Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 8 april 2024, over Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) - gebruikers (Kamerstuk 36378)
36 378 Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet)
Nr. 88
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 5 juni 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 8 april 2024 overleg
gevoerd met de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, Vice-Minister-President,
over:
− het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (Kamerstuk
36 378).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Stoffer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Nava
Voorzitter: Beckerman
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bontenbal, Erkens, Flach,
Grinwis, Koekkoek, Kops, Kröger, Postma, Rooderkerk en Vermeer,
en de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, Vice-Minister-President.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hierbij open ik de vergadering. Welkom bij de vaste commissie voor Economische
Zaken en Klimaat. Ik heet iedereen van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg: de
Ministers, de leden, de mensen op de publieke tribune natuurlijk en iedereen die dit
debat via de digitale weg volgt.
Dit wetgevingsoverleg is het eerste van twee wetgevingsoverleggen over dit wetsvoorstel.
De wetgevingsoverleggen bieden de leden van de Kamer de kans om het wetsvoorstel uitgebreid
te behandelen voordat er een plenair debat plaatsvindt. Het wetsvoorstel is voor behandeling
in de wetgevingsoverleggen opgedeeld in twee stukken. Vandaag behandelen we het onderdeel
gebruikers. Dat zijn grofweg de hoofdstukken 2 en 4, maar ik moet benadrukken dat
u als leden uiteraard over uw eigen inbreng gaat.
Dit is een wetgevingsoverleg en daarom kunt u in tweede termijn moties indienen. Over
de moties die vandaag worden ingediend, wordt dan wel volgende week gestemd. Uiteraard
kunt u ook overwegen om de moties pas bij de plenaire afronding in te dienen. Over
amendementen wordt pas aan het eind van het traject gestemd, maar ik vraag de Minister
om, waar mogelijk, de reeds ingediende amendementen vandaag van een appreciatie te
voorzien.
Ik stel voor om af te spreken dat er in eerste termijn zes interrupties kunnen worden
gepleegd. Ik zie nog geen hele boze reacties. «Nog niet», zegt de heer Vermeer. Daarmee
kunnen we volgens mij beginnen met het debat. Ik wil graag het woord geven aan de
heer Vermeer. Hij spreekt namens de fractie van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Eerst moet ik mij even bij mijn collega’s, de voorzitter en
de verdere aanwezigen excuseren voor het feit dat ik na mijn inbreng weg zal gaan
tot ongeveer 13.00 uur of 14.00 uur. Dat heeft iets te maken met de formatie, dus
dan weet u dat het geen gebrek aan interesse is, integendeel. Mijn collega, onze beleidsmedewerker
Tjerk, zal nauwkeurig bijhouden wat u hier allemaal bespreekt. Eventueel zullen we
daarna daarop terugkomen, als dat dan nog kan. Dat gaan we zien. Voorzitter. Vandaag
hebben we het over een complex stuk wetgeving, de Energiewet. Ondanks het feit dat
het woord «energie» vandaag vaak zal vallen, denk ik dat het heel veel energie kost
om hier goed doorheen te komen, want het is nogal ingrijpend. De Elektriciteitswet
en de Gaswet worden samengevoegd, waarbij ook nog de Clean Energy Package, zoals die
heet, wordt geïmplementeerd. Het belang van het samenvoegen van wetten om zo weer
eens de bomen door het bos heen te kunnen zien, snappen wij maar al te goed. Dat hebben
wij de afgelopen weken eigenlijk ook wel benadrukt in andere debatten die ook met
energie en klimaat te maken hebben en die hier toch een nauwe relatie mee hebben.
Maar wetten moeten wel uitvoerbaar zijn en de doelen en functies moeten zo uitgewerkt
zijn dat het voor iedereen navolgbaar en uitvoerbaar is. Die behoefte is groot, want
er zijn aardig wat problemen op te lossen. Of de wetgeving de praktische problemen
op gaat lossen, zullen we de komende tijd zien.
De Raad van State heeft geadviseerd om de Gaswet en de Elektriciteitswet gescheiden
te houden. Dat is niet gebeurd. Wij zouden toch nog graag even van de Minister horen
wat eigenlijk de belangrijkste argumenten zijn om die wetten maar samen te voegen.
Waarom zitten de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie – plat gezegd «de
warmtenettenwet» waar we vorige week of de week daarvoor inmiddels al over gepraat
hebben en waar we deze week weer over gaan praten – en de Warmtewet zelf er niet in?
Want we staan voor een grote transitie die supersnel gaat. Een van de twee wetten
in de Energiewet is de Elektriciteitswet uit 1998, alweer 26 jaar geleden. In die
tijd zijn we van de Nokia 6110 – weet u wel, dat ding dat je maar één keer in de drie
dagen hoefde op te laden – naar de iPhone 15 gegaan. Televisies waren grote, lompe
blokken die in woonkamers stonden. We hadden nog geen ledlampen en Céline Dion stond
op nummer één met het love theme van de film Titanic. Of dat nou helemaal een goed
voorteken is, weet ik niet. Sindsdien is onze samenleving op het gebied van elektriciteit
ingrijpend veranderd, tot op het punt dat op veel plekken het net overbelast begint
te raken.
Maar niet alleen dat, want er komt veel op ons af. We moeten eigenlijk nu beoordelen
of datgene wat op ons afkomt, past in deze Energiewet, of niet. Welke handvatten geeft
de Energiewet nu precies met het oog op de toekomst en de snel veranderende marktomstandigheden?
Zoals wij het nu zien, geeft het vooral netbeheerders duidelijkheid. Maar of burgers
en ondernemers het duidelijk zullen vinden, is nog niet helemaal duidelijk.
De toevoer van onze elektriciteit en energie moet betaalbaar, beschikbaar en betrouwbaar
zijn. Een van de problemen waar we tegen aanlopen, is netcongestie. Dat heeft wat
ons betreft de allerhoogste prioriteit om het land draaiende te houden. We moeten
daarin creatief denken. Daar is een wet voor nodig die duidelijk en begrijpelijk is,
maar ook handvatten biedt om de netcongestie, de afstemming tussen vraag en aanbod,
zo snel mogelijk het hoofd te bieden. Ik ben nog wel benieuwd naar hoe deze wet hier
concreet aan gaat bijdragen. We hebben eerder in technische briefings wel gehoord
dat de wet zeer modulair is opgesteld, zodat er snel geschakeld kan worden. Maar wij
werpen echt de vraag op of deze eerste versie van de voorliggende wet deze problemen
daadwerkelijk snel genoeg oplost.
De roep vanuit burgers en bedrijfssectoren om meer transparantie is groot. Als er
woningen en wijken gebouwd worden, als bedrijven zich willen uitbreiden en zich willen
vestigen, is nu niet duidelijk wat het perspectief is. Hoe snel kunnen ze aangesloten
worden? Juist in de informatievoorziening hoopt deze wet een stap te maken, zodat
het ook mogelijk is voor een gemeente en een provincie om goed inzicht te krijgen
in de problemen in een bepaalde wijk of op een bepaald industrieterrein. Wij zijn
wel blij met dat deel van de wet, dat die informatievoorziening eindelijk ingevuld
kan worden en dat er meer transparantie en inzicht geboden kunnen worden. Op dit moment
zijn er namelijk geen goede afspraken over hoe die informatie gedeeld mag worden.
Het verdient wat ons betreft ook echt aanbeveling dat transparant wordt op welke plekken
een bedrijf of een nieuwe woonwijk op de wachtlijst staat. Ik wil graag aan de Minister
vragen of het nu voldoende gegarandeerd is dat er onlinelijsten van komen, zodat we
gewoon kunnen inzien wat iemands positie is. Wilt u zover gaan dat dit met naam en
toenaam genoemd kan worden? Of blijven dat toch weer lijstjes die in besloten briefings
gedeeld worden, waarbij het individuele bedrijf niet kan zien wat er precies gebeurt
en ook een gemeente niet goed kan zien wanneer een woonwijk aan de beurt is, en wat
er voorrang krijgt en waarom?
Dan het energie delen. In de Europese EMD-richtlijn is dit intussen opgenomen, maar
we hebben zelf het gevoel – maar misschien kan de Minister ons geruststellen – dat
het energie delen op dit moment, in de huidige versie van de voorliggende wet, nog
niet veel verder gaat dan het peer-to-peer handelen. Wat betekent dit voor het kostenpatroon?
Wat betekent dit voor het kostenpatroon van ons hele netwerkbeheer? Wij hebben het
idee dat al deze constructies aanleiding zullen zijn voor netbeheerders om extra kosten
door te berekenen. Kan de Minister dit tegenspreken of bevestigen? Bij wie zullen
die kosten dan terechtkomen? Want op dit moment is dat dus bij de rest van de gebruikers.
Energie moet voor burgers en bedrijven betaalbaar blijven, maar energieleveranciers
en netbeheerders moeten ook efficiënt kunnen werken, zodat het net verslimd en verzwaard
kan worden.
Voorzitter. Nog een ander punt. De ACM heeft eind vorig jaar energieleveranciers opgeroepen
om te stoppen met telemarketing. In navolging daarvan kwam DGB met de melding dat
het stopt met klantenwerving. Dat lijkt een goede zaak. Het moet namelijk echt stoppen
dat mensen na een aantrekkelijk aanbod eindigen met contracten die, in ieder geval
voor mensen die er verstand van hebben, niet eens het overwegen waard zijn. Maar of
er een verbod komt, is voor ons te onduidelijk aangegeven. Wat zegt de nieuwe wet
hier precies over? Komt er een verbod of niet?
We hebben ook nog een vraag over de wetenschapstoets, die in 2023 is uitgevoerd om
te zien waar de Energiewet extra aandacht of verbetering nodig heeft. Het kabinet
heeft hierop uitvoerig gereageerd in een nota naar aanleiding van het verslag, waarbij
vooral is gereflecteerd op de veertien aanbevelingen uit de wetenschapstoets. Maar
wij missen een duidelijk antwoord op de vraag hoe wij deze aanbevelingen kunnen terugzien
in de wet. In welke mate zijn die aanbevelingen verwerkt? Welke zijn uiteindelijk
toch gewoon vooruitgeschoven en welke moeten later misschien nog worden aangepast?
Ik zal afronden. Nederland heeft duidelijkheid, stabiliteit en rust nodig. Het is
ons nog niet helemaal duidelijk wat deze Energiewet, met name voor de eindgebruiker,
precies verbetert ten opzichte van hoe het was. Laat staan dat ik het aan mijn ouders
kan uitleggen. Het is een wet met verschillende doelen en functies geworden, gericht
op implementatie, modernisering, het doorvoeren van voornemens en het halen van doelstellingen
uit het Klimaatakkoord. Ik ben bang dat een wet die zich richt op zo veel doelen en
functies het risico meebrengt zich in de praktijk nergens op te richten. Daarom vraag
ik hoe de situatie concreet beter wordt met deze wet. Wat betekent dit praktisch voor
de burgers van Nederland? Wat gaan zij hiervan merken en op welke manier gaan zij
erop vooruit?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer namens BBB. Er is nog een interruptie voor u, van mevrouw
Rooderkerk van de D66-fractie.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik hoor de BBB vooral weer veel vragen stellen en onzekerheden opwerpen. We zijn natuurlijk
bezig met een wet die voor heel veel vooruitgang en verandering kan zorgen, die heel
erg nodig is en die niet alleen zorgt voor schone lucht, maar ook goed is voor de
portemonnee. Het is vooral ook een marktordening die de rollen van gebruikers en bedrijven
goed vaststelt. Mijn vraag is of de BBB voornemens is om de wet te steunen.
De heer Vermeer (BBB):
Dat is een hele goeie vraag, die wij op dit moment totaal nog niet kunnen beantwoorden.
Niet voor niks hebben wij hier wetgevingsoverleggen, namelijk om duidelijkheid te
krijgen over onze vragen en over de voordelen. Wij zien ook absoluut dat die oude
wetten niet klaar zijn voor de uitdaging waar wij nu voor staan. Er moet dus wat gebeuren.
Maar wij moeten straks de hele wet bekijken, inclusief alle amendementen, die nog
bijna dagelijks binnenkomen. Dat zal bepalen welke wet er voorligt. Zelfs tijdens
de stemming moet je bekijken welke amendementen er wel en niet worden aangenomen.
Dan pas kun je wat onze fractie betreft beoordelen of je een wet kunt steunen of niet.
Wij hebben ook nauw overleg met onze Eerste Kamerfractie, die altijd nog weer extra
kritisch kijkt naar de doelmatigheid en haalbaarheid van de wet. Ook die argumenten
zullen we moeten meenemen. Als wij al wisten dat we het zouden steunen ongeacht wat
hier allemaal ingediend en aangenomen wordt, dan had ik hier niet gezeten, want dan
was dat zonde van mijn tijd geweest.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Het doet me deugd deze rechtsstatelijke argumenten te horen. Maar mij bekruipt toch
een beetje het gevoel dat het wel leidt tot het afremmen van de energietransitie en
goedkopere energie voor mensen, die dat in hun portemonnee voelen. Mijn vraag is dus
wel wat hetgeen is waar BBB op let om te bepalen of die wet aangenomen kan worden.
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Rooderkerk suggereert dat we iets willen afremmen, maar ik zit hier helemaal
niet om iets af te remmen, want dan had ik eerst een procedurevoorstel gedaan om dit
overleg uit te stellen en gezorgd voor allerlei ander gedoe om het te vertragen. Maar
dat wil ik helemaal niet. We moeten door; we moeten snelheid maken. Maar het allerbelangrijkste
is dat wij hier als volksvertegenwoordigers ook duidelijk krijgen wat deze wet voor
burgers en ondernemers betekent. Daarvoor is dit overleg bedoeld.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de heer Vermeer,
die de vergadering gaat verlaten. Dan ga ik naar de heer Erkens van de VVD-fractie.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. De VVD is blij dat we eindelijk werk maken van de modernisering
van onze energiewetgeving. Deze modernisering is noodzakelijk sinds het laatste grote
wetgevingstraject op dit vlak, in 1998. Toen zat ik nog op de basisschool, zeg ik
tegen mijn buurman, die nu vertrekt. Mijn eerste mobieltje kreeg ik pas een jaar later,
de Motorola Razr. Sindsdien is er veel veranderd, ook voor mijzelf. We zijn sindsdien
hard aan het werk in Nederland met de volledige verduurzaming van onze energievoorziening,
waarbij elektriciteit in toenemende mate van groot belang is. Deze toenemende elektrificatie
heeft weer tot forse problemen op ons stroomnet geleid, waarbij het huidige wetgevende
kader vaak als belemmering functioneert voor oplossingen waarmee we de ruimte op ons
net beter kunnen benutten. Daarnaast heeft de energiecrisis ons met de neus op de
feiten gedrukt. De consumentenbescherming was onvoldoende op orde en moet fors verstevigd
worden om onze huishoudens te beschermen tegen onvoorziene risico’s die financieel
een forse impact hebben op de portemonnee. De energiecrisis heeft ook laten zien dat
leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid prominenter meegenomen moeten worden
in ons energiebeleid. Zorgen dat onze wetgeving aangepast wordt aan deze nieuwe werkelijkheid,
is dus ontzettend belangrijk.
Vandaag hebben we het over de gebruikers. Laat ik beginnen met hoe deze wet helpt
maar ook waar die nog fors verbetering behoeft. De VVD is blij dat de consumentenbescherming
versterkt wordt in deze wet, als ook de rol van de toezichthouder, de ACM. We hebben
er tijdens de energiecrisis als VVD, samen met het CDA toentertijd, zelfs een pamflet
over gepubliceerd met een aantal voorstellen om de consumentenbescherming te verbeteren.
We zijn dan ook blij dat veel van die punten terug te zien zijn in deze Energiewet,
zoals de terugkeer van verplichte contracten, vaste contracten per energieleverancier
zodat mensen zekerheid kunnen hebben op hun energierekening. Een goed functionerende
markt vergt heldere kaders met een sterke toezichthouder om die kaders te bewaken.
En daarin worden goede stappen gezet en tegelijkertijd zitten we nog met een aantal
vragen.
Ten eerste. Het is nog niet helemaal duidelijk wat er gebeurt met klanten bij het
faillissement van hun energieleveranciers. We hebben eerder voorgesteld dat klanten
met een bestaand contract overgenomen moeten worden door andere energieleveranciers.
Zie bijvoorbeeld het Britse model, zoals de heer Bontenbal het toentertijd uitlegde,
via een veiling. Dat zou misschien een kosteneffectieve optie zijn, waarmee de kosten
voor de samenleving relatief laag zijn maar mensen die bij een partij als Welkom Energie
zaten toentertijd een mooie oplossing gehad hadden die ze destijds niet hadden. Is
nu voldoende geborgd dat deze mensen die buiten hun schuld hun geld kwijtraken en
mogelijk in erg dure contracten terechtkomen, zoals bij het faillissement van Welkom
Energie, opgevangen worden? Als wij de nota naar aanleiding van het verslag goed hebben
gelezen, lijkt het erop dat een deel van de klanten met hun bestaande contract kan
overstappen maar dat, ook afhankelijk van de situaties op de energiemarkt – denk aan
de energiecrisis toentertijd – een deel van de klanten nog steeds de pineut kan zijn
omdat zij niet overgenomen worden. Dan is er volgens mij een tijdelijke regeling waardoor
ze nog wel energie geleverd krijgen, maar dan moeten ze nog steeds vrij snel een nieuw
contract zoeken. Als er nog steeds krapte op de markt is, blijf ik dat een kwetsbaarheid
vinden, want in de situatie van Welkom Energie had deze verbetering in de wet, die
ik wel duidelijk zie, nog steeds die mensen niet geholpen. Ik hoor graag van de Minister
hoe mensen die hun bestaande contract dan kwijtraken, vooruit kunnen kijken naar een
betere oplossing.
Ten tweede zijn we benieuwd hoe de energierekening overzichtelijker en simpeler wordt
door deze wet. Op dit moment zijn de energierekeningen heel complex geworden en vrijwel
onleesbaar voor mensen. We hechten waarde aan verdere simplificatie en transparantie,
zodat huishoudens ook goed weten hoe ze kunnen besparen op hun rekening en of ze bij
een andere energieleverancier beter af zijn. Graag hoor ik van de Minister hoe deze
Energiewet hieraan bijdraagt. Hoe gaat de energierekening in de praktijk veranderen
voor mensen?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ook wij maken ons veel zorgen over faillissementen en wat dat doet voor de zekerheid
van mensen. Het lijkt wel alsof er in de wet aan de voorkant meer waarborgen gezocht
worden, terwijl ik denk dat we ook op zoek moeten naar waarborgen aan de achterkant.
Hoe kijkt de VVD naar een voorstel zoals een garantiefonds dat eigenlijk vanuit de
sector zelf wordt opgezet, vergelijkbaar met de reisbranche?
De heer Erkens (VVD):
Dat klopt. Aan de voorkant zien we de meeste verbeteringen in deze wet. Het risico
op faillissement wordt kleiner door een beter financieel toezicht, strengere vergunningseisen
en ga zo maar door. Daar zijn we blij mee. Ik ben het wel met mevrouw Kröger eens
dat we niet alleen aan de voorkant de situatie moeten verbeteren, maar dat we daarnaast
een vangnet of wat dan ook moeten inrichten voor mensen die alsnog de pineut kunnen
zijn in een energiecrisis. Ik ben op dit moment niet volledig overtuigd van het nut
van een waarborgfonds als vorm alleen. Dat heeft te maken met een aantal argumenten
die het kabinet noemde en waar ik wel begrip voor heb. Het kan de kosten ook verhogen
van het huidige energiecontract dat mensen hebben. Als je zo’n waarborgfonds laat
vullen door de huidige huishoudenergieleveranciers kunnen de tarieven ook omhooggaan.
Het tweede argument is het risico van «moral hazard» dat er kan ontstaan, waarbij
de leveranciers die zich wel aan de regels houden en financieel deugdelijk zijn, de
kosten gaan betalen voor een aantal partijen die meer cowboy-achtig in die markt zitten.
Dus daar ben ik wel kritisch op. Daarom zei ik ook dat het misschien wel interessant
kan zijn om dat Britse model te bekijken. Daarin komt inderdaad wel een verplichting
voor andere leveranciers om klanten over te nemen. Aan de hand van een bieding kunnen
ze dan aangeven wat ze daarvoor nodig hebben. Die kosten zijn misschien een heel stuk
lager dan via een waarborgfonds.
De voorzitter:
Is dat afdoende? Dan kan de heer Erkens zijn betoog vervolgen.
De heer Erkens (VVD):
Het is nog niet afdoende, voorzitter, maar het is het begin van een discussie over
meerdere WGO’s in een plenair debat. Daar komen we vast uit in de komende debatten.
Ten derde zien we ook dat er sinds het afschieten van de afbouw van de salderingsregeling
in de Eerste Kamer een chaotische situatie is ontstaan, waarbij energieleveranciers
allemaal via verschillende routes proberen om intern de kosten van het salderen te
verrekenen. Het is onduidelijk of terugleverheffingen gebaseerd zijn op daadwerkelijk
gemaakte kosten. Daarnaast zorgen de verschillende methodes waarmee deze kosten geïncasseerd
worden, voor veel wantrouwen en ook verwarring bij huishoudens. Het is onvoldoende
transparant op dit moment. Deze wet lost dit probleem, dat ook vrij recent ontstaan
is, niet op. De VVD zou graag zien dat er strengere regels komen met stevig toezicht
op terugleverheffingen, die ook goed vergelijkbaar zijn per energieleverancier, zodat
huishoudens weten waar ze aan toe zijn en ook een contract kunnen kiezen dat bij ze
past. Op dit moment is die transparantie er niet meer. Sleutelen aan het vastrecht
en aanpassingen gedurende het lopende contract zouden ook uit den boze moeten zijn.
Volgens ons lost deze wet dit probleem dus niet op. Vandaar dat we als VVD vandaag
een voorstel gaan indienen via een amendement. Graag horen we een reactie van de Minister
hierop. Ik hoop dat het nog lukt dat amendement in te dienen voor de termijn van de
Minister, maar Bureau Wetgeving heeft het ook vrij druk met alle verzoeken van de
collega’s die hier zitten, begreep ik.
Ten vierde zien we dat micro-ondernemingen nu ook onder de aangescherpte consumentenbescherming
gaan vallen. De consumentenbescherming werd nog niet toegepast op kleine mkb’ers,
die niet de kennis en kunde hadden en hebben om de energiemarkt goed te kunnen navigeren.
We moeten in onze wetgeving op het gebied van energie echt meer onderscheid gaan maken
tussen een kleine mkb’er en een grootbedrijf. De situatie is gewoon fundamenteel anders
en het kennisniveau ook.
Wij vinden het goed dat micro-ondernemingen er nu onder gaan vallen. Ik ben wel benieuwd
of met de definitie van micro-ondernemers de juiste afbakening gekozen is. Kan de
Minister die afbakening toelichten en deelt de Minister onze aanname dat deze afbakening
ook gebaseerd moet zijn op het handelingsperspectief van betreffende ondernemers?
Valt bijvoorbeeld een horecaondernemer nu altijd onder deze definitie? Ik ga er hierbij
van uit dat een horecaondernemer intern geen groot energie-inkoopteam heeft om die
markt te navigeren. Onze fractie vindt het wel van belang dat kleine mkb’ers veel
beter beschermd gaan worden. Wie vallen nog buiten de boot met de voorstellen van
de Minister?
Ik ga ook graag nog in op de grotere bedrijven en de netcongestie die momenteel uitbreiding
en ook verduurzaming voor hen belemmert. Onze economie en de energietransitie komen
tot stilstand door netcongestie. Op dit moment benutten we de ruimte op ons stroomnet
niet optimaal. Dat is ontzettend zonde gezien alle wachtrijen die ontstaan en de schade
die dit met zich meebrengt. Een stroomnet is als een vierbaanssnelweg die enkel in
de spits vol zit. Energyhubs met bijbehorende contracten kunnen soelaas bieden. Hiermee
kunnen ondernemers ruimte op het stroomnet samen delen, zodat het bestaande net veel
beter benut wordt. Helaas zien we dat netbeheerders dit nog onvoldoende en te traag
faciliteren.
We moeten een aantal zaken zien te regelen om dit beter mogelijk te maken. Ten eerste
moeten netbeheerders transparanter worden over netcongestie. De heer Vermeer gaf dat
net ook al aan. Op welke plekken is er nog ruimte op het net? Op welke momenten is
er nog ruimte waar bedrijven op kunnen inspelen? Hoelang zijn de wachtlijsten? Verplicht
deze wet transparantie op al deze onderwerpen?
Ten tweede moeten we bedrijven helpen met kennisdeling over hoe een energyhub kan
werken zodra ze weten dat er potentie voor is op het stroomnet door de eerdergenoemde
transparantie. De aanvraag van bedrijven en lokale overheden moet meteen kloppend
zijn om snel een energyhub te realiseren en weer aan de slag te kunnen met elkaar.
Hoe staat het met de uitwerking van ons amendement op dit vlak, dat we vorig jaar
bij de begroting hebben ingediend en dat hiervoor geld vrijspeelt? Is daarbij een
nationaal kenniscentrum voorzien waarin overheden, netbeheerders en bedrijfsleven
samen ondernemers kunnen helpen met het opzetten van een energyhub? De VVD krijgt
echter ook signalen dat gemeentes en provincies nog onvoldoende kennis hebben van
energyhubs en hoe deze het beste kunnen worden ingezet. Herkent de Minister deze signalen?
Wat gaat hij doen om dit te verbeteren? Als resultaat zien we dat beleid op verschillende
manieren wordt uitgevoerd. Wat doet de Minister om dat de voorkomen?
Ten derde moeten de contracten beter gefaciliteerd worden door de netbeheerders en
TenneT. Groepstransportovereenkomsten moeten door netbeheerders standaard aangeboden
gaan worden. Dit gaat nu echt nog te traag. Graag een reactie van de Minister op al
deze punten omtrent energyhubs. Kunnen kleinverbruikers op bedrijventerreinen ook
deelnemen aan deze contracten?
Voorzitter. De VVD hoort dat bedrijven steeds vaker een dreigende brief van de netbeheerder
krijgen die meldt dat ze te veel stroom hebben gebruikt en dat afsluiting of schadeclaims
dreigen. De VVD begrijpt dat netbeheerders in de gaten moeten houden of er te veel
stroom wordt gebruikt, omdat anders delen van het net plat komen te liggen, maar veel
bedrijven worden overvallen door zo’n brief. Soms komen bedrijven er zelfs pas achter
dat ze te weinig capaciteit hebben als ze net een nieuwe productielijn hebben besteld.
Dat moet anders kunnen. De VVD begrijpt dat automatisch een ruimer contract aanbieden
niet gaat, gezien het vollopende stroomnet, maar vroegtijdiger en proactiever communiceren
over risico’s op contractoverschrijdingen kan wel. Zo worden bedrijven niet overvallen
en worden ze in de gelegenheid gesteld om tijdig maatregelen te nemen. Kan de Minister
hierover in gesprek treden met de netbeheerders? Meer vroegtijdige transparantie van
de netbeheerders is erg belangrijk aan het worden. We zien dit probleem in bijna het
hele land. Hoe kunnen ondernemers hier meer in geholpen worden? We willen immers met
z’n allen voorkomen dat bedrijven weer meer overstappen op gas omdat er onvoldoende
stroom beschikbaar is. Graag een reactie van de Minister hierop.
Voorzitter. Ik ga ten slotte in op energiegemeenschappen. De VVD denkt dat energiegemeenschappen
een sympathieke ontwikkeling zijn en dat ze meer ruimte moeten krijgen. Wij vinden
het daarbij wel van belang dat dit gebeurt binnen heldere regels, waardoor de netcongestie
niet verder verergert en we goed inzichtelijk hebben wat de kosten zijn en waar die
terechtkomen. De heer Vermeer zei overigens hetzelfde. De Minister geeft nu aan dat
bij de volgende wijziging van de Energiewet zaken als energie delen en energiegemeenschappen
prominenter terugkomen. Graag horen we wat zijn plannen op dit vlak zijn. Welke voorstellen
verwacht hij volgend jaar op dit gebied te maken? Kan hij ons daar al een inkijkje
in geven? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat wij aan de ene kant deze ontwikkeling stimuleren,
maar aan de andere kant voorkomen dat de netcongestie verergert? Graag horen we ook
waarom de experimenteerbepaling, die nog in de Elektriciteitswet zat en waarmee ook
veel van dit soort ontwikkelingen eindelijk mogelijk zijn geworden, uit de wet is
verdwenen.
Voorzitter. Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Dank, meneer Erkens namens de VVD. Dan gaan we mevrouw Rooderkerk van de fractie van
D66. Succes!
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. De behandeling van de Energiewet, waaraan zeven jaar gewerkt is,
in mijn tweede week als Kamerlid voor D66, is natuurlijk fijne kost om mee te beginnen.
Ik kom uit de tijd van de BlackBerry – we gaan dus mooi het rijtje af – en mijn zoontje
van 4 jaar weet al hoe hij een iPad moet gebruiken. Vorige week liep ik met hem langs
het IJ in Amsterdam. Toen wees hij naar een cruiseschip dat voorbijvoer en vroeg wat
er uit die schoorsteen kwam. Er kwam namelijk allemaal zwarte rook uit. Ik vertelde
hem dat dat slechte lucht is en dat het niet goed is om dat in te ademen. Toen zei
hij: mama, dan moeten we dus eigenlijk de hele dag onze neus dichtknijpen. Terwijl
hij dat deed, dacht ik: hij heeft natuurlijk gelijk. We moeten er alles aan doen om
klimaatverandering tegen te gaan. Als zelfs een kind het begrijpt, waarom lossen we
het als volwassenen dan niet op?
De afgelopen tien jaar zette ik mij in de Amsterdamse politiek in voor een duurzame
toekomst, bijvoorbeeld door het verbannen van deze cruiseschepen, het inzetten op
zonne-energie en een isolatieoffensief voor duurzame woningen. Ik kijk ernaar uit
om samen met u in deze commissie op te trekken voor groenere energie en het klimaat.
Voor D66 draait de energietransitie om een beter morgen en om een hoopvolle toekomst.
We zitten in een bijzondere tijd en in een cruciale transitie. Van wat we nu doen
met elkaar – wind op zee, zon op dak, groene waterstof, aardwarmte – gaan we de komende
eeuwen profijt van hebben. Het fossiele tijdperk zal slechts een proloog blijken;
het echte verhaal begint nu pas. Schone energie is goedkope energie. Nog eeuwen zal
de wind gratis waaien en zal de zon gratis schijnen. Schone energie is ook vrije energie,
opgewekt hier in Nederland en niet afkomstig uit een land als Rusland. Schone energie
is winstgevende energie, waardoor bedrijven naar Nederland komen en onze economie
aanjagen. Kortom, schone energie is een van de grootste cadeaus die wij onze kinderen
en kleinkinderen kunnen geven.
Met die blik gericht op de toekomst en de vrijheid van mensen heb ik de Energiewet
gelezen. Zorgt deze wet ervoor dat we het beter krijgen, dat mensen meer vrijheid,
meer invloed en een lagere energierekening krijgen en dat bedrijven sneller een aansluiting
op het net krijgen en kunnen blijven investeren in Nederland? Het antwoord daarop
is grotendeels: ja. D66 is al zeer tevreden met de Energiewet zoals die nu voorligt,
maar mijn fractie vindt ook dat het nog beter kan. Ik wil daarom vandaag ingaan op
drie onderdelen, waarop ik nog graag verbetering zie. Dat zijn consumentenbescherming,
het betrekken van de omgeving bij energieprojecten en tot slot slim gebruik van het
energienet door bedrijven en door mensen.
Ik ga ten eerste in op de consumentenbescherming. Laatst kreeg leverancier Hollandse
Energie Maatschappij een boete van 1,1 miljoen euro voor hun agressieve verkooptechnieken
en het belazeren van mensen. De energierekening is een grote kostenpost voor mensen.
Daar is geen plek voor cowboybedrijven. D66 vindt het daarom goed dat de Energiewet
een jaarlijkse energieleverancier-apk bevat. Zo voorkomen we ellende van oplichtende
en omvallende bedrijven. Ik heb wel nog een paar vragen aan de Minister. Kan de ACM
dit soort malafide bedrijven op basis van de jaarlijkse check ook weren van de markt?
Welke mogelijkheden hebben huishoudens om melding te maken van de praktijken van dat
soort bedrijven? Waren de cowboypraktijken van HEM een incident of zijn er meer gevallen
bekend? Welke lessen kunnen we hieruit trekken? Wordt de boete gebruikt om mensen
die nog een contract hebben en honderden euro’s te veel betalen, te compenseren? Zo
nee, hoe worden zij dan geholpen?
Ik wil het ten tweede hebben over de mensen die rondom een energieproject wonen. Zij
moeten namelijk meeprofiteren en meebeslissen, iets waar D66 al langer voor pleit.
Meedoen door de omgeving gaat al best aardig, maar allemaal op vrijwillige basis.
D66 wil ervoor zorgen dat omwonenden van energieprojecten mede-eigenaar kunnen worden.
We komen daartoe met een amendement. De monitor financiële participatie laat zien
dat lokaal eigendom bij bijvoorbeeld zonneparken sterk achterblijft, het laatste jaar
slechts 20%. Waar komt dat door? Is de Minister het met D66 eens dat het tijd is om
een wettelijke basis te leggen voor financiële participatie bij energieprojecten die
hierbij kan helpen?
Ten derde wil ik het hebben over slim gebruik van het elektriciteitsnet. Wie zonnepanelen
heeft, weet dat die panelen af en toe uitvallen. Dat gebeurt bij veel zon, waardoor
het stroomnet de toevoer niet aankan.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA. Mevrouw Rooderkerk,
zou u dan uw microfoon even uit willen zetten?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik was benieuwd naar het amendement. Wij maken ons ook veel zorgen over het feit dat
we wel streven naar 50% lokaal eigendom, maar dat in de praktijk eigenlijk nog niet
waar wordt. Ook wij broeden op een amendement daarover, dus ik ben heel benieuwd wat
het amendement van mevrouw Rooderkerk precies faciliteert en regelt.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Goed om te horen dat mevrouw Kröger daar ook aan denkt. Ik denk dat het belangrijk
is dat we meedoen niet alleen vrijwillig maken, maar dat we dat echt vastleggen. Ik
wil wel eerst nog wat antwoorden van de Minister, om goed te kijken hoe we het juridisch
het beste kunnen regelen zodat er wel meer basis komt, maar we het ook niet onnodig
moeilijk maken om projecten tot stand te laten komen. We zijn nu bezig om de balans
daartussen te vinden. Ik heb daar ook advies over gevraagd van Bureau Wetgeving. Ik
denk dus dat het goed is als we hier vandaag met elkaar over verder praten.
De voorzitter:
De heer Bontenbal, CDA, heeft ook een vraag voor u.
De heer Bontenbal (CDA):
Is mijn collega van D66 zich er dan ook van bewust dat dit amendement kan betekenen
dat er veel minder zonneparken en windparken worden gebouwd? Als ik ergens op mag
gokken, is dat vermoedelijk het resultaat van haar amendement: minder duurzame opwek.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor het stellen van deze vraag, want dat is dus precies niet de bedoeling. Wij
denken aan een bevoegdheid voor gemeenten, waarbij het van belang is dat zij zorgen
dat er aan de voorkant wordt geregeld dat mensen mee kunnen doen en mee kunnen beslissen.
We willen het op zo’n manier formuleren dat het zeker niet tegenhoudt dat projecten
er komen. Ik ben wat dat betreft nog wel benieuwd naar de antwoorden van de Minister.
Het is goed dat de heer Bontenbal dit punt maakt.
De voorzitter:
Ik kijk nog één keer rond. U kunt uw betoog vervolgen, mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank u wel. Ik was aanbeland bij het punt van de zonnepanelen die uitvallen bij te
veel zon. Hoe meer zonnepanelen, hoe vaker dit gaat voorkomen. Dat is wat D66 betreft
een verkeerde prikkel. In Nederland worden zonnepanelen zo ingesteld dat ze helemaal
aan- of helemaal uitstaan. Er zit niets tussenin. Maar er is een oplossing: zonnepanelen
kunnen zo worden ingesteld dat ze ook op een lagere capaciteit kunnen draaien wanneer
dat nodig is, zodat ze het net minder belasten en dus sneller inschakelen. Dit werkt
vooral als iedereen in de straat het doet. Mijn vraag aan de Minister is waarom dit
in Nederland niet gebeurt. Is de Minister het met D66 eens dat dit dubbel voordelig
is, zowel tegen netcongestie als voor de portemonnee van mensen met zonnepanelen?
Kan hij toezeggen om er per direct voor te zorgen dat nieuwe omvormers flexibel worden
geïnstalleerd en dat eigenaren worden aangespoord om hun instellingen aan te passen?
Ik overweeg met de heer Grinwis ook een motie over dit punt. Ik weet dat de heer Bontenbal
hier eerder ook al aandacht voor heeft gevraagd. Ik ben benieuwd naar de beantwoording.
Mevrouw Postma (NSC):
30% van de huishoudens heeft al zonnepanelen en omvormers, sommige al een jaar of
twintig. Dat waren de early movers. Andere zijn wat jonger van leeftijd. Hoe ziet
mevrouw Rooderkerk dit dan voor de mensen die al zonnepanelen hebben? Moeten zij nu
alle omvormers aanpassen? Is dat een heel makkelijke handeling? Gaan alle omvormers
hier makkelijk in mee of zijn de omvormers van een oudere generatie er niet geschikt
voor? Wat betekent dit dus voor de mensen die al panelen hebben?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik heb mij laten vertellen dat er een instelling is waarmee je de omvormer anders
kunt instellen. Wij hebben dat op dit moment alleen niet zo geregeld. In België zijn
ze bijvoorbeeld wel zo ingesteld dat wanneer ze het net aanprikken, ze dat ook op
een lager percentage kunnen doen. Nu zet je ze aan, en dan gaan ze tegelijk aan. Als
ze merken dat het net te vol zit, dan gaan ze allemaal tegelijk weer uit. Dat is natuurlijk
zonde. Het kan ook geld in de portemonnee opleveren als het op een lagere spanning
wel zou kunnen. Ik ben ook benieuwd naar de antwoorden van de Minister op de vraag
hoe we ervoor gaan zorgen dat dat zowel voor de bestaande panelen als voor de nieuwe
panelen ingeregeld kan worden.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer, dus u kunt uw betoog vervolgen. Mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Dan wil ik het hebben over slimme meters. Een miljoen huishoudens
hebben nog geen slimme meter. Zij kunnen dus niet slim energie besparen of een dynamisch
energiecontract afsluiten. Huizenbezitters kunnen zelf kiezen een slimme meter te
nemen, maar huurders hebben er soms geen omdat de vorige bewoner daarvan af heeft
gezien. Een slimme meter installeren kost zo’n € 70. D66 vindt het van belang dat
huurders daar niet voor opdraaien. Hoeveel van de een miljoen huishoudens zonder slimme
meter zijn huurders? Kan de Minister iets zeggen over het aantal particulieren en
het aantal huurders bij woningcorporaties? Is de Minister het met D66 eens dat het
tijd is voor een nieuw offensief voor slimme meters? Ziet hij ruimte bij verhuurders
of netbeheerders om hier stappen in te zetten? Netbeheerders namen deze kosten namelijk
eerder ook gewoon voor hun rekening. Ik overweeg een motie op dit punt.
Inzicht in data is ook belangrijk voor bedrijven. Energiehubs zijn een oplossing voor
netcongestie en zijn dé manier om bedrijven toch aan te sluiten op het overvolle stroomnet.
Om goed samen te kunnen werken, heeft iedere partij inzicht nodig in het eigen energieverbruik
per kwartier. Maar bedrijven moeten betalen om hun eigen data in te zien. Ik vind
dit vrij bizar. Erkent de Minister dat dit niet helpt? Wie verdienen er nu geld aan
het verschaffen van inzicht in de eigen data van bedrijven en huishoudens? Kan de
Minister toezeggen dat iedereen in Nederland, bedrijven of huishoudens, altijd gratis
het eigen energieverbruik per kwartier kan inzien?
Tot slot wil ik het nog hebben over het delen van energie. Dit is ook van belang,
wat D66 betreft. Dat wordt nu verder niet uitgewerkt in de Energiewet, maar het zit
er wel aan te komen. Ik wil graag horen hoe de Minister van plan is dit te implementeren
en of hij kan toezeggen om het zo te implementeren dat het bijdraagt aan het verminderen
van netcongestie. Ik wil ook graag horen van de Minister hoe we voorkomen dat iedereen
kriskras door het land energie gaat delen en er daarmee een belastingvrije schaduwmarkt
ontstaat.
Voorzitter, tot slot. Afgelopen weekend was ik op ons D66-congres. Volgens traditie
verzamelen we ons dan op de eerste zonnige dag in een congrescentrum. Ik ging daar
in gesprek over het klimaat. Ik kreeg het boek van Paul Hawken in mijn handen gedrukt;
u wellicht bekend. Het bevat 100 oplossingen voor klimaatverandering, zodat het ons
niet overkomt en verlamt, maar we met creatieve en slimme innovaties verantwoordelijkheid
kunnen nemen. Dat is ook mijn oproep aan de formerende partijen. Om met Paul Hawken
te spreken: dit is geen linkse agenda, evenmin als een rechtse. Dit is een menselijke
agenda. Laten we samen klimaatverandering keren, voor al die Nederlanders die weten
dat klimaatbeleid noodzakelijk is en die een bijdrage willen leveren, voor de bedrijven
die aan de groene energie en de innovaties verdienen en voor toekomstige generaties,
zodat mijn zoontje ook niet langer zijn neus hoeft dicht te houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Rooderkerk namens D66. Dan gaan we de naar de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het is formeel weliswaar geen maidenspeech, maar toch gefeliciteerd,
zeg ik tegen mevrouw Rooderkerk, met deze eerste bijdrage over een wetsvoorstelletje
van meerdere pagina’s.
Voorzitter. Vandaag spreken we dan eindelijk over die zeer omvangrijke wet: de Energiewet.
De Minister, ambtenaren en andere betrokkenen zijn hier jarenlang mee bezig geweest.
Ze zijn met een gedegen wet gekomen. Complimenten daarvoor. Tegelijk moet worden geconstateerd
dat de Raad van State het aanvankelijke wetsvoorstel zeer kritisch heeft bejegend.
We hebben het allemaal kunnen lezen. Kan de Minister zijn termijn nog eens aangrijpen
om toe te lichten waarom het wel een goed voorstel is, en dat de kritiek van de Raad
van State ter harte is genomen? Kan hij, waar dat niet is gebeurd – bijvoorbeeld bij
de splitsing – nog eens toelichten waarom niet?
Een groot deel van de wet die nu voorligt, is afkomstig uit de Elektriciteitswet en
de Gaswet, en van implementatie van Europese wetgeving. Veel van de zaken waar we
als Kamerlid misschien wel iets over te zeggen zouden willen hebben, ligt op het terrein
van de toezichthouder, aldus Europa. Hebben we dan niets te zeggen als Kamer? Ja maar
natuurlijk wel.
Allereerst zou ik deze wetsbehandeling willen aangrijpen om nog eens kritisch tegen
het licht te houden hoe wij in de afgelopen 25 jaar ons energiesysteem hebben ingericht.
