Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 december 2024, over Sociaal minimum Caribisch Nederland
36 600 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025
Nr. 40
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 20 januari 2025
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Sociale Zaken
en Werkgelegenheid hebben op 11 december 2024 overleg gevoerd met de heer Nobel, Staatssecretaris
Participatie en Integratie, en de heer Szabó, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties
en Digitalisering, over:
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 6 oktober
2023 inzake rapport van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland (Kamerstuk
36 410-IV, nr. 7);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 2 februari
2024 inzake reactie op het rapport van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland
(Kamerstuk 36 410-IV, nr. 43);
– de brief van de Staatssecretaris Participatie en Integratie d.d. 20 november 2024
inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift brief aan een burger van Bonaire
over de toepassing van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
CN (Kamerstuk 35 420, nr. 538);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 27 november
2024 inzake effecten van aflopen subsidies op kosten van levensonderhoud op Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba (Kamerstuk 36 600-IV, nr. 26);
– de brief van de Staatssecretaris Participatie en Integratie d.d. 6 december 2024 inzake
inspanningen van het kabinet gericht op het rapport van de Commissie sociaal minimum
Caribisch Nederland (Kamerstuk 36 600-IV, nr. 30);
– de brief van de Staatssecretaris Participatie en Integratie d.d. 10 december 2024
inzake publicatie CBS – nulmeting economische monitor Caribisch Nederland (Kamerstuk
36 600-IV, nr. 31).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Mutluer
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Tielen
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Meijers
Voorzitter: Bruyning
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Bruyning, Van Haasen, Aukje de Vries
en White,
en de heer Nobel, Staatssecretaris Participatie en Integratie, en de heer Szabó, Staatssecretaris
Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
Aanvang 14.02 uur.
De voorzitter:
Bon dia, good morning, goedemiddag. Hierbij open ik de vergadering van de vaste commissie
voor Koninkrijksrelaties. Vandaag debatteren wij over het sociaal minimum Caribisch
Nederland. Ik wil de staatssecretarissen en de leden van harte welkom heten. Daarnaast
wil ik de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid graag feliciteren
met de geboorte van zijn kind.
Staatssecretaris Nobel:
Dank u wel.
De voorzitter:
Alstublieft. Ik wil ook de kijkers thuis uiteraard welkom heten, evenals de mensen
op de publieke tribune. Fijn dat u aanwezig bent bij dit debat. Ik wil graag de spreektijd
vaststellen op vier minuten. U heeft vier interrupties, vier losse vragen. Ik ga erop
letten. Als u een dubbele vraag stelt, telt die als twee interrupties. Yes? Ik geef
nu het woord voor de eerste termijn aan de heer White van GroenLinks-PvdA.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook mijn groet, bon dia, aan alle mensen in de zaal, aan de
mensen die meekijken en natuurlijk ook aan de nieuwe bewindspersonen. Ik spreek vandaag
mede namens de collega's van de SP, de CU en D66, die helaas andere verplichtingen
hadden.
Voorzitter. Sinds 10 oktober 2010 maken Bonaire, Sint-Eustatius en Saba onderdeel
uit van het land Nederland. Sinds die tijd zou de bestaanszekerheid van de inwoners
van de BES-eilanden dus gelijkwaardig moeten zijn aan die van de mensen in Europees
Nederland. Het is niet zo dat de Kamer hier niet al eerder aandacht voor heeft gevraagd.
In 2016, alweer ruim acht jaar geleden, nam de Eerste Kamer zelfs een motie aan waarin
stond dat er een sociaal minimum zou moeten komen op de BES-eilanden. Tot op heden
is dit echter nog steeds niet helemaal goed geregeld. Graag verneem ik van beide staatssecretarissen
een reflectie op hoe de Nederlandse regering de afgelopen jaren omgegaan is met de
grote zorgen over de armoede op de eilanden.
GroenLinks-PvdA schaamt zich eigenlijk voor hoe we als Den Haag zijn omgegaan met
de zorgen van de mensen op de BES-eilanden. Ik moet overigens wel zeggen dat Staatssecretaris
Van Huffelen goede stappen heeft gezet. Ook nu lezen we in de kabinetsbrief weer allerlei
passages over meer inzicht krijgen in de data, het goed afwegen van de context en
het doen van haalbaarheidsstudies. Dit voelt voor veel mensen op de eilanden opnieuw
als vooruitschuiven. Goede data en uitvoerbare regelingen zijn belangrijk, maar mogen
geen reden zijn om de noodzakelijke maatregelen steeds weer uit te stellen.
Voorzitter. Het verzoek van de inwoners van de eilanden is niet heel extreem. Zij
willen gewoon graag dat hun overheid – want wij hier in Den Haag zijn ook de overheid
van de mensen op de BES-eilanden – zich maximaal inspant om artikel 20 van de Grondwet,
«de bestaanszekerheid der bevolking en de spreiding van welvaart zijn voorwerp van
zorg der overheid», te borgen. Een heel redelijk verzoek. We hebben het ook niet over
miljoenen mensen. Op de eilanden wonen ongeveer 30.000 mensen. Dat is vergelijkbaar
met de Europees-Nederlandse gemeente Zaltbommel.
Zowel de commissie-Thodé als de Nationale ombudsman hebben een rapport geschreven
waarin ze goed beschrijven hoe de situatie op de eilanden is en wat er nodig is om
tot een fatsoenlijk sociaal minimum te komen en de bestaanszekerheid te verbeteren.
De afgelopen jaren zijn er al stappen gezet, maar er moeten met de twee rapporten
in de hand op korte termijn grote extra stappen worden gezet. Ik denk aan fatsoenlijk
ov, kinderopvang, betaalbare energie en water en betere digitale connectiviteit. Het
achterstallig onderhoud van de afgelopen veertien jaar moet worden ingelopen.
Ondanks dat iedereen zegt dat de armoede op de eilanden moet worden aangepakt, zien
we nu voor het komende jaar nieuwe zorgen. Uit cijfers van het Nibud blijkt dat door
het afschaffen van de tijdelijke koopkrachtmaatregelen, minima op de eilanden er vanaf
1 januari fors op achteruitgaan, omdat dan de tijdelijke maatregelen aflopen. Alleenstaanden
gaan er bijna 10% op achteruit. Een gezin met twee kinderen gaat er tot 174 dollar
per maand op achteruit. Dat is pijnlijk, want de stappen die de afgelopen tijd vooruit
zijn gezet, worden nu weer tenietgedaan. Hoe is dat uit te leggen aan de mensen op
de eilanden? Het achterstallig onderhoud wordt dus weer groter. Waarom wil het kabinet
pas volgende zomer met eventuele nieuwe maatregelen komen om dit koopkrachtverlies
op te vangen? Klopt het dat als het amendement-Ceder komende week weer wordt verworpen,
de koopkracht verder daalt, omdat de toelage voor energie en water vervalt?
Voorzitter. Een van de problemen betreft de woonlasten. Op Bonaire loopt er nu een
pilot, Bijdrage Particuliere Verhuur. Wanneer kunnen we voor Sint-Eustatius en Saba
een oplossing verwachten? Kan het kabinet toezeggen dat deze maatregel zolang doorloopt
als nodig is, tot er voldoende betaalbare woningen beschikbaar zijn?
In de brief lezen we dat er binnenkort meer duidelijk wordt over wat de haalbare opties
zijn om de kosten van levensmiddelen te verlagen. Wanneer kunnen we op dit vlak concrete
voorstellen verwachten van het kabinet en kan alvast worden aangegeven aan welke maatregelen
het kabinet denkt? En kan het kabinet hierbij ook aangeven hoe omgegaan wordt met
de kleine ondernemers die zich zorgen maken over de vraag of zij wel voldoende ondersteuning
krijgen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank de heer White voor zijn bijdrage, die niet leidt tot interrupties. Ik geef
daarom nu het woord aan de heer Van Haasen van de PVV.
De heer Van Haasen (PVV):
Bedankt, voorzitter. Het volledig elimineren van armoede is nog geen enkel land ter
wereld gelukt, stelt de commissie-Thodé in het rapport Een waardig bestaan. Zelfs
in Europees Nederland leven nog zo'n 540.000 mensen in armoede. In Caribisch Nederland
zijn dat er 11.000. Dat lijkt weinig, maar procentueel is dat aanzienlijk. Toch zijn
de inwoners van Caribisch Nederland opvallend tevreden met hun leven. Maar liefst
88% geeft hun leven een hoog cijfer, met Sint-Eustatius als uitschieter, want daar
geeft 93% van de inwoners hun leven een ruime voldoende. Hebben ze geen geldzorgen?
Natuurlijk wel, maar welvaart is niet alleen in dollars te meten.
Meten is weten. Dat bleek vorige week opnieuw uit de heldere presentatie van het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Veel data in deze presentatie gingen echter over de jaren
2021 en 2022. Ook het rapport van de commissie-Thodé is gebaseerd op oudere cijfers.
Dat is geen verwijt, want een grondig onderzoek kost nu eenmaal tijd.
De financiële vooruitgang op de eilanden sinds 10-10-10 is onmiskenbaar. Op Sint-Eustatius
lag het minimumloon toen nog op 575 dollar per maand en inmiddels is dat gestegen
naar 1.750 dollar. Daarnaast werd er kinderbijslag ingevoerd en die is onlangs aanzienlijk
verhoogd naar 225 dollar per maand. In januari worden bovendien het minimumloon, de
AOV, de AWW, de onderstand en de kinderbijslag opnieuw geïndexeerd.
Toch kleven er ook nadelen aan deze snelle inkomstenstijging, zoals het risico op
inflatie. Hoewel de cijfers mee lijken te vallen, hoor ik vaak klachten over de extreem
hoge prijzen in de supermarkten. Een avocado voor 6 dollar is geen uitzondering. Vorige
week las ik zelfs een artikel waarin werd gemeld dat er op Bonaire een prijsverschil
van 38% tussen verschillende supermarkten is gemeten. De bevoorrading van de BES-eilanden
verloopt in alle gevallen via zelfstandige landen binnen ons Koninkrijk. Door belastingen,
monopolistische hoge agentschapskosten en transport worden de prijzen onnodig opgedreven.
Hierover zouden betere afspraken gemaakt moeten worden. De BES-eilanden mogen geen
melkkoe worden voor Curaçao en Sint-Maarten.
Infrastructurele verbeteringen zijn onmisbaar. Zo blijkt de kade van Bonaire niet
sterk genoeg te zijn om er een volwaardige kraan te plaatsen voor het lossen van containerschepen.
Dit belemmert niet alleen de efficiency, maar versterkt ook de afhankelijkheid van
Curaçao. Het aanpakken van dit soort knelpunten is essentieel om de eilanden economisch
zelfredzamer te maken.
Om armoede te bestrijden zijn er verschillende wegen. De twee belangrijkste opties
zijn het verhogen van de inkomsten en het verlagen van de prijzen. Wij kiezen voor
het laatste, maar dan wel structureel. Het Nederlandse toeslagensysteem laat immers
zien hoe snel een dergelijke aanpak uit de hand kan lopen. Daarom juichen wij investeringen
ter bevordering van de voedselzekerheid toe. Als er op de eilanden structureel gezond
en vers voedsel kan worden verbouwd, zullen de prijzen dalen. Met een gezonder en
beter gevulde boodschappentas zal niet alleen de armoede afnemen, maar ook de gezondheid
en het welzijn van de inwoners toenemen.
De hoge tevredenheid op de Caribische eilanden lijkt tegenstrijdig met «dat Nederland
het altijd beter denkt te weten». Wij willen de eilanden kost wat kost naar het niveau
van Europees Nederland tillen, terwijl Nederlanders minder tevreden zijn met hun eigen
welzijn. Misschien moeten we ook eens door een Caribische bril naar onszelf kijken.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie dat dit leidt tot een interruptie van de heer White van GroenLinks-PvdA. Gaat
uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat de heer Van Haasen heel juiste dingen heeft geroepen. Ik ben ook heel
erg blij om te horen dat hij ook vindt dat we echt grote stappen moeten zetten voor
de bestaanszekerheid van de mensen op de eilanden. Maar ik ben ook wel erg benieuwd
naar hoe hij kijkt naar de toekomstige lijn, waardoor mogelijkerwijs subsidies voor
energie en connectiviteit op termijn verdwijnen. Ik vraag me af hoe hij daarop reflecteert.
