn een onmisbare beroepsgroep, zowel voor de lijkschouw als voor forensisch
medisch onderzoek. Voor goede medische arrestantenzorg moet de zorgverlener bevoegd
en bekwaam zijn om de zorg te verlenen, maar dat hoeft dan weer geen forensisch arts
te zijn. Met de aanbesteding van de medische arrestantenzorg geeft de politie uitvoering
aan een kabinetsbesluit uit 2018 volgens de geldende aanbestedingsregels. Hoewel partijen
zich geruime tijd hebben kunnen voorbereiden op deze ontvlechting, die dus in 2018
was aangekondigd, realiseer ik me dat de impact van een dergelijk besluit groot kan
zijn. Er loopt op dit moment nog een bezwaar op dit besluit. Ik wil dus niet op die
casus ingaan; die zal ik op zijn beloop laten. Maar ik vind wel dat het nodig is om
extra in te zetten op de beschikbaarheid van voldoende forensisch artsen in het algemeen.
Daarom ben ik ook blij dat in de Voorjaarsnota van 2023 – daar zullen we minder historisch
op terugkijken dan op deze, denk ik – extra middelen zijn toegekend om maatregelen
uit te kunnen voeren om het stelsel van forensische geneeskunde te versterken. Daartoe
is het programma versterking forensische geneeskunde gestart, samen met de collega's
van VWS en BZK. Op korte termijn krijgt u een beleidsreactie op het onderzoek naar
de regie in de forensische geneeskunde, dat ik in het kader van het programma versterking
forensische geneeskunde heb laten uitvoeren.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Laat ik vooropstellen dat ik begrijp dat een Minister, zeker gedurende de bezwaarprocedure,
niet ingaat op een proces. Maar deelt de Minister onze zorgen dat je met deze aanbesteding,
die overigens gebaseerd is op eerdere adviezen van een commissie, het risico loopt
dat er veel mensen uitstromen, omdat we de aanbevelingen van de projectgroep die nu
bezig is met de kwaliteit van forensische geneeskunde, eind 2025 verwachten en die
aanbevelingen dus niet zijn meegenomen? We hebben nu 250 forensisch artsen. 60% geeft
aan hiermee te willen stoppen en ook de lijkschouw kan in de knel komen. Kan dat er
aanleiding toe zijn – dat is een hele terechte vraag; wellicht kunt u daarop geen
antwoord geven – dat de opdrachtgever op enig moment zegt: we trekken deze in en we
gaan gewoon wachten, om ’m volgend jaar eventueel herzien, op een andere wijze, weer
in de markt te brengen? Is dat een optie, denkt u?
Minister Van Weel:
Daar ga ik niet op vooruitlopen, om dezelfde reden die ik net noemde. Er loopt nu
een bezwaarprocedure. Ik moet daar echt als bestuurder even buiten blijven. Ik laat
dat bezwaar op zijn beloop. Afhankelijk van de uitkomst daarvan zullen we, alle factoren
in ogenschouw nemend, de volgende stap bepalen.
Voorzitter: Mutluer
De heer Van Nispen (SP):
Ik stel hier zelf ook een vraag over. De Minister zegt: we hebben er al extra op ingezet
en de Kamer krijgt nog een beleidsreactie. Maar daarvoor zei hij dat forensisch artsen
een onmisbare beroepsgroep zijn. Wat de SP betreft hoef je dit soort zaken helemaal
niet aan te besteden. Maar goed, daar kunnen we niet omheen. Dat moet nou eenmaal;
zo hebben we het afgesproken in het stelsel. Maar als je ziet wat voor risico zo'n
dergelijke aanbesteding en het wegslaan van een van de drie belangrijke pijlers van
deze beroepsgroep zou kunnen betekenen voor een beroepsgroep die toch al te maken
had met vergrijzing en gebrek aan jonge aanwas, dan zouden weleens alle inspanningen
uit het verleden voor niets kunnen zijn geweest. En dan kan het zo zijn dat die lijkschouw
niet meer 24 uur per dag, 7 dagen in de week beschikbaar is. Dat zijn dan toch gevolgen
die de Minister volgens mij niet voor zijn rekening zou willen nemen. Kan dat er dus
nog toe leiden dat de Minister zegt: ik ga toch nog één keer heel serieus, samen met
de politie, bekijken hoe we deze ellende zouden kunnen voorkomen en hoe we deze belangrijke
beroepsgroep, die de Minister «onmisbaar» noemt, overeind kunnen houden?
Minister Van Weel:
Ik ga me inspannen om de forensische zorg op het niveau te houden dat wij daarvan
verwachten, maar ik kan me nu niet mengen in de bezwaarprocedure die nu loopt in de
actuele aanbestedingszaak. Er is een keuze gemaakt om medische arrestantenzorg te
ontvlechten en daardoor apart in de markt te zetten. Dat heeft zijn eigen beloop gehad.
Dat is hierop uitgekomen. Daar loopt nu een bezwaar tegen. Dat bezwaar wacht ik af.
Hangende dat bezwaar ga ik nu geen stappen in dat proces omdraaien of omkeren. Dat
zou niet zorgvuldig zijn.
Voorzitter: Van Nispen
Minister Van Weel:
Dan verward gedrag. De heer Eerdmans noemde als voorbeeld om bij meldingen altijd
iemand als zorgverlener op de auto te zetten. Hij vroeg: hoe doen we dat 24/7 op straat
en wat zijn hier nou de oplossingen in? Ik deel de zorgen van de heer Eerdmans. Ik
heb meerdere keren met uw Kamer gesproken over de personen met verward en onbegrepen
gedrag. Dat heeft ook onze prioriteit. Met de Ministers van BZK en VWS werk ik in
navolging van de parlementaire verkenning aan een interdepartementaal programma voor
een bredere aanpak. Daar gaan we het ook over hebben. Ik zeg uit mijn hoofd, nee,
ik zeg vanaf papier, dat er vooralsnog op 28 mei een debat specifiek over dit onderwerp
gepland staat, waar ook de collega's van BZK en VWS bij zijn. Ik hecht daaraan, omdat
het mij inderdaad voornamelijk gaat om het ontlasten van de politie. Op welke wijze
we dat doen, zal me eigenlijk om het even zijn.
