Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 2 april 2025, over de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 139
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 12 mei 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft op 2 april
2025 overleg gevoerd met mevrouw Klever, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 februari
2025 inzake beleidsbrief Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 180, nr. 133);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 14 november
2024 inzake Migratierapportage 2024 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk
30 573, nr. 219);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 februari
2025 inzake reactie op verzoek commissie over het kader van rapporteurschap Internationale
Klimaatstrategie (Kamerstuk 31 793, nr. 279);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 12 maart
2025 inzake beleidsbrief Ontwikkelingshulp – budgettaire uitwerking CW 3.1-formulieren
(Kamerstuk 36 180, nr. 134).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Kamminga
Griffier: Prenger
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bamenga, Boswijk, Ceder,
Dobbe, Hirsch, Van Houwelingen, Kamminga, De Korte en Ram,
en mevrouw Klever, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Aan de orde is een commissiedebat van de vaste commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Het commissiedebat gaat over de beleidsbrief
Ontwikkelingshulp. Ik heet iedereen van harte welkom. Uiteraard eerst welkom aan de
leden, die in groten getale zijn op komen draven. Dat is altijd goed om te zien. Ik
heet de Minister van harte welkom. Ook welkom aan de mensen op de publieke tribune
en de mensen die dit debat elders volgen.
Zoals ik al zei, zijn we met heel veel Kamerleden. We hebben drie uur. De ervaring
leert dat een aantal van u moeite heeft zich aan de 45 seconden te houden bij interrupties.
Dat betekent helaas dat we maar drie interrupties hebben. Ik doe ook het verzoek om
het kort te houden, willen we nog een tweede termijn hebben. De ervaring leert namelijk
ook dat dat krap wordt in drie uur. Zie dat als een aansporing. Ik zal daarop toezien,
maar uiteindelijk moeten we het met elkaar doen.
Ik wil niet te lang gaan zenden. Daarom stel ik voor om snel van start te gaan. Dat
doen we in dit geval niet, zoals te doen gebruikelijk, met de eerste spreker aan deze
zijde. De heer Van Baarle heeft zo dadelijk nog een verplichting in de plenaire zaal,
dus hij heeft verzocht om als eerste te mogen spreken. Dat vinden de collega's goed.
Ik geef hem bij dezen het woord voor zijn inbreng namens DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank. Ook dank aan de collega's voor de coulance en de mogelijkheid om
als eerste te spreken.
Voorzitter. Met uw welnemen begin ik graag met de actualiteit. Dat is de verschrikkelijke
aardbeving in Myanmar en Thailand. Mijn vraag aan de Minister is hoe de Nederlandse
regering hulp gaat verlenen aan de slachtoffers van die aardbeving. Is de Minister
op de hoogte van het bericht van Amnesty dat er geweld is in het aardbevingsgebied
in Myanmar? Hoe zet Nederland in op een staakt-het-vuren, zodat de hulpverlening zo
snel mogelijk op orde kan komen?
Voorzitter. Dan de beleidsbrief. Vanaf 2027 wordt er structureel 2,4 miljard euro
bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. De afspraak dat Nederland voldoende aan ontwikkelingshulp
bijdraagt, komt daarmee steeds verder uit beeld. De vraag aan de Minister is of Nederland
zich daarmee niet steeds verder gaat isoleren. Zorgt dit er niet voor dat we er internationaal
steeds minder toe doen? Klopt het dat deze bezuiniging in de praktijk nog hoger zal
uitvallen, onder andere door het stopzetten van de koppeling van de uitgaven met het
bni, het dekken van het minder korten op het postennetwerk op de begroting van deze
Minister en een aanvullende bezuiniging van 250 miljoen die zou blijken uit de beslisnota's
bij de Miljoenennota? Hoeveel bedraagt de netto totale bezuiniging op uw beleidsterrein?
Is dat in de praktijk meer dan die 2,4 miljard, vraag ik aan de Minister.
Naast de recordbezuiniging gaat ontwikkelingshulp bij dit kabinet meer vormgegeven
worden langs de lijnen van het kille egoïsme. Het eigenbelang moet letterlijk vooropstaan.
Het moet het Nederlandse bedrijfsleven dienen. Het moet de beperking van migratie
dienen, en dan ook nog eens alleen in de landen om ons heen, waar we direct belang
bij hebben. Op welke manier doen de noden van de mensen in de wereld er eigenlijk
nog toe in uw beleid, vraag ik aan de Minister. Zou je als Nederland op uw beleidsterrein
niet de meeste impact hebben als het beleid gericht wordt op het effectiever bereiken
van de armste landen en de armste groepen mensen? Waarom is dat nergens het doel in
uw beleid? Gaat de keuze om het beleid meer te richten op het eigenbelang ook meespelen
voor noodhulp? Weegt straks mee of humanitaire hulp nog onze belangen dient of is
noodhulp nadrukkelijk en ook in alle gevallen uitgezonderd van deze eigenbelangafweging?
Graag een heldere reactie van de Minister.
Dit kabinet klopt zichzelf op de borst dat het nog steeds een substantieel bedrag
zou uitgeven aan humanitaire hulp. Maar klopt het dat dit kabinet daar oplopend 292 miljoen
op gaat bezuinigen? Hoe is dat te rijmen met het feit dat uit de ambtelijke stukken
blijkt dat de noden voor humanitaire hulp in de wereld nog nooit zo hoog zijn geweest?
Is bezuinigen in deze tijd niet ronduit asociaal?
Voorzitter, tot slot. Een van de specifieke onderwerpen die ik naar voren wil brengen,
is Gaza. We weten dat er een miljardenbedrag nodig zal zijn voor de wederopbouw. Gaza
is voor een groot deel vernietigd door Israël. Blijft het bedrag van 20 miljoen dat
door de regering is gereserveerd beschikbaar voor de wederopbouw van Gaza en wordt
daar dus niet op bezuinigd? De zin dat contractuele verplichtingen worden gerespecteerd,
viel mij natuurlijk op in de brief. Daar had bij moeten staan «behalve als het gaat
om het helpen van de Palestijnen», want het blijft een schande dat de bijdrage aan
UNRWA ijskoud wordt wegbezuinigd op het moment dat de Palestijnen de hulp het hardst
nodig hebben. Hoe valt dit met elkaar te rijmen, vraag ik aan de Minister. Hoe gaat
zij garanderen dat het volledige bedrag dat hierdoor beschikbaar komt – wij zijn het
niet eens met deze bezuiniging, maar er komt een bedrag beschikbaar – beschikbaar
blijft voor de hulp aan de Palestijnen? Kan zij al aangeven hoe dat concreet gaat
gebeuren?
Dan het nieuws over de hulpverleners in Gaza. Volgens de VN-woordvoerder zijn de hulpverleners in Rafah vermoord door Israëlische militairen. Er zou
gericht op hun voertuigen zijn geschoten, waarna ze zijn bedolven onder het zand in
een massagraf. Is de Minister bereid om dit geweld tegen hulpverleners door Israël
keihard en ondubbelzinnig te veroordelen? Op welke wijze gaat de Minister ervoor zorgen
dat hulpverleners niet straffeloos door Israël aangevallen kunnen worden?
Tot slot. Israël heeft aangekondigd de militaire operaties te willen uitbreiden en
delen van Gaza te willen innemen. Het World Food Programme heeft aangekondigd 25 bakkerijen
te sluiten, vanwege een tekort aan gas en meel, vanwege de blokkade die Israël op
dit moment doorvoert. Hoe gaat deze Minister zich, nu Gaza geblokkeerd wordt, ervoor
inzetten dat hulpverleners per direct toegang krijgen tot Gaza om de mensen daar te
helpen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Baarle. Ik ben enigszins coulant geweest met de tijd, omdat
u straks geen interrupties meer kunt plegen, maar voor de anderen ga ik wat strenger
zijn. Ik kijk heel even of er nog interrupties zijn aan de heer Van Baarle. Zo niet,
dan wens ik u veel succes in het volgende debat. Dan gaan wij door met de heer Bamenga
namens D66.
De heer Bamenga (D66):
Voorzitter. De brandweer niet uitrusten met water bespaart vandaag geld, maar laat
morgen de stad afbranden. Dit kabinet loopt te paraderen met de forse bezuinigingen
op ontwikkelingshulp en denkt daarmee het belang van Nederland weer op één te zetten,
maar wat dit kabinet met deze beleidsbrief in werkelijkheid doet, is de stabiliteit,
de veiligheid en de waarde van Nederland verder afbreken. Gelooft deze Minister nou
echt dat de keuzes die zij nu maakt Nederland stabieler, veiliger en welvarender maken?
Voorzitter. Ik denk dus van niet. Dit kabinet belooft te staan voor vrouwenrechten,
maar zet vervolgens zonder blikken of blozen de kettingzaag in het hele budget, terwijl
vrouwenrechten essentieel zijn voor het creëren van stabiliteit en veiligheid. Investeren
in vrouwenrechten is geen liefdadigheid, maar slim beleid. Want door vrouwen te ondersteunen
versterk je gezinnen en gemeenschappen. Daarmee help je niet alleen deze vrouwen,
maar ook de volgende generatie vooruit. Investeren in vrouwenrechten is een verdubbelaar.
Elke euro die je investeert, komt dubbel en dwars terug. Daarom is het werkelijk onbegrijpelijk
dat dit kabinet het hele budget voor gendergelijkheid volledig afschaft. Hierbij kijk
ik ook specifiek naar mijn collega's van de VVD en NSC. Laten jullie dit zomaar gebeuren?
Blijft het bij woorden en stoere Twitterberichten of gaan jullie samen met D66 het
verschil maken ten behoeve van vrouwenrechten? Kunnen vrouwen in nood nog wel op Nederland
rekenen, vraag ik deze Minister. Voldoet het beleid van de Minister wel aan de EU GAP III-afspraken?
Voorzitter. Een andere groep die zwaar wordt getroffen door de keuzes van dit kabinet,
zijn kinderen en jongeren. Dit kabinet belooft er te zijn voor de meest kwetsbaren
op aarde, maar schaft vervolgens wel het hele onderwijsbudget af, terwijl onderwijs
levens redt en veiligheid en stabiliteit biedt. Onderwijs biedt bescherming tegen
geweld en de gruwelen van oorlog. Kinderen zijn altijd de grootste slachtoffers van
gewapend conflict en armoede, en zij zijn nooit de oorzaak ervan. Wij hebben de sleutel
in handen om hen hiertegen te beschermen. Wat wij kunnen doen om de waardigheid van
deze kinderen hoog te houden, is ze onderwijs bieden. Onderwijs is namelijk hun paspoort
naar de toekomst. Onderwijs is het kleine beetje hoop voor deze kinderen. Waarom,
waarom ontneemt dit kabinet hun dat, terwijl onderwijs voor hen net zo noodzakelijk
is als water, eten en medicijnen? Willen wij deze kinderen een kans bieden om ooit
uit deze misère te komen, dan moeten wij investeren in onderwijs. Ziet deze Minister
samen met D66 de waarde in van onderwijs voor kinderen die opgroeien in gewapendconflictgebieden?
Zo ja, hoe gaat deze Minister ervoor zorgen dat kinderen alsnog een positie krijgen
in deze beleidsbrief? Waarom heeft zij nog geen opvolging gegeven aan de aangenomen
motie die vraagt om een ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden aan te stellen?
Voorzitter. Dit kabinet belooft internationale afspraken na te komen, maar de werkelijkheid
is dat het zich niet houdt aan afspraken over flexibele basisfinanciering van VN-instanties
zoals UNICEF. In andere woorden: dit kabinet zet het mes in de mogelijkheid van VN-organisaties
om in te kunnen grijpen bij de grootste humanitaire noden. Dit kabinet breekt de infrastructuur
af waarmee noodhulp kan worden geboden. Ik maak me hier grote zorgen over. Het is
een goed gebruik dat wij ons houden aan internationale normen van 30% flexibele basisfinanciering.
Het lijkt nu alsof dit kabinet zich daar niets meer van aantrekt. Dat is onacceptabel.
Ik wil van de Minister weten hoe zij alsnog gaat voldoen aan deze afspraken over flexibele
basisinvesteringen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Bamenga (D66):
Tot slot.
De voorzitter:
Heel kort dan.
De heer Bamenga (D66):
Dit kabinet denkt het belang van Nederland voorop te stellen, maar alles wat deze
Minister doet, is het afbreken van stabiliteit en veiligheid, van Nederlandse waarden
en van beloftes na beloftes.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Complimenten dat u gewoon onverstoord doorsprak tijdens de bel. Dat is
een compliment waard. Ik zie geen interrupties. Dat betekent dat we doorgaan naar
de heer Ram, die spreekt namens de PVV.
De heer Ram (PVV):
Voorzitter, dank u. Vandaag kan de Nederlandse vlag uit. Hier zit niet alleen een
gelukkige PVV'er; de hele fractie was blij na het lezen van de beleidsbrief. De regering
snijdt eindelijk in ontwikkelingshulp. Wij zeggen «eindelijk». Ontwikkelingshulp is
voor ons vaak weggesmeten geld, terwijl de Nederlander het moeilijk heeft. Wij willen
dat ons geld naar de Nederlander gaat. We zijn er nog niet, maar eindelijk wordt er
gesneden in ontwikkelingshulp. Het Nederlandse belang staat nu eindelijk voorop: minder
migratie, meer handel, meer economische groei. We stoppen met linkse hobby's zoals
gender- en klimaatbeleid en focussen op Nederlandse belangen. Dat is een omslag op
Buitenlandse Zaken. Weg met het linkse neokolonialisme. Het is tijd voor gezond en
wederzijds eigenbelang.
We staan hier niet alleen in. Het Verenigd Koninkrijk bezuinigt. De Verenigde Staten
sluiten USAID vanwege corruptie, verspilling en ideologische motieven. Frankrijk en
Duitsland bezuinigen. Zelfs Canada overweegt om te bezuinigen. Het is een wereldwijde
trend. Landen kiezen steeds meer voor hun eigen inwoners, en wij nu ook.
Dan enkele vragen aan de Minister. De PVV vindt dat ontwikkelingshulp direct moet
zorgen voor werk en inkomen voor Nederlandse bedrijven, vooral voor het mkb. Hoe gaat
de Minister ervoor zorgen dat hulp aan landen altijd gekoppeld wordt aan het Nederlandse
bedrijfsleven? Zo heeft de Nederlander er ook nog wat aan. De financiering van projecten
is vaak traag en inflexibel als het gaat om bedrijven. Is de Minister bereid om vanuit
de bredere strategische belangen van Nederland, zoals strategische autonomie rondom
bijvoorbeeld kritische grondstoffen, te zorgen voor betere en snellere financieringsinstrumenten?
Denk aan een slimmere combinatie van hulp, garanties, concessionele leningen en exportkredieten.
Maar kijk ook naar voorwaarden van programma's, zodat het voor bedrijven makkelijker
wordt om financiering te krijgen en zodat ze tegen lagere kosten opdrachten kunnen
krijgen in het buitenland.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Boswijk namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
We zijn getuige van de meest krankzinnige inbreng in de parlementaire geschiedenis
ooit. Ik hoor namelijk de PVV zeggen: de Nederlander op één, we willen meer grip op
migratie, enzovoorts, enzovoorts. Ondertussen hoor ik een juichkreet over alle bezuinigingen
die op dit moment plaatsvinden op dit gebied. Ziet collega Ram dan werkelijk waar
niet in dat de bezuinigingen op bijvoorbeeld ... Ik hoor geluid afspelen. Ik ben ook
heel benieuwd wat er in het andere debat gebeurt! Het komt van de NOS. Ja, die vervelende
NOS ... Gelukkig wordt daar ook op bezuinigd!
Poeh, ik ben helemaal van mijn à propos. O ja, «de meest krankzinnige inbreng». Misschien
is dat zo meteen wel weer ingehaald in een zaaltje verderop; wie weet.
De voorzitter:
Laten we het even bij dit debat houden.
De heer Boswijk (CDA):
Excuus, voorzitter. Ik hoor de PVV continu zeggen «de Nederlander op één» en «we moeten
de migratie inperken». Dat vinden wij als CDA overigens ook. Alleen, als je dat vindt,
dan moet je toch helemaal niet staan juichen als er massaal wordt bezuinigd, onder
andere op opvang in de regio? Dat is wat er nu gebeurt. De enorme bezuinigingen op
USAID in Amerika raken opvang in de regio. Deze coalitie zegt dat humanitaire noodhulp
ongeschonden blijft. Nee, dat is niet waar; er wordt gewoon 14% op bezuinigd. Zo meteen
gaat het resultaat zijn dat je een ongecontroleerde migratiestroom gaat krijgen omdat
je er helemaal geen invloed meer op hebt.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Boswijk (CDA):
Ziet de PVV dat daadwerkelijk echt niet? Wie houden ze voor de gek?
De heer Ram (PVV):
Ik hoor inderdaad een meneer Boswijk die wat op tilt slaat. Ik ga het zo meteen over
het belang voor migratie hebben. Een van de zaken waarmee wij het beleid willen aanscherpen
om massa-immigratie te stoppen, is dat een land dat ontwikkelingshulp krijgt, zijn
eigen onderdanen moet terugnemen als die hiernaartoe zijn gekomen. Als mensen bijvoorbeeld
vanuit Kenia hiernaartoe komen en je een ontwikkelingshulprelatie hebt, vind ik dat
je dan ook je eigen onderdanen moet terugnemen. Ik vind dat dit een voorwaarde voor
ontwikkelingshulp moet zijn.
Voorzitter, kan ik verder met mijn betoog?
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog een andere interruptie is. Dat is niet het geval, dus u kunt
door met uw betoog.
De heer Ram (PVV):
Die vraag wil ik dan ook direct aan de Minister stellen. Het terugnemen van eigen
onderdanen moet een voorwaarde worden van het beleid. Als landen dit weigeren, dan
krijgen ze van ons geen cent meer. Hoe kijkt de Minister daartegen aan en kan de Minister
dit toezeggen?
De PVV steunt de plannen voor opvang in de regio, met terugkeerhubs in veilige gebieden,
waarnaar uitgeprocedeerde asielzoekers worden overgebracht. Nu de EU daar groen licht
voor heeft gegeven, vragen wij wat de vervolgstappen van de Minister zijn.
Voorzitter. Dan de rol van de ngo's. Er is massaal fraude, corruptie en verspilling
geconstateerd bij USAID. Daarom zeggen wij: alleen ngo's die nog bijdragen aan voedselzekerheid,
waterbeheer, gezondheid en de Nederlandse belangen mogen nog geld van de Nederlandse
overheid krijgen. Kan de Minister met een stofkam door het woud aan ngo's gaan en
de subsidie stoppen aan clubs die daar niet aan willen voldoen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie een aantal handen omhooggaan. Als eerste de heer Ceder en dan de heer Van Houwelingen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U geeft aan dat er forse corruptie is aangetroffen en doet de oproep om de stofkam
door de ngo's te halen waar Nederland zaken mee doet. Ik vraag me even af of u concrete
indicaties heeft dat dat plaatsvindt bij ngo's waar Nederland zaken mee doet? Het
is ook een verdachtmaking, dus kunt u concreet zijn? Mocht u niet echt concreet kunnen
zijn door partijen waar dit structureel plaatsvindt bij naam te noemen, zou u dan
misschien uw woorden kunnen terugnemen? Dit is namelijk een verdachtmaking van een
sector waar u het misschien niet altijd mee eens bent, maar dit zijn wel degelijk
partijen die samenwerken met het ministerie om het leven op de wereld voor de allerkwetsbaarsten
wat aangenamer te maken. Dus ik ben benieuwd of u daar nog concreet over kunt zijn.
De heer Ram (PVV):
Deze vraag had ik uiteraard verwacht. Als het gaat om verspilling, denk ik aan de
USAID. Er is bijvoorbeeld geld gegeven aan een diversiteitsprogramma in Servië en
een diversiteitsprogramma in Ierland, een musical. Als ik het heb over verspilling,
doel ik ook op de 2 miljoen voor pottenbakkerslessen in Marokko, op de 20 miljoen
voor een Sesamstraat-programma in Irak, op de elektrische voertuigen ... Ik ben nog
niet klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Even kort: volgens mij ging de vraag over Nederland en niet zozeer over ...
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, dat klopt, voorzitter. Ik vroeg om gevallen in Nederland.
De heer Ram (PVV):
Mijn voorbeeld ...
De voorzitter:
Graag een voor een.
De heer Ram (PVV):
Mijn voorbeeld is USAID, dat ook samenwerkt met ngo's die in Nederland zitten. Daarom
vind ik dat nu er fraude is aangetroffen bij USAID, bijvoorbeeld de overfacturering
bij Chemonics in Nigeria, fraude bij een waterbedrijf ...
De voorzitter:
Meneer Ram, we hebben niet heel veel tijd. We gaan niet al die voorbeelden herhalen.
Daar is niet om gevraagd.
De heer Ram (PVV):
Er worden voorbeelden gevraagd, voorzitter, en ik geef antwoord op de vraag.
De voorzitter:
Niet vanuit Nederland.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U geeft het terecht aan. U insinueert dat er links zijn tussen de ngo's waar de Nederlandse
overheid mee werkt en fraude. Ik vraag u om concreet te zijn. Als u dat niet insinueert,
en het alleen betrekking heeft op USAID maar niet op de bedrijven waar de Nederlandse
overheid mee werkt, omdat u dat nog niet weet, dan kan dat ook, maar dan moet u dat
zeggen. Wilt u dan expliciet zeggen dat u geen aanleiding heeft om te veronderstellen
dat er bij ngo's waar de Nederlandse overheid mee werkt, sprake is van fraude? Als
u die aanleiding wel heeft, dan hoor ik dat graag. Als u die niet heeft, en naar een
ander land en andere voorbeelden verwijst, dan vraag ik u om die verdachtmaking terug
te nemen.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
De heer Ram (PVV):
Wat de heer Ceder hier insinueert, heb ik niet gezegd. U moet goed luisteren naar
wat ik zeg. Ik heb gezegd dat er bij USAID fraude is geconstateerd. Omdat er een indicatie
is bij USAID, vind ik dat je als Nederland heel zorgvuldig met je belastinggeld moet
omgaan en moet kijken of er ook iets aan de hand is in Nederland. Ik zeg niet dat
er in Nederland ngo's zijn die er misbruik van maken, maar er zijn vele indicaties
van problemen met allerlei fraude bij USAID. Die kunt u gewoon vinden op het internet.