We hebben dit sinds de Elektriciteitswet en de Gaswet voor een groot deel geliberaliseerd
en geprivatiseerd. In het rondetafelgesprek werd het treffend verwoord. De burger
werd opeens een consument. Om die gedaantewisseling had hij niet gevraagd, maar hij
heeft die toch gekregen, vanuit de overtuiging van de overheid dat marktconcurrentie
de prijzen ten goede zou komen. Publieke belangen zouden het beste geborgd worden
door marktwerking. Meer dan een kwarteeuw geleden begon toenmalig Kamerlid Leen van
Dijke, toen nog van de RPF, met de vraag: waartoe zijn elektriciteitsbedrijven op
aarde? Hij schetste zijn zorgen bij de Elektriciteitswet. In plaats van dat die bedrijven
er puur en alleen waren om stroom en andere energie te produceren, werden het bedrijven
waarbij winstmaximalisatie een belangrijk doel zou worden.
Inmiddels is het 2024. Terwijl de RPF samenging met het GPV en zo de ChristenUnie
werd, werden de energiebedrijven juist gesplitst. Als je je daar als politicus tegen
verzette, kon je rekenen op een sneer van een voorganger van deze Minister. In 2005
werd mijn voorganger Arie Slob bijvoorbeeld van ongezonde oranje gevoelens beticht
door toenmalig Minister Laurens Jan Brinkhorst, nota bene van D66, toen hij zich in
duidelijke bewoordingen verzette tegen de verplichte splitsing c.q. verkoop van energiebedrijven.
Ik was nog niet zo lang beleidsmedewerker toen ik deze in mijn ogen gezonde oranje
bijdrage voor Arie Slob schreef.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Daar komt de aap uit de mouw!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Zeker, het zit heel diep. Ik kom nog uit het tijdperk waarin je geen mobiele telefoons
had. Reken maar dat ik volgende week, tijdens het volgende WGO, op dit thema, het
zogenaamde groepsverbod, terugkom.
In de tussentijd heeft de energietransitie een flinke vlucht genomen. Nederland is
bijvoorbeeld kampioen zonnepanelen. Maar we zijn ook het land dat men als schrikbeeld
gebruikt als het gaat om netcongestie. We raakten onze gasleveranciers, Groningen
dichtbij en Rusland ver weg, kwijt en we hebben net een energiecrisis achter de rug
waarbij de betaalbaarheid en de leveringszekerheid in het geding leken te komen. Deze
uitdagingen gaan verder dan puur de Energiewet die nu voorligt, maar die wet raakt
er wel aan. Daarom is het goed om in deze tijd opnieuw de vraag te stellen: waartoe
zijn de energiebedrijven en het hele energiesysteem op aarde? De antwoorden zijn,
net als in 1998, dezelfde: zodat er voor gebruikers energie beschikbaar is. Het systeem
moet daarbij aan de bekende uitgangspunten voldoen: betrouwbaarheid, betaalbaarheid,
duurzaamheid en veiligheid. Zijn die uitgangspunten op de best mogelijke manier geborgd
in de wet die nu voorligt?
Vandaag wil ik me onder meer focussen op de betaalbaarheid. Eerlijk is eerlijk: de
marktwerking heeft in grote delen van de tijd zeker bijgedragen aan de betaalbaarheid,
maar betaalbare prijzen zijn niet gegarandeerd. Om dat te beseffen hoeven we niet
zo ver terug in de tijd. Ook de ACM onderstreepte dat de afgelopen week nog een keer.
De ACM wees er namelijk donderdag nog op dat concurrentie geen garantie is voor een
betaalbare energierekening. Tijdens de gasprijzencrisis van 2021 en 2022 zijn we hard
met onze neus op dit feit gedrukt. De ACM had in de oude wetten daarom de mogelijkheid
om een maximumtarief in te stellen. De ACM pleitte daarom voor het opnieuw opnemen
van zo’n bevoegdheid, maar volgens de Minister is, met inachtneming van de Brusselse
richtlijn, de beleidsruimte maximaal benut nu de ACM ook onder de Energiewet kan toetsen
op redelijke prijzen. Is hierover contact geweest met de ACM en, zo ja, deelt de ACM
deze opvatting van de Minister of pleit zij nog steeds voor de bevoegdheid om een
maximumtarief in te kunnen stellen?
Een andere mogelijkheid waarvoor nadrukkelijk ruimte wordt gegeven door Brussel is
een sociaal tarief. Denk aan de Belgische praktijk. Eind vorige week verscheen de
notitie van de ACM over de aanpak van energiearmoede. Ze schetste een drietal beleidsopties.
Ik refereerde er al aan. We kunnen in de Energiewet een bevoegdheid voor de ACM regelen
om een sociaal tarief in te stellen. De ACM benoemt diverse voordelen van zo’n tarief
ten opzichte van een generiek koopkrachtbeleid. Zo krijgen huishoudens in een kwetsbare
positie meer steun als ze meer verbruiken. Ze zijn immers niet altijd in staat om
hun verbruik ineens te verminderen. Een vastgezet sociaal tarief zorgt daarnaast voor
eenvoud en zekerheid, en impliceert dat de burger niet te veel betaalt, juist in een
markt die complex is en complexer gaat worden. Tot slot voorkomt een sociaal tarief
een nieuwe toeslag, als je kwetsbare consumenten op deze en niet op een andere manier
tegemoetkomt. Dat zal iedereen hier toch toejuichen. Hoe kijkt de Minister aan tegen
dit idee? Waarom zouden we het haakje voor een sociaal tarief niet slaan?
Daarvoor is het belangrijk dat de term «kwetsbare afnemer» goed wordt gedefinieerd.
Sinds de nota van wijziging staat daarvan een definitie in de wet, maar die verwijst
naar de Europese richtlijn, die juist de lidstaten uitnodigt om het begrip «kwetsbare
afnemer» te definiëren. Zouden we niet een preciezere definitie moeten geven? Waarom
heeft de Minister dat niet al gedaan? En hoe zou hij dat doen, als ik hem daartoe
uitdaag? Of kan dat later per AMvB en hoeven we alleen maar het haakje voor een sociaal
tarief in de wet te verankeren? Ik vraag dat omdat ik op het punt sta om daarover
een amendementje in te dienen, maar voordat ik dat doe wil ik graag van de Minister
horen hoe hij hiertegen aankijkt.
Voorzitter. De betaalbaarheid gaat niet alleen over de prijzen voor de individuele ...
De voorzitter:
Heeft u een moment voordat u naar het volgende onderwerp gaat? Er is een interruptie
van de heer Erkens van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb geprobeerd om niet te reageren op de hele inleiding van de heer Grinwis. Maar
hij zit inderdaad al lang in het dossier. Laten we het daarop houden. Ik probeer even
het sociaal tarief te begrijpen. Stelt hij voor om dat alleen voor kwetsbare huishoudens
te introduceren? Want, in alle eerlijkheid, dan krijgen we natuurlijk enorme afbakeningsvraagstukken,
waarbij mensen net buiten de boot vallen of net binnen een regeling vallen. Is dat
ook niet ontzettend kwetsbaar en zien we niet ook in het belastingsysteem wat daar
de risico’s van zijn? Of begrijp ik het voorstel van de heer Grinwis dan verkeerd?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het eerste ...
De voorzitter:
Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik ging iets te snel. Ten eerste behandelen wij nu gewoon
de Energiewet. Die wet is eigenlijk een raamwerk voor energie voor misschien wel de
komende decennia. We kunnen weliswaar ieder jaar aanpassingen doorvoeren, maar dit
is wel het moment om na te denken over welke bevoegdheden je in principe wel wil toekennen
aan de ACM en welke niet. Sommige hebben ze al qualitate qua, gelet op Europese wetgeving,
maar hier hebben wij een keuze: geven wij de ACM wel of niet de mogelijkheid om te
werken met een sociaal tarief of lossen we alles met algemeen koopkrachtbeleid op?
Het verleden heeft ons geleerd dat we niet alles met algemeen koopkrachtbeleid oplossen.
Sterker nog, we grijpen naar groteske maatregelen als energieplafonds, die zeer ongericht
zijn en zeer veel kunnen kosten. Mij lijkt het dus verstandig om de bevoegdheid van
het sociaal tarief nu in principe in de wet te verankeren.
Dat is nog wat anders dan dat tarief nu helemaal invullen. Dat is de vraag van collega
Erkens. De ACM geeft in haar notitie met beleidsopties van afgelopen donderdag in
paragrafen 4.1 en 4.2 een aantal varianten daarvan. Paragraaf 4.1 gaat over de afnemer.
Hoe moet je die definiëren? Is dat inderdaad alleen een huishouden met een laag inkomen,
is dat ook een huishouden met een bepaald energieverbruik of moet je dat combineren?
Zo kun je tot een vrij gerichte definitie komen, waarbij het inderdaad – uiteindelijk
ga je grenzen stellen – een nul/een-regeling wordt, net zoals in België: of je valt
erbinnen of je valt erbuiten. Het is niet inkomensafhankelijk of geleidelijk. Nee,
het is uit of aan. Zo kun je natuurlijk ook nog nadenken over het ankerpunt van de
prijzen. Is dat het gemiddelde van de afgelopen drie maanden? Is dat een bepaald maximumtarief?
Ook daarover moet je nadenken. Maar de vraag is of je dat nu moet regelen door een
haakje te slaan in de wet. Of kun je dat nader bepalen in een AMvB? Daarover gingen
ook mijn vragen aan de Minister. Het lijkt mij, maar dan ga ik misschien al op de
stoel van de Minister zitten en dat is niet mijn bedoeling, dat je alleen maar het
haakje hoeft te slaan dat er een bevoegdheid komt en dat je in de AMvB nader richting
kan geven aan voor welke afnemers het wel en niet bedoeld is en wat de referentieprijs
is waarmee je moet rekenen.
De heer Erkens (VVD):
Dit antwoord geeft wat mij betreft de complexiteit en de risico’s van deze aanpak
aan. We hebben tijdens de energiecrisis inderdaad gezien – de heer Grinwis en ik hebben
het er toen ook vaak met elkaar over gehad – dat we gewoon heel weinig goede instrumenten
hadden om toentertijd gericht te kunnen compenseren op de energierekening. Hij heeft
toen zelf het voorstel gedaan, en dit ook geïntroduceerd, om een nieuwe eerste schijf
in de energiebelasting en de gasbelasting te introduceren, zodat we die belasting
bijvoorbeeld op nul kunnen draaien voor het basisverbruik. Ik vind dat een veel charmantere
route dan de complexe situatie waarin we met het sociaal tarief misschien weer terechtkomen.
Neem bijvoorbeeld twee huishoudens met identieke huizen en identieke gezinssamenstellingen.
Het ene gezin heeft over de jaren heen geïnvesteerd in isolatie, het andere niet.
Moet het ene onder het sociaal tarief vallen en het andere niet? Of neem een situatie
waarin het huis hetzelfde is, maar de gezinssamenstelling anders, waardoor het energieverbruik
bij het ene gezin hoger ligt dan bij het andere. Je komt toch heel snel in een enorm
grijs gebied uit. Ik snap dat de heer Grinwis zegt dat dit alleen het creëren van
een haakje is, maar we creëren alleen een haakje als we ook van plan zijn om de bevoegdheid
uiteindelijk wel te gaan gebruiken. Ik zie nog best veel vraagtekens bij wat dit in
de uitvoering betekent, maar misschien heeft de Minister daar wel een antwoord op.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik denk dat in een tijd van een energieprijzencrisis het sowieso heel ingewikkeld
is om in te grijpen. Kijk hoeveel geld wij hebben vermorst in de afgelopen jaren in
een crisis waarin de maatschappelijke roep, de druk op de politiek om in te grijpen
heel groot was, en heel terecht hè. Kijk hoeveel niet-doelmatige maatregelen we hebben
genomen. We gingen naar algemene maatregelen: dan maar in november en december iedereen
€ 190 retour. Gelukkig hebben veel Nederlanders die dat geld niet nodig hadden dat
aan goede doelen gegeven. Maar eigenlijk was het vrij bizar. Je moet het dak repareren
als de zon schijnt. Nu is de gasprijs gedaald. Laten we, nu we zo’n fundamentele wet
behandelen, nadenken over wat nou een goede methode is. Een sociaal tarief – niet
simpel of zo, maar een gerichtere methode met meer voordelen dan nadelen vergeleken
met generiek koopkrachtbeleid of generieke energiebeprijzingsmaatregelen, zoals een
plafond of het overmaken van € 190 per huishouden – en inderdaad, het eerdere amendement
om in je energiebelasting een extra schijfje te creëren, daarover ben ik nog steeds
enthousiast. Toen we het de afgelopen jaren probeerden te materialiseren met een amendement
van collega Omtzigt, lukte dat niet. Misschien had het met de dekking te maken, maar
in ieder geval haalde het amendement het niet. Ook hier bleek het hemd nader dan de
rok, maar ik ben blij dat de VVD het idee van dat eerste schijfje nog wel steeds steunt.
Want inderdaad, dat kan ook een gerichte maatregel zijn. Het kan nog steeds een afweging
zijn om als er een energieprijzencrisis is, het eerste schijfje in de energiebelasting
te gebruiken en niet het sociale tarief. Ook nu had de ACM de bevoegdheid om een maximumtarief
te stellen, maar voordat ze die mogelijkheid heeft willen of kunnen gebruiken, kwam
de politiek al met een prijsplafond.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft iets getriggerd bij mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik vind het mooi om te horen dat er nog steeds inzet is op een sociaal tarief. Ik
kijk graag daarnaar mee. Mijn fractie zat ook te kijken naar de definitie van «kwetsbare
afnemers». Volgens mij is het de wet uit 1998 ingefietst via een amendement. Ik was
ook al bezig om te kijken of we dit weer via een amendement erin kunnen fietsen. Ik
denk dat het goed is als we daarin samen optrekken. Maar mijn vraag is tot waar de
definitie van «kwetsbare afnemer» gaat. Ik zat even door te denken. Nu ziet die vooral
op acuut gezondheidsrisico als er een afsluiting is, maar als je verder kijkt, kan
die veel breder. Als je geen stroom meer hebt, hoe moet je dan in vredesnaam je internet
aansluiten? Internet heb je eigenlijk altijd nodig om een baan te kunnen vinden of
bijvoorbeeld voor kinderen die hun huiswerk voor school moeten gaan maken. Als je
lang zonder energie zit, krijg je ook meteen een leerachterstand. Mijn vraag aan de
heer Grinwis is dus tot hoever de definitie van «kwetsbare inkomens» reikt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor de vraag. Ik trek graag samen met collega Postma op als het gaat om het
nader definiëren daarvan. In antwoord op collega Erkens zei ik al dat ik de notitie
van de ACM, waarin zij in paragraaf 4.1 wat schrijft over de doelgroep, nuttig vind.
Zij wijst erop hoe andere Europese landen dat doen en dat meer gedetailleerde definities
uitgaan van een combinatie van factoren, zoals laag inkomen, hoge uitgaven aan energie
– dus een soort energiequote – lage energetische waarde van de woning en/of hoge energieconsumptie
vanwege ziekte of ouderdom. Dat zijn de schrijnende gevallen die we in de energieprijzencrisis
ook besproken hebben. En ja, ik kan dat nu proberen beter en preciezer te gaan invullen,
maar het is vaak een combinatie van deze factoren. Het lijkt mij dat we hier goed
over moeten nadenken, maar je hebt dat niet per se nodig in de wet – dat is mijn slotconclusie
over deze vraag – als je met elkaar de bereidheid zou willen uitspreken om een sociaal
tarief in de toekomst te gaan hanteren. Bij een AMvB die je voorhangt in de Kamer,
zou je dit nader kunnen uitwerken. Het gaat denk ik ook iets te ver dat wij dat hier
vanuit deze stoel gelijk – hup! – helemaal proberen in te richten. Dit kan op een
later moment ook een interactie zijn tussen kabinet, ACM en Kamer. Ik hoop dat dit
voor nu voldoende antwoord is.
De voorzitter:
Daar lijkt het op. U vervolgt uw betoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Betaalbaarheid gaat niet alleen over prijzen voor de individuele burger,
maar gaat ook over de vraag of de kosten eerlijk zijn verdeeld over gebruikers. Daar
heb ik zorgen over. Dit gaat bijvoorbeeld om het tariefstelsel. Is het kostenveroorzakingsbeginsel
wel goed verankerd in de nettarieven? Maar het is breder. Het eerlijk verdelen van
de kosten is ook een van de belangrijke argumenten waarom we geleidelijk afscheid
zouden moeten nemen van de salderingsregeling. Mijn vraag aan de Minister is of we
niet een haakje in deze wet moeten slaan met wat randvoorwaarden. Of moet dit onderwerp
helemaal terechtkomen bij een belastingplan, omdat het primair een belastingmaatregel
is? Of is het een hybride vorm, waarin je nu alvast eventueel wat randvoorwaarden
regelt zonder dat je besluit de saldering geleidelijk af te gaan schaffen, maar, mocht
dat ooit in een belastingplan gebeuren, waarbij dat wel netjes van randvoorwaarden
is voorzien in deze wet? Ik ben heel benieuwd hoe de Minister hiernaar kijkt en ook
hoe de collega’s hiernaar kijken – maar dat horen we nog wel in hun bijdragen.
Voorzitter. Verder over het verdelen van kosten. De wet maakt een onderscheid tussen
actieve afnemers en andere afnemers. Zeker als energie delen wellicht in de toekomst
mogelijk wordt, komen er meer kosten voor leveranciers en systeembeheerders, zoals
de Minister zelf ook aangeeft. De Minister geeft aan dat die vragen pas bij de implementatie
gaan spelen. Ik zou ze echter nu al willen stellen. Ik vrees namelijk dat er ook nu
al kosten zijn die een actieve afnemer veroorzaakt, bijvoorbeeld door de gevraagde
netcapaciteit. Die komen dus voor rekening van andere afnemers. Een afnemer met een
lading zonnepanelen op z’n dak vraagt immers meer van dat net dan een flatbewoner
op een collectief warmtenet. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan? Hoe toetst hij of
de verdeling van kosten rechtvaardig gebeurt?
De WRR doet in zijn rapport Rechtvaardigheid in klimaatbeleid de aanbevelingen om
beleidskeuzes aan de hand van verdelingsbeginselen als solidariteit, draagkracht,
bijdrage en profijt te onderbouwen en duidelijk te maken waarom voor een gegeven verdeling
gekozen wordt. Kan de Minister zorgen voor zo’n onderbouwing van die keuzes, die in
deze wet worden gemaakt, en kan hij deze voor de plenaire behandeling van de wet aan
de Kamer doen toekomen? Dan denk ik bijvoorbeeld aan hoe de kosten voor het verzwaren
en onderhouden van het net worden verdeeld onder kwetsbare en actieve afnemers. Maar
ik denk bijvoorbeeld ook aan bedrijven die zorgen voor energieopslag en daarmee een
belangrijke bijdrage leveren aan het ontlasten van het net. Kan de Minister toezeggen
om, zoals in de wetenschapstoets wordt gevraagd, te monitoren wat voor alle afnemers
de gevolgen zijn van het gedrag van de actieve afnemers?
Voorzitter. Dan kom ik op het belangrijke onderwerp consumentenbescherming. Deze zou
volgens mij op diverse punten beter kunnen worden geregeld dan nu in het wetsvoorstel
wordt gedaan. Onder meer in het rondetafelgesprek afgelopen september deed de ACM
daarvoor diverse suggesties, vandaar dat ik daar twee amendementen op heb ingediend.
In de Energiewet wordt de kans op faillissementen verkleind. Cowboys zullen beter
worden geweerd, en dat is goed nieuws. De kans op faillissementen neemt daardoor af,
maar is nooit nul. Om die reden pleit de ACM voor een waarborgfonds. Zo is dat ook
in de reisbranche geregeld. Voor reisorganisaties werkt dat als volgt. Deze hebben
de wettelijke verplichting om zeker te stellen dat door de klant vooruitbetaalde bedragen
worden terugbetaald als reisorganisaties failliet gaan. Deze verplichting wordt veelal
ingevuld door deelname aan een waarborgfonds, namelijk de Stichting Garantiefonds
Reisgelden. Dat is dus een collectieve oplossing. Er kan echter ook voor een individuele
oplossing worden gekozen, bijvoorbeeld een verzekering. Ik heb een amendement ingediend
om die verplichting voor energieleveranciers wettelijk vast te leggen. Ik schrijf
dus geen waarborgfonds of verzekering voor; het amendement regelt dat energieleveranciers
de verplichting krijgen om vooruitbetaalde of te veel betaalde bedragen terug te laten
komen bij de klant.
Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister op dit amendement. De verwachting
is dat er, als dit amendement wordt aangenomen, bijvoorbeeld zo’n fonds kan worden
opgericht waar je aan kunt deelnemen. De Minister verwijst in eerdere antwoorden naar
een onderzoek waaruit blijkt dat de nadelen voor het instellen van een dergelijk fonds
zwaarder zouden wegen dan de voordelen, onder meer omdat een fonds het nemen van risico’s
bij energieleveranciers kan stimuleren en bij een faillissement wellicht niet alle
kosten gedekt zouden kunnen worden. Dat is het «morele gevaar»-verhaal. Dat kun je
ook omdraaien, omdat de eisen die in de Energiewet worden gesteld aan energieleveranciers
strenger worden dan voorheen. Ik wil de Minister vragen daar nogmaals op te reflecteren,
ook juist in het kader van de aanscherpingen die al in de Energiewet zitten. Verwacht
hij echt juist meer risico’s voor de consument met bijvoorbeeld zo’n collectieve oplossing
als een waarborgfonds? Een waarborgfonds is juist bedoeld voor de burgers van wie
het contract niet wordt overgenomen door een ander. We hopen natuurlijk dat, als een
bedrijf failliet gaat, contracten zo veel mogelijk worden overgenomen. Maar we moeten
juist iets regelen voor het deel dat overblijft. Ook als niet alle risico’s gedekt
kunnen worden, lijkt me dat geen reden om deze stap te zetten. Ik ben benieuwd naar
de reflectie van de Minister.
Voorzitter. De telefonische verkoop van energiecontracten is mij, en ik denk ons allen
hier, al langer een doorn in het oog. Je wordt gebeld, soms zelfs onder valse voorwendselen.
Een ondoordachte «ja» om maar van het gezanik, om niet te zeggen «gezeik», af te zijn,
kan grote gevolgen hebben. Dit is ontzettend kwalijk. Zeker mensen in een kwetsbare
positie, zoals ouderen, zijn hier de dupe van. Afgelopen week werd ik gemaild over
een zoon die voor de zoveelste keer zijn vader moest beschermen. Hij had namelijk
weer iets toegezegd aan de telefoon, waarna hem via een mail stilzwijgend min of meer
een nieuw contract was aangesmeerd. Dat is echt niet de bedoeling en niet koosjer.
De Minister geeft aan dat hij zich in Europees verband inzet voor een verbod. Kan
de Minister daar al meer over delen? Hoe zitten andere landen er bijvoorbeeld in?
Wanneer zijn welke Europese stappen te verwachten?
De Minister geeft aan dat expliciete schriftelijke toestemming al nodig is voor het
afsluiten van energiecontracten. Toch krijg ik signalen dat, als mensen aan de telefoon
ja hebben gezegd, het contract op de mail wordt gezet en de transfer na twee weken
– dat is de verplichte bedenktermijn – in gang wordt gezet. Dat gebeurt dus zonder
dat er is gereageerd. Dit lijkt me tegen de wet. Mijn vraag aan de Minister is: behoeft
het Burgerlijk Wetboek wellicht verduidelijking op dit punt, over wat «schriftelijk»
precies betekent? Wat zijn de andere manieren waarop de Minister deze praktijken kan
tegengaan? Ik denk bijvoorbeeld aan het amendement dat ik heb ingediend, dat de ACM
de bevoegdheid geeft om een wervingsstop op te kunnen leggen. Op deze manier kan de
ACM energieleveranciers met agressieve handelspraktijken, bijvoorbeeld bij telefonische
verkoop, sneller aanpakken. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Dienen wij als Kamer en
kabinet niet meer te doen om ervoor te zorgen dat dit soort praktijken snel tot het
verleden behoren?
Uiteraard is die wervingsstop ook voor andere zaken dan het tegengaan van agressieve
handelspraktijken nuttig. Die bevoegdheid geeft de ACM een instrument in handen om
sneller op te kunnen treden als energiebedrijven zich niet aan de regels houden. Zie
het als een soort strafbankprocedure: een gele kaart, naast de complexe rode kaart
waarmee de vergunning die er reeds is, wordt ingetrokken. Ik hoor graag hoe de Minister
hiertegen aankijkt.
Gezien de netcongestie ontstaat er meer noodzaak voor netbeheerders om zelf te kunnen
communiceren met de aangeslotenen. Netbeheerders geven aan dat het voor hen nodig
is om geverifieerde contactgegevens te hebben en om deze aangeslotenen te kunnen identificeren,
bijvoorbeeld door een betaling van € 0,01. Daarvoor mist nu nog de juridische basis.
Kan de Minister toezeggen deze beide zaken in lagere regelgeving vast te leggen? Contactgegevens
van aangeslotenen zijn immers van belang voor het informeren over zaken als storingen
en meterwissels. Identificatie van aangeslotenen helpt bij het voorkomen van zaken
als energiediefstal of fraude. Hoe het nu via de energieleveranciers geregeld is,
vind ik eigenlijk nogal krom, zeker in tijden van energietransitie, maar eigenlijk
sowieso.
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een paar vragen. Energiecontracten vergelijken is
voor enkelen misschien een hobby, maar voor de meesten niet te doen. Dat moet worden
versimpeld. De Consumentenbond pleit voor het enkel toestaan van bonussen in financiële
vorm en alleen aan het begin van een contract. Hoe kijkt de Minister naar die aanbeveling?
Is hij voornemens om hier werk van te maken? Het lijkt me van groot belang om hiervan
werk te maken, zodat iedereen goed weet waar hij of zij ja tegen zegt bij het afsluiten
van een contract.
Mijn collega’s Erkens en Rooderkerk gingen al in op energiegemeenschappen en ik verwacht
dat collega Kröger dat zeker ook zal doen, dus ik zal het kort houden gezien de tijd.
Energiegemeenschappen krijgen meer mogelijkheden met deze Energiewet. Dit is echter
vrij complex. De Minister zegt dat het ook niet voor elke consument mogelijk is. Toch
zou ik ervoor willen pleiten om deelname aan energiegemeenschappen zo toegankelijk
mogelijk te maken. Kan de Minister uiteenzetten op welke manier hij de drempel om
deel te nemen aan energiegemeenschappen en aan op te richten coöperaties in dezen
zo laag mogelijk wil maken? Op welke manier kan de Minister deze drempel wellicht
omlaag brengen?
Tot slot heb ik nog cable pooling. O, is cable pooling volgende week aan de orde?
Dan houden we die vragen voor volgende week. Heel goed, want ik heb genoeg punten
aangekaart.
Tot zover, voorzitter. Ik zie uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis van de ChristenUnie. Dan gaan we naar mevrouw Kröger. Zij
spreekt namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag behandelen we de Energiewet, zoals door iedereen vermeld.
Het is een grote, veelomvattende wet waar het de allerhoogste tijd voor is. Het is
de eerste grote herziening van de Elektriciteits- en Gaswet sinds 1998. Ik was aan
het nadenken over de vraag welk mobieltje ik toen had. Volgens mij had ik een gratis
model via mijn bankrekening.
Sinds die tijd is er natuurlijk een hoop veranderd in onze energievoorziening en ons
denken daarover. We staan aan de vooravond van nog veel grotere veranderingen in ons
energiesysteem. De vorige herziening stond in het teken van de marktliberalisering.
Collega Grinwis heeft al een aantal dingen daarover gezegd. Van een nutsvoorziening
in handen van de overheid gingen we naar een vrije markt, met als gevolg commerciële
energiebedrijven. Het effect daarvan is geweest dat de handel met elektriciteit wellicht
efficiënt is georganiseerd, maar ook dat de overheid minder grip heeft op de nutsvoorziening
energie en dat energie door het winstoogmerk steeds meer een product is geworden in
plaats van een basisbehoefte. Kleinverbruikers worden consequent consumenten in plaats
van burgers genoemd. Door die vrije markt genieten burgers niet altijd de bescherming
die ze verdienen in hun kwetsbare afhankelijkheid van deze nutsvoorziening, zeker
als de markt grillig is, zoals na de inval van Rusland in Oekraïne.
Ondertussen moeten we in heel hoog tempo over naar een duurzaam energiesysteem, waar
zon en wind de basis, de ruggengraat, van vormen. Een belangrijk kenmerk van een systeem
op basis van zon en wind is dat het veel decentraler kan, waarbij opwek en gebruik
dichter bij elkaar komen te liggen en dat we zo efficiënt mogelijk energie gebruiken.
We besparen dus en de energie die we opwekken, gebruiken we zo efficiënt mogelijk.
Dat is ook heel, heel hard nodig om netcongestie tegen te gaan. Bovendien biedt het
een enorme kans voor burgers om weer zelf energie op te wekken of dat te doen in een
energiecoöperatie met de wijk of de gemeenschap. Dat is echt een ander systeem naast
de markt en dat vraagt om een wettelijk kader dat dit mogelijk maakt en wat ons betreft
ook stimuleert. In dit WGO wil ik enerzijds een aantal zorgen delen over de bescherming
van burgers en anderzijds aandacht vragen voor manieren waarop we burgers veel meer
grip op en eigenaarschap van de energie kunnen geven als alternatieven die wat ons
betreft naast een goed gereguleerde markt kunnen bestaan.
Voorzitter. De stijging van de energieprijzen na de inval van Rusland in Oekraïne
laat zien hoe kwetsbaar huishoudens zijn als een basisbehoefte wordt overgelaten aan
de vrije markt. Toen kwamen wij met een prijsplafond, dat met veel kunst-en-vliegwerk
uiteindelijk werd overgenomen door het kabinet. Hoe kijkt de Minister daarop terug?
Welke wettelijke basis had hij willen hebben in de crisis die hij toen niet had en
die we nu wel kunnen organiseren? Is hij het met ons eens dat we in deze wet moeten
borgen dat we de volgende keer betere instrumenten hebben om in te grijpen?
Het kabinet geeft aan alleen via inkomenspolitiek kwetsbare huishoudens te willen
beschermen tegen hoge energieprijzen, maar dat is best een risicovolle strategie.
We zien nu al dat de verhoging van het minimumloon het wellicht niet gaat halen in
de Eerste Kamer. De inkomenspolitiek is dus een spannende route. Hoeveel zekerheid
biedt die aan mensen voor hun basisbehoefte? Hebben we de afgelopen jaren niet gezien
dat alleen inkomenspolitiek niet altijd toereikend is, bijvoorbeeld bij heel stevige
prijsstijgingen? Nogmaals, energie is een basisbehoefte. Mensen die een te groot deel
van hun besteedbaar inkomen kwijt zijn aan de energierekening, leven in energiearmoede.
Ik wil de Minister vragen om te reflecteren op een definitie van «energiearmoede».
Op dit moment kiezen we ervoor, of kiest de Minister ervoor, om zich bij kwetsbare
gebruikers heel erg te richten op mensen die om medische redenen afhankelijk zijn
van energie. Maar is er niet een veel bredere definitie van «kwetsbaarheid», die vooral
te maken heeft met sociaaleconomische omstandigheden die je voor een basisbehoefte
kwetsbaar maken in een volatiele markt? Dus ik wil graag een reflectie van de Minister
op het idee om een definitie van «energiearmoede» op te nemen en om een voorwaarde
te scheppen waaronder de Minister voor die groep meer prijsregulering kan toepassen,
bijvoorbeeld het toepassen van een maximumprijs in het geval van ongewoon hoge prijzen.
De Raad van State geeft in zijn advies aan dat dit wel degelijk kan binnen de Europese
regelgeving. Ik zou heel graag van de Minister de mogelijkheden daartoe geschetst
krijgen voordat wij de wet plenair behandelen. Ik denk dat dit een pad is dat naast
het sociaal tarief kan bestaan. Ik zou heel graag beide varianten goed inzichtelijk
willen hebben, zodat we er als Kamer een keuze in kunnen maken.
De Minister heeft na het advies van de Raad van State toegevoegd dat de ACM toezicht
kan houden op redelijke prijzen, maar ik vraag me wel af wat «redelijkheid» is. Wat
is redelijk? In de wet wordt dat gedefinieerd als: door vraag en aanbod tot stand
gekomen. Maar vanuit welk principe of vanuit welk perspectief is dat redelijk? Dat
is vanuit het perspectief van de producent redelijk. Maar is het ook redelijk vanuit
het perspectief van de burger? Is een «rechtvaardige prijs» wellicht niet een betere
term? Daarbij wordt er gestuurd op prijzen waarbij men niet meer dan een bepaald percentage
van het besteedbaar inkomen kwijt is aan energie, bij een gemiddeld verbruik. Ik realiseer
me dat dit echt ongelofelijk complex is. Ik snap in die zin ook dat de Minister zegt:
we gaan daar niks mee doen en we zitten volledig aan de inkomenspolitieke kant. Maar
nogmaals, dat brengt wel heel grote risico’s met zich mee voor iets wat gewoon een
nutsvoorziening is. Dus ik zou daar toch meer reflectie van de Minister op willen.
Daarbij ben ik ook benieuwd wat hij doet met de adviezen van bijvoorbeeld de WRR,
TNO en recentelijk ook van de ACM. Wil hij verder gaan dan alleen maar zeggen: we
lossen het op met inkomenspolitiek?
De kwetsbaarheid van huishoudens in een vrije markt blijkt bij uitstek ook bij faillissementen.
Ik heb al een heleboel goede voorstellen gehoord van collega’s, die zelfs al amendementen
in voorbereiding hebben. Daar ben ik dus heel erg in geïnteresseerd. Op dit moment
probeert de Minister met het wetsvoorstel met name vooral aan de voorkant te regelen
dat de energiebedrijven die toetreden tot onze markt, steviger zijn. Maar ik vind
dat er aan de achterkant nog te weinig borging zit voor wat het betekent als je geconfronteerd
wordt met een faillissement. Dus ik ben heel benieuwd hoe de Minister kijkt naar het
idee om een compensatiefonds op te laten richten van waaruit huishoudens kunnen worden
gecompenseerd als hun energieleverancier failliet gaat en ze alleen tegen mindere
voorwaarden bij een nieuwe leverancier terechtkunnen. Is de Minister bereid daarvoor
een vorm die vergelijkbaar is met de Stichting Garantiefonds Reisgelden, te onderzoeken
en desnoods af te dwingen? Kan de Minister de mogelijkheden verkennen en deze voor
de plenaire behandeling van de wet met de Kamer delen? Zou het bovendien niet beter
zijn als er een wervingsverbod komt op het moment dat energieleveranciers tijdelijk
niet aan de voorwaarden voldoen, in plaats van dat pas te verbieden na intrekking
van de vergunning? Moeten we er niet voor zorgen dat de ACM veel meer aan de voorkant
toezicht kan houden met waarschuwingen die ook echt effecten hebben voor consumenten,
dus dat er consequenties zijn?
Nog een voorbeeld is de praktijk van telemarketeers die mensen met verkeerde of onvolledige
informatie misleiden. Volgens mij werd het net ook al genoemd door de collega’s. We
zaten allemaal met persoonlijke voorbeelden uit onze eigen familie- of kennissenkring,
van misleide mensen die met een mooi cadeautje, zoals een iPad, verleid zijn tot een
nieuw contract en daaraan vastzitten. Ze zijn daardoor heel kwetsbaar geworden, aangezien
energie een basisbehoefte is. Met name ouderen zijn hier de dupe van. De voorbeelden
van recent opgelegde boetes zijn al genoemd. Kunnen we hier niet veel steviger een
eind aan maken? We weten al dat het vaak misgaat en voorkomen is beter dan genezen.
Wat doet die boete achteraf eigenlijk voor de misleide mensen zelf?
Eerder dienden de heer Bontenbal en ik een motie in over de huis-aan-huisverkoop,
die minimaal is uitgevoerd door de Minister. Is de Minister bereid om zowel telemarketing
als huis-aan-huisverkoop steviger aan banden te leggen? Ik las in de reactie van de
Minister op de motie dat er wordt ingezet op een ambitieuze en effectieve zelfregulering.
Dat gaat mij absoluut niet ver genoeg. Ik vind dat we daar stevigere instrumenten
voor moeten hebben. Ik vind dat we dat moeten gaan regelen in deze wet, als dat nodig
is. Hoe zorgt de Minister dat de Tweede Kamer daarin goed wordt meegenomen en dat
we de lessen vanuit andere departementen rond digitalisering, privacy en datagebruik
goed delen? Het voelt soms alsof we rondom data op tien verschillende plekken het
wiel aan het uitvinden zijn.
Energiedata kan burgers helpen doordat ze meer inzicht krijgen in hun verbruik en
via aan aggregator – wat een term! – of energiegemeenschap actief kunnen worden. Tegelijkertijd
kunnen we nu al uittekenen dat niet iedereen er even makkelijk in meekan. Het vergt
immers best veel kennis om die data te lezen en er ook conclusies aan te verbinden.
Bovendien heeft niet iedereen de financiële middelen om met bijvoorbeeld slimme apparaten
en eigen opwek de kansen die deze data biedt te benutten. Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat hierdoor geen grote ongelijkheid ontstaat? Op welke manier denkt de Minister
daarop te kunnen sturen?
Voorzitter. Tot zover het onderdeel van mijn bijdrage gericht op de burger als afnemer
van energie. Ik heb ook een aantal vragen over de burger als producent van energie
als onderdeel van een energiegemeenschap. Het nieuwe energiesysteem, gebouwd op zon
en wind, biedt de kans om ook veel opwek van en voor burgers zelf te organiseren.
We hebben nu de kans om ons zeer centrale energiesysteem, met grote kolen-, gas- en
kerncentrales in handen van grote bedrijven, te transformeren naar een lokaal systeem
waarvan wind en zon de motor vormen. Wij zijn hier een zeer warm voorstander van.
Ik heb mijn initiatiefnota Energie met elkaar net ingediend. Ik hoop echt dat we dat
nog voor de zomer met de collega’s in de Kamer kunnen bespreken. Laten we energiecoöperaties
en -gemeenschappen echt alle wind mee geven. Zo blijft de meerwaarde van energie binnen
een gemeenschap, en wordt de prijs voor energie voorspelbaarder en vaak ook lager.
Dat is heel goed voor het draagvlak. Het is ook goed voor een efficiënt gebruik van
het systeem.
Naast de markt waarin je als consument energie afneemt van een producent, kunnen er
ook lokale energiegemeenschappen ontstaan die met elkaar opwekken, delen en opslaan.
Het gaat dan om burgers, scholen, wijkcentra, mkb, bedrijventerreinen et cetera. Energiegemeenschappen
dragen bij aan een lokaal en democratisch energiesysteem waarbij huishoudens en/of
bedrijven onderling zelfopgewekte energie kunnen delen. Dit is een energiesysteem
dat solidair, democratisch, rechtvaardig en toekomstbestendig is. De Energiewet noemt
energiecoöperaties en -gemeenschappen als een optie maar behandelt ze eigenlijk als
energieleveranciers, hetzij zonder leveringsvergunning, terwijl Europese wetgeving
nu ruimte biedt voor een markt voor en door burgers en lidstaten verplicht om belemmeringen
weg te nemen. Mijn vraag aan de Minister is: op welke manier kunnen energiegemeenschappen
en energiecoöperaties steviger verankerd worden in de wet? Krijgen lokale bedrijven
maar ook waterschappen, gemeenten, wijkcentra et cetera de mogelijkheid om onderling
energie uit te wisselen als onderdeel van zo’n gemeenschap? Dit ontlast het net en
geeft iedereen de mogelijkheid alle stroom die niet direct zelf gebruikt wordt, ook
te leveren aan partijen in de omgeving. We zien heel graag een helderder definitie
van energiegemeenschappen in de wet. We hebben daarover ook een amendement in voorbereiding.
Wat we daarbij ook nodig hebben, is het delen van energie, dus dat we wat in regelgeving
naar ons toekomt vanuit Europa, nu alvast opnemen in de wet, dat we een haakje hiervoor
maken, waardoor we alle lage regelgeving die nodig is om energie delen heel concreet
in de steigers te zetten, zo snel mogelijk kunnen laten volgen. Wat ons betreft moet
dat energie delen zowel tijdgebonden als plaatsgebonden zijn, dus binnen een bepaalde
lokaliteit, zodat het ook daadwerkelijk bijdraagt aan de oplossing van alle problemen
rond netcongestie. Want dan is het ook iets wat het algemeen belang verder dient.
Voorzitter. Als we dat decentrale energiesysteem ...
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, er zijn meerdere vragen voor u. Allereerst de heer Bontenbal, CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat heel veel partijen hier in de Kamer energiegemeenschappen op zich een
goed idee vinden, net als dat heel veel partijen lokale initiatieven en energiecoöperaties
willen ondersteunen; dat heeft de Kamer ook altijd in meerderheid gedaan. Maar ik
zie hier wel een groot risico, zeker als u zegt dat energie delen snel moet worden
ingevoerd, dat we snel een haakje moeten hebben en dat we de EMD snel moeten implementeren.
Waar ben ik bang voor? Dat het toch weer – ik ga het een beetje plat zeggen – een
elitair feestje wordt. Het zijn namelijk vooral mensen die het zich kunnen veroorloven
om actief te zijn in de energiesector, die de kennis en de middelen hebben om dat
te doen. De vraag is dan steeds wie de rekening betaalt. Een energieleverancier zit
niet op zijn handen maar stemt vraag en aanbod op elkaar af, die heeft een balansverantwoordelijkheid
en die maakt profielkosten van stroominkoop op dure en goedkope momenten. Die profiel-
en onbalanskosten verdwijnen altijd ergens. Als we de energiegemeenschappen niet dezelfde
verantwoordelijkheden willen geven als de normale energieleveranciers, dan gaan die
kosten ergens blijven. Dan gaan we hetzelfde probleem creëren als bij salderen. Dus
mijn vraag is: bent u daar niet bang voor en wie betaalt straks de rekening hiervoor?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
In de eerste plaats denk ik dat als je ervoor kiest om een decentraal energiesysteem
te bouwen waarbij de gemeenschappen een heel belangrijke rol spelen, je er ook voor
moet zorgen dat die energiegemeenschappen alle wind mee krijgen, ook in wijken en
op plekken waar dat op dit moment minder het geval is. Dus dat in antwoord op «een
elitair feestje». Ik denk dat dat ook een keuze is in het beleid dat je maakt en dat
is ook heel expliciet in onze initiatiefnota de inzet. Dan de kosten. Binnen een energiegemeenschap
worden die onbalanskosten zelf gedragen, aangezien je toch ook een leverancier zal
moeten hebben die op het moment dat je geen stroom vanuit je energiegemeenschap kunt
delen, die stroom daadwerkelijk levert. Ik denk dat een deel van die onbalanskosten
er in zit dat je veel meer die data transparant deelt, waardoor energiebedrijven daarop
kunnen voorsorteren en weten wat er op ze afkomt. Om een voorbeeld te geven: als wij
morgen allemaal op vakantie gaan, dan heeft een energieleverancier ook een zekere
mate van onbalanskosten, wat voor een deel ook risico’s betreft die je af moet vangen.
Ik ben het dus helemaal met de heer Bontenbal eens dat je zowel de balanskosten als
de positieve baten, namelijk dat je kan bijdragen aan het voorkomen van netcongestie,
goed moet regelen. Ik denk dat je dat als voorwaarde moet stellen bij energie delen
in de lagere regelgeving die je verder uitrolt; dat zal ook in ons amendement zitten.