Ik ben zelf van de week in Almelo geweest. Ik kom ook nog eens in de regio. Daar hebben
ze het programma Streettriage, waarbij dus een ggz-zorgverlener en een politieagent
zeven dagen in de week on call staan, gedurende een shift in de middag en de avond,
om te reageren op dit soort gevallen. Dat is een van de voorbeelden. Er wordt gekeken
naar ervaringen met ggz-medewerkers die in de meldkamers zitten bij 112, om die eerste
triage meteen goed te kunnen doen. Als ik alleen al die twee naast elkaar hou, zie
ik dat daar voor- en nadelen aan zitten. Vanuit de meldkamer is niet altijd in te
schatten of er agressie in het spel is en of dus politieassistentie gewenst zou kunnen
zijn. Aan de andere kant kun je een politieagent die je permanent voor ggz-meldingen
gereed hebt staan niet inzetten voor andere taken. Dat heb ik ook gezien, want ik
ben meegelopen met de desbetreffende medewerker die die wacht had. Ik ga het daar
dus graag uitgebreid over hebben en zeker ook over de alternatieven om de meldkamers
en de politie te kunnen ontlasten. Er is overigens ook een voorbeeld van de mobile
crisis-and-responseteams uit Amerika. Dat betrekken we hier ook bij. Op 28 mei gaan
we hier dus over verder.
Hoeveel meldingen komen er eigenlijk binnen op het Meldpunt Zorgwekkend Gedrag? Het
nummer is 0800-1205. Ik noem het nog maar een keer hier voor iedereen die meeluistert.
Dat is het meldpunt dat we hebben voor als u zorgwekkend gedrag detecteert. Er zijn
in 2024 14.000 meldingen binnengekomen bij het meldpunt. Dat is dus niet onaanzienlijk.
Het nummer wordt goed bereikt. Mensen die zich zorgen maken over naasten kunnen daar
in contact komen met zorgverleners in de buurt. Dit meldnummer kan ook het begin zijn
van hulp waaraan behoefte is. Het gaat om niet-acute zaken. Bij acute zaken moeten
mensen nog gewoon 112 bellen. Graag niet 3.000 keer per jaar, zeg ik daarbij, in navolging
van de heer Eerdmans. Ze kunnen ook de lokale crisisdienst van de ggz bellen. Maar
voor zorgwekkend gedrag moeten ze zeker wel bellen.
Dat brengt mij dan bij de andere belangrijke zaken. Laat ik beginnen bij de heer Eerdmans,
die vroeg: wat is er nou gebeurd bij die A12-blokkade? Zelf had hij al contact gehad
met de burgemeester. Ik kom daar nog schriftelijk op terug, want ik had toegezegd
om te gaan kijken of we het lokale gezag bereid zouden vinden om deze pilot te houden.
Ik heb vorige week in de Kamer in een debat verteld dat ik dat zou doen en dat Den
Haag bereid is gevonden om stapsgewijs te kijken welke stappen er nou te zetten zijn.
Op zaterdag 5 april zijn ruim 500 activisten van XR aangehouden. Daarvan zijn er dertien
aangehouden voor strafbare feiten als belemmering, verzet tegen de politie en het
tot stilstand brengen van het verkeer door middel van busjes op de A12. Daarmee geef
ik ook meteen antwoord op uw vraag. Diegenen die het verkeer stilzetten, worden daar
wel degelijk voor aangehouden en gehoord. Vervolgens is het nog steeds aan het OM
om daarop te vervolgen. Daarnaast is er op 5 april ook gekeken in hoeverre er begonnen
kon worden met de identificatie en registratie. We zien nu namelijk dat de rechter
voor een enkelvoudige overtreding van de WOM, want daar hebben we het dan over, vaak
geen straf oplegt. Het OM zegt dus: daar kunnen we wel allerlei dure middelen op inzetten
en daar kunnen we wel capaciteit aan besteden, maar uiteindelijk levert dat niks op.
Het idee is dat als je de harde kern en de mensen die herhaaldelijk strafbare feiten
plegen, in kaart brengt, je bij de rechter mogelijk wel vervolging kunt krijgen. En
dat zou dan weer een positief effect hebben op het voorkomen van strafbare feiten.
Want dat hier gewoon sprake van is, ben ik helemaal eens met de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank daarvoor. Maar de politie kan toch ook boetes opleggen, of niet? Als ik op de
snelweg ga wandelen, dan krijg ik die € 390 volgens mij gewoon ter plekke, want het
is namelijk strafbaar om op de snelweg te wandelen. Bovendien is het gevaarlijk. Ik
snap dus niet waarom een demonstrant die op de snelweg wandelt voordat ie, zeg maar,
gaat activeren, niet een gevaar is voor onze veiligheid en dus op dat moment een boete
door de politie verdient. Waarom wordt er alleen naar het OM gekeken?
Minister Van Weel:
Ik kom daarop terug in mijn schriftelijke rapportage over de pilot wasstraat, maar
ook dat is natuurlijk een beschikking, zij het in dat geval onder de wet-Mulder. Dus
dat is hetzelfde als dat het OM daartussen zit. Alleen wordt het dan direct met een
proces-verbaal afgedaan.
Overigens leert de ervaring met deze mensen dat ze altijd in beroep gaan en ook dat
levert dus weer capaciteitsbeslag bij de rechtsketen op. En dus moet je wel kijken
wie je eruit pikt. Het werd in uw debat in de Kamer van de week ook genoemd en laten
we daarover eerlijk zijn: we zitten niet achter brave huisvaders aan die zich zorgen
maken om een zaak. Daar gaat het niet om. Het gaat hier om diehard activisten die
willens en wetens beslag leggen op politiecapaciteit, die de maatschappij ontwrichten
en strafbare feiten plegen. Dat is een harde kern die bestaat uit een aantal mensen
en niet uit honderden mensen. Door daar gericht tegen op te treden – daar is die pilot
ook op gericht – willen we kijken of we daaraan een einde kunnen maken.
De voorzitter:
Buiten de microfoon om wordt gevraagd wanneer die brief komt.
Minister Van Weel:
Laat ik dat mee proberen te nemen in het halfjaarbericht van half juni. Dan krijgt
u de stand van dan. Ik bedoel: ik rapporteer wat er dán te zeggen is. Overigens dank
voor uw steun voor onze aankondiging van het verbod op gezichtsbedekkende kleding,
iets waarover we in een ander verband komen te spreken.
De heer El Abassi stelde een vraag over huisbezoeken van agenten. Hij stelde die vraag
naar aanleiding van één voorbeeld, namelijk iemand die ogenschijnlijk alleen maar
vanwege het bezoeken van een demonstratie thuis werd bezocht. Laat ik vooropstellen
dat een huisbezoek door de politie grote indruk kan maken op demonstranten. Overheidsoptreden
rondom demonstraties mag niet gericht zijn op het ontmoedigen van deelname aan demonstraties.
