Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 september 2024, over mensenhandel en prostitutie
28 638 Mensenhandel
34 193
Evaluatie Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche
Nr. 253
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 10 oktober 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 11 september 2024 overleg
gevoerd met de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2023 inzake
beleidswijziging bedenktijd mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 220);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 oktober 2023 inzake
Beleidskader aanpak mensensmokkel 2023–2026 (Kamerstuk 28 638, nr. 235);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 oktober 2023 inzake
beleidsreactie op rapport Onzichtbare slachtoffers van mensenhandel in 2022 (Kamerstuk
28 638, nr. 234);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 10 november 2023
inzake aanpak versterking sociale en juridische positie sekswerkers (Kamerstuk 34 193, nr. 17);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2023
inzake beleidsreactie WODC-rapport inzake de evaluatie van de B8/3-regeling (Kamerstuk
28 638, nr. 236);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2023
inzake moties en toezeggingen op het dossier mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 237);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 december 2023
inzake onderwerpen met betrekking tot sekswerkbeleid (Kamerstuk 34 193, nr. 18);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 23 april 2024 inzake
uitvoering van de motie van de leden Bikker en Mutluer over het wettelijk verankeren
van het non-punishmentbeginsel (Kamerstuk 28 638-229) en van de motie van de leden Veltman en Bikker over bevorderen dat in het wetsvoorstel
modernisering 273f wordt bewerkstelligd dat het delict mensenhandel wordt opgenomen
in artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering (Kamerstuk 28 638-241) (Kamerstuk 28 638, nr. 248);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 17 juni 2024 inzake
Actieplan Samen tegen Mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 251);
− de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 28 juni 2024 inzake beleidsreactie
rapport Nationaal Rapporteur getiteld Brede blik op daderschap (Kamerstuk
28 638, nr. 252).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Pool
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Wijen-Nass
Griffier: Vroege
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bikker, Boomsma, Emiel van Dijk, Dral,
Krul, Tseggai en Wijen-Nass,
en de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal, welkom bij het commissiedebat over mensenhandel en prostitutie.
Hierbij is de vergadering geopend. We gaan starten met de eerste termijn. Ik geef
graag het woord aan de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Dank, voorzitter. Ik zal met de deur in huis vallen. In juni heb ik schriftelijke
vragen gesteld aan de Minister over een onderzoek van de Volkskrant, waaruit blijkt
dat een verdachte in ruim twintig jaar honderden Oost-Europese vrouwen heeft geronseld
voor de illegale productie van porno en voor prostitutie. Dit heeft hij kunnen doen
zonder dat hij hiervoor is vervolgd. De verhalen hierover zijn echt walgelijk te noemen.
En het gaat niet eens alleen over deze zaak. Er zijn talloze voorbeelden van vrouwen
die worden uitgebuit en misbruikt. Van de mensenhandelzaken bestaat 46% uit seksuele
uitbuiting. Dat stopt niet aan onze landsgrenzen. Er staan minstens 45.000 – 45.000!
– advertenties online waarin Oost-Europese sekswerkers naar het buitenland worden
gelokt, waaronder Nederland. De slachtoffers hebben vaak geen poot om op te staan.
Hun paspoort is ingenomen. Ze zijn vaak afhankelijk als het gaat om woonruimte en
inkomen. Onder andere door het Volkskrantonderzoek blijkt nu dat in de Nederlandse
porno-industrie zulke situaties ook voorkomen, terwijl de Minister dit eerder glashard
heeft ontkend.
Voorzitter. Wij krijgen hierdoor sterk het gevoel dat er geen enkel zicht is op wat
voor misstanden er in de Nederlandse porno-industrie aan de orde zijn. Naar aanleiding
van de onthullende misstanden in de porno-industrie in Frankrijk, heeft de Minister
op verzoek van verschillende partijen in de Tweede Kamer een oppervlakkige verkenning
gedaan naar misstanden in Nederland. Volgens de Minister bleek daaruit dat er geen
enkel signaal van misstanden was. Dat is toch niet met elkaar te rijmen? Aan de ene
kant is er het journalistieke onderzoek van de Volkskrant, een praktijkonderzoek dat
talloze misstanden aan het licht brengt. En aan de andere kant is er een verkenning
van het ministerie die zogenaamd niets oplevert. Alleen al in dit voorbeeld is er
een verdachte die jarenlang in het zicht is van politie en justitie. Er is zelfs vastgesteld
dat er sprake is van illegale prostitutie.
We krijgen ook signalen dat modellen niet uitbetaald worden en ook via inkomen worden
uitgebuit. Kan de Minister daar eens op reageren? Hoe wordt volgens de Minister toezicht
gehouden op deze industrie? Kan de Minister hier verder op ingaan, ook in het kader
van de nieuwe zedenwetgeving waarbij «consent» de basis is?
Voorzitter. Het CDA is er in ieder geval niet gerust op en wil dat vrouwen die hulp
nodig hebben om uit de handen van pooiers te komen, die hulp zo snel mogelijk krijgen.
Het CDA wil ook dat deze vrouwen om deze hulp durven te vragen, want dat is al een
enorme drempel. Eén geval is wat ons betreft er al een te veel. Het is nodig dat er
een beeld is van de omvang van het hele probleem. Is de Minister bereid om nu wel
een uitgebreid onderzoek te starten, net zoals in Frankrijk is gebeurd, nu is gebleken
dat er wel degelijk sprake is van misstanden in de Nederlandse porno-industrie? Het
valt wat ons betreft namelijk niet te verdedigen dat er helemaal geen signalen bekend
zouden zijn. Ik vraag me dan wel af of dit via het ministerie moet gebeuren, nu het
vorige onderzoek eigenlijk mislukt is. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Voorzitter. Er zijn waarschijnlijk op dit moment meerdere vrouwen die hulp nodig hebben,
terwijl ze nu nog onder de radar zijn. Grondig onderzoek naar de Nederlandse porno-industrie
is broodnodig. Maar we willen verdere acties. Deze slachtoffers hebben een helpende
hand nodig, bijvoorbeeld in de vorm van een landelijk aanspreekpunt. Ze hebben een
plek nodig waar zij vertrouwelijk en veilig terechtkunnen, als zij bijvoorbeeld misbruik
of uitbuiting meemaken op sets of achter de schermen. Wij willen graag een reactie
van de Minister. We hopen bij de start van dit toch ingewikkelde onderwerp, ook een
Minister te zien die hier het vuur voor doet branden en hier ook echt een keer mee
aan de slag gaat.
Dank u wel.
De heer Boomsma (NSC):
Het is buitengewoon zorgelijk. Heeft de heer Krul ook een verklaring voor het feit
dat die misstanden dus eerder niet aan het licht kwamen? Hij geeft aan dat een andere
organisatie het onderzoek moet doen. Heeft hij ook een idee welke organisatie dat
dan moet zijn? Ik ben het er op zich helemaal mee eens, maar ik hoor hier graag nog
wat verduidelijking op.
De heer Krul (CDA):
Ik heb de verklaring helaas niet. Uit een grootschalig onderzoek in Frankrijk bleek
dat daar ontzettend veel mis was binnen de industrie. De Franse overheid heeft daar
ook maatregelen op genomen. Dat was voor ons aanleiding om een soortgelijk onderzoek
in Nederland te laten uitvoeren. De verkenning die het Nederlandse ministerie heeft
uitgevoerd, leverde geen enkele signalen op. Daar hebben we in juni ook vragen over
gesteld; die zijn nog steeds niet beantwoord. Ik kan dat dus niet verklaren. Ik heb
nu ook niet direct een organisatie of instantie in mijn hoofd die het onderzoek zou
moeten doen, maar het ministerie heeft heel veel ervaring met onafhankelijke onderzoeken
door derden. Ik weet zeker dat als ze die opdracht krijgen, ze die ook goed kunnen
beleggen. Maar ik ben toch heel benieuwd naar de reflectie van de Minister hierop.
Misschien heeft het met de methode te maken; ik weet het niet. Ik laat mij graag informeren.
De voorzitter:
Dan is zo meteen het woord aan de heer Boomsma van NSC voor zijn eerste termijn, maar
voor we verdergaan wil ik nog even opmerken dat de spreektijd vier minuten is per
fractie. Er zijn twee interrupties toegestaan. Aan u het woord, meneer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Dit is mijn allereerste commissiedebat; het is een grote eer om
hier te zijn.
Mensenhandel en uitbuiting zijn gruwelijke vormen van onrecht, die helaas op grote
schaal in Nederland voorkomen. Vaak gebeurt het onder onze ogen en met name in de
prostitutie. We weten dat er duizenden slachtoffers per jaar zijn, met name vrouwen,
waar we geen goed zicht op hebben. Bijna 25 jaar geleden is het bordeelverbod opgeheven
en nu al 25 jaar is er een eigenlijk een lacune in de wet. We hebben te weinig handvatten
om dit onrecht aan te pakken. We moeten nu dus zo snel mogelijk door met een aantal
wetsvoorstellen die al een tijd liggen te sudderen.
Dan gaat het met name om de Wet regulering sekswerk en de wetgeving rond strafbaarstelling
van mensenhandel: de aanpassing van artikel 273f. Die wetgeving biedt echt kansen
om arbeidsuitbuiting aan te pakken. Eén specifieke wijziging erin baart ons echter
zorgen. Dat gaat om het schrappen van lid 1, sub 3 over het meenemen uit een ander
land. Wij vrezen dat dat het juist moeilijker maakt om seksuele uitbuiting te bestrijden.
Het is daar juist zo hard nodig. Er zijn heel veel Oost-Europese maar ook Latijns-Amerikaanse
vrouwen die worden onderdrukt en uitgebuit door pooiers. Die pooiers kunnen we op
dit moment niet hard genoeg aanpakken. Ik hoor graag hoe de Minister dat ziet. Wij
maken ons daar zorgen over. Wij willen dat dat anders alsnog wordt teruggebracht in
de wet. Heel vaak worden die vrouwen uitgebuit zonder dat dwang goed bewezen kan worden.
Ik denk ook dat dat kan helpen om de misstanden in de porno-industrie aan te pakken,
waar de heer Krul het net over had. Wij steunen ook zeker zo’n nader onderzoek.
Dan over de Wet regulering sekswerk: in 2014 hebben we in de gemeente Amsterdam al
een initiatiefwet ingediend voor het barrièremodel, om te beginnen met het verhogen
van de minimumleeftijd tot 21 jaar en met registratie en intakegesprekken. Dat moeten
we wat ons betreft nu ook zo snel mogelijk in heel Nederland gaan doen. Wanneer kunnen
we dit verwachten? Het is daarbij ook zaak dat gemeenten voldoende budget hebben om
die wettelijke taak uit te gaan voeren. Is daarin voorzien, vraag ik de Minister.
Wat ik in Amsterdam ook al tegenkwam, was het probleem dat er onvoldoende wettelijke
grondslag is voor gegevensverwerking. Kan de Minister daarvoor snel met een voorstel
komen? De VNG vroeg hier ook om. Het speelt overigens ook op het vlak van de Europese
samenwerking.