Het is alleen nu wel belangrijk om het haakje in de wet te maken zodat we niet, net
als de vorige keer, achter gaan lopen, terwijl in de landen om ons heen energie delen
wel de praktijk is.
De voorzitter:
De volgende vraag mag wel iets korter. Hopelijk is het antwoord dat dan ook. We gaan
naar de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan ga ik toch iets zeggen, voorzitter. Dit is een technisch debat en soms heb je
wel een paar zinnen nodig om iets uit te leggen. Als we het helemaal platmaken, lukt
het mij niet om het in drie zinnen te zeggen. Dit is soms echt te complex; u gaat
dus toch een paar extra zinnen van mij krijgen.
Mijn vraag naar aanleiding van de reactie van mevrouw Kröger is: begrijp ik haar goed
dat de kosten die gemaakt worden, daadwerkelijk toegerekend moeten worden aan de energiegemeenschappen
zelf? Moeten de profiel- en onbalanskosten gedragen worden door die energiegemeenschappen?
Daarbij stel ik dan ook de vraag: wat doet u met de energiebelasting? Vindt u dat
de energiebelasting binnen die energiegemeenschap ook afgedragen moet worden als de
energiegemeenschap aan zichzelf levert?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Inderdaad, ja. Als je levert binnen een energiegemeenschap of als actieve gebruikers
energie delen, moet je ervoor zorgen dat er wel gewoon energiebelasting wordt betaald.
Dat lijkt me volstrekt redelijk. Bij de onbalanskosten is dat sowieso het geval. Als
energiegemeenschap neem je die kosten met elkaar voor je rekening, omdat je met elkaar
energie deelt en je ook die kosten moet maken om ervoor te zorgen dat je niet een
onbalans veroorzaakt. Ja.
En ik ben het geheel met de heer Bontenbal eens dat je dit heel goed en secuur in
lagere regelgeving moet vormgeven. Ik zou dat nu ook niet met een amendement in de
wet willen borgen. Wat ik wil doen, is de positie van energiegemeenschappen steviger
verankeren en energie delen mogelijk maken, zodat we die lagere regelgeving zo snel
mogelijk kunnen vormgeven en niet weer achterlopen bij Europese besluitvorming. Dat
zou ik zonde vinden, gegeven het belang van het onderwerp energie delen.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan zou mijn vraag zijn wat het amendement nog extra regelt, want volgens mij kan
het nu al. Je kan al aan de slag; alleen, de eisen zijn natuurlijk nog vrij fors.
Maar goed, dat gaat in het amendement van mevrouw Kröger komen, dus dat gaan we dan
bekijken.
Dan heb ik nog een laatste vraag. Mevrouw Kröger had het over afstand – in nabijheid
– maar het energiesysteem is zo opgebouwd dat afstand niet altijd het beste criterium
is. Een klein windpark staat vaak op het middenspanningsnet. Dat betekent dat de stroom
nog steeds door de hele provincie heen kan. Dat die windmolen bij jou in de buurt
staat, wil dus niet zeggen dat het op hetzelfde netvlak aan jou geleverd wordt. Hetzelfde
geldt voor heel veel andere systemen. «Decentraal» is dus ook een beetje een gek begrip.
Iets kan heel dichtbij staan, maar de stroom kan toch heel ergens anders terechtkomen,
want we hebben hoog-, midden- en laagspanningsnetten. Is afstand dan wel een goed
criterium? Als je dan toch naar die vorm van energiegemeenschappen gaat, waarom zou
je dan niet toestaan dat je ook een aandeel hebt in de windparken op zee en dat dat
ook onderdeel is van je energiegemeenschap?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zou er heel erg voor zijn dat je inderdaad een aandeel kunt hebben in een windpark
op zee en dat dat onderdeel is van je energiegemeenschap, maar dat is volgens mij
weer iets anders dan de energie die je direct met elkaar deelt. Dat laatste wil je
volgens mij doen binnen een bepaald tijdsbestek en een bepaalde afstand, zodat je
het net daadwerkelijk ontlast. Volgens mij zijn het twee verschillende dingen.
De voorzitter:
Dan zijn er nog vragen van de heer Grinwis, de heer Erkens en mevrouw Rooderkerk.
Allereerst de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vragen zijn grotendeels al gesteld door de heer Bontenbal, dus ik hou het bij
één korte vraag. Hoe sympathiek ik het pleidooi ook vind en hoe vaak wij ook samen
zijn opgetrokken als het gaat om energiegemeenschappen, ik moest wel een beetje denken
aan De Tegenpartij: samen voor ons eigen. Naast mij en buiten de microfoon wordt dit
mooie citaat afgemaakt, terwijl ik dacht: laat ik dat niet doen. Het risico van «samen
voor ons eigen» is hierbij toch te groot. Mijn vraag is hoe mevrouw Kröger dat wil
voorkomen. De meest vergaande oplossing zou zijn ... Energie delen moet het net ontlasten.
De beste garantie daarvoor is dat een wijk off grid gaat en het zelf gaat regelen.
Dan is er inderdaad geen belasting meer voor de rest van de maatschappij en doe je,
op de momenten dat je het zelf niet kunt regelen, geen beroep op het net. Maar dat
is een wel heel verstrekkende oplossing. Of wil je gewoon kleinere aansluitingen in
zo’n wijk, bijvoorbeeld niet 3x25 ampère, maar maximaal 10? Wat is een beetje het
slot op de deur om te voorkomen dat alleen de lusten worden gedeeld, maar de lasten
toch nog worden afgewenteld op het geheel van de samenleving?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
We hebben nu een systeem waarbij een aantal grote energiebedrijven de consument met
een winstoogmerk iets leveren wat eigenlijk een basisvoorziening is. Nu zeggen wij:
zet daarnaast de mogelijkheid voor burgers om zelf in de wijk op te wekken zonder
winstoogmerk met een kosten-plusmodel, waarbij je dus eigenlijk betaalbare energie
voor veel meer mensen toegankelijk maakt. En dan wordt nu eigenlijk de suggestie gewekt
dat dat «samen met elkaar voor ons eigen is». Ik vind dat moeizaam. Ik ben benieuwd
of de heer Grinwis ook zo reageert als een wijk bijvoorbeeld zegt: we gaan een moestuin
aanleggen. Zegt hij dan: o, wat asociaal; je koopt niet meer bij de Albert Heijn?
Daar zit iets ingewikkelds. Maar goed!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, dit is een onterecht punt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Maar ik snap het punt dat je in energie delen, in energiegemeenschappen, het kostenveroorzakersprincipe
wel belegd wilt hebben. Dat ben ik met de heer Grinwis eens. En dan dus ook aan de
batenkant: dat je op het moment dat je inderdaad het net ontlast, daar ook het voordeel
van geniet. Volgens mij is dat precies wat je in lagere regelgeving zou moeten vormgeven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
We zijn het best wel met elkaar eens. Ik vind het prachtig als naast de commerciële
jongens burgers de handen ineenslaan, met elkaar energie willen opwekken en dat met
elkaar willen delen. Ik ken er ook prachtige voorbeelden van. Maar als wij zoiets
sympathieks mogelijk willen maken of willen stimuleren, dan moeten we wel goed nadenken
over de eventuele nadelen. Dan klopt de parallel van mevrouw Kröger niet. Als je een
eigen moestuin hebt, doe je geen beroep op een soort netwerk, waar dan vervolgens
kosten worden gesocialiseerd waarbij niet-deelnemers meer kosten zouden moeten betalen.
Die parallel gaat dus niet helemaal op bij groente en fruit. Ik snap de tegenreactie
van mevrouw Kröger, maar ik vind dat we heel goed moeten nadenken. Want voor je weet,
organiseren we inderdaad, zoals de heer Bontenbal terecht zegt, in een bepaald segment
van de samenleving wel de lusten van het delen, terwijl de lasten voor het geheel
zijn. Daar ben ik in deze energietransitie wel eager op, omdat dit gewoon een heel
grote bedreiging, ook uiteindelijk voor het draagvlak onder bijvoorbeeld zoiets als
de energietransitie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Daar ben ik het mee eens. Onze initiatiefnota draait juist om het ervoor zorgen dat
energiecoöperaties eigen opwek ook op die plekken laten plaatsvinden waar mensen op
dit moment vooral geconfronteerd worden met energiearmoede. Wat mij betreft vraagt
dat vooral heel veel aanvullend en goed beleid om energiecoöperaties en -gemeenschappen
steviger uit te rollen. We moeten niet zeggen: we geven die mogelijkheden niet: u
bent gewoon consument van een groot energiebedrijf, en dat is de rol die we voor u
zien.
Ik wil nog iets opmerken over de onbalanskosten. Ik denk je überhaupt bij het socialiseren
van kosten heel goed moet kijken naar welke kosten er daadwerkelijk zijn. Op het moment
dat je gelijktijdig met elkaar energie deelt en dat ook voorspelbaar is, zijn natuurlijk
de onbalanskosten in die zin beperkt.
De heer Erkens (VVD):
Er zijn al veel vragen gesteld. Het is goed dat we ook wat uitvoeriger stilstaan bij
dit onderwerp. We staan er sympathiek tegenover, maar hebben wel veel vragen over
de uitwerking. Ik denk dat er in de toekomst ook een centraal energiesysteem zal blijven
bestaan. Er zullen natuurlijk ook veel winteravonden zijn waarop het donkerder is
en ga zo door. Er zijn bepaalde wijken die dichter bebouwd zijn, waarin een kleinere
energiegemeenschap nodig is. Er is natuurlijk ook nog een industriële vraag op heel
veel plekken. Als ik het goed begrijp, zijn er twee modellen mogelijk. Aan de ene
kant zou je kunnen kijken naar een heel puur model, waarin je als energiegemeenschap
bijna off the grid gaat. Je bent daarin zelfvoorzienend en je maakt daarmee ook geen
kosten voor de rest van de samenleving. Maar daar zitten heel veel nadelen aan. Het
kan dus zijn dat de leveringszekerheid niet geborgd is en dat mensen gewoon echt in
de kou komen te zetten. Volgens mij stelt mevrouw Kröger dit model nu voor. Haar model
is inderdaad socialisatie van de kosten. Daar spreekt ze wel over, maar tegelijkertijd
moet de energiegemeenschap zelfvoorzienender worden en eigenlijk ook losraken van
een groot deel van de verplichtingen die ze nu aan energieleveranciers hebben. Mijn
vraag draait dan om de behandeling. Ik sta dus sympathiek tegenover het idee van meer
ruimte voor energiegemeenschappen. Maar volgend jaar komt er volgens mij een wetsvoorstel
van het kabinet daarvoor. Is het dan niet veel beter om daar nu meerdere vragen en
suggesties aan mee te geven, zodat we ook als Kamer, gezien deze discussie, uitvoerig
kunnen stilstaan bij de risico’s, de voordelen en de afweging die we moeten maken?
Ik voorzie wel risico’s als we de komende weken hier toch een aantal grote besluiten
op nemen, dus daar worstel ik gewoon mee.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Twee dingen. Een energiegemeenschap en daarbinnen energie delen kan nu al vanuit Europese
regelgeving. In deze wet willen wij energiegemeenschappen vooral een steviger positie
geven. Voor het onderwerp energiedelen zoals het is neergezet in de Europese richtlijn
die naar hele grote waarschijnlijkheid op ons afkomt, vinden wij het belangrijk om
nu wel een haakje in de wet te maken, zodat je vervolgens lagere regelgeving ... Nogmaals,
heel veel van de vragen die de collega’s hier stellen, betreffen dingen die je in
lagere regelgeving wilt vormgeven. Alleen kan je nu wel de randvoorwaarden goed neerzetten,
zodat we er geen tijd op verliezen. We hebben nu een wet voor ons liggen die sinds
1998 één model van marktordening aan mensen heeft voorgelegd. Iedereen werd consument.
Ik denk echt dat het hoog tijd is dat we dat andere model ook vormgeven en dat een
amendement dat daartoe mogelijkheden biedt, daarmee belangrijk is.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Vooropgesteld: wij staan helemaal achter het doel van energie delen. Daarin vinden
we elkaar zeker. Puur uit interesse ben ik benieuwd hoe mevrouw Kröger de rol van
energie delen en de mate waarin er ook echt gebruik van zal worden gemaakt, ziet in
een systeem dat, onder meer met dank aan GroenLinks-PvdA, 100% salderen nog mogelijk
maakt voor iedereen en waaraan geen einddatum zit.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Bij de behandeling van het wetsvoorstel salderen hebben wij altijd gezegd dat een
aantal randvoorwaardelijke zaken goed geregeld moest zijn, waaronder de mogelijkheid
om energie te delen en de mogelijkheid om tegen een kostprijs-plusmodel met een energiegemeenschap
energie te delen. Ook mocht de uitrol van zonnepanelen op daken van sociale huurwoningen
en mensen in energiearmoede geen vertraging oplopen. Met het schetsen van die randvoorwaarden
hebben wij ook aangegeven dat wij zien dat salderen aangepast zou kunnen worden. Ik
kan me goed voorstellen dat in het huidige salderingsvoorstel dit het minder aantrekkelijk
maakt om energie te delen.
De voorzitter:
Ik zie dat we daarmee aan het einde zijn van de interrupties. U kunt uw betoog vervolgen,
mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik was bijna klaar, volgens mij. Even kijken, hoor. Eigenlijk moeten
we alle dingen die de collega’s mij hebben gevraagd, nu goed in de wet regelen, zodat
we dat andere alternatieve systeem ook daadwerkelijk goed verankeren.
Over de opwek op land is in het Klimaatakkoord afgesproken dat 50% in lokaal eigendom
moet zijn. De collega van D66 begon daar ook al over. Helaas is dit streven op dit
moment nog heel ver van de realiteit. Ik wil heel graag van de Minister weten op welke
manier hij toch kansen ziet om het lokaal eigendom beter in deze wet te borgen. Hoe
worden gemeenten uitgedaagd om bij vergunningverlening juist energiecoöperaties en
lokale initiatieven echt een kans te geven? Zou een «lokaal eigendom, tenzij»-constructie
een mogelijkheid zijn, of dat je beredeneerd moet afwijken? In ieder geval moeten
we een aanpassing doen aan de lat, waarbij er nu toch heel veel vrijblijvendheid is.
Ik ben heel benieuwd welke mogelijkheden de Minister daartoe ziet.
Voorzitter, tot slot. Ik zie aan de glimlach van de voorzitter dat ik ruim over mijn
tijd ben.
De voorzitter:
U bent helemaal niet over uw tijd. Ik moet lachen om alle schoolklassen die ontdekken
dat Rob Jetten hier zit, en heel enthousiast zijn. Maar de Minister is gewoon aan
het werk.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De Minister mag gewoon glimlachen en wuiven. Wuiven en glimlachen, Minister!
Tot slot, voorzitter. Volgende week hebben we weer een wetgevingsoverleg, waarin we
ons vooral richten op de systeemkant van het wetsvoorstel, dus ik ga alle vragen over
netcongestie, cable pooling en een heleboel andere dingen daar stellen. We zoomen
zo eigenlijk in op de verschillende aspecten van het wetsvoorstel. Ik heb toch nog
een vraag over het overkoepelend doel van de wet. Waarom heeft de Minister de keuze
gemaakt om in deze wet niet echt een verankering naar de Klimaatwet op te nemen? Alle
onderdelen van deze wet hebben het doel de doelen uit de Klimaatwet te dienen, namelijk
het zo snel mogelijk bewegen naar klimaatneutraliteit en naar een CO2-vrij energiesysteem. We hebben betaalbare en betrouwbare energie nodig. Dat is gewoon
klimaatneutrale energie. Dus waarom zijn deze doelen niet opgenomen in de wet, en
zou dat nog een mogelijkheid zijn?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent keurig binnen de tijd. Dan gaan we naar de heer Flach, van de Staatkundig
Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Als we nog niet wisten dat stroom en gas belangrijke levensbehoeften
zijn, dan weten we dat sinds 2021. Exponentieel stijgende gasprijzen zorgden voor
torenhoge energierekeningen en de invoering van een prijsplafond. Mensen gingen in
de kou zitten om hun portemonnee te sparen. Dat konden we ons lang niet voorstellen.
Bedrijven kunnen niet verduurzamen en nieuwe woningen kunnen niet gebouwd worden,
omdat het elektriciteitsnet vol zit. Kortom, het gaat om belangrijke nutsvoorzieningen.
Dan is bescherming van energiegebruikers nodig en hebben netbeheerders ruimte nodig
om te investeren in de toekomst. Daarom is het goed dat deze wet hier nu ligt. Het
is de vervanger van een wet uit 1998. Het is kennelijk de gewoonte om even te zeggen
welk mobieltje je in die tijd had. Maar de meeste mensen hadden nog geen mobieltje.
Ik herinner me dat de buzzer toen heel populair was. Even voor de heer Erkens, die
dat waarschijnlijk niet kent: dat was een apparaatje dat je bijvoorbeeld van je zorgverzekeraar
kreeg om op tijd bij de bevalling te zijn. Ja, dat geeft maar aan hoe gedateerd deze
wet is.
Ik wil de spanning niet op voorhand wegnemen, maar de SGP is op hoofdlijnen positief
over dit wetsvoorstel. Maar ik heb er wel een aantal vragen en voorstellen voor verbetering
bij. Vandaag gaat het dus eerst over de onderdelen die betrekking hebben op energiegebruikers.
Ik begin bij de consumentenbescherming. Energiecontracten en aanbiedingen van energieleveranciers
zijn voor consumenten regelmatig moeilijk te overzien. De variatie is groot, zeker
nu energieleveranciers verschillend beleid voeren ten aanzien consumenten met zonnepanelen.
In artikel 2.5 wordt aangegeven dat leveranciers transparant moeten zijn over prijzen
en voorwaarden, en dat ze goed vergeleken moeten kunnen worden. Het is wel van belang
dat duidelijker wordt hoe dat dan toegepast wordt in de praktijk. Ik heb daar een
paar vragen bij. Deelt de Minister de zorgen van onder meer de Consumentenbond over
de huidige gang van zaken: de variëteit in contracten, de voorwaarden en aanbiedingen
en de lastige onderlinge vergelijkbaarheid? Het is goed dat de mogelijkheid is opgenomen
om het via AMvB nader uit te werken, maar is de Minister voornemens dit te gaan doen?
Ik wil de noodzaak daartoe graag onderstrepen.
De Minister gaat ervoor zorgen dat er ten minste één onafhankelijk gecertificeerd
vergelijkingsinstrument komt. Is het niet verstandig om ook regels in te voeren die
gelden voor alle vergelijkingsinstrumenten? Het moet voor consumenten ten minste duidelijk
zijn wie, of welk verdienmodel, er achter zo’n vergelijkingssite zit en in hoeverre
zo’n site onafhankelijk is. Passieve afnemers die met andere dingen bezig zijn dan
energie moeten beschermd worden en niet voor onaangename verrassingen komen te staan.
Tegelijkertijd willen we voldoende ruimte voor actieve afnemers om via peer-to-peerhandel
hun ding te doen, bijvoorbeeld via innovatieve contracten. In de wetenschapstoets
wordt aangegeven: geef de ACM de ruimte om te experimenteren met nieuwe contracten,
innovatieve tarieven, voorwaarden en samenwerkingsvormen. Biedt de wet hiervoor de
ruimte, vraag ik de Minister.
Het is goed dat de Minister via de nota van wijziging het faillissementsregime heeft
aangescherpt, zodat kleine afnemers hun contracten kunnen meenemen naar de aan te
wijzen nieuwe leverancier. Het blijft wel een knelpunt dat afnemers bij faillissement
van hun energieleverancier hun voorschotten kwijt zijn. Wil de Minister kijken naar
de mogelijkheid van een door de energieleveranciers te regelen garantiefonds? Een
aantal collega’s hebben het daar al over gehad. Daarbij werd ook de link gelegd naar
de reissector. Daar werken ze overigens ook vaak met een soort keurmerk, zodat je
op een andere manier de cowboys te lijf kunt gaan, zou ik zeggen.
De ACM vraagt of zij de bevoegdheid krijgt om open normen in de wet ter bescherming
van consumenten nader in te vullen via beleidsregels. Geeft de Minister deze ruimte?
De SGP-fractie vraagt zich af hoe gehandeld wordt als energieleveranciers zich niet
aan de regels houden. Het intrekken van een vergunning is een heel vergaande sanctie.
Wat vindt de Minister van het voorstel om energieleveranciers een tijdelijk verbod
op het aannemen van nieuwe klanten op te leggen? Ik spreek dan ook van harte mijn
steun uit voor het amendement-Grinwis op dit punt.
De Kamer heeft aangegeven dat energiecontracten niet meer per telefoon of aan de deur
verkocht zouden moeten worden. Ook de ACM heeft onlangs weer gepleit voor een verbod
op de telefonische verkoop van energiecontracten. Het gaat om complexe producten met
grote financiële gevolgen voor consumenten. Ondanks het bel-me-nietregister, houdt
het voor sommigen maar niet op met opdringerige telefoontjes en misstanden, waarbij
consumenten verkeerde maandbedragen voorgespiegeld krijgen en de voorwaarden ondoorzichtig
zijn.
De Minister geeft aan dat de Europese regels een verbod niet toestaan. Ik heb daar
een paar vragen over. Hoe hard zijn de Europese regels op dit punt? Wat zijn de mogelijkheden
om bijvoorbeeld te verbieden dat bij telefonische verkoop gebruikgemaakt wordt van
tussenpersonen? Wat zijn de mogelijkheden om een tijdelijke wervingsstop op te leggen
als er sprake is van misstanden? Kunnen er vergunningseisen komen die telefonische
verkoop lastiger maken? En is het niet wijs om telefonische verkoop eerder aan te
merken als oneerlijke handelspraktijk door te vereisen dat per definitie niet wordt
uitgegaan van een gemiddelde consument maar juist van een oudere – dat hoeft trouwens
niet eens een oudere te zijn – goedgelovige en dus kwetsbare consument?
De ruimte voor energiegemeenschappen en het onderling delen van stroom is positief,
maar dat kan voor consumenten wel onverwachte risico’s opleveren. Krijgt de ACM een
rol om modelcontracten op te stellen voor energiegemeenschappen en peer-to-peerhandel?
In het wetsvoorstel staat dat zowel de gas- als de elektriciteitstarieven redelijk
moeten zijn. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik vraag me wel af hoe dat zich verhoudt
tot artikel 5 van de Elektriciteitsrichtlijn, waarin wordt uitgegaan van vrije prijsvorming.
Eventueel ingrijpen in de markt kan alleen met het oog op kwetsbare huishoudens. Is
artikel 5 van de richtlijn het kader voor het toezicht op redelijke tarieven? Ik hoor
graag hoe de Minister dat voor zich ziet.
De huidige vangnetregeling keert niet terug. De Elektriciteitsrichtlijn biedt echter
ruimte om voor kwetsbare huishoudens een sociaal tarief vast te stellen, als de nood
aan de man komt. De heer Grinwis ging daar ook al uitgebreid op in. De ACM sorteert
in een recent advies duidelijk voor op een sociaal tarief in plaats van op koopkrachtmaatregelen.
Een sociaal tarief is meer gericht en eenvoudiger voor overheidsdiensten, ondanks
de discussie over afbakenen en definiëren, die hier net ook gevoerd werd. Een definitiekwestie
kan niet in de weg staan aan een goede oplossing. Is het niet verstandig om de mogelijkheid
van het vaststellen van een maximumtarief voor kwetsbare huishoudens op te nemen als
instrument in de gereedschapskist? Ook ik heb een amendement hierover bij Bureau Wetgeving
liggen. Ik nodig mijn collega’s graag uit om samen te werken.
Er komen meer interconnecties met omliggende landen. Ik begrijp vanuit de sector dat
het onduidelijk is hoe de marktregels dan toegepast moeten worden, terwijl dat wel
belangrijk is voor het opstellen van businesscases. Ziet de Minister dit knelpunt
en hoe kan in deze onduidelijkheid worden voorzien?
Voorzitter. Ik kom op energie delen. Op onder meer bedrijventerreinen liggen volop
kansen om beter samen te werken rond energie. Daar zien we gelukkig hele mooie en
innovatieve voorbeelden van: zonnepanelen op bedrijfsdaken, elektrische bestelbussen,
batterijen en noem het maar op. Er wordt gewerkt aan groepscontracten voor een betere
benutting van de transportcapaciteit. Ook aan de kant van het delen van energie zijn
echter stappen nodig. Als dat goed geregeld wordt, kan dat voorkomen dat er stroom
onnodig op het net wordt gezet, met alle gevolgen van dien. Ik snap dat er randvoorwaarden
nodig zijn, zoals delen op lokale schaal, het voorkomen van extra netcongestie en
een juiste toedeling van de kosten. Is het niet verstandig om in het voorliggende
wetsvoorstel te regelen dat energiegemeenschappen alvast aan de slag kunnen gaan met
lokaal energie delen zonder tussenkomst van een leverancier? En is het niet verstandig
dat er een haakje komt voor het breder delen van energie, zodat dit in overleg met
de betrokken partijen op een zorgvuldige manier kan worden uitgewerkt? Welke ruimte
is er om op de korte termijn te experimenteren met deze initiatieven?
Ik kom op hoofdstuk 4 van de wet: het databeheer. De wet geeft een kader voor databeheer.
De precieze invulling wordt uitgewerkt via een ministeriële regeling. Dat betekent
dat we nog niet echt zicht hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met het recht
op gegevensbescherming en privacy. Hoe gaat de Minister de Kamer hierin meenemen?
De gegevensuitwisselingsentiteit gaat een centrale rol spelen. In de wetenschapstoets
wordt gewezen op de minimale aansturing ervan. De wetenschappers adviseren om duidelijke
eisen te stellen aan de transparantie en onafhankelijkheid van deze autoriteit. Ze
adviseren ook om de positie van de consument te versterken bij het opstellen van de
procedures en voorwaarden. Ook het Marktfaciliteringsforum en de Beheerder Afsprakenstelsel
gaan een belangrijke rol spelen, maar hoe wordt geborgd dat die de belangen van consumenten
voluit meenemen? In de wetenschapstoets wordt gewezen op onduidelijkheid over hoe
de wet zich tot de AVG verhoudt. De AVG is de grondslag voor persoonsgegevens, niet
de Energiewet. Kan de Minister hier meer duidelijkheid over geven?
De SGP heeft een vraag over de toegang van eindafnemers tot hun gebruiksdata. Dat
gaat niet langer via de leverancier, maar via de distributiesysteembeheerder. Hier
heb ik wel een paar vragen bij. Ik wil graag dat eindafnemers eenvoudig hun gebruiksdata
kunnen inzien, bijvoorbeeld om hun eigen energiegebruik te evalueren. Hoe ziet de
Minister dit voor zich? Kan er op een eenvoudige manier voor worden gezorgd dat energieleveranciers,
met instemming van de eindafnemers, de historische gebruiksdata kunnen laten zien,
ook als overgestapt wordt naar een andere leverancier? Daarbij is het belangrijk dat
de eindafnemers niet zelf een heleboel stappen moeten zetten om dit voor elkaar te
krijgen, want juist dat zou mensen kunnen tegenhouden om nog te wisselen van energieleverancier.
Hoe gaat dat met data voor de inwerkingtreding van de wet? Kan ik ervan op aan dat
dit via de regelingen onder artikelen 2.6 en 2.14 goed geregeld wordt?
Voor beheerders van gesloten distributiesystemen komen er ten opzichte van de huidige
wetgeving meer regels en administratieve lasten voor de registratie en verstrekking
van gegevens. Op zichzelf is dat prima. Ik heb wel een vraag. Verliest de Minister
bij de uitwerking de doelmatigheid niet uit het oog? Het moet wel werkbaar blijven.
Lokale overheden willen graag meer inzicht in het elektriciteitsnet, zodat zij bij
de energietransitie de juiste ruimtelijke keuzes kunnen maken. Dan gaat het over informatie
over de capaciteit, de net-topologie – waar ligt wat? – en de gebruiksprofielen. Ik
krijg het signaal dat de netbeheerders deze informatie maar mondjesmaat geven, terwijl
het op hoger aggregatieniveau geen privacygevoelige informatie is. Ook zien gemeenten
en provincies graag meer metingen van de daadwerkelijke lokale belasting van de netten.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat lokale overheden meer inzicht krijgen in netdata?
Netbeheerders geven aan dat ze graag de beschikking willen hebben over contactgegevens
en de identiteit van aangeslotenen. Dit om onder meer effectiever afspraken te maken,
sneller storingen en onveilige situaties te melden en fraude te voorkomen. Ik hoor
graag hoe de Minister dat beoordeelt. Welke mogelijkheden zijn er om dit op een doelmatige
manier te doen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach namens de SGP. Er is nog een vraag voor u van de heer Erkens
van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Misschien is de vraag voor het WGO van volgende week maandag, maar ik zag een amendement
van de heer Flach over het prioriteringskader en de netinvesteringen. Ik kijk even
naar hem of we dat vandaag behandelen of volgende week maandag, want ik vind het ook
prima om mijn vragen dan te stellen. Volgende week? Dan hou ik mijn vraag voor me.
Het amendement kwam al langs, dus ik werd toch getriggerd om er wat over te zeggen.
Maar dan doen we dat volgende week.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens. Op veler verzoek ga ik een korte schorsing van een minuut
of vijf inlassen. Ik zie u graag weer terug om 11.56 uur.
De vergadering wordt van 11.51 uur tot 11.59 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het wetgevingsoverleg over de Energiewet. De volgende spreker is de
heer Bontenbal, die namens de fractie van het CDA spreekt.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Allereerst waardering voor het vele werk. Dit wetsvoorstel ligt
er al een tijdje en was daarvoor wel even in de maak. Ik kan me herinneren dat toen
ik in de energiesector werkte, er al over gesproken werd. Ik weet hoeveel werk er
door ambtenaren wordt verzet om dit allemaal in elkaar te fietsen en ik weet dat juristen
en allerlei organisaties meekijken; veel respect daarvoor.
Het tweede punt is dat we voor een zorgvuldige behandeling moeten kiezen. We kiezen
voor een aantal fases. Zelf zou ik bezorgd zijn als er snel allerlei amendementen
worden ingediend waarvan we de gevolgen niet kunnen overzien. De Kamer heeft dat wel
vaker gedaan, ook de afgelopen maanden, maar dat is niet altijd goed afgelopen. Een
zorgvuldige behandeling is dus nodig. Ik heb ervoor gekozen om in mijn bijdrage vooral
stil te staan bij hoofdstuk 2 en 4. Dingen als voorwaarden voor aansluiting op het
net gaan echter ook over gebruikers, dus soms is een knip niet altijd even makkelijk
te maken.
Ik wil allereerst iets zeggen over het toekomstbeeld. Het is jammer dat mevrouw Kröger
nu niet op haar plaats zit, maar goed, misschien komt ze zo binnen. Ik wil namelijk
iets zeggen over het energiesysteem van de toekomst. De huidige Energiewet moet de
ontwikkeling van het nieuwe energiesysteem in goede banen leiden. Er wordt weleens
gesuggereerd dat het energiesysteem van de toekomst vooral decentraal is en dat verbruikers
zelf hierin een prominente rol gaan spelen, niet alleen grootverbruikers maar ook
huishoudens en energiecoöperaties. Het CDA is groot voorstander van energiecoöperaties
en een actieve deelname van burgers aan de verduurzaming van Nederland. Wij hebben
de afgelopen jaren ook steeds actie ondernomen om energiecoöperaties te ondersteunen.
Tegelijkertijd moeten we ook een eerlijk beeld schetsen van de energievoorziening
van de toekomst, want daarin is nog steeds heel veel grootschalig. Er zijn grote en
kleine energiebedrijven die ingewikkelde taken uitvoeren en investeren in het energiesysteem.
Het toekomstbeeld is een mix van groot en klein, centraal en decentraal, publiek en
privaat. Het gaat om een slim samenspel van heel veel spelers.
Het is al even aan bod gekomen: burgerparticipatie, of de actieve burger in het energiesysteem.
Burgerparticipatie in de energievoorziening is goed en mooi, maar ik wil er twee belangrijke
kanttekeningen bij maken. Ten eerste. Zoals de WRR in zijn recente rapport «Grip.
Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle» schrijft, moeten we niet vergeten
dat participatie vaak gebeurt door actieve burgers die daarvoor de tijd, de kennis
en de middelen hebben. Maar juist onze kwetsbare inwoners hebben vaak geen tijd en
geld om actief te participeren in de energievoorziening. Voor deze groep is het vooral
belangrijk dat de representatieve democratie goed werkt en dat hun bescherming goed
geregeld wordt in de wet. Dat schrijft de WRR ook in dat rapport. Verder is het van
belang voor deze groep dat tarieven concurrerend zijn, dat contracten transparant
zijn en dat ze goed worden beschermd bij een faillissement van de leverancier.
De tweede opmerking is deze: als we allerlei stimulansen gaan introduceren voor nieuwe
energie-initiatieven, zoals energiedelen, peer-to-peerplatforms en energiegemeenschappen,
moeten we uitkijken dat deze voordelen niet tot nadelen bij andere burgers en bedrijven
leiden. Ik geef als voorbeeld toch weer die vermaledijde salderingsregeling. De voordelen
voor de bezitters van zonnepanelen worden betaald door de groep die geen zonnepanelen
heeft. Als we aan de slag gaan met energiegemeenschappen, moeten we daar heel zorgvuldig
naar kijken en niet opnieuw ongelijkheden introduceren. Dat gezegd hebbende moeten
we natuurlijk ook de voordelen van initiatieven als energiedelen benoemen. Er is veel
meer mogelijk in ons energiesysteem als we innovatieve ontwikkelingen mogelijk maken,
zoals het onderlinge afstemmen van het elektriciteitsverbruik door groepen afnemers.
We kunnen daarmee netcongestieproblemen deels voorkomen en, als we niet uitkijken,
overigens ook verergeren. Het is geen gegeven dat we met energiegemeenschappen netcongestieproblemen
oplossen. Ook zijn er mogelijkheden om groepen verbruikers te laten bijdragen aan
het in balans houden van ons energiesysteem. Dat moet deze Energiewet ook mogelijk
maken.
Voorzitter. Ik zou daarbij wel een onderscheid willen maken tussen initiatieven waarbij
er wel en niet daadwerkelijk iets verandert in het fysieke gebruik van elektriciteit
door de deelnemers. Peer-to-peerelektriciteit verkopen is een mooi concept, maar verandert
niets aan wat er fysiek in het energiesysteem gebeurt. Het zorgt er alleen voor dat
de financiële stromen anders lopen; zo eerlijk moeten we zijn. Trouwens, als ik op
dit moment meer elektriciteit produceer dan ik zelf gebruik, wordt het surplus aan
groene stroom al direct verbruikt door mijn buren, die in dezelfde lus achter het
elektriciteitsnet zitten, achter dat trafostation van de netbeheerder. Fysiek ben
je dus allang energie aan het delen. We moeten ook eerlijk zijn dat als een zonnepark
of een windmolen op het middenspanningsnet van de netbeheerder is aangesloten, deze
stroom niet automatisch lokaal gebruikt wordt. Een duurzame productie-installatie
kan in de buurt van een verbruiker zitten, maar het hoeft niet te betekenen dat de
elektriciteit in de buurt verbruikt wordt.
Sommige vormen van energie delen zijn dus vooral administratieve handelingen. De eerlijke
vraag die we ons dan moeten stellen, is wie de rekening betaalt. Het eerlijke antwoord
is: als klant A profiteert, betaalt klant B de rekening. Mijn uitgangspunt is dat
de kosten op een rechtvaardige wijze verdeeld moeten worden en dus worden toebedeeld
aan degene die deze kosten veroorzaakt.
Dan ga ik iets dieper in op de peer-to-peerverkoop.
De voorzitter:
Als u als klaar bent met het energie delen, is er een interruptie. Die is van mevrouw
Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb tot mijn grote spijt een deel van de intro van de heer Bontenbal over de noodzaak
van zowel een centraal als een decentraal systeem gemist, maar misschien daarom toch
deze vraag. Niemand die pleit voor een decentraal energiesysteem denkt dat er geen
centraal energiesysteem meer nodig is. Die tegenstelling wordt gecreëerd, maar is
er volgens mij niet. Het enige is dat we nu een kans hebben om het decentrale energiesysteem
en de randvoorwaarden daarvoor zo goed mogelijk neer te zetten. Wat ons betreft horen
daarbij energiegemeenschappen en energiedelen. Nu is mijn vraag eigenlijk of de heer
Bontenbal, als ik zijn betoog en zijn vraag aan mij over bepaalde zorgen zo beluister,
het niet heel belangrijk vindt dat we bij energiedelen de randvoorwaarden goed meegeven
en dat die voor de rest uitgewerkt moeten worden in een AMvB, waarbij gelijktijdigheid
en lokaliteit hele belangrijke elementen zijn, aangezien daarmee bijvoorbeeld balanskosten
voorkomen kunnen worden en de kans het grootst is om daadwerkelijk bij te dragen aan
het vermijden van netcongestie.
De heer Bontenbal (CDA):
Mijn eerste antwoord zou zijn: laten we dit bewaren voor later, als we de EMD gaan
implementeren. Ik vind het gevaarlijk als we dit nu al doen en denk dat we daarmee
brokken gaan maken. We hebben daar namelijk nog geen goed debat over gehad, tenzij
we dit debat heel erg laten uitlopen. Maar ik denk dat dit om een nader debat vraagt.
In de tweede plaats: lokaliteit en gelijktijdigheid zijn niet meteen een oplossing
voor het probleem van profielkosten en onbalanskosten. Ik heb net al uitgelegd dat
lokaliteit niet hoeft te betekenen dat productie en verbruik dicht bij elkaar zitten;
die kunnen op verschillende netvlakken plaatsvinden. Het op kwartierbasis doorleveren
van elektriciteit aan een groep verbruikers waar je een energiegemeenschap mee vormt,
wil niet zeggen dat de energieleveranciers die in het spel zijn hun portfolio dan
moeten aanpassen. Ik zal daar straks een voorbeeld van geven. Als een klant stroom
krijgt vanuit de energiegemeenschap, terwijl er ook nog een leverancier is die de
resterende elektriciteit op andere momenten moet leveren, dan heeft het leveren van
stroom uit die energiegemeenschap aan die klant invloed op het portfolio van die leverancier.
Die energieleverancier gaat dan dus kosten maken, want er wordt wel of geen stroom
geleverd op het moment dat die dat misschien anders geprognotiseerd had. Dat betekent
iets. Ik zal dat straks in mijn betoog iets verder uitwerken. Dat geldt namelijk ook
voor peer-to-peerleveren. Lokaliteit en het per kwartier leveren geven geen garantie
dat die kosten niet gemaakt worden. Daarom wil ik een veel zorgvuldigere behandeling
in plaats van dat we dit nu even snel in de wet versleutelen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij gaat het er juist om dat je energie delen als mogelijkheid in de wet verankert
en daarbij een aantal randvoorwaarden meegeeft. Voorbeelden daarvan zijn balansverantwoordelijkheid
en dat de belasting geregeld moet zijn, et cetera. Dat zijn dus een soort randvoorwaarden
die je meegeeft, die je in lagere regelgeving uitwerkt. Als je het goed vormgeeft,
kan dit wel degelijk leiden tot zowel aantrekkelijke goedkopere stroom voor mensen
in een gebied die energie met elkaar delen, als lagere kosten omdat je netcongestie
tegengaat. In de manier waarop je dat vormgeeft, kun je daarop sturen. Dat is ook
de reden waarom een heleboel landen het energie delen nu vormgeven.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan nog zou mijn advies zijn: laten we dit op een later moment zorgvuldig behandelen.
Het hoeft niet te leiden tot lagere kosten; het kán leiden tot lagere kosten. Als
energiegemeenschappen het verbruik slim afstemmen, zodat er daadwerkelijk iets in
de fysieke energiestromen verandert, kan dat maatschappelijke baten opleveren. Het
net kan dan bijvoorbeeld ontlast worden, waar ik natuurlijk groot voorstander van
ben. Ik heb in mijn betoog heel duidelijk onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin
energie gedeeld wordt met elkaar, wat puur een administratieve verdeling is, en de
situatie waarin er ook echt daadwerkelijk iets gebeurt. Van dat laatste ben ik natuurlijk
groot voorstander. Maar dan nog: laten we dit zorgvuldig doen. Als we nu denken «grote
stappen, snel thuis», veroorzaken we brokken. Dan hebben we daar later weer een hoop
gedonder mee.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Ik ga nog iets dieper in op die peer-to-peerverkoop. Stel, het gaat om
elektriciteit uit zonnepanelen. Als ik deze als consument zelf verkoop aan een peer-to-peerplatform,
kan mij dat als klant voordeel opleveren, en de ontvangende partij ook. Dat betekent
ook dat de leverancier, waar de ontvangende partij en ik ook een contract mee hebben,
die groene stroom niet in zijn portfolio krijgt, of op bepaalde momenten geen elektriciteit
aan de ontvangende partij kan leveren. De tarieven die leveranciers rekenen, zijn
echter wel gebaseerd op mijn elektriciteitsprofiel en op dat van de ontvangende partij.
Dat betekent twee dingen. De leverancier gaat andere tarieven bij mij in rekening
brengen – lees: hogere tarieven – of hij gaat de gederfde inkomsten uitsmeren over
zijn andere klanten. In dat laatste geval betaalt mijn buurman, die weinig kaas gegeten
heeft van de energiemarkt en niet deelneemt aan het peer-to-peerplatform, de rekening.
Profiel- en onbalanskosten worden gesocialiseerd, en dus afgewenteld op anderen. Hoe
sociaal is dat? Willen we dit echt, vraag ik aan de Minister en aan mijn collega’s
in de Tweede Kamer.
Dan een technisch verhaal – sorry voorzitter, ik kan niet anders – over allocatiepunten.
Ik vind de wettekst daarover echt onhelder. Verbruikers kunnen meer dan één zogenaamd
allocatiepunt aanvragen, bijvoorbeeld om daarachter een elektrische laadpaal, warmtepomp
of zonnepanelen te plaatsen. Er is dan een primair en additioneel allocatiepunt. Op
de twee allocatiepunten moet een aparte leverancier gecontracteerd worden met een
eigen balansverantwoordelijkheid. Hoe gaat dat in de praktijk werken? Als de allocatiepunten
parallel worden geïnstalleerd, kunnen de meetdata onafhankelijk naar verschillende
leveranciers worden verstuurd. Als de allocatiepunten serieel worden geschakeld, dan
moeten data met elkaar verrekend worden. Dat moet toch tot problemen leiden? Moeten
we niet afspreken dat alleen parallel geschakelde allocatiepunten mogelijk zijn? Seriële
allocatiepunten gaan een hoop ellende opleveren.
Dan kom ik op salderen. Artikel 2.29 regelt het salderen van elektriciteit uit hernieuwbare
bronnen, zoals zonnepanelen. De wettekst is onduidelijk als het gaat over salderen
in relatie tot verschillende allocatiepunten. Stel dat op allocatiepunt A leverancier
Y zit en dat achter allocatiepunt A zonnepanelen zijn aangesloten. Achter allocatiepunt
B zit de rest van de installatie van de woning en daar is leverancier Z op gecontracteerd.
