Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 15 april 2024, over Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet)
36 378 Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet)
Nr. 89
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 15 april 2024 overleg
gevoerd met de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, Vice-Minister-President,
over:
− het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (Kamerstuk
36 378).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Stoffer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Nava
Voorzitter: Beckerman
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bontenbal, Erkens, Flach,
Grinwis, Kops, Kröger, Postma en Rooderkerk,
en de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, Vice-Minister-President.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hierbij open ik de vergadering. Welkom bij de vaste commissie voor Economische
Zaken en Klimaat. Ik heet iedereen van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg: de
Minister, de leden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit thuis of
ergens anders digitaal volgen.
Dit is het tweede wetgevingsoverleg over dit wetsvoorstel. Vorige week maandag hebben
we gedebatteerd over gebruikers en vandaag debatteren we eigenlijk over systemen.
We hebben het dus opgeknipt in twee delen. Vandaag hebben we het grofweg over de hoofdstukken
3 en 5. Vorige week hadden we het over de hoofdstukken 2 en 4. Vorige week kwamen
wij niet aan een tweede termijn toe. Daarom zal de tweede termijn van vandaag over
het hele wetvoorstel gaan, dus zowel over gebruikers als over systemen. De Minister
zal tevens vandaag de vragen beantwoorden waar vorige week geen tijd meer voor was.
Dat zijn de vragen over data. De leden hebben ook schriftelijk een deel van de vragen
beantwoord gezien. Net als vorige week vraag ik de Minister om waar mogelijk reeds
vandaag de ingediende amendementen te appreciëren.
Ik stel de Kamerleden voor om wederom zes interrupties toe te staan, maar er daarbij
ook rekening mee te houden dat we allemaal toch vandaag ergens nog een keer naar huis
of naar ons onderkomen willen. Ik geef als eerste het woord aan de heer Kops en hij
spreekt namens de PVV.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Zoals u al zei, gaat het vandaag over de systeemkant van de
nieuwe Energiewet. De vraag is wat de Minister wat dat betreft met zijn nieuwe wet
wil bereiken. Dat is een transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving,
zo lezen we, waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door energie uit duurzame
bronnen, zoals wind en zon. Kortom, van het gas af, kolencentrales dicht, warmtepompen,
windparken, zonneparken, warmtenetten, elektrisch rijden en noem allemaal maar op.
De hele energietransitie, dat is waar de Minister naartoe wil.
Vooraleer op de wet zelf in te gaan eerst maar eens de vraag: hoe gaat het momenteel
met die transitie en dan specifiek het hele duurzame-energiesysteem? Eigenlijk staat
het zo’n beetje op klappen. Om te beginnen bij de netcongestie: niet alleen bedrijven,
maar ook huishoudens kunnen niet meer worden aangesloten op het elektriciteitsnet
en belanden op de wachtlijst. In eerdere debatten hebben we het al uitgebreid gehad
over huishoudens die zelfs rekening moeten houden met knipperende lampen en uitvallende
apparatuur, als zij althans al een aansluiting hebben. Onlangs werd bekend dat de
provinciale staten van Gelderland zelfs een zogeheten Nationaal Kennis- en Innovatiecentrum
Netcongestie willen, omdat de kennis over mogelijke oplossingen momenteel te versnipperd
zou zijn. Zo erg is het dus blijkbaar. Wat vindt de Minister hier eigenlijk van? Gaat
dat iets oplossen, iets bijdragen?
Voorzitter. Wat betreft de uitbreiding van het net doen er uiteenlopende bedragen
de ronde. Telkens is het bedrag om duizelig van te worden. Medio 2021 werd al in een
rapport geconcludeerd dat netbeheerders tot 2050 meer dan 100 miljard euro nodig zouden
hebben om de hele energietransitie in goede banen te kunnen leiden. Een maand geleden
maakte netbeheerder TenneT bekend dat het de komende tien jaar maar liefst 160 miljard
euro nodig heeft om te investeren in hoogspanningskabels en het aansluiten van grote
windprojecten. Maar wat verwacht de Minister hier nu zelf van? Hoe groot zijn die
investeringen nu precies? Belangrijker nog: kan hij misschien in kaart brengen welke
doelen die investeringen nu precies dienen? Daarmee bedoel ik: hoeveel van die investeringen
zijn specifiek noodzakelijk voor de energietransitie, windparken, zonneparken en de
verduurzaming van huizen? Of anders geformuleerd: stel dat we per direct de hele energietransitie
zouden stoppen, hoeveel noodzakelijke investeringen in de uitbreiding van het net
blijven er dan nog over? Weet de Minister dat? Graag een reactie.
Voorzitter. Zoals ik al zei, staat dat hele duurzame-energiesysteem zo’n beetje op
klappen. Eigenlijk geldt dat ondertussen ook voor windparken en niet alleen vanwege
de aansluiting op het net. Vorige week hadden we het al over windturbines op land,
het verzet van omwonenden daartegen en alle negatieve effecten op hun gezondheid.
Ik vraag het nogmaals: als er onder omwonenden zo veel verzet tegen en zorgen om windturbines
zijn, en terecht, en als zelfs medici ervoor waarschuwen, waarom komt er dan niet
op z’n minst een moratorium op de bouw ervan? Toegegeven, wat ons betreft duurt dat
moratorium tot in de eeuwigheid, maar dat terzijde. De Minister heeft het geregeld
over draagvlak, dus ik vraag hem: luister alstublieft naar die omwonenden. Gaat hij
dat doen?
Voorzitter. Dan de windparken op zee. Volgens de laatste cijfers, die de Minister
zelf in antwoord op Kamervragen gaf, staan er momenteel circa 670 windturbines op
zee, met een vermogen van 4,7 gigawatt. Rond 2030, dus al over zes jaar, is een verdubbeling
van het aantal turbines voorzien, met een verviervoudiging van het vermogen, want
«een groot deel van de centrale energieopwekking verschuift naar grootschalige windparken
in de Noordzee», zoals de Minister in de memorie van toelichting schrijft. Hoe dan?
Windpark IJmuiden moet het grootste Nederlandse windpark op zee worden, met een vermogen
van zo’n 4 gigawatt. Dat is dus bijna net zo veel als dat er nu hier op zee staat.
Een paar weken geleden bleek dat Eneco, een van de grootste spelers, zich heeft teruggetrokken.
De risico’s van de investering zijn te groot. Eneco zegt dat de huidige aanpak van
wind op zee niet toekomstbestendig is. Materialen zijn te duur. Arbeid is te duur.
Bouwschepen zijn te duur, als er überhaupt al schepen zijn. Kortom, het loopt allemaal
voor geen meter.
Voorzitter. In september vorig jaar werd op zee het ...
De voorzitter:
Heeft u één moment? Er is een interruptie voor u. Mevrouw Postma van Nieuw Sociaal
Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
We hebben het over wind op zee en over de tender die net gesloten is, maar er zijn
wel andere bedrijven die zich hebben ingeschreven voor die tender. Zij zien daar dus
blijkbaar wel een businesscase in. Zij hebben het idee dat zij dat wel kunnen doen.
Zou het ook zo kunnen zijn dat Eneco gewoon de voorwaarden niet goed vond? Want er
zijn wel andere bedrijven die zich hebben ingeschreven.
De heer Kops (PVV):
Dat zou natuurlijk heel goed kunnen, maar we horen al jarenlang van de Minister dat
het allemaal zo rendabel is, dat wind op zee alleen maar wat oplevert en dat het zo’n
goed idee is. Dan zou je dus verwachten dat bedrijven staan te springen om daarin
te mogen investeren en dat ze over elkaar heen zouden buitelen, zo van: nee, ík wil
die dingen bouwen, ík wil dat doen. Dat is dus niet het geval. Ik zei het al: materialen
zijn te duur; arbeid is duur; bouwschepen zijn te duur. Sterker nog, onlangs werd
bekend dat er straks, hoe knullig het ook klinkt, onvoldoende schepen zijn om die
steeds langere windturbinebladen überhaupt te kunnen vervoeren. Serieus, ik bedenk
het niet zelf. Dat stond in de krant. We kunnen niet bepaald zeggen dat het allemaal
van een leien dakje gaat.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. In september vorig jaar werd het windpark op zee Hollandse Kust Zuid geopend.
Het grote nieuws was toen dat dat het eerste windpark op zee zonder subsidie was.
Ja, het is zonder subsidie gebouwd, maar de overheid draait alsnog op voor de aansluiting
op het net. Lees: de mensen in het land draaien daarvoor op. Nota bene een maand later
werd bekend dat het aansluiten van alle turbines op zee voor de periode 2032–2057
40 miljard euro meer zal kosten dan is geraamd. Dan is het toch heel onverstandig,
zeg maar gerust dom, om een groot deel van je energiesysteem daarvan afhankelijk te
maken? Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Bij de warmtenetten zien we een soortgelijk verhaal. Kijk naar Utrecht,
waar Eneco zich onlangs vanwege de hoge kosten terugtrok uit de ontwikkeling van een
collectief warmtenet. Bij waterstof speelt er ook een soortgelijk verhaal. De bouw
van de geplande waterstoffabriek op de Maasvlakte is uitgesteld. Redenen: te duur,
te veel onzekerheid. Kortom, om een lang verhaal kort te maken: de Minister wil van
alles, maar eigenlijk is het allemaal kommer en kwel.
Dan de wet zelf: het systeem. Wat moet de Energiewet gaan doen? Eén. Een verschuiving
naar de nieuwe energiebronnen wind en zon. Twee. Het creëren van een robuuste en flexibele
systeeminfrastructuur. Flexibel, ja. De Minister schrijft daarbij: omdat deze nieuwe
energiebronnen, als gevolg van de weersomstandigheden, qua productie een veel grilliger
patroon kennen dan fossiele bronnen, moet het elektriciteitssysteem een grotere flexibiliteit
krijgen om te allen tijde de vraag en het aanbod in balans te brengen.
Ten eerste. Hoe onverstandig is het wel niet om het elektriciteitssysteem, een basisbehoefte,
afhankelijk te maken van het weer? Het is iets waar je in Nederland niet op kunt vertrouwen.
Ten tweede. Meer flexibiliteit is eigenlijk niets anders dan een eufemisme voor het
verdelen van schaarste bij netcongestie. Allereerst raakt dat in deze wet het principe
van afnemer naar actieve afnemer, waarbij iedereen, ieder huishouden, een beetje energieleverancier
kan worden. Dat is althans in theorie zo. Wat verwacht de Minister in de praktijk
hiervan? Hoeveel huishoudens hebben überhaupt de tijd, de behoefte en vooral het geld
om zich hier actief mee bezig te houden? Het merendeel, zeker de huishoudens in energiearmoede,
waarschijnlijk niet. De Minister schrijft zelf bovendien: hoeveel afnemers gebruik
gaan maken van deze contractvormen is lastig in te schatten. Graag een reactie van
de Minister. Het spelen voor energieleverancier, dus het invoeden en afnemen van elektriciteit,
klinkt op papier natuurlijk heel leuk, maar als de problemen rond netcongestie zo
groot en acuut zijn, gaat het toch allemaal niet werken? Dat is dan toch een randvoorwaarde,
zou je zeggen.
Voorzitter. Dan komen we bij het principe van aggregeren. Onderdeel daarvan is vraagrespons.
Dat betekent dat het elektriciteitsverbruik van een eindverbruiker bewust wordt aangepast
aan het normale of bestaande verbruikspatroon om flexibiliteit vrij te maken. In de
praktijk betekent dit dat het verbruik van een huishouden wordt verlaagd of verhoogd
ten opzichte van het normale verbruik, bijvoorbeeld door een of meerdere apparaten
die veel elektriciteit verbruiken bewust aan of uit te zetten.
Dat gezegd hebbende, bespreek ik ten eerste het bewust aanzetten van apparaten. Dat
klinkt, zeker in tijden waarin gedwongen energiebesparing vanwege de enorme kosten
centraal staat, heel tegenstrijdig. Dat is toch niet uit te leggen aan huishoudens
die in energiearmoede leven en de kachel niet meer durven aan te zetten? Deelt de
Minister die mening?
Ten tweede: apparaten bewust uitzetten of terugschakelen. De Minister gebruikte de
voorbeelden van warmtepompen en elektrische auto’s bij huishoudens en koelhuizen of
andere installaties bij bedrijven. De vraag is: wie doet dat fysiek? Wie gaat daar
uiteindelijk over? Wie draait er aan die knop of schakelaar? Hoe gaat dat in de praktijk?
De Minister schrijft immers: «De vraagresponsaanbieder verandert het verbruik van
de eindafnemer door een of meer apparaten tijdelijk aan of uit te zetten of op of
terug te schakelen.» Is het dan de vraagresponsaanbieder die de apparaten uitzet of
afschakelt en dus niet de eindafnemer? Zo lees ik het althans. Hoe werkt dat?
Voorzitter. Dit wordt allemaal geregeld in een vraagresponsovereenkomst. Dat klinkt
heel leuk, maar hoe komt zo’n overeenkomst er precies uit te zien? En vooral: hoe
bindend wordt die? Kunnen huishoudens en bedrijven daar, als ze willen, ook weer makkelijk
van af? Dat vraag ik, want wat gebeurt er als de eindafnemer nu toch niet wil dat
zijn apparaten worden uitgezet of afgeschakeld, ook al is dat wel zo geregeld in die
overeenkomst? Wat nu als een huishouden of bedrijf tegen die overeenkomst in toch
dat ene apparaat wil aanzetten, wat niet mag? Wie beslist er dan? En wat te denken
van energieslurpende medische apparatuur die niet uitgezet of afgeschakeld kan worden?
Ik kan gewoon niet goed overzien hoe het er in de praktijk allemaal uit komt te zien.
Kan de Minister dat uitleggen?
Voorzitter. Erkent de Minister dat dit hele idee eigenlijk is ontstaan uit een soort
armoede? Zoals hij schrijft wordt de vrijkomende elektriciteit namelijk verkocht aan
een marktdeelnemer die op dat moment een tekort of een overschot heeft of aan een
distributiesysteembeheerder, voorheen de netbeheerder, die te maken heeft met – jawel!
– netcongestie. Dus, zeg ik reflecterend, als we ons systeem niet baseerden op weersafhankelijke
energiebronnen en, daarmee samenhangend, geen problemen rond netcongestie hadden gehad,
dan was deze hele poespas eigenlijk niet nodig geweest.
Voorzitter. Onlangs heeft de Kamer met algemene stemmen een PVV-motie aangenomen die
de regering verzoekt uit te sluiten dat de netbeheerder bij huishoudens achter de
voordeur komt ter regulering van het elektriciteitsverbruik. Kan de Minister uitleggen
of het hele systeem van vraagrespons niet in strijd is met deze motie? Maakt de genoemde
netbeheerder niet plaats voor een vraagresponsaanbieder of hoe je dat ook wil noemen?
Bovendien, als er apparaten uit of aan worden gezet of op of af worden geschakeld,
dan moet toch in beginsel bekend zijn welke apparaten iemand in huis heeft? Weet de
vraagresponsaanbieder dat dan? Hoe gaat dat? Kan de Minister uitleggen of er dan niet
alsnog achter de voordeur bij de mensen thuis wordt gekomen? Graag een reactie.
Voorzitter. In artikel 3.38 is geregeld dat in beginsel iedereen die daarom verzoekt
door de systeembeheerder op het net moet worden aangesloten. Dat klinkt natuurlijk
goed. Maar ja, op dit moment gebeurt het tegendeel. Als de problemen rond netcongestie
niet zijn opgelost, hoe gaat dat dan? Wat gebeurt er dan? Bovendien staat in het vijfde
lid van dat artikel dat de systeembeheerder hiervan mag afwijken indien hij het gebied
«niet op economische voorwaarden kan beheren, onderhouden en ontwikkelen». Wat betekent
dat precies in de praktijk? Heeft de Minister daar voorbeelden van? En is daar, gezien
alle noodzakelijke investeringen en alle problemen rond netcongestie, op dit moment
niet per definitie al sprake van?
Nog even iets heel anders: garanties van oorsprong. Volgens de Minister zijn die het
exclusieve bewijs dat energie uit een hernieuwbare bron is opgewekt. Het zijn een
soort certificaten die de herkomst van energie aangeven, waardoor – ik citeer – «de
producenten hun opgewekte energie als groene energie kunnen verkopen en leveranciers
en eindafnemers de vergroening van hun levering en energieverbruik kunnen aantonen.»
Ook dat wordt in de Energiewet geregeld. Het komt zelfs op de uiteindelijke energierekening
van huishoudens te staan.
Voorzitter. Ik kan me nog goed herinneren dat we in 2021 de Wet implementatie EU-richtlijn
hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong behandelden, een soort Europees
certificeringssysteem voor duurzame opwekking van energie. Het punt in dat debat was
toen dat er lucratief in die groencertificaten werd, of wordt, gehandeld. Zo kunnen
Nederlandse leveranciers die een tekort hebben aan groene energie, de groencertificaten
kopen in een ander land waar een overschot aan groene energie is. Die Nederlandse
leveranciers verkopen vervolgens dus energie die feitelijk helemaal niet groen is,
maar wel groen mag heten. De Staatssecretaris zei toen in het debat dat het niet gaat
om fysiek dezelfde energie, maar om energie die administratief als dezelfde energie
wordt aangeduid, te weten «groen». Dus hoe gaat dat? Krijgen consumenten op hun energierekening
dan alleen een soort groen vinkje te zien, zo van «ja hoor, de energie die u heeft
gekocht is groen»? Of krijgen ze ook te weten waar die energie daadwerkelijk vandaan
komt, al dan niet alleen administratief? Bijvoorbeeld: «De energie komt gewoon uit
een kolencentrale, maar we hebben een groencertificaat gekocht van bedrijf A uit land
B.» Daar zit natuurlijk wel de crux, want hoe controleer je dit überhaupt?
Voorzitter. Ik stel al deze vragen omdat zo’n heel systeem natuurlijk, zoals altijd,
geld kost. In 2021 omvatte de markt van garanties van oorsprong 240 miljoen euro.
Hoeveel is dat nu? Hoe staat het nu met de handel in die certificaten? Afgezien van
die handel: wat kost het aanvragen van een garantie van oorsprong überhaupt? Hoe werken
al die kosten door in de energierekening? Graag een reactie.
Heb ik nog tijd, voorzitter?
De voorzitter:
Het is een wet, dus u heeft de tijd. U had vijftien minuten spreektijd opgeven. Daar
bent u wel overheen, maar ja, het is een wet.
De heer Kops (PVV):
Ik ga het afronden, voorzitter. Komt goed.
Voorzitter. Als u mij toestaat, wil ik terugkomen op het debat over de Energiewet
van vorige week. We hadden het toen over de verkoop van energiecontracten door intermediairs,
door tussenpartijen en -personen, omdat de ACM onlangs aan zo’n tussenpartij een boete
heeft opgelegd vanwege telefonische misleiding. Ik heb daarover contact gehad met
een energieleverancier, die terecht stelt dat deze praktijken heel schadelijk zijn.
Maar er was ook de constatering dat de praktijk weerbarstig is. Er zijn vele soorten
intermediairs, die vaak namens meerdere leveranciers energiecontracten kopen, waardoor
niet duidelijk is welke leverancier nu eigenlijk verantwoordelijk is. Mijn eerste
vraag aan de Minister is hoe groot dit probleem überhaupt is. Weten we dat? Heeft
de Minister dat voor ogen? De tweede vraag is of het klopt dat hiervoor, of beter
gezegd hiertegen, nog niets is geregeld in de Energiewet. Zo ja, kan dat alsnog? Ik
denk dan aan strengere eisen en beter toezicht. Kan dat op een of andere manier alsnog
geregeld worden? Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?
Ik dank u.
De voorzitter:
Ik dank u ook, meneer Kops namens de PVV. Mevrouw Rooderkerk, heeft u een interruptie?
Ja, er is een interruptie van mevrouw Rooderkerk van D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De heer Kops heeft de wet duidelijk heel goed bestudeerd en stelt daar veel kritische
vragen over. Ik ben benieuwd of hij in principe voornemens is om de wet te steunen
en te kijken wat er beter kan. Er worden wel veel vragen gesteld, maar ik ben benieuwd
om van de PVV te horen op welke punten het voor hen beter moet, ook omdat ik nog geen
moties en amendementen heb gezien. Het zou natuurlijk wel goed zijn om daaraan te
werken.
De voorzitter:
Misschien is het belangrijk om te zeggen dat moties ook nog niet ingediend hadden
kunnen worden.
De heer Kops (PVV):
In principe dus niet, nee. Ik heb nu twee bijdragen geleverd in dit debat over de
Energiewet. Als je heel goed gaat kijken waar deze wet voor bedoeld is, is dat – de
Minister geeft dat ook zelf aan – de transitie naar een klimaatneutrale economie en
samenleving, waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door energie uit wind
en zon. Ik heb al aangegeven dat dat allemaal weersafhankelijk is, allemaal heel veel
geld kost en allemaal niet gaat werken. Het gaat om het realiseren van een CO2-vrije energievoorziening en om schonere en hernieuwbare bronnen van energie. Zo kan
ik nog wel even doorgaan. Dat is deze wet. Daar is het allemaal op gestoeld. Als u
de PVV goed kent, weet u dat we daar allemaal geen voorstander van zijn. Ik heb ook
geprobeerd uit te leggen dat de gevolgen voor huishoudens en bedrijven op z’n minst
heel erg onzeker zijn. Neem nu alle nieuwe contractvormen die er zijn of vraagrespons,
waarbij apparaten kunnen worden uitgeschakeld of juist ingeschakeld. Dat zien wij
allemaal niet heel erg zitten, om het zacht uit te drukken.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik vraag dit ook omdat we hier een wet hebben voorliggen die twintig jaar oude wetgeving
vervangt, samenvoegt en klaarmaakt voor de toekomst. We hebben het hier uiteindelijk
ook over energie van eigen bodem. Dat is natuurlijk juist heel bestendig, want dat
is energie die we zelf kunnen opwekken. We hoeven daarvoor niet afhankelijk te zijn
van landen als Rusland. Het zou de PVV toch ook moeten aanspreken dat we met deze
wet gewoon klaar zijn voor de toekomst? Daarbij wil ik ook nog zeggen dat er zeven
jaar over is onderhandeld door de hele markt, de hele sector, die dit graag wil. Juristen
hebben hiernaar gekeken. Ik vind het dus best een plicht voor ons als volksvertegenwoordigers
om daar dan ook serieus mee om te gaan. Daarom nogmaals mijn vraag: wat is er dan
voor de PVV nodig om deze wet wel aan te nemen?
De heer Kops (PVV):
Voor D66 staat blijkbaar al vast wat D66 gaat doen: deze wet moet aangenomen worden,
moet maar doorgedrukt worden. Voor mijn part is er 100 jaar onderhandeld over deze
wet; het interesseert me niet. Mevrouw Rooderkerk maakte mij nog een soort compliment
ook – bedankt daarvoor – namelijk dat ik de wet heel goed heb bestudeerd. Nou, inderdaad,
zo hoort dat bij wetgeving, al moeten er nog twintig debatten over volgen.
Wat mevrouw Rooderkerk zei, was wel interessant: we moeten energieonafhankelijk worden,
onafhankelijk van het buitenland. Nou, hartstikke goed; wie is daar nou op tegen?
Maar het tegendeel dreigt te gebeuren met die hele energietransitie. Neem de windturbines.
In een windturbine zit zo’n 12.000 kilo aan magneten, vrijwel allemaal afkomstig uit
China. Neem elektrische auto’s. 68% van alle kobalt, essentieel voor de accu’s, is
in handen van Congo. Ik kan u vertellen dat daar kleine kinderen onder vreselijke
omstandigheden in de mijnen werken. Of neem de accu’s voor elektrische auto’s. 76%
van die markt is inmiddels in handen van China en slechts 7% is in handen van Europa.
Ik zou mevrouw Rooderkerk dus een wedervraag willen stellen: hoezo worden we met die
energietransitie onafhankelijk? Het tegendeel gebeurt.
De heer Bontenbal (CDA):
De heer Kops geeft allemaal bezwaren tegen de energietransitie, maar op zich zijn
dat niet de dingen die in deze wet allemaal geregeld worden. Ik zou heel specifiek
het volgende van de PVV willen weten. Ook als er geen energietransitie zou zijn, dan
zouden we deze wet behandeld hebben. Die twee zouden namelijk worden samengevoegd.
De wet regelt wel een aantal dingen om de transitie mogelijk te maken. Uiteindelijk
is het aan een volgend kabinet om te bepalen wat het echt wil regelen, of we doorgaan
met wind op zee enzovoorts. Deze wet regelt dat niet, maar maakt het slechts mogelijk.
Daarnaast regelt het nog heel veel andere dingen, die eigenlijk achterstallig onderhoud
zijn. Dus wat zijn nou de dingen in deze wet die u er echt uit wil hebben en waarvan
de PVV zegt: die zijn voor ons echt bezwaarlijk? Dan kunnen we het daar namelijk over
hebben. Dat is mij gewoon niet helder. Ik snap uw tirade tegen de energietransitie.
Daar bent u heel consistent in. Die horen we nu namelijk al tweeënhalf jaar. Dat is
een hele duidelijk lijn. Maar we hebben het nu over deze wet. Ik wil gewoon graag
weten wat in deze wet een obstakel is voor de PVV.
De voorzitter:
Oké, uw vraag is helder.
De heer Kops (PVV):
Ik vind deze vraag een beetje jammer. Ik heb hier een kwartier, bijna twintig minuten,
een betoog gehouden, vorige week ook. Ik heb dus al meer dan een halfuur allemaal
bezwaren opgesomd. Kijk, ik wil het wel allemaal gaan herhalen hoor, maar heeft de
heer Bontenbal dan niet geluisterd, bijvoorbeeld naar de bezwaren die ik heb rond
netcongestie en vraagresponscontracten? Ik bedoel: ik heb het allemaal opgesomd, hè!
Toen deze wet werd gepresenteerd, verscheen er een persbericht van deze Minister op
rijksoverheid.nl. De kop daarvan was: «Nieuwe Energiewet wordt fundament van de energietransitie».
Het fundament van de energietransitie! Dan wordt het mij nu verweten en wordt gezegd:
nee joh, deze wet regelt de energietransitie eigenlijk helemaal niet; dat is niet
zo. Dat is wel zo! Ik zou iedereen willen aanraden om de stukken gewoon goed te lezen,
omdat deze hele wet, jawel, het fundament is van die transitie en ervoor moet zorgen
dat die transitie verder wordt doorgedrukt.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb die woorden niet gebruikt. Ik heb gezegd dat deze wet het mogelijk maakt. Dan
pakken we even één punt eruit. Ik heb namelijk wel degelijk zeer aandachtig geluisterd
naar uw gloedvolle betoog, vandaag en de vorige keer. Neem dat hele stuk over netcongestie,
waar u kritisch op bent. Het is gewoon een instrument in een toolbox dat je wilt regelen,
even los van of er nou daadwerkelijk netcongestie is. Als u de transitie stopzet –
u mag daarover onderhandelen – dan is het in die zin toch nuttig om dit wel gewoon
in je toolbox te hebben? De wet regelt dus niet dat we doorgaan met wind, zon enzovoorts.
Deze wet regelt alleen dat we de instrumenten hebben om problemen, wanneer die er
zijn, goed te fiksen. Daar kan je toch niet tegen zijn? Dat vraag ik aan collega Kops.
De voorzitter:
En dat vraagt u via mij. De heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Ik denk dat we het er snel over eens zijn dat je niet tegen het fiksen van netcongestie
kunt zijn. Maar moet de heer Bontenbal dan bij mij zijn? Ik denk dat hij dan eerder
bij deze Minister moet zijn. Die heeft de boel uit de klauwen laten lopen. Als we
naar de problemen rond netcongestie kijken, dan zien we dat niet alleen huishoudens,
maar ook bedrijven niet kunnen worden aangesloten. Me dunkt dat daar wat moet worden
aangepast. Maar laten we niet vergeten dat de hele uitrol van de energietransitie
de afgelopen jaren wel heeft bijgedragen aan de problemen rond netcongestie. Dat is
gewoon een feit. We behandelen hier een wet die de Minister het fundament onder diezelfde
energietransitie noemt en waarmee de problemen rond netcongestie veel groter kunnen
worden, en dan komt de heer Bontenbal bij mij met de boodschap dat we die problemen
rond netcongestie wel moeten oplossen. Ja, dat is evident. Maar laten we niet vergeten
dat de maatregelen in deze Energiewet, waaronder bijvoorbeeld vraagresponsovereenkomsten,
eigenlijk ontstaan zijn uit een soort armoede. Het is namelijk het verdelen van schaarse
middelen in tijden van netcongestie. Dat is het.
De voorzitter:
Daarmee zie ik dat we door de interrupties heen zijn. Dan ga ik naar mevrouw Rooderkerk
van D66 voor haar inbreng.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag gaan we verder met de Energiewet. Vorige week spraken
we over consumentenbescherming en buurtenergie, waarbij Nederlanders en bedrijven
kunnen profiteren van lokaal en groen opgewekte energie. Vandaag praten we over een
ietwat abstracter deel, namelijk het systeem. Dat is niet minder belangrijk, integendeel.
Ik heb mij laten vertellen dat we met alle kabels die netbeheerders moeten aanleggen
tweeënhalf keer de wereld rond kunnen. De omvang van die prestatie is vergelijkbaar
met onze Deltawerken. Om dat goed te regelen, moeten we niet treuzelen en dralen of
enkel tegenstemmen, maar doorpakken, want energie van eigen bodem heeft de toekomst.
Vandaag kwam er natuurlijk heel mooi nieuws, namelijk dat er een recorddaling is in
de CO2-emissie van de grootste uitstoters van Nederland. Ik zou zeggen: wees niet bevreesd,
want we kunnen veel meer dan we denken. Nederlanders willen geen twijfelbrigade, maar
zij verwachten van de politiek dat we problemen oplossen en ervoor zorgen dat hun
energie zoals vanouds uit het stopcontact blijft komen, zodat zij kunnen koken, tv
kunnen kijken of warm kunnen douchen. Dat is ook mijn inzet van vandaag. Ik wil het
hebben over drie punten waarop ons energiesysteem wat mij betreft beter kan en waar
ik nog wat vragen over heb bij deze wet. Mijn eerste punt gaat over de toekomstbestendigheid.
Ten tweede ga ik het hebben over schone energie en ten derde over de veiligheid.
Mijn eerste blokje gaat over een toekomstbestendig energiesysteem, want voor D66 heeft
buurtenergie de toekomst. Als huishouden profiteer je dan mee van de energie afkomstig
van een windmolen of zonnepark bij jou in de buurt. Zoals ik in ons vorige debat al
aankondigde, heb ik een amendement ingediend dat ervoor zal zorgen dat meer Nederlanders
meeprofiteren van dit soort projecten. Ik kijk uit naar de appreciatie van de Minister.
Kan hij toezeggen dat, indien het amendement wordt aangenomen, hij in de jaarlijkse
monitor financiële participatie bijhoudt hoe vaak gebruik wordt gemaakt van de motiveringsplicht?
Voorzitter. Een toekomstbestendig energiesysteem vraagt ook dat we ver vooruitkijken.
De voorzitter:
Eén moment, want u was aan het einde van uw blokje. Ik zie een interruptie van de
heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik heb het amendement van collega Rooderkerk met interesse gelezen. Het amendeert
hetzelfde artikel als waar ik zelf ook een amendement op heb ingediend, maar dat schijnt
allemaal niet uit te maken. Dat kunnen we met elkaar in verband brengen. Als ik het
goed zie, heb ik een vraag over lid 2c, waarin u namens D66 zegt: «voor zover minder
dan 50% mede-eigendom is overeengekomen, wat de redenen daarvan zijn (...)». We hebben
het er in een eerder debat al over gehad dat 50% eigendom ook zou kunnen betekenen
dat één grote, lokale partij dat voor haar rekening neemt. Heeft u er in uw amendement
op de een of andere manier rekening mee gehouden dat, als het gaat om participatie,
het ook echt om een groep lokale betrokkenen gaat?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor deze vraag. Om in te gaan op de vraag hoe we het amendement nu hebben geschreven:
we vinden het dus heel belangrijk dat mensen kunnen meeprofiteren, juist ook mensen
in de omgeving. Het gaat inderdaad daarom. We vinden het ook van belang dat projecten
wel doorgang kunnen vinden, dus we zijn verschillende juridische wegen gaan bewandelen.
Ik vind het ook interessant om uw amendement daarnaast te leggen. We willen dus kijken
hoe we het het beste kunnen regelen. Wij hebben het idee dat dat het beste gaat door
een motiveringsplicht in de plaatselijke verordening. De vergunningverlening staat
hier dus los van. Dat gebeurt gewoon met de Omgevingswet. Hierbij gaat het erom dat
je de motiveringsplicht opneemt in de plaatselijke verordening. Op die manier maak
je het voor gemeenten mogelijk om te pleiten voor 50% lokaal eigendom en zorg je ervoor
dat ze het moeten motiveren als ze dat niet halen. Op die manier heb je een juridisch
haakje waarmee je het mogelijk maakt, maar niet projecten voorkomt. Ik denk dat het
punt dat de heer Flach aanhaalt ook van belang is. Wellicht kunnen gemeenten daar
in hun verordening ook op ingaan, maar dit is de manier waarop wij denken dat dit
het beste te regelen valt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik was aanbeland bij het punt vooruitkijken ten aanzien van het energiesysteem. Een
toekomstbestendig systeem vraagt ook dat wij ver vooruitkijken hoe we onze energie
van a naar b krijgen. Daarom heb ik enkele vragen over de investeringsplannen van
de netbeheerders. In lijn met Europese voorschriften kiezen zij nu voor een vooruitblik
van tien jaar in deze plannen. Zou het niet nodig zijn om verder te kijken dan deze
tien jaar? De energietransitie is immers niet klaar in 2034 en energieprojecten duren
van plan tot ontwikkeling soms al tien jaar. Als ik artikel 3.36 goed heb begrepen,
stelt de Minister regels op voor de termijn waarvoor het investeringsplan geldt. Kan
hij bijvoorbeeld toezeggen de vooruitblik te verlengen tot vijftien of twintig jaar
voor de komende investeringsplannen?
Netbeheerders moeten fors investeren in het aanleggen van onze nieuwe energie-infrastructuur,
maar er wordt weleens beweerd dat de ACM of aandeelhouders in het verleden te veel
hebben gestuurd op de winst. Gezien de uitdaging lijkt dat D66 niet verstandig. We
kunnen elke euro maar één keer uitgeven en die hebben we hard nodig voor onze nieuwe
elektriciteitsnetten, waterstofbuizen en het afbouwen van onze gasinfrastructuur.
Is de Minister dat met ons eens? Hoeveel dividend keren de netbeheerders nu gemiddeld
uit? Vindt de Minister dat we artikel 3.12, lid 2, dat gaat over de winst van netbeheerders,
hiervoor moeten aanscherpen?
De voorzitter:
Als u klaar bent met dit blokje, is er een interruptie voor u van mevrouw Kröger,
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag gaat over het amendement over de resultaatverplichting. Ik lees het amendement
met veel interesse. Wij zaten zelf te zoeken naar een vergelijkbaar amendement, maar
met toch nog iets meer stevigheid, om te proberen die 50% lokaal eigendom toch zo
stevig mogelijk te verankeren. Mijn vraag is in hoeverre je dat toch in de wet zou
willen vastleggen, met beargumenteerd afwijken. Dan geef je het lokaal bevoegd gezag
de ruimte om af te wijken, maar is het wettelijk geborgd dat je eigenlijk 50% zou
moeten doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor de vraag, mevrouw Kröger. Zoals ik de vorige keer ook heb gezegd, trek ik
graag samen op in een amendement om dit voor elkaar te krijgen. We delen de inzet
daarvoor heel erg. Eerder hebben we gedacht over een vorm waarin je wel consequenties
kunt trekken, bijvoorbeeld het weigeren van een vergunning indien die 50% niet wordt
gehaald. Ik denk dat mevrouw Kröger daar bijvoorbeeld aan denkt. Uit mijn gesprekken
met juristen bleek echter dat dit geen stand zou houden bij de rechter. Daarbij zie
ik zelf ook nog wel het risico dat het juist een grond kan zijn om projecten te bemoeilijken.
Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. Daarom zijn wij door gaan zoeken. Ik heb
het idee dat er een amendement ligt waarmee je een juridisch haakje hebt, een echt
stevige motiveringsplicht. Als die 50% niet wordt gehaald en dat niet voldoende wordt
gemotiveerd, zou een gemeente in principe zelfs ook een boete kunnen vaststellen.
Daarmee maak je het nog wat zekerder dat het gebeurt. Maar ik denk dat je dus op deze
manier zorgt voor zowel voortgang als het verstevigen van lokaal eigendom.
De voorzitter:
Is dat afdoende? Ik denk dat dit afdoende is, dus dan mag mevrouw Rooderkerk haar
betoog vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dan kom ik bij een schoon en goed opgeruimd energiesysteem. Tegen mijn kinderen zeg
ik namelijk ook altijd dat ze hun speelgoed moeten opruimen als ze er klaar mee zijn.
Hetzelfde geldt voor ons fossiele-energiesysteem. We moeten er natuurlijk voor zorgen
dat gasleidingen die niet meer nodig zijn, worden weggeruimd. Hier doemt wel een probleem
op, want de kosten van het onderhouden van onze gasleidingen worden op dit moment
betaald door de mensen die er gebruik van maken. Ook de kosten die netbeheerders maken
bij het weghalen van die gasafsluitingen, bijvoorbeeld omdat iemand overgaat op het
warmtenet of op uitsluitend elektriciteit, worden terugverdiend door de nettarieven
voor gas. Maar de groep achterblijvers, die de nettarieven betaalt, wordt steeds kleiner
door de energietransitie, met stijgende nettarieven voor deze groep als gevolg.
D66 maakt zich zorgen over deze groep mensen die vooral druk is met het einde van
de maand en niet met het einde van het gasnetwerk. Het zijn niet degenen die als eersten
op de duurzame energie kunnen overgaan. We moeten voorkomen dat zij met de laatste
dure fossiele problemen blijven zitten. Mijn vraag aan de Minister is of hij het met
D66 eens is dat we deze mensen niet per ongeluk in de armoede moeten drukken met onredelijke
kosten voor het gasnetwerk. Hoe krijgen we deze mensen mee en hoe voorkomen we te
grote kosten voor netbeheerders? Ik zou graag de toezegging willen dat hij gaat onderzoeken
hoe we in de toekomst moeten omgaan met deze stijgende kosten voor een krimpend aantal
achterblijvers.
Voorzitter. De regels van de ACM van vorig jaar schrijven voor dat huishoudens zelf
moeten betalen voor het laten weghalen van een gasaansluiting als zij dat op een eigen
gekozen moment willen. Dat is soms best lastig, bijvoorbeeld met een verhuizing. D66
zou graag zien dat de kosten hoe dan ook worden vergoed. Is de Minister dat met mij
eens? Koplopers moeten we immers belonen. Klopt het dat de ACM wil dat de afspraken
over wie wat betaalt, worden vastgelegd in de Energiewet, maar dat dit niet is gebeurd?
Als dat het geval is, waarom is dat dan niet gebeurd?
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ben even aan het zoeken naar wat mevrouw Rooderkerk nu aan het betogen is. Haar
eerste betoog vond ik heel erg mooi en volgens mij sluit dat in ieder geval ook aan
bij wat wij graag willen, namelijk dat je goed kijkt naar hoe je er nou voor zorgt
dat je niet ongewild mensen in energiearmoede zet. Daar moet je bijvoorbeeld op letten
bij het verwijderen van de gasaansluitingen, zodat je die niet omslaat tot de laatste
groep. Maar vervolgens betoogt ze dat de first movers, dus diegenen die er het eerste
gebruik van maken, moeten worden geholpen met het gratis weghalen van die aansluiting.
Nou, gratis bestaat niet. Dat betekent namelijk dat juist die andere groep dat weer
gaat betalen. Dus welke groep is nou belangrijker?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Uiteindelijk zijn er steeds minder mensen die nog zo’n gasaansluiting hebben. Die
draaien dus op voor de kosten van het weghalen van gasaansluitingen. Die mensen zijn
met een steeds kleinere groep. Die blijven dus achter en daar maak ik mij zorgen om.
Dank voor deze verhelderende vraag, maar dat is dus waarover ik het heb. Op dit moment
wordt dat dan verrekend in de nettarieven, maar dat kan je natuurlijk niet oneindig
laten doorgaan, want dan worden die tarieven steeds hoger voor deze laatste groep
achterblijvers. Ik denk dat het daarom belangrijk is om na te denken over het volgende.
Volgens mij zit er een haakje in de wet om daarvoor met een subsidie te komen. Je
moet dus nadenken over de vraag hoe je dat voor elkaar krijgt.
De voorzitter:
Excuses. Als voorzitter moet ik even zeggen dat dit niet de vraag was. Misschien kan
mevrouw Postma die nog iets verduidelijken.
Mevrouw Postma (NSC):
Als u de een het afsluiten gratis geeft, moet de ander dat altijd betalen, want er
is geen gratis geld. De vraag was wie u voorrang geeft.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De aansluiting wordt nu al gratis weggehaald. Ik richt me in mijn vraag op het moment
daarvan. Nu wordt dat moment gekozen door de netbeheerder en gebeurt het niet op het
moment waarop iemand dat zelf wil. Het gaat echt sec over het moment daarvan. Daarover
heb ik een vraag gesteld.
De voorzitter:
Leidt dat tot vervolgvragen, mevrouw Postma?
Mevrouw Postma (NSC):
Nog even over dat laatste. Ik was getriggerd, omdat u daarna over die groep begon
waarover u zei: hier moeten we echt voor staan, dus hier moet hulp voor komen. Dat
betekent dus dat de overheid gaat bijdragen. Dan moet er geld komen om ervoor te zorgen
dat datgene wat niet gratis is – het is eigenlijk een voordeel voor de ene groep –
ook gaat gelden voor de andere groep, zodat je ’m niet omslaat. We gaan het vaak wel
omslaan, want dat vinden we sociaal, maar dat is niet zo sociaal. Mijn vraag is echt
hoe mevrouw Rooderkerk de verhouding tussen die twee groepen ziet. Door de ene groep
iets gratis te geven, moet de andere groep echt gaan betalen, tenzij je zelf geld
bijlegt. Ziet mevrouw Rooderkerk daar een oplossing voor?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Volgens mij wordt er een valse tegenstelling gecreëerd. Ik heb het nu over twee verschillende
groepen. Wat D66 betreft moet het voor alle groepen gratis zijn en moet het mogelijk
zijn om over te gaan op duurzame energie. Mijn vraag aan de Minister is dus ook om
te bekijken hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen. Iedereen moet daar namelijk in
mee. Wat dat betreft is er dus geen verschil in ons denken over deze groepen.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Mevrouw Rooderkerk zegt: het moet voor beide groepen gratis worden. Dus de koplopers,
de mensen die van het gas afgaan en die dat willen, moeten we belonen met geld? En
moeten we de achterblijvers die het niet doen ook gaan belonen met geld? Dat hoor
ik mevrouw Rooderkerk zeggen. Om welke bedragen gaat het dan? Kan zij een subsidiebedrag
noemen?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zeg niet dat we mensen moeten belonen met geld. Ik zeg alleen dat er twee dingen
zijn als we die gasafsluitingen weghalen. In principe is het geregeld. De gasleidingen
die niet meer nodig zijn, worden gewoon verwijderd. Dat is heel fijn. Maar ik zie
twee punten waarop het wel een probleem kan worden. Ten eerste zit er weinig flexibiliteit
in het moment van afsluiten. Ten tweede gaan mensen die nog een gasleiding hebben,
steeds meer opdraaien voor de kosten. Op die punten vraag ik de Minister na te denken
over hoe je voorkomt dat we mensen belasten omdat wij niet vooruitkijken. Dat zou
de PVV ook aan moeten staan. Dat geldt dus voor mensen die nu van het gas af willen
en voor mensen die in de toekomt moeten opdraaien voor de kosten en er misschien op
een later moment van af willen.
De heer Kops (PVV):
Dat is een leuk verhaal, maar het is geen antwoord op de vraag. Mevrouw Rooderkerk
zei namelijk dat het voor beide groepen gratis moet worden. Daarom vraag ik aan haar
hoeveel dat dan gaat kosten per huishouden. Over wat voor bedragen hebben we het dan?
Het is makkelijk om te zeggen dat het gratis moet worden, maar hoeveel kost dat? Waar
denkt mevrouw Rooderkerk aan en waar moet het geld überhaupt vandaan komen?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zal het even voor u opzoeken, maar op dit moment wordt het al betaald. Het is niet
zo’n moeilijk te beantwoorden vraag. Het wordt al betaald. Ik zal het voor de heer
Kops opzoeken en dan zal ik het aan hem laten zien. Ik weet het nu niet uit mijn hoofd.
De heer Kops (PVV):
Dat vind ik toch wel een beetje makkelijk. We weten allemaal dat het hoe dan ook,
linksom of rechtsom, om heel veel geld gaat. En dan zegt mevrouw Rooderkerk hier doodleuk
dat het voor iedereen gratis moet zijn: de koplopers én de achterblijvers. Hoeveel
kost dat dan? Als het op dit moment al zo is, hoeveel kost het dan? En hoeveel gaat
het nog kosten in de toekomst en wie draait daarvoor op? Gratis bestaat niet, mevrouw
Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Daar kom ik even op terug in de tweede termijn.
De heer Kops (PVV):
Dan heb ik nog een vervolgvraag over iets wat mij intrigeert. Waarom wil D66 de gasleidingen
fysiek verwijderen? Touché, van ons hoef je niet van het gas af – wij willen dat niet
– maar als je mensen toch van het gas afsluit, waarom moet dan die hele infrastructuur
per se fysiek worden verwijderd voor zo ontzettend veel geld?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is vanwege de veiligheid en dat moet Europees ook binnen een jaar gebeuren.
De voorzitter:
Meneer Kops, nog een interruptie?
De heer Kops (PVV):
Dat is ook weer zo makkelijk: vanwege de veiligheid. Hoeveel decennia liggen die leidingen
er nu al? Hoezo veiligheid? Je kunt die leidingen wellicht ook voor andere doeleinden
gebruiken. Is mevrouw Rooderkerk daar dan geen voorstander van? Wij zijn dat niet
per se, maar je kunt ze ook voor waterstof gebruiken bijvoorbeeld. Wij kennen D66
als een heel duurzame partij, dus waarom zou je die leidingen niet hergebruiken? Nogmaals,
waarom moet het per se fysiek worden verwijderd? Dat kost heel veel geld, terwijl
ze er al decennia liggen en het al decennia veilig is, werkt en niemand tot last is.
Waarom?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Vanwege de veiligheid. De heer Kops loopt nu een beetje leeg op dit onderwerp. Ik
ben blij om te horen dat hij nu wel wil meedenken over de vraag waar we die leidingen
nog meer voor kunnen gebruiken en dat hij ook in wil zetten op waterstof. Ik zou zeggen:
houd deze lijn vast en laten we samen kijken hoe we kunnen zorgen voor een duurzaam
energiesysteem voor de toekomst.
De voorzitter:
Dit wordt de laatste interruptie van de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Zo’n politieke draai is leuk, zeg. «Kijk eens, nu ben jij er ook een voorstander van.»
Nee. Ik heb net een voorbehoud gemaakt. Ik heb namelijk gezegd dat wij dat niet zijn.
Dat is dus een beetje flauw. Maar ik heb wel een concrete vraag. Mevrouw Rooderkerk
zegt dat die leidingen weg moeten omdat het onveilig is. Waar is het dan nu onveilig?
Kan ze een voorbeeld noemen? Het is allemaal zulk makkelijk geklets. «Het is onveilig
en het moet.» Waarom? Waar dan?
De voorzitter:
Zou het iets rustiger kunnen in de zaal? Dan ga ik naar mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Op het moment dat je leidingen afsluit en ze niet meer nodig zijn voor gas, dan is
het nodig om ze weg te halen. Dat is nodig voor de veiligheid. Het is ook Europees
bepaald dat dat binnen een jaar moet. Ik stel de volgende vragen. Let er goed op wanneer
dat kan, zodat het voor mensen mogelijk is om het te doen op momenten die ze kiezen.
Let erop dat de kosten die ervoor gemaakt worden niet worden betaald door steeds meer
groepen achterblijvers. We moeten er dus voor zorgen dat we veilig omgaan met wat
we doen en dat we het op een betaalbare manier doen, juist zodat iedereen erin mee
kan komen. Volgens mij zijn we het erover eens dat dat van belang is. Die vragen stel
ik daar dus over. Verder is het wat dat betreft volgens mij helder.
De voorzitter:
Dan kunt u uw betoog vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voorzitter. Ik wil nog even door op dat veilige en concurrerende energiesysteem. In
de Energiewet staan namelijk artikelen over het beheer van onze gasopslagen. Deze
opslagen hebben een belangrijke functie in ons energiesysteem. Zij zorgen bijvoorbeeld
voor voldoende gas in koude winters. In de toekomst zullen zulke opslagen er mogelijk
zijn voor waterstof of zelfs voor koolstof. Opslagen zijn dus van strategisch belang.
In de energiecrisis van twee jaar terug hebben we gezien hoe Rusland deze opslagen
expres leeg liet, in de hoop dat Nederland zonder gas kwam te zitten. D66 heeft destijds
een motie ingediend die vraagt te onderzoeken hoe dat soort situaties in de toekomst
kunnen worden voorkomen. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Vindt de
Minister niet dat we paragraaf 3.5.4 in dat licht kunnen aanscherpen? Dat kan bijvoorbeeld
door afwijkingen te laten rapporteren door Gasunie, door de ACM mogelijkheden tot
onderzoek te geven of, in het uiterste geval, met een aanwijsbevoegdheid van een Minister
om de opslag te vullen.
Voorzitter. Tot slot de marktordening van waterstof. In de wereld van elektriciteit
en gas gelden strenge regels voor wat netbeheerders wel en niet mogen. Gasunie, onze
nationale netbeheerder voor waterstof, krijgt met artikel 3.19 nu ook de mogelijkheid
om waterstofopslagen en -terminals aan te leggen, te onderhouden en te exploiteren.
Dat is dus anders dan we het nu bij gas geregeld hebben. Kan de Minister die keuze
toelichten? Zitten we als overheid daarmee niet marktontwikkeling in de weg? Of is
het juist noodzakelijk voor het sneller opschalen van waterstof? Ten derde, lopen
we hiermee niet vooruit op Europese afspraken in het EU-decarbonisatiepakket?
Voorzitter. Ik rond af. Met de Energiewet leggen we een stevig fundament voor de energietransitie.
We zijn bezig om iedereen die bouwt aan wat toch de Deltawerken van dit decennium
zijn, de juiste instrumenten in handen te geven. Dat is de basis om Nederlanders de
komende decennia te blijven voorzien van stabiele en betrouwbare energie van eigen
bodem.
Rest mij nog om alle ambtenaren en experts uit de sector te bedanken voor hun harde
werk aan deze wet. Het is van belang dat deze wet er komt, want energie van eigen
bodem heeft de toekomst.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Rooderkerk. Er is nog een interruptie voor u van de heer Erkens,
VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik hoorde mevrouw Rooderkerk net zeggen dat de gasopslagen van belang zijn om toekomstige
energiecrises en prijspieken te voorkomen. Dat is goed nieuws. Daar zijn wij als VVD
ook voor. Er komt, volgens mij na de zomer, een wetsvoorstel op dat vlak naar de Kamer.
Het kabinet heeft daarin gezegd de bevoegdheid te willen creëren om de opslagen te
vullen, maar dat, ondanks meerdere oproepen uit de Kamer, niet te gaan verplichten.
Nou ligt er morgen een motie voor om die verplichting toch in te bouwen. Kunnen we
dan ook rekenen op de steun van D66 voor die motie?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zou die motie even moeten zien. Ik vind het lastig om daar nu zo op in te gaan.
Ik kom daarop terug.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Erkens om het voorzitterschap heel even over te nemen, zodat ik een
interruptie kan plegen.