Dan vind ik ook dat je als Nederlandse overheid zorgvuldig moet zijn en moet kijken
of er ook in Nederland sprake is van dit soort zaken. Het gaat echt om honderden zaken
bij USAID. Dus ja, waarom zouden wij niet zorgvuldig zijn met belastinggeld? Ik begrijp
dat de heer Ceder dat niet is, maar de PVV is dat wel.
De voorzitter:
Dan de heer Van Houwelingen namens Forum voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik begrijp dat de PVV blij is met de bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Dat zijn
wij ook als Forum voor Democratie. Maar toch een vraag, want wij maken ons zorgen
over die bezuinigingen, omdat die pas in 2027 ingaan. Het zou heel goed kunnen, gelet
op wat er nu allemaal gebeurt, dat het kabinet misschien eerder valt en dat er een
nieuw kabinet komt met Timmermans – zonder verkiezingen, waar ook over wordt gesproken.
Dan wordt die bezuiniging natuurlijk onmiddellijk teruggedraaid en staat de PVV helemaal
met lege handen. Zou het dus niet goed zijn als die bezuinigingen eerder ingaan dan
2027? Er komt nog een begrotingsbehandeling voor 2026 aan.
De heer Ram (PVV):
De bezuiniging is grotendeels gekoppeld aan de asielinstroom, de eerstejaarsopvang
uit de zogenaamde ODA-landen. Daar wordt de grootste bezuiniging gehaald. Dat is het
zogenaamde ontwikkelingshulpgeld voor eerstejaarsopvang. Daarnaast wordt er dit jaar
al bezuinigd op ontwikkelingshulp, en ook volgend jaar. Dit jaar, 2025, hebben we
al 300 miljoen bezuinigd en volgend jaar komt er nog een bedrag bij. Daarnaast is
de koppeling er dit jaar ook af. Daarmee hebben we nog extra bezuinigd. Ik begrijp
best dat de heer Van Houwelingen die bezuinigingen sneller wil realiseren. Als PVV'er
zeg ik: uiteraard, want in ons verkiezingsprogramma staat zelfs dat wij helemaal geen
ontwikkelingshulp willen. Maar we hebben in het hoofdlijnenakkoord nu de afspraak
gemaakt om deze route te kiezen. Daar houden we ons natuurlijk aan, uiteraard.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Toch een vervolgvraag. Ik begrijp wat de heer Ram zegt, maar het punt blijft natuurlijk
staan dat de bezuinigingen die er nu zijn, en die waarschijnlijk ook doorgaan, slechts
een paar honderd miljoen betreffen, en dat de grote bezuinigingen pas vanaf 2027 komen.
Dat klopt toch? Ik zie dat toch goed? Als er straks een nieuw kabinet zit, en als
dat een kabinet-Timmermans is, wordt dat natuurlijk als eerste teruggedraaid. Dus
nogmaals, staat de PVV straks niet helemaal met lege handen, zeker als ook de migratiewet
er niet doorheen komt? Bestaat dan niet het risico dat de heer Wilders in adamskostuum
naar de kiezer moet? Dat zou voor mij een hele grote zorg zijn.
De heer Ram (PVV):
Je weet het nooit in de politiek, maar ik ben positief gestemd. Ik ga ervan uit dat
wij de vier jaar volmaken.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan gaan we door naar de inbreng van de heer Ceder
namens de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De laatste tijd hebben we veel indringende nieuwsberichten
langs zien komen over wat het stopzetten van USAID betekent voor de allerarmsten wereldwijd.
Het betekent letterlijk voor velen het doodsvonnis. Met verbazing las ik dan ook het
interview met de Minister in De Telegraaf, die stelt dat haar beleid past in de trend
van de Amerikaanse plannen. Laat duidelijk zijn wat meegaan in die trend betekent:
mensen in Congo zitten zonder schoon drinkwater, kinderen in Afrika worden niet meer
gevaccineerd tegen polio, de hiv/aidsbestrijding vindt geen doorgang meer, de voedseltekorten
worden groter. Dat is het effect. Inmiddels is ook aangetoond dat het al mensenlevens
kost. Ik ben ook benieuwd naar de uitvoering van de motie-Ceder c.s., die door een
meerderheid van de Kamer is aangenomen. De Minister heeft recent met de Amerikaanse
regering gesproken. Ik mag dan ook hopen dat ze de zorgen van het parlement over het
rücksichtslos stopzetten van deze hulp heeft overgebracht. Wat was de reactie? En
is er binnen Europa ook al verkend hoe levensreddende hulp kan worden voortgezet?
Erkent de Minister overigens dat haar eigen geplande beleidskeuzes onvermijdelijk
ook mensenlevens zullen kosten? Kan ze inzichtelijk maken hoeveel mensenlevens deze
bezuinigingen naar schatting zullen kosten? Welke weging van belangen is er gemaakt
om dit vervolgens te rechtvaardigen, ook ten aanzien van het beleid van de komende
jaren?
Voorzitter. Dan over de beleidsbrief. Ik lees weinig over mensen in een kwetsbare
positie. Zo denk ik aan mensen met een beperking. Er wonen ruim 1 miljard mensen met
een beperking in lage- en middeninkomenslanden. Wat is de visie van de Minister op
het bij haar beleid betrekken van specifiek mensen met een beperking? Ik denk ook
aan jongeren en kinderen. In hen investeren, is investeren in de hele samenleving.
Zou de Minister dat dan geen prioriteit moeten geven in haar beleid, juist als het
kinderen betreft, die de volwassenen van de toekomst zijn? Graag een reactie. Ik denk
ook aan de structureel armste boeren. Trickledowneconomie en -methodes werken niet.
Hoe wordt deze groep straks bereikt met het beleid van deze Minister?
Voorzitter. Daarnaast doet het bedrijfsleven een oproep. Zij erkennen het belang van
het maatschappelijk middenveld, waarop de Minister zo fors bezuinigt. Dat zijn organisaties
met contacten en expertise. Zij leveren ook basisvoorzieningen, wat ruimte creëert
voor de bevolking. Dat is ruimte die bedrijven niet zullen kunnen opvullen. Hoe reflecteert
de Minister op deze kritiek? Die komt juist vanuit het bedrijfsleven, dat ook zegt
het maatschappelijk middenveld hard nodig hebben.
Voorzitter. De Minister zet in op samenwerking met lokale organisaties, maar die werken
juist graag samen met ngo's als link met Nederland. Heeft de Minister in kaart gebracht
hoe langdurige samenwerking met lokale organisaties eruit zou zien als Nederlandse
ngo's zouden ontbreken?
Voorzitter. De Minister pleit voor flexibele partnerschappen. Kan zij dit concretiseren?
Ik hoop toch niet dat dit betekent dat de Minister op stel en sprong de samenwerking
opzegt als het Nederlandse belang ergens vermindert. Ook vraag ik wat de Minister
exact bedoelt met «gebonden hulp». Weet zij ook dat de OESO heeft uitgewezen dat gebonden
hulp aanzienlijk minder effectief is?
Voorzitter. Het is goed dat de Minister aandacht heeft voor religieuze minderheden.
Ik zag dat zij laatst bij Open Doors is geweest. Mijn complimenten daarvoor. Maar
we zien ook dat faith-based organisations en de religieuze context heel belangrijk
zijn in landen en dat we het ons niet kunnen veroorloven dat we als Nederland vanuit
religieus analfabetisme hulp willen bieden zonder de context te kennen. Is de Minister
bereid om met faith-based organisations, waarvan er heel veel voorbeelden zijn, de
lokale inzet vorm te geven?
Tot slot, voorzitter. De Nederlandse en wereldwijde politiek stemt weinig hoopvol.
De vorige week in de Eerste Kamer aangenomen motie over het waarborgen van de koppeling
tussen het bni en het ODA-budget is wel een lichtpunt. Graag hoor ik van de Minister
hoe ze deze motie concreet gaat uitvoeren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Ik zie geen interrupties. Dan gaan we door naar mevrouw
Dobbe voor haar inbreng namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Vrouwen en meisjes over de hele wereld strijden elke dag voor
hun rechten. Dat is niet omdat wij dat willen, maar omdat zij dat zélf willen; omdat
zij zelf naar school willen, omdat zij willen dat hun dochters naar school kunnen
gaan en omdat zij willen dat zijzelf en hun dochters veilig over straat kunnen gaan
en veilig zijn in hun eigen huis. Zij willen rechten hebben, net als mannen. Dat is
terecht, dat is moedig en zij verdienen onze steun. Maar wat doet dit kabinet? Dat
bezuinigt 2,4 miljard op ontwikkelingssamenwerking. Onderdeel daarvan is de volledige
steun onder deze vrouwen vandaan trekken. Duidelijker wordt het niet. Er staat, en
ik citeer: «Voorbeelden van wat Nederland niet meer gaat doen, zijn vrouwenrechten
en gendergelijkheid.» Dit is in strijd met onze internationale verplichtingen. Via
het VN-Vrouwenverdrag, de Istanbul Conventie, het Wapenhandelsverdrag en VN-Veiligheidsraadresolutie 1325,
over Women, peace and security, is Nederland gebonden aan het bevorderen van vrouwenrechten
wereldwijd. Hoe verhoudt deze beleidsbrief zich tot deze internationale verplichtingen?
Dat staat in deze brief te lezen, op pagina 12. Daar staat, en ik citeer weer: «We
komen internationaalrechtelijke en verdragsmatige verplichting na.» Dus hoe zit het?
Het marginaliseren van vrouwen en meisjes past in een wereldwijd patroon. Eerst wordt
de taal rondom vrouwenrechten verdacht gemaakt. In Nederland zagen we bijvoorbeeld
al dat woorden werden geschrapt uit de antwoorden op schriftelijke vragen. Dat betreft
woorden die verwijzen naar vrouwenrechten, emancipatie en gender. De financiering
wordt gestopt van organisaties die zich voor vrouwenrechten inzetten. De financiering
wordt geschrapt voor organisaties die de Nederlandse Staat aan haar eigen beleid houden.
Vrouwenrechten staan onder druk. Dat is geen natuurwet; dat is het gevolg van politieke
keuzes. Wat is de reactie van deze Minister daarop en op dat dit beleid past in een
mondiale antirechtenagenda?
Er zijn nog wel enkele lichtpuntjes die de regering voor ons overlaat. Mondiale gezondheid
wordt in de beleidsbrief nog genoemd als een speerpunt. Betekent dit dat er op dit
onderwerp niet bezuinigd zal worden? Seksueel-reproductieve rechten en gezondheid
worden nog expliciet genoemd onder artikel 3.1. Kunnen we ervan uitgaan dat de inzet
hierop blijft, of zelfs toeneemt? Graag een reactie. Aangezien mondiale gezondheid
nog wel een speerpunt van deze Minister is, wil ik ook aandacht vragen voor aidsbestrijding.
Eerder vroegen we al aandacht voor de gevolgen van het wegvallen van de financiering
van USAID voor de strijd tegen hiv/aids. Dit is ook in het belang van Nederland. Dat
lijkt me duidelijk. Is de Minister bereid om dit najaar een nieuwe bijdrage toe te
zeggen aan het mondiale fonds om aids, tuberculose en malaria te bestrijden? Graag
een reactie.
Tot slot. In de beleidsbrief staat te lezen dat Nederland zich onverminderd blijft
inzetten voor de veiligheid van hulpverleners, maar wat betekent dit? Vorig jaar was
het dodelijkste jaar voor hulpverleners ooit. Eergisteren werden hulpverleners in
Gaza gevonden in een massagraf. Met hun uniformen en handschoenen nog aan werden hulpverleners
naast hun ambulances onder het zand bedolven teruggevonden. Een rood kruis hoort beschermend
te zijn en niet een schietschijf. Voor humanitaire hulp zijn hulpverleners nodig.
Hun veiligheid is een voorwaarde. Geweld tegen hulpverleners kan dan ook niet onbestraft
blijven. Daarom vraag ik wat de reactie van dit kabinet is op de aanval op deze hulpverleners
in Gaza. En wat gaat dit kabinet concreet doen om hulpverleners te beschermen?
Dan helemaal tot slot. Ik sluit me aan bij de eerder door de heer Van Baarle gestelde
vraag over de hulp aan mensen die zijn getroffen door de aardbeving in Myanmar en
Thailand. De beelden en de verhalen die we daarover horen, zijn echt heel schrijnend.
Hulp is keihard nodig. Ik vraag me af wat dit kabinet gaat doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. Ik zie geen interrupties. Dan even een korte dienstmededeling.
We hebben denk ik allemaal de bel gehoord. We weten allemaal dat er ook een debat
gaande is. Ik heb begrepen dat er nu geschorst is en dat er over drie uur een hoofdelijke
stemming is. Dat kreeg ik via de app door. Misschien kan de griffie dat even checken.
Het is niet iets waar we nu voor uit het debat hoeven te rennen. Dat is mijn laatste
informatie, maar nogmaals, we gaan het even dubbelchecken. Bij een hoofdelijke stemming
worden wij natuurlijk allemaal geacht daar te zijn, maar vooralsnog lijkt dat niet
het geval. Dat gezegd hebbende ga ik door naar de heer Van Houwelingen. Welkom terug
overigens ook weer, sinds gisteren. U kunt uw inbreng doen, uiteraard namens Forum
voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank. Forum voor Democratie is uiteraard blij met de forse bezuinigingen op ontwikkelingshulp
die vanaf 2027 in werking moeten treden. Maar waarom pas vanaf 2027? Is dit niet veel
te laat? Als het kabinet voortijdig valt, loopt de Minister het risico dat deze bezuinigingen
al voor 2027 worden teruggedraaid. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Forum voor Democratie zou zelfs nog een stap verder willen gaan dan bezuinigen: hef
het ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op en voeg eventuele
restanten toe aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. We kunnen wat dat betreft
een voorbeeld nemen aan wat de Trump-regering met het Amerikaanse Ministerie van Ontwikkelingshulp,
USAID, heeft gedaan, een ministerie waarvan sindsdien allerlei uiterst dubieuze praktijken
en uitgaven uit het verleden naar boven zijn gekomen. Het aanwakkeren van censuur
hebben ze bevorderd, net als ondermijning van de vrije media en beïnvloeding van verkiezingen,
allemaal met als doel om zo de belangen, of beter gezegd de vermeende belangen, van
de Verenigde Staten te waarborgen. Musk noemde USAID zelfs een criminele organisatie.
Dat vind ik zorgwekkend gezien de eerdere samenwerking van dit ministerie met USAID.
Zo zei voormalig Minister Kaag in 2021, en nu citeer ik uit het commissiedebat van
augustus 2021: «We werken heel nauw samen met USAID, met Samantha Power, die nieuw
benoemd is door president Biden, om te kijken hoe we onze slagkracht, kennis en ervaring
nog meer kunnen inzetten.» Ik zou graag willen weten waar deze nauwe samenwerking
waar Minister Kaag het over had, uit bestaat of bestond, en of deze nog steeds bestaat.
Klopt het, zoals RTL Nieuws bericht heeft, dat Nederland sinds 2014 18,5 miljoen euro
heeft overgemaakt aan USAID? Indien dit het geval is, waarom is dit gebeurd? Hoe kan
het in het Nederlandse belang zijn om ons belastinggeld over te maken naar een Amerikaans
ministerie dat opkomt voor het Amerikaanse belang?
Dat brengt mij op een ander punt. Deze Kamer heeft maar zeer beperkt invloed op de
begrotingen van ministeries, omdat vaak meer dan 90% al juridisch vastligt. Dat is
bekend. Zou het vanuit democratisch oogpunt niet beter zijn om bijvoorbeeld subsidieregelingen,
waar dit ministerie er ook een groot aantal van heeft, voor maximaal één jaar, het
betreffende begrotingsjaar, vast te stellen, zodat we er nog invloed op uit kunnen
oefenen in september? Dat is ook een vraag aan de Minister.
Tot slot. De Minister schrijft in haar brief van 20 januari dat de inzet op klimaat,
en trouwens ook op gender, wordt verminderd. Dat is mooi wat ons betreft. Nu komt
een vraag die enigszins vergelijkbaar is met de vraag van mevrouw Dobbe eerder. Wat
ik dan namelijk niet goed begrijp, is dat deze Minister afgelopen september in New
York het Pact for the Future van de VN heeft ondertekend, een pact dat bol staat van
alarmistische teksten als «climate change is one of the greatest challenges of our
time» en een pact waarmee landen uitspreken zich te gaan inzetten voor het versneld
– ik herhaal: versneld – invoeren van de 2030 Agenda, waarvan de klimaatagenda zoals
bekend het kloppend hart is, en de daarbij behorende zeventien duurzaamheidsdoelen.
Ik hoor dus graag waarom de Minister, die daar primair verantwoordelijk voor is, in
september heeft ingestemd – of, exacter geformuleerd, geen bezwaar heeft aangetekend,
wat wordt gezien als zwijgend instemmen – met dit Pact for the Future, en dus met
het versneld invoeren van de klimaatagenda. Hoe rijmt dat met het plan om de inzet
op klimaat juist te verminderen, zoals we in de brief van 20 februari lezen?
Ik zie de antwoorden van de Minister graag tegemoet. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie dat er geen interrupties zijn. We heten ook de
heer Van Baarle wederom welkom. Nu het plenaire debat geschorst is, heeft hij gelegenheid
om hier weer aan te schuiven; dat is een geluk bij een ongeluk. Dan gaan we door met
de inbreng van mevrouw Hirsch, die haar inbreng zal doen namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dit kabinet stelt het Nederlands belang voorop, aldus de beleidsbrief.
Maar laat één ding duidelijk zijn: dit beleid is niet in het Nederlands belang. Nederland
is afhankelijk van de internationale orde voor onze welvaart en onze veiligheid. Maar
het kabinet verkleint onze invloed binnen de VN. Minister, hoe is dat in het Nederlands
belang? Nederland als handelsland is afhankelijk van goede relaties met het buitenland.
Bedrijven, koepels en werkgeversorganisaties uiten zorgen over de forse bezuinigingen,
omdat die essentiële relaties op het spel zetten. Minister, hoe is dat in het Nederlands
belang?
Nederland is voor zijn veiligheid afhankelijk van stabiliteit in de Sahel, het Midden-Oosten
en de Hoorn van Afrika. Defensie-experts als Tom Middendorp stellen dat internationale
samenwerking daar een sleutelrol in speelt. Maar terwijl China en Rusland in deze
regio's aan de weg timmeren, trekt Nederland zich terug naar Den Haag, in plaats van
via ambassades slimme interventies te doen bij de juiste mensen. Minister, hoe is
dat in ons belang?
Als klap op de vuurpijl besluit het laaggelegen Nederland te bezuinigen op internationaal
klimaatbeleid en de ontwikkeling van duurzame energiesystemen. Minister, hoe is dat
in ons belang? De constatering van de Minister dat zij zich ondanks de bezuinigingen
aan de internationale klimaatafspraken blijft houden, klopt natuurlijk niet. Ik vraag
de Minister daarom hoe de halvering van klimaatsteun zich verhoudt tot de in Bakoe
gemaakte afspraken over meer klimaatfinanciering. Wat de Minister werkelijk doet,
is creatief boekhouden. Zeggen dat activiteiten op het vlak van voedselzekerheid en
water ook onder klimaat vallen, maakt dat natuurlijk nog niet waar. Denkt de Minister
daadwerkelijk dat andere landen hier niet doorheen prikken en dat zij dit niet zien
als een ondermijning van klimaatafspraken?
Als de Minister echt wil dat programma's bijdragen aan klimaat, waarom heeft zij klimaat
dan niet als aandachtspunt opgenomen, zoals wel het ambtelijk advies was? In plaats
daarvan maakt de coalitie van het ontwikkelingsbudget een subsidiepot voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Ze zet vol in op de bewezen inefficiënte en ineffectieve gebonden hulp
en haalt tegelijkertijd geld en instrumenten weg bij goed functionerende netwerken
van maatschappelijke organisaties. Kent de Minister de onderzoeken van de OESO en
de IOB die de ineffectiviteit van dit soort steun aantonen? Kent de Minister de uitspraken
van bedrijven die zeggen dat zij veel meer gebaat zijn bij landen met een goed bestuur
en waar de rechtsstaat functioneert? Waarom kiest zij voor deze heilloze weg?
Bovendien, als de Minister duurzame ontwikkeling via het bedrijfsleven wil bewerkstelligen,
is er een veel betere optie: vol inzetten op maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Zal dit ook een speerpunt worden in haar handelsbeleid? Is zij bereid om de schaarse
financiële middelen voor ontwikkelingssamenwerking alleen toe te vertrouwen aan bedrijven
die hierop leiderschap tonen?
Het kabinet kiest voor meer geld naar het bedrijfsleven, maar verlaagt en verstopt
steun voor vrouwen die voor hun rechten opkomen en opstaan tegen uitbuiting en geweld.
Waarom verstopt de Minister middelen voor vrouwenorganisaties? Wil Nederland echt
geen koploper meer zijn, juist nu vrouwenrechten steeds meer onder druk komen te staan?
Hebben we überhaupt nog wel een feministisch buitenlandbeleid?