De heer Van Haasen (PVV):
U zei in uw eigen bijdrage zelf al dat die toeslagen tijdelijk waren. Het nadeel van
tijdelijke toeslagen is dat ze tijdelijk zijn, omdat ze op een gegeven moment komen
te vervallen. Maar we hebben een brief gekregen van beide staatssecretarissen, zowel
de heer Szabó als de heer Nobel, en daarin staat dat er bij de Voorjaarsnota gekeken
kan worden hoe de koopkracht gerepareerd kan worden. Zoals ik aangaf in mijn bijdrage,
zijn wij meer een voorstander van een structurele verlaging van de kosten dan van
een verhoging van de toeslagen.
De voorzitter:
Meneer White, is dat afdoende? Dat is zo en dat betekent dat ik voor haar bijdrage
het woord ga geven aan mevrouw De Vries van de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter, en ook dank dat u het voorzitterschap hebt overgenomen. De
plaatsvervangend voorzitter was verhinderd.
Ik heb twee punten op mijn lijstje staan: levensonderhoud en sociale zekerheid. Maar
voordat ik daarmee begin, wil ik toch graag eerst van de betrokken bewindspersonen
horen hoe de reparatie van het Belastingplan BES ervoor staat na het toch wel ondoordacht
aannemen van het amendement. Dat heeft namelijk geleid tot koopkrachteffecten op de
eilanden. Ik zou het een goede zaak vinden als we die zo snel mogelijk herstellen.
Voorzitter. Een aantal van mijn collega's heeft al aangegeven dat het levensonderhoud
op de eilanden ontzettend duur is. De kosten voor het levensonderhoud zijn op Bonaire
zo'n 30% tot 40% hoger en veel mensen kunnen dan ook moeilijk of niet rondkomen. Het
is goed dat daar aandacht voor is. Net als mijn collega van de PVV vinden wij het
belangrijk dat we vooral kijken hoe we die kosten structureel naar beneden kunnen
brengen in plaats van dat we allerlei individuele toeslagen of subsidies blijven verstrekken.
Ik ben benieuwd welke plannen de bewindspersonen hier daarvoor hebben, maar waarschijnlijk
zijn er nog veel meer bewindspersonen bij betrokken.
Een aantal sprekers heeft het ook al gehad over het vervallen van een aantal van de
huidige subsidies en toeslagen bij de nutsvoorzieningen. Ik denk dat we eerlijk moeten
zijn en moeten erkennen dat een groot aantal daarvan bij de Ministeries van Klimaat
en Groene Groei, EZ en Infrastructuur doorloopt. Het gaat dan om drinkwater, internetkosten
en nettarieven. Maar we zien ook dat het wegvallen van de tijdelijke maatregelen wel
degelijk gevolgen heeft. Er is budget beschikbaar en wij zijn benieuwd of er al iets
gezegd kan worden over de besteding van die middelen en wat wij daarmee gaan doen.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het vreselijk lastig vind, maar ik vind tegelijkertijd
dat we goed moeten afwegen hoe we dat geld precies inzetten om het bij de goede mensen
terecht te laten komen. Het duurt wel vrij lang, namelijk tot de zomer van 2025, en
daarom ben ik benieuwd wanneer we de eerste contouren daarvan te zien krijgen. Ik
zou het kabinet willen oproepen om daar tempo mee te maken.
Ons lijkt het niet logisch om de energietoeslag van 1.300 dollar per jaar in deze
vorm te continueren. In Nederland hebben we natuurlijk een vergelijkbare vorm van
energietoeslag gehad, maar ik denk dat we nu heel goed moeten kijken waar de noden
precies zitten. Ik wil er nog wel bij opmerken dat ik zie dat niet alleen de minima,
maar ook de middeninkomens soms moeilijk rond kunnen komen. We moeten het dus niet
allemaal inkomensafhankelijk maken als we niet in de val willen trappen waar we in
Nederland in zijn getrapt, namelijk de armoedeval. Ik wil er echt voor waken dat we
het daar te veel op die manier gaan doen.
Mijn collega van de PVV had het terecht over de heel dure levensmiddelen. Vandaar
dat wij ons er al eerder voor in hebben gezet om te kijken hoe we de landbouw op de
eilanden nog meer zouden kunnen stimuleren. Er zijn aanzetten gegeven, maar ook hier
zou ik graag wat meer tempo en wat meer ambitie willen zien. We moeten daar echt wat
aan doen, want de afhankelijkheid van import, de lange aanvoerlijnen en de kwetsbaarheid
van die lijnen is natuurlijk best stevig.
De sociale zekerheid. We hebben afgesproken dat we die op een vergelijkbaar niveau
willen houden en dat er anders geldt: comply or explain. Wat ons betreft moet de sociale
zekerheid op de BES-eilanden gewoon goed geregeld zijn. Maar we moeten ook eerlijk
zijn: in een aantal gevallen is het misschien ook wel iets gunstiger. We moeten daarom
met elkaar een totaalafweging maken. Ik heb bijvoorbeeld begrepen dat de pensioengerechtigde
leeftijd 65 jaar is en dat is in Nederland natuurlijk echt anders.
Mijn collega van de PVV gaf aan dat er al fors is geïnvesteerd in de kinderbijslag,
de verhoging van het minimumloon en de uitkeringen. Ik ben daarom benieuwd wanneer
de voorstellen voor die totaalafweging komen. Als VVD'er kan ik natuurlijk ook niet
anders dan even kijken wat de effecten voor de ondernemers en dan met name voor de
wat kleinere ondernemers zijn. De commissie-Thodé beveelt namelijk aan om de verhoging
van het minimumloon onlosmakelijk gepaard te laten gaan met maatregelen die de hogere
werkgeverslasten compenseren. Ik zie daar wel een aantal bewegingen, maar ik ben benieuwd
hoe de verhouding is tussen de toename van de kosten van de werkgevers en wat er nu
gecompenseerd wordt.
Tot slot. Als we kijken naar het socialezekerheidsstelsel maar ook het belastingstelsel
voor de BES-eilanden, dan geldt wat ons betreft ook dat werken daar moet lonen en
dat er meer aandacht moet zijn voor de middeninkomens op de eilanden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw De Vries voor haar bijdrage. Ik zie dat die leidt tot een interruptie
van de heer White. Gaat uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw De Vries maakte een opmerking die mij triggerde over het «comply or explain»-principe.
Ik heb de afgelopen maanden heel erg naar dat principe gekeken. Ik ben even benieuwd
naar het punt van de gelijkwaardigheid. Als je de eilanden vergelijkt met het Europese
deel van ons Koninkrijk, dan zou je zeggen dat comply or explain een toegevoegde waarde
zou moeten zijn in het rechttrekken van de gelijkwaardigheid tussen de twee verschillende
eenheden. Ik zie dat niet altijd even goed terug en ben benieuwd hoe mevrouw De Vries
daarop reflecteert.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik denk dat dat het ingewikkelder maakt. Je kunt alles exact naast elkaar leggen,
maar sommige regelingen zijn anders opgezet. Het is dus soms ingewikkeld te vergelijken.
Ik vind wel dat we rekening moeten houden met de lokale context. Zoals ik al zei,
is het op sommige punten soms ook gunstiger. We hebben bijvoorbeeld de partnertoeslag
in de AOV op de eilanden. Ik vind dat je dat in het totaal moet meewegen, dus dat
is ook niet een-op-een met elkaar te vergelijken. Ik vind wel dat de eilanden economisch
concurrerend moeten kunnen zijn en blijven in het Caribisch gebied en dat je ook oog
moet hebben voor de gevolgen voor de ondernemers. Ik moet heel eerlijk zeggen dat
ik dat soms wel een beetje mis bij de partij van de heer White.
De voorzitter:
De heer White heeft nog een vervolgvraag.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Nog even in vervolg daarop. Zouden we niet in plaats van comply or explain gewoon
moeten complyen? We hebben te maken met achterstallig onderhoud. Zouden we niet eerst
tot een nulpunt moeten komen, wat dan volgens mij het minimale is wat nodig is op
de eilanden, om te complyen tot dat punt, om vervolgens te kunnen kijken wat er op
maat nodig is – de eilanden verschillen en zijn divers – en daarna te kunnen overgaan
op het «comply or explain»-principe?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik weet niet zo goed wat de heer White hiermee wil zeggen. Ik denk dat er echt stappen
zijn gezet in de afgelopen periode. We kunnen ook niet van de vloer op de zolder springen.
Ik denk dat we echt goed moeten kijken wat de gevolgen zijn van de stappen die er
gezet zijn: de gevolgen voor de economie, voor de ondernemers op de eilanden. Er moet
nog wel een boterham verdiend kunnen worden op de eilanden, dus dat moet je allemaal
meewegen in het totale pakket. Simpelweg zeggen «alles wat we hier doen, doen we ook
op de BES-eilanden» is ook wel wat te kort door de bocht. We moeten het goed afwegen
en we moeten ook uitleggen waarom we soms een andere afweging maken. Ik denk dat we
het op die manier verantwoord kunnen doen.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Wat ik precies bedoelde te zeggen, is het volgende. Ik ga een heel stuk mee met mevrouw
De Vries. Ik denk dat er zeker niet klakkeloos gekopieerd en geplakt kan worden, niet
van Nederland naar de eilanden, maar ook niet tussen de eilanden. We constateren wel
dat we te maken hebben met achterstallig onderhoud. Het zou goed zijn dat we in ieder
geval dat achterstallig onderhoud wegwerken tot een minimale grens, dus wat broodnodig
vereist is voor de eilanden, en dat we daarna gaan kijken hoe we vanaf dat punt meer
keuzes op maat kunnen maken wat we wel en niet toepassen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Er zijn echt wel stappen gezet. Ik vind dat de heer White daar totaal geen aandacht
voor heeft. Mijn collega noemde al de kinderbijslag en het minimumloon. Ook met de
uitkeringen zijn echt al stappen gezet. Ik denk dat we even moeten kijken wat de effecten
zijn van de stappen die zijn gezet. We kunnen wel klagen over bijvoorbeeld de prijzen
van levensmiddelen op de eilanden, maar die worden ook bepaald door het loon dat in
de supermarkt betaald moet worden. Ik denk dat je altijd moet kijken naar de effecten.
Ik denk ook dat het goed is dat de kabinetsleden hebben aangegeven dat ze daarop gaan
monitoren. Daar moeten we altijd een evenwicht in vinden. Ik mis wel een beetje bij
de partij van de heer White dat we daar ook oog voor moeten hebben, en dat vind ik
jammer.
De voorzitter:
Ik zag dat de heer Van Haasen ook nog wilde reageren. Gaat uw gang, meneer Van Haasen.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik wou graag nog reageren op de heer White. Hij heeft het namelijk steeds over «achterstallig
onderhoud». Ik vraag me af wat hij daarmee bedoelt. Ik wil hem er ook op wijzen dat
een verhoging van het minimumloon eigenlijk een verhoging van de hele loonschaal op
het hele eiland betekent. Stel dat je een restaurant hebt. Je hebt een kok in dienst
die 1.750 dollar verdient en een serveerster die het minimumloon verdient. Als het
loon van de serveerster wordt verhoogd naar de wettelijke minimumnorm van 1.750 dollar,
dan zal je de kok ook meer moeten gaan betalen. De hele loonschaal moet dan dus omhoog.
Daar moet je wel voorzichtig mee zijn. Ten opzichte van Curaçao zit er al een aanzienlijk
gat tussen de uitkeringen en de lonen. Je moet dus voorzichtig zijn met het verhogen
van de lonen. Daarom pleiten wij voor het verlagen van de kosten.
De voorzitter:
Meneer Van Haasen, wat was uw vraag aan mevrouw De Vries precies? Eigenlijk waren
we natuurlijk mevrouw De Vries aan het interrumperen, want zij was aan het woord.
Maar goed, de volgende keer kunt u uw vragen aan de heer White stellen tijdens zijn
bijdrage. Ik zal het nu toestaan. De heer White.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Het is natuurlijk altijd goed om te horen... Ik wil zeker ingaan op wat de heer Van
Haasen zegt. Een belangrijk onderdeel van de coalitie is dat ze bestaanszekerheid
hoog heeft staan. Wat betreft bestaanszekerheid denk ik dat het vorige kabinet onder
leiding van mevrouw Van Huffelen zeer goeie stappen in de juiste richting heeft gezet.