Voorzitter: Erkens
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank aan mevrouw Rooderkerk. Wat ik interessant vind, is dat energie vroeger van ons
allemaal was. Het was in publieke handen. Dat is op een gegeven moment overgelaten
aan de markt. Daar waren een aantal voorstanders van. Zij zeiden: dan wordt het goedkoper,
betrouwbaarder en efficiënter. De SP was er geen voorstander van. Nu zien we dat partijen
zeggen: wacht eens even, het gaat toch niet zo heel erg goed; we willen eigenlijk
weer dat mensen eigenaar moeten kunnen zijn van hun eigen energie. Mevrouw Rooderkerk
betoogt dat ook. Mijn partij maakt zich er alleen heel erg zorgen over dat we nu zien
dat partijen die daar ooit voorstander van waren, daarvan terugkomen of deels daarvan
terugkomen. Maar wie kan er straks eigenaar van worden? Ik maak me zorgen dat juist
de groep die nu het hardst wordt geraakt door het falen van het huidige energiesysteem
straks geen onderdeel kan zijn van die mooie publieke oplossingen. Deelt mevrouw Rooderkerk
die zorg?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is een terecht punt. We moeten niet alleen early adopters hebben en alleen degenen
die er bijvoorbeeld het geld voor hebben om mee te delen in lokaal eigendom van een
windmolen of zonnepark. Er zijn natuurlijk ook mogelijkheden voor bijvoorbeeld een
omgevingsfonds, waarbij mensen die in de omgeving van zo’n project wonen kunnen meedelen.
Ook kun je zorgen dat het geld teruggaat naar de gemeente, die daar projecten van
kan doen in de wijk. Denk aan een buurtsteunpunt of aan investeringen in een fijne
leefomgeving. Daar zijn meerdere opties voor uitgewerkt, ook voor financiële participatie.
Ik denk dat mevrouw Beckerman een terechte zorg aanstipt, maar het is juist belangrijk
dat we ook naar dat soort opties kijken.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik maak me er zorgen over dat het straks voor een duurzame elite of groep heel goed
geregeld wordt, maar dat de groep die het niet kan betalen of niet de tijd heeft er
eigenlijk niet zo veel aan heeft dat men daar via een buurtfonds wat van terugkrijgt.
Het is heel leuk dat er allemaal projectjes in de wijk zijn. Maar als we terugkomen
van dit idee, waarom regelen we het dan niet collectief? Als we goed kijken naar bijvoorbeeld
de kaarten van TNO, dat heeft onderzocht waar energiearmoede voorkomt en waar het
het duurst is om over te schakelen, zien we dat die kaarten overeenkomen. Ik ben zo
ontzettend bang dat je straks hele leuke dingen organiseert voor mensen die de tijd
en het geld hebben, terwijl je gewoon andere mensen verder in problemen duwt. Is dit
bijvoorbeeld niet veel beter op te lossen door publiek eigenaarschap juist door gemeenten
en provincies te laten organiseren?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is natuurlijk de reden waarom we met dit amendement komen. We zien nu dat het
heel erg achterblijft en dat bij windparken maar sprake is van 20% lokaal eigendom.
Dat is natuurlijk heel erg zonde, want het streven is om daarbij in ieder geval de
helft, 50%, te bereiken. Het is wat ons betreft juist zo belangrijk dat we hierop
focussen om te zorgen dat mensen die een zonne- of windpark in hun buurt zien verschijnen,
meer aan zet zijn om niet alleen betrokken te zijn bij de besluitvorming, maar er
ook geld aan te verdienen. In potentie kan het juist ervoor zorgen dat we mensen die
te maken hebben met energiearmoede, kunnen helpen met verduurzamen, maar zij ook kunnen
meedelen in de winst. Dat is juist de bedoeling hiervan. Met het amendement zorgen
we dat het niet alleen de groep early adopters is, maar verbreden we het juist zodat
zo veel mogelijk mensen erin mee kunnen delen. In die zin denk ik dat we hetzelfde
doel nastreven.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij zorgt het amendement daar helemaal niet voor en is het daar eigenlijk
nog veel te slap voor. Het beweegt zich een klein beetje binnen de marges van het
Europese en Nederlandse systeem, maar het gaat helemaal niet zo’n revolutie veroorzaken
dat mensen in energiearmoede daarop winst kunnen gaan maken. Is mevrouw Rooderkerk
het daarmee eens?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
In de visie van D66 is het niet iets wat je iedereen moet verplichten en opleggen,
maar moet je wel zorgen dat gemeenten daar een grotere rol in pakken. Mevrouw Beckerman
hoorde ik zeggen dat we gemeenten meer de ruimte moeten geven. Dat doen we hiermee.
Ook kunnen zij zichzelf de plicht geven om meer mensen daarin mee te laten delen.
Maar wat mij betreft is het nog steeds wel zo dat mensen daar zelf aan kunnen meedoen.
We hebben er misschien een iets ander beeld van waartoe de overheid dient en moet
reiken, maar dat is hoe ik het invul. Als mevrouw Beckerman een verplichting wil voorstellen,
ben ik benieuwd naar een amendement dat er niet voor zorgt dat je vervolgens ook weer
heel veel projecten juist voorkomt of tegenhoudt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan wil ik graag het voorzitterschap weer overnemen.
De voorzitter:
Bij dezen heeft u het voorzitterschap terug.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Al het goede komt in drieën, wordt weleens gezegd. Dat geldt
ook voor de behandeling van de Energiewet. Vandaag is deel twee. Het debat van vorige
week was vrij technisch van aard, maar het ging wel ergens over. Onder de wet en het
debat daarover liggen namelijk fundamentele vragen over de verhouding tussen markt,
overheid en samenleving, over een rechtvaardige kostenverdeling, over het beter beschermen
van gebruikers, en over hoe en waar onze energie wordt opgewekt. Vandaag spreken we
verder over hoe we het energiesysteem inrichten. Dat is minstens zo technisch en minstens
zo leuk voor nerds zoals wij.
De afgelopen 25 jaar is ons systeem ingrijpend veranderd; bij het vorige debat reflecteerde
ik hier al op. We weten ook dat de grootschalige verbouwing in de komende decennia
door moet gaan. Als men over 25 jaar in dit huis spreekt over de zoveelste wijziging
van de Energiewet – die gaan we immers jaarlijks wijzigen – en een beleidsmedewerker
bij de voorbereiding het verslag van dit debat er nog eens bij pakt, hoop ik dat hij
of zij onder de indruk is van hoe Kamer en kabinet in deze wet de kaders hebben neergelegd
voor een volledig, duurzaam en betrouwbaar energiesysteem. Want dat is toch wat wij
vandaag en deze week proberen te doen en waar de afgelopen jaren door heel veel ambtenaren
heel hard aan is gewerkt? Dat gebeurt in een gebroken en weerbarstige werkelijkheid.
Het feit dat het nu niet eens lukt om iedereen te voorzien van de stroomaansluiting
die hij of zij nodig heeft, getuigt daar nog eens van.
Voorzitter. Als eerste ga ik het over het groepsverbod hebben. Dat kondigde ik vorige
week al aan. Daar gaan we. Om het energiesysteem zo daadwerkelijk toekomstbestendig
te maken, wil ik beginnen met een belangrijke vraag aan de Minister: kunnen we niet
beter het groepsverbod uit de Energiewet schrappen? Dat is artikel 3.10. Daarover
heb ik een amendement in voorbereiding, dat ik vandaag hoop in te dienen. Dit beladen
verbod regelt dat netbeheerders niet tot dezelfde vennootschappelijke groep mogen
behoren als die waarin ook productie-, leverings- en/of handelsbedrijven zitten. Een
eerdere energiewet, de Wet STROOM, is in 2015 in de Eerste Kamer zelfs gesneuveld
vanwege de weigering van de Minister om het groepsverbod on hold te zetten, de facto
te schrappen. Waarom neemt de Minister nu weer dit risico? Destijds was het Minister
Kamp, nu Minister Jetten.
Het groepsverbod stamt uit 2006. De voorstanders van dit verbod meenden bij de behandeling
van de zogeheten «splitsingswet» dat het nodig was om bij de privatisering van energiebedrijven
te borgen dat elektriciteitsnetten in publieke handen zouden blijven. Over het belang
van het publieke eigendom was de ChristenUnie het natuurlijk eens. Daar willen we
ook nu niks aan veranderen. Dat zal dus ook niet gebeuren in het amendement. Maar
vanaf het begin betwijfelden we of de strakke opdeling van de energiemarkt in productie,
transport, leveranciers en gebruikers goed zou zijn voor ons land en of die de energietransitie
ten goede zou komen. U weet wel, dat was het debat waarin Arie Slob «oranjegevoel
op basis van achterhaalde posities» werd aangewreven door toenmalig Minister Brinkhorst.
Onjuist en onverstandig wat mij betreft, toen en nu. Het is nu namelijk zaak dat netbeheerders
in overleg met hun aandeelhouders in een sterk veranderende energiemarkt flexibeler
kunnen inspelen op die maatschappelijke uitdagingen. Zonder groepsverbod hebben ze
meer ruimte binnen hun investeringsplannen, die uiteraard nog steeds worden getoetst.
Een mooi voorbeeld van hoe het kan, is Zweden, waar staatsbedrijf Vattenfall werk
maakt van de productie van groene waterstof. In Nederland komt dat maar niet van de
grond. Zonder marktvraag zorgt de markt immers niet voor productie. En zonder aanbod
bedenkt geen enkele fabriekseigenaar om zijn fabriek in te richten op waterstof. Wat
te denken van kernenergie? Het opheffen van het groepsverbod biedt de mogelijkheid
het kernenergiebedrijf als staatsdeelneming onder te brengen bij het Ministerie van
Financiën. Het opheffen van het groepsverbod is bovendien in lijn met de aanpak die
de Minister kiest in de Wet collectieve warmte. Kan de Minister toelichten wat het
groepsverbod ons in de afgelopen achttien jaar eigenlijk heeft gebracht? Op welke
manieren heeft het gezorgd voor lagere prijzen, snellere verduurzaming of meer leveringszekerheid
en meer strategische autonomie?
We zijn het enige land in Europa met een groepsverbod. Sinds de splitsingswet zijn
de drie grote energiebedrijven in buitenlandse handen terechtgekomen. En jawel, in
hun eigen land zijn ze onderdeel van infrabedrijven met gereguleerde netbeheerders
in een groep. Aangezien we alleen staan in Europa, hebben we perfect vergelijkingsmateriaal.
Kan de Minister voorbeelden noemen waarin het buitenland baat zou hebben gehad bij
een groepsverbod? Het gaat dus om andere landen. Ik weet dat de energiebedrijven eerder
fel tegenstander waren van het groepsverbod, maar nu, na splitsing en verkoop, fel
tegenstander zullen zijn van de afschaffing van het groepsverbod. Dan ben ik toch
wel benieuwd wanneer ze beginnen met hun pleidooi voor het invoeren van het groepsverbod
in eigen land.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik vroeg me af of u al klaar bent met dit blokje.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan wil ik daar even op ingaan, want collega Grinwis is wel een beetje een boef op
dit soort onderwerpen. Dit is namelijk wel een beetje een Grinwisje, met een amendement
iets heel groots doen waarvan we niet helemaal weten hoe het uitpakt. We hebben inderdaad
vaker discussies gehad over een groepsverbod, maar u trekt die hele discussie nu eigenlijk
weer open. Netbeheerders zijn juist in publieke handen. We hebben het gevecht destijds
gezien. Ik zat er vrij dicht op toen. Het energiebedrijf wilde ook niet dat de netbeheerder
onder zijn vleugels vandaan ging. Waarom niet? Omdat de netbeheerder vrij veel geld
in het laatje bracht. Dat financierde voor een deel de activiteiten van de energieleverancier.
Laten we zo eerlijk zijn. De netbeheerder is later bij de overheid om geld komen vragen
omdat hij te weinig eigen vermogen had. Dat eigen vermogen was namelijk in die groep
bij de energieleverancier terechtgekomen. Laten we even eerlijk zijn over hoe het
is gegaan. U trekt nu dat hele groepsverbod los, maar wat lost dat nu op? Het lost
volgens mij niks op, behalve dat er een hele nieuwe discussie gaat komen ...
De voorzitter:
Oké, wat lost het op, meneer Grinwis?
De heer Bontenbal (CDA):
... over de scheiding van energieleverancier en netbeheerder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Collega Bontenbal toont net iets te weinig historisch besef, althans, hij gaat net
te weinig terug. Hij gaat terug naar de discussie over Eneco en Stedin. Ik leg iedere
keer de discussie voor die we in de jaren negentig en in 2005–2006 hadden, toen we
het debat hadden over de splitsingswet. Alles wat daarna onverkwikkelijk is gevolgd ...
De wet is helaas aangenomen. Er zijn toen met name in de Eerste Kamer allerlei pogingen
gedaan, onder aanvoering van het CDA. In de Tweede Kamer was het Jos Hessels en in
de Eerste Kamer volgens mij het lid Meijer. Zij gingen voorop in het de facto afschaffen
maar op z’n minst on hold zetten van het groepsverbod, totdat dat een echte verplichting
werd vanuit de Europese Unie en andere Europese landen er ook toe zouden overgaan.
Dat is even principieel.
Ten tweede pleit ik niet voor het deels privatiseren van de netten. Sterker nog, dat
is in een ander artikel in de Energiewet goed geregeld. Als ik een amendement over
het groepsverbod indien, zal dat dus niet daarop ingrijpen. Integendeel, dat zou ik
niet willen.
Ten derde: als we deze discussie niet hier voeren, kan ik u voorspellen dat deze discussie
groots zal worden gevoerd in de Eerste Kamer. Reken maar dat de Eerste Kamer niet
vergeten is wat er in 2015 is gebeurd, toen de motie-Meijer werd ingediend en aangenomen,
en vervolgens de wet STROOM met 38–37 is verworpen. Dat zal weer een grote discussie
worden. Laten wij de discussie dus alsjeblieft hier voeren. Dat er allerlei bedrijfseconomische
overwegingen kunnen zijn geweest om wel of niet te willen splitsen in de jaren 2015,
2016, 2017, toen het uiteindelijk een feit werd bij de vrienden van Eneco, moge waar
zijn, maar dat doet niks af aan de drie voorgaande punten die ik noemde en doet niks
af aan mijn pleidooi. Dan blijven groene waterstof, dat ik net noemde, kernenergie
en de Wet collectieve warmte nog drie argumenten die ik net al heb genoemd in mijn
argumentatie.
De voorzitter:
Helder. De heer Bontenbal nog een keer?
De heer Bontenbal (CDA):
Zeker, ja. De heer Grinwis wil een mooie discussie en die kan hij krijgen. Wat er
in de Eerste Kamer gebeurt, interesseert mij in die zin weinig. Wij zitten hier en
de Eerste Kamer voert haar eigen gesprek. Het klopt wat er in het verleden is gebeurd.
Er zijn natuurlijk hele oorlogen gevoerd. Ik kan me nog herinneren dat ik in een andere
rol zat, als beleidsmedewerker, in 2011–2013. Toen zaten de netbeheerders en de energieleveranciers
gebroederlijk aan één tafel tijdens technische briefings, maar ze vochten elkaar de
tent uit over welke activiteiten enzovoorts. Die discussie heeft plaatsgevonden. Het
feit is nu dat ze zijn gesplitst. Ik denk dat u met uw groepsverbod gaat lostrekken
dat netbeheerders meer mogen doen. Dat is de beweging die je dan maakt, want ik denk
niet dat u gaat zeggen dat energieleveranciers ook in netten mogen gaan zitten. Ik
denk niet dat u dat wilt terugdraaien. Het gaat dan dus over netbeheerders die meer
mogen doen. Dan zou mijn vraag zijn of u ervan overtuigd bent dat ze dat goed kunnen.
De netbeheerders hebben nu al heel veel moeite om hun aansluiting gewoon netjes op
tijd te realiseren. Ook zijn ze er eigenlijk te laat mee aan de slag gegaan. Ze hebben
niet op tijd voorzien dat dit gebeurde.
De voorzitter:
Oké, volgens mij is de vraag helder.
De heer Bontenbal (CDA):
We hebben in het verleden ook start-ups gehad, die echt een hoop geld hebben gekost
maar maatschappelijk toch niet heel verstandig zijn. Heeft u dan zo veel vertrouwen
in de netbeheerders dat u hun een extra taak wilt geven?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Als een ei kapotgeslagen is op de rand van de koekenpan en in de koekenpan is beland,
is het heel moeilijk om het ei weer te herstellen, dus om het ei weer uit de koekenpan
te vissen en weer heel in de schaal te krijgen zonder dat je er iets van ziet. Daar
moet je inderdaad over nadenken als je die vermaledijde splitsing zou willen terugdraaien.
Maar dat is niet per se wat ik wil doen. Gedane zaken van gesplitste energiebedrijven
met netbeheerders en productiebedrijven, draai je niet zomaar terug. Maar in de dynamische
omgeving van de energietransitie zie je wel dat de wat gemankeerde papieren scheiding,
die wij met ons groepsverbod hebben doorgevoerd, helemaal niet goed werkt. Ik heb
de casus van groene waterstof genoemd. De heer Bontenbal heeft daar nog niet op gereflecteerd
in zijn interruptie. Ik heb de casus van kernenergie genoemd. De meerderheid van deze
Kamer wil heel graag meer kerncentrales, maar we breken ons allemaal het hoofd over
hoe we dat moeten doen qua staatsdeelnemingen en qua netten. In de Wcw, die we nog
gaan behandelen, proberen we iets van hybride tot stand te brengen, omdat we bij de
splitsing willens en wetens hebben vergeten de warmtenetten in publieke handen te
houden.
Kortom, dit is er niet per se op gericht om de bestaande netbedrijven en de bestaande
leveranciers allerlei nieuwe speeltjes in handen te geven, maar juist om iets robuust
te regelen in een tijd van energietransitie. Daarin moet je niet als enige Europese
lidstaat star vasthouden aan een groepsverbod waarin niemand is meegegaan. We zitten
nu al achttien jaar met de verrekijker naar andere landen te kijken of er nog wat
van komt, maar nee hoor: Vattenfall blijft gewoon een Zweeds staatsbedrijf.
De voorzitter:
Een heel interessant debat. De heer Bontenbal krijgt nog de gelegenheid voor een interruptie.
Reflecties mogen in uw eigen betoog en vragen mogen in een interruptie.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik word natuurlijk uitgedaagd, want collega Grinwis noemt een aantal punten die je
heel goed via ander beleid kunt realiseren. Een grote rol voor de netbeheerders gaat
daarbij niet per definitie helpen. Dat bewijst collega Grinwis helemaal niet. Waarom
komt groene waterstof niet van de grond? Is dat omdat de netbeheerders er niet in
zitten? Nee, dat is omdat we gewoon bepaalde regelingen niet goed hebben bedacht.
De overheid kan gewoon in kernenergie stappen. Sterker nog, collega Erkens en ik hebben
het voorstel gedaan voor een staatsdeelneming. Dat heeft niks met het groepsverbod
te maken.
Wat betreft de Warmtewet heeft het CDA een aantal jaar geleden de knuppel in het hoenderhok
gegooid door te zeggen dat het voor meer dan de helft publiek moet zijn. Maar even:
warmte is echt een andere business dan elektriciteit en gas. Dat is een heel geïntegreerd
systeem en kun je niet op dezelfde manier als elektriciteit en gas behandelen. Nogmaals
mijn vraag aan mijn vriendelijke collega, broeder Grinwis: wat helpt het nou om dat
groepsverbod aan te pakken en netbeheerders meer ruimte te geven? Ik zie het gewoon
echt niet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nogmaals, ik zie dat wel, omdat je in een dynamische tijd van energietransitie niet
alles helemaal kunt voorspellen, terwijl je wel weet dat het groepsverbod een unieke
belemmering is in Nederland ten opzichte van al die andere lidstaten van de Europese
Unie. Principieel ben en blijf ik tegenstander van het groepsverbod. Nu wij een grote
energiewet bespreken, na de toenmalige wet van 1998, de splitsingswet uit 2005/2006
en de Wet STROOM uit 2014/2015, vind ik dit hét moment om het alsnog te repareren
en iets wat kapot is gemaakt weer heel te maken. Dat is echt niet vanuit een soort
valse romantiek, waarbij ik zou denken dat Eneco en Stedin weer één prachtig gezamenlijk
bedrijf wordt of dat alles weer in publieke handen komt. Maar als je dit doet, bied
je wel meer flexibiliteit, naast dat je iets wat principieel fout is gegaan in het
verleden, weer rechtzet. Het CDA was toen de grootste pleitbezorger hiervan, dus ik
heb goede verwachtingen dat broeder Bontenbal, ondanks deze wat kritische interrupties,
de lijn van zijn voorgangers, zoals Jos Hessels, zal doorzetten.
De voorzitter:
Dit wordt uw zesde en laatste interruptie, meneer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Die zesde had ik eigenlijk willen bewaren voor mevrouw Kröger, maar ik ga ’m toch
aan collega Grinwis besteden. Er is wel iets veranderd natuurlijk. Ik ken de ChristenUnie
als een partij die ook een beetje vooruitkijkt en niet alleen maar in het verleden
blijft hangen. Er is de afgelopen twintig jaar wel wat gebeurd, collega Grinwis. De
energiemarkt heeft zich in Nederland gesetteld. De energietransitie is nu in volle
gang. Ieder pakt nu zijn rol, ook de grote energieleveranciers. De grote problemen
die er nu zijn, lossen we niet op met een verruiming van het groepsverbod. De netbeheerders
moeten zich vooral gaan toeleggen op hun kerntaak, namelijk netten onderhouden en
netten uitbreiden. Ik zie echt niet in wat het gaat helpen om hen nog meer taken en
rollen te geven. Ik denk dat ...
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat het een rotzooitje wordt en ik denk dat collega Grinwis het stiekem wel
met mij eens is.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze slotbeschouwing in zesde termijn van collega Bontenbal! We zijn het
er natuurlijk heel snel over eens dat onder het juk van doelmatigheid de netbedrijven
de afgelopen tien jaar veel te weinig hebben geïnvesteerd in de netten. Ten tweede.
Je moet niet alleen naar het verleden kijken. Je moet niet een soort van idealisering
in het verleden proberen recht te zetten, alleen maar om een fout uit het verleden
recht te zetten. Dat is niet genoeg aanleiding om zo’n amendement in te voeren. Maar
we zitten in een tijd van energietransitie, waarbij je de kennis en kunde van bijvoorbeeld
netbeheerders heel hard nodig hebt. Die kunnen bijvoorbeeld helpen bij het maken van
joint ventures, die je nodig hebt om verder te komen op terreinen als groene waterstof,
kernenergie et cetera.
De heer Bontenbal maakt een gigantisch verschil tussen warmte, elektriciteit en gas.
Ik snap dat, want warmte is echt een lokaal ding. Alleen al dat we de afgelopen jaren
in die splitsing gewoon zijn doorgegaan met niet alleen het privatiseren, maar ook
het verpatsen van die warmtenetten, bewijst dat we de afgelopen jaren een ongelofelijk
foute ontwikkeling hebben gehad. Kort en goed, ik ben ervan overtuigd dat we dit nu
moeten regelen. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van EZK. Die zal weer zoiets
kunnen zijn als «ja, maar de richtlijn zegt a, b en c en het kan allemaal niet», maar
dat zeggen ze nu al twintig jaar. Ik hoop dus op een beter verhaal van de Minister.
De voorzitter:
Deze commissie herdefinieert het hele woord «kort», maar we gaan naar nog meer interrupties.
Allereerst een interruptie van de heer Erkens, VVD, en daarna van mevrouw Kröger van
GroenLinks-PvdA.
De heer Erkens (VVD):
De heer Grinwis weet het mooi te verkopen, maar ik moet zeggen dat ik me wel kan vinden
in de kritiek van de heer Bontenbal hierop. De netbeheerders kunnen nu al niet de
snelheid van de uitbreiding van het net bijbenen. Bedrijven en huishoudens wachten
jaren op aansluiting. U zegt: laat ze nog maar meer doen. Daar maak ik me zorgen om.
Ik zou graag een reflectie krijgen van de heer Grinwis op een rechterlijke uitspraak
hierover uit 2009. Toen is het groepsverbod aangevochten door een energiemaatschappij,
want die wilde juist in de netten actief worden. Dat was dus juist andersom. De uitspraak
gaf de Staat gelijk: het groepsverbod kon gehandhaafd worden. De uitleg was: «De zorg
voor het net kan in het geding komen omdat het bedrijf op de private markt risico’s
gaat lopen bij het leveren van energie. Die risico’s kunnen ten koste gaan van de
kwaliteit van het net én de leveringszekerheid.» Hoe reflecteert u daarop? Neemt u
niet hele grote risico’s voor voordelen die misschien niet eens tastbaar zijn?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ten eerste denk ik dat die netbedrijven hun handen vol zullen hebben aan de investeringen
in het verzwaren van het net. Ze zullen dus echt niet allerlei ik-weet-niet-wat-voor
avonturen aangaan. Maar de kennis en kunde van de netbedrijven, zeker als het gaat
om het creëren van nieuwe markten zoals bij groene waterstof, maar ook bij het bouwen
van energiebedrijven zoals bij kernenergie, hebben we heel hard nodig, denk ik. Ten
tweede zijn kruiselingse subsidies gewoon heel duidelijk verboden. Inderdaad heeft
de rechter in 2009 op dat risico gewezen. Maar ik weet me nog te herinneren dat er
een heel groot debat was over hoe het zat met de kruissubsidies tussen het netdeel
en het productie- en leveranciersdeel. Daar zijn wetten en memories van toelichting
over volgeschreven. Dat risico wordt heus wel op de korrel genomen. Nogmaals, ik ben
ervan overtuigd dat wij als Nederlandse lidstaat in het verleden gekke Henkie zijn
geweest. Anders dan de heer Erkens en de heer Bontenbal ben ik het eens met de voorgangers
van de heer Bontenbal, zoals de heer Hessels, dat we niet gekke Henkie moeten blijven.
De voorzitter:
Helder. We komen nu op een herhaling. Ik ga opnieuw naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
De heer Grinwis zegt dat kruissubsidies niet mogen. Maar uiteindelijk heet het een
«groepsverbod»: het gaat er met name om dat het financiële risico via de groep alsnog
genomen wordt. U stelt eigenlijk voor dat de netbeheerder actief kan worden op de
energiemarkt. De beheerder gaat dan ook meedoen in de energiehandel. Daar zitten gewoon
echt hele andere financiële risico’s aan. Als het dan misgaat, gaat het via de groep
– dat is de aandeelhouder en die is publiek – toch betaald worden door de burger en/of
impact hebben op het investeren in het net. Ziet u dat risico niet? Is het dan niet
beter om heel voorzichtig te kijken of er misschien voordelen aan zitten? U stelt
voor om in deze wet gewoon een hele snelle klap uit te delen. Uiteindelijk wordt die
misschien betaald door de Nederlandse huishoudens en gaat die ten koste van ons net.
De voorzitter:
De vraag is helder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoop gewoon dat deze wet, die heel belangrijk is, wordt aangenomen. Zo meteen wordt
hij in de Eerste Kamer misschien wel weer met 37 of 38 zetels verworpen, omdat er
«groepsverbod» wordt geschreven! Maar dat even terzijde. De hoop dat ik de VVD in
dit dossier kan overtuigen heb ik al twintig jaar niet gehad. Dus het had me verbaasd
als de interruptie van de heer Erkens positiever was ingezet. Maar ik heb nog wel
hoop dat ik de buurman van de heer Erkens kan overtuigen.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank u!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Laat ik het hier even bij houden. Als de Minister van EZK ...
De voorzitter:
Ik vond de woorden «laat ik het hier even bij houden» hoopvol.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
... zegt dat het echt niet kan en dat Europa ons gelijk in gebreke zal stellen en
weet ik wat allemaal, dan kunnen we altijd nog naar een terugvaloptie, namelijk het
amenderen van artikel 3.19. Ik heb dus ook al een terugvaloptie in mijn hoofd. Maar
laten we eerst het gevecht over artikel 3.10 maar eens aangaan.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De terugvaloptie is eigenlijk precies het amendement waar ik aan werk. Heel veel van
wat de heer Grinwis schetst ... Ik denk dat het belangrijk is dat netbeheerders in
het energiesysteem van de toekomst meer ruimte krijgen dan ze nu hebben, vooral om
het decentrale energiesysteem te ondersteunen en het slimmer gebruik van het net mogelijk
te maken. Maar is de heer Grinwis niet bang dat we, juist door het groepsverbod echt
helemaal op te heffen, uiteindelijk niet weten te zorgen dat netbeheerders in publieke
handen blijven?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, want dat is elders in de Energiewet goed geregeld. Dat kan gewoon niet. Dat hebben
we ook bij de amendementvoorbereiding nog eens gecheckt en gedubbelcheckt. Het risico
is er niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Waarom noemt de heer Grinwis het een «terugvaloptie»? Je zou eigenlijk gewoon willen
zeggen dat ... Sorry, laat ik het echt als vraag formuleren. Is de heer Grinwis het
met mij eens dat het er niet om gaat dat netbeheerders op de markt een rol als commerciële
partij gaan spelen, maar dat het voor hen een mogelijkheid is om het optimaliseren
van het energiesysteem mogelijk te maken? Als last resort kunnen ze dan in dingen
springen waar de markt kennelijk niet in stapt. Dáár zijn we naar op zoek. We willen
niet zozeer dat netbeheerders echt als volwaardige marktpartijen gaan opereren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kan me goed voorstellen dat, mocht het amendement over het groepsverbod verworpen
worden, het amendement om artikel 3.19 te verrijken in stemming komt. Dat zou zomaar
kunnen. Daar houd ik ernstig rekening mee, daarom heb ik beide ook in voorbereiding.
Dat ten eerste. Ten tweede vind ik nog steeds principieel dat we een fout hebben gemaakt.
Dat hele groepsverbod is uiteindelijk in de jaren negentig en begin jaren nul opgekomen
vanuit een liberaliseringsideologie, maar wel vanuit een soort zorg voor de netten.
Ik blijf dat gewoon een fundamentele fout vinden. Die fundamentele fout probeer ik
te herstellen. Mocht ik daar niet de handen voor op elkaar krijgen, dan heb ik inderdaad
altijd nog een terugvaloptie in mijn mouw zitten. Dat is een beetje het verhaal.
De voorzitter:
Interessant. Dan kunt u nu uw betoog vervolgen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank, collega’s, voor de interrupties.
Ik ga nu naar CO2-vrij regelbaar vermogen. Ik noemde net het voorbeeld van waterstof al. Het doel is
om in 2035 een volledig duurzame elektriciteitsvoorziening te hebben. Daarvoor is
een CO2-vrij regelbaar vermogen, bijvoorbeeld gascentrales op waterstof, van groot belang.
In de zomer van 2022 kwam CE Delft al met een spoorboekje dat aangaf dat de overheid
geen tijd te verliezen heeft om met beleidsmaatregelen te komen om hier werk van te
maken. Toch merk ik een gebrek aan urgentie. Kan de Minister toezeggen dat hij een
routekaart voor 100% CO2-vrije elektriciteit gaat ontwikkelen? Kan de Minister reflecteren op wat hierbij
de toegevoegde waarde van het schrappen van het groepsverbod zou zijn?
Dan nu over ons overvolle elektriciteitsnet. Netcongestie is probleem nummer één voor
verduurzaming, voor ondernemers, maar ook voor woningbouw. Steeds meer woonwijken
worden van stroom voorzien door een dieselaggregaat. Als het niet kan zoals het moet,
dan moet het maar zoals het kan, maar het is natuurlijk van de zotte. Ik sprak pas
een bestuurder van de provincie Gelderland. De provincie staat op vuurrood. Toch is
er een opgave om tussen nu en 2030 100.000, en als het aan Hugo de Jonge ligt 110.000,
woningen te bouwen. Hoe worden woningbouwopgaves verbonden met de investeringen in
de netten en hoe worden die verschillende prioriteringen met elkaar verbonden? Hoe
wordt het eigenlijk één planning?
Hier heb ik nog een ander punt bij, namelijk over het bepalen van de prioritering
bij investeringen. Daarin heeft de ACM een belangrijke rol. Die is bepalend daarin.
In de antwoorden geeft de Minister aan dat er achtereenvolgens voorrang gegeven wordt
aan projecten die gericht zijn op het aanlanden van wind op zee, het NMIEK, het PMIEK
en daarnaast ook nog aan projecten via de maatwerkaanpak. Wat betekent dat nou concreet
voor bijvoorbeeld de woonwijken die jarenlang moeten wachten op een aansluiting?
Ik heb nog een vraag daarover. Voor de warmtevoorziening voor een wooncomplex van
100 woningen kan men kiezen voor een centrale warmtepomp of een lucht-waterwarmtepomp
per adres. De centrale warmtepomp belast het net veel minder dan die tweede optie,
maar als men kiest voor een individuele oplossing, dan moet de netbeheerder aansluiten.
Kiest de aannemer voor een centrale warmtepomp, dan is het wooncomplex opeens een
grootgebruiker en dan moet het acht jaar wachten. Dit lijkt mij typisch een voorbeeld
van penny wise, pound foolish. Hoe kan de Minister in de wet regelen dat juist bij
dit soort dilemma’s de meest efficiënte en effectieve oplossing het meest voor de
hand ligt?
Voorzitter. Dan ga ik naar het kostenveroorzakingsbeginsel. Een eerlijkere verdeling
van de netwerkkosten draagt bij aan het oplossen van netcongestie. We hebben in de
Kamer al veel over nettarieven gesproken. Zou het niet rechtvaardiger en eigenlijk
gewoon veel slimmer zijn als de gebruiker die het net ontlast geen of minder nettarieven
zou moeten betalen? Dan denk ik bijvoorbeeld aan grote netbatterijen, maar ook aan
woningen die in ieder geval congestieneutraal zijn. De ACM gaat over het vaststellen
van de tarieven. Zij doet dat op basis van artikel 3.106. Welke ruimte is er om in
dit artikel het kostenveroorzakingsbeginsel beter vast te leggen, vraag ik de Minister.
Kunnen we hier echt geen duidelijkere uitgangspunten in vastleggen, waar de ACM vervolgens
mee kan werken? Als het bijvoorbeeld gaat om energieopslag, dan vraag ik mij af in
hoeverre naast de kosten ook de baten worden meegenomen in de uitgangspunten voor
de tariefmethodiek. Het systeem wordt immers efficiënter. Kan de Minister hierop reflecteren?
Hoe wordt in de tariefmethodiek objectief getoetst welk aandeel eindgebruikers moeten
betalen op basis van de door hen veroorzaakte kosten, rekening houdend met technische
verschillen?
De Minister maakt zich in Brussel hard voor harmonisering van de tariefmethodieken.
Daar ben ik blij mee. Batterijen worden nu namelijk net over de grens in Duitsland
gezet en electrolyzers in Antwerpen. Zou de Minister willen toezeggen om, totdat die
harmonisering is bereikt, in ieder geval in gesprek te gaan met België, Duitsland
en de ACM om de tarieven tussen onze landen te harmoniseren? Dat kan bijvoorbeeld
door voorlopig dan maar het Belgische en Duitse beleid te volgen, als zij niet een
stap in onze richting doen. Want wat er nu feitelijk gebeurt, is natuurlijk zonde.
Voorzitter. Dan kom ik op het onderwerp gesloten distributiesysteem. Een oplossing
voor bedrijven bij netcongestieproblematiek is het gesloten distributiesysteem, oftewel
GDS. In de wet worden gesloten distributiesystemen gezien als aansluiting en niet
als systeemkoppeling. Is het volgens EU-regelgeving wel mogelijk om het GDS als systeemkoppeling
te zien? Welke consequenties zou dat hebben, vraag ik de Minister. Maakt artikel 3.7
het niet heel moeilijk om een gesloten distributiesysteem erkend te krijgen? Als de
aanvraag wordt afgewezen omdat er al een beheerder is aangewezen, kan geen enkel bestaand
bedrijventerrein een GDS worden. Wat mij betreft zouden die ondernemers er ook voor
moeten kunnen kiezen om gezamenlijk een gesloten distributiesysteem te ontwikkelen
en dus van het bestaande distributienet af te gaan.
Ik heb nog een vraag over lid 1c. Dat is vrij vaag geformuleerd met «specifieke technische
of veiligheidsredenen». Zou lid 1c niet kunnen vervallen of op z’n minst gespecificeerd
kunnen worden, zo vraag ik de Minister.
Dan kom ik op het recht op transport. Moeten we niet erkennen dat we wat betreft het
overvolle elektriciteitsnet echt in een noodsituatie zitten? Bij een noodsituatie
horen noodmaatregelen. Is het bijvoorbeeld wel verstandig om een kleinverbruiker op
elk moment van elke dag van het jaar een volledig recht op transport te bieden? Zouden
we, juist bezien vanuit rechtvaardigheid, niet even wat moeten inschikken zodat er
plaats is voor anderen op het net? Enkel financiële prikkels gaan ons niet redden
en kunnen zelfs extra congestie veroorzaken, blijkt uit onderzoek van de TU Eindhoven.
Voor grootverbruikers zijn er reeds aangepaste contractvormen. Zouden we dit volledige
recht hier niet ook voor kleinverbruikers aan de orde moeten stellen, zodat er ook
ruimte is voor rechten voor nieuwe gebruikers? Ik zou me kunnen voorstellen dat op
piekdagen – denk aan Tweede Kerstdag – de transportcapaciteit iets naar beneden wordt
bijgesteld. Dat zorgt voor meer ruimte, zodat er meer gebruikers kunnen worden aangesloten.
Kan de Minister reflecteren op zowel de rechtvaardigheid als de noodzaak van wat ik
zojuist schetste? Ik hoor graag zijn gedachten hierover. Natuurlijk besef ik ten volle
dat dit een gevoelig punt is, maar we moeten bereid zijn om de nood onder ogen te
zien, juist in zo’n wetgevingsoverleg als we vandaag hebben.
Dan kom ik op cable pooling. De mogelijkheden voor cable pooling worden in de nota
van wijziging verruimd. Toch zou er meer mogelijk moeten zijn, vindt bijvoorbeeld
een partij als de NVDE. Zij wil bijvoorbeeld dat het mogelijk is dat partijen die
richting de netbeheerder optreden als één partij wel individueel de markt op kunnen
voor de inkoop en verkoop van elektriciteit. Hoe kijkt de Minister aan tegen haar
voorstel en is hij bereid om de wet op dit punt te verruimen?
Ten slotte heb ik nog een paar puntjes over risicomanagement binnen energiebedrijven.
Dekken energiebedrijven zich wel voldoende in voor het risico op een koude winter?
Zouden energiebedrijven niet aan frequente stresstests moeten worden onderworpen,
net zoals we dat sinds de financiële crisis bij banken doen? Ons energiesysteem is
van vitaal belang. We moeten ons zo goed mogelijk beschermen tegen aanvallen op dat
systeem. Mocht er een cyberaanval plaatsvinden en zelfs slagen, of mocht er een onderzeeër
een kabel in de Noordzee doorknippen, hebben we dan genoeg waarborgen ingebouwd, zodat
ons systeem niet helemaal stilvalt? Kan de Minister hierop reageren, ook in de wetenschap
dat we juist toegaan naar een veel meer decentraal systeem en dat bijvoorbeeld ook
een groot deel van de omvormers van zonnepanelen onvoldoende beschermd is?
Dat waren mijn vragen in dit tweede deel van het WGO, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis van de ChristenUnie. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Eigenlijk is het wel een zegen dat we in een land waarvan het energiesysteem
tot een van de beste ter wereld behoort op deze inhoudelijke manier over een energiewet
kunnen spreken. Zeker als je kijkt naar hoe het begrip «leveringszekerheid» er in
Oekraïne op dit moment voor staat met de bombardementen op een energiecentrale, is
het toch wel heel luxe om dat hier in Nederland op deze rustige manier te kunnen doen.
We hebben hier al kritiek op interrupties die iets te lang zijn. Zie daar hoe luxe
we het hier inderdaad hebben. Het is goed om te weten dat de sprekers vanaf nu gevrijwaard
zijn van interrupties van de heer Bontenbal. In die geruststellende wetenschap begin
ik aan mijn bedrage.
De voorzitter:
Nee, meneer Bontenbal. We gaan naar de heer Flach van de SGP luisteren.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. De afgelopen jaren hebben we geleerd dat in de investeringsplannen van
netbeheerders onvoldoende ver vooruitgekeken werd. We waren onvoldoende voorbereid
op de gevolgen van de snelle elektrificatie en decentrale stroomproductie voor het
stroomnet. Goede en toekomstgerichte investeringsplannen zijn daarom cruciaal. Tot
nu toe keken investeringsplannen tien jaar vooruit. Gaat de Minister ervoor zorgen
dat netbeheerders verder vooruit moet kijken?
De ACM geeft aan dat de Energiewet weinig houvast geeft om de vraag te beantwoorden
of een netbeheerder genoeg doet om transportschaarste te voorkomen. Ze moeten ervoor
zorgen dat op korte en lange termijn voldaan kan worden aan een redelijke vraag naar
energietransport. Maar wat is «redelijk»? De ACM pleit voor aanvullend beleid dat
meer duidelijkheid geeft over wat van netbeheerders aan investeringen wordt verwacht.
Denkt de Minister dat met onder meer het Nationaal Plan Energiesysteem en het Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Energie en Klimaat voldoende duidelijkheid wordt geboden? Ik heb in
ieder geval een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat de regels voor investeringsplannen
bij de Kamer worden voorgehangen. Dank voor de positieve appreciatie. In gewijzigde
vorm is het amendement gericht op artikel 3.36, zoals de Minister had voorgesteld.
Het is bij netbeheerders alle hens aan dek om netverzwaringen en aansluitingen te
fixen. Bedrijven hebben nu het recht om vanaf 10 MVA hun eigen aansluiting te regelen.
Een open vraag: ziet de Minister mogelijkheden om deze drempel te verlagen, zodat
hier letterlijk meer meters gemaakt kunnen worden? Dat moet uiteraard wel onder voorwaarden,
want het veiligheidsniveau moet hetzelfde zijn. Ik snap dat er schaarste is in de
aannemersmarkt, maar dat zal geen 100% overlap zijn. Bedrijven zullen daarnaast wellicht
nieuwe aanlegcapaciteit weten aan te boren. Ook de ACM dringt aan op onderzoek naar
verlaging van de aansluitgrens, maar tekent daarbij wel aan dat via wetgeving de bezwaren
van netbeheerders met betrekking tot de kwaliteit van die privaat geregelde aansluitingen
ondervangen kunnen worden. Ik hoor graag hoe de Minister dit beoordeelt en oppakt.
Hoe weegt hij daarbij de grote bezwaren van netbeheerders? Zij waarschuwen voor het
recht van de sterkste, waarbij private partijen schaarse aanlegcapaciteit naar zichzelf
toe trekken.
In artikel 3.38 wordt het recht op een aansluiting afgezwakt. Het is niet van toepassing
als onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is. Tegelijkertijd zie je ontwikkelingen
waarbij met groepscontracten aansluitcapaciteit gedeeld wordt. Waarom is er niet voor
gekozen om het recht op aansluiting en het recht op transportvermogen los van elkaar
te beschouwen? Regionale netbeheerders maken nog weinig gebruik van congestiemanagement.
Hoe wordt voorkomen dat ze te makkelijk een aansluiting opschorten terwijl misschien
via congestiemanagement ruimte geboden had kunnen worden? Hoe wordt ervoor gezorgd
dat zij eerst alle mogelijkheden voor toepassing van congestiemanagement benutten?
De gewenste maatschappelijke prioritering van de volgorde waarin aansluitingen worden
gerealiseerd, legt de Minister bij de ACM; dit vanwege Europese jurisprudentie, die
het vaststellen van aansluittermijnen als exclusieve verantwoordelijkheid van de nationale
regulerende instantie beschouwt. Tegelijkertijd geeft de ACM aan dat ze graag een
duidelijk kader wil voor de prioritering. Dat werd zojuist opgesomd door collega Grinwis.
Voor een normale bewoner is daar eigenlijk geen chocola van te maken. Hoe gaat de
Minister hier op een goede manier handen en voeten aan geven?
In de wetenschapstoets wordt erop gewezen dat Europese regels bepalen dat de ACM zich
onafhankelijk moet opstellen. Dit is bevestigd door recente Europese jurisprudentie,
begreep ik. De wetenschappers geven aan dat het EU-recht geen ruimte zou laten voor
een ministeriële regeling of AMvB bij bijvoorbeeld de artikelen 3.38, 3.41 en 3.46
van het wetsvoorstel. Hoe ziet de Minister dit?
Ik zou ook iets willen zeggen over gesloten netten. De SGP heeft zich eerder uitgesproken
voor een inzet op energiehubs, onder meer op bedrijventerreinen. De initiatieven schieten
op dit moment als paddenstoelen uit de grond, en terecht, want bedrijven maken zich
grote zorgen. Sommige energiehubs willen aan de slag met een gesloten distributiesysteem,
een GDS. De ontheffingsmogelijkheid komt terug in het wetsvoorstel, in artikel 3.7.
Nu is er onduidelijkheid over de interpretatie van de voorwaarde dat óf het bedrijf
en het productieproces van de gebruikers om specifieke technische of veiligheidsredenen
geïntegreerd moeten zijn, óf dat het net primair de elektriciteit voor de eigenaar
van het net distribueert. De ACM zit op de lijn dat «primair» betekent dat meer dan
de helft van de stroom voor de eigenaar van het net bedoeld moet zijn. Dat gaat een
stap verder dan de uitleg dat de eigenaar de grootste stroomgebruiker moet zijn. Sorry,
het is een heel technisch verhaal, maar het is niet anders. Ook de integratie van
primaire bedrijfsprocessen wordt door de ACM soms strikt geïnterpreteerd. Ik begrijp
van experts dat het Europese kader meer ruimte biedt dan de ACM neemt. Deelt de Minister
de mening van de SGP dat we niet verder moeten gaan dan de Europese ondergrens? Is
eventueel een aanpassing van dit wetsartikel nodig?
De SGP ziet kansen in het benutten van bovenleidingen in het ov om congestieproblemen
in het laagspanningsnet te omzeilen. Netbeheerders en ov-bedrijven hebben de koppen
bij elkaar gestoken. Onlangs is zelfs de Investeringsagenda Energie in het OV gepresenteerd.
Een grote hobbel is de regelgeving. Op ov-bedrijven als energieleveranciers is de
wetgeving nog niet aangepast. Ik leg het in dit debat graag voor als nieuw punt. Ziet
de Minister de kansen en de belemmeringen? Zitten die belemmeringen ook in de voorliggende
Energiewet en hoe zouden we die kunnen aanpakken?
Dan een punt over het overleg tussen netbeheerders en netgebruikers, dat opkwam in
het laatste rondetafelgesprek. Voor het opstellen van netcodes moet nu overleg gevoerd
worden tussen netbeheerders en organisaties van netgebruikers. Als netbeheerders de
zienswijzen niet overnemen in hun voorstellen, moeten ze dit richting de ACM aangeven.
In het wetsvoorstel is de betrokkenheid van netgebruikers minder goed verankerd. «Overleggen
met» is veranderd in «betrekken bij». Ook is niet vastgelegd dat netbeheerders in
hun voorstel richting de ACM moeten aangeven hoe ze zijn omgegaan met de zienswijzen
van de netgebruikers. De SGP hecht eraan om de betrokkenheid van netgebruikers op
het oude niveau te houden. Denk aan de discussie over de nettarieven, een steeds bepalendere
factor in de energietransitie. Ik heb hiervoor samen met collega Erkens het amendement
op stuk nr. 26 ingediend.
De huidige Elektriciteitswet geeft netgebruikers de mogelijkheid om zelf voorstellen
te doen voor wijziging van netcodes en die na overleg met netbeheerders voor te leggen
aan de ACM. In de voorleggende wet komt dit recht van initiatief niet terug. Waarom
is hiervoor gekozen? Zou deze mogelijkheid alsnog in de wet kunnen worden opgenomen?
Volgens de Energiewet mogen netbeheerders eenzijdig bepalen op welk punt een bedrijf
aangesloten wordt op het net, het zogenaamde «overdrachtspunt». Tot nu toe moest dat
punt in overleg tussen netbeheerders en de aangeslotene vastgesteld worden. Waarom
is hiervoor gekozen? Is het niet beter om rekening te houden met bijvoorbeeld de toekomstplannen
van een bedrijf?
Dan nog even over de interconnectoren, alleen al vanwege het prachtige woord. TenneT
krijgt het alleenrecht op de aanleg van interconnectoren om landen met elkaar te verbinden.
Een private partij is echter bezig met een interconnector tussen Engeland en Nederland.
De ACM heeft TenneT opgedragen deze interconnector aan te sluiten. In andere landen
zijn ook private partijen actief op dit vlak. Dit wordt nu doorkruist door het alleenrecht
van TenneT. Waarom kiest de Minister voor deze invulling en waarmee is een snelle
aanleg van interconnectoren in zijn ogen het meest gediend?
Dan kom ik bij een punt waarop ik een amendement heb ingediend waar, naar ik begrijp,
op het ministerie niet heel enthousiast op gereageerd wordt. Even goed opletten, zeg
ik richting de Minister, dan leg ik graag uit wat de achtergrond daarvan is. Het gaat
over de rol van gemeenten en provincies. De energietransitie staat of valt steeds
meer met lokale keuzes. Wat wordt de energievoorziening van een nieuwe woonwijk? Hoe
worden vraag en aanbod lokaal afgestemd om congestieproblemen te voorkomen? Een zonnepark
aansluiten terwijl bedrijven op het nabijgelegen bedrijventerrein volop bezig zijn
met zonnepanelen op bedrijfsdaken is bijvoorbeeld niet handig. Moet je wel een vergunning
afgeven voor een grote batterij die op de verkeerde plek in het energienet aangesloten
zou worden? De SGP vindt het belangrijk dat gemeenten en provincies meer ruimte krijgen
om in overleg met netbeheerders hierop te sturen.
De Energiewet werpt net als de Elektriciteitswet nog steeds een belemmering op. Het
wordt lokale overheden verboden om het produceren, transporteren en leveren van elektriciteit
of gas in het belang van de energievoorziening aan regels te binden. Een onderzoek
in opdracht van RVO laat zien dat dit verbod het gemeenten lastig maakt om ruimtelijk
te sturen op een goede netinpassing, terwijl dat met het oog op onder meer de congestieproblematiek
wel wenselijk is. Als ik de toelichting in het wetsvoorstel beluister, gaat het de
Minister vooral om het voorkomen van inmenging in de kern van het netbeheer, dus de
tariefstelling, levering aan kleine afnemers en het beheer van kabels en transformatorstations;
dat kan ik op zich heel goed begrijpen. Ziet de Minister de wenselijkheid van ruimte
voor gemeenten en provincies om toch te sturen op een goede netinpassing? In nauw
overleg met de VNG heb ik hiervoor een amendement ingediend.
Met het oog op maatschappelijk draagvlak zie ik ook graag ruimte voor lokale overheden
om bij duurzame-energieprojecten eisen te stellen ten aanzien van het profijt voor
omwonenden. Dat kan bijvoorbeeld via financiële participatie of een bijdrage aan een
omgevingsfonds. Erkent de Minister het nut hiervan?
Voorzitter. Dan de ruimte voor de netbeheerders. Het wetsvoorstel bakent het speelveld
voor netwerkbedrijven duidelijk af. Er komt ook geen experimenteerbepaling in de wet.
Dat snap ik, gelet op de Europese regels en de duidelijkheid die marktpartijen nodig
hebben. Ik wil hier wel aandacht vragen voor de inzet op elektrolyse. De Minister
heeft eerder aangegeven dat elektrolyse een belangrijke rol zal gaan vervullen in
het energiesysteem. Hij heeft daarbij opgemerkt te kijken naar ruimte voor netbeheerders
om op dit vlak activiteiten te ontplooien voor zover marktpartijen die niet op willen
pakken. Als ik het goed zie, biedt het wetsvoorstel die ruimte echter niet. Welke
rol zouden netbeheerders in de ogen van de Minister moeten spelen om elektrolyse goed
van de grond te krijgen? Is daar meer ruimte voor nodig dan ze nu krijgen? We willen
daarbij wel voorkomen dat private partijen kopschuw worden. In de nota van wijziging
is de ruimte voor netbeheerders en netwerkbedrijven om te investeren in waterstofopslag,
-terminals en -infrastructuur opgerekt. Maar het is toch niet de bedoeling dat zij
gaan interveniëren in de bestaande ammoniak- en methanolmarkt?
Ik kom bij het laatste stukje, voorzitter. De SGP heeft ook een vraag over kruissubsidiëring
tussen de systeembeheerder en de infrabedrijven die onder hetzelfde moederbedrijf
vallen. Ik ga daar niet zo uitgebreid op in als al gebeurd is. Maar artikel 3.22 verbiedt
bevoordeling van de infrabedrijven door de systeembeheerder. De toelichting is summier.
In hoeverre valt indirecte bevoordeling ook onder het verbod? Ik heb het dan over
de situatie waarin infrabedrijven die slecht draaien, profiteren van de winst van
de systeembeheerder die naar het moederbedrijf vloeit. Ik begreep dat de ACM van mening
is dat deze vorm van indirecte bevoordeling niet onder het genoemde verbod valt. Daar
zet ik wat vraagtekens bij en ik hoor graag hoe de Minister hiermee wil omgaan.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach namens de SGP. Dan ga ik naar mevrouw Postma. Zij spreekt
namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Het is altijd mooi om te zien hoeveel van ons, van alle collega’s,
deze wet zo doorspitten en hier echt serieus mee bezig zijn. Dat geldt ook voor alle
ambtenaren – volgens mij zijn dat er ongeveer 50 – die hieraan al jarenlang schrijven.