Voorzitter. Onder dit kabinet bezuinigt Nederland, een van de rijkste landen ter wereld,
voor miljarden op internationale samenwerking. Alleen al in 2025 krijgt een miljoen
boeren geen steun meer en zullen 200.000 mensen ondervoed raken. De Minister heeft
beloofd het effect van bezuinigingen mee te nemen in haar beleidsbrief, maar ik zie
het niet. Wanneer komt dit alsnog naar de Kamer toe?
De miljardenbezuinigingen door de coalitie waren bekend, maar nu maakt de Minister
met de schaarse middelen die overblijven ook nog eens de verkeerde keuzes. Nederland
stopt met steun aan vrouwen, trekt zich terug uit buurregio's en probeert met creatief
boekhouden onder klimaatafspraken uit te komen. Dit is een stuitend gebrek aan solidariteit
en druist in tegen de Nederlandse belangen. Hier gaan we spijt van krijgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Hirsch. Ik zie geen interrupties. Dan gaan we door met de inbreng
van mevrouw De Korte namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Er valt veel te zeggen over de brief van de Minister over
ontwikkelingshulp. Helaas kan ik maar een paar punten aanstippen. Allereerst wil ik
mijn waardering uitspreken voor de humanitaire hulpverleners, die sterk onder druk
staan. Hun steun is altijd nodig.
Bij het lezen van de brief viel mij op dat vooral het belang van Nederland centraal
staat. Ook wij hebben vraagtekens bij deze uitspraak van de Minister. In gesprekken
met de organisaties, investeerders en bedrijven merk ik vooral de zorg over het verdwijnen
van de jarenlange opgebouwde lokale kennis en ervaring van de ngo's. Van experts van
grote en middelgrote Nederlandse bedrijven en banken hoor ik dat de ngo's de ogen
en oren van het Nederlandse bedrijfsleven zijn. Het bedrijfsleven en de banken stellen
dat de inzet van de ngo's kostenbesparend werkt en reputatierisico's vermindert. Zonder
betrouwbare informatie van de ngo's investeert het mkb niet. De banken geven geen
krediet als de stabiliteit van een land in het geding is. Is de Minister zich ervan
bewust dat de maatschappelijke organisaties, oftewel de ngo's, belangrijk zijn voor
de Nederlandse handel? Kan zij toelichten in hoeverre zij zich ervan bewust is dat
het verlies van maatschappelijke organisaties de toegang van het mkb tot lokale kennis
belemmert? Is zij zich ervan bewust dat dit hoge investeringsrisico's met zich meebrengt
en de bereidheid tot lenen en investeren afremt? Is de Minister op de hoogte van het
rapport No news is bad news, van organisaties als ING, ABN AMRO, Robeco en vele andere?
Hoe plaatst de Minister de conclusies in dit rapport in het licht van het voorgenomen
beleid ten aanzien van de ngo's?
Voorzitter. Ik heb in een eerdere motie al aangegeven dat wij maatschappelijke organisaties
nodig hebben, vanwege hun jarenlange lokale kennis, stem en expertise. Kan de Minister
toelichten hoe zij onze NSC-motie meeneemt in haar subsidiekader? In hoeverre zet
zij maatschappelijke organisaties in op alle drie de programma's: watermanagement,
voedselzekerheid en gezondheid? Kan de Minister toezeggen dat ze geen nieuwe initiatieven
gaat opzetten met nieuwe, onervaren partijen, terwijl er al contacten met ngo's zijn?
Voorzitter. Ik zie ook wel positieve punten in de beleidsbrief. Het is goed dat er
focus komt op en aandacht komt voor voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg.
Deze zijn onderverdeeld in drie pijlers: handel en economie, veiligheid en stabiliteit,
en migratie. Maar toch mis ik de mensenrechten en de kinderrechten als fundamentele
pijlers voor het hele beleid en alle ontvangers van subsidies, ook met het oog op
investeerders die juist kijken naar mensenrechten. Kan de Minister aangeven waarom
mensenrechten en kinderrechten nauwelijks of niet onderdeel lijken te zijn van het
voorgenomen beleid? Waarom wijkt dit beleid af van het regeerakkoord en de beleidsbrief
van november, waarin mensenrechten als prioriteit worden genoemd? Kan de Minister
hierop reflecteren? Hoe gaat de Minister mensenrechten, kinderrechten en zeker ook
vrouwenrechten verweven in haar beleid?
Voorzitter. In het internationaal verdrag voor de rechten van de mens, artikel 23
en 24, staat dat een leefbaar loon belangrijk is. Een klein beetje meer loon dan alleen
voor het eten, helpt mensen om ook hun kinderen educatie te geven en gebruik te maken
van gezondheidszorg. Dat is cruciaal voor de bestaanszekerheid en de zelfstandige
opbouw van een land. Hoe borgt de Minister het leefbaar loon, zoals genoemd in artikel 23
en 24 van de UVRM, in het subsidiebeleid dat zij voor ogen heeft?
Ten slotte een laatste vraag. Op welke manier is de asielcap van 10% van de ODA-middelen
verwerkt in deze begroting? Gaat het geld dat extra beschikbaar komt vanwege de asielcap
ook daadwerkelijk ingezet worden voor de ontwikkelingshulp?
De voorzitter:
Dank u wel. U bent door uw tijd heen.
Mevrouw De Korte (NSC):
En zo ja, op welke manier?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Korte voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan gaan
we door naar ... Excuus, nog een interruptie. Ook aan de andere kant; excuus, ik zag
het niet. Mevrouw Hirsch heeft een interruptie. Maar u heeft geen interruptie, meneer
Boswijk? De heer Boswijk zegt dat hij zelf ook een interruptie heeft, maar dat anderen
eerst waren. Mevrouw Dobbe, SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, meneer Boswijk. Dank ook aan mevrouw De Korte voor het betoog. Ik heb
goed geluisterd naar wat u zegt. Ik hoor dat u weinig zegt over de bezuinigingen.
Ik vroeg mij af: vindt u ook dat de vlag uit kan? We hebben uw coalitiepartner gehoord,
die hier bijna juichend zijn inbreng deed: de vlag kan uit, eindelijk wordt er flink
gesneden in ontwikkelingshulp; vrouwenrechten, een linkse hobby, worden afgeschaft,
dus de vlag kan uit. Dus ik vroeg mij af of mevrouw De Korte dat ook vindt, want dit
is haar coalitiepartner. Is zij ook blij met dit beleid?
Mevrouw De Korte (NSC):
Bij ons gaat de vlag niet uit. Dat moet duidelijk zijn. We hebben zo veel mogelijk
gestreden voor voldoende geld voor ontwikkelingshulp. Er is veel af gegaan. Dat betreuren
wij. Maar zo gaat het in een coalitie. We willen dat het geld goed besteed gaat worden.
Daarvoor is ook een afspraak gemaakt over een asielcap, dat er dus minder ODA-geld
naar asiel gaat, maar wel naar ontwikkelingshulp. Dat is ons doel. Maar de vlag gaat
bij ons zeker niet uit.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mevrouw De Korte zegt: wij hebben gestreden. Het lijkt er wel op dat u de strijd verloren
heeft, als we zien hoe enorm er nu wordt gesneden in ontwikkelingssamenwerking. Ik
vroeg mij af hoe u reflecteert op iets anders waar u normaal ook voor strijdt, of
waar in ieder geval uw partij voor strijdt, namelijk de internationale verplichtingen
en het internationale recht. Voor vrouwenrechten – dat heb ik ook opgesomd in mijn
bijdrage – hebben we het VN-Vrouwenverdrag. We hebben de Istanbul Conventie. We hebben
VN-Veiligheidsraadsresoluties. Daar gaan wij ons nu allemaal niet meer aan houden
door het schrappen van vrouwenrechten en het wegtrekken van steun aan vrouwen in ontwikkelingslanden.
Ik vraag me af hoe NSC daar dan op reflecteert.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ook ik heb gevraagd hoe de Minister zich gaat houden aan mensenrechten, kinderrechten
en ook vrouwenrechten. Dus wij nemen aan dat de Minister zich daaraan houdt in haar
beleid zoals dat nu uitgevoerd gaat worden. Dus wij wachten ook de beantwoording van
de Minister af.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Sorry, maar wat er nu gebeurt, ís in strijd met internationale verplichtingen. We
hebben ons als Nederland wél gecommitteerd, in verdragen, conventies en in resoluties,
aan het promoten van vrouwenrechten en aan het investeren in gender, maar dat gaan
wij nu niet meer doen. Dus ik vroeg mij af wat de mening is van NSC. Ik heb gehoord
dat u het aan de Minister hebt gevraagd, maar ik vraag me af wat de mening is van
NSC, die dit zelf ook heeft kunnen lezen en ook heeft kunnen constateren dat we ons
nu niet meer aan die verdragen gaan houden. Wellicht wil NSC samen met ons strijden
om dat wél te gaan doen en om die bezuinigingen op vrouwenrechten en gender te schrappen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb daar net al iets over gezegd. Wij vinden ook dat de Minister zich moet houden
aan verdragen en conventies. Dus wij vragen ook aan de Minister hoe zij dat gaat doen
binnen dit kader.
De voorzitter:
Dan heb ik nog mevrouw Hirsch, de heer Boswijk en de heer Van Houwelingen staan. Mevrouw
Hirsch namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank aan mevrouw De Korte voor het betoog over het belang van maatschappelijke organisaties.
Dat deel ik natuurlijk volledig. We hebben het nu over – dat zegt u terecht – een
betreurenswaardig kleine begroting, waar flink op bezuinigd wordt. Maar er worden
nu ook keuzes gemaakt. Een van de keuzes die gemaakt worden, is dat er meer geld gaat
naar bedrijven, die overigens, zoals u zegt, zelf zeggen dat ze ineffectief zijn als
er geen sterke maatschappelijke organisaties zijn. Dus voor mij gaat dit debat heel
erg over: waar komt dat schaarse geld nu terecht? Kan ik mevrouw De Korte aan mijn
zijde vinden als ik een voorstel doe om minder geld, in de vorm van ineffectieve gebonden
hulp, naar het Nederlandse bedrijfsleven te laten gaan, en meer geld te laten gaan
naar die uiterst effectieve maatschappelijke organisaties, die die bedrijven helpen
om goed werk te leveren?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ook ik heb inderdaad het belang genoemd van ngo's en de relatie tot bedrijven. Bedrijven
zeggen ook dat het belangrijk is dat zij de informatie van de ngo's hebben. Dus ook
wij vinden – dat hebben we al in een eerdere motie aangegeven – dat hun kennis ingezet
moet worden. Ook wij lezen dat onvoldoende in de brief. Dus ook hierbij willen we
graag weten hoe de Minister dat gaat inzetten.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil er toch een tweede interruptie aan wijden om even helderheid te krijgen. Dit
debat gaat over de besteding van schaarse middelen. Mochten de antwoorden van de Minister
over de verhouding tussen het werk van het bedrijfsleven op het gebied van armoedebestrijding
en de inzet van maatschappelijke organisaties, hun kennis en hun netwerken wat u betreft
niet duidelijk genoeg zijn, vind ik u dan aan mijn zijde om ook daadwerkelijk een
voorstel te doen voor een verschuiving van middelen van het artikel voor handel, dat
met name voor het bedrijfsleven is, naar het andere artikel, de inzet voor maatschappelijke
organisaties, zodat die hun werk kunnen blijven doen?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dit is een wat-alsvraag, dus ik zeg ook hierbij: we wachten de beantwoording van de
Minister af. Ik heb net ook aangegeven dat de inzet van de ngo's zeker belangrijk
is. Die moet voor ons ook echt integraal in het hele subsidiekader zitten. Het mag
niet losstaan van de hoofdlijnen die nu zijn beschreven.
De voorzitter:
Dan ga ik door naar de heer Boswijk voor zijn interruptie namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Ik hoor collega De Korte heel vaak zeggen: we wachten af, we maken ons zorgen, we
vragen de Minister zus en zo, enzovoort. Ik krijg een beetje een déjà vu. Dit is het
derde debat met een derde woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking vanuit NSC, weer
een andere. Het betoog is echter exact hetzelfde en de reactie van collega Ram hierin
ook. Dus wanneer gaat NSC een streep trekken, echt op zijn strepen staan, en zeggen:
jongens, tot hier en niet verder? Wanneer is het genoeg? Ik heb namelijk een beetje
het gevoel dat NSC vooral aan het duiden is en het ongemak aan het delen is, maar
nooit gaat zeggen: en nu is het klaar. Deze Minister jakkert gewoon met 130 kilometer
per uur door. Dus het wordt ook een beetje gênant op dit moment.
Mevrouw De Korte (NSC):
Enerzijds voert deze Minister wel het hoofdlijnenakkoord uit. Er is een korting, waar
wij ook voor hebben getekend. Die is jammer, maar het geld moet zo goed mogelijk besteed
worden. Zij heeft het nu in een brief uitgelegd. Nogmaals, ook wij maken ons zorgen
over de inzet van de ngo's; daar hebben we zelf een motie voor ingediend. Vele partijen
hebben die ook ondertekend. Wat dat betreft hebben we vragen aan de Minister. We willen
wel zeker stellen dat de korting niet ten koste gaat van de ngo's, die hun goede werk
doen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Boswijk voor zijn laatste interruptie.
De heer Boswijk (CDA):
Wij worden niet betaald om ons zorgen te maken, maar om beleid waar nodig bij te sturen.
De zorgen zijn al een keer eerder geuit door de voorgangers van collega De Korte.
Ik herinner me zelfs dat collega Kahraman over de ontkoppeling van de ODA zei: dat
is een bedrijfsongeluk en moet hersteld worden. Meneer Van Oostenbruggen is nu Staatssecretaris,
maar zei toen: dit is niet afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Uiteindelijk is
het gewoon gebeurd. Snapt collega De Korte dus dat NSC het in het verleden toch maar
heeft laten gebeuren dat er boven op de afspraken in het hoofdlijnenakkoord extra
wordt bezuinigd en dat dat nog steeds niet van tafel is? Snapt collega De Korte dat
ik er met deze inbreng van NSC totaal niet in gerustgesteld ben dat deze Minister
nu daadwerkelijk gaat bijsturen en dat zij de moties, zelfs die van collega De Korte,
gaat uitvoeren?
Mevrouw De Korte (NSC):
Wat de financiën betreft wachten we af hoe dat straks inderdaad in de Voorjaarsnota
staat. Er is een waarschuwing van de Eerste Kamer uitgegaan om de bni-koppeling te
behouden, dus we houden Onze Minister daar ook aan. We denken dat ze niet anders kan.
Nogmaals, we hebben daar dus ook sturing in gegeven door de rol van de maatschappelijke
organisaties toch helder te hebben.
De voorzitter:
Ik zie eerst nog de heer Van Houwelingen, ook voor zijn laatste interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik proef weinig enthousiasme bij NSC voor de bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Dan
heb ik toch de volgende vraag. Stel nou dat het kabinet valt en dat het kabinet, met
NSC, doorgaat als kabinet-Timmermans. Zou u dan die bezuinigingen van vanaf 2027 ook
gaan terugdraaien?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik ga er helemaal niet van uit dat het kabinet valt. Wij willen hier graag nog drie
jaar zitten en het beleid gaan uitvoeren. Dus ik ga op dit «stel dat» geen antwoord
geven.
De voorzitter:
Dan zie ik nog de heer Ceder, ook voor zijn laatste interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het voelt alsof NSC wat minder stellig is dan een halfjaar geleden. Ik heb uw collega,
de heer Kahraman, nog horen zeggen dat dit een bedrijfsongeval was, dat dit er per
ongeluk in is gekomen, en dat hij het liet lopen met de volle overtuiging dat het
in de Voorjaarsnota hersteld zou worden. Nu hoor ik mijn collega toch zeggen dat ze
hoopt dat het kabinet dat regelt, maar ik mis de rol van de fractie, die – ik zeg
het even in mijn eigen woorden – gezegd heeft: «Dit gaan wij niet meemaken, want dit
was een fout. Dit was niet de bedoeling. Dit hebben de coalitiepartijen niet afgesproken,
dus dit gaat ook niet meer gebeuren.» Die stelligheid proef ik nu niet. Klopt het
dat u daarin een draai gemaakt heeft, en dat u ook vindt dat het niet meer aan de
NSC-fractie is om dit terug te draaien, maar dat u wacht waar het kabinet mee komt,
en hoopt dat ze niet uw stelling, maar de motie van de Eerste Kamer gaan uitvoeren?
Klopt het dat u dat hebt bijgesteld?
Mevrouw De Korte (NSC):
We hebben dat niet bijgesteld. Misschien heb ik mij te genuanceerd uitgedrukt. Daarmee
wil ik eigenlijk aangeven dat we als NSC aannemen dat de Minister haar beleid bijstelt
ten aanzien van de bni-koppeling.
De heer Van Baarle (DENK):
We horen mevrouw De Korte zeggen dat zij als NSC aanneemt dat de Minister die koers
gaat bijstellen, maar wat betekent «aannemen» nou in de praktijk? Gaat NSC het inderdaad
niet laten gebeuren als deze Minister en dit kabinet besluiten dit niet bij te sturen?
Is dit voor NSC een halszaak, of verwacht NSC het nu en zien we ze later bijdraaien
als dit kabinet toch besluit het niet bij te stellen?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dat is eigenlijk een iets andere vraag dan net gesteld is. Wat doet NSC ten aanzien
van de bni-koppeling? Maar dat hoort ook echt bij de Voorjaarsnota. Dus wij nemen
aan dat de Minister het bijstelt. We horen graag ook van de Minister dat zij daarmee
aan de slag gaat. Nogmaals, in de Eerste Kamer wordt nu ook gezegd dat er een bni-koppeling
moet komen. Wij nemen aan dat ze die motie overneemt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik vind het zo langzamerhand wel een beetje aandoenlijk worden hoe NSC zich binnen
deze coalitie keer op keer maar laat piepelen. Mevrouw De Korte zit hier vandaag eigenlijk
met pijn een recordbezuiniging op ontwikkelingssamenwerking te verdedigen. NSC heeft
dit geslikt, is gepiepeld met de bni-koppeling en komt nu niet verder dan dat ze hopen
dat de Minister het bijstelt. Ik zou echt verwachten van NSC dat het zich in deze
coalitie niet de gewillige teckel van Geert Wilders toont, maar meer tanden laat zien
en deze Minister gewoon bijstuurt. De humanitaire noden in de wereld zijn groter dan
ooit. Ik zie hier dat NSC niet verder komt dan halve uitspraken en het allemaal maar
laat gebeuren. Mijn vraag is: waarom? Waarom laat NSC het allemaal gebeuren?
Mevrouw De Korte (NSC):
Er worden steeds dezelfde vragen gesteld. Waarom laat NSC dit gebeuren? Wij zijn inderdaad
onderdeel van dit kabinet. We hebben getekend voor de bezuiniging van 2,4 miljard.
Dat gaat niet veranderen. Maar wat ons betreft wordt het niet meer dan dat.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar de heer Ram voor een interruptie namens de PVV.
De heer Ram (PVV):
Ik wil vanuit de PVV duidelijk maken dat wij tegen de koppeling zijn en blijven. Het
staat ook niet in het hoofdlijnenakkoord. Ik heb een vraag aan NSC. Ik neem aan dat
NSC ook goedkopere boodschappen, lagere huren en een lagere energierekening wil. Dat
betekent dat daarover onderhandeld moet worden tijdens de Voorjaarsnota. Het kabinet
moet daar ook nog een standpunt over innemen. Geeft NSC de ruimte aan het kabinet
om daar een eigen afweging in te maken?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik ga hier niet onderhandelen over de Voorjaarsnota. Dat lijkt me helemaal niet de
juiste plek. Er zijn veel afwegingen te maken, zeker in deze tijd, ook ten aanzien
van defensie. Ik ga nu niet op deze vraag in.
De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het deel van mevrouw De Korte en ga
ik door naar de buurman, voor zijn inbreng namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Waarom hebben deze coalitie en dit kabinet zo'n ontzettende
hekel aan de Nederlanders? Over de ruggen van de meest kwetsbare mensen op deze aarde
schaden ze namelijk gewoon keihard de belangen van Nederland. Ik kan een heel verhaal
houden over waarom het CDA ontwikkelingssamenwerking belangrijk vindt en welke waarden
daaraan ten grondslag liggen, maar helaas moet ik concluderen dat geen van de coalitiepartijen
daar gevoelig voor is. Overal gaat het continu over het eigen belang. Laat ik vanuit
daar redeneren. Collega Hirsch deed dat net ook al.
VNO-NCW, toch wel de vertegenwoordiger van het grote bedrijfsleven – dat zou voor
een aantal partijen hier toch ook wel een reden moeten zijn om in ieder geval op z'n
minst te luisteren – geeft heel duidelijk aan dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking
onverantwoord zijn en het Nederlandse bedrijfsleven niet helpen. Integendeel, de bezuinigingen
op het maatschappelijke middenveld maken het voor bedrijven veel moeilijker om te
kunnen opereren in landen met een fragiele regering.
Een ander belangrijk punt van deze coalitie betreft de vluchtelingen. Iedereen weet
dat de beste manier om vluchtelingen te voorkomen is om de grondoorzaken aan te pakken.
Maar er wordt keihard bezuinigd op allerlei programma's. Denk aan klimaatverandering
en vredesonderhandelingen. Maar ook op de opvang in de regio, waar het CDA ook een
groot voorstander van is, wordt enorm bezuinigd. Het gevolg is natuurlijk dat je zo
meteen nog meer ongereguleerde vluchtelingenstromen gaat krijgen. Hoe dan?
