Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 december 2024, over Landbouw- en Visserijraad (december)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1692 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 14 januari 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de vaste
commissie voor Europese Zaken hebben op 5 december 2024 overleg gevoerd met de heer
Rummenie, Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, en
mevrouw Wiersma, Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 25 november
2024 inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 9 en 10 december 2024 (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1686);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 25 november
2024 inzake aanpassing wijziging van Nationaal Strategisch Plan voor 2025 na ontvangst
observatiebrief (Kamerstuk 28 625, nr. 370);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 29 november
2024 inzake SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen december 2024 (Kamerstuk
27 858, nr. 684);
– de brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
d.d. 29 november 2024 inzake terugkoppeling zestiende conferentie van partijen VN-Biodiversiteitsverdrag
(Kamerstuk 26 407, nr. 153);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 2 december
2024 inzake kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen tweede en derde kwartaal
2024 (Kamerstuk 22 112, nr. 3983).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Aardema
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van der Plas
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Jansma
Voorzitter: Nijhof-Leeuw
Griffier: Van den Brule-Holtjer
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Boomsma, Kostić, Meulenkamp, Nijhof-Leeuw
en Pierik,
en de heer Rummenie, Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur, en mevrouw Wiersma, Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
Aanvang 9.31 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, dames en heren. Van harte welkom bij het commissiedebat Landbouw- en
Visserijraad. Van harte welkom aan de Minister en de Staatssecretaris aan mijn rechterkant,
voor u links. En aan mijn linkerkant, voor u rechts, zitten de woordvoerders Landbouw
en Visserij. De woordvoerders hebben vier minuten spreektijd. Dat was natuurlijk al
bekend, dus daar hebt u uiteraard uw inbreng op afgestemd. U krijgt van mij vier interrupties
in de eerste termijn en straks bij de beantwoording van de Staatssecretaris en de
Minister ook vier interrupties.
Dan begin ik bij mevrouw Kostić, die eens een keer verfrissend vooraan zit. Ga uw
gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. In deze Kamer gaat het nooit over misschien wel de meest mishandelde
dieren, de vissen. Vissen kunnen pijn lijden, stress ervaren en angst voelen. Daar
is de wetenschap heel duidelijk over. De intrinsieke waarde van vissen is zelfs wettelijk
vastgelegd, maar de praktijk is heel anders. Vissen worden diep uit de zee het schip
op getrokken. Door dit drukverschil worden de ogen uit het dier geperst en soms ook
de ingewanden. Het hele dek ligt vol met naar adem happende vissen, die daar langzaam
stikken, minuten- en soms urenlang. Miljoenen vissen, roggen, inktvissen, haaien en
vele andere dieren. Vervolgens worden ze bij volle bewustzijn onverdoofd opengesneden
om de ingewanden te verwijderen. Scharen worden van levende krabben afgerukt en de
dieren worden terug in de zee gegooid om daar een langzame en pijnlijke dood te sterven.
Ik citeer een voormalige Minister: «Er is geen regelgeving met betrekking tot het
doden van dieren in de visserij.» Geen regelgeving, dus dat betekent dat je mag doen
en laten wat je wil met voelende, levende dieren. Onlangs vroeg ik aan de Staatssecretaris
hoeveel vissersschepen de vissen die uit het water zijn gerukt langzaam laten stikken
op het droge. Daar kon de Staatssecretaris geen antwoord op geven, want dat houdt
het ministerie natuurlijk niet bij. Hoeveel vissersschepen snijden de vissen open
terwijl ze bij bewustzijn zijn? Ook dat weet de Staatssecretaris natuurlijk niet.
De trieste conclusie is dat voor het ministerie de vissen er niet toe doen. Men weet
niets en kijkt weg van dit immense leed.
Voorzitter. Ik heb hierover een aantal vragen. Erkent de Staatssecretaris de wetenschappelijke
inzichten dat vissen pijn kunnen lijden? Als hij dat erkent, wat vindt hij er dan
van dat vissen op grote schaal levend worden opengesneden? En hoe kan het dat hij
weigert om als Nederland ook maar iets voor vissenwelzijn te doen? Andere landen doen
wel wat, maar Nederland doet niets. Je kan niet erkennen dat vissen ernstig lijden
en ondertussen jarenlang op Europa wachten in de hoop dat daar iets gebeurt.
Dan over de haven van Velsen-IJmuiden. Deze haven wil Europees kampioen vishandel
zijn. Alles moet daarvoor wijken. Uit onderzoek blijkt dat Russische vissersbedrijven
die banden hebben met de Russische overheid op grote schaal illegaal gevangen vis
in Nederland aan wal brengen. Noorse inspecteurs stellen dat de Nederlandse inspecties
dat niet aan het licht zullen brengen. De enige twee lidstaten waar dit gebeurt, zijn
Nederland en Spanje. Maar terwijl Spanje alle schepen controleert, doet Nederland
zelden controles bij deze schepen. Voor schepen uit Rusland voldoet Nederland niet
eens aan het wettelijk vereiste absolute minimum aan controles. Nederland spekt dus
de oorlogskas van Poetin en kijkt ook hiervan weg. Experts zeggen dat Nederland nationale
sancties moet opleggen om deze handelsstroom tegen te gaan. Ik vraag de Staatssecretaris:
pak deze illegale Russische visserij aan en stop met het spekken van de oorlogskas
van Poetin. Kan hij toezeggen met het kabinet te kijken naar de mogelijke stappen
hiervoor en hierop per brief terug te komen?
Ten slotte. Tijdens SCoPAFF-vergaderingen worden besluiten genomen over de toelating
van stoffen waarmee we in aanraking komen. Burgers willen daarbij terughoudendheid
van het kabinet zien bij twijfel over de gezondheidseffecten. Het Ctgb stelt zelf
ook dat het aan de politiek is om hier een keuze in te maken. Waarom is de Kamer er
nog niet over geïnformeerd dat er al een voorstel ligt van de Europese Commissie om
de toelating van een van de gevaarlijke stoffen, 8-hydroxyquinoline, te verlengen?
Deze stof is als schadelijk geclassificeerd voor de voortplanting en vormt risico's
voor het ongeboren kind. Is de Minister bereid zich aan te sluiten bij Finland, Zweden,
Denemarken en Oostenrijk en uit voorzorg tegen verlenging te stemmen? Kan de Minister
toezeggen de Kamer om input te vragen voordat er een definitief besluit valt in SCoPAFF?
Dank u wel.
De voorzitter:
Op de kop af ... Nou, op twee, drie seconden na was dat echt een heel goed begin en
een goed voorbeeld voor de volgende woordvoerders. Meneer Pierik, gaat uw gang.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Vier minuten; we gaan het proberen. Allereerst wil ik aandacht vragen
voor de vangstmogelijkheden in de Atlantische Oceaan en de Noordzee in 2025. Ik vraag
specifiek aandacht voor de Nederlandse tongvisserij en de heronderhandelingen over
de vangstquota met het Verenigd Koninkrijk. Het afgelopen jaar is de tongvisserij
zwaar getroffen door foutieve bestandsschattingen door ICES. Ondanks dat deze fout
later werd erkend, is deze niet gecorrigeerd. Dat mag niet nog eens gebeuren. Hoe
gaat de Staatssecretaris voorkomen dat zoiets nog een keer gebeurt? Kan de Staatssecretaris
een tijdpad geven voor de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden met derde landen?
Wanneer worden die afgerond en wanneer kunnen we de laatste vangstadviezen verwachten?
Kan de Staatssecretaris ook pleiten voor een correcte verdeelsleutel voor de Noordzeeharing?
Kan hij ervoor zorgen dat Nederland dezelfde quotavoorwaarden krijgt als de andere
EU-landen voor de bijvangst van horsmakreel en wijting?
Dan de Europese aal. Nederland heeft zich ingezet voor het bevorderen van de palingstand,
maar veel andere Europese landen blijven hierin achter. De Nederlandse palingvissers
hebben te maken met een vaststaande gesloten periode. Dit houdt geen rekening met
bijvoorbeeld de weersomstandigheden. Kan de Staatssecretaris andere landen aansporen
om meer te doen tegen de illegale vangst van glasaal? Wil hij pleiten voor een aalbeheerplan
in alle lidstaten, zoals Nederland ook al jarenlang heeft? Kan de Staatssecretaris
eventueel pleiten voor meer flexibiliteit van de gesloten periode binnen de Aalverordening?
Voorzitter. Er zijn nieuwe mogelijkheden om toegang te krijgen tot het kabeljauwbestand
voor de Canadese kust. Is hierover al gesproken met de Nederlandse visserijvertegenwoordigers,
vraag ik aan de Staatssecretaris. Zijn er signalen dat er interesse is? Welke concrete
kansen ziet de Staatssecretaris?
Voorzitter. Dan een geheel ander onderwerp. De afgelopen jaren zijn er grote wijzigingen
geweest in het GLB. Boeren ontvangen per hectare een vergoeding, afhankelijk van hun
deelname aan eco-regelingen ter bevordering van de verduurzaming. Nu is de Europese
Commissie al jaren bezig om alle EU-landen per hectare evenveel geld te laten uitkeren
aan boeren. Er is echter een heel goede reden om die hectarevergoeding niet gelijk
te trekken in de EU. Grond en arbeid zijn in Nederland namelijk veel duurder dan in
veel andere landen. Het is dan ook niet meer dan normaal om daar rekening mee te houden
bij het bepalen van de bedragen per hectare. Wil de Minister dit meenemen in het overleg
in de Landbouw- en Visserijraad?
Voorzitter. Daarnaast zijn er voorwaarden waaraan boeren moeten voldoen om in aanmerking
te komen voor GLB-betalingen. Die voorwaarden worden GLMC's genoemd, goede landbouw-
en milieucondities. Het afgelopen jaar is vaak beloofd, ook door de vorige Minister,
dat de GLMC's eenvoudiger zouden worden. Toch zien we regelmatig dat wijzigingen een
grote impact hebben. Wil de Minister zich inzetten voor het verder vereenvoudigen
van de GLMC's?
Voorzitter, tot slot. Het is van groot belang dat onze landbouwsector voedsel produceert.
Toch lijkt de productie van voedsel niet altijd even belangrijk in het GLB. Dat blijkt
ook uit het aandeel EU-gelden als onderdeel van het inkomen van de boer. In Nederland
was dat in de periode 2017–2021 12%. De Nederlandse boeren verdienen dus vooral geld
door hun producten te verkopen, door hun neveninkomsten en door keihard te werken.
In de rest van Europa ligt dat aandeel fors hoger. Er zijn landen waar boeren voor
75% van hun inkomen afhankelijk zijn van EU-geld. Kennelijk wordt er weinig gestuurd
op inkomen door productie en hard werken. Dat lijkt me niet wenselijk. Nogmaals, landbouw
is er voor de productie van noodzakelijke goederen en niet puur omdat je er EU-geld
voor krijgt. Hoe gaat de Minister zich hardmaken voor het feit dat er een ...
De voorzitter:
U bent al een halve minuut over uw tijd heen. Bent u bijna aan het einde van uw betoog?
De heer Pierik (BBB):
Dit is mijn laatste zin, dus ja. Ik doe het niet zo strak als collega Kostić. De laatste
vraag die ik wil stellen, is: hoe gaat de Minister zich er hard voor maken dat er
een duidelijke link blijft bestaan tussen de GLB-gelden en voedselproductie?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat we naar de heer Boomsma gaan, heeft u eerst nog een interruptie
van het lid Kostić. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik was vooral benieuwd of BBB het met ons eens is dat we moeten stoppen met het spekken
van de kas van Poetin en dat we dus de illegale visimport naar Nederland moeten aanpakken.