Ik heb het idee dat de huidige Staatssecretaris met heel veel van die ingevingen wil
doorgaan. Maar we zijn er gewoon nog niet. Mijn partij, GroenLinks-PvdA, is het er
zeker mee eens dat we de stappen op het gebied van bestaanszekerheid moeten doortrekken.
Maar we moeten het altijd ook een beetje in verhouding doen. En we moeten het zeker
doen in vergelijking met de standaarden hier in Nederland. Want laten we wel wezen,
als we dit zouden zeggen tegen de inwoners van Texel of Zaltbommel, dan zouden zij
dat ook never nooit accepteren.
De voorzitter:
Meneer White, ik wil graag even het voorzitterschap aan u overdragen, zodat ik mijn
eigen bijdrage kan doen.
Voorzitter: White
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning, mag ik u vragen uw bijdrage te doen?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag zijn we hier om te spreken over een onderwerp dat
van groot belang is voor de inwoners van Caribisch Nederland: het sociaal minimum.
De realiteit is dat velen van hen dagelijks worstelen met bestaanszekerheid. Daarom
is het van cruciaal belang dat we vandaag in scherpte en verbinding met elkaar het
debat aangaan.
Ten eerste wil ik de aandacht vestigen op de aanbevelingen van de commissie-Thodé.
Deze commissie heeft duidelijk aangegeven dat het huidig sociaal minimum niet toereikend
was om te voorzien in de basisbehoeften van de inwoners. De eerste stappen zijn gezet
met het verhogen van het sociaal minimum. Twee van de drie verhogingen zijn inmiddels
doorgevoerd. Ik vraag de Staatssecretaris welke concrete stappen er genomen zijn om
na implementatie van deze aanbeveling de effecten te meten en bij te stellen indien
nodig. Sluit het huidige sociaal minimum daadwerkelijk aan bij de werkelijke kosten
van levensonderhoud op de eilanden?
Daarnaast is het belangrijk om de unieke omstandigheden van Caribisch Nederland in
ogenschouw te nemen. De eilanden hebben te maken met hogere kosten van levensonderhoud,
beperkte werkgelegenheidsmogelijkheden en een geïsoleerde ligging. Hoe is de Staatssecretaris
van plan om met deze specifieke omstandigheden rekening te houden bij het uitvoeren
en waarborgen van de aanbevelingen van de commissie-Thodé?
Het is belangrijk om ook oog te hebben voor de nog steeds hoge graad van armoede.
Het is van groot belang dat stappen en maatregelen in de goede richting voor deze
doelgroep niet ongedaan worden gemaakt door maatregelen voor andere doelgroepen. Ik
wil graag onderstrepen hoe belangrijk het advies over integraal te werk gaan is. Effectiviteit
kan uitblijven bij gebrek aan flankerend beleid. Alles wat de kosten kan drukken die
in de voorbeeldbegrotingen zijn weergegeven in het rapport-Thodé, verdienen de aandacht
van deze Kamer. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op het drukken van de kosten?
Hoe gaat de Staatssecretaris om met het advies over het integraal te werk gaan conform
de adviezen van de commissie-Thodé?
Laten we ook praten over de evaluatieprocessen. Regelmatige evaluatie van het sociaal
minimum is essentieel om ervoor te zorgen dat het beleid actueel en effectief is.
Kan de Staatssecretaris toelichten hoe vaak deze evaluaties plaatsvinden en of er
plannen zijn om ze te intensiveren in samenwerking met lokale autoriteiten en maatschappelijke
organisaties?
Gister is door de Kinderombudsman de Kinderrechtentoets gepresenteerd. Het was goed
om daar een aantal collega-Kamerleden en bewindspersonen te zien. Is de Staatssecretaris
bekend met de Kinderrechtentoets? Zou de Staatssecretaris bereid zijn om de Kinderrechtentoets
uit te voeren op alle nog te nemen maatregelen ten aanzien van armoedebestrijding
op de eilanden?
Een ander belangrijk aspect is de betrokkenheid van de lokale bevolking bij het besluitvormingsproces.
Inwoners van Caribisch Nederland moeten een stem hebben in de kwesties die direct
van invloed zijn op hun leven. Wat doet de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat
hun stemmen worden gehoord en meegenomen in het beleidsproces?
Ik wil ook graag weten welke initiatieven de Staatssecretaris neemt om de armoede
in brede zin aan te pakken. Het verhogen van het sociaal minimum is een stap, maar
om echte verandering te creëren, moeten we een holistische benadering hanteren. Worden
er bijvoorbeeld plannen ontwikkeld om te investeren in onderwijs, gezondheidszorg
en economische ontwikkelingen op de eilanden?
Tot slot wil ik de Staatssecretaris vragen om een duidelijke tijdlijn te geven voor
de implementatie van verbeteringen in het sociaal minimum. De inwoners van Caribisch
Nederland verdienen niet alleen woorden, maar ook daden. Ze verdienen beleid dat hun
leven daadwerkelijk verbetert.
Ik heb nog even een vraag buiten het onderwerp van dit debat om. Wil de Staatssecretaris
uitleg geven en reflecteren op het vertrek van Edson Hato?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wil mevrouw Bruyning danken voor deze inbreng en geef het voorzitterschap weer
terug.
Voorzitter: Bruyning
De voorzitter:
Dank u wel voor het tijdelijk overnemen van het voorzitterschap, meneer White. Hiermee
komt de eerste termijn van de Kamer ten einde. Ik wil graag aan de Staatssecretaris
vragen hoelang hij nodig heeft om straks de beantwoording van de vragen te kunnen
doen.
Staatssecretaris Szabó:
Dit ging redelijk vlot, voorzitter. Als u mij 25 minuutjes met mijn collega geeft,
dank ik u.
De voorzitter:
Dat gaan we doen. Dan beginnen we weer om 14.50 uur. De vergadering is bij dezen geschorst.
Dank u wel.
De vergadering wordt van 14.28 uur tot 14.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik wil de leden erop wijzen dat ze in deze ronde ook weer
vier interrupties, vier losse vragen, hebben. We gaan over naar de beantwoording van
de vragen. Dan wil ik het woord geven aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties.
Staatssecretaris Szabó:
Dank u wel, voorzitter, voor het geven van het woord. Dank u wel voor uw inbreng,
alle vier. Heel erg gewaardeerd, ook mede namens mijn collega. Ik zal een korte inleiding
geven in algemene zin en dan ingaan op drie blokjes, gehoord hebbende de vragen. Het
eerste blokje is koopkracht en subsidies, het tweede is economie en het derde is andere
belangrijke zaken.
Voorzitter. In oktober 2023, ruim een jaar geleden, publiceerde de commissie-Thodé,
de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland, haar rapport Een waardig bestaan.
In dit rapport schetst ze een zorgwekkend beeld van de bestaanszekerheid op Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba. In februari zijn de eerste kortetermijnstappen toegelicht
die het kabinet heeft genomen. In onze tweede kabinetsreactie, die vorige week met
uw Kamer is gedeeld, staan we stil bij belangrijke aanbevelingen die gaan over de
langere termijn.
De visie van dit kabinet richt zich op de langere termijn en meer integraliteit. We
stappen af van een stelsel met korte subsidies en we werken toe naar structureel beleid
dat op elkaar afgestemd is. Denk hierbij aan de koppeling van de belastingvrije som
aan het wettelijk minimumloon en een vast integraal besluitvormingsmoment voor de
koopkracht op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Voor de langere termijn zijn duurzame
keuzes en diepte-investeringen nodig om de kosten van het levensonderhoud structureel
te verlagen, onder andere door te investeren in openbaar vervoer en in verduurzaming
van de energie en door in te zetten op betaalbare woningen. Ook een duurzame inzet
op economische ontwikkelingen is hiervoor onmisbaar. Daarom investeert dit kabinet
in wegen, havens en landbouw op de eilanden.
Het kabinet heeft structureel 9,5 miljoen euro extra gereserveerd voor het versterken
van de bestaanszekerheid. Op dit moment bezien we in hoeverre deze middelen in 2025
voor koopkrachtmaatregelen kunnen worden ingezet om tijdelijke maatregelen aan de
kostenkant te verlengen. In dat kader verwelkom ik dan ook de oproepen van de Kamer
om het amendement op het Belastingplan 2025 terug te draaien. De zorgen over het effect
hiervan herkende ik. Met het terugdraaien van het amendement zullen alle maatregelen
in het Belastingplan BES-eilanden 2025 per 1 januari 2025 in werking treden en hebben
de laagste-inkomensgroepen geen extra belastingdruk. Daarnaast investeert het kabinet
structureel nog eens 2 miljoen extra in lokale armoede- en schuldenaanpak.
Integraal samenwerken betekent niet alleen dat verschillende maatregelen onderling
moeten samenhangen voor een effectieve aanpak. Het betekent ook dat je integraal een
afweging maakt tussen beleid dat raakt aan inkomens, kosten van levensonderhoud en
fiscaliteit, zodat maatregelen elkaar kunnen versterken. Het kabinet vindt het daarom
ook wenselijk voor Caribisch Nederland om vanaf 2025 een vast integraal besluitvormingsmoment
in te richten over de koopkracht op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Voorzitter. De commissie legt de nadruk op de hoge kosten van wonen, vervoer en nutsvoorzieningen.
Deze kosten van levensonderhoud wegen zwaar op het al precaire niveau van bestaanszekerheid
van veel inwoners op de eilanden. Dit zijn allemaal zaken die tijd vergen om structureel
op te lossen, maar we zijn de weg naar een duurzame aanpak ingeslagen. Kostenverlagende
maatregelen zijn structureel, wat betekent dat we stapsgewijs werken aan het afbouwen
van tijdelijke subsidies. Ik heb uw Kamer daar in een brief van 27 november over geïnformeerd.
We werken toe naar beleid en investeringen voor de langere termijn en een gerichtere
inkomensafhankelijke regeling voor de inwoners.
Voorzitter. In de vorige kabinetsperiode heeft uw Kamer de motie van het lid Palland
c.s. en het amendement van het lid Ceder c.s. aangenomen. Hiermee is ervoor gekozen
om bij het pakket van koopkrachtmaatregelen een deel van de middelen structureel in
te zetten voor het verlagen van de werkgeverslasten in plaats van kostenposten voor
huishoudens. We hebben nu structureel middelen vrijgemaakt voor belangrijke voorzieningen,
zoals de introductie van het openbaar vervoer, de structurele subsidie voor vast internet
en de subsidie voor vaste kosten voor elektra. Een aantal aanvullende subsidies op
elektra, drinkwater en de energietoelage voor minimahuishoudens zijn tijdelijk en
lopen per 1 januari 2025 af. Hierdoor stijgen de kosten van levensonderhoud voor de
inwoners. Er is een extra structureel pakket van 9,5 miljoen voor het vergroten van
de koopkracht per 2025. Dat geld is gereserveerd en komt op de Voorjaarsnota vrij.
We voeren momenteel gesprekken over hoe we deze 9,5 miljoen kunnen benutten om de
tijdelijke subsidies te verlengen. Onafhankelijk van de Voorjaarsnota zal de subsidie
voor telecom sowieso in 2025 worden voortgezet door het Ministerie van Economische
Zaken. De energietoelage wordt later in dit jaar uitbetaald. Hierdoor heeft het moment
van de besluitvorming bij de Voorjaarsnota geen direct effect op de toelage.
Voorzitter. Bestaanszekerheid is een vraagstuk dat een duurzame oplossing vraagt voor
huishoudens, maar ook voor de lokale economieën op de eilanden. Met een hoger bestaanszekerheidsniveau
stimuleren we het ondernemersklimaat en bevorderen we de economische zelfredzaamheid.