Dan ook nog het geopolitieke punt. Rusland en China lachen zich werkelijk waar slap
over het amateurisme van de westerse wereld. Want niet alleen Nederland bezuinigt,
maar er wordt collectief massaal bezuinigd. Zij springen natuurlijk heel handig in
het vacuüm. Het wordt natuurlijk ontzettend moeilijk voor Nederlandse bedrijven, de
Nederlandse samenleving en Europa als geheel om dan nog een positie te krijgen, bijvoorbeeld
als het gaat om grondstoffen die we nodig hebben voor de energietransitie. Ziet de
Minister dit werkelijk waar niet aankomen?
Dan de ontkoppeling. Ik vind het eigenlijk schandalig. Ik hoorde collega De Korte
van NSC net zeggen dat er een motie in de Eerste Kamer is aangenomen die de Minister
misschien dwingt om een en ander bij te stellen. Gaan we nu werkelijk waar de Eerste
Kamer ons werk laten doen? Ik zou zeggen: coalitie, pak je rol. Als het niet is afgesproken
in het hoofdlijnenakkoord, doe het dan zelf. Laat het niet over aan de Eerste Kamer.
Voorzitter. Collega Dobbe refereerde al even aan de immense bezuinigingen op vrouwenrechten,
juist in een tijd waarin meisjes en vrouwen letterlijk achter slot en grendel verdwijnen.
We hebben heel veel debatten gehad over Afghanistan. Dit kabinet denkt: prima, wij
doen er nog een schepje bovenop. Schandalig. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Dit kan
zij toch niet dragen?
Voorzitter. Er werd altijd gezegd: water en handel zijn belangrijk en we gaan ons
vooral op noodhulp richten. Maar ook in humanitaire hulp wordt het mes gezet, met
14%. Hoe verklaart deze Minister dat?
Voorzitter. Tot slot wil ik me aansluiten bij de opmerking van collega Van Baarle
over Myanmar. Ik ben ook erg benieuwd naar de reactie van deze Minister op het geweld
tegen hulpverleners, wat we de laatste dagen helaas ook hebben gezien in Gaza.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Bamenga namens D66.
De heer Bamenga (D66):
Mooie woorden van collega Boswijk van het CDA. We trekken heel vaak samen op ten aanzien
van de vergeten conflicten. Ik zie ook altijd een kritische houding van het CDA juist
ten behoeve van de allerarmsten op aarde. Tegelijkertijd zie ik toch, als puntje bij
paaltje komt, dat het CDA dit kabinet helpt, bijvoorbeeld bij de begroting, zowel
in de Eerste als de Tweede Kamer, zodat de bezuinigingen gewoon door kunnen gaan.
Ik herhaal even de woorden van de heer Boswijk, die net heeft aangegeven dat we niet
worden betaald om ons zorgen te maken, maar om beleid bij te sturen. Dus ik begrijp
oprecht niet waarom het CDA vervolgens de bezuinigingen toch nog goedkeurt, zowel
in de Eerste Kamer als in de Tweede Kamer.
De heer Boswijk (CDA):
Dank voor deze interruptie. Wij hebben gezegd dat we niet ontzettend blij zijn met
de bezuinigingen die voor dit jaar gepland staan, maar deze kunnen we nog dragen.
Maar wij hebben deze Minister ook een winstwaarschuwing gegeven. We hebben onder andere
ook de motie gesteund waaraan continu wordt gerefereerd. Wij zeggen: voor steun voor
de volgende begroting, de begroting die dit jaar door de Kamer moet, moet er wel wat
veranderen, maar zoals het er nu naar uitziet, gaan we die niet steunen, zeker als
die ontkoppeling niet wordt hersteld. Dat weet deze Minister ook. Dat hebben wij ook
continu aangegeven. Wij zijn daar altijd duidelijk in geweest. De forse bezuinigingen
die er nu aankomen ... Even voor de luisteraars: de bezuinigingen voor dit jaar vallen
nog enigszins mee, maar de schade die vanaf nu gaat plaatsvinden, is desastreus. Wat
ons betreft is dat onverantwoord. Die zullen wij ook niet steunen.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan kijk ik heel even rond of een van de collega's
die al drie interrupties hebben gehad, even de voorzittershamer wil overnemen als
ik mijn eigen inbreng doe. Ik zie mevrouw Dobbe knikken, dus dank daarvoor.
Voorzitter: Dobbe
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het zijn onzekere tijden, met een oorlog op het Europese continent,
grote onrust in het Midden-Oosten en de verschrikkingen in Oost-Congo en Sudan, waar
we vorige week nog over spraken. Deze mondiale instabiliteit vraagt om scherpe, doordachte
keuzes. We moeten ervoor zorgen dat elke euro die we investeren, daadwerkelijk bijdraagt
aan het bevorderen van stabiliteit en het beschermen van onze belangen in deze turbulente
tijden.
Voorzitter. Dat geldt wat de VVD betreft ook voor ontwikkelingshulp. Op dit moment
pakken we in Europa ontwikkelingshulp op 28 manieren aan. Alle lidstaten plus de Europese
Commissie hebben hun eigen fondsen en wensenlijstjes, met grote versnippering tot
gevolg. Met ruim 80 miljard euro is de EU zo de grootste donor wereldwijd, maar het
lukt ons onvoldoende om duurzame economische ontwikkeling te stimuleren in ontwikkelingslanden
of strategische partnerschappen aan te gaan waar zowel het ontvangende land als wij
iets aan hebben. Als er één Chinese delegatie voor de deur staat om bijvoorbeeld een
deal over grondstoffen te sluiten, staan er aan de andere kant talloze Europeanen
met allemaal hun eigen strategie en voorwaarden. Het laat zich raden wie er dan het
nakijken heeft. We moeten dat echt slimmer en efficiënter doen.
Voorzitter. De prioriteiten van de VVD zijn helder. De focus moet vooral liggen op
onderwerpen waarover Nederland veel kennis en kunde heeft en op landen waar we ook
daadwerkelijk impact kunnen maken of waar we een belang hebben. De VVD is dan ook
blij dat deze Minister scherpe keuzes maakt om zo meer impact te kunnen maken met
de dingen die we doen. Er wordt vaak gedaan alsof hulp alleen maar hulp is als je
er zelf niets aan hebt. Dat is wat mij betreft grote onzin. Uiteindelijk wil je dat
er een duurzame ontwikkeling gaat plaatsvinden en daar hebben we ook bedrijven bij
nodig. Zij hebben vaak de kennis en expertise om landen echt vooruit te helpen, innovaties
te bedenken, de ontwikkeling in een land te stimuleren en werkgelegenheid te creëren,
maar zij hebben in het begin ook vaak wat financiële ondersteuning nodig. Dat is helemaal
niet gek. Het is dan ook goed dat handel nadrukkelijk prioriteit heeft bij de inzet
van het OS-budget, maar welke rol ziet de Minister voor investerings- en ontwikkelingsbanken
om dit verder te ondersteunen? Wat kan zijzelf of haar ministerie hierin doen om dit
verder te bevorderen?
Voorzitter. De VVD steunt de inzet van de Minister om vooral in te zetten op irreguliere
migratie voorkomen, handel en economie, veiligheid en stabiliteit, voedselzekerheid,
watermanagement en gezondheidszorg. Maar de VVD acht het ook van belang dat we aandacht
houden voor het beschermen van de rechten van minderheden, waaronder lhbtiq+ en vrouwen.
We hebben ook ontzettend veel kennis op dat gebied, zoals ik eerder heb gezegd. Kijk
bijvoorbeeld naar het Aidsfonds of naar een organisatie als Rutgers. In dat licht
heb ik nog wel een paar vragen aan de Minister over hoe ik de inzet op het gebied
van vrouwenrechten en gender moet duiden. Want enerzijds zie ik het onderwerp gezondheidszorg
terugkomen, waar de VVD blij mee is, maar anderzijds wordt het onderwerp vrouwenrechten
als zodanig geschrapt. Kan de Minister dit nader duiden? Klopt mijn aanname dat dergelijke
projecten misschien niet meer als zelfstandig doel worden gefinancierd, maar wel nadrukkelijk
betrokken kunnen worden, als onderdeel daarvan, bij de bredere projecten in de gebieden
of op de onderwerpen waarbij we dat nog wel doen? Want helaas zien we nog op te veel
plekken in de wereld dat de rechten van vrouwen en andere minderheden onder druk staan.
Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie in dezen?
Dan nog een onderwerp waar we het in de afgelopen debatten minder over hebben gehad,
maar waar we als Nederland traditioneel ook sterk in zijn: good governance. Denk bijvoorbeeld
aan het inzetten van de ervaringen van de VNG, zoals VNG International, van het NIMD
of van de vele andere organisaties, zoals het Helsinki Comité. Uiteindelijk is good
governance essentieel voor het versterken van vrede en veiligheid, maar ook essentieel
voor het creëren van een goed ondernemings- en investeringsklimaat. Hoe kijkt de Minister
naar dit onderwerp? Deelt zij dit belang en, zo ja, waar komt dat dan terug in haar
plannen?
Ten slotte sluit ik me aan bij de opmerking van de heer Van Baarle over de aardbevingen
in Myanmar.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er een interruptie is van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de inbreng van mevrouw Kamminga. Ik ben blij met het inzicht dat internationale
samenwerking op veel manieren bijdraagt aan het Nederlandse belang. Een van de manieren
die nu heel veel aandacht krijgt in het betoog van mevrouw Kamminga, is de rol van
het Nederlandse bedrijfsleven. Mevrouw Kamminga blijft ook zeggen dat onze hulp efficiënt
moet zijn. Nu blijkt uit allerlei internationale onderzoeken, en overigens ook uit
uitspraken van het bedrijfsleven zelf, dat de effectiviteit van het bedrijfsleven
alleen dan groot is, wanneer we daarvóór hebben geïnvesteerd in de stabiliteit van
landen. Daar wordt nu op bezuinigd. Waarom blijft mevrouw Kamminga herhalen dat dit
een effectieve manier is om onze internationale belangen veilig te stellen, als zelfs
het bedrijfsleven waar het over gaat, aangeeft dat het wat hen betreft niet de juiste
keuzes zijn?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan mevrouw Hirsch voor haar interruptie. Overigens, voor de goede orde meld
ik toch even dat de VVD al veel langer het inzicht heeft – dat is geen nieuw inzicht
– dat ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking, hoe we het ook noemen, kan bijdragen
aan het Nederlands belang. Ik heb niet dezelfde woordvoeringslijn als de collega van
de PVV. Wij hebben altijd betoogd dat ontwikkelingshulp een belangrijk onderdeel,
en wat de VVD betreft ook een integraal onderdeel, is van ons buitenlandbeleid.
Daarbij wil ik ook meteen zeggen: het is niet zo dat we niets doen. Want in deze debatten
wordt soms gedaan alsof we helemaal geen geld meer uitgeven, maar we geven nog steeds
miljarden uit, die beschikbaar zijn voor al die doelen die mevrouw Hirsch noemt en
die dus ook bijdragen aan al die onderwerpen, zoals het creëren van vrede en veiligheid,
het voorkomen van migratiestromen, opvang in de regio, gezondheidszorg en al die andere
onderwerpen. Het is dus absoluut niet zo dat we niets meer doen en dat wil ik dus
ook verre van mij werpen. Vervolgens gaat mevrouw Hirsch door en haalt ze een aantal
rapporten aan, maar goed, ik kan net zo goed een aantal rapporten van de Rekenkamer
aanhalen waarin staat dat talloze projecten die uitgevoerd worden, inefficiënt zijn
en beter kunnen, maar volgens mij is dat niet het betoog dat we met elkaar moeten
houden. Het gaat erom dat wat we doen, ook effect zal hebben.
Ik geloof er iets meer in – daar zit ook een verschil tussen de partij van mevrouw
Hirsch en mijn eigen partij – dat duurzame ontwikkeling begint met zorgen dat mensen
zelf dingen kunnen doen. Daarvoor moeten er stabiliteit, vrede en veiligheid zijn.
Daarom investeren wij in defensie. Wij willen echt zorgen dat de economieën gaan bloeien.
Daar heb je die bedrijven voor nodig. VNO-NCW is vaak aangehaald. Zij zeggen dat de
bezuinigingen fors zijn, maar als je vervolgens kijkt naar wat zij zeggen nodig te
hebben, zie je dat dat precies de zaken zijn waar wij nog wel fors in investeren:
vrede en stabiliteit, het ondernemingsklimaat en good governance. Ik heb specifiek
gezegd dat good governance daarvoor ook belangrijk is. Ik zie het dus net iets anders.
Het is maar net waar je de accenten legt. Ik zie juist dat het beleid dat we nu hebben,
heel erg ondersteunend is aan de doelen van het bedrijfsleven en, nog belangrijker,
aan de doelen die we willen bereiken met onze inzet, voor het verbeteren van de leefbaarheid
in ontwikkelingslanden.
De voorzitter:
Dank u wel voor dit korte antwoord. Ik zag dat de heer Bamenga ook nog een vraag heeft.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor in het betoog van mevrouw Kamminga mooie woorden over vrouwenrechten, maar
de realiteit is dat de VVD de bezuinigingen, die ook te maken hebben met vrouwenrechten,
gewoon ondersteunt. Ik begrijp dus niet of deze mooie woorden voor de bühne zijn of
niet. Hoe gaan de bezuinigingen, die gaan over vrouwenrechten – de beleidsregel wordt
immers helemaal geschrapt – volgens mevrouw Kamminga daadwerkelijk zorgen voor meer
veiligheid en vrijheid voor deze vrouwen?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik zou geen coherent en consistent betoog houden als ik niet zou zeggen dat er meer
focus en efficiency moet worden aangebracht en dat er minder versnippering moet zijn.
Dat geldt wat mij betreft over de hele linie. Niet voor niets heb ik de Minister daar
een vraag over gesteld. Ik ga ervan uit dat ook projecten die de participatie van
vrouwen bevorderen onder het artikel van vrede en veiligheid vallen. Laatst was er
nog een motie van volgens mij de heer Boswijk, die ervoor gezorgd heeft dat we Women,
peace and security nog blijven steunen. Daar worden vrouwenrechten nadrukkelijk in
genoemd. Ik heb er zelf namens de VVD enorm voor gestreden om gezondheidszorg erbij
te doen, waarin er ook weer nadrukkelijk aandacht voor vrouwen is. Laten we helder
zijn: dat we projecten niet meer ondersteunen, betekent natuurlijk niet dat we een
streep door vrouwenrechten zetten. Dat zijn twee verschillende dingen. Nogmaals, ik
ga ervan uit – daar zal ik ook voor blijven strijden – dat er bij de dingen die we
doen, altijd aandacht is voor vrouwen, minderheden en andere kwetsbare groepen.
De voorzitter:
Ik check even bij de griffier of u nog interrupties heeft. Ja, het mag nog.
De heer Bamenga (D66):
Dat had u moeten weten.
Ik hoor mevrouw Kamminga aangeven dat het feit dat het budget voor vrouwenrechten
geschrapt is, niet betekent dat zij vrouwenrechten niet belangrijk vindt. Ik moet
zeggen dat ik toch heel sterk de indruk krijg dat als puntje bij paaltje komt, de
VVD vrouwenrechten gewoon laat vallen en dat de veiligheid en vrijheid van deze vrouwen
ontzettend onder druk komen te staan als de VVD daarover gaat. Dat vind ik ontzettend
jammer, want ik had de VVD liever aan de zijde van D66 gehad, om samen te strijden
voor de veiligheid en vrijheid van deze vrouwen, maar de VVD laat deze vrouwen gewoon
keihard in de steek.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wat de heer Bamenga nu zegt, is natuurlijk klinkklare onzin. Wij strijden altijd voor
vrouwenrechten. Stap één daarbij is dat we ervoor zorgen dat in ieder land de veiligheid
gegarandeerd wordt, niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen en mensen die zich
anders identificeren dan als man of vrouw. Daar zullen wij voor blijven strijden.
Dat doen we ook. Daarom investeren wij fors in defensie. Het is echt klinkklare onzin
dat wij niet in vrouwen zouden willen investeren. Bovendien hebben we gezondheidszorg
toegevoegd middels een motie van mij, waarin vrouwenrechten juist expliciet zijn opgenomen.
Nogmaals, ik zal ervoor blijven strijden dat we bij de onderdelen en projecten waar
we nog geld voor hebben, als dat logisch is altijd expliciet aandacht zullen vragen
voor vrouwen of andere groepen. Daarvoor vindt u mij aan uw zijde.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kamminga. Er is nog een interruptie van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
We hebben de fractie van NSC, die door te zeggen dat ze aannemen dat het kabinet het
corrigeert, hoopt dat de bni-koppeling blijft bestaan, en we hebben de fractie van
de PVV, die zegt dat het niet in het hoofdlijnenakkoord staat, dus dat het van hen
niet hoeft. Ik vroeg me af hoe de fractie van de VVD dat beoordeelt. Er is inderdaad
een motie aangenomen in de Eerste Kamer. Vindt de fractie van de VVD de recordbezuiniging
die wordt ingeboekt op ontwikkelingssamenwerking en op noodhulp, nu wel voldoende
en vindt ze dat die koppeling hersteld moet worden? Of zegt de VVD, net als de PVV,
dat het van hen niet zo hoeft en gaan we nog meer bezuinigen op de meest kwetsbaren
in de wereld?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik ga natuurlijk niet vooruitlopen op een discussie die we nog moeten voeren in het
kader van de Voorjaarsnota. Ik snap dat u niet alles heeft kunnen lezen, maar in de
Agenda voor Werkend Nederland bijvoorbeeld staat dat wij, als wij nu een keuze moeten
maken in de schaarse middelen die er te verdelen zijn, nu kiezen voor de portemonnee
van de Nederlander en kijken hoe we daar iets meer koopkracht voor terug kunnen brengen.
Daar staat bijvoorbeeld nog een extra bezuiniging op ontwikkelingshulp in. Voor de
VVD is het niet onbespreekbaar om daar nog eens naar te kijken. Daar hebben we ook
al plannen voor ingediend. Dat kunt u overal lezen. Nogmaals, we moeten gewoon kiezen.
Voor de VVD liggen op dit moment de grootste prioriteiten bij onderwerpen als defensie.
Daar begint het mee. Dat is de basisvoorwaarde om überhaupt ontwikkelingshulp te kunnen
verlenen, want als er geen vrede en veiligheid zijn, is het ook moeilijk om daarmee
te beginnen. Daarnaast zien wij ook dat er op dit moment een forse opgave qua bezuinigingen
ligt, waarbij wij ook graag de portemonnee van de hardwerkende Nederlander willen
beschermen. Dat vergt keuzes. We zullen zien wat er in de Voorjaarsnota uitkomt.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kamminga. Er zijn verder geen interrupties, dus bij dezen geef
ik de spreekwoordelijke voorzittershamer weer aan u terug.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de
Kamer. Daar hebben we een uur en een kwartier over gedaan. Dat betekent dat we niet
heel veel tijd en ruimte meer hebben voor de afronding, ook omdat er nog een hoofdelijke
stemming op het programma staat, dus we hebben sowieso geen uitloop. O, ik hoor dat
die stemming niet doorgaat. Nou, dat scheelt dan weer. Desalniettemin is deze zaal
straks voor iets anders ingeboekt. Ik kijk heel even naar de Minister. Hoelang heeft
zij nodig voor de voorbereiding van de beantwoording? Een halfuur, hoor ik. Dan schors
ik voor een halfuur, waarbij ik de Minister wel alvast verzoek om straks geen lange
inleiding te houden; dat doet ze doorgaans overigens al niet. Ook de vragen hoeven
niet allemaal herhaald te worden, zodat we wat tijd besparen. Ik schors voor een halfuur.
De vergadering wordt van 11.16 uur tot 11.45 uur geschorst.
De voorzitter:
In het kader van goed gedrag belonen vraag ik om stilte op de publieke tribune. Ik
wil graag beginnen. Ik heropen de vergadering, want het is 11.45 uur. We zijn bezig
met het commissiedebat over de beleidsbrief Ontwikkelingshulp. We hebben net de eerste
termijn van de zijde van de Kamer gehad. Daarin is een groot aantal vragen gesteld.
Ik ga de Minister zo het woord geven om die te beantwoorden, waarbij ik nogmaals tegen
de leden zeg dat we drie interrupties per persoon hebben. Ik verzoek u het zo kort
en bondig mogelijk te houden, zodat er nog ruimte overblijft voor een tweede termijn,
maar ik ga er niet de hele tijd als een schooljuf doorheen tetteren. Het is ook aan
u. Dan heeft u geen tweede termijn meer; dan weet u dat alvast. We moeten het met
elkaar doen. Dat gezegd hebbende geef ik de Minister het woord voor de beantwoording.
Minister Klever:
Voorzitter, dank u wel. Het doet mij plezier om vandaag met uw leden dieper in te
gaan op een belangrijk deel van mijn portefeuille, namelijk ontwikkelingshulp. De
beleidsbrief hierover is natuurlijk al een tijdje geleden uitgekomen. Ik kijk uit
naar een vruchtbare discussie hierover vandaag. Voordat we er dieper op ingaan, wil
ik de leden van de commissie bedanken voor hun inbreng in eerste termijn. Ik heb veel
waardering voor de betrokkenheid van iedereen bij dit thema en voor de scherpe blik.
Ik zal mijn best doen alle vragen te beantwoorden.
Ik heb mijn bijdrage als volgt opgebouwd. Ik begin met een inleiding op de beleidsbrief
en daarna ga ik over tot de beantwoording van de vragen. Ik weet niet of de voorzitter
alle blokjes wil weten? Het zijn er wel veel, hoor.
De voorzitter:
Dat is wel fijn, denk ik, zodat men de interrupties een beetje kan plannen.