Hoe gaat het salderen dan? Dat gaat natuurlijk niet goed, want op allocatiepunt A
zit geen verbruik. Ik denk dat we hier alleen uit kunnen komen, als we afspreken dat
er per allocatiepunt apart gesaldeerd moet worden. Anders is het administratief niet
op te lossen. In de situatie die ik net schetste, betekent dit dus dat je niet kun
salderen, want er valt bij allocatiepunt A niks weg te strepen aan verbruik. Als we
salderen dus intact willen houden in dit wetsvoorstel, dan moet dat per allocatiepunt
en dus per energieleverancier. Het resultaat zal zijn dat zonnepanelen niet op een
apart allocatiepunt worden gezet. De vraag is natuurlijk of dat erg is, en mijn antwoord
zou zijn: nee. Maar het maakt peer-to-peerhandel met overschotten aan groene elektriciteit
wel onmogelijk. Alles afpellend zijn er volgens mij dus twee routes: ofwel invoeding
en verbruik zitten op hetzelfde allocatiepunt en hierop wordt gesaldeerd, maar peer-to-peerlevering
is niet mogelijk, ofwel invoeding zit op een additioneel allocatiepunt en kan worden
ingezet voor peer-to-peerlevering, maar salderen is niet mogelijk. Klopt dat? Zo ja,
zouden we dat dan niet helderder in de wettekst moeten opschrijven?
Dan kom ik op de energiebelasting. Hetzelfde grapje geldt natuurlijk ook voor de energiebelasting.
Hoe gaat de Belastingdienst die in rekening brengen? In de Wet belastingen op milieugrondslag
staat volgens mij dat het gaat over levering per aansluiting. Moet dat dan niet worden:
levering per allocatiepunt? Wordt de Wet belastingen op milieugrondslag daarop voorbereid?
Dan iets over vraagresponsdiensten. Ik lees dat een aanbieder van vraagresponsdiensten
op een allocatiepunt en de balansverantwoordelijke op dat allocatiepunt afspraken
moeten maken over de wijze waarop ze samenwerken op dat allocatiepunt. Ik citeer:
«De complexiteit is gelegen in het feit dat het wijzigen van het verbruik van een
eindafnemer gevolgen heeft voor de levering door de leverancier en het elektriciteitsprogramma
dat de balanceringsverantwoordelijke heeft ingediend en waarop hij wordt afgerekend.
Daarom wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld dat de marktdeelnemer die vraagresponsdiensten
op een allocatiepunt aanbiedt en de balanceringsverantwoordelijke partij op dat allocatiepunt,
al dan niet in samenspraak met de leverancier op dat allocatiepunt, afspraken moeten
maken over de aanpassing van het programma van de balanceringsverantwoordelijke partij
en de vergoeding van de inkoopkosten van de niet verkochte of juist extra verkochte
elektriciteit als gevolg van het activeren van vraagrespons op dat allocatiepunt.
Pas als deze afspraken zijn gemaakt, kan op verantwoorde wijze de combinatie van een
leverancier en een marktdeelnemer die vraagresponsdiensten levert, gestalte krijgen.»
De vraag is natuurlijk of een energieleverancier belang heeft bij het maken van deze
afspraken. Zouden we niet gewoon moeten afspreken – en dat is een beperking, maar
het is wel simpeler – dat de leverancier en de aanbieder van de vraagresponsdiensten
dezelfde partij moeten zijn? Dat maakt het namelijk een stuk makkelijker, maar ik
geef toe dat het ook beperkend is.
Dan iets over dynamische tarieven. Ik lees in de wet dat energieleveranciers met meer
dan 200.000 klanten het product verplicht moeten aanbieden en dat ze dus ook eerlijke
informatie moeten gaan geven. Maar in de wettekst is onduidelijk of die informatie
ook verplicht gegeven moet worden door leveranciers die minder dan 200.000 klanten
hebben. Ik denk dat dat logisch is, maar ik vind de wettekst op dat punt niet helder.
Wellicht kunnen we dat nog verduidelijken. Of misschien zit ik er gewoon naast. Dat
kan natuurlijk ook. Ik denk dat er een soort standaardbijsluiter moet komen voor dynamische
contracten, zodat klanten echt weten waar ze voor tekenen.
We hebben het net al even gehad over de verkoop aan de deur en telefonisch. Collega
Erkens en ik hebben er destijds voor gepleit om daar iets tegen te doen. We hebben
een motie ingediend, die is aangenomen. Het staat niet hard genoeg in de wet. Ik ben
bezig met een amendement. Maar wellicht is het het beste om gewoon maar te beginnen
met het afschaffen van de verkoop aan de deur, want daar zit ook echt een veiligheidsaspect
aan. Kunnen we dat niet gewoon hard fiksen, vraag ik de Minister.
Over redelijke tarieven is al genoeg gezegd. Die sla ik over. De kosten voor het verwijderen
van de gasaansluiting en cable pooling ga ik bewaren voor de volgende keer. Dan houden
we het nog een beetje binnen de perken. Ik zou ook een jaarlijkse update van de Energiewet
willen. We zijn nu een grote verbouwing aan het doen. Ik weet niet of het al in deze
wet zit, of dat we dat al hebben afgesproken. Hebben we dat al afgesproken? Mooi.
Dan gaan we dus elk jaar opnieuw over de wet praten. Dat vind ik een heel goede zaak.
Goed dat dat geregeld is.
Tot slot, mijn laatste punt. De mogelijkheid om na een faillissement klanten te beschermen
is net ook al even ter sprake gekomen. Ik denk zelf eerlijk gezegd dat een fonds minder
geschikt is en dat we toch moeten kijken naar het Britse model, zoals in ons actieplannetje,
zeg ik tegen broeder Erkens. Als het lukt, kom ik met een amendement, maar het is
nog niet zo simpel. Het veilen van een klantenbestand met behoud van de contractvoorwaarden
helpt, beschermt, de klant toch het meest, denk ik.
Tot zover, met excuses voor alle technische termen. Maar ik vond het gewoon ook leuk
om weer een keer de diepte in te duiken. Het is niet alleen maar leuk om fractievoorzitter
te zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bontenbal. We zullen niet verder ingaan op die laatste opmerking.
De heer Grinwis van de ChristenUnie heeft nog een vraag aan u.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De heer Bontenbal mag hier natuurlijk altijd over komen praten. Ik ben benieuwd naar
het amendement dat collega Bontenbal in voorbereiding heeft. Ik heb een amendement
ingediend dat niet zegt: er zij een waarborgfonds; er zij een collectieve oplossing.
Nee, het amendement zegt dat het gewoon geregeld moet zijn voor die groep die uiteindelijk
misschien resteert. Ik begrijp dat de heer Bontenbal wil voorkomen dat er een groep
klanten resteert die een nieuw contract moet aangaan, en dat hij wil dat het wordt
overgenomen. Dat begrijp ik. Dat willen we allemaal. Maar de groep die resteert, moet
wel zicht krijgen op zijn te veel betaalde voorschot en moet dat terug kunnen krijgen.
Of dat individueel wordt opgelost, bijvoorbeeld met een verzekering, of collectief,
is aan de branche, aan de markt. Dus dit amendement regelt alleen dat het geregeld
wordt. Wat vindt de heer Bontenbal van zo’n oplossing? Ik snap dat hij zegt dat het
op voorhand voorschrijven van een bepaalde oplossing te ver gaat.
De heer Bontenbal (CDA):
De vraag is dus inderdaad in hoeverre je het wel of niet wilt voorschrijven. Als er
een goed amendement ligt van collega Grinwis dat ook die ruimte biedt, ben ik natuurlijk
bereid om daarnaar te kijken. Laten we vooral niet allemaal losse amendementen indienen.
Maar ik ben wel gevoelig voor het argument dat collega Erkens noemde. Als je een fonds
maakt dat gevuld wordt door de energieleveranciers, zitten daar leveranciers tussen
die gewoon hun best doen en netjes hun bedrijf voeren, maar ook andere leveranciers
die dat wat minder doen. Die moeten allemaal gelijk betalen. De wetgever heeft een
taak om er in het vergunningenstelsel voor te zorgen dat de energieleveranciers die
mogen toetreden tot de markt, geen boeven zijn maar nette mensen. Dus ik vind het
helemaal niet zo’n gek idee om dat toch bij veiling te doen. Want laten we heel eerlijk
zijn: de rekening wordt altijd ergens betaald. Ook als je het via een fonds doet,
wordt het betaald via de energierekening. Dan betalen alle klanten dus mee. Ik ben
bereid om te kijken naar het amendement van Grinwis, maar ik zou het zelf iets harder
willen doorvertalen naar een veiling. Als dat juridisch niet mogelijk is, kom ik wellicht
toch weer bij u bedelen om uw amendement.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Als je iets socialiseert, gaat iedereen uiteindelijk ietsje bijbetalen om te voorkomen
dat mensen in de penarie belanden. Zo simpel is het. Dus dat is één.
Mijn tweede punt gaat over het argument dat cowboys dan extra ruimte zouden krijgen.
De Energiewet regelt ten eerste dat er veel strenger toezicht op cowboys wordt gehouden.
In principe zou dat dus opgelost moeten worden. Ten tweede – de heer Flach noemde
het al – kan een waarborgfonds natuurlijk ook eisen stellen aan deelname, bijvoorbeeld
met een keurmerk. Als collectieve oplossing zou je ook nog eens regels kunnen stellen
waardoor willekeurige energiecowboys niet zomaar tot dat fonds kunnen toetreden. Bovendien
regelt het amendement dus alleen dat te veel betaalde voorschotten linksom of rechtsom
terug moeten komen. Hoe je dat regelt, is aan de markt. In ieder geval is er de verplichting
dat een klant onder de streep nooit te veel betaalt en dat de klant te veel betaalde
gelden terugkrijgt. Dat zorgt ook voor een einde aan de huidige praktijk waarbij wordt
gezegd: jongens, draai je voorschot maar zo laag mogelijk om te voorkomen dat je,
indien een energiejongen omvalt, te veel hebt betaald. Die praktijk leidt achteraf
natuurlijk tot negatieve verrassingen. Ik ben benieuwd naar de reactie daarop van
de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zou twee dingen uit elkaar willen trekken. Je hebt het aspect van de voorschotten,
van de vooruitbetaling op het product dat nog niet is geleverd. Dat regelt uw amendement.
Maar er is ook zoiets als de contractvoorwaarden die jij hebt afgesproken. Daarbij
komt het argument van collega Erkens weer naar voren dat je weleens de hoofdprijs
zou kunnen betalen als de energiemarkt heel anders is op het moment dat je een nieuw
energiecontract moet afsluiten. Dat regelt uw amendement niet. Zo’n veiling zou dat
wel regelen, want dan zeg je gewoon: de klant heeft te goeder trouw een contract afgesloten
en de volgende partij neemt dat contract over zolang het loopt. Als dat de leverancier
geld kost, is dat zo. De samenleving betaalt dat dan. Maar de wetgever moet ook controleren
of er geen boeven op die markt komen. Ik ben dus nog steeds geneigd om mijn voorstel
beter te vinden dan dat van u, collega Grinwis. Ik weet dat ik collega Erkens aan
mijn zijde heb.
De voorzitter:
Een aantal collega’s gaat u toch proberen te overtuigen, te beginnen met mevrouw Koekkoek,
dan de heer Erkens en dan mevrouw Postma.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Mijn vraag gaat over een ander stukje, dus ik weet niet of ik ga meehelpen met overtuigen.
Overigens heb ik bewondering voor het enthousiasme van de heer Bontenbal over dit
onderwerp. Ik wil nog een vraag stellen over de energiegemeenschappen. Ik snap de
oproep om behoudend te zijn en niet vooruit te lopen. Tegelijk zie je dat men in andere
landen – Spanje, Portugal, Oostenrijk, Italië – al veel verder is met het delen van
energie. Dat roept bij mij de vraag op of we niet te behoudend zijn. Ziet de heer
Bontenbal ook negatieve uitwerkingen in die andere landen waardoor hij vindt dat we
hier rustiger aan moeten doen?
De heer Bontenbal (CDA):
Dat zou eerst vereisen dat we met elkaar echt goed inzicht krijgen in wat er in die
andere landen gebeurt. De energiemarkten zijn best wel verknoopt en Europa dwingt
ons inmiddels wel om op een redelijk vergelijkbare manier te werken, maar nog steeds
zijn er ontzettend veel verschillen. Via de lobby kwamen er stukken naar ons toe waarin
ik best wel wat verwijzingen heb gezien naar wat er in andere landen gebeurt. Maar
die stukken zijn vaak niet heel duidelijk. De omschrijvingen van hoe het in die andere
landen dan werkt, zijn vaak ook niet heel helder. Het feit dat iets in een ander land
gebeurt, wil ook nog niet zeggen dat wij het zomaar moeten overnemen. Ik zeg dus geen
nee, maar ik zeg alleen: laten we het heel zorgvuldig doen, dan inderdaad goed met
elkaar bekijken wat er in die andere landen gebeurt, daar lessen uit leren en dan
met een goed debat bekijken hoe ver Nederland daarin wil gaan.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Eens, hoor, dat we niet alles van andere landen moeten overnemen. Tegelijkertijd zegt
men bijvoorbeeld in Oostenrijk: als zo’n energiegemeenschap helpt bij het tegengaan
van netcongestie, dan krijg je een belastingvoordeel. Dat lijkt mij een goed voorbeeld,
dat Nederland over zou moeten willen nemen. Terug naar dit debat. Het gaat er niet
om dat we vooruit willen lopen, maar het lijkt me wel belangrijk om voldoende te toetsen
of deze Energiewet genoeg haakjes kent om dat soort mogelijkheden toe te staan. Ik
denk dat dit nog wel wat ruimer kan. Vandaar dat ik de vraag op tafel leg of we niet
nu toch al iets meer zouden moeten toewerken naar wat we mogelijk van andere landen
kunnen overnemen, omdat je dat dan wel vast moet leggen in deze wet.
De heer Bontenbal (CDA):
Het voorbeeld van Oostenrijk is natuurlijk heel goed, want dat is iets wat wij hier
ook zouden willen. Middels bepaalde contracten met een netbeheerder zou je de voordelen
willen kunnen benutten als gemeenschap, platform of collectief op het moment dat je
dan helpt met je collectief om de netbelasting lager te krijgen. Of dat dan moet via
een vergoeding of via een vergoeding door de netbeheerder – dat laatste zou mijn voorkeur
hebben – dit soort contracten kunnen nu ook al gesloten worden met de netbeheerder.
Dus in die zin kan een energiecoöperatie dat al doen. Uw tweede vraag ging over het
haakje. Mijn vraag zou dan zijn: wat regelt dat concreet? Wat gaan we nou in die wet
aanpassen en wat maakt dat dan mogelijk? Alleen maar zeggen dat er iets meer ruimte
moet komen, is voor mij niet gedefinieerd genoeg om er ja of nee op te kunnen zeggen.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik wou eigenlijk meedoen aan het interruptiedebat met de heer Grinwis zo-even. Volgens
mij willen we als Kamer hetzelfde, namelijk een oplossing vinden voor de situatie
die we gezien hebben in de energiecrisis, waarbij Welkom Energie omviel en mensen
niet terechtkonden bij een andere energieleverancier, hun voorschotten kwijtraakten
en ga zo maar door. Daar zoeken we volgens mij gezamenlijk een oplossing in. Mijn
vraag aan de heer Bontenbal is de volgende. Verwacht hij dat een veilingstructuur
fors minder maatschappelijke kosten met zich brengt dan een garantiefonds? Is er een
argument dat ten faveure pleit voor zijn voorstel?
De heer Bontenbal (CDA):
Ik had eigenlijk stiekem gehoopt dat u over allocatiepunten zou beginnen.
De heer Erkens (VVD):
Nee, nee.
De heer Bontenbal (CDA):
Daar heb ik namelijk zo mijn best op gedaan, meneer Erkens. Ik denk natuurlijk dat
het goedkoper is, maar zeker weten doe ik het niet. Dus ik denk dat een veiling inderdaad
maatschappelijk goedkoper is, maar keihard bewijs heb ik niet. Zo eerlijk moet ik
ook zijn.
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ga ook nog even door op die veilingen en over het failliet gaan van energiebedrijven
waardoor contracten niet gehonoreerd kunnen worden. Een veiling klinkt heel erg mooi.
Echter, als er sprake is van een bundeling van contracten die op dat moment eigenlijk
te goedkoop zijn voor de markt die er op dat moment is, niet een beetje goedkoper
maar zodanig dat er een grote factor tussen zit, dan is mijn angst dat niemand erop
gaat bieden. Hoe voorziet de heer Bontenbal dat in zijn voorstel?
De heer Bontenbal (CDA):
Juist als de contracten te goedkoop zijn, is de kans op faillissement het grootst.
Als het dure contracten waren geweest, was die leverancier namelijk niet failliet
gegaan. Het bod op een veiling kan dus negatief zijn. De kans is dus aanwezig dat
de leverancier die het klantenbestand overneemt, een bedrag krijgt van de overheid
in plaats van dat er betaald wordt. De overheid staat overigens niet garant. Via een
veiling ga je het klantenbestand overnemen. Als er allerlei lijken in de kast zitten,
zoals goedkope contracten waar verlies op wordt gedraaid, dan springt de overheid
bij. Dat zijn dus kosten die de overheid maakt. En anders had je dat via een garantiefonds
gedaan. Ik denk dat het via zo’n veiling goedkoper is dan via zo’n garantiefonds.
De voorzitter:
Ik denk dat we hiermee aan het einde zijn gekomen van de inbreng van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
U heeft ook nog interrupties, mevrouw Beckerman.
De voorzitter:
Wellicht kom ik in mijn eigen inbreng nog terug op de allocatiepunten, maar dat zullen
we niet weten voordat we andere sprekers hebben gehoord. Ik ga naar de heer Kops namens
de PVV.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We spreken over de nieuwe Energiewet en vandaag in dit debat
gaat het dan specifiek over de gebruikerskant, dus huishoudens en bedrijven. Voordat
ik op de wet zelf inga, heb ik eerst de vraag: hoe vinden zij, de mensen thuis, de
huishoudens, gezinnen maar ook ondernemers, dat het tot dusverre met de energietransitie
gaat? Of beter gezegd: hoe worden zij door die energietransitie geraakt? Een kleine
bloemlezing. Eind vorig jaar werd bekend dat het hoogspanningsnet in Overijssel overvol
is en op slot gaat. In Gelderland is de ellende niet minder groot. Pas vanaf 2027
is er weer plek op het stroomnet voor bedrijven die willen uitbreiden. Het gaat niet
bepaald goed. Maar het zijn niet alleen bedrijven die worden getroffen. Een klimaatbewuste
nieuwbouwwijk in Nijmegen, toch een heel groene stad, werd bij gebrek aan plek op
het elektriciteitsnet aangesloten op dieselaggregaten. Voor nieuwbouwwoningen in Krommenie
geldt hetzelfde verhaal; ook die draaien op diesel. In Utrecht is eveneens ellende.
Ook daar kunnen woningen niet op het volle net worden aangesloten. Datzelfde volle
net vormt nu als een soort vicieuze cirkel een bedreiging voor de nieuwbouw. Of Veldhoven:
daar kan een nul-op-de-meterschool waarschijnlijk pas in 2028 een aansluiting krijgen.
De oplossing is een enorme accu ter grootte van een zeecontainer. Nogmaals, voorzitter,
het gaat allemaal niet bepaald goed.
We hebben het beste elektriciteitsnet ter wereld, met een betrouwbaarheid en beschikbaarheid
van meer dan 99%. Nog wel althans, want alleen al het hebben van een elektriciteitsaansluiting
wordt blijkbaar steeds minder vanzelfsprekend. Als je als huishouden eenmaal lekker
duurzaam bezig bent en denkt het goed voor elkaar te hebben, niet in de laatste plaats
omdat de overheid dat zo graag wil, kun je bedrogen uitkomen. Er zijn talloze voorbeelden
van woonwijken die bijvoorbeeld voor heel veel geld van het gas af zijn gehaald, waar
de bewoners nu in de ellende zitten. Recent nog in Utrecht: lekkende, ratelende warmtepompen,
uitvallende verwarming en ventilatie en dan ook nog een straal water uit een stekkerdoos.
De aannemer heeft dit laatste opgelost door de boel droog te föhnen. Echt waar! Ik
moest het drie keer lezen, maar het schijnt echt zo gegaan te zijn. Kortom, dit zijn
allemaal praktijkvoorbeelden om niet bepaald vrolijk van te worden. De conclusie moge
helder zijn: die hele energietransitie loopt allesbehalve gesmeerd.
Wat doet dan nu de Energiewet die hier voorligt? Diezelfde energietransitie verder
faciliteren. De Energiewet vervangt de huidige Elektriciteitswet en Gaswet. Het is
een wet van maar liefst 124 pagina’s, waar ook nog de implementatie van Europese regels
in is verwerkt. Het doet toch een klein beetje denken aan de Omgevingswet. We weten
allemaal dat de invoering daarvan vooral vanwege de complexiteit niet heel soepel
is verlopen. Dan is het toch heel verstandig om te gaan kijken naar wat er nu precies
verandert en wat hetzelfde blijft. De Energiewet is, zoals de Minister het zelf formuleert,
het fundament voor de energietransitie; «het fundament». Eigenlijk is dat heel treffend
geformuleerd, want precies daar gaat het dus al jarenlang fout. Die energietransitie
wordt namelijk al jarenlang doorgedrukt zonder dat er een fundament was; zie bijvoorbeeld
de problemen met netcongestie. Het is alsof je eerst een huis gaat bouwen en dan pas
de fundering gaat regelen. Dat werkt niet.
Voorzitter. «Het doel van de Energiewet is de transitie naar schonere, hernieuwbare
bronnen van energie» en «het realiseren van een CO2-vrije energievoorziening». Het zijn zomaar wat citaten van de Minister. Dat gezegd
hebbende, wat doet deze wet dan concreet voor die eindafnemers, de huishoudens? In
de wettekst zelf komt de term «algemene maatregel van bestuur» 70 keer voor en de
term «ministeriële regeling» zelfs 117 keer. Oftewel: heel veel is concreet nog niet
geregeld. Dus nogmaals de vraag: op welke manier en in welke mate gaan huishoudens
er met deze wet op vooruit? Dat wil ik graag weten.
Voorzitter. De Energiewet moet zorgen voor, ik citeer, «meer rechten en bescherming,
zoals betere contractuele bescherming ten aanzien van opzegging, overstappen, facturering,
klachtenbehandeling, dynamische energiecontracten et cetera». Dat klinkt allemaal
heel redelijk, maar wat houdt het in? Ik begin bij de kwetsbare afnemers en ...
De voorzitter:
Wilt u heel even pauzeren? Er is een vraag voor u van mevrouw Rooderkerk van D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ja, want ik ben wel benieuwd in welk licht ik deze bijdrage moet zien. Ik hoorde over
een slechte aannemer. Dat is natuurlijk niet fijn om te horen. Ik hoorde ook andere
kritische geluiden. Ik ben benieuwd of de PVV van plan is om voor of tegen de Energiewet
te stemmen.
De heer Kops (PVV):
Ik ben pas vijf minuten aan het woord en ik heb volgens mij een kwartier spreektekst.
Misschien wil mevrouw Rooderkerk gewoon even afwachten wat ik verder nog te vertellen
heb. Dit was een soort inleiding.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is een goede cliffhanger dan. Ik ben heel benieuwd. Ik wacht even af om te horen
wat het oordeel van de PVV wordt. Het is goed om kritische vragen te stellen, maar
het lijkt mij goed dat we wel doorgaan met ons klimaatbeleid. Dat is van belang voor
heel veel huishoudens en voor al die Nederlanders die zitten te wachten op wat de
formerende partijen gaan doen.
De heer Kops (PVV):
Ja, daar wil ik dan wel graag op ingaan, want wat mevrouw Rooderkerk nu zegt, is precies
waar het fout gaat. We behandelen hier een hele complexe energiewet, in twee WGO’s,
met ook nog een plenaire afronding en noem het allemaal maar op. We gaan nog urenlang
spreken over deze wet en de gevolgen daarvan voor onze energievoorziening, specifiek
voor de huishoudens, specifiek voor de bedrijven, maar mevrouw Rooderkerk heeft haar
conclusie al klaar: de transitie moet namelijk doorgaan. Dat is precies het probleem.
De afgelopen jaren is die transitie doorgedrukt terwijl het fundament, dat deze wet
dus feitelijk is, ontbrak. Kijk, en dát is verkeerd gegaan. Daarom zitten zo veel
mensen thuis nu in de ellende. Dat is mede als gevolg van die transitie.
De voorzitter:
Mevrouw Rooderkerk, uw zesde interruptie.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik sla hier toch eventjes op aan. De PVV wil meedoen in het landsbestuur, terwijl
deze partij heel vaak elke vorm verbetering wil tegenhouder of zelfs door de shredder
wil halen. Talloze kundige ambtenaren, de sector en de Minister hebben gewerkt aan
een huzarenstukje, maar de PVV wil liever schoppen en zeuren. Ik ben benieuwd hoe
de PVV dan de problemen op het energienet die zojuist benoemd werden, gaat oplossen
zonder deze Energiewet.
De heer Kops (PVV):
Misschien moet mevrouw Rooderkerk gewoon even de rest van mijn betoog afwachten. Ik
wil haar er wel op wijzen dat de problemen rond netcongestie juist het gevolg zijn
van de energietransitie, waar zij zo’n voorstander van is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zei het al: kwetsbare afnemers. Dat zijn dan de huishoudens
voor wie in geval van wanbetaling het afsluiten van energie ernstige gevolgen zal
hebben. Ten eerste, voor welk huishouden heeft dat geen ernstige gevolgen? Want energie
is een basisbehoefte. Ten tweede, hoe wordt die groep kwetsbare afnemers eigenlijk
gedefinieerd? Er worden in de memorie van toelichting meerdere criteria opgesomd.
Die klinken allemaal heel redelijk. Ik noem inkomensniveaus, het percentage van het
besteedbaar inkomen aan energie-uitgaven, efficiëntie van huizen en de kritieke afhankelijkheid
van elektrische apparatuur om gezondheidsredenen. Maar het klopt toch dat de Minister
uiteindelijk niet voor al deze criteria heeft gekozen? Feitelijk verwijst hij alleen
maar naar de definitie in de Regeling afsluitbeleid. Hij zegt namelijk: een kwetsbare
afnemer is een kleinverbruiker voor wie de beëindiging van het transport of de levering
van elektriciteit of gas zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg zou hebben.
De vraag is dus: beperkt die groep van kwetsbare afnemers zich tot mensen met bijvoorbeeld
medische apparatuur, voor wie het afsluiten van energie directe, grote gezondheidsrisico’s
tot gevolg heeft? En iemand die bijvoorbeeld in een tochtige woning zit, weinig te
besteden heeft maar wel veel geld kwijt is aan energie? Ik noem een gezin, hardwerkende
mensen, kinderen, mensen die letterlijk in de kou zitten. Kan de Minister aangeven,
volgens zijn eigen definitie, waarom die mensen niet kwetsbaar zouden zijn? Graag
een reactie.
Voorzitter. Dit raakt natuurlijk allemaal aan het groeiende probleem van energiearmoede.
Er zijn mensen die simpelweg de energierekening niet kunnen betalen. Je hoeft niet
onder de term «kwetsbaar» te vallen om toch in de problemen te komen. Maar ja, als
je dan niet onder die term «kwetsbaar» valt, kun je dus, althans sneller, wel worden
afgesloten. Wat verstaat de Minister eigenlijk precies onder energiearmoede? Moet
dat ook niet heel concreet afgebakend worden hier in deze wet?
Voorzitter, ik zie dat er een vraag is. Zal ik even pauzeren?
De voorzitter:
Zeker. Er is een vraag voor u van de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is een heel terechte vraag van de heer Kops. Dit raakt ook aan een ander punt,
namelijk: hoe kom je kwetsbare huishoudens tegemoet als de energieprijzen de pan uit
rijzen? Hoe kijkt de heer Kops daartegenaan? Wat zou je dan moeten doen? Moeten we
dan weer overgaan tot rigoureuze maatregelen als energieprijsplafonds, zoals in 2022?
Of moeten we overgaan tot generieke koopkrachtmaatregelen, zoals hogere specifieke
toeslagen? Hoe denkt hij over de mogelijkheid van de bevoegdheid voor de ACM om een
sociaal tarief te kunnen rekenen?
De heer Kops (PVV):
Ik vind het moeilijk om me nu, in dit debat, vast te pinnen op één concrete maatregel.
Ik zeg eerlijk dat ik dat moeilijk vind. Dat raakt natuurlijk ook aan de formatietafel.
Maar ik denk wel dat we kunnen concluderen dat de energielasten in zijn algemeenheid
te hoog zijn. Die zijn structureel te hoog. De energieprijzen, de marktprijzen, zijn
historisch gezien nog steeds hoog. Maar kijk ook zeker naar de kant van de overheidsheffingen.
Kijk naar hoeveel belasting er geheven wordt op energie. Ook aan die kant zou je natuurlijk
kunnen gaan draaien. Volgens mij bestaat ongeveer de helft van de energierekening
uit belastingen. Als we kijken naar de belasting op gas, hebben we zo’n beetje de
allerhoogste van heel Europa, niet alleen van de EU maar van heel Europa. Daar zou
je ook eens heel goed naar kunnen kijken.
De voorzitter:
Grinwis, zesde interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben het ermee eens dat we daarnaar zouden moeten kijken. Ik heb daar ook ideeën
voor. Ik heb amendementen ingediend, die ook zijn aangenomen, om iets te kunnen doen
aan bijvoorbeeld de energiebelasting op gas voor huishoudens. Maar dat is natuurlijk
nog niet echt een antwoord op de vraag. De energiebelasting is nu helaas inderdaad
hoger dan de energieprijs zelf. Maar in extreme gevallen, zoals in 2022, leidde de
prijsontwikkeling van gas uiteindelijk daadwerkelijk tot een extreme prijsstijging.
Dan voldoet een beetje draaien aan knoppen niet meer. Althans, dan is dat een hele
dure optie. Een andere optie is een sociaal tarief. Dat is volgens mij niet per se
iets wat aan de formatietafel hoeft te worden besproken. Het is meer de vraag of je
in deze wet de mogelijkheid van een bevoegdheid voor de ACM vastlegt om wel of niet
te kunnen rekenen met een sociaal tarief. Dat is toch geen formatievraag? Het is volgens
mij een vrij eenvoudige vraag. Ik daag de heer Kops dus toch uit om op dit punt, namelijk
alleen maar de bevoegdheid vastleggen in de wet, te reflecteren.
De heer Kops (PVV):
Het is heel interessant wat de heer Grinwis hier vertelt. Ik begrijp dus dat dat in
een amendement van hem is verwerkt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mogelijk.
De heer Kops (PVV):
Een mogelijk amendement. Ik wou namelijk zeggen: laat ik het amendement dan eerst
eens heel goed gaan lezen, want dat heb ik nog niet gedaan. Maar dat kon dus ook niet.
Ik wil er heel graag naar kijken, zeker. Dan kom ik er in een later stadium op terug.
De voorzitter:
Helder. De heer Bontenbal, CDA, heeft nog een interruptie.
De heer Bontenbal (CDA):
Collega Kops van de PVV prikkelt graag. Ik zou dat toch graag een beetje terug willen
doen. Het is heel goed dat u opkomt voor mensen in de knel, mensen die last hebben
van energiearmoede en van hoge energietarieven, maar er staat hier nog een olifant
in de kamer. Dat is de salderingsregeling. Door het niet afschaffen daarvan – uw partij
heeft tegengestemd, net als overigens de BBB en GroenLinks-PvdA – is er een gat van
een paar honderd miljoen geslagen in de begroting. Dat moet nu ergens opgelost worden
in de Voorjaarsnota. Dat gaat ook iemand betalen. U zegt dat u wilt dat mensen met
een krappe beurs en in tochtige huurwoningen niet de hoofdprijs betalen. Dan is het
gewoon ook fair om eerlijk tegen je kiezers en tegen Nederland te zeggen: we gaan
de salderingsregeling wel afschaffen, stapsgewijs en op een eerlijke manier, maar
het is nodig. Dan moet je daar niet voor wegduiken. Ik hoop dat u dat ook aan de onderhandelingstafel
gewoon gaat regelen.
De heer Kops (PVV):
En de vraag is?
De heer Bontenbal (CDA):
Dit is een kinderachtig trucje, als je precies weet wat de vraag is. De vraag is:
wilt u gewoon consequent zijn en uw verhaal over energiearmoede doorvertalen in uw
positie over de salderingsregeling? Anders vind ik ’m namelijk goedkoop en voor de
bühne.
De heer Kops (PVV):
Zo. «Goedkoop en voor de bühne», zegt de heer Bontenbal. Hij zegt ook nog «kinderachtig».
Zal ik eens even heel eerlijk vertellen wat kinderachtig is? Deze vraag die de heer
Bontenbal mij stelt. Ik krijg een beetje een déjà vu, want volgens mij is dit zo’n
beetje de vijfde of de tiende keer dat hij deze vraag, in eerdere debatten, aan mij
heeft gesteld. Exact dezelfde vraag. Ik zou dus aan de heer Bontenbal willen vragen
of hij werkelijk zo vergeetachtig is dat hij zich mijn antwoord niet meer kan herinneren.
Moet ik nu hetzelfde antwoord gaan geven of verwacht hij dat ik een ander antwoord
geef? Of leest de heer Bontenbal gewoon even de Handelingen terug van die andere debatten?
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben gelukkig niet vergeetachtig. Wat ik van die keren onthouden heb – dat waren
overigens niet vijf tot tien keren – is dat u nooit antwoord heeft gegeven. Dat is
het punt. Er zit hier gewoon een verschil tussen een pleidooi voor mensen die in energiearmoede
zitten en het concrete standpunt van de PVV als het over salderen gaat. Daar zit gewoon
een heel groot gat tussen. Dat is inconsequent. U heeft al die keren ... Ik blijf
het proberen, totdat ik een echt antwoord krijg. U hoeft er geen antwoord op te geven.
Het standpunt matcht niet met uw verhaal over energiearmoede.
De heer Kops (PVV):
Dat zo veel mensen in de energiearmoede zitten, komt mede door de torenhoge belasting
op gas, en daar heeft de heer Bontenbal mede voor gezorgd de afgelopen jaren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil het nog hebben over het overstappen. Dat zou ook allemaal
beter en makkelijker worden met dit wetsvoorstel. De Minister schrijft dat het wetsvoorstel
voor alle eindafnemers het recht bevat om over te stappen op een andere leverancier.
Oké, maar de vraag is: dat recht hebben zij nu toch ook al, dus wat verandert er?
Wat wordt er op dit punt beter? Hetzelfde geldt voor de facturering. De Minister schrijft
dat energieleveranciers kosteloos factureringsinformatie moeten verstrekken. Oftewel:
energierekeningen moeten helder zijn. Dan is wederom de vraag: wat wordt er nu anders;
wat wordt er nu beter? Natuurlijk, de energierekening moet veel inzichtelijker worden.
Het gaat namelijk om heel veel geld. Je moet weten waar je voor betaalt. Maar een
jaar geleden hadden we hier een debat waarin het ging om onduidelijke en onleesbare
jaarrekeningen. Ook de ACM trok toen aan de bel en zei: dat kan niet, die jaarrekeningen
moeten veel beter. Wat is er sindsdien eigenlijk gebeurd? Wat is er sindsdien veranderd?
Voorzitter. Om te voorkomen dat malafide energieleveranciers een vergunning kunnen
krijgen, worden de regels aangescherpt. Althans, de wet bevat delegatiegrondslagen
die het mogelijk maken om verscherpte vergunningseisen op te nemen, zoals dat dan
heet. Oftewel: eigenlijk is het concreet nog helemaal niet geregeld. Klopt dat?
De Minister wil, zo schrijft hij, aanscherpingen realiseren ten aanzien van de eisen
aan de kwaliteit van de bedrijfsvoering, het toezicht op de governance en integriteit,
het beheersen van de risk exposure en een periodieke stresstest. Dat klinkt allemaal
veelomvattend, maar hoe komt dat er in de praktijk precies uit te zien? Welke eisen
aan de kwaliteit van de bedrijfsvoering worden aangescherpt en op welke punten gaat
dat dan nu blijkbaar mis? Hoe gaat dat toezicht op de governance en de integriteit
precies werken? Waar schort het nu dan blijkbaar aan?
Verder wil de Minister het periodiek overleggen van een verklaring omtrent het gedrag
bij de aanvraag van een vergunning verplichten. Oké, maar gaat dat echt het verschil
maken? Kan de Minister nog eens duidelijk maken hoe deze aanscherpingen er in de praktijk
voor gaan zorgen dat malafide energieleveranciers, die echt bewust de boel belazeren,
zich opeens netjes aan de regels gaan houden of uit de energiemarkt verdwijnen? Graag
een reactie.
Voorzitter. Momenteel is in de wet geregeld dat het verlenen, wijzigen of intrekken
van een vergunning een bevoegdheid is van de Minister. De ACM is gemandateerd om dat
namens hem uit te worden. Dat verandert met de Energiewet. Het verlenen, wijzigen
of intrekken van een vergunning is hierin een geattribueerde bevoegdheid van de ACM.
Mijn vraag is: waarom is hiervoor gekozen? Betekent dit dat de Minister feitelijk
minder bevoegdheid krijgt? Verandert er materieel ook echt iets? Graag een reactie.
Hoe vaak is het tot dusverre voorgekomen dat een vergunning daadwerkelijk is ingetrokken?
Wat verwacht de Minister wat dat betreft van zijn nieuwe wet? Een voorbeeld. Enkele
dagen geleden werd bekend dat de Hollandse Energie Maatschappij een boete heeft gekregen
van 1,1 miljoen euro, vanwege telefonische misleiding van consumenten. Eind vorig
jaar greep de ACM ook al in en eiste toen dat het bedrijf snel de financiën en administratie
op orde moest krijgen. Anders kon de vergunning worden ingetrokken. Stel nu dat de
Energiewet al van kracht was geweest, inclusief alle aanscherpingen voor de vergunningverlening.
Welk verschil zou dat dan mogelijk in dit geval hebben kunnen maken? Graag een reactie.
Het ging dus om telefonische misleiding. Daar hebben we in de Kamer al heel vaak over
gesproken. De conclusie was telkens dat telefonische verkoop van energiecontracten,
maar ook verkoop aan de deur, eigenlijk heel onwenselijk is. Het gaat om contracten
van duizenden euro’s. Ook de ACM heeft zich hiertegen uitgesproken. Klopt het dat
hiervoor niets in deze Energiewet is geregeld? Waarom niet? Kan de Minister dit alsnog
doen? In de wet is immers geregeld dat «de eindafnemer door zijn leverancier voorafgaand
aan het sluiten van de overeenkomst duidelijk wordt geïnformeerd over wat de overeenkomst
inhoudt.» Laten we eerlijk zijn: dat kan toch helemaal niet aan de telefoon of aan
de deur? Graag een reactie.
Ik zei het al aan het begin van mijn betoog: wat levert het wetsvoorstel de huishoudens
concreet op? In de memorie van toelichting geeft de Minister daar nota bene zelf antwoord
op: De materiële gevolgen voor de groep van «burgers» is zeker positief, maar moet
ook niet overschat worden. Wat betekent dit? Hoe zit het dan met de energierekening?
Als er iets is waar huishoudens zich zorgen over maken, is dat het wel. In de memorie
van toelichting van bijna 500 pagina’s – ik heb zitten control-F’en – komen de woorden
«betaalbaar» en «betaalbaarheid» slechts tien keer voor. In alle tien de gevallen
is het verre van concreet. Dus hoe zit het? Ik citeer de Minister opnieuw. «De factuur
die een individuele burger van zijn leverancier ontvangt, bestaat uit verschillende
onderdelen. Dit wetsvoorstel heeft geen directe gevolgen voor deze onderdelen.» Dus
wat schieten de huishoudens in energiearmoede hiermee op? Helemaal niets.
Concluderend: wat zijn we aan het doen voor die huishoudens behalve het verder faciliteren
en uitrollen van de energietransitie, waar diezelfde huishoudens juist zo veel last
van hebben? Sterker nog, eind vorig jaar bleek uit onderzoek dat de energietransitie
niet leidt tot lagere maar tot hogere kosten. Dit decennium gaan huishoudens en bedrijven
maar liefst 92% meer voor hun energie betalen. In de tien jaar daarna gaan ze nog
eens bijna een derde meer betalen. Dat is bizar. Kan de Minister toezeggen dat hij
dat absoluut niet gaat laten gebeuren?
Ik dank u.
De voorzitter:
Ik dank u ook, meneer Kops. U heeft gesproken namens de PVV. Dan gaan we nu luisteren
naar mevrouw Postma, die spreekt namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. We zijn al een tijdje bezig met z’n allen. Ik ga daarom sommige
dingen uit mijn betoog overslaan of kort samenvatten.
Toen wij in 1998 ... «Wij» kan ik eigenlijk niet zeggen. Toen onze voorgangers een
wet neerlegden, behandelden, waaide er in Nederland een wind van dingen naar de markt
brengen. Het liberalisme zat er toen in. Volgens mij moeten we die wet ook op die
manier lezen. Ik heb deze wet vooral gelezen vanuit de bescherming van de consument,
want ik denk dat we kunnen concluderen dat de markt baat heeft gehad voor sommigen,
maar zeer nadelig is geweest voor anderen. Wij vinden dat die balans is doorgeschoten.
Als ik alle verhalen van de acht voorgaande sprekers hoor, dan zit diezelfde blik
daarin: we moeten veel meer richting consumentenbescherming.
Collega Kops zei het net al mooi: het woord «algemene maatregel van bestuur» is hier
70 keer aan gekoppeld en het woord «ministeriële regeling» 110 keer. Ministeriële
regelingen hoeven niet langs de Kamer en niet alle algemene maatregelen van bestuur
hoeven hier behandeld te worden, alleen wanneer wij om een voorhangprocedure vragen.
Ik heb een hele belangrijke vraag aan de Minister: welke bril wordt er opgezet bij
het bekijken van deze wet en bij het schrijven van de ministeriële regeling en de
algemene maatregel van bestuur? Is dat de bril van de liberalisering, waarbij de markt
alle kanten op mag, of is dat de bril van het beschermen van de consument? Onze vraag
zou zijn om alsjeblieft de bril van de consumentenbescherming op te zetten, want alleen
daarmee kunnen wij naar ons idee een mooie wet neerleggen.
De voorzitter:
Daar is meteen een vraag over van mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het inderdaad een mooie vraag om neer te leggen bij de Minister, maar ik heb
in het vervolg daarop nog een vraag. Mevrouw Postma gebruikt de woorden «consument»
en «consumentenbescherming». Ik merk aan een aantal sprekers dat ze het niet hebben
over een «consument», maar over een «gebruiker», een «huishouden» of, in mijn geval,
een «burger». Als we zeggen dat energie een basisvoorziening is, zouden we dan niet
met name de gebruiker in staat moeten stellen om die basisvoorziening betaalbaar tot
zich te nemen in plaats van consumentenbescherming als zodanig centraal te stellen?
De voorzitter:
Overigens komt het woord «consument» 133 keer voor.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is een mooie toevoeging, mevrouw Beckerman.
Absoluut. Mevrouw Kröger zegt het mooi. Ik denk dat ze impliciet ook een beetje verwijst
naar energie delen, waar ze zich zo hard voor maakt. Hoe moeten we dit met z’n allen
zien? Volgens mij moeten we veel meer kijken naar de gebruiker en naar hoe we dingen
van onderop met elkaar mogelijk kunnen maken. Het is daarbij heel belangrijk dat bepaalde
groepen die dit niet kunnen, niet buiten de boot vallen. Dat komt ook veel aan bod.