De heer Pierik (BBB):
De BBB is altijd voor je houden aan wettelijke eisen. Zodra er een verbod is op het
illegaal importeren van vis uit Rusland, gaan we daar natuurlijk voor liggen.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het is illegaal, dus het verbod is er. Het probleem ligt bij de handhaving. Nederland
voldoet niet eens aan de minimale eisen voor de handhaving. Mijn concrete vraag is
of de BBB samen met ons wil optrekken om daar een verbetering in aan te brengen en
of de BBB misschien ook nu samen met ons de Staatssecretaris wil oproepen om daar
verandering in aan te brengen.
De heer Pierik (BBB):
De handhaving ligt bij de NVWA. Ik denk dat we erop moeten vertrouwen dat de NVWA
dat heel goed aanpakt.
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de fractie van NSC, de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. In december wordt veel gesproken over vis. Kan de Staatssecretaris
ten eerste aangeven hoe het nu staat met de pulsvisserij en de lobby daarvoor? Welke
strategie hebben we? Hoe gaat het ermee? Kan hij een statusupdate geven? Zijn alle
ecologische en milieuvoordelen in kaart gebracht en op een rij gezet, zodat we die
kunnen aanbieden? Welke andere landen kunnen zich hierbij aansluiten? Hoe gaat het
ermee?
Ten tweede het jojoën met de visquota, waar ik eerder al een vraag over heb gesteld.
Ik denk dat het verstandig is om te streven naar wat langdurigere quota en wat meer
stabiliteit, zodat het quotum niet het ene jaar heel hoog is en er de volgende keer
weer helemaal niks gevangen mag worden. Ik denk dat het verstandig is als je daar
wat meer structuur in aanbrengt. De Staatssecretaris gaf aan dat hij dat ging bespreken.
Ik ben benieuwd hoe die gesprekken verlopen en of andere landen zich daarbij aan kunnen
sluiten. Dat is een betere manier om die quota vast te stellen, denk ik. Dan moet
het quotum misschien het ene jaar maar wat lager zijn, zodat je niet de hele tijd
dat jojobeleid krijgt.
Voorzitter. Dan over de Noordzeeharing. Ik had ook begrepen dat er een fout zat in
de tabellen waarmee het quotum wordt vastgesteld, omdat die nog uitgingen van de aanwezigheid
van het Verenigd Koninkrijk. Nederland moet dus een correctie doorvoeren. Ik begrijp
dat de Commissie daar ook mee akkoord is. Het gaat om 5.000 ton haring. Wordt dat
nu inderdaad aangepast? Geldt dat dan ook voor andere vissen? Het is toch gek dat
pas zo laat aan het licht komt dat er een fout zit in de berekeningen?
Dan over de horsmakreel. Daar gaat het ook niet goed mee. Er was vorige keer een nuladvies.
Je mocht er niet gericht op vissen, maar je hebt wel een bijvangstquotum. Ik heb,
zoals mijn buurman ook zei, begrepen dat er in Nederland een kop zit op het Europese
beleid, omdat je in Nederland een aanlandcontingent moet kopen, waarbij je 80% van
de marktprijs moet afdragen. Je wil natuurlijk dat het horsmakreelbestand zich herstelt,
maar waarom zou je, als het om bijvangst gaat, de Nederlandse vissers moeten benadelen
ten opzichte van andere vissers? Kunnen we dat rechtzetten? Je kunt het ook in heel
Europa zo gaan doen, maar het moet in ieder geval niet alleen in Nederland zo geregeld
zijn. Moet je de Uitvoeringsregeling zeevisserij aanpassen om dat te schrappen? Is
dat dan ook het plan? Anders zullen wij dat gaan voorstellen.
Er wordt hevig geruzied met Noorwegen over de haring. Noorwegen wil ons de status
van kuststaat ontzeggen. Dat lijkt me een wonderlijke strategie. De EU heeft ooit
toegang tot de Noorse wateren gekocht, met een aandeel in de vangstmogelijkheden.
Wordt dan ook op tafel gelegd dat we dat gaan herstellen? Tegelijkertijd wil je natuurlijk
niet dat je uiteindelijk boven de 100% van het quotum uitkomt in die onderhandelingen.
Dat is heel ingewikkeld. Ik begrijp dat er een verordening in voorbereiding is waarmee
je wel degelijk kunt gaan optreden met handelstarieven ten aanzien van de import van
Noorse vis, als men volhardt in deze weigering. Er is al jaren 40% overbevissing op
gewone makrelen. Dat moeten we absoluut niet willen, dus ik denk dat we hierover stevig
het gesprek moeten aangaan. Desnoods moet je daar maar op tafel leggen dat je dan
de Noorse vis niet meer gaat importeren, want anders krijg je wat Thomas Hardy «the
tragedy of the commons» noemde.
Dan over de paling. Het is buitengewoon zorgelijk dat de paling, een ongelofelijk
bijzondere en mysterieuze vis, nog steeds critically endangered is en dat het daar niet goed mee gaat. Wetenschappers geven een nuladvies.
Dat betekent dat je ze gewoon niet mag vangen. Je moet alles doen wat je kunt, want
de paling is critically endangered. Doen we nou eigenlijk genoeg? Ik lees dat er wordt
voorgesteld om de huidige gesloten periode van zes maanden voor de volwassen aal vast
te houden, maar dat andere staten daar flexibeler mee om willen gaan en dat Nederland
daarnaar kijkt. Ik mag toch hopen dat het dan gaat om het vangen van de glasaal om
de bestanden weer terug op peil te brengen en niet om het vissen zelf. Ik vind dat
je daar absoluut niet flexibel mee om moet gaan. Dat moet je zo veel mogelijk beperken,
want je wil gewoon niet meemaken dat het nog verder achteruitgaat met de paling. Ik
sluit me dus aan bij de vraag van mijn buurman: hoe gaat het nou met al die plannen?
Ik weet wel dat er allerlei plannen zijn voorgesteld. Er is een jaar geleden ook veel
gesproken over de aal.
De voorzitter:
Kunt u naar een afronding toewerken? U bent al een halve minuut over uw spreektijd
heen.
De heer Boomsma (NSC):
O, ja. Moeten we niet meer doen om de paling te beschermen?
Dan laat ik het daarbij.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Meulenkamp van de VVD. Gaat uw gang.
De heer Meulenkamp (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het eerst hebben over de vangstmogelijkheden op basis
van wetenschappelijke adviezen. De VVD heeft in een eerder schriftelijk overleg al
vragen gesteld aan de Staatssecretaris over zijn inzet op een holistische benadering.
Uit de antwoorden wordt mij niet duidelijk of, en zo ja in welke gevallen, de Staatssecretaris
in de onderhandelingen zou willen afwijken van de wetenschappelijke adviezen. Voor
de VVD staat in elk geval vast dat de wetenschappelijke adviezen er niet zomaar zijn.
Deze zijn immers in het leven geroepen om de visbestanden op een gezond peil te brengen
of te houden, zodat er niet alleen op korte termijn, maar ook in de toekomst nog wat
te vissen valt. Graag zou ik van de Staatssecretaris horen in welke situaties hij
van plan is af te wijken van de wetenschappelijke adviezen en waarom.
De VVD is het met de Staatssecretaris eens dat meer stabiliteit gewenst is bij de
vaststelling van de vangstmogelijkheden, gelet op de grote schommelingen die er de
afgelopen jaren zijn geweest. Dit was bijvoorbeeld bij tong het geval in de afgelopen
jaren. De VVD ziet net als de Staatssecretaris kansen in het meerjarig vaststellen
van vangstquota, zodat ondernemers meer zekerheid krijgen over hun meerjarige bedrijfsvoering
en de wetenschappelijke adviezen over duurzame visbestanden leidend blijven. Eerder
heeft de Staatssecretaris toegezegd hierover het gesprek aan te gaan met andere lidstaten.
Hoe verlopen deze gesprekken? Hoe kijken andere landen in de Raad naar meerjarige
vaststelling?
Innovaties in de visserij. Voor de VVD is het van groot belang dat we in Europa op
zoek gaan naar mogelijkheden om innovatieve vormen van visserij te stimuleren en aan
te jagen. Immers, als we solistisch te werk gaan, kan een volgende innovatie opnieuw
het onderspit delven in Brussel, zoals met de pulsvisserij gebeurd is. We hebben de
Staatssecretaris er daarom toe opgeroepen een viscoalitie aan te gaan met andere welwillende
landen, ten behoeve van de ontwikkeling en uitrol van vangstinnovaties. Kan de Staatssecretaris
al meer zeggen over de voortgang hiervan?
Welke kansen ziet de Staatssecretaris voor de pulsvisserij nu er voor het eerst een
Eurocommissaris voor visserij is? Gaat de Staatssecretaris binnenkort met hem kennismaken,
een bakje koffie drinken, zodat alle voordelen van de pulsvisserij bij hem op het
netvlies komen? Wat ons betreft zou dit echt een nieuwe kans kunnen zijn. Gaat de
Staatssecretaris hier actief op inzetten?
Tegelijkertijd zal de sector de blik naar buiten en naar voren moeten richten. Dat
gebeurt ook. Zo was ik laatst op Urk, waar ik in gesprek was met de Visserij Coöperatie,
die aangaf dat ze vol voor de toekomst wil gaan en mogelijkheden ziet voor onder andere
nieuwe, duurzame schepen en robotisering. Om te voorkomen dat de eigenstandige Nederlandse
vissers in Europa opnieuw achter het net vissen, heb ik ze aangemoedigd om het voortouw
te nemen en met coöperaties uit andere lidstaten op te trekken. De vorige Minister
van toen nog LNV heeft eerder dit jaar in de Kamer de sector ertoe opgeroepen hun
rol te pakken en in Europa verenigd aan de slag te gaan voor een eigen toekomstperspectief.
Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Wat kan hij doen om dit te ondersteunen?
Vanochtend zagen we in De Telegraaf het bericht dat er veel Russische vis via Nederland
verhandeld wordt; het lid Kostić begon daar al over. Graag hoor ik van de Staatssecretaris
hoe hij hiernaar kijkt en of dit wel past binnen de sancties die zijn opgelegd. In
het verleden hebben we als VVD ook over graan onze zorgen uitgesproken, dus ik hoor
graag van de Staatssecretaris hoe hij dan hiernaar kijkt.
Tot slot het laatste kopje, nieuwe genomische technieken. Wat de VVD betreft is, in
lijn met wat ik hierover in eerdere debatten heb gezegd, gentechnologie van cruciaal
belang voor voedselzekerheid in de toekomst en voor onze Nederlandse concurrentiepositie.
Met elke vertraging binnen het dossier op het gebied van NGT's dreigt die positie
steeds verder onder druk te komen. In andere landen buiten Europa zijn ze een stuk
minder conservatief met betrekking tot wet- en regelgeving op dit vlak. De VVD is
dan ook blij te lezen dat de Staatssecretaris zich ervoor blijft inzetten om voortgang
te boeken op dit dossier en daarin samen optrekt met andere lidstaten, zoals Spanje
en Denemarken. We spreken ook mensen uit de sector; dat hebben we deze week zelfs
nog gedaan. Zij zijn erg blij met de inzet van de Staatssecretaris op dit vlak, dus
complimenten daarvoor. We hebben begrepen dat er een aantal ambtelijke gesprekken
over NGT's zijn geweest. Kan de Staatssecretaris aangeven ...