Minister Klever:
Ik begin met een blokje actualiteiten. Daarin zitten natuurlijk Myanmar en Gaza. Dan
heb ik de volgende blokjes: beleidskeuzes, multilateraal en kanalen, bezuiniging algemeen
en de bni-koppeling, humanitaire hulp, kwetsbaren en onderwijs, dan de SDG's, speciaal
voor de heer Van Houwelingen, omdat hij net terug is. Dan heb ik nog een blokje migratie,
een blokje vrouwenrechten, gender en lhbtq en een blokje overig.
De voorzitter:
Oké. Dat zijn een hoop blokjes. Dan gaan we snel aan de slag.
Minister Klever:
Ik praat snel, dus dat gaat helemaal goed komen. Dit kabinet bezuinigt op ontwikkelingshulp.
Dat was al bekend. Structureel 2,4 miljard minder per jaar. Dat is besloten door de
vier dragende partijen van de coalitie en dat is vastgelegd in het hoofdlijnenakkoord
en in het regeerprogramma. Deze afspraken voer ik netjes en zorgvuldig uit. Daarnaast
ga ik de zaak ook anders aanpakken. We koppelen ontwikkelingshulp uitdrukkelijk aan
de belangen van Nederland. Wat houdt de beleidswijziging concreet in? We gaan heldere
keuzes maken, we brengen focus aan en we kiezen voor wat ook goed is voor Nederland.
Voortaan zijn drie Nederlandse belangen leidend. Ten eerste: handel en economie. Ik
zet mij ervoor in om Nederlandse bedrijven meer te betrekken bij ontwikkelingshulp.
Met hun kennis, kunde en kwaliteit hebben ze veel te bieden, ook op het gebied van
ontwikkelingshulp. Door hulp, handel en investeringen sterker aan elkaar te verbinden
draagt ontwikkelingshulp bij aan ons verdienvermogen. Ook bouwen we zo aan sterkere
handelsrelaties. Zo wint iedereen. We creëren kansen voor onze bedrijven in lage-
en middeninkomenslanden en daar groeien de economie en de werkgelegenheid.
Ten tweede: veiligheid en stabiliteit. Met ontwikkelingshulp investeert het kabinet
gericht in onze eigen veiligheid. Meer stabiliteit betekent minder mensen op de vlucht,
minder verstoring van internationale handel en minder ruimte voor radicale groepen
en criminelen. Onze focus ligt daarbij op de nabuurregio's van de EU: West-Afrika,
de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten. Hier zorgen we er bijvoorbeeld voor dat
mensen betere toegang krijgen tot voedsel en water en zo dragen we ook vanuit mijn
portefeuille bij aan de veiligheid van Nederland.
Het derde Nederlandse belang is het beheersen van migratie. Migratie zorgt voor onrust
in de Nederlandse maatschappij en legt druk op onze voorzieningen. De vier dragende
partijen van de coalitie willen de migratie naar Nederland daarom fors beperken. Ook
vanuit mijn portefeuille lever ik daar een bijdrage aan. Dat doe ik via migratiepartnerschappen
en door in te zetten op opvang in de regio.
Voorzitter. Daarnaast richt ik mijn beleid voortaan sterk op de dingen waar Nederland
echt goed in is en waarop we internationaal een herkenbaar profiel hebben: watermanagement,
voedselzekerheid en gezondheid. Op die thema's heeft Nederland wat te bieden en willen
landen ook graag met ons samenwerken. Daar liggen ook grote kansen voor onze Nederlandse
bedrijven. Om dat goed te doen, gaan we ook een aantal dingen niet meer doen. Zo kunnen
we focus aanbrengen en effectiever werken aan onze langetermijnbelangen. Dat is nooit
belangrijker geweest dan nu. De wereld is geopolitiek gevaarlijker geworden. Ieder
land ter wereld kijkt scherper naar zijn eigen belang. Wij doen dat dus ook. Ontwikkelingshulp
is daar dus onderdeel van. Het kabinet stopt met zelfstandige projecten op het gebied
van gendergelijkheid, beroepsonderwijs, hoger onderwijs, sport en cultuur. En dit
kabinet vermindert de specifieke inzet op klimaat, maatschappelijk middenveld en multilaterale
samenwerking.
Voorzitter. Een kanttekening is wel op zijn plaats. Op het gebied van klimaat houden
we ons aan het klimaatakkoord van Parijs. Ook als we geen zelfstandige programma's
meer hebben op sommige onderwerpen, houden we wel oog voor die onderwerpen als zij
de effectiviteit van ontwikkelingshulp vergroten. Dat gaat bijvoorbeeld om vrouwen
en meisjes. Aandacht voor vrouwen en meisjes blijft nodig in ons werk, ook al is het
niet langer een zelfstandige prioriteit. Dat was ook een specifieke wens van de Tweede
Kamer.
We gaan dus focussen en tegelijkertijd ook versterken. Tegen het einde van deze kabinetsperiode
hebben we nog altijd zo'n 3,5 miljard aan ontwikkelingshulp te besteden. Hiermee blijft
Nederland internationaal nog steeds een grote donor. We blijven ons dus inzetten voor
het doel van ontwikkelingshulp: de sociaal-economische ontwikkeling van landen en
het helpen van mensen in nood. Daarom heb ik er ook voor gekozen om een grote donor
te blijven op het gebied van humanitaire hulp, noodhulp, hulp aan de meest kwetsbaren,
zonder hierin het eigenbelang na te streven.
Voorzitter, ik heb nog een laatste punt. We nemen echt geen afscheid van maatschappelijke
organisaties. Waar zij geschikte partners zijn, blijven wij met hen werken. Maar voor
het kader maatschappelijk middenveld vind ik het belangrijk dat ngo's hun eigen broek
kunnen ophouden, niet versnipperd en inefficiënt werken, en niet te afhankelijk zijn
van de overheid. Ik rond mijn inleiding af. Mijn doel is en blijft effectieve en efficiënte
ontwikkelingshulp, gericht op sociaal-economische verbetering van landen en mensen
in nood. Dat doen we wel op een manier die ook onze belangen dient. Daarbij houden
we oog voor de meest kwetsbaren in de wereld. Zo helpen we niet alleen anderen, maar
investeren we ook in onszelf.
Voorzitter, tot zover. Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen. Ik begin
maar meteen met de actualiteit, namelijk de aardbeving in Myanmar en Thailand. Het
is verschrikkelijk wat daar gebeurd is. Nederland is gelukkig ook in staat om daar
hulp te verlenen. Dankzij onze meerjarige en flexibele financiering verlenen onze
humanitaire partners op dit moment direct noodhulp in Myanmar en Thailand. Onze humanitaire
organisaties lieten ons ook direct weten dat zij daartoe in staat waren dankzij onze
steun, die wij altijd vooraf geven. Zo heeft de Dutch Relief Alliance met onze flexibele
financiering meteen 3 miljoen euro kunnen inzetten om samen met lokale partners hulp
te bieden in Myanmar. Ook het Rode Kruis en onze VN-partners zijn actief. Daarnaast
hebben Nederlandse waterexperts bijgedragen aan de humanitaire coördinatiecommissie
vanuit de EU en Bangkok. Die vraag kreeg ik van een heleboel leden: Van Baarle, Dobbe,
Boswijk en Kamminga. Dat is dus die.
Dan vervolg ik met Gaza, over de gerichte aanvallen op hulpverleners in Gaza door
Israël. Geweld tegen hulpverleners is meer dan afschuwelijk en onacceptabel. Dat onderstreep
ik ook in een condoleancebrief aan het Rode Kruis en de Rode Halve Maan die ik vandaag
uit zal sturen. Het kabinet veroordeelt de aanval ook. Met andere landen vragen we
Israël dat er gedegen en onafhankelijk wordt onderzocht hoe dit heeft kunnen plaatsvinden.
Ook moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen om hulpverleners te beschermen.
Hulpverleners in Gaza, maar ook in andere conflictgebieden, lopen iedere dag gevaar
terwijl zij anderen proberen te helpen. Dat zou nooit zo mogen zijn. Dit baart mij
veel zorgen. De veiligheid van hulpverleners is een prioriteit van het Nederlandse
humanitaire beleid. Daar blijven we ons voor inzetten. Dat doen we diplomatiek, maar
ook met steun aan organisaties die zich hierop richten. U heeft in mijn humanitairehulpbrief
kunnen lezen dat ik daar ook extra op inzet.
De heer Van Baarle vraagt heel specifiek hoe ik ervoor ga zorgen dat hulpverleners
toegang hebben tot Gaza. Het kabinet veroordeelt de blokkade door Israël van humanitaire
hulp, maar ook van de leverantie van elektriciteit in de Gazastrook. Dergelijke blokkades
druisen in tegen internationaal recht.
Tot zover de actualiteit.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe. Maar ik wil hierbij ook nog
even benoemen dat de heer Van Baarle uiteraard een aantal van die vragen heeft gesteld,
maar dat hij nu weer naar de plenaire vergadering is. Dat is dus geen desinteresse.
Dat wil ik wel even benoemd hebben. Hij heeft dus andere verplichtingen. Maar hij
laat ongetwijfeld het debat hier meekijken. Mevrouw Dobbe namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wil even ingaan op de verschrikkelijke aanval op hulpverleners in Gaza. Ik ben
heel blij om te horen dat het kabinet, en deze Minister, de aanval veroordeeld heeft.
Ik wil toch iets voorleggen. Er is vorig jaar een motie aangenomen, onder anderen
van een aantal van de hier aanwezigen. Die verzoekt de regering om het innemen van
een leidende rol bij de bescherming van hulpverleners, maar ook om «het vervolgen
van personen die geweld tegen hulpverleners plegen en staten daarvoor aansprakelijk
te stellen». Zeker van dat tweede deel vraag ik mij af hoe de Minister de uitvoering
van deze motie ziet in relatie tot deze aanval, maar ook in relatie tot haar algemene
beleid om hulpverleners te beschermen.
Minister Klever:
Dank voor deze vraag. De bescherming van hulpverleners wordt echt een prioriteit in
mijn humanitairehulpbeleid. Dat staat ook in de hulpbrief. Daar ga ik meer op inzetten.
Dat is het eerste deel van uw vraag. Het tweede deel van uw vraag gaat over een leidende
rol nemen en staten verantwoordelijk stellen voor aanvallen op hulpverleners. Specifiek
over Gaza heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen hierover
overgebracht richting Israël. Daarnaast is hoe we dat verder exact gaan doen iets
waarop ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken terug zal komen. Hij is nu
bezig met de uitwerking van dat beleid. Daar wordt dan dus nog op teruggekomen.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, dank u wel. Dan zou ik wel graag horen wanneer dan en wat de uitwerking van dat
beleid betekent. Want de aangenomen motie, dus waar de Kamer om vraagt, is heel duidelijk.
Er staat: «het vervolgen van personen die geweld tegen hulpverleners plegen en staten
daarvoor aansprakelijk te stellen». Mijn vraag betreft precies dat deel. Hoe gaat
het kabinet nou zorgen dat de personen die deze gruweldaad hebben gepleegd, worden
vervolgd? En hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze staat aansprakelijk wordt
gesteld? Als de Minister hier later op terug wil komen, is dat prima, maar dan wel
graag specifiek op deze aanval. We horen dan ook graag wanneer en dat het snel kan,
zodat wij ook weten dat ons kabinet hier echt goed op reageert en hulpverleners op
onze bescherming kunnen rekenen.
Minister Klever:
Ik deel de zorgen hierover. Ik deel ook de oproep om als kabinet een leidende rol
hierin te nemen. Dat gaan wij ook doen. Het probleem hierbij is dat het op het terrein
van de Minister van Buitenlandse Zaken ligt. Ik weet dat hij daarmee bezig is. Hij
komt daarop terug bij uw Kamer. Die motie wordt zeer serieus genomen. Ik kan alleen
geen tijdlijn geven, want ik weet niet precies hoe zijn planning eruitziet. Maar weet
dat het kabinet hierin die leidende rol aan het oppakken is en er sowieso bij uw Kamer
op terugkomt.
De voorzitter:
Wellicht kan de Minister dan wel de urgentie en het gegeven dat het onderwerp hier
gespeeld heeft, aan haar collega doorgeven.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de Minister voor de beantwoording van de eerdere vragen. Het moet mij toch
even van het hart dat ik wel vaak dezelfde reacties hoor van zowel de Minister van
Buitenlandse Zaken als de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
als het over de misstanden in Gaza gaat. Dan wordt er gezegd: wij uiten onze zorgen;
wij sturen berichten. Dat is natuurlijk al anderhalf jaar aan de gang. Deze aanval
is natuurlijk van een ongekende orde en het is nu zaak om ook onze signalering echt
op een ander niveau te brengen. Omdat Minister Klever zelf aangeeft dat ze hiervan
geschrokken is, wil ik graag van haar horen wat zij vindt dat het Nederlandse kabinet
nu anders moet gaan doen dan wat er in de afgelopen anderhalf jaar is gebeurd, namelijk
het uiten van zorgen en het geven van signalen. Want dat blijkt dus niet afdoende
te werken.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister, waarbij ik wel wil opmerken dat dit natuurlijk een
debat is over de beleidsbrief. Het gaat ook over de actualiteiten, maar ik kijk even
naar de Minister om te zien of ze daar nader op in kan gaan.
Minister Klever:
Ja, voorzitter, ik begrijp de vraag. Ik deel dat die aanval tegen de hulpverleners
afschuwelijk en onacceptabel is. Daarom heeft het kabinet die ook veroordeeld. Daarnaast
heeft de Minister van Buitenlandse Zaken Israël daar gisteren ook op aangesproken.
Er gebeurt dus wel degelijk van alles. Veel gebeurt natuurlijk ook achter de schermen
in de diplomatieke gesprekken. Wat er dan verder nog gebeurt, ligt toch meer op het
terrein van de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik zal hem daarover aanspreken en
ik zal hem in ieder geval de zorgen van uw Kamer overbrengen en aansporen daar snel
op terug te komen. Maar wij hebben het veroordeeld en vinden net als u dat dit echt
onacceptabel en afschuwelijk is.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan gaan we door naar de beleidskeuzes, denk ik.
Minister Klever:
De heer Ceder, die ook weg is, vroeg hoeveel mensenlevens er worden getroffen en welke
weging en belangen zijn gebruikt. Nou, het steunen van mensen in nood gaat door. Dat
staat los van de focus op de Nederlandse belangen van veiligheid, welvaart en immigratie.
Humanitaire hulp is gewoon zonder Nederlands belang en gaat door. Ik zie dat als een
belangrijke verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend is er de internationale solidariteit,
daar waar die nodig is. Daarnaast is het natuurlijk ondoenlijk om na te gaan hoeveel
mensenlevens ... Ik zie dat de heer Ceder binnenkomt. Ik ben met uw vraag bezig, meneer
Ceder. Het is iets te simplistisch om te zeggen hoeveel mensenlevens gered worden
met hoeveel budget. De inzet van de Nederlandse ontwikkelingshulp sluit onvermijdelijk
miljoenen mensen uit, ongeacht welk bedrag we daarvoor zouden kunnen vrijmaken. Als
klein land kunnen we onmogelijk alle problemen in de wereld oplossen. Elke euro kunnen
we maar één keer uitgeven. We moeten daar natuurlijk ook verantwoording over afleggen
aan de belastingbetaler.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Natuurlijk weet ik dat je niet aan het ministerie kan vragen hoeveel mensenlevens
een bezuiniging kost, want dat kan je niet helemaal uitrekenen. Maar de notie dat
wat wij hier doen en wat het kabinet heeft afgesproken onvermijdelijk zal betekenen
dat we hulp terugtrekken daar waar het om levensreddende situaties gaat, omdat we
zorgvuldig met het geld van de belastingbetaler willen omgaan, is volgens mij wel
een belangrijke weging. Dat zijn overigens niet mijn woorden; ik vertaal even wat
ik van de Minister hoor. Het is volgens mij wel belangrijk dat dat een weging is die
het kabinet en de fracties met elkaar gemaakt hebben. Mijn vraag is of de Minister
in ieder geval erkent dat deze steun onvermijdelijk betekent dat we niet meer in levensreddende
situaties zullen zijn waar we nu wel zijn. We kunnen niet de hele wereld redden, maar
dat heeft onvermijdelijk gevolgen, wat soms leven of dood kan betekenen.
Minister Klever:
Ik denk dat we het niet eens zullen worden over waar we die grens leggen. Ik kan wel
zeggen dat er een substantieel budget overeind blijft. Dat substantiële budget zet
ik nou juist in op humanitaire hulp, op voedsel, water en gezondheid. Dat zet ik juist
in op die eerste basisbehoeftes voor mensen om te kunnen overleven. Daar waar ik het
schrap, is dat natuurlijk pijnlijk; er moeten pijnlijke keuzes gemaakt worden. Maar
ik heb zo veel mogelijk geprobeerd om die allereerste basisbehoeften in stand te laten.
Dat is dus humanitair; dat is voedsel. Zonder voedsel kunnen mensen verder niks. Dat
is dus ook water, en gezondheidszorg. Dit kabinet blijft ook fors bijdragen aan gezondheidszorg,
mede op verzoek van uw Kamer. Ik heb uw Kamer daarin goed gehoord. Ik heb dus juist
geprobeerd om dat zo verantwoord mogelijk door te voeren, die bezuinigingen. Hoeveel
budget er dan uiteindelijk naar ontwikkelingshulp moet gaan, is natuurlijk een keuze.
Daarin maken de verschillende partijen verschillende afwegingen. Daarin heeft dit
kabinet ook een afweging gemaakt. Maar er blijft echt nog een substantieel budget
over, van 3 miljard oplopend naar 3,9 miljard in 2029. Daarmee blijft Nederland ook
wereldwijd een van de grotere donoren.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Minister Klever:
De heer Van Baarle had het over het eigenbelang voorop en vroeg: op welke manier doen
de noden van de mensen er nog toe? Nederland blijft zich inzetten voor sociaal-economische
ontwikkeling van lage en middeninkomenslanden, waaronder de armste landen. We blijven
mensen in nood helpen. Deze inzet is in lijn met de duurzameontwikkelingsdoelen. De
ODA-doelstelling blijft centraal staan. Tegelijkertijd zetten we onze belangen en
die van de landen waarmee we samenwerken centraal. Dat is gewoon een win-winsituatie.
Dat gaat hand in hand. Het een sluit het ander niet uit.
De heer Van Baarle vroeg ook of ik geloof dat de keuzes Nederland veiliger, stabieler
en welvarender maken. Ja, de keuzes kunnen bijdragen aan de veiligheid en de welvaart
van Nederland. Dat is dus precies waar ik op inzet. We gaan namelijk meer dan voorheen
uit van samenwerking op basis van wederzijdse belangen. Nederland profiteert daarom,
net als het land waarmee we samenwerken. Door bij te dragen aan stabiliteit daar,
dragen we ook bij aan veiligheid, stabiliteit en uiteindelijk ook een grotere welvaart
hier in Nederland.
De heer Ceder vraagt hoe mensen met een beperking terugkomen in het beleid. Daar hebben
we het al eens eerder over gehad. Het kabinet voert geen specifiek doelgroepenbeleid.
Dat betekent dus dat we niet meten hoeveel mensen met een beperking zijn bereikt door
onze programma's, maar er is wel aandacht voor vrouwen, voor meisjes, voor kwetsbare
groepen. Dat is ook belangrijk voor de effectiviteit van onze programma's in ontwikkelingshulp.
Zo blijft er ook oog voor toegang voor mensen met een beperking binnen de door Nederland
gefinancierde programma's, zoals bijvoorbeeld bij ons waterprogramma.
De heer Ceder heeft het ook over kritiek van het bedrijfsleven vanwege het maatschappelijk
middenveld dat onvoldoende wordt betrokken. Ik ben het met de heer Ceder eens dat
het waardevol kan zijn voor bedrijven en maatschappelijke organisaties om samen te
werken. Maatschappelijke organisaties die kennis hebben van de lokale context, kunnen
Nederlandse bedrijven goed helpen om inzicht te krijgen in de waardeketen waarbinnen
ze actief zijn, inclusief de risico's. Daarom zal ik ook in de uitwerking van het
nieuwe beleidskader een instrument opnemen voor schone en eerlijke handelsketens,
juist ten behoeve van die samenwerking tussen ngo's en bedrijven, om te kunnen voldoen
aan maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De heer Ceder vroeg ook aandacht voor religieuze minderheden. Dank voor uw vraag om
deze aandacht. Voor mij vallen religieuze minderheden ook onder kwetsbare groepen.
Gisteren bracht ik bijvoorbeeld een werkbezoek aan Open Doors. Ik heb met hen gesproken
over hun inzet voor vervolgde christenen en wat dat betekent. Het was trouwens al
eergisteren – time flies. Open Doors maakt jaarlijks een ranglijst bekend. Het gaat
wereldwijd om echt heel erg veel mensen, ook specifiek in regio's waarop ik mijn ontwikkelingshulpbeleid
inzet. Het is daarom terecht dat de Kamer aandacht voor vraagt.
De heer Ceder vroeg ook naar faith-based organisaties. De Nederlandse overheid financiert
ook een aantal van deze organisaties, bijvoorbeeld organisaties die verenigd zijn
in de Dutch Relief Alliance. Daar zitten Cordaid en ZOA bij en vanuit het maatschappelijkmiddenveldkader
ook Stichting Woord en Daad. In mijn humanitairehulpbrief kunt u ook lezen dat wanneer
ik over «kwetsbare groepen» spreek, ik het ook over religieuze minderheden heb.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ook ik heb gezien dat u bij Open Doors was. Daar was ik ook wel blij mee. Ik denk
dat zij een belangrijk en onderbelicht aspect van vervolging in de wereld aan het
licht brengen. Het klopt dat er faith-based organisaties zijn die als Nederlandse
of internationale ngo steun bieden. Mijn vraag gaat ook over lokale faith-based organisaties.