Je ziet echt wel dat er een wet wordt neergelegd waarin men probeert alles mee te
nemen. Dat is natuurlijk ook lastig. In die zin zijn er nog wel een aantal opmerkingen
die wij graag willen maken, maar eerst wil ik vooral de waardering geven voor alle
inzet tot nu toe. Vergeleken met de wet die er hiervoor lag, vinden wij deze wet grotendeels
een verbetering. Dat heeft echt te maken met de rechtsbescherming die bijvoorbeeld
micro-ondernemers krijgen en de verbeterde consumentenbescherming die uit deze wet
voortvloeit. Er is nog wel een aantal punten waarnaar we echt goed moeten kijken.
We hadden stiekem gehoopt dat dit de oplossing zou zijn voor alles, maar helaas was
die gedachte niet realistisch.
Het eerste punt dat ik wil maken gaat over de netcongestie. Dat is een heel belangrijk
onderwerp dat we met z’n allen al heel vaak beetpakken. Een van de punten waarover
ik mij wel zorgen maak, is het volgende. Wij zitten nu in het oog van de netcongestie
te kijken. Dat is het grote probleem van nu. Als ik de wet zo lees, zie ik dat die
ook is geschreven om daarvoor een oplossing te bieden. Toch zou ik graag willen meegeven
dat dit een wet is die volgens mij wel echt 25 jaar moet blijven staan, omdat het
een raamwerk is. Graag geef ik daarbij de annotering: let op hoe we ’m schrijven,
zodat we ook in de tijd waarin de netcongestie hopelijk voorbij is door die inzet
die we allemaal met elkaar doen, met deze wet kunnen leven en vooruit kunnen.
Mijn eerste punt gaat over de netcongestie. Deze wet geeft wat meer grondslag om daarmee
om te gaan. Het prioriteringskader, het MIEK, wordt bijvoorbeeld genoemd. Toch wil
ik nog even zeker weten van de Minister hoe dat kader langs de Tweede Kamer komt.
Wordt dat elke keer meegenomen als de AMvB wordt opgesteld? Is dat een voorhangprocedure?
Kan het ook een zware voorhangprocedure zijn? Dit zijn namelijk punten waarmee we
de komende tijd echt aan de slag moeten met elkaar, ook al willen we dat misschien
niet. Het is een politiek besluit waarvoor wij echt met z’n allen verantwoordelijkheid
moeten gaan dragen, denk ik. Dat was dus mijn eerste vraag.
Het tweede punt gaat over de elektriciteitsopslagfaciliteit, artikel 3.31. NSC is
voorstander van dit artikel, omdat wij vinden dat het inderdaad slim en maatschappelijk
wenselijk kan zijn om elektriciteit op te slaan en te bufferen, en daarin ook de overheidspartijen
een rol te geven. Maar kan de Minister een beeld geven van wat hier dan precies onder
gaat vallen? Zijn dat bijvoorbeeld de grote batterijen? Is dat de mogelijkheid tot
opslag via warmte of waterstof? In de memorie van toelichting staat op pagina 68 dat
het slechts gebruikt mag worden voor het betrouwbaar beheer van het systeem, maar
dus niet voor handel, balancering en congestiebeheer. Dat vond ik verwarrend, want
juist goede balancering en congestiebeheer geven betrouwbaarheid aan het systeem.
Kan de Minister goed uitleggen waar de grens ligt? Wat NSC betreft mag de overheid
hier echt ruimte nemen. Wij hebben namelijk het idee dat, om dit goed te regelen,
het efficiënt en snel, maar ook goedkoper kan zijn als je de overheid dit laat doen
in plaats van dat je marktpartijen de ruimte geeft om dit aan te bieden in een krappe
markt, waarin prijzen voor de consument vaak hoger in plaats van lager zijn.
Dan 3.38 over het aansluiten van elektriciteit. Daar is al veel over gesproken. Wij
zien het net iets anders. Wij lezen in de memorie van toelichting op pagina 74 dat
er een extra voorwaarde komt voor die aansluiting. Het kan namelijk pas als er voldoende
capaciteit is. Tot zover lijkt het logisch, maar hierbij wordt niet de keuze gemaakt
om ook nee te kunnen zeggen. Dat missen wij echt in de wet. Het kan dus gebeuren dat
de kosten van de aansluiting ontzettend hoog zijn, de MKBA de pan uit rijst en negatief
is, en de maatschappij door de aansluiting eigenlijk moet bijbetalen om een bedrijf
of iets anders neer te zetten. De datacenters zijn daar een goed voorbeeld van. Die
slurpen ontzettend veel energie. We zien dat in Denemarken de keuze wordt gemaakt
om die gewoon niet aan te sluiten, ook niet als er ruimte ontstaat in de toekomst.
Dan kiezen zij er nog steeds voor om het geld dat zij maatschappelijk hebben, te investeren
in andere zaken. Hoe staat de Minister ertegenover om de MKBA mee te nemen en om in
de wet op te nemen dat we nee kunnen zeggen als die zwaar negatief is?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Kröger. Ik begrijp uw mimiek niet helemaal.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde interrumperen, maar mevrouw Postma geeft aan dat ze hier nog wat meer over
wil zeggen, dus dat wacht ik eerst even af.
De voorzitter:
Dan vervolgt mevrouw Postma haar betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Precies. We lijken nog steeds in de modus te zitten dat alles maar moet, maar soms
moet je gewoon keuzes maken. Mijn concrete vraag is daarom de volgende. Is de Minister
het met NSC eens dat er ook gewoon een nee moet kunnen komen als de MKBA zo sterk
uit verhouding is? Dan moeten we dus niet aansluiten, ook al is er capaciteit op dat
moment.
We zagen nog een ander risico. Als je niet duidelijk bent over wat je niet wilt, dan
lok je eindeloze discussies en rechtszaken – discussies met bedrijven zijn vaak rechtszaken
– uit omdat «niet voldoende capaciteit hebben» eigenlijk een relatief begrip is. Een
bedrijf zal dan zeggen dat er wel voldoende capaciteit is en kan een rechtszaak aanspannen.
Als je niet duidelijk neerlegt wat «voldoende capaciteit» is, kan de overheid daar
een andere mening over hebben. Hoe ziet de Minister dit?
Dat breng mij ook bij de vervolgvraag wie besluit wanneer de benodigde beschikbare
capaciteit voor transport aanwezig is. Is dat bijvoorbeeld de ACM? Wie bepaalt vervolgens
of de ACM het bij het rechte eind heeft? Wie bepaalt het afwegingskader en wie heeft
het laatste oordeel over wat het is?
De voorzitter:
Dan ga ik nu naar mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit een hele interessante richting, ook omdat we inderdaad gezien hebben dat
we een overvol stroomnet hebben en er toch weinig handvatten zijn om een grote, nieuwe
energiegebruiker te kunnen toetsen. Nou heeft mevrouw Postma het over de MKBA, maar
volgens mij wordt op lokaal niveau lang niet altijd een MKBA gemaakt. Ik begrijp ook
dat je dit wellicht in de Omgevingswet zou moeten borgen als deel van de vergunningverlening.
Ik zoek dus even naar waar mevrouw Postma het haakje zoekt om dit te plaatsen.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is een hele mooie, terechte vraag. Zoals ik al zei, zou NSC graag willen dat we
ook nee durven zeggen als we merken dat een MKBA echt negatief is. Ik wacht eerst
even het antwoord van de Minister af. Daarna ga ik kijken of ik een amendement kan
maken dat een haakje biedt. Het zou best kunnen dat er een link moet komen naar de
Omgevingswet. Dat moet inderdaad wel netjes gebeuren. Maar een haakje in de richting
waarbij je ook het woord «nee» mag gebruiken, lijkt me wel prettig.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn er ook nog vragen van eerst de heer Flach en daarna de heer Erkens.
De heer Flach (SGP):
Ik begrijp dat mevrouw Postma deze opmerking vooral maakt om te voorkomen dat we besprongen
worden door allerlei dataopslagbedrijven. Dat deel ik eigenlijk wel, zeker als het
onze nationale behoefte aan data te boven gaat en we gewoon alleen maar een fijn vestigingsland
zijn. Maar is mevrouw Postma niet bang dat door zo generiek op te nemen dat je nee
zou moeten kunnen zeggen bij een negatieve MKBA, je ook andere initiatieven en bedrijven
raakt? Zou ze het misschien specifieker willen toespitsen op dataopslagbedrijven?
Mevrouw Postma (NSC):
Dat vind ik een hele mooie vraag. Ik heb het bewust «zeer negatieve» MKBA’s genoemd,
want ik ben me ervan bewust dat sommige projecten misschien wel een negatieve MKBA
kunnen hebben, maar toch nog binnen de marges vallen, waarbij je de overweging kunt
hebben om het project toch toe te laten. Een datacenter is een voorbeeld van iets
wat we nu aan de hand hebben en waarbij we echt zien dat het zó negatief is qua MKBA
dat je het niet zou moeten willen. Ik sluit niet uit dat er in de toekomst nog meer
voorbeelden komen. Daarom heb ik het niet specifiek benoemd, maar het gaat mij echt
om zwaar negatieve MKBA’s.
De voorzitter:
Dat is afdoende voor de heer Flach. Dan ga ik naar de heer Erkens van de VVD voor
een interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben het eens met de stellingname dat we moeten kiezen, want ruimte is schaars in
Nederland, ook de ruimte op het stroomnet. Rondom datacenters was er rond 2021 een
grote discussie over Zeewolde. Toen is de Omgevingswet aangescherpt waardoor het nog
maar op een aantal plekken kan. Er is dus al best wel veel restrictief beleid op dit
vlak. Dat is volgens mij ook goed. Het enige risico dat ik zie is het volgende. Als
je iets generieks opneemt, maak je het investeringsklimaat voor de energie-intensieve
industrie een heel stuk slechter. Ik ben wel benieuwd naar de reflectie van mevrouw
Postma daarop. Gaat het ook om de energie-intensieve industrie of om bijvoorbeeld
de glastuinbouw? Hoe breed zal deze impact zijn? Datacenters zijn een voorbeeld waarin
we elkaar best kunnen vinden, maar ik ben bang dat we op sommige vlakken misschien
doorslaan.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat vind ik een mooie interruptie. Wat mij betreft heeft de energie-intensieve industrie
gewoon een plek in Nederland. Die moet wel gaan verduurzamen, maar heeft hier een
plek, biedt ook werkgelegenheid en is vaak onderdeel van een keten. Kijk bijvoorbeeld
naar hoe we Rotterdam hebben opgebouwd. Als je één fabriek of industrie weghaalt,
heeft dat ook weer effect op andere onderdelen in de keten. Daar zou ik het nadrukkelijk
niet voor willen inzetten, omdat je dat in samenhang met elkaar moet zien. Ik hoop
stiekem dat dit ook gewoon uit de MKBA zal blijken. De glastuinbouw is een prachtig
onderdeel van onze voedselzekerheid. In die zin biedt dat ook veel positieve punten.
De glastuinbouw is ook het begin van wat er aan de voedselverwerkingsindustrie wordt
geleverd; die zit meer in cluster 6. Nederland is daar heel sterk in qua werkgelegenheid.
Onze glastuinbouw scoort ook goed qua duurzaamheid. Het is dus absoluut niet de bedoeling
deze twee uit te sluiten. Het gaat meer om die geïsoleerde voorbeelden zoals datacenters.
Die bieden weinig werkgelegenheid, hebben veel koelwater – daarom komen ze hier –
en veel energie nodig, maar leveren niet zo veel op voor de rest van ons land.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij zitten we dan meer op één lijn dan ik aan het begin verwachtte, dus dat
is goed om te horen. Wat ik misschien nog wil meegeven – al moeten we het antwoord
van de Minister ook nog horen – is dat er wel een bepaalde drempelwaarde nodig zal
zijn voor die uitzonderlijk grote projecten, want anders ga je MKBA’s vragen voor
heel veel kleine aanvragen, waardoor we met elkaar weer een heel circus optuigen.
Dat laatste zal vast niet de bedoeling zijn van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Daar heeft de heer Erkens gelijk in. Dat is absoluut niet de bedoeling. We willen
zeker niet het regionale bedrijfsleven in de weg zitten. Ik wilde «kleine bedrijven»
zeggen, maar vaak is het helemaal niet klein. Laat ik het de «regionale industrie»
noemen. Zullen we het zo doen? Ik vraag de Minister om ook dit mee te nemen in zijn
beantwoording.
De voorzitter:
Een interruptiedebatje dat daadwerkelijk leidt tot toenadering! Vervolgt u uw betoog,
mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik moet even kijken waar ik ben gebleven. Dan gaan we over naar de energiehubs. Over
het delen van elektriciteit is al veel gezegd. Wij zijn als NSC een groot voorstander
van energiehubs, dus de regionale samenwerking om energie op te wekken en te delen
met elkaar. We zien dan ook graag dat er meer ruimte voor komt in deze wet; die vinden
we nu nog wat te summier. Dan gaat het om het delen tussen bedrijven, maar ook tussen
organisaties en inwoners. Wij denken namelijk dat het echt verlichting kan geven op
het net. We zien daarnaast dat het echt een mooie oplossing is om ervoor te zorgen
dat de gemeenschap wat hechter wordt.
Voorzitter. We begrijpen vanuit de Europese richtlijn, de EMD, dat er een mogelijkheid
is om een energy-sharing organisation op te richten, waarbij de energie dus wordt
opgewekt en gedeeld binnen een beperkte tijd; dat heet «het gelijktijdigheidsvereiste»,
geloof ik. We begrijpen dat je dat op die manier mag oprichten, maar dat dat amper
verwerkt is in de wet die nu voorligt. Wij zouden graag zien dat dat toch beter verankerd
wordt. Kan de Minister toezeggen dat het raamwerk zo wordt uitgewerkt dat ook een
organisatie zonder winstoogmerk deel kan nemen en dat er keuzevrijheid wordt geboden
aan eindafnemers en energiegemeenschappen?
Voorzitter. Zoals ik al zei, zien wij energiehubs echt als een mooie toevoeging aan
onze keten. Wij doen dus ook mee met het amendement van mevrouw Kröger. Heb je het
nou al ingediend, mevrouw Kröger? O, het ligt daar; het is ingediend. O, het is een
andere. Het gaat niet om het amendement op stuk nr. 29, maar om een ander amendement,
dat zij hopelijk vandaag gaat indienen. Dat gaat over energie delen.
Daarnaast hebben we nog een aantal vragen aan de Minister. Kan de Minister de groeps-ATO’s
en -TO’s, dus de transportovereenkomsten en de aansluit- en transportovereenkomsten,
mogelijk maken tussen ondernemers, waarmee ze onderlinge afspraken kunnen maken over
wie wat gebruikt en levert? Ik begrijp dat een lastig punt hierbij de aansprakelijkheid
van ondernemers is. Ziet de Minister kans om te kijken hoe we daarmee om kunnen gaan?
Is er binnen deze wet ook voldoende mogelijk voor groepscapaciteitsbeperkingscontracten?
Voorzitter. Dan de tarieven. Daar is op dit moment veel over te doen. Ik moet heel
eerlijk zeggen dat toen ik de tarieven en alle artikelen die erbij horen las, mijn
beeld nog niet heel scherp werd wat betreft of het nou bij dezen geregeld is – laat
ik het maar even zo zeggen – dus of er voldoende mogelijkheden worden geboden of dat
we er nog iets aan toe moeten voegen. We zien twee dingen. We zien dat de aansluitingskosten
voor bedrijven enorm zijn toegenomen, dus de kosten om op het net te zitten, maar
ook dat het huidige vaste tarief bedrijven eigenlijk niet stimuleert om te doen aan
het zogenaamde «elektriciteitsspitsmijden». Mijn hoop was dat de nieuwe wet dat zou
oplossen. Een van de dingen die daarbij belangrijk zijn, is de voorspelbaarheid van
de kosten voor de toekomst, en dan niet een jaar of twee vooruit, maar echt een jaar
of tien vooruit, zodat bedrijven investeringsbesluiten kunnen nemen. Er werden twee
rekenmethodes genoemd, het inkomstenbesluit en de rekenformules. Maar als je die uitwerkt,
geven die dan die zekerheid? Kunnen bedrijven dan goed zien wat ze over één jaar,
over tien jaar en over twintig jaar betalen met een bepaalde aansluiting? Juist die
langere doorkijk is nodig om een investeringsbesluit te nemen.
Dan het elektriciteitsspitsmijden voor bedrijven en grote gebruikers. We hebben het
in het hele programma over beter benutten. Ik heb heel lang infrastructuur gedaan,
maar dan op het gebied van mobiliteit. Zoals ik al zei, waren we eerst van mening
dat we alle wegen moesten uitbreiden in Nederland. Dat bleek de files niet op te lossen.
In 1990 en 2000 kwamen de eerste «Beter Benutten»-programma’s, die het doel hebben
om slimmer te gebruiken. Ik kan niet goed zien of deze tarieven het nu mogelijk maken
om als bedrijf veel slimmer gebruik te maken van de daluren of de plekken die goedkoper
zijn wat betreft stroom. Het gaat er ook om dat bedrijven niet gestraft worden als
ze één keer een piekvermogen hebben, dus dat dat dan niet de rest van hun tarief bepaalt,
wat nu wel zo is. Het kan zijn dat ik het niet goed gelezen heb, maar ik hoor hier
graag meer over. Ik heb een laatste vraag over de tarieven. In de wet staat dat de
ACM de tarieven bepaalt via de tariefreguleringsmethode en de berekeningsmethode,
maar wie stelt dat kader uiteindelijk vast? Wie geeft die extra klap op wat de ACM
voorstelt? Is dat de Minister en, zo ja, hebben wij daar als Kamer dan ook een rol
in?
Dan kom ik op het laatste punt. Dat gaat over leveringszekerheid en betaalbaarheid.
We leven in een onzekere wereld, die helaas steeds onzekerder wordt. Daarom is het
belangrijk om voldoende reserves te hebben, met genoeg gas om energie betaalbaar te
houden voor huishoudens. Dat heeft wat ons betreft echt prioriteit. Dat betekent dat
we de mogelijkheid moeten hebben om reserves op te bouwen. Ik lees in artikel 5.11,
lid 2, het volgende. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen landgrensoverschrijdende
en niet-landgrensoverschrijdende overeenkomsten inzake het transport van gas. Dat
betekent dat als je als Nederland nood hebt aan gas, je eerst moet voldoen aan alle
verplichtingen richting de internationale collega’s en vervolgens ook aan die van
jezelf. Je mag daar geen onderscheid in maken. Kan de Minister uitleggen waarom hiervoor
is gekozen?
Twee. Hebben andere landen, dus Duitsland, België en al onze andere buurlanden waarheen
we dat gas transporteren, dit ook in hun wet staan of zijn wij de enige? Ik vraag
de Minister of hij het met NSC eens is dat het slimmer is om er eerst voor te zorgen
dat je reserves hebt voor je eigen huishoudens voordat je de grens overgaat.
Dan heb ik nog een aantal kleine vragen die opkwamen. Die gaan over de discussie die
D66 opbracht over het weghalen van gasleidingen. Dat staat erin. Dat is een verplichting.
Toch is het zo dat als je gasleidingen weghaalt, je alles overhoop moet halen, sowieso
op land. Dat is niet heel best voor het ecosysteem eromheen. Als we het hebben over
huishoudens van het gas afhalen, tot waar is de Minister dan verplicht de gasleiding
weg te halen? Is dat alleen van de voordeur tot de hoofdaansluiting of moet de hele
wijk ontdaan zijn van gasleidingen? Kan de Minister de gasleidingen in de wijk niet
beter laten liggen?
Daarover heb ik nog een andere vraag. Hetzelfde geldt op de Noordzee. Daar hebben
wij ontzettend veel gasleidingen liggen. Het is nou eenmaal zo dat waterstof daar
moeilijker doorheen gaat, omdat dat een hogere zuurgraad heeft. Dat schijnt niet zo
goed te zijn voor de veiligheid. Ik weet dat er op die gasleidingen prachtige riffen
zijn ontstaan. Dat hoor ik namelijk van degenen die de gasleidingen moeten inspecteren
met een onderwatercamera. Zij zien daar eigenlijk meer zeeleven dan op de rest van
de Noordzeebodem daaromheen. Zou het vanuit een ecologisch oogpunt niet fijner zijn
om die gasleidingen daar gewoon te laten liggen, mits het veilig is? Graag een reactie
van de Minister. Ik overweeg hierover eventueel een motie in te dienen of, als het
moet, een amendement.
Ik vond die hele discussie van de heer Grinwis over het groepsverbod wel heel mooi.
NSC is ook van mening dat veel zaken die te maken hebben met energielevering toch
echt in publieke handen goed op hun plek zijn. Ik heb de volgende vraag aan de Minister.
Als dat groepsverbod wordt weggehaald, bestaat er dan ook een kans dat het bedrijfsleven
juist de taken gaat uitvoeren die al publiek zijn?
Dat was het einde van mijn inbreng. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma. Dat leek me je reinste uitlokking, maar niemand reageert.
Ik wil een korte sanitaire schorsing van vijf minuten voorstellen. Ik zie jullie terug
om 12.10 uur.
De vergadering wordt van 12.04 uur tot 12.12 uur geschorst.
De voorzitter:
Opnieuw welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag is
aan de orde de Energiewet en specifieker de hoofdstukken die over het energiesysteem
gaan. We zijn bezig met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord
aan mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA voor haar inbreng.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we voor de tweede keer over de Energiewet.
Dit keer doen we dat met een focus op het systeem. Dat is heel mooi, want het energiesysteem
gaat behoorlijk veranderen. We moeten zorgen dat de wettelijke borging ook op orde
is. Deze Energiewet is natuurlijk de broodnodige samenvoeging en vernieuwing van twee
wetten uit de vorige eeuw, toen de wereld er behoorlijk anders uitzag. Nu maken we
met elkaar een wet die toekomstproof, toekomstgericht, is.
Wat ons betreft hoort er bij een nieuwe inrichting van het energiesysteem ook een
nieuw ordeningsprincipe: decentraal waar het kan, centraal waar het moet. De energietransitie
geeft ons de kans om zelf energie op te wekken en die te delen met onze buren en onze
gemeenschap, met lokale mkb’ers en met de school in de wijk. We hoeven niet meer afhankelijk
te zijn van een paar marktpartijen, maar kunnen ook zelf aan de slag, in energiegemeenschappen
die zonder winstoogmerk energie leveren aan de gemeenschap. Dat maakt het energiesysteem
democratischer en solidairder en zorgt ook nog voor meer draagvlak voor de energietransitie.
Omdat lokale energie-initiatieven de uitrol van duurzame energie stimuleert, vergroot
het ook nog eens de energieonafhankelijkheid van Nederland en de EU. Vorige week hebben
we hier eigenlijk al uitgebreid over gesproken. Energiegemeenschappen en het delen
van energie horen echt allebei stevig in deze wet verankerd te worden. Wij zullen
hierop dan ook vandaag nog een amendement indienen, samen met diverse andere partijen,
zodat de Minister daar in zijn termijn op kan reflecteren.
Maar voor dit debat het volgende. Onderschrijft de Minister dat ordeningsprincipe,
waarbij systeemoptimalisatie centraal staat en we lokaal opgewekte energie ook zo
veel mogelijk lokaal proberen te gebruiken, delen en opslaan? Omarmt hij dat ordeningsprincipe?
Dat heeft hij eerder in debatten gedaan. Als dat zo is, zou dat ordeningsprincipe
dan niet ook onderdeel moeten zijn van deze wet, als een uitgangspunt voor lagere
regelgeving? Ik overweeg een amendement hierop. Ik snap dat dat misschien erg hoog
over is, maar ik denk dat deze wet ook een plek is waar je juist de principes van
een energiesysteem probeert te borgen.
Hoe heeft de Minister in zijn optiek gezorgd dat dat decentrale energiesysteem met
deze wet maximaal gefaciliteerd wordt? Welke kansen ziet hij nog om dat extra te doen?
Om netcongestie aan te pakken en om een efficiënt systeem te bouwen met lage maatschappelijke
kosten, zijn besparen, vraagsturing en opslag allemaal nodig. We hebben eigenlijk
een soort energieplanologie nodig, die op wijk-, regionaal en landelijk niveau bekijkt
welke energiebronnen en -dragers en welke vormen van opslag het meest geschikt zijn.
De term «energieplanologie» hoor ik vaker voorbijkomen. Ik ben benieuwd hoe de Minister
naar dat woord kijkt en welke rol hij voor zichzelf en het ministerie ziet in het
uitrollen van een energieplanologie.
Het energiesysteem verandert en daar hoort een andere rol van de net- of systeembeheerders
bij. Wat ons betreft worden de bevoegdheden van netbeheerders – we hadden het er net,
in het debat met de ChristenUnie, eigenlijk al over – zodanig uitgebreid dat zij het
energiesysteem van de toekomst maximaal kunnen faciliteren. Zo kunnen zij een cruciale
rol spelen in de systeemoptimalisatie en kunnen zij daarbij sturen op de laagste maatschappelijke
kosten. Als netbeheerders bijvoorbeeld ook batterijen mogen plaatsen, zorgt dat lokaal
voor extra invoeding, waarmee het middenspanningsnet wordt ontlast. Dat kan een goede
oplossing zijn voor vraagcongestie. Een ordening waarbij eerst de markt een kans krijgt,
maar een netbeheerder het ook kan doen als dat leidt tot lagere maatschappelijke kosten,
geeft wat ons betreft meer kans voor een optimaal systeem. Ik wil de Minister vragen
of hij de ruimte ziet om de wet zo aan te passen dat netbeheerders die rol kunnen
gaan spelen. Dat is nu echt heel limitatief in de wet gezet. De rol zou eigenlijk
breder kunnen zijn. We zien dan ook graag dat lokale netbeheerders een rol kunnen
spelen bij het ondersteunen van energiegemeenschappen. Lokaal opgewekte energie is
in de praktijk veel zon, want al die daken kunnen vol. En dan heb je dus systemen
nodig voor opslag van dag naar nacht, maar ook van zomer naar winter. De netbeheerder
zou een cruciale rol kunnen spelen door te helpen die decentrale energie vorm te geven.
Want waar moet die opslag komen? En wat voor vorm van opslag is optimaal voor het
energiesysteem?
Met veel wind en zon speelt opslag een nog veel grotere rol en heb je eigenlijk een
soort buffersysteem nodig. We hebben partijen nodig die dat buffersysteem helpen vorm
te geven. En zouden niet juist de netwerkbedrijven daar een hele logische speler voor
kunnen zijn? Daarom ziet mijn fractie dan ook graag een andere vormgeving van het
groepsverbod, het artikel in de Energiewet dat bepaalt dat netbeheerders niet ook
tegelijkertijd elektriciteit, gas of waterstofgas mogen produceren, leveren of verhandelen.
Netbeheerders moeten wat ons betreft ook een rol op zich kunnen nemen bij opslag en
opwek om een gemeente of een energiegemeenschap te kunnen ondersteunen, mits die bijdraagt
aan systeemefficiëntie en alleen als een soort last resort. Als marktpartijen het
af laten weten, kan een netbeheerder toch die rol spelen op het moment dat dat tot
systeemoptimalisatie leidt.
Wij zijn druk bezig met de voorbereiding van een amendement en ik zal dat snel indienen,
zodat de Minister er in eerste termijn op kan reageren. Maar ik ben vooral ook benieuwd
hoe hij kijkt naar deze discussie over hoe je netbeheerders veel meer een rol kan
geven in een decentraal energiesysteem en naar wat daar voor nodig is.
Ik heb nog een hele andere vraag over de rol van netbeheerders. Dat is een vraag specifiek
over de meetverantwoordelijkheid. Door de liberalisering van de energiemarkt kunnen
grootverbruikers zelf kiezen wie hun energieverbruik meet. Waarom is hiervoor gekozen
en wat levert het ons maatschappelijk eigenlijk op? Zou het niet logischer zijn om
deze taak ook bij netbeheerders te beleggen, zoals we dat ook al doen bij kleinverbruikers?
Ik ga verder met de investeringsplannen van de netbeheerders. In de Energiewet wordt
geregeld dat netbeheerders periodiek een investeringsplan opstellen. De criteria voor
dit plan zijn nog zeer gestoeld op efficiëntie en rendement, en door de koppeling
aan het MIEK ligt er bovendien een sterke focus op wat de grootverbruikers in de industrie
nodig hebben. Een aantal collega’s heeft hier al vragen over gesteld. Ik weet nog
dat we een debat hadden met de Minister over netcongestie, waarin eigenlijk geruststellend
werd gezegd «neenee, die woningbouw praat heus wel mee en die zit ook om de tafel».
Maar dat is mij toch te onduidelijk en ook is het te weinig een kader waar we ons
aan vast kunnen houden en waar de Kamer op kan controleren.
Investeringen die netbeheerders doen, moeten wat ons betreft niet alleen getoetst
worden op basis van het INEC en het MIEK, maar ook op basis van andere maatschappelijke
doelen, zoals die voor de gebouwde omgeving. De Minister kan proberen ons gerust te
stellen met de opmerking dat dit op dit moment al het geval is, maar het is echt bijzonder
moeilijk voor de Kamer om daar goed toezicht op te houden als dat niet wettelijk geborgd
is.
Investeringsplannen van netbeheerders moeten wat mijn fractie betreft gebaseerd zijn
op die bredere maatschappelijke afweging en de prioritering van investeringen moet
dan ook niet alleen gebeuren op basis van het INEK en het MIEK, maar ook op basis
van een maatschappelijk prioriteringskader, bijvoorbeeld het kader dat nu door de
ACM wordt opgesteld voor transportverzoeken. Om die investeringsplannen goed te kunnen
toetsen moet de ACM dan ook meer ruimte krijgen. We zouden de ACM daarom graag de
bevoegdheid geven om te toetsen op maatschappelijke belangen, ook weer in lijn met
het eerdergenoemde maatschappelijke prioriteringskader.
De ACM zou de investeringsplannen daarnaast niet alleen moeten controleren op overinvesteringen,
waar tot nu toe echt duidelijk op de rem is gestaan en waar we nu de problemen van
ondervinden, maar ook op onderinvestering. Onderinvestering zou namelijk een groot
obstakel zijn voor het oplossen van netcongestie. En daar zouden we echt voor moeten
waken. Een praktische vraag: wanneer treedt het nieuwe codebesluit, waarin de maatschappelijke
weging voor transport is vastgelegd, in werking? Volgens mij zou het ergens in april
in werking treden, maar heeft de Minister daar al een specifieke datum voor?
Voorzitter. Ik heb ook nog een paar vragen over cable pooling ... Daar hadden we toch
een Nederlandse term voor? Kabelbundeling, zegt mevrouw Postma. Dank u wel! In de
nota van wijziging wordt kabelbundeling als optie toegevoegd aan de Energiewet en
in de toelichting op de nota van wijziging staat dat de partijen die aan kabelbundeling
doen, als één partij de markt op moeten. Waarom is er gekozen voor een maatregel die
toch een obstakel kan zijn voor partijen? Waarom maken we dat niet opener, waardoor
we eigenlijk meer mogelijkheden bieden voor partijen om ook als aparte entiteit de
markt op te kunnen?
We begrijpen dat het maximumaantal partijen die samen zouden kunnen kabelbundelen,
als werkwoord, per AMvB wordt vastgelegd. Die AMvB hebben we nog niet gehad, maar
tijdens de technische briefing begrepen we al wel dat door een heel specifiek aantal
partijen daarover nagedacht wordt. Wij vragen ons af wat daar de rationale voor is
en waarom er überhaupt een cap zou moeten zitten op het aantal partijen. Zou je niet
een cap moeten zetten op de hoeveelheid vermogen of de hoeveelheid gedeelde elektriciteit
die op die aansluiting zit? Ik kan me voorstellen dat je helemaal niet op het aantal
wilt sturen, zolang je je maar aan alle wettelijke voorschriften houdt. Daar wil ik
heel graag een reactie op van de Minister.
Voorzitter. Dan een geheel ander punt, namelijk CCS. We hebben net in het rapport
van de Algemene Rekenkamer kunnen lezen wat de verwachte winsten zijn van bedrijven
zoals Shell en Exxon op CCS. We nemen een publiek risico en doen stevige investeringen.
Dit gaat leiden tot gigantische private winsten. Ik vraag de Minister in hoeverre
het mogelijk is om de tariefstelling voor CCS ook in de Energiewet te regelen, waarbij
de ACM toezicht zou kunnen houden op een redelijk rendement. Bij onze gasopslagen
hebben we spijt gehad dat ze niet in publieke handen zijn gebleven. Voor de opslag
van CO2 onder de Noordzee geldt nu: wel de lusten, niet de lasten. We blijven als samenleving
namelijk met de risico’s zitten, terwijl bedrijven kunnen cashen. Dit lijkt me een
markt die je wilt kunnen reguleren. Mijn vraag is eigenlijk waarom we in deze Energiewet
niet al het haakje maken om dat te kunnen doen. Ik realiseer dat er nog allerlei onderzoeken
op de Kamer af komen over CCS en de marktordening, maar hebben we niet een haakje
in deze wet nodig om het te kunnen reguleren?
Voorzitter. Ik heb een amendement ingediend over energiearmoede. In hoeverre is het
mogelijk om extra eisen te stellen? Dat is een onderwerp dat veel in het debat van
vorige week aan bod is gekomen. Ik zou heel graag energiearmoede als begrip in de
wet verankeren. Energie is een basisvoorziening. Wat mij betreft zou het een beleidsdoel
moeten zijn dat dat ook daadwerkelijk voor iedereen het geval is. Energiearmoede ondermijnt
dat. Door energiearmoede vast te leggen en in lagere regelgeving verder te definiëren
en operationaliseren, kan er ook in beleid echt op gestuurd worden. Ik hoop dat de
Minister de meerwaarde daarvan ziet.
Dan had ik nog een vraag over het debat dat een aantal collega’s had over de mogelijkheden
van lokale overheden om extra eisen te stellen binnen vergunningen. In hoeverre is
het mogelijk om extra eisen te stellen in een omgevingsvergunning voor een nieuw bedrijf
op basis van de energievraag die het heeft? Dat is een richting die we met datacenters
in zijn gegaan. In hoeverre is dat een richting die breder zou kunnen gelden?
Ik ga afronden, voorzitter. Ik zie dat de voorzitter verbijsterd is. We zetten met
deze nieuwe wet een stap naar een toekomstbestendig energiesysteem. Dat zal fundamenteel
anders zijn dan het huidige systeem van een aantal grote marktspelers en de koperen
plaat die iedereen in Nederland op ieder moment alle stroom geeft, hoe hevig de piek
ook. We gaan naar een systeem van slimmer gebruik van het net, van energie met elkaar
lokaal delen, op bedrijventerreinen, in de wijk, tussen school en buurthuis. Laten
we er dan ook voor zorgen dat deze wet zo is dat we dat systeem maximaal kunnen faciliteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger namens GroenLinks-PvdA. Dan ga ik naar de heer Erkens,
VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Zoals ik vorige week aangaf, is de VVD blij dat we eindelijk werk
maken van de modernisering van onze energiemarktwetgeving. Er is veel veranderd sinds
1998, het laatste moment waarop we een forse stap hebben gezet in de energiemarktwetgeving.
We werken aan een ambitieuze verduurzaming. De elektrificatie heeft geleid tot een
volgelopen stroomnet. De huidige wetgeving zorgt eigenlijk voor onvoldoende oplossingsrichtingen
om daar wat aan te doen met elkaar. Daarnaast heeft de energiecrisis ons laten zien
dat de consumentenbescherming fors versterkt moet worden en dat we als Nederland voor
onze energievoorziening te afhankelijk zijn van onvrije landen. Dit heeft in de energiecrisis
immers geleid tot hoge energieprijzen en veel onzekerheid voor huishoudens en bedrijven.
Leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid moeten dus een prominentere plek krijgen
in onze energievoorziening en de bijbehorende wetgeving.
Vorige week ben ik uitgebreid ingegaan op consumentenbescherming, het mkb en energiehubs.
Deze week ga ik op een aantal andere thema’s in.
Ten eerste: netcongestie. De VVD wil dat we inzetten op meer oplossingen voor netcongestie.
Het vollopende stroomnet is het grote knelpunt voor de energietransitie, woningbouw
en economische groei aan het worden. Meer moet daarom mogelijk gemaakt worden, dit
ook in aanvulling op het voorstel van vorige week om energiehubs meer te faciliteren.
Het amendement is onderweg. Volgens mij is het zelfs al ingediend. Maar ik weet niet
of het al bij u terecht is gekomen. De Minister kan daar straks vast op reageren.
Het was juridisch blijkbaar complex wat betreft de taakverdeling van de ACM, wat er
mag en wat er niet mag. Hopelijk hebben we een goed voorstel gevonden.
Daarnaast wil de VVD kijken of het zogeheten right to challenge uitgebreid kan worden.
Dit houdt in dat private partijen, bijvoorbeeld bij de bouw van een woonwijk, indien
de netbeheerder het net niet op tijd kan aanleggen, dit zelf kunnen aanleggen, onder
toezicht en strenge voorwaarden, en het dan overdragen aan de netbeheerder. Dat zou
mogelijk een versnelling kunnen bewerkstelligen. Dit kan nu op kleine schaal, maar
ik zou de grootte graag willen oprekken, zodat ook grotere projecten die mogelijkheid
krijgen. Grote private partijen met technische kennis kunnen dit ook; denk bijvoorbeeld
aan een hoogtechnologisch bedrijf dat ontzettend veel technische kennis heeft. Stel
dat dit bedrijf wil uitbreiden en dat er transportruimte is, maar dat zij bijvoorbeeld
vier jaar moeten wachten op de uitbreiding, ook door krapte bij de netbeheerders.
Dan zou zo’n bedrijf die fysieke aansluiting zelf kunnen realiseren, waarbij de netbeheerder
het daarna overneemt en het bedrijf sneller kan aansluiten. Graag hoor ik hoe de Minister
daarnaar kijkt. We werken ook aan een amendement hierover.
Daarnaast zijn wij benieuwd of er nog andere voorstellen zijn die netcongestie kunnen
verminderen, die de Minister heeft overwogen voor dit wetsvoorstel, maar die net te
laat kwamen om meegenomen te kunnen worden in deze wetsbehandeling.
Voorzitter. Dan ons tweede thema. De VVD wil dat we inzetten op een energieonafhankelijker
Nederland. Ons energiesysteem moet niet meer overmatig afhankelijk zijn van de import
van fossiele brandstoffen uit foute landen, voor miljarden per jaar. Die les hebben
we wel geleerd in de energiecrisis. We moeten daarom inzetten op meer onafhankelijkheid
en op een stevigere leveringszekerheid. Moties hierover, van ons en anderen, zijn
de laatste jaren vrijwel altijd Kamerbreed gesteund. Het zou mooi zijn als dit ook
meer borging kan krijgen in de Energiewet. Er is nu een wetsvoorstel over energieonafhankelijkheid
aanhangig bij de Kamer, maar wellicht passen sommige voorstellen ook al bij deze wet.
Graag hoor ik hoe de Minister hiernaar kijkt.
Het Nationaal Plan Energiesysteem, NPE, is bijvoorbeeld al een mooie stap naar een
meer langetermijnvisie, een soort deltaplan voor ons energiesysteem, waar het de laatste
jaren aan ontbroken heeft. We zijn benieuwd waarom het NPE niet is opgenomen in deze
wet. Is de Minister voornemens om dat bij nota van wijziging te doen, aangezien hij
in meerdere stukken aangeeft dat het NPE een wettelijke borging behoeft en zou krijgen
in de Energiewet? Zo ja, is hij voornemens om dat nog te doen voorafgaand aan de plenaire
behandeling van deze wet? Graag een reactie.
In ons eigen voorstel stellen we voor dat er elke vijf jaar een energiestrategie komt,
met een jaarlijkse energienota, waarin bijstellingen kunnen plaatsvinden op het gebied
van leveringszekerheid, energieonafhankelijkheid, betaalbaarheid, en ga zo maar door.
Is dat ook hoe de Minister de cyclus bij het NPE voor zich ziet? Worden ook de elementen
leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid in de toekomst prominent meegenomen
in de cyclus van het NPE en het NPE-product? Kan de Minister dit ook toezeggen?
Voorzitter. Daarnaast hebben we in Nederland een Wetenschappelijke Klimaatraad, maar
geen energieraad meer. In het verleden had Nederland een Energieraad, die onafhankelijk
advies gaf over de plannen van het kabinet omtrent de energievoorziening. Dit gaf
de Kamer ook een nuttig instrument om elk jaar op basis van die adviezen de vinger
aan de pols te houden. Op dit moment is veel advisering immers gefragmenteerd over
het energiesysteem heen; Gasunie geeft advies over het gassysteem en TenneT over de
leveringszekerheid van elektriciteit. Er is geen partij die het complete overzicht
en daarmee ook de bijbehorende risico’s voor de leveringszekerheid monitort. We hebben
dan ook voorgesteld om in deze Energiewet de grondslag op te nemen voor een dergelijke
energieraad. Graag hoor ik hoe de Minister daarnaar kijkt.
Voorzitter. Dan kernenergie. Er was een kleine twist over wat mevrouw Kröger net zei.
Kernenergie waar het kan en de rest waar het moet, zou ze misschien zeggen, maar ik
denk niet dat ze het daarmee eens is. Wij zouden wel graag zien dat kernenergie een
groter onderdeel van ons energiesysteem gaat worden. Het baart ons dan wel zorgen
dat de woorden «kernenergie» of «kerncentrale» in deze monsterwet en de bijbehorende
toelichting van meer dan 400 pagina’s exact nul keer voorkomen; zo blijkt uit control
F. De Minister gaf aan dat de wet technologieneutraal is. Het kan wel kloppen dat
de wet geen belemmeringen introduceert voor kernenergie, maar er gaat wel een politiek
signaal uit naar potentiële investeerders als het woord niet eens wordt genoemd in
deze wet. Zelfs biomassa wordt vaker genoemd; dat staat er acht keer in. Windenergie
staat 32 keer in de wet en 128 keer in de memorie van toelichting. Hoe kan dit? Is
de Minister bereid om dat in zijn volgende update van de wet – dat gaat hij elk jaar
doen – te rectificeren en te zorgen dat er in ieder geval geen onbewust conflicterend
signaal uitgaat dat kernenergie eigenlijk geen onderdeel vormt van het energiesysteem
in de toekomst? Graag een reactie.
Dan als laatste nog enkele losse vragen over enkele elementen uit hoofdstuk 3 van
de wet. Er zijn er al veel door collega’s gesteld, dus ik zal het kort houden.
Het beheren van energiesystemen. Kan de Minister toelichten hoe het recht op een aansluiting
met bijbehorende aansluittermijnen in deze wet verandert? We lezen dat het recht op
een aansluiting niet verandert, maar horen wel andere signalen en zorgen vanuit de
praktijk. Graag verduidelijking van de Minister daarop.
Daarnaast zijn wij benieuwd naar hoe de PMIEK’s, de provinciale investeringsplannen,
prioriteringskaders, hoe je het wil noemen, uiteindelijk hun borging krijgen in de
investeringsplannen van de netbeheerders. Dit is immers het enige instrument waarmee
provincies kunnen sturen op waar ze prioriteit willen aanbrengen in de aanleg van
energie-infrastructuur. We zijn ook benieuwd hoe het Landelijk Actieprogramma Netcongestie,
het LAN, weer raakt aan deze Energiewet.
Voorzitter. Als laatste wil ik ook graag dat de Minister verduidelijkt wat de rol
van infrastructuurbedrijven conform 3.19 gaat zijn in de waterstofmarkt. Het lijkt
de VVD onwenselijk als infrastructuurbedrijven aan de ene kant het monopolie hebben
op de infrastructuur, maar tegelijkertijd ook als speler gaan concurreren op een aantal
vlakken met partijen die aan een andere kant van de markt opereren. Is de Minister
het met de VVD eens dat dit tot ongewenste situaties kan leiden en kan hij dit verduidelijken?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens, VVD. Dan gaan we naar de heer Bontenbal, CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er is best al veel door collega’s gezegd, dus ik ga ook wat
improviseren en schrappen in mijn bijdrage. Ik probeer me te beperken tot het stuk
over het energiesysteem en wil beginnen met het punt over het recht op een aansluiting.
Een aantal collega’s is daar al over begonnen, zoals collega Erkens zojuist. Er vindt
nu een wijziging plaats. Het recht op een aansluiting wordt nu gekoppeld aan de vraag
of er genoeg transportcapaciteit is. Dat is natuurlijk een vrij fundamentele wijziging,
omdat je als nieuw aangeslotene niet per definitie weet of je aangesloten wordt, ook
al zou er geen transportcapaciteit zijn. Je kan dus ook niet meedoen aan congestiemanagement.
De vraag die hier toch ligt, is: willen we dat echt, kan dat niet slimmer? Zouden
het toch niet twee zaken moeten blijven? En is de conclusie ook niet dat als we dit
doen, de reeds aangeslotene, namelijk het bedrijf dat al op het net zit, toch veel
meer rechten krijgt dan degene die zich gevestigd heeft in het gebied, maar nog geen
aansluiting heeft? De rechten van de niet-aangeslotene worden hiermee wel een stuk
zwakker. Willen we dat?
Er is net ook al iets gezegd over bedrijven die zelf een aansluiting willen realiseren.
Collega Erkens begon erover of de 10 MVA niet ook naar 1 MVA zou kunnen. Ik weet dat
er wat bezwaren zijn als het gaat over dezelfde bedrijven, dezelfde aannemers die
je daarvoor inhuurt. Toch denk ik ook dat het wel degelijk nut kan hebben, dus ik
ben benieuwd wat de Minister daarvan vindt en of hij een amendement op dat punt als
wenselijk ziet. Dan zal ik overigens ook samenwerken met de collega’s om daar één
amendement van te maken.
Er is ook al iets gezegd over de kosten van het verwijderen van een gasaansluiting.
Daar wil ik het toch ook nog even over hebben. De Energiewet regelt het nu niet, maar
volgens mij is het niet wenselijk dat we al die kosten bij de klanten laten landen
die straks nog op dat gasnet zitten. Misschien mag ik dan zelf toch even wat sommetjes
maken, meneer Kops. Stel dat het gaat om 8 miljoen woningen. Stel dat 70% van die
woningen van het gas af gaat. Ik ga er dan nog even van uit dat die 30% op het gas
blijft. Dan heb je het over 5,6 miljoen woningen. Stel dat het afsluiten gemiddeld
€ 400 kost. Je hebt flats en tuintje in, tuintje uit, dus het is voor de vuist weg
€ 400. Dan zit je op 2,2 miljard. Als je dat omslaat over die 30% klanten die er nog
op zit, dan gaan die flink meer betalen. Hier moeten we een oplossing voor zoeken.
We houden in het netbeheer altijd vast aan het kostenveroorzakingsbeginsel. Eigenlijk
is het versleutelen van die verwijderingsbijdrage in de tarieven niet consequent volgens
dat kostenveroorzakingsbeginsel. Tegelijkertijd snap ik ook heel goed dat het heel
lullig is voor klanten die willen verduurzamen, om dan te zeggen: je gaat verduurzamen
en hier heb je een rekening voor het afsluiten. Dan moet je inderdaad gaan kijken
naar een subsidie, maar het is niet gratis, want iemand betaalt de rekening. Wat we
vooral moeten doen, is dat er niet per woning afgesloten wordt maar dat het een wijkgerichte
aanpak wordt zodat die netbeheerder het in één keer voor de hele straat kan doen.
Dan wordt het niet € 500 of € 600 per woning, maar dan wordt het een bedrag dat een
stuk lager ligt.
Er is door collega Flach ook iets gezegd over de representatieve organisaties. Die
lijken namelijk toch minder goed aangehaakt te worden. Er is overleg met de marktpartijen
en er is een betrokkenheid van die partijen voorgeschreven, maar we hadden daar natuurlijk
het gebruikersplatform voor, het GEN. Ik heb daar ooit zelf ook nog aan deelgenomen.
Over een hoog nerdgehalte gesproken: daar was het nog erger dan hier maar het was
wel heel nuttig, want partijen zaten daar bij elkaar en dachten gewoon na over allerlei
voorstellen en of die goed of slecht waren of beter konden. Dus is het niet goed om
dat gebruikersoverleg gewoon te handhaven?
Dan iets over die groepstransportovereenkomsten. Wij zien dat als een goede ontwikkeling
en het is ook goed dat de Energiewet hier aandacht aan besteedt. Wel moeten we uitkijken
dat er geen wildgroei ontstaat. Ook is het belangrijk dat die groepstransportovereenkomsten
niet alleen door de netbeheerders worden bedacht maar dat er ook marktpartijen zijn
die meekijken. Als de netbeheerders iets bedenken, wil dat namelijk nog niet zeggen
dat de marktpartijen daar goed mee uit kunnen komen. De Minister geeft aan dat het
aan de ACM is om deze regels op te stellen en dat marktpartijen daarbij betrokken
zullen worden. Mijn simpele vraag zou dan zijn: hoe worden die marktpartijen er precies
bij betrokken?
De netbeheerders hebben aangegeven dat zij niet direct contact kunnen opnemen met
aangeslotenen en dat dit alleen kan via de leverancier. Het leveranciersmodel, dat
op heel veel punten goed werkt, zoals dat de klant één aanspreekpunt heeft, zit natuurlijk
hierbij ook een beetje in de weg. Voor het afsluiten van een energiecontract zou je
eigenlijk een soort identiteitscheck willen doen om ook fraude en energiediefstal
te voorkomen. Je kunt namelijk vrij simpel een energiecontract afsluiten. Een van
de suggesties is dat een simpele vereiste van een pinbetaling van 1 cent bij het afsluiten
van een energiecontract, energiediefstal een stuk moeilijker zou kunnen maken. Is
dat een idee waar de Minister naar wil kijken? Is er in de Energiewet een mogelijkheid
om iets te doen aan die directe communicatie tussen netbeheerders en aangeslotenen
ofwel klanten?
Dan de toegestane activiteiten voor netbeheerders. Nou baal ik ervan dat collega Grinwis
er niet is, want dit gaat over het groepsverbod; dus misschien kunnen de andere collega’s
de honneurs van collega Grinwis waarnemen. Collega Kröger heeft nog twee interrupties.
Ik moedig haar zeer aan om daar gebruik van te maken. Is de demarcatie tussen wat
netbeheerders en hun infrastructuurbedrijven nu wel en niet mogen, goed? We hebben
het namelijk vrij abstract over dat groepsverbod en de activiteiten van de netbeheerders,
maar ik ga een paar voorbeelden geven. ENTRNCE, een dochteronderneming van Alliander,
noemt zich een onafhankelijk platform voor de energiemarkt van morgen, wat betreft
lokale energie. Dat raakt aan het faciliteren van energiehandel. Willen we dat of
is het toch niet aan de bekwaamheid van netbeheerders om dit te doen? Willen we dit
toch niet aan de markt overlaten? Er staat ook iets in over wateractiviteiten, maar
ik zie dat TReNT, aan aanbieder van glasvezel, is overgenomen door Alliander. Dus
in de Alliander Groep zit een bedrijf dat met glasvezel bezig is. Willen we dat? GOPACS,
een samenwerking tussen regionale netbeheerders en TenneT, is een platform waarop
flexibel vermogen uit de markt wordt verhandeld. Dat snap ik, want het gaat echt over
netcongestie, maar het zijn wel dingen die allemaal raken aan deze discussie. Dat
moeten we dus wel concreet maken. We kunnen het hebben over het groepsverbod en over
de vraag of we het lijstje met toegestane activiteiten willen uitbreiden, maar het
zijn vaak activiteiten die raken aan of ingrijpen op de handel in energie. En ja,
op het moment dat we vinden dat het de energietransitie helpt, moeten we daarnaar
kunnen kijken. Maar daar zit ook altijd een downside aan, namelijk dat je intervenieert
in een markt die dingen ook graag zou willen doen en dat soms echt veel beter kan
dan een netbeheerder. Dat zijn mijn opmerkingen bij die toegestane activiteiten.
De voorzitter:
En daar zijn natuurlijk interrupties op. Allereerst mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp deze overwegingen en daarom denk ik ook niet dat je helemaal van het groepsverbod
af zou moeten. Ik stel een vraag. Daarop geeft de heer Bontenbal antwoord, waardoor
de heer Grinwis er gewoon op door kan. Het is allemaal geregeld. Ik heb een vraag
aan de heer Bontenbal over de manier waarop het nu geformuleerd is in de wet. Zouden
wij niet beter moeten vastleggen wat een netbeheerder kan, met als doel systeemoptimalisatie
en het ondersteunen van de lokale energietransitie? Zou je de limitatieve lijst die
er nu ligt, niet toch willen verruimen c.q. opener maken? Ik vraag dat aangezien we
ook nog niet weten welke technologieën en mogelijkheden er komen. Waarom zou je het
dan nu vastleggen?