Daarom moet de politie op basis van een concreet geval en in afstemming met het lokale
gezag steeds de afweging maken of huisbezoek echt noodzakelijk is en of er niet minder
ingrijpende middelen beschikbaar zijn om het beoogde doel te bereiken.
In het onderhavige geval heeft de politie gezegd dat een huisbezoek niet het meest
aangelegen instrument was. Daarvoor heeft de politie in dit geval haar excuses gemaakt.
Ik moet wel zeggen dat niet in algemene zin geldt dat de politie geen huisbezoeken
zou kunnen doen. Dat is echt een vast onderdeel van het werk van de politie. Dat doet
de politie om te kijken wat er in de wijk speelt. Dat kan ze verder ook doen in het
kader van de openbare orde als ze verstoringen verwacht. En als mensen in eerdere
instanties strafbare feiten hebben gepleegd, dan kunnen ze ook langsgaan om in ieder
geval even te kijken wat mensen van plan zijn. Laten we dus geen stigma verbinden
aan het feit dat de politie huisbezoeken aflegt. Maar het moet wel proportioneel zijn.
Voor enkel vreedzaam demonstreren zou de politie niet aan de deur moeten komen.
Geweld tegen gemeenteraadsleden is verwerpelijk. Dat zeg ik via u, voorzitter, tegen
de heer El Abassi. Laat ik daar duidelijk over zijn. Gewelddadig gedrag tegen mensen
met een publieke taak, en daar vallen gemeenteraadsleden onder, keur ik ten zeerste
af. Dat is te allen tijde onacceptabel. Juist mensen met een publieke taak moeten
hun werk veilig kunnen uitvoeren, zonder te worden uitgescholden, belaagd of aangevallen.
Ik ga niet in op de individuele casussen en hoe daar opvolging aan wordt gegeven.
Dat is echt aan het lokale gezag. Maar ik wil wel zeggen dat daar waar deze mensen
persoonlijk belaagd zijn, het belangrijk is dat we ook kijken naar de nazorg, de weerbaarheid
en de opvang van de mensen die met dit grensoverschrijdende gedrag te maken hebben
gehad. Hiervoor loopt een programma van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en dat
heet Netwerk Weerbaar Bestuur. Wij stimuleren ook dat er altijd aangifte wordt gedaan
van dit soort zaken, juist vanwege het belang om mensen met een publieke taak te steunen.
Zij zetten zich immers in voor ons allemaal!
De Eenduidige Landelijke Afspraken daarover behelzen dus dat er aangifte wordt gedaan
en dat er altijd op wordt gereageerd. Die afspraken zijn recent geëvalueerd en gister
heb ik de beleidsreactie daarop aangeboden aan uw Kamer. Dat is het kader om de aanpak
Veilige Publieke Taak te laten slagen. De herziene versie van die Eenduidige Landelijke
Afspraken komt in het voorjaar van 2026 naar u toe.
In het verlengde daarvan werd gevraagd naar het taakstrafverbod voor geweld tegen
hulpverleners. Hoe staat het daarmee? Dat verwacht ik nog voor de zomer in consultatie
te kunnen doen gaan. Dus ook dat ligt nog op het oorspronkelijke schema.
Mevrouw Mutluer en de heer Boswijk vroegen naar nepagenten. «Dat wordt nu bestraft
als een vorm van oplichting, maar zou het niet een strafverzwaring kunnen zijn als
iemand in de eigen woning wordt opgelicht?» Het is heel ernstig als mensen zich voordoen
als agenten en zo geld en spullen buitmaken. Ook hier weer: ik was begin deze week
in Almelo. Daar hadden ze een auto onderschept van mensen die in dit geval uit Rotterdam
kwamen. Die hele auto lag vol met sierraden, bankpassen en geld! Er werd dus gewoon
een hele tour afgelegd door zo'n gemeente, en vooral bij kwetsbare ouderen met succes.
Dat bleek ook nu dus maar weer. Gelukkig zijn deze mensen gepakt, maar het is veelvoorkomend
en enorm frustrerend. Het tast ook het vertrouwen van mensen aan als mensen zich voordoen
als nepagenten.
Het klopt dat het veelal als oplichting kan worden aangemerkt en dat daar een maximumstraf
van vier jaar op staat. Dat is dezelfde strafmaat als bijvoorbeeld bij diefstal. Maar
er zijn ook casusposities denkbaar waarbij dit anders ten laste wordt gelegd, bijvoorbeeld
als iemand verkleed als nepagent met geweld een woning binnendringt. Dan kan dat diefstal
met geweld worden en dan kunnen er gevangenisstraffen tot twaalf jaar worden opgelegd.
Het is uiteindelijk aan het OM om te bepalen wat in een concreet geval de meest passende
tenlastelegging is. Maar ik wil er dus wel voor waken dat we een gewelddadige woninginbraak
gelijkstellen aan oplichting door nepagenten. Het fysieke gevaar dat er in het eerste
geval is, moet tocht echt zwaarder wegen, hoe vervelend ook, dan de oplichting, ook
als die in de eigen woning plaatsvindt.
De voorzitter:
De derde interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Deze bijdrage zijn jullie niet gewend van GroenLinks-PvdA, hè. Nog harder straffen!
Maar ik ga het toch doen.
Het is een understatement als je zegt dat dit vaak voorkomt. Als ik het goed bereken,
komt het 23 keer per dag voor. Het gebeurt 8.333 keer per jaar en dat zijn de gevallen
waar melding van wordt gemaakt. Ik denk dat de Minister zich zeer goed kan voorstellen
wat voor impact dit soort oplichting heeft op mensen. Ook de politie vraagt om die
strafverzwarende omstandigheid. Hoe kijkt de Minister naar die oproep van onze dienders?
Naast voorkomen en bewustwording van mensen moeten we volgens hen ook het strafrechtelijke
deel beter borgen.
Minister Van Weel:
De oproep van dé dienders. Dat zijn er 64.000 en je weet dus nooit uit welke groep
het komt en hoe breed het gedragen wordt. Die oproep heeft mij niet bereikt, maar
ik zal hierover in gesprek gaan met de politie. Verder zal ik het meenemen naar mijn
reguliere overleg met het OM en hen vragen of zij een lacune ervaren in de mogelijkheden
om dit soort delicten te bestraffen. De uitkomst daarvan zal ik meenemen in dat halfjaarbericht.
De heer Eerdmans vroeg naar preventief fouilleren en de derde waarnemer. De derde
waarnemer is geen wettelijke verplichting. Ik ben er zelf ook geen voorstander van,
maar het is dus aan de lokale driehoek en niet aan mij als Minister. Maar laat ik
hierbij duidelijk als Minister hebben gezegd: wat mij betreft doen we dat niet.