Daarom doe ik verschillende investeringen ter bevordering van de economische zelfredzaamheid,
zoals middelen voor de aanleg en het onderhoud van wegen, de bouw van een haven op
Saba, middelen voor landbouw en een bijdrage aan de ontwikkeling van het openbaarvervoerstelsel,
zoals eerder aangegeven. De bouw en renovatie van betaalbare woningen is een ander
voorbeeld. Mijn collega van EZ investeert in de modernisering van de vaste telecomnetwerken
door middel van glasvezel. En mijn collega van KGG doet investeringen die bevorderlijk
zijn voor duurzaamheid en de betaalbaarheid van stroom. Verder investeer ik samen
met mijn collega's via zogeheten Regio Deals om economische ontwikkelingen te bevorderen
en de brede welvaart op de eilanden te vergroten. Voor Saba en Sint-Eustatius zijn
hiertoe onlangs convenanten getekend, en voor Bonaire zetten we nu in op de laatste
tranche voor de Regio Deals. Daarnaast is er ook een groot bedrag, 66 miljoen, via
mij beschikbaar voor het slavernijverleden. Daar kwam ik net nog verder achter in
het kader van wat ik gisteren heb aangegeven in de presentatie rond 70 jaar Statuut
die ik hier in Nieuwspoort heb gegeven. Er kunnen ook activiteiten worden ontwikkeld
die te maken hebben met economic empowerment, zowel door het bestuur als door individuen
op de eilanden. Die kunnen ook volgend jaar bij mij ingediend worden. Dat verhaal
is heel breed. Het heeft te maken met het starten van ondernemers tot en met zaken
als sport, onderwijs maar ook economic health. Ik heb inmiddels de eilanden ook daarover
ingelicht.
Ook een evenwichtige arbeidsmarkt en economische ontwikkeling zijn aspecten van zelfredzaamheid
en bestaanszekerheid. We hebben ervoor gekozen om hier in een aparte kabinetsreactie
op het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen Caribisch Nederland
2050 nader op in te gaan. Bovendien vindt hierover een apart commissiedebat plaats
op 12 februari, samen met de Minister van Economische Zaken.
Voorzitter. Afsluitend, voordat ik inga op de vragen. Samen met mijn collega's zet
ik in de komende periode in op het vergroten van de bestaanszekerheid en zelfredzaamheid
van de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Vanuit mijn coördinerende rol
en verantwoordelijkheid als Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering
zal ik me inspannen voor een integrale aanpak.
Dat brengt mij op het beantwoorden van de vragen.
De voorzitter:
Ik zie dat uw inleiding leidt tot een interruptie van de heer White. Gaat uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik ben natuurlijk heel erg enthousiast als ik hoor wat de Staatssecretaris vertelt,
als je kijkt naar de verschillende investeringen die worden voortgezet en die in de
planning staan. Dan kom ik bij het woordje «planning». Ik heb heel erg behoefte aan
een soort integraal plan, wat de Staatssecretaris ook al een paar keer noemde. Daar
wordt waarschijnlijk in verteld wat de doelstellingen zijn en welke acties ondernomen
worden. Maar ik heb ook heel erg behoefte aan een soort tijdspad: op welke termijn
wordt wat ingezet, wat zijn de beoogde resultaten en welke middelen worden daaraan
gekoppeld?
Staatssecretaris Szabó:
We zijn aan het nadenken over de onderwerpen die u ook naar voren brengt. Ik wil u
graag hierover schriftelijk informeren op het moment dat we een stapje verder zijn,
ik denk ergens begin februari. Dat komt dan voor het debat van de twaalfde.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik verneem dus dat de Staatssecretaris een toezegging doet dat er rond februari een
integraal plan is in combinatie met het tijdspad.
Staatssecretaris Szabó:
Een brief daarover. Ik kan niet alles uitgedacht hebben voor 12 februari, met uw welnemen.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het nog niet helemaal helder. Wat is dan het verschil? Een brief waarover dan?
Wat zegt de Staatssecretaris precies?
Staatssecretaris Szabó:
Over de voornemens die we hebben en die in een integraal plan moeten worden vastgelegd.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Maar wel in combinatie met het tijdspad?
Staatssecretaris Szabó:
Ja.
De voorzitter:
Duidelijk, meneer White?
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ja. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Geen dank. U vervolgt uw beantwoording, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Szabó:
Ik ga in op de eerste vraag van de heer White, althans de eerste die te maken heeft
met koopkracht. De vraag was: wanneer kunnen we eindelijk zeggen dat alle Nederlanders
gelijkwaardige bestaanszekerheid hebben; graag hoor ik wat de doelstelling van het
kabinet is. Het kabinet wil de bestaanszekerheid en de voorzieningen in Caribisch
Nederland verbeteren. Dit is ook vastgelegd in het regeerprogramma. We doen dit samen
met Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dit betekent dat alle verbeteringen die we voorstellen
voor Europees Nederland in principe van toepassing zijn voor Caribisch Nederland,
tenzij er redenen zijn om dat niet te doen. Daarbij houdt het kabinet er rekening
mee dat de eilanden elk een eigen context hebben.
Ik kan u hier nog verder over vertellen dat ik de afgelopen week maar ook daarvoor
met vertegenwoordigers van de eilanden heb gesproken. Dat gaan we ook heel intensief
doen tot de datum van 12 februari, want ik wil dan ook graag de economische kansen
bespreken. Ik heb binnen mijn ministerie aangegeven dat ik tempo wil maken. Dan kijk
ik ook naar mevrouw De Vries van de VVD. Ik heb er geen trek in om nu een jaar met
elkaar te gaan zitten in workshops en dat soort zaken over waar we de komende jaren
op gaan inzetten. We gaan in ieder geval inzetten op het landbouwdossier; ik denk
dat alle eilanden het daarmee eens zijn. Dat heb ik ook gezien in het kader van bezoeken
die ik heb gebracht. Ik heb deze week met een van de eilanden specifiek over het tweede
domein gesproken, want ik wil graag twee economische sectoren horen waarop we kunnen
inzetten. Een van die sectoren was gerelateerd aan ICT, en dan heb ik het specifiek
over callcenters, de callcenterbusiness. Die pak ik ook op. Ik hoop en verwacht wel
dat ik voor 12 februari nog meer sectoren langs krijg waarvan gezegd wordt: hier kunnen
we economisch in investeren, ook met logistieke steun bijvoorbeeld vanuit Nederland.
Ik wil hier vaart in maken. We hebben het heel veel gehad over het verhogen van de
bestaanszekerheid en over de ondersteuning vanuit Nederland, maar ik vind economische
ontwikkeling minstens net zo belangrijk.
Dan kijk ik bijvoorbeeld ook nog even naar Sint-Eustatius. Over 23 maanden krijgen
ze mogelijk hoog bezoek. Dat moet allemaal nog worden goedgekeurd; ik ben een beetje
voorbarig daarmee. Het kan zijn dat in het kader van de viering van 250 jaar First
Salute op Statia ook heel veel Amerikanen die kant op zullen komen. Er zijn iets van
110 bedden op het eiland. Stel dat er 300 à 1.000 mensen komen, dan moet je wat doen.
Daar moet je nu al mee begonnen zijn. Dat is nog niet gebeurd. We zitten nog in de
planfase. Maar voor Statia zie ik echt een gouden toekomst, als het gaat om toerisme
rond de First Salute en ook rond het slavernijverleden. Ik ben ook in Fort Amsterdam
geweest; Fort Rotterdam was iets moeilijker, want daar zag je bijna niks meer van.
Er zijn ideeën – niet plannen, maar ideeën – om daar iets belangrijks op te knappen,
opdat toeristen over 23 maanden ook die kant op kunnen. Ik zit inderdaad te kijken
naar substantiële verbeteringen als het gaat om economische inkomsten, ook via deze
lijnen. Ik heb de afgelopen maanden in ieder geval geleerd dat het gewoon kan. De
vraag is hoe. Dat gaan we samen doen, met mijn ondersteuning, maar we gaan het wel
doen. Als ik kijk naar debatten over dit dossier, dan hoop ik er misschien over vijf
of tien jaar heel anders bij te zitten.
De voorzitter:
Dit leidt tot een interruptie van de heer Van Haasen. Gaat uw gang.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik wil eventjes ingaan op 250 jaar First Salute. Er ligt een aangenomen motie uit
2019 om beide staatshoofden naar Sint-Eustatius te krijgen. Worden daar al voorbereidende
gesprekken voor gevoerd? Is er een kans van slagen?
Staatssecretaris Szabó:
Ik kan daar op dit moment nog niks concreets over zeggen. We hebben net verkiezingen
gehad in Amerika. De nieuwe president moet daar nog geïnaugureerd worden, dus we wachten
dat eerst af. Maar laat ik het zo formuleren: des te hoger de delegaties, des te meer
waardering dat is voor wat er 250 jaar geleden is gebeurd, denk ik.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik wil daar nog aan toevoegen dat 250 jaar First Salute natuurlijk een uitgelezen
kans is om Sint-Eustatius toeristisch op de Amerikaanse kaart te zetten. We weten
allemaal wat Amerika voor Aruba betekent, dus het zou voor Sint-Eustatius ook een
goede boost kunnen zijn. Daarom stelde ik die vraag.
Staatssecretaris Szabó:
Dat is ook mijn specifieke bedoeling, naast het feit dat het een mooi feest moet worden.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie, van mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik wil even terug naar het onderwerp van het commissiedebat, het sociaal minimum in
het Caribisch gebied. Voor mij is namelijk het volgende nog niet helder. De Staatssecretaris
geeft aan dat hij in het voorjaar komt met de invulling van die maatregelen. We hebben
natuurlijk ook de berichten gezien over alle koopkrachtgevolgen die het heeft gehad.
Mijn pleidooi was vooral: hou die periode nou zo kort mogelijk. Ik snap dat ze er
even goed over na moeten denken, maar ik krijg de vinger er niet achter waarom dat
volgens de Staatssecretaris nou per se moet wachten tot de Voorjaarsnota. Ik kan me
voorstellen dat we daar iets sneller mee zouden kunnen komen als de contouren in februari
al geschetst kunnen worden.
Staatssecretaris Szabó:
Het debat in februari gaat mij met name om de vraag waar we de komende jaren economisch
meer op kunnen inzetten. Dat is dus iets meer macro-economisch, maar ik wil zeker
tempo houden.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dat is mooi. Over het economische verhaal gaan we het inderdaad hebben op het moment
dat dat debat gepland staat, maar het ging mij meer over de duidelijkheid over de
koopkrachtmaatregelen waar het kabinet mee wil komen. Ik vind dat we die periode van
onduidelijkheid over hoe we dat gaan inrichten zo kort mogelijk moeten laten bestaan.
In het verlengde daarvan heb ik nog een opmerking. Ik hoorde de Staatssecretaris in
een tussenzin zeggen: we gaan dat allemaal volledig inkomensafhankelijk doen. Ik heb
echt wel een iets ander pleidooi gehad, om te zorgen dat niet alleen mensen met een
laag inkomen, maar ook mensen met middeninkomens hiervan kunnen profiteren. Die hebben
namelijk net zo goed last van deze hoge kosten. Ik wil daarop dus graag een reactie
van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Szabó:
De economische ontwikkelingen op de eilanden zullen niet alleen de lagere inkomens
raken, maar alle inkomenslagen. Dat dus wat dat laatste betreft. Met betrekking tot
de eerste vraag: daarop komen we terug in de reguliere begrotingscyclus, bij de Voorjaarsnota.
En het denken is al begonnen.
De voorzitter:
Mevrouw De Vries. Nee? Oké. Dan zag ik dat dit ook nog leidde tot een interruptie
van de heer White. Dat is uw derde interruptie. Ik dacht: ik wijs u daar even op.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
De derde of tweede, voorzitter?
De voorzitter:
De derde.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Goh! Dan hou ik me even in.
De voorzitter:
Oké. De heer White bewaart zijn interrupties. Dan vervolgt de Staatssecretaris zijn
beantwoording.
Staatssecretaris Szabó:
Dan heb ik weer een vraag van de heer White. Die ging over huurlastenverlichting op
Saba en Sint-Eustatius. Door de nog kleinere schaal van Saba en Sint-Eustatius is
de Bijdrage Particuliere Verhuur, zoals die nu op Bonaire in pilotvorm uitgevoerd
wordt, niet op volledig dezelfde manier uit te voeren op deze eilanden. Op Saba ontbreekt
het daarnaast nog altijd aan randvoorwaardelijke eilandelijke regelgeving rondom de
huurinkomenstabel, de huurcommissie en het woningwaarderingsstelsel. Zonder deze regelgeving
is een goede uitvoering van een regeling voor huurlastenverlichting niet mogelijk.