De voorzitter:
Wilt u naar een afronding toewerken? U bent al een halve minuut over uw spreektijd
heen.
De heer Meulenkamp (VVD):
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze gesprekken over NGT's zijn verlopen en wat
daarbij zijn inzet is geweest?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot zal ikzelf als woordvoerder van de PVV mijn bijdrage doen, dus
ik leg de voorzitterspet even naast mij neer.
De PVV is blij met de verschuivingen in het politieke spectrum sinds de Europese verkiezingen
en ziet mogelijkheden voor hervormingen binnen het Europese landbouwbeleid. Het GLB
voor 2027 is echter opgesteld in de oude setting, dus we zien dat er nog steeds vanuit
de lijn van de Green Deal gestuurd wordt, waardoor de biologische boer al met 3–0
voorstaat. De PVV ziet kansen voor de nieuwe Eurocommissaris om het nieuwe GLB zo
breed mogelijk op te zetten, waarbij de versimpeling van regels een belangrijk uitgangspunt
zou moeten zijn, en om daarnaast een gelijke startpositie voor alle boeren te bewerkstelligen.
Graag een reactie van de Minister.
Verder pleit de PVV voor een sterke positie van de Nederlandse vissersvloot en roept
zij de Staatssecretaris op om zich maximaal in te zetten voor een verruiming van de
vangstmogelijkheden en voor een mogelijke tussentijdse bijstelling als de visstand
dat toelaat. De Staatssecretaris heeft eerder aangegeven dat er juridisch onduidelijkheid
is over het toepassen van de 5%-regel in de meerjarenplannen. Vindt de Staatssecretaris
steun voor zijn verzoek om te bezien of er ook andere maatregelen genomen kunnen worden
om herstel van de bestanden te ondersteunen?
De PVV ziet een extra bedreiging voor de vissersvloot wanneer er uitbreidingen van
windparken op zee komen. De afzet van garnaaltjes en schelpdieren op de voeten van
windmolens onder water weegt niet op tegen de negatieve effecten. Graag een reactie
van de Staatssecretaris.
Nederland heeft geen geschiedenis op het gebied van vangst van kabeljauw, maar is
het een optie om de mogelijkheden hiertoe voor onze vissersvloot te verbreden? Hoe
staat het met het terugwinnen van de pulsvisserij?
De PVV kijkt uit naar de voortgangsrapportage over de behandeling van het voorstel
voor de herziening van de Transportverordening. Dierenwelzijn is belangrijk voor de
PVV. Ik roep de Staatssecretaris ertoe op om zich in te zetten voor optimaal dierenwelzijn
tijdens transport en voor de beëindiging van langeafstandstransporten.
Tot slot ben ik, net als mijn collega's, benieuwd of de Staatssecretaris bekend is
met de illegale import vanuit Rusland.
Tot zover.
Ik zet de voorzitterspet weer op. We hebben de eerste termijn van de Kamer afgerond.
Ik kijk even naar de bewindslieden om te zien hoeveel tijd zij nodig denken te hebben
voor de voorbereiding van het antwoord. Ik zie u graag om 10.25 uur terug voor de
beantwoording in eerste termijn.
De vergadering wordt van 9.56 uur tot 10.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug bij de voortzetting van het commissiedebat Landbouw- en Visserijraad.
De bewindspersonen zijn weer terug. Ik geef het woord aan de Minister voor de beantwoording
van de vragen.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik begin met een vraag van mevrouw Nijhof van de PVV. De vraag is
aanvankelijk gesteld aan de Staatssecretaris, maar het onderwerp valt onder mijn portefeuille.
Ik zal hem dus beantwoorden. De vraag is of ik me wil inzetten voor optimaal dierenwelzijn
tijdens transport en voor beëindiging van langeafstandstransporten. Zoals ook bekend
middels het BNC-fiche dat reeds met de Kamer is gedeeld, is onze inzet er inderdaad
op gericht om dierenwelzijn tijdens transport te optimaliseren en in het bijzonder
om te bezien hoe we in Europees verband een einde kunnen maken aan langeafstandstransporten.
Dat staat in het hoofdlijnenakkoord en dit kabinet committeert zich daar uiteraard
aan. Daar worden op dit moment op ambtelijk niveau gesprekken over gevoerd met de
Europese Commissie en dat is ook de inzet die ik zal plegen.
Mevrouw Nijhof zei dat de Commissie het nieuwe GLB zo breed mogelijk moet opzetten
met versimpeling van regels en een gelijke startpositie als belangrijk uitgangspunt.
Ik ben het daarmee eens. Ik breng dat ook voortdurend in als we bij de Landbouw- en
Visserijraad over dit onderwerp spreken, ook in de bilateralen die ik daar voer met
collega's van andere lidstaten. Vereenvoudiging en versimpeling van regels is een
gemene deler die ook breed leeft bij veel andere lidstaten. Ik denk dat de Commissie
daar zelf ook van overtuigd is, gezien de strategische dialoog van Ursula von der
Leyen. Dit is ook een van de punten die daarin genoemd wordt. Het GLB moet natuurlijk
wel passen bij de specifieke situatie in de lidstaten, want afhankelijk van een bedrijf
kunnen de startpositie en de ervaren uitdagingen wel anders zijn. Op dit moment is
het GLB breed opgezet. Heel veel boeren doen eraan mee. Dat breed opzetten is bewust
gedaan, zodat heel veel agrariërs kunnen instappen.
De heer Pierik had ook een vraag over het GLB, met name over de bedragen per hectare;
externe convergentie noemen we dat in beleidstaal. Maar goed, dat is inderdaad de
premie die per hectare ontvangen wordt. Ik moet zeggen dat dit primair een onderhandelingsdiscussie
is die in het MFK wordt gevoerd, want daar gaat het over de verdeling van middelen.
Maar waar het mijn portefeuille aangaat, benadruk ik wel het belang van het mee laten
wegen van de verschillende productieomstandigheden in de verschillende lidstaten.
In de Landbouw- en Visserijraad is dat wel de inzet zoals ik hem inbreng, maar uiteindelijk
vindt de besluitvorming hierover binnen het MFK plaats. Ik herken het punt, dat ik
ook zelf zo uitdraag.
De heer Pierik vroeg of ik me er hard voor ga maken dat er een duidelijke link tussen
het GLB en voedselproductie is. Uiteraard, dat lijkt me een randvoorwaarde, want het
landbouwbeleid is ook bedoeld voor landbouwers. Daarom is een van de voorwaarden dat
de betalingen aan een agrariër, een agrarisch bedrijf gedaan worden. Inkomen moet
uiteindelijk primair uit de markt komen. Dat ben ik ook met de heer Pierik eens. In
de marktoriëntatie in oktober is dit nadrukkelijker opgenomen in de aangenomen voorzittersconclusies
over het toekomstige GLB. Dat is ook de inzet die wij plegen. Ik zal hier scherp op
zijn bij de beoordeling van het Commissievoorstel, als dat er is.
De heer Pierik vroeg ook of ik me wil inzetten voor het verder vereenvoudigen van
de GLMC's, de goede landbouw- en milieucondities. Ik denk dat ik die vraag zojuist
ook al heb meegenomen, want uiteindelijk is vereenvoudiging van regels, ook waar het
gaat om het gemeenschappelijk landbouwbeleid, echt een speerpunt. Het is niet eenvoudig,
ook gezien de extra doelen die we in het GLB hebben. Maar uiteindelijk kijk ik bij
het beoordelen van de voorstellen die van de Commissie komen natuurlijk ook altijd
naar de balans daartussen: het doelbereik, het inkomen, de uitvoerbaarheid en ook
de administratieve last voor de boer. Ik zei het zojuist ook: we zien dat vereenvoudiging
en minder administratieve last binnen de EU en zeker in de Landbouw- en Visserijraad
een breed gedeeld standpunt is, echt een gemene deler. Dat komt ook uit die strategische
dialoog van Von der Leyen, zoals ik zojuist ook aangaf.
Mijn laatste vraag komt van het lid Kostić, over hydroxyquinoline – drie keer woordwaarde!
Vorige week hadden we natuurlijk het gewasbeschermingsmiddelendebat. Daarin heb ik
schoorvoetend moeten toegeven dat enkele brieven eigenlijk te laat waren ten aanzien
van de aanleverdata. Maar de brief richting het Pesticide Action Network die antwoord
geeft op dit onderwerp was daar niet een van. Uiteindelijk heb ik in het antwoord
aan het Pesticide Action Network ook gereageerd op deze stof. Op dit moment loopt
de risicobeoordeling daarvan bij de Europese Commissie. Zij gaan dan een voorstel
doen om al dan niet te verlengen. En op het moment dat dat voorstel er ligt, zal ik
me laten adviseren door het Ctgb. Dan zal ik de Kamer daar uiteraard ook over informeren.
De voorzitter:
Ik zie dat er een interruptie is van het lid Kostić. Ga uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Wij hebben die brief ook gelezen, maar dat is geen brief aan de Kamer; het is een
reactie op PAN. We willen graag proactief en op tijd worden geïnformeerd over de SCoPAFF-vergaderingen.
Dat is één.
Ten tweede, over de inhoud. Ons bereikt de informatie dat er wél een voorstel ligt
en dat het Ctgb er zelfs al naar heeft gekeken. Ik vind het zorgelijk dat we daar
niet over worden geïnformeerd. Nogmaals, er was heel concreet gevraagd om op tijd
te worden geïnformeerd, dat de Kamer wordt meegenomen als dit soort dingen gaande
zijn of als er überhaupt over wordt gesproken, en al helemaal dat we op tijd worden
meegenomen voordat er een besluit valt, zodat wij ons erover kunnen uitspreken. Ik
neem dus aan dat de Minister nog terugkomt op mijn concrete vraag of zij bereid is
zich aan te sluiten bij de landen die ik heb genoemd en die uit voorzorg zeggen: nee,
dit is een te groot risico voor de gezondheid, dus wij gaan hier niet mee akkoord.
Minister Wiersma:
Dat laatste kan ik niet zomaar toezeggen, omdat mij bekend is dat de risicobeoordeling
hierbij nog loopt. Ik ga dat natuurlijk na. Ik weet niet waar deze informatie vandaan
komt, maar bij mijn weten loopt de risicobeoordeling dus nog en ligt er nog geen officieel
voorstel. Qua ordentelijkheid vragen wij advies van het Ctgb als het voorstel formeel
is. Dat is aan deze kant van de tafel de stand van zaken. Als er informatie is, hoort
de Kamer uiteraard direct geïnformeerd te worden. Dat is ook de standaardprocedure,
zoals we die normaliter ook aflopen. Maar goed, ik zal checken wat dit behelst, want
bij mijn weten loopt de risicobeoordeling nog.
De voorzitter:
De heer Pierik en daarna kom ik terug bij het lid Kostić.
De heer Pierik (BBB):
Ik wil toch nog even terugkomen op de vraag over de link tussen voedselproductie op
landbouwbedrijven ...
De voorzitter:
Mijn excuses, meneer Pierik, ik dacht dat u op hetzelfde punt terugkwam.
De heer Pierik (BBB):
Nee, nee, nee.