Mevrouw Van der Werf vroeg naar de anonieme aangifte van agenten. Kunnen we dat uitbreiden,
zodat een vordering tot schadevergoeding voor mishandeling anoniem kan worden beoordeeld?
Per 1 juli 2025 treedt de AMvB Bescherming slachtoffergegevens in processtukken in
werking. De kern van deze AMvB is dat slachtoffergegevens bij de bron worden weggelaten,
voor zover deze niet strafvorderlijk relevant zijn. Dat geldt voor alle processen-verbaal
van opsporingsambtenaren en alle stukken die het Openbaar Ministerie produceert. Dit
uitgangspunt geldt voor alle slachtoffers en niet alleen voor de mensen met een publieke
taak. In die zin denk ik dat haar vraag per 1 juli gedekt is. Aanvullend wordt ingezet
op bewustwording van het gebruik van persoonsgegevens door professionals in de gehele
strafrechtketen.
Dat brengt mij op het punt van de iftars en de vraag of het in strijd is met de Gedragscode
lifestyle-neutraliteit. Nee. De politie neemt al jaren deel aan iftars, de avondmaaltijden
tijdens de ramadan. Het bijwonen van bijeenkomsten met een religieus element is niet
voorbehouden aan de islamitische gemeenschap. Dat wordt ook bij andere religieuze
vieringen gedaan. Niet alleen bij de winterborrel, maar ook bij joodse feestdagen
en anderszins zult u politieagenten, ook in uniform, treffen. Dat is ook belangrijk
om in verbinding te staan met verschillende groepen in de samenleving. Dat is wat
anders, zeg ik er meteen bij, dan in uniform oproepen tot een gebed. Ik vind dat daarbij
wel de grens van de neutraliteit wordt overschreden omdat het niet de taak van de
politieagent is om dit soort religieuze uitingen publiek en in uniform te doen. Iedereen
mag zijn geloof belijden zoals hij dat wil. Deelnemen aan en contact hebben met gemeenschappen
is essentieel. Maar voorgaan in gebed, in welke religie dan ook, hoort daar niet bij.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank aan de Minister voor zijn reactie. Goed dat hij helderheid verschaft over wat
er wel of niet verwacht mag worden van een geüniformeerde politieagent in functie.
Zoals ik in mijn bijdrage zei, vind ik contact met allerlei bevolkingsgroepen en het
bijwonen van bijeenkomsten, eventueel ook met een religieuze achtergrond, allemaal
uitstekend, maar mijn punt is of het aan de politie is om zélf actief islamitische
iftarmaaltijden te organiseren, tot op het politiebureau aan toe, compleet met alle
islamitische geloofsuitingen van dien en betaald door de politie. Dat verdraagt zich
toch niet met de neutraliteit die wij verwachten van de politie?
Minister Van Weel:
Ik hoop dat er veel paasontbijten zijn georganiseerd deze week. Dat mag de politie
wat mij betreft ook doen. Mij gaat het erom dat iemand in uniform zich neutraal opstelt,
maar dat kan op een religieuze bijeenkomst zijn. Dat is de lijn zoals ik die zie.
Nu ga ik niet alle scenario's uitkauwen en voor alle 64.000 agenten voorschrijven
hoe dat er dan precies uitziet. Ik denk dat ze zelf op basis van deze woorden hun
conclusies wel kunnen trekken.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nog één keer op dit punt dan. Erkent de Minister dat het zelf actief organiseren van,
in dit geval islamitische, bijeenkomsten op deze wijze bij geen enkele andere religie
plaatsvindt? Het was compleet met religieuze handelingen. Ik noemde al met een knipoog
dat er dan op christelijke bijeenkomsten psalmzang zou zijn of dat er een preek zou
worden gelezen. We hebben het ook gehad over een seculiere kerstborrel als het ware.
Maar waarom dan deze focus op één specifieke religieuze stroming?
Minister Van Weel:
Het is voor mij niet het focussen op één religieuze stroming. Ik heb dit ook niet
ingebracht hier. Ik reageer op de vraag die gesteld is. Wat mij betreft is dat niet
anders. Van mij mogen er chanoekabijeenkomsten georganiseerd worden bij de politie.
Maar nogmaals, als de politie voorgaat in gebed, dan wordt wat mij betreft de neutraliteit
geschonden.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik vind het toch een glibberig pad waar de Minister op loopt in antwoord op de SGP.
Is hij het er nu wel of niet principieel mee eens dat de politie een bijeenkomst organiseert
in een religieuze context? Het gaat er niet om welk geloof het betreft; de voorbeelden
van de heer Van Dijk zijn duidelijk. Ik verlang van een neutrale Minister, met de
scheiding van kerk en staat in het wapen, dat wij dat niet enthousiasmeren. Sterker
nog, ik zou daar graag een verzet tegen horen van de Minister, namelijk dat we het
niet oké vinden dat agenten, dus de politie, of ze nou in uniform zijn of niet, een
religieuze bijeenkomst organiseren. Waarom? Dat moeten wij niet willen.
Minister Van Weel:
Maar nu maakt u een iftarbijeenkomst ook wel weer groot, alsof dit een soort algeheel
gebed is. De iftarmaaltijd is het breken van het vasten. Het is een avondmaaltijd.
Het is ook een moment van verbinding. Iedereen is daarbij welkom, ook bij de iftars
van de politie. Ook ikzelf ben daarbij uitgenodigd. Ik zie daar echt niet het kwaad
in dat iedereen ziet. Nogmaals, hij het voorgaan in een gebed of het daadwerkelijk
belijden van religieuze kenmerken, trek ik een grens. Maar ik ga geen verbod op iftars
of het organiseren daarvan afkondigen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
De grens moet zijn: actief zelf organiseren versus zoiets bijwonen. Over dat bijwonen
kun je ook een mening trouwens. Ik vind agenten in politie-uniform bij een iftar zeer
onwenselijk. Ik denk niet dat je dat moet doen. Dat geldt ook voor andere bijeenkomsten
van andere religieuze snit, zeg ik er maar meteen bij. Maar de Minister stelt dus
geen principiële grens tussen het zelf actief organiseren van bijeenkomsten met een
religieus motief of religieuze context versus het bijwonen van zoiets. Dat vind ik
een grens die we niet over moeten gaan als politie.