Mijn volgende punt gaat over de bedenktijd van slachtoffers van mensenhandel. Bij
Dublinclaimanten moet het belang van goed onderzoek kunnen doen, prevaleren. Ook al
vervalt dan misschien de Dublinclaim, deze mensen moeten beschikbaar zijn voor nader
onderzoek. Ik stel voor om de langere termijn ook voor deze mensen te laten gelden.
In het Actieplan Samen tegen Mensenhandel staat letterlijk geschreven «met name de
minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting zijn zo goed als uit beeld geraakt
in de jaarcijfers van CoMensha». Daar schrik ik natuurlijk enorm van. We hebben eerder
al geconstateerd dat er mogelijk duizenden slachtoffers zijn, maar we hebben er nauwelijks
zicht op. Ik wil dus graag horen welke stappen de Minister wil zetten om dat te veranderen
en daar wel zicht op te krijgen. Hoe gaat hij dat fundamenteel verbeteren?
Cruciaal is daarbij om professionals te trainen in het herkennen van signalen van
dwang, uitbuiting en mensenhandel en te zorgen dat ze daar alert op zijn. Die bewustwording
is heel belangrijk. Dan zie ik in de stukken een ambitie geformuleerd die mij veel
te laag lijkt. Daarin gaat het om een stijging van ten minste 10% van de eerstelijnsprofessionals
in Nederland die weten wat mensenhandel is. Ik denk dat we daarbij veel meer ambitie
moeten hebben, om die signalen kunnen te herkennen. Ik overweeg om daarvoor moties
in te dienen.
De recidive onder daders is buitengewoon hoog. Kan de Minister ons op de hoogte houden
van de voortgang van de stappen die daarin worden gezet? Er is eerder aandacht voor
gevraagd. Er worden nieuwe interventies ontwikkeld bij de reclassering. Hoe gaat het
daar nu mee?
Tot slot denk ik dat het belangrijk is om veel meer in te zetten op onlineopsporing
van bijvoorbeeld webcrawlers en lokprofielen. Hoe staat het daarmee? Ziet de Minister
daar kansen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het was inderdaad precies binnen de tijd. Ik zie een interruptie van de
heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Allereerst welkom aan de heer Boomsma. Het was een mooi eerste betoog in het commissiedebat.
Ik heb een vraag uit interesse. De heer Boomsma heeft – helaas – heel veel ervaring
met dit soort zaken in de gemeenteraad van Amsterdam. Wij voeren hier vaak de discussie
over waar de verantwoordelijkheid ligt: moet de centrale overheid er een soort regierol
in pakken of zijn het meer decentrale problemen die aansluiten bij een specifieke
omgeving of context van een gemeente of gemeenschap? Tegelijkertijd horen wij vaak
van diezelfde gemeentes: neem nu eens wat regie, overheid! Ik ben benieuwd hoe de
heer Boomsma en de fractie van NSC daarnaar kijken. Als het gaat om mensenhandel en
prostitutie, vindt hij dan dat het Rijk meer regie moet nemen of moeten we daarvoor
nog steeds naar de gemeentes kijken?
De heer Boomsma (NSC):
Dank voor de vraag. Ik denk allebei, want dit probleem is zo groot en zo fundamenteel
dat alle overheden hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik vind wel dat wij als
Rijk gemeentes echt in staat moeten stellen om dat werk te doen. Het is heel goed
dat gemeentes een deel van de controles kunnen overnemen, want de politie heeft daar
te weinig tijd voor. Tegelijkertijd betreft een groot deel natuurlijk echt het strafrecht.
Op pooiers die mensen uitbuiten, mensenhandelaren en mensensmokkelaren moet gewoon
het volledige strafrecht van toepassing zijn. Dat is ook een rijksverantwoordelijkheid.
Maar er zijn heel veel andere dingen die de gemeente kan overnemen, zoals controleren
of aan de voorwaarden wordt voldaan. Maar op dit moment is het beleid in allerlei
gemeentes in Nederland veel te versnipperd. In Amsterdam moet je sinds tien jaar geleden
21 jaar zijn, vanwege ons initiatiefvoorstel, in andere gemeenten hoeft dat niet.
In de ene gemeente moet je zzp’er zijn, in de andere niet. In de ene gemeente sta
je wel geregistreerd, is er zicht op en mag je thuiswerken, in de andere niet. We
moeten daar dus veel meer eenheid en regie in aanbrengen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Dral van de VVD.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Mensenhandel, dat vooral onder kwetsbare groepen slachtoffers
maakt, is een zeer ernstig misdrijf. De slachtoffermonitor geeft aan dat binnen vijf
jaar 45% en binnen zeven jaar 50% weer slachtoffer wordt. Vooral bij minderjarigen
is herhaald slachtofferschap aan de orde.
De voorzitter:
Mevrouw Dral, misschien is het voor u fijner om even te wachten tot de bel stopt,
of niet? Het leidt misschien een beetje af namelijk. Hij is gestopt. Dat is het fijnst.
Mevrouw Dral (VVD):
Nogmaals dank, voorzitter. Mensenhandel, dat vooral onder kwetsbare groepen slachtoffers
maakt, is een zeer ernstig misdrijf. Hiertegen moet krachtig en voortvarend worden
opgetreden. De slachtoffermonitor geeft aan dat binnen vijf jaar 45% en binnen zeven
jaar 50% weer slachtoffer wordt. Vooral bij minderjarigen is herhaald slachtofferschap
aan de orde. En 40% van de mensenhandelzaken wordt geseponeerd.
Het Actieplan programma Samen tegen Mensenhandel, dat door de vorige Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid in overleg met alle betrokken organisaties is gemaakt,
is een goed begin maar niet afdoende. Het inmiddels verstrekte actieplan is inmiddels
in de ministerraad aan de orde geweest. In het verslag van het schriftelijk overleg
van 7 juni jongstleden wordt door de Staatssecretaris gesteld dat de uitvoering van
het actieplan en de acties stilstaan. Ik zou graag van de Minister willen weten wat
de stand van zaken van de uitvoering is op dit moment. Indien de uitvoering inmiddels
is gestart, dan is mijn vraag of en hoe deze uitvoering wordt gemonitord. Hoe weten
we of de maatregelen in het actieplan effectief zijn? En hoe is de Nationaal Rapporteur
hierbij betrokken?
Daarnaast is het goed dat het artikel waarin mensenhandel strafbaar wordt gesteld,
artikel 273f Wetboek van Strafrecht, inmiddels wordt aangepast. Hierdoor kan mensenhandel
naar verwachting sneller bewezen worden verklaard. Daardoor kunnen dus meer daders
sneller worden bestraft. In verband met het onderzoek van de Nationaal Rapporteur
genaamd «Brede blik op daderschap» is in de brief aan de Kamer van 28 juni jongstleden
gereageerd op vier aanbevelingen uit dit rapport. Kan de Minister aangeven wanneer
de uitkomst van het gefaseerde onderzoek inzake de genoemde twee deelvragen aan de
Kamer kan worden gezonden? Het voortvarend beschikbaar komen van deze uitkomsten kan
immers bijdragen aan vermindering van recidive, waardoor de samenleving veiliger wordt.
De VVD vindt dat mensenhandel een dusdanig ernstig misdrijf is dat iedereen die daar
kennis van draagt, behalve slachtoffers en hulpverleners, moet worden verplicht om
daar aangifte van te doen. Hierdoor komen de kwetsbare slachtoffers van mensenhandel
immers eerder in beeld. In dat kader is het vreemd dat degenen die weten dat mensenhandel
plaatsvindt en daar niet op acteren, straffeloos wegkomen. Het delict mensenhandel
wordt weliswaar gemoderniseerd, maar juridisch zijn mensen ook onder het nieuwe wetsvoorstel
niet verplicht om er aangifte van te doen. De VVD vindt het logisch dat iedereen die
kennis draagt van mensenhandel, behalve dus de slachtoffers en de hulpverleners, wordt
verplicht om daar aangifte van te doen bij de politie.
Dan ...
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Tseggai van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dit is niet bedoeld als een overhoringsvraag, maar bent u zich ervan bewust, vraag
ik via de voorzitter, dat het op dit moment niet mogelijk is voor andere mensen om
namens een slachtoffer van mensenhandel aangifte te doen? Daar wilde ik in mijn inbreng
namelijk ook een punt van maken. Bij kindermishandeling kan dat bijvoorbeeld wel.
Wat zou u ervan vinden om daar een punt van te maken of daar misschien zelfs een motie
over in te dienen? Al wachten we daarvoor uiteraard het antwoord van de Minister af.
Mevrouw Dral (VVD):
Dat is precies mijn punt; ik was nog niet klaar.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
O, excuus!
Mevrouw Dral (VVD):
Nee, dat geeft niet, maar dat is precies het punt dat ik maak: op dit moment kan het
niet, maar wij als VVD vinden dat dat juist wel moet. Eerder heeft collega Veltman
hier samen met de ChristenUnie ook een motie over ingediend, die Kamerbreed is aangenomen.
Het vorige kabinet liet hierop weten dat de uitbreiding van de aangifteplicht niet
uitsluitend in het licht van mensenhandel moest worden bezien en kondigde een bredere
verkenning aan naar de eventuele uitbreiding van de aangifteplicht. Echter, deze verkenning
duurt inmiddels te lang. Zolang er geen aangifteplicht van toepassing is op mensenhandel,
kan een kwetsbare groep mensen minder goed beschermd worden tegen dit bijzonder ernstige
misdrijf. Ik vraag de Minister dan ook wanneer de genoemde verkenning kan zijn afgerond.
Mocht die verkenning nog langer op zich laten wachten, dan wil ik graag van de Minister
weten of hij bereid is mensenhandel bij voorrang op te nemen in artikel 160 Wetboek
van Strafvordering. Als de Minister niet bereid is om dit toe te voegen aan het wetsvoorstel,
dan overweeg ik om bij de behandeling van het wetsvoorstel een amendement op dit punt
in te dienen, conform de eerder aangenomen motie-Veltman/Bikker.
Huwelijkse uitbuiting wordt wettelijk gezien niet als mensenhandel beschouwd. Hierdoor
komen de slachtoffers hiervan niet of te laat in beeld. De VVD vindt dat de strafbepaling
voor mensenhandel van toepassing moet zijn op huwelijkse uitbuiting. In het kader
van het verslag bij de Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel
is door de VVD ingebracht dat het liefst in de wettekst, maar in elk geval in de toelichting
aandacht moet worden besteed aan huwelijkse uitbuiting als onderdeel van mensenhandel.
Kernvraag hierbij was waarom huwelijkse uitbuiting niet ook aan het voorgestelde vijfde
lid van artikel 273f kan worden toegevoegd. Kan de Minister aangeven hoe het staat
met de beantwoording van deze vragen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dral. Ik zie dat de heer Krul wil interrumperen.
De heer Krul (CDA):
Volgens mij is dit de eerste keer in deze commissie, of niet?
Mevrouw Dral (VVD):
Ja, wel in deze commissie.
De heer Krul (CDA):
Ja, in deze commissie. Complimenten daarvoor.