De voorzitter:
Dan ga ik toch eerst naar het lid Kostić. Dan kunnen we dit punt eerst even afhechten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voor de zekerheid wil ik graag even twee duidelijke toezeggingen. Ten eerste wil ik
de toezegging dat de Kamer voortaan sowieso tijdig wordt geïnformeerd over de aanstaande
SCoPAFF-vergaderingen en de besluiten die daar mogelijk bij vallen, zodat we daar
op tijd mee zijn. Vandaag is er volgens mij namelijk zo'n SCoPAFF-vergadering, maar
we zijn nu eigenlijk al te laat.
Ten tweede wil ik heel graag de toezegging dat voordat er een definitief besluit valt
over de toelating van die nieuwe stof, de Kamer daar proactief naar wordt gevraagd.
Minister Wiersma:
Ik neem de Kamer altijd mee, conform alle formele punten die geagendeerd staan. Ik
moet dan wel eerst een advies van het Ctgb hebben. Dat heb ik nu niet. Als ik dat
heb, zal ik de Kamer direct informeren, maar ik heb dat nu niet. Voor mij is dat de
formele route. Ik kan de Kamer informeren op het moment dat ik de advisering ook heb.
De voorzitter:
Tot slot, lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik wil niet vervelend doen, maar ik heb twee toezeggingen gevraagd. De eerste ging
over het stofje zelf, zeg maar, waarvoor de Minister misschien wel terecht op het
advies van het Ctgb wacht. Prima, maar dat is een toezegging. De tweede toezegging
ging over SCoPAFF-besluiten in het algemeen. Nogmaals, deze commissie wordt te laat
betrokken. Volgens mij is er vandaag namelijk zo'n SCoPAFF-vergadering. Hoe hadden
wij op tijd input kunnen geven aan de Minister voor die SCoPAFF-vergadering als wij
hier zo laat zitten? Kan de Minister ervoor zorgen dat wij voortaan eerder worden
betrokken bij zo'n SCoPAFF-vergadering, zodat wij op tijd input kunnen geven?
Minister Wiersma:
Ik wil wel kijken hoe we de Kamer daar eerder, in een tijdig stadium, bij kunnen betrekken.
Dat lijkt mij ook heel logisch. Ik was me hier niet van bewust, dus we gaan dit tegen
het licht houden.
De voorzitter:
Dan kom ik nu voor een interruptie bij de heer Pierik. Ga uw gang.
De heer Pierik (BBB):
Ik wil toch nog even terugkomen op de grote verschillen tussen het aandeel van de
productie en van de EU-gelden als het gaat om waar het inkomen van landbouwbedrijven
vandaan komt. Ik heb daarvan een mooi grafiekje gezien van de Europese Commissie.
Daaruit blijkt dat 12% van het inkomen van de gemiddelde Nederlandse boer afkomstig
is uit EU-gelden. Er zijn zeven landen in Europa waar meer dan de helft van het inkomen
uit EU-gelden komt. Dat betekent dus eigenlijk dat de productie van landbouwproducten
in die zeven landen in ieder geval een duidelijk beperktere rol speelt. Zijn er mogelijkheden
om te kijken of we dat wat meer in balans kunnen krijgen, zodat dat in Europa wat
meer naar elkaar toe kruipt? Ik vind die verschillen tussen 75% voor Estland en 12%
voor Nederland, maar ook het verschil met landen die wat meer vergelijkbaar zijn met
Nederland, toch wel erg groot.
Minister Wiersma:
Ik zou dat niet zo willen stellen. Ieder land is anders en ieder land heeft een andere
geschiedenis en ontwikkeling doorgemaakt als het gaat om voedselproductie. We weten
dat Nederland wereldwijd koploper is op het gebied van landbouw. Laten we ook vaststellen
dat het juist heel mooi is dat Nederlandse agrariërs een groot deel van hun inkomen
uit de markt halen. Maar ook binnen Nederland zijn hierin zeer grote verschillen.
Ook binnen de sectoren zitten er heel veel grote verschillen tussen het aandeel van
het inkomen dat vanuit de betalingen komt. Daar zitten per sector en ook binnen sectoren
grote verschillen in. Dat is niet anders dan tussen lidstaten. Ik weet dat heel veel
lidstaten op dit moment ook echt wel bezig zijn om qua voedselproductie meer in te
zetten op de ontwikkeling van landbouw en om de markten aan te boren voor export.
Ik denk dat het ook aan de lidstaten zelf is om die ontwikkeling te maken. Het gemeenschappelijk
landbouwbeleid is natuurlijk een gemeenschappelijk kader. Maar ik zou dit niet zo
sterk willen stellen, omdat er gewoon veel verschil is tussen landbouwbedrijven onderling,
ook binnen Nederland, en tussen lidstaten. Ik vind inderdaad wel dat je de verschillende
productieomstandigheden per lidstaat mee moet wegen. Dat gaat dan dus om de weging
van de hectaretoeslag en de hoogte daarvan. Dat ben ik dus met u eens. Maar uw punt
over de lidstaten en het aandeel van het inkomen, zie ik toch anders, meneer Pierik,
zeg ik via de voorzitter.
De heer Pierik (BBB):
Als ik het goed begrijp, is de conclusie dat we eigenlijk ontzettend efficiënt voedsel
produceren in Nederland.
Minister Wiersma:
Ja, en concurrerend. Wij hebben dus een sterke landbouw, die in staat is om een groot
deel van het inkomen uit de markt te halen. Dat is een groot goed, daar zijn we trots
op en dat moeten we koesteren.
De voorzitter:
Dank u wel. Als ik het goed begrepen heb, heeft u uw beantwoording afgerond. Dan gaan
we naar de Staatssecretaris. Aan u het woord.
Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. We staan aan de vooravond van een belangrijke ...
De voorzitter:
Voordat u begint: u hebt een aantal blokjes ...
Staatssecretaris Rummenie:
Daar kom ik zo op, na mijn inleiding.
De voorzitter:
Dan wacht ik daarop. Ga gerust uw gang.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik kan ze u meteen geven, hoor. Blokje één gaat over vangsten, blokje twee over visserij
overig en blokje drie gaat over NGT's.
We staan aan de vooravond van de belangrijke decemberraad voor de visserij, waar het
over de vangstmogelijkheden voor volgend jaar zal gaan. Het is belangrijk dat vissers
daar snel duidelijkheid over hebben. Ik zet mij er tijdens de komende raad uiteraard
wederom voor in dat de bestanden op het niveau van maximale duurzame opbrengst kunnen
worden bevist. Zoals ik eerder met uw Kamer heb gedeeld, vind ik het ook heel erg
belangrijk dat de mogelijke sociaal-economische gevolgen zorgvuldig worden meegewogen
bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden. Ik zal dit tijdens de Raad ook weer
benoemen.
Dan ga ik nu naar de vragen. Er was een vraag van de heer Pierik. Hij vraagt of er
een tijdpad kan worden gegeven voor de onderhandelingen met derde landen. Wanneer
worden deze onderhandelingen afgerond en wanneer komen de vangstadviezen? Alle vangstadviezen
zijn inmiddels bekend, zoals de heer Pierik misschien gezien heeft. Ook de vangstadviezen voor de tong, wat natuurlijk een hele belangrijke voor ons is – die kwamen
laat – zijn gepubliceerd.
Dan de afronding van de onderhandelingen met het VK en Noorwegen. Die lopen op zijn
eind. We hadden het commissiedebat eigenlijk twee dagen later moeten doen; dan had
ik u specifieker kunnen informeren. De onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk
zijn dus min of meer afgerond. Ik ga u uiteraard via het verslag informeren over de
uitkomsten van de Raad wanneer de resultaten van de onderhandelingen met derde landen
bekend zijn. Zoals al eerder genoemd werd, verlopen de onderhandelingen met Noorwegen
erg stroef. Het is op dit moment nog niet zo duidelijk wanneer die afgesloten kunnen
worden. Ik hoop uiteraard dat dit tijdens de Raad duidelijk wordt, maar het is nu
nog niet helemaal duidelijk.
Ik kreeg ook een vraag over de aal. Kan de Staatssecretaris met andere Europese landen
in gesprek gaan om meer te doen tegen de illegale vangst van de glasaal, was de vraag.
Aal is, zoals u weet, onderdeel van de Verordening vangstmogelijkheden, die volgende
week in de Raad besproken wordt. Voor het herstel van de aalstand is het zo veel mogelijk
voorkomen van illegale glasaalvisserij en -handel uiteraard een belangrijk aspect.
Tegelijkertijd is dit niet zo makkelijk uit te bannen. De aanpak van de illegale handel
in glasaal is al een aantal jaar een belangrijk punt, zowel in Nederland als in de
EU. Ik zal uiteraard het belang blijven benadrukken en blijven werken aan het tegengaan
van illegale vangst van glasaal, en dat ook bij de Raad aan de orde stellen. De Commissie
stelt weer voor om vast te houden aan de huidige gesloten periode van zes maanden
voor glasaal en volwassen aal. Mogelijk zullen andere lidstaten om meer flexibiliteit
gaan vragen ten aanzien van de uitwerking van deze sluiting. Wij zullen deze voorstellen
beoordelen vanuit de Nederlandse belangen in zowel vangst als uitzet van de glasaal.
Dan had ik nog een vraag van de heer ...
De voorzitter:
Er is nog een interruptie op dit punt van de heer Boomsma.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik kom nog op uw vraag, maar oké.
De voorzitter:
Dan mag u eerst even verdergaan, want dan is de vraag wellicht niet meer nodig. Ga
uw gang.
Staatssecretaris Rummenie:
De vraag van de heer Boomsma was de volgende. Wetenschappers geven een nuladvies;
moeten we niet meer doen om palingen te beschermen of doen we genoeg? ICES heeft sinds
2022 inderdaad een nuladvies gegeven. Dit was mede aanleiding voor de Commissie om
de gesloten periode voor de aalvisserij in de kustwateren te verlengen van drie naar
zes maanden. De Commissie riep de afgelopen jaren lidstaten op om ook nationale aalbeheerplannen
beter te implementeren. Zoals u weet, heeft Nederland in het nationaal aalbeheerplan
maatregelen opgenomen. Die zijn geïmplementeerd, en elke drie jaar wordt het aalbeheerplan
geëvalueerd. Dat is dit jaar ook het geval. De Nederlandse situatie laat een positieve
ontwikkeling zien. Ik zal binnenkort het evaluatierapport aan uw Kamer doen toekomen.
Dan had ik nog een vraag van de heer Pierik over de aal. De heer Pierik vroeg of ik
wil pleiten voor aalbeheerplannen, zoals Nederland deze al jaren heeft. Op basis van
de Europese Aalverordening uit 2007 zijn alle lidstaten verplicht om een nationaal
aalbeheerplan op te stellen. De Commissie roept de lidstaten sinds afgelopen jaar
al op om de aalbeheerplannen ook beter te implementeren en, waar nodig, aan te passen.
Daar is dus al in voorzien.
Dan was er een vraag van de heer Boomsma over steun voor meerjarige quota, waar we
al eerder over van gedachten hebben gewisseld. Ik ben het met u eens dat meerjarige
quota kunnen leiden tot minder fluctuaties in de quota van jaar tot jaar. Hiermee
kan de bedrijfsvoering voor vissers vergemakkelijkt worden. We hebben natuurlijk gezien
tot wat voor extreme situaties dat bij de tong heeft geleid. Daar kan een normaal
mens geen bedrijf op voeren.