Minister Van Weel:
Nu bekruipt me toch het gevoel dat we wel op één religie aan het focussen zijn. Een
georganiseerde kerstmis, waarbij dan wel een professionele dominee of pastoor voor
zou gaan, zou hier gewoon moeten kunnen. Het gaat erom ... Een paasontbijt heeft natuurlijk
ook een religieuze inslag. Wat vraagt u nou extra als het gaat om de islam, vergeleken
met andere godsdiensten? Want zo interpreteer ik het nu.
De voorzitter:
De Minister moet de laatste vraag intrekken, want de heer Eerdmans kan niet meer reageren.
Er is natuurlijk wel een tweede termijn. Omdat we het aantal interrupties hebben beperkt,
is er ruimte voor een tweede termijn.
Minister Van Weel:
Ik trek de vraag in.
De voorzitter:
Maar de heer El Abassi heeft wel nog een interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
Natuurlijk luister ik vol walging naar de vragen die nu gesteld worden. Volgens mij
wordt er in de beantwoording van de schriftelijke vragen ook al antwoord gegeven,
namelijk: de politie organiseert net zoals ministeries en andere publieke organisaties
bijeenkomsten in het teken van betekenisvolle dagen. Er worden voorbeelden genoemd
van betekenisvolle dagen, namelijk kerst, Chanoeka en ramadan. Dit gebeurt gewoon
altijd. Alleen, nu bij een iftar, schrikken een aantal mensen daarvan.
Dan over naar mijn vraag. Ik lees in de beantwoording, en de Minister gaf het net
ook aan: «Een oproep tot gebed in uniform vind ik niet passen bij een politie die
neutraliteit uitstraalt.» Weet de Minister wel wat een iftar is? Je mag je vasten
breken in de avond, bij het avondgebed. Om het avondgebed te verrichten is er de gebedsoproep.
De gebedsroep is daarmee een oproep om het vasten te verbreken. Snapt de Minister
wel hoe het werkt met het verbreken van het vasten tijdens de ramadan?
Minister Van Weel:
We komen hier in een heel ander soort debat dan ik voor ogen had, maar prima. Het
gaat erom dat wat mij betreft het voorgaan in een gebedsoproep zich niet verhoudt
tot de neutraliteit van het uniform. De aanwezigheid prima, het organiseren van een
iftarmaaltijd net zoals andere betekenisvolle dagen prima. Dat moet allemaal kunnen.
Dat is ook goed voor de verbinding in onze maatschappij. Maar het in uniform een gebedsoproep
doen gaat voor mij te ver. Dat staat ook weer los van welke religie we het over hebben,
met uitzondering van het pastafarisme, zeg ik dan maar meteen tegen de heer Diederik
van Dijk. We volgen gewoon de jurisprudentie van de Raad van State, dus we volgen
dus de hoofdstromingen van de verschillende denominaties.
De heer El Abassi (DENK):
Dit brengt mij tot waarom de SGP dit als een boemerang terugkrijgt. Het christelijk
dankgebed, het tafelgebed bij kerst, een agent die roept «Gods zegen voor het nieuwe
jaar toegewenst», zijn dat allemaal dingen waarvan de Minister nu eigenlijk zegt:
dat mag niet in politie-uniform?
Minister Van Weel:
Was dit ... Dit leek mij meer een vraag aan de heer Diederik van Dijk. Ik ken dit
voorbeeld niet. Daar hebben we het nu ook niet over.
De heer El Abassi (DENK):
Die voorbeelden zijn er namelijk wel. Het zijn video's die ik gewoon van het internet
heb gehaald. Die zou ik zo naar de Minister kunnen sturen. In die video's wordt Gods
zegen voor het nieuwe jaar toegewenst aan mensen in politie-uniform. Je hebt genoeg
video's die dit aantonen. Dit was een voorbeeld van de politie in Rotterdam. Hieruit
kan ik dan ook opmaken dat dit soort dingen nooit opvallen. Dat is mijn conclusie
ook. Maar als het om moslims gaat, dan gaat daar hier in de Kamer ineens zoveel aandacht
naar uit. Ik vind dat jammer. We moeten daar gewoon mee ophouden met z'n allen.
Minister Van Weel:
Waarvan akte.
Dan de vraag van de heer Van Dijk over de nieuwe eedinvulling en de persoonlijke invulling
daarvan. Samen met de politievakbonden is er een werkinstructie opgesteld waarmee
een eenduidige lijn in de uitvoering wordt bewerkstelligd. In deze werkinstructie
zijn er antwoordteksten en gebaren, behorend bij de eed, uitgewerkt voor de meest
voorkomende denominaties, namelijk het christendom, het hindoeïsme, de islam en het
jodendom. Deze uitwerking is gebaseerd op de instructie die Defensie gebruikt voor
het militaire personeel. We denken dat daarmee het overgrote deel van de mogelijkheden
wordt afgedekt.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja, mijn laatste interruptie; ik besef het. De Minister maakte een vergelijking met
de Defensieambtenaren. Het aparte bij die instructie is dat die in ieder geval nog
een inkadering geeft, een bepaald uitgangspunt. Het nieuwe van wat nu wordt gekozen,
en wat ik toch niet anders kan zien dan als een breuk met wat vorige Ministers altijd
hebben gezegd, is dat het compleet wordt opengelaten, letterlijk «puntje, puntje,
puntje». En je mag zelf invullen op wie jij jouw eed aflegt. Nou, bent u het daarmee
eens of niet? Erkent de Minister dat dat een breuk is met het verleden? Daarin werd
toch altijd beklemtoond: nee, de herkenbaarheid en een zekere uniformiteit en gemeenschappelijkheid
is wel heel erg van belang; het mag niet een rommeltje worden rondom die eed. Dat
laten we nu toch los, als ik het goed begrijp.
Minister Van Weel:
Ik verwees naar de werkinstructie die erbij gaat. Daarbij is de werkinstructie gewoon
uitgewerkt voor de meest voorkomende denominaties. Het kan ook zonder een denominatie,
zoals dat al was. Ik heb zelf de gelofte afgelegd toen ik beëdigd werd als marineofficier.
Gelukkig bestaat die mogelijkheid ook. Daar moet iedereen vrij in zijn. En nee, dat
moet geen rommeltje worden en het moet ook niet in het belachelijke worden getrokken.
Vandaar dat de werkinstructie zich beperkt tot de geaccepteerde denominaties en dat
ook de politie gewoon de jurisprudentie van de Raad van State volgt over wat nu een
godsdienst is en over wie je mag aanroepen of niet. Ik noemde al eerder het pastafarisme,
dat daar dus niet onder valt.