De heer Bontenbal (CDA):
Als je het niet vastlegt, geef je de netbeheerders gewoon de ruimte en dus gaan ze
het doen. De ene netbeheerder is daar actiever mee dan de andere, maar u kent die
netbeheerders ook allemaal. Er zijn er die in het verleden heel wat activiteiten hebben
ontplooid. Dat geldt zeker voor de grootste regionale netbeheerder. Mevrouw Beckerman
loopt ook al een tijdje rond hier in de Kamer en zij weet ook welke activiteiten die
netbeheerders allemaal hebben ontplooid. Dat ging ook over laadpalen. Er is van alles
verzonnen en dat is niet altijd nuttig geweest. Je moet er dus iets over opnemen.
Als u zegt «ik ga het opener in de wet formuleren», dan zegt u eigenlijk «ze mogen
meer doen». Ik zou dus preciezer naar dat limitatieve lijstje willen kijken.
Ik stel de vraag: hoort glasvezel binnen een netwerk, binnen een infrastructuurbedrijf?
Vinden we dat? Ik kan mij synergievoordelen voorstellen, bijvoorbeeld dat je de grond
open graaft en er dan gelijk twee kabels inlegt in plaats van een. Maar daar zullen
ook nadelen aan zitten, want je gaat nogal in de markt voor glasvezel interveniëren,
met een heel groot infrastructuurbedrijf dat echt veel geld heeft en waar een paar
miljoen verlies inderdaad, zoals collega Erkens zegt, ergens in die groep wordt uitgesmeerd.
Willen we dat?
Als u mij zou vragen of er activiteiten zijn waar ik over twijfel, dan zijn dat bijvoorbeeld
batterijen. Dat gaat over systeemoptimalisatie. De netbeheerders mogen niet in de
productie, handel en levering van elektriciteit zitten. In deze wet wordt dat ook
voor opslag vrij hard afgekaderd. Ik kan mij een model voorstellen – ik zal daar in
mijn volgende blokje ook vragen over stellen aan de Minister – waarin je de netbeheerders
wel plekken in hun net laat aanwijzen waar er batterijen komen. Maar het moet ook
denkbaar zijn dat ze die activiteit uitbesteden aan een bedrijf en dat je dus zegt:
op plek X komt er een batterij, primair om de netcongestie op te lossen. De netbeheerder
sluit dan een contract met een bedrijf dat het allereerst daarvoor doet, maar voor
de rest die batterij ook voor de handel in elektriciteit gebruikt. Die batterij is
namelijk pas rendabel als je hem volledig benut. Daar zit voor mij nog een open vraag,
zeg ik tegen mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zou willen dat we vooral de ruimte bieden aan de markt om erin te stappen met opslag
of conversie op het moment dat dat nodig is voor systeemoptimalisatie. Ik zou willen
dat, als dat niet gebeurt, je als netbeheerder wel de ruimte hebt om dat te doen,
desnoods tijdelijk. Je wilt immers dat lokale energiesysteem met opslag maximaal delen;
je wilt de conversie steunen, stutten, vooruithelpen en je wilt de lokale energiegemeenschappen
vooruithelpen. Daar wil misschien niet altijd een marktspeler instappen. Maar voor
het algemeen belang en qua maatschappelijke kosten zou je dat misschien wel willen.
Dat vind ik precies de plek waar je netbeheerders meer ruimte zou willen bieden.
De heer Bontenbal (CDA):
Maar dan moet je wel precies kijken wat die netbeheerder gaat doen. Hier is net ook
door collega Grinwis gezegd: er is heel veel kennis bij de netbeheerders van het energiesysteem.
Nou, op sommige plekken valt dat tegen, zeg ik tegen de heer Grinwis. Een aantal energieleveranciers
hebben echt veel meer kennis van hoe de handel in elektriciteit en gas werkt. Die
kennis zit helemaal niet bij de netbeheerders. Sterker nog, ik denk dat als je ze
daar de ruimte voor geeft, ze echt grote brokken gaan maken en met gemeenschapsgeld
heel veel dingen gaan leren. Nou, dat is prima, maar dat kost wel de belastingbetaler
geld. Als je zegt dat een batterij op bepaalde plekken in het energiesysteem maatschappelijk
nuttig is, zoals mevrouw Kröger nu suggereert, kun je ook zeggen: de netbeheerder
krijgt de mogelijkheid om te bedenken waar die batterijen in het net komen, maar vervolgens
wordt het via een tender aan bedrijven getenderd. Ik ga er namelijk van uit dat die
dat echt slimmer en goedkoper gaan doen dan de netbeheerder dat kan doen. Je kijkt
dan veel preciezer, en dan niet of de netbeheerder het wel of niet doet. Nee, je kijkt
welke plek die netbeheerder daarvoor in z’n net beschikbaar stelt, waarna die het
ook weer aan de markt overlaat.
De voorzitter:
Helder. De heer Grinwis heeft de oproep tot strijd gehoord en wil graag een interruptie
plegen. Meneer Grinwis, neem uw tijd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik liep net de zaal uit vanwege een telefoontje. Excuus daarvoor.
Maar bij dezen alsnog een interruptie. Ik begrijp dat de heer Bontenbal zich zojuist
niet heeft gevoegd in de lijn van de traditie van illustere voorgangers zoals de heer
Hessels. Ik ben benieuwd wat hij daarop te zeggen heeft. Collega Kröger en ik zijn
op zoek naar het volgende. In de energietransitietijd, een tijd vol dynamiek en onzekerheid,
wil je enerzijds het publieke belang borgen en anderzijds flexibel zijn en goed inspelen
op opgaven, niet alleen door een efficiencybril bekeken of door een «new public management»-achtige
bril bekeken. Dat is de dominante bestuurskundige stroming geweest uit de tijd dat
vorige wetten werden gemaakt, maar die tijd hebben we achter ons gelaten. Het gaat
mij gewoon om praktisch en vanuit publiek belang redeneren. Neem een probleem als
de Waddeneilanden. De heer Bontenbal komt daar nu eigenlijk ook al mee en zegt: dat
limitatieve lijstje uit artikel 3.19 is eigenlijk niet voldoende, want op de Waddeneilanden
kun je het oplossen door nog eens een extra kabel door de Waddenzee te trekken. Je
kunt echter ook de netbeheerder de mogelijkheid geven om een extra batterij erbij
te zetten en daarmee misschien het probleem op te lossen. Vanwege het strikte groepsverbod,
en dan zeker hoe strikt dat de afgelopen achttien jaar wordt geïnterpreteerd op EZK,
kan dat in de praktijk alleen niet. Dat terwijl we dat wel willen oplossen.
De voorzitter:
Uw tijd neem ik terug. Ik vraag u toch om naar de vraag over te gaan.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wat is de reactie van de heer Bontenbal daarop? Allemaal hebben we niet glasvezelbedrijven
of dochters op het oog, maar juist deze aspecten in het kader van energie.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik voeg me natuurlijk graag in de goede traditie van mijn voorgangers. Die voorgangers
zorgden er altijd voor dat ze robuuste amendementen indienden en niet zomaar met een
amendement kwamen dat de hele energiemarkt weer overhoop gooide. Zij deden ook recht
aan de geschiedenis van de afgelopen twee decennia, zeg ik even plagend tegen collega
Grinwis.
Ik vind het prachtig om een hele discussie te gaan voeren over publieke belangen.
Bij publieke belangen gaat het altijd over de vraag of er sprake is van marktfalen
en, zo ja, of dat gecorrigeerd moet worden. Dan kom je met overheidsinterventies.
Wanneer er sprake is van een natuurlijk monopolie, kom je met regulering, tariefregulering.
Dat zijn allemaal zaken om het publieke belang te dienen. Maar in deze discussie speelt
ook altijd mee – dat weet collega Grinwis ook – dat je de vraag stelt met betrekking
tot overheidsfalen. Je moet marktfalen afzetten tegen overheidsfalen. Het is dus niet
zo dat als een markt faalt, een overheid het altijd beter doet. Je zult moeten afwegen
of die overheid of dat publieke bedrijf het altijd beter gaat doen. Daar leg ik de
vinger bij. Dat is dus niet zo. U noemt het voorbeeld van de Waddeneilanden. Die projecten
lopen al heel lang. Is dat nou omdat ze niet genoeg ruimte hadden of is dat omdat
de netbeheerders de kennis ontbeerden? In het geval van zo’n Waddeneiland kan de netbeheerder
binnen het huidige groepsverbod zelf besluiten om met batterijen aan de slag te gaan,
maar dan op de manier die ik net aangaf, namelijk door plekken in het net aan te wijzen
en vervolgens te tenderen met marktpartijen. Ik vind dat collega Grinwis zo’n groot
geloof heeft in de netbeheerders. Misschien ben ik door schade en schande iets wijzer
geworden over wat ze écht kunnen. Ze zijn ontzettend goed in een paar dingen, namelijk
netbeheer. Dat moeten ze vooral heel goed doen. Daarin mogen ze echt innovatiever
zijn en daarin mogen ze van mij ook een grotere rol krijgen, vooral op het punt van
digitalisering en dat soort dingen. Ze zijn ontzettend goed als brandweerorganisatie.
Als er ergens een storing uitbreekt, zijn ze er binnen een halfuur en lossen ze het
op.
De voorzitter:
Het lijkt me dat dit niet meer helemaal betrekking heeft op de vraag en het antwoord.
De heer Bontenbal (CDA):
U heeft gelijk, voorzitter. Ik ben nogal breedsprakig.
De voorzitter:
U meent het. Dan ga ik verder naar de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik denk dat we dit debat nog wel gaan vervolgen, ook plenair nog, maar ik ben benieuwd
wat de Minister straks gaat zeggen. Het gaat niet alleen over de klassieke netbeheerders,
die de heer Bontenbal zelf kent, de decentrale netbeheerders of de Stedins van deze
wereld. Het gaat ook over de Gasunie en haar rol, over TenneT en over de flexibiliteit
die je daar misschien wil om grote nieuwe ontwikkelingen op het gebied van waterstof
of kernenergie voor elkaar te boksen. Het gaat ook om het herstellen van een fout
uit het verleden. Kan ik meneer Bontenbal misschien op dat laatste punt vinden, namelijk
dat we dat groepsverbod nogal ijzerenheinig tot het bittere einde hebben doorgevoerd
in de Nederlandse wetgeving, inclusief de splitsing van die energiebedrijven? Ik krijg
bijna de zorg dat de heer Bontenbal is bekeerd van goed zorgen voor publieke belangen,
zoals van oudsher, naar een soort liberaal geloof, marktgeloof of hoe ik het ook moet
noemen. De heer Bontenbal begrijpt wel wat ik bedoel.
De heer Bontenbal (CDA):
Hij begrijpt het heel goed, maar hij vindt het een beetje onzin wat collega Grinwis
zegt. Dat weet mijn broeder Grinwis ook. Nee, ik ben niet bekeerd tot het marktgeloof,
maar ik ben ook niet bekeerd tot het overheidsgeloof. Het CDA is een partij die met
name altijd de kracht van de samenleving ziet. Ik ga er niet van uit dat overheden
of publieke bedrijven altijd alles beter doen dan marktbedrijven. Dat lijkt u soms
wel te denken. Je moet heel precies per situatie kijken. Met betrekking tot bepaalde
nieuwe technologieën of de opslag van waterstof, bijvoorbeeld de rol van de Gasunie
in waterstof op zee en in CO2-opslag op de Noordzee, wil ik er zeker over nadenken of daar niet een grotere publieke
rol moet zijn. Sterker nog, ik heb zelf nog niet zo lang geleden een actieplan ingediend
over de marktordening voor CO2 en waterstof op de Noordzee, waarin ikzelf die voorstellen heb gedaan. De vraag aan
de ChristenUnie is of het groepsverbod daarvoor opzij moet of dat de huidige wet daar
gewoon ruimte voor laat. Laten we dat nou aan de Minister vragen. Als hij zegt dat
het allemaal kan binnen de huidige wet, is uw amendement niet nodig en gaan we gewoon
door met deze Energiewet zoals die er ligt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik geloof zeer in de samenleving en ik geloof juist in de samenwerking van krachten
uit de samenleving, krachten uit de markt en krachten van de overheid. Ze kunnen allemaal
falen; dat weten we ook. Daar moeten we ons dus altijd toe verhouden. Nog even ter
verheldering: mijn principiële betoog is, indachtig wat er de afgelopen 25 jaar is
gepasseerd, dat het groepsverbod de wet uit moet. Mijn pragmatischer terugvaloptie
is: artikel 3.19 verhelderen om te zorgen dat in het netbeheer bij de activiteiten
die nuttig zijn voor de energietransitie, niet zo’n strakke scheiding wordt gelegd
als de scheiding die nu wordt opgelegd. Zeker als we, zoals de afgelopen jaren is
gebeurd, die activiteiten strak interpreteren – want het hangt ook af van interpretatie
van wetsartikelen – ben je eigenlijk meer gericht op het in balans houden van bestaande
verhoudingen tussen markt en overheid dan op de energietransitie.
De voorzitter:
Oké, broeders, iets korter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ziet de heer Bontenbal het risico dat, als je daar te eng mee omgaat, de energietransitie
het kind van de rekening kan worden?
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat we niet dat artikel dat u bedoelt, vager moeten maken, maar dat we een
discussie moeten voeren over welke limitatieve lijst er is. Als steeds blijkt dat
iets nog niet geregeld is, dat het knelt en dat een markt niet op gang komt, gaan
wij tweeën een initiatiefwetsvoorstel maken of pakken we het op bij de jaarlijkse
wetsbehandeling, waarbij we het dan alsnog regelen. Want volgens mij gaat deze wet
elk jaar gewoon even door de wasstraat in de Tweede Kamer. We hebben dan dus jaarlijks
de mogelijkheid om toch even naar het lijstje nevenactiviteiten te kijken. De netbeheerders
zullen, hen kennende, ook aan de bel trekken op het moment dat dit het geval is.
De voorzitter:
Interessant debatje. Nou had mevrouw Postma eerder gemeld dat zij een interruptie
had. Zij ziet daarvan af, zie ik. Dan vraag ik de heer Bontenbal om zijn betoog te
vervolgen.
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Ik had nog iets over netbeheerders en batterijen, maar daarover heb ik
al genoeg gezegd in de interrupties.
Dan wil ik toch iets vragen over de rechten van aangeslotenen, iets meer in het algemeen.
Ik ben er zonet mee begonnen dat de knip tussen de transportcapaciteit en het aansluiten
nu wordt gemaakt, maar de achttienwekentermijn vervalt bijvoorbeeld ook. Daarover
is ook al lang discussie in de Kamer, want die termijn wordt niet gehaald. Maar wat
zijn nog de rechten van de aangeslotenen? Ik snap heel goed dat de netbeheerders vol
zitten en dat ze de tijd nodig hebben om het allemaal te kunnen fiksen, maar er moet
toch ook zoiets zijn als druk, ook van de aangeslotenen. De nieuw aan te sluiten klant
heeft toch ook recht op dingen? Nou dacht ik het volgende. Ik snap dat we die achttien
weken niet opnieuw in de wet zetten, maar zou er dan niet in de prijsregulering een
prikkel moeten komen voor de snelheid van aansluiten? Kunnen netbeheerders die sneller
aansluiten daar niet op een of andere manier voor beloond worden?
Dan iets over de verzorgingsgebieden van netbeheerders. Het is maar een klein puntje,
maar die verzorgingsgebieden overlappen elkaar niet altijd. Sterker nog, sommige regionale
netbeheerders hebben gebieden waarin ze wel gas maar geen elektriciteit hebben, of
hebben nog ergens een gek plukje netgebied in het noorden van het land. Ik kan me
voorstellen dat we daar ook nog eens naar kijken. Dat hoeft niet meteen nu, maar wellicht
kunnen we nog eens kijken of we niet wat logischere verzorgingsgebieden voor netbeheerders
kunnen maken. Ik kan me namelijk voorstellen dat dat ook hun effectiviteit bevordert.
Dan de frequentieveiling. Die hangt niet bij deze wet maar is toch belangrijk, omdat
de netbeheerders voor hun slimme meters op een gegeven moment moesten gaan concurreren
met marktpartijen voor de frequenties die gebruikt worden om slimme meters uit te
lezen. Dat is natuurlijk wel gek. Ik weet ook dat de netbeheerders het zelf misschien
ook niet helemaal verstandig hebben gedaan, maar kan de Minister er wel voor zorgen
dat dit niet nog een keer op die manier naar de markt gaat en er elke keer weer gedoe
over is? Als we die investering in die slimme meters namelijk op een of andere manier
dwars willen zitten, moeten we weer over die frequenties gaan beginnen. Kan de Minister
mij dus garanderen dat dit nu goed geregeld is?
Dan de transparantie bij de netbeheerders. Dat is voor mij ook een belangrijk ding.
De netbeheerders moeten transparanter zijn. In het wetsvoorstel staan wel dingen die
daartoe leiden. Als je namelijk een aansluiting wilt en de netbeheerder zegt dat dat
niet kan, moet de netbeheerder aantonen waarom het niet kan. Ik wil echt dat de ACM
of het Rijk daarbovenop zit. Netbeheerders moeten transparant gaan zijn over hoe vol
dat net nou zit en over wanneer er wel zicht is op aansluiting.
Dan wind op zee. De kosten daarvan worden natuurlijk via de netten versleuteld, maar
de vraag is dan wel steeds: wordt hier het kostenveroorzakersbeginsel nog netjes gehanteerd?
Die discussie hebben we destijds ook gehad. Je zou ook kunnen zeggen dat die kabels
gewoon aansluitingen zijn op het Nederlandse elektriciteitsnet. Nu hebben we gezegd
dat het eigenlijk een net op zee is, maar als je zo redeneert, moet je ook alle partijen
willen aansluiten die daarop willen aansluiten. Anders is het geen openbaar net op
zee. We gaan uit van een afschrijftermijn van, ik dacht, een jaar of 30, maar moet
je dan niet besluiten om ze in 40 jaar te gaan afschrijven? We gaan er immers van
uit dat die windparken op een gegeven moment ontmanteld worden en dat er dan iets
nieuws voor komt, dus een nieuw windpark of een nieuw gebruik van die aansluiting.
Als we dan een iets langere afschrijftermijn gebruiken, gaan ook de tarieven omlaag.
In de wet wordt een haakje gegeven om de kosten daarvan ook gewoon via subsidieregelingen
te doen. Ik ben wel benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt en wat hij van plan is
om daarmee te gaan doen.
Dan iets over de kosten van netverliezen. Daarover hebben we het hier zelden in de
Kamer, maar een deel van die netkosten zit in de kosten van netverliezen. Ik meen,
uit mijn hoofd, dat iets van 5% van de elektriciteit een soort van verloren gaat,
via kabels die warm worden en via diefstal en andere gekkigheden. Dat is nogal een
grote verbruiker. 5% van het elektriciteitsverbruik is een hele, hele, hele grote
verbruiker in Nederland. Daar wordt natuurlijk energie voor ingekocht door de netbeheerders
en die sluiten daarvoor allerlei contracten af met energieleveranciers. Kan daar misschien
wat meer toezicht op zijn? Die kosten lopen best wel op. Het is natuurlijk geen corebusiness
van de netbeheerders om die energie in te kopen. Kunnen ze daar een beetje bij geholpen
worden, zodat wij ook als samenleving weten dat er efficiënt wordt ingekocht?
Mijn volgende vraag gaat over digitalisering bij de netbeheerders. Zit dat voldoende
in de investeringsplannen? Als we het net slimmer willen gaan gebruiken, moeten we
zeker weten dat de netbeheerders ook digitaliseren. Kunnen we dat voldoende afdwingen,
zo vraag ik de Minister. Kunnen we voldoende afdwingen dat netbeheerders hun transformatorstations
digitaliseren? Daarmee liepen ze in het verleden sterk achter. Het was vaak ook een
kostenpost die ze wegstreepten op het moment dat er andere dingen gefinancierd moesten
worden. Dus kunnen we digitalisering harder afdwingen of zegt de Minister dat dit
een taak van de ACM is, dat die daarop moet toezien?
Dan iets over NU-Link. Collega Flach begon al over dit initiatief. Dat is een private
partij die een interconnectie met het Verenigd Koninkrijk wil maken. In de huidige
wet kan die partij dat nu niet meer doen. Willen we dat initiatief niet toch gewoon
doorzetten? TenneT schrijft immers wel degelijk dat er ook een punt is met leveringszekerheid
in de komende jaren. Die partij is allang bezig met dat initiatief, en die mag dat
dan niet meer. Ik zeg niet gelijk dat we het moeten doen, maar ik ben wel benieuwd
naar de reactie van de Minister. Het is gewoon een initiatief om die twee landen aan
elkaar te knopen. Waarom sluiten we dat nu uit?
De voorzitter:
Op dit punt is er een interruptie voor u van mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is altijd goed om landen met elkaar te connecteren, zoals dat zo mooi heet. Er
ligt natuurlijk al een voorstel, de LionLink, om ervoor te zorgen dat wij als Nederland
met het Verenigd Koninkrijk, in dit geval Engeland, gelinkt worden. Hoe ziet de heer
Bontenbal deze twee in combinatie met elkaar?
De heer Bontenbal (CDA):
Eigenlijk wil ik dat zelf niet hoeven beoordelen. Ik vind ook dat wij dat als Kamer
moeilijk kunnen beoordelen. TenneT maakt natuurlijk plannen voor leveringszekerheid.
Daaruit blijkt hoeveel gigawatt interconnectiecapaciteit wij met verschillende landen
nodig hebben. Dit is een initiatief dat loopt. Daar is natuurlijk ook gewoon door
die partijen geld in gestoken. Daar komt met deze wet eigenlijk een streep doorheen.
De vraag die ik stel, luidt: willen we dat of kan deze kabel nuttig zijn bij het vergroten
van interconnectiecapaciteit naast dat andere initiatief?
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb nog een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik had de vraag wel opgeschreven,
want die zit me al een tijdje dwars. De vraag gaat over een specifieke doelgroep,
namelijk de glastuinders. Sommige glastuinders hebben één heel groot perceel en gebruiken
veel gas en elektra. Dan doorlopen ze allerlei energiebelastingschijven en komen ze
ergens in de tweede of de derde schijf terecht. Maar er zijn natuurlijk ook glastuinders
die hun kavels hebben opgeknipt in een aantal percelen. Die doorlopen dan voor al
die percelen opnieuw de energiebelasting. Daarmee worden de grote glastuinders de
facto bevoordeeld ten opzichte van de wat meer versnipperde glastuinders. Dat blijf
ik altijd wel een beetje gek vinden. Ik snap het wel. Je levert aan een onroerende
zaak. Als die percelen echt gescheiden zijn, dan kun je ze ook moeilijk op één hoop
gooien. Maar kun je daar niet toch één virtuele aansluiting of iets dergelijks van
maken? Dit is een soort onrecht dat ik toch een beetje moeilijk te verkroppen vind.
Tenzij je de energiebelasting een flatrate maakt. Dan hebben we alle problemen opgelost.
Maar zover zijn we nog niet.
Dan iets over de gasinfra op de Noordzee. Dat heb ik erin gefietst omdat ik mevrouw
Postma er net iets over hoorde zeggen. Je kunt het opruimen of je kunt het laten liggen.
Ik zou zeggen: laten we die gasinfra vooral gaan gebruiken voor waterstofproductie.
Een deel kan misschien wel, denk ik, maar dat moeten we uitzoeken. Daar wordt onderzoek
naar gedaan. Er ligt een vrij groot gasnet. Als we dat nog ergens voor kunnen hergebruiken,
dan zou me dat een lief ding waard zijn.
Tot slot, voorzitter, mijn laatste punt: de allocatiepunten. Ik ga daar geen heel
lang verhaal van maken, maar ik was nog niet blij met de brief die ik kreeg, want
daarin werd gesuggereerd dat er overleg is geweest met de sector en dat die het ermee
eens is. Maar de sector zegt tegen mij: dat is helemaal niet waar. Dus er kan nog
heel veel gedoe komen over die allocatiepunten, bijvoorbeeld als je toestaat dat er
achter een allocatiepunt nog een ander allocatiepunt komt en ze tot dezelfde installatie
behoren. Er komt gewoon een hoop gedonder over balansverantwoordelijkheid of over
een meter die uitvalt terwijl de andere niet uitvalt, waarbij de eerste meter het
dan maar moet oplossen. Ik durf er een goede fles wijn op te zetten dat het een puinhoop
wordt en dat we er over een paar jaar heel veel spijt van hebben als we dit zo gaan
doen. Ik zou graag zien dat de Minister dat goed regelt in het Energiebesluit en daar
eerst opnieuw met de sector over gaat praten. Laten we alsjeblieft iets maken wat
werkbaar is en de transitie echt op gang helpt. Ik overweeg iets van een motie, maar
doorgaans is de Minister zo redelijk dat hij mij gewoon toezegt dat hij dat op gaat
lossen, zodat ik een motie achterwege kan laten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bontenbal. Volgens mij zijn er geen interrupties meer. Dan draag
ik het voorzitterschap over aan de heer Erkens.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dan mevrouw Beckerman, die tot de lunch zal praten. Ik moest wel lachen, want de heer
Bontenbal zei «ik zal een aantal dingen schrappen», maar het werd bijna een filibuster
rondom de allocatiepunten. Het was niet uw kortste inbreng, collega. Maar ik geef
het woord aan mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ja, de allocatiepunten! Haha. Nee. Ik heb al van verschillende
Kamerladen appjes gehad dat ze heel graag willen lunchen, maar helaas ben ik net zo
breedsprakig als andere pappenheimers in dit debat, dus ik ga toch nog wat inbrengen.
Ik vond het debat vorige week, en vandaag ook, interessant. We merken toch dat de
markt niet meer heilig is. Zelfs de VVD pleit hier voor het inperken van de macht
van bedrijven en vorige week voor het beschermen van huishoudens. De Minister pleitte
ervoor nieuwe warmtenetten publiek te maken, al is het maar gedeeltelijk. Dat gezegd
hebbende is deze wet geen kentering met decennia van geloof in de markt. Her en der
schaven we er wat scherpe kantjes van af. Het blijft de markt, maar wel iets aaibaarder.
Waar de Wet collectieve warmte straks weer gaat voor een collectieve aanpak en een
vaak publieke warmtevoorziening, doet deze wet dat expliciet niet. Waarom loopt dat
zo uiteen, vragen we de Minister.
Ik heb gisteren de dag besteed aan het lezen van stukken van voorgangers van deze
Minister, zoals de Derde Energienota van Minister Wijffels, om te kijken hoe het eigenlijk
zo is gekomen, hoe dit energiesysteem is opgebouwd. Daarin werd de privatisering van
energie aangekondigd. Het idee was dat Nederland hierin voorop moest gaan. De letterlijke
woorden waren: een keuze voor meer marktwerking, niet Europa volgend maar stimulerend.
De beloftes uit die jaren – goedkopere energie, betere efficiëntie, betere dienstverlening
– zijn niet ingelost. En de energiecrisis van vorig jaar laat de kwetsbaarheden zien:
er zijn private winsten, maar er zijn miljarden aan publiek geld nodig als het misgaat.
Hoewel de neiging bestaat om deze crisis niet in verband te brengen met hoe we ons
systeem hebben ingericht, zijn we er vooraf wel degelijk stevig voor gewaarschuwd
dat in een privaat energiesysteem prijspieken voorkomen.
Het is interessant dat de VVD zonet een terugkeer van de Energieraad bepleitte. Die
Energieraad bracht in de periode dat we het vorige systeem invoerden, een mooi rapport
uit. Hij schreef begin jaren 2000 een aantal kritische rapporten over de voorgenomen
verdere privatiseringen. Hij schreef: «Energiebedrijven zullen geen kapitale investeringen
doen als er onvoldoende zekerheid is dat de opgewekte elektriciteit gedurende langere
tijd tegen hoge prijzen kan worden verkocht. De markt neigt vanzelf naar krapte.»
Volgens mij is dit nog steeds een heel relevant punt. Een ander punt van de Energieraad
op dat moment was: «Als een crisis ontstaat is de kans groot dat de overheid moet
optreden als crisismanager.» Opnieuw een heel relevant punt.
Het was wellicht goed geweest, heb ik gisteren opgeschreven, als we ook nu een Energieraadrapport
hadden gehad. We kunnen natuurlijk niet weten wat er gebeurd was als we van energie
geen markt hadden gemaakt. Dat is volkomen helder. Maar wat we wel weten, is dat we
ten eerste naar een periode gaan met internationaal veel onzekerheid. Dat is bijna
eufemistisch uitgedrukt. Ten tweede willen we graag nieuwe duurzame energie produceren
en gebruiken. Ten derde wordt opslag steeds crucialer. Vorig jaar zagen we in de energiecrisis
hoe cruciaal gasopslag was. Dat zal zeker in een nieuw energiesysteem, dat in de woorden
van deze wet «grilliger» is, cruciaal zijn. De vraag past daarbij of een privaat systeem
wel het beste werkt. Juist overschakelen op een veelvoud van bronnen in een grillig
systeem vraagt om een goede planning van zowel productie en netcapaciteit als opslagcapaciteit.
Wat past daar nou het beste bij? Hoe zorgen we voor betrouwbaar en betaalbaar, als
we het systeem zo privaat laten?
Mevrouw Postma (NSC):
Een volgens mij terecht betoog over de waarde die het kan hebben om belangrijke zaken
in overheidshanden te houden. Het is ook wel terecht dat je niet weet wat de markt
doet als je het nooit een kans hebt gegeven. U noemde kort het belang van leveringszekerheid.
We hadden het net al even over het opslaan van energie, waarbij ik de Minister heb
gevraagd waar de grens ligt. Juist het werken met heel grote batterijen kan heel goed
werken voor de netcongestie. Is de SP het met mij eens dat het eigenlijk wel heel
belangrijk is om ervoor te zorgen dat dat in publieke handen kan zijn? Wij zien bijvoorbeeld
dat veel van die batterijen in handen zijn van private equity. Nu heb ik geen illusie
over het feit dat zij het liefst gewoon heel veel geld verdienen met de handel die
erbij hoort, dus goedkoop inkopen en op een ander moment weer loslaten. Daar zit voor
onze fractie een angst bij dat dit betekent dat het energiebedrag voor de huishoudens
uiteindelijk gewoon hoger wordt. Deelt mevrouw Beckerman dat?
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, deelt u dat?
Mevrouw Beckerman (SP):
Deelt de SP de mening dat private equity vooral gericht is op het maken van snelle
winsten en dat dat niet altijd in het belang is van de consument? Dat is niet een
heel moeilijk antwoord. Ja, dat is zo. Dat is precies de mening die de SP is toegedaan.
Dat geldt natuurlijk breder dan alleen voor energie.
Maar ik vind het punt over de opslag heel interessant. Vorig jaar, in de energiecrisis
en gascrisis, vond ik het heel pijnlijk dat alle gasopslagen privaat waren, deels
zelfs in handen van Gazprom. De heer Erkens heeft vorige week in een debat – ik weet
niet of u daarbij was – zelfs gepleit voor een verplichte vulgraad. Het blijft natuurlijk
ingewikkeld dat je het zo privaat hebt gemaakt en daar vervolgens als overheid van
alles aan moet doen, terwijl de markt ernaar neigt om voor een zo goed mogelijke prijs
te verkopen maar de overheid ervoor moet zorgen dat iedereen voldoende warmte en energie
heeft. Daarom denk ik dat we bij het vormgeven van een nieuw systeem echt goed moeten
bekijken of het wel zo’n slimme keuze is om dat privaat te maken. Ik denk dat het
heel goed zou zijn als we investeren in opslag en dat we dat publiek doen. Er is nog
een andere reden. Als je opslag allemaal individueel gaat regelen, ook als je naar
wijken kijkt, is dat veel kostbaarder, maar ook milieutechnisch niet heel verantwoord
met al die losse kleine batterijen. Het simpele antwoord was dus ja. Maar goed, breedsprakigheid
is ...
De voorzitter:
Dat gunnen wij u ook na de heer Bontenbal, dus dat is prima. Mevrouw Beckerman vervolgt
haar betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. We doen nu net alsof alles de schuld is van Bontenbal, terwijl
we zelf net zo breedsprakig zijn.
De heer Bontenbal (CDA):
Niet altijd is alles de schuld van het CDA. Dat klopt in dit geval ook niet.
De voorzitter:
Ik kan de microfoons niet uitzetten, omdat ik niet de voorzittersplek heb helaas.
Maar mevrouw Beckerman vervolgt haar betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Bontenbal! Nee, wij willen
de VVD ook nog weleens wat schuld toeschuiven. Maar dat kan allemaal nog komen.
Laten we even naar de saaiere en concrete punten voor vandaag gaan, zoals het prioriteringskader
voor ruimte op het net. We hebben de regering de vraag gesteld waarom ze geen duidelijk
prioriteringskader heeft opgenomen om een eerlijke, op publieke waarden gestoelde
verdeling van de beperkte ruimte op het net te waarborgen. De regering stelt dat zij
op grond van jurisprudentie van het Europese Hof niet bevoegd is om aanvullende regels
te stellen over het aansluiten en transporteren door de TSB’s en de DSB’s en dus ook
niet over de eventuele prioritering daarbij. Echter, de ACM beveelt in haar analyse
van de wet juist aan om houvast te geven aan netbeheerders om toch keuzes te kunnen
maken. De ACM meent dat een duidelijk kader voor de prioritering van netinvesteringen
door netbeheerders wenselijk en nodig is om te zorgen voor een prioritering die voor
de samenleving als geheel de meeste waarde heeft. Dit voorkomt dat de volgorde van
netinvesteringen kan worden bepaald door een te beperkte en eenzijdige belangenafweging.
Ervaring leert ons dat voorgaande kabinetten maar al te graag en overhaast een extreme
lezing van Europese wetgeving en jurisprudentie volgde. Dit heeft geleid tot een privatiseringsgolf
die in andere landen niet in zo’n extreme mate heeft plaatsgevonden; de voorbeelden
zijn vandaag al vaak genoemd. En dit allemaal omdat de regering bang was om Europese
wetten te overtreden. De SP is bang dat dit hier nu weer speelt. Kan een prioriteringskader
echt niet? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om invulling te geven aan de aanbeveling
van de ACM? Hoe houdt het kabinet de verschillende afwegingen en voorstellen werkbaar
voor gemeenten en systembeheerders?
Dan de investeringsplannen. Elke twee jaar delen netbeheerders mee welke verbeteringen
en reparaties er gepland staan en hoeveel geld er de volgende tien jaar geïnvesteerd
wordt. De meest recente investeringsplannen zijn op 1 november 2023 ter consultatie
aangeboden. Wij vragen ons oprecht af – mevrouw Rooderkerk stelde deze vraag volgens
mij ook – of netbeheerders met tien jaar wel ver genoeg vooruitkijken, want over tien
jaar zijn we volgens de huidige planning niet eens halverwege de energietransitie.
Als wij doelen hebben voor 2050, moeten de plannen van de netbeheerders daar dan niet
op gericht zijn? Moet in de plannen niet minimaal 25 jaar vooruit worden gekeken?
Anders kan de situatie ontstaan dat wij nu het net verzwaren in voorbereiding op het
energiesysteem van 2035, waarna wij in 2037 weer opnieuw kunnen beginnen voor het
energiesysteem van 2050. Dat zou toch een verspilling zijn van tijd, energie en geld.
Graag een reactie hierop.
De ACM merkt verder op dat het wetsvoorstel Energiewet weinig houvast geeft om de
vraag te beantwoorden of een netbeheerder genoeg doet om transportschaarste te voorkomen.
Het wetsvoorstel draagt de netbeheerders op om te waarborgen dat hun net op de korte
en de lange termijn kan voldoen aan de redelijke vraag naar transport van energie,
maar eigenlijk is onduidelijk wat «redelijke vraag» nou is. Wat houdt dat nou in?
Kan de Minister meer informatie geven over «lange termijn», «genoeg» en «redelijke
vraag»? Wat is de uitwerking van die drie? Kunnen deze definities preciezer worden
geformuleerd? Kan de regering onderbouwen waarom deze definities nu zo vaag worden
gehouden? De SP is van mening dat een betere definiëring ten goede zou komen aan een
gerichte en toekomstbestendige transitie.
We hebben eerder vragen gesteld over de manier waarop maatstafconcurrentie vormgegeven
wordt. Heeft de Minister hiervan een update? Hoe borgt de Energiewet dat maatstafconcurrentie
langetermijndenken beloont en kortetermijndenken in termen van efficiëntie voorkomt?
Voorzitter. Het Adviescollege toetsing regeldruk, ATR, adviseert negatief over dit
wetsvoorstel, met name omdat verplichtingen uiteindelijk pas in lagere regelgeving
uitgewerkt worden. Zij adviseren dan ook om inzicht te bieden in wat inhoudelijk met
de lagere regelgeving wordt beoogd. De regering heeft aangegeven dit te hebben gedaan
om gelaagdheid te borgen. Wij vrezen dat hiermee veel verantwoordelijkheid wordt overgeheveld
naar de lagere overheden, zonder dat de capaciteit wordt vergroot. Hoe voorkomen wij
dat de effectiviteit van de wet wordt ondermijnd door een gebrek aan middelen en capaciteit
bij andere overheden?
Voorzitter. Het voordeel van de laatste spreker zijn is dat er al veel gezegd is,
maar ik wil nog wel een voor de SP belangrijk punt noemen, namelijk rechtvaardige
energietarieven. Vorige week hebben we daar natuurlijk ook al veel over gezegd. Heel
lang is gedacht dat huishoudens door middel van prijsprikkels zouden gaan verduurzamen.
Een steeds hogere belasting op gas moest hiervoor gaan zorgen. Heel veel huishoudens
kunnen helemaal niet zelf verduurzamen, omdat ze huren of omdat ze wel een koophuis
hebben maar te weinig geld om te investeren. Dit jaagt mensen de armoede in en het
helpt het klimaat niet.
Aan de andere kant, en dit raakt aan het debat van vandaag, zijn er grote energieverbruikers
die juist zeer weinig belasting betalen. Nederland kent een degressieve structuur
voor de energiebelastingtarieven voor aardgas en elektriciteit. Grote energie-intensieve
bedrijven betalen dus relatief veel minder energiebelasting dan huishoudens. Hierdoor
vormt deze regeling een perverse prikkel en wordt besparen op eindgebruik niet optimaal
gestimuleerd. Deze regeling is bovendien niet rechtvaardig. Vorig jaar heeft het kabinet
mooie stappen gezet om de degressiviteit in het energiebelastingstelsel te verminderen,
maar de belastingen zijn nog verre van gelijk. De vervuiler betaalt dus nog niet.
Tegen 2030, als de vermindering van degressiviteit is voltooid, zullen huishoudens
nog steeds 25 keer zoveel energiebelasting betalen als de grootste gebruikers. Dat
is een gigantisch verschil, 25 keer! Wat de SP betreft is dit teleurstellend. Dit
past niet binnen een rechtvaardig klimaatbeleid. Ziet het kabinet in de Energiewet
nog kansen om dit recht te zetten? Hoe verdedigt de regering het beleid dat de grootste
gebruikers uit de wind houdt en de vervuilers een korting geeft?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan draag ik het voorzitterschap weer over aan mevrouw Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Er ligt een keuze voor. Is dat nog steeds het geval, Minister? Ja. De
Minister heeft namelijk aangeboden – dat is een prachtig aanbod – om de vragen uit
het blokje data van vorige week die nog niet beantwoord zijn, direct te beantwoorden.
We kunnen ook schorsen voor de lunch. Voor de mensen thuis: een paar mensen keken
mij heel paniekerig aan, dus we gaan schorsen voor de lunch. U heeft opnieuw veel
vragen gesteld, dus we zullen wel een schorsing van drie kwartier moeten inlassen.
We gaan drie kwartier schorsen. We komen om 14.10 uur terug.
De vergadering wordt van 13.22 uur tot 14.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet u allen welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken
en Klimaat bij het debat over de Energiewet. Vandaag staat de behandeling van het
onderdeel systemen op het schema. We hebben net geluisterd naar de inbreng van de
Kamer in eerste termijn. We gaan nu luisteren naar de beantwoording door de Minister
in eerste termijn. Het zal alle vragen betreffen die zojuist zijn gesteld, alsmede
het blokje data van vorige week. Toch stel ik voor om nog steeds zes interrupties
van de zijde van de Kamer toe te staan. Alleen wanneer we er allemaal een beetje vlot,
kort en bondig doorheen gaan – dat kan ik de Minister toevertrouwen, maar bij mijzelf
en de Kamerleden is dat soms wat grilliger – kunnen we wat extra interrupties toevoegen.
Maar ik moet u wel melden dat de eindtijd van 19.00 uur vandaag ook echt de eindtijd
zal zijn. Dan geef ik nu het woord aan de Minister. Ik verzoek hem om eerst even de
blokjes van de beantwoording te noemen.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga proberen om ongeveer 250 vragen te beantwoorden. Ik
begin zo meteen met een korte inleiding en een paar algemene vragen, ook over het
NPE. Het eerste blok is netcongestie. Het tweede is taken netbeheerders. Het derde
is prioriteren van investeren en aansluiten. Het vierde is hybride interconnectoren
en wind op zee. Het vijfde is toezicht en taken van de ACM, inclusief de tarieven.
Dan de overige vragen die in dit debat zijn gesteld, daarna het blok data van vorige
week en dan de appreciatie van de amendementen. Als ik dat zelf voor 19.00 uur haal,
dan heb ik heel snel gepraat, dus ik ga meteen beginnen als u het goedvindt.
Voorzitter. De Energiewet regelt heel veel voor ons hele energiesysteem, naast de
betere bescherming voor consumenten die we vorige week al bespraken. De Energiewet
zet veel voort in het centrale systeem, dat op dit moment goed werkt, zoals het netbeheer
en het toezicht. De wet geeft daarnaast meer mogelijkheden om ons energiesysteem ook
decentraal beter te organiseren, bijvoorbeeld tegen de files op het elektriciteitsnet.
Naast deze wet bestaat de aanpak van netcongestie ook uit sneller bouwen en uitbreiden,
slimmer inzicht en meer transparantie en het beter benutten van het netwerk.
De Energiewet maakt ook regels mogelijk voor de volgorde van investeringen in het
energiesysteem. Wat voorrang krijgt, zijn de investeringen die nodig zijn voor de
nationale en provinciale projecten uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie
en Klimaat. Dat zijn bijvoorbeeld de investeringen voor wind op zee, verduurzaming
van de industrie en de uitbreiding van onze woningbouw.
De afgelopen week heeft u de derde nota van wijziging ontvangen. Op verzoek van de
Kamer voeg ik nu ook de regels voor het elektriciteitsnet op zee daaraan toe, de zogenaamde
hybride interconnectoren. Dat is een windpark op zee dat verbonden is met het net
van twee landen en zo grensoverschrijdende elektriciteitsuitwisseling mogelijk maakt.
Het zorgt voor leveringszekerheid tegen lagere kosten en voor een efficiënt gebruik
van de infrastructuur op de Noordzee en bij de aanlanding. Het brengt een duurzaam,
betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem dichterbij.
Voorzitter. Een van de favoriete onderwerpen van mijzelf en de Kamer is het Nationaal
Plan Energiesysteem. We brengen nu in kaart hoe het energiesysteem er in 2050 uitziet
en wat er in de komende jaren nodig is om daar te komen. We beschrijven de eindbestemming
en hoe we daar stap voor stap komen. Zo hebben we meer regie en sturing op het energieaanbod,
de infrastructuur, hoeveel ruimte er nodig is en hoe we deze verdelen en waar we besparen.
Zo bouwen we met het Nationaal Plan Energiesysteem aan de toekomst van energie in
ons land. Ik voldoe daarom graag aan het verzoek van de heer Erkens om een nota van
wijziging te sturen om het Nationaal Plan Energiesysteem ook goed in deze Energiewet
te verankeren.
De heer Erkens en ik hebben vaker over deze onderwerpen gesproken, ook naar aanleiding
van een eerdere initiatiefnota van hem. Via de nota van wijziging die ik nog voorafgaand
aan de plenaire behandeling zal toesturen, zorgen we ervoor dat de hele cyclus van
het NPE goed in het wetsvoorstel wordt verwerkt, net als de energiestrategie die de
heer Erkens ook voorstelt. De jaarlijkse Energienota met beleidsprioriteiten van het
kabinet voor het energiebeleid komt namelijk overeen met het voorstel. Het kabinet
ziet leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid als de belangrijke thema’s, ook
voor het NPE. Ik zeg ook toe dat deze thema’s goed zullen worden meegenomen in de
verdere uitwerking van de hele cyclus.
Advies vanuit een onafhankelijk adviesorgaan gevormd door een selecte groep van nationale
en internationale experts kan daarop een waardevolle toevoeging bieden. Het is belangrijk
dat de raad voor energie zich dan niet focust op een deelthema maar vooral echt integraal
kijkt, zodat Kamer en kabinet daarover goed worden geadviseerd. Ik kom straks nog
bij de appreciatie van het amendement van het lid Erkens, maar u kunt zich wel iets
voorstellen bij mijn oordeel daarover, denk ik.
Er zijn een paar algemene vragen gesteld over het hele systeem dat we met elkaar aan
het bouwen zijn. De heer Grinwis vroeg naar het 100% CO2-vrije elektriciteitssysteem. Dat is ook echt het doel van het Nationaal Plan Energiesysteem.
In bijlage B is reeds een ontwikkelpad voor de elektriciteitsketen opgenomen en op
mijn initiatief is tijdens het Nederlandse voorzitterschap van het Pentalateraal Energieforum
ook een verklaring getekend door alle landen in Noordwest-Europa dat ook zij zullen
streven naar die 100% CO2-vrije elektriciteitsproductie in 2035. Dat gaan we natuurlijk voor een groot deel
al bewerkstelligen via ETS1 met afnemende emissierechten. Maar wij zullen de komende
jaren ook echt moeten sturen op het flexibele vermogen dat we nodig hebben op de momenten
dat zon en wind niet in de gewenste productie kunnen voorzien.
We zijn op dit moment volop bezig met een aantal lopende onderzoeken. Een deel daarvan
komt in de loop van dit jaar beschikbaar. Maar ik deel dus helemaal met de heer Grinwis
dat we in de komende twee, drie jaar nog een aantal fundamentele keuzes moeten maken
over welke rol het flexibele vermogen gaat spelen en wat de beste financiering daarvoor
is, om het ook echt in de markt te houden.
De heer Grinwis vroeg meer in algemene zin ook naar de veiligheid van het systeem.
We zien natuurlijk een groeiende interesse van ongewenste actoren in onze energie-infrastructuur.
De bescherming en veiligheid van die energie-infrastructuur heeft dan ook de allerhoogste
prioriteit. Vitale-energieaanbieders zijn hier op de eerste plaats zelf verantwoordelijk
voor en nemen ook aan de lopende band weerbaarheidsmaatregelen. EZK en de betrokken
veiligheidsdepartementen ondersteunen dit onder andere met de rijksbrede implementatie
van de tweede Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn en de richtlijn inzake de
weerbaarheid van kritieke entiteiten. Hierbij zijn dus alle Nederlandse partijen in
de veiligheidsketen betrokken.
De heer Kops vroeg naar de omvang van de investering die nodig is voor dit hele systeem.
De systeembeheerders voor gas en elektriciteit verwachten de komende jaren gemiddeld
8 miljard per jaar te investeren. Het grootste deel van die investeringen gaat naar
de uitbreiding van het elektriciteitsnet, met als hoofddoelen: infrastructuur die
betrouwbaar en veilig is, het faciliteren van de groei van woningbouw en economie,
en natuurlijk het inpassen van de energietransitie. De investeringsplannen van de
netbeheerders kijken hierin tien jaar vooruit. Daar hebben ook meerdere leden naar
gevraagd.
Ik denk dat het belangrijk is om ons te realiseren dat die investeringsplannen elke
twee jaar moeten worden geüpdatet. Tien jaar vooruitkijken is dus wel een continu
bewegende doorkijk. Het is dus niet zo dat wat nu gepubliceerd is richting 2034 vanaf
nu tien jaar stilstaat. Dit wordt echt elke twee jaar weer geüpdatet en daar vormt
het meerjarig investeringskader voor energie en klimaat een belangrijke basis voor.
De ACM toetst nadrukkelijk of de investeringen voldoende zijn.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik heb een vraag over de termijn van tien jaar voor de investeringsplannen. In de
huidige AMvB staat tien jaar. Zou de Minister willen overwegen om in de nieuwe AMvB
op te nemen dat er naast de komende tien jaar ook altijd een doorkijk is naar, laten
we zeggen, 25 jaar, zodat we niet opnieuw verrast worden door snelle ontwikkelingen
en genoeg tijd hebben om ze goed te kunnen implementeren?
Minister Jetten:
Als ik het debat zo hoor, denk ik dat wij deze koppeling nog nadrukkelijker moeten
gaan maken bij onze continue update van het Nationaal Plan Energiesysteem. Wij willen
immers juist vanuit het NPE veel meer sturing en richting geven aan de netbeheerders
in wat wij van hen verwachten om dat energiesysteem ook daadwerkelijk mogelijk te
maken. Er zijn een paar dingen die we nu verder aan het uitbouwen zijn: de afbouwpaden
van gas en het meer decentrale element van het NPE. Ik ga ervan uit dat dit ook weer
zal leiden tot nieuwe vragen en opdrachten voor de netbeheerders. Ik ga er dus even
over nadenken hoe ik de aansporing van de heer Flach zo goed mogelijk kwijt kan in
die koppeling tussen het continu bijstellen van het NPE en het tweejaarlijkse bijstellen
van het IP.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman stelde terecht dat de huidige Elektriciteitswet en Gaswet
behoorlijk oud zijn en dat er nu echt een fundamentele kentering komt in de rolverdeling
tussen markt en overheid. De ordening voor elektriciteit en gas is ook echt anders
dan die voor warmte. Bij warmte heb ik met het kabinet heel nadrukkelijk gekozen voor
een veel grotere publieke rol, onder andere vanwege het aantal huishoudens dat de
komende jaren zal worden aangesloten op collectieve warmte. Bij dat geïntegreerde
systeem zit je gewoon vast aan een en hetzelfde bedrijf. Dat vraagt ook om een veel
grotere rol van publieke partijen. U heeft wellicht vandaag al met een schuin oog
naar de Voorjaarsnota gekeken. Daarin zijn een aantal maatregelen opgenomen om de
uitrol van die publieke warmtevoorzieningen ook financieel te ondersteunen.
Bij elektriciteit en gas gaat het echt om concurrentie op de infrastructuur, waarbij
we de consumentenbescherming met deze Energiewet echt flink versterken ten opzichte
van de wetgeving die we nu kennen. De rol van de ACM is ook groter en die wordt ook
nadrukkelijker ingevuld door de ACM. We bezien de taken van de netbeheerders ook in
het licht van de energietransitie, energieonafhankelijkheid en energieleveringszekerheid;
daar kom ik straks op.
Tot slot in het algemene blok. Mevrouw Kröger benadrukte nogmaals het decentrale onderdeel
van het systeem, in lijn met haar betoog over het Nationaal Plan Energiesysteem. Dat
klopt. Meer en meer zal er een decentraal energiesysteem worden opgebouwd naast het
centrale energiesysteem dat we nu hebben, niet per se ter vervanging ervan maar echt
aanvullend op elkaar. Deze ontwikkeling beschrijven we ook nadrukkelijk in het NPE.
Naar aanleiding van het debat dat ik daarover had met mevrouw Kröger, en haar motie,
gaan we dat in het vervolg van het NPE verder invullen.
Dit wetsvoorstel zet daarvoor alvast een aantal stappen; meer ruimte voor lokale initiatieven
met de introductie van peer-to-peerhandel en betere inbedding van energiegemeenschappen.
Die zullen we de komende jaren verder moeten uitbouwen, met de implementatie van de
EMD-richtlijn die er nog aankomt, om alvast een stap in die richting te zetten. Ik
kom straks nog op het amendement dat mevrouw Kröger heeft ingediend. Zij voegde daar
in haar termijn ook het prachtige woord «energieplanologie» aan toe. Dat is ook wel
relevant om dat decentrale energiesysteem daadwerkelijk van de grond te krijgen.