Wat we zien, in Nederland maar in de rest van de wereld misschien nog meer, is dat
geloofsgemeenschappen zoals kerken een heel belangrijke rol hebben in de distributie
van heel basale zaken, in het overbrengen van kennis of in het onderwijzen van thema's
die wij in Nederland belangrijk vinden, zoals gendergelijkheid. Ik weet dat er soms
wat koudwatervrees is, maar vindt de Minister het ook belangrijk om juist vanuit de
lokale context, juist met die partijen hulp te realiseren? Mijn vraag is: ziet de
Minister daar de meerwaarde van in en wil ze dat ook in beleid opnemen, aangezien
zij heel belangrijke partners zijn voor het behalen van de Nederlandse doelstellingen?
Minister Klever:
Goed dat de heer Ceder hier aandacht voor vraagt. In mijn nieuwe beleidskader versterking
maatschappelijk middenveld, dat ik aan het uitwerken ben, zit ook uitdrukkelijk een
instrument om particuliere initiatieven in Nederland te steunen. Daar vallen dus ook
de christelijke lokale organisaties onder die hier enorm veel goed werk verrichten.
Ik zal dat ook heel specifiek meenemen in de uitwerking van dat beleid.
De voorzitter:
De derde en laatste interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wilde geen interruptie opmaken, maar mijn vraag was of het een toezegging zou kunnen
zijn dat de Minister dat niet alleen zou kunnen uitwerken voor lokaal in Nederland,
maar ook lokaal in de landen waar het om gaat en waar de hulp naartoe gaat. Ik hoop
dat dit niet als interruptie zal gelden, maar dan hoef ik daar verder geen vragen
meer over te stellen.
De voorzitter:
Als u nu een punt zet, dan telt ie niet.
Minister Klever:
In Nederland zal bij de uitwerking sowieso gekeken worden naar de lokale organisaties
waar de heer Ceder het over heeft. We kunnen ook ter plekke met christelijke organisaties
in die landen optrekken binnen de landenfondsen op het gebied van humanitair beleid.
Dus ja, dat zal ik expliciet meenemen bij de uitwerking van het beleid.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Klever:
Ik heb een heleboel vragen van de heer Ceder, maar dat komt volgens mij door het blokje.
De vraag was: trickle-down economics en -methodes werken niet; hoe worden structureel
arme boeren bereikt in het beleid van de Minister? Het positioneren van Nederlandse
bedrijven is belangrijker geworden in het nieuwe beleid. Dit kan prima samengaan met
het verbeteren van voedselzekerheid. Nederlandse bedrijven worden nu al ingezet voor
het verbeteren van de productiviteit van arme boeren. Denk aan de Nederlandse zaadbedrijven:
verbeterde zaden worden beschikbaar gemaakt voor kleinschalige voedselproducenten.
Dat is een win-winsituatie voor zowel de Nederlandse bedrijven als de kleinschalige boeren in ontwikkelingslanden.
We steunen kleinschalige boeren ook met capaciteitsversterking en door bij te dragen
aan het bouwen van voedselsystemen met het verbeteren van markten en prijzen. Kleine
boeren worden dus uitdrukkelijk bereikt met het nieuwe beleid.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Boswijk, CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Ik hoor deze Minister en de woordvoerders van de coalitie continu zeggen: het doel
is om de Nederlander op één te zetten. De speerpunten die dan worden genoemd, zijn
onder andere voedselzekerheid om de lokale voedselproductie te versterken en humanitaire
hulp. Maar hoe rijmt de Minister dat met het feit dat er op deze speerpunten wordt
bezuinigd, namelijk 51 miljoen op voedselzekerheid en 292 miljoen op humanitaire hulp?
Hoe kan je dan nog spreken over «speerpunten»? Zijn de speerpunten dan punten waar
iets minder extreem op wordt bezuinigd dan op andere punten?
Minister Klever:
Dat is een terechte vraag van de heer Boswijk. Voordat ik de cijfertjes in duik, wil
ik zeggen dat het Nederlandse belang leidend is. Er zijn drie Nederlandse belangen.
Dat geldt uitdrukkelijk niet voor humanitaire hulp, want daarvoor is er geen Nederlands
belang. Dat is puur het helpen van mensen in nood.
Dan de bezuinigingen. Toen het kabinet begin juli aantrad, moest er binnen een paar
weken een nieuwe begroting liggen. Dan kan je niet in één keer beleidsmatige en inhoudelijke
keuzes maken. We hebben er toen dus voor gekozen om de bezuinigingen pro rata naar
alle artikelen te verdelen. Dat wordt in de suppletoire begroting bijgesteld naar
aanleiding van de beleidskeuzes die we nu maken. Dat betekent dat er dus wel degelijk
geïntensiveerd wordt op zaken als voedselzekerheid. Er is even een klein dipje, wat
trouwens ook te maken heeft met het feit dat wij lopende juridische contracten willen
respecteren. Dat betekent dus niet dat je zomaar alle thema's die jij zou willen aanpassen,
kan stoppen. We dienen dus alle lopende juridische contracten uit. Pas daarna gaan
we intensiveren en hebben we geld om op andere thema's te intensiveren.
Humanitaire hulp loopt uiteindelijk op van 474 miljoen – het klopt dat er wel een
klein dipje komt – naar 496 miljoen in 2029. Voedselzekerheid gaat van 359 miljoen
dit jaar naar 480 miljoen in 2029. Er wordt dus wel degelijk geïntensiveerd, niet
meteen dit jaar, maar wel gedurende de periode. Dat heeft te maken met de juridische
verplichtingen en de pro-rataverdelingen die we in eerste instantie hebben doorgevoerd.
Misschien nog eventjes: die pro-rataverdeling is gedaan voor alle jaren van 2025 tot
en met 2027. Die wordt dus in feite teruggedraaid met de eerste suppletoire begroting.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dan ben ik wel benieuwd – het zou eigenlijk een later blokje zijn, maar misschien
is het logisch om het er meteen bij te pakken – hoe de ontkoppeling zich verhoudt
tot deze consequenties. Zijn die hier al in meegenomen of komen die er nog bij? We
zien namelijk dat de taart in zijn geheel kleiner wordt. We ontkomen daar op korte
termijn ook niet aan bij de speerpunten humanitaire hulp en voedselzekerheid. Welke
garantie hebben we dat die taart zo meteen niet nog kleiner gaat worden, waardoor
de speerpunten uiteindelijk alsnog het kind van de rekening worden?
De voorzitter:
Er worden wat papieren gesorteerd. Even kijken of de Minister er klaar voor is.
Minister Klever:
Ik kom zo nog op de ontkoppeling. Bij de voorjaarsbesluitvorming komt dat op tafel
te liggen. Dat betekent dat er in principe geen extra geld af gaat. Er kan alleen
maar geld bij komen als de koppeling hersteld wordt, tenzij de economische groei natuurlijk
lager is dan verwacht, want dan kan er geld vanaf gaan. Maar dat wordt niet verwacht,
dus in dat geval zou er geld bij komen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Klever:
De heer Boswijk vroeg naar de Afrikastrategie: wat gaat de exclusieve focus op eigen
belang betekenen voor de diplomatieke banden met partnerlanden? Ik zei al: het is
geen exclusieve focus op eigen belang, maar op wederzijds belang. Het is een expliciete
focus op het belang van zowel het ontvangende land als Nederland. Ook de Afrikastrategie
gaat uit van wederzijdse belangen. Om die te dienen, sluiten we ook aan de behoeftes
van Afrikaanse landen aan. Het streven van de Afrikastrategie is dus om op voet van
gelijkwaardigheid met Afrikaanse landen samen te werken. Dat is dus geheel in lijn
met mijn beleid. We zetten verschillende componenten van ons buitenlandbeleid in het
kader van brede partnerschappen in op een geïntegreerde manier van win-win. Meerdere
Afrikaanse partners hebben al hun begrip getoond voor het nieuwe beleid en zijn enthousiast
over de focus op win-winpartnerschappen.
Mevrouw Hirsch wijst erop dat stabiliteit in de Sahel, de Hoorn van Afrika en de MENA-regio
in ons belang is. Ik ben het helemaal met haar eens. In mijn brief heb ik ook aangegeven
dat mijn inzet ten behoeve van het veiligheidsbelang juist in deze drie regio's zal
plaatsvinden. Dat doen we inderdaad vanuit de thema's die voor Nederland meerwaarde
hebben. Daar worden we ook op bevraagd. Ik ben al in een aantal van die landen geweest.
Er wordt expliciet gevraagd naar onze kennis op het gebied van water en voedselzekerheid.
Dat is dus echt een meerwaarde voor het ontvangende land, maar ook voor Nederland.
Dat doen we natuurlijk altijd gecombineerd met de diplomatieke inzet vanuit onze ambassades.
Bij de bezuiniging op het postennet wordt ook goed gekeken welke expertise nodig blijft
om het beleid effectief te kunnen uitvoeren. Verder wil ik ook zorgen voor een goede
samenhang tussen de verschillende hulpinstrumenten en het bredere buitenlandbeleid
op het gebied van veiligheid en stabiliteit. Die moeten elkaar versterken.
Mevrouw Hirsch vroeg ook nog naar de internationale rechtsorde. Dit kabinet ziet ook
het belang van de internationale rechtsorde en multilaterale samenwerking. Dat staat
ook in het regeerprogramma. Ook met minder geld zullen we binnen de VN onze invloed
kunnen laten gelden. Ook na de bezuinigingen blijven we een forse donor. Wij stonden
bij sommige VN-instellingen qua donaties op nummer drie of vier. We zakken misschien
een aantal plaatsen op de ranglijsten, maar we blijven nog steeds een donor van belang.
Dat was het blokje beleidskeuzes. O, ik heb er nog eentje. Mevrouw De Korte vroeg
naar de kinder- en mensenrechten; ze ziet die nauwelijks terug. Zoals aangekondigd
in mijn brief van november, zullen de fundamentele mensenrechten gewaarborgd worden
in mijn beleidskader voor het maatschappelijk middenveld. Daarin blijft een instrument
staan voor mensenrechten en mensenrechtenverdedigers, ook op het gebied van vrouwenrechten,
religieuze minderheden en gelijke rechten voor lhbtqi+-personen. Ik kan mevrouw De
Korte dus geruststellen dat mensenrechten een onderdeel van het beleid zijn en blijven.
Verder is collega Veldkamp ook heel nauw betrokken bij het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
De voorzitter:
Voor u vervolgt met het volgende blokje heeft u een interruptie van mevrouw De Korte,
NSC.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dat mensenrechten, kinderrechten en vrouwenrechten meegenomen worden in het beleid
klinkt toch wel heel erg algemeen. Zou de Minister toch iets meer toelichting willen
geven over hoe dat dan precies gaat gebeuren? Hoe maakt u dat nou zichtbaar? Ik heb
specifiek ook gevraagd naar het leefbaar loon dat in artikel 23 en 24 van de UVRM
staat. Of komt de Minister daar nog op terug?
Minister Klever:
Er komt ook nog een blokje over vrouwenrechten, gender en lhbtiq+. Dit ging echt even
specifiek over het stukje mensenrechten, maar over de vrouwenrechten kom ik nog te
spreken. Mensenrechten blijven een onderdeel vanuit het maatschappelijk middenveld
en blijven een belangrijk aandachtspunt voor het beleid van Buitenlandse Zaken, van
mijn collega Veldkamp. Op die andere punten kom ik zo dus nog even terug, met uw goedvinden.
Ik kan het blokje ook naar voren halen, maar dan is de volgorde misschien niet helemaal ...
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw De Korte. Wilt u hier een tweede interruptie aan wijden?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik vroeg eigenlijk: hoe dan? U zegt dat het onderdeel is van het beleid, maar ik zou
daar graag iets meer toelichting over willen hebben.
De voorzitter:
Over het hoe.
Minister Klever:
Ik zal mijn blokje vrouwenrechten even naar voren halen. Dat is misschien handig;
dan kan ik daarbij ook gelijk mevrouw De Korte antwoorden. Ik doe namelijk nog heel
veel op het vlak van vrouwenrechten.
De heer Bamenga vroeg ook of vrouwen in nood nog op Nederland kunnen rekenen. Jazeker,
ik ben bezig met de uitwerking van nieuwe instrumenten op het gebied van het tegengaan
van geweld tegen vrouwen. Dat is één. Het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap
is het tweede instrument. Ik noem «vrouwen, vrede en veiligheid», ook naar aanleiding
van de motie-Boswijk. Ik noem het tegengaan van schadelijke praktijken zoals besnijdenis
en kindhuwelijken. Er zijn dus een heel aantal instrumenten binnen het nieuw kader
maatschappelijk middenveld waarbij de vrouwenrechten en de vrouwen in nood centraal
staan.
Daarnaast zal er binnen mijn nieuwe programmering ook expliciet aandacht zijn voor
vrouwen en meisjes. Het is namelijk ook bekend dat het beleid effectiever is als je
vrouwen helpt. Dat heb ik bijvoorbeeld ook gezien in Tunesië. Daar is een tomatenkweker
die met hulp van Nederland voor heel veel werkgelegenheid heeft gezorgd. 90% van de
mensen die daar werken, is vrouw. Je ziet ook dat dat zo'n gemeenschap echt helpt
om zich economisch te ontwikkelen. De vrouwen hebben een inkomen en de kinderen kunnen
naar school. Het is dus juist heel effectief om vrouwen te betrekken bij je ontwikkelingshulpbeleid.
Dat wordt dus echt een integraal onderdeel van het nieuwe beleid.
Mevrouw Dobbe vroeg eigenlijk hetzelfde. Als antwoord heb ik eigenlijk ook al de instrumenten
die ik gebruik, genoemd, en ook dat collega Veldkamp daar een belangrijk thema van
heeft gemaakt.
De heer Bamenga vraagt of wij wel voldoen aan het beleid van de EU GAP III-afspraken.
Ik heb altijd gezegd dat Nederland zich aan internationale verplichtingen houdt, dus
ook aan het EU-genderactieplan. Zo handhaaf ik de ambitie uit het plan dat 85% van
alle ODA-activiteiten moet bijdragen aan vrouwenrechten en gendergelijkheid. Dat is
een dwarsdoorsnede van mijn beleid. Daarnaast heb ik natuurlijk de nieuwe instrumenten
binnen het maatschappelijk middenveld. Die zijn ook in lijn met dat actieplan. Ik
heb de instrumenten net opgenoemd. Ook op multilaterale fora blijft Nederland zich
inzetten voor de bescherming en de bevordering van vrouwenrechten.
Mevrouw Dobbe noemde een aantal verdragen: het Verdrag van Istanbul, het Wapenhandelsverdrag
en de VN-Veiligheidsraadresolutie 1325. Nederland houdt zich dus aan al die internationale
afspraken en verplichtingen: het VN-Vrouwenverdrag, het Verdrag van Istanbul, het
verdrag van de Raad van Europa tegen geweld tegen vrouwen, de EU-afspraak over vrouwenrechten
en gendergelijkheid en de VN-Veiligheidsraadresolutie over vrouwen, vrede en veiligheid.
Er is minder geld beschikbaar. Ik moet bezuinigen, maar dat betekent dus niet dat
ik niks doe voor vrouwen. De aandacht voor vrouwen en meisjes wordt structureel meegenomen
binnen alle programmeringen. Dat is ook in het belang van de effectiviteit van mijn
beleid. Mevrouw Hirsch vroeg daar ook naar: wil Nederland echt geen koploper meer
zijn? Ik moet bezuinigen. Ik kan het niet mooier maken. We kunnen niet overal koploper
zijn. We houden ons wel aan de internationale verplichtingen; dat doen we wel. Maar
dat doen we dus binnen de programmering op voedsel, water en gezondheidszorg. We doen
dat ook met een aantal instrumenten binnen het kader maatschappelijk middenveld.
Ik heb hier allemaal vragen die een beetje hetzelfde zijn. Deze heb ik ook al gehad.
Dan gezondheid. Ook over gezondheid heb ik natuurlijk uw Kamer heel goed gehoord.
Bijna uw hele Kamer vindt het belangrijk dat de inzet op gezondheid en op SRGR behouden
blijft. Vanwege het feit dat ik die bezuinigingen ook eerst pro rata moest verdelen
en vanwege het feit dat ik aan juridische contracten vastzit, ga ik in 2026 en 2027
iets minder uitgeven. Het budget blijft hoog, maar het wordt iets minder. Vanaf 2028
neemt het budget weer toe naar 492 miljoen euro. Daarmee blijven we echt een grote
donor. Binnen «gezondheid» blijft SRGR een belangrijk thema.
Mevrouw Hirsch vraagt nog naar handel. Ik weet niet of dat in dit blokje hoort. Nee,
die doe ik straks.
De heer Boswijk vraagt nog naar de situatie van vrouwen in Afghanistan. Ik ben het
met hem eens dat de situatie van vrouwen in Afghanistan echt afschuwelijk is. Nederland
heeft in de persoon van de Minister van Buitenlandse Zaken samen met Duitsland, Canada
en Australië in september 2024 de stap gezet om Afghanistan aansprakelijk te stellen
voor de grove en systematische schendingen van het Vrouwenverdrag. Daar is dus wel
degelijk aandacht voor.
Mevrouw Kamminga vroeg ook nog naar lhbti+-minderheden, naar vrouwenrechten en naar
gender als zelfstandig doel. Ik heb er dus voor gekozen om geen middelen meer te reserveren
voor artikel 3.2 over vrouwenrechten en gender. Maar we blijven als kabinet binnen
de programmering op de andere thema's opkomen voor vrouwen en meisjes, ook vanuit
het oogpunt van effectiviteit van beleid. Dit wordt structureel meegenomen in alle
programmeringen. Daarnaast blijven we ook opkomen voor gezondheid van vrouwen, meisjes
en kwetsbare groepen, inclusief de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Dat blijft onderdeel van de Nederlandse inzet op mondiale gezondheid. Daarmee geef
ik ook invulling aan uw motie, kan ik tegen de voorzitter zeggen. Daarnaast werken
we binnen het kader maatschappelijk middenveld ook nieuwe instrumenten uit tegen schadelijke
praktijken zoals meisjesbesnijdenis.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag dat de heer Boswijk een interruptie wilde doen. Dat is ook zijn
laatste interruptie. Ik zag ook mevrouw Hirsch en, denk ik, de heer Bamenga. Dus eerst
de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank aan de Minister voor de beantwoording. Zij refereerde even aan een actie van
collega Veldkamp over het aansluiten bij een aanklacht richting Afghanistan. Toevallig
herinner ik me deze actie nog heel goed. Dat was namelijk in exact dezelfde week dat
dit kabinet besloot om de belofte die gedaan was aan Afghaanse beveiligers, in te
trekken. Ik vond die actie van Minister Veldkamp een schaamlap. Maar goed, het is
gebeurd. Hoe kijkt de Minister naar de bezuiniging op vrouwenrechten terwijl we eigenlijk
op dit gebied een hele negatieve trend zien? Ik ben ook wel benieuwd of de Minister
zicht heeft op de bezuinigingen van andere landen, waaronder natuurlijk de VS, terwijl
we juist op dit moment die negatieve trend zien. Wat zijn hun bezuinigingen op dit
thema, en hoe groot is die impact als dit bij elkaar opgeteld wordt? Je zou eigenlijk
een been moeten bijtrekken in plaats van te bezuinigen.
Minister Klever:
Ik bezuinig op het zelfstandige artikel vrouwenrechten en gender, maar dat betekent
niet dat ik daar geen aandacht voor heb in mijn andere beleid. Het is een integraal
onderdeel van mijn andere beleid. Dat heeft ook te maken met de effectiviteit, want
het is bewezen dat je ontwikkelingshulp beter besteed wordt en effectiever is als
je daarbij inzet op vrouwen. Als vrouwen bijvoorbeeld gaan boeren en wat landbouw
gaan ontwikkelen, dan gaat het geld dat ze daarmee verdienen, veel vaker terug in
ofwel hun bedrijfje ofwel het gezin. Het is dus echt bewezen effectiever. Op die manier
hebben wij veel oog voor vrouwenrechten. Daarnaast is er de gezondheid. SRGR blijft
grotendeel overeind voor vrouwen. Dat blijft belangrijk. Daar doen wij wat voor. Ook
in het nieuwe kader maatschappelijk middenveld zitten een aantal instrumenten; ik
heb ze net al opgenoemd. Vrouwen blijven dus absoluut een belangrijk thema. We doen
het alleen niet meer via het aparte artikel. Daar zat bijvoorbeeld heel veel lobby
in, ook internationale lobby. Wat ik doe, is de vrouwen echt veel meer in de uitvoering
betrekken.
De voorzitter:
Omdat de heer Boswijk geen interruptie meer heeft, zeg ik dat het deze keer eigenlijk
een dubbele vraag was. Het gaat nog over de impact van de ...
Minister Klever:
Ja, USAID. Daar kom ik zo op in mijn blokje, als u het goedvindt.
De voorzitter:
Dan noteren we die nog even.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag van de heer Boswijk. Ik wil daar graag een vervolgvraag over stellen,
mede naar aanleiding van het antwoord van de Minister. Dat hele artikel 3.2 staat
op nul. Aan de ene kant is het natuurlijk een interessante truc om alles dan onder
andere artikelen te brengen en te zeggen dat je het toch belangrijk vindt. Maar het
hele punt van de vrouwenagenda is dat vrouwen het recht moeten hebben om voor zichzelf
op te komen, overigens ook in de lobby, want dat is de enige manier waarop ze hun
eigen positie kunnen versterken anders dan uitvoeren wat anderen belangrijk vinden.
Daarom vroeg ik ook naar het feministisch buitenlandbeleid. Als ik het antwoord dat
de Minister geeft zo beluister, dan volgt zij eigenlijk de lijn van veel antivrouwenbewegingen;
daar verwees mevrouw Dobbe al naar. Die zeggen: die vrouwen doen er niet zo veel toe;
laten we ze maar ergens anders onderbrengen, want dan zijn ze wat minder zichtbaar.