Ik heb in mijn betoog vooral aandacht besteed aan de porno-industrie. We wachten dringend
op de antwoorden op de schriftelijke vragen, maar we kunnen al wel stellen dat de
uitgevoerde verkenning naar misstanden een beeld schetst dat niet overeenkomt met
wat zich in werkelijkheid afspeelt. Zou het de VVD ook een verstandig idee lijken
om daarnaar verder onderzoek te doen, zodat naar boven kan komen wat er echt allemaal
aan de hand is in de porno-industrie? Op basis daarvan kunnen we dan eventuele vervolgmaatregelen
bespreken, maar in eerste instantie doen we onderzoek. We willen immers echt weten
wat daar aan de hand is.
Mevrouw Dral (VVD):
Ja, ik denk dat het heel belangrijk is dat we goed in beeld krijgen wat de werkelijke
situatie is en dat we dan ook meteen de juiste maatregelen nemen, maatregelen die
goed en effectief zijn om deze mensen te helpen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Tseggai van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De agenda van dit commissiedebat bevat een lange lijst stukken
waarvan sommige al meer dan een jaar oud zijn. Ik vind dat in deze lange lijst een
visie van dit nieuwe kabinet op sekswerk en de aanpak van mensenhandel ontbreekt.
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat de minimumleeftijd voor sekswerk omhooggaat
en dat mensenhandel wordt aangepakt. Wat wil het nieuwe kabinet daarnaast met mensenhandel
en sekswerk, is mijn eerste vraag.
Voorzitter. Ik zal mijn inbreng opknippen in een deel over sekswerk en een deel over
mensenhandel. En ik ga proberen om mijn betoog in die vier minuten te doen.
Ik begin bij sekswerk. Sinds jaar en dag wordt er gewerkt aan wetgeving, aan landelijke
regels voor hoe sekswerk moet worden gereguleerd. Het wetsvoorstel Wet regulering
sekswerk en bestrijding misstanden seksbranche heeft de eindstreep van de Eerste Kamer
nooit gehaald. Het is inmiddels ook ingehaald door het wetsvoorstel Wet regulering
sekswerk, dat bij de Kamer ligt. Het is dus aan ons om de behandeling daarvan op te
pakken, maar dan wil ik wel graag weten wat de huidige regering ervan vindt. Staat
de Minister achter de hoofdlijnen van dit wetsvoorstel, namelijk dat sekswerk aan
een vergunning moet zijn gebonden en dat thuisprostitutie wordt toegestaan? Registratie
is trouwens ook een niet onbelangrijk onderdeel. Zelf ben ik nog niet overtuigd van
deze vergunning- en registratieplicht. Misschien kan de Minister mij overtuigen.
Voorzitter. De Raad van State heeft enige tijd geleden advies uitgebracht over het
wetsvoorstel Wet gemeentelijk toezicht seksbedrijven. Daarmee moet het makkelijker
worden om binnen gemeenten persoonsgegevens van sekswerkers te verwerken als dat noodzakelijk
is voor de naleving van voorschriften die gemeenten aan sekswerkers stellen en het
houden van toezicht. Ik sta hierbij niet meteen te popelen, maar ook hiervan vraag
ik mij af wat de nieuwe Minister ervan vindt.
Voorzitter. Herhaaldelijk, onlangs ook weer, komt in het nieuws dat sekswerkers slachtoffer
zijn van klanten die afpersen, bedreigen en mishandelen. Onlangs heb ik hierover nog
Kamervragen gesteld. Die zijn inmiddels beantwoord. Al jaren geleden is er in deze
Kamer een initiatiefwet aangenomen om mensen strafbaar te stellen die sekswerkers
misbruiken van wie ze zouden kunnen weten dat ze slachtoffer zijn van mensenhandel.
Ik vraag mij af wat er nodig is om deze groep nog beter te beschermen. Hoe wordt er
bijvoorbeeld voor gezorgd dat kwetsbare sekswerkers melding of aangifte durven doen
zonder bang te hoeven zijn omdat ze hier illegaal zijn of zonder vergunning werken?
Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Voorzitter. Dan hulp voor sekswerkers die dat nodig hebben of die willen uittreden.
Tot twee keer toe is er in deze Kamer een voorstel aangenomen voor een landelijke
voorziening voor hulp aan jongens en mannen die sekswerk doen. House of Inner Strength
doet dat en heeft al een landelijke functie, maar bij gebrek aan financiering dreigt
deze specifieke voorziening verloren te gaan. Op ons verzoek lopen er gesprekken met
de VNG en gemeenten. Ik vroeg me af wat de stand van zaken is. Zou de Minister daarop
terug kunnen komen? Want het lijkt me heel onwenselijk als deze voorziening verdwijnt.
Voorzitter. Dan ga ik nog heel snel naar mensenhandel, want ik heb niet zo veel tijd
meer. Het Actieplan programma Samen tegen Mensenhandel is natuurlijk op aandringen
van de Kamer aangescherpt, maar ik heb het gevoel dat we er daarmee nog niet zijn.
Zo is er geen specifieke actie voorzien op mensenhandel in het onlinedomein en is
er ook geen specifiek budget voor de internationale aanpak van mensenhandel. Ik hoor
graag wat de Minister hier nog mee wil.
Mag ik er nog één laatste puntje – ik vlieg er even doorheen – aan toevoegen? Ik kan
me aansluiten bij het punt van de voorgaande spreker over het uitbreiden van aangiftemogelijkheden
bij mensenhandel, want op dit moment kunnen slachtoffers eigenlijk alleen zelf aangifte
doen. Als zij het zelf niet durven, is er geen mogelijkheid om dat bijvoorbeeld door
een hulpverlener te laten doen. Het lijkt mij heel goed als we het, net als bij kindermishandeling,
gaan uitbreiden.
Ik houd het hierbij. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ja, een vraag. Al is het maar omdat mevrouw Bikker, die net binnenkomt, dan even tijd
heeft om haar inbreng erbij te pakken. In mijn inbreng heb ik proberen bloot te leggen
dat er uit onderzoek van de Volkskrant blijkt dat er heel veel mis is in de Nederlandse
porno-industrie en dat wij het heel vreemd vinden dat de verkenning door het ministerie
geen signalen oplevert. Ik heb de vraag ook al twee keer gesteld aan de collega’s
naast mij. Ik zou graag aan de fractie van GroenLinks-PvdA willen vragen of ze het
er net als de fractie van het CDA en de sprekers voor mij mee eens zijn dat we alle
feiten boven tafel moeten hebben, en dat een goed, gedegen en onafhankelijk onderzoek
naar de porno-industrie dus noodzakelijk is. Kan ik hierin GroenLinks-PvdA aan mijn
zijde vinden?
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Het korte antwoord daarop is: ja. Een iets langer antwoord daarop is dat dat ook een
van de redenen is dat ik net de vraag heb gesteld over de aanpak van mensenhandel
in het onlinedomein. Volgens mij kan dat namelijk echt een stuk beter, juist ook om
dit soort misstanden tegen te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik ben binnengekomen in de dying seconds. Excuses voor de vertraging.
Ik spreek mede namens de SGP; u begrijpt dat dat mede een reden was om helemaal de
benen uit mijn lijf lopen om hier nog op tijd te zijn.
Voorzitter. Ter zake. Allereerst complimenten dat het onderwerp van mensenhandel en
prostitutie bij de Minister van Justitie en Veiligheid is belegd. Ik hoop dat daar
de ambitie van dit kabinet uit spreekt om hier heel stevig werk van te maken. Ik wens
hem daarbij van harte wijsheid en zegen om dat werk op een goede manier te doen, want
dat is keihard nodig.
Het is inmiddels 150 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft. Gelukkig maar,
want ieder mens heeft zijn waardigheid, en ieder mens moet in vrijheid kunnen werken
en leven. Toch leven er in 2024 nog steeds mensen in slavernij, wereldwijd 50 miljoen.
Met mensenhandel wordt jaarlijks 128 miljard euro verdiend. Over het algemeen gebeurt
dat door criminelen die zich bezighouden met mensenhandel, drugscriminaliteit en wapenhandel.
Zij worden er beter van; de meest kwetsbaren worden uitgebuit, misbruikt en uitgespuugd.
Je zou denken dat dat alleen gebeurt op continenten ergens hier ver vandaan, maar
nee, ook in Nederland komt dit voor. Het verdient onze grootste aandacht, maar allermeest
een aanpak die ook echt werkt om deze mensen, die nu in moderne slavernij leven, daaruit
te krijgen.
Voorzitter. Dan kom ik tot de punten waar we als commissie met de Staatssecretaris
in het vorige kabinet flink over hebben gesproken. Dat begint natuurlijk met de aanpak
van mensenhandel en het actieplan. Al luisterend merkte ik dat mijn voorgangers daar
al het nodige over gezegd hebben. Mijn belangrijkste vraag, die ik hier echt beantwoord
zou willen hebben, is: heeft de Minister nu de steun van alle samenwerkingspartners
bij deze nieuwe versie?
Mijn grootste zorg is nog steeds – we zien dat telkens opnieuw – dat de landelijke
aanpak onvoldoende van de grond komt, en dat welke regio er aan zet is, bepaalt wat
de gevolgen zijn en of er ruimte is om mensenhandel aan te pakken. Het bestrijden
van mensenhandel moet gewoon bij de kerntaken van de politie horen en niet afhankelijk
zijn van een paar miljoen extra die de Kamer wel of niet vrijmaakt. Is de Minister
dat met mij mee eens? Hoe ziet hij dat en welke bijbehorende middelen heeft hij daarbij
voor ogen?
Voorzitter. Daarom is mijn belangrijkste vraag: wat is de ambitie van dit kabinet
op het terrein van mensenhandel? Wanneer kijkt de Minister tevreden terug op zijn
ambtstermijn als het om dit onderwerp gaat? Is dat doel te halen met meer van hetzelfde,
of is er toch iets anders nodig? Ik sluit me aan bij de vorige sprekers die hierover
ook het nodige hebben gezegd.
Dan het thema prostitutie, voorzitter. Ik heb in het hoofdlijnenakkoord gezien dat
de leeftijd voor prostitutie naar 21 jaar gaat. Wanneer volgt dat wetsvoorstel? Hoeveel
haast gaat de Minister maken met de Wet regulering sekswerk? Als ik het goed begrijp,
staan de uitstapprogramma’s onder druk, omdat de SPUK’s worden afgeschaft en via het
Gemeentefonds gaan lopen. Sorry voor het jargon, maar het moet even snel. Hoe zit
dit? Kan de Minister garanderen dat de uitstapprogramma’s wél doorgaan, met dezelfde
financiering?
Dan kom ik tot mijn laatste vraag, voorzitter. We zien een oververtegenwoordiging
van Oost-Europese vrouwen in de seksbranche, waarbij we soms ook grote twijfels hebben
of dat, hoewel het vrijwillig begon, nog steeds vrijwillig is. Dit kabinet is bezig
met plannen voor arbeidsmigratie, juist om te kijken waar het minder kan. Ik kan me
typisch voorstellen dat het kabinet in dat licht ook kijkt of we juist op dit punt
voor de seksbranche maatregelen moeten nemen. Is de Minister bereid om dat te verkennen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan ga ik nu het voorzitterschap overdragen aan de heer
Krul, voor mijn eigen bijdrage.
Voorzitter: Krul
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Nass van de BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer Krul. Mijn naam is inmiddels Wijen-Nass, want ik ben getrouwd,
maar dank u wel.