Naast het Nationaal Plan Energiesysteem zullen we dan ook regionale energiestrategieën
goed moeten benutten. Wat wil je aan decentrale opwek en opslag? Welke rol spelen
energie- en warmtegemeenschappen daarin? Hoe stuur je als medeoverheid via je ruimtelijk
instrumentarium om dat voor elkaar te krijgen? Welke rol gaan systeembeheerders spelen
om die energie- en warmtegemeenschappen dan ook zo goed mogelijk te faciliteren? Dat
heeft deels een basis in deze Energiewet. Wellicht wordt die nog wat steviger met
het amendement-Kröger. Bij de implementatie van de richtlijn volgend jaar komt dat
meer in detail.
Voorzitter. Het ging in dit debat heel veel over netcongestie, en daar hebben we gelukkig
ook reguliere debatten over. Ik begrijp de aandacht ervoor in dit debat, ook vanwege
de link met de Energiewet. Het is deels technisch, deels politiek. Ik ga in hoog tempo
door de gestelde vragen heen.
De heer Flach vroeg naar bovenleidingen van het openbaar vervoer. Die kunnen inderdaad
een rol spelen bij het oplossen van netcongestie, door meervoudig gebruik van ov-netten
toe te staan. We zijn nu bezig met IenW en ProRail om te kijken wat hier mogelijk
is. We verwachten dat dit onderzoek eind dit jaar is afgerond. Ik denk dat we hiermee
in het midden van het land al op wat kortere termijn ervaring kunnen opdoen, omdat
ProRail daar echt bereid is om te helpen bij het oplossen van netcongestieproblemen
bij een aantal bedrijven in dat gebied.
De heer Kops vroeg naar het kenniscentrum netcongestie, een suggestie van een gedeputeerde
van Flevoland, maar ook van de aanjager van «slimmetstroom». Ik ben ook voorstander
van een dergelijk kenniscentrum en ik ben nu aan het kijken hoe en waar we dit het
beste kunnen organiseren voor maximale kennisuitwisseling. In de volgende brief Netcongestie
zal ik u informeren over mijn besluit hierover.
De heer Kops vroeg ook naar het verschuiven van afnemer naar meer actieve afnemer.
Het is hier belangrijk dat alle huishoudens kunnen meedoen aan de energietransitie
en dat de drempel daarvoor zo laag mogelijk is. Dat doen we enerzijds door het bieden
van subsidies en leningen tegen lage rentes, of 0% rente, via het Warmtefonds. Maar
dat doen we ook door via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie te kijken hoe we
in het laagspanningsnet consumenten kunnen uitdagen om in te spelen op deze opwek-
en vraagrespons. Zowel de heer Kops als anderen stonden nogmaals stil bij het belang
van dat je daar als consument ook echt zelf over gaat. Zoals ik eerder heb aangegeven,
hoeft niemand zich zorgen te maken dat deze Minister of iemand van de netbeheerder
bij u thuis in de meterkast kruipt. Het gaat uiteindelijk echt om keuzes die je zelf
als consument actief moet maken. Op dat punt wil ik de heer Kops dan ook nogmaals
geruststellen. De aanpassingen die de meeste impact hebben, hebben eigenlijk ook nauwelijks
effect op wat je daar als consument van merkt. Als je weet dat de auto vele uren aan
het net zal staan, dan kun je de laadpalen slim laten laden, in plaats van de auto
in één keer vol te laden. Ook hybride warmtepompen kunnen slim wisselen tussen elektriciteit
en gas om daarmee problemen op het net te voorkomen, terwijl je huis wel gewoon opwarmt
tot de temperatuur die je zelf als consument hebt ingesteld. We gaan de komende tijd
dus ook echt regelen dat je actief goedkeuring moet geven voor inzicht in je data
en voor deelname aan dat slimme congestiemanagement. De Energiewet laat het ook aan
consumenten om te kiezen of ze daar wel of niet aan willen deelnemen.
Naast de actieve instemming is het ook een belangrijk uitgangspunt dat je er als consument
voor wordt beloond. Wat zie je er in positieve zin van terug op je energierekening
als je bereid bent om op deze manier flexibel mee te werken? Je ziet ook dat steeds
meer mensen hiervoor aparte contracten aangaan, met meer dynamische tarieven via de
leverancier of aggregaten. Daarover heb ik ook eerder richting mevrouw Beckerman en
haar voorganger, mevrouw Leijten, aangegeven dat het heel relevant is dat consumenten
wel weten wat de voor- en nadelen zijn van zo’n dynamisch contract, want als je er
niet op kan inspelen, dan kan het ook juist tot hogere kosten leiden. In het licht
van de onlangs unaniem aangenomen motie-Kops zijn we nu bezig om ervoor te zorgen
dat die actieve instemming van de consumenten vooraf goed geregeld is. In de volgende
brief over netcongestie zal ik u daar ook over informeren.
De heer Kops (PVV):
De Minister benadrukt dat het allemaal op basis van vrijwilligheid gaat en dat huishoudens
moeten instemmen. Dat is heel goed, maar wat komt er dan precies in zo’n vraagresponsovereenkomst
te staan? Als daarin afspraken worden gemaakt over het aanzetten, uitzetten, opschakelen
of afschakelen van apparaten, hoe zien die afspraken er dan uit? Hoe bindend zijn
die dan in de praktijk?
Minister Jetten:
Ik zie niet voor me dat we dan echt tot op de kleinste elektrische apparaten in huis
gaan sturen. Dat gaat ook echt niet. Het gaat echt om de grote energievragers. Laadpalen
en warmtepompen staan daarbij dus met stip bovenaan. Hybride warmtepompen zouden bijvoorbeeld
nu ook al op momenten dat er echt piekvraag is op het elektriciteitsnet door slimme
aansturing sneller op gas kunnen overschakelen in plaats van op elektriciteit en daarmee
de druk op het net verminderen. Daar kan de installatiebranche ook bij helpen. Je
ondervindt daar als consument geen last van, omdat die hybride warmtepomp dan nog
steeds je woning verwarmt via gas. Het gaat er echt om dat we helemaal aan de voorkant
bepalen onder welke voorwaarden zo’n apparaat zou kunnen schakelen tussen energiebronnen,
om het elektriciteitsnet voor de hele buurt goed overeind te houden.
De heer Kops (PVV):
Worden er in zo’n overeenkomst wel concrete afspraken gemaakt over zulke apparaten
die veel energie verbruiken? Worden die afspraken concreet op apparaatniveau gemaakt,
waarbij wordt bepaald wat er in iedere situatie zal gebeuren? Gebeurt dat wel?
Minister Jetten:
Ja, dat zal gebeuren. Ik weet nog niet precies op welk detailniveau, maar je moet
inderdaad aan de voorkant weten onder welke voorwaarden dit dan gaat gebeuren. Zoals
ik net ook zei, willen we natuurlijk ook graag aan de voorkant weten welke positieve
prijsprikkels daar tegenover staan, want dat zal voor consumenten waarschijnlijk meespelen
in of zij hier überhaupt aan mee willen werken of niet.
De heer Kops (PVV):
Hoe gaat het dan als een huishouden in een later stadium beslist dat het dit toch
niet wil en het wil afzien van de afspraak in die overeenkomst, omdat het toch op
dat moment zijn laadpaal wil gebruiken? Heeft zo’n consument dan gewoon pech? Wordt
hij dan afgeschakeld, omdat dat zo afgesproken is? Hoe gaat dat? Hoe bindend is dat?
Minister Jetten:
Dat vind ik een goede vraag. We moeten bij de uitwerking ook zeker kijken naar hoe
je er ook weer van afkomt. We moeten ervoor zorgen dat je niet ergens voor het leven
moet tekenen, want dit is ook iets wat zich de komende jaren verder zal moeten ontwikkelen.
Als je op een gegeven moment vindt dat de prijsprikkel bijvoorbeeld niet meer interessant
genoeg is, moet je daar ook weer van af kunnen stappen. Het gaat dus om de actieve
instemming vooraf, maar dan moeten we ook aan de voorkant met elkaar spelregels bedenken
over hoe je er weer onderuit zou kunnen komen. Ik zal dat in de uitwerking meenemen.
De voorzitter:
Ik ga naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ga even door op de vraag van de heer Kops, want die vond ik interessant. Wat gebeurt
er nou als je daar toch van wilt afwijken? U geeft in uw antwoord aan dat je het contract
op een gegeven moment weer kunt ontbinden. Maar belangrijker is dat er soms gewoon
situaties zijn waarin je je auto wilt laden. Er zijn soms situaties waarin je even
de verwarming omhoog wilt zetten, bijvoorbeeld als je een ziek kind thuis hebt, of
iets anders. Dan is het zaak dat je op dat moment kunt overrulen. Dat moet wel in
het contract terechtkomen om ervoor te zorgen dat je als consument toch nog steeds
wel de zeggenschap hebt over de warmte in je eigen huis of wanneer je je auto oplaadt.
Dus die uitzonderingsgevallen moeten wat NSC betreft ook worden meegenomen in de voorwaarden.
Minister Jetten:
Ik denk dat het ook wel belangrijk is om te benadrukken dat dit deel van de netcongestieaanpak
echt voor noodsituaties is, waarin er sprake is van forse overbelasting van het net.
Het moet geen continu iets zijn. Maar naar aanleiding van de motie-Tjeerd de Groot,
volgens mij, zijn we onder andere bij de laadpalen nu ook met IenW en de partijen
die nu onder de concessies van de provincies de uitrol van de laadpalen in Nederland
doen, aan het bekijken hoe je bijvoorbeeld het slim laden kunt overrulen. Stel dat
je echt op dat moment de auto moet opladen omdat je ergens naartoe moet. Dan kan je
zeggen: ik wil nu niet meedoen aan slim laden, waarbij ik de komende negen uur mijn
auto stapsgewijs oplaad, want ik heb hem nu echt even op vol vermogen nodig. Die mogelijkheid
moet er wel blijven. Ik voel me daarin ook gesteund door zowel de motie-Kops als de
motie-Tjeerd de Groot die allebei met algemene stemmen zijn aangenomen, volgens mij.
Dat is dus ook een heel duidelijk signaal aan alle partijen die dat nu aan het uitwerken
zijn onder het landelijk actieprogramma.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Grinwis in het licht van piekbelasting of er ook momenten
denkbaar zijn waarop we de transportcapaciteit iets naar beneden bijstellen. Ik ben
het met hem eens dat we echt alles uit de kast moeten halen om die echt extreme piekmomenten
te voorkomen om daarmee schade aan het net voor te zijn. In de Actieagenda netcongestie
laagspanningsnetten is hierover ook het een en ander opgenomen, maar de komende tijd
focussen wij ons dus vooral op de financiële prikkels, inzet van slimme apparaten
en inkoop van flexibiliteit door netbeheerders. Net als bij grootverbruikers wordt
daarbij allereerst vooral gekeken naar hoe je zonder aan die piekcapaciteit te zitten
nog zo eenvoudig en efficiënt mogelijk vraag en aanbod bij elkaar kan brengen. De
maatregelen die de heer Grinwis beschreef, zijn meer voor de echt acute noodsituaties,
waarin er schade aan het net zou kunnen ontstaan als je zo’n maatregel niet zou treffen.
De heer Flach stond stil bij congestiemanagement. Een netbeheerder is verplicht om
te onderzoeken of er door congestiemanagement extra ruimte op het net kan worden vrijgemaakt,
zodat er ook weer partijen uit de wachtrij toegelaten kunnen worden. Een netbeheerder
mag de inzet van congestiemanagement alleen weigeren als er te weinig regelbaar vermogen
is, het budget voor congestiemanagement op is of er onredelijke prijzen voor congestiediensten
worden gevraagd. De ACM houdt hierop ook toezicht. Ik werk ook samen met de ACM en
de netbeheerders aan de verbetering van congestiemanagement. Onlangs heeft de ACM
een standaardcontract en prijsformule voor wind- en zonneparken gepubliceerd. Het
aangaan van die standaardcontracten is natuurlijk wel vrijwillig.
Mevrouw Postma vroeg hoe je nou het schakelen tussen dal- en piekuren prikkelt. Via
bijzondere transportcontracten, die recent zijn ontwikkeld door de ACM en de netbeheerders,
kan dit verder worden gestimuleerd, maar dat kan ook via nieuwe aangepaste tariefstructuren.
Hieraan dragen we ook bij via het landelijk actieprogramma. Daarin praten we gewoon
heel intensief over hoe die financiële prikkels er nu voor staan. Dat gaat in goed
overleg met de ACM, zodat die daarop haar beleidsregels steeds kan aanpassen.
In dat Landelijk Actieprogramma Netcongestie implementeren we nu ook de aanpassing
van methoden en voorwaarden. De ACM is daarvoor verantwoordelijk. De heer Erkens vroeg:
zitten er nou nog voorstellen in die aanpak netcongestie die nu niet in deze Energiewet
zitten? Eigenlijk worden die nu vooral ondervangen via die methoden en voorwaarden
van de ACM. Dat is ook een veel snellere manier om die ideeën te implementeren dan
wanneer dit via een wetswijziging zou moeten.
A right to challenge is een heel interessante manier om te kijken hoe we de uitbreiding
van het net de komende tijd verder kunnen versnellen. In goed Nederlands noemen netbeheerders
dat tegenwoordig «klant sluit zichzelf aan». We merken dat dit voor een hogere efficiëntie
zorgt. Zo kan de klant kiezen welke installateur de aansluiting komt aanleggen. Dezelfde
installateur kan dan bijvoorbeeld ook de binneninstallatie meteen verzorgen, zodat
het in één keer goed wordt gedaan. Dat scheelt echt enorm in wachttijden en in afstemming
tussen verschillende installateurs. In de Kamerbrief over netcongestie die in het
tweede kwartaal komt, zal ik een update geven over de bredere uitrol van het «klant
sluit zichzelf aan»-principe, na de succesvolle pilot die onder andere bij Liander
is gedaan. Nu geldt dat principe voor huishoudens en andere kleingebruikers op het
laagspanningsnet.
De heer Erkens daagt mij eigenlijk uit door te vragen of dit ook groter kan worden
toegepast. Wij hebben met Ecorys gekeken waar dit het beste zou kunnen zonder dat
iemand met diepere zakken voorrang krijgt op iemand zonder die financiële middelen,
want dat zou ook niet goed zijn voor onder andere de woningbouw. We zien daardoor
weinig in het verlagen van de drempel van 10 MVA, ook omdat de technische complexiteit
en het aantal gebruikers dan enorm stijgt. Maar door de aansporing van de heer Erkens
zaten we na te denken over wat dan wel kan. Die pilot gaan we nu dus sowieso landelijk
doen. Dat is op het laagspanningsnet. Maar we zien nu ook echt kansen om dat te gaan
opschalen naar de zwaardere aansluitingen op het middenspanningsnet. Daarmee zou het
«right to challenge»-principe voor heel veel partijen een goede optie worden en kan
het op een manier dat het voor de netbeheerder vervolgens ook veilig is over te nemen.
Dit kunnen we zonder een wetswijziging doen. Ik zal hier in die tweedekwartaalbrief
netcongestie uitgebreider op ingaan voor de heer Erkens.
Kabelbundeling kwam ook in dit debat weer regelmatig voorbij. Het risico bij kabelbundeling
is dat de samenwerking vanuit juridisch oogpunt op een gegeven moment gaat functioneren
als een gesloten systeem. Dan kom je natuurlijk te vallen onder een ander juridisch
kader, waarop ook veel meer Europese regels van toepassing zijn en waarbij ook een
grotere administratieve last komt kijken. Om die reden komt er een beperking van het
aantal installaties die aan kabelbundeling kunnen deelnemen. Ga je voor een grotere
samenwerking, dan kom je bij de gesloten distributiesystemen, waar ik zo meteen ook
nog het een en ander over zal zeggen.
Dan ... Voorzitter, ik zie u met uw hand bij de knoppen.
De voorzitter:
Ja, maar ik wacht even tot u dit papiertje heeft gedaan. Daarna ga ik naar de heer
Erkens. Dit is één onderwerp, toch?
Minister Jetten:
Ja.
De voorzitter:
Als u dat wil afmaken, dan gaan we daarna de interrupties doen.
Minister Jetten:
Voorzitter, ik ben bijna klaar met netcongestie. De heer Grinwis vroeg aandacht voor
wooncomplexen waarbij het vervangen en verzwaren van de centrale warmtevoorziening
eigenlijk efficiënter zou kunnen zijn dan dat iedereen dat individueel doet. Dat ben
ik met hem eens. Dat zal in veel situaties het geval zijn, maar ik denk niet dat de
Energiewet de beste route is om dat met elkaar te organiseren. Via het Landelijk Programma
Netcongestie en de warmteplannen van de gemeentes is hier beter op te sturen. De ACM
heeft overigens in haar prioriteringskader voor transportverzoeken, dat op 18 april
wordt verwacht, wel iets opgenomen over hoe dit soort grotere aansluitingen een goede
plek kan krijgen.
In dat licht vroegen onder anderen mevrouw Postma en de heer Bontenbal, volgens mij,
naar de groeps-ATO’s en transportovereenkomsten. Groepscapaciteitsbeperkingscontracten
kunnen al worden afgesloten. Deze contractvorm is door de ACM opgenomen in de methoden
en voorwaarden en hoeft dus niet in de Energiewet te worden geregeld. Dat mag overigens
ook niet. Voor de andere vorm, de groeps-TO, moeten we die stap nog zetten. De netbeheerders
zullen eind tweede kwartaal een voorstel bij de ACM indienen. De ACM heeft aangeven
dat zij dan snel zal reageren. Ze zal het voorstel van de netbeheerders gebruiken
als input voor een nieuwe code. Die code zal vervolgens ook nog worden geconsulteerd
bij alle stakeholders.
De definitieve versie zal de ACM verwerken in de methoden en voorwaarden. Ik hoop
dat we dit daarmee relatief snel kunnen ondervangen. Dat helpt ook, aangezien we nu
via het amendement-Erkens 100 miljoen beschikbaar stellen vanuit het Klimaatfonds
voor onder andere energiehubs. De verwachting is dat, als deze contractvorm en de
bijbehorende financiering medio 2025 beschikbaar zijn, veel bedrijven er gebruik van
gaan maken.
Dan tot slot in dit mapje de allocatiepunten, voorzitter. Ik dacht «wat een prachtige
brief van acht kantjes» na het college dat ik vorige week van de heer Bontenbal heb
gehad, maar blijkbaar is het nog onvoldoende. Wij dachten overeenstemming te hebben
met de verschillende brancheorganisaties, maar na het signaal van de heer Bontenbal
van zojuist gaan we daar toch nog even nader over doorpraten met de brancheorganisaties,
zodat we bij de verdere uitwerking van het Energiebesluit zeker weten dat iedereen
kan leven met de uitwerking van die allocatiepunten. Ik zal de heer Bontenbal bij
het Energiebesluit een terugkoppeling daarover geven. Voorzitter, dat was het mapje
netcongestie.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we naar de heer Erkens van de VVD voor een interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb nog een vraag over right to challenge. De Minister geeft terecht aan dat de
klant zichzelf aansluit. Dat is een product waarmee netbeheerders nu werken. Volgens
mij gaat right to challenge nog verder. Als de netbeheerder dat op plekken ook niet
faciliteert, dan stel je partijen die aan de technische en de veiligheidsstandaarden
kunnen voldoen, in staat om te zeggen: dan gaan we het privaat oppakken. Dat net wordt
wel overgedragen. Het argument dat de Minister daartegen gebruikt, is volgens mij
dat partijen met diepe zakken nu vooraan komen. Maar volgens mij gaat het daarbij
om de transportruimte op het net. Je hebt twee problemen: de transportschaarste en
gewoon de lange bouwtijd. Het gaat ons met name om dat tweede aspect. Misschien kan
de Minister daar nog wat meer op ingaan?
Minister Jetten:
Volgens mij kunnen we dat wel ondervangen als we het «de klant sluit zichzelf aan»-principe
nu ook breder gaan toepassen. Er zijn gewoon een paar mooie voorbeelden van bedrijven
die én hun eigen installatie uitbreiden, verzwaren of een nieuwe installatie aan het
bouwen zijn én dan echt tot en met het punt dat het op het net aantakt, eigenlijk
de complete voorziening regelen. Belangrijk is dan dat de netbeheerder natuurlijk
wel zeker weet dat datgene wat hij vervolgens overneemt en aan zijn eigen net versleutelt
en koppelt, ook helemaal veilig is, zodat het geen effect op anderen heeft. Juist
door te kijken hoe we die pilot ook naar het middenspanningsnet kunnen gaan uitbreiden,
zie ik vooral bij veel van de voorbeelden die we kennen op bedrijventerreinen, in
de verduurzaming van het zesde cluster ook extra mogelijkheden ontstaan om dit «right
to challenge»-principe veel meer te gaan toepassen.
De heer Erkens (VVD):
Ik vraag hier even op door, want we hebben hierover een amendement in de maak. Hij
zegt: de brief van kwartaal twee komt eraan. Zegt hij nou toe dat hij dat daarin ook
uitwerkt? En zegt hij ook toe dat we dit gaan doen met elkaar? Of komt er meer een
reflectie op de mogelijkheid? Wij willen wel zien dat hier op korte termijn stappen
gemaakt worden.
Minister Jetten:
Dat snap ik. We hebben die pilot bij Liander nu succesvol afgerond. Nu moet dat dus
gewoon voor het laagspanningsnet in heel Nederland worden toegepast, maar juist vanwege
de urgentie ook het liefst zo snel mogelijk voor het middenspanningsnet. Daar is de
vraag echt vooral: hoe gaan we dit doen. De vraag is dus niet of we dit gaan doen.
Dus zo kunt u mijn antwoord interpreteren. Dat zal ik dan in de brief van het tweede
kwartaal verder uitwerken. U kunt natuurlijk altijd het amendement indienen voor een
appreciatie en dan alsnog overwegen of u het wel of niet in stemming brengt. Maar
dat laat ik aan u.
De voorzitter:
Dan gaan we eerst naar mevrouw Kröger en daarna naar de heer Bontenbal. Eerst mevrouw
Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb alleen een korte vraag over de kabelbundeling. Wij hebben in de technische
briefing begrepen dat er gestreefd wordt naar vier entiteiten die daar gebruik van
kunnen maken. Dat wordt per AMvB geregeld. Mijn vraag is eigenlijk heel specifiek:
waarom vier? En waarom wordt dit al op een aantal vastgesteld in plaats van op randvoorwaarden?
Minister Jetten:
Het klopt inderdaad dat het er vier zijn. Dat heeft ermee te maken dat, als je meer
gaat doen via kabelbundeling, je dan snel bij een gesloten distributiesysteem komt.
Daarvoor gelden gewoon andere spelregels.
De voorzitter:
Wilt u daarop doorvragen, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
We kunnen ook met elkaar zeggen: dit zijn de randvoorwaarden waaraan het zal moeten
voldoen, opdat het geen gesloten distributiesysteem is. Dan is het natuurlijk afhankelijk
van de grootte van de verschillende spelers. Die grens ligt natuurlijk niet bij vier.
Dat is een beetje willekeurig. Ik zeur hier ietwat over door, omdat ik eigenlijk van
plan was om hierover een motie in te dienen. Ik vind dat je dat in een AMvB niet op
een aantal vast zou moeten pinnen, maar op de voorwaarden waaraan het zou moeten voldoen.
De voorzitter:
Is de Minister het daarmee eens?
Minister Jetten:
Er zullen ook wel andere voorwaarden bij komen kijken. Maar misschien moeten we daar
even buiten de vergadering over doorpraten, want anders is het een beetje zonde van
de interruptie van mevrouw Kröger. Ik ben namelijk wel benieuwd waar haar zorgen zitten.
Liggen die zorgen op het consumentenniveau? Nee, ik zie dat dat niet zo is. Het is
dus meer generiek. Ik denk dat de spelregels die we hanteren rondom dat gesloten distributiesysteem,
eigenlijk een prima alternatief zijn. Maar van gesloten distributiesystemen worden
ook wel bepaalde verantwoordelijkheden gevraagd, ook vanuit de Europese richtlijn,
om ervoor te zorgen dat dat goed wordt georganiseerd. Als je dat meer los gaat laten,
loop je dus ook het risico dat er via die kabelbundeling bijvoorbeeld rondom dataverzameling
en transparantie dingen niet worden geregeld die wel bij dat gesloten distributiesysteem
plaatsvinden. Ik ga anders vragen of een van onze experts mevrouw Kröger hier nog
even over benadert, want het zou zonde zijn als hier nog een onduidelijkheid tussen
ons in blijft hangen. Ik ga mevrouw Kröger dus bedienen.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ga nog even kort door op het punt van collega Erkens over bedrijven die zelf hun
aansluiting realiseren, om de argumentatie goed te begrijpen. De Minister zei zoiets
als dat de bedrijven met de diepe zakken dan eerder kunnen. Ik kan me daar iets bij
voorstellen. Als jij veel geld hebt, kun je wellicht ook makkelijker een aannemer
bereid vinden om jou iets hoger op de prioriteitenlijst te zetten. Maar hoe zit het
dan met de transportcapaciteit? Daar loop je dan nog steeds tegenaan. Kunt u toelichten
hoe u denkt dat bedrijven met diepe zakken hier misbruik van kunnen maken? Als dat
zo is, is dat voor mij natuurlijk een argument om daar iets terughoudender mee te
zijn.
Minister Jetten:
Een groot deel van de bedrijven die hierin gespecialiseerd zijn en die bevoegd zijn
om aan onze elektriciteitsdistributie te sleutelen, werkt natuurlijk ook voor de netbeheerders.
Als bepaalde grote bedrijven met veel financiële slagkracht allemaal zelf aannemers
aan het werk gaan zetten voor een «right to challenge»-aanpak waardoor er minder capaciteit
voor de netbeheerders beschikbaar komt, kunnen anderen in de samenleving daar last
van hebben. Dat moet je dus goed wegen. Het klopt wat u zegt. Het is niet zo dat als
je via het right to challenge alles zelf hebt aangelegd, je dan voorrang krijgt op
anderen in het aansluiten. Dat gaat gewoon via de reguliere spelregels die we met
elkaar vaststellen en die we, waar we het maatschappelijk prioriteren, wel een grotere
rol gaan geven. Ik denk wel dat een deel van het right to challenge kan helpen. Ik
heb bijvoorbeeld met bedrijven gesproken, echt grote innovatieve technologische bedrijven,
die zeggen: het is voor mij uiteindelijk rendabel om een deel van mijn medewerkers
een tijdje vrij te maken om de eigen installatie verder aan te passen. Dan denk ik:
ja, dat is een interessante capaciteit, die niet hoeft te concurreren met de capaciteit
die de netbeheerder nodig heeft.
De voorzitter:
Wilt u hier nog op doorgaan, meneer Bontenbal? Nee. Dan heb ik van zowel Erkens als
Flach een interruptie staan. Gaat dit over hetzelfde punt, meneer Flach? Dan bent
u als eerste.
De heer Flach (SGP):
Ja, even om te kijken of ik de Minister goed begrepen heb. In mijn woordvoering heb
ik gezegd dat bedrijven nu het recht hebben om vanaf 10 MVA hun eigen aansluiting
te regelen. Ik heb gevraagd of dat ook niet daaronder kan. Ik dacht in de beantwoording
van de Minister te horen dat er nu juist een pilot bij huishoudens en kleingebruikers
was en dat het complexer werd om het bij grotere aansluitingen te doen. Dat bracht
mij wat in verwarring, want mijn vraag ging precies over het tegenovergestelde. Misschien
kan de Minister daar zijn licht over laten schijnen.
Minister Jetten:
Nu is de pilot toegepast op kleine aansluitingen in een klein gebied. Dat is gewoon
succesvol verlopen, zonder dat er grote problemen uit naar voren zijn gekomen. De
andere netbeheerders hebben nu dus gezegd: we gaan die werkwijze ook bij ons toepassen.
De vraag van de heer Erkens was of je verder kunt gaan dan alleen de «right to challenge»-pilot
die we nu hebben gezien. Daar zien we mogelijkheden om ook in het middenspanningsnet
te kijken hoe het right to challenge kan worden toegepast en daardoor dus ook veel
vaker kan worden ingezet, om daarmee met alle beschikbare capaciteit zo snel mogelijk
ons net te verzwaren.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik vond de Minister toch onnodig spanning zetten op iets wat de heer Bontenbal net
vroeg. Het is volgens mij geen zero-sumafweging. Het is niet: er is een bepaalde hoeveelheid
capaciteit en daar blijft het bij. Als private partijen ook deze capaciteit gaan opbouwen,
kan dat betekenen dat ze mensen omscholen en opleiden en er meer technici beschikbaar
komen om te werken aan de uitbreiding ervan. Zo sprak ik onlangs met een bouwpartij
die aangaf: «Als wij een nieuwe woonwijk aanleggen, wordt de ondergrond al opengelegd.
Wij kunnen met de mensen die we hebben, met een klein beetje extra kennis en expertise,
vrij snel die stroomaansluiting realiseren. We horen gewoon al twee of drie jaar niks
terug van de netbeheerder, terwijl we het aanbieden.» Dan denk ik ook: gezien de problemen
waar we met elkaar in zitten, zou je al die capaciteit toch vol enthousiasme moeten
omarmen en inzetten? Vandaar dat ik de Minister nog wel meegeef om alsjeblieft iets
ruimer te kijken naar deze mogelijkheid, omdat ik denk dat dit juist voor de langere
termijn kan zorgen voor meer kennis en expertise op deze markt.
Minister Jetten:
Dat ben ik wel met de heer Erkens eens. Ik heb een tijdje geleden met Bouwend Nederland
gesproken. Zij vroegen hoe ze bij nieuwbouwprojecten juist zelf al veel meer kunnen
faciliteren, voorbereiden et cetera, zodat de netbeheerder alleen nog maar voor het
broodnodige hoeft langs te komen. Onder andere in, volgens mij, Almere, zijn ze ook
al heel actief aan het kijken hoe ze heel veel zelf kunnen doen, hoewel ze er daar
overigens ook naar streven om de nieuwbouwwijken netcongestieneutraal op te leveren.
Daar gaan ze dus zelfs nog een stap verder. Ik ben het dus eens met de heer Erkens.
Het kan ook echt andere voordelen opleveren.
De voorzitter:
De voorzitter vraagt zich nu af wat «netcongestieneutraal» is. Sorry. Ik zal u uw
beantwoording laten vervolgen.
Minister Jetten:
«Netcongestieneutraal» is wanneer een wijk niet tot meer vraag op het elektriciteitsnet
leidt, doordat men in de wijk zelf een aantal slimme oplossingen heeft toegepast.
Dat is dus heel mooi.
Voorzitter. Ik kom bij de taken van de netbeheerders. Daar is vrij veel over gezegd.
De Kamerleden onderling hebben ook een interessant fundamenteel en principieel debat
gevoerd. Wellicht kan ik daar zo meteen nog aan bijdragen.
Het recht op aansluiting is door een aantal van u genoemd. Ik wil daar toch een zorg
wegnemen: het fundamentele recht op een aansluiting verandert niet. Dat geldt en blijft
voor iedereen gelden. Wel wordt er een betere koppeling gelegd met de beschikbaarheid
van transportcapaciteit. Dat is een nieuw element in de Energiewet. Een voordeel van
de koppeling is dat de netbeheerder niet aan de slag hoeft met de aanleg van een aansluiting
die sowieso niet kan worden gebruikt. Die capaciteit kan dan elders worden ingezet.
In artikel 3.38 staat dat ook: iedereen moet worden aangesloten. Als dat door congestie
niet kan, dan geldt dat het zo snel moet als nog mogelijk is. Het klopt dat er een
uitzondering is als de systeembeheerder het net niet op economische voorwaarden kan
onderhouden en ontwikkelen. Dat geldt bijvoorbeeld bij gas in gebieden buiten de bebouwde
kom waar maar weinig gas wordt gebruikt. Daar zijn de woningen nu vaak ook aangesloten
op een propaantank in plaats van met een gasaansluiting op een regulier gasnet. Zo
moet u dat artikel lezen.
Mevrouw Postma vroeg of MKBA’s hierin een grotere rol kunnen spelen, zeker als ze
zwaar negatief zijn. Mag je dan nee zeggen? Dat mag. De grondslag daarvoor zit in
artikel 3.38, lid 4. Er kunnen omstandigheden worden beschreven of gebieden worden
aangewezen waar het te duur is om een aansluiting te verzorgen. Nadere regels hierover
kunnen worden vastgelegd bij besluit. U heeft, denk ik, net met elkaar hier een discussie
gehad die raakt aan de nota van Minister Adriaansens over de toekomstvisie op de Nederlandse
industrie. Wat voor type energie-intensieve industrie vinden we passend bij de economie
van de toekomst? En wil je daar nadere regels aan stellen, zoals we dat ook bij hyperscale
datacentra hebben gedaan? Het haakje zit dus in deze wet. Ik denk dat het goed is
om de politieke invulling daarvan echt in een beleidsdebat met elkaar te bespreken.
De heer Bontenbal vroeg naar het GEN, het overleg tussen netbeheerders en marktpartijen.
De Energiewet behoudt in artikel 3.119, lid 2, de basis voor dit overleg. Dat is een
voortzetting van de huidige lijn uit de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. Wel is
ervoor gekozen om meer procesvoorschriften die in de wet zelf staan, nu op te nemen
in de onderliggende regelgeving. Er is dus geen sprake van een beleidswijziging of
het beëindigen van het GEN-overleg. Ik hoop dat ik daarmee ook een aantal marktpartijen
gerust heb gesteld.
De voorzitter:
Ik zie dat u nog best veel heeft in dit blok, dus ik laat nu even een interruptie
toe.
De heer Kops (PVV):
Ik heb een vraag over artikel 3.38. Het recht op elektriciteitsaansluiting staat in
lid 1. In lid 5 wordt dan een uitzondering gemaakt. Er staat: «economische voorwaarden
(...) beheren, onderhouden en ontwikkelen». In lid 6 wordt dan een AMvB aangekondigd
die daar nadere invulling aan moet geven. In datzelfde lid 6 staat ook: «waarbij tevens
maatschappelijke duurzaamheidsdoelstellingen kunnen worden betrokken». In een AMvB
kan de Minister nader regelen wanneer er geen sprake is van economisch rendabel beheer,
onderhoud en ontwikkeling van een systeem en er dus afgeweken kan worden van het recht
op aansluiting. Daar kunnen dus ook maatschappelijke duurzaamheidsdoelstellingen bij
worden betrokken. Zo staat het in lid 6. Wat betekent dat?
Minister Jetten:
Ik denk overigens dat dit bij het elektriciteitsnet niet aan de orde zal zijn, want
in dit land is zo’n beetje alles en iedereen op het elektriciteitsnet aangesloten.
We zien ook een enorme toename van elektrificatie en dit zal de komende jaren dus
eigenlijk nooit aan de orde zijn. We gaan bij elektriciteit in principe niet afwijken
van het recht op aansluiting. Bij moleculen speelt er wat anders, maar dat hebben
we vorige week natuurlijk ook gezien in het debat over de Wet gemeentelijke instrumenten.
We zien dat warmte, gas, waterstof en groengas verschillend zullen worden ingezet.
Daarbij kun je inderdaad een economische afweging maken: is het slim om de belastingbetaler
al die verschillende systemen naast elkaar te laten financieren of kies je in een
bepaald gebied voor een van die vormen?
De heer Kops (PVV):
Waarom staat dan de uitzondering op het recht van aansluiting in deze wet? Kan het
er dan niet middels een nota van wijziging of een amendement uit worden gehaald? Het
maakt mij niet, maar ik krijg hier nu wel een raar gevoel bij. Er is recht op aansluiting,
máár er zijn wel heel veel uitzonderingen. Kan het er dan niet uit?
Minister Jetten:
Ik denk dat we het zo hebben opgeschreven, omdat we het in de Energiewet voor alle
vormen van energie die onder deze wet vallen, in één keer goed hebben proberen te
doen. Maar het laatste wat we willen, is natuurlijk dat de heer Kops hier zenuwachtig
van wordt. Dus ik ga nog even nadenken over de vraag of we dit anders kunnen doen.
Maar nogmaals, wij verwachten op geen enkele manier dat hier bij elektriciteit ooit
gebruik van zal worden gemaakt.
De voorzitter:
Is dat een toezegging die we kunnen noteren? Ik denk dat het van belang is om dat
te weten, want we hebben nog een derde debatsdag. Kan de Minister toezeggen dat hij
daarop zal terugkomen voordat we dat derde debatsmoment hebben?
Minister Jetten:
Ja, ik ga dat doen. Ik probeer dat straks al even mondeling te doen en anders laat
ik het schriftelijk aan de heer Kops weten.
De voorzitter:
Dan ga ik nog naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Er werd net verwezen naar artikel 3.38, lid 4. Ik heb gevraagd of het mogelijk is
om gewoon nee te zeggen. En «nee» is afstel en uitsluiten. Lid 4 begint met: «Indien
een transmissie- of distributiesysteembeheerder het doen van een aanbod uitstelt overeenkomstig
het derde lid ...» Vervolgens komen er drie bullets en dat is dus geen afstel. En
dat is ook niet nee zeggen. Naar mijn idee valt het dus niet onder dit artikel. Of
ik moet het verkeerd lezen, maar dan zou ik dat graag horen.
Minister Jetten:
Zo hebben we het deels wel bedoeld, maar ik kom zo nog even terug op de punten van
de heer Kops en mevrouw Postma. Dan doe ik het namelijk in één keer juridisch helemaal
juist.
De voorzitter:
Helder. Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
Ik was aangekomen bij het directer communiceren van netbeheerders met de afnemers.
Ik ben inderdaad van plan om netbeheerders in staat te stellen om direct met aangeslotenen
te communiceren, zodat dat niet altijd via de leverancier hoeft te verlopen. Hiervoor
neem ik in de ministeriële regeling op dat de netbeheerder contactgegevens krijgt,
zoals naam, adres en e-mail. Daarnaast is een identiteitscheck inderdaad zeer belangrijk,
ook om de privacy van eindafnemers te waarborgen en identiteitsfraude tegen te gaan.
Zo regelt de tweede nota van wijziging de inzet van DigiD rondom data delen. Ik kom
daar straks bij het blok data uitgebreider op terug.
De heer Bontenbal vroeg naar een prikkel om de snelheid bij die aansluiting zo veel
mogelijk te blijven garanderen. De aansluittermijn uit de wet vervalt, maar in de
methode en de voorwaarden van de ACM worden nieuwe aansluittermijnen vastgesteld.
Ik begrijp dat de ACM nog deze maand met een voorstel komt dat uitgebreid is afgestemd
met netbeheerders en marktpartijen.
De Energiewet biedt ruimte om in de lagere regelgeving te regelen wat er wordt verstaan
onder «voldoende transportcapaciteit», iets waar mevrouw Postma naar vroeg. Dat kan
bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de onderbouwing van de netbeheerder. Het is
vervolgens aan de netbeheerder om een weigering vanwege onvoldoende capaciteit te
onderbouwen conform de regels die daaraan worden gesteld. De ACM houdt daar toezicht
op.
Mevrouw Postma vroeg naar het weghalen van de gasaansluiting. Daar had zij ook een
interruptiedebat over met mevrouw Rooderkerk. De Energiewet schrijft voor dat netbeheerders
gasaansluitingen verwijderen die niet meer gebruikt gaan worden. Het gaat daarbij
om de leiding van de meterkast tot aan de leiding in de straat. Het Staatstoezicht
op de Mijnen heeft geconcludeerd dat dit hele stuk weg zal moeten worden gehaald vanwege
de veiligheid. Indien een gasnet in de hele wijk niet meer wordt gebruikt, dan kan
het vanwege de veiligheid of de schaarse ruimte ook nodig zijn om in de ondergrond
deze leidingen uit de straat te verwijderen. Dat zal de netbeheerder dan voor zijn
rekening nemen. Maar de heer Kops stelde in het interruptiedebat ook terecht dat er
op sommige plekken misschien geen directe noodzaak is om volledig te verwijderen.
Dan mag een netbeheerder besluiten de leiding in de grond te laten liggen met het
oog op eventueel toekomstig netgebruik. Dat zou bijvoorbeeld kunnen op plekken waar
dat netwerk in de toekomst voor waterstof of groengas zou kunnen worden toegepast.
Dat zal zeker niet overal het geval zijn, maar dat zal wel in enkele situaties kunnen.
Mevrouw Rooderkerk wees er terecht op dat je niet wilt dat de voorlopers nu een enorme
prijs moeten betalen voor het verwijderen van die gasaansluiting. Je wilt ook niet
dat mensen die als laatsten aan de beurt zijn, als steeds kleinere groep die totale
kosten via socialisering voor hun rekening moeten nemen. Dat is aan twee kanten onrechtvaardig.
Daarom heb ik samen met de ACM geregeld dat netbeheerders met de gastarieven nu ook
een spaarpotje kunnen maken voor toekomstige verwijderkosten. Dit is ook verduidelijkt
in het wetsvoorstel Gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Zo voorkomen we dat
in de toekomst een steeds kleinere groep gasgebruikers met steeds hogere kosten wordt
geconfronteerd. Daarnaast biedt de Energiewet de mogelijkheid om een subsidie te geven
voor deze kosten. De Kamer heeft het kabinet eerder een paar keer uitgedaagd om hiervoor
subsidies te verstrekken. Dat heeft elke keer niet standgehouden. Dat haakje is nu
in deze wet dus wél goed geregeld.
Mevrouw Postma en anderen vroegen naar de energiehubs. Via de implementatie van de
EMD-richtlijn worden de zogenaamde energy sharing organizations – eigenlijk gewoon
de energiehuborganisaties – straks opgenomen in de Energiewet. Dat is dus bij de aanvulling
die volgend jaar volgt. De ESO is een nieuwe rol die de eindafnemers kan ondersteunen
bij het delen van energie. We zetten alles op alles om die EMD-richtlijn zonder al
te veel nationale koppen en ingewikkelde dingen gewoon een-op-een te implementeren,
zodat de voordelen die via die richtlijn worden geboden, ook snel in Nederland toepasbaar
zijn.
Ten aanzien van de GDS’en, dus de gesloten distributiesystemen, vroeg de heer Flach
naar de eis van primaire distributie voor de eigen achterban. Deze eis komt direct
uit het Europese kader en kan ik helaas niet aanpassen, mocht de heer Flach dat willen.
Ik kan de ACM wel vragen om te kijken of andere toezichthouders in het buitenland
op dezelfde manier naar deze eis kijken. Dan kunnen we dat eventueel bij een toekomstige
wijziging van de Energiewet alsnog updaten.
Ten aanzien van die gesloten distributiesystemen zeg ik tegen de heer Grinwis dat
de verbinding tussen een GDS en een openbaar net een aansluiting en niet een systeemkoppeling
is. Dit waarborgt dat een GDS-beheerder rechten heeft die vergelijkbaar zijn met de
rechten van andere aangeslotenen. Het is een misverstand dat dit een wijziging zou
zijn ten opzichte van het huidige wettelijke kader. De inhoud van artikel 3.7 inclusief
lid 1c volgt uit de Europese regels die in de bestaande en de nieuwe wet dus een-op-een
zijn doorgevoerd. De Energiewet staat het bedrijven toe om gezamenlijk een GDS te
ontwikkelen en van het bestaande distributienet af te gaan, net zoals dat ook in de
Elektriciteitswet 1998 het geval was.
Netbeheerders mogen eenzijdig het overgangspunt bepalen; de heer Flach vroeg daarnaar.
Hierin maakt de Energiewet inderdaad een principiële keuze. Het overgangspunt markeert
de overgang van het publieke systeem naar de private installatie. Systeembeheerders
hebben de wettelijke taak om deze aansluiting veilig te beheren en daarom ook om te
besluiten waar deze ophoudt. Bij het vaststellen van de locatie moet logischerwijs
natuurlijk wel rekening worden gehouden met de concrete omstandigheden van het specifieke
bedrijf. Ik ga er ook van uit dat er nauw contact met de aangeslotene zal zijn, zodat
die niet wordt verrast door de keuze van de netbeheerder.
Ik ga nog in op een paar overige vragen en dan kom ik slot bij het blokje over het
groepsverbod. De heer Bontenbal vroeg naar de kosten van netverliezen. Inderdaad gaat
5% van de elektriciteit verloren via warme kabels, diefstal et cetera. Het inkopen
van elektriciteit van netverliezen valt onder de wettelijke taak van de netbeheerder.
Netbeheerders hebben hier geoptimaliseerde processen voor, maar verbeteringen zijn
inderdaad altijd mogelijk. Er wordt nu hard gewerkt aan het beter voorkomen van netverliezen,
bijvoorbeeld door het beter in kaart hebben van netverliezen door energiediefstal.
Netbeheerders kijken hoe ze daar doelmatig meer aan kunnen doen.
De heer Bontenbal vroeg ook naar digitalisering. Digitalisering van netten is inderdaad
van groot belang. In de actieagenda voor netcongestie zijn hier ook een aantal acties
voor opgenomen, waaronder het slim maken van duizenden elektriciteitshuisjes voor
2030, zodat die data ook kunnen worden benut voor slimmer netmanagement. Ik kom daar
straks bij het blok data uitgebreider op terug.
De heer Flach vroeg naar kruissubsidiëring, artikel 3.22. Het doel van dat artikel
is het waarborgen van eerlijke concurrentie tussen infrastructuurbedrijven en andere
marktpartijen. Bevoordeling in iedere vorm, dus ook indirecte bevoordeling, valt onder
het verbod van 3.22.
Nu kom ik bij het groepsverbod. Ik had namelijk een vraag in mijn hand van de heer
Erkens: zou een monopoliepositie van infrastructuurbedrijven niet tot ongunstige situaties
kunnen leiden? In juli 2022 heb ik uw Kamer al eens geïnformeerd over mijn visie op
de ordening van de waterstofketen. Dat kwam in dit debat ook al een aantal keren aan
de orde. Ik verwacht dat in die waterstofketen uiteindelijk, in het grootste deel
ervan, gewoon een goede concurrentie tussen private partijen kan plaatsvinden. Die
ruimte willen we ook zo veel mogelijk geven. Tegelijkertijd is de mate van mogelijke
concurrentie niet het enige principe waarop de marktordening kan worden gebaseerd.
Ook andere publieke belangen zijn daarbij richtinggevend. Zo hebben importterminals
en opslagfaciliteiten ook een systeemfunctie. Het draagt ook bij aan de diversificatie
van onze strategische autonomie. Maar ik zie geen rol voor infrastructuurbedrijven
voor het oppakken van productieactiviteiten van waterstof, zoals elektrolyse.
Dat brengt me bij het principiële debatje over het groepsverbod, dat in uw eerste
termijn heeft plaatsgevonden. Vooropgesteld: het opheffen van het groepsverbod zou
een vrij fundamentele koerswijziging zijn van het energiebeleid en het zou marktpartijen,
systeembeheerders en aandeelhouders, maar ook de overheid echt een aantal jaren kosten
om ons allen deze nieuwe realiteit eigen te maken. Het groepsverbod opheffen is in
elk geval voor de TSB’s, in Nederland TenneT en Gasunie, Europees niet toegestaan.
Dus het amendement van de heer Grinwis is op dit punt strijdig met het Europees recht.
Ik bedoelde natuurlijk het conceptamendement.
Voor de DSB’s, de regionale netbeheerders, klopt het wel dat het Europees recht meer
ruimte laat, maar ook hier is dit niet eenvoudig en vraagt het om veel extra regels
om onafhankelijk netbeheer te garanderen. Ook het toezicht van de ACM zal dan moeten
worden aangescherpt. Procedures voor aanwijzingen en certificering en het wettelijke
takenpakket van infrastructuurbedrijven zullen moeten worden aangepast. Dat is een
ingrijpende en omvangrijke wijziging van het wetsvoorstel.
En hoe gaat het dan in de rest van Europa? Nou, het klopt dat alleen Nederland heeft
gekozen voor het groepsverbod, maar in alle lidstaten zijn systeembeheerders verregaand
ontvlochten van productie en levering. De mate waarin dat is gebeurd, kan meer of
minder sterk zijn, maar ook in die lidstaten zijn ze op zijn minst juridisch afgescheiden
van productie, levering en handel binnen de groep van ondernemingen waar ze onderdeel
van zijn. De systeembeheerders zijn daar ook qua aansturing, financiën en bestuur
afgescheiden en bestaan als afzonderlijke ondernemingen binnen één groep.
Er zijn ook nog andere consequenties van het mogelijk opheffen van het groepsverbod.
Ten eerste kan dat een negatief effect hebben op de investeringsbereidheid van marktpartijen.
Er is nu al regelmatig discussie over de gewenste afbakening tussen infrastructuurbedrijven
en commerciële activiteiten; zie hierbij mijn antwoord over waterstof. En marktpartijen
stellen regelmatig dat ze bezorgd zijn: willen ze wel in Nederland investeringen doen
als netwerkbedrijven zich te veel op marktactiviteiten gaan richten?
Daarnaast geldt dat het ook grote financiële consequenties kan hebben voor de overheden
die nu eigenaar zijn van de infrastructuurbedrijven, want die zullen dan ook kapitaal
vrij moeten maken om in productie en levering te investeren, en het is niet makkelijk
om dat geld vrij te maken. Binnen het geïntegreerde bedrijf ontstaat dan ook wellicht
een verkeerde prikkel, terwijl we concentratie op de kerntaak, namelijk het systeem
beheren en uitbreiden, de komende jaren toch echt wel de belangrijkste opdracht voor
de netwerkbedrijven vinden.
De behandeling door de Eerste Kamer destijds bij de wet STROOM was ook in een ander
licht, namelijk net tijdens het laatste beroep bij de rechter van twee ongesplitste
netbeheerders. Dat was toen net verworpen. We zijn inmiddels vele jaren verder, waarbij
ook die netbeheerders zichzelf echt wel een andere rol en missie hebben toebedeeld.
Tot slot merk ik dat het niet altijd voor iedereen helder is wat systeembeheerders
en infrastructuurbedrijven nu allemaal wel en niet mogen. Er mag namelijk heel veel.
Er is ruimte voor systeembeheerders om te investeren in elektriciteitsopslag en in
flexibiliteit. Die ruimte is ingekaderd binnen de Europese regelgeving, maar deze
biedt bijvoorbeeld ook ruimte om productie-installaties aan te leggen, alleen niet
om ze te exploiteren, zulks in het licht van dit groepsverbod. Ik kan desgewenst nog
voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel in een brief het een en ander over
het groepsverbod uiteenzetten, aangezien u daar allen vrij veel discussie over heeft
gehad.
Tot slot heb ik nog een paar punten daarover. Mevrouw Postma vroeg of, als het groepsverbod
wordt weggehaald, dan de kans bestaat dat het bedrijfsleven in taken gaat zitten die
eigenlijk publiek zijn. In principe is dat niet zo, want wettelijk is namelijk ook
geregeld dat netten in publieke handen moeten blijven en dat er een netbeheerder wordt
aangewezen die deze taken moet doen. Andersom kan het wel tot gevolg hebben dat overheden
en overheidsbedrijven in allerlei taken gaan zitten die het bedrijfsleven normaal
oppakt waardoor zij heel veel commerciële risico’s naar publieke partijen gaan toetrekken,
terwijl die netbeheerders de komende jaren echt hun handen vol hebben aan het uitbreiden
van het net en het zo goed mogelijk benutten daarvan.
Voorzitter, dat was het hele blok over de taken van netbeheerders en over het groepsverbod.
De voorzitter:
Helder. Even voor de toezeggingenadministratie het volgende. De Minister heeft een
brief toegezegd voor het plenaire debat over het groepsverbod. We gaan deze in ieder
geval noteren als toezegging aan de commissie. De heer Flach, de heer Grinwis, mevrouw
Rooderkerk, mevrouw Kröger en de heer Bontenbal hebben zich gemeld voor een interruptie.
De heer Flach van de SGP is als eerste.
De heer Flach (SGP):
Ik dacht overigens ook dat de Minister een toezegging had gedaan om in andere landen
te kijken of toezichthouders daar anders omgaan met de interpretatie van artikel 3.7,
maar ik hoop dat ik hem nog wat verder kan krijgen dan dit. Ik voel namelijk een zekere
spanning in de beantwoording daarover en of die oploopt naar 220 zal blijken uit de
nadere beantwoording door de Minister.
Ik snap dat wat daar staat, in lijn is met het Europees kader. Mijn punt is vooral
hoe de ACM dit dan toepast. Je ziet dat primair de elektriciteit voor de eigenaar
moet zijn. Dat wordt door de ACM uitgelegd als: minstens de helft. Dat geldt ook voor
het andere criterium. Dat leidt nu al in de praktijk tot afwijzingen. Een voorbeeld
dat ik heb gehoord betreft een ontheffingsaanvraag van Veolia op het industriepark
Kleefse Waard, die om precies deze reden werd afgewezen. Ze waren wel de grootste
afnemer maar omdat ze niet aan de 50% kwamen, zijnde de norm zoals de ACM die interpreteert,
ging dat gesloten net niet door. Het gaat mij niet zozeer om hoe het er nu staat,
maar om hoe het wordt geïnterpreteerd en toegepast. De vraag is dan ook of we dat
artikel niet scherper moeten formuleren of moeten voorzien van een goede toelichting.