Dat hoor ik bij andere sprekers ook. Ik hoor veel gemeenschappelijkheid voorbijkomen.
Dat is een mooie winst die we met elkaar hebben geboekt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik begin met de constatering dat er twee wetten worden samengevoegd. Volgens mij vroeg
de heer Grinwis hier ook aandacht voor in zijn betoog, maar ik wil dit nogmaals benadrukken.
Ik had vroeger een geschiedenislerares, mevrouw Van den Berg. Toen ik in vwo 4 vroeg
of ik door moest gaan met geschiedenis, zei ze: «Wytske, geschiedenis is heel belangrijk,
want het is zo belangrijk om te leren van je verleden zodat je dezelfde fouten in
de toekomst niet meer maakt.» Toen begreep ik dat nog niet helemaal, dus toen heb
ik geen geschiedenis gekozen. Maar het is een van de dingen die mij wel altijd is
bijgebleven. Ze had wel gelijk. Daarom heb ik de volgende vraag aan de Minister. De
wet heeft het toen in de Eerste Kamer niet gehaald. Ik heb het over de Stromwet. Ik
hoor de heer Grinwis zeggen dat dat een verhouding van 38 tegen 37 was. Maar er zijn
een aantal kritische Eerste Kamerleden geweest die hebben gezegd dat die wet op bepaalde
punten niet voldoet. Welke punten zijn dat? En de volgende vraag: hoe is de Minister
vervolgens aan de slag gegaan om ervoor te zorgen dat diezelfde fouten met die samenvoeging
niet in deze wet zitten?
Het is mijn eerste WGO, dus ik moest even kijken hoe ik het ging aanpakken. Ik heb
het heel saai artikelsgewijs aangepakt. Om de ambtenaren die hier twee zaaltjes verder
zitten dus een beetje te helpen, noem ik het artikel op met de vragen die erbij zitten.
Ik hoop dat de Minister het ook op die manier aan mij terugkoppelt, want dat vind
ik wel praktisch. Nogmaals, voor mij is het heel belangrijk dat de bril van consumentenbescherming,
of de huishoudens of hoe we het ook noemen, wordt opgezet en dat er niet vanuit het
grote bedrijfsleven wordt gekeken. We moeten alles gaan bekijken door de bril van
consumentenbescherming. Mijn fractie is heel positief over de micro-ondernemingen,
die via dit wetsvoorstel eigenlijk veel meer rechtsbescherming krijgen dan eerst.
In mijn lezing vallen ook de zzp’ers daaronder, maar ik wil graag de bevestiging dat
zij in deze definitie ook onder een micro-onderneming vallen. We zijn heel positief
over het samenwerken en het delen van energie via peer-to-peerhandel, de energyhubs
en de cable pooling, die later komt.
Dan ga ik naar artikel 2.2, over het op afstand uit moeten kunnen lezen van je meter.
Waarom is dat toegevoegd? Volgens mij is het op dit moment zo dat energiebedrijven
desnoods ook langskomen om een controle te doen. Klopt het dat dat dan gewoon niet
meer mogelijk is? Geldt dit alleen voor nieuwe gevallen? En wat is de implicatie daarvan?
Artikel 2.2 gaat specifiek over peer-to-peerhandel, maar ik haak even aan op energiemeters
in het algemeen. Een aantal van ons hebben nog meters die terugdraaien. Volgens mij
zijn dat er in Nederland meer dan 10.000. Hetzelfde geldt voor de domme meter, die
je nu nog kan aanvragen. Ik heb al eerder in een ander debat een motie ingediend,
die door een ruime Kamermeerderheid is aangenomen, over het belang van het beschermen
van data, waarbij de consument, of het huishouden of hoe je het ook noemt, actief
moet kunnen aangeven dat hij die data beschikbaar stelt en niet andersom. Hoe kan
dat terugkomen in deze wet? Mogen al die mensen die nog een terugdraaimeter hebben
of die bewust hebben gekozen voor een domme meter omdat ze er niet van houden om te
veel data te leveren, die meter ook nog behouden als deze wet is aangenomen?
Dan ga ik door naar artikel 2.3, over peer-to-peer energie delen en energiegemeenschappen.
Ik vroeg me af of er een maximum is op het aantal peers dat mag aansluiten. Ik vraag
me ook een beetje af hoe dit in de praktijk nou gaat uitpakken. We hadden het erover
of het, zoals meneer Bontenbal heel mooi zei, niet alleen een administratieve handeling
is. Hoe werkt zoiets? Mag je een peer-to-peergroepje maken met iemand die in Groningen
zit die iets deelt met iemand in Maastricht? Zo ja, wat is dan de meerwaarde hiervan,
behalve die administratieve handeling? We hebben een internationale energiemarkt.
Is het mogelijk om in het buitenland een peer-to-peernetwerkje op te zetten of is
dat beperkt? Kan de Minister mij wat meer beeld geven: wat zijn de spelregels precies
wat betreft dat peer-to-peernetwerkje? Wie mag zich aansluiten en wie niet? Mijn angst,
en de heer Bontenbal refereerde er ook al een beetje aan, is dat als mensen in onze
huidige maatschappij energie met elkaar delen, er altijd mensen zijn die geen toegang
hebben tot zonnepanelen of andere vormen van energie. Hoe kijkt de Minister daarnaar
in relatie tot de kosten die kunnen ontstaan en de voordelen voor de andere groep?
Het werd mijn fractie niet geheel duidelijk hoe de transportkosten hierin zijn meegenomen.
Kan de Minister daar wat meer duidelijkheid over geven?
Vervolgens ga ik naar ...
De voorzitter:
Als u even heeft: de zesde interruptie van mevrouw Kröger komt eraan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Over de vraag die mevrouw Postma stelt in relatie tot peer-to-peerhandel. Dat is natuurlijk
iets anders dan energie delen, wat op dit moment niet in de wet zit. Bij energie delen
is het mogelijk om tegen kostprijs-plus – dat zal lager zijn dan een prijs die wordt
vastgesteld door een bedrijf dat nog een andere doelstelling heeft, namelijk winst
maken – lokaal opgewekte stroom aan veel meer mensen aan te bieden, tegen een aantrekkelijke
prijs.
Mevrouw Postma (NSC):
Als ik ’m zo samenvat – omdat het uw laatste interruptie is, moet het even met knikjes
– heeft u het met name over gemeenschappen. Ik stel me dat zo voor dat je geografisch
wat dichter bij elkaar zit en je een coöperatie opzet om met elkaar energie te delen.
Dat doe je ook achter één meter. Begrijp ik dat goed? Dat hoeft niet, zegt ze. Oké.
Ik zie dat toch als een andere vorm. Mijn fractie staat er positief tegenover om dat
soort corporaties en netwerken op te stellen. Ik heb het idee dat het peer-to-peerhandelen
meer een administratief iets is, maar ik heb daar nog niet zo’n goed beeld bij, dus
ik wil daar wat meer over weten van de Minister.
De voorzitter:
Helder. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Dan gaan we naar 2.9, over de dynamische elektriciteitsprijs. Hier staat dat huishoudens
en de micro-ondernemingen die hier gebruik van maken ... Nee, laat ik het anders zeggen.
Als je een contract afsluit met een dynamische elektriciteitsprijs zitten daar ook
risico’s aan. Mij gaat het erom hoe degene die het contract afsluit, wordt gewezen
op die risico’s. Dus in hoeverre strekt de zorgplicht van artikel 2.9, lid 2? Is dat
het mogen noemen van het risico in de kleine letters van het contract? Of is dat,
zoals we bij andere financiële producten kennen, een actieve zorgplicht, waarbij degene
die zich hierbij aansluit hier echt op gewezen wordt? Dat geldt wat mij betreft dan
meteen voor huishoudens en de micro-ondernemingen.
Artikel 2.15 gaat over een opzegvergoeding van huishoudens. Ik zoek even naar waar
de Minister aan denkt qua hoogte en voorwaarden. Dit wordt ook weer geregeld via een
ministeriële regeling. Zit daar een termijn aan? Zitten daar maximumbedragen aan?
Dat ook weer vanuit de gedachte van de consumentenbescherming en vanuit het oogpunt
dat het wel allemaal redelijk en betaalbaar moet zijn.
Ik zie trouwens dat de Minister weer een grote schare fans heeft achter het glas.
Dat is wel weer mooi om te zien!
Dan gaan we naar artikel 2.22 en 2.5, die gaan over de leveringsplicht. Daar zit het
vangnetartikel in, of eigenlijk níét in. Daar is al eerder over gesproken. Ook mijn
fractie is groot voorstander van een vangnetregeling. Er zit nog iets anders in dat
artikel. Dat heet «redelijke prijs». «Redelijk» is zo subjectief als ik weet niet
wat. Wat voor ons redelijk is, vanuit de consument of vanuit het huishouden gedacht,
is voor een energieleverancier niet redelijk, omdat die daar zijn winsten niet mee
haalt. Mijn vraag aan de Minister is wat «redelijk» is en hoe die vangnetregeling
er alsnog in gezet kan worden. Ook hiervoor overweeg ik een amendement in te dienen,
maar ik geloof dat andere fracties hier ook al mee bezig zijn.
Dan gaan we naar de modelcontracten in 2.23. Er worden nu twee vormen neergezet. In
principe lijkt een modelcontract heel erg leuk, maar je kan ook een modelcontract
met voorwaarden neerzetten die gewoon heel erg duur zijn. Dan heb je als consument
of als huishouden eigenlijk ook geen optie. Bovendien verwachten we dat er meerdere
modelcontracten mogelijk zijn omdat je ook zonnepanelen gaat krijgen op daken, waardoor
je ook wil terugleveren. Hoe kan je dan een nieuw modelcontract in deze wet krijgen?
Wie is daar verantwoordelijk voor? Moet dat via de ACM of ergens anders?
Er is ook al veel gesproken over de kwetsbare afnemers. In de memorie van toelichting
gaat het daarover op pagina 40 en 41. Mijn vraag is: wie is dan de kwetsbare afnemer?
Ik geloof dat de heer Kops daarover gesproken heeft, maar ook anderen voor mij. Die
definitie vinden wij heel belangrijk. Zoals ik net al in een interruptie liet blijken,
mag die wat ons betreft vrij breed zijn. Ook een kind dat zijn huiswerk niet kan doen
omdat er thuis geen stroom is, vinden wij een kwetsbaar gezin, waarbij het kind leerachterstand
kan krijgen. Datzelfde geldt als je later elektriciteit nodig hebt voor het verwarmen
van je huis. In de kou zitten heeft een indirect effect op je gezondheid. Ook dat
is wat ons betreft een kwetsbaar huishouden. Dat zijn dus niet alleen de huishoudens
waarbij er acute zorg is als er geen medische apparatuur op het stroomnet kan worden
aangesloten, maar ook andere huishoudens. Die definitie is wat ons betreft vrij breed.
Dat maakt dit ook een heel ingewikkeld onderwerp, omdat er dan zo veel mensen onder
gaan vallen. Daarom is het juist belangrijk om deze er echt goed uit te lichten, met
elkaar door te lichten en te bespreken en hierover overstemming met elkaar te vinden
voordat we die wet accepteren of goedkeuren voor plenaire behandeling. Dus ik zie
hier eigenlijk heel graag een hele uitgebreide toelichting op door de Minister. Als
dit niet in de tweede termijn lukt, wil ik de Minister vragen om een toezegging te
doen dat hij die toelichting in een brief aan de Kamer geeft vóór de plenaire behandeling,
zodat we dit onderwerp met z’n allen goed beet kunnen pakken.
Dan ga ik naar een gevoelig onderwerp, artikel 2.29: salderen. Er werd net al een
beetje naar verwezen. Het staat hier als een klein haakje in de wet, maar het is natuurlijk
de hete aardappel die we voor ons uit schuiven. Er staat hiervoor geen termijn of
wat dan ook. Kunnen wij dit later, als wij hier met z’n alleen een besluit over hebben
genomen, weer onder fietsen? Wat zijn de mogelijkheden met hoe dat nu in die wet staat?
Er zijn geen interrupties meer, maar wat zouden mijn collega’s hier graag een vraag
over willen stellen! Volgende week gaan we hiermee aan de slag, hoor ik van de heer
Grinwis.
Artikel 2.44 gaat over beschikking over meetinrichting. Ik had het net over die «domme»
meter en de oude meter die terugdraait. Zoals ik net al vroeg: mag ik inzicht in wat
dit betekent voor de mensen die die meter hebben? Hoeveel zijn er daarvan in Nederland?
En hoe werkt het als er een uitfaseermoment moet komen? Mogen mensen aangeven dat
ze echt niet willen dat de overheid al hun gegevens heeft en dat ze dat willen kunnen
beperken?
Dan de andere vraag: wie is er verantwoordelijk voor de meetapparatuur? Want ook die
slimme meters blijken af en toe niet zo slim te zijn. Ze kunnen snel kapotgaan en
ze kunnen foute data doorgeven. Wat zijn de mogelijkheden voor de consument om aan
te geven: de data die door de meter is doorgegeven, klopt niet; ik kan bewijzen dat
dat anders is? Dat zie ik nog niet goed genoeg terug in artikel 2.8 over de klachtenprocedure.
Kan de Minister daar inzicht in geven?
Bij artikel 2.8 moest ik ook even denken aan die peer-to-peerhandel. Als we die met
z’n allen opzetten, hoe gaat het dan in de praktijk werken als een van hen niet kan
leveren? Hetzelfde geldt straks voor wat we willen met corporaties of energiegemeenschappen.
Als één iemand daarvan het contract niet kan nakomen, wat betekent dat dan voor de
anderen? Wie is daar verantwoordelijk voor?
Na mijn volgende punt ga ik naar hoofdstuk 4. Mijn laatste punt van hoofdstuk 2 gaat
over de ACM. Die is ook al verschillende malen genoemd. Het gaat over de telefonische
verkoop, waarvan ook de ACM aangeeft dat we die absoluut moeten willen stoppen. Ik
heb daar een amendement voor, waaraan ik nu nog de laatste hand aan het leggen ben.
Ik probeer dat voor de tweede termijn via Bureau Wetgeving in te dienen. Mijn vraag
is of de Minister daar een reactie op kan geven. Het gaat er in ieder geval over dat
we de telefonische verkoop van energiecontracten willen verbieden.
De heer Flach (SGP):
Ik heb even afgewacht tot de collega klaar was met het behandelen van hoofdstuk 2.
De salderingsregeling kwam ook even langs. Daar is het onlangs in de Eerste Kamer
over gegaan. De fractie van NSC is niet vertegenwoordigd in de Eerste Kamer, dus we
hebben geen kennis kunnen nemen van hun opvattingen daaromtrent. Ik ben dus benieuwd
of mevrouw Postma iets meer kan zeggen over de opvatting van de NSC-fractie over de
salderingsregeling.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank voor de vraag. Wat NSC betreft moeten we de salderingsregeling afbouwen. We zien
het als niet sociaal richting de mensen die nu de rekening moeten betalen. Dat is
dus de inzet die wij zouden willen neerleggen.
De voorzitter:
Helder. Er is nog een zesde vraag van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
En dus ook mijn laatste, zegt u daarmee indirect, voorzitter. Dat zei u heel subtiel.
Ik heb een vraag over het amendement over het verbod op telefonische verkoop. Wij
zijn ook voor een verbod daarop. Daarover hebben we eerder een motie gesteund. Volgens
mij was die van het CDA en mevrouw Kröger. Alleen, er kwam wel uit dat dat juridisch
gezien gewoon niet kan in Nederland. Als uw amendement het haalt en dat in de wet
komt te staan, is de wet strijdig met Europese wetgeving. Hoe ziet u dat voor zich?
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is inderdaad de feedback die ik kreeg van Bureau Wetgeving. Ik ben dus ook op
Europees niveau aan het bellen om te kijken hoe dat kan. Consumentenbescherming is
namelijk iets wat primair in je eigen land hoort te liggen. Ik vind het echt heel
erg gek dat wij als Nederland vanuit Brussel niet het recht hebben om onze eigen consumenten
te beschermen. Dat is echt zo’n onderwerp dat op Nederlands niveau hoort te zitten.
Met dit amendement wil ik dus ook een signaal afgeven. Er wordt gezegd: het kan niet,
want Europa. Maar ik wil weleens weten of het echt niet kan vanwege Europa. Ik vind
het zo raar dat Europa de bevoegdheid zou kunnen hebben op dit gebied terwijl dit
echt iets nationaals is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Dan gaan we het hebben over hoofdstuk 4: energiedata, gegevens en processen. Ik had
erop gewezen dat ik eerder een motie heb ingediend die gaat over het principiële recht
dat bepaalt van wie de data zijn vanuit de gegevens die je levert. Toen kwam ook de
beeldspraak naar voren van Minister Jetten die wel of niet in de meterkast zou zitten
en daaruit zou springen. Die aangenomen motie geeft aan dat iedereen zijn eigen data
moet kunnen houden, tenzij personen zelf die data overhandigen. Dat is een verschil
met «wij hebben recht op alle data en willen die uitlezen». Dat is voor ons heel belangrijk
en zo hebben we dat ook gelezen.
Ik ga naar artikel 4.1, over gegevens en processen. Dat artikel gaat erover dat je
allerlei gegevens wilt hebben en moet kunnen gebruiken. Hier is het heel belangrijk
dat er goed omgegaan wordt met de persoonsgevoelige informatie. Wat zijn de plannen
van de Minister om te controleren of hier correct mee wordt omgegaan door alle betrokken
partijen? Het gaat dan dus echt om de bescherming van data en het omgaan met de data.
Er staat wel: als er een datalek is, moeten we rapporteren. Maar het gaat ons om de
fase eerder. Hoe worden de data goed beschermd? Dat geldt dan ook voor de elektronische
bescherming, dus de bescherming tegen cybercrime.
Dan gaan we naar 4.13, over de controle van gegevens door de registerbeheerders. Ik
verwees er net al even snel naar dat het gaat over de slimme meters en de gebrekkige
kwaliteit daarvan die we in sommige gevallen hebben gezien. Hoe kan de Minister waarborgen
dat, indien er alsnog fouten worden gemaakt aangaande de gegevens, de afnemer deze
fouten zelf kan doorgeven, waardoor die na deze indiening terecht worden verwerkt?
Op dit moment staat dat was ons betreft nog niet duidelijk genoeg in het artikel.
Dan gaan we naar 4.21, over gegevensbescherming en gegevensbeveiliging. Dat artikel
gaat echt over de beveiligingspoot. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen
dat we goed beschermd worden tegen de veiligheidsrisico’s die ontstaan met al die
data? De energiebedrijven zullen daar goed mee bezig moeten zijn, maar ook anderen.
Daarna verwachten wij dat de kans reëel is dat we met AI, artificial intelligence,
aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat we beter kunnen netwerkbalanceren. Mijn fractie
vraagt of deze wet daar voldoende op voorbereid is. Is de gegevensbescherming voor
de klanten dan op orde? Is er voldoende bescherming tegen cyberaanvallen? Wie heeft
de verantwoordelijkheid voor het beschermen van het systeem als geheel? Dat werd ons
niet helemaal duidelijk. Het Agentschap Telecom ziet in deze wet geen adequate juridische
basis voor de volledige invulling van toezicht en uitvoering door hetzelfde agentschap
onder de netcode voor cybersecurity. Is het agentschap daar bijvoorbeeld het goede
voor of moeten we daar een ander voor neerzetten? Is de Minister het ermee eens dat
we iemand neer moeten zetten om ervoor te zorgen dat dit echt goed geregeld wordt
voor de toekomst? Want als deze wet net zolang meegaat als de andere – we waren grappig
genoeg al met elkaar aan het delen welke telefoons we hadden toen die wet inging –
dan zitten wij al in een wereld waarin AI veel gebruikt wordt, denk ik. Daar moet
deze wet dus ook mee om kunnen gaan. Kan de Minister dus een reflectie geven op het
belang hiervan?
Dan heb ik een aantal punten even snel weggelaten die wel genoemd worden. Die gaan
over het waarborgfonds. Daar hebben we het net in interrupties al over gehad. Onze
fractie staat er ook achter dat dit goed geregeld wordt. Ook is energiearmoede verschillende
malen genoemd. Ook dat vinden wij een ontzettend belangrijk punt.
Tot slot had ik een hele kleine vraag. Kunnen wij de term «cable pooling» gewoon vervangen
door kabelbundelingen? De Nederlandse taal is zo prachtig, dus daar kunnen we die
term ook wel mee uitdrukken.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract. Mevrouw Koekkoek, u stak uw
hand op. Is dat om uw inbreng te leveren of om een vraag te stellen? Het gaat om een
interruptie en dat mag zeker.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik vind «kabelbundeling» overigens een mooi woord. Ik had een vraag over datadeling.
Ik denk dat het goed is om daar kritisch op te zijn, zoals we iedere keer kritisch
zijn op datadeling. Maar ik lees ook dat de AVG onverkort van toepassing is; het kader
voor het beschermen van datadeling is er dus in principe. Ik vroeg me dus af waar
de zorgen specifiek zitten.
Mevrouw Postma (NSC):
De AVG zit er inderdaad goed in. Als huis genereer je data. Iemand kan uitlezen wanneer
je thuis bent, namelijk op het moment wanneer je je verwarming aanzet of wanneer je
bepaalde apparaten gaat gebruiken, dus wanneer er een energievraag is. Niet iedereen
heeft er voldoende vertrouwen in dat de data die geleverd wordt, ook deze data, dus
niet alleen je AVG, goed genoeg beschermd wordt. Daarnaast zit het principiële ’m
erin dat wij als NSC vinden dat degene die de data genereert, de eerste eigenaar is.
Die kan pas de data delen als hij dat wil. NSC is voorstander van contracten waarbij
mensen hun gebruik afstemmen op bijvoorbeeld de momenten dat de zon schijnt, om op
die manier beter gebruik te kunnen maken van het net. Maar ten principale willen wij
dat het recht, die actie, bij de gebruiker ligt, en nergens anders.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Koekkoek, nog een interruptie?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Daarop doorvragend. Volgens mij, maar misschien vergis ik me daarin ... Ik wil wel
even toetsen of wij dat anders zien. De AVG zegt eigenlijk: «Als het over persoonsgegevens
gaat, ben je inderdaad eigenaar. Je moet als dienst of als overheid aan heel strikte
voorwaarden voldoen om die op te kunnen vragen.» Dus daarin zit dat toetsingskader.
Wat zou er dan concreet nog meer of anders moeten gebeuren om de beveiliging van die
data te verbeteren? Daar zag mijn vraag op.
Mevrouw Postma (NSC):
Het gaat erom dat we merken dat we steeds meer slimme apparatuur in huis krijgen die
je af kunt lezen. De wens is een beetje dat een energiebedrijf dat dan al eerder aan
kan zetten. Denk bijvoorbeeld aan een warmtepomp die wordt aangezet wanneer de energie
goedkoop is, en niet wanneer die duur is. In principe kom je dan achter de voordeur
van een huishouden. En wij willen gegarandeerd hebben dat dat alleen maar kan als
iemand expliciet toestemming heeft gegeven. Die bewustwording vinden wij heel belangrijk.
Het mag dus niet in kleine lettertjes in een contract staan, maar het moet echt een
bewust overdrachtsmomentje zijn.
De voorzitter:
Voordat ik verderga naar mevrouw Koekkoek: de planning was om eerst alle sprekers
in eerste termijn te doen en dan te gaan lunchen, zodat de Minister de voorbereiding
van de beantwoording ook in de lunchpauze kon doen. Een aantal collega’s wil misschien
toch nu schorsen. Ik kijk even wat de voorkeur heeft. Zullen we gewoon nog twee sprekers
doen? Kijk, dat is toch een mooie overtuigende meerderheid. Dan ga ik naar mevrouw
Koekkoek, fractie van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Ik kom op de belangrijkste vraag, die een paar woordvoerders al
hebben overgeslagen. In 1998 zat ik op de basisschool. Toen had ik de discussie met
mijn ouders over of ik een telefoon mocht. Mijn ouders wonnen die discussie door aan
te geven dat ze het doel en het nut nog niet zagen. Dat is een paar jaar later wel
goed gekomen. Maar het doel en het nut: dat is het bruggetje naar deze wet.
Voorzitter. Want dat doel en nut staan hier niet ter discussie. Het is een noodzakelijke
wet, die onze ambities om echt werk te maken van de klimaattransitie ondersteunt,
maar die ook de wetten die we nu hebben, moderniseert, en ervoor zorgt dat de Europese
wetgeving die er aankomt ook weer goed geïmplementeerd kan worden. En, het belangrijkste:
het brengt de energie weer dichter bij de mensen.
Over wat de wet doet en over de doelen heb ik nog wel een vraag, met name of die toekomstproof
zijn. Er werd al eerder aan gerefereerd door collega’s: we weten dat er straks twee
belangrijke ontwikkelingen uit Europa komen, namelijk de electricity market design-directive
en het decarbonisation package. Daar heb ik nog geen mooie Nederlandse vertaling voor;
excuus daarvoor. Ondanks dat we het vandaag over de Energiewet hebben, wil ik even
stilstaan bij deze twee Europese wetspakketten. Wij hebben signalen gekregen uit de
sector die eigenlijk oproepen tot terughoudendheid ten aanzien van de wet en zeker
ook van amendementen, met het argument dat deze twee pakketten nog moeten worden geïmplementeerd.
Nu lijkt het me dat er al conclusies bestaan in het Europees Parlement en de Raad.
Die zijn ook gepubliceerd. Ik lees die alsof er in de aankomende wetgeving uit Europa
geen barrières zitten om te vertragen in de wet, of om mogelijke amendementen aan
te nemen, zoals een mogelijkheid tot het creëren van energie delen. Maar kan de Minister
dit specifieke punt ook bevestigen? Klopt het dat de wet in deze zin toekomstproof
is en dus de mogelijkheid laat om de Energiewet alvast te amenderen, mocht dat politiek
gewenst zijn? En daarbij heb ik ook de volgende vraag. Stel dat die twee pakketten
die er aankomen, niet worden aangenomen of anders worden aangenomen dan hoe ze nu
lijken voor te liggen, in de conclusies die nu voorliggen, wat doen we dan? Hoe moeten
we daar dan op handelen?
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, wil ik nog één opmerking vooraf maken die niet over
Europa, maar over de wet zelf gaat. We zien namelijk dat er heel veel in de wet nog
moet worden uitgewerkt in AMvB’s, in algemene maatregelen van bestuur. Ik snap dat
er voor AMvB’s gekozen is, juist ook met het oog op die aankomende Europese wetgeving
en de snel veranderende energiemarkt. Tegelijkertijd werpt dat wel de moeilijkheid
op dat je bepaalde politieke keuzes nog niet terugziet in deze wet. Ik vraag de Minister
daarom of hij alvast de denkrichtingen wil meegeven, omdat we dat nog niet duidelijk
kunnen zien. De wet is een beetje een technisch framework waarin bepaalde politieke
keuzes nog gemaakt moeten worden middels de onderliggende wetgeving.
Dan kom ik bij de wet zelf. Ik wil het graag hebben over het delen van energie, de
data-uitwisseling die daarbij plaatsvindt en de flexibiliteit in het sturen op vraag
en aanbod.
Ik wil graag beginnen bij het delen van energie. Volt is voorstander van de mogelijkheid
om energie tussen huishoudens te delen. Dit zorgt voor een fundamentele verandering
van het energiesysteem. In het huidige systeem hebben mensen die bijvoorbeeld geen
ruimte hebben voor zonnepanelen, alleen de mogelijkheid om stroom via contracten af
te nemen bij grote bedrijven, die bijvoorbeeld met grote centrales of zonneweides
energie opwekken. Als we energiedelen echt opnemen in de wet, komt er een wettelijke
optie om eigen, bijvoorbeeld via zonnepanelen geproduceerde, stroom te delen met buren.
We zetten energiecoöperaties daarmee eigenlijk in de wet, en dat vind ik goed. De
mogelijkheid om energie te delen, zorgt voor meer eigenaarschap over die eigen energie
en schept de mogelijkheid voor een eerlijker energiesysteem, omdat het salderen op
deze manier verstandig kan worden afgebouwd. Bij de juiste invulling kan dit netcongestie
ook nog eens tegengaan.
Ik heb daarover een aantal vragen. Volt leest dat het delen van energie de maatschappelijke
kosten verhoogt, bijvoorbeeld doordat het administratieve lasten creëert. Toch zien
we dat energie delen in het buitenland heeft geleid tot lagere energieprijzen. Welke
afweging maakt de Minister hierbij? In de wet staat alleen de mogelijkheid voor peer-to-peerhandelen,
waarbij er altijd een commerciële tussenpartij is als huishoudens energie delen. Waarom
heeft de Minister hiervoor gekozen? Volt wil dit anders wordt in de wet, zodat het
direct delen tussen huishoudens mogelijk wordt.
Voorzitter. Dan de data-uitwisseling die nodig is bij het delen van energie en het
inbouwen van nieuwe energiesystemen. Het is belangrijk om dat goed in balans te brengen
met de privacywetgeving. Toch is ervoor gekozen om geen inzicht te geven bij de netwerkbeheerder.
Zou het dan niet beter zijn om binnen de juiste kaders rondom privacy deze capaciteit
wel over te dragen naar netbeheerders? Ik vraag waarom hier niet voor gekozen is,
en vooral ook om het dilemma te schetsen dat hieraan ten grondslag lag. Het zou in
mijn optiek bijvoorbeeld de stabiliteit kunnen garanderen voor het delen van energie
om wel inzicht in dit soort data te hebben. Tegelijkertijd hebben we net niet voor
niks een interruptiedebat gehad over het belang van privacy en eigenaarschap over
je eigen data.
Voorzitter. Dan de flexibiliteit in het sturen op vraag en aanbod. Eerst wil ik even
specifiek stilstaan bij de oproep van de NVDE tijdens de rondetafel, specifiek het
stukje doorlooptijden van projectontwikkeling en burgers belonen als ze flexibel zijn.
Volt begrijpt dat er voor projectontwikkeling al versoepeling vanuit de EU is gekomen
als het gaat om opwekking van duurzame energie. Duitsland maakt hier al behoorlijk
vaart mee. Wanneer kunnen we hier in Nederland stappen op verwachten. Borgt de wet
dit nog wel voldoende? Mijn indruk is dat dit nog niet voldoende geborgd is.
Dan het sturen op vraag en aanbod vanuit gemeenten. In de voorliggende wet wordt het
de gemeenten en provincies verboden om regels op te stellen in het belang van de energievoorziening.
Hoe kijkt de Minister naar een wijziging waardoor dit wel mag, mits de lokale regels
het belang van de energievoorziening en -transitie niet doorkruisen? Er kan namelijk
vaart gemaakt worden op deze manier. Dat is echt nodig. Ik geef een voorbeeld. Een
woonwijk mag alleen gebouwd worden als deze aan specifieke, lokale duurzaamheidseisen
voldoet. Op deze manier kunnen lokale gemeenschappen eigenaarschap nemen op de lokale
energievoorziening. Volt staat hierachter. Ik wil graag een reactie van de Minister
vragen, met de vraag of het genoemde voorstel de wet in zijn ogen ook zou verbeteren.
Dank, voorzitter
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Koekkoek namens Volt. Ik heb de heer Erkens bereid gevonden het
voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Beckerman mag ons naar de lunch toe praten. Het woord is aan haar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel. Ik heb sinds het veelvuldige gebruik van het woord «burgers» door GroenLinks-PvdA
erg veel zin in een vegaburger. Ik zie nu heel veel hongerige gezichten. Ik heb echter
toch nog een wat serieuzere inbreng te leveren. Vandaag en de komende debatdagen spreken
we over het einde van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet 2000 en over de invoering
van de nieuwe Energiewet. Mevrouw Postma zei al terecht dat het ook goed is om terug
te kijken en om te leren van de fouten die toen gemaakt zijn of van de successen die
toen geboekt zijn, dit afhankelijk van wie je bent en waar je staat. De invoering
van beide wetten toen was ook onder druk van de Europese Commissie, maar met zeer
brede steun vanuit de Kamer. Alleen GroenLinks en de SP stemden tegen. Liberalisering
en privatisering, minder overheid en meer markt, zou, zoals toen de belofte was, leiden
tot scherpere prijzen, grotere efficiency en betere dienstverlening. Interessant in
het debat over de Gaswet vind ik toch de woorden van Jan Marijnissen, die toen zei:
«Niemand begrijpt waarom dit nodig is, het is puur ideologie. Opnieuw wordt een deel
van de nutsbedrijven in handen van de overheid ontmanteld. Bijna blind worden nu weer
de gasbedrijven overgeheveld naar de markt.» De heer Marijnissen had het toen niet
over mobieltjes, maar hij had het er wel over dat als je dit tien jaar geleden had
voorgesteld je naar de RIAGG zou worden doorverwezen. Ook dat herkennen veel mensen
nu niet meer, denk ik.
Maar wat is er nou terechtgekomen van die hele liberalisering en marktwerking, van
die lagere prijzen voor huishoudens, meer efficiëntie en betere dienstverlening? Eigenlijk
allemaal niets. Wat de SP betreft is er dan ook alle reden om de marktwerking weer
te stoppen en van energie weer een nutsvoorziening te maken. We zien dat de Minister
bij de Wet collectieve warmte zich echt aan het uitspreken is tegen de markt en voor
publieke warmte, maar bij deze wet zien we eigenlijk dat er weinig lessen worden geleerd
van de marktwerking die energie voor huishoudens vooral duurder maakt, niet zorgt
voor efficiënte en zorgt voor steeds minder planning en sturing en daardoor een overvol
net. Waarom kiest het kabinet, ondanks een negatief advies van de ACM en de Raad van
State, ervoor om de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet 2000 samen te voegen? We hebben
de antwoorden op deze vragen in de nota kunnen lezen, maar deze lijken niet in te
gaan op de specifieke punten die ACM en Raad van State noemen.
Wat de SP betreft moeten de tarieven voor huishoudens rechtvaardig zijn. Dat klinkt
als een open deur, maar we vinden dat dit met deze nieuwe wet onvoldoende geregeld
is, want onder de huidige Gaswet en Elektriciteitswet is een leverancier verplicht
te leveren tegen redelijke tarieven en voorwaarden waar de ACM vervolgens via de zogeheten
vangnetregulering op toeziet. Dit vangnet komt echter te vervallen door de voorliggende
wet. Met dit stuk verzwakt dit wetsvoorstel de positie van consumenten of huishoudens
nog verder. In de nota van wijziging is nu gelukkig toch gekozen om af te zien van
het schrappen van een redelijke prijs in de wetgeving door aanpassing in de nieuwe
Gasrichtlijn. Maar wat is «redelijk»? Als een leverancier een redelijke prijs vraagt
die conform de markt is maar die markt als geheel overwinsten maakt, dan zijn de prijzen
wat de SP betreft nog steeds niet redelijk. Daarom is het essentieel dat de ACM de
bevoegdheid houdt om een vervangend maximumtarief voor te schrijven via een vangnetregulering.
In dit wetsvoorstel ontbreekt deze bevoegdheid. Die ontbreekt omdat het kabinet ervan
overtuigd is dat dit moet van Europese wetgeving, maar wat de SP betreft is dit onjuist.
De Europese Elektriciteitsrichtlijn biedt juist wel ruimte om in gevallen van onvoldoende
concurrentie en stijgende prijzen in te grijpen. Graag een reactie.
Wat niet failliet mag gaan, hoort wat de SP betreft gewoon niet op een markt thuis.
Bij energie is de positie van huishoudens bij faillissementen gewoon heel erg slecht
geregeld. Hoewel wij het meeste zien in het niet op de markt brengen of het terugpakken
van energie van de markt, vinden we dat het ook goed is om te kijken hoe we het in
de huidige situatie beter kunnen regelen. Over het compensatiefonds is al veel gezegd.
Ook ACM en Consumentenbond pleiten ervoor en ook wij voelen er echt voor. Het tweede
betreft het overwegen van nationalisatie bij faillissement, zoals in het Verenigd
Koninkrijk. Dat heeft als voordeel dat klanten van een failliete leverancier niet
geconfronteerd worden met een nieuwe leverancier die mogelijk zeer hoge tarieven rekent.
Ook verkleint dit de kans dat tegoeden van klanten bij hun leverancier niet worden
uitbetaald. Het kan ook het verlies van uitstaande tegoeden voorkomen. Het is niet
een heel gek middel. Nationalisatie heeft eerder plaatsgevonden, bijvoorbeeld in de
bankensector. Dat heeft Nederland ook gedaan. Dus waarom zou je dat niet ook doen
bij energie? Het is immers zo’n basisbehoefte.
Ik spreek nu als laatste, waardoor al veel mensen dit gezegd hebben, maar wij vinden
ook dat we kwetsbare afnemers echt beter moeten beschermen. We hebben in de nota naar
aanleiding van het verslag gevraagd waarom er geen eenduidige definitie is opgenomen
van een kwetsbare afnemer. We hebben het kabinet gevraagd om een definitie op te stellen
die recht doet aan de complexiteit van energiearmoede met in de definitie aandacht
voor slecht geïsoleerde woningen, volatiliteit in de prijzen en een richtlijn voor
een maximaal percentage aan energiekosten ten opzichte van het inkomen. Nu is er in
de nota van wijzigingen toch voor gekozen om een definitie van een kwetsbare afnemer
op te nemen, op basis van artikel 28 van de Europese Richtlijn 2019/944, maar dit
is gewoon niet verhelderend. Volgens de Minister zou er een breed scala aan instrumenten
in ons socialezekerheidsstelsel zijn die genoeg bescherming zouden bieden. Dat is
toch gewoon niet waar? We krijgen rapport op rapport, en bericht op bericht van mensen
die zeggen dat zij de energierekening niet meer kunnen betalen. Wat de SP betreft
is dit echt onvoldoende geregeld en moeten wij dit ook echt opnemen voordat we verdergaan.
Ik ben nu niet de voorzitter, maar ik wil de voorzitter er even op wijzen dat er iemand
is die heel graag wat wil zeggen
De voorzitter:
Dank u dat u mij wilt helpen en mij, als tijdelijk voorzitter, hierop attendeert.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Postma voor een vraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, u was zo druk met uw telefoon. Ik dacht: misschien moet ik een appje sturen
om te zorgen dat ik het woord krijg. Dat past in deze tijd.
De voorzitter:
Dat was een stuk beter gegaan.
Mevrouw Postma (NSC):
Mevrouw Beckerman hield net een heel mooi betoog over het feit dat er geen definitie
van een kwetsbaar huishouden of een kwetsbare consument is. Wat zou in haar ogen daaronder
vallen? Tot hoever wil ze gaan? Hoe zou zij die definitie neer willen zetten?
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is echt een heel terechte vraag. Ik zei daar net drie dingen over, maar ik zoom
een beetje uit. Ik vind dit wel lastig. In onze ideale situatie zou energie weer een
publieke voorziening zijn en zouden we ook breder zicht moeten hebben op de prijzen
die huishoudens betalen. De heer Kops zei dat ook terecht. We moeten niet alleen kijken
naar de winsten die bijvoorbeeld gemaakt worden, maar zeker ook naar de belastingen
die geheven worden. Al onze voorstellen die vooral op deze huidige wet van toepassing
zijn, zijn voor ons – «second best» vind ik lelijk – tweedekeusoplossingen. Binnen
het huidige stelsel waarin de markt zo dominant is, maar waarin ook die hoge belastingen
zitten, proberen we toch naar oplossingen te zoeken. Maar onze voorkeur gaat uit naar
het weer publiek maken van energie. Binnen dat stelsel zouden wij een definitie willen
hebben waarmee je er recht aan doet dat een bepaald percentage van je inkomen naar
energie gaat.
Daar is de kanttekening bij te maken dat juist mensen die hun energierekening niet
meer kunnen betalen, hun huis minder verwarmen, waardoor het percentage niet heel
hoog is. Wij vinden dat er aandacht moet zijn voor de kwaliteit van de woning, omdat
nog steeds te veel woningen van slechte kwaliteit zijn, en voor de volatiliteit van
de prijzen. Wij vinden dus dat het echt een brede definitie moet zijn, waarbij je
er oog voor moet hebben dat energie zo’n basisbehoefte is dat je daar nooit van zou
moeten worden afgesneden.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik kan best wel wat overslaan. Wat wel interessant is – dat zie je ook aan het aantal
amendementen dat wordt ingediend – is dat er breed wordt nagedacht over verschillende
instrumenten om deze wet rechtvaardiger te maken. Het lastige is natuurlijk dat, wanneer
wij iets aanmelden bij Bureau Wetgeving, zij niet mogen vertellen dat een collega
dat al heeft aangemeld, maar omdat we vandaag wel een reactie van de Minister willen,
meldt iedereen hetzelfde aan, wat niet het meest praktisch is en vooral heel veel
werk kost.
Laat ik nog een aantal punten maken over eerlijke prijzen, transparantie en toezicht.
Ik wil de Minister toch een citaat van de Consumentenbond voorleggen. De Consumentenbond
stelt het volgende. «De felle concurrentie tussen energieleveranciers heeft geleid
tot een woud aan verschillende energiecontracten met verschillen in looptijd, frequentie
van tariefaanpassingen, groene of mogelijk grijze oorsprong, prijs per eenheid, vaste
kosten en welkomst- en loyaliteitsbonussen. Ook zijn er energiecontracten die alleen
beschikbaar zijn voor specifieke groepen huishoudens. Dit maakt het voor consumenten
zo goed als onmogelijk om adequaat te kunnen vergelijken. (...) De Consumentenbond
stelt vast dat er alle aanleiding is voor een sterke regierol van de overheid, en
dringt erop aan deze ook op te nemen in de wet. De overheid dient de lange termijn
in het oog te houden en striktere kaders aan de energieleveranciers op te leggen.»
Ik zeg dit omdat we die wet ooit ingevoerd hebben met de belofte aan huishoudens dat
er meer transparantie zou zijn. Nu blijkt dat dat niet zo is. Eigenlijk doet de wet
daar, wat ons betreft, te weinig aan. Ons voorstel is om loyaliteits- en welkomstbonussen
in de wet te verbieden. Zou het kabinet dat kunnen doen? We zien dat deze bonussen
tot ondoelmatige besteding van marketingbudgetten leiden en ver buiten de kerntaak
van de levering van energie liggen. Het maakt het nóg veel complexer en minder transparant
voor huishoudens om prijzen te kunnen vergelijken.
De regering zegt in antwoord op onze vraag hierover dat bonussen kunnen zorgen voor
een interessant aanbod. Is dat nou echt voldoende reden voor de regering om prijsvergelijking
lastiger te maken voor huishoudens? De Minister wil de voorwaarden rondom bonussen
in energiecontracten wegschuiven in lagere regelgeving. Waarom kiest de regering hiervoor?
Waarom wordt in de Energiewet niet duidelijk gemaakt wat de voorwaarden zijn? Bij
het benadelen van de transparantie rond loyaliteits- en welkomstbonussen zouden juist
onafhankelijke prijsvergelijkers dat kunnen vergroten. Is de regering ertoe bereid
om vanuit de overheid het heft in hand te nemen om een prijsvergelijker op te richten
waarbij alle huishoudens in Nederland terechtkunnen? De Minister deelt dat hij het
nut inziet van het stimuleren van onafhankelijke prijsvergelijkers. Wij zien echter
niet in de Energiewet terug hoe deze stimulering vormgegeven wordt. Kan de Minister
dat verder toelichten?