De voorzitter:
Van harte. Ja, we kennen elkaar al wat langer en toen was het nog Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Precies, toen was het nog Nass. Dank u wel, meneer Krul.
Voorzitter. Het commissiedebat van vandaag gaat over mensenhandel en prostitutie.
Dit is een belangrijk onderwerp. Er is ook een wetswijziging aanhangig bij de Kamer.
We hebben er destijds al vragen over gesteld. We zijn ook benieuwd naar de beantwoording
van deze vragen. Tijdens het debat over de wetswijziging zullen we uiteraard ook onze
inbreng leveren, maar namens mijn fractie wil ik vandaag ook graag een aantal punten
aankaarten.
Ten eerste wil ik graag aandacht vragen voor de hoge recidivepercentages bij veroordelingen
voor binnenlandse seksuele uitbuiting. Uit de dadermonitor van de Nationaal Rapporteur
Mensenhandel blijkt namelijk dat 36% van de daders binnen twee jaar opnieuw een delict
pleegt. Het recidivepercentage loopt zelfs op naar 58% binnen vijf jaar en 65% binnen
zeven jaar. We zien dat ze ook vaak opnieuw de fout in gaan met andere ernstige delicten.
Om recidive terug te dringen is onder andere een aantal jaren geleden de Wet langdurig
toezicht in werking getreden. Ik ben benieuwd of deze wet enig effect heeft gehad
op de enorme recidivepercentages die ik zojuist heb genoemd. Dat verneem ik graag
van de Minister. Ik ben ook benieuwd hoe de Minister kijkt naar de Wet langdurig toezicht
en of het toezicht eventueel geïntensiveerd kan worden bij vrijgekomen gedetineerden
die zich schuldig hebben gemaakt aan seksuele uitbuiting.
Voorzitter. Ten tweede zou ik het ook graag willen hebben over de brief over het Actieplan
Samen tegen Mensenhandel. Hierin staat dat we de meldingsbereidheid bij mensenhandel
moeten vergroten. Zo moet het voor slachtoffers duidelijk zijn waar zij terechtkunnen
als ze hulp nodig hebben. Andere burgers moeten makkelijk kunnen overzien waar zij
signalen kunnen doorgeven. Daar ben ik het ook helemaal mee eens. Maar ik vind wel
dat het best een beetje aan de oppervlakte blijft. De BBB vindt dat een overtreding
van artikel 273f, mensenhandel, dermate ernstig is dat hier een aangifteplicht voor
moet gaan gelden. Er is ook al eerder een motie over aangenomen. Het enige wat er
in de brief staat, is dat het vraagstuk breder wordt verkend, omdat niet alleen maar
gekeken moet worden naar mensenhandel. Dat begrijpen we, maar op die manier gaat het
wel erg lang duren. Ik ben wel benieuwd naar de reactie van de Minister daarop.
Voorzitter. Ten derde hebben we van meerdere zorgaanbieders en gemeenten in Nederland
een brief ontvangen waarin wordt opgeroepen om structureel financiële middelen vrij
te maken ten behoeve van de opvang van slachtoffers van mensenhandel. De organisaties
en de gemeenten stellen dat de zorg voor deze slachtoffers onder druk staat. Ze vrezen
dat ze niet meer kunnen voldoen aan hun taken. Ik ben benieuwd of de Minister wellicht
nog mogelijkheden ziet om hulp te bieden.
Dan nog tot slot, voorzitter. In het hoofdlijnenakkoord hebben we kunnen lezen dat
de minimumleeftijd voor prostituees wordt verhoogd naar 21 jaar. Geldt dit alleen
voor de prostituees of ook voor de klant?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord terug aan de voorzitter.
Voorzitter: Wijen-Nass
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat ik de vergadering even moet schorsen, maar voor de duur van
hoeveel minuten? We schorsen de vergadering voor de duur van 25 minuten voor de reactie
van de Minister. Dat is dan tot 10.55 uur.
De vergadering wordt van 10.32 uur tot 10.55 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met dit commissiedebat. Ik draag het voorzitterschap over aan de heer
Van Dijk. Hij is later binnengekomen; ik ga de commissie dus wel eerst vragen of zij
ermee akkoord gaat dat de heer Van Dijk alsnog deelneemt aan dit debat en dat hij
ook het voorzitterschap overneemt. Ik zie naast mij instemmend geknik. Dus aan u het
woord, meneer Van Dijk.
Voorzitter: Emiel van Dijk
De voorzitter:
Perfect. Dank u wel, collega. Welkom allemaal, bij de eerste termijn van de zijde
van het kabinet. Ik geef Minister van Weel het woord om zijn antwoorden aan de Kamer
te geven.
Minister Van Weel:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor het warme welkom in wat mijn eerste commissiedebat
is over mensenhandel en prostitutie. Mevrouw Bikker constateerde terecht dat dit onderwerp
nu is belegd bij de Minister. En ja, daar mag u in lezen dat wij de ambitie op dat
vlak zullen herijken en dat het de volledige aandacht heeft binnen mijn ministerie,
maar natuurlijk ook daarbuiten. Het is niet iets wat wij in isolement behartigen.
Ik zeg u er ook bij: het is voor mij een nieuw onderwerp. Er speelt veel en er heeft
veel gespeeld. Er is in uw Kamer veel aandacht geweest voor diverse wetsvoorstellen,
trajecten en aandachtspunten. Dat betekent dat ik ook wat tijd ga vragen om te antwoorden
op de vragen over ambitie en over hoe ik precies omga met wetsvoorstellen die bij
uw Kamer liggen, zoals het wetsvoorstel Wet regulering sekswerk. Ik heb even tijd
nodig om bij u terug te komen met een horizon over de verhoging van de minimumleeftijd
voor prostitutie naar 21 jaar, en om aan te geven op welke termijn ik denk dat te
kunnen gaan realiseren.
U kunt van mij vóór de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid dus een brede
ambitiebrief verwachten die op al deze diverse aspecten ingaat en die ook de bredere
ambitie van het kabinet voor de komende regeerperiode vastlegt. Op hoofdlijnen zult
u in het regeerprogramma daar al een aantal dingen over lezen. Ik kan daar natuurlijk
nog niet op vooruitlopen, maar het duurt niet lang meer tot dat openbaar wordt. Ik
kan u in aanvulling daarop toezeggen dat de nadere uitwerking nog volgt. Dat is natuurlijk
geen disclaimer om uw vragen vandaag niet te hoeven beantwoorden! Dat ga ik nu wel
degelijk doen.
Laat ik beginnen met de heer Krul. Die vroeg naar de beantwoording van zijn vragen.
Terecht vroeg hij aandacht voor het feit dat hij de antwoorden nog niet heeft ontvangen.
Die komen eraan. Geluisterd hebbende naar het debat hier en daarop gereflecteerd hebbende
zal ik het WODC vragen om een onderzoek te doen naar mogelijke misstanden in de porno-industrie
in Nederland. U heeft eerder, in 2023, een brief gekregen over een eerste verkenning
die we hebben uitgevoerd. Nee, daar kwamen geen specifieke onrustbarende signalen
in naar voren. Tegelijkertijd hoor ik uw ongemak over die uitkomst in relatie tot
signalen zoals die bijvoorbeeld in nieuwsartikelen naar voren komen. We zullen dat
onderzoek dus gaan opstarten. Daar wordt u dan ook over geïnformeerd.
Dan werd er ook gevraagd naar de internationale aanpak. Laat ik daar in algemene zin
het volgende over zeggen. Ons actieplan focust zich op de nationale aanpak omdat de
internationale trajecten heel erg zijn ingebed in andere gremia, bijvoorbeeld in EU-verband
of in bilateraal verband. In die ambitiebrief die u voor begrotingsbehandeling krijgt,
wil ik het volgende neerleggen. Ik wil er specifiek op ingaan waar nou de links liggen
tussen ons actieplan en de internationale bredere aanpak die loopt. Waar liggen onze
ambities op dat vlak? Ook daarover kunt u dan een uitgebreider antwoord vinden.
Er was een vraag van de heer Boomsma over het schrappen van de strafbaarstelling van
de buitenlandse werving voor prostitutie. Dat klopt; dat is weggehaald uit artikel
273f, en dat komt eigenlijk door een advies van de Hoge Raad. Die heeft ter zake gezegd
dat de brede paraplu die erin stond, namelijk werving voor prostitutie in het buitenland,
an sich eigenlijk niet een strafbaar feit zou moeten zijn. Prostitutie is immers legaal
en sec de werving daarvoor is niet het strafbaar feit. Wel strafbaar is natuurlijk
seksuele uitbuiting. Daarom valt dat, wanneer dat gebeurt door werving in het buitenland,
nog steeds onder de definitie van 273f zoals dat nu in het voorliggende voorstel staat.
De specifieke strafbaarstelling van buitenlandse werving kun je dus missen. Die was
ook te breed omdat die ook legale acties omvatte. Dat neemt niet weg dat daar waar
sprake is van seksuele uitbuiting, dat ook geldt voor mensen die in het buitenland
zijn geworven.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Ik begrijp dat men sec het uit het buitenland halen te ruim vond en dat de wens bestond
om het te wijzigen. De zorg is nu alleen dat als je dit helemaal schrapt in combinatie
met de andere wijzigingen, je eigenlijk te weinig handvatten overhoudt om die pooiers
aan te pakken. Er is namelijk heel vaak sprake van uitbuiting; vrouwen worden overduidelijk
uitgebuit, terwijl dwang lastig is te bewijzen. Daar zit dus de zorg; het moet wel
mogelijk blijven om die pooiers aan te pakken op grond van uitbuiting, ook als dwang
heel lastig is aan te tonen.
Minister Van Weel:
Ja, en zoals ik al zei zijn bepaalde aspecten van het onderwerp voor mij nieuw, dus
ik verlaat mij ook op de ondersteuning die ik hierbij krijg. Maar zoals ik het doorkrijg,
is dwang geen vereiste bij sub 3. Dus ook het in brede zin misbruik maken van iemands
kwetsbare positie valt al binnen de reikwijdte van dit artikel. Daarmee ondervangt
dat als het goed is uw vraag.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De Minister heeft natuurlijk juist ook hierop feedback op gevraagd, of beter gezegd:
om advisering gevraagd bij de verschillende instanties in de rechtsketen. Maar nu
hoor ik juist van bronnen bij de opsporing en de politie dat het hiermee – dit is
in aansluiting op wat Boomsma zei – erg lastig gaat worden om juist hen aan te pakken
van wie je het minst zou willen dat die ervan profiteren. Zou de Minister dit willen
heroverwegen, of in ieder geval willen kijken of juist in de strafrechtketen bij de
aanpak van deze figuren, de louche types, vormen zijn te verzinnen die bijdragen aan
een verbeterde aanpak? Ze mogen er niet mee wegkomen. Kan het OM daar bijvoorbeeld
op adviseren of kunnen we op een andere manier kijken hoe we dit toch dichter kunnen
krijgen dan het er nu staat?