Er zijn echter kanttekeningen te maken bij meerjarige quota, bijvoorbeeld als het
gaat om de vraag hoe adequaat nieuwe inzichten kunnen worden meegenomen. Hierbij is
voor Nederland ook relevant dat belangrijke bestanden vaak in beheer zijn met derde
landen en dat verzoeken tot meerjarige quota met deze landen moeten worden afgestemd.
Dat maakt het dus ook weer onzeker. Een andere kanttekening daarbij is de vraag of
vissers minder hoge quota zullen accepteren bij een negatief advies. Maar ik blijf
de mogelijkheden van meerjarige quota de komende tijd verder verkennen. Het is ook
al één keer in de korte tijd dat ik naar de Raad ga, op de agenda gezet. Het was niet
meer mogelijk om dat voor dit jaar nog verder toe te passen, maar ik zal daar in het
komende jaar ook op terugkomen, want ik zie het toch als een goede mogelijkheid om
meer stabilisatie voor de sector te bewerkstelligen.
De voorzitter:
Er is een interruptie op dit punt van de heer Meulenkamp.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik had ook een vraag gesteld over de meerjarige quota. Ik snap dat daar kanttekeningen
bij geplaatst kunnen worden, maar ik zie vooral heel veel kansen. Misschien komt u
daar nog op, maar hoe kijken die andere landen daar nu naar? De sector is daar voorstander
van, en ik kan me voorstellen dat de sectoren in de andere landen daar ook voor zijn.
Dan zijn er misschien wat wetenschappelijke kanttekeningen bij te plaatsen – wat ik
overigens snap – maar ik zou die gesprekken toch vooral positief willen insteken.
Maar dat proef ik nog niet helemaal. Klopt dat?
Staatssecretaris Rummenie:
Dat proeft u dan niet goed, want die positieve insteek is er wat mij betreft wel.
Er zijn meerdere landen in geïnteresseerd, om dezelfde reden als wij, namelijk dat
de fluctuaties te extreem zijn, waar je geen bedrijf op kunt voeren. Mijn insteek
is dus positief, maar ik wil gewoon een compleet plaatje geven. Als er een positief
advies is, dan zal de visserijsector daar geen probleem mee hebben, maar het wordt
wat anders als er een negatief advies komt. Ik zie grote voordelen in het meerjarig
vaststellen; laat ik daar duidelijk over zijn.
De voorzitter:
Een verduidelijkende vraag?
De heer Meulenkamp (VVD):
Ja, heel even aanvullend: verwacht u in het volgende overleg over de Raad al meer
duidelijkheid te kunnen geven over hoe die gesprekken dan lopen? Ik ben misschien
ongeduldig, maar hoelang gaat zoiets duren?
Staatssecretaris Rummenie:
Voorspellen is moeilijk, vooral als het de toekomst betreft. Ik weet dat een belangrijke
groep landen hierin geïnteresseerd is. U weet ook dat er een nieuwe Commissie gaat
beginnen. Daar hangt het een en ander ook van af. Ik heb sinds kort via de app contact
met de nieuwe Eurocommissaris voor Visserij, en hoop hem spoedig te verwelkomen in
Nederland. Maar ik denk dat u wel weet hoe mijn agenda eruitziet. Ik heb ook van hem
begrepen dat hij behoorlijk open-minded is ten aanzien van innovatieve vistuigen,
ook in dit voorstel.
De voorzitter:
U kunt de beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Rummenie:
Dan had ik een vraag van de heer Pierik over dezelfde quotavoorwaarden. Kan erop worden
ingezet dat Nederland dezelfde quotavoorwaarden krijgt als de andere EU-landen voor
de bijvangst van horsmakreel? Zoals u weet, meneer Pierik, hanteren landen verschillende
systemen om quota onder vissers te verdelen. Nederland kent hiervoor een contingentensysteem.
Dit systeem maakt dat het niet mogelijk is om quota die enkel bestemd zijn voor de
bijvangst uit te delen voor de directe visserij. Een wijziging hiervan zou dan ook
een wijziging in het contingentenstelsel als geheel betekenen. Momenteel zijn wij
bezig de reikwijdte van de lopende herziening van dit stelsel te verkennen. Het heeft
wel vergaande gevolgen, want dan praten we niet over deze regeling op zich.
Dan had ik een vraag van mevrouw Nijhof-Leeuw: vindt de Staatssecretaris steun voor
zijn verzoek om te bezien of er ook andere maatregelen genomen kunnen worden om herstel
van de bestanden te ondersteunen? Daar hadden we het net al een beetje over. Vorig
jaar werd het voorstel van de Commissie om deze artikelen uit de meerjarenplannen
te halen breed gesteund door de lidstaten. Ook tijdens de Raad van afgelopen oktober
heb ik mijn steun uitgesproken richting de lidstaten die hinder ondervinden van de
5%-regel. Met het oog op de sociaal-economische gevolgen vind ik het belangrijk dat
ook andere maatregelen dan sluitingen van visserijen kunnen worden genomen. Andere
maatregelen om het bestand te beschermen zijn bijvoorbeeld seizoenssluitingen van
gebieden of het stellen van aanvullende voorwaarden aan tuigen. Deze kunnen minder
ingrijpend zijn dan het sluiten van visserijen.
Dan had ik een vraag van zowel de BBB als de PVV over het vangen van kabeljauw voor
de Canadese kust. Welke concrete kansen worden er gezien? Het is een nieuwe mogelijkheid
dat wij daar voor de kust op kabeljauw kunnen vissen. De Europese Commissie volgt
bij de verdeling een standaardprocedure. Deze verdeling is gebaseerd op een verdeelsleutel
van lidstaten die oorspronkelijk op deze soort visten en dus een trackrecord hebben.
Nederland heeft nooit op deze soort gevist en heeft dus geen trackrecord. Ik heb trouwens
ook van de sector geen interesse hiervoor vernomen.
Dan een vraag van zowel het NSC als de BBB over de haringberekeningen voor de Noordzeeharing.
De heer Boomsma stelde een vraag over een fout in de tabellen. Nederland moet een
correctie doorvoeren. Wordt de quota aangepast en gaat dit ook voor de andere vissoorten
gelden? Ik ben inderdaad in overleg met de Commissie om helderheid te krijgen over
deze haringberekeningen. Ik zet mij ervoor in dat de quota's voor komend jaar worden
berekend op basis van een navolgbare berekeningswijze. We zijn er dus mee bezig om
dit aan te passen.
Dan had ik nog een vraag van de PVV over een oproep tot maximale verruiming van de
vangstmogelijkheden. Mevrouw Nijhof roept de Staatssecretaris ertoe op om zich maximaal
in te zetten voor een verruiming van de vangstmogelijkheden en voor een tussentijdse
bijstelling als de visstand dat toelaat. Ik zet mij in voor vangstmogelijkheden, waarbij
ik oog heb voor de belangen van de sector, maar ook voor duurzaam bestandsbeheer.
Zoals aangegeven in reactie op de aangehouden motie van de BBB die hierom vraagt,
let ik hierbij op de mogelijkheden om op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten
de Commissie ertoe op te roepen om tussentijdse aanpassingen op te pakken. Ik merk
hier wel bij op dat een bijstelling beide kanten op kan werken en dat dit ook een
afname van vangstmogelijkheden kan inhouden voor de visser. Het heeft dus niet altijd
een positief effect.
Dat waren mijn antwoorden over de vangstmogelijkheden.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog een vraag openstaat; de heer Meulenkamp van de VVD heeft in ieder
geval een interruptie.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ja, ik weet niet of ... Er komt nog een blokje overig, maar ik mis nog een antwoord
op een vraag.
De voorzitter:
Zullen we eerst de hele vissectie doen? Dan kunnen we daarna bezien welke vragen er
nog openstaan. Gaat u verder met de beantwoording, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Rummenie:
We zijn nog niet klaar met de vis. De VVD had een vraag over coalitie-innovatie, een
viscoalitie met welwillende landen voor innovaties in de visserij. Kan de Staatssecretaris
iets zeggen over de voortgang hierop? In de onderhandelingen – tot nu toe zijn het
meer bilaterals, moet ik erbij zeggen – wordt innovatie door andere landen ook belangrijk
gevonden. Dit staat wel los van de puls. Ik moet constateren dat puls nog steeds,
zeker bij sommige landen – daar hoort Frankrijk uiteraard toe – gevoelig ligt. Ik
ben bezig met het bouwen van een coalition of the willing voor innovatieve vistuigen.
Dan praat ik niet alleen over puls, maar ook over FloMo. Ik weet niet of dat u iets
zegt; ik leer ook bij. Dat is een vistuig uit Nieuw-Zeeland waarmee we testen hebben
gedaan in Stellendam. Daar zijn hele goede resultaten mee behaald. De vis die we vangen
is van goede kwaliteit en de discard gaat naar beneden.
België heeft ook twee VISTools. De ene heet VISTool en de andere heet WASP. Zij zijn
op dit moment bezig, hoewel het niet makkelijk is, met een proef met een boomkor in
Noorse wateren. Ik kan, denk ik, wel zeggen dat er in totaal een behoorlijke groep
landen in geïnteresseerd is. Ik zie mogelijkheden om dit met deze lidstaten bij de
Commissie onder de aandacht te brengen in het kader van de evaluatie van het GVB.
Het belangrijkste punt hierbij is natuurlijk – dat hebben we ook voor puls nodig –
dat er daarmee een groep komt die bij de Commissie zal aandringen op verandering van
de wetgeving ten aanzien van innovatieve vistuigen. Ik denk dat ik het hier even bij
laat.
Dan had ik nog een vraag van de heer Meulenkamp over samenwerking. Coöperaties in
Nederland moeten het voortouw nemen in samenwerkingscoöperaties met andere landen.
De heer Meulenkamp vroeg hoe ik hiernaar kijk en wat ik kan doen om dit te bevorderen.
Het is natuurlijk wenselijk dat de sectoren van verschillende landen met elkaar samenwerken.
Ik juich dit toe. Ik kan dit ook onder de aandacht brengen bij buitenlandse collega's.
Binnen het Visserij Innovatie Netwerk vindt ook al een uitwisseling van ideeën plaats.
Dan had ik een vraag van NSC, PVV en VVD over het terugwinnen van de puls. Die heb
ik al een beetje beantwoord. Zoals ik net zei, heb ik verschillende kennismakingsgesprekken
gevoerd met verschillende bewindspersonen uit andere lidstaten. Het vergt heel veel
zorgvuldigheid. «Puls» is een beladen term. Ik zit er zelfs over na te denken of we
niet met een nieuw woord moeten komen. Zoals u begrijpt, wil ik hierbij niet al te
overhaast te werk gaan. Er worden soms ook antwoorden gegeven op vragen als: waarom
tot nu toe niet? Maar het zal geen traject van de korte adem zijn. Dat verwacht ik
niet, maar ik ben wel positief gestemd.
Zoals ik eerder zei, is er wel degelijk een coalition of the willing aan het ontstaan
voor innovatieve vistuigen, waar puls natuurlijk ook bij hoort. Ik herhaal uiteraard
de wetenschappelijke adviezen die aantonen dat het een duurzame vorm van visserij
is. Ik vind gewoon dat daar in de toekomst ruimte voor moet zijn. Ik heb ook van de
nieuwe Eurocommissaris voor Visserij begrepen dat hij daar open-minded in zit en dat
is natuurlijk heel belangrijk. Ik wil hem bij zijn eerste bezoek dus graag meenemen
naar Stellendam, omdat hij daar in de praktijk allerlei innovaties kan zien. Dat heb
ik ook nog niet gezegd: de Fransen vinden dat ik het eigenlijk geen «innovatie» meer
kan noemen omdat het al een paar jaar speelt, maar goed, dat is natuurlijk een woordspel.