Het wetsvoorstel voor de Energiewet bevat een bepaling waarin staat dat naast het
aanbieden van het huidige doorlopende modelcontract, energieleveranciers ook verplicht
zijn om een modelcontract met vaste tarieven aan te bieden voor minimaal twaalf maanden.
Het is de taak van de ACM om dit modelcontract dan vast te stellen. Echter, zonder
specifieke richtlijnen over hoe de werkelijke extra kosten van zonnepanelen moeten
worden doorberekend, is het onduidelijk of en op welke manier de ACM deze kosten zal
verwerken bij het vaststellen van de modelcontracten. De SP is van mening dat de overheid
ook op dit gebied duidelijke richtlijnen moet vaststellen.
Ik wil ook nog iets opmerken over de dynamische prijzen. De SP vraagt de regering
om kritisch te kijken naar de toename van het aantal contracten met een dynamische
prijs. Energiecontracten met een vaste prijs zijn bedoeld om mensen te beschermen
tegen pieken en dalen in de energieprijs en zo de rekening te verdelen over het jaar.
Dat maakt budgetteren makkelijker. Dynamische tarieven zorgen ervoor dat het risico
van prijsschommelingen weer volledig wordt gedragen door individuele huishoudens in
plaats van gesocialiseerd over alle huishoudens en energieleveranciers samen. Het
gevolg is dat kapitaalkrachtige huishoudens kunnen genieten van de voordelen van dynamische
tarieven, omdat zij voldoende bestand zijn tegen die prijspieken. Maar dat geldt niet
voor alle huishoudens in Nederland. Wij willen dus echt dat deze wet wordt aangescherpt
om te voorkomen dat huishoudens nog kwetsbaarder worden en te zorgen dat zij beter
beschermd worden tegen al die grillen van de markt.
Ik wil nog even reageren op iets wat eerder is gezegd. Mevrouw Kröger is er nu helaas
even niet. Wij zijn een heel groot voorstander van alle voorstellen die gedaan worden
om huishoudens als collectief een betere positie te geven. Maar wij maken ons er heel
erg veel zorgen over dat een kleine groep die dat kan, straks een mooi energiesysteem
zonder winstoogmerk heeft, terwijl de markt er dan juist zal zijn voor de grote groep
huishoudens die vaak ook kwetsbaarder zijn. Dat zou een heel onwenselijke uitkomst
zijn. Als het ideaal is om af te stappen van energie als markt, als iets waarmee winst
wordt gemaakt, waarom bekijken we dan niet hoe we dat juist voor zo veel mogelijk
huishoudens kunnen doen?
Voorzitter. Ik laat het hierbij voor mijn eerste termijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan draag ik het voorzitterschap weer over aan u over.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we toe aan de lunch. Het kabinet zal heel spoedig onze vragen
moeten gaan beantwoorden, maar er waren al 160 vragen gesteld voordat de twee laatste
sprekers aan het woord kwamen. Dat betekent dat er toch wel enige tijd nodig zal zijn
voor de voorbereiding van de beantwoording. Het is nu 13.45 uur. Zullen we om 14.30
uur doorgaan?
Minister Jetten:
Voorzitter, ik denk dat we om kwart over wel weer kunnen beginnen. Ik zal in mijn
eigen eerste termijn wel vrij veel tijd nodig hebben om alle vragen te beantwoorden.
De voorzitter:
Helemaal goed. Dan gaan we om 14.15 uur verder.
De vergadering wordt van 13.43 uur tot 14.22 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag en welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag
is aan de orde de Energiewet. Dit is het eerste wetgevingsoverleg van twee wetgevingsoverleggen,
waarna nog een plenaire afronding zal volgen. Voor de lunchpauze hebben we geluisterd
naar de inbreng van de Tweede Kamer in eerste termijn. Nu gaan we luisteren naar de
beantwoording in eerste termijn door de Minister. Ik geef graag de Minister het woord.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Dank dat u allen zo veel tijd en moeite heeft besteed aan
dit wetsvoorstel, een belangrijk wetsvoorstel. Ik kon aan de inbreng wel merken dat
een aantal van u het ook echt van voor tot achter gespeld heeft. Ze zijn hard aan
het werk om alle vragen zo veel mogelijk te beantwoorden. Het stapeltje dat ik bij
me heb, is nog niet eens alles. Er zijn tegen de 200 vragen gesteld, grotendeels ook
uniek. Ik probeer ze nu zo goed mogelijk te beantwoorden. Sommige zaken zal ik schriftelijk
nog nader uitleggen.
Ik heb zo meteen een korte inleiding en wat overkoepelende vragen. Dan ga ik achtereenvolgens
in op het volgende. Eén: het belang van consumenten, in het bijzonder de contracten.
Twee: het belang van consumenten, en dan het toezicht op leverancier en redelijke
prijzen. Daarna betaalbaarheid, daarna energie delen en energiegemeenschappen en dan
salderen. Daarna komt de netcongestie. Tot slot data, en helemaal tot slot nog een
aantal overige vragen. Ik zal, waar dat lukt, proberen om de amendementen vandaag
al te appreciëren.
Voorzitter. De nieuwe Energiewet legt het fundament voor belangrijke veranderingen
in het energiesysteem van Nederland, die helpen om klimaatverandering tegen te gaan
en minder afhankelijk te worden van de import van fossiele brandstoffen. Want Nederland
zet de knop om, van de manier waarop we onze energie opwekken tot de manier waarop
we ons huis verwarmen. Dat vraagt niet alleen een grote verbouwing van ons energiesysteem,
maar ook nieuwe wetgeving die past bij dat energiesysteem van de toekomst. De Energiewet
bevat de hoofdstructuur, met de belangrijkste bevoegdheden en verplichtingen. Het
wetsvoorstel bevat grondslagen voor nadere uitwerking in onderliggende regelgeving.
Dat betekent niet dat elke grondslag een aparte AMvB tot gevolg heeft. We voorzien
op dit moment één overzichtelijke AMvB en drie ministeriële regelingen. Ik hoorde
in eerste termijn een aantal van u zeggen dat er 70 keer wordt verwezen naar een AMvB
en meer dan 100 keer naar een ministeriële regeling. Dat klopt; er wordt vaak naar
verwezen. Maar als het goed is, krijgt u dus één overzichtelijke algemene maatregel
van bestuur en drie ministeriële regelingen. Daar zit natuurlijk voor een groot deel
technische uitwerking in, maar u krijgt de AMvB sowieso met een voorhangprocedure,
ook ter beoordeling, langs. Gelet op dit toetsen kunnen we waarschijnlijk na de zomer,
ergens rond oktober, daar de volgende stap in zetten. Ik vind het voor de kwaliteit
van de wetgeving ook van belang dat u er als Kamer heel intensief bij betrokken bent,
dus ik deel daar uw wens.
De nieuwe wet maakt de noodzakelijke versnelling van de energietransitie dus mogelijk,
maar terecht wijst u allen erop dat dat veilig, betrouwbaar en betaalbaar moet zijn.
«Betaalbaar» betekent voor mij ook «rechtvaardige prijzen», waarbij het Rijk de bestaanszekerheid
borgt, maar niet alleen via de energierekening maar ook via ander sociaal en economisch
beleid. Het vraagt namelijk ook wel wat lastige keuzes, eerst voor het kabinet in
de augustusbesluitvorming en daarna natuurlijk ook bij de APB en de Algemene Financiële
Beschouwingen, als je daar verder wilt gaan dan alleen dit wetsvoorstel.
Vandaag hebben we het ook over energiedata, over nieuwe mogelijkheden voor consumenten
om actief te zijn op de energiemarkt en over goede bescherming van consumenten. Voor
energiedata regelt de wet een veilige gegevensuitwisseling tussen netbeheerders, energiemaatschappijen
en afnemers. Ook biedt de wet nieuwe mogelijkheden om zelf actief deel te nemen aan
de energiemarkt voor consumenten, maatschappelijke instellingen en bedrijven. Een
cruciaal doel van de wet is het wettelijk vastleggen van die sterkere positie van
de consument, met stevig toezicht en duidelijkere regels voor leveranciers en andere
marktdeelnemers.
Ik zal er straks nog meer over zeggen, maar een aantal van u heeft gevraagd naar de
gedachte achter deze wet. Dat is toch ook wel de marktwerking behouden waar die nuttig
is, maar die ook strakker insnoeren waar zij te ver is doorgeslagen, ook om daarmee
de positie van de consument beter te beschermen. Ik heb vier korte concrete voorbeelden.
Ten eerste: het te allen tijde garanderen van een verplicht aanbod van vaste modelcontracten
van minimaal een jaar. Ten tweede: het verhogen van de lat voor het krijgen en behouden
van een vergunning om überhaupt te mogen leveren aan consumenten op de Nederlandse
markt. Ten derde: het vastleggen dat bij een overname na faillissement van een energieleverancier
alle oude contractvoorwaarden van de afnemers moeten meeverhuizen naar de nieuwe leverancier.
Ten vierde: het versterken en uitbreiden van de rol van toezichthouder ACM, niet alleen
bij de monitoring maar ook echt bij de naleving van hetgeen we in deze wet afspreken.
Ik kom daar straks uitgebreid op terug.
Ik wilde toch even deze voorbeelden noemen om ook te onderstrepen dat ik de mening
deel met uw Kamer dat dit echt wel een herschikking van de markt is. De heer Grinwis,
mevrouw Kröger en mevrouw Postma hadden heel expliciet gevraagd naar de uitgangspunten
betrouwbaarheid, betaalbaarheid, duurzaamheid en veiligheid. Zijn dat de uitgangspunten
en is dat de bril waarmee ik niet alleen naar het wetsvoorstel kijk, maar ook naar
uitwerking van de AMvB en de ministeriële regeling? Het antwoord daarop is: ja, dat
was de intentie toen we begonnen aan deze wet en dat houden we wat mij betreft ook
vol bij de verdere uitwerking. Er zitten een aantal zaken in waar we het de komende
tijd over moeten hebben.
In het kader van betaalbaarheid heeft u het vandaag veel gehad over een speciaal tarief
of eventueel een waarborgfonds. Ik hoor daar in deze Kamer ook nog verschillende gedachten
over. Het lijkt me interessant om de komende WGO’s en de plenaire afronding te benutten
om te kijken of we een landingsgrond kunnen vinden die ik oordeel Kamer kan geven,
maar die ook tegemoetkomt aan de zorgen die in de Kamer leven. Datzelfde geldt voor
de betrouwbaarheid. We zorgen met deze Energiewet dat er een kader is voor systeembeheerders
met wat zij moeten doen om die betrouwbaarheid te garanderen. Ook nemen we in de Energiewet
een optie voor strategische reserve elektriciteit mee. We toetsen ook bepaalde investeringen
in het systeem. Maar betrouwbaarheid is breder. Denk aan de bouw van nieuwe kerncentrales
of nieuwe windparken op zee. Recent hebben we ook gesproken over gasleveringszekerheid.
We borgen dit dus niet alleen in deze wet, maar we proberen dat ook op een aantal
andere plekken te doen.
Als het gaat om de verduurzaming, maar ook gerelateerd aan de betaalbaarheid van het
systeem als geheel, zit niet alles in de Energiewet. We proberen natuurlijk ook met
het bredere klimaatbeleid, de inzet van het Klimaatfonds en SDE++-middelen ervoor
te zorgen dat we bepaalde investeringen in het systeem ook meedragen als overheid,
zodat daarmee de kosten voor de consument en andere afnemers behapbaar blijven. Uiteindelijk
ligt boven op deze wet de overkoepelende Klimaatwet, waar mevrouw Kröger naar vroeg.
In deze wet heb ik niet actief verwezen naar de doelen die in de Klimaatwet zijn gesteld,
omdat de Energiewet ook gewoon moet voldoen aan de wettelijke doelen die in de Klimaatwet
zijn vastgelegd.
Het is begrijpelijk dat de heer Vermeer, de heer Grinwis en mevrouw Postma nog gevraagd
hebben naar de reflectie van de Raad van State en dat zij gevraagd hebben waarom de
Gaswet en Elektriciteitswet samengevoegd zijn in een nieuwe Energiewet en warmte daar
geen onderdeel van is gemaakt. Wij zien bij de markten van elektriciteit en gas grote
vergelijkbaarheid in het type producenten en leveringen en de manier waarop je daar
als consument mee te maken hebt. De vergelijkbaarheid en de volwassenheid van die
energiedragers is ook groot. We zien dat veel van de Europese wetgeving die wij moeten
implementeren vaak zowel de elektriciteitsmarkt als de gasmarkt raakt. Door beide
in één wet samen te voegen, creëren we denk ik meer overzicht en kunnen we één strak
regime voor consumentenbescherming in één keer goed regelen. Daarom die ene integrale
Energiewet. Toen we in het verleden andere wetten hebben behandeld en soms ook hebben
afgeschoten, was de kritiek: zorg nou voor meer integraliteit. Ik was dus eerlijk
gezegd een beetje verbaasd over dat deel van de reflectie van de Raad van State.
We hebben warmte er niet aan toegevoegd, omdat de warmtemarkt echt een andere is.
Die is vaak veel decentraler en regionaler georganiseerd. Daarom willen we daar met
de Wgiw en de Wcw echt een aparte marktordening voor realiseren. Op de warmtemarkt
zijn ook nog echt veel grotere stappen te zetten om tot meer transparantie en betere
consumentenbescherming te komen.
In het verleden zijn inderdaad eerdere wetsvoorstellen gesneuveld. Mevrouw Postma
vroeg om een reflectie daarop. De Wet STROOM is destijds in de Eerste Kamer met name
wegens het groepsverbod gestrand. Juist het groepsverbod borgt natuurlijk de onafhankelijkheid
van het netbeheer in overheidshanden en zorgt ervoor dat er geen commerciële activiteiten
zijn die drijven op de kurk van gereguleerde inkomsten uit het netbeheer. Nadat de
Wet STROOM was weggestemd, heeft het Ministerie van EZK ervoor gekozen om met de wetgevingsagenda
energietransitie een aantal hele pregnante knelpunten rond die transitie zo snel mogelijk
weg te nemen. Dat is onder andere gedaan met de Wet voortgang energietransitie. Nu
kunnen we met de Energiewet de verdere stroomlijning, optimalisering en modernisering
van de grote brok wetgeving voor elkaar boksen. Ik hoop dat we daarmee ook tegemoetkomen
aan zorgen die aan het verleden in de Eerste Kamer leefden. Ik heb geen idee hoe de
huidige Eerste Kamer daartegen aankijkt, maar ik denk wel dat we hen kunnen meenemen
in de afwegingen die de afgelopen paar jaar op dat vlak zijn gemaakt.
Ik denk dat ik met mijn inleiding deels al ben ingegaan op de uitspraken van mevrouw
Beckerman. We hebben te maken gehad met wetgeving die eind jaren negentig tot stand
is gekomen en die destijds paste bij het politieke denken van dat moment. We zijn
nu op zoek naar een nieuw evenwicht in de ordening van de markt. Dit wetsvoorstel
gaat vermoedelijk niet zover als de SP zou gaan, maar als ik dit wetsvoorstel leg
naast de aanleiding voor de motie-Segers/Marijnissen en het debat dat we daar onlangs
over hebben gevoerd, dan denk ik dat dit wetsvoorstel voorziet in een veel sterkere
rol voor de overheid en voor de toezichthouder op de markt dan we de afgelopen twintig
jaar in dit land hebben gezien. We blijven er nadrukkelijk voor kiezen om bepaalde
elementen van het energiesysteem echt in publieke handen te houden, zoals het netbeheer
van onze energie-infrastructuur.
Op het gebied van warmte ga ik nog een stap verder. Ik denk dat dit wetsvoorstel vooral
heel veel goede waarborgen bevat om de consument beter te beschermen door meer transparantie
en inzicht te geven, en door allerlei cowboypraktijken wat meer in te snoeren. Daar
ga ik in de volgende twee blokjes uitgebreider op in.
Ik begin nu met het eerste blok. Dat gaat over consumentenbelangen en in het bijzonder
over contracten. De heer Kops heeft daar ...
De voorzitter:
Excuus, Minister. Ik zie dat er een interruptie is van de heer Vermeer van de BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Sorry, voorzitter, maar ik wil nog wat vragen over het blokje dat net werd afgerond.
Dat ging over warmte in het algemeen. Ik snap wat de Minister zegt, namelijk dat warmte
wat anders is dan stroom en gas. Dat snap ik. Maar volgens mij moeten we juist meer
redeneren vanuit de afnemers en de eindgebruikers. Zij kopen energie in. De ene keer
gebeurt dat via het stopcontact, de andere keer via de gasleiding en weer een andere
keer via het warmtenet of iets dergelijks. Ook in de debatten over de warmtenetten
hebben we al aangegeven dat we de vorige keer bij de energiecompensatie grote problemen
hadden ten aanzien van mensen met blokverwarming. Nu gaan we weer een apart spoor
creëren, terwijl we de kans hebben om te zeggen: alles wat met energie te maken heeft
en wat naar een huishouden gaat, moet onder de wet vallen. Op die manier hebben we
altijd een totaalbeeld en hoeven we alleen die wet te veranderen in plaats van dat
we weer moeten gaan shoppen in verschillende systemen.
Minister Jetten:
De heer Vermeer zegt terecht: het maakt voor een huishouden natuurlijk niet uit. Een
huishouden wil uiteindelijk gewoon zijn huis verwarmd hebben en zijn lampen aan kunnen
doen. Als huishouden verwacht je dat de overheid je goed beschermt tegen de grillen
van de markt en dat de overheid ervoor zorgt dat je op een betaalbare manier duurzame
energie kunt afnemen. Juist omdat we nog een veel grotere wereld te winnen hebben
ten aanzien van warmte, vind ik het verstandig om dat veel beter te borgen in een
apart wetsvoorstel. Het grote verschil bij warmte is dat je als consument niet zo
veel te kiezen hebt. Bij elektriciteit en gas kun je overstappen naar een andere leverancier,
maar bij warmte ben je gekoppeld aan het warmtenet waarop je bent aangesloten. Je
mag als consument in het geval van een warmtenetaansluiting verwachten dat de overheid
je nog beter beschermt, dat de overheid niet alleen toeziet op de redelijkheid van
de prijs die je voor de warmte betaalt, maar dat de overheid ook veel meer meestuurt
op de vraag of dat een duurzaam warmtesysteem is, welke warmtebronnen daarop aangesloten
zitten et cetera et cetera. Tot zover in het kort.
De voorzitter:
Is dat afdoende, meneer Vermeer? Nee, u wilt toch een tweede interruptie plaatsen.
De heer Vermeer (BBB):
Is het afdoende? Ik vrees dat ik het heb te doen met wat er nu ligt, maar ik vind
het eigenlijk totaal niet afdoende. In de gesprekken over de warmtenetten krijgen
we te horen dat mensen een keuze moeten hebben, dat ze een vrije keuze moeten hebben
en dat ze niet gedwongen moeten worden. We weten niet wat voor systemen we nog verder
gaan krijgen in de toekomst. Gaan energiegemeenschappen zich niet hetzelfde gedragen
als een warmtenet? Ik snap eigenlijk niet ... Ik hoop niet dat dit alleen komt doordat
het bij twee verschillende ministeries zit.
De voorzitter:
Mijn excuses aan de heer Vermeer. Ik bedoelde met «afdoende» uiteraard niet dat het
antwoord u moest overtuigen.
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb er geen last van, hoor.
De voorzitter:
Ik bedoelde of het antwoord afdoende was voor het debat nu. De Minister.
Minister Jetten:
Wat betreft dat laatste: maakt u zich geen zorgen, meneer Vermeer, want de Wet collectieve
warmte, die de marktordening voor warmte regelt, zit echt bij deze Minister. Daarbij
hebben we dus wat minder last van die andere Minister, die we bij de Wgiw wel in vak
K hebben zitten, zeg ik met een knipoog. Ik denk dat de heer Bontenbal dat wel kan
hebben.
De beide wetsvoorstellen zijn heel uitvoerig. Als we warmte hier ook nog aan hadden
toegevoegd, dan was mijn stapeltje met antwoorden bij deze wetsbehandeling inmiddels
zo hoog geweest. Juist door ze uit elkaar te trekken, hoop ik dat we het overzichtelijk
kunnen houden met elkaar. Ik ben het helemaal met u eens: hoe energiegemeenschappen
functioneren, zal niet heel veel anders zijn dan hoe warmtegemeenschappen straks kunnen
functioneren. Je zult in de Wcw zien dat we warmtegemeenschappen op dezelfde manier
gaan faciliteren als we in deze wet doen met energiegemeenschappen. Die wetten zullen
dus wel degelijk voor een heel groot deel zeer vergelijkbaar zijn, maar juist vanwege
de bijzondere componenten ligt er toch een apart wetsvoorstel.
Voorzitter. Dan was ik bij de heer Kops, die duidelijk aangaf dat we door de energiecrisis
de afgelopen jaren enorm hoge prijzen hebben gezien. Dat heeft niet alleen veel gedaan
met de zorgen over energiearmoede en hoe rechtvaardig we de energiemarkt nu geordend
hebben, maar ook met de vraag wat dat doet met het draagvlak voor wat er de komende
jaren te gebeuren staat. We zijn natuurlijk volop bezig met het Nationaal Isolatieprogramma,
meer aandacht voor energiebesparing en het uitfaseren van slechte energielabels in
de huursector, maar ook met subsidies voor warmtepompen en zonnepanelen of die 0%-renteleningen
die mensen via het Warmtefonds kunnen afsluiten, zodat we huishoudens echt maximaal
ondersteunen bij het verminderen van hun energiegebruik de komende tijd en mensen
in een prettig huis met een lagere energierekening kunnen wonen. Dat moeten we dus
ook vooral blijven doen, naast deze Energiewet. U haalde een zin aan uit de memorie
van toelichting. Als je alleen die zin op je laat inwerken, denk je: wat heb ik hier
nou aan? Maar kijkend naar het bredere perspectief is het niet zo dat als u deze Energiewet
aanneemt, het kabinet zal stoppen met alles wat we doen op het gebied van isolatie
en energiebesparing en het gericht helpen van mensen met een kleinere portemonnee.
Dat moeten we juist volop blijven doen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
De Minister zegt: we zetten in op isolatie en energiebesparing, want we moeten huishoudens
ondersteunen bij het tegengaan van energiearmoede. Hij zei dat we dat naast de Energiewet
moeten blijven doen. Maar waarom wordt dat niet in de Energiewet geregeld? Waarom
komt er in deze wet niet een definitie van energiearmoede en waarom wordt er niet
aan de wet toegevoegd dat deze onder andere als doel moet hebben om energiearmoede
te bestrijden, uit te bannen? Ik noem maar even een formulering. Waarom wordt dat
niet in deze wet ingebouwd?
Minister Jetten:
Ik zal straks nog wat uitgebreider terugkomen op de discussie die u ook onderling
heeft gehad over het wel of niet invoeren van een sociaal tarief en de vraag of de
definitie van kwetsbaarheid ook voldoende adequaat is geadresseerd in deze wet. Ik
begrijp de vragen die daarover leven wel, maar ik moet zo erg gaan zoeken in het stapeltje
met antwoorden dat ik dat nu niet meteen na deze interruptie doe. Voor een deel regel
je de wettelijke basis. Je moet zorgen dat je heldere definities hanteert, zodat de
markt en consumenten weten waar ze aan toe zijn en ook de toezichthouder weet waar
hij op moet toezien. Maar mijn pleidooi is natuurlijk wel dat je daarnaast ook echt
de financiële middelen nodig hebt om een deel van die zaken, zoals isoleren, ook financieel
te blijven ondersteunen. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Maar ik hoop
dat ik de heer Kops daar straks nog beter op kan beantwoorden.
De heer Flach vroeg naar de vergelijkbaarheid van contracten. Via artikel 2.5 regelen
we straks dat alle energieleveranciers verplicht zijn om hun prijzen en voorwaarden
dusdanig te presenteren dat ze vergelijkbaar zijn. Daarmee wordt het toepassen van
die vergelijkingsinstrumenten of die vergelijkingssites niet alleen makkelijker, maar
kan de toezichthouder daar ook beter op toezien.
In het verlengde hiervan vroegen Beckerman, Bontenbal en Grinwis ook naar bonussen.
De voorzitter:
Dat is een mooie cliffhanger, want we gaan eerst naar een interruptie van de heer
Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
De Minister wijst in zijn beantwoording op artikel 2.5. Dat heb ik in mijn bijdrage
ook gedaan. Ik heb daar wel de vraag aan gekoppeld hoe dat dan in de praktijk gaat.
Daarbij heb ik als voorbeeld de prijsvergelijkingssites genoemd. Nu wordt er in de
wet voor gezorgd dat er ten minste één onafhankelijk vergelijkingsinstrument komt.
Ik had specifieker de vraag gesteld of het niet beter is om alle prijsvergelijkingsinstrumentaria
aan dezelfde regels te laten voldoen. Maar misschien gaat u daar in het vervolg nog
op in.
Minister Jetten:
Dat komt bijna achteraan. Ik zoek het er meteen even bij. Dat wordt wel een uitdaging
in dit debat. Er zijn meer dan 200 vragen gesteld en die ga ik echt allemaal een voor
een beantwoorden. Nee sorry, ik moet er toch straks op terugkomen, want ik zie hem
er nu niet meteen bij zitten.
De voorzitter:
Ik streep de interrupties van Kops en Flach dan wel weg, want ze hebben nu geen antwoord
gekregen. De Minister vervolgt zijn beantwoording.
Minister Jetten:
Ik was bij de vraag over bonussen. Het klopt, sommige energieleveranciers stellen
nu bonussen in het vooruitzicht als een klant naar hen overstapt. Soms kan dat een
interessanter aanbod opleveren, waar de consument onder de streep financieel voordeel
van geniet. Ik vind het wel van groot belang dat leveranciers transparant zijn over
de voorwaarden rondom die bonussen. Ik ben bereid om te kijken of het mogelijk is
om een grondslag in de lagere regelgeving op te nemen om zo nodig aanvullende eisen
te stellen aan de voorwaarden rondom die bonussen en energiecontracten. Dat zeg ik
toe. Dat ligt denk ik ook in het verlengde van het eerdere pamflet van CDA en VVD.
Denk onder andere aan de mogelijkheid om bonussen enkel in geld uit te drukken, zodat
de vergelijkbaarheid van energiecontracten beter wordt. Dat is volgens mij ook precies
wat de Consumentenbond tijdens de rondetafel heeft bepleit. Ik zie veel mensen knikken.
Er is dus veel steun om dit in lagere regelgeving verder uit te werken.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Flach over een onafhankelijk gecertificeerd vergelijkingsinstrument.
Het begint bij artikel 2.5: de voorwaarden moeten altijd op een dusdanige manier worden
gepresenteerd dat het überhaupt mogelijk is om te vergelijken. De ACM kan dus voorwaarden
stellen aan de energieleveranciers. Daarnaast vinden we dat er altijd één onafhankelijk,
gratis vergelijkingsinstrument in de markt moet zijn. Als consument kun je daarmee
altijd terecht op een plek waarvan je weet dat die het stempel van vertrouwen van
de overheid heeft. Dat geeft hopelijk wat meer zekerheid. Mijn beeld is over het algemeen
dat Nederlandse vergelijkingssites nu al voldoen aan de eis dat ze goed vergelijkbaar
en transparant moeten zijn. Mocht dat in de toekomst niet het geval zijn, dan is het
wel heel fijn als de Minister de mogelijkheid heeft om direct in te grijpen en er
niet eerst een wettelijk haakje gecreëerd moet worden, want dan duurt het wellicht
veel te lang voordat er ingegrepen kan worden.
Naar aanleiding van de wetenschapstoets vroeg de heer Flach naar de mogelijkheid om
te experimenteren met nieuwe contractvormen. Normale huishoudens en kleine ondernemingen
worden onder de Energiewet extra beschermd, onder andere via het vergunningenregime.
Hiervoor gelden modelcontracten en streng toezicht. Voor nieuwe manieren om energie
uit te wisselen gelden minder regels. Dat geeft nieuwe marktpartijen en actieve afnemers
ook de ruimte om daar zelf onderling afspraken over te maken. Dat is in eerste instantie
aan de markt zelf. De ACM schrijft daar dan ook niet meteen modelcontracten op voor,
want dan zou je alle experimenteerruimte meteen helemaal doodslaan. Mocht dat in de
komende jaren wel wenselijk zijn, dan kan de ACM ertoe besluiten om te zeggen: «We
hebben nu een tijdje nieuwe vormen gezien. De fase van experimenteren is voorbij.
We komen nu in een volgende fase terecht.» De ACM kan daar vervolgens alsnog een modelcontract
op voorschrijven. De Energiewet hoeft daarop niet te worden aangepast. Dat kan de
ACM op dat moment naar bevind van zaken doen.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
We krijgen twee modelcontracten. Ik was even benieuwd wat een nieuwe vorm van energie
is. Er zijn al redelijk veel zonnepanelen in gebruik. Andere vormen van energie zijn
dat volgens mij ook. Ik ben er daarom een beetje beducht voor dat we weer te langzaam
gaan. Vandaar mijn vraag welke twee modelcontracten er worden uitgewerkt. Zit daar
bijvoorbeeld al zon in, of andere vormen? En, zo niet, kunnen we dan snel aan de slag
gaan om die er wel in te zetten?
Minister Jetten:
Er zijn straks dus én modelcontracten voor variabele tarieven én modelcontracten voor
vaste tarieven, kortlopend en langer lopend, dus ook langer dan een jaar. U snijdt
het punt aan waaraan door een aantal van u is gerefereerd in eerste termijn: zijn
de terugleververgoedingen die energiebedrijven nu in rekening brengen, niet een aparte
vorm van een modelcontract en zou je niet een modelcontract moeten hebben voor consument
met en consumenten zonder zonnepanelen? Mocht op een gegeven moment blijken dat we
niet tot een overzichtelijk regime komen rondom terugleververgoedingen, dan zou je
dit als een aanvullend modelcontract kunnen gaan uitwerken. Dan kan de ACM dat ook
met de energiebedrijven oppakken.
Mevrouw Postma (NSC):
Zullen we daar gewoon nu al mee beginnen? Ik denk dat we nu al zien dat het onoverzichtelijk
is wat de voorwaarden zijn van teruglevering van stroom aan het net en dat het de
consument goed zou helpen om ervoor te zorgen dat ook hier een vorm van een modelcontract
bij zit, zodat er een keuze is. Bij sommige energiebedrijven moet je immers al betalen
voor teruglevering.
Minister Jetten:
Hierbij is wel de vraag hoe je dit het snelst regelt. Als het wetsvoorstel over saldering
was aangenomen, dan waren we nu al van die willekeur rondom terugleververgoedingen
af geweest. De vraag is ook of de consument ermee geholpen is als er te veel verschillende
modelcontracten zijn – ik spreek daar niet mevrouw Postma op aan, want zij heeft daar
net een heel helder standpunt over ingenomen – want dat helpt niet voor het overzicht
voor de consument. Ik denk dat we daarbij een goede balans moeten vinden tussen hoeveel
verschillende modelcontracten je wil hebben en hoe je via andere routes hetzelfde
doel kunt bereiken. Maar ik ben het er zeer mee eens om hierbij scherp de vinger aan
de pols te houden. Zo interpreteer ik de vraag van mevrouw Postma dan maar.
De voorzitter:
Dit is een heel natuurlijk moment om naar de heer Bontenbal van het CDA te gaan.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zat te denken: hebben mijn collega’s dat stukje over salderen nou heel goed gehoord,
want anders moet u het nog een keer herhalen. Maar mijn vraag gaat daar niet over.
Hier komt straks nog een blokje over, hoor ik.
Even over dat modelcontract. Vindt u dat alle leveranciers, ook de leveranciers die
bijvoorbeeld het product dynamisch leveren willen aanbieden, ook die twee modelcontracten
moeten aanbieden? Er gaan straks nieuwe partijen zijn die misschien ook een vergunning
aanvragen, en daarmee de facto leverancier zijn. Vindt u dat ook die nieuwe partijen,
die met die meer experimentele vormen van energielevering aan de slag gaan, ook een
modelcontract moeten aanbieden voor variabel en vast? Dat belemmert hen ook wel weer.
Minister Jetten:
Dat was ook wat ik net richting de heer Flach probeerde duidelijk te maken. Dit hoeft
niet meteen in eerste instantie. De gedachte vanuit de experimenteerruimte is dat
nieuwe marktvormen en contractvormen eerst mogelijk moeten zijn voordat je die in
de mal van een modelcontract perst. Je wil wel dat het op een gegeven moment vergelijkbaar
is als het gaat om de verschillende leveranciers die allemaal dynamische tarieven
aanbieden. Dan weet de consument waar die voor tekent als die zo’n dynamisch contract
wil aangaan. Mevrouw Beckerman heeft daar ook een aantal vragen over gesteld.
De voorzitter:
Bontenbal en dan Vermeer. O, Vermeer wil niet.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik was toch niet helder genoeg in mijn vraag. Het gaat bijvoorbeeld om dynamische
leveranciers die dat product willen aanbieden, maar misschien niet het product waarbij
sprake is van variabele tarieven en een jaarcontract. Maar nu verplicht de wet hen
ook om dat product wel op de markt aan te bieden. Dit gaat dus even niet over het
modelcontract voor het product dynamische tarieven, maar over die andere twee. Willen
we de bedrijven die zich helemaal specialiseren in dat dynamisch leveren ook verplichten
die andere twee modelcontracten te gaan leveren?
Minister Jetten:
Ja, want dat zijn wel partijen die een vergunning hebben om op de Nederlandse energiemarkt
actief te zijn. Daar willen we wel een stevige bodem in leggen. Iedereen die met een
vergunning actief is op de markt moet ook die modelcontracten aanbieden. Als je dan
daarnaast veel nieuwe innovatievere vormen wil aanbieden en dat je hoofdbusiness is,
dan zul je denk ik ook zien dat bedrijven daar vooral op inzetten, en niet heel actief
consumenten gaan werven met die andere twee modelcontracten. Dat vind ik dan ook wel
begrijpelijk, want je kiest dan een niche in de markt waar je je in wil specialiseren.
Maar ik vind het wel belangrijk dat die bodem ook in de markt ligt.
De voorzitter:
Er zijn geen interrupties meer. Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
Over dynamische prijzen gesproken: dit is een interessante ontwikkeling, die ook echt
voordeel voor de consument kan opleveren. Tegelijkertijd ben ik het met mevrouw Beckerman
eens dat we ook goed in de gaten moeten houden of de regels, waarvan we eisen dat
iedere leverancier die naleeft, ook door die nieuwe, dynamische leveranciers worden
nageleefd. Het is ook goed om te weten dat in andere landen, zoals in Scandinavië,
het percentage mensen met een dynamisch contract echt fors hoger ligt. In delen van
Scandinavië gaat dat al richting de 50%. We hoeven hier het wiel dus niet helemaal
opnieuw uit te vinden; we kunnen ook gewoon leren van de ervaring en de lessen die
in die landen zijn opgedaan. Daar steken we dan ook regelmatig ons licht op.
De heer Bontenbal vroeg heel specifiek over de dynamische tarieven of de verplichtingen
ook gaan gelden voor leveranciers met minder dan 200.000 klanten. Het antwoord daarop
is ja. Het gaat onder andere over informatie over de mogelijkheden, kosten en risico’s
bij elk aantal klanten. Een financiële bijsluiter bij dynamische contracten lijkt
op dit moment van weinig toegevoegde waarde. Dat blijkt mede op basis van de reacties
van verschillende partijen, waaronder de ACM, Energie-Nederland en de Consumentenbond.
Er zijn al voldoende andere verplichtingen om de consument goed te informeren, onder
andere volgend uit artikel 2.9, lid 2. De ACM en Energie-Nederland hebben in december
2021 afspraken gemaakt over voorlichting ten aanzien van dynamische prijscontracten.
Deze afspraken zijn opgenomen in de Gedragscode Consument en Energieleverancier van
Energie-Nederland.
De heer Vermeer en anderen gingen uitgebreid in op telemarketing. Niet alleen ikzelf,
maar ook de Minister van EZK, die hier al vaker met de Tweede Kamer over heeft gedebatteerd,
vindt het onwenselijk dat er soms nog sprake is van agressieve vormen van marketing
via de telefoon of aan de deur, waarbij mensen niet weten waar ze voor tekenen. We
hebben, denk ik, allemaal voorbeelden gezien waarin dit soort verkoop zich vooral
richt op kwetsbare consumenten die eigenlijk niet zo goed weten wat voor verplichting
ze aangaan. Het is op dit moment mogelijk om telemarketing op grond van een klantrelatie
nationaal te verbieden. Dat zou betekenen dat je als consument niet meer – nu is dat
wel het geval – door je vorige of huidige energieleverancier gebeld mag worden, tenzij
je hier vooraf expliciet toestemming voor hebt gegeven.
De Minister van EZK informeert de Kamer later deze maand over dit onderwerp in de
volle breedte. Daarnaast is zij erg druk bezig om in Europa tot een breder verbod
te komen. We kunnen nu al een kleine stap in de goede richting zetten. Dat zal de
Minister van EZK dan ook gaan doen. Daarnaast pleit zij er onder andere bij de consumer
dialogue – dat is de dialoog over consumenten – in Brussel voor dat het verbod op
telemarketing ook echt wordt opgenomen in de volgende consumentenagenda van de Europese
Commissie. We zoeken dus ook steun bij andere lidstaten om dit voor elkaar te krijgen.
Het is nu nog even onzeker hoe dat speelveld eruitziet. Daar zal de Minister van EZK
u actief over blijven informeren.
Mag ik nog heel even door op dit punt? De heer Grinwis vroeg in het bijzonder: klopt
het dat je expliciet schriftelijk toestemming moet geven nadat je voor zo’n contract
bent benaderd? Dat klopt. Dat staat ook al duidelijk in de wet. Als er nu alsnog telefonische
contracten worden afgesloten zonder schriftelijke instemming na dat telefoongesprek,
dan is dat niet volgens de regels en zijn die contracten dus nietig. In de praktijk
bleek dat marktpartijen consumenten soms al tijdens dat telefoongesprek met het contract
lieten instemmen. Dat was een tijd geleden volgens mij ook de aanleiding voor een
vraag die gesteld werd in het vragenuur. De Minister van EZK zet zich nu daarom in
om het zogenoemde schriftelijkheidsvereiste beter toegepast te krijgen bij de marktpartijen
en ook om verschillen tussen marktpartijen op dit vlak aan te pakken. Ik juich die
inspanning van de Minister toe en ook het gesprek dat zij daarover voert met de ACM.
Dan kom ik op vergunningseisen ten aanzien van telefonische verkoop. Onder de nieuwe
Energiewet kan de ACM bij stelselmatig overtreden van de regels de vergunning van
de leverancier intrekken. Dat is een stevig nieuw middel voor de ACM om te kunnen
ingrijpen bij die overtredingen. Ik ben het met u eens: als je pas bij het intrekken
van de vergunning effect ziet, dan kan het soms wel heel erg lang duren. Het gaat
er natuurlijk om dat de ACM daar echt bovenop zit en aan zo’n vergunninghoudende energieleverancier
ook wel heel duidelijk maakt dat ze gaat toezien op de naleving van wet- en regelgeving.
Dat zijn allemaal zaken die we kunnen doen in afwachting van de strengere regelgeving
die de Minister van EZK sowieso voor elkaar wil boksen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar mevrouw Postma van NSC en daarna naar de heer Grinwis van
de ChristenUnie.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik blijf me een beetje erover verwonderen dat consumentenbescherming, want dat is
het eigenlijk, nu op Brussels niveau geregeld moet worden. Ik had net in de pauze
een klein gesprek met mevrouw Koekkoek. We hadden het ook over de Wet handhaving consumentenbescherming
in Nederland in het Burgerlijk Wetboek, die veel beter was. Dat is een wet die ongeveer
tien jaar geleden veranderd is naar een Europese wet, maar we zijn eigenlijk slechter
af. Ik vraag me in eerste instantie het volgende af. Volgens mij is de bescherming
van onze eigen consumenten tegen het bedrijfsleven echt iets wat wij in Nederland
gewoon moeten kunnen regelen. Het bedrijfsleven heeft hier nu juist te veel macht
en zeggenschap gekregen.
Hierbij had ik ook nog een andere vraag. Op zich is het een stapje vooruit dat de
ACM een vergunning mag intrekken. We zijn nu een beetje bezig met pleisters plakken,
althans zo voelt het. Ik denk dan automatisch: oe, dan gaat dat bedrijf omvallen,
dus wat gebeurt er met al die andere mensen die ook op een vrij agressieve manier
benaderd zijn om een energiecontract af te sluiten met het bedrijf dat nu omvalt?
Want als een bedrijf geen vergunning meer heeft, kan ik wel optellen wat er gaat gebeuren
met dat bedrijf. In eerste instantie is mijn vraag dus: waarom Europees, want dit
hoort in Nederland? En mijn tweede vraag gaat erover dat het dan echt noodzaak is
dat wij ervoor zorgen dat de mensen die een contract hebben met bedrijven die omvallen,
goed beschermd zijn.
Minister Jetten:
Ik ben het echt helemaal eens met de Kamer dat je strengere regels wilt voor die verkoop
aan de deur en aan de telefoon. Als wij dat nu nationaal gaan regelen, vooruitlopend
op aanpassingen in Europa, verwachten wij alleen dat we, zodra zo’n bedrijf naar de
rechter stapt, direct die rechtszaak verliezen. De reden waarom ik samen met de Minister
van EZK inzet op het Europese spoor, is dat wij gewoon zeker willen weten dat we dit
dan juridisch gaan winnen. Mocht de Kamer de komende weken besluiten om dit per amendement
toch al te gaan regelen in deze wet, dan kan ik die gedachtegang helemaal volgen,
maar dan waarschuw ik ervoor dat dit kwetsbaar kan zijn, omdat Europa in onze beleving
gewoon onvoldoende ruimte biedt om dat in nationale wetgeving te verankeren. Ik heb
zo’n vermoeden dat er wel een amendement van deze strekking gaat komen. Ik zal deze
waarschuwing dus te zijner tijd nog een keer uitspreken.
Mocht de ACM op een gegeven moment om welke reden dan ook een vergunning intrekken
– dat hoeft niet alleen vanwege het overtreden van dit onderdeel te zijn, maar het
kan ook om andere zaken gaan – dan moeten we via het beding rondom faillissementen
et cetera goed regelen dat lopende contracten op een nette manier worden overgenomen.
Ik kom straks nog terug op een aantal vragen die daarover zijn gesteld, zoals: hoe
zorg je ervoor dat consumenten dat dan zo veel mogelijk onder dezelfde voorwaarden
kunnen doen?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kom even terug op het antwoord dat de Minister gaf op mijn vraag over schriftelijk
moeten bevestigen dat je overstapt van de ene op de andere energieleverancier en dus
een nieuw contract aangaat. Het antwoord was op zich helder, maar om alle misverstanden
te voorkomen heb ik nog een vraag. Als je aan de telefoon ja hebt gezegd op een aanbod
van een of ander energiebedrijf met een wonderlijke naam, betekent dit dat je vervolgens
een mail krijgt. Als je daar niet op reageert – je moet vaak binnen twee weken reageren
– dan gaat het nieuwe contract niet gelden. Zo zou de regel eigenlijk moeten zijn.