Momenteel worden er gesprekken gevoerd over welke ondersteuning in de particuliere
huursector passend zou kunnen zijn voor Saba en Sint-Eustatius. Het is nog niet bekend
wanneer er een vorm van huurlastenverlichting ingevoerd zal worden. Ik kan u geen
toezegging doen op de VRO-portefeuille; dat is vanzelfsprekend aan de Minister van
VRO. Ik wijs u op het aanstaande commissiedebat over volkshuisvesting in Caribisch
Nederland op 29 januari aanstaande.
Dan nog een vraag van de heer White. Die ging over de verlaging van de kosten van
levensonderhoud. Wat betreft de hoge kosten van levensmiddelen wordt er op dit moment
door het Ministerie van EZ een onderzoek uitgevoerd dat toeziet op Saba. Het onderzoek
zit in de afrondende fase en zal begin 2025 met de Kamer worden gedeeld. Daarnaast
is er begrip voor de zorgen van zowel kleine als grote ondernemers over de kosten
en het gemak van zakendoen op Saba, Sint-Eustatius en Bonaire. Het verlagen van de
kosten van zakendoen vraagt om ondersteuning van de rijksoverheid en de openbare lichamen
tezamen. Waar de openbare lichamen het ondernemerschap kunnen stimuleren met lokaal
economisch beleid, kan de rijksoverheid de randvoorwaarden voor economische ontwikkeling
op orde brengen. En als laatste: in aanloop naar het debat over de economische ontwikkelingen
op 12 februari, zal ik uw Kamer samen met de Minister van Economische Zaken informeren
over de concrete actiepunten hieromtrent.
Dan nog een vraag van mevrouw De Vries, over de verlaging van de structurele kosten.
Zij vroeg welke plannen er zijn voor de structurele verlaging van kosten van levensonderhoud,
om specifiek te zijn. Op allerlei manieren worden de kosten van levensonderhoud structureel
gesubsidieerd. Vanuit KGG worden jaarlijks de netkosten naar het niveau van Europees
Nederland gesubsidieerd. Vanuit IenW en EZ worden structureel de kosten van drinkwater
en telecom gesubsidieerd. Voor de lange termijn wordt geïnvesteerd in openbaar vervoer
en de verduurzaming van energie. Vanuit VRO biedt de verhuursubsidie structurele huurlastenverlichting
in de sociale huursector. Net zoals in Europees Nederland wordt de tegemoetkoming
voor ouders in de kosten van de kinderopvang verlaagd naar 96%.
Dan nog een vraag van mevrouw De Vries. Die ging over het wegvallen van tijdelijke
maatregelen. Zij vroeg of er budget beschikbaar is. Sinds 2022 bood het kabinet gerichte
ondersteuning aan minima met een energietoeslag van € 1.300 per jaar. Deze subsidie
loopt eind dit jaar af. Het kabinet beziet in hoeverre het de 9 miljoen voor de koopkrachtmaatregelen
voor 2025 kan inzetten om de tijdelijke maatregelen aan de kostenkant te verlengen,
zoals de energietoeslag voor minimahuishoudens. Ik zie dat er de komende jaren op
twee manieren gekort wordt op de subsidies op drinkwater in Caribisch Nederland: enerzijds
door het aflopen van de tijdelijke koopkrachtsubsidie, en anderzijds door de algemene
taakstelling op subsidies. Tegelijkertijd zet het kabinet in op het verhogen van het
inkomen en het verlagen van de kosten. Dat zetten wij door. Het kabinet maakt 9 miljoen
extra vrij voor het versterken van de bestaanszekerheid op Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba. Dit komt bovenop de middelen die eerder vrij zijn gemaakt voor bestaanszekerheid.
Het kabinet beziet hoe die middelen in 2025 het efficiëntst en effectiefst kunnen
worden ingezet, en sluit hiermee aan bij de reguliere begrotingscyclus, zoals ik daarnet
ook heb aangegeven.
Mevrouw Bruyning van NSC had een vraag over de integrale aanpak. Hoe gaat de stas
om met het advies om integraal te werk te gaan in lijn met commissie-Thodé? Het kabinet
vindt het wenselijk om voor Caribisch Nederland vanaf 2025 een vast integraal besluitvormingsmoment
te hebben over de koopkracht op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Ik bezie met mijn
collega's hoe dit verder vormgegeven kan worden. Hierin wordt op het terrein van onder
meer inkomens, kosten van levensonderhoud en fiscale maatregelen een afzonderlijke
afweging gemaakt voor Caribisch Nederland.
Een vraag van de heer White ging ook over koopkrachtachteruitgang. Vanaf 2025 lopen
een aantal tijdelijke subsidies voor het verlagen van de kosten van nutsvoorzieningen
af. Dit heeft een koopkrachtdaling tot gevolg. Tegelijkertijd zet het kabinet in op
het vergroten van het inkomen en het verlagen van de kosten, zoals daarnet ook aangegeven.
Dat zetten wij door en er wordt 9 miljoen extra vrijgegeven voor het versterken van
bestaanszekerheid, zoals ik daarnet ook heb aangegeven. Nogmaals, hierbij ben ik samen
met mijn collega's voornemens om de minima gericht te ondersteunen. Op dit moment
bekijkt het kabinet of en hoe de resterende koopkrachtmiddelen op de aanvullende post
in 2025 het efficiëntst en effectiefst kunnen worden ingezet. Hiermee wordt aangesloten
bij de reguliere begrotingscyclus, zoals ook bij de vorige vraag aangegeven.
Mevrouw De Vries had ook een vraag betreffende economie en landbouw. Levensmiddelen
zijn duur. Wat kunnen we stimuleren aan landbouw op de eilanden? Landbouw is een belangrijk
onderdeel om de eilanden zelfredzaam te maken en voor het stimuleren van de lokale
voedselvoorziening. Wat ik heel belangrijk vind en wat ik geleerd heb op mijn reizen,
is dat ik op verschillende eilanden projecten zie die gelijksoortig zijn. Ik denk
dat het goed is dat informatie over die projecten wordt gedeeld. Dan heb ik het niet
alleen over de BES-eilanden, maar ook over de CAS-eilanden, want ook daar zijn gelijksoortige
landbouwinitiatieven. Ik heb best wel wat initiatieven gezien waarvan ik denk: als
anderen die ook overnemen, is dat ook prima. Dat hoeft niet een-op-een, want ik zie
ook andere initiatieven die misschien wat minder hightech zijn, maar waar je weer
meer nettowinst uit kunt halen. Het is aan de ondernemers om die besluiten te nemen.
Dan de vraag van mevrouw Bruyning over specifieke omstandigheden op de eilanden. Ik
deel het uitgangspunt dat de eilanden ieder een geheel eigen context en specifieke
omstandigheden hebben. Deze omstandigheden, zoals de geïsoleerde ligging waar u het
over had, vormen een deel van de afwegingen bij het toepassen van het principe van
comply or explain. Voor het verlagen van de kosten van levensonderhoud betekent dit
dat het kabinet inzet op structurele verlaging van de kosten, door te intensiveren
op de lange termijn. Dit richt zich op de hoogste maandelijkse kostenposten: implementatie
van openbaar vervoer, bouw van betaalbare woningen en verduurzaming van de energievoorziening.
Ten aanzien van de arbeidsmarkt kunnen er op verzoek van de openbare lichamen beroepen
worden toegevoegd aan de lijst van uitgezonderde beroepen in de Wet arbeid vreemdelingen
BES, WavBES, en onderliggend besluit.
Mevrouw Bruyning vroeg ook of er initiatieven zijn voor investeringen in onderwijs,
gezondheidszorg en economie. Sinds 2010 is door de Ministeries van VWS en OCW intensief
geïnvesteerd in de gezondheidszorg en het onderwijs op Bonaire en Sint-Eustatius.
Dit wordt in de komende jaren voortgezet. Onderwijs in aansluiting op de arbeidsmarkt
is een van de belangrijkste randvoorwaarden. Hierover ben ik in gesprek met het Ministerie
van OCW. Dit is ook in mijn inleiding vandaag naar voren gekomen. Verder investeert
dit kabinet voor de economische ontwikkeling in de aanleg van een nieuwe zeehaven,
zoals al vermeld, het wegdek van het wegennet en de landbouw van alle eilanden. Daarbij
investeert het kabinet aanvullend via Regio Deals op Sint-Eustatius en Saba in onderwijs
en gezondheidszorg. Bonaire heeft een propositievoorstel ingediend voor de zesde tranche,
zoals aangegeven. Begin 2025 zal het kabinet daarover een besluit nemen.
Dan nog andere belangrijke zaken, als derde blokje.
De voorzitter:
Ik zie dat dit leidt tot een interruptie van mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik wil toch nog even terug naar het eerste blokje van de Staatssecretaris. Ik hoop
dat er ook geluisterd wordt naar wat er aan deze kant gezegd wordt, in plaats van
dat er dingen opgelepeld worden die van tevoren misschien al bedacht zijn. Ik heb
twee dingen genoemd die ik belangrijk vond. Eén. Zo snel mogelijk duidelijkheid over
de koopkrachtmaatregelen. Ik snap best dat je dat bij de Voorjaarsnota budgettair
verwerkt et cetera, et cetera. Dat is allemaal techniek. Maar wat betreft duidelijkheid
over wat we nou gaan doen vind ik het belangrijk dat we dat eerder doen dan bij de
Voorjaarsnota.
Twee. De inkomensafhankelijkheid. Ik hoor echt de hele tijd alleen maar over inkomensafhankelijkheid
van de minima, de minima, de minima. Ik denk dat ook de middeninkomens op de BES-eilanden
een probleem hebben om rond te komen, vanwege de hoge vaste lasten. Ik vind dat we
daar ook oog voor moeten hebben. Ik hoop dat het kabinet ook dat mee gaat nemen bij
de uitwerking. Ik krijg een beetje het idee dat dat weer een vooraf opgelepeld verhaaltje
wordt, en dat zou ik jammer vinden, want wij geven best wel een aantal concrete dingen
aan, denk ik.
Staatssecretaris Szabó:
De inzet is ook compensatie van koopkrachtverlies, en dan hebben we het niet alleen
over de minima, maar ook over de middeninkomens. Met betrekking tot de Voorjaarsnota
zult u inderdaad toch nog een beetje geduld moeten hebben. Als we goede ideeën hebben
die we van tevoren al kunnen delen, ben ik de beroerdste niet, om die in ieder geval
op tafel te leggen.
De voorzitter:
Afdoende? Ja?
Staatssecretaris Szabó:
Mevrouw De Vries heeft een vraag over de reparatie van het Belastingplan BES-eilanden
in 2025. Op 3 december is de motie-Ceder c.s. aangenomen, die oproept om het amendement-Grinwis
op het Belastingplan BES 2025 terug te draaien. Op 6 december heeft uw Kamer een brief
ontvangen, waarin het kabinet toezegt dat die novelle op korte termijn komt. Het kabinet
krijgt deze week het advies van de Raad van State en zal de novelle vervolgens, geheel
volgens de planning, uiterlijk aanstaande vrijdag 13 december bij uw Kamer indienen.
De commissie voor Financiën van uw Kamer heeft in de procedurevergadering van 5 december
al gesproken over de wijze waarop ze deze snel kan behandelen, zodat de novelle ook
op tijd naar de Eerste Kamer kan. Zij stemmen op dinsdag 17 december over het Belastingplan,
inclusief de novelle. Dat is een strak tijdpad, maar gezien de Kamerbrede steun voor
de motie-Ceder c.s. en de brede steun in de Eerste Kamer heeft het kabinet er alle
vertrouwen in dat de novelle goed de eindstreep haalt.
Voorzitter. Over de Kinderrechtentoets moet ik even heel eerlijk zijn. Ik heb net
op de site van de Kinderombudsman bekeken wat er naar buiten is gebracht. Ik ben dus
nu bekend met de Kinderrechtentoets, als dat uw vraag was. Het gaat om wet- en regelgeving
over hulpmiddelen voor beleidsmakers. Meteen na dit debat, dat wat vroeger afloopt
dan gepland, zal ik dit gaan lezen. Nee, we zijn er nog niet. Vanuit mijn coördinerende
rol zal ik erop toezien dat de Kinderrechtentoets ook wordt nageleefd bij andere te
nemen maatregelen.