Wat zij niet weten – dat is voor de Eurocommissaris, denk ik, ook heel interessant –
is dat er boven op de puls alweer allerlei nieuwe ontwikkelingen zijn. Daarmee kun
je laten zien dat de innovatie niet stilstaat en gewoon doorgaat. Ik hoop dat het
goed zal landen bij de nieuwe Eurocommissaris.
Dan had ik een vraag van het lid Kostić over het lijden van vissen. Hoe kan het dat
Nederland weigert iets tegen dat lijden te doen? Op dit moment lopen er diverse onderzoeken
naar het lijden van waterdieren en het voorkomen daarvan. Daarbij is het onmogelijk
om voor alle vissoorten dezelfde welzijnsindicatoren te hanteren. Dit zal echt per
soort moeten worden bekeken. Tevens is het belangrijk voor het gelijke speelveld om
dit in Europees verband op te pakken. De onderzoeken die nu lopen, worden gedaan naar
het bedwelmen op zee van tarbot en schol en het bedwelmen van krabben en kreeften.
Dan had het lid Kostić nog een vraag over vissenwelzijn. Het is in mijn ogen een langlopende,
complexe wetenschappelijke discussie. Het gaat erom dat de impact van handelen met
oog voor het welzijn van vissen zorgvuldig moet plaatsvinden. Daarom doen we, zoals
ik net al zei, onderzoek naar wat mogelijk is, onder andere naar de doding van dieren
aan boord van vissersschepen. Het is dus niet zo dat er helemaal niks gebeurt.
Dan had ik van het lid Kostić een vraag over nationale sancties voor Russische vis.
Zij vraagt mij die illegale handel aan te pakken en zij vraagt mij om een reflectie
daarop. Voordat ik tot de beantwoording overga: ik heb toch de indruk dat er aan deze
tafel enig misverstand bestaat. Voedsel uit Rusland valt niet onder het sanctieregime
van Europa. Bij vis zijn er twee uitzonderingen: kaviaar en schelpdieren. Er moet
hier dus niet gesteld worden dat vis uit Rusland gesanctioneerd is, want dat is niet
het geval. Nederland speelt in Europees verband een zeer actieve rol in het instellen
van sancties die het Russische verdienvermogen raken. Nationale sancties zullen naar
verwachting leiden tot verschuiving van handelsstromen naar andere EU-landen en kunnen
dus makkelijk worden omzeild. Gezamenlijk Europees optrekken is hierbij dus van groot
belang. Momenteel vinden op alle aanlandingen van buiten de EU, voorafgaand aan het
lossen, 100%-controles plaats op de vangstdocumenten. Volgens Europese regels en afspraken
moet minstens 7,5% van de aanlandingen van buiten de EU fysiek worden geïnspecteerd.
Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar het land van buiten de EU waarvan het
vaartuig afkomstig is. Ik ben daarom geen voorstander van nationale sancties, omdat
deze de gemeenschappelijke Europese markt ondergraven. Op dit moment ligt Nederland
op koers om te voldoen aan de eisen van de Europese regelgeving aan inspecties van
vaartuigen uit derde landen. «Vaartuigen» is een toepasselijk woord als je het over
schepen hebt, toch?
Dan had ik nog een vraag van de PVV over windparken. Afzet van garnalen en schelpdieren
op de voeten van windmolens weegt niet op tegen de negatieve effecten; hoe staat de
Staatssecretaris daarin? Daar ben ik het hartgrondig mee eens. We zijn op het ogenblik
bezig met een plan – daar is mijn collega, mevrouw Hermans, mee bezig – voor de aanleg
van nieuwe windparken op de Noordzee. Ik denk dat ik wel mag zeggen dat ik daar behoorlijk
stevig in zit, want er staat heel duidelijk in het regeerakkoord dat er eerst prioriteit
moet zijn voor de ontwikkeling van de visserij en dat we pas daarna over windenergie
gaan praten. Ik heb daar al één overleg over gehad en er komen er nog meer, maar ik
heb nadrukkelijk gezegd, vanwege het feit dat ik volgend jaar kom met een toekomstvisie
op voedsel uit zee en grote wateren en een toekomstvisie op de garnalenvisserij, dat
de trajecten voor windparken parallel moeten lopen met deze toekomstvisies. Bij het
zoeken naar ruimte voor windenergie wordt wat mij betreft dus eerst gekeken naar ruimte
voor visserij en worden waardevolle visgronden ontzien. Daarbij kijk ik niet alleen
naar het economisch belang, maar ook naar andere aspecten, zoals de gevolgen voor
specifieke visserijen ter plaatse en de gevolgen voor de keten. Ook wil ik kijken
naar mogelijkheden voor medegebruik van windparken, maar u heeft gelijk: dat compenseert
het niet. Er loopt al een pilot voor de passieve visserij. De oude windparken zijn,
gezien alle kabels op de grond, niet geschikt voor actieve visserij, maar bij de aanleg
van nieuwe windparken kan en moet daar, in mijn ogen, meer op gelet worden, zodat
er bij de nieuwe windparken mogelijkheden zijn voor de actieve visserij.
Dan kom ik bij het puntje overig. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de ambtelijke
gesprekken over NGT's zijn verlopen en wat daarbij zijn inzet is geweest? Ik begrijp
van mijn ambtenaren dat er een langzame maar gestage vooruitgang is op dit dossier.
Het afgelopen jaar heeft het Hongaarse voorzitterschap helaas weinig prioriteit gegeven
aan dit dossier, maar onder het Spaanse en Belgische voorzitterschap zijn er wel degelijk
stappen gezet. Veel van de discussiepunten binnen het NGT-voorstel zijn inmiddels
afgerond. Het grote resterende discussiepunt binnen het NGT-voorstel is de rol van
intellectueel eigendom. Ik heb begrepen dat het komende Poolse voorzitterschap meer
ambitie heeft op het NGT-dossier; het lijkt dit onderwerp te willen oppakken. Verder
wordt er op ambtelijk niveau ook hecht samengewerkt in een groep gelijkgezinde lidstaten.
Nederland neemt een voortrekkersrol in het faciliteren van deze groep. U weet dat
Spanje op politiek niveau de voortrekker is. Ik heb aan mijn collega duidelijk gemaakt
dat ik op politiek niveau graag medetrekker van deze groep word.
Dat waren de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er nog interrupties zijn. Voordat ik begin, zeg ik dat ik het
lid Kostić nog wel een extra interruptie wil toekennen, zodat zij een verzamelvraag
kan stellen. Daar mag u zo meteen geen misbruik van maken, maar u krijgt straks van
mij nog even het woord. Ik begin nu bij de heer Boomsma van NSC en daarna ga ik naar
de VVD.
De heer Boomsma (NSC):
Dank voor de beantwoording. Excuses als ik het heb gemist, maar ik had gevraagd naar
de horsmakreel. Ik had gevraagd hoe het zit met het aanlandcontingent, waarvoor je
alleen in Nederland 80% van de marktprijs moet betalen; dat geldt niet in de rest
van Europa. Dat is onwenselijk, want dat gaat de haringvissers pijn doen, als dat
volgend jaar wordt ingevoerd. Hoe gaan we daarmee om? Ik ben van mening dat we desnoods,
als het nodig is, de Uitvoeringsregeling zeevisserij moeten aanpassen om dat ongedaan
te maken.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik dacht dat ik die vraag beantwoord had. Dat was de vraag over het contingentenstelsel,
toch? Daar kijken we inderdaad naar, maar ik heb aangegeven dat dat ook een herziening
van het stelsel zal inhouden. De visserij zit daar gemengd in.
De heer Boomsma (NSC):
Specifiek is dit nu acuut, voor zover ik heb begrepen, omdat er nu een bijvangstquotum
voor horsmakrelen uit de Noordzee wordt ingevoerd. Dat betekent nu gewoon dat Nederlandse
vissers een groot nadeel hebben als dat volgend jaar ingaat, omdat zij dan moeten
betalen en anderen niet. In andere jaren is geloof ik weleens gezegd dat er een vrijstelling
van die betalingen is voor de eerste 40% of 50%. Op zijn minst zou je dat nu moeten
toezeggen, denk ik, maar op dat vlak kunnen we toch gewoon de Uitvoeringsregeling
zeevisserij op korte termijn aanpassen?
Staatssecretaris Rummenie:
Ik begrijp van mijn adviseur dat wij geen juridische ruimte hebben om dit op korte
termijn aan te passen.
De heer Boomsma (NSC):
Dat zie je natuurlijk vaak in deze discussie, maar die juridische ruimte zouden wij
eigenlijk zelf moeten bepalen, want wij zijn de wetgevers. Als dit een bepaalde wijziging
van de Uitvoeringsregeling zeevisserij vereist, zouden we die moeten voorleggen. Ik
kan niet overzien hoeveel tijd dat in beslag zou nemen, maar een andere optie is dus
dat je voor bepaalde percentages een vrijstelling geeft.
De voorzitter:
Ik zie dat er heel even wordt overlegd voor het antwoord.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik begrijp dat er wel op korte termijn kan worden gekeken naar de percentages. Juridisch
kunnen we de regeling niet op korte termijn aanpassen, maar we kunnen wel naar de
percentages kijken.
De voorzitter:
Is dat voldoende voor u? Ik hoor dat u er in tweede termijn op terugkomt. Prima. Dan
ga ik naar de heer Meulenkamp van de VVD.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik had een vraag gesteld waar ik volgens mij nog geen antwoord op heb gekregen. De
Staatssecretaris heeft in zijn beantwoording meerdere keren aangegeven dat hij de
sociaal-economische factor wil laten meewegen bij de vangstquota. Ik had gevraagd
in welke situatie de Staatssecretaris dan wil afwijken van de wetenschappelijke adviezen.
Dat zou ik graag willen weten. Ik had het over een holistische benadering. Voor mij
is het nog even zoeken wanneer we wel en niet gaan afwijken. Ik kan me voorstellen
dat je daar wat meer zicht op wilt hebben als je visserman bent. Voor mij is het nu
te vaag; laat ik het zo zeggen. Ik zou daar dus graag nog een antwoord op krijgen.
Staatssecretaris Rummenie:
Laat ik daar dan duidelijk over zijn. De wetenschappelijke adviezen blijven de basis
voor de visvangsten, maar om terug te komen op de tong: als er zulke extreme adviezen
op tafel liggen, vind ik dat de sociaal-maatschappelijke gevolgen – daarom noemde
ik die – mee moeten gaan wegen. Extreme situaties waarin de wetenschappelijke adviezen
ineens voor enorme schommelingen zorgen, wat het voor het bedrijfsleven wel heel moeilijk
maakt om te overleven, zijn in mijn ogen de momenten waarop de sociaal-maatschappelijke
gevolgen meegewogen moeten worden.
De heer Meulenkamp (VVD):
Stel dat er 60% minder tong gevangen mag worden op basis van de wetenschappelijke
adviezen, wat gaat u dan concreet doen?