Maar we kennen allemaal voorbeelden van situaties waarin er in één keer bedragen van
de rekening afgeschreven worden omdat er niet gereageerd is, en waar een zoon of dochter
daar soms pas een paar maanden later achter komt. In al die gevallen waarin het nu
misgaat of anders gaat, is dat dus eigenlijk niet rechtsgeldig. Dat moet dus worden
teruggedraaid. De ACM moet daar dus over waken.
Minister Jetten:
Dat klopt. Dat heeft de heer Grinwis heel goed uitgelegd. Een verheldering in de wet
is niet nodig, maar het is natuurlijk wel nodig dat hij wordt nageleefd. Dus iedereen
die hiermee te maken heeft en toevallig ook meeluistert: meld je bij de toezichthouder,
zodat er kan worden opgetreden.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik vind zelf de verkoop van contracten aan de deur eigenlijk nog een groter probleem
dan de telefonische verkoop. Bij telefonisch zou de vraag zijn: kan je je niet gewoon
laten opnemen in het bel-me-nietregister? Of, kunnen we zorgen dat energiecontractverkopers
niet via de telefoon kunnen verkopen als je in het bel-me-nietregister staat? Maar
aan verkoop aan de deur zit ook een stuk onveiligheid vast. Zijn er niet wat creatieve
manieren te verzinnen om dit juist als eerste aan te pakken, dus nog even voor die
telefonische verkoop? We kunnen bijvoorbeeld zeggen: je mag best aan de deur verkopen,
maar dat moet dan op 1 januari, tussen 0.00 uur en 0.15 uur. Of je kunt iets koppelen
aan bedragen. Want als je een energiejaarcontract aan de deur afsluit, gaat het de
facto over duizenden euro’s. Ik vind het absurd dat je producten van duizenden euro’s
aan de deur kan verkopen. Dus je zou ook een bodem kunnen leggen in het bedrag van
wat je aan de deur mag verkopen. Dus ik zoek nog naar een paar richtingen. Telefonisch:
prima. Dat gaan we ook regelen. Maar die mensen moeten niet aan je deur staan, zeker
niet als mensen zich daar onveilig bij voelen.
Minister Jetten:
Het zijn volgens mij allemaal heel creatieve gedachten om te kijken hoe je binnen
de huidige Europese regelgeving het maximale kan doen om op nationaal niveau dit soort
verkoop in te perken. Ik ga dat gewoon even meenemen in mijn gesprek met de Minister
van EZK. Als het nog nuttig is, zal ik dat schriftelijk aan u laten weten voordat
u de plenaire afronding heeft. Ik kom zo meteen nog op het amendement op stuk nr.
18, van mevrouw Postma, want ik begrijp dat dat inmiddels is ingediend. Ik zal dat
zo meteen proberen te appreciëren. Overigens kunnen gemeenten via een lokale verordening
al eisen stellen aan verkoop aan de deur, via een vergunningenstelsel. Of ze kunnen
het via de APV verbieden. Dus wat de gedachte van de heer Bontenbal betreft om op
creatieve wijze te kijken wat er wel al kan in Nederland: we kunnen in ieder geval
gemeenten aansporen om dit zo veel mogelijk toe te passen via de APV en het lokale
vergunningenstelsel. Ik kan dit ook bij de VNG onder de aandacht brengen. Dat zal
ik doen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
De heer Erkens had het over de leesbaarheid van de energierekening. Dat is net zo
belangrijk als de leesbaarheid van heel veel andere stukken die vanuit overheden of
andere bij mensen op de deurmat vallen. Een begrijpelijke energierekening is gewoon
heel erg belangrijk, zodat je of zelf aan de slag kan thuis met slimmer besparen,
of beter kan vergelijken of je bij een andere energieleverancier beter af bent. We
hebben het initiatief genomen om met alle betrokken partijen hierover in gesprek te
gaan. Samen met Energie-Nederland en de ACM zijn we aan het kijken hoe de energierekening
nog begrijpelijker kan worden. We stellen natuurlijk een hele hoop eisen aan wat er
sowieso op de energierekening vermeld moet zijn, maar dat helpt niet per se om het
begrijpelijker te maken. Dus het gaat deels om alle data en getallen die je op die
rekening moet hebben staan, zodat je het ook kan terugzoeken. Maar ik denk dat we
vooral met elkaar moeten kijken hoe we in begrijpelijke taal kunnen uitleggen wat
er op de energierekening staat. Nu ik zelf hardop zeg dat we dit met Energie-Nederland
en de ACM doen, denk ik dat we misschien ook wat maatschappelijke organisaties moeten
uitnodigen om daarin mee te kijken, zoals we in het verleden het loket voor het Noodfonds
Energie echt beter hebben laten functioneren door onder andere met de Ouderenbond
en maatschappelijke organisaties die verstand hebben van begrijpelijke taal, door
alle formulieren heen te lopen. Dus dat gaan we gewoon even verbreden.
In het verlengde hiervan heeft de heer Kops het een en ander gevraagd over leveranciers.
Een leverancier moet volgens de wettelijke grondslag in deze Energiewet een aantal
zaken verstrekken, zodat eindafnemers periodiek en kosteloos hun factureringsinformatie
en informatie over energiebronnen kunnen inzien, waarbij de gegevens over de geleverde
elektriciteit en gas op een transparante en begrijpelijke wijze moeten worden weergegeven.
Ik denk dat de heer Erkens en Kops mij mooi op pad sturen om dat de komende tijd met
een breed scala aan partijen verder op te pakken.
Dit wetsvoorstel regelt inderdaad het recht op overstappen. Daar vroeg de heer Kops
ook naar. Dat hebben we nu ook al en dat blijft in deze Energiewet natuurlijk het
geval. Een leverancier brengt bij een overstap van een huishoudelijke eindafnemer
of een micro-onderneming geen andere kosten in rekening, buiten de eventuele opzegvergoeding.
Als een eindafnemer overstapt naar een andere energieleverancier, zorgt de leverancier
ervoor dat de handelingen die noodzakelijk zijn voor deze overstap ook worden verricht,
zodat de consument daar zelf zo min mogelijk gedoe bij heeft. Onder deze Energiewet
wordt het overstapproces versneld. Uiterlijk in 2026 mag dit proces niet langer dan
24 uur in beslag nemen. Het moet dus snel geregeld zijn als je af wil van een leverancier,
bijvoorbeeld omdat deze vervelend is of om welke reden dan ook.
De heer Grinwis vroeg naar een wervingsstop. Ik sta sympathiek ... Wacht, het is ook
een amendement. Voordat ik daar kom, ga ik nog even één vraag beantwoorden.
Mevrouw Postma vroeg naar de opzegvergoeding. De ACM heeft per 1 juni 2023 een nieuwe
beleidsregel laten ingaan, die direct tot gevolg heeft gehad dat er weer vaste contracten
werden aangeboden. De opzegvergoeding sluit nu beter aan bij de waarde die het contract
bij het vroegtijdig opzeggen nog heeft. Bij stijgende prijzen betekent dat een opzegvergoeding
van nul. Bij dalende prijzen valt de opzegvergoeding waarschijnlijk iets hoger uit
dan vóór 1 juni 2023 het geval was. Ik ben voornemens de beleidsregel om te zetten
naar een ministeriële regeling onder de Energiewet. Voordat dit gebeurt, zal ik met
de ACM evalueren hoe die Beleidsregel Redelijke opzegvergoedingen heeft uitgepakt.
Dit was volgens mij een unanieme wens van de Kamer, die we nu tijdelijk goed geregeld
hebben. Het helpt volgens mij als we dat sterker kunnen verankeren met die ministeriële
regeling.
Naar aanleiding van dit blok ga ik twee amendementen appreciëren. Het amendement van
het lid Grinwis op stuk nr. 14 gaat over een wervingsstop. Ik sta sympathiek ten opzichte
van dit amendement, dat voortkomt uit het voorstel van de ACM. Ik heb de ACM gevraagd
om hierover een voorstel op papier te zetten. Ik vind het namelijk belangrijk om ervoor
te zorgen dat het, als we deze relatief nieuwe gedachte opnemen in de wet, een effectief
instrument is, complementair aan bestaande bevoegdheden. Ik zal naar aanleiding van
dit debat en mijn gesprek met de ACM ook kijken of ik nog voor de plenaire afronding
schriftelijk wat verder kan ingaan op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Al met
al kan ik het amendement op stuk nr. 14 oordeel Kamer geven.
Dan kom ik in dit blok ook op het amendement op stuk nr. 15, eveneens van de heer
Grinwis. De strekking van dat amendement is een verplichting voor leveranciers om
te veel betaalde voorschotten aan consumenten terug te betalen door het instellen
van een waarborgfonds of iets vergelijkbaars. Het instellen, het beheren en het uitvoeren
van een waarborgfonds kent hoge kosten en, in onze beleving, meer nadelen dan voordelen.
Bij financiering door de sector bestaat namelijk het risico dat het wordt doorberekend
aan alle consumenten, met als gevolg een hogere energierekening. Daarnaast draagt
de gehele sector het financiële risico als een hele grote leverancier zou omvallen.
Dat kan leiden tot een domino-effect. Ook zal dit de toetredingsdrempel verhogen,
waardoor kleine, nieuwe leveranciers moeilijker toegang krijgen tot de energiemarkt.
Tot slot zal het fonds ook het nemen van risico’s kunnen stimuleren, waardoor financiële
risico’s worden afgewenteld op andere partijen. Het amendement op stuk nr. 15 ontraad
ik dus, maar ik heb in mijn inleiding al gezegd: ik zie wel dat in deze Kamer of een
waarborgfonds of iets van een sociaal tarief ... U zoekt nog naar de weg om dit het
beste te doen. Ik kom daar straks nog op terug, maar het amendement op stuk nr. 15,
zoals nu ingediend, ontraad ik.
De voorzitter:
De heer Grinwis. Daarna vraag ik de heer Erkens om het voorzitterschap even over te
nemen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is op zich een helder verhaal. Een sociaal tarief is echt een ander onderwerp.
Ik ben benieuwd naar het complementaire of het concurrerende idee – ik vat het op
als een complementair idee – van veilen. Ik weet niet of de Minister daar in het kader
van dit amendement gelijk op wil ingaan.
Ten tweede vind ik het nogal wat. De maatschappelijke pijn door dit niet te regelen,
is ook groot; dat hebben we gezien in 2021. We proberen nu aan de voorkant de eisen
aan te scherpen via de Energiewet, waardoor er minder faillissementen zullen zijn.
Maar het risico op faillissementen blijft bestaan. Vanuit andere sectoren hebben we
goede voorbeelden. De reisbranche is in het debat uitgebreid genoemd door verschillende
collega’s en mij. Je kunt ook denken aan een depositogarantiestelsel bij de banken,
als het gaat over sparen. We hebben heel vaak een soort collectieve handrem of vangnet
gecreëerd om een te grote schade van een faillissement bij een basisvoorziening, zoals
energie, te voorkomen. Dus waarom zo kritisch hierop?
Minister Jetten:
Het volgende blok gaat bijna volledig over faillissementen, dus daar kom ik zo meteen
uitgebreid op terug. Er zijn in de Nederlandse markt een aantal heel grote energieleveranciers
en veel kleinere. Bij een kleinere energieleverancier zou een waarborgfonds zoals
u dat in het amendement beschrijft waarschijnlijk wat minder verstrekkende gevolgen
hebben. Als een van de drie grote bedrijven zou omvallen, kan dat echt verstrekkende
gevolgen hebben en zit daar dus ook het risico van het domino-effect. Voor de meeste
andere sectoren is het om vergelijkbare redenen niet op deze manier geregeld. De reisbranche
is wel echt een uitzondering in de markt. Daar gaat het vaak ook echt wel om andere
bedragen en andere consumentenaantallen. Ik denk dat alles wat we nu aan het doen
zijn om te voorkomen dat verkeerde partijen toetreden tot de markt en te voorkomen
dat we pas te laat toezien op de financiële degelijkheid van een leverancier et cetera,
betere waarborgen zijn om de situaties te voorkomen die we de afgelopen paar jaar
hebben gezien. Daarnaast borgen we in het wetsvoorstel natuurlijk wel beter dat je
onder dezelfde voorwaarden kunt worden overgenomen door een andere leverancier.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het oordeel van de Minister staat. Daar kan ik op dit moment even niks aan veranderen;
ik hoor dat denk ik goed. Maar ik heb de moed nog niet opgegeven. De Minister is bereid
om goed naar de ACM te luisteren. Hij gaat met de ACM in gesprek over de uitwerking
van het eerdere idee. Is hij bereid om voor de plenaire behandeling ook in gesprek
te gaan met de ACM over dit issue, en erop terug te komen bij de Kamer? Zo horen we
hoe de ACM ertegen aankijkt, wat de Minister daar dan van vindt en of dat nog tot
een heroverweging van zijn kant leidt.
Minister Jetten:
Ik ga het sowieso met de ACM bespreken, dus dan neem ik dit onderwerp gewoon mee.
Ik zal er in de brief voorafgaand aan de plenaire behandeling ook op terugkomen.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Erkens het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Daarna heb ik zelf ook een vraag, maar eerst is het woord aan u, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Een waarborgfonds of een compensatiefonds is niet het enige middel dat je moet inzetten.
Als je er dan een markt van maakt – dat hoeft niet van de SP – zorg dan dat alleen
partijen die markt op kunnen die deze taak aankunnen. Maar vervolgens is dat niet
afdoende. Dat hebben we de afgelopen jaren gezien. De Minister zegt elke keer «we
doen X, Y en Z», maar dat is niet de vraag van het amendement. De vraag is of we er
nog iets extra’s bij kunnen doen om elk deurtje op slot te doen wat ervoor kan zorgen
dat consumenten niet de dupe zijn van iets waar zij op geen enkele manier verantwoordelijk
voor zijn.
Minister Jetten:
U hebt recht op een wat uitgebreider antwoord. Ik ga dus toch wat uitgebreider antwoorden
waar het gaat om het volgende blok over faillissementen, dit ook naar aanleiding van
eerdere vragen van de heer Grinwis en mevrouw Beckerman. Het verplicht stellen van
een individuele verzekering van leveranciers is een hele ingrijpende maatregel en
past ook moeilijk bij de vrije energiemarkt waarin het deels ook aan een bedrijf zelf
is om zijn bedrijfsrisico’s goed te managen. In 2022 hebben we onderzoek laten doen
door Sira Consulting en door ECORYS. Dat onderzoek is ook aangeboden aan de Kamer.
Daarin wordt geschetst dat de financiële lasten van risico’s die sectorbreed gedragen
worden, eigenlijk altijd worden doorberekend aan de consument. Dus je maakt het energieleveranciers
eigenlijk makkelijker om hun eigen bedrijfs- en ondernemingsrisico’s af te wentelen
op consumenten die gewoon tegen de laagst mogelijke prijs energie geleverd willen
krijgen. Een waarborgfonds wordt ook niet vooraf gevuld, maar is afhankelijk van een
financiële bijdrage van de sector als het misgaat, waarbij het risico bestaat dat
niet elke leverancier dit kan opbrengen als die in financieel zwaarder weer verkeert.
Daarnaast komt de rekening van het beheren en uitvoeren van zo’n fonds ook weer bij
de eindafnemers terecht. Een garantiefonds, dit in tegenstelling tot een waarborgfonds,
wordt verplicht gevuld door energieleveranciers en na gebruik weer aangevuld, maar
ook deze verplichte inleg kan dus leiden tot afwenteling op de consument en tot een
verhoogde toetredingsdrempel. Dus een fonds lijkt een oplossing, maar kent ook heel
veel risico’s waardoor andere maatregelen, waaronder het versterkt toezicht door de
ACM, door ons als effectiever worden ingeschat.
Mevrouw Beckerman (SP):
En toch wringt dit. Bij het begin van zijn beantwoording zei de Minister: we hebben
ooit vergaande marktwerking ingevoerd en we willen deels nu weer op onze schreden
terugkeren. De Minister zei ook: dat was toen bon ton, dat was toen het moment en
daar komen we nu deels op terug. Maar op het moment dat we vragen om consumenten vergaand
te beschermen, worden juist heel veel zaken genoemd, zoals dat het een vrije markt
is en dat er anders een domino-effect van faillissementen ontstaat. Maar die antwoorden
bewijzen toch juist dat marktwerking helemaal niet zo zinnig is waar het gaat om iets
wat zo belangrijk en cruciaal is als energie als basisvoorziening? Dus ik weet niet
goed hoe de argumenten van de Minister nu nog wel pleiten voor dit systeem.
Minister Jetten:
Niet voor niks gaan we best ver in het aanscherpen van toetredingseisen omdat we de
afgelopen jaren ... Kijk, we hebben tientallen energieleveranciers. Tijdens de crisis
de afgelopen paar jaar hebben we ook wel gemerkt dat dit niet per se altijd leidt
tot betere dienstverlening aan de consument. Een beetje keuzevrijheid is goed en een
beetje concurrentie is ook goed om ervoor te zorgen dat bedrijven zo efficiënt en
zo effectief mogelijk leveren, maar het kan ook te ver doorslaan. Dus het gaat om
het verhogen van de toetredingsdrempels aan de voorkant, maar vooral ook om het strenger
toezien op behoorlijk bestuur en de financiële situatie van energiebedrijven terwijl
ze op die markt actief zijn. Daarin zit uiteindelijk deels meer de garantie voor goede
bescherming dan in het toevoegen van zo’n waarborgfonds. Ik hoor een aantal van u
zeggen dat dit een sluitstuk zou kunnen zijn in die aanpak. Mijn weging is dan dat
het een sluitstuk is waarvan de rekening echt weer bij de consument komt te liggen.
Dan is het maar de vraag of dat het meest wenselijk is.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord eerst aan mevrouw Kröger en daarna aan de heer Erkens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, ook op dit punt, want ik vind dit wel een hele lastige. De Minister erkent eigenlijk
dat de verregaande liberalisering die we de afgelopen decennia hebben laten plaatsvinden
waardoor je tientallen aanbieders hebt, het allemaal heel kwetsbaar maakt voor afnemers,
voor burgers die energie nodig hebben. En dat sluitstuk voor als het wel misgaat,
regelen we nu echter niet. Of het nou gaat om een verzekering, een garantiefonds of
een waarborgfonds, die kosten worden uiteindelijk sowieso ergens neergelegd bij een
afnemer. Alleen, op het moment dat je dat socialiseert, doe je dat op een eerlijke
manier en bescherm je mensen dus. Kan de Minister vanuit dat gedachtegoed, vanuit
dat uitgangspunt bedenken welke regeling daar het best bij past?
Minister Jetten:
Dat doen we met alle andere voorstellen die wél in deze Energiewet zitten. Ik ga een
klein beetje in herhaling vallen. Een waarborgfonds zit er niet in, maar bijna al
het andere waar u als Kamer de afgelopen jaren voor heeft gepleit, zit wel in deze
Energiewet. De ruimte die energieleveranciers hebben, wordt dus echt fors ingesnoerd.
Ik heb nu mijn weging aan dit amendement gegeven. Ik hoor een aantal van u ervoor
pleiten om het wel eraan toe te voegen, maar mijn weging gaat niet heel anders worden.
Sorry, ik kan het niet heel veel leuker maken.
De voorzitter:
En toch zijn er nog vijf Kamerleden die u daarover willen bevragen, onder wie mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zegt de Minister nou: ik vind niet dat het mijn taak is om het aan de achterkant echt
te regelen voor mensen die energie afnemen? Is dat de argumentatielijn of is de Minister
bang dat het tot hoge kosten leidt? Als een energiebedrijf failliet gaat, worden die
kosten sowieso op een bepaalde manier bij een groep gesocialiseerd. Op het moment
dat je het collectiviseert, met bijvoorbeeld een waarborgfonds of een garantiefonds,
smeer je het gewoon uit over een veel grotere groep. Welke van die twee argumenten
is het nou? Als het argument is dat de Minister het niet aan die achterkant wil regelen,
dan vind ik dat een heel lastige boodschap voor mensen voor wie het gewoon een eerste
levensbehoefte is.
Minister Jetten:
Als ik die indruk heb gewekt, wil ik die graag wegnemen. Het moet aan de achterkant
ook goed geregeld zijn. Daarom regelen we met deze Energiewet dat je contract onder
gelijkblijvende contractvoorwaarden wordt overgenomen door een andere leverancier
en dat de voorschotten ook zo veel mogelijk terug moeten naar die consumenten. Alleen,
we zijn het er niet over eens dat een waarborgfonds een verstandig instrument is,
omdat ik verwacht dat dat leidt tot hogere toetredingsdrempels, waardoor je als consument
weer minder te kiezen hebt. En ik verwacht dat zo’n waarborgfonds forse kosten met
zich meebrengt, die allemaal op de consument worden afgewenteld. Wij maken gewoon
een andere afweging ten aanzien van dit specifieke instrument, maar dat neemt niet
weg dat zowel kabinet als Kamer dit goed voor de consumenten geregeld willen hebben,
in het geval van een faillissement.
De voorzitter:
De volgorde van de interrumpanten is Erkens, Flach, Bontenbal.
De heer Erkens (VVD):
Aan de ene kant lijken we als Kamer en kabinet ver uit elkaar te liggen; aan de andere
kant zoeken we volgens mij wel naar hetzelfde. Waar we het over hebben is de situatie
van Welkom Energie, die failliet ging. Mensen kregen in die situatie bij een andere
leverancier – ik wilde zeggen: via een noodleverantie – gas en elektriciteit, maar
ze moesten heel snel overstappen in een markt waarin eigenlijk bijna geen contracten
beschikbaar waren. Die voorwaarden hadden ze maar te accepteren. Die situatie kan
zich nog steeds voordoen, ondanks dat de Minister veel meer waarborgen aan de voorkant
heeft gecreëerd om dat te voorkomen. Wat wij als Kamer volgens mij zoeken, is welk
instrument daar het meest geschikt voor is. Ik ben ook niet getrouwd met een veiling
in alle eerlijkheid; dat was een ander idee dat langskwam. Mijn naam komt wel onder
dat amendement van de heer Bontenbal te staan; volgens mij zoeken we allemaal naar
een oplossing. Kan de Minister in die brief, die ruim voor de plenaire behandeling
komt, misschien ook nog kijken hoe andere Europese landen dat doen en kan hij ook
ingaan op de orde van grootte van de kosten van die verschillende modellen, die de
huishoudens via de energierekening betalen? Dan kunnen wij als Kamer veel beter de
afweging maken tussen de kosten en de baten van de voorstellen. Dat vind ik, zo zeg
ik in alle eerlijkheid, nu nog moeilijk in het debat, omdat het toch vrij abstract
blijft.
Minister Jetten:
Dat zal ik zeker doen. Ik zal zo meteen nog een paar dingen zeggen over vragen die
zijn gesteld en vergelijkingen die zijn gemaakt, maar het is goed om dat ook nog een
keer onder elkaar te zetten in die Kamerbrief.
De heer Flach (SGP):
De Minister laat duidelijk merken dat het aan zijn oordeel niet zo heel veel zal veranderen,
maar een debat is er volgens mij ook om op basis van goede argumenten toch tot voortschrijdend
inzicht te komen. Wat dat betreft geef ik het nog niet op, hoewel het het amendement
van collega Grinwis is.
Het is natuurlijk niet uniek. We hebben een depositogarantiestelsel, dat betaald wordt
of dat gesocialiseerd wordt, zou je kunnen zeggen. We hebben ook een garantiefonds
reizen. Het is dus ook geen heel vreemd instrument. Op tal van andere terreinen wordt
het effectief ingezet en gaat er ook een zekere werking van uit. In mijn bijdrage
heb ik daaraan gekoppeld dat je met een keurmerk zou kunnen gaan werken. Volgens mij
hoorde ik de Minister in zijn beantwoording zeggen: juist zo’n garantiefonds zou de
verantwoordelijkheid kunnen wegnemen bij een bedrijf om zijn eigen bedrijfsvoering
op orde te hebben. Ik denk niet dat dat een heel valide argument is, omdat bedrijven
die wij «cowboys» noemen vooral met zichzelf bezig zijn en sowieso niet zo heel veel
boodschap hebben aan het op orde houden van hun bedrijfsvoering om consumenten te
beschermen. Je zou dit wellicht nog iets kunnen aanpassen en kunnen zeggen: laten
we iets optuigen wat voor de bonafide bedrijven in die sector goed werkt. Daar zou
je een keurmerk aan kunnen koppelen, waardoor ze ook in hun bedrijfsvoering aan een
aantal voorwaarden moeten voldoen. Als zich dan toch nog de situatie van een faillissement
voordoet, is het heel goed verdedigbaar dat je dat onderbrengt in een garantiefonds.
Dan heeft de consument namelijk de verantwoordelijkheid om te kiezen voor een leverancier
die onder dat keurmerk valt; dan is hij beschermd. Mensen die kiezen voor een cowboy
moeten dan ook maar op de blaren zitten. Zo eerlijk is het dan ook wel. Volgens mij
neem je dan een aantal van de bezwaren van de Minister weg. Zou hij daar nog op willen
reflecteren?
Minister Jetten:
Die vind ik wel ingewikkeld. Als je met elkaar voor zo’n fonds kiest, dan zou ik dat
ook wel op iedereen van toepassing laten verklaren. Als je als consument in de vergelijking,
die nu soms al ingewikkeld is, ook nog goed moet kunnen onderscheiden of een potentiële
leverancier wel of niet meedoet aan het waarborgfonds en wat dat betekent voor de
eigen consumentenbescherming, dan vragen we misschien wel iets te veel van de burger,
die zich dan ook weer in al dat soort zaken moet gaan verdiepen. Mijn neiging zou
zijn: of we doen het helemaal of we doen het niet. Ik heb net aangegeven welke argumenten
ik tegen het helemaal doen zie, maar ik zal, zoals de heer Erkens zojuist verzocht,
dit ook nog wel wat nader toelichten in die brief.
Overigens wordt nu een aantal keer Welkom Energie als voorbeeld genoemd. Dat was niet
zozeer een compleet faillissement als wel een overname. We moeten dus ook een goed
onderscheid maken. Welke consumentenbescherming willen we bij overname van een energieleverancier
en wat betekent dat voor je lopende contractvoorwaarden? En wat doen we bij een faillissement,
als je dus gewoon naar een andere energieleverancier moet omdat die van jou niet meer
bestaat? Daar zijn dus twee verschillende regimes voor nodig.
De voorzitter:
Helder. Daarmee ga ik naar de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb nog even een vraag ter verduidelijking. Komt er nog een reactie van de Minister
op de vraag over het veilen? Ik zie dat dat het geval is. Dan lever ik deze interruptie
subiet weer in.
De voorzitter:
Nou, voor deze keer. De Minister vervolgt zijn beantwoording.
Minister Jetten:
Ik had het amendement-Grinwis beter na dit blokje kunnen appreciëren, want dan hadden
we wellicht een deel van deze interruptie niet gehad. Ik verwees net al naar het advies
dat hierover in 2022 is uitgebracht.
Ik ga nog even verder met een aantal vragen over faillissementen. Bij het wegvallen
van een leverancier treedt de wettelijke procedure leveringszekerheid in werking,
zodat consumenten verzekerd zijn van de continuïteit van elektriciteit en gas. Indien
consumenten worden overgenomen door een opvolgende leverancier, is dat met behoud
van de leveringsovereenkomst, waarbij rechten en verplichtingen blijven gelden. Indien
geen overname plaatsvindt, volgt restverdeling en worden consumenten aan de aangewezen
leveranciers overgedragen. Via een nota van wijziging is in het wetsvoorstel geregeld
dat bij overname de opvolgende leverancier de oude contractvoorwaarden moet overnemen.
Rechten en verplichtingen in dat contract moeten dus worden nageleefd. In geval van
restverdeling kan de consument na toebedeling kiezen voor een eigen leverancier en
daarmee ook een nieuwe overeenkomst afsluiten. Als je daar als consument beter van
wordt, kun je dus daarvoor kiezen. Tegen onder anderen de heer Flach zeg ik dat bij
een overname na een faillissement dus ook de betaalde voorschotten moeten meeverhuizen
naar de nieuwe, opvolgende leverancier. Dat is belangrijk. Je hebt dat geld al betaald.
Als je op een later moment in het jaar meer hebt verbruikt dan van tevoren was verwacht,
dan heb je een deel daarvan al via dat voorschot ingelegd.
De heer Erkens stelde een vraag in het verlengde hiervan. In die nota van wijziging
gaan we in de lagere regelgeving regelen dat consumenten na toebedeling gedurende
maximaal zes maanden verzekerd zijn van levering. Dan moet de leverancier ook redelijke
tarieven hanteren. De ACM moet daar ook op toezien. Daarnaast is de leverancier verplicht
om de consumenten te wijzen op marktconforme aanbiedingen in het kader van zijn informatieplicht,
zodat de consument er dan ook voor kan kiezen om over te stappen op een gunstiger
contract. Er zijn recent ook weer een paar voorbeelden geweest waarbij mensen aan
voorwaarden vastzitten waar je niet heel erg blij van wordt. Als je dan moet overstappen
of wordt herverdeeld, is het wel fijn als je dan op een gegeven moment ook de mogelijkheid
krijgt om van die onmogelijke voorwaarden af te komen.
Er zijn heel veel vragen gesteld over het garantiefonds. Die hebben we dus net al
gehad. Ik zal de antwoorden niet herhalen.
Er is een aantal vragen gesteld over het special administration regime dat in het
Verenigd Koninkrijk geldt. Ik zal eerst een antwoord geven in de richting van mevrouw
Beckerman. Deze Energiewet staat het nationaliseren van een leverancier op zichzelf
niet in de weg. Voor een gedwongen overname of een onteigening zijn echter wel een
wettelijke grondslag en compensatie van aandeelhouders vereist. Daarbij moet dus sprake
zijn van een zwaarwegend algemeen belang om in te grijpen. Daarbij zal onder andere
moeten worden gekeken naar de nadelen die dit heeft en de kosten die dit oplevert,
evenals het risico dat het daarmee vanuit de markt bij de overheid en de belastingbetaler
wordt neergelegd.
Er is een grondig Europees kader, waarin ook staatssteunregels en een gelijk speelveld
gelden. Daarbij lijkt het nationaliseren van een failliete leverancier al snel dit
gelijke speelveld te verstoren als er ook marktpartijen zijn die de failliete leverancier
en zijn klanten kunnen overnemen. Het nationaliseren van een failliete energieleverancier
is ook geen aanbeveling in het onderzoek van Strategy& dat naar aanleiding van de
motie-Segers/Marijnissen is uitgevoerd. Maar in het plenaire debat dat we laatst hebben
gevoerd, was ook al wel duidelijk dat een aantal partijen überhaupt pleit voor meer
nationale of regionale energieleveranciers, en dan veel meer vanuit de gedachte dat
de burger dat wellicht meer vertrouwt en liever onderdeel is van zo’n leverancier.
Ik denk dat dat ook de reden is dat een aantal provincies hier nu zelf mee bezig is.
Mevrouw Kröger vroeg naar het advies van de Raad van State over het toezicht van de
ACM op redelijke prijzen. Of een specifieke prijs redelijk is, is altijd aan de ACM
om te beoordelen. De ACM moet daarbij een aantal zaken betrekken, zoals het belang
van de consument. «Redelijk» wordt daarbij bepaald door de hoogte van de kosten die
de leverancier voor het product moet maken en de prijzen voor soortgelijke producten
die door concurrenten worden gehanteerd. De term «redelijke prijzen» sluit aan bij
de richtlijn en bij de bestaande bevoegdheid van de ACM onder de huidige Elektriciteits-
en gaswet. Hiermee hanteren we dus een bekende en beproefde toetsingsgrond. De ACM
kan daar, ook met deze nieuwe Energiewet, gewoon meteen mee uit de voeten.
«Rechtvaardigheid» is een begrip dat niet voortkomt uit de Europese richtlijn, waardoor
er ook niet vanuit Europa een sterk gedefinieerde invulling is van dat begrip. Wij
hebben op nationaal niveau ondertussen natuurlijk wel adviezen gehad van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid, het adviesbureau TNO en de ACM. Daarmee liggen er gewoon
wel goede haakjes om dit te betrekken bij verdere beleidsvorming ten aanzien van de
betaalbaarheid van de energierekening en de ontwikkeling van ons beleid in de strijd
tegen energiearmoede. Daarbij blijft «rechtvaardigheid» natuurlijk wel vaker een subjectief
of politiek oordeel dan bij «redelijkheid» het geval is.
De ACM heeft wel aangegeven blij te zijn met de mogelijkheid die is teruggebracht
in de nota van wijziging om scherp toe te zien op redelijke prijzen. Dat is in de
nota van wijziging scherper geformuleerd dan in de oorspronkelijke Energiewet. We
hebben dit in eerste instantie niet zo scherp in de Energiewet opgenomen omdat de
Europese Unie eigenlijk minder ruimte bood dan in het verleden het geval was. Ik ben
dus heel blij dat we dit bij nota van wijziging uiteindelijk weer hebben kunnen repareren.
De ACM heeft ook naar u aangegeven dat ze het echt relevant vindt om hier een heel
scherpe toetsing op te kunnen blijven uitvoeren. De ACM kan bijvoorbeeld een boete
opleggen, die kan oplopen tot 10% van de omzet van het bedrijf en daarmee een hele
stevige maatregel vormt die ook echt afschrikt om tot onredelijke prijsvorming te
komen.
Het is misschien handig als ik nu even het submapje sociaal tarief erbij pak, want
dat ligt in het verlengde hiervan. De bescherming van consumenten met een kleine beurs
is ontzettend belangrijk. Dat hebben we de afgelopen jaren ook echt met elkaar gezien.
Als je meer wilt met het concept «rechtvaardigheid» aanvullend op «redelijkheid»,
dan zal je moeten kijken wat er kan. We hebben de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan,
omdat we tijdens de energiecrisis merkten dat de gereedschapskist van de overheid
om in te grijpen in extreme situaties gewoon erg beperkt is. We hebben een verkenning
gedaan naar instrumenten voor gerichtere compensatie van huishoudens die kwetsbaar
zijn voor hoge energieprijzen. We hebben de Kamer daar ook op een aantal momenten
over geïnformeerd, onder andere vorig jaar bij de Voorjaarsnota en de Miljoenennota.
Ook gezien de inbreng van een aantal van u in eerste termijn lijkt het me nuttig om
er voorafgaand aan de plenaire behandeling een samenvatting van te geven, omdat dat
ook helpt bij de oordelen die u als Kamer velt over eventuele amendementen of moties
die op dit vlak nog worden ingediend. Als we eventueel een sociaal tarief zouden willen
invoeren, zullen we goed moeten kijken naar de juridische aspecten en de belemmeringen.
Het brengt ook wel complexe uitvoeringsvraagstukken met zich mee. Het is namelijk
niet van de ene op de andere dag goed uitgedacht hoe zo’n sociaal tarief eruit zou
moeten zien. Er wordt vaak verwezen naar België, maar ook België heeft na de aankondiging
van het sociaal tarief anderhalf jaar gedaan over de uitwerking van het instrument.
In de praktijk leidt het ook wel tot een aantal uitdagingen, onder andere voor de
Belastingdienst en andere partijen die daarmee te maken krijgen. Ik zal voor de plenaire
behandeling nog wat uitgebreider voor u op schrift stellen wat er allemaal bij komt
kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er twee interrupties zijn. Eerst mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA
en dan de heer Grinwis van de ChristenUnie. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik begrijp goed dat dit complex is. Ik denk alleen dat de Raad van State best
helder aangeeft dat zij wel degelijk de ruimte zien in de Europese regelgeving om
de ACM bevoegdheid te geven om maximumtarieven vast te stellen voor kwetsbare gebruikers.
Dat zou een vorm zijn waarbij je in je systeem of in je wet iets inbouwt waardoor
iets dergelijks als een prijsplafond een volgende keer veel meer gereguleerd plaats
kan vinden. Is dit een variant waar de Minister naar kan kijken voor de brief die
hij gaat sturen?
Minister Jetten:
Een maximumtarief is wel iets heel anders dan een sociaal tarief. Bij een sociaal
tarief stel je gewoon een tarief vast ... Het is net wat je ermee wil doen. Wil je
dat permanent regelen of wil je dat alleen in noodsituaties regelen? Het belangrijkste
of het meest complexe bij de uitwerking daarvan is op welke groepen je het sociaal
tarief van toepassing verklaart. Als je dat zou willen koppelen aan inkomensgegevens,
dan gaat dat heel ver. Dan moet je inkomensgegevens op adresniveau met energiebedrijven
gaan delen. Dat kan je oplossen door te werken met een lijst van indicatie-vinkjes,
zoals ze in België doen. Maar in beide gevallen moet je wel heel goed nadenken op
basis van welke data je die gegevens verstrekt. Via de Belastingdienst is het nu bijvoorbeeld
alleen mogelijk om het inkomen van huishoudens vast te stellen met een vertraging
van twee jaar, op basis van een reeds vastgestelde en definitieve belastingaangifte.
Hoe actueel is dan de situatie waar een huishouden zich in bevindt? Is dat voldoende
sociaal? Kan dat er achteraf bij de toetsing niet toe leiden dat we moeten gaan terugvorderen,
omdat iemand twee jaar later toch niet onder het sociale tarief bleek te vallen? Ik
wil voorkomen dat we via de energierekening in nieuwe toeslagensystemen terecht gaan
komen, waarbij de overheid in eerste instantie wel iets mogelijk maakt, maar ... Dat
wil de Kamer ook niet, maar we hebben nog niet een oplossing om dat te voorkomen.
Mijn allergrootste zorgen zitten dus eigenlijk veel meer op de afbakening van waar
je dat op toepast. Wij zien op dit moment juist bij het stellen van die maximumtarieven
minder ruimte vanuit Europa dan in het verleden het geval was.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan blijf ik het wonderlijk vinden dat de Raad van State die ruimte juist wel ziet.
Dan worstel ik er even mee dat de juristen van de Raad van State kennelijk een andere
inschatting maken dan de juristen van het ministerie, want het staat letterlijk in
hun advies. Gaat het bij de afbakening niet precies over de vraag wanneer je in energiearmoede
bent? Zouden we dat niet willen definiëren en wellicht in deze wet opnemen?
Minister Jetten:
Op dat maximumtarief ga ik straks nog even apart terugkomen. Ik weet niet of je een
verdergaande definitie van energiearmoede in de Energiewet moet opnemen. Hier komt
natuurlijk ook een groot deel van het beleid van beide Ministers op Sociale Zaken
om de hoek kijken. Energiearmoede wordt niet alleen veroorzaakt door het type energiecontract
dat je hebt. Het wordt voor een heel groot deel ook veroorzaakt door het soort huis
waarin je woont en door het energielabel van het huis, door de inspanningen die de
woningcorporatie pleegt om het huis te verbeteren. Ik zie juist dat wij als overheden
samen met woningcorporaties en particuliere verhuurders buiten de Energiewet meer
moeten doen om energiearmoede te bestrijden. Ik zou dat niet zozeer in deze Energiewet
regelen. Ik heb u eerder al toegezegd dat we later dit voorjaar zullen terugkomen
op energiearmoede op basis van de laatste cijfers van TNO. Mevrouw Postma heeft daar
laatst nog aanvullende vragen over gesteld en gevraagd om die nog in die brief mee
te nemen. Dat zou ik niet zozeer in de Energiewet regelen, maar dat we daar meer aan
moeten doen, ben ik met u eens. Er zijn naar aanleiding van de technische briefing
ook nog een paar schriftelijke vragen geweest, die nog naar uw Kamer worden toegezonden.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Grinwis, ChristenUnie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Hebben we maar zes interrupties?
De voorzitter:
Ik kijk nu even naar alle Kamerleden. We hebben meerdere opties vandaag, maar een
van de zaken die u in meerderheid heeft afgesproken, is dat dit debat tot 17.00 uur
duurt. Wat we kunnen doen – maar daar heb ik uw hulp bij nodig – is een halfuur uitlopen.
We weten dat dat kan bij de ondersteuning. Dat is het enige wat haalbaar is. Dus een
halfuur uitlopen is mogelijk. Dat zou dan uitkomen op 17.30 uur. Eén moment, meneer
Grinwis. 17.30 uur is het enige wat mogelijk is.
In die tijd kunnen we een aantal dingen doen. We kunnen meer interrupties toestaan.
Dan hebben we een mooi debat. Dat betekent wel dat we vandaag geen tweede termijn
kunnen doen. Daar zijn ook weer twee opties voor. We kunnen volgende week starten
met een tweede termijn. We kunnen ook volgende week een debat hebben in twee termijnen.
Dat zou dus betekenen dat we volgende week de eerste termijn doen over het systeem
en daarna een tweede termijn over zowel gebruikers als het systeem. Dat is ’m, hè,
meneer Kops? Kijk, als ik de heer Kops ook tevreden heb gesteld, dan ga ik nu nog
één keer vertellen wat de conclusie is. We hebben vandaag de mogelijkheid om tot 17.30
uur uit te lopen. Dat zal dan ook de eindtijd zijn. We gaan door met de eerste termijn
van het kabinet. We hebben geen tweede termijn vandaag. Ik sta de leden meer interrupties
toe, maar laten we het eerst even maximeren op acht. Anders komen we zo meteen op
het probleem dat we niet eens de eerste termijn kunnen afronden in de tijd die we
vandaag hebben gesteld.
Ik zie mevrouw Kröger volgens mij playbacken: hoeveel heb ik er nog? U heeft er nog
vier. Wilt u er meteen één inzetten, mevrouw Kröger, of zegt u: ik heb vertrouwen
in de heer Grinwis?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb vertrouwen in de heer Grinwis.
De voorzitter:
Dat is altijd goed.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Terwijl mijn collega’s collega Kröger ervan proberen te doordringen dat dat heel gevaarlijk
is, ga ik toch maar beginnen met mijn interruptie. De Minister gaat nu in op alle
mitsen en maren bij het sociaal tarief. Dat is terecht in het kader van een wetsbehandeling,
maar het gaat om het in de wet verankeren van de mogelijkheid en om het, met andere
woorden, niet uit te sluiten. Als we het niet in de wet verankeren, kunnen we het
überhaupt nooit gaan doen. Dan is dat pas mogelijk na een wetswijziging, terwijl wij
altijd geleerd hebben dat je het dak moet repareren als de zon schijnt. Als het haakje
in de wet staat, kunnen we het nu uitwerken en ooit tot een AMvB komen. Dan is het
in ieder geval een volwaardige optie op het moment dat zich weer een energieprijzencrisis
aandient. Nu weet ik dat het uitgebreid is verkend tijdens de energieprijzencrisis,
maar dat dat eigenlijk geen volwaardige optie was omdat er niks was uitgewerkt. Dat
wil ik wel even zeggen als reactie op wat de Minister aanbracht.
In het amendement dat collega Flach en ik in ieder geval in voorbereiding hadden,
staat ook dat die keuzes in de AMvB zullen moeten worden gemaakt, zoals de ACM in
haar notitie van afgelopen donderdag keurig netjes heeft aangegeven. Dan hebben we
het over heel veel zaken. Hoe moet je de doelgroep precies afbakenen? Wat is de referentie
waaraan je de prijs moet relateren? Is het tijdelijk of is het een permanente maatregel?