Minister Jetten:
Ik ken de Kleefse Waard vrij goed, maar dit voorbeeld van die locatie helaas dan weer
net niet. Het kan hierbij zijn dat de bedoeling van de wet nog niet helemaal in de
praktijk zo wordt toegepast, want als dit kan helpen om onder andere dit bedrijventerrein
de komende tijd wel van een zwaardere aansluiting te voorzien, dan weet ik dat ook
netbeheerders en regionale overheden echt aan het kijken zijn wat er wel kan en hoe
dat wel gefaciliteerd kan worden. Dus ik zal hier nog even in duiken en dan stel ik
voor dat ik ook hierop nog even schriftelijk terugkom voorafgaand aan de plenaire
behandeling.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had overigens niet anders verwacht van de Minister van EZK dat hij het ferme standpunt
van EZK nog eens verdedigt. Ik ben wel benieuwd of hij het betreurt dat wij in Nederland
een alleingang hebben gemaakt in het verleden. Het is namelijk wel opmerkelijk dat
we ons weinig Europees hebben gedragen door, voordat welke lidstaat het ook maar in
zijn hoofd had gehaald te gaan bewegen, te gaan bewegen. Dus ik mis in zijn antwoord
nog wel de reflectie op de situatie in bijvoorbeeld Zweden. Vattenfall heeft zich
genesteld op de Nederlandse markt maar is in Zweedse staatshanden en doet daar ook
allemaal investeringen, waarbij wij in Nederland een beetje zitten te kijken van:
wie moet dat bij ons nu eens gaan doen en hoe doen we dat binnen de kaders van onze
marktordening met die splitsing? Dat was mijn eerste vraag. Mijn tweede ...
De voorzitter:
O, dat is uw eerste vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ook mijn eerste punt.
Minister Jetten:
Ook in Nederland hebben netwerkbedrijven de afgelopen jaren binnen hun groep wel echt
interessante activiteiten opgezet. Ik denk onder andere aan de uitrol van laadpalen.
Ook zijn er verschillende netwerkbedrijven die recentelijk dochters hebben verkocht
omdat ze zeiden: dit is inmiddels zo volwassen dat het naar de markt kan en niet meer
binnen onze groep hoeft te functioneren. Dus die aanjagende rol wordt ook wel in Nederland
gespeeld. Zijn we dan roomser dan de paus geweest en hebben we daarmee onszelf in
de vingers gesneden? Ja, maar ik weet niet of dat per se met het groepsverbod te maken
heeft. Ik zie het veel meer in het licht van wat we de afgelopen twee jaren hard hebben
geleerd. We zijn wel heel ver teruggetrokken in onze consumentenbescherming. We zijn
heel ver teruggetrokken in wat we nog zien aan strategische voorraden en gasopslagen
en dat soort zaken. Ik denk dat we daarin als Nederland in de afgelopen twintig jaar
een beleid hebben gevoerd dat te beperkt is geweest. Die verhouding tussen markt en
overheid en staatsdeelnemingen of andere publieke bedrijven hebben we te nauw ingevuld.
Ik denk niet dat we de opheffing of aanpassing van het groepsverbod nu nodig hebben,
aangezien we hierin de afgelopen twee jaar al hele forse stappen hebben gezet; zie
onder andere de grote rol die EBN nu speelt en ook de aanmoediging van uw Kamer bij
bijvoorbeeld strategische reserves. Er is dus zeker wel een kanteling in het denken
ten opzichte van de jaren negentig. Dat ben ik met de heer Grinwis eens.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze welwillende reactie van de Minister. Dit is inderdaad wat eronder schuilgaat.
Wij hebben ons in Nederland wel heel erg ver teruggetrokken. We zijn wel heel erg
ver in onze schulp gekropen, want ja, «de markt». We willen ons er niet zomaar in
mengen en we willen geen marktverstoring. En ondertussen zijn we zaken als leveringszekerheid,
strategische autonomie of juist een versnelling van de energietransitie daarmee een
beetje uit het oog verloren in de afgelopen jaren.
Dan mijn vraag. Ik ga hier nog eens goed op kauwen. Ik heb ook het commentaar gezien
van ambtelijk EZK, waarvoor veel dank. Daar moet het amendement sowieso nog op worden
aangepast. In de tussentijd heb ik samen met collega Kröger een amendement ingediend,
of zijn we dat aan het indienen – ik weet de stand van zaken niet – om in ieder geval
in de geest van de woorden van de Minister van zonet artikel 3.19 iets uit te breiden,
zodat de decentrale netbeheerders ook in de wet duidelijker omschreven krijgen dat
ze iets meer kunnen dan een misschien in het verleden wel te eng opgevat limitatief
lijstje.
De voorzitter:
De Minister. Ik weet niet of hij kan reageren.
Minister Jetten:
We gaan het amendement dan bekijken en als het lukt vandaag nog appreciëren.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik heb nog een vervolgvraag over de gasachterblijvers. De Minister zegt dat hij het
zonnig inziet omdat netbeheerders een potje maken. Wordt dat nu al ingezet of wordt
het nog steeds verdisconteerd in de tarieven? Indien het potje wel wordt ingezet,
is dat dan genoeg? We zien natuurlijk een grote opgave op ons afkomen aan afsluitingen,
ook met het aansluiten van warmtenetten. De Minister gaf daarnaast aan dat een subsidie
kan; daar biedt deze wet de mogelijkheid toe. Maar wordt dat ook uitgewerkt, en per
wanneer zou het dan worden ingezet?
Minister Jetten:
Ik ben ook even op m’n WhatsApp aan het spieken, maar volgens mij geldt voor allebei
de punten dat het aannemen van deze Energiewet nodig is om én dat potje van de kant
te krijgen én de subsidies te kunnen gaan inzetten. We hebben dat eerder ook kunnen
financieren, dus over die subsidies maak ik me niet zo’n zorgen. Het ontbrak tot nu
toe gewoon aan het juridische haakje om het op deze manier te kunnen regelen. Bij
de ACM en in Europa stond men namelijk op het standpunt dat dit gewoon in de tarieven
moet worden verwerkt. Aanname van deze wet biedt hierin dus ook voordelen, in de vorm
van minder kosten voor aangeslotenen die niet meer aangesloten willen zijn.
De voorzitter:
Is dat voor u afdoende, mevrouw Rooderkerk? Dat is het geval, zie ik. Dan wilde mevrouw
Kröger van GroenLinks-PvdA ook nog een vraag stellen, toch?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, heel graag. Dat amendement dienen we zo in, dus ik hoop dat de Minister daar nog
een appreciatie van kan geven. Als het goed is, wordt het elk moment rondgedeeld.
Daarop vooruitlopend heb ik de volgende vraag. Ziet de Minister ook als basis dat
je een netbeheerder de ruimte wil geven voor die lokale systeemoptimalisatie, in een
systeem waarbij ook energiegemeenschappen, actieve deelnemers die met elkaar gaan
delen en gemeenten op allerlei manieren een rol spelen? Is de Minister het ermee eens
dat je zo’n netbeheerder daarvoor de ruimte wilt bieden, waarbij de netbeheerder er
ad ultimo, als last resort, in kan stappen als de markt het niet oppakt?
Minister Jetten:
Dat laatste wat mevrouw Kröger zei, is inderdaad de zoektocht. Waar ligt dat last
resort? Er kan dus binnen de huidige wet in onze interpretatie al heel veel. Ik ga
straks dus ook goed kijken naar het amendement. Misschien verduidelijkt dat wat we
al beogen te doen. Dat zou nuttig kunnen zijn. Maar ik pak even het voorbeeld erbij
van de FGU-regio, dus Flevoland, Gelderland en Utrecht. Daar is de netcapaciteit op
dit moment gewoon het allerkrapst. Een van de oplossingen is om op het middenspanningsnet
meer productie toe te voegen. TenneT kan eigenlijk niet leveren aan het net van de
regionale netbeheerder daar. Daar is nu de vraag – ik zal u daar binnenkort per brief
nader over informeren – of we dit helemaal aan de markt gaan overlaten of dat we die
ruimte aan de netbeheerder willen geven omdat we vinden dat de situatie zo acuut is
en we zo snel als mogelijk productie aan het middenspanningsnet willen toevoegen om
de elektrificatie en verduurzaming te kunnen blijven faciliteren. Ik vind gezien de
grote maatschappelijke urgentie dat we best ver kunnen gaan daarin. Het is alleen
de vraag of je dat meteen doen of dat je het eerst aan de markt vraagt en het pas
gaat doen als de markt het niet kan doen. Je kunt ook beginnen als launching customer,
maar met die activiteit stoppen als markten erin gaan stappen. Het zit heel erg in
de nuance waar we netbeheerders de ruimte willen geven voor dit soort grote maatschappelijke
opgaven. Maar in dit rondje hoor ik u beiden eigenlijk ook zo, meer dan in de eerste
ronde. Ik ga straks dus ook op die manier naar het amendement kijken. Ik zal het dan
ook vanuit die gedachte proberen te appreciëren.
De voorzitter:
Helder. Is dat afdoende, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een praktische vraag. Zijn die zes interrupties die we hebben inclusief
een eventuele vraag over de appreciatie van een amendement? Ik heb een heleboel amendementen
ingediend en daar wil ik ook vragen over kunnen stellen, dus dan stop ik nu met interrumperen.
De voorzitter:
In principe is het volgende aan de hand. We hebben vandaag een strakke eindtijd. We
kunnen niet uitlopen zoals vorige week. Als het uw wens is om meer te kunnen interrumperen
en die wens wordt breed gedeeld, dan kan dat, maar dan hebben we geen tweede termijn.
Dat kan prima, want we hebben natuurlijk nog een plenaire afronding. Ik wil u in overweging
geven dat moties die u in tweede termijn indient, niet morgen, maar ook volgende week
in stemming kunnen komen. Dat maakt het wel een beetje een ingewikkelde situatie omdat
we die plenaire afronding nog moeten doen. Het kan dus. We kunnen meer interrupties
toelaten. We kunnen ook zeggen dat er zes interrupties zijn plus nog de gelegenheid
om losse vragen over amendementen te stellen. Maar hoe het ook zij, we stoppen om
19.00 uur. De enige mogelijkheid voor mij om nu coulanter te zijn, is dat u afziet
van uw tweede termijn. Dat moeten we toch echt even met z’n allen bespreken. Dat kunnen
we nu doen, maar ook als we voelen dat we krapper in de tijd zitten. Maar het is nu
al 15.30 uur. De tijd gaat echt snel. Ik hoor een paar mensen murmelen. Ik hoor graag
via de microfoon hun visie.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb twee punten waarbij ik meer nodig heb van de Minister dan ik tot nu toe heb
gekregen. Dat heb ik verwoord in een motie met de bedoeling om een nadere uitwerking
vlak voor het plenaire debat te kunnen krijgen. Dus of de Minister moet een ijzerscherpe
toezegging neerleggen op beide punten of we houden toch echt een tweede termijn. Ik
zou dus graag gebruikmaken van een tweede termijn. Die mag wat mij betreft ook heel
kort zijn.
De voorzitter:
We kijken gewoon waar de meerderheid ligt.
De heer Erkens (VVD):
Mijn voorkeur gaat ook uit naar een tweede termijn. Misschien kunnen we als commissie
afspreken dat we bij het laatste blokje over de amendementen even naar de klok kijken.
Als we wat royaler in de tijd zitten, kunnen we dan nog wat doen. Maar dat weten we
pas als de Minister bij dat blokje komt. Mijn voorstel zou dus zijn: bij zes interrupties
blijven en als we ruim in de tijd zitten, dat toepassen. Vragen over de amendementen
kunnen we uiteraard ook in tweede termijn stellen.
De heer Bontenbal (CDA):
Mijn voorkeur gaat uit naar het schrappen van de tweede termijn en het debat gewoon
lekker zijn beloop laten hebben.
De voorzitter:
Dan staat het nu 2–2. Ik ga het hele rondje beluisteren.
De heer Kops (PVV):
Ik sluit me aan bij Bontenbal.
De voorzitter:
Dat zijn drie personen voor het schrappen van een tweede termijn en twee voor het
houden van een tweede termijn.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Wat mij betreft is het ook goed om de tweede termijn te schrappen. Ik heb dan nog
wel de vraag om een toezegging, waar ik anders een motie voor zou indienen.
De voorzitter:
Schrappen betekent geen tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil best meegaan met het voorstel om de tweede termijn te schrappen, maar betekent
dit dat we in de plenaire afronding dan gelijk moties kunnen indienen? Nee? Gaan we
dan weer twee termijnen houden? Dan is het geen plenaire afronding.
De voorzitter:
Een plenair wetgevingsdebat is gewoon in twee termijnen. Anders wordt het onnavolgbaar.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Bij het Belastingplan hebben we eerder alles in één termijn gedaan. Oké, dan is het
prima om de tweede termijn te schrappen. Dan hebben we nog tijd zat. Maar het probleem
is wel dat we in de tweede termijn, plenair in de Kamer, relatief beperkt de tijd
hebben en dan met extra veel gaan inschrijven. Ik vind dat scenario eigenlijk ook
niet helemaal optimaal.
De voorzitter:
We maken even het rondje af om te kijken hoe de verhoudingen liggen, want anders verspillen
we tijd aan dit soort dingen. De heer Flach heeft zich nog niet uitgesproken.
De heer Flach (SGP):
Bij voorkeur doen we twee termijnen, maar ik zou de eerste termijn gewoon goed willen
afronden. Ik denk dat dit gewoon heel belangrijk is. Het lijkt me helemaal een probleem
als we nu niet toekomen aan een goede appreciatie van de amendementen.
De voorzitter:
Erkens en Postma wilden nog wat zeggen over procedurele zaken. Postma eerst.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zou dus heel graag twee toezeggingen willen. Ik heb hier twee moties liggen. Als
ik die nou even naar de Minister toeschuif en hij kan knikken of hij dat in een toezegging
kan neerleggen, dan kan ik me bij de rest aansluiten.
De voorzitter:
Dit is een hele goede manier van zaken doen. De heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
We hebben in de commissie een behandelvoorstel afgesproken met elkaar. We hebben voor
WGO’s gekozen omdat er misschien de noodzaak is tot moties die nog uitgewerkt kunnen
worden. Ik wil collega Postma daar wel in bijvallen. Die procedurele afspraak hebben
we vastgesteld met elkaar. Daarom was ook het voorstel om het op zes interrupties
te houden, totdat we bij de appreciatie van de amendementen zijn. Als blijkt dat we
ruim in de tijd zitten – het gaat nu snel – kan dat volgens mij sowieso nog meer worden.
Ik hecht er wel waarde aan om de tweede termijn met elkaar te hebben, waarin je, nogmaals,
vragen kan stellen over de amendementen.
De voorzitter:
Ik ga even concluderen, want anders kost het te veel tijd, die we niet hebben. Ik
concludeer dat er een meerderheid is om het debat nu goed te voeren. We houden het
bij zes interrupties. Vragen over amendementen laten we wel toe, maar daarbij kijk
ik wel naar de collega’s om niet opnieuw een heel debat te starten. Stel echt een
vraag over het amendement zelf. Als er tijd over is, dan houden we een korte tweede
termijn.
Ik zou wel willen zeggen: kijk dan of het vooral nog zit op moties die écht uitgewerkt
moeten worden voor de plenaire behandeling. Ik heb zelf ook een aantal moties – die
zal iedereen hebben – die ook prima bij het plenaire debat ingediend kunnen worden.
Kijk nu alvast even heel scherp naar de eigen moties. Wat mevrouw Postma zegt, is
heel terecht. Het kan zijn dat je twee dingen hebt liggen die je graag uitgewerkt
wil hebben. Dat is prima. Ik ga de Minister vragen om de beantwoording te vervolgen.
Iedereen heeft nog interrupties, maar probeer deze spaarzaam in te zetten, zodat we
het maximale uit deze dag gaan halen. De Minister vervolgt de beantwoording.
Minister Jetten:
Voorzitter. Ik zal proberen nog korter te antwoorden. Nu ik klaar ben met het blokje
over de taken van netbeheerders, is het denk ik logisch om ...
De heer Bontenbal (CDA):
Er was nog een discussie over het groepsverbod. Nog niet alle interrupties zijn ...
De voorzitter:
Excuses, u heeft helemaal gelijk. Mevrouw Kröger zegt dat zij nog niet aan het woord
is geweest, maar u bent wel aan het woord geweest, zowel met een interruptie als bij
het stemmen zojuist. Eerst de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Zo’n leuke discussie moet je natuurlijk niet te snel afronden. Tegen collega Grinwis
zeg ik dat Vattenfall voor 8,5 miljard is verkocht, maar dat het een paar jaar later
nog maar 2 miljard waard was. Heel veel provincies hebben daar heel erg van geprofiteerd.
Maar dat terzijde.
De Minister zei iets interessants over twee dingen. Hij zei dat het groepsverbod ruimte
laat aan netbeheerders om zelf met installaties aan de gang te gaan en die een soort
van te verhuren. Ik meen in het wetsvoorstel gezien te hebben dat daar juist wat meer
de rem op komt. Dat zou ik gecheckt willen hebben. In de beantwoording die de Minister
zojuist gaf over het groepsverbod, zei hij ook dat hij zich kan voorstellen dat hij
voor gebieden waarin te weinig productie is omdat dat de netcongestie kan helpen oplossen,
misschien wil overwegen om netbeheerders daar een rol in te geven als de markt dat
niet zelf oppakt. Dat vind ik wel heel interessant. Netbeheerders zouden dan weer
in productie moeten. Dan denk ik: ja, die stap gaan we toch niet zetten? Dan zou ik
eerst netbeheerders de mogelijkheid geven om plekken aan te wijzen waar er eventueel
productie moet komen. Dan zijn marktpartijen, denk ik, beter in staat dan netbeheerders
om daar invulling aan te geven. Een netbeheerder die een installatie moet gaan bouwen
voor wind of zon of iets anders? Ik zou daar echt níét aan beginnen.
Minister Jetten:
Dank voor deze vraag. Ik bedoelde het ook helemaal niet zo stellig, maar veel meer
in vragende vorm. Er is niet zo veel zwart-wit aan deze discussie. Zoals ik al aangaf,
biedt het huidige groepsverbod al heel veel ruimte om een hele hoop dingen wel te
doen, meer dan denk ik door een deel van de Kamer nu wordt geïnterpreteerd. Ik pakte
even de FGU eruit omdat mevrouw Kröger sprak over last resort. Dat kun je op twee
manieren doen. Je kunt aan de ene kant zeggen dat er nu iets niet gebeurt wat maatschappelijk
wel heel urgent en nodig is en daarom tegen de netbeheerder zeggen dat je hem de ruimte
geeft om daarmee aan de slag te gaan en dat hij terugtreedt wanneer de markt het zelf
kan. Of je gaat in eerste instantie toch de markt veel meer uitdagen om het zelf te
doen en pas als het er helemaal niet van komt, als allerlaatste redmiddel een netbeheerder
eventueel de ruimte bieden om in het kader van netcapaciteit en extra invoeding op
het middenspanningsnet een rol te gaan vervullen. Dat is de zoektocht die we de komende
tijd met elkaar hebben: is het aan de voorkant om dingen op te starten en daarna aan
de markt te laten, of is het het allerlaatste redmiddel als de markt het echt niet
doet, maar we het maatschappelijk wel zo urgent en belangrijk vinden?
De heer Bontenbal (CDA):
U lijkt hier toch een vrij fundamentele discussie te openen. Die moeten we hier volgens
mij niet voeren. Maar u gaat wel het amendement van mijn collega’s appreciëren. Die
zeggen eigenlijk: maak de tekst iets ruimer en onduidelijker, zodat er meer ruimte
is. Moeten we dan niet een discussie hebben over het limitatieve lijstje? Ik zou namelijk
wel willen dat het duidelijk is wat ze wel en niet mogen. Dat er hier in de Kamer
dan per activiteit een discussie is over wat wel en wat niet, vind ik helemaal prima;
die ga ik graag aan. Daar zullen dan ook verschillende opvattingen over zijn.
Minister Jetten:
Ik probeer echt een bijdrage te leveren aan de meer inhoudelijke discussie over wat
je wel en niet wil, en niet per se om hierover onduidelijkheid te creëren in de wet,
want het helpt inderdaad om daar duidelijkheid over te bieden. Wellicht biedt het
amendement meer duidelijkheid, maar ik heb de tekst van het amendement nog niet. Ik
ga zo meteen kijken of het amendement meer duidelijkheid biedt over hoe we het groepsverbod
met elkaar interpreteren.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we verder met de beantwoording van de Minister.
Minister Jetten:
Mijn verkoudheid speelt weer op, dus af en toe laat mijn stem het een beetje afweten,
maar ik hoop dat het goed gaat. Aangezien we nu klaar zijn met het blok over de netbeheerders,
is het misschien toch nuttig om nu al het blok data te doen, en niet aan het eind.
Een deel van deze beantwoording ziet namelijk ook op de netbeheerders. Slimme meters,
slimmer meten en gebruik van data zijn de drie thema’s hier, waar onder anderen Postma,
Flach en Rooderkerk in de eerste termijn van vorige week veel bij hebben stilgestaan.
Op dit moment heeft 93% van de mensen een geschikte meter die voldoet aan de eisen:
een slimme meter of een digitale meter. 7% heeft die dus nog niet. Die mensen hebben
twee keuzes: een digitale meter die niet op afstand uitgelezen kan worden of een slimme
meter waarvan de communicatiefunctionaliteit kan worden uitgezet. Beide opties voldoen
aan de eisen van de Energiewet.
De motie van mevrouw Postma die eerder is aangenomen, ziet op de toestemming voor
energiebedrijven om data van apparaten in huis in te kunnen zien, dus niet op de slimme
meter; daar zijn aparte regels voor. De motie van mevrouw Postma zijn we nu aan het
uitwerken. Dat komt terug bij de Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten.
Mevrouw Postma vroeg ook naar de procedure bij klachten over de gegevens van een slimme
meter. Als consument kan je in eerste instantie terecht bij je netbeheerder en anders
bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. Dat is ook geregeld in hoofdstuk 3
van de wet. Voor als de data niet kloppen, hebben we via de Metrologiewet geregeld
dat de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur toezicht houdt op de kwaliteit van de
meters en het werk van de netbeheerders.
De heer Flach vroeg naar het slimmer meten van netbelasting en naar inzichten in netten.
De netbeheerders werken nu aan een openbaar dashboard dat actuele en gedetailleerde
inzichten geeft in de situatie op het hoog- en middenspanningsnet. Hierdoor krijgen
lokale overheden gedetailleerder inzicht in onder andere de lengte van de wachtrij,
het totale vermogen op de wachtrij en de geplande uitbreiding. Zo kunnen ze ook zien
op welke plekken er binnenkort ruimte beschikbaar komt. Binnenkort komt de eerste
versie van dat dashboard beschikbaar. Voor inzicht in de laagspanningsnetten is de
data nu nog wat beperkt. Netbeheerders werken in het programma omtrent netcongestie
ten eerste aan het versneld installeren van meters in tienduizenden elektriciteitshuisjes.
Netbeheerders onderzoeken ook of informatie uit slimme meters op een privacyvriendelijke
wijze kan worden gebruikt om inzichten te krijgen in de belasting van het laagspanningsnet.
Daarbij geldt wel dat de bescherming van persoonsgegevens natuurlijk cruciaal is.
De Energiewet heeft in dit kader vier verbeteringen ten opzichte van het huidige stelsel.
Ten eerste: meer nadruk op decentraal beheer van dataregisters, inclusief eisen aan
datakwaliteit, cybersecurity en beveiliging. Ten tweede: de introductie van de gegevensuitwisselingsentiteit,
de centrale spil van veilige data-uitwisseling; dat wordt een wettelijke taak. Ten
derde: meer aandacht voor zorgvuldige identificatie. Via de Energiewet regelen we
dat consumenten via DigiD en bedrijven via eHerkenning echt goed beschermd zijn als
zij zich online moeten identificeren. Ook verruimen we het toezicht van de Rijksinspectie
Digitale Infrastructuur op de cyberveiligheid. We kijken binnen het NPE hoe we AI
hier slimmer voor kunnen inzetten, zeg ik onder anderen richting mevrouw Postma, want
daar liggen enorme kansen om op basis van de data, die we dus beter gaan verzamelen,
tot slimmere oplossingen te komen.
De heer Flach vroeg naar de betrokkenheid van consumentenorganisaties bij de overleggen
over data delen. Ik ben het zeer met hem eens dat dit echt belangrijk is. De overleggen
vinden momenteel plaats binnen de vereniging Marktfaciliteringsforum. In de statuten
is opgenomen dat representatieve consumentenorganisaties hier ook lid van kunnen zijn.
Ik verwelkom het als dit verder wordt uitgebreid, dus daar zal ik ook naar vragen.
Ik zal daarbij het belang dat uw Kamer daaraan hecht, ook bij dit forum onder de aandacht
brengen.
De AVG werd door velen van u genoemd. De Algemene verordening gegevensbescherming
geldt natuurlijk onverkort voor energiedata. De Energiewet schrijft op een integrale
wijze voor welke gegevens die nodig zijn voor het goed functioneren van het energiesysteem,
worden verzameld, geregistreerd en uitgewisseld, en wat er vanuit de AVG nodig is
om die op een veilige manier te verzamelen.
Kröger en Flach vroegen nog naar lessen rondom data en hoe die worden meegenomen in
de verdere uitwerking van de Energiewet. In de ministeriële regeling voor energiedata
zullen we daar het een en ander over opnemen. Dan gaat het onder andere over lessen
rondom gegevensbescherming, hacks en andere privacyzaken. We hebben al vijf jaar lang
elke week een overleg met experts uit de ICT-sector en experts op het gebied van persoonsgegevensbeveiliging.
Ik zal de Kamer informeren over de ministeriële regeling als de internetconsultatie
ervan van start gaat in het derde kwartaal van dit jaar. Dus gelijktijdig met de internetconsultatie
zal ik u updaten.
De toegang tot historische gebruiksdata bij overstap van energieleverancier kan inderdaad
beter worden geregeld. De Energiewet biedt hier een concreet voordeel voor consumenten.
Het beheer van deze gegevens komt nu expliciet bij de netbeheerder te liggen. Dat
is echt een wijziging ten opzichte van de huidige wet. Deze inzage is dus niet meer
gekoppeld aan de looptijd van het contract bij de energieleverancier, maar kan na
wisseling van leverancier tot 24 maanden terug toegankelijk worden teruggevonden.
Dat is echt een verbetering voor de consument.
Mevrouw Koekkoek vroeg naar data bij energie delen. Energie delen wordt geregeld bij
de implementatie van de Europese Elektriciteitsrichtlijn en het E&D-pakket. Daarbij
worden ook het verzamelen, valideren en verstrekken van meetgegevens bij het delen
van energie verwerkt.
Over toegang tot data, specifiek bij gesloten distributiesystemen, ging een vraag
van mevrouw Postma. Partijen die zijn aangesloten op een gesloten distributiesysteem,
bijvoorbeeld in zo’n energiehub, hebben recht op inzicht in hun data en het wisselen
van leverancier. Daarom verplichten we de GDS-beheerders met de Energiewet om een
dataregister voor het eigen systeem bij te houden en deel te nemen aan het centrale
datastelsel waar ik net naar verwees.
Mevrouw Rooderkerk vroeg naar het verdienmodel dat kan komen kijken bij het verschaffen
van inzicht in data. Huishoudens en bedrijven hebben in de voorgestelde wet de mogelijkheid
tot inzage in de eigen gegevens. Dat inzicht moet kosteloos zijn, het gaat namelijk
om je eigen data. Hopelijk nemen we hiermee uw zorgen weg, aangezien we per wet afdwingen
dat dat kosteloos moet.
Tot slot correctie van gegevens. De afnemer heeft recht op inzage in de gegevens en
correctie van foute gegevens. Dat valt ook onder de Algemene verordening gegevensbescherming.
Als het toch niet goed gaat, kan de afnemer een klacht indienen bij de ACM. Daarnaast
moet de registerbeheerder steekproefsgewijs en periodiek controleren of de gegevens
kloppen. Dit is vastgelegd in artikel 4.13 lid 2.
Dat was het blok data, voorzitter. Dan ga ik nu door naar prioriteren en investeren.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank aan de Minister voor de beantwoording ten aanzien van slimme meters. Vorige week
had ik ook gevraagd of het mogelijk is om een nieuw slimmemeteroffensief op te zetten
voor de 1 miljoen huishoudens die er nog geen hebben. Sommige daarvan zullen dat wellicht
niet willen, maar velen waarschijnlijk ook wel. Is het mogelijk om de verhuurders
dan wel de netbeheerders de kosten hiervoor op zich te laten nemen, zoals dat in het
verleden bij de netbeheerders ook gebeurd is?
Minister Jetten:
Dat durf ik niet te zeggen. Daar kom ik straks op terug.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik was daar ook heel benieuwd naar. 7% van de huishoudens heeft geen slimme meter
maar nog een «domme», ouderwetse meter. Dat zijn toch 600.000 huishoudens. Er moet
een plan komen om ook deze huishoudens te voorzien van een slimme meter. Hoe wordt
daarin voorzien? Als deze wet in werking treedt, geldt het dan per direct of is er
een uitfaseringstermijn voor deze mensen geregeld?
Mijn andere vraag gaat over artificial intelligence die wordt ingezet om te kijken
hoe je het net snel kunt gebruiken. Dat lijkt me hartstikke slim, maar we zijn in
Europa ook bezig met een, in mooi Nederlands, cybersecurity directive. Het is goed
om dit nauwlettend te volgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidsafspraken worden
meegenomen in deze wet. Hoe staat de Minister daartegenover?
Minister Jetten:
We zullen de Europese cybersecurityrichtlijn gaan implementeren. Dat wordt een aanvulling
op wat er nu al in de wet staat.
Ten aanzien van de slimme meters: er ligt in afwachting van aanname van deze Energiewet
een plan klaar voor die laatste 7%. Dat is een plan dat in een aantal fasen wordt
uitgevoerd. Er geldt dan eigenlijk een gedoogperiode voor iedereen die nog niet aan
die verplichting voldoet. Vorig jaar – maar dat was nog voor de verkiezingen, dus
toen was u nog geen Kamerlid – hebben we hierover een brief gestuurd. Ik kan u nog
wel even laten weten per app in welke brief dit wordt uitgelegd, als u dat wilt teruglezen.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw beantwoording.
Minister Jetten:
Er zijn verschillende vragen gesteld over vormen van prioritering. Er zijn verschillende
vormen van prioritering. Er is een prioriteringskader voor netuitbreidingen. Dat is
vorig jaar tot stand gekomen. Ik heb uw Kamer daarover in april vorig jaar geïnformeerd.
Het tweede kader is prioriteren op aansluiten. Dan gaat het dus echt om individuele
gevallen. De ACM publiceert het tweede kader nog deze maand. Een deel van de vragen
van mevrouw Kröger is dus aan het eind van deze maand hopelijk beantwoord door de
ACM. De Energiewet maakt het mogelijk dat netbeheerders in hun investeringsplannen
voorrang kunnen geven aan investeringen voor wind op zee en MIEK-projecten, zowel
provinciaal als nationaal. Het kader voor investeringen ziet op de uitbreidingen die
nodig zijn. Dan gaat het onder andere om vroegtijdig prioriteit geven aan investeringen
die echt grote maatschappelijke ontwikkelingen ondersteunen. Daarbij gaat het onder
andere om de woningbouwafspraken tussen Rijk en regio, de uitrol van energie-infra
voor duurzame mobiliteit, de productieafspraken uit de regionale energiestrategieën,
de aansluiting van wind op zee en de verduurzaming van de industrie. Bij het opstellen
van een PMIEK gebeurt dit in nauwe samenwerking met de provincies. Ik vind het een
mooie ontwikkeling dat steeds meer provinciale staten een apart debat houden over
hun PMIEK.
Bij individuele aansluitingen gaat het niet zozeer om investeringen om het systeem
uit te breiden maar om de vraag wie wanneer als eerste kan worden aangesloten op een
al liggend of uitgebreid net. Het kader dat de ACM op 18 april verwacht te publiceren
zit aan het einde van het proces, wanneer de infra er al ligt en individuele partijen
van hoog maatschappelijk belang in de wachtrij blijken te belanden. Denk aan ziekenhuizen,
de politie en andere zaken van groot maatschappelijk nut. Het kader van de ACM maakt
het mogelijk dat deze partijen vooraan in de wachtrij komen te staan en als eerste
capaciteit krijgen als deze vrijkomt via congestiemanagement of uitbreiding. Dat is
dus een alternatief voor het «first come, first served»-principe waar we ongeveer
twee jaar geleden veel discussie over hebben gehad in deze Kamer.
Dan nog een aantal specifieke vragen. De heer Grinwis vroeg naar prioriteren van woningbouw.
In de wet is een haakje opgenomen om nadere regels te stellen over de volgorde van
uitbreidingsaansluitingen. Dat kan per AMvB en ministeriële regeling worden geregeld.
In de provinciale variant van het MIEK kunnen lokale overheden voorrang geven aan
de uitbreidingen die nodig zijn voor woonwijken. De ACM bepaalt dus niet zozeer de
volgorde, maar schetst wel de kaders daarvoor. Op basis daarvan kunnen rijksoverheid,
provincies en gemeenten een maatschappelijke prioritering toepassen. In dat prioriteringskader
voor specifieke partijen is woningbouw dus als expliciet thema door de ACM opgenomen.
TenneT en de regionale netbeheerders geven in hun investeringsplannen prioriteit aan
de nationale en provinciale MIEK-projecten. Ik beslis samen met de andere vertegenwoordigers
in het bestuurlijk overleg welke projecten de MIEK-status krijgen. U wordt daarover
ook steeds per brief geïnformeerd. Ik heb het amendement van het lid Flach om de AMvB-bepaling
voor te hangen die het haakje voor het prioriteringskader bevat, vorige week al oordeel
Kamer gegeven. Daarmee wordt de betrokkenheid van de Kamer versterkt, mocht de Kamer
dit amendement aannemen.
Deze wijze van prioritering is bij de huidige investeringsplannen voor het eerst toegepast.
De ACM heeft in haar toets op deze IP’s geconcludeerd dat de navolgbaarheid en transparantie
van de gemaakte keuzes nog verbeterd kunnen worden. De ACM is samen met TenneT en
de drie grote regionale netbeheerders nu bezig met een verbetertraject op dit punt.
De eerste mijlpalen daarvan kunnen worden verwacht in september.
Mevrouw Postma vroeg naar de voorhang. Eigenlijk wordt uw vraag met het amendement-Flach
ondervangen.
Veel vragen zien op het kader dat de ACM op 18 april verwacht te publiceren. Ik ben
bijna door dit blokje heen, voorzitter.
In de Energiewet en de lagere regelgeving worden regels gesteld voor hoe de investeringsplannen
moeten worden opgebouwd, waaronder de regels over de volgorde van investeringen in
deze plannen. De provinciale MIEK’s worden vastgesteld door gedeputeerde staten na
afstemming in de energyboards, waarin ook netbeheerders en gemeenten kunnen meepraten
over de prioritering binnen die provincie.
Mevrouw Rooderkerk, de heer Flach en volgens mij daarna ook nog een paar anderen vroegen
naar de zichttermijn van de investeringsplannen. Ik heb er in de inleiding ook wat
over gezegd. De zichttermijn is tien jaar. Gezien de lange doorlooptijd van uitbreidingen
is het wel een goed idee om nog verder te kijken dan die tien jaar. Netbeheerders
doen dat deels via de Target Grid van TenneT, waarin langetermijnvoorspellingen en
verschillende scenario’s worden geformuleerd. Ik ben in overleg met de ACM en de netbeheerders
over verbetering van de investeringsplannen en het proces. De zichttermijn van de
investeringsplannen is geregeld op het niveau van de AMvB. Ik kan mevrouw Rooderkerk
toezeggen deze gewenste aanpassing naar vijftien of twintig jaar mee te nemen in de
uitwerking van de AMvB, plus dat we tweejaarlijks de IP’s actualiseren.
Mevrouw Beckerman had ook een aantal vragen in dit kader. Zowel de netbeheerders als
de ACM hebben ruimte nodig om de investeringsplannen op te stellen, maar de ACM moet
wel echt toetsen of de investeringsplannen voldoen aan de gestelde kaders. De begrippen
in de wet geven richting, maar laten ruimte voor maatwerk en inkleuring naar een specifieke
investeringsbehoefte die er voor een bepaalde netbeheerder op dat moment is. De ontwerpinvesteringsplannen
worden daarnaast openbaar geconsulteerd, mede om de samenleving de mogelijkheid te
geven om daarop te reageren. Allerlei marktpartijen, overheden en maatschappelijke
organisaties hebben daar ook gebruik van gemaakt.
Maatstafconcurrentie valt onder de regulerende bevoegdheid van de ACM. Het vergelijkt
de systeembeheerders onderling, maar zegt niets over de inhoud van de investeringsplannen.
De keuze en invulling van de maatstafconcurrentie zijn aan de ACM.
Voorzitter. Dat was het blok prioriteren.
De voorzitter:
Helder. Dan is er een interruptie van de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank weer voor het in sneltreinvaart ons voorzien van goede antwoorden. Een helder
antwoord over de woningbouw. Ik ben benieuwd of al onze collega’s bij decentrale overheden
hier ook goed van op de hoogte zijn. Als ik met gedeputeerden spreek, merk ik dat
ze eerst veel zorgen hadden over stikstof. Toen kwam het drinkwatertekort en nu is
netcongestie zo’n beetje issue nummer één. Hoe krijgen we de mogelijkheden die de
wet biedt, de schaarste en de enorme woningbouwopgave, waarbij Hugo de Jonge bij wijze
van spreken iedere week bij hen op de bel drukt en zegt «hé, hoe staat het ermee?»,
op een goede manier bij elkaar? Is de Minister bereid toe te zeggen om daar een inspanning
op te verrichten richting in ieder geval de provincies, omdat het volgens mij daar
allemaal bij elkaar komt?
Ik miste nog een antwoord op de specifieke vraag die ik had gesteld over de warmtevoorziening
bij een groter wooncomplex. Als je ... Sorry, dat heb ik gemist.
De voorzitter:
U was toen niet in de zaal.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
O, die is al beantwoord. Dat ligt aan mij. Dan ga ik dat terugluisteren, want ik ben
zeer benieuwd. We moeten deze casus, die tijdens een werkbezoek opkwam, oplossen.
Ik ga het terugluisteren.
Minister Jetten:
Misschien wil de heer Grinwis die casus nog naar mij doorsturen, want ik ben toch
wel geïnteresseerd in het vervolg.
Dan uw vraag nu. Ik zie inderdaad verschillen tussen de provincies. Sommige provincies
zijn al heel ver met een goed ingeregelde energyboard, hebben een heel intensief traject
doorlopen met alle gemeenten en netbeheerders en hebben daarbij inderdaad heel erg
gekeken naar de woningbouwafspraken die met de Minister voor Volkshuisvesting zijn
gemaakt. Een paar andere provincies hebben dat minder intensief gedaan. Het IPO is
dus nu bezig om die ervaringen onderling uit te wisselen. Ik spreek zelf ook regelmatig
met de provincies Flevoland, Gelderland en Utrecht vanwege de grote problemen daar
met de netcapaciteit. Daar hebben we het continu over hoe we binnen die energyboards
van die provincies zo goed mogelijk kunnen sturen en prioriteren. Ambtenaren van het
Ministerie van EZK schuiven daar ook regelmatig aan. Dit is echt nog iets wat we nu
lerenderwijs aan het verbeteren zijn. Dit komt ook regelmatig aan de orde in het bestuurlijk
overleg rondom klimaat en energie met de VNG, IPO en de waterschappen. Ik stel dus
voor dat ik in de volgende kwartaalbrief over netcapaciteit ook even een korte update
geef over wat we allemaal doen om dit in alle provincies zo goed mogelijk toe te passen.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het op dit punt toch ook over de investeringsplannen hebben, want die discussie
hebben we natuurlijk bij het debat over netcongestie ook vrij uitgebreid gevoerd.
Als je zegt dat het eigenlijk in het MIEK of in de PMIEK’s zit en woningbouw daarin
wordt geïntegreerd, hoe borg je dan in deze wet dat er wel degelijk getoetst kan worden
of investeringen voldoen aan dat hogere niveau van het algemeen belang? Dat is nu
niet in de wet geborgd, dus dan ben je afhankelijk van de vraag of dat lokaal in een
PMIEK wel of niet goed zit. De Minister schetst net zelf dat dat kennelijk nogal verschilt,
terwijl je dat toch eigenlijk gewoon vastgelegd zou willen hebben als een beschrijving
van de opdracht.
Minister Jetten:
De vraag is of dat in de wettekst van de Energiewet moet, want we verwijzen nu dus
naar het nationale MIEK en het provinciale MIEK. We hebben vorig jaar het beleidskader
aangepast om daarin juist woningbouw onder andere een veel zwaardere rol te laten
spelen. Ik merk ook dat die vraag eigenlijk vanuit elke regio heel erg komt en dat
men zegt: als ik van het Rijk een enorme woningbouwopgave moet faciliteren, dan moet
ik ook wel die netcapaciteit kunnen aansluiten, want anders heeft het niet zo heel
veel zin. Ik denk alleen wel dat er wat betreft de vraag in hoeverre men dat nu ook
al heel volwaardig, intensief en met alle gemeenten samen heeft doorlopen nog verschillen
zijn tussen de provincies, dus dat is iets wat de komende tijd nog verder moet verbeteren.
We hebben een tijdje geleden een bestuurlijk overleg gehad met het IPO, waarbij de
twaalf provinciale MIEK-programma’s door onafhankelijke experts waren doorgelicht.
Daar kregen we echt hele mooie, concrete feedback over hoe dat op een aantal plekken
echt scherper had gekund. Ik merkte ook dat die gedeputeerden zeer gretig waren om
daarmee aan de slag te gaan, want zij hebben er natuurlijk het allergrootste belang
bij om dit ook goed te doen. Ik denk niet dat er een nog zwaardere verwijzing in de
Energiewet nodig is om dit met de aanpassingen die we nu binnen het MIEK-programma
hebben gedaan ook in de praktijk echt voor elkaar te krijgen.
Voorzitter, als u het goedvindt, kom ik bij de hybride connectoren.
De voorzitter:
Volgens mij zijn er geen interrupties meer, dus gaat uw gang.
Minister Jetten:
Er staan op dit moment 670 turbines op zee. Rond 2030 verwachten we een verdubbeling
van het aantal molens en een verviervoudiging van het vermogen. Het kabinet heeft
hiervoor in het Programma Noordzee windgebieden aangewezen op zee. Via tenders geven
we vergunningen uit aan partijen die het beste bod doen. Rond 2030 verwachten we een
capaciteit van circa 21 gigawatt te hebben vergund, waarmee we 75% van ons elektriciteitsverbruik
via wind op zee verwachten te kunnen produceren. De aansluiting daarvan speelt de
komende tijd inderdaad een belangrijke rol.
Waarom doen we dit op zulke grote schaal? We hebben het geluk dat we een grote zee
hebben met een ondiepe zeebodem, waar we vrij makkelijk grootschalig CO2-vrije energieproductie voor elkaar kunnen krijgen. Het helpt ons in onze energieonafhankelijkheid.
Om die windenergie aan land te brengen, is er een net nodig en de aanleg daarvan is
inderdaad kostbaar, maar wel noodzakelijk. Nederland heeft zich in een zeer krappe
toeleveringsmarkt door voortvarende aanbestedingen van TenneT zeker gesteld van de
levering van noodzakelijke platforms, kabels en landstations, maar helaas zijn door
de krapte in de markt en ook door externe factoren, zoals gestegen rente, de kosten
van het net op zee hoger uitgevallen dan van tevoren gedacht. In 2039 gaat het emissieplafond
voor het ETS naar nul. We hebben dus ook niet echt een optie. We moeten er echt voor
zorgen dat dat CO2-vrije energiesysteem er tegen die tijd is. We kunnen daarbij dus wel kijken hoe we
dat net op zee tegen de laagst mogelijke kosten kunnen aanleggen.
Een van de manieren is interconnectie met de buurlanden. Daarbij is door een aantal
van u terecht gesteld dat niet iedere interconnectie die een private partij voorstelt
ook wenselijk en doelmatig is. Interconnectoren moeten alleen worden aangelegd als
ze op de lange termijn ook leiden tot lagere sociaal-maatschappelijke kosten en dus
tot grotere baten. Indien interconnectoren door private partijen worden ontwikkeld,
dan zal bijvoorbeeld een deel van deze baten enkel aan die private partij toekomen
en niet aan de maatschappij. Net als u acht ik dat onwenselijk.
Deze wetswijziging gaat voor wat betreft de nota van wijziging over interconnectie
van land tot land. De eerste nota van wijziging was gericht op een goede borging van
publieke belangen zoals leveringszekerheid, publiek eigendom en de rol van de TSB
hierbij. Door het kunnen aanleggen van interconnectoren kan TenneT als DSB ervoor
zorgen dat we dat ook nauwkeurig afstemmen met de buurlanden en koppelen aan het net
op zee. Het bevordert namelijk ook de integratie van voorzieningen met onze buurlanden
en daarmee ook een betere uitwisseling van elektriciteitsproductie, om daarmee in
de bredere Europese regio die leveringszekerheid tegen de laagst mogelijke kosten
te garanderen.
Met het VK is een hybride interconnector in ontwikkeling, bestaande uit twee windparken,
een Nederlandse en een Britse relatief dicht bij elkaar, die met elkaar kunnen worden
verbonden en dus ook met het Britse vasteland en het Nederlandse vasteland. Daarbij
geldt dat voor Nederland alleen TenneT het recht krijgt om die interconnectoren en
dus ook die hybride interconnectoren aan te leggen. Dat zeg ik ook tegen de heer Flach,
die daar nog specifiek naar vroeg. Dit is de wettelijke taak zoals wij die TenneT
al op zee hebben toegewezen. Groot-Brittannië gaat hier anders mee om. Dat is ook
de reden waarom we nu in heel gedetailleerde onderhandelingen met de Britten zitten,
omdat hun deel van die hybride interconnectie ook echt hybride door markt en overheidspartijen
wordt ontwikkeld. Aan onze kant is dat dus echt de taak van TenneT.
Klopt het dat de kosten voor het net op zee hoger uitvallen door verschillende factoren?
De ACM is exclusief bevoegd om de afschrijftermijn van het net op zee te bepalen.
Als het aannemelijk is dat het net op zee 40 jaar meekan en kan worden gebruikt, dan
verwacht ik dat de ACM zal besluiten om die afschrijvingstermijn ook daadwerkelijk
te verhogen. We zijn daarover met elkaar in gesprek. De kosten van het net op zee
worden in lijn met het cascadebeginsel verdeeld over de aangeslotenen op het net,
ook aangezien alle op het net aangeslotenen de elektriciteit van wind op zee gebruiken.
Het kabinet kijkt nu naar verschillende oplossingsrichtingen om de oplopende nettarieven
verder te beteugelen, want die hoge nettarieven raken aan de concurrentiepositie van
de Nederlandse industrie, maar natuurlijk ook aan de energierekening van huishoudens.
Een deel van de oplossing is het bekostigen van een deel van de netkosten uit algemene
middelen. Dan wordt het natuurlijk nog steeds door ons als samenleving betaald, maar
wat minder direct via de energierekening. Het wordt dan op een wat bredere manier
gesocialiseerd. Dan kun je als kabinet ook wat breder wegen wat het je waard is om
een deel van die kosten voor je rekening te nemen. Dat onderzoek loopt nu in opdracht
van de Minister van EZK, mijzelf en de Staatssecretaris en de Minister van Financiën.
De resultaten komen aan het eind van het jaar uw kant op.
Op zee hebben we niet alleen maar een elektriciteitsnet maar ook veel gasleidingen.
Een deel daarvan zal niet meer in gebruik zijn of de komende jaren buiten gebruik
raken. Indien mogelijk wil ik bestaande gasleidingen inderdaad gaan hergebruiken voor
het transport van waterstof. Als dat transport gewoon via de bestaande gasleidingen
kan, wordt de natuur in de Noordzee en de Waddenzee niet gestoord door de aanleg van
nieuwe waterstofleidingen. Wij onderzoeken nu voor welke gasleidingen die ombouw mogelijk
is en onder welke randvoorwaarden.
Voor gasleidingen geldt geen algemene opruimplicht, maar het is wel belangrijk dat
er wordt gekeken naar andere ruimtelijke belangen op de Noordzee, waaronder dus natuuruitbreiding
en veiligheid maar ook visserij. Ik heb mevrouw Postma gehoord. Zou het kunnen dat
we gasleidingen die niet worden omgebouwd maar helemaal buiten gebruik raken, terwijl
ze natuurlijk wel goed worden afgesloten vanwege de veiligheid, in plaats van opruimen
gewoon kunnen laten liggen omdat er zeeleven op zit? Wat mij betreft gaan we goed
luisteren naar iedereen die daar veel meer verstand van heeft dan deze Minister, want
de staat van de Noordzee is echt erbarmelijk. Alles wat we kunnen doen om de natuur
daar overeind te houden, is mooi meegenomen. Zowel de heer Bontenbal als mevrouw Postma
had dus gelijk in de discussie over de gasleidingen.
Tot slot ben ik niet van plan om een moratorium op de uitrol van windmolens af te
kondigen. We moeten natuurlijk goed luisteren naar de zorgen van omwonenden. De plaatsing
van windenergie moet altijd zorgvuldig gebeuren en er moet altijd worden gekeken wat
de impact is op de leefomgeving. Het RIVM zal in de komende jaren aanvullend onderzoek
uitvoeren naar de relatie tussen blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en
slaapverstoring in de Nederlandse situatie. De Staatssecretaris van IenW komt met
aangescherpte normen voor wind op land.
Voorzitter. Dat was het blok interconnectoren en wind.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn meerdere vragen voor u. Ik dacht dat de heer Bontenbal van het
CDA als eerste was.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb twee vragen. Als het aan de Minister ligt, gaat het bestaande initiatief NuLink
geen doorgang vinden. Ik snap nog niet helemaal waarom niet. Is dat omdat, als er
meer partijen meedoen, ze elkaars businesscase in de wielen rijden en dan niet de
meest maatschappelijk optimale businesscase overblijft? Want dan moeten we dat, denk
ik, helder zeggen. Ik zou dan inderdaad voor de meest maatschappelijke businesscase
zijn. Tegelijkertijd is er natuurlijk veel effort in gestoken, dus als dat helpt om
de interconnectiecapaciteit te verbeteren, zouden we het kunnen overwegen.
Mijn tweede vraag gaat over de netverliezen. De kosten van netverliezen zijn natuurlijk
flink opgelopen. Die zitten in de energierekening. Daarom zijn de netkosten zo toegenomen.
Het is misschien een gek idee, maar stel nou dat je de kosten van die netverliezen
en de inkoop van de energie gewoon via de energieleveranciers laat lopen. Nu spreid
je alles uit over de nettarieven waar geen kWh-component in zit; het verbruik telt
dus niet mee. Ook moeten de netbeheerders het zelf inkopen. Wat nou als je het door
de energieleveranciers laat inkopen en die het uitsmeren in hun kWh-prijs? Zou dat
niet een manier zijn om het eerlijker terecht te laten komen bij de mensen die ...
Nou ja, er zit een component in van verbruik, dus dat zou wellicht eerlijker zijn.
Misschien dempt dat de tarieven iets.
Minister Jetten:
Ten aanzien van die interconnectie: dat klopt, het is eigenlijk zonde om te veel aan
te leggen. Daarom kiezen we met advisering van TenneT voor de laagste maatschappelijke
kosten. We denken dat NuLink te veel van het goede gaat zijn. Als ik binnenkort met
de Britten verder ben met LionLink en ik daar de Kamer per brief over informeer, kan
ik hier nog wel wat uitgebreider op ingaan. Eigenlijk doet de heer Bontenbal een aantal
suggesties om te kijken hoe de stijging van de energierekening kan worden beperkt.
Ik ga even kijken welke van die suggesties we kunnen meenemen in het reeds aangekondigde
onderzoek naar nettarieven. Dat is dan gewoon een aanvullende onderzoeksvraag die
we aan de onderzoekers kunnen meegeven.
De voorzitter:
Dat is een toezegging die we snel gaan noteren. Ik hoor dat het onderzoek loopt. Heeft
u een inschatting voor de termijn? Ik moet er altijd een termijn bij noteren.
Minister Jetten:
Ik verwacht aan het eind van het jaar samen met het Ministerie van Financiën een eerste
terugkoppeling van het onderzoek te hebben.