Minister Van Weel:
Ik kom er in tweede termijn even op terug. Dan kan ik even reflecteren en kom ik met
een voorstel voor de manier waarop ik hiermee omga.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
Dan was er een vraag van de heer Boomsma over het feit dat er in het actieplan is
opgenomen dat eind 2026 een groter deel, 10%, van de eerstelijnsprofessionals in Nederland
weet wat mensenhandel is. Hij vroeg of dat wel een echte ambitie en of dat percentage
niet hoger zou kunnen. Zoals ik het begrijp, gaat het hier niet om professionals die
beroepsmatig in contact zouden kunnen komen met mensenhandel. Het gaat hier dus niet
om politieagenten, waarvan in de eerste lijn ongeveer 100% is getraind op dit soort
signalen. Het gaat hier niet om zorgprofessionals, die hier heel dichtbij staan. Het
gaat hier ook om hotelmedewerkers, medewerkers van reisbureaus en autoverhuurbedrijven.
Dat is een hele grote groep mensen. Daarop gelet is 10% volgens mij een realistische
ambitie. Een hoger percentage van deze hele grote gemeente zou een hele grote inspanning
vereisen en ik denk niet dat ik die kan waarmaken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
Dan de bedenktijd voor Dublinclaimanten. Ik snap de worsteling die hier speelt. Dit
is iets wat natuurlijk niet alleen op mijn beleidsterrein ligt, want hier ligt nadrukkelijk
ook een link met het beleid van mijn collega van Asiel en Migratie. Ja, de «30 dagen»
is hierbij gekozen en dat is natuurlijk een compromis. Het is een compromis tussen
de termijn van drie maanden die normaal gesproken geldt als bedenktijd en de regeling
die geldt voor Dublinclaimanten, conform het geldende asiel- en migratiebeleid. Ik
denk dat met deze termijn van 30 dagen gezocht is naar een compromis daartussen; dat
zal altijd enigszins onbevredigend zijn, dan wel naar de ene kant dan wel naar de
andere kant. Bezien vanuit mijn collega van AenM en los van strafbare feiten zou je
de periode zo kort mogelijk willen hebben. Vanuit de opsporingsketen wil je die periode
zo lang mogelijk hebben. Men is uitgekomen op de periode van 30 dagen. Ik teken er
wel bij aan dat als het OM denkt dat de aanwezigheid van een Dublinclaimant nodig
is voor verdere vervolging of een onderzoek, daar een uitzondering voor kan worden
gemaakt. Dan is een langere periode van verblijf op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning
wel mogelijk.
De heer Boomsma (NSC):
Het gaat er natuurlijk om dat je niet het risico loopt dat het onderzoek niet goed
kan worden voortgezet. Ik heb verschillende rapporten gelezen, bijvoorbeeld over vrouwen
uit met name Nigeria die slachtoffer zijn van mensenhandel en in Italië belanden,
waar de Nigeriaanse maffia heel machtig is, en daar in de problemen komen. De vraag
is hier natuurlijk ook: kan het OM redelijkerwijs tot de inschatting komen dat nader
onderzoek nodig is en kan het dat ook binnen de gestelde termijn concluderen?
Minister Van Weel:
De regeling moet in die zin nog in werking treden, dus dat moeten we nog zien, maar
op dit moment is de inschatting van wel. En er is een uitzonderingsgrond, dus als
het OM hierin tegen grenzen aanloopt, kan een tijdelijke verblijfsvergunning worden
gegeven om het verblijf te verlengen. De periode van 30 dagen zou voor het OM voldoende
moeten zijn om in ieder geval te komen tot een eerste aanleiding om te denken: wat
is er verder nodig voor de opsporing? Dan heeft het OM dus zelf mogelijkheden om dat
te verlengen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Aangifteplicht is een onderwerp dat onder anderen door mevrouw Dral werd aangehaald.
Vinden we dat er een aangifteplicht moet komen? Laat ik vooropstellen: als die er
zou moeten komen, denk ik dat je die niet in artikel 273 van het Wetboek van Strafrecht
moet zetten, als het de definities en de reikwijdte van mensenhandel betreft, maar
dat je die zou moeten toevoegen aan artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering.
Daar zijn mogelijkheden voor. Eind dit jaar, begin volgend jaar ga ik uitgebreid met
de Kamer in debat over het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Daar heb ik ook enorm
veel zin in, zeg ik tegen mevrouw Bikker. In dat artikel kan, denk ik, de reikwijdte
van de aangifteplicht worden besproken.
Ik wil er nog één ding aan toevoegen. We moeten hier ook voorzichtig mee zijn. Er
bestaat al een ruime mogelijkheid om aangifte te doen, niet alleen voor slachtoffers,
maar ook voor getuigen, in de breedste zin van het woord. Dat kunnen ook hulpverleners
zijn die er kennis van hebben genomen. De mogelijkheid bestaat dus al. Nu hebben we
het over een plicht. Bij een aangifteplicht – dat horen we van hulpverleningsorganisaties
– loop je het risico dat de vertrouwensband tussen hulpverleners en slachtoffers geschonden
wordt. Er moet een afweging worden gemaakt tussen de ernst van het strafbare feit
en het middel van de plicht, maar dat is nou precies zo’n afweging die je in het kader
van strafvordering in dat wetboek wilt maken, want daar horen dit soort afwegingen,
over de zwaarte van een dergelijk middel en het effect dat je ermee bereikt, thuis.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Dral.
Mevrouw Dral (VVD):
Ik ben het er helemaal mee eens; dat is ook hetgeen ik gezegd heb. Ik had gevraagd:
mocht de verkenning nog lange tijd op zich laten wachten – het ging over een verkenning
naar aanleiding van de vraag van een collega – is de Minister dan bereid om mensenhandel
bij voorrang op te nemen in artikel 160 Sv? Volgens mij hebben we het dus over hetzelfde.
De Minister zegt iets over dat het belangrijk is. Als het gaat over de plicht, wil
ik toch benadrukken dat mensen in onze maatschappij die het onder hun ogen zien gebeuren,
zich zo verantwoordelijk moeten voelen, dat ze gewoon uit zichzelf aangifte doen,
maar dat gebeurt dus niet. Daarom vinden wij het als VVD belangrijk dat die plicht
er komt.
Minister Van Weel:
Gelukkig komen we nog te spreken over het Wetboek van Strafvordering, dus dan kunnen
we deze discussie hernemen. De plicht heeft al een reikwijdte voor moord, doodslag
en verkrachting, voor de zwaardere delicten dus. Ik ga graag het gesprek aan met de
Kamer over de vraag of vormen van mensenhandel daaraan zouden moeten worden toegevoegd,
maar dan het liefst in dat kader. Maar dat komt dus al snel.
De voorzitter:
Dan heeft u op hetzelfde onderwerp ook nog een interruptie van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb nog een aanvullende vraag aan de Minister over de aangifteplicht. Ik begrijp
dat de Minister zegt dat hij het graag wil opnemen in artikel 160 Sv. Kan ik daaruit
afleiden dat hij het niet wil meenemen in de Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling
mensenhandel? Dat is mijn eerste vraag. De tweede vraag is: neemt hij zelf het initiatief
voor het opnemen van een aangifteplicht in artikel 160 Sv?
Minister Van Weel:
Het Wetboek van Strafvordering zit al in de molen. De eerste sessies in de Kamer zijn
gepland voor januari. Op dit moment ga ik dat dus niet intrekken en amenderen. Ik
laat het graag aan uw Kamer om in de debatten over artikel 160 ook dit aspect te betrekken.
Ik heb dan even tijd om me nader te beraden op een kabinetsstandpunt daarover en hoe
we de weging maken, zoals ik zei, tussen het belang van de opsporing, de ernst van
het delict en de rechten van het slachtoffer. Daar ben ik nog niet uit op dit moment.
De voorzitter:
Helder. Vervolgt u uw betoog, alstublieft.
Minister Van Weel:
Tegelijkertijd proberen we natuurlijk wel – ik blijf in de sfeer van de aangiftes
– om de aangiftebereidheid van met name sekswerkers te verhogen. Om sekswerk veiliger
te maken is in 2022 het platform Ugly Mugs opgericht. Dit platform heeft ook tot doel
om de meldingsbereidheid te vergroten en om ondersteuning te bieden aan sekswerkers
na geweld. Daarnaast werk ik aan de uitvoering van de aanpak versterking van de sociale
en juridische positie van sekswerkers, die vorig jaar aan de Tweede Kamer is verzonden.
Dat traject zetten wij in ieder geval door, zeg ik vooruitlopend op de brief voor
de begrotingsbehandeling. Initiatieven die hierin genoemd worden, hebben onder meer
tot doel om de aangiftebereidheid onder sekswerkers te vergroten. De voortgang van
de uitvoering van initiatieven die in de aanpak staan, zal ik meenemen in de brief
die ik heb toegezegd voor de begrotingsbehandeling.
Dan artikel 273f. Gevraagd is wanneer dit wordt gemoderniseerd en waar we nu in het
traject staan. Het wetsvoorstel is dit voorjaar aan uw Kamer aangeboden. In juni heeft
u daarover verslag uitgebracht. De nota naar aanleiding van het verslag verwacht ik
begin oktober, dus over een paar weken, naar uw Kamer te kunnen zenden. Daarna is
het uiteraard aan de Kamer om te bezien wanneer we de plenaire behandeling daarvan
hebben.
Mevrouw Dral vroeg ook nog hoe we de acties uit het Actieplan Samen tegen Mensenhandel
monitoren. Er is een samenwerkingsstructuur opgezet voor de governance van het hele
actieplan. Er is een regiegroep, die drie tot vier keer per jaar bijeenkomt om de
uitvoering te monitoren. Ook de aanpak van opgavegericht werken helpt om tijdens de
uitvoering van het programma te monitoren of dat wat wordt gedaan, ook echt effect
heeft. U wordt daarvan op de hoogte gesteld in een voortgangsbrief die u twee keer
per jaar krijgt en waarin de voortgang van de acties maar ook de resultaten die daarmee
zijn behaald, worden meegegeven.
Dan huwelijkse uitbuiting; dat is wederom een vraag van mevrouw Dral. Die is hier
niet expliciet in opgenomen, maar we hebben wel te maken met een herziene EU-richtlijn
mensenhandel – 2011/36/EU zeg ik voor de kenners – waarin uitbuiting binnen gedwongen
huwelijken expliciet wordt opgenomen in de vormen van uitbuiting. Dit is geen strafbaarheidsverplichting,
maar een oproep om ook de uitbuiting binnen gedwongen huwelijken op te nemen in een
minimumdefinitie van uitbuiting. Normaal gesproken zouden we dat verwerken in een
apart wetsvoorstel, zoals we dat meestal doen met EU-richtlijnen, maar ik kan me zomaar
voorstellen – mevrouw Dral noemde al de mogelijkheid van een amendement – dat we dat
ook in één keer zouden kunnen meenemen in de behandeling van artikel 273. Daarmee
voldoen we ook aan de EU-richtlijn. Ik laat me daar niet formeel over uit, maar in
beginsel zou ik dat een logische weg vinden.