Dan de vraag van mevrouw Bruyning over beleid en wetgeving. Wat doet de Staatssecretaris
om ervoor te zorgen dat hun stemmen worden gehoord en meegenomen in het beleidsproces?
Dit gaat weer over kinderen, neem ik aan. Nee, over de consultatieplicht van volwassenen.
Ik heb het voornemen de formele consultatieplicht van artikel 209 WolBES uit te breiden.
Een voorstel hiertoe wordt meegenomen in het wetstraject WolBES. Gecodificeerd zal
worden dat de eilanden in alle gevallen worden betrokken. Als uitgangspunt geldt hiervoor
een termijn van twee maanden. Daarnaast bereid ik voorstellen voor die de betrokkenheid
van de eilanden bij het beleids- en wetgevingsproces beter waarborgen, ook in de verschillende
fases van de beleids- en wetgevingsprocessen. Bovendien maakt dit het principe van
comply or explain ook beter uitvoerbaar. Verder is het met het oog op lokale uitvoeringskracht
cruciaal om steeds een balans te vinden tussen het juist en tijdig betrekken van de
eilanden en voorkomen dat zij worden overspoeld met informatie.
Voorzitter. De laatste vraag gaat over de heer Hato. Daar wil ik graag kort over zijn,
met uw welnemen. Zoals aangegeven in het persbericht is er een keus gemaakt door de
heer Hato. Ik respecteer dit besluit en heb daar verder niks aan toe te voegen.
De voorzitter:
Dank, Staatssecretaris. Dat brengt ons aan het einde van de beantwoording van deze
Staatssecretaris. Mist iemand nog antwoorden op vragen aan deze Staatssecretaris?
Nee, alle vragen zijn beantwoord. Dan gaan we over naar de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voor zijn beantwoording.
Staatssecretaris Nobel:
Dank u wel, voorzitter. Ik ben vlot, maar niet zo vlot. Dank dat ik toch nog even
de gelegenheid krijg om ook namens Sociale Zaken hier de inbreng te doen. Welkom aan
iedereen op de tribune. Mensen zijn vaak enthousiast om hier debatten te volgen, maar
om er zoveel kilometers voor af te leggen, is toch wel iets waar we even bij stil
moeten staan.
Voorzitter. Dank. Goed om hier vandaag met uw Kamer te praten over de bijzondere gemeenten
van Nederland, in het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Bon dia voor de mensen die
daar meekijken naar dit debat. Vandaag spreken we over het sociaal minimum in Caribisch
Nederland en over het rapport dat is uitgebracht door de Commissie sociaal minimum.
Dat rapport laat zien, zoals velen van u zojuist ook hebben gezegd, dat in vergelijking
met Europees Nederland de inkomens relatief laag zijn en de kosten relatief hoog.
Ook de kosten van levensonderhoud zijn relatief hoog.
Afgelopen september ben ik zelf ook afgereisd naar Bonaire, Sint-Eustatius en Saba
en ik heb daar met eigen ogen kunnen zien wat er speelt en hoeveel mensen er moeite
hebben om rond te komen. Ik heb op een aantal eilanden ook samen met mijn partner
Thijs – ik zeg alvast excuus voor Thijs – boodschappen mogen doen. Wij hebben echt
als gierige Hollanders geprobeerd om het boodschappenmandje zo goedkoop mogelijk te
vullen, maar dat was ontzettend lastig. We zagen dat bijna alle producten in de supermarkt
duurder waren dan in het Europese deel van Nederland, op een blikje tonijn na, want
dat konden we wel goedkoper scoren. Ik heb best veel gereisd in mijn leven, maar ik
moet zeggen dat ik daar enorm van schrok. Je hoort dat natuurlijk, maar op het moment
dat je zelf met die winkelwagen door de supermarkt gaat, word je echt met de neus
op de feiten gedrukt.
Ik heb op alle eilanden niet alleen mogen spreken met bestuurders, maar ook met inwoners
en maatschappelijke organisaties. Ik ben bij kinderopvangorganisaties wezen kijken.
Ik zal in mijn betoog de Kamer daar ook voor een deel in meenemen. De uitdagingen
op de eilanden zijn groot. Het was voor mij dus heel confronterend om te zien hoeveel
mensen – in absolute aantallen zijn dat er misschien niet veel, maar wel als percentage
van het aantal eilandbewoners – in armoede leven. Dat zei de heer Van Haasen ook al.
Ik ben ook wel geraakt door de gesprekken die ik daar heb gevoerd met ondernemers.
Ik heb bijvoorbeeld op Saba gesproken met mensen van de Saba Business Association
over de uitdaging die zij als ondernemers ervaren in de context van een klein eiland.
Dat is namelijk wat ze zelf ook zeggen: we zijn een heel klein eiland en als ondernemers
willen we hier toch het beste doen. Dat is best wel uitdagend. Het is überhaupt uitdagend
om ondernemer te zijn, maar ondernemer zijn op een heel klein eiland brengt nog wat
extra uitdagingen met zich mee.
Op ieder eiland heb ik wel kunnen zien hoe duur de dagelijkse boodschappen zijn. Ik
heb bijvoorbeeld ook samen met maatschappelijk werkers op Sint-Eustatius een vergelijkend
prijsonderzoek gedaan. Ik heb zojuist al verwezen naar het winkelkarretje waarin uiteindelijk
alleen het blikje tonijn goedkoper bleek te zijn, en alle andere producten heel erg
duur. Op dat moment schrok ik ook heel erg van de prijs van de babyvoeding. Ik ben
zelf vrij recent weer vader geworden; dat zijn op zich altijd mooie dingen. Maar als
ik zie hoe duur de babyvoeding op de eilanden is, denk ik wel: als dat hier zo was
geweest, hadden we denk ik een heel ander gesprek met elkaar gehad.
Op Bonaire ben ik samen met de medewerkers van het openbaar lichaam en de RCN-unit
ook de wijk ingegaan om te kijken wat we allemaal doen op het gebied van sociale zaken.
Ik ben met de inwoners in gesprek gegaan en ik heb gezien hoe er vanuit de unit op
een hele proactieve en laagdrempelige manier mensen worden geholpen. Ik denk dat het
ook wel mooi is om te zeggen dat we als Europees Nederland misschien soms iets kunnen
leren van de bijzondere gemeenten. Vergeleken met de wijze waarop wij allerlei regelingen
hebben ingericht en de manier waarop regelingen tegen elkaar in werken, gaat het daar
vaak een stuk efficiënter. Dat komt voor een deel natuurlijk doordat veel regelingen
er niet zijn, maar ook bestaande regelingen verlopen daar efficiënt.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Van Haasen. Gaat uw gang.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik heb een vraag aan Staatssecretaris Nobel. Hij vertelt net wat babyvoeding op Sint-Eustatius
kost en dat hij ervan geschrokken is dat het zo duur is. Ik wil daar wel een vraag
aan koppelen. Waarom is dan van die drie eilanden op Sint-Eustatius de kinderbijslag
het laagst? Waarom is die niet gelijk?
Staatssecretaris Nobel:
Dit punt zit ook in de beantwoording van mijn vragen. We hebben de afgelopen jaren
daar inderdaad wel stappen gezet op het gebied van het sociaal minimum. We hebben
de kinderbijslag verhoogd en we hebben het minimumloon verhoogd, maar u schetst terecht
dat we er nog niet zijn. Eigenlijk zien we met name vanuit Sociale Zaken – ik vind
dat heel pijnlijk – dat we de afgelopen jaren echt heel veel hebben gedaan, maar dat
de kosten eigenlijk nog meer stijgen. Dan voelt het heel gek dat je jaar in, jaar
uit telkens toch meer geld naar de eilanden brengt om daar goede dingen mee te doen.
Ik heb ook gesproken met de bestuurders daar, die zeggen dat er heel veel gebeurt
en dat ze daar heel blij mee zijn. Tegelijkertijd, als die kosten, bijvoorbeeld van
de babyvoeding, maar blijven stijgen, is het ondanks het feit dat we relatief veel
doen vanuit Sociale Zaken, wel zo dat je uiteindelijk het verschil in koopkracht voor
de mensen daar niet repareert. Dat heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
ook geschetst.
De voorzitter:
De heer Van Haasen, dit is uw laatste interruptie.
De heer Van Haasen (PVV):
Het gaat mij eigenlijk om het verschil tussen de eilanden zelf. Er wordt veel gerefereerd
aan het verschil tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. We zien dus ook
dat er in Caribisch Nederland gewoon verschillen zijn. Nu wordt de kinderbijslag dus
percentagegewijs verhoogd, maar daarmee ga je eigenlijk het bedrag in dollars groter
maken. Een percentage van 225 of van 215 schept weer een groter verschil. Ik vind
het een beetje vreemd. Volgens mij zit er niet zoveel verschil tussen de prijzen van
luiers en babyvoeding op Sint-Eustatius en die op Saba. Dat is een beetje mijn vraag.
Staatssecretaris Nobel:
Ik begrijp wat u zegt. Zoals de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken zojuist ook
heeft aangegeven, moeten we niet vergeten dat de drie eilanden op zich ook best wel
van elkaar kunnen verschillen. Dat geldt ook op het gebied van de prijzen in de supermarkt.
Bonaire is namelijk echt niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld Saba. Ook de inflatie
op de eilanden is niet gelijk. Ik snap dus dat als je sec kijkt naar wat er op het
gebied van bijvoorbeeld de kinderbijslag gebeurt, dat dan op het eerste oog heel vreemd
lijkt. Tegelijkertijd zie je dat er ook verschillen tussen beide eilanden zijn op
bijvoorbeeld het gebied van de kosten. Er is denk ik helaas niet een eenduidig antwoord;
we kunnen niet zeggen «dit is goed» of «dat is fout». Als we namelijk aan de ene regeling
gaan morrelen, betekent dat ook iets voor de andere regeling. Dat maakt de adviezen
over het sociaal minimum ook niet heel makkelijk in één keer door te voeren. Soms
valt er misschien iets voor te zeggen om ergens naar te kijken. Zoals mevrouw De Vries
zegt, ligt de AOW-leeftijd daar lager dan hier. Dat klopt. Dan kun je zeggen: dan
is het daar misschien beter of rianter geregeld dan in het Europese deel van Nederland.
Tegelijkertijd is er geen WW op de eilanden. Daar wordt overigens wel hard aan gewerkt
en dat gaat in 2025 in consultatie. Er is ook geen WIA. Ook heel veel andere sociale
regelingen zijn er niet. We moeten dus met elkaar blijven zoeken naar wat haalbaar
is op de eilanden zelf. Dat heb ik ook van de bestuurders teruggekregen. Van heel
veel zaken die wij hier hebben geregeld, zeggen ze: doe dat alsjeblieft niet zo bij
ons. Denk bijvoorbeeld aan de WIA. Als we die daar opnieuw mogen inrichten, zouden
we wel stom zijn als we dat precies zo zouden doen als het hier is gegaan, want we
zien hoe complex die is. Bij alles wat we doen, moeten we dus ook kijken naar de uitvoerbaarheid,
de draagkracht en de vraag wat voor elk eiland de juiste maatregel is. Daarbij zouden
we moeten proberen om alles zo veel mogelijk in lijn met elkaar te doen. Maar soms
kunnen er goede redenen voor zijn om dat niet te doen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een volgende interruptie van de heer White. Gaat u uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Het is heel erg mooi om te horen dat de Staatssecretaris goeie gesprekken heeft gevoerd.
Hij is empathisch en ook ontvankelijk voor de geluiden van de eilanden. Ik hoor dat
hij meerdere bezoeken heeft gepleegd en ook met de mensen en de bestuurders zelf gesproken
heeft. Ik denk dat het goed en belangrijk is dat dit in samenhang gebeurt. Misschien
mag ik een relatie leggen met de toezegging van Staatssecretaris Szabó over het integrale
plan dat er moet komen. Ik neem aan dat dit allemaal samenkomt. Ik ben nog wel even
benieuwd hoe de Staatssecretaris kijkt naar hoe we dat moeten doen tussen het moment
van 1 januari, waarop het minimum omhooggaat, en het moment dat al die maatregelen
effectief zouden moeten worden, waarvoor we nog een tijdpad krijgen. Hoe zouden we
die periode moeten overbruggen? Hoe zouden de mensen, over wie de Staatssecretaris
empathisch is geweest, deze periode moeten overbruggen?