De heer Aardema sprak over een politiemuseum, bijvoorbeeld in Apeldoorn. Ik weet dat
daar veel over gesproken is en dat er veel huiswerk is gedaan. Ik moet wel eerlijk
zeggen dat ik dit, met de taak waar de politie nu voor staat en met de krapte die
we zien, niet als een van de prioriteiten kan zien. Een civiel initiatief, een crowdfunding,
een stichting of wat dan ook zou ik van harte toejuichen, maar in de huidige situatie
kan ik dit niet als een speerpunt in de begroting voor de politie zien.
De heer Boswijk vroeg naar de kabinetsreactie op de initiatiefnota over PTSS. Ik ben
ermee bezig, met de collega's van Defensie, VWS en BZK. Voor de zomer komen we met
een kabinetsreactie op deze initiatiefnota.
Ten slotte vroeg hij – ik moet overigens zeggen: heel terecht – naar de structurele
financiering van het Veteranen Search Team. Het is aan de politie om afspraken te
maken over die onkostenvergoeding, maar dat heb ik al vijf debatten lang tegen de
heer Boswijk gezegd. Voor dit jaar heeft de politie een onderbouwing van het Veteranen
Search Team ontvangen voor rond de € 50.000. Daar heeft de heer Boswijk eerder aandacht
voor gevraagd. De politie gaat deze rekening inpassen en betalen. Voor volgende jaren
is het Veteranen Search Team gevraagd om een meerjarenbegroting aan de politie aan
te leveren zodat men daar ook van tevoren rekening mee kan houden in de begroting.
Die gesprekken lopen op dit moment goed.
Dat brengt me aan het einde van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel voor deze beantwoording, zeg ik tegen de Minister. Dan zijn we toegekomen
aan de tweede termijn. Daarvoor hebben de fracties, laten we zeggen, 1 minuut of,
indien nodig, 1 minuut en 20 seconden de tijd. Laten we het daarbij laten en het aantal
interrupties ook een beetje beperken in de tweede termijn. Dan kunnen we straks nog
luisteren naar de antwoorden van de Minister. Dan geef ik het woord aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor de beantwoording van onze vragen en
voor in ieder geval de toezegging die hij net heeft gedaan ten aanzien van de coldcasezaken
en de bewaartermijnen. Daar hadden we een voorstel voor klaarliggen en ik ga met een
aantal collega's even in overweging nemen of we toch een statement willen maken ten
aanzien van het bewaren van gegevens die coldcasezaken kunnen oplossen. Daarom doe
ik alvast een tweeminutendebataanvraag.
Wat betreft de oplichting van vaak kwetsbare mensen als strafverzwarende omstandigheid
in de wet zetten bij oplichting in de eigen woning: ik vond de antwoorden van de Minister
daaromtrent niet erg toeschietelijk. Daarom overweeg ik daarover ook een motie.
Voorzitter. Ik was overigens totaal niet tevreden ... Ik was niet geheel tevreden
met de antwoorden over de toekomst van de medische arrestantenzorg, naar aanleiding
van de aanbesteding en met het oog op de impact die het werk kan hebben op de forensisch
artsen. Misschien is het handig dat we dat tweeminutendebat aanvragen voor volgende
week, in ieder geval voordat het definitieve besluit tot gunning is gevallen.
Verder hoorde ik in het debat een clash van religies. Ik vier graag kerst, ik ga graag
naar de iftarmaaltijden en mijn Joodse vrienden zien me bij Chanoeka. Volgens mij
leidt dat alleen maar tot verbinding. Laten we verbindend blijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Daarover verschil ik dus echt van mening met mijn buurvrouw, mevrouw Mutluer. Ik denk
dat het leidt tot heel veel onbegrip en verdeeldheid. Niet doen! De politie moet zich
absoluut neutraal opstellen. Ik zou ook geen paasontbijt en kerstmissen gaan bijwonen.
Ik zou het gewoon niet doen. Dat is eigenlijk mijn oproep aan de Minister, want het
leidt echt tot gedoe en scheve ogen.
Voorzitter. Ik had nog één vraag over preventief fouilleren. Terecht zegt de Minister
dat er geen wettelijke verplichting is tot een derde waarnemer, maar volgens mij staat
wel in het handelingskader dat er altijd een derde waarnemer bij het preventief fouilleren
moet zijn. Kan die bepaling daar dan ook uit?
Ik had nog een vraag gesteld over willekeur. Nu moet de politie namelijk in sommige
regio's in het kader van de willekeur de vierde en de zesde persoon preventief fouilleren,
terwijl die – dat denk ik dan – een baby of een oma kunnen zijn. Daar hebben we niet
zo heel veel aan. Kan die bepaling er ook niet uit?
Voorzitter. Verder: dank voor de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Dat mevrouw Mutluer graag naar die religieuze bijeenkomsten
gaat is prima, maar ze zit zelf niet bij de politie. Daar zit nu juist de crux, volgens
mij. Ik vind ook niet dat de politie die religieuze bijeenkomsten zelf moet gaan organiseren.
Verder heb ik goede antwoorden van de Minister gehoord over de bewaartermijnen, C2000
en het financiële overzicht dat binnenkort komt. Ik heb zelfs iets gehoord over de
sluiting van de bureaus en ook het stokpaardje, het bureau in Wolvega, is weer genoemd
dus dat is prima. Ik begrijp ook wat u zegt over dat museum, maar ik heb niet gevraagd
naar de financiële middelen of zo, meer naar de stand van zaken. Misschien kan de
Minister nog even vertellen hoe het er nu voor staat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden en ik wil hier ook
gezegd hebben dat ik ervan uitga dat de politie zelf geen religieuze bijeenkomsten
organiseert. Dat ze aansluit bij bijeenkomsten in een wijk is evident want dat is
onderdeel van haar werk. Maar ze moet ze niet zelf organiseren; dat ben ik dus met
twee voorgaande sprekers eens.
We krijgen voor de zomer een interessant bakje informatie. Dan komen de financiële
problemen in beeld, inclusief een voorstel voor de bureaus. We zien nu die beschouwing
van het boa-stelsel, inclusief de samenwerking met politie. Ook komt dan dat onderzoek
naar het budgetverdeelsysteem. Dat hele bakje is dus vrij omvangrijk. Ik denk dat
het goed is dat we daar dan snel over in debat gaan.
Ik zou deze tweede termijn aan de Minister willen vragen wat er te verwachten valt
van die Eenduidige Landelijke Afspraken die we pas begin 2026 krijgen. We hebben namelijk
nog steeds dat WODC-onderzoek openstaan waaruit bleek dat die 200% strafeisverhoging
voor geweld tegen politie niet wordt geëist, laat staan opgelegd. Daar moeten we nog
wat mee. Ik vind dit dan eerlijk gezegd lang duren, zeg ik tegen de Minister. Is dit
dan het resultaat van het WODC-onderzoek of krijgen we daarvoor nog andere informatie?