Wat wordt er nu al gedaan om huwelijkse uitbuiting tegen te gaan? Laat ik die vraag
ook nog even behandelen. We hebben in 2020 de Actieagenda Schadelijke Praktijken met
uw Kamer gedeeld. In het kader hiervan zijn maatregelen genomen om onder meer het
Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating, het LKHA, te versterken met aanvullende
financiering en het inrichten van een structureel noodfonds voor aanvullende hulp
en ondersteuning aan slachtoffers in het buitenland. Het LKHA richt zich op het geven
van voorlichting in Nederland en het helpen van slachtoffers in het buitenland. Daarnaast
worden ook de ambtenaren van de burgerlijke stand getraind in het herkennen van huwelijksdwang
en wordt bij de inburgering specifiek aandacht besteed aan zelfbeschikking. Dat gebeurt
allemaal om te zorgen dat huwelijksdwang minder vaak voorkomt. Er is ook voorlichtingsmateriaal
in ontwikkeling over de strafbaarstelling van huwelijkse dwang.
Dan de vragen over onlineopsporing en de inzet van opsporingsmiddelen. Mevrouw Tseggai
maar ook de heer Boomsma hadden daar vragen over. Hoe staat het met die onlineopsporing
en welke opsporingsmiddelen, zoals de webcrawlers en lokprofielen, worden daarbij
toegepast? Natuurlijk is het, zeker in deze tijden, nodig om ook onlineopsporing in
te zetten, omdat we weten dat een hoop uitbuiting ook online plaatsvindt. Dus de politie
zet hier ook vol op in.
Naar aanleiding van de motie-Segers/Asscher zijn er verschillende digitale specialisten
geworven, waardoor er nu aan elke AVIM een digitale specialist is verbonden. Ik kan
u alvast verklappen dat u in het regeerprogramma ten aanzien van de politie zult zien
dat de onlinecomponent, dus de aanpak van onlinecriminaliteit maar ook de kennis die
de politie daarvoor nodig heeft, specifieke aandacht krijgt.
Daarnaast zet de politie onder andere door de afspraken uit de veiligheidsagenda in
op de doorontwikkeling van de onlineopsporing. In de jaarverantwoording politie heeft
de politie aangegeven dat ze die strategie inmiddels heeft afgerond. Ook heeft de
politie de mogelijkheid om gebruik te maken van verschillende digitale opsporingsmiddelen,
zoals de webcrawler, het lokprofiel en virtual agents. Het is wel van belang om te
benadrukken dat de politie altijd onder het gezag van het OM afweegt welk opsporingsmiddel
in welke situatie effectief is en dat het middel van bijvoorbeeld lokprofielen niet
een doel op zich is. Het is een middel om een doel te bereiken.
Tot slot op dit punt. Alle eenheden zijn aangesloten bij de landelijke coördinatie
ten aanzien van signalen van onlinemensenhandel. Binnen deze werkwijze wordt gekeken
hoe er meer landelijk en meer uniform ingezet kan worden op onlineopsporing. Ik loop
alvast vooruit op eventuele vervolgvragen. Helaas kan ik in verband met het opsporingsbelang
de onlineopsporingsstrategie niet in het openbaar met de Kamer delen, omdat in die
strategie natuurlijk ook staat hoe de politie deze criminelen op het spoor probeert
te komen.
Dan het zicht op minderjarige slachtoffers. In het actieprogramma is actielijn 6 specifiek
gericht op het beter zicht krijgen op minderjarigen, want de constatering dat het
zicht daarop slecht is, is zorgelijk. Er staan een aantal lijnen in. De eerste is
zorgen dat de praktijk die werkt met jongeren de juiste handvatten aangeboden krijgt
voor betere signalering en betere hulpverlening, maar ook voor de bevordering van
samenwerking tussen de verschillende instanties. Dat gebeurt voornamelijk door trainingen
die gericht zijn op bewustwording, signalering en samenwerking. Onderdeel hiervan
is ook nadrukkelijk om ervoor te zorgen dat professionals weten wat ze kunnen doen.
Het gaat dus niet alleen om het signaleren, maar ook om waar je vervolgens heen gaat
met die signalen. Het is wel een van de onderwerpen die nu ook mijn aandacht hebben
getrokken. In aanloop naar de brief die ik al heb aangekondigd voor de begrotingsbehandeling,
wil ik daarom ook kijken wat we verder op dit punt kunnen doen.
Een aantal van u, onder anderen mevrouw Wijen-Nass, de heer Boomsma en mevrouw Dral,
heeft het punt van recidive opgebracht. Ik reageer in eerste aanleg op het rapport
Brede blik op daderschap, dat de Nationaal Rapporteur heeft uitgebracht. Dat levert
waardevolle nieuwe inzichten op over de daders van binnenlandse seksuele uitbuiting
en de hierin te onderscheiden verschillende dadergroepen. Het is natuurlijk van belang
dat veroordeelde plegers niet opnieuw een delict plegen na hun vrijlating, om nieuwe
slachtoffers te voorkomen. Dus hoe lager die percentages zijn, hoe beter, maar dat
zult u met mij eens zijn. Hiervoor zijn passende en effectieve interventies nodig,
die kunnen worden ingezet om het recidiverisico te verlagen. Daarom is in het actieplan
een daderaanpak meegenomen. Die bestaat onder andere uit een e-learningmodule voor
reclasseringsmedewerkers, om daders van mensenhandel beter te leren herkennen en om
hier beter mee om te gaan.
Een ander onderdeel van het actieplan is een onderzoek dat zich specifiek gaat toeleggen
op het in kaart brengen van de uitvoeringspraktijk rondom recidive en het inzichtelijk
maken van de «criminogene» – dat is voor mij een nieuw woord, kan ik u vertellen –
factoren die hierop van invloed kunnen zijn. Daarnaast gaan we vanuit ons departement
in gesprek met de reclassering over de effectiviteit van bestaande interventies en
hoe die zich verhouden tot het voorkomen van recidive. Een uitgebreide beleidsreactie
hierop is op 1 juni met uw Kamer gedeeld, dus dat is redelijk recent.
Dan was er een vraag van mevrouw Tseggai over de stand van zaken rond de motie-Mutluer
om met gemeenten en de VNG te bezien hoe de continuering van het inloophuis House
of Inner Strength kan worden gegarandeerd. Dat vraagstuk vergt veel afstemming met
andere departementen en met de betrokken organisaties. Er zijn al meerdere gesprekken
geweest met onder andere het House of Inner Strength en gemeenten. Wij gaan daar momenteel
ook mee door, om te kijken hoe we uitvoering kunnen geven aan de motie. Hoe het staat
met de uitwerking daarvan nemen wij dit najaar, voor de begrotingsbehandeling, mee
in de brief.
Dan uitte mevrouw Wijen-Nass de vrees dat de zorg voor slachtoffers in gevaar zou
kunnen komen en dat die zorgtaken niet meer kunnen worden uitgevoerd. Dat is een signaal
dat zij van meerdere zorgaanbieders en gemeenten heeft gehad. De gemeenten zijn op
grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de inkoop van opvang en ondersteuning
voor de slachtoffers van mensenhandel. Voor de bekostiging van die opvang kunnen zij
middelen gebruiken uit de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang en de algemene uitkering.
Ze hebben de ruimte om opvang in te kopen op de manier die zij juist achten, met de
middelen die zij daarvoor willen inzetten. De verbetering van het hele opvanglandschap
en de aanpak van knelpunten daarin krijgt prioriteit vanuit het actieplan. Vanuit
dat actieplan wordt er gewerkt aan het structureel verbeteren van het landschap en
het beter in staat stellen van gemeenten om de rol die zij zelfstandig hebben in de
inkoop ervan, beter te vervullen.
Overigens ligt de stelselverantwoordelijkheid voor de opvang van slachtoffers niet
bij mij, maar bij de Staatssecretaris van VWS, maar natuurlijk zijn wij in nauw contact
over dit onderwerp.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Komt de Minister nog verder over de uitstaptrajecten te spreken of valt dat hieronder?
Ik hoop dat u dit niet als interruptie rekent, voorzitter. Ik vraag het even voor
de helderheid.
Minister Van Weel:
Dat brengt mij op de volgende vraag van mevrouw Bikker over het geld voor de uitstapprogramma’s
en of dat in gevaar is geraakt. Nee, dat is het niet. Het gaat hier niet om SPUK,
het gaat over een decentralisatie-uitkering die direct wordt gestort in het Gemeentefonds.
Dat geld is dus niet in gevaar met de algemene generieke maatregelen en de taakstelling
in het kader van het hoofdlijnenakkoord.
Dan vroegen mevrouw Wijen-Nass en mevrouw Tseggai om daders van seksuele uitbuiting
beter in de gaten te houden na hun vrijlating, bijvoorbeeld door de intensivering
van de Wet langdurig toezicht voor deze groep. Ik zei al eerder dat ik er natuurlijk
aan hecht dat we de daders van seksuele uitbuiting ook gelet op de recidivecijfers
goed in de gaten houden. De Wet langdurig toezicht kan hier zeker bij helpen. Die
wet is in 2018 juist in het leven geroepen om effectiever toezicht te kunnen houden
op daders van zedendelicten en zware geweldsmisdrijven, en het proces is zo ingericht
dat het OM kan vorderen dat een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
wordt opgelegd. De rechter kan deze maatregel ook ambtshalve opleggen. Met een gedragsbeïnvloedende
en vrijheidsbeperkende maatregel is het mogelijk om langer toezicht te houden en daarbij
ook voorwaarden te stellen aan de daders. De reclassering zal toezicht houden op de
voorwaarden die daarbij zijn gesteld. In de nota naar aanleiding van het verslag bij
het wetsvoorstel ga ik daar nader op in. Die ontvangt u begin oktober, zoals ik al
zei.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb nog een verduidelijkingsvraag. Gaat u met de nadere informatie die u gaat verstrekken
ook meer zicht bieden op de vraag of die wet effect heeft gehad op de recidivepercentages?
Minister Van Weel:
Ik kom daar even op terug in tweede termijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dat brengt mij aan het einde van de vragen die ik had, voorzitter.
De voorzitter:
Perfect. Ik kijk nog even naar de leden. Er is nog een vraag van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, ik heb toch nog een verduidelijkende vraag, want een gedeelte van die opvang gaat
dus wel gefinancierd worden vanuit het Gemeentefonds. Maar als ik het goed begrepen
heb, wordt dat wel met 10% gekort. Dan ben ik toch benieuwd hoe dat zich verhoudt
tot het antwoord van de Minister dat hier verder geen gevolgen te zien zijn. Mijn
zorg is dat er toch met 10% gekort gaat worden en wat dat voor gevolgen heeft voor
de opvang. Bijvoorbeeld de partners in het programma Samen tegen Mensenhandel moeten
niet als een bootje tussen VWS en Justitie belanden, maar gewoon volle bak werk kunnen
maken van dat programma. Vandaar mijn zorg.
Minister Van Weel:
Ik moet in algemene zin zeggen: er is een korting van 10% op de SPUK richting gemeenten.
Daar valt deze niet onder. Ik check dat even, als dat lukt binnen deze korte termijn.
En anders kom ik daar schriftelijk op terug. Laat ik het zo zeggen: de generieke taakstelling
van 10% wil niet zeggen dat op elke uitkering richting gemeentes 10% wordt gekort.
Er zal ook daarbinnen maatwerk zijn om bepaalde uitkeringen met hogere prioriteiten
en doeluitkeringen in stand te houden en dat te verrekenen met andere. Het is dus
niet 10% across the board, maar ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op hoe deze daarbinnen
zal vallen. Daar kom ik op terug.