Staatssecretaris Nobel:
Volgens mij is er een verschil tussen het indexeren van de regelingen en uiteindelijk
meer doen op het gebied van beleid. Dat zijn twee verschillende dingen. We hebben
9 miljoen gereserveerd waarmee we maatregelen kunnen treffen. Die indexatie moet gewoon
per 1 januari doorgang vinden. Anders stijgen de kosten door, maar gaat de indexatie
niet door. Dan komen we inderdaad op het hellende vlak terecht dat u schetst. Tegelijkertijd
moeten we alles, van alle ministeries, bij elkaar leggen – dat coördineert de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken – om te bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de kosten
uiteindelijk wat meer worden gedrukt. Daar komen we straks bij de beantwoording van
de vragen wel op terug. Niemand heeft er baat bij, ook de eilandbewoners niet, als
er steeds meer middelen vanuit het Europees deel van Nederland komen en de kosten
tegelijkertijd blijven stijgen. Het gaat gewoon om de vraag of je uiteindelijk kunt
rondkomen op het eiland.
De voorzitter:
Dat was afdoende voor de heer White. Dan vervolgt de Staatssecretaris zijn beantwoording.
Staatssecretaris Nobel:
Ik denk dat het logisch is om mijn betoog te hervatten bij: er blijft nog een hoop
te doen op het gebied van het dagelijks leven en de bestaanszekerheid in Caribisch
Nederland. In mijn gesprekken met de bestuurscolleges hebben we het onder andere gehad
over de regelingen die momenteel nog in het socialezekerheidsstelsel missen, bijvoorbeeld
de WW, zoals ik al aangaf. Maar denk ook aan de uitdagingen die werkgevers hebben
om goed personeel te vinden vanwege de arbeidskrapte. De rode draad in deze gesprekken
op de drie eilanden was telkens dat de hoge kosten het heel moeilijk maken om uiteindelijk
in het levensonderhoud te kunnen voorzien, vanwege de koopkracht, maar bijvoorbeeld
ook om zaken te kunnen doen.
De uitdagingen zijn groot, maar ik heb tijdens mijn reis ook heel veel positieve indrukken
opgedaan. Ik heb ontzettend veel bewondering voor de veerkracht van alle mensen die
bijdragen aan de samenleving en die hun schouders eronder blijven zetten. Misschien
ter vergelijking met het Europees deel van Nederland: ik heb ontzettend veel mensen
gesproken die aangeven wel twee of drie banen te hebben. Aan het werkethos in het
Caribisch gebied zal het dus in ieder geval niet liggen. Er is ontzettend hard gewerkt
aan de kwaliteit van bijvoorbeeld de kinderopvangorganisaties. Het is mooi om te zien
dat de kinderopvang op de BES-eilanden heel goed is geregeld, eigenlijk vergelijkbaar
met Nederland, maar in de uitvoering hebben we ervoor gekozen om die daar voor iedereen
toegankelijk te maken. Ik heb een mooi werkbezoek gebracht aan de Saba Reach Foundation.
Ik heb daar onder anderen mensen met een arbeidsbeperking gezien die naar werk worden
begeleid. Ik mocht daar ook de nieuwste sportschool openen. Ik heb daar wat pull-ups
mogen doen, maar het videomateriaal daarvan is alleen op mijn telefoon beschikbaar.
Mijn privételefoon! Het is heel mooi om te zien hoe ook onze eigen lokale medewerkers
van Sociale Zaken alles uit de kast halen om bijvoorbeeld ook ouderen op het eiland
in het zonnetje te zetten. Een aantal van die medewerkers zijn hier ook aanwezig.
Ik denk dat het goed is om ook een beetje terug te kijken op wat er allemaal is gebeurd
in 2024. Kort na de aanvang van mijn ambt in het Caribisch gebied ... Ik zie nu allemaal
mensen opstaan en de zaal verlaten. Ik hoop niet dat dat vanwege mijn spreektekst
is!
De voorzitter:
Er wordt bevestigd dat dat niet zo is!
Staatssecretaris Nobel:
Voor de kijker thuis: er wordt vriendelijk gelachen en gezwaaid door de mensen uit
het Caribisch gebied.
Het is goed geweest om kort na de aanvang van mijn ambt naar het Caribische gebied
van Nederland te zijn gereisd, om ook de lokale context te leren kennen. Veel inwoners
van Caribisch Nederland leven namelijk nog steeds in armoede, en dat moet echt anders.
In 2024 hebben we veel concrete stappen gezet om meer mensen aan het werk te krijgen,
maar ook om meer geld in de portemonnee van mensen te krijgen. Dat deden we bijvoorbeeld
door het minimumloon te verhogen – het is al een aantal keren aangehaald – de uitkeringen
te verhogen en ook de kinderbijslag fors te verhogen. Op Prinsjesdag is er 9 miljoen
structureel gereserveerd voor Caribisch Nederland en specifiek voor de koopkracht
in Caribisch Nederland, maar het gaat naast het verhogen van het besteedbaar inkomen
ook om het verlagen van de kosten van levensonderhoud en het treffen van flankerend
beleid. Dat kan dit kabinet niet alleen. Daarom maken we ook structureel 2 miljoen
euro vrij om samen met de openbare lichamen aan armoede- en schuldenbeleid te werken.
Flankerend beleid gaat bijvoorbeeld ook over het kunnen combineren van arbeid en zorg
en het hebben van een sociaal vangnet bij onverwachte tegenslagen in het leven. We
werken daarom hard om het socialezekerheidsstelsel naar een gelijkwaardiger niveau
te trekken met dat in Europees Nederland, want mensen moeten genoeg te besteden hebben,
maar uiteindelijk moeten ze ook naar vermogen mee kunnen doen. Dat is misschien wel
het allerbelangrijkste.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vragen die zijn gesteld. Ik begin bij mevrouw De Vries,
die vroeg naar het versoberen bij het toepassen van comply or explain. Bij comply
or explain moeten we ook kijken naar wat er royaler is geregeld dan in Nederland.
Dat gaf u terecht aan. Het kabinet gaat gewoon door op het pad van werken naar meer
gelijkwaardigheid voor de inwoners van Caribisch Nederland. Tegelijkertijd moeten
we, zoals u ook schetst, kijken waar die verschillen zitten in het stelsel, en of
die wel terecht zijn. Ik zal dat gebruiken om stapsgewijs wel toe te werken naar gelijkwaardigheid.
Ik kan me voorstellen dat we, ook omdat een heel aantal punten die worden aangedragen
niet een-twee-drie toepasbaar zijn qua uitvoering in het Caribisch gebied, tot de
conclusie komen dat het soms misschien wel iets royaler gaat in het Caraibische deel
van Nederland. Tegelijkertijd kunnen we op sommige gebieden niet de stappen zetten
die we zouden willen zetten, en daar moeten we met elkaar een balans in vinden. U
schetst namelijk terecht dat er op sommige terreinen te weinig stappen worden gezet,
terwijl we soms juist net een stapje meer zetten. Dat is lang niet altijd omdat we
per se dat stapje meer willen zetten. Het is ook omdat we moeten kijken naar wat uitvoerbaar
is. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de energietoeslag. Daarbij moeten we ook goed
kijken hoe we die in de uitvoering eenvoudig kunnen houden. Wil je op een eiland als
Saba, met zo weinig inwoners, een heel zwaar regime optuigen voor een koopkrachtreparatie?
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het is mijn laatste vraag, volgens mij.
De voorzitter:
Ja, het is inderdaad uw laatste interruptie.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik hoor de Staatssecretaris nu een aantal keren zeggen: we moeten daarmee aan de slag.
Ik hoor hem echter nooit over de vraag welke kosten dat meebrengt voor het bedrijfsleven.
Ik denk dat zeker het midden- en kleinbedrijf op de eilanden het best zwaar heeft,
ook vanwege een aantal verhogingen. Ook de WW-premies komen daar natuurlijk weer terecht.
Ik ben wel benieuwd hoe de Staatssecretaris dit wil meenemen in de uiteindelijke uitwerking.
Ook de commissie-Thodé adviseert immers om onlosmakelijk te kijken naar de kosten
voor de ondernemers op de eilanden.
Staatssecretaris Nobel:
Een heel terechte vraag. Het minimumloon is gigantisch gestegen. Dat is met name bij
de ondernemers terechtgekomen. Deze stijging was dermate fors dat ik wel durf te stellen
dat het heel ingewikkeld was geweest om dat hier zomaar even door de polder te halen,
zoals we dat in het Europees deel van Nederland kennen. Mijn ervaring is dat de meeste
ondernemers er op zich achter staan, alleen wel vinden dat het heel hard is gegaan.
Niet alleen door de ondernemers, maar ook door de lokale bestuurders wordt aangegeven
dat we nu niet nog heel veel meer van ondernemers moeten vragen, want anders vallen
ze om en daarmee valt mogelijk voor een deel ook de economie om. Wat dat betreft hebben
we daar voorlopig echt wel voldoende gedaan. We moeten echt zorgen dat het in balans
blijft, want we hebben er niets aan als straks de ondernemers op de fles gaan en mensen
daardoor bijvoorbeeld geen baan meer hebben. Dat is wel het laatste wat we met elkaar
willen.
Ik ben het met mevrouw De Vries eens dat we ook goed moeten kijken naar hoe we ondernemers
kunnen blijven ondersteunen. Dat kan misschien in premies of andere dingen, om aan
de andere kant ook verlichting te brengen als de kosten omhooggaan. We moeten zeker
oog houden voor die balans.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een interruptie van de heer White. Gaat uw gang. Uw laatste interruptie,
wil ik nog even benadrukken.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dat dacht ik al, voorzitter. Wat dit punt betreft ga ik zeker ook mee met mevrouw
De Vries. Ik vind namelijk dat kleine ondernemers, micro-ondernemers, een hele belangrijke
rol spelen in het sociale ecosysteem. Heel veel van die kleine ondernemers hebben
mensen in dienst die op het minimum zitten. Op het moment dat die onder druk komen
te staan heeft dat mogelijk ook weer gevolgen voor die minima, dus we zouden echt
niet willen dat die omvallen. In aansluiting op uw reactie op mevrouw De Vries is
mijn vraag om dit mee te nemen bij de toezegging over het integraal plan die we net
gehad hebben, en om daar ook een tijdpad aan te verbinden.
Staatssecretaris Nobel:
Wat vooral heel lastig is bij de eilanden is dat heel veel informatie niet beschikbaar
is. Volgens de lokale Kamer van Koophandel is er meer informatie nodig om te komen
tot een ijkpunt, een nulpunt op grond waarvan je kunt gaan bouwen. Ik denk dat we
het niet moeten onderschatten. Dit speelt niet alleen bij kleine lokale ondernemers,
maar ook bij hotels die een wat grotere omvang hebben. Als in één keer voor al je
personeel de lonen omhooggaan en er allerlei sociale regelingen in het leven worden
geroepen, heeft dat ook effect op het bedrijfsleven. Ik zou er voorzichtig mee zijn
om dat alleen te koppelen aan kleine ondernemers. De Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken heeft al gezegd in gesprek te zijn over het verzamelen van meer informatie,
om bijvoorbeeld de vraag die u stelt ook aan een tijdpad te kunnen koppelen. Voor
nu kan ik dat niet toezeggen, maar dat heeft er meer mee te maken dat we een gebrek
aan informatie hebben vanuit de eilanden zelf.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Staatssecretaris Nobel:
Hiermee heb ik ook al een beetje antwoord gegeven op de vraag van mevrouw De Vries
over de effecten voor ondernemers en wat de verhouding is tussen de toename van de
kosten voor werkgevers en wat er uiteindelijk wordt gecompenseerd. Ik had het al over
de werkgeverspremies. Ik heb nu exact dat het gaat om 3,1%. Het komt erop neer dat
dit verschil bij de tegemoetkoming afhankelijk is van de reëel toegenomen kosten per
werkgever. Dit is ook de zorg die u heeft en die probeer ik ook over te brengen naar
meneer White. Laten we niet doen alsof dit alleen zit bij kleine ondernemers. De grotere
ondernemers op het eiland dragen ook weer heel veel kleine ondernemers, dus wat dat
betreft is het ook een ecosysteem in de economie en het is ook een economie die niet
vergelijkbaar is met de economie zoals we die kennen in Europees Nederland.