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik baal wel een beetje van het feit dat we het vandaag heel veel
over iftar hebben gehad. De politie organiseerde altijd al bijeenkomsten bij ministeries
in het teken van betekenisvolle dagen. Dat is ook terug te zien in de beantwoording
van de vragen die door mijn buurman hier gesteld zijn. Ik kan me voorstellen dat hij
die niet gelezen heeft. In een kleine partij kom je best wel in tijdnood, dus het
kan zijn dat hij het niet gelezen heeft of eroverheen heeft gelezen. Maar er wordt
bijvoorbeeld aandacht besteed aan religieuze momenten zoals kerst, Chanoeka en ramadan.
Ik ben bang dat deze vragen en de ophef hierover gaan leiden tot vragen van andere
partijen aan de politie om dit niet meer te organiseren. Dat is één.
In mijn eigen bijdrage ben ik iets vergeten. We zijn het misschien vergeten, maar
tegelijkertijd is er afgelopen week een thora verbrand. Ik weet dat de dader aangaf
dat het een reactie was en verklaarde niet tegen Joden te zijn. Toch zou ik de Minister
willen vragen hier scherp bovenop te zitten, want dit kan geen vrijheid van meningsuiting
zijn, ook niet als reactie of op welke manier dan ook. Je blijft gewoon af van boeken
die gevoelig liggen bij andere mensen, of dat nu gaat om een thora, een bijbel, een
koran of wat dan ook. Graag nog een reactie daarop van de Minister.
De voorzitter:
De heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voorzitter, dank u wel. En dank aan de Minister voor zijn beantwoording. Er zat heel
veel goeds tussen, maar met twee punten waar ik zelf in het bijzonder de vinger op
had gelegd, de iftarviering en de eed, ben ik beduidend minder tevreden. We hebben
het gewisseld in het debat. Ik beklemtoon dat de iftarmaaltijd niet een soort neutrale
gemeenschapsmaaltijd is. Het is een religieuze bijeenkomst, compleet met bijbehorende
geloofsbelijdenis et cetera. De politie mag alles bezoeken, maar moet niet zelf religieuze
bijeenkomsten willen organiseren. De manier waarop dat gebeurt rondom de iftar zie
ik bij geen enkele andere religie terug.
Dan als tweede de eed. Ik kan niet anders dan constateren dat de eedformule nu volstrekt
wordt opengelaten. De Minister verwijst geruststellend naar de jurisprudentie, maar
die gaat bij uitstek over het verleden en is geen garantie dat we met de nieuwe instructie,
waarin echt meer ruimte wordt geboden, niet een hele andere kant op gaan. Dat betreur
ik dus.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik sta de heer El Abassi één korte interruptie toe maar ik waarschuw de heer El Abassi
vast. Het kan zijn dat het antwoord u niet bevalt en dan heeft u maar één interruptie.
Ja? Oké.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank voor de coulance. Ik zou de heer Van Dijk iets willen vragen. De
politie organiseert namelijk wel speciale bijeenkomsten, waaronder dus Chanoeka en
kerst. Ik heb een aantal afbeeldingen van het internet gehaald, dus het is ook op
het internet terug te vinden. Ik zou hem het volgende willen vragen. Als het al het
geval is dat kerst en Chanoeka gevierd worden – dat kan hij zelf uitzoeken – is de
heer Van Dijk dan ook voor afschaffing van deze vieringen bij de politie?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Daar ga ik graag op in. Dit is fijn, want in de eerste termijn kon de heer El Abassi
geen voorbeelden geven, maar blijkbaar heeft hij toch iets kunnen vinden op internet.
Ik zal het eens gaan bekijken. Ik kan geen enkel voorbeeld bedenken waarbij er op
een politiebureau bijvoorbeeld een kerstfeest werd georganiseerd, waarbij ook een
predikant werd uitgenodigd en een preek werd gehouden en waarvoor ook de buurt werd
uitgenodigd, op geen enkele manier. Ik laat me graag overtuigen van het tegendeel,
maar ik reken er niet op. Ik zeg er meteen bij: dat vind ik ook absoluut geen taak
voor de politie, ook niet als het gaat om christelijke bijeenkomsten. Maar laten we
ook zeker wegblijven van de islamitische invulling.
De voorzitter:
Dan zal ik zelf een korte bijdrage leveren in tweede termijn. Naar mijn bescheiden
mening hebben we het in dit debat iets te veel over randzaken gehad en moet het gaan
over de politieagenten die dag in, dag uit dit zware en soms gevaarlijke werk moeten
doen. Dat doen ze niet altijd onder de beste omstandigheden, soms met haperende apparatuur
en in ieder geval vaak met te weinig collega's en te hoge werkdruk. Wat dat betreft
zou ik de Minister toch nog een keer willen horen over de cao-onderhandelingen en
de wel of niet goedgevulde portemonnee die de Minister daar mee gaat brengen. Daar
ben ik toch wel bezorgd over, zeker in het licht van het rapport over de informatiehuishouding.
Dit terwijl de discussie buiten de microfoon nog even verdergaat. Het geeft niet,
meneer Van Dijk. Maar op dat rapport moeten mogelijk wel weer forse bezuinigingen
volgen. Kan de Minister wel garanderen dat dat niet ten koste gaat van personeel en
het belangrijke werk dat politieagenten moeten doen?
Over de bureaus blijf ik ook bezorgd, want de sluitingen zijn niet afgewend. De Minister
zegt daar wel veel mooie woorden over, maar we gaan kijken wat hij te bieden heeft
in zijn voortgangsrapportage. Het is goed dat inzichtelijk wordt gemaakt wat het zou
kosten om ze open te houden, en daarbij ook zo veel mogelijk wat dat dan betekent
voor aanrijtijden en collega's in de buurt. Politieagenten zijn namelijk de ogen en
de oren in de wijken. Ze moeten de mensen kennen en ze moeten gekend worden. En mensen
moeten natuurlijk aangifte kunnen doen op een bureau, het liefst gewoon op loopafstand,
als het even kan. Dat zal niet overal in het land haalbaar zijn, maar het moet wel
zo veel mogelijk. Wat dat betreft blijf ik daar bezorgd over.
Dat was de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk naar de Minister. Volgens
mij kan hij meteen antwoorden. Aan hem het woord.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Dank voor het levendige debat en voor uw inbreng in tweede termijn.