De voorzitter:
Dat vraagt u via de voorzitter. Gaat uw gang, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Rummenie:
Wat ik dan concreet ga doen, is deze belangen meewegen. Ik denk – die indruk heb ik
tenminste – dat meer lidstaten dat doen. We hebben het al gehad over de andere oplossing,
waar ik ook erg voor ben, namelijk dat je met meerjarige toewijzingen gaat werken.
Dan haal je de extreme schommelingen er automatisch uit. Dat is, denk ik, op de lange
termijn dé oplossing, omdat je dan, ondanks de wetenschappelijke adviezen, voorkomt
dat er al te grote vangstschommelingen voor het bedrijfsleven plaatsvinden.
De voorzitter:
Is dit zo voldoende, of hebt u nog een verduidelijkende vraag?
De heer Meulenkamp (VVD):
Dank u wel voor de beantwoording. Ik had het erover dat de sector een stap vooruit
moet zetten en naar de toekomst moet kijken. Daar kan de sector zelf een belangrijke
rol in spelen. Uw voorganger was daar nogal eens kritisch op en zei: ik ben alleen
maar met beleidsmakers en bestuurders aan het praten en ik kom te weinig de sector
tegen in Europa. We hebben het nog even nagekeken, en hij heeft een keer een vraag
op die manier beantwoord. Als ik op Urk ben, proef ik daar het enthousiasme en hoor
ik hoe ze naar de toekomst kijken en welke mogelijkheden zij zien. Ik denk dat er
in andere landen ook wel zulke initiatieven zijn. U zegt: ik wil het wel bij mijn
collega's onder de aandacht brengen. Ik heb eigenlijk twee vragen. Eén: bent u ook
kritisch op de sector en vindt u ook dat die nog meer mag doen richting de toekomst?
Want de overheid kan dit niet alleen; de sector zal ook mee moeten doen. Twee: hoe
kunt u dat Europees afstemmen met uw collega's, zodat die partijen met elkaar in gesprek
komen? Want als je elkaar niet ziet, zal er binnen de sector binnen Europa geen draagvlak
ontstaan. Het zou toch mooi zijn als men in de sector onderling tot een soort afstemming
komt en u er alleen nog maar een klap op hoeft te geven met uw collega's?
Staatssecretaris Rummenie:
Ja, dat zou natuurlijk ideaal zijn, maar ik heb wel een heel leuk voorbeeld voor u.
Misschien heeft u dat al meegekregen. Niet zo lang geleden is er een gentlemen's agreement
gesloten tussen de Franse, Belgische en Nederlandse vissers; dat had heel wat jaren
tot heel wat problemen geleid, dus ik zou niet willen stellen dat de visserijorganisaties
niet hun best doen. Ik heb uiteraard gezegd dat ik dat enorm toejuich. Ik zal daar
en marge van de Visserijraad zeker op aandringen, maar zoals u begrijpt, zit ik hier
pas een paar maanden. Eén ding durf ik wel te zeggen, namelijk dat er nog geen Staatssecretaris
is geweest die in vier maanden tijd zo vaak met de sector om de tafel heeft gezeten
als ik. Ik kreeg daar vorige week trouwens ook een compliment voor in Urk. Ik streef
volkomen transparantie na voor mijn toekomstvisies voor zowel de garnalenvisserij
als voedsel uit zee en grote wateren. Maar ik ben het met u eens. Daarom noemde ik
dat gentlemen's agreement als voorbeeld. Wel moet je ervoor uitkijken dat je dan niet
alles meteen in regelgeving vastlegt, zoals sommigen willen; dat is gelukkig niet
gebeurd in mijn bilateral met de Fransen. Ik heb gezegd: laten we nou blij zijn dat
de vissers onderling overeenstemming hebben bereikt, want dat is het spoor waar we
volgens mij naartoe willen; laten we even kijken hoe dat in de praktijk gaat werken
voordat wij weer met allemaal regeltjes gaan zwaaien. Ik sta er dus zeker voor open.
De voorzitter:
Ik kijk even of de heer Pierik nog een vraag heeft of dat hij eventuele vragen straks
gewoon in zijn tweede termijn stelt. Dat laatste, zie ik. Dan gaan we naar het lid
Kostić. U krijgt nog de gelegenheid voor een laatste vraag, maar probeert u het kort
te houden.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een verzamelvraag binnen 30 seconden. Ten eerste herhaal ik mijn vraag of u het eens
bent met de wetenschappelijke consensus dat vissen pijn kunnen lijden. Gewoon ja of
nee. Ten tweede: ontkent u dat er in Nederland op grote schaal illegaal gevangen vis
uit Rusland binnenkomt? Of is daar een misverstand over? U zegt dat die handelsstromen
worden verplaatst als wij hier sancties invoeren. Maar erkent u dat Nederland een
specifiek probleem heeft en andere landen dus niet? Alleen Spanje heeft dat probleem
ook, maar die pakt die schepen wel aan. Als het dus vooral in Nederland speelt, dan
heeft het toch zeker wel nut om het hier in Nederland aan te pakken?
Staatssecretaris Rummenie:
Dat waren een heleboel vragen in een. Ik ben geen wetenschapper. Ik heb aangegeven
dat er verschillende onderzoeken voor verschillende vissoorten lopen om te kijken
wat we aan het dierenwelzijn bij vissen kunnen doen. Om nou aan mij «ja of nee» te
vragen ... Ik vind dat ik dan net doe alsof ik ergens kennis over heb, terwijl ik
daar geen kennis over heb. Het logische antwoord zou zijn dat ik me kan voorstellen
dat ieder levend wezen iets voelt. Maar daar houd ik het dan ook bij, want ik denk
toch dat het beter is om dat aan wetenschappers over te laten.
De andere vraag ging over de illegale Russische vis. Ik heb aangeven welke controles
de NVWA daarop uitvoert en daar houden wij ons aan. Ik heb ook aangegeven, en dat
is toch wel een nuance, dat als we dingen willen veranderen, we dat zeker in Europa
moeten regelen. Er staan namelijk geen sancties op voedsel uit Rusland. Bij vis zijn
er twee uitzonderingen: kaviaar en schaaldieren. Ik ga ervan uit dat de gegevens die
ik van de NVWA krijg, kloppen. Ik zal er in Europees verband zeker aandacht voor vragen,
maar om nu hier een hele dikke discussie op te zetten over wel of geen illegale Russische
vis ... Kijk, we weten wel dat Noorwegen een tussenhandelaar is. Maar goed, dat is
aan Noorwegen. Daar wordt overigens wel over gesproken, want dat leidt ook in die
delen van de «viszee» tot overbevissing en dat is het laatste wat we willen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik constateer dat we heel mooi op tijd lopen, wat niet inhoudt dat we
daar misbruik van moeten maken. We gaan nu naar de tweede termijn en gebruikelijk
is dat de spreektijd in die termijn een derde is van de spreektijd in eerste termijn.
U hebt dus 1 minuut en 20 seconden spreektijd, om even heel precies te zijn. Ik ga
ervan uit dat u niet bent uitgegaan van vier minuten spreektijd, maar dat zijn dus
de mores en de regels.
Voor de tweede termijn begin ik bij het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, ik houd het kort, want ik moet zo naar de plenaire zaal.
Ik bedank de Minister voor de twee toezeggingen over het proces bij onder andere SCoPAFF.
Ik zou de Staatssecretaris willen verzoeken om nogmaals op mijn concrete vraag te
antwoorden, namelijk of hij zich aansluit bij de wetenschappelijke consensus. Wetenschappers
hebben namelijk al onderzoek gedaan naar het lijden van vissen. Zij zeggen: vissen
kunnen lijden. Sluit hij zich daarbij aan of ontkent hij de wetenschap? Die vraag
is heel simpel. De onderzoeken waarnaar hij verwijst, gaan over de vraag hoe je het
vissenwelzijn beter kunt borgen, gezien het feit dat ze inderdaad kunnen lijden. En
dat is iets anders. Als de Minister daar toch op terugkomt, wil ik hem ook vragen
wanneer die onderzoeken zijn afgerond.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de heer Pierik voor zijn tweede termijn.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris en de Minister hartelijk danken voor
de uitgebreide antwoorden op de vragen over visserij en GLB.
In de eerste termijn had ik net iets te weinig tijd en daardoor is er één vraag blijven
liggen. Die vraag gaat over natuurbranden. We zien dat de kans in Europa op natuurbranden
groter en groter wordt. Vandaar mijn vraag aan de Minister of ze bij de Raad aandacht
kan vragen voor dit probleem en of ze wil benadrukken dat bij elke ontwikkeling van
veerkrachtige bossen rekening gehouden wordt met het risico op bosbranden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de fractie van NSC, de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter, en dank voor de beantwoording.
Er is een toezegging gedaan over een evaluatie van de aalbeheerplannen, maar kan er
ook een termijn genoemd worden? Wanneer komt die?
De Staatssecretaris herhaalt wat er in de brief staat, namelijk dat landen flexibiliteit
willen bij de gesloten periode van zes maanden voor de aal, maar mij is niet duidelijk
welk doel ze hebben met die flexibiliteit. Als die afbreuk doet aan de kans op herstel
van dat bestand, dan vind ik eigenlijk dat we daar niet flexibel mee om moeten gaan.
De horsmakreel en het aanlandcontingent. Ik snap dat dat nu juridisch niet mogelijk
is en vandaar mijn vraag of je de Uitvoeringsregeling zeevisserij niet moet aanpassen.
Ik snap de logica van het systeem, want je wilt eigenlijk die bijvangst ontmoedigen.
Maar daarvoor heb je dus dat bijvangstquotum. De Staatssecretaris zegt dan «er zijn
wel percentages», maar gaat het dan om het percentage vrijstelling voor die betalingen?
Met welk percentage doen we dat dan? Ik zou zeggen: stel het zo hoog mogelijk vast.
Maar misschien kan hij ons nog een brief doen toekomen waarin hij ons nader informeert
over hoe we daarmee omgaan.
Ten slotte de pijnervaring van vissen. Dat is natuurlijk niet alleen een wetenschappelijke
vraag, maar ook een filosofische vraag. Ik denk ook dat het inzicht van Schopenhauer
belangrijk is dat het niet alleen gaat om pijn, maar ook om de ervaring van pijn:
de ervaring van pijn wordt bepaald door het bewustzijn van de betekenis ervan. En
dat is bij vissen natuurlijk erg beperkt.
De voorzitter:
Dan kom ik bij de heer Meulenkamp voor zijn tweede termijn.
De heer Meulenkamp (VVD):
In ieder geval bedankt voor de antwoorden.
Ik zou de Staatssecretaris verder mee willen geven wij echt een voorstander zijn van
meerjarige afspraken, want daardoor komt er meer zekerheid voor de sector. Ga een
goed gesprek aan met de Eurocommissaris! Ik begrijp dat u dat wilt doen en dat is
heel positief. Ik zou zeker de puls daar op tafel gooien.
Leg alstublieft de nadruk op samenwerking in de sector. Ik vind het ontzettend mooi
dat u medetrekker wilt worden rondom nieuwe genomische technieken. Ik hoop dat Spanje
dat accepteert. Ik hoor dat graag van u.
Ik heb u nog een vraag gesteld over die adviezen. Stel dat er adviezen komen die inhouden
dat we 60% minder tong zouden mogen vangen, wat gaan we dan doen? Gaat u dan zeggen ...