De voorzitter:
Ik dank de Minister voor de beantwoording in de eerste termijn. Is er behoefte aan
een tweede termijn? Die is er. Ik stel een spreektijd van anderhalve minuut per spreker
voor, met wederom maximaal twee interrupties. Ik geef het woord aan mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de uitgebreide
beantwoording. Bij mij zijn de zorgen, zeker rondom de recidivepercentages, niet helemaal
weggenomen. Ik begrijp dat de Minister daar nu nog niet heel duidelijk antwoord op
kan geven en dat dat in oktober of november komt. Ik hoop dat we er dan inzicht in
krijgen of de Wet langdurig toezicht en andere recidivebeperkende maatregelen enigszins
effect hebben gehad. Daar ben ik heel erg benieuwd naar.
Voorzitter. Dan over de gemeentes, die zeggen dat ze in de knel komen met de opvang.
Ik zou daar nogmaals nadrukkelijk aandacht voor willen vragen. Ik begrijp van de Minister
dat dat loopt via Wmo-gelden en middelen van de decentralisaties. Ik weet uit mijn
eigen ervaring als gemeenteraadslid dat het voor gemeentes vaak een uitdaging is om
daar gelden uit te halen en vervolgens aan hun taken te kunnen voldoen. Ik zou de
Minister bij dezen willen oproepen om daar extra aandacht voor te hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. We zien uit naar de ambitiebrief. Dank aan de Minister daarvoor.
Hij zei in zijn beantwoording dat de politie nu al gebruik kan maken van de webcrawlers
en lokprofielen, maar mij is niet duidelijk of ze dat ook daadwerkelijk doen.
Dan over artikel 273f. Het is gewoon heel erg belangrijk dat we die pooiers kunnen
aanpakken. Wij krijgen ook signalen dat het op dit moment heel lastig is en dat de
wet te weinig handvatten biedt. Stel dat alles wijst op uitbuiting: mensen moeten
hun geld afdragen, zijn ondergeschikt en hebben bepaalde werktijden. Als ze dan geen
verklaring kunnen tekenen dat ze werden gedwongen – in deze gevallen zijn vrouwen
vaak te zeer in de war of ze worden gechanteerd of wat dan ook – dan kan je te weinig.
Daar hoor ik graag meer over van de Minister.
Dan over de minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting. Er staat nu dat die
zo goed als uit beeld zijn. Ik wil echt graag de ambitie dat we dat gaan veranderen.
Ik hoor graag wat de concrete ambities en doelstellingen van de Minister zijn. Dit
kunnen we namelijk niet accepteren. Ik zie wel de beleidslijnen, maar ik hoor graag
wat de Minister gaat doen om er zicht op te hebben en die mensen beter te beschermen.
Tot slot. Is er nu voldoende geld om het Actieplan Samen tegen Mensenhandel de komende
jaren uit te voeren?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dral.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen,
maar ook voor de beantwoording van de schriftelijke vragen die ik op 28 augustus heb
gesteld. Ik ben hier nieuw, maar het viel mij op dat de beantwoording van de vragen
vrij summier was. Dat heeft misschien ook met de snelheid te maken. Dat is niet om
vervelend te doen, maar ik maak me daar wel een beetje zorgen over. Denk aan het aantal
jongeren dat geronseld wordt in verhouding tot wie daarvoor veroordeeld wordt. De
cijfers daarvan zijn niet bekend. Ik denk dat het heel erg belangrijk is om dat goed
in kaart te brengen. Heeft de Minister er enig zicht op of hij dat goed in kaart kan
krijgen? We hebben het hier over allerlei onderzoeken. Het is goed dat er goed onderzoek
wordt gedaan. Maar het gaat over mensen, over mensen die iedere dag in een hele benarde,
vreselijke situatie zitten. Iedere dag is er één te veel. Ik denk dat het belangrijk
is dat dit snel en urgent wordt opgepakt. Daarom zal de VVD met twee amendementen
komen, zoals ik net heb aangekondigd. Het eerste amendement gaat dus over de mensenhandel
en de aangifteplicht; dat is artikel 160 Wetboek van Strafvordering. Ik zal daarnaast
een amendement maken voor de huwelijkse uitbuiting.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Tseggai.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Als u mij toestaat, wil ik in deze tweede termijn even twee nieuwe punten
inbrengen waar ik in eerste termijn niet aan toekwam, over slachtoffers van mensenhandel.
Voor slachtoffers van mensenhandel met complexe problemen is er passende hulp en specialistische
zorg. Dat is heel goed. Die zijn er in de vorm van 36 plekken in de Opvang voor slachtoffers
van Mensenhandel met Multiproblematiek, de OMM, maar het budget dat door het Rijk
beschikbaar is gesteld, schiet tekort om die plekken in stand te houden. Ik had daarover
al een amendement ingediend, maar dat heeft het niet gehaald. Ik maak me best wel
zorgen over hoe gemeenten nu die plekken in stand gaan houden. Ook organisaties als
het Rode Kruis hebben aangegeven die zorg te hebben. Ik zou dus graag van de nieuwe
Minister horen hoe hij hiernaar kijkt.
Mijn tweede punt gaat over het feit dat in actielijn 3 van het programma Samen tegen
Mensenhandel staat dat het kabinet gaat verkennen hoe de vaststelling van slachtofferschap
losgekoppeld kan worden van de opsporing van de daders. Als er geen aanwijzingen zijn
om verdachten op te sporen, betekent dat niet dat iemand geen slachtoffer is. Dat
lijkt mij een goede zaak. Ik hoop dat de Minister deze loskoppeling niet alleen maar
wil verkennen, maar ook heel snel uit wil voeren. Ik ben benieuwd hoe hij daarnaar
kijkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. We zijn hier met een nieuwe Minister, maar ook met een nieuwe commissie
bijeen. Ik vind het prettig te constateren dat iedereen gecommitteerd is aan hetzelfde
doel, namelijk het aanpakken van mensenhandel en het voorkomen van gruwelijke uitbuiting
in de sekswerk- of prostitutiebranche. Laten we dan ook met z’n allen, hoe duaal we
ook zijn, zorgen dat we over vier jaar kunnen zeggen: we hebben echt een verschil
gemaakt; er is wat veranderd. Hoewel we vast veel wijsheid kunnen putten uit de eindeloze
onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan, is het nu zaak om spijkers met koppen
te slaan. Ik vind het heel goed te horen dat collega’s al allerlei plannen hebben
en dat uitspreken. Ik trek daarin graag samen op.
Ik ben ook blij dat de Minister met zijn ambitie komt. Ik hoop van harte dat die zich
doorvertaalt in prioriteit voor onze veiligheidsaanpak op nationaal niveau, maar ik
wacht nu even op de daden. Het is ook volkomen logisch dat je wat dat betreft in de
week voor Prinsjesdag af en toe een beetje in een ambigu gebied zit. Maar wij kijken
ernaar uit, zeg ik tegen de Minister. Daarbij leg ik wel enige druk op zijn schouders,
omdat het keihard nodig is.
De Minister zegt dat de onlineopsporingsstrategie eindelijk tot stand is gekomen.
De motie-Van der Graaf c.s. vroeg hier in 2020 al om. Het heeft eindeloos geduurd
en ik ben opgelucht te horen dat we zover zijn, maar het is wel bijzonder om dan te
horen dat de opsporingsstrategie compleet geheim is. Dan weet ik eigenlijk nog niets.
De Kamer heeft iets gevraagd en er wordt alleen gezegd: de strategie is er. Ik zou
de Minister willen vragen erover na te denken of we daar toch op enige manier kennis
van zouden kunnen nemen, bijvoorbeeld in een besloten technische briefing.
Voorzitter. Mijn voorgangers zijn al ingegaan op de andere punten, maar ik heb ook
nog een vraag gesteld over arbeidsmigratie. Daar heb ik de Minister nog niet over
gehoord, dus daar hoor ik hem heel graag over.
Ik had ook een aantal punten waarop de Minister heeft gezegd: daar kom ik in tweede
termijn op terug. Daar ben ik dus nog steeds benieuwd naar.
De voorzitter:
Perfect. Dank u wel. Ik wil vragen of mijn collega het voorzitterschap even kan overnemen,
zodat ik snel een bijdrage kan leveren namens mijn partij.
Voorzitter: Wijen-Nass
De voorzitter:
Uiteraard. Aan u het woord, meneer Van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga er even heel snel doorheen.
Ten eerste het rapport van het Centrum Kinderhandel & Mensenhandel. Ik lees en hoor
van de collega’s dat het voor de autoriteiten lastig is om hier zicht op te houden.
Het is enorm triest. Het gaat om veel slachtoffers, vaak van minderjarige leeftijd.
Ik zou graag van de Minister horen hoe we kunnen voorkomen dat ingewikkelde en klemmende
privacyregels ervoor zorgen dat er minder melding wordt gedaan van mensenhandel of
seksuele criminele uitbuiting. Daar heb ik de Minister en de collega’s nog niet over
gehoord. Misschien heb ik dat gemist, maar anders vraag ik of hij daar even op in
zou kunnen gaan.
Het tweede punt dat ik nog wilde aanstippen, is dat de Minister het vorige week had
over een werkbezoek aan Italië. Ik weet niet of het ter sprake is gekomen, maar zou
de Minister kunnen uitweiden over wat het idee van het werkbezoek is? Is de Minister
ook bereid daar het onderwerp mensensmokkel en mensenhandel aan te snijden? Staat
dat op de agenda?
Daar wil ik het bij houden. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister. Ik geef het voorzitterschap ook meteen weer terug aan
de heer Van Dijk.
Voorzitter: Emiel van Dijk
Minister Van Weel:
Dank. Dank ook aan de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik loop de vragen
even heel kort langs.
Er werd gevraagd of er onderzoek is gedaan naar de Wlt en het effect daarvan. Dat
is recent gedaan door het WODC. De Minister voor Rechtsbescherming, die we toen nog
hadden, heeft dat in juni van dit jaar aan uw Kamer doen toekomen. Het verzoek om
meer informatie zal ik doorgeleiden naar de Staatssecretaris Rechtsbescherming, die
nu verantwoordelijk is voor het effect van die wet.
Ik hoor uw oproep tot aandacht voor de gemeentes en de moeilijkheden die zij mogelijk
hebben bij de opvang. Ik zal dat verzoek om aandacht ook doorgeleiden naar de Staatssecretaris
van VWS, die daar natuurlijk direct verantwoordelijk voor is. Zo kan zij dat ook betrekken
bij de taakstelling die zij natuurlijk bij de SPUK zal moeten doorvoeren.
De heer Boomsma vroeg of de politie dan ook webcrawlers inzet. Ik zeg daarover tegen
de heer Boomsma, maar ook tegen mevrouw Bikker, dat dit dus valt onder de vertrouwelijkheid
van die onlineopsporingsstrategie. We willen criminelen nu eenmaal niet wijzer maken
dan ze al zijn. Ik ga wel kijken of ik daar iets mee kan doen in een vertrouwelijke
setting om zo in ieder geval daar de contouren van te schetsen. Het is er; dat is
het punt niet. We proberen dat niet achter een sluier van geheimhouding te houden.