De heer White vroeg ook om een reflectie op bestaanszekerheid. Ik heb daar volgens
mij heel veel over verteld in mijn inbreng.
Mevrouw Bruyning vroeg namens NSC of ik kan toelichten hoe vaak de evaluaties van
het sociaal minimum gaan plaatsvinden en of er plannen zijn om deze te intensiveren
en in samenwerking met lokale autoriteiten op te pakken. De Commissie sociaal minimum
heeft een norm geadviseerd voor de hoogte van het sociaal minimum. Dit is gedaan op
basis van de minimumvoorbeeldbegroting van het Nibud, zoals u uiteraard ook heeft
kunnen lezen. Onderdeel daarvan is dat we die minimumvoorbeeldbegrotingen ook jaarlijks
gaan actualiseren. Daarbij willen we ook in kaart brengen wat de koopkrachteffecten
zijn. Dat doet het Nibud ook voor Europees Nederland.
Mevrouw Bruyning vroeg ook naar de monitoring en welke concrete stappen er zijn genomen
om de implementatie van de aanbeveling over het sociaal minimum en de effecten daarvan
te meten. We hebben aan het CBS gevraagd om de effecten van de verhogingen van het
minimumloon, de uitkeringen en de kinderbijslag te monitoren. We hebben hierbij aandacht
voor de positieve effecten voor inwoners en ondernemers, en uiteraard ook voor de
negatieve. We hebben het zojuist gehad over wat de effecten zijn van de verhoging
van het minimumloon, die echt heel snel is gegaan. We zullen de komende tijd ook met
elkaar moeten bezien wat het effect daarvan is.
Uw Kamer heeft die monitor overigens gisteren ontvangen. Daaruit blijkt dat nog niet
alle resultaten over 2024 binnen zijn. Die neemt het CBS mee in een volgende versie.
Daarnaast heb ik ook nog aan het Nibud gevraagd of het mee wil kijken bij de minimumvoorbeeldbegroting.
Dan nog een vraag van mevrouw Bruyning: sluit het huidige sociaal minimum daadwerkelijk
aan bij de werkelijke kosten van het levensonderhoud op de eilanden? Ik denk dat het
antwoord daarop nee is en tegelijkertijd denk ik dat we met elkaar moeten erkennen
dat er de afgelopen tijd wel heel veel stappen zijn gezet, maar dat we er nog niet
zijn. We zijn er bijvoorbeeld nog niet voor huishoudens met kinderen. Daarom verken
ik de mogelijkheid voor een aanvullende kindregeling. Maar niet alles kan generiek.
Ik denk dat we er heel goed oog voor moeten houden of het wel verstandig is om het
generiek te doen, of het in de uitvoering nog is te dragen. Tegelijkertijd moeten
we niet uit het oog verliezen – mevrouw De Vries refereerde daar ook al aan – dat
er meer is dan alleen de sociale minima. Ook de middeninkomens moeten we blijven ondersteunen
indien de kosten zullen blijven stijgen. De gerichte maatregelen moeten we met elkaar
blijven onderzoeken.
Dan opnieuw een vraag van mevrouw Bruyning. Zij vroeg mij om een duidelijke tijdlijn.
In de kabinetsreactie hebben we al aangegeven welke stappen het kabinet gaat zetten.
Ik zal in de volgende voortgangsrapportage ook de bestaanszekerheid van Caribisch
Nederland opnieuw meenemen in de tijdlijn. Ik kan u wel voor een aantal dingen alvast
een tijdlijn schetsen. De WW willen we in consultatie brengen in 2025. Denk bijvoorbeeld
ook aan een verlofregeling en een medische uitzending. Ook die willen we in consultatie
brengen in 2025. Voor mij persoonlijk een toepasselijk iets is het vaderschapsverlof,
of eigenlijk veel breder: we willen het verlofstelsel in januari met de Tweede Kamer
bespreken.
Dat waren volgens mij mijn vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Dan dank ik de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik stel voor
om direct over te gaan naar de tweede termijn. De leden hebben allemaal twee minuten
spreektijd. Ik geef het woord aan de heer White van GroenLinks-PvdA voor de tweede
termijn van de Kamer.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wil de staatssecretarissen bedanken voor hun antwoorden. Ik heb
er in ieder geval een goed gevoel aan overgehouden dat we in de aankomende tijd de
maatregelen en initiatieven die in het verleden zijn ingezet, goed gaan doorzetten.
Ook komt er efficiëntie bij, middels zo'n tijdspad, en gaan we concreet horen wat
er precies gaat gebeuren en in welke hoedanigheid en binnen welk tijdsbestek. Ik vraag
graag een tweeminutendebat aan voor het vervolg.
De voorzitter:
Ik zie dat dit leidt tot een vraag van mevrouw De Vries. Of toch niet?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Nou, het is altijd handig voor de voorbereiding om te weten om welk punt het precies
gaat.
De voorzitter:
Zou de heer White willen toelichten op welk punt hij het tweeminutendebat aanvraagt?
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het altijd goed is om vooruit te kunnen kijken op afspraken die we nu
gemaakt hebben en om daaraan vast te kunnen houden. Vandaar ook een tweeminutendebat.
De voorzitter:
Dank voor de toelichting, meneer White. Het staat ieder Kamerlid uiteraard vrij om
een tweeminutendebat aan te vragen. Ik noteer bij dezen dat het tweeminutendebat is
aangevraagd door de heer White. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Haasen van
de PVV.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik wil de staatssecretarissen bedanken voor hun heldere uitleg. Ik had geen vragen
gesteld, dus ik hoef ze ook niet te bedanken voor de antwoorden op mijn vragen. Maar
in ieder geval bedankt voor de antwoorden op de vragen van mijn collega's.
Dank.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw De Vries van de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording in elk geval. Een paar zaken nog
wat mij betreft.
De motie-Ceder over het Belastingplan BES wordt aangehaald alsof die de redder van
het Belastingplan en het voorstel is, maar we moeten ook wel eventjes beseffen dat
die ellende en dat gedoe allemaal veroorzaakt zijn door een ander amendement, waar
de PVV en de VVD volgens mij niet voor waren. Ik vind dat er ook wel eventjes goed
moet worden nagedacht voordat amendementen worden ingediend en over de vraag wat de
effecten van een amendement zijn.
Dan het punt van de verlaging van de structurele kosten van het levensonderhoud. Ik
hoorde de Staatssecretaris zeggen: ov, verduurzaming en betaalbare woningen. Dat zijn
natuurlijk belangrijke elementen, maar ik zou echt wel een wat steviger verhaal willen
over de kosten voor de langere termijn. Dat hoeven echt niet altijd investeringen
te zijn, maar dat kan soms ook in iets van regelgeving zitten, bijvoorbeeld dat je
meer mededinging probeert mogelijk te maken. Ik wou eigenlijk vragen om een soort
toezegging. Als we toch een tweeminutendebat gaan doen, ga ik dat misschien in de
vorm van een motie doen, maar dat hoeft wat mij betreft niet per se. Kunnen we in
het eerste kwartaal een soort plan krijgen hoe je dat bij die structurele kosten niet
gaat doen via allemaal toeslagen, subsidies en het rondpompen van geld? Ik denk dat
het beter is om dat voor de langere termijn te doen.
Ik ben nadrukkelijk ingegaan op het punt van de ondernemers om de balans erin te houden
en om te bekijken wat het voor die bedrijven betekent. Ik hoop echt dat de Staatssecretaris
en het kabinet goed geluisterd hebben. Ik heb gevraagd om zo snel mogelijk duidelijkheid
te geven over wat de maatregelen zouden kunnen zijn, ook al verwerk je die pas bij
de Voorjaarsnota, en om daarover het gesprek aan te gaan met de Kamer.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wil de heer White vragen om het voorzitterschap weer van mij over te nemen, zodat
ik ook de tweede termijn kan doen.
Voorzitter: White
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Bruyning de gelegenheid om een uiteenzetting te doen van haar tweede
termijn.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beide staatssecretarissen hartstikke bedanken voor
hun antwoorden. Het klinkt heel hoopvol. Ik zie dat er goede stappen zijn gezet. Ik
wil beide staatssecretarissen op het hart drukken dat het niet alleen bij woorden
kan blijven, maar dat er ook echt daadwerkelijk stappen genomen moeten worden. Daarbij
moeten te allen tijde de inwoners en het landsbestuur meegenomen worden in de besluitvorming
en het ontwerp van bepaalde regelingen.
Ik wil ook nog aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
vragen op welke termijn de Kamer geïnformeerd kan worden over betere waarborgen voor
het principe van comply or explain, zoals de Staatssecretaris dat heeft aangegeven.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Bruyning voor haar inbreng en ik geef het voorzitterschap bij dezen
weer terug.
Voorzitter: Bruyning
De voorzitter:
Hiermee komen we bij het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik
kijk even of een korte schorsing nodig is. Hoelang hebben de staatssecretarissen nodig?
Of kunt u meteen door?
Staatssecretaris Szabó:
Ja.
De voorzitter:
Oké.
Staatssecretaris Szabó:
Voorzitter. Als ik het wel heb, heb ik nog twee vragen openstaan. De ene is van mevrouw
De Vries, over de kostenverlagingen en de plannen daaromheen. Ik denk toch dat ik
naar het voorjaar kijk, want ik wil dit gewoon goed doen. Op de tweede vraag, over
comply or explain, kunnen we in Q2 terugkomen.
Nog even over de eerste vraag, maar dat is een herhaling van wat ik eerder heb gezegd.
Kostenverlaging is heel belangrijk, maar tegelijkertijd zet ik ook in op economische
ontwikkeling. Zoals ik eerder zei, hebben we dan over tien jaar een ander debat dan
we nu hebben. Dan heeft iedereen het gewoon goed, als de economie goed draait en iedereen
daarin wordt meegenomen.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vervolgvraag of een interruptie van mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Mijn concrete vraag was of u met een voorstel kunt komen. Het kan inderdaad ook zijn
dat de landbouw volgens de Staatssecretaris een deelelement is ter verklaring van
de vaste kosten. Maar het zit meer in de hele keten: de instabiliteit, het aanbod
en de concurrentie op de eilanden natuurlijk. Het kan ook zijn dat we nog stappen
moeten gaan zetten voor de verduurzaming van de energievoorziening. Mijn partij is
er meer voor om te kijken of we dat structureel kunnen oplossen in plaats van elk
jaar maar weer iedereen toeslagen of dat soort zaken te geven. Ik denk dat dat andere
uiteindelijk beter is voor de eilanden.
Staatssecretaris Szabó:
Daar ben ik het mee eens.
De voorzitter:
Dan komen we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Dan
ga ik nu nog even met u de toezeggingen doornemen die zijn gedaan. Heel goed opletten,
inderdaad.
– De Staatssecretaris van BZK informeert de Kamer begin februari over de verdere invulling
van het jaarlijkse integrale weegmoment koopkrachtmaatregelen en het bijbehorende
tijdpad.
Staatssecretaris Szabó:
Ja.
De voorzitter:
Top.
– De tweede toezegging. In Q2 2025 informeert de Staatssecretaris van BZK de Kamer over
de nadere waarborgen voor comply or explain.
Staatssecretaris Szabó:
Ja, voorzitter.
De voorzitter:
Top.
Dan ga ik even over naar de heer White, die een tweeminutendebat heeft aangevraagd,
met als eerste spreker de heer White. Moet dit nog voor kerst of mag het ook daarna?
Ik wil u er wel op wijzen dat de agenda redelijk vol zit.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik ga ervan uit dat het nog voor kerst plaatsvindt. Nee hoor.
De voorzitter:
Het mag dus na de kerst, neem ik aan.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Jazeker.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer White.
Ik dank de staatssecretarissen en de leden voor hun aanwezigheid en hun bijdrage.
Ik dank de mensen op de publieke tribune en ik dank ook de mensen die thuis hebben
meegekeken. Ik wens u allemaal een fijne dag verder.
Sluiting 15.59 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Mutluer, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier -
Mede ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.