De voorzitter:
Helder. Dan noteren we dat erbij. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik ga toch nog even door op die interconnectoren. Ik hoor de Minister beschrijven
hoe de situatie is en als reden noemen dat we ook niet te veel moeten willen aanleggen.
Ik denk dat zowel de heer Bontenbal als ik dat niet wil. Het punt is alleen dat TenneT
het alleenrecht krijgt voor het aanleggen van interconnectoren. De vraag die achter
mijn vraag zat, is: beperken we onszelf daar niet te veel mee? Ook marktpartijen zouden
soms dingen op kunnen pakken die TenneT op dat moment niet aankan, bijvoorbeeld vanwege
financieringscapaciteiten of dat soort dingen. Ik sloot dus af met de vraag waarom
de Minister voor dat alleenrecht kiest en waarmee snelle aanleg het meest gediend
zou zijn.
Minister Jetten:
We hebben TenneT de wettelijke taak gegeven om het net op zee aan te leggen en te
beheren. Een dochter van Gasunie zorgt voor het waterstofnetwerk. Maar TenneT en Gasunie
maken natuurlijk wel op grote schaal gebruik van marktpartijen om dat ook daadwerkelijk
te kunnen doen. Waar we het meest bij geholpen zijn, is ver vooruitplannen en ver
van tevoren bestellen, zoals TenneT afgelopen jaar heeft gedaan met die 2-gigawattplatforms.
Daarvan worden er de komende jaren in de wereld maar een aantal gemaakt. Die komen
eigenlijk allemaal naar Nederland en Duitsland toe, omdat TenneT daar echt vooraan
in de rij stond. Wij hebben daar als rijksoverheid ook echt financiële garantstellingen
voor georganiseerd, zodat TenneT die bestellingen daadwerkelijk kon laten doorgaan.
Ik zou het onverstandig vinden om naast TenneT ook nog marktpartijen de mogelijkheid
te geven om netten op zee en interconnecties aan te leggen. Ik vind het onverstandig
gezien de enorme kosten die ermee gepaard gaan en de gestegen nettarieven waar we
met elkaar tegen aanhikken. Dat is de reden waarom ik daar terughoudend in ben geweest
in mijn beantwoording.
De voorzitter:
Helder. Is dat afdoende voor de vragensteller? Daar lijkt het op. Dan ga ik naar de
heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Nog even kort over die afschrijvingstermijnen van het net op zee. De Minister gaf
aan dat er gekeken wordt hoeveel er over 40 jaar afgeschreven kan worden. Dat zou
simpelweg betekenen dat er lagere nettarieven per jaar zijn, omdat je het over meer
jaren uitsmeert. Op welke termijn zou er inzicht in die onderzoeken zijn en hoe maakt
de ACM dit mogelijk?
Minister Jetten:
Dat is het onderzoek dat ik met de Minister van EZK en de Minister van Financiën laat
uitvoeren naar nettarieven. Ik dacht dat de eerste inzichten daarvan eind dit jaar
beschikbaar zijn. Dit heeft als doel dat het volgende kabinet daar volgend jaar bij
de Voorjaarsnota eventueel een eerste weging in kan maken. De ACM heeft de bevoegdheid
om de afschrijvingstermijnen vast te stellen. Partijen als TenneT en ontwikkelaars
van windparken zullen aan de ACM moeten bewijzen dat die netten langer kunnen meegaan.
Op basis van die informatie kan de ACM dan besluiten om tot verlenging van die afschrijftermijnen
over te gaan. Ik zal dus actief al die partijen hierop wijzen. Er komt een brief over
net op zee. Ergens in de komende maanden zal ik hierover een stand van zaken geven.
De voorzitter:
Helder. Dan denk ik dat er geen vragen meer zijn van de kant van de Kamer. U kunt
verder met het volgende blokje.
Minister Jetten:
Dat is toezicht en taken van de ACM. Ik ben het eens met mevrouw Rooderkerk dat bouwen,
bouwen, bouwen in deze fase van de energietransitie cruciaal is, inclusief fors investeren.
De ACM heeft in het verleden niet op winst gestuurd, maar met name op de vraag of
investeringen doelmatig waren, dus of burgers en bedrijven niet te veel zouden betalen,
aangezien zij via de nettarieven deze investeringen bekostigen. Het dividend is voor
de aandeelhouders die eigen vermogen leveren, dus voor provincies, gemeenten en het
Rijk. TenneT betaalt 35% van zijn winst als dividend aan het Rijk, Alliander betaalt
45% van zijn winst aan drie provincies en een aantal gemeenten en Enexis betaalt maximaal
50% van zijn winst aan zes provincies en een aantal gemeenten. Met de aandeelhouders
van Stedin heeft het Rijk vorig jaar afgesproken dat het dividend afhankelijk is van
de hoogte van de winst. Bij een hoge winst wordt er minder dividend uitgekeerd en
meer in Stedin geïnvesteerd. Mochten Alliander en Enexis in de toekomst net als Stedin
een beroep doen op het Rijk om kapitaal te storten, dan zal het toekomstige dividendbeleid
onderdeel uitmaken van de gesprekken. Maar ik zie geen reden om de wet op dit punt
aan te scherpen zolang de netbeheerder voldoet aan het Besluit financieel beheer netbeheerder.
Dan over de behoefte om het kostenveroorzakersprincipe beter vast te leggen. De Europese
wetgever biedt geen ruimte om wat dat betreft uitgangspunten mee te geven aan de ACM.
Dat geldt ook bij energieopslag. Het is aan de ACM om die baten mee te wegen. De ACM
heeft aangegeven hier open voor te staan en is hierover ook in overleg met de netbeheerders
en Energy Storage NL, de brancheorganisatie voor energieopslag. Er worden aannames
gedaan over het netbeheergebruik van een gebruiker om het tarief te bepalen dat aansluit
bij de veroorzaakte kosten. De Europese regelgeving heeft bepaald dat de ACM als regulerende
instantie deze exclusieve bevoegdheid heeft. De ACM stelt de besluiten over de nettarieven
ook helemaal zelfstandig vast. De nationale wetgever is niet bevoegd om besluiten
over de nettarieven vast te stellen. Maar net als mevrouw Postma zie ik de behoefte
van bedrijven aan meer voorspelbaarheid in de nettarieven. Nettarieven hebben als
doel dat netbeheerders hun efficiënte kosten ook kunnen terugverdienen, maar je wilt
ook voorspelbaarheid aan de andere kant, voor partijen die grote investeringen moeten
doen. We zijn daarom in gesprek met de netbeheerders om hier meer langetermijninzichten
in te kunnen geven. Het inkomstenbesluit, gebaseerd op het methodebesluit van de ACM,
geeft inzicht in hoe de ACM die efficiënte kosten bepaalt. Dat gaat dus bijdragen
aan de voorspelbaarheid van de nettarieven.
De voorzitter:
Ik wil de blokjes afmaken en dan aan het einde de vragen bundelen.
Minister Jetten:
Als het gaat om risicomanagement binnen energiebedrijven, zijn er in het najaar van
2022 door de ACM beleidsregels opgesteld om de eisen met betrekking tot financiële
stabiliteit en risicomanagement aan vergunningverlening voor energieleveranciers aan
te scherpen. Op basis van deze aangescherpte regels doet de ACM een uitvraag aan alle
leveranciers om vast te stellen of ze aan de eisen voldoen. Daarmee is inderdaad sprake
van een frequente stresstest, zoals de heer Grinwis beoogt.
De heer Flach vroeg naar het recht van initiatief voor marktpartijen. Het is niet
wenselijk om toe te voegen dat het initiatief voor de formele codewijziging bij marktpartijen
kan liggen. Die hebben immers ook een commercieel belang. Initiatief bij de partijen
die het belang van het systeem als wettelijke taak hebben, is hier het uitgangspunt.
De heer Bontenbal vroeg naar het groepstransport. Daar heb ik daarstraks al het een
en ander over gezegd. Even kijken. Nee, dit voegt niets meer toe aan wat we daarstraks
al hebben gewisseld.
In de wetenschapstoets waarnaar de heer Flach verwees, hebben wetenschappers aangegeven
dat de EU geen ruimte laat voor een AMvB of een ministeriële regeling bij artikelen
3.38, 3.41 en 3.46. In de reactie op deze opmerking uit de wetenschapstoets, de opmerkingen
van de ACM in de uitvoerings- en handhavingstoets en de genoemde jurisprudentie van
het Europese Hof van Justitie, zijn de genoemde artikelen over aansluiting en transport
in het wetsvoorstel aangepast. De mogelijkheden om bij AMvB of ministeriële regeling
nadere regels te stellen die raken aan de voorwaarden voor aansluiting of transport,
zijn ingeperkt. Dat is ook toegelicht in de toelichting van het wetsvoorstel en de
reactie op de wetenschapstoets.
Voorzitter, dat was het blokje toezicht.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is goed om te horen dat het de bedoeling is om meer zekerheid over de hoogte van
de aansluitingstarieven neer te leggen. De Minister zei wel, volgens mij in blokje
twee, dat de tarieven in principe voor tien jaar vaststaan maar dan elke twee jaar
weer kunnen worden bijgesteld. Volgens mij zagen we dat ook terug in die sterke verhoging.
Volgens mij kunnen we dat de komende tijd ook verwachten, omdat we steeds meer investeringen
zullen moeten doen voor de netcongestie. Hoe verhoudt het antwoord van de Minister
daarop in het tweede blokje zich tot de voorspelbaarheid van de twee instrumenten
die net zijn ingezet? Is dat voldoende om het goed neer te zetten?
Minister Jetten:
De investeringsplannen zijn voor tien jaar, met actualisaties per twee jaar. De tarieven
kunnen jaarlijks worden vastgesteld. Maar het bredere onderzoek dat we nu aan het
doen zijn spitst zich heel erg toe op de grotere kostenstijgingen, met name de uitbreiding
van het net op zee en het hoogspanningsnet op land, maar ook de balanceerkosten en
verlieskosten die er zijn. We hopen aan het eind van het jaar een goede gereedschapskist
voor kabinet en Kamer te krijgen waarmee we meer rust en voorspelbaarheid in de tariefontwikkeling
kunnen organiseren. Toen de ACM er in het verleden heel erg op stuurde dat het allemaal
zo efficiënt mogelijk moest, zag je dat er heel snel wisselingen in de hoogte van
de investeringen plaatsvonden. We weten nu dat we de komende jaren vele miljarden
per jaar gaan investeren. Daarmee heb je ook een veel rustiger en voorspelbaarder
investeringspad. Het zijn hoge tarieven, maar hopelijk wel stabiele tarieven, zodat
de interventies die we willen doen ook echt leiden tot een stabiele verlaging daarvan.
Dat moet hopelijk aan het eind van het jaar en volgend jaar bij de Voorjaarsnota bij
elkaar komen.
Voorzitter. Dan heb ik nog een paar overige vragen en het blokje amendementen.
De voorzitter:
Helder. Ik stel voor om de overige vragen nu te doen. Er zijn een aantal verzoeken
binnengekomen voor een kleine sanitaire pauze. Ik stel voor om eerst het blokje overig
te doen en daarna even te schorsen.
Minister Jetten:
Voorzitter, dan ga ik daar snel doorheen. Mevrouw Rooderkerk vroeg naar de rol van
Gasunie bij waterstofopslagterminals. Ik zal de rol van Gasunie bij de ontwikkeling
van de waterstofterminals nader toelichten in de Kamerbrief over de voortgang van
het waterstofbeleid die medio mei aan de Tweede Kamer wordt toegestuurd. Het gaat
daarbij om de strategische rol in het waterstofsysteem en niet om taken die marktpartijen
kunnen doen in het licht van productie en dat soort zaken.
Mevrouw Rooderkerk en de heer Flach vroegen ook welke rol we voorzien voor die netwerkbedrijven.
Het gaat dan echt om strategische opslag en ervoor zorgen dat we die importterminals
ook van de grond krijgen. Het is niet de bedoeling dat netbeheerders en netwerkbedrijven
een rol gaan krijgen binnen de bestaande ammoniak- en methanolmarkt. Ik denk dat ik
u beiden goed heb beluisterd dat dit een vrij grote inmenging zou zijn in een reeds
goed functionerende markt.
Als het gaat om de gasopslagen, zien we inmiddels dat Russische partijen voorlopig
helemaal geen gas meer opslaan in EU-opslagen. GTS, ACM en het ministerie zelf monitoren
de vulgraden van die opslagen. We werken nu aan het wetsvoorstel over gasleveringszekerheid,
waarin we met een integraal pakket aan vulmaatregelen komen. Die zullen landen in
de Mijnbouwwet, maar deels ook in de Energiewet, om dit ook permanent goed te borgen.
Ik heb de aansporingen voor dit wetsvoorstel goed gehoord bij mevrouw Rooderkerk en
de heer Erkens.
Mevrouw Postma vroeg om een internationale vergelijking als het gaat om de internationale
verplichtingen. Op grond van de Europese Gasrichtlijn zullen we elkaar solidair helpen
in Europa bij een plotselinge crisis voor de beschermde gebruikers. Het kan dus niet
zo zijn dat een buurland vraagt om massale levering van gas uit Nederland om niet-beschermde
gebruikers te faciliteren. Zij moeten dan ook eerst zelf de verschillende noodfasen
van hun bescherm- en afschakelplan helemaal doorlopen. Pas dan kom je in die extreme
situaties van solidariteit terecht. Alle lidstaten zijn gehouden aan deze regelgeving.
Nederland is een van de landen die voor een deel nog bezig zijn met de implementatie
ervan, want wij liepen wat achter op dat punt. Het exclusief bestemmen van de Nederlandse
gasopslagen voor Nederlandse afnemers is binnen de context van de Europese interne
markt niet toegestaan, maar het zou ook onverstandig zijn, want er zijn een paar gasopslagen
in Duitsland die nogal cruciaal zijn voor de levering in Nederland. Ook hier geldt
dat een goede buur soms heel nuttig kan zijn.
Het is niet nodig om CCS in deze Energiewet op te nemen. We hebben onafhankelijk advies
gevraagd over de marktordening van CCS. U ontvangt deze week het totale advies en
de kabinetsappreciatie. Dan kunt u dat advies eventueel nog benutten bij de plenaire
afronding van het wetsvoorstel, als u het niet met mij eens bent. Daarin zult u dus
zien wat wij de komende tijd nog gaan doen voor scherper toezicht op de markt.
De heer Kops vroeg naar de garanties van oorsprong. Consumenten krijgen informatie
over de hernieuwbaarheid van hun elektriciteit via het stroometiket. Dat is een bijlage
bij de energierekening. Op het etiket staat welke certificaten er voor de elektriciteit
zijn. Dit wordt gecontroleerd door de Autoriteit Consument & Markt, zodat er ook daadwerkelijk
sprake is van opschaling van duurzame opwek, als mensen daarvoor kiezen. Ik ben het
helemaal eens met de heer Kops, met name met een klein stukje in zijn betoog dat ging
over het internationaal afkopen daarvan. Ik heb in een eerder debat ook tegen de heer
Kops gezegd dat wat we destijds uit pure noodzaak met Denemarken hebben moeten doen,
zeer onwenselijk is. Laten we dat geld in Nederland besteden en niet aan dit soort
schijnoplossingen.
Tot slot, de frequentieveilingen. Ik laat de overige detailvragen even achterwege,
als u het goedvindt, voorzitter. Over de veilingen van PAMR- en GPRS-frequenties kan
ik bevestigen dat het gebruik van een frequentie en daarmee de investeringen in de
bestaande slimme meters voor de komende jaren inmiddels goed geborgd zijn. Ze hoeven
dus niet voor het einde van de levensduur te worden vervangen. In de toekomst komt
er een nieuwe generatie aan meters die modulair zijn. Het voordeel daarvan is dat
je het belangrijkste technische onderdeel van de meter kan vervangen, als er een verandering
is ten aanzien van de frequenties.
Dan kom ik nog even terug op een paar dingen uit het begin. Het eerste gaat over de
uitrol van de slimme meter. Een grootschalig offensief is daarvoor niet nodig. Omdat
die uitrol al is afgesproken en klaarstaat, wordt ook opgenomen in de agenda dat laagspanning
niet meer vraagt om aparte actie. Als je nog een oude meter hebt, kun je na de inwerkingtreding
van de Energiewet kosteloos een geschikte meter aangeboden krijgen. Dat was nog ter
aanvulling op wat ik net al heb gezegd.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn er vragen van mevrouw Postma en de heer Bontenbal. Mevrouw Postma
was als eerste.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik wil nog even terug naar de leveringszekerheid en de betaalbaarheid in artikel 5.11.
Ik hoor de Minister zeggen dat het een richtlijn is die geïmplementeerd wordt. Dus
daarbij is het mogelijk om een eigen interpretatie te hebben. Wij zijn wat laat met
het implementeren van de richtlijn, hoor ik de Minister zeggen. Eigenlijk ben ik op
zoek naar een lijst met landen die de richtlijn al geïmplementeerd hebben, want wij
zijn vaak niet de enigen die wat laat zijn, dat zijn andere landen ook. Of er zijn
landen die het anders implementeren. Dus ik zoek echt naar een lijst. Hebben andere
landen dit ook echt al opgenomen? En welke landen zijn dat dan en welke moeten dat
dan nog doen? Ik was even getriggerd door de beschermde gebruikers. Zijn dat onze
huishoudens en mogen we die echt eerst leveren? En dus niet eerst leveren aan de industrie
van de buurlanden, maar eerst aan de huishoudens.
Minister Jetten:
In het Bescherm- en Herstelplan Gas is dit allemaal uitgebreid toegelicht. Maar dat
klopt. Beschermde gebruikers zijn huishoudens, scholen, ziekenhuizen en dergelijke.
Die gaan altijd voor op niet-beschermde gebruikers in binnen- en buitenland. Ten aanzien
van het stukje over de solidariteitsafspraken: wij lopen echt achter. Ik heb tijdens
de energiecrisis regelmatig de buurlanden gezegd dat wij alles op alles aan het zetten
waren om lng-terminals voor elkaar te krijgen, de gasopslagen vol te krijgen et cetera,
en dat ik mijn capaciteit niet ging inzetten op dat stukje implementatie van EU-wetgeving.
Dat heeft mij op heeft veel kritiek in Brussel komen te staan, omdat buurlanden die
richtlijn wel hebben geïmplementeerd en zij dus argwanend waren dat Nederland niet
aan de solidariteitsafspraken ging voldoen. Dus ik wil dat lijstje best een keer maken
bij een brief over de update van het BH-G, maar ik kan mevrouw Postma zeggen dat dit
een voorbeeld is van iets waarmee we niet voorlopen op de rest.
Ik heb nog één aanvullend antwoord op een vraag van mevrouw Postma. We hadden het
eerder al over het weigeren van een aansluiting bij MKBA. De netbeheerder heeft één
grond om de aansluiting te weigeren en één grond om de aansluiting later te realiseren.
Volgens artikel 3.38, waar ik het met de heer Kops over had, betreft het weigeren
als er een gebied is waar het net niet op economische voorwaarden onderhouden of ontwikkeld
kan worden. Het later realiseren geldt als er sprake is van netcongestie. Dan wordt
de aansluiting later gerealiseerd, wanneer er transportcapaciteit is. We hebben het
net uitgebreid gehad over die prioritering in de aansluitingen die nu verbeterd worden.
Dus daarmee kunnen negatieve MKBA’s wel onderaan de lijst worden gezet. Ik zie aan
het hoofd van mevrouw Postma dat zij misschien nog iets verder wil gaan. Dat kan ze
eventueel per amendement aan ons allen voorstellen.
Voorzitter, u wilde volgens mij nu schorsen, voordat we naar de amendementen gaan.
De voorzitter:
Nee, ik wil eerst andere Kamerleden nog de mogelijkheid geven om te interrumperen.
De heer Bontenbal had zich daarvoor gemeld. De heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben het kwijt. Normaal schrijf ik mee. Nu schreef ik niet mee. Dus als u een ander
het woord geeft, verzin ik het misschien nog.
De voorzitter:
De heer Erkens wil ook een vraag stellen. De heer Erkens van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik had de Minister nog een vraag gesteld over kernenergie. Die heb ik nog niet voorbij
horen komen.
Minister Jetten:
Ja. Weet u, de kernenergie heeft al een eigen wet. Die gaan we ook nog apart updaten
natuurlijk, vanwege alle ontwikkelingen die we daar nu hebben lopen. U bent eigenlijk
al op uw wenken bediend met de eigen Kernenergiewet. De Energiewet regelt de marktordening
voor producenten van elektriciteit, dus ook van kernenergie. Hierbij hebben we het
inderdaad techniekneutraal proberen op te schrijven. Gascentrales, kolencentrales
et cetera, komen ook niet terug. U vindt het jammer dat kernenergie er niet tussen
staat, en een aantal andere vormen wel. Bij een volgende wijziging kunnen we kijken
waar dat dan nuttig is. Ik wil wel even benadrukken dat er geen enkele inperking voor
kernenergie is met deze Energiewet.
De voorzitter:
Erkens, dan Bontenbal en dan Rooderkerk.
De heer Erkens (VVD):
Is dat een toezegging dat de Minister dit inderdaad gaat doen? Want dat zou een motie
besparen.
Minister Jetten:
Ik moet dan wel even kijken wat een nuttige plek is om het toe te voegen. Ik zal kijken
waar het nuttig kan zijn om het toe te voegen bij een volgende wijziging.
De voorzitter:
Dan gaan we terug naar de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Kijk hem eens stralen, zou ik willen zeggen tegen collega Erkens. Ik had het over
de frequenties. Als je het modulair maakt, is het makkelijker om het te vervangen,
maar het blijft natuurlijk gek dat zo’n communicatiekanaal niet gereserveerd blijft.
Kan niet voorkomen worden dat netbeheerders in de toekomst weer moeten tenderen? Kan
er niet gewoon een bandbreedte komen voor netbeheerders om daar hun communicatie op
te doen in plaats van dat we nutteloos tenders op dit stukje frequentie gaan doen,
waar in het verleden ook een hoop gedonder mee is geweest?
Minister Jetten:
Dat klopt. Daarom heeft de Minister van EZK nu ervoor gekozen om de frequentie langer
aan het energiesysteem toe te kennen. Ik durf niet te zeggen hoelang precies, maar
volgens mij heeft de Minister van EZK u hierover recentelijk geïnformeerd of gaat
zij dat binnenkort doen. Dat zit weliswaar bij de commissie voor EZK maar dan met
andere woordvoerders. Die informatie komt in ieder geval naar de Kamer toe.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Nog ten aanzien van de slimme meter. De Minister gaf aan dat het gratis kan worden
gedaan en dat het wordt uitgerold. Op de site van Alliander staat echter dat het ongeveer
€ 70 kost om zo’n slimme meter te krijgen. Dus ik ben benieuwd of dat iets is wat
niet helemaal klopt en of het dus wel gratis gaat worden.
De voorzitter:
Een goede vraag.
Minister Jetten:
Waarschijnlijk heeft dat huishouden het eerste aanbod geweigerd. We gaan dit nog wel
even na, want het is wel de bedoeling dat het inderdaad kosteloos gebeurt voor die
7%. Ik ga het dus even dubbelchecken. Ik heb er zelf recentelijk nog iemand bij geholpen
en dat was kosteloos, maar dat was bij een andere netbeheerder. Voor verzwaringen
van een aansluiting, in de zin dat men een slimme meter combineert met een verzwaarde
aansluiting, zijn er wel beperkte eigen kosten die in rekening worden gebracht.
De voorzitter:
Helder. Zijn we daarmee door de interrupties heen bij het blok overig? Mooi. Dan gaan
we schorsen tot 16.35 uur.
De vergadering wordt van 16.28 uur tot 16.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag is aan de
orde de Energiewet. We zijn bij het onderdeel waarin de Minister een appreciatie geeft
van de ingediende amendementen. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. De amendementen dus. Met het amendement op stuk nr. 23 van
mevrouw Rooderkerk wordt een bevoegdheidsgrondslag voor provincies en gemeenten gecreëerd
om producenten van hernieuwbare energie bij vordering te verplichten tot het motiveren
van het al dan niet voldoen aan het algemene streven naar 50% lokaal eigendom. Dit
amendement krijgt oordeel Kamer. Daar hadden mevrouw Rooderkerk en mevrouw Kröger
nog twee vragen bij gesteld. Ik kan daar positief op antwoorden. Ik zal een jaarlijkse
monitoring van de financiële participatie toezeggen. De eerste resultaten kan ik zichtbaar
maken als ik een jaar kan terugkijken vanaf het moment van het opnemen van de verplichting
in de verordeningen. Lokale overheden geven vergunningen voor zon- en windprojecten
af. Het gaat om een omgevingsvergunning waarbij primair getoetst wordt aan de ruimtelijke
ordening en de gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Met dit amendement kan dan ook
die motivering van het 50% lokale eigendom worden toegevoegd.
Het amendement op stuk nr. 25 van de heer Flach had ik vorige week al geapprecieerd,
maar omdat het vandaag ook ter sprake kwam, nogmaals. Het amendement ziet toe op de
voorhang van de investeringsplannen, artikel 3.36. Dit amendement op stuk nr. 25 krijgt
oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 26 van Flach en Erkens is een voorstel om het betrekken
van representatieve organisaties van aangesloten en marktdeelnemers bij de totstandkoming
van methoden en voorwaarden op het huidige niveau te handhaven. Het huidige niveau
blijft naar mijn mening al gehandhaafd, want het is beleidsneutraal overgenomen in
de Energiewet. De Energiewet regelt alleen de hoofdlijnen; vandaar het woord «betrekken».
De zaken die de heer Flach noemt, het overleg en de plicht om te verantwoorden wat
er met de input is gedaan, staan nu in het Energiebesluit. Met het amendement wordt
de eis toegevoegd dat het over een rechtspersoon moet gaan, en dat is dan weer een
inperking die ik niet nodig en nuttig vind. Dus ik ontraad dit amendement, maar ik
hoop dat ik met de beantwoording van eerder vanmiddag misschien het amendement ook
overbodig heb gemaakt. Maar daarvoor kijk ik naar de twee heren.
De voorzitter:
Daar komt een reactie op van de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet meer helemaal scherp heb wat er verstopt in de
beantwoording van de Minister over dit amendement is gezegd, maar dit ziet natuurlijk
toe op een verzwakking van de mogelijkheden voor de netbeheerders in de overlegstructuren.
Misschien kan de Minister toch iets meer tekst geven over waarom dat in deze wet dan
toch goed geregeld zou zijn. Want die zorgen zijn wel degelijk geuit, ook bij het
rondetafelgesprek.
Minister Jetten:
Wij hebben dit echt gewoon een-op-een, of in ieder geval beleidsneutraal, overgenomen
en gehandhaafd, dus ik hoop dat ik de zorgen die bij het rondetafelgesprek zijn geuit
eerder vanmiddag heb kunnen wegnemen, ook met een verwijzing naar het Energiebesluit,
waarin we dit nader hebben toegelicht. Ik kan me voorstellen dat dit niet voor iedereen
scherp was toen, bij de sprekers in de technische ronde die u heeft georganiseerd.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Eén vraag. In het Energiebesluit wordt het nog verder uitgewerkt conform de lijnen
van de vorige wetten. Dat is ook een toezegging van de Minister, of gaat dat gewoon
zo gebeuren en krijgen we dit als Kamer nog te zien? Hoe begrijp ik hem goed?
Minister Jetten:
Dat klopt.
Dat brengt me bij het amendement op stuk nr. 27 over het verbod op colportage. Daarover
hebben we de vorige maandag uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld. Ik heb
daarbij aangegeven hoe onwenselijk ik de huidige praktijk vind. Dit amendement regelt
indirect een verbod op colportage voor een bepaalde sector ten aanzien van bepaalde
contracten. Ik acht, hoe sympathiek ik dit ook vind, de juridische haalbaarheid hiervan
binnen het Europese recht zeer klein, en daarom ontraad ik het amendement. De Minister
van EZK kijkt hier wel generiek naar en zal de Kamer hierover binnenkort informeren.
Dit is echt een politieke weging die u als Kamer even moet maken ten aanzien van dit
amendement. Maar dan weet u, mocht dit amendement worden aangenomen en in de Energiewet
worden verwerkt, dat wij inschatten dat we in eventuele rechtszaken hierover niet
heel sterk zullen staan.
De heer Bontenbal (CDA):
Wij hebben natuurlijk geprobeerd om hiervoor een creatieve manier te zoeken, waarbij
we hebben aangesloten bij een bedrag, ook omdat ik het te gek vind dat je aan de deur
een energiecontract voor € 3.000 – want dat is het feitelijk – afsluit. Dus dit is
inderdaad een soort muizengaatje. Ik wil gewoon geen amendementen indienen die niet
goed genoeg zijn of tot rechtszaken leiden. Hoe kan ik die check doen? Dit stel ik
op samen met juristen. Kan ik een check krijgen of dit juridisch goed genoeg is? Kijk,
als er misschien wordt gezegd «nou, dit is erg creatief van de CDA-fractie» en het
blijkt toch wel te kunnen, dan zou ik daar blij mee zijn, maar ik wil geen stukken
wet in de wet amenderen die niet goed genoeg zijn. Dat wil ik niet op mijn geweten
hebben.
Minister Jetten:
Dank aan de heer Bontenbal voor deze opening. Ik stel voor dat ik ook ambtelijk contact
met u laat opnemen om te kijken hoe het muizengaatje nog preciezer kan worden geformuleerd
om daarmee in ieder geval in onze beleving houdbaarder te zijn dan het nu is. Mochten
we er niet uit komen, dan hoop ik dat de heer Bontenbal bij mij en bij Minister Adriaansens
proeft dat we het wel heel graag met u willen gaan regelen, als het niet in deze Energiewet
is, dan op een andere manier.
De heer Bontenbal (CDA):
Even ter check. U zegt dat het Europese recht weleens dwars zou kunnen liggen. Dan
moet er iemand zijn die die check aan dat Europese recht doet. Daar zou ik iets van
een reactie op willen horen.
Minister Jetten:
Jazeker. Er komt ook nog een aparte brief van de Minister van EZK hierop. We sturen
die brief naar de hele Kamer, maar we zullen ook zorgen dat u nog wat extra ambtelijke
ondersteuning krijgt voor dit specifieke amendement.
Dan het amendement op stuk nr. 28 van het lid Erkens over de instelling van een onafhankelijk
adviesorgaan, genaamd de Raad voor Energie, die de taak krijgt de regering te adviseren
over het energiebeleid, waaronder energieonafhankelijkheid, robuustheid, betrouwbaarheid
en betaalbaarheid van het energiesysteem. Dit amendement geef ik oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 29 van het lid Kröger voegt een definitie van «energiearmoede»
toe en beoogt om via AMvB en via de jaarlijkse rapportage van de KEV een verkenning
van energiearmoede te doen. Het is natuurlijk sympathiek om energiearmoede met elkaar
beter te willen bestrijden. Sorry, zo bedoel ik het niet; ja, je voelt die reactie
al aankomen. Ik had niet zo moeten beginnen.
De voorzitter:
«Sympathiek» is het meest pijnlijke oordeel dat de Minister kan geven.
Minister Jetten:
Zo bedoel ik het niet, voorzitter. Excuus, want het onderwerp energiearmoede speelt
natuurlijk ontzettend veel de laatste tijd. Dat is terecht, want veel huishoudens
in Nederland hebben daarmee te maken. Er spelen echter ook allerlei andere factoren
buiten het energiesysteem een rol; denk aan de inkomenssituatie en de gebouwde omgeving.
Daarnaast zijn er in het amendement twee bepalingen die we juridisch onnodig achten.
Zij zouden namelijk dubbelop zijn met alles wat er nu al gebeurt. Zo volgt uit de
Energie-efficiëntierichtlijn al een verplichting om de ontwikkeling van energiearmoede
te volgen. De monitoring van energiearmoede is ook onderdeel gemaakt van de zogeheten
integrale nationale energie- en klimaatrapportage, die Nederland opstelt en waarover
we aan Brussel rapporteren. In 2023 is het INEK ook nog geactualiseerd, maar energiearmoede
moet je dus eigenlijk met een breder beleid bestrijden om ook allerlei andere sociaal-economische
en maatschappelijke factoren mee te nemen. Daarom vind ik de Energiewet niet de plek
om dit haakje op te nemen. Daarom ontraad ik het amendement op stuk nr. 29.
De voorzitter:
Ik denk dat dat leidt tot een vraag van mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Op dit moment ligt er volgens mij nog nergens in onze wet- en regelgeving een
definitie van «energiearmoede» vast op basis waarvan je inderdaad rapportages kan
doen en beleid kan maken. Ik ben het geheel met de Minister eens dat energiearmoede
raakt aan andere beleidsterreinen, maar dan moeten we die term wel ergens definiëren
en vastleggen. Is de Minister dat met mij eens? En zo ja, waar gaan we die dan vastleggen?
Minister Jetten:
Ik heb volgens mij vorige week al toegezegd dat ik dat op basis van alle nieuwe gegevens
van TNO en CBS zal doen in de brief die voor de zomer komt. Dan kijken we breed naar
de stand van zaken op het punt van energiearmoede in Nederland en de lopende programma’s
om daartegen te strijden. Als ik dat vorige week niet expliciet heb gedaan, doe ik
dat bij dezen. Ik denk dat het nuttig is om in die brief goed in te kaderen wat we
onder energiearmoede verstaan, wat de rol is vanuit het klimaat- en energiebeleid
en welke rol we zien vanuit het beleid op SZW, Financiën en Volkshuisvesting, want
dan kunt u voortaan op basis van die monitor de vinger goed aan de pols houden om
te zien of het kabinet voldoende doet om energiearmoede te bestrijden.
Het amendement op stuk nr. 30 van de heer Erkens beoogt te waarborgen dat in de toekomst
mogelijk wordt gemaakt dat meerdere aangeslotenen gezamenlijk aanspraak kunnen maken
op het zogenaamde groepstransportrecht. Het amendement op stuk nr. 30 geef ik oordeel
Kamer.
Op het amendement op stuk nr. 31 van het lid Flach hebben we met elkaar achter de
schermen best even zitten broeden. Ik zat vanochtend naar de heer Flach te luisteren
en toen dacht ik: volgens mij zijn we het echt heel erg eens over het belang dat gemeentes
en provincies met het Rijk samen echt kunnen sturen op wat we waar doen en wat we
niet doen. Toen we het amendement bestudeerden, dachten we: daar zit weer zoveel in ...
Dat amendement ga ik straks dus ontraden, maar eerst een paar zaken vooraf.
De heer Flach noemde in zijn bijdrage het voorbeeld van grootschalige batterijen.
We zagen de afgelopen jaren dat op lukrake plekken vergunningen voor batterijen werden
aangevraagd, terwijl dat helemaal niet per se bijdroeg aan het bestrijden van netcongestie.
Via het Programma Energiehoofdstructuur, maar ook via de publicatie van TenneT en
straks ook de regionale netwerkbedrijven gaan we echt proberen aan te geven hoeveel
capaciteit aan batterijen we nodig hebben en op welke plekken we dat goed kunnen doen.
Daarbij wil je ook dat medeoverheden op de juiste locaties kunnen sturen. Die ruimte
mag niet te veel worden beperkt vanuit Europees recht, maar via de Omgevingswet is
wel al heel veel mogelijk. Dan moet het een en ander worden afgebakend, onder andere
waar je het dan over hebt en onder welke voorwaarden. Artikel 6.8 van de Energiewet
geeft ruimte aan lokale overheden om overleg te voeren met de betrokken netbeheerders
om een verantwoorde en onderbouwde ruimtelijke keuze te maken. In de Omgevingswet
zitten vervolgens de instrumenten waarmee die medeoverheden die keuze kunnen maken.
In uw amendement stelt u voor om bij AMvB een lijst van onderwerpen op te nemen waar
decentraal geen regels over mogen worden gesteld. Je loopt dan het risico dat er een
situatie ontstaat van rechtsonzekerheid, als gemeentes hier verschillend in gaan acteren.
Dat zou ik onwenselijk vinden. Het amendement biedt in het derde lid wel een mogelijke
oplossing. De omgekeerde opzet zou wel kunnen, dus bij AMvB specifiek afbakenen waar
decentrale overheden wél toe bevoegd zijn. Wellicht is het nuttig om na dit WGO nog
even met elkaar contact te hebben, ook met juristen in dienst van EZK, om te kijken
of we op basis van de redenering van de heer Flach in zijn inbreng en het zojuist
genoemde derde lid een amendement kunnen bouwen dat ik wel oordeel Kamer kan geven.
Daar zullen we contact over opnemen.
De voorzitter:
Helder. Dan geef ik het woord aan de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voor de helderheid: dit was de afgezwakte versie. Dit is de vervanging van het amendement
op stuk nr. 24, dat in de woorden van mijn beleidsmedewerker een vernietigend oordeel
had gekregen. Dit is dus al de milde versie. Maar ik pak de handschoen graag op om
te kijken hoe we toch een haakje creëren voor decentrale overheden om hier wat aan
te doen.
Minister Jetten:
We gaan dat gesprek de komende weken vervolgen. De Kamer heeft al een aantal keren
de honderden ambtenaren op EZK bedankt voor vijf jaar hard werken aan deze Energiewet.
Ik realiseer me dat een aantal van uw beleidsmedewerkers deze week ook heel hard aan
het werk is om misschien wel de dikste wet te lezen die ze ooit op hun bureau hebben
gehad plus daar ook nog heel veel amendementen op in te dienen. Respect voor de beleidsmedewerkers
van de Tweede Kamerfracties die dat met Bureau Wetgeving ook nog aan het doen zijn.
Het amendement op stuk nr. 32 regelt aanpassingen van de definitie van energiegemeenschap.
Daar zit een aantal zaken in; ik loop ze even af. Het schrapt de definitie van de
energiegemeenschap die niet aansluit op de ... Nee, sorry. Ik kan niet helemaal volgen
wat hier voor mij is uitgeschreven. De Europese richtlijnen onderscheiden de energiegemeenschap
van burgers en de hernieuwbare energiegemeenschap. Het zijn twee verschillende vormen
van een gemeenschap die je kan hebben. In de Energiewet is ervoor gekozen om beide
vormen onder de definitie van energiegemeenschap te brengen en voor hernieuwbare energiegemeenschappen
enkele aanvullende rechten op te nemen, bijvoorbeeld de mogelijkheid om de zeggenschap
te beleggen bij deelnemers uit de nabije omgeving. Dat sluit ook aan bij de praktijk
zoals we die nu in Nederland kennen. Ik vind het niet wenselijk om daar het woord
«democratische» verplicht bij voor te schrijven, omdat dat ook niet in lijn is met
de RED-richtlijn. Het is nu een keuze. De energiegemeenschap kan dit zelf bepalen.
Door het verplicht voor te schrijven worden mogelijke vormen van samenwerking, bijvoorbeeld
in energiehubs, die vandaag veel aan de orde zijn geweest, belemmerd. Overigens voorziet
de Energiewet in de optie om dit in bepaalde gevallen bij AMvB wel voor te schrijven.
Dan de definitie van leveren. De voorgestelde definitie sluit niet aan bij de definitie
van leveren in de Elektriciteitsrichtlijn. Levering wordt daar namelijk gedefinieerd
als verkoop van elektriciteit aan eindafnemers. De voorgestelde definitie is juridisch
moeilijk te duiden en ook niet nodig om dit onderscheid op deze manier te maken.
De voorgestelde definitie voor delen sluit niet aan op de definitie die is opgenomen
in de EMD-richtlijn, waarbij een vrije leverancierskeuze reeds complex is en een zorgvuldige
afweging verdient. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met een aantal Europese
voorschriften die ik nog aan het verwerken ben in een implementatiewetsvoorstel.
Dat alles gezegd hebbende zou ik ook over dit amendement graag nog nadere ambtelijke
afstemming hebben, als mevrouw Kröger daarvoor openstaat. Ik begrijp wel dat u vooruitlopend
op de implementatiewet van volgend jaar nu al een aantal dingen wil verhelderen. Zoals
het nu is geformuleerd, zou ik het moeten ontraden. Maar ik wil wel met u kijken op
welke elementen ik eventueel tot een oordeel Kamer kan komen, omdat het thema natuurlijk
wel heel erg speelt en sommigen van u het ook zonde vinden als we een jaar moeten
wachten op de implementatie van de recentelijk afgesproken Europese richtlijn.
De voorzitter:
Eerst Kröger, dan Bontenbal. Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wil best meer ambtelijke bijstand krijgen. Wat ik alleen niet hoor in de reactie
van de Minister, is dat we, met de huidige definities en begrippen die de Minister
heeft gekozen in de Energiewet, op dit moment eigenlijk niet in lijn zijn met wat
we al sinds 2018 horen te doen. Energiegemeenschappen van burgers horen namelijk al
energie te kunnen delen. De Minister heeft dat niet omgezet, dus ik worstel wel met
het feit dat we eigenlijk achterlopen. Ik zou liever al vast willen leggen in deze
wet dat je inderdaad energie delen en energiegemeenschappen steviger verankert.
Minister Jetten:
Misschien moeten we in het vervolggesprek dan ook bekijken of we dit amendement nog
een beetje kunnen opknippen. U gaat daar zelf over, maar het derde deel van het amendement
gaat heel erg over het delen van energie, zoals mevrouw Kröger het nu beschrijft.
In de eerste twee delen van het amendement gaat het ook over de definities van «hernieuwbare
gemeenschap» en het invoegen van het woord «democratisch». Ik weet niet of we daar
helemaal uit gaan komen. Maar uw punt over de richtlijn van 2018, die ook nog eens
wordt versterkt met de nieuwe richtlijn, kunnen we daar misschien even van lostrekken.
Ik zal ervoor zorgen dat er morgen meteen contact met u wordt opgenomen.
Voorzitter, dan het amendement op stuk nr. 33.
De voorzitter:
Er is eerst nog een interruptie van de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Komt de appreciatie dan ook voor de plenaire behandeling? Ik vind dit wel een ding
waarover de hele Kamer moet kunnen meepraten. Want als dat alleen tussen partijen
gaat ... Dit is namelijk nogal fundamenteel, dus ik wil me er ook mee kunnen bemoeien.
Minister Jetten:
Op zich hebben we het voordeel dat tussen de WGO’s en de plenaire afronding ook nog
het meireces zit. Alle amendementen die worden gewijzigd en waarin echt fundamentele
wijzigingen zitten en alle nieuwe amendementen zal ik per brief appreciëren, als ze
enigszins tijdig zijn ingediend natuurlijk.
Voorzitter. Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 33. De strekking van het amendement
is om de mogelijkheid voor het aan laten leggen van de eigen elektriciteitsaansluiting
te verruimen door de ondergrens te verlagen van 10 MVA naar 1 MVA. Ik denk dat we
het daar tijdens het debat uitgebreid over gehad hebben. Onder verwijzing naar die
motivatie ontraad ik het amendement, wel wetende dat ik bezig ben om dit op andere
manieren toch ook verder te verruimen.
Het amendement op stuk nr. 34 stelt voor om de handelingen en activiteiten die infrastructuurbedrijven
mogen uitvoeren uit te breiden, zodat ze maximaal kunnen bijdragen aan systeemoptimalisatie.
We hebben het daarstraks al lang gehad over het groepsverbod. Volgens mij noemde de
heer Grinwis dit de «light variant». De tekst van het amendement is ook in deze versie
in onze overtuiging nog strijdig met het groepsverbod en de Europese ontvlechtingsvereisten.
De productie van energie in de groep met de transmissiesysteembeheerder is namelijk
niet toegestaan. In de groep met een distributiesysteembeheerder is dat alleen toegestaan
indien aan een groot aantal aanvullende eisen vanuit het Europese kader wordt voldaan
en die ook zijn opgenomen in de wet. Ik ontraad dus het amendement op stuk nr. 34.
Maar ik heb u in de eerste termijn al toegezegd dat ik de Kamer nog voor de plenaire
behandeling schriftelijk uitgebreider zal informeren over dat speelveld rondom het
groepsverbod en de netbeheerders.
De heer Bontenbal (CDA):
Misschien komt het omdat ik hier nog maar net nieuw ben, maar ... Kijk, er zijn amendementen
waarmee je het politiek niet eens bent en die ontraad je dan. Maar er zijn ook amendementen
– dat geldt ook voor mijn eigen amendement – waarvan de Minister zegt: dit is strijdig
met andere wetgeving. Dit gaat om wetgeving, dus hoe kan de Kamer nou voorkomen dat
we stukken wet in de wet fietsen, terwijl die strijdig zijn met regelgeving? Ik denk
dat je toch een soort rode vlag zou willen zien, zo van: het gaat gedoe opleveren
als de Kamer dit doet. Ik zit daar gewoon mee te worstelen. Dit kan de Kamer doen.
Kan er over amendementen waarvan het gewicht zodanig is dat die echt strijdig zijn
met de wet, iets heel duidelijk in een brief gesteld worden of weet ik veel?
De voorzitter:
Volgens mij is de vraag helder.
Minister Jetten:
Als ik iets echt juridisch strijdbaar of ontregelend vind, zal ik dat in de brief
in hele duidelijke bewoordingen vermelden. Het geldt voor alle amendementen. Het ging
niet zozeer over het amendement van zojuist, wat mij betreft.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tegen de heer Bontenbal zou ik willen zeggen: je kan natuurlijk altijd nog aftreden
als je het niet mee kan maken.
Dan mijn vraag. Ik snap dat de Minister zegt: ontraden. Maar door de woorden van de
Minister heen hoor ik toch een beetje de afwerende houding van: nee, dat limitatieve
lijstje in artikel 3.19 is goed en daar moet je niks aan toevoegen of aan afdoen.
Ik ben een beetje bang dat het ook nog eens eng wordt geïnterpreteerd. Uiteindelijk
zijn we dan in de aap gelogeerd, terwijl de Minister in zijn beantwoording vrij welwillend
was. Is het mogelijk om gewoon in overleg eens te kijken hoe het dan wél kan, misschien
tussen nu en de plenaire behandeling in? Hoe kunnen we wél komen tot een fatsoenlijke
nuancering van artikel 3.19, waarin we wel mogelijk kunnen maken wat we in het debat
hebben gewisseld?
Minister Jetten:
Ik ga sowieso die brief nog schrijven voor het plenaire debat, en dan ben ik natuurlijk
altijd bereid om nader overleg met elkaar te voeren. Respect ervoor dat u dit amendement
tijdens dit WGO met elkaar hebt weten op te stellen en in te dienen. Dit is dus ook
een appreciatie die zonet snel is gemaakt, na eerste lezing. We kunnen daar buiten
dit WGO om natuurlijk nog even extra de tijd voor nemen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Als eerste indiener van het amendement – we zijn er een tijdje mee bezig geweest –
heb ik de volgende vraag. In hoeverre biedt het feit dat er netcongestie is, er dus
eigenlijk geen levering mogelijk is en de toegang tot energie niet kan worden waargemaakt,
de netbeheerder de ruimte om een andere rol te spelen? Dit is eigenlijk hetzelfde
als bij de gasopslagen. De Gasunie kan daar eenzelfde rol spelen op het moment dat
er echt gevaar dreigt voor de leveringszekerheid. Ik zou de Minister dus toch willen
vragen of hij hiernaar juridisch wil kijken, even los van de politieke weging of je
het van belang vindt dat netbeheerders deze rol kunnen spelen. Als je zo’n lokaal
of decentraal systeem wil laten werken, heb je wel degelijk ook netbeheerders nodig
die daar in flexibiliteit in kunnen springen als er van alles misgaat door netcongestie.
Minister Jetten:
U heeft ook last van het lampje, of niet?
De voorzitter:
Ja.
Minister Jetten:
Anderen zitten aan de goede kant van de zaal, denk ik, maar wij hebben opeens een
heel irritant lampje op ons schijnen.
In het kader van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie zijn wij met specifieke
casuïstiek in Flevoland, Gelderland en Utrecht aan het kijken of we überhaupt aanlopen
tegen wettelijke beperkingen of dat we in de geest van de wet eigenlijk meer kunnen
doen dan tot nu toe het geval was. Heel specifiek zitten we rondom de invoeding in
het middenspanningsnet nu midden in de discussie, waarbij ook de ACM betrokken is.
We zijn nog verschillende opties aan het wegen, dus ik weet dit over een paar weken
beter dan ik het nu weet. Dat is niet helemaal bevredigend op dit moment, zie ik ook
aan mevrouw Kröger. Ik zal even kijken of ik in de brief waarin ik richting het plenaire
debat op het groepsverbod inga, ook de laatste stand van zaken van deze discussie
met u kan delen. Dat kan namelijk nuttig zijn voor uw weging ten aanzien van de amendementen.
Ik wil u ook betrekken bij het vervolggesprek dat ik zonet met de heer Grinwis en
u heb afgesproken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat lijkt me zinnig, zeker als dat er inderdaad voor de plenaire behandeling komt.
Ik denk dat dit een belangrijk amendement is als onderdeel van die plenaire behandeling.
We moeten maar even kijken hoe dat in de tijd loopt. Het gaat inderdaad over de vraag
waarom je nu al wel een dieselgenerator zou mogen aanzetten als het nodig is om netcongestie
op te lossen, maar niet iets mag doen in de duurzame-energiehoek. Dat is eigenlijk
een hele rare anomaliteit. En er is ook een verschil met wat gasopslagen wel of niet
mogen, dus in allebei zit in mijn ogen iets juridisch wat een vreemde uitzondering
is.
Minister Jetten:
Daarbij is het cruciale verschil, denk ik, in hoeverre iets continu aan staat en produceert.
Hernieuwbare opwek doet het natuurlijk vrij continu. Het is zonde om wind en zonnepanelen
alleen maar op piekmomenten aan te zetten. We hebben het nu veel meer over hele flexibele
en tijdelijke opwek, die maar op een paar momenten per jaar nodig is om die invoeding
in het net voor elkaar te krijgen. Dat is zo’n specifieke situatie dat ik die wat
anders vind dan de situatie waarin de netbeheerder duurzame opwek gaat faciliteren
die het hele jaar door zou kunnen produceren. De voorbeelden van de gasgestookte of
de dieselgestookte containers gaan echt over de piekvermogens op uitzonderlijke momenten.
Dat zijn twee verschillende vormen, denk ik. In de verdere uitwerking moeten we het
met elkaar hebben over in hoeverre je daar echt een taak voor de netbeheerder ziet.
De voorzitter:
Helder. Daarmee is de Minister aan het einde gekomen van de appreciatie van de amendementen.
Beste Kamerleden, wij worden beloond voor goed gedrag. We hebben nog twee uur de tijd
voor een tweede termijn. Kamerleden, kan ik u voorstellen om in de tweede termijn
vijf minuten per persoon te spreken? Meestal wordt er omhoog onderhandeld, maar hier
wordt naar beneden onderhandeld. Ik hoor zowel twee als drie minuten. Laten we dan
kiezen voor drie minuten. Ik meld u nogmaals dat u allen de mogelijkheid heeft om
moties in te dienen. In principe wordt er volgende week dinsdag over de ingediende
moties gestemd. U kunt een motie ook aanhouden, maar, zoals mevrouw Postma terecht
opmerkte, als er moties zijn die helpen om de plenaire behandeling van deze wet te
bespoedigen of te verduidelijken, dan is het geheel logisch om die nu in te dienen
en daar volgende week over te stemmen. Andere moties kunnen ook prima bij de plenaire
behandeling ingediend worden. Ik stel drie minuten spreektijd per fractie voor.
Meneer Flach, u wilt een korte schorsing?
De heer Flach (SGP):
Ja. Ik wilde dat eigenlijk verzoeken omdat je toch voor een hele serie amendementen,
die je soms met meerdere personen hebt opgesteld, even wil kijken wat de appreciatie
van de Minister daarmee doet en of dat eventueel leidt tot aanvullende vragen dan
wel tot het omzetten naar andere middelen. Is het mogelijk om tien minuten te schorsen?
De voorzitter:
Het is mogelijk, maar het gaat van uw eigen spreektijd af. Ik ga er niet te lang over
praten, want dat is ook zonde van de tijd. We schorsen voor tien minuten. Dat is tot
17.15 uur. Dan starten we met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Kamerleden,
nogmaals, dat kan dus ook over een punt uit de termijn van vorige week gaan. De tweede
termijn gaat dus over het gehele wetsvoorstel, alle hoofdstukken: gebruikers en het
systeem.
De vergadering wordt van 17.07 uur tot 17.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag is de Energiewet
aan de orde. We zijn aangekomen bij de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De
tweede termijn gaat over de gehele wet, dus zowel over de gebruikers als het systeem.
De Kamerleden hebben afgesproken dat zij drie minuten spreektijd nodig hebben. Ik
ga het aantal interrupties ook beperken tot drie. Ik zie geen reacties. Dan ga ik
snel het woord geven aan de heer Kops van de fractie van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste termijn had ik het over de intermediairs, de
tussenpersonen die aan telefonische misleiding hebben gedaan. Wellicht heb ik het
gemist, maar heeft de Minister daarop gereageerd in zijn beantwoording? Mijn vraag
was namelijk wat we daar nou aan kunnen doen. We zijn het er allemaal over eens dat
die telefonische misleiding niet kan. Strengere eisen, beter toezicht: wat kunnen
we er nou concreet tegen doen in deze wet?