Het gaat hier echt om het opsporingsbelang en zeker online – zeg ik ook uit voorgaande
ervaringen – is dat een kat-en-muisspel, waarbij het elke keer een opgave is om steeds
een stap voor te blijven op criminelen. Dat vereist een zekere vertrouwelijkheid in
hoe je dat dan probeert te doen.
De minderjarigen en beter zicht daarop. Ik heb al toegezegd dat ik daarop terugkom
in mijn ambitiebrief vóór de begroting. Is er genoeg geld voor dit actieplan? Ja,
dat is er. Het actieplan heeft dus nu een dekking die de uitvoering daarvan toelaat.
Mochten mijn ambities omhooggaan, dan hangt er uiteraard een prijskaartje aan. Dan
zullen we daar ook naar gaan moeten kijken. Maar dat is op dit moment dus nog niet
het geval.
Mevrouw Dral, ik neem kennis van de amendementen. Ik heb daar nog geen formeel advies
over gegeven, maar u heeft wel gehoord dat ik sympathiek tegenover het indienen daarvan
sta.
Mevrouw Tseggai had het over het in stand houden van de opvangplekken. Ik zeg tegen
haar hetzelfde als tegen mevrouw Wijen-Nass. Ik zal dat ook onder de aandacht brengen
van de Staatssecretaris van VWS, die daar in eerste instantie verantwoordelijk voor
is.
Dat staat los van de toezegging over de motie-Mutluer over House of Inner Strength.
Daarover heb ik al gezegd dat we er separaat op terugkomen.
Dan de loskoppeling ...
De voorzitter:
Excuus, u heeft nog een interruptie van mevrouw Tseggai.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Op zich vind ik het fijn om te horen dat de Minister dit wil doorgeleiden. Ik ben
alleen toch een beetje bang dat het dan daar weer blijft liggen. Zou de Minister hier
misschien samen met de Staatssecretaris van VWS schriftelijk op terug kunnen komen?
Minister Van Weel:
Dat wil ik wel; ik zal hem in ieder geval vragen om daar schriftelijk op terug te
komen. Ik voel de verantwoordelijkheid om dat verzoek dan ook over te brengen aan
haar. Ik weet niet precies op welke termijn zij dat precies kan doen. Dat zeg ik omdat
zij met dezelfde worsteling zit als ik, namelijk dat we nu een generieke korting hebben
gehad op deze budgetten. We willen op een zorgvuldige manier kijken naar waar we die
kortingen willen laten landen en daarin ook de vrijheid nemen. U zult dus zien in
onze begrotingen dat die kortingen generiek staan ingeboekt, dus 10% over het geheel.
Maar wij kunnen nog met een nadere invulling komen via nota’s van wijziging op het
moment dat wij denken dat bepaalde onderwerpen juist uitgezonderd zouden moeten worden
van de korting, of anderszins. Ik zal het dus op die manier aan de Staatssecretaris
van VWS doorgeleiden.
Dat brengt mij bij de loskoppeling. De eerste stappen van die verkenning zijn inmiddels
gezet, zeg ik tegen mevrouw Tseggai. Ik zal kijken of we daar in de ambitiebrief al
iets zinnigs over kunnen zeggen. Dat is dus vóór november.
Mevrouw Bikker, ik heb u al iets gezegd over de onlineopsporingsstrategie. Daar kom
ik op terug.
Over arbeidsmigratie zeg ik het volgende. Daar zal dit aspect ook in worden meegenomen.
Dat geleid ik dan weer graag door naar mijn collega van SZW. Hij is ook al met een
bredere visie op arbeidsmigratie bezig. In dat licht zal ik ook hiervoor de aandacht
vragen.
De voorzitter:
Daar wil mevrouw Bikker graag een vraag over stellen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, om het even precies te maken. Geen probleem dat het daar terechtkomt, maar ik
hoop dat dit wel gebeurt in goede afstemming met JenV. Ook hoop ik dat het Ministerie
van Justitie hierin volgend blijft, omdat juist op het Ministerie van Justitie kennis
bestaat over deze specifieke misstanden. Ik ga er dan ook wel van uit dat het niet
onder de algemeenheden in de SZW-brief verdwijnt, maar dat hier echt aparte aandacht
voor is.
Minister Van Weel:
Dat snap ik en vanuit die optiek wil ik er ook aan bijdragen. Maar de algehele arbeidsmigratiestrategie
valt wel onder zijn auspiciën.
De heer Van Dijk heeft gevraagd naar het rapport over kinderhandel en mensenhandel.
Mijn aanbod is om daar separaat op terug te komen, want de antwoorden daarop heb ik
nog niet tot mijn beschikking.
O, mijn reis naar Italië. Ik heb nog geen datum helaas, maar met het weer van de afgelopen
twee dagen kijk ik daar wel naar uit, kan ik u vertellen. Die reis zal primair in
het teken komen te staan van ondermijnende criminaliteit, omdat ook in het hoofdlijnenakkoord
weer aandacht wordt gevraagd voor de Italiaanse aanpak van met name het voortgezet
handelen vanuit detentie. Maar natuurlijk biedt die reis mij ook gelegenheid om in
te gaan op onderwerpen waarvan ik weet dat ze bij de Italiaanse regering heel hoog
op de agenda staan, zoals mensensmokkel. Ik zal dat dan dus zeker meenemen. Zoals
gezegd heb ik nog geen datum.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de leden of er nog afsluitende vragen zijn.
Mevrouw Dral (VVD):
Ja, ik had een vraag gesteld naar aanleiding van de schriftelijke vragen die ik gesteld
had. Dat ging over de zorgelijkheid van het feit dat er geen cijfers gegeven kunnen
worden van het aantal mensen dat veroordeeld is voor ronselen. Is de Minister in staat
om die cijfers nog wel te leveren? En, zo ja, wanneer?
Minister Van Weel:
Ja, het antwoord voor nu is zoals het is. Want als ik ze had gehad, had ik ze zeker
graag in de antwoorden meegenomen. We kunnen dat dus niet uit de politiegegevens halen.
Ik weet op dit moment niet wat de reden daarvoor is. Ik weet niet of dat is omdat
de politie ze niet separaat bijhoudt. Dan moeten we er elke keer over nadenken of
we willen dat de politie nog meer separate categorieën bijhoudt. Daar zit ook altijd
de afweging bij dat dat weer extra administratieve lasten met zich meebrengt voor
de politie. Dat ga ik dan toch afwegen tegen het belang van het inzicht in die cijfers.
Ik kom er dus op terug en zal dit meenemen in die brief, maar ik maak er wel dit voorbehoud
bij. Ik krijg in meerdere debatten verzoeken om de politie meer inzicht te laten geven,
maar we beseffen ook dat dat tijd kost die de politie ook anders zou kunnen besteden.
Met dat voorbehoud kom ik erop terug.
De voorzitter:
Tot slot is er nog een korte interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De Minister zou ook nog terugkomen op de vraag ten aanzien van de modernisering van
artikel 273f voor de groep die niet gedwongen wordt maar wel uitgebuit. Daar hebben
we nu zorgen over, die breder door de Kamer worden gedeeld: voor die groep volgt er
nu geen passende strafrechtelijke opsporing op. Ik had de Minister gevraagd om juist
in dat opzicht ook eens met de opsporingsinstanties te kijken of hier niet toch een
galante oplossing voor te vinden is, waardoor we de boeven pakken en de slachtoffers
beschermen.
Minister Van Weel:
Laat mij nu een antwoord geven en dan kijken of dat voldoende comfort geeft. Zo niet,
dan zeg ik u toe dat ik daar in die brief ook op terugkom. De zorgen die geuit worden,
betreffen niet per se de schrapping van de strafbaarheidsstelling van de werving van
vrijwillige prostituees. Het gaat hier om de enge uitleg van het concept «dwang».
Zo vat ik het op. Vandaar dat het wetsvoorstel nu uiteenlopende beïnvloedingsmiddelen
bevat, die snelle actie mogelijk maken als er de geringste twijfel over de vrijwilligheid
van betrokkenen bestaat. Dus dat is al opgenomen in het wetsvoorstel. Maar ik zal
dit ook meenemen in de nota naar aanleiding van het verslag, waarvan ik zei dat die
in oktober zal komen. Daarbij zal ik dan dus ook aandacht besteden aan dit onderwerp.
Dat is volgens mij de snelste en meest directe weg om met u in debat te gaan over
artikel 273.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik hou van snelheid, dus daar ben ik op zich blij mee, maar dan moet het wel wat opleveren.
Ik zou het dus wel belangrijk vinden dat de Minister ingaat op wat dan de concrete
voorbeelden van seksuele uitbuiting zijn. Anders ben ik bang dat het eigenlijk steeds
minder voor gaat stellen, terwijl het juist de bedoeling is dat de pooiers bang worden
en ze ermee kappen. Nou, ik wacht op de daden en ga dat zien, maar dan moeten die
voorbeelden wel volgen. Anders heeft het OM volgens mij te weinig grond om op te staan.
Minister Van Weel:
Ik ga dat meenemen in de nota naar aanleiding van het verslag.
De voorzitter:
Hiermee zijn we, denk ik, aan het einde gekomen van de beantwoording in tweede termijn.
Ik heb nog twee punten. Ik heb één toezegging.
− De Minister van Justitie en Veiligheid zegt toe de Kamer vóór de begrotingsbehandeling
een brede brief te sturen inzake de ambities ten aanzien van mensenhandel en prostitutie.
Hierin wordt onder meer ingegaan op het verhogen van de aangiftebereidheid, het zicht
op minderjarige slachtoffers, de uitwerking van de motie-Mutluer inzake het betrekken
van gemeenten en de VNG bij de House of Inner Strength, de Wet langdurig toezicht
en een link tussen het actieplan en de internationale aanpak.
Ik hoor graag of ik nog iets gemist heb volgens de collega’s. Nee? Dan was dit het.
Tot slot de vraag of er behoefte is aan een tweeminutendebat.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dat laatste wat we net wisselden, vind ik wel een toezegging die echt
van belang is. Ik snap dat die minder makkelijk is samen te vatten voor u. Mag ik
’m samenvatten? Het moet absoluut afgezegend worden door de rest, hoor. Het gaat erom
dat de Minister in de nota die nu gaat komen, zal toelichten ten aanzien van artikel
273f, derde lid, wat seksuele uitbuiting precies inhoudt, en daarbij concrete voorbeelden
zal geven, zodat de Kamer kan toetsen of dit voldoende grond geeft voor de opsporing
om op dit punt ook daadwerkelijk effectief te zijn.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister of hij dat kan toezeggen.
Minister Van Weel:
Ja, en dat gaat dus niet om de bredere nota over de ambities maar om de nota van het
verslag bij het wetsvoorstel dat u begin oktober toekomt.
De voorzitter:
Aldus genoteerd.
Is er behoefte vanuit de Kamer om een tweeminutendebat aan te vragen? Dat kan ook
nog later, maar als dat nu al duidelijk is ... Ik constateer dat die behoefte er op
dit moment niet is.
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Ik wil iedereen hartelijk bedanken:
de Ministers, de ondersteuning, de Kamerleden, de mensen op de tribune en iedereen
die dit debat op andere wijze gevolgd heeft.
Tot de volgende keer!
Sluiting 11.48 uur.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.