U zei: we krijgen dan toch meerjarig. Maar gaan wij in het concrete geval dat er een
advies ligt om 60% minder te vangen, dan zeggen «met 60% gaan we niet mee, we gaan
15% minder vangen»? Daar zou ik toch nog graag iets meer duidelijkheid over willen.
De voorzitter:
Dank u wel. Als woordvoerder van de PVV wil ik de Staatssecretaris bedanken voor de
uitgebreide beantwoording. Ik heb verder geen vragen.
We gaan nu gelijk door naar de beantwoording in tweede termijn van de bewindslieden
en ik zie aan de houding van de Minister dat er ook een vraag voor haar is. Ik begin
dus bij de Minister. Gaat uw gang.
Minister Wiersma:
Dank. Niet zozeer een vraag, maar het is altijd mijn gewoonte om dingen meteen uit
te zetten, zelfs als we nog in gesprek zijn. Ik wil even terugkomen op de SCoPAFF-opmerking,
want ik begrijp heel goed wat het lid Kostić bedoelt. Gisteren en vandaag vinden de
vergaderingen plaats en dan voelt het natuurlijk een beetje als mosterd na de maaltijd
als we vandaag hier een commissiedebat hebben.
Het is wel zo dat ik op 29 november een brief heb gestuurd met daarin de voorstellen
die er gedaan zijn. En ook wij krijgen op het departement echt maar kort van tevoren
die voorstellen toegestuurd. Daarna moet het interdepartementaal afgestemd worden
en moet er een advies komen van het Ctgb over de verschillende voorstellen. We zitten
nu vijf dagen voor ... 29 november is die brief verstuurd en het is echt een hele
krappe deadline. Dat realiseer ik mij. Dus wat dat betreft was de datum van dit commissiedebat
misschien net niet handig, maar het is ook even aan de Kamer om daarmee in de planning
rekening te houden. Maar de stukken krijgen wij dus ook pas kort van tevoren.
Het middel waar het lid Kostić aan refereerde, staat er nu niet op. Dus dat is ...
Nou ja, dat wilde ik hier nog even meegeven.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan is het mijn verzoek om met de ondersteuning van de Kamer even te kijken hoe we
dat beter kunnen afstemmen en welke mogelijkheden er zijn. Ik kan het nu natuurlijk
niet overzien en daarom lijkt het me wel goed om daar even naar te kijken.
De voorzitter:
Ik denk dat we inderdaad eventjes met de griffie moeten bezien wat daar mogelijk is.
Minister, hebt u verder nog vragen?
Minister Wiersma:
Neenee, het lijkt me zo goed.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst de vraag van de heer Pierik over de natuurbranden.
Ik maak me daar ook zorgen om. U heeft ook gezien dat ik recentelijk nog budget heb
vrijgemaakt om de aanpak te versterken met een nationaal programma. Vanwege het groeiende
risico op natuurbranden is het inderdaad ook belangrijk om een Europees monitoringssysteem
te hebben, want juist die natuurbranden brengen grensoverschrijdende risico's met
zich. Tijdens de LVR staat ook de bosmonitoringsverordening op de agenda. Ik zal me
daar positief uitspreken over deze verordening. Ik ben het helemaal met u eens dat
er bij die veerkrachtige bossen rekening moet worden gehouden met natuurbranden. Ik
ben dus blij dat het voorstel bosmonitoring incorporeert.
De toezegging over het aalplan aan de heer Boomsma. De evaluatie van het aalbeheerplan
komt voor het kerstreces naar de Tweede Kamer.
De uitleg over de horsmakreelbijvangst en de aanlanding van het contingent. Ik zal
u bij het verslag van de Raad informeren hoe Nederland dit toepast.
De voorzitter:
Meneer Boomsma, u wekt de indruk te willen interrumperen voor een verduidelijkende
vraag.
Staatssecretaris Rummenie:
Het is heel erg complex en het heeft gewoon tijd nodig. Daarom vraag ik u gewoon om
wat meer tijd.
De heer Boomsma (NSC):
Dat is prima, maar het gaat alleen wel om iets wat Nederland doet en niet om iets
waarover in Europa moet worden overlegd. Nederland heeft gewoon een aanvullende regeling
voor wat je voor een contingent moet betalen. Wij kunnen dat dus zelf aanpassen of
wij kunnen een percentage vrijstelling bieden. Het gaat volgens mij volgend jaar in
en er is dus wel enige haast geboden. Maar als de wethouder ... De wethouder? De Staatssecretaris!
Als de Staatssecretaris er later op terug wil komen, dan is dat goed, maar dan hopelijk
wel zo snel mogelijk.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik kom er dadelijk nog op terug.
De pijnervaring van vissen. Wie ben ik om de wetenschap tegen te spreken? Maar dan
moeten we een keertje de wetenschappers uitnodigen en hen hun licht hierover laten
schijnen. Ik vind dat u mij overvraagt door mij die vraag weer te stellen.
De heer Meulenkamp dank ik voor de positieve woorden. Ik heb daar eigenlijk niks aan
toe te voegen. O ja, hij trok nog wel even in twijfel dat Spanje blij is met mijn
aanbod. Hij was daar heel erg blij mee, dus dat is niet het geval.
Ik krijg te horen dat het heel erg complex is, meneer Boomsma. Ik heb al eerder gezegd
dat wij gaan kijken naar de percentages. Ik denk toch dat het goed is dat wij hierover
een aparte brief sturen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat de heer Meulenkamp nog een verduidelijkende vraag wil stellen.
Gaat uw gang.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik heb een vraag over de mogelijkheid dat de vangstquota op basis van de wetenschap
met misschien wel 60% bijgesteld zouden worden. Wat gaan wij concreet doen als er
naar sociaal-economische factoren gekeken zou gaan worden? Gaan we dan naar min 15%,
terwijl de wetenschappelijke adviezen min 60% zeggen? Dat zou ik nog graag even verduidelijkt
zien worden, want mij is dat niet duidelijk geworden in de beantwoording.
Staatssecretaris Rummenie:
Die vraag had ik ook niet beantwoord, maar ik vind het ook een niet te beantwoorden
vraag. Kijk, u weet zelf ook dat de jaarlijkse vaststelling van visquota een uitgebreid
onderhandelingsproces van geven en nemen is. U noemt nu cijfers en vraagt mij wat
ik dan ga doen. Daar kan ik echt geen antwoord op geven. Ik heb u duidelijk aangegeven
dat als de schommelingen extreem zijn, ik er scherp in zit dat de sociaal-maatschappelijke
gevolgen ook moeten worden meegenomen. Al deze onderhandelingen zijn zeer gecompliceerd,
doordat ze voor een gedeelte ook onderhandelingen betreffen met derde landen, die
ook niet altijd bereid zijn om te doen wat de Europese Commissie wil en wat er in
wetenschappelijke adviezen staat. Dus dat soort dingen moet je ook allemaal meewegen.
Ik ga hier dus echt geen percentages noemen van «als het dit is, ga ik dat doen».
Ik denk dat u ook wel beseft dat ik dat niet kan doen. Maar u hoort ook aan mij dat
het mijn volle aandacht heeft. Als er sprake is van extreme schommelingen, ga ik aandacht
vragen voor de sociaal-maatschappelijke gevolgen. En daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Tot slot de heer Meulenkamp.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik snap dat het een onderhandeling is en dat het een complex proces is, omdat er allerlei
factoren meespelen. Elk land heeft zijn eigen invalshoek, maar het is alleen voor
de Kamer wel handig om te weten hoe het er ongeveer uit gaat zien. Dat is een beetje ...
Kijk, wetenschappelijke adviezen neem je over en dan is het vrij inzichtelijk. Maar
nu kan het toch ook een soort black box worden. Nou ja, dat spreek ik maar even uit.
Ik zou de Staatssecretaris dus graag meegeven: neem ons mee in dat proces. Het is
gewoon een heel belangrijk onderdeel voor de Nederlandse visserij. Als het voor de
Kamer dan toch een soort black box wordt, dan ... Nou ja, ik geef het even mee aan
de Staatssecretaris. Hoe gaat hij ons de komende tijd meenemen?
Staatssecretaris Rummenie:
Ik heb naar aanleiding van het feit dat de wetenschappelijke adviezen dit jaar weer
zijn bijgesteld, zoals u weet, vraagtekens geplaatst. Er is mij toegezegd dat er zeer
nauwkeurig opnieuw bekeken zal worden hoe deze wetenschappelijke adviezen tot stand
komen. Dus daar zijn we ook mee bezig. Ik vond het zeker bij tong vrij vreemd dat
we weer moesten wachten op een nieuw advies. Ik vind ook dat de wetenschap daar voorzichtig
mee moet zijn, want daarmee ondergraaf je natuurlijk toch ook in zekere zin je geloofwaardigheid.
Dus dat moet secuur gebeuren en dan moeten wij niet weer net als dit jaar meemaken
dat ze weer bijgesteld moeten worden. Dus dat is een ander aandachtspunt in dezen.
De voorzitter:
En hoe gaat u de Kamer daarover informeren en daarin meenemen? Dat laatste stukje
van de vraag is nog niet beantwoord.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik denk dat u dat dat natuurlijk ook terug kunt gaan zien in de verslagen van de Landbouw-
en Visserijraad. Als ik daar punten opbreng, komt dat daarin terug. Zo simpel is het
natuurlijk. Ik vind het altijd moeilijk om wat ik en marge van dit soort onderhandelingen
bespreek, als informatie naar de Kamer te sturen. Ik hoop dat u dat ook begrijpt,
want het maakt toch echt deel uit van een gevoelig onderhandelingsproces.
De voorzitter:
Daar zult u het mee moeten doen, constateer ik. Ik kijk even of er nog een nabrander
is van de zijde van de Kamer. Dat is niet het geval.
Voordat we deze vergadering afsluiten, herhaal ik de toezeggingen om te zien of het
klopt wat door de griffier is genoteerd.
– De Minister van LVVN zegt toe tegen het licht te houden of de Kamer kan worden geïnformeerd
over de SCoPAFF-vergadering.
Dat is net al een beetje beantwoord toen we het hadden over de termijn van de SCoPAFF-vergaderingen.
We hebben afgesproken dat de griffie nog even gaat kijken hoe we dat kunnen meenemen.
Minister?
Minister Wiersma:
Mag ik daar kort op reageren? De datums van de SCoPAFF-vergaderingen zijn natuurlijk
van tevoren bekend. Het is handig om een commissiedebat in te plannen, voordat die ...
De voorzitter:
Het heeft in ieder geval de aandacht. Maar het loopt voor een stukje nog, want de
griffie gaat kijken hoe we het zo optimaal mogelijk kunnen doen en hoe we de woordvoerders
tijdig kunnen informeren.
– De Staatssecretaris van LVVN stuurt voor het kerstreces 2024 het evaluatierapport
van het nationaal aalbeheerplan naar de Kamer.
– De Staatssecretaris van LVVN stuurt een aparte brief naar de Kamer over de percentages
van het aanlandcontingent horsmakreel.
Ik heb nog geen termijn staan, maar misschien kan de Staatssecretaris er nu een termijn
op zetten.
Staatssecretaris Rummenie:
Samen met het verslag van de Raad.
De voorzitter:
Dank u wel. Het staat genoteerd.
Ik constateer dat wij om 11.35 uur de vergadering afgerond hebben. Ik wens u verder
een goede vergaderdag toe! Hierbij sluit ik de vergadering.
Sluiting 11.36 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.