Minister, kunt u mij nog één keer uitleggen waarom u ervoor heeft gekozen om vrouwen,
ondanks het feit dat u ze belangrijk vindt, toch geen eigenstandige plek in uw begroting
te geven? Dat geeft in mijn ogen namelijk het totaal verkeerde signaal af over het
leiderschap dat vrouwen hebben en horen te hebben.
Minister Klever:
Ik heb al een aantal keer uitgelegd dat vrouwen wel degelijk heel belangrijk zijn
binnen mijn begroting. Dat één bepaald artikel wordt afgeschaft dat specifiek is gericht
op lobby, pleiten en beïnvloeden omtrent vrouwenrechten, betekent niet dat vrouwen
verdwenen zijn uit mijn begroting. Vrouwen zijn integraal onderdeel van de begroting,
op alle thema's. Mevrouw Hirsch zegt dat ze dan moeten uitvoeren wat anderen belangrijk
vinden. Nou, dat denk ik niet. Ik denk dat het juist belangrijk is dat vrouwen hun
eigen bedrijfje kunnen beginnen. Het is belangrijk dat vrouwen in hun eigen voedselvoorziening
kunnen voorzien. Het is belangrijk dat vrouwen toegang hebben tot goede gezondheidszorg.
Dat zit allemaal in mijn beleid. Uiteindelijk heb ik natuurlijk wel een bezuiniging
van 2,4 miljard door te voeren. Daarom heb ik ervoor gekozen om juist op die lobby
te bezuinigen en me veel meer te focussen op dienstverlening ten behoeve van die vrouwen.
Juist als vrouwen zelfstandig worden, versterkt dat hun positie. Dat is een keuze
die ik gemaakt heb. Ik denk dat het vrouwen absoluut ten goede komt als ze hun eigen
geld kunnen verdienen en daarmee hun eigen keuzes kunnen maken.
De heer Bamenga (D66):
De Minister geeft aan dat ze in het beleid aandacht heeft voor vrouwenrechten, maar
als ik het beleid lees, dan zie ik het gewoon niet terug. Zonder expliciete vermelding
van vrouwenrechten verdwijnt het, denk ik, gewoon uit het beleid. Ik wil voorkomen
dat hier sprake gaat zijn van een soort rookgordijn, dat we allemaal denken dat het
terugkomt, maar dat we er uiteindelijk in de praktijk heel weinig van terugzien. Daarom
wil ik graag een toezegging van de Minister. Ik heb al een vraag gesteld over EU GAP III,
namelijk hoe de Minister zich met haar beleid zal houden aan en daarmee zal voldoen
aan EU GAP III.
Minister Klever:
Vrouwenrechten komen overal binnen mijn beleid tot hun recht. Ik houd me aan afspraken
daarover. EU GAP III is trouwens geen juridische verplichting. Het is een beleidsafspraak.
Maar ik hou mij zo veel mogelijk aan al die streefgetallen, en rapporteer daar natuurlijk
ook over aan uw Kamer. Dus u kunt mij dan altijd bijsturen, maar vrouwenrechten blijven
belangrijk. Ik blijf mij inspannen voor die vrouwen. Ik heb al heel veel keren genoemd
op wat voor manier dat terugkomt in mijn beleid. In alle thema's komt het terug: bij
voedsel, water, gezondheidszorg, in het maatschappelijk middenkader. Overal zit het
erin. Het blijft belangrijk, maar ik stuur dus veel meer op uitvoering van beleid
dan op lobby, ook omdat dan de uitvoering beter meetbaar is. Dat komt ook rechtstreeks
bij die vrouwen terecht. Bij lobby is het soms ook lastig meetbaar. Daarom heb ik
ervoor gekozen om in ieder geval in de uitvoering vrouwen zo veel mogelijk centraal
te stellen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor heel veel woorden van de Minister, maar eigenlijk wil ik gewoon een ja of
nee horen op de vraag of de Minister van plan is om EU GAP III uit te voeren. Het
gaat er dus om dat in het beleid in ieder geval 85% over vrouwenrechten gaat en dat
5% daarvan vrouwenrechten als hoofddoel heeft. En of die nou juridisch bindend zijn
of niet, het zijn wel afspraken die wij als Nederland gemaakt hebben. Ik wil niet
dat wij als Nederland allerlei afspraken die wij met allerlei partijen, lidstaten,
organisaties gemaakt hebben, nu gewoon aan onze laars gaan lappen. Graag een toezegging
van de Minister: ja of nee?
Minister Klever:
Ik stuur de Kamer een brief over in hoeverre ik aan al die verplichtingen voldoe.
Ik span mij ook in om aan allerlei afspraken te voldoen.
De voorzitter:
Dan hoor ik bij een toezegging ook altijd even te vragen wanneer ongeveer we die brief
tegemoet kunnen zien.
Minister Klever:
Ik word hier gesouffleerd: rond de zomer.
De voorzitter:
Dan noteren we dat. Mevrouw Dobbe had nog een interruptie. Dat is haar laatste.
Mevrouw Dobbe (SP):
Weet u het zeker, voorzitter? Vooruit. Ik heb goed geluisterd naar wat de Minister
heeft gezegd over vrouwenrechten. Me dunkt dat het beter gaat als je vrouwen betrekt
bij projecten die bijvoorbeeld gaan over water, voedsel of vrede. Het is ook heel
goed dat de Minister dat blijft doen. Maar dat is natuurlijk wel iets anders dan inzetten
op bijvoorbeeld het steunen van vrouwen die zichzelf inzetten voor hun rechten. Dat
is echt iets anders. Deze Minister spreekt haar afschuw uit over bijvoorbeeld de situatie
van vrouwen in Afghanistan, die niet meer over straat mogen lopen, die niet meer mogen
zingen, die vrijwel niks meer mogen en dus worden aangetast in hun basisrechten. Tegelijkertijd
zie ik dat de Minister een beleid voert waarbij niet alleen het geld wordt wegbezuinigd
voor organisaties die nog opkomen voor die vrouwen, maar waarbij organisaties als
er al een beetje ruimte is voor dat geld ook nog eens 50% eigen middelen moeten meenemen.
Alsof die vrouwen daar langs de deuren kunnen. Deze Minister spreekt dus weliswaar
haar afschuw uit over de situatie van vrouwen in Afghanistan, maar ik mis wel de erkenning
van het feit dat het beleid dat deze Minister voert, leidt tot een situatie waarin
er niks meer voor die vrouwen kan worden gedaan door de Nederlandse regering. Is er
dan niet een heroverweging nodig als we dit soort vrouwen willen helpen?
Minister Klever:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Dobbe. Wat er in Afghanistan met vrouwen gebeurt,
is natuurlijk afschuwelijk. Het is niet zo dat ik daarop bezuinig. Daar doen wij verder
ook al niks meer met vrouwenorganisaties. Dat is heel moeilijk. Wat we wel doen, is
daar aandacht voor vragen in VN-fora. Dus daar bezuinig ik niet op. Verder kunnen
vrouwen beter voor hun rechten opkomen als ze hun eigen inkomsten kunnen genereren,
waarmee ze hun eigen positie in de maatschappij kunnen verstevigen. Op een gegeven
moment moet je keuzes maken. We doen dus wel een aantal dingen. Mevrouw Dobbe heeft
ook nog gevraagd: snapt u dan dat de lokale organisaties niet 50% eigen inkomsten
kunnen meenemen? Ja, dat snap ik. Daarvan heb ik ook gezegd dat we gaan kijken in
hoeverre maatwerk mogelijk en nodig is. Want ik deel met mevrouw Dobbe de zorg of
de instrumenten die we dan nog wel hebben, effectief kunnen zijn. Daar moet zoiets
dan niet aan in de weg staan. Over het algemeen geldt dat we daar wel naar streven,
zeker als het Nederlandse ngo's betreft. Als je echt heel lokaal gaat kijken naar
organisaties, dan is maatwerk een optie. Daar zal ik dus ook naar kijken.
De voorzitter:
Ik constateer dat we nog twintig minuten hebben. We hebben nog best een aantal blokjes
te gaan, dus ik denk wel dat we een beetje vaart moeten maken en dat we geen tweede
termijn meer kunnen doen. Dus daar kunnen de collega's alvast rekening mee houden.
Uiteraard zal ik nog wel een rondje doen om vast te stellen of er behoefte is aan
een tweeminutendebat, maar dat komt dan later. Ik doe dus ook een beroep op de Minister.
Minister Klever:
Dan kom ik op multilateraal, de kanalen en de vraag over gebonden hulp van de heer
Ceder en mevrouw Hirsch. In lijn met andere donorlanden ga ik de mogelijkheden voor
binding en het DRIVE-instrumentarium voor infrastructuur verder onderzoeken. Binding
betekent dat de hulp bij Nederlandse bedrijven terecht moet komen. De OESO-DAC-regels
bieden ruimte voor gebonden hulp aan middeninkomenslanden. Er zijn mij geen studies
bekend die aantonen dat gebonden hulp corruptiebevorderend is. Wel kan het zo zijn
dat projecten die met gebonden hulp worden gefinancierd duurder zijn dan projecten
die via internationale aanbestedingsprocedures worden uitgevoerd. Dus dat kan. Daarom
is het wel belangrijk om in ieder geval ook daar te bekijken of de projecten daadwerkelijk
voldoende waarde voor hun geld opleveren.
Mevrouw De Korte vraagt naar ngo's, met hun jarenlange kennis en expertise. Bij het
aangaan van nieuwe contracten wordt wel degelijk ook gekeken naar maatschappelijke
organisaties met jarenlange kennis en kunde. Dat wordt altijd meegewogen in de besluitvorming.
We willen immers zo veel mogelijk resultaten behalen, en dat doe je nou eenmaal ook
met ervaren organisaties. Het nieuwe beleidskader richt zich vooral op lokale organisaties,
maar er blijft ook ruimte voor samenwerking met Nederlandse organisaties. Verder ontvangen
die maatschappelijke organisaties 30% van hun financiering vanuit het beleidskader
maatschappelijk middenveld en 70% vanuit andere beleidskaders.
De heer Boswijk vraagt naar VNO-NCW, dat heeft aangegeven dat de bezuinigingen onverantwoord
zijn en het Nederlandse bedrijfsleven niet helpen. We gaan hulp, handel en investeringen
sterker aan elkaar verbinden. Zo kan ontwikkelingshulp ook bijdragen aan het Nederlandse
verdienvermogen. VNO-NCW steunt dit beleid ook. Ik ben ook met hen in gesprek om dit
beleid verder uit te werken. Dus dat doen wij met VNO-NCW.
De heer Bamenga vraagt naar de flexibele basisfinanciering voor VN-organisaties. Ik
erken dat die flexibele basisfinanciering belangrijk is, vooral ook in tijden van
crises. Dan kunnen die organisaties heel snel reageren. Dus we blijven flexibele kernbijdrages
leveren aan verschillende VN-organisaties, zodat ze snel kunnen reageren op behoeftes.
We maken wel een aantal keuzes. Dat doe ik zorgvuldig. Ik weeg alle belangen af. Voor
UNICEF en UNDP verlaag ik de kernbijdrage, maar ik blijf wel een kernbijdrage betalen
aan die organisaties. Maar het wordt lager. Daarnaast krijgen zij ook nog andere middelen
voor projecten. Dus het blijven belangrijke organisaties voor de uitvoering van ontwikkelingshulp.
Ook op het gebied van humanitaire hulp blijven wij die organisaties flexibel financieren.
We geven dus vooraf geld, zodat ze bij rampen snel met Nederlands geld kunnen reageren.
De heer Ram vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat hulp altijd gekoppeld wordt aan het
Nederlandse bedrijfsleven. Hij vroeg of ik bereid ben om vanuit bredere strategische
belangen te handelen, voor betere en snellere financieringsinstrumenten. Zoals ik
al gezegd heb, weet de heer Ram ook dat ik ontwikkelingshulp ga koppelen aan het Nederlandse
verdienvermogen. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking met Nederlandse bedrijven
om bij te dragen aan innovaties en aan het oplossen van lokale problemen in zogenaamde
combilanden. Dat zorgt niet alleen voor lokale oplossingen, maar ook voor een versterking
van de marktpositie van Nederlandse bedrijven. Daarnaast wil ik Nederlandse bedrijven
beter positioneren voor internationale aanbestedingen en kijk ik ook naar het DRIVE-programma
voor infrastructuur, om te zien hoe we hulp meer kunnen binden aan Nederlandse bedrijven.
Via partners als RVO, Atradius en Invest International bied ik ook een heel breed
scala aan ondersteuning voor Nederlandse ondernemers die internationaal willen gaan
ondernemen. Dan gaat het om subsidies en betaalbare leningen, maar ook om garanties.
Ook met deze partners gaan we kijken hoe we dat nog meer kunnen verbeteren, hoe we
de kosten voor ondernemers kunnen verminderen en hoe het bestaande aanbod ingepast
kan worden in het combinatiebeleid.
De heer Ceder zei: lokale organisaties werken graag samen met Nederlandse ngo's. Zoals
ik al eerder heb gezegd, zal dat instrument vooral op lokale organisaties worden gericht,
maar dat sluit samenwerking met Nederlandse organisaties niet uit. Waar zij expertise
en toegevoegde waarde hebben, blijft er uitdrukkelijk gewoon ruimte voor die samenwerking.
Lokale organisaties kunnen zelf natuurlijk ook Nederlandse organisaties betrekken
bij hun uitvoering.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Ram van de PVV.
De heer Ram (PVV):
Ik wil de Minister bedanken voor het antwoord over de financieringsinstrumenten. Ik
begrijp van de Minister dat ze dit gaat verwerken in de strategie rond de combilanden.
Op welke termijn krijgen we daar dan een toelichting op? Dat scheelt wellicht ook
een motie tijdens het tweeminutendebat.
Minister Klever:
Ik zit even te denken op welke termijn ik dat kan doen. Ik ben ook bezig met mijn
brief over handel, waar dit ook in terugkomt. Het hangt daar een beetje mee samen.
Dat beleid wordt uitgewerkt. Het is natuurlijk ook een proces. Als een kader afloopt,
worden er nieuwe kaders gemaakt. Ik weet dus ook niet helemaal precies wanneer wat
afloopt en wanneer wat loopt. Ik kijk dus ook heel eventjes naar mijn souffleur. Dat
gaat niet voor de zomer worden; dat wordt na de zomer, in het najaar.
De voorzitter:
Ik noteer «najaar». Ik kan het niet mooier maken, meneer Ram. We hebben nu nog twaalf
minuten. Ik stel voor dat de Minister de blokjes afmaakt en ik per blokje even rondkijk
of er nog interrupties zijn. Dan hanteren we geen interrupties tussendoor meer, want
we moeten wel een beetje vaart maken. U krijgt nog wel de gelegenheid voor een vraag.
We zijn nu bij het blokje multilateraal. Als dat af is, dan kijk ik even rond en geef
ik u de gelegenheid. De Minister.
Minister Klever:
Ik heb nog een aantal blokjes, dus ik zal wat sneller praten. Maar dit blokje is hiermee
afgerond.
De voorzitter:
Oké, als het blokje multilateraal nu afgerond is, dan kijk ik wel even rond. De heer
Van Houwelingen noemt de SDG's; dat blokje moeten we nog doen. We hebben echt nog
vier of vijf blokjes te gaan. O, er zijn toch nog wat vragen door de Minister te beantwoorden
in dit blokje. Mevrouw Hirsch is de eerste die daarna het woord krijgt voor haar laatste
interruptie. Dan is mevrouw De Korte aan de beurt en dan de heer Van Houwelingen.
O, een punt van orde van meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort. We gaan het misschien echt niet fatsoenlijk ... Kan het debat niet iets
uitlopen? Is dat mogelijk?
De voorzitter:
We kunnen misschien vijf minuten langer blijven, maar ik zou toch willen proberen
om dit zo snel mogelijk te doen. We kijken hoever we komen.
Minister Klever:
Ik had hier nog een aantal vragen liggen in dit blokje, onder andere van mevrouw Kamminga
en van mevrouw De Korte.
Mevrouw Kamminga vraagt naar financiële ondersteuning voor bedrijven en ze vraagt
welke rol ik zie voor de investerings- en ontwikkelingsbanken. Ontwikkelingsbanken
spelen een belangrijke rol bij het ondersteunen van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden.
Dat doen ze via leningen en garanties, maar bijvoorbeeld ook via investeringen in
infrastructuur en via het versterken van het investeringsklimaat in die landen. Nederland
is natuurlijk ook aandeelhouder van een aantal van die ontwikkelingsbanken. Nederland
zet sterk in op het financieren van de ontwikkeling van de private sector en op het
beter betrekken van privaat kapitaal bij ontwikkelingsdoelen. Ik deel dus de visie
van mevrouw Kamminga. Nederland draagt hier ook aan bij via verschillende trustfondsen
die risicovolle investeringen voor bedrijven mogelijk maken.
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw De Korte. De vraag naar de jarenlange kennis
en expertise heb ik dubbel; die heb ik al gehad.
Dan heb ik een andere vraag van mevrouw De Korte. Kan de Minister toelichten in hoeverre
ze maatschappelijke organisaties inzet op het gebied van watermanagement, voedsel
en gezondheid? Binnen de drie thema's zal waar dat relevant en gewenst is, gewerkt
worden met maatschappelijke organisaties. Die organisaties hebben kennis en kunde
van de lokale context. Ze hebben ook netwerken. Ze kunnen ook helpen bij het bereiken
van bepaalde groepen. In Kenia heb ik bijvoorbeeld gezien hoe resultaten behaald worden
door slim samenwerken tussen de overheid, het bedrijfsleven en die maatschappelijke
organisaties, dus dat gaan we gewoon doorzetten.
Voorzitter, dat was dit blokje.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor de beantwoording. Het is goed om van de Minister te horen dat zij
erkent dat het type gebonden hulp dat zij voorstelt vaak veel duurder is dan hulp
op een andere manier. Overigens zijn er genoeg onderzoeken die aantonen dat het minder
efficiënt is, en daar zijn ook heel veel redenen voor. Maar mijn vraag ging eigenlijk
over een niet-beantwoorde vraag die ik wel heb gesteld. Dat is namelijk de vraag of
de Minister strenge voorwaarden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen
gaat stellen aan bedrijven die uit haar budget financiering krijgen. We weten dat
slechts 25% van de Nederlandse beursgenoteerde bedrijven de OECD Guidelines expliciet
erkent, en 75% dus niet. Kan ik ervan uitgaan dat de 75% van de bedrijven die de OECD
Guidelines niet expliciet erkent, geen financiering van deze Minister gaat krijgen?
Minister Klever:
Nederland verwacht dat bedrijven zich houden aan de OECD-richtlijnen en dat zij ook
met gepaste zorgvuldigheid ondernemen. Dat is nu ook al zo, bijvoorbeeld bij handelsmissies.
Als bedrijven zich niet aan die richtlijnen houden, zijn zij uitgesloten van handelsmissies.
Er worden dus al voorwaarden gesteld aan het instrumentarium van bedrijven, in ieder
geval aan dit onderdeel van het instrumentarium, om mee te doen. Daarnaast is er ook
nog regelgeving die vanuit de EU op ons afkomt, waar bedrijven zich straks aan moeten
houden. Het kabinet verwacht dus gewoon dat bedrijven zich aan de internationale regels
houden.
De voorzitter:
Ik ga helaas niet over de antwoorden van de Minister, mevrouw Hirsch. Het is ook jammer
dat vragen onbeantwoord blijven. Tegelijkertijd zeg ik dan toch ook wel even richting
de Kamer: als ik zie hoeveel blokjes en dingen er zijn, zijn we toch wel heel knap ...
En ik ben het er helemaal mee eens: we moeten eigenlijk antwoord krijgen op de vragen.
Dus ik denk dat het in de procedurevergadering ook te overwegen is om drie minuten
spreektijd te nemen, of een wat langere vergadering. Maar goed, ik ben het ermee eens,
maar we hebben, nogmaals, best een hele grote stapel vragen nu.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb ook gewacht op de antwoorden en ik ben ook wel teleurgesteld door de vage antwoorden
van de Minister. Het blijft zo hangen. Ik neem het mee in beleid, zegt zij, maar ik
hoor helemaal niet hoe ze dat dan doet. Ik heb dus echt veel vragen gesteld over de
rol van ngo's ten opzichte van de Nederlandse banken en het Nederlandse mkb. Dan zegt
de Minister dat ze erbij worden betrokken. Aan de andere kant hoor ik ook dat we particuliere
initiatieven steunen, terwijl wij denken dat die ervaring van die ngo's echt meegenomen
moet worden. Kan de Minister er toch iets preciezer over zijn hoe ze dit gaat doen?
Minister Klever:
Om te beginnen zijn ngo's belangrijk voor de uitvoering van mijn beleid. Een deel
valt onder het maatschappelijk middenkader. Daar gaat ongeveer 30% van de financiering
van ngo's heen. Dat wordt nu uitgewerkt. Voor de zomer komt er nog een brief naar
de Kamer over de vraag hoe dat uitgewerkt wordt. Dan komt er dus antwoord op al de
vragen van mevrouw De Korte. Daarnaast komt de andere 70% van die ngo's uit andere
beleidskaders. Die worden ook uitgewerkt. Nu ben ik er natuurlijk niet om organisaties
overeind te houden. Het ontwikkelingsbeleid is bedoeld om beleidsdoelen te halen en
dat gaat deels via die organisaties. Daar blijven ze een belangrijke rol in hebben,
zeker ook als ze kennis en kunde hebben. Die worden ook meegenomen in het beleid.
Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk wel om het halen van de beleidsdoelen.