Laat ik een aantal van de vragen concreet aflopen, voor zover ik ze hier nu kan behandelen.
Het handelingskader rondom preventief fouilleren is echt lokaal bepaald. Dat geldt
zowel voor de willekeur als voor de derde waarnemer. Wat ik wel kan doen, is dit opbrengen
in het LOVP, het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Daar kan ik in ieder geval
mijn eigen mening over geven. Daarmee ga ik nog steeds niet over wat het lokaal gezag
bepaalt, maar dan heb ik daar in ieder geval mijn visie gegeven.
Dan de heer Aardema en het museum van de PVV. Nee, niet het museum van de PVV. Komt
dat er ook nog, hoor ik.
De heer Aardema (PVV):
Zover zijn we nog niet.
Minister Van Weel:
Het is inmiddels 17.30 uur. Het ging over het politiemuseum. Er zijn voorbereidende
werkzaamheden uitgevoerd binnen de politie, maar die zijn op dit moment stopgezet.
Het werk dat is gedaan, ligt er dus. Misschien komen er ooit tijden dat de politie
dat zelf kan oppakken. Als een andere initiatiefnemer graag van dat werk gebruik zou
willen maken, dan is dat er, maar daar wordt op dit moment niet verder aan gewerkt.
Tegen mevrouw Michon zeg ik: we komen op 2 juli al te spreken over alles wat samenhangt
met de politie. Dat wordt dus inderdaad een gevuld debat, met al datgene wat wij gaan
brengen. De herziene versie van de Eenduidige Landelijke Afspraken gaat wel even tijd
kosten. Dat wil niet zeggen dat de lessen die zijn geleerd en die ook in de beleidsreactie
zijn neergelegd niet onmiddellijk kunnen leiden tot bijvoorbeeld een betere toepassing.
We hebben dat bijvoorbeeld ook gezien met de strafverzwaringsgrond geweld tegen hulpverleners.
Dat werd niet voldoende nageleefd. Dan zijn er andere mogelijkheden om daar interventies
op te plegen, in dit geval overleg met het OM en zelfonderzoek naar waar dat nou vandaan
komt. Zo kunnen we kijken of die afspraken beter kunnen naleven. Ik ga ervan uit dat
dat nu al gebeurt.
Bij het verbranden van religieuze geschriften hebben we in andere debatten al ruimschoots
stilgestaan. Ook dat is onderdeel van het onderzoek dat loopt bij het WODC naar de
grenzen aan demonstraties, naast het scherpe onderscheid tussen vreedzaam demonstreren
en ontwrichtende demonstraties.
Wat betreft de eed zeg ik nog tegen de heer Diederik van Dijk: ik geloof niet dat
het hier een wild westen is. Maar ik zal in het halfjaarbericht ook nog eens opnemen
hoeveel bijzondere religies daar aan bod zijn gekomen, anders dan de vier die ik heb
genoemd, om daar wat geruststelling over te geven.
In de cao-portemonnee laat ik natuurlijk nooit kijken, zeg ik tegen de heer Van Nispen.
Maar die onderhandelingen gaan inderdaad binnenkort weer lopen. Uiteraard staat personeel
voorop. Als u mij nu al vraagt of ik de garantie kan geven dat alle maatregelen die
we zullen moeten nemen het personeel nooit zullen raken in welke vorm dan ook, gaat
mij dat te ver. Uiteindelijk is het wel een van de draaiknoppen die we hebben, naast
politiebureaus, materieel en projectuitgaven. Ook personeel is natuurlijk een hele
grote kostenpost in een arbeidsintensieve organisatie als de politie. Maar het zijn
wel twee verschillende sporen, dus we gaan de cao-onderhandelingen natuurlijk constructief
in, net zoals we er de vorige keer met de bonden goed zijn uitgekomen.
De voorzitter:
Dan dank ik de Minister voor zijn beantwoording in de tweede termijn. We zijn bijna
aan het eind van dit debat gekomen, maar ik ga eerst nog de toezeggingen met u doornemen.
Let u allemaal goed op of we dit goed hebben genoteerd.
Er is allereerst een tweeminutendebat aangevraagd met als eerste spreker het lid Mutluer.
Haar verzoek is om dat volgende week in te plannen. Dat kunnen wij slechts vragen
aan de centrale Griffie; daar gaan wij niet over. Maar we gaan het wel vragen.
Dan gaan we naar de toezeggingen.
– De Minister doet een ultieme poging om de opties voor verlenging van de bewaartermijn
van politiegegevens te verkennen. Hij informeert de Kamer daar voor de zomer over
en in de tussentijd zullen er geen gegevens vernietigd worden.
– In het volgende halfjaarbericht politie juni 2025 informeert de Minister de Kamer
over de ontwikkelingen rondom het sluiten van politiebureaus, en de financiële en
operationele consequenties hiervan. Dit wordt ook in kaart gebracht in het kader van
die doorlichting van de begroting.
– De Minister zegt toe, naar aanleiding van vragen van de heer Eerdmans over de demonstraties
van Extinction Rebellion en het lopen op de snelweg, in hetzelfde halfjaarbericht
terug te komen op de vraag over het uitschrijven van boetes door de politie voor het
lopen op de snelweg.
– In hetzelfde halfjaarbericht komen de uitkomsten van het gesprek met de politie over
mogelijke lacunes die worden ervaren in de aanpak van oplichting door nepagenten.
– De Minister stuurt rond de zomer de beschouwing van het boa-stelsel, inclusief de
samenwerking met de politie, naar de Kamer.
Die toezegging is volgens mij ook al in een ander debat gedaan.
– De Minister stuurt de beleidsreactie op het onderzoek inzake de versterking forensische
geneeskunde naar de Kamer.
Daarbij hebben we nog wel de vraag wanneer we die kunnen verwachten.
Minister Van Weel:
Spoedig.
De voorzitter:
We noteren «spoedig». Daar nemen we voor deze keer genoegen mee.
– De Minister stuurt voor de zomer de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden
Boswijk, Mutluer en Van der Werf over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen
naar de Kamer.
Hebben wij het zo? Dat is het geval.
Dan dank ik de Minister van Justitie en Veiligheid en zijn ondersteuning voor de beantwoording
en dit debat, de mensen op de publieke tribune en mensen die het op een andere wijze
hebben gevolgd voor hun belangstelling. Ik dank alle ondersteuning in de Kamer heel
hartelijk, zeker ook onze onvolprezen griffier, en natuurlijk de leden die aan dit
debat hebben genomen. Ik dank jullie wel. Alvast een fijne avond gewenst.
Sluiting 17.40 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.