Hoe zit het met de privacy? Krijgen alle energieleveranciers die opdracht of selecteer
je een groepje? Hoe gaat het met het toezicht? Hoe gaat het met de compensatie? Et
cetera. Al die zaken reikt de ACM aan. Daar moeten keuzes in gemaakt worden, maar
dat hoeft volgens mij niet allemaal nu in dat haakje in de wet. Daarom was mijn vraag
of de Minister daar ook zo tegen aankijkt. Stel dat je die route opgaat, kun je dan
nu een haakje slaan om het mogelijk te maken een maximumtarief te stellen voor mensen
in een kwetsbare positie om het vervolgens allemaal in te vullen in een AMvB? Dat
was mijn vraag alvorens over te gaan tot indiening van dat amendement. Nu verwijst
de Minister naar een brief. Dan is mijn conclusie: dan dien ik nu maar vast het amendement
in en dan zien we het wel.
Minister Jetten:
Je kunt dat haakje feitelijk nu in de wet zetten en later een hele hoop dingen uitwerken.
Dat was ook de reden waarom ik net heb gezegd dat ik daar in een brief voor de plenaire
behandeling uitgebreider op zal ingaan. Daarin zal ik samenvatten wat we in de afgelopen
jaren allemaal aan onderzoeken en adviezen hebben gekregen op dit vlak. Dat helpt
om bij de plenaire afronding tot een goede weging te komen van de vraag of je dit
nu wel of niet wilt regelen. Maar ik vind het wel belangrijk om er in dit WGO voor
te waarschuwen dat hier een heleboel haken en ogen achter weg gaan komen. Het is nog
maar de vraag of we als overheid goed kunnen leveren. Wie komt hier straks voor in
aanmerking, wat voor informatie en data heb je allemaal nodig om die groep goed af
te bakenen en hoe voorkom je dat je op een later moment alsnog bij mensen moet gaan
afrekenen omdat ze hier onterecht gebruik van hebben gemaakt? Daar hebben we in de
afgelopen jaren op een aantal andere beleidsterreinen niet hele goede ervaringen mee
opgedaan. Maar ik ga dat nogmaals voor u op een rij zetten.
De voorzitter:
Helder. Ik zie dat dat vooral tot onderling overleg leidt. Ik ga de Minister vragen
om zijn beantwoording te vervolgen.
Minister Jetten:
Voorzitter. Ik heb nu al een deel van het volgende blokje gehad, maar daar kom ik
zo meteen nog even op terug.
Ik blijf nog even bij het blok leveranciers. We hebben het net al gehad over agressieve
wervingspraktijken. De heer Grinwis vroeg in dat kader naar de mogelijkheden voor
een wervingsstop. In de Energiewet zit nu een grondslag waarmee de ACM de vergunning
kan intrekken als men zich herhaaldelijk schuldig maakt aan oneerlijke handelspraktijken.
Ik sta sympathiek tegenover een mogelijk amendement dat voortkomt uit ... Sorry, dat
heb ik al gezegd. Ik heb net fijn zitten bladeren.
De heer Kops vroeg: hoe vaak is het voorgekomen dat er een vergunning is ingetrokken?
Op basis van oneerlijke handelspraktijken is nog nooit een vergunning ingetrokken,
want dat kon nog niet op basis van de Elektriciteits- en gaswet. De Energiewet biedt
de ACM straks meer mogelijkheden om een vergunning in te trekken. Ook een overtreding
van de Wet Bibob gaat mogelijkheden geven om een vergunning in te trekken. Daarnaast
worden het financieel toezicht en het toezicht op risicomanagement verder versterkt.
Hierbij moet wel bedacht worden dat het intrekken van een vergunning erg ingrijpend
is. Er moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat we in die extreme situatie terechtkomen,
want dat betekent ook heel veel voor de consumenten die bij zo’n leverancier zijn
aangesloten. Ik ben het dus heel erg eens met de heer Kops dat het goed is als hier
veel strenger op kan worden toegezien, zodat we de echte cowboy in deze markt veel
eerder kunnen aanpakken dan tot nu toe het geval is.
Mevrouw Rooderkerk verwees naar een concreet voorbeeld. Voorzitter, ik zie dat de
heer Kops iets wil vragen.
De voorzitter:
Het voorbeeld van mevrouw Rooderkerk willen we nog even horen.
Minister Jetten:
Zij verwees naar HEM. In het energiedomein zijn door de ACM in 2021 en 2022 forse
boetes opgelegd in een aantal specifieke casussen: een boete van 1,8 miljoen en een
boete van vier ton. Deze boetes werden uitgedeeld op basis van de algemene consumentenbescherming
die in het Burgerlijk Wetboek is opgenomen. Onder de Energiewet wordt het ook mogelijk
om overtredingen van deze algemene consumentenbepaling in het kader van onredelijke
handelspraktijken te betrekken bij de handhaving van de ACM. De ACM kan dan bij een
stelselmatige overtreding van deze bepaling uit het Burgerlijk Wetboek de vergunning
onder de Energiewet intrekken. De ervaringen daarmee worden toegepast om het verder
aan te scherpen.
De boete die de ACM toepast, landt in de algemene middelen. Er is dus geen sprake
van het oormerken van de opbrengsten daarvan. Een boete ziet ook niet op individuele
gevallen. Die ziet erop toe dat zo’n leverancier zijn praktijk aanpast. Daar is het
middel uiteindelijk ook voor bedoeld. De ACM probeert de consumenten die gedupeerd
zijn zo goed mogelijk bij te staan met advies, zodat die consumenten ook weten waar
ze hun individuele recht kunnen halen en waar ze zo nodig nog individueel bij geholpen
kunnen worden.
De heer Flach vroeg of de ACM de bevoegdheid heeft om de bescherming van consumenten
met de open normen in de wet verder in te vullen. Ja, de Energiewet hoeft dat niet
expliciet voor te schrijven, want dat volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. Daaruit
blijkt dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot de
hem toekomende bevoegdheid, zoals verwoord in artikel 4:81 van de Awb. Het kan dan
gaan om een beleidsregel van de ACM over de wijze waarop ze van plan is toezicht uit
te oefenen of om het geven van verdere invulling aan open normen in de wet, bijvoorbeeld,
waar we het net over hadden, wat dan een redelijk tarief is.
Een aantal van u heeft ook gevraagd naar micro-ondernemers en de afbakening die we
daarvoor toepassen. Kleine ondernemers, waaronder zzp’ers, vallen nu onder de consumentenbescherming
als ze een product of dienst afnemen voor overwegend privédoeleinden. In de Energiewet
is nu wettelijk geregeld dat alle micro-ondernemingen onder deze consumentenbescherming
vallen. Dat is inderdaad dat artikel 2.12, waar mevrouw Postma naar verwees. Dat is
echt een aanzienlijke uitbreiding van het beschermingsniveau. Dat is mooi, denk ik.
Daarmee is dat in de Energiewet ook zo veel mogelijk gelijkgesteld aan de definitie
van eindafnemer met een kleine aansluiting. Een micro-onderneming is namelijk een
eindafnemer of een actieve afnemer die een onderneming is met minder dan tien werknemers
en een jaaromzet of jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen euro. Als een
horecaondernemer, waar de heer Erkens specifiek naar vroeg, aan deze voorwaarde van
2 miljoen euro voldoet, dan valt hij dus ook onder deze bescherming. Ik kom zelf uit
een horecafamilie en ik probeerde me even voor te stellen hoe dit dan uitpakt. De
kleine bruine kroeg om de hoek zal hier dan waarschijnlijk wel gebruik van kunnen
maken, maar een grote horecaondernemer met meerdere filialen en een heel groot energiegebruik
niet, maar ik denk dat dat ook niet het type horecaondernemer is waar de heer Erkens
in zijn inbreng aan refereerde.
De heer Kops vroeg nog in het bijzonder naar wat de ACM dan anders gaat doen met die
geattribueerde bevoegdheid voor de ACM. De ACM voert het verlenen en intrekken van
een vergunning nu in mandaat namens mij uit, maar de ACM is een zelfstandig bestuursorgaan
met een onafhankelijke positie. Om die onafhankelijke positie beter tot uitdrukking
te brengen, draagt dit wetsvoorstel de uitoefening van die bevoegdheid rechtstreeks
aan de ACM op. Er zal in de praktijk eigenlijk heel weinig veranderen, maar het is
wat zuiverder in de wet opgenomen dan nu het geval is.
Dan kom ik bij het amendement van mevrouw Beckerman, dat in het verlengde hiervan
ligt. Met het amendement op stuk nr. 17 beoogt de indiener de vangnetregeling uit
de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet toe te voegen aan de Energiewet, waarmee de
ACM de bevoegdheid houdt om een vervangend maximumtarief voor te schrijven. Het opleggen
van een maximumtarief verhoudt zich in de ogen van het kabinet niet tot het uitgangspunt
van vrije prijsvorming in de Europese richtlijn. De Raad van State heeft ook verwezen
naar het belang van vrije prijsvorming en de verwachting is dat als deze bevoegdheid
wordt toegepast, dit ook meteen op deze gronden bij de rechter zal worden aangevochten.
Daarom zou ik dit amendement sterk willen ontraden, want ik ben bang dat we dit gewoon
niet droog gaan houden voor de rechter.
De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij was de eerste interruptie van de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Toevallig kwam volgens mij vandaag het bericht dat de ACM een boete van vier ton heeft
opgelegd aan het bedrijf Global Marketing Bridge. Dat is geen energiebedrijf, maar
een soort tussenpersoon die namens een energiebedrijf of -bedrijven energiecontracten
probeert te verkopen of aan te smeren, want uit onderzoek van de ACM blijkt dat er
sprake was van telefonische misleiding. De ACM zegt erbij dat het aan de energieleveranciers
is om erop toe te zien dat zo’n tussenpersoon zich aan de regels houdt. Nou, dat is
hier blijkbaar niet gebeurd. Klopt het dat zo’n tussenpersoon geen vergunning nodig
heeft en er dus ook geen vergunning ingetrokken kan worden? Ik vraag me af wat er
nog meer gedaan kan worden dan zo’n tussenpersoon alleen maar een boete uit te delen.
We weten dat je bij een energieleverancier de vergunning uiteindelijk kunt intrekken,
maar bij zo’n tussenpersoon kan dat niet. Ik vraag me af of dat voor een malafide
energiebedrijf een manier is om zonder vergunning uiteindelijk toch contracten aan
te smeren.
Minister Jetten:
Ik vind dat een hele goede vraag. Ik kijk even naar mijn hulplijn. Ik hoop dat het
antwoord mij zo meteen als app wordt toegezonden. Anders kom ik er later op terug.
Als je als energieleverancier willens en wetens malafide tussenpersonen inzet, vind
ik dat je daar sowieso op moet worden aangesproken en aangepakt als energieleverancier.
U voegt daar nog de vraag aan toe hoe je ook die tussenpersoon harder kunt raken.
Op die twee punten kom ik zo meteen even terug, want ik vind dit wel een goede suggestie
van de heer Kops.
De voorzitter:
Volgens mij vindt de hele commissie dat. De heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Zeker. Er is sprake van een boete van vier ton, maar die is blijkbaar opgelegd aan
die tussenpersoon. De directeuren hebben dan € 50.000 en € 65.000 boete gekregen.
Blijkbaar is dat niet opgelegd aan het energiebedrijf. Het kan niet zo zijn dat het
bedrijf vrijuit gaat, terwijl het de opdrachtgever is, zogezegd.
Minister Jetten:
Er zitten verschillende aspecten aan een energieleverancier en een tussenpersoon die
met elkaar afspraken maken over werving. Zijn er naast boetes voor zo’n tussenpersoon
ook andere mogelijkheden om in te grijpen? Dank voor de vraag. Ik kom er zo meteen
op terug.
De heer Erkens (VVD):
Even kort over die micro-ondernemers. Ik ben heel blij dat die eronder vallen. Dat
zijn vooral ondernemers met een kleinverbruikersaansluiting, begrijp ik. Daar zijn
we heel blij mee. Tegelijkertijd ligt daar nog wel een opgave. Ik ben het namelijk
met de Minister eens dat het bij grote ketens, bijvoorbeeld een horecaondernemer met
twintig ondernemingen, Bakker Bart of Subway, om andere profielen gaat dan bij een
lokale bakker die misschien vier werknemers heeft, maar niet op een kleinverbruikersaansluiting
zit. Doet deze wet ook iets voor die groep ondernemers? Of moeten we er de komende
weken nog over nadenken wat daarvoor mogelijk is? Ik snap de afbakening die de Minister
kiest, maar tegelijkertijd valt nog steeds een groep buiten de boot die nu onvoldoende
beschermd is en die ook niet de kennis in huis heeft op dit moment.
Minister Jetten:
Het kan natuurlijk wel zo zijn dat een klein bedrijf met weinig werknemers een hele
hoge energieafnemer is. Dat ligt er een beetje aan wat er aan apparatuur achter de
voordeur staat te draaien. Dan wordt de afbakening al snel ingewikkelder. U noemt
de bakkersbranche in het bijzonder. Naar aanleiding van de energiecrisis zijn we er
al veel intensiever mee bezig om ook via de brancheorganisaties ervoor te zorgen dat
we bakkers veel meer gerichte informatie geven over wat ze kunnen doen om energiekosten
te beheersen en om verder te verduurzamen. In het kader van die gesprekken kunnen
we dit element meenemen. Maar we hebben nu gekozen voor de afbakening zoals ik die
net heb genoemd, omdat die uiteindelijk de meest overzichtelijke manier is om die
knip ergens te leggen bij wat je onder «micro-ondernemer» en «microafnemer van energie»
verstaat.
De heer Erkens (VVD):
In een wettekst snap ik dat ook. Je moet een afbakening kiezen die je juridisch hard
kunt maken. Als je kleinverbruikersaansluitingen loslaat, komen er ook heel veel bedrijven
bij die misschien inderdaad niet onder dat regime hoeven te vallen. Tegelijkertijd
gaat het niet alleen om energiebesparing, maar bijvoorbeeld ook om contracten die
je afsluit. Ik heb gedurende de energiecrisis een aantal voorbeelden gezien van kleine
ondernemers die écht heel intransparante contracten krijgen en eigenlijk ook niet
goed weten wat ze daarmee aan moeten. Ik snap dat we in de wettekst de definitie misschien
niet gaan veranderen, maar mijn vraag zou ook zijn – dat kan ook richting de plenaire
afronding wat dat betreft – welke andere manieren er te bedenken zijn voor dit soort
ondernemers, misschien met brancheverenigingen samen en misschien in gesprek met de
ACM op dat vlak, om toch de informatievoorziening te verbeteren en ook de ondernemers
te ontzorgen op dit vlak. Een bakker met vijf man personeel vind ik namelijk echt
wat anders dan een grote multinational, maar die vallen op dit moment toch onder hetzelfde
regime.
Minister Jetten:
Ik zal dit ook bespreken met de collega’s binnen EZK die gaan over het bedrijfsleven.
Dan kom ik daar in de zojuist genoemde brief op terug.
Ondertussen heb ik via de app nog wat meer antwoord voor de heer Kops. Allereerst
mag een tussenpersoon minder. Die levert niet zelf de energie. Daarbij blijft de vergunninghouder
eindverantwoordelijk. Het is mogelijk om als wederverkoper, dus als tussenpersoon,
leveringscontracten aan kleinverbruikers aan te bieden, maar de wederverkoper handelt
dan altijd in naam van de opdrachtgever, dus de vergunninghoudende energieleverancier.
Deze relatie vindt haar grondslag in het Burgerlijk Wetboek. De daadwerkelijke leveringsovereenkomst
komt uiteindelijk ook tot stand tussen de leverancier zelf en de kleinverbruiker.
De tussenpersoon zet daar niet zijn handtekening onder. Dat zijn de leverancier en
de consument. De leverancier blijft te allen tijde aansprakelijk voor het handelen
van de tussenpersoon. De ACM houdt toezicht op het handelen van de leveranciers bij
het aangaan van contracten met kleinverbruikers, maar dus ook op de wijze waarop leveranciers
hun wederverkopers aanspreken op het rechtmatig handelen bij het aangaan van die leveringsovereenkomsten.
In het voorbeeld dat de heer Kops net noemde, is dus een boete aan de tussenpersoon
opgelegd. Dan zijn er wel forse misstanden geweest als daar zo’n forse boete wordt
toegepast. De ACM kan in dit specifieke voorbeeld ook nog de energieleverancier aanpakken,
want die is eindverantwoordelijk voor het handelen van de door hem ingeschakelde tussenpersoon.
De voorzitter:
Helder. Meneer Kops, wilt u daarop nog reageren?
De heer Kops (PVV):
Ik zit een beetje te denken. De Minister zegt dat de energieleverancier eindverantwoordelijk
is. Oké, maar de ACM heeft nu wel een boete opgelegd aan die tussenpersoon. Als je
dat bericht zo leest, is dat terecht. Maar op mij komt dat heel erg over alsof de
energieleverancier zelf, die vergunninghouder, toch een beetje vrijuit gaat. Het is
een beetje van: we pakken zo’n tussenpersoon, maar de energieleverancier zelf blijft
buiten beeld. Dat is een beetje de indruk die ik krijg. Ik ken de casus verder niet
precies, maar deze doet mij heel erg denken aan een of andere constructie die wordt
opgetuigd in de zin van: nou, we laten een tussenpersoon het wel even regelen; als
de regels worden overtreden, gaat de boete daarnaartoe en blijven wij lekker buiten
beeld. Dat gevoel krijg ik, maar ik weet niet of het klopt.
Minister Jetten:
Volgens mij is het uiteindelijk altijd en-en en niet of-of. De ACM zal, denk ik, goede
redenen hebben gehad om zo stevig in te grijpen bij de tussenleverancier. Als ik even
de zaal rondkijk, denk ik dat iedereen de oproep van de heer Kops steunt dat de eindverantwoordelijke
hiervoor uiteindelijk ook echt eindverantwoordelijk wordt gehouden.
De voorzitter:
Meneer Erkens, wilt u het voorzitterschap nog even overnemen?
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Zeer zeker. Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman van de Socialistische Partij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het interessante is: de vorige keer, toen we de Gaswet en de Elektriciteitswet behandelden,
hebben we heel veel punten overgenomen waar de Europese Commissie om vroeg. Na een
paar jaar bleek dat heel veel andere Europese landen dat niet hadden gedaan. Nu komt
er weer een boel Europese wetgeving aan. Over ons amendement zegt de Minister dan:
dat kan niet, want als we dat doen, grijpt Europa in of strandt het direct bij de
hoogste rechter. Ik wil toch aan de Minister vragen of andere landen dit ook allemaal
wel zo gaan doen. Want bij de splitsingswet hebben we gezien dat Nederland heel braaf
zei: «Oe, dat gaan we meteen doen, want anders ... O jee, o jee!» Uiteindelijk bleek
dat wij misschien wel het domste jongetje van de klas waren geweest.
Minister Jetten:
Dat laatste wil je natuurlijk altijd voorkomen. Dat weet ik nu niet, maar we kunnen
de komende tijd natuurlijk wel in de gaten houden hoe andere Europese landen dit toepassen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan kom ik op de maximumprijzen, dus de vangnetregeling. Die mag nu wel, maar zou
straks niet meer mogen. Is er geen ruimte om dat toch te doen, als je die specifiek
richt op de kwetsbare afnemers? Want dan zou het wel mogen van Europa. Dan zou je
’m nu zo kunnen formuleren en uiteindelijk breder kunnen maken indien dat nodig is.
De voorzitter:
Minister, kunt u toch het slimste jongetje van de klas zijn?
Minister Jetten:
Dan kom je volgens mij bij de discussie die ik net had met mevrouw Kröger en de heer
Grinwis. Een algehele regeling kan niet, maar een meer specifieke regeling zou eventueel
wel kunnen. Ik heb net geprobeerd uit te leggen welke nadelen ik daarbij zie, vooral
in de afbakening en de controle daarop. Zoals ik net heb aangegeven, zullen we daar
per brief voorafgaand aan de plenaire behandeling uitgebreider op ingaan. Dan zal
ik ook het punt dat mevrouw Beckerman maakt, nog een keer toelichten.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Ik neem het voorzitterschap weer over en vraag de Minister om verder te gaan met zijn
beantwoording.
Minister Jetten:
We waren nog bij HEM. Ik heb net aan mevrouw Rooderkerk en de heer Kops uitgelegd
hoe dat in het verleden is gegaan. We hadden het over de boete. Dat geld komt uiteindelijk
gewoon in de algemene middelen terecht en wordt niet gericht ingezet. Daarnaast waarschuwt
de ACM ook voor bepaalde gedragingen van energieleveranciers. We waarborgen met deze
wet zo veel mogelijk dat consumenten ervan verzekerd zijn dat ze op hun rechten worden
gewezen voordat ze een contract afsluiten, doordat die informatieplicht nu sterker
aan de energieleveranciers wordt opgelegd.
De open normen hebben we net gehad. Volgens mij ben ik nu dan klaar met dit mapje.
We waren bij betaalbaarheid, maar dankzij uw interrupties heb ik een groot deel van
de vragen daarover al kunnen beantwoorden. Ik zal niet in herhaling vallen daarover,
omdat ik daar deels ook nog per brief op terug ga komen.
Dan de definities; mevrouw Kröger vroeg daar net ook naar. De begrippen in de wet
hebben we bewust laten aansluiten op de begrippen waarmee kwetsbare afnemers worden
gedefinieerd in de Europese richtlijnen. Hiermee kun je de relevante factoren die
meespelen bij het afbakenen van een groep die energiearm is, zoals inkomen, type woning
en energieverbruik, wel betrekken bij de nadere invulling van het beleid. Wat betreft
energiearmoede en het maximumtarief: bij een directe koppeling tussen bijvoorbeeld
inkomenscriteria en prijsregulering is er juridisch dus sprake van het zogeheten sociale
tarief waar we het net al over hadden. Dat brengt wel uitvoeringsvragen met zich mee,
zoals de noodzaak om die inkomensgegevens te delen. Ik wees net al op het feit dat
de Belastingdienst dat pas twee jaar na afloop echt definitief kan doen.
Voor de bescherming van kwetsbare afnemers is niet alleen de Energiewet relevant,
maar juist ook wetten en maatregelen in het sociale domein, het fiscale domein en
het woondomein. Denk daarbij breder aan armoede- en inkomensbeleid, maar ook aan maatregelen
om woningen te verduurzamen. Het verder sectoraal inrichten van maatregelen voor kwetsbaren
in onze samenleving kent daarbij ook altijd weer andere risico’s. Hoe voorkom je een
armoedeval bij bepaalde regelingen die voor de ene groep wel gelden en voor de andere
niet? Ga je ook nog andere elementen meenemen in kwetsbaarheid, zoals leeftijd, gezondheid
en de mate waarin een inwoner zelf de afgelopen jaren maatregelen wel of niet heeft
toegepast die hij wel had kunnen toepassen? Al deze specifieke omstandigheden vragen
dus vaak om hele verschillende vormen van ondersteuning en maatregelen.
Dat sluit echter niet uit dat de noodrem, het absolute afsluitverbod voor kwetsbare
afnemers met gezondheidsproblemen en voor mensen in schuldhulpverlening met betalingsproblemen,
wel behouden blijft met dit voorstel. Daar hebben we namelijk de afgelopen jaren met
de Kamer veel debatten, onder andere rondom het afsluitverbod, over gehad. Ook hebben
we het een en ander aangescherpt. Het toevoegen van een energieleverancier specifiek
met deze taak maakt de situatie wat ons betreft nog complexer en daarmee niet per
se beter. Onder de bestaande afsluitregeling wordt een afnemer als kwetsbaar aangemerkt
als beëindiging van de levering van elektriciteit of gas zeer ernstige gezondheidsrisico’s
tot gevolg zou hebben voor deze afnemer of voor huisgenoten van de afnemer. Ik vind
het belangrijk om deze afnemers te blijven beschermen met deze Energiewet.
Mevrouw Kröger zei nog het een en ander over de basisbehoeften. In het verlengde daarvan
stelde ook mevrouw Beckerman een vraag. Wij hebben normaliter voldoende instrumenten
om via het algemene koopkrachtbeleid bij te sturen als we zien dat de koopkracht van
specifieke groepen ondermaats blijft of onvoldoende meegroeit met de economische situatie.
Het gaat hier alleen om de bijzondere crisisgevallen waarbij op een gegeven moment
de marktprijs zo alle kanten opschiet dat algemeen koopkrachtbeleid gewoon niet afdoende
is. Op het moment dat extra crisismaatregelen, zoals een noodfonds of een prijsplafond,
nodig blijken, zullen deze met de nieuwe Europese afspraken die we daarover hebben
gemaakt, veel sneller in te voeren zijn dan we de afgelopen paar jaar hebben gezien.
Het is goed om hierin mee te nemen dat er momenteel meer prijszekerheid is bij consumenten
door het aanbod en de hogere aantallen vaste contracten die de afgelopen tijd zijn
afgesloten. Mocht een volgend kabinet ervoor willen kiezen om iets heel specifieks
voor de energierekening te doen, dan blijft het sturen via de energiebelasting de
meest directe vorm om inkomensondersteuning te bieden. De belasting op gas, € 0,70
per kubieke meter, vormt momenteel ongeveer 50% van het variabele leveringstarief.
Een verlaging van de energiebelasting betekent dus ook een directe verlaging van de
gasrekening voor consumenten, maar differentieert natuurlijk niet of nauwelijks naar
inkomen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit is niet de eerste keer dat het rijtje algemene maatregelen, zoals de energiebelasting,
langskomt. Die is heel ongericht en mag best wel lager op een aantal vlakken. Ook
komt het prijsplafond langs, waar iedereen van profiteert. Ook gaat het om de huurtoeslag,
de zorgtoeslag of een specifieke energietoeslag. Dat zijn stuk voor stuk maatregelen
die niet het probleem aangrijpen. Waar de Minister niet op inging in zijn antwoord,
is dat het probleem van de crisis van de energieprijzen een gigantische inflatieongelijkheid
is. Toen die crisis aan de orde was, heeft het CPB daar ook herhaaldelijk op gewezen.
Het zei: wij presenteren cijfers over koopkracht en over de impact van de energieprijzen,
maar eerlijk is eerlijk, wij kunnen niet goed schetsen hoe groot de inflatieongelijkheid
is, want iemand die afhankelijk is van hoog elektriciteitsgebruik vanwege ziekte en
in een slecht geïsoleerde huurwoning woont, heeft gewoon veel meer problemen dan iemand
die in een goed geïsoleerde koopwoning dan wel sociale huurwoning woont. Het hele
aspect van de inflatieongelijkheid zou de Minister volgens mij zwaarder moeten laten
wegen bij de beoordeling van de verschillende varianten en alternatieven. Misschien
kan dat meegenomen worden in de mooie brief die is toegezegd.
Minister Jetten:
Ik vind het een goede suggestie van de heer Grinwis om dat daarin mee te nemen, want
dat is ook het indirecte effect dat uit zo’n energieprijscrisis volgt. Dat hebben
we de afgelopen jaren zeker gezien. Dus dat kan een argument zijn om mee te wegen
en om wel dat haakje in de wet te creëren. Zo hoor ik de heer Grinwis. Dan zal ik
daar op die manier ook in de brief op ingaan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Toch aanvullend op dit punt. Het is een keuze om «kwetsbare consumenten» zo beperkt
te definiëren, maar het hoeft niet van Europa. Als je een aangrijpingspunt wil om
een groep te definiëren die snel in energiearmoede kan komen of als je energiearmoede
wil voorkomen, dat ook als doel in de wet opneemt en daarop stuurt, dan zou de definitie
van «kwetsbare afnemer» een stuk breder kunnen zijn en daardoor ook relevanter kunnen
zijn dan als je het louter houdt op «mensen met medische problemen». Wij zeggen hier
allemaal – nou, wellicht niet allemaal, maar wel een heleboel collega’s – dat we energiearmoede
willen tegengaan en dat we daarvoor de verschillende instrumenten in de wet willen
kunnen gebruiken. Dan heb je ook een bredere definitie nodig voor «kwetsbare afnemer».
Minister Jetten:
Het grote verschil ten opzichte van tweeënhalf jaar geleden is gelukkig dat er vanuit
Europa expliciete bepalingen komen in Electricity Market Design en het decarbonisatiepakket,
waardoor ingrijpen bij een brede prijscrisis mogelijk wordt gemaakt. Bij de uitwerking
van het prijsplafond liepen we daar heel erg tegen aan. De eerste maanden moest ik
u steeds antwoorden: ik mag dat niet doen van de Europese Commissie. Nu wordt die
mogelijkheid veel beter op Europees niveau geborgd. Als er in de toekomst crisissituaties
op ons afkomen, kun je ook op dat moment met elkaar definiëren wat we in die specifieke
crisis de groep kwetsbaren vinden die we beter zouden moeten beschermen. Over die
gezondheid hebben we denk ik geen discussie. Mensen die voor hun gezondheid zijn aangewezen
op bepaalde apparatuur moeten we gewoon per definitie als de kwetsbaarste groep zien.
In een bredere prijscrisis kun je ook allerlei andere factoren afwegen. Dan heb je
binnen de Europese EMD-richtlijn en het decarbonisatiepakket eigenlijk al de juridische
basis om tot een strakkere definitie te komen, mocht dat nodig zijn.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op van mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ga hier even op door, want de definitie van wat kwetsbare afnemers of huishoudens
zijn, is heel belangrijk. We hebben natuurlijk gezien wat er gebeurde toen de gasprijzen
in één keer zo enorm omhooggingen. De verwachting is dat dat niet meer zo snel gaat
gebeuren. Ik hoop het. Tegelijkertijd kunnen we wel concluderen dat de verwachting
is dat de energieprijzen de komende jaren rustig gaan stijgen, dus dat het voor iedereen
duurder wordt. Kijk naar de maatregelen die in Europa worden genomen, bijvoorbeeld
in het ETS2-pakket – dat zal worden doorberekend – of naar andere zaken die we aan
het doen zijn. Dus ik ben wel zoekende, merk ik, naar een definitie van «kwetsbare
afnemers» die breder is dan alleen die directe kwetsbaarheid als je de energie afsluit
en het longapparaat stopt. Er zullen nog veel meer mensen omvallen. Het klinkt heel
gek, maar kijk hoe belangrijk wifi is geworden. Die heeft elektriciteit nodig om te
functioneren. Zonder wifi, zonder internet, zonder telefoon, zonder laptop doe je
niet meer mee aan de maatschappij. Je kan niet meer solliciteren. Je kan je huiswerk
niet meer doen. Dus je loopt achter. Die groep is dus veel groter. Ik denk dat we
nu al moeten kijken naar wat er op ons afkomt. Daarvoor hebben we een bredere definitie
nodig. Dus ik zou toch echt willen vragen of de Minister een bredere definitie wil
uitwerken en die naar de Kamer wil sturen, twee weken voordat we een plenair debat
hebben, zodat we deze discussie met elkaar kunnen voeren. Want ik voel echt dat die
voor iedereen enorm belangrijk is.
Minister Jetten:
Ik vind dat ook heel belangrijk. Alleen, ik denk niet dat de Energiewet de juiste
plek is om dat te regelen. Dit hangt namelijk samen met een hele hoop andere elementen,
zoals ik net ook al zei. Waar woon je? Zit je bij een woningcorporatie? Zit je bij
een particuliere verhuurder? Woon je in een woning die eigendom van jouzelf is? Welke
mogelijkheden heb je zelf om te verduurzamen en je energieverbruik naar beneden te
krijgen? Of ben je afhankelijk van iemand anders die daarop moet acteren? Hoe zien
we er dan op toe dat die verhuurder ook daadwerkelijk z’n verantwoordelijkheid neemt
om naar een beter energielabel te gaan? Hebben we nu met dit noodfonds mensen die
alsnog tussen wal en schip vielen, voldoende ondersteund om die energierekening te
dempen of niet? Dat zijn zaken die raken aan het terrein van volkshuisvesting, aan
het sociale domein, aan het terrein van inkomensondersteuning, koopkracht en belastingen.
Dat zit allemaal niet in deze Energiewet. Ik ben dus zeer bereid om verder na te denken
over een betere definitie van welke huishoudens we in Nederland kwetsbaar vinden voor
energiearmoede, maar dat moeten we volgens mij echt doen bij de brief die u sowieso
al in dit deel van het jaar krijgt over de meest actuele cijfers van de energiearmoede
en alles wat het kabinet aan het doen is om die groep beter te ondersteunen. Ik gaf
het net ook al richting mevrouw Kröger aan, maar als er een nieuwe prijscrisis zou
ontstaan, kunnen we afhankelijk van het type crisis veel sneller met elkaar definiëren:
wie vinden we nou in deze crisis de meest kwetsbare groep en hoe gaan we die groep
dan het meest gericht helpen? Daarvoor bieden die twee nieuwe Europese pakketten echt
meer haakjes.
Mevrouw Postma (NSC):
Enerzijds dank. Ik hoor namelijk de toezegging dat dat ook daadwerkelijk in die brief
wordt uitgewerkt op definitieniveau. Dat wil ik nog graag bevestigd hebben. Maar we
hebben twee soorten crisissen. We hebben de snelle crisis, de «it hits you in your
face»-crisis. Maar we hebben ook de crisis waarbij het voorbeeld volgens mij altijd
is: de kikker die in een pan met water zit die langzaam opwarmt, maar er niet uit
springt. Die crisis gaat er volgens mij ook komen. Daar ben ik het liefst goed op
voorbereid. De Minister zegt nu: dat past niet in deze wet, want volgens mij is dit
een raamwerkwet. Maar dan wil ik goed omschreven hebben waar het wel in zit, want
ik wil me graag voorbereiden op die rustige crisis.
Minister Jetten:
Dank aan mevrouw Postma voor deze metafoor, want de snelle crisis wordt nu dus beter
geadresseerd, dankzij de EMD en het decarbonisatiepakket. In het geval van een snelle
crisis kunnen we dus sneller definiëren wie de meest kwetsbaren zijn en hoe we die
gaan ondersteunen. En er zitten een aantal collega’s van u in deze zaal die al veel
aandacht aan de langzame crisis hebben besteed. Dat zit veel meer op: we weten dat
we nu nog ongeveer tien jaar nodig hebben om die hele woningvoorraad fatsoenlijk te
isoleren, dus dan heb je in die hele periode nog groepen mensen die onvoldoende snel
kunnen profiteren van een lagere energierekening door betere isolatie, dus hoe ga
je daar dan gericht op inzetten? Die langzame crisis zit wat mij betreft dus echt
helemaal in die meest actuele cijfers van TNO over energiearmoede. Ik heb eerder ook
tegen u gezegd dat als je die postcodecijfers legt naast allerlei andere staatjes
rondom de bredere armoedeproblematiek die veel verder gaat dan alleen maar energie,
je dan ziet dat het aantal wijken in Nederland waar al die problemen samenkomen, nog
altijd veel te hoog, maar ook heel overzichtelijk is. Hoe ga je daar dus gericht aan
de slag met je nationale isolatieprogramma, met alles wat we van gemeenten vragen
et cetera et cetera? Dus: snelle crisis in deze wet, langzame crisis later dit voorjaar
via de brief over energiearmoede.
De voorzitter:
Daarmee kunt u uw beantwoording vervolgen.
Minister Jetten:
Ja. De heer Kops vroeg nog naar de facturen. Dat heb ik daarstraks eigenlijk ook al
gezegd. Dat betreft de transparantie van die rekeningen, waarbij we ook nog anderen
gaan betrekken dan alleen Energie-Nederland en de ACM.
De heer Kops citeerde uit de memorie van toelichting. Daar heb ik in mijn inleiding
ook wel het een ander over gezegd, maar de bescherming van consumenten wordt in deze
wet op veel punten versterkt. Dat is niet uitsluitend in geld uit te drukken, in de
zin van: ga je minder betalen? Denk ook aan een steviger aanbod van vaste contracten
en stevigere regels voor het toezicht op leveranciers en tussenpersonen, waarover
we het net ook hadden. Ik hoop dus dat de heer Kops uiteindelijk ook met meerdere
brillen op deze wet zal beoordelen: wat doet die met de betaalbaarheid, maar wat doet
die überhaupt met bescherming tegen malafide praktijken, met betere transparantie,
met een toezichthouder die ook wat meer tanden krijgt om in te grijpen als dat nodig
is?
Voorzitter. Het goede nieuws is dat we daarmee wel de grootste blokken hebben gehad.
Ik kom nu bij energiedelen en energiegemeenschappen.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk heel even. De blokken energiedelen en energiemaatschappen, salderen,
netcongestie, data en overig moeten nog. Dat is nog een behoorlijk aantal vragen.
Het is misschien verstandig om heel even ... Wat zegt u, mevrouw Postma?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik mis de appreciatie op mijn amendement.
De voorzitter:
Oké. We vragen de Minister om uw amendement te appreciëren, maar misschien is het
goed om een plaspauze van vijf minuten te houden, voordat we naar die andere vier
blokken gaan.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Aan de orde is de
Energiewet. We zijn bezig met de beantwoording van de Minister in de eerste termijn.
De Minister kan zijn beantwoording vervolgen.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn nog twee amendementen op het voorgaande: het amendement
op stuk nr. 18 van mevrouw Postma en het amendement op stuk nr. 20 van de heer Flach.
Beide zien op een verbod op telemarketing. Wellicht kunt u daarop nog samenwerken,
want ik moet het amendement van mevrouw Postma ontraden, maar het amendement van de
heer Flach kan ik wel oordeel Kamer geven. Dat heeft alles met formuleringen te maken.
Volgens mij wilt u uiteindelijk hetzelfde. Zoals ik eerder al aangaf, begrijp ik de
wens heel erg goed. Voor de formulering van mevrouw Postma zie ik geen juridische
ruimte. Het risico is dat we daar op een gegeven moment op gaan stuklopen. De formulering
zoals de heer Flach heeft gekozen, zou Europeesrechtelijk waarschijnlijk wel mogelijk
zijn en is daarmee een goede stap richting minder ongewenste telefonische verkoop.
Dat neemt niet weg dat de Minister van EZK zich, ook als dit amendement wordt aangenomen,
zal blijven inzetten voor alles wat zij aan het doen is. Wellicht is het een mooie
samenwerking tussen NSC en SGP om tot één amendement te komen, dat dan oordeel Kamer
krijgt.
Voorzitter. Ik kom nu bij energiedelen en energiegemeenschappen. Naast het centrale
systeem komen er meer en meer decentrale energiesystemen bij, niet ter vervanging
maar aanvullend. De ontwikkeling daarvan beschrijven we ook in het Nationaal Plan
Energiesysteem. Energiesystemen zijn nu opgenomen in de Energiewet. Ze zijn benoemd
als belangrijke partijen op de energiemarkt en hebben alle rechten. Energiedelen kan
op dit moment ook, mits partijen dezelfde leverancier hebben. Een aantal leveranciers
biedt dit al aan. Energiegemeenschappen maken hier ook al gebruik van. Energiedelen
met meerdere leveranciers is complexer en verdient dus ook een zorgvuldige uitwerking.
Ik zal komen met een apart voorstel hiervoor bij de implementatie van de nieuwste
Europese regels, namelijk het EMD-pakket van de Europese Commissie. Deze Europese
regels zijn eind vorig jaar aangenomen. Ik ben nu in overleg met energieleveranciers,
netbeheerders, de NVDE en Energie Samen, waarin coöperaties zijn verenigd. Bij de
uitwerking zal ik onderzoeken of en onder welke omstandigheden het beperken van het
delen van energie tot lokale netten extra voordelen heeft, in het verlengde van wat
mevrouw Kröger net bepleitte, en in hoeverre dit ook kan helpen om netcongestie te
beperken. Uiteraard moet ook over energie die wordt gedeeld energiebelasting worden
betaald. Dat moeten we netjes borgen, om te voorkomen dat er een belastingvrije schaduwmarkt
ontstaat. Het is ook belangrijk om te benadrukken dat een deel van het energiedelen
wel via het grotere net gaat, en dan ook niet meteen per se een oplossing is voor
netcongestie. Dat heb ik een aantal Kamerleden ook horen zeggen, maar ik dacht: het
is goed om dat even te bevestigen.
De voorzitter:
Excuses. Het is namelijk noodzakelijk dat het nummer van het amendement genoemd wordt.
Daarom breek ik één seconde in. Het amendement op stuk nr. 18 van het lid Postma is
ontraden. Het amendement op stuk nr. 20 van de heer Flach krijgt oordeel Kamer. Het
is belangrijk dat we de nummering op orde houden.
Minister Jetten:
Zeker bij zo veel amendementen is dat wel prettig!
De Energiewet is een marktordeningswet en geeft energiegemeenschappen, in lijn met
de richtlijn, dezelfde rechten als andere marktdeelnemers en dus ook volledige toegang
tot de markt. We hebben het straks in deze wet goed geregeld, maar dan zijn we er
nog niet. We zullen er daarnaast voor moeten zorgen dat de energiegemeenschappen volwaardig
tot hun recht komen, onder andere met de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking.
Energiegemeenschappen kunnen straks leveren zonder vergunning en kunnen nu al energie
delen via een coöperatieve leverancier. Het Ministerie van EZK faciliteert gemeenten
om de mogelijkheden die zij hebben, de komende tijd beter te benutten. De Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland heeft ten behoeve hiervan een handreiking gepubliceerd.
Voor wind op land gaat het wat dat betreft beter dan voor zon op land. Het Nationaal
Klimaat Platform werkt nu aan een programmavoorstel om energiegemeenschappen de komende
jaren nog veel meer te versterken. Ik zal op de voorstellen van het Nationaal Klimaat
Platform reageren en de reactie op het NKP met uw Kamer delen.
Financiële participatie kan een instrument zijn om draagvlak te vergroten voor duurzame
projecten. Het heeft ook een aantal juridische nadelen en risico’s. Het lokaal eigendom
verplicht stellen is een beperking van het eigendomsrecht uit artikel 1 van het EP
van het EVRM en een beperking van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van
kapitaal. Beperkingen zijn slechts toegestaan indien deze gerechtvaardigd zijn om
dwingende redenen van algemeen belang en als deze proportioneel zijn. Dat is een zware
toets, die moeilijk te onderbouwen is, zeker als gemeenten en provincies dat moeten
doen. Mede-eigendom betekent ook mede investeren en mede risico’s dragen. Er is dus
ook niet altijd per se een garantie op winst en succes.
Anderzijds zijn er signalen dat het op dit vlak beter kan. U krijgt later dit jaar
de evaluatie van de financiële participatie. Mevrouw Rooderkerk vroeg daar nog naar.
We hebben binnen het Klimaatakkoord indertijd met maatschappelijke instellingen afspraken
gemaakt over hoe we het lokaal financieel eigendom willen nastreven. In het verleden
was het de heer Heerma die daar zo’n beetje bij iedere Politieke Beschouwingen op
terugkwam. Op basis van de bredere evaluatie die wij uitvoeren, sluit ik niet uit
dat er later dit jaar aanvullende voorstellen zullen komen om te kijken hoe de financiële
participatie beter te borgen is. Eigenlijk is dat aanvullend op alles wat mevrouw
Kröger de afgelopen tijd heeft bepleit.
De heer Erkens wees naar signalen dat ook gemeenten en provincies soms onvoldoende
kennis hebben om energiehubs goed van de grond te krijgen. Ik heb het over een vorm
van energie delen. De ontwikkeling van energiehubs zit nu nog in een pilotfase. Dan
is het natuurlijk logisch dat we daarin nu de eerste stappen maken en de eerste ervaringen
opdoen. Ook netbeheerders zijn aan het ontdekken hoe ze op een zo goed mogelijke manier
de energiehubs kunnen ondersteunen. Wij werken nu aan een stimuleringsprogramma energiehubs
om de kennisontwikkeling te bevorderen en de kennis