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie, mevrouw De Korte, maar die bewaart u, zie ik. Dan vervolgt
de Minister haar betoog en gaan we door naar het kopje bezuinigingen algemeen. Naar
aanleiding van de vraag van de heer Boswijk zijn er ook al een aantal dingen naar
voren gehaald, dus wellicht kunnen we dat dan nu schrappen.
Minister Klever:
De heer Van Baarle vroeg nog naar de nettobezuiniging op ontwikkelingshulp. Dat betreft
dus die 2,4 miljard uit het hoofdlijnenakkoord. Dat betekent voor 2025 300 miljoen,
voor 2026 500 miljoen en vanaf 2027 2,4 miljard. Dan had hij het ook nog over een
bedrag van 272 miljoen euro op asiel, maar dat is geld dat naar asiel ging. Het ODA-budget
daalt dus wel, maar dat staat niet op mijn begroting. Mijn begroting daalt daar dus
niet door. Daarnaast lever ik ook een bijdrage aan de demping van de taakstelling
op de ambassadeposten. Die posten zijn ook belangrijk voor de ontwikkelingsinzet.
Het klopt dat we dan minder kunnen uitgeven aan de programma's, maar ik denk dat het
wel goed is voor de effectiviteit van de programma's dat ik dat doe. Tot slot is in
de begroting voor 2025 het ODA-budget niet meegegroeid met de economische groei. Dat
betekent geen extra bezuiniging, maar dat betekent dat er geen extra geld bij is gekomen.
Zoals u weet, buigt het kabinet zich tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de bni-koppeling.
Dan was er nog een vraag van mevrouw De Korte over de asielcap van 10%. Dat betreft
de asieltoerekening aan ODA. Vanaf 2027 is die maximaal 10% van het ODA-budget. Die
asieltoerekening is op dit moment lager geraamd dan die 10%, vandaar dat u die niet
ziet in de begroting. Als die toerekening vanaf 2027 boven de 10% zou komen, hoeft
er niet bezuinigd te worden, omdat die cap er dus zit.
Mevrouw Hirsch had nog een vraag over de klimaatafspraken en de klimaatfinanciering.
Nederland blijft zijn aandeel aan de internationale klimaatfinanciering leveren, ook
voor het in Bakoe afgesproken doel. In 2023 bedroeg de Nederlandse klimaatfinanciering
1,8 miljard. Dat was voor een deel publiek en voor een deel privaat. Klimaatfinanciering
bestaat uit meer elementen dan alleen dat begrotingsartikel. Ze bestaat ook uit een
aantal elementen die binnen voedsel en binnen water gerealiseerd gaan worden.
De heer Van Baarle van DENK vroeg ook nog naar de bezuiniging op humanitaire hulp.
Humanitaire hulp blijft een prioriteit. De bezuinigingen worden vanaf 2026 zo veel
mogelijk beperkt. Dat wordt verwerkt in de suppletoire begroting. De nieuwe budgetten
staan ook in mijn beleidsbrief. In totaal bedraagt die bezuiniging op humanitaire
hulp nog 7% op het totale budget, in eerste instantie, maar het budget groeit daarna
ook weer door.
Dan vroeg de heer Ceder hoe ik de Eerste Kamermotie ga uitvoeren die oproept tot het
herstellen van de bni-koppeling. Dat signaal neem ik mee. Ik heb dat gehoord. Ik heb
ook de zorgen uit uw Kamer gehoord, maar ik moet toch echt verwijzen naar de voorjaarsbesluitvorming,
waarin deze besluitvorming integraal plaatsvindt. Ik kan natuurlijk niet vooruitlopen
op de uitkomsten daarvan.
De heer Van Houwelingen vroeg waarom er pas vanaf 2027 en niet eerder bezuinigd wordt.
We bezuinigen al eerder: 300 miljoen in 2025 en 500 miljoen in 2026. Ik hou mij aan
het hoofdlijnenakkoord. Daarin is afgesproken dat de 2,4 miljard vanaf 2027 ingaat.
Ik ga ervan uit dat dit kabinet er dan nog zit. Dat zeg ik om eventjes aan de zorgen
van de heer Van Houwelingen tegemoet te komen.
De heer Van Houwelingen vroeg ook of het voor het budgetrecht van de Kamer niet beter
is om subsidies maar voor maximaal één jaar uit te geven. Voor de voorspelbaarheid
en de planbaarheid van de financiering is meerjarige financiering beter, want die
maakt de uitvoering en het beleid effectiever en doelmatiger. Als je ze elke keer
maar voor één jaar uitgeeft, zou het onuitvoerbaar worden. De Kamer autoriseert het
budget natuurlijk in de begroting, en stuurt inhoudelijk in debatten zoals het debat
dat we vandaag met elkaar voeren.
Nou, voorzitter, dit blokje ging snel, toch?
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft daar nog wel twee interrupties over. Ik heb de heer Ceder genoteerd
voor zijn laatste interruptie, en ook mevrouw De Korte voor haar laatste interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het viel me op dat de Minister de door de Eerste Kamer aangenomen motie kwalificeerde
als iets wat ze ter kennisgeving aanneemt en gaat bespreken. In het licht van de uitspraak
van NSC dat dit een bedrijfsongeluk was, dat het niet de bedoeling was en dat het
ook niet meer gaat voorkomen, en ook in het licht van de wens van de Eerste Kamer
en volgens mij ook van een groot deel van de Tweede Kamer, ben ik wel benieuwd naar
het volgende. Ik snap dat de Voorjaarsnota bij alle partijen ligt, maar de Minister
heeft ook een uitgangspunt en een inzet. Is het überhaupt de inzet van de Minister
voor BHO om de koppeling te herstellen? En is dat ook wat zij wenst, even los van
alle andere variabelen binnen het kabinet, waar ze uiteraard niet over gaat? Is dat
haar inzet en haar visie op hoe haar ministerie de komende jaren verder zal moeten
gaan?
Minister Klever:
De heer Ceder zegt dat ik de motie ter kennisgeving heb aangenomen. Dat heb ik niet
gezegd. Ik heb die motie heel goed gehoord en heel goed gezien en ik neem die ook
ter harte, maar ik kan niet op de voorjaarsbesluitvorming vooruitlopen. En zoals u
weet, spreekt het kabinet met één mond. Ik kan hier nu dus ook niet zeggen dat ik
dit of dat ga doen. Het ligt allemaal op tafel bij de voorjaarsbesluitvorming en daar
zijn vier partijen bij betrokken. Dat is een heel proces. Zodra er een uitkomst is,
zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Maar ik heb heel goed de wens uit deze
Kamer en de wens uit de Eerste Kamer gehoord.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik begrijp het antwoord over de asielcap van 10% van de ODA-middelen niet zo goed.
We verwachten dat er in 2027 extra geld vrijkomt omdat die asielcap van 10% er is.
Gaat het geld dat extra beschikbaar komt vanwege de asielcap ook daadwerkelijk ingezet
worden voor ontwikkelingshulp? Dat was mijn vraag.
Minister Klever:
Excuus, dan had ik de vraag niet goed begrepen. Het antwoord is ja. Dat extra geld
gaat ingezet worden voor ontwikkelingshulp.
De voorzitter:
We proberen tot 13.10 uur door te gaan en we kijken of we alles kunnen afronden. Anders
zal een deel schriftelijk afgedaan moeten worden, maar bij voorkeur doen we dat niet.
Minister Klever:
Voorzitter. Humanitaire hulp, kwetsbaren, onderwijs ...
De voorzitter:
Heeft u een punt van orde, meneer Boswijk?
De heer Boswijk (CDA):
Ja. Ik moet er helaas echt vantussen, maar ik vertrouw erop dat er een tweeminutendebat
komt, aangezien er geen ...
De voorzitter:
Anders noteren we dat voor u.
De heer Boswijk (CDA):
Ik had niet anders verwacht.
De voorzitter:
De Minister. En wellicht kunnen de antwoorden ietsje korter. We waarderen natuurlijk
de inleiding en de uitvoerigheid daarvan, maar wellicht kan het iets meer staccato.
Dat scheelt ook weer een hele hoop optypen.
Minister Klever:
Oké, voorzitter. De heer Bamenga had een vraag over onderwijs. Ik ben het met hem
eens dat onderwijs een belangrijke rol kan spelen. Nu bezuinigen wij echter niet apart
op basisonderwijsvoorzieningen. Ik bezuinig op middelbaar onderwijs en beroepsonderwijs.
Er kan binnen de projecten voedsel, water en gezondheid nog steeds aan onderwijs gedaan
worden, maar dan zodanig dat het vraaggestuurd is, waar dat nodig is. Daarnaast is
basisonderwijs ook een onderdeel van onze financiering vanuit humanitaire hulp, maar
ook vanuit bijvoorbeeld het PROSPECTS-partnerschap. Waar we aan opvang in de regio
doen, bieden we ook onderwijs aan jonge kinderen.
Dan de vraag van de heer Bamenga over een jongerenambassadeur en de rechten van kinderen.
De invulling van die motie wordt uitgewerkt. Daar wordt u nog over geïnformeerd. Dat
volgt dus schriftelijk, denk ik.
Dan de vraag van de heer Van Baarle over Gaza. Hoe ga ik ervoor zorgen dat hulpverleners
toegang hebben? De Nederlandse boodschap is heel helder: humanitaire hulp moet doorgang
kunnen vinden. Dat moet echt losstaan van vredesonderhandelingen. Ik wil ook meer
gaan inzetten op het verbeteren van de toegang tot hulp. Het kabinet heeft ook de
blokkade door Israël van humanitaire hulp en elektriciteit veroordeeld. Die druist
ook in tegen het humanitaire recht.
Dan de vraag van de heer Van Baarle over de 20 miljoen voor wederopbouw. Dat geld
blijft beschikbaar. Dat blijft gereserveerd voor Gaza.
Ook vroeg de heer Van Baarle of humanitaire hulp niet in het Nederlandse belang is.
Nee, dat is niet in het Nederlandse belang. Dat staat ook in de humanitairehulpbrief,
die gisteren naar uw Kamer is gestuurd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we door naar de SDG's, speciaal voor meneer Van Houwelingen.
O, voordat we dat doen, is er nog één vraag van de heer Bamenga. De laatste.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel aan de Minister voor haar woorden. Tenminste, ik interpreteer ze positief
als het gaat om het onderwijs, dat onderdeel zou moeten zijn van de noodhulp die geboden
wordt. Voor die kinderen is dat namelijk ontzettend belangrijk, juist voor hun toekomst.
Het is een sprankel hoop die zij nog hebben hieromtrent, dat zij wel onderwijs blijven
krijgen. Alleen zie ik dat wederom niet terug in het beleid. Daarom vraag ik de Minister
expliciet of zij ook hierbij de toezegging wil doen dat het inderdaad echt onderdeel
zal zijn van die humanitaire noodhulp die geboden wordt dat die kinderen gewoon onderwijs
blijven krijgen.
Minister Klever:
De ene keer wel en de andere keer niet. We hebben natuurlijk ook noodhulp die bestaat
uit voedselpakketten. Dan is het er geen onderdeel van. Maar bijvoorbeeld in het PROSPECTS-partnerschap,
waarbij we aan opvang in de regio doen, geven we de kinderen ook onderwijs. Daar is
het dus onderdeel van het beleid. Binnen humanitair is het onderdeel van het beleid,
maar dat is niet overal het geval.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we door naar de SDG's.
Minister Klever:
Ja, voorzitter, de SDG's. Daar hebben we het al eerder over gehad met de heer Van
Houwelingen. Ik heb het ook al vaker gezegd: het Pact for the Future is niet juridisch
bindend. Het is een politieke verklaring als uitkomst van een VN-top. Die onderhandelingen
zijn een kwestie van maanden onderhandelen en uiteindelijk een kwestie van geven en
nemen. Ieder land doet water bij de wijn. Het is echt een compromistekst. Landen kunnen
zelf kiezen waar ze hun accenten leggen, ook in de uitvoering van die ontwikkelingsdoelen.
Die variëren van armoedebestrijding tot gezondheidszorg en duurzame economische groei.
Nederland bepaalt zelf zijn prioriteiten binnen de ontwikkelingshulp. Vanzelfsprekend
sluit een deel van mijn beleid dus aan op die doelen, maar bij het stellen van mijn
prioriteiten zijn mijn eigen doelen leidend.
Is er een risico dat de Raad van State ons gaat terugfluiten omdat we de SDG's niet
nakomen? Nee, dat risico zie ik niet, want het zijn inspanningsverplichtingen. Een
land gaat zelf over de invulling ervan.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor de beantwoording. De Minister zegt wederom dat het niet juridisch bindend
is, maar het is soft law. Een rechter kan wel degelijk naar dat pact verwijzen dat
Nederland ondertekend heeft, maar los daarvan heeft de Minister dat pact in september
ondertekend. De kern van dat pact is natuurlijk de klimaatagenda. Het gaat over «turbocharge»,
en het moet allemaal veel sneller. Nederland committeert zich daar dus aan. Hoor ik
goed dat de Minister eigenlijk zegt dat Nederland het wel heeft ondertekend en ermee
akkoord is gegaan maar dat het in feite niets betekent? Ik probeer het te begrijpen.
Dan is zo'n pact dus een soort performance, die verder geen enkel effect heeft. Wat
is de status van dat pact als de Minister zegt: we kunnen ons er ook niet aan houden?
Dat is toch heel vreemd?
Minister Klever:
Het is een consensusdocument. Het is niet juridisch bindend en het heeft ook geen
financiële consequenties. Als die er wel zouden zijn, zou het eerst ter besluitvorming
aan de lidstaten zijn voorgelegd. Uiteindelijk zijn het landen die met elkaar uitspreken
dat ze wat willen doen aan de armoede in de wereld en dat ze willen inzetten op een
heel aantal doelen, en ook op klimaat. Maar ieder land bepaalt daarin uiteindelijk
zijn eigen prioriteiten. Er is niks juridisch bindends aan.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
In soft law is dat heel waarschijnlijk toch echt wel anders, maar oké, dat parkeer
ik even. Moet ik het dan als volgt begrijpen? Dat pact, dat dit kabinet in september
heeft ondertekend, staat vol met passages over klimaat en gender; dat moeten we meer
gaan doen. Maar het kabinet zegt dus: dat hebben we weliswaar ondertekend, maar dat
doet er voor ons niet toe. Dat is dan wat de Minister nu zegt. Blijkbaar richt het
kabinet zich op andere elementen van het pact, maar is het eigenlijk niet akkoord
gegaan met deze zaken.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik probeer gewoon te begrijpen wat het kabinet gedaan heeft.
Minister Klever:
Er is niet over gestemd en er is ook geen handtekening onder gezet. Het is een consensusdocument.
Dat is een stukje geven en nemen. Daar staan een aantal ontwikkelingsdoelen in, maar
Nederland bepaalt daarbinnen zijn eigen inzet. Nederland zet bijvoorbeeld in op voedselzekerheid,
want dat vindt Nederland ook belangrijk. Daarnaast vinden we economie en handel belangrijk.
Gezondheid voor iedereen vinden we ook belangrijk. Uiteindelijk bepaalt een land zijn
eigen prioriteiten.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mijn laatste interruptie. Ik houd het kort. Oké, de Minister zegt wederom dat het
niet wordt ondertekend. Maar iedereen gaat ervan uit dat Nederland zich daaraan committeert.
Dat is wat het betekent als je niet je stem verheft, want dan stem je zwijgend in
en committeer je je eraan. Ik probeer het gewoon helder te krijgen. Dat VN-pact is
voor het kabinet dus een soort keuzemenu. We ondertekenen het en we stemmen er stilzwijgend
mee in. Het is een soort keuzemenu, dit doen we wel en dit doen we niet, en dat kan
juridisch gezien. Vat ik het zo goed samen? Dat is dan eigenlijk mijn vraag.
Minister Klever:
Ja, dat kan juridisch gezien, want het is niet juridisch bindend. Het is een inspanningsverplichting.
De voorzitter:
Ik kijk heel even naar de Minister. Hoeveel pagina's zijn er nog te gaan bij migratie
en overig? Ik vrees dat we dat anders schriftelijk moeten afdoen.
Minister Klever:
Migratie een paar en overig een paar. Ik ga mijn best doen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we migratie nog doen en dat we overig schriftelijk afdoen. Het is
niet anders, want het is al bijna kwart over en dan begint er ook weer een ander debat.
Als we migratie nog kunnen afronden, dan zou dat mooi zijn.
Minister Klever:
Oké.
De heer Ram vraagt welke voorwaarden we kunnen verbinden aan terugkeer. Terugkeer
is een prioriteit voor dit kabinet. Nederland bevordert terugkeer door onder andere
te kijken naar negatieve maatregelen, bijvoorbeeld als de terugkeersamenwerking niet
goed loopt, en naar positieve maatregelen om te stimuleren dat het wel goed verloopt.
Het inzetten van conditionaliteiten vraagt wel om een zorgvuldige benadering. Daarnaast
moet een land ook veilig genoeg bevonden worden om terug te keren. We spreken hier
ook over met andere Europese landen. We maken een afweging over onze inzet op basis
van Nederlandse belangen op het terrein van veiligheid, handel en migratie.
Daarnaast vraagt de heer Ram naar vervolgstappen op de terugkeerhubs. Nederland is
onderdeel van de kopgroep van vijftien landen die innovatieve oplossingen uitwerken
om internationaal migratiemanagement te verbeteren. Daartoe worden aanpassingen van
EU-regelgeving onderzocht om terugkeerhubs mogelijk te maken. Nederland verwelkomt
het voorstel van de EU voor die terugkeerverordening. We bestuderen het en dat kost
nog wel even tijd, ook vanwege de onderhandelingen. We werken samen met gelijkgezinde
landen als Denemarken en Italië. Met hen zijn we een co-chair van de werkgroep rondom
terugkeer. En zoals de heer Ram weet, is Nederland ook in overleg met Uganda over
de mogelijkheid om daar een transithub op te zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van
het kabinet. We hebben geconstateerd dat we helaas net niet alles kunnen afronden.
Het restant zien we nog schriftelijk tegemoet. Ik heb ook geconstateerd dat er behoefte
is aan een tweeminutendebat, want dat is mij al aangegeven.
Voor we definitief afsluiten en ik de toezeggingen voorlees, geef ik mevrouw Hirsch
nog het woord.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Het is meer een procesopmerking. Een aantal vragen is onbeantwoord gebleven, onder
andere de vraag waarom wij de berekening van de effecten van de bezuinigingen nog
niet hebben gekregen, terwijl dat wel was toegezegd. Wat doe ik daarmee?
De voorzitter:
Hierbij heel specifiek, maar de beleving is ook bij andere onderwerpen dat niet alle
vragen zijn beantwoord. Wellicht dat er nog even een dubbelcheck gedaan kan worden,
nu de overige vragen toch schriftelijk worden gedaan, om te kijken of er nog punten
openstaan.
Minister Klever:
Misschien kan ik deze alvast beantwoorden? De effecten van de bezuinigingen worden
door het OESO-DAC in kaart gebracht. Daarover wordt gerapporteerd en dat rapport zal
naar de Kamer gestuurd worden.
De voorzitter:
We moeten nu gewoon echt afsluiten, want er begint over één minuut een ander debat
in deze zaal. De publieke tribune moet daarvoor nog leeg en daarom is dit het voor
nu. Het staat u natuurlijk altijd vrij om nog wat dingen schriftelijk te doen en bovendien
kunt u er een vervolgvraag aan wijden in het tweeminutendebat.
Ik zal de vijf toezeggingen voorlezen.
– De Minister voor BHO zegt toe dat de Minister van BuZa schriftelijk zal terugkomen
op hoe uitvoering gegeven zal worden aan de aangenomen motie-Dobbe c.s. over de leidende
rol van Nederland bij de bescherming van hulpverlening. Daarbij zal tevens specifiek
ingegaan worden op de recente aanvallen op hulpverleners in Gaza. Dat is een toezegging
aan mevrouw Dobbe.
Minister Klever:
Ik heb toegezegd dat hij erop terugkomt. Dat kan schriftelijk, maar ook in een commissiedebat.
Dat wil ik even in het midden laten. Er wordt dus schriftelijk of mondeling op teruggekomen.
De voorzitter:
Dan noteren we: schriftelijk of mondeling.
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter, mogen wij de voorkeur uitspreken voor schriftelijk?
De voorzitter:
Dat kunt u altijd doen en dat is bij dezen ook genoteerd.
– De Minister voor BHO zegt toe dat in de uitwerking van het beleid voor het maatschappelijk
middenveld in zal worden gegaan op hoe religieuze maatschappelijke organisaties beter
kunnen worden ondersteund in de lokale context. Dit naar aanleiding van een verzoek
van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, naar aanleiding van het debat wil ik graag specificeren dat het zowel
gaat om ngo's in Nederland als om lokale ngo's in landen waar de hulp geboden wordt.
Dat is wat ik bedoel met de lokale context.
De voorzitter:
Dank voor de toevoeging, maar als iedereen de toezeggingen gaat becommentariëren dan
kan ik ook de toezeggingen niet afmaken en krijgt u die ook schriftelijk.
– De Minister voor BHO zegt toe de Kamer voor de zomer schriftelijk te informeren over
hoe Nederland uitvoering geeft aan het EU Gender Equality Action Plan III. Dat is
een toezegging aan de heer Bamenga.
– De Minister voor BHO zegt toe de Kamer in het najaar te informeren over hoe ontwikkelingshulp
meer gebonden wordt aan Nederlandse strategische belangen, onder andere voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Dat is een toezegging aan de heer Ram.
Dan de laatste.
– De Minister voor BHO zegt toe de Kamer schriftelijk te informeren over de uitvoering
van de aangenomen motie over een speciale ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden.
Dat is een toezegging aan de heer Bamenga.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat.
Sluiting 13.16 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.