Voorzitter. Verder heb ik begrepen dat de Minister ook nog terugkomt op artikel 3.38,
het aansluitrecht, en dan meer bepaald op de uitzonderingsgronden daarbij. Wanneer
kunnen we dat verwachten?
Voorzitter. Dan kijk ik uiteraard uit naar de plenaire behandeling.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops, PVV. Dan ga ik naar mevrouw Rooderkerk van de fractie van
D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Ik wil de Minister danken voor de beantwoording. Ik kijk uit naar
de plenaire behandeling. Ook dank voor de discussie hier met onze Kamerleden. Ik wil
een motie indienen ten aanzien van het inregelen van de zonnepanelen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zon-PV-systemen op woningen in Nederland zo zijn ingesteld dat zij
enkel volledig aan of volledig uit kunnen staan en geregeld uitvallen wanneer er sprake
is van een te hoge netspanning;
overwegende dat zon-PV-systemen in andere landen zo worden ingesteld dat ze bij hoge
netspanning op een flexibele capaciteit aan kunnen staan, waardoor ze minder vaak
volledig uitschakelen en eigenaren meer profijt hebben van hun zonnepanelen;
overwegende dat vanuit de Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten wordt onderzocht
wat flexibele capaciteit bij zon op dak kan bijdragen aan het verminderen van netcongestie;
van mening dat flexibele capaciteit niet alleen goed is voor netcongestie, maar ook
voor de opbrengsten van de eigenaren van zonnepanelen en daarom hoe dan ook wenselijk
is;
verzoekt de regering om te regelen dat nieuwe zon-PV-systemen op Nederlandse daken
flexibel worden ingesteld, zodat ze minder vaak uitvallen;
verzoekt de regering tevens om ervoor te zorgen dat eigenaren van zonnepanelen worden
geïnformeerd over het wijzigen van de instellingen, zodat ook reeds geïnstalleerde
zonnepanelen minder vaak uitvallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rooderkerk en Grinwis.
Zij krijgt nr. 35 (36 378).
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zal deze aan de bode overhandigen.
Ten aanzien van de slimme meters had ik wat vragen gesteld. De Minister zou er nog
even op terugkomen of die nou daadwerkelijk gratis zijn en, in het geval dat daar
met de Energiewet de mogelijkheid toe wordt gegeven, op welke termijn mensen dan een
nieuw aanbod krijgen.
Verder ben ik blij met «oordeel Kamer» op ons amendement over lokaal eigendom.
Ik heb nog een laatste vraag over de gasnettarieven. Daar heb ik nog wat zorgen over,
want ik begrijp dat de spaarpot die netbeheerders hebben, toch uit die nettarieven
komt. Volgens mij mag dat niet van Brussel. Ik zou de Minister dus willen vragen om
voor het plenaire debat toch even per brief in te gaan op de ontwikkeling van de nettarieven
van gas de komende jaren, hoe het zit met de kostenverdeling en het kostenveroorzakersprincipe,
en wat er in de toekomst nodig is, mogelijk met een subsidie. Het gaat er dus om eventjes
te schetsen wat daar de scenario’s voor zijn.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Rooderkerk, D66. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Er is natuurlijk al veel gezegd over de mensen die achter
de schermen vijf jaar lang aan deze wet hebben gewerkt. Daar zijn terecht complimenten
voor uitgedeeld, maar ik denk dat dat ook op zijn plaats is voor de mensen die de
250 vragen die wij hebben gesteld, hebben aangehoord en ook nog binnen zo’n korte
termijn van een redelijk tot goed antwoord hebben voorzien; dank daarvoor. Het kan
wel betekenen dat hier en daar het briljante karakter van sommige amendementen nog
niet op waarde is geschat, dus daar kom ik graag nog op terug.
Voorzitter. Ik heb drie dingetjes. Ten eerste dank voor de toezegging om nog eens
te kijken naar wat we gewisseld hebben over de gesloten netten. De Minister komt daar
schriftelijk op terug. Dat vind ik prima.
Interessant wat er uit de pilot komt rondom de ov-bovenleidingen. Hopelijk levert
dat dan ook een kleine bijdrage.
Dan kom ik bij het amendement dat ik samen met collega Erkens heb ingediend. Als ik
de appreciatie van de Minister goed beluister, zitten daar twee elementen in. Eén
is: eigenlijk is het zo bedoeld dat u dat graag in de wet veranderd zou willen zien.
Dat is eerder een aanmoediging om het amendement door te zetten dan een ontmoediging.
Maar de Minister noemde ook nog een tweede punt, namelijk dat er toegevoegd is dat
representatieve organisaties rechtspersonen zijn. Als dat een belemmering is, dan
zou ik dat uit het amendement kunnen halen. Ik blijf vinden dat het een verzwakking
is als je van «overleggen met» gaat naar «betrekken bij». Dat is gewoon feitelijk
gezien een verzwakking van de positie van netbeheerders en dat vinden we dermate belangrijk
dat we het toch zouden willen handhaven op de een of andere manier. Daar gaan we zeker
de komende week nog over in overleg. Maar als het een belemmering is dat de term «rechtspersoon»
is toegevoegd, dan zou dat eruit gehaald kunnen worden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Meneer Grinwis, bent u klaar om het woord te voeren? De
heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dat ging ineens snel met de tweede termijn. Dank aan de Minister
voor alle antwoorden. Ik zie uit naar een derde termijn in de plenaire zaal. De Minister
zei vorige week toe de ACM de gevolgen van het gedrag van actieve afnemers voor alle
afnemers te laten monitoren. Kan dat ook als toezegging worden genoteerd?
De bonussen hebben we ook vorige week behandeld. De Minister gaf aan te kijken of
het mogelijk is om een grondslag in lagere regelgeving op te nemen om zo nodig aanvullende
eisen te stellen aan de voorwaarden in energiecontracten rondom die bonussen. Kan
hij toezeggen in die voorwaarden op te nemen om enkel bonussen in financiële vorm
toe te staan en dus niet meer iPads en dat soort dingen? Volgens mij is dat nog niet
afgekaart sinds de vorige keer.
Dan hadden wij hier buiten de microfoon een discussie, collega Flach en ik, of het
dan alleen welkomstbonussen mochten zijn. Daar zitten we nog over te dubben, want
je wilt juist trouw belonen en niet aanmoedigen dat mensen van contract naar contract
hoppen. Is de Minister bereid om daar nog even op terug te komen en er een toezegging
op te doen? Volgens mij verbindt ons dat dit ons een doorn in het oog is.
Als ik het goed heb gehoord, zei de Minister ook toe dat systeembeheerders gegevens
zoals namen en e-mailadres van hun aangeslotenen krijgen, evenals de mogelijkheid
van identificatie van hun aangeslotenen. Kan ook dat als toezegging worden genoteerd?
Daar heb ik nog één vraag over. Hij had het volgens mij over identificatie via DigiD.
Waarom wordt er niet bijvoorbeeld gekozen voor de betaling van 1 cent, zoals ook weleens
is voorgesteld? Volgens mij is daarbij de privacy zeker zo goed gewaarborgd.
Dan heb ik nog één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Minister zich in Europees verband inzet voor de harmonisering
van de tariefmethodieken;
overwegende dat dit vanuit het oogpunt van het beperken van netcongestie en het aanjagen
van de energietransitie zeer gewenst is, aangezien netbatterijen en elektrolysers
nu over de grens worden neergezet in plaats van in Nederland;
verzoekt de regering totdat harmonisering in de EU is bereikt, in gesprek te gaan
met onze buurlanden Duitsland en België en de ACM om met deze landen in ieder geval
die harmonisering te bereiken, zo nodig door de methodiek van die landen in Nederland
toe te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Flach.
Zij krijgt nr. 36 (36 378).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben nog even nageluisterd of er in de eerste termijn van vandaag
echt een antwoord is gekomen op de vraag over de casus van die warmtevoorziening van
zo’n wooncomplex. Daar kwam niet echt een duidelijk antwoord op. Ik heb eerder weleens
een motie ingediend over andere wetten nalopen op blokkades bij de energietransitie.
Dit was dan de Huisvestingswet. De casus is dat één centrale warmtepomp bij bijvoorbeeld
zo’n flat met sociale huurwoningen gewoon veel en veel minder belastend is voor het
net dan als iedereen individueel een warmtepomp krijgt opgehangen of zelf gaat besluiten
die op te hangen bij gespikkeld bezit. Dan is er op dit moment eigenlijk geen prikkel
omdat het wooncomplex wordt aangemerkt als grootgebruiker wanneer het voor die centrale
oplossing kiest.
De voorzitter:
U heeft zelf ook gepleit voor drie minuten, meneer Grinwis. Zou u naar een afronding
willen gaan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit was de casus. Ik hoop dat de Minister alsnog een duidelijk antwoord heeft op de
vraag hoe we dat gaan oplossen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis van de ChristenUnie. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
O, excuus, we gaan naar mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract. U had er zomaar
drie minuten gratis bij kunnen krijgen, meneer Flach. Maar u bent te eerlijk! Mevrouw
Postma, NSC.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, dank. Mooi om twee maandagen lang met elkaar te spreken over de Energiewet.
Het is voor mij een unicum om zo veel tijd te nemen om een wet te behandelen. Ik denk
dat dit heel erg goed is. De tijd is voorbijgevlogen. Als u zou zeggen dat het elf
uur ’s ochtends is, zou ik dat ook geloven, want wij zien hier bijna geen daglicht.
Wij kunnen hier nog uren blijven zitten met elkaar. Maar dat gaan we niet doen.
Ik heb de afgelopen twee maandagen, deze maandag en de vorige, gebruikt om vragen
te stellen. Daarmee heb ik gekeken wat ik nog nodig heb. Ik dien pas later de amendementen
in, maar ik zal dat voor het plenaire debat doen, zodat iedereen daar nog naar kan
kijken. Ik hoop dat het aanbod voor hulp ook richting mijn kant gaat om ze ook juridisch
goed en kundig op te stellen.
Er zijn een aantal voor mij belangrijke onderwerpen waar ik nog wat dieper op wil
ingaan. Ik heb daar twee moties voor. De eerste gaat over de vangnetregeling. Daar
hebben we vorige week maandag over gesproken. Als de Minister hier met een toezegging
komt, dan kan ik de moties weer intrekken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vangnetregeling uit de wet is verdwenen;
constaterende dat een «redelijke prijs» een subjectief begrip is;
verzoekt de Minister met een voorstel te komen om de vangnetregeling ook in deze wet
te plaatsen, waarbij hij een definitie van een «redelijke prijs» op zal stellen vanuit
de afnemer/consument gezien, en dit minimaal twee weken voor het plenaire debat naar
de Tweede Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 37 (36 378).
Daar is een vraag over van mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Over de vangnetregeling hebben we het vorige week uitgebreid gehad. Uit de reactie
van de Minister en uit het advies van de Raad van State begreep ik dat de generieke
vangnetregeling moeilijk ligt gezien de Europese regelgeving, maar voor kwetsbare
gebruikers een mogelijkheid is. Dat zegt de Raad van State. Dat is volgens mij ook
waar het amendement van collega Grinwis op toeziet, omdat je het dan weer hebt over
een vorm van een sociaal tarief. Mijn vraag aan mevrouw Postma is: gaat dit over een
vangnetregeling voor álle gebruikers of voor een specifieke groep?
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is een prachtig bruggetje naar mijn tweede motie. Dit gaat inderdaad over de definitie
van een «kwetsbare afnemer». Daar hadden we ook met elkaar veel discussie over. Zal
ik die motie voorlezen? Dan kunnen we die twee samenvoegen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de definitie «kwetsbare afnemer» erg nauw is gedefinieerd;
constaterende dat elektriciteit en gas een basisbehoefte is, want het is nodig om
je huis te verwarmen, je mobiel op te laden, je wifi werkend te houden, en dus een
basisvoorwaarde om mee te doen aan de maatschappij;
verzoekt de regering deze definitie opnieuw te bezien en de groepen van kwetsbare
afnemers breder te definiëren, en deze brede definitie twee weken voor de plenaire
behandeling naar de Tweede Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 38 (36 378).
Is daarmee uw vraag beantwoord, mevrouw Kröger?
Mevrouw Postma (NSC):
Dit betekent dat ik inderdaad een iets bredere definitie zoek van de kwetsbare afnemer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik snap de bredere definitie, maar koppelt mevrouw Postma de vangnetregeling aan kwetsbare
gebruikers? Horen die bij elkaar? Het zijn nu twee losse moties. Hoe ik het advies
van de Raad van State heb begrepen, is dit iets wat bij elkaar gebracht zou moeten
worden. Dat doet het amendement van collega Grinwis. Ik ben enorm fan van dit amendement;
dat is duidelijk.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is goed voor de heer Grinwis om zo’n goede ambassadeur voor zijn amendement te
hebben. Dat amendement zal ik ook positief bekijken, hoor. Maar voor mij was het beide
nodig om daar nog even wat meer verdieping op te krijgen. Ik zag ook de opmerking
van de Raad van State en dat de vangnetregeling er eerder in zat. Dat heeft mij wel
aan het denken gezet: waarom is die er nu echt uit en is het goed om die erbuiten
te houden? Voor mij is dit echt bedoeld om even een extra verdiepingsslag te krijgen
voordat we dat plenaire debat hebben. Dat ga ik dus gewoon bekijken en daarna ga ik
een overweging maken.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is echt als informatie bedoeld en niks anders.
Dan heb ik nog één vraag aan de Minister en die gaat over de energy hubs; ESO in de
Engelse term. Geldt die alleen voor bedrijven of kunnen non-profitorganisaties ook
zo’n energy hub of zo’n ESO neerzetten? Dat zou ik wel interessant vinden.
Tot slot wou ik alvast even kijken naar die opslagfaciliteiten voor elektriciteit.
Ik wil ook nog even kijken of ik een amendement kan maken over het weigeren van een
aansluiting voor elektriciteit. Daarover zou ik een amendement willen opstellen en
hetzelfde geldt voor gasleveringszekerheid en betaalbaarheid. Daar ga ik nog mee aan
de slag.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma. Dan ga ik naar mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister en alle mensen die hebben geholpen met
het voorbereiden op alle antwoorden. En dan gaan we ook nog een heel mooi, lang plenair
debat voeren; het kan niet op!
Over één onderwerp had ik een vraag gesteld en ik weet niet zeker of ik daar echt
antwoord op heb gekregen. Wat is de maatschappelijke meerwaarde ervan dat wij het
meten bij grootverbruikers door meetbedrijven laten doen in plaats van door netbeheerders?
Daar had ik een vraag over gesteld en volgens mij geen antwoord op gekregen. Daar
ben ik heel erg benieuwd naar en mogelijk komt daar een amendement over.
Over kabelbundeling vraag ik de Minister nog een keer in hoeverre het sturen op randvoorwaarden
niet beter zou zijn dan sturen op het aantal gebruikers. Zou hij daar nog wat meer
over kunnen zeggen?
Ik ben echt teleurgesteld over de appreciatie van mijn amendement over energiearmoede.
Het is zo’n ongelofelijk duidelijk signaal van de WRR en van alle experts dat energiearmoede
veel prominenter in het beleid moet staan en dat je daarop moet kunnen sturen. Dan
is het antwoord van de Minister dat hij met een definitie komt in een brief. Dat heeft
toch een wat andere status dan het wettelijk verankeren. Ik hoop eigenlijk dat wij
met elkaar toch daartoe kunnen komen.
En dan over het amendement over energiegemeenschappen en energie delen. Voor mij is
het van groot belang dat deze wet dat decentrale energiesysteem maximaal faciliteert.
Nu is er gekozen voor een hele magere doorvertaling van de Europese regelgeving. Dat
zet ons weer op achterstand. Eigenlijk hebben we dit sinds 2018 al niet goed gedaan
met die energiegemeenschappen en nou gaan we nog steeds achteraanlopen. Ik vind dat
ongelofelijk zonde, dus ik ga heel graag met juridische bijstand kijken hoe we het
amendement zo krijgen dat het een zo groot mogelijke kans op succes heeft. Als je
echt wat wil doen aan netcongestie, aan energiearmoede en aan een transitie met draagvlak,
denk ik dat je juist moet zorgen dat lokale opwek en energie delen maximaal gefaciliteerd
worden. Laten we die wet daartoe equiperen!
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan ga ik naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ook van mij waardering voor alle ambtenaren, maar ook voor Bureau
Wetgeving, dat ons goed ondersteund heeft en van antwoorden voorzien heeft, de laatste
dagen. Een flinke kluif, kan ik me voorstellen.
Het is een belangrijk debat over een belangrijke wet. Er is jarenlang aan gewerkt
en eindelijk is hij nu in de Kamer. Ik ben ook blij met de ontwikkeling op het gebied
van consumentenbescherming, zoals ik eerder heb aangegeven. Het mkb valt nu ook onder
verstevigd toezicht en kan meer bescherming genieten. Rondom netcongestie en de energy
hubs ben ik blij dat de Minister het amendement oordeel Kamer gaf en dat we daar ook
mooie stappen kunnen zetten, zodat bedrijven toch sneller kunnen inspelen op de ruimte
die er nog op het net is.
Voorzitter. Ik ben heel blij met de beantwoording van de Minister in eerste termijn
over ons amendement over de Energieraad en dat energieonafhankelijkheid en leveringszekerheid
een prominentere rol gaan spelen voor het kabinet. Volgens mij wordt dat Kamerbreed
gedeeld. Het is mooi om te zien dat we dat nu ook in wetgeving opnemen. Dat is best
wel een kentering vergeleken met hoe we er een aantal jaren geleden naar keken.
Voorzitter. Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat om snel een energiehub te realiseren ondernemers in één keer een
kloppende aanvraag moeten indienen;
overwegende dat bedrijven, alsook gemeenten en provincies, hiervoor niet altijd over
voldoende kennis beschikken;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van het amendement-Erkens c.s. op stuk nr. 8 (36 410-XIII) een kenniscentrum op te zetten waarbij netbeheerders, overheden en het bedrijfsleven
samen ondernemers kunnen helpen om een energiehub op te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Erkens.
Zij krijgt nr. 39 (36 378).
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ik zie uit naar de plenaire afronding.
De voorzitter:
Dank, meneer Erkens van de VVD. Ik ga naar de heer Bontenbal, CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Ook dank, allereerst, voor alle antwoorden die zijn gegeven. Ik
vind het mooi om te zien dat we met alle collega’s proberen om deze wet iets beter
te maken. Ik ben vandaag volgens mij genoeg aan het woord geweest, dus u krijgt van
mij 2 minuten en 30 seconden cadeau, mevrouw Beckerman.
De voorzitter:
2 minuten en 45 seconden zelfs! Ik ga de heer Erkens vragen het voorzitterschap even
over te nemen.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister en alle ambtenaren. Als de Socialistische
Partij deze wet had gemaakt, had hij er anders uitgezien, dat is zeker. Maar toch
heel veel dank voor al het werk en de snelle beantwoording van vragen.
Het is een beetje gek, maar ik wilde in de tweede termijn eigenlijk toch een nieuw
onderwerp aansnijden naar aanleiding van alle vragen en antwoorden. Dat onderwerp
is solidariteit. Ik heb daarover een zorg. Ik ben er erg blij mee dat best wel veel
partijen in de Kamer echt op zoek zijn naar hoe je eigenaarschap van inwoners kunt
vormgeven. Dat vind ik heel mooi. Wij pleiten daar ook voor. We zien nu een energiesysteem
ontstaan waarbij je aan de ene kant private aanbieders hebt, die op sommigen plekken
soms ook winst zullen maken. Je krijgt daarnaast lokale initiatieven, lokale coöperaties.
En je houdt een groep die overblijft. Eigenlijk wil ik vragen – ik kom er in de plenaire
behandeling ook zeker op terug – naar de tarieven. Bij heel veel dingen voor de groep
die overblijft, zeggen we nu nee. Bijvoorbeeld: doen we een vangnetregeling in de
breedte? Dat zou niet mogen van Europa. Nemen we energiearmoede op in de wet? De Minister
zegt nee. Maar is er niet een heel groot gevaar dat als je zo’n deels privaat, deels
publiek systeem bouwt, de grote groep die overblijft – dat zijn vaak mensen met lage
inkomens en lage middeninkomens – een hogere prijs betaalt dan andere bewoners? De
winsten die worden gemaakt, kunnen dan toch niet meer worden ingezet om de prijzen
voor die brede groep rechtvaardig te houden?
Voorzitter. Dat was eigenlijk mijn tweede termijn. We zullen daar in de plenaire behandeling
echt op doorgaan.
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat dit een heel belangrijk punt is. Mijn vraag aan mevrouw Beckerman is misschien
als volgt. We hebben het nu vaak over opwekken in lokaal eigendom. Dat terwijl het
natuurlijk eigenlijk vooral gaat om de vraag of de baten ook lokaal terechtkomen,
bijvoorbeeld doordat je als energiegemeenschap niet zelf opwekcapaciteit in handen
hoeft te hebben om toch van «kostprijs plus», dus van goedkope tarieven, te profiteren.
Dat zie je natuurlijk in hele succesvolle voorbeelden in het buitenland. Op de wijkschool
liggen dan zonnepanelen en de mensen die eromheen wonen, ook mensen in sociale huurwoningen,
kunnen daar dan voor een heel laag tarief, zonder dat er sprake is van een winstoogmerk
en zonder dat er een multinational achter zit die ook nog aandeelhouders tevreden
moet houden, van profiteren. Moeten we niet op zoek naar die vorm?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja. Maar de vraag is: als dat zo’n ideaal systeem is, waarom doen we dat dan niet
voor ons hele energiesysteem? Ik vind het fantastisch; we hebben er altijd voor gepleit.
Maar mijn grote angst is de volgende. Laten we een buitengebied nemen. De dorpsschool
waarover u het heeft, is allang weg. Die mensen kunnen dat dan dus niet. Daar maak
ik me hele grote zorgen over. Kijk naar de kaarten van TNO van waar de energiearmoede
nu het grootste is. Overigens noemen wij dat gewoon «armoede»; we willen dat niet
in allerlei hokjes verdelen. Waar de armoede het grootst is, is het ook het duurst
om een nieuw systeem aan te leggen. Als je daar happen uit neemt op plekken waar het
goedkoper is, dan hou je dus een hogere prijs over voor de mensen die juist nu al
in armoede zitten. Dat is mijn grote angst. Als zo’n publiek systeem zo aantrekkelijk
is, zorg dan dat dat voor iedereen zo is. Dat is eigenlijk mijn opmerking hierbij.
Ik ben er namelijk absoluut enthousiast over. Dat zou mijn reactie daarop zijn.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap over aan mevrouw Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
De Minister heeft aangegeven gebruik te willen maken van een schorsing van tien minuten.
Ik schors de vergadering en hervat ’m weer om 17.50 uur.
De vergadering wordt van 17.40 uur tot 17.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Aan de orde is nog
steeds de Energiewet. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van het
kabinet. Ik geef direct het woord aan de Minister.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik bij de beantwoording in deze laatste termijn kom:
nogmaals dank aan de Kamer voor twee hele interessante WGO’s. Ik kijk ook uit naar
de plenaire afronding over een aantal weken. Ik wil u allen oproepen om richting de
plenaire behandeling, wanneer u deze wet met uw fractie bespreekt, te wijzen op het
belang van deze Energiewet. Er zitten natuurlijk ook altijd wat politieke keuzes in
zo’n uitgebreid wetsvoorstel, maar over het algemeen is dit vooral een hele grote
technische operatie waarin we de verouderde Elektriciteitswet en de verouderde Gaswet
eindelijk gaan vernieuwen met deze integrale Energiewet en ook veel achterstallig
onderhoud op EU-implementatie voor elkaar boksen. Voor mij is het zwaartepunt van
deze wet echter de veel betere consumentenbescherming. De afgelopen twee jaar hebben
harde lessen ons duidelijk gemaakt dat de wetgeving in ons land wat dat betreft niet
meer helemaal bij de tijd is. Mooi om te zien dat er veel amendementen zijn ingediend
om de wet op een aantal punten nog te wijzigen of aan te scherpen. Dat vind ik ook
echt horen bij zo’n grote wetsbehandeling. Ik hoop dat ik samen met u deze Energiewet
met een ruime meerderheid in deze Kamer aangenomen kan krijgen.
Voorzitter. In de tweede termijn zijn er nog een aantal vragen gesteld en ook moties
ingediend. De heer Kops kwam nogmaals terug op de tussenpersonen. Daar hebben we het
vorige week ook over gehad. Het is goed dat in deze nieuwe Energiewet ook de oneerlijke
handelspraktijk wordt opgenomen. Als de leverancier en/of diens intermediair zich
stelselmatig schuldig maakt aan overtreding, misleiding of oneerlijke handelspraktijken,
kan de ACM hiermee niet alleen boetes opleggen maar ook de vergunning intrekken, ten
aanzien van zowel de intermediair als de eindverantwoordelijke leverancier. Dat is
een flinke aanscherping. Ik denk op basis van de voorbeelden die niet alleen de heer
Kops maar ook andere leden vorige week in het WGO hebben genoemd, dat die ook echt
noodzakelijk is.
De heer Kops vroeg ook naar artikel 3.38. Ik dacht daarover al het een en ander te
hebben gezegd, zowel richting de heer Kops als richting mevrouw Postma. Nogmaals,
ook ter geruststelling van de heer Kops: de enige reden om een aansluiting te weigeren
is als de aansluittaak zich voordoet in een gebied waar de economische voorwaarde
eigenlijk gewoon niet bestaat. Maar nogmaals, voor het elektriciteitsnetwerk verwacht
ik dit absoluut niet, tenzij iemand op een vrij bizarre plek, ergens op de Noordzee
of zo, een aansluiting aanvraagt. In elk scenario in het Nationaal Plan Energiesysteem
voorzien we op land in feite voor iedereen een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk.
Nogmaals, ik hoop deze zorg bij de heer Kops weg te kunnen nemen. Voor de moleculen
en warmte hebben we met een paar andere wetsvoorstellen een wat breder afwegingskader,
maar op elektriciteit moet iedereen die dat wil gewoon kunnen worden aangesloten.
Mevrouw Postma komt misschien nog met een amendement als het qua MKBA en maatschappelijke
investeringen echt heel onverstandig zou zijn. Dat amendement ga ik dan natuurlijk
nog appreciëren zodra het er is.
Mevrouw Rooderkerk vroeg nogmaals naar de slimme meters. We hebben al een deel beantwoord,
maar nog niet alles. Slimme meters worden dus gratis geïnstalleerd als er conform
de planning van de uitrol wordt aangelegd. Als deze Energiewet wordt aangenomen, krijgt
iedereen met nog een oude meter binnen twee jaar een aanbod. Netbeheerders pakken
de uitrol in goed overleg systematisch op, met oog voor waar de grootste noodzaak
ligt ten aanzien van veroudering van het systeem. Doe je in deze geplande uitrol mee,
dan is het gratis. Wil je vooruitlopend op de geplande uitrol versneld geholpen worden,
dan moet je eenmalig een beperkt deel van de kosten betalen. Het is denk ik goed dat
iedereen deze dienst in principe gratis kan krijgen de komende tijd.
Ten aanzien van het kostenveroorzakersprincipe en de gasnettarieven waar mevrouw Rooderkerk
naar vroeg zeg ik toe dat dit zal toelichten in de brief die ik voor de plenaire behandeling
naar de Kamer stuur.
De motie-Rooderkerk/Grinwis op stuk nr. 35 ten aanzien van het slimmer inregelen van
de zon-PV-productie geef ik graag oordeel Kamer.
Dan eerst de heer Flach; ze zitten nu in een andere volgorde dan tijdens de inbrengen.
Dank voor het goede debat dat we hebben gehad over het amendement ten aanzien van
het overleg. Ik wil voorkomen dat we met elkaar in een semantische discussie terechtkomen.
Als in de sector of bij een deel van de Kamer het gevoel bestaat dat we hier minder
doen dan we eerder deden bij het wetsvoorstel, zal ik met een open mind naar uw gewijzigde
amendement kijken, want het heeft geen zin om hier met elkaar in een eindeloze woordenstrijd
te komen. Zodra dat gewijzigde amendement er is, zal ik daar bij de plenaire behandeling
dus een nieuwe appreciatie van geven.
De heer Grinwis had een aantal vragen en een motie. Ten aanzien van de financiële
bonussen ben ik het helemaal met hem, maar eerder dus ook met de heer Kops en anderen
eens dat we die echt alleen nog maar in financiële vorm willen. Dit uitgangspunt zullen
we dus ook hanteren bij de uitwerking. Ik betrek de stakeholders bij de verdere uitwerking
van die regels; dat zijn dus de ACM, de Consumentenbond en de sector. Maar het uitgangspunt
daarbij wordt dus gewoon: alleen nog maar financieel. Dat heb ik eigenlijk ook unaniem
gehoord in de Kamer. Ik zeg de heer Grinwis ook toe dat we het actieveafnemerseffect
zullen gaan monitoren.
Ten aanzien van de 1 centbetaling was mijn antwoord in de eerste termijn niet compleet,
want bij de uitwerking daarvan kijken we ook of de suggestie van de 1 centbetaling
kan worden toegevoegd aan de opties die ik al eerder heb genoemd.
Dan de casus van de collectieve oplossing. Ik heb zojuist even zitten overleggen met
de persoon naast mij, die volop bezig is met de warmtetransitie. In principe kan binnen
het nieuwe kader van de ACM voorrang worden verleend aan maatregelen die congestieverlichtend
zijn. Ik denk dat het door de heer Grinwis genoemde voorbeeld zomaar eens zou kunnen
passen in dat nieuwe kader, dat rond 18 april wordt verwacht. Maar ik zou het dus
fijn vinden als de heer Grinwis de casus die hij bij het werkbezoek heeft gezien,
ook een-op-een aan mij kan doorgeven, want dan ga ik me daar nog even iets beter in
verdiepen. Want op zich begrijp ik de argumentatie die hij net heeft opgezet wel.
Dan kom ik bij de motie-Grinwis/Flach op stuk nr. 36. Ik ben zeer bereid om met de
buurlanden en de ACM in gesprek te treden om te kijken hoe we ook in deze regio al
tot harmonisatie kunnen komen, mocht dat nog niet op Europees niveau kunnen. Het dictum
zegt: «zo nodig door de methodiek ook in Nederland toe te passen». Het ligt er nog
wel aan hoe bereid de buurlanden zijn om ook onze kant op te bewegen, want anders
kan het dictum met wat u van mij vraagt, vrij prijzig zijn. Als ik het mag interpreteren
als een inspanningsverplichting, waarna ik bij de Kamer terugkom als ik die gesprekken
heb gevoerd, geef ik de motie graag oordeel Kamer. Dan bouwen we dus een tussenstap
in. Ik hoor de heer Grinwis «ja, hoor» zeggen. Dan heeft de motie op stuk nr. 36 dus
oordeel Kamer.
Mevrouw Postma sprak over de ESO’s en over wat straks het kader is voor de energiehubs.
Ja, die zijn ook beschikbaar voor non-profitorganisaties en eigenlijk voor iedereen
die daarvan gebruik wil maken. Nu hebben we vooral voorbeelden van energiehubs bij
bedrijfsterreinen waarbij alleen een aantal bedrijven zijn aangesloten, maar energiehubs
kunnen natuurlijk ook door andere combinaties worden opgezet.
Ik zal met interesse kijken naar uw mogelijke amendementen ten aanzien van het weigeren
van een aansluiting of gasleveringszekerheid. Een beetje afhankelijk van wanneer u
ze indient, zal ik voorafgaand aan het debat of in de plenaire ronde die amendementen
appreciëren.
U heeft ook twee moties ingediend. De motie op stuk nr. 37 gaat over de vangnetregeling.
Er zitten nu in de wet wel degelijk ook objectieve criteria voor het begrip «redelijkheid»,
namelijk de verhouding tussen de prijs van de leverancier en de kosten en de verhouding
tussen de prijs van de leverancier en de rest van de markt. De ACM kan als toezichthouder
de informatie opvragen die zij nodig acht om dit te toetsen en kan zo nodig ook handhaven
met de instrumenten waarin de wet voorziet. Ik ontraad dus deze motie, omdat je de
toezichthouder hiermee feitelijk de ruimte zou ontnemen om bij de tarieven het begrip
«redelijkheid» zelf in te vullen op basis van actuele ontwikkelingen en toetsing.
De vierde motie, die op stuk nr. 38 van mevrouw Postma ...
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Grinwis. O, er is geen interruptie voor u.
Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 38 van mevrouw Postma loopt vooruit op een deel van de brief
waarvan ik al had toegezegd om ’m voorafgaand aan het debat te verzenden. Vorige week
heeft zowel mevrouw Postma als mevrouw Kröger, de heer Grinwis en mevrouw Rooderkerk
hiernaar gevraagd. Voorafgaand aan de plenaire behandeling zal ik dus een brief sturen
waarin ik zal proberen uit te leggen dat de criteria die in de wet zijn opgenomen
niet beperkend zijn. De Energiewet bevat op wetsniveau namelijk juist een hele brede
definitie die verwijst naar de Europese richtlijn. Dat biedt ook ruimte om voor nieuwe
nationale voorschriften een passende definitie op te nemen in de lagere regelgeving.
Om beleid voor kwetsbare afnemers te kunnen voeren, is het mijns inziens niet nodig
om die definitie op het niveau van de wet aan te passen. Samen met de Minister voor
Armoedebestrijding zal ik in de brief over energiearmoede dit nog een keer uitgebreid
toelichten. Die brief wordt deze week of volgende week met uw Kamer gedeeld. Daarmee
wil mevrouw Postma deze motie misschien nog even aanhouden, in afwachting van die
brief, zodat we niet dinsdag aanstaande al over deze motie stemmen.
De voorzitter:
Ik ga eerst naar mevrouw Postma, dan naar de heer Grinwis.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank. Ik zit toch nog even te kijken naar de definitie van «kwetsbare afnemer», want
die zetten we vaak eigenlijk alleen maar in verband met armoede. Ik wil echt kijken,
juist omdat energie zo’n groot onderdeel kan zijn van je huishoudpotje, of we hier
ook de groepen in mee kunnen nemen die nog net niet in de armoede zitten maar daar
misschien wel in gaan vallen. En het is echt een kwart van de Nederlanders dat niet
meer dan € 2.000 op zijn spaarrekening heeft staan. We hebben het al eerder gehad
over de postcodes, dus we weten waarschijnlijk al waar iedereen zit, in welke wijken.
En juist omdat energie zoveel duurder gaat worden, verwachten we, is het zo belangrijk
om maatregelen te treffen om deze groep eventueel op te vangen als het misgaat. Want
je kan beter voorkomen dan genezen, meen ik. Ik heb specifiek een aantal voorbeelden
uitgewerkt daarin, en er zijn al een aantal dingen genoemd. Kunnen die ook echt worden
meegenomen in die beantwoording?
Minister Jetten:
Ik denk dat dit deels aansluit bij mijn pleidooi dat we niet alleen sec moeten kijken
naar de energiearmoede, maar juist naar de bredere sociaal-maatschappelijke context
waarin mensen zitten. Het gaat uiteindelijk gewoon over hoeveel geld mensen overhouden
aan het eind van de maand. Dus ik zal met Minister Schouten kijken hoe ik in die brief
zo goed mogelijk die bredere context kan beschrijven. Daarmee blijf ik bij mijn oordeel
van nu om de motie te ontraden. Maar wellicht kan mevrouw Postma op basis van die
brief in de plenaire ronde tot een meer gerichte motie of amendement komen. Of ze
denkt: nou, dat heeft het kabinet nu eigenlijk wel goed in het vizier. Dat kan natuurlijk
ook.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De Minister verwijst nu naar lagere regeling, een AMvB bijvoorbeeld, waarin het begrip
«kwetsbare afnemer» nader kan worden gedefinieerd. Dat is helder, op zich. In het
amendement dat ik met een aantal collega’s heb gedeeld over het sociale tarief heb
ik gekozen voor die AMvB-route omdat het heel moeilijk is om op wetsniveau precies
te omschrijven wat een «kwetsbare afnemer» is. De Minister verwijst naar artikel 28
van de Europese richtlijn, maar dat geeft juist diverse opties waarbij wordt gezegd
dat de lidstaat zal moeten kiezen of het inkaderen. Dus het blijft een beetje een
zoektocht. Mijn vraag aan u is: is het inderdaad voldoende om dit in AMvB’s te definiëren
als je bijvoorbeeld kiest voor een sociaal tarief, of zouden we het eigenlijk ordentelijk
op wetsniveau moeten proberen te definiëren?
Minister Jetten:
Dank dat de heer Grinwis ook hier dat amendement nog even aanhaalt. Dat hebben we
vorige week natuurlijk al uitgebreid besproken, maar ik zie dat dit gewoon een van
de hoofdpunten wordt van de plenaire afronding van deze wetsbehandeling; willen we
nu wel of niet per amendement dat sociale tarief in deze wet brengen? Daar zitten
dan ook meteen de haken en ogen in van de afbakening: welke groep zou daarvoor dan
in aanmerking komen? Als ik dit debat zo hoor, dan bent u het volgens mij beiden,
zowel het lid Postma als het lid Grinwis, er wel over eens dat het niet te sec op
die energiearmoededefinitie moet zitten, maar juist in die bredere context moet worden
bezien. Dus ik denk dat de heer Grinwis eigenlijk zelf het antwoord geeft met zijn
interruptie nu en het amendement dat hij heeft ingediend.
De voorzitter:
We zijn er bijna. Meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Even voor de kijker: het amendement is formeel niet ingediend, maar ligt nog bij EZK
voor een ambtelijke toets. Sommige collega’s kennen het inderdaad al. Maar het moet
nog worden ingediend. Zodra er groen licht is, zodra duidelijk is dat het in ieder
geval ordentelijk is opgesteld, zal ik het indienen.
Minister Jetten:
Excuus. We zijn zo goed met elkaar de kwaliteit van de amendementen aan het bewaken
dat ik soms niet helemaal scherp meer heb of iets al is ingediend. Ik denk dat de
heer Grinwis het correct zegt. We bekijken of het amendement ordentelijk is en daarna
volgt de politieke weging die we met elkaar moeten maken. Dan wordt bekeken of we
het ook echt gewenst vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Postma wil nog even interrumperen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb gewoon even een vraag. We hadden het net over de mogelijkheid om de motie aan
te houden. Ik hoor hier wel een toezegging dat het meegenomen gaat worden in de brief
die al gestuurd wordt. Ik hoor ook dat er breder gekeken zal worden. Als ook kan worden
toegezegd dat we de informatie voor het debat zullen krijgen, kan ik de motie gewoon
aanhouden.
De voorzitter:
Helder.
Minister Jetten:
Ja, dan doen we het zo.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Postma stel ik voor haar motie (36 378, nr. 38) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Jetten:
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg naar de maatschappelijke meerwaarde van het meten
en waarom dit niet volledig bij de netbeheerder wordt belegd. Dat is een goede vraag.
Het is belangrijk om dat nog even met elkaar te verhelderen. De Energiewet behoudt
het voorschrift dat een eindafnemer met een grote aansluiting een eigen meetbedrijf
in de arm kan nemen. Dat stond ook al in de Gaswet en in de Elektriciteitswet 1998.
Dus we continueren met de Energiewet dus eigenlijk die staande praktijk. We hebben
in de afgelopen paar jaar wel even gewogen of we dit zouden moeten aanpassen, maar
we zien dat die markt van meetbedrijven – als ik het zo mag noemen – goed functioneert.
Er zijn geen misstanden en er zijn gewoon een aantal kwalitatief goede bedrijven die
hiervoor in de arm worden genomen. We zagen dus eigenlijk geen noodzaak om die staande
praktijk te wijzigen. Daarom hebben we dat zo een-op-een doorgetrokken.
Wat mevrouw Kröger heeft gezegd over kabelbundeling en energiedelen, is helder. Naast
het amendement over het sociaal tarief van de heer Grinwis kan ook het amendement
van mevrouw Kröger over energiedelen een belangrijke rol spelen in de plenaire afronding.
Ik ga dus graag met haar kijken hoe we daar samen kunnen landen in de komende weken
richting de plenaire afronding.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger wil nog een vraag stellen.
Minister Jetten:
Mag ik eerst nog even een andere vraag van mevrouw Kröger beantwoorden? Die ging over
de gesloten systemen en de kabelbundelingen. Mevrouw Kröger heeft heel duidelijk gemaakt
dat ze wil dat er breder naar randvoorwaarden wordt gekeken dan alleen maar naar de
vraag of het er vier moeten zijn dan wel meer of minder. We hebben nu in de wet opgenomen
dat we bij AMvB de voorwaarden voor die kabelbundeling goed gaan regelen. Ik stel
voor dat ik voorafgaand aan de AMvB, die ook met de Kamer wordt gedeeld, nog eens
goed kijk of het er vier moeten zijn of toch iets anders en of ook eventuele andere
voorwaarden er een rol bij kunnen spelen. Ik zal dan bij de AMvB goed toelichten hoe
we de randvoorwaarden voor kabelbundeling hebben gedefinieerd. Ik denk dat het goed
is om dat bij de uitwerking van de AMvB nog een keer apart met elkaar beet te pakken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb tijdens mijn tweede termijn gesproken over de noodzaak om energiearmoede ergens
wettelijk te definiëren, en niet alleen maar in een Kamerbrief. Ik had toen het idee
dat ik toch een beetje begrip en herkenning bij de Minister zag. Ik hoopte dus eigenlijk
dat hij er nog op terug zou komen. Een antwoord kan zijn dat dat niet in de Energiewet
gebeurt, maar het is een feit dat het een term is die je wilt definiëren, die je wilt
vastleggen waardoor je er ook in je beleid op kunt sturen. Daardoor krijgt het meer
kracht en sterkte dan wanneer het alleen maar in een Kamerbrief wordt genoemd.
Minister Jetten:
Dit sluit een beetje aan bij het interruptiedebatje van zojuist met Grinwis en Postma.
Energiearmoede is heel hardnekkig bij enkele honderdduizenden huishoudens. Daarbij
speelt het energielabel een rol. Ik noem voorts de wijk en de vraag of er wel of geen
warmteplan aanwezig is et cetera. Dat speelt ook heel erg mee bij de vraag in hoeverre
de energiearmoede doorwerkt en hoelang die nog zal standhouden als we niet harder
gaan ingrijpen. Aan de andere kant zien we ook dat die groepen huishoudens vaak te
maken hebben met bredere sociaal-maatschappelijke en financiële uitdagingen en dat
er dus ook een breder koopkracht- en armoedebeleid van het kabinet nodig is om dat
tegen te gaan. Ik ben dus zelf ook nog gewoon een beetje zoekende naar wat de beste
plek is om dit te gaan beleggen. We kunnen namelijk via energiebeleid wel een bijdrage
leveren aan het bestrijden van de armoedeproblematiek, maar we moeten ook voorkomen
dat we de bal niet juist neerleggen bij de departementen Financiën, SZW en Volkshuisvesting,
die hier eigenlijk de grootste slag hebben te maken met elkaar. In de brief die ik
met Minister Schouten stuur, zullen we de bredere context van energiearmoede en armoedeproblematiek
schetsen, zoals ik zonet al zei. Ik heb alleen nog niet het antwoord op de vraag op
welke plek het dan eventueel een wettelijke borging of wettelijk haakje zou moeten
krijgen. Ik denk dat we er gewoon jaarlijks bij de Miljoenennota en het Belastingplan,
wat natuurlijk ook wetgeving is, met elkaar op moeten sturen dat we de armoedecijfers
zo snel mogelijk naar beneden krijgen. Maar we hebben bij het stellen van doelen,
bijvoorbeeld doelen voor het bestrijden van kinderarmoede, ook eerder gezien hoe hardnekkig
het is om dat daadwerkelijk op een goede manier in beleid te vatten. Ik heb de oplossing
dus nog niet, maar ik ben er in ieder geval wel van overtuigd dat de Energiewet niet
de plek is om dit in te verankeren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg ook niet dat de volledige oplossing van dit probleem in de wet verankerd moet
worden. Alleen hebben we het op dit moment geeneens met elkaar als begrip gedefinieerd
en vastgelegd. De Minister kan zeggen dat het op allerlei departementen ligt, maar
dat neemt niet weg dat dit een gigantisch probleem is, dat je daar beleid op moet
voeren en dat je in dat beleid een houvast wil hebben. Dat kan onder andere door een
begrip juridisch te verankeren. Ik merk dat ik dus niet helemaal begrijp waar de weerstand
van de Minister in zit, aangezien die er kennelijk niet in zit dat hij energiearmoede
niet wil aanpakken.
Minister Jetten:
Nee. Ik denk zelf dat Minister Schouten en ik het wel heel duidelijk gaan inkaderen
in de brief van volgende week. We zijn er al mee aan de slag, maar we blijven er ook
mee aan de slag, omdat het zo enorm leeft. Maar een begripsdefinitie in de wet gaat
vrij ver. Het kan ons allen in de komende jaren ook beperken in het flexibel kunnen
voeren van beleid om het goed te kunnen oplossen. Nou ja, wellicht kan ik mevrouw
Kröger met de brief van volgende week voldoende geruststellen. Als dat niet zo is,
hoor ik dat bij de plenaire afronding vast en zeker.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 39, van het lid Erkens, over het kenniscentrum.
Die krijgt oordeel Kamer. Daarop zal ik dus terugkomen in de volgende brief over netcapaciteit.
We danken de heer Bontenbal voor de drie minuten van ons leven die wij zonet hebben
teruggewonnen in dit debat.
Tot slot heeft mevrouw Beckerman een voorschot gegeven op haar plenaire inbreng. Ze
snijdt, denk ik, wel een goed thema aan, waar we de komende jaren alert op moeten
blijven. Het is namelijk mooi als er allerlei voorlopers zijn die snel kunnen anticiperen
op de energietransitie, maar we zijn de verkeerde dingen aan het doen als dat ertoe
leidt dat een deel van de samenleving daarin niet kan meekomen en zij uiteindelijk
door socialisering van de kosten met steeds minder gebruikers een hogere prijs moeten
betalen. Ik denk dus dat dit een heel mooi thema is om in de plenaire afronding nog
eens goed bij stil te staan.
Voorzitter. Ik dank nogmaals de Kamer voor twee mooie maandagen met dit WGO. Ik kijk
samen met het ambtelijke team uit naar de plenaire afronding van dit wetsvoorstel.
De voorzitter:
Heel veel dank aan de Minister. Voordat we aan het einde van dit wetgevingsoverleg
zijn gekomen, lees ik de toezeggingen nog voor. De Kamerleden en het kabinet kunnen
reageren op de juistheid daarvan. Als u niks zegt, zie ik een toezegging als een voldongen
feit.
− De Minister zegt toe in de brief over netcongestie in Q2 in te gaan op de uitbreiding
van het «klant sluit zichzelf aan»-principe. Dat is een toezegging aan het lid Erkens.
Dat is akkoord, zie ik.
− De Minister zegt toe voor het plenaire debat schriftelijk terug te komen op het groepsverbod
en diverse andere onderwerpen, waaronder het kostenveroorzakingsbeginsel en kwetsbare
afnemers. Dat is een toezegging aan de commissie.
Te veel mensen hadden daar vragen over gesteld.
− De Minister komt voorafgaand aan het plenaire debat schriftelijk terug op het omgaan
door andere landen met gesloten systemen zoals beschreven in artikel 3.7. Dat is een
toezegging aan het lid Flach.
− De Minister zegt toe in de volgende update netcongestie, in Q2, terug te komen op
de ondersteuning van provincies bij investeringsplannen. Dat is een toezegging aan
het lid Grinwis.
− De Minister neemt de suggestie van het lid Bontenbal om netverliezen via de energieleveranciers
te bekostigen mee in het onderzoek naar nettarieven, dat naar verwachting eind 2024
gereed is. Een toezegging aan het lid Bontenbal.
En dan hebben we er een waar wij enkele twijfels over hebben of die nog nodig is.
− De Minister komt schriftelijk terug op de uitzondering op het aansluitrecht in artikel
3.38. Dat was een toezegging aan het lid Kops, maar wij weten niet of die nog gestand
dient te worden gedaan.
Minister Jetten:
Ik denk dat we dat voldoende hebben gewisseld en dat we nu vooral uitkijken naar het
amendement-Postma op dit punt. Dan zal ik er bij die appreciatie weer uitgebreider
op ingaan.
De voorzitter:
Het lid Kops geeft aan dat dat akkoord is. De heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Er ontbreekt nog een toezegging, maar die was misschien aan het begin van de termijn
van de Minister. Er komt nog een nota van wijziging die het Nationaal Plan Energiesysteem
zou borgen in de wet, waaronder ook de vijfjaarlijkse energiestrategie, de leveringszekerheid
en de energieonafhankelijkheid. Die zou ik niet willen missen op het lijstje.
De voorzitter:
Ja, dat is akkoord. Mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoorde een toezegging waarbij mijn motie op stuk nr. 38 zou worden meegenomen in
de brief met de beantwoording die eraan komt. Het gaat dan om de definitie van kwetsbare
afnemers. Ik heb voorbeelden genoemd in die motie en vraag om die mee te nemen.
Minister Jetten:
Dit komt in de brief over energiearmoede en daarnaast komt er voor de plenaire behandeling
een bredere brief met bijna alle andere punten.
Mevrouw Postma (NSC):
Komt die brief over energiearmoede voor het plenaire debat?
Minister Jetten:
Ja.
De voorzitter:
Ja, zeker. De heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoorde de Minister vorige week toezeggen, en dat heeft hij net herhaald maar dat
was niet opgenomen in het lijstje, dat de ACM de gevolgen van het gedrag van actieve
afnemers voor alle afnemers laat monitoren. Ik dacht dat de Minister daarop terug
zou komen in een algemene brief, maar ik weet niet meer welke.
De voorzitter:
De Minister. Maar wij kunnen ook even kijken naar de toezeggingenlijst van vorige
week.
Minister Jetten:
Ja, ik denk dat die daarop staat, maar dat weet ik niet zeker.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, hij was niet opgenomen en daarom heb ik het nu even herhaald.
De voorzitter:
Dan zit het nu in de Handelingen.
Minister Jetten:
Maar op de actieve monitoring kan ik pas terugkomen nadat de Energiewet al minstens
een jaar in werking is.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.
Minister Jetten:
Dus ik ga er zomaar vanuit dat we een jaar na de inwerkingtreding van de Energiewet
gewoon even een verzamelbriefje maken met punten die daaruit naar voren zijn gekomen
en dan kan dit erin mee.
De voorzitter:
Helder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had er nog eentje. De Minister ging in zijn tweede termijn nog wat uitgebreider
in op het rechtstreekse contact tussen netbeheerder, systeembeheerder en aangeslotenen.
Daarover heeft de Minister iets toegezegd, maar ik weet niet of daar een schriftelijk
product aan is gekoppeld. Dat is natuurlijk beslissend voor het lijstje, maar dat
heb ik even niet meer scherp.
Minister Jetten:
Ik heb geprobeerd in de beantwoording uit te leggen dat het zo bedoeld is in de Energiewet.
Dat is dan geen toezegging of aparte brief, maar ik hoop dat ik u daarmee heb kunnen
geruststellen.
De voorzitter:
Die geruststelling kwam snel.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank, Minister. De spanning is weer uit het debat.
De voorzitter:
Wat fijn. Dan ga ik toch echt naar mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik had nog een toezegging gehoord over de brief ten aanzien van de gasachterblijvers
en die dacht ik niet teruggehoord te hebben op het lijstje.
De voorzitter:
Dat zit in de verzamelbrief, hoor ik de Minister zeggen. De laatste keer voor mevrouw
Postma nog.
Mevrouw Postma (NSC):
Niet over toezeggingen, want ik ga ervan uit dat dit nu is afgerond. Het gaat over
mijn motie over de vangnetregeling, op stuk nr. 37. Ik heb het idee dat ik al weet
wat er in de brief gaat staan, als die motie wordt aangenomen en ik een brief krijg.
Ik denk dat ik even op een andere manier ga zoeken naar wat ik nodig heb, dus ik wil
deze motie intrekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Postma (36 378, nr. 37) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Helder. Dan zijn we hierbij toch echt aan het einde gekomen van het wetgevingswet
Energiewet. Zoals vaak is gememoreerd, volgt er nog een plenair debat. Dat zal na
het meireces plaatsvinden. En dan hebben we zowaar bijna drie kwartier over. Ik dank
de Minister, alle leden en iedereen die dit op wat voor manier dan ook gevolgd heeft.
Sluiting 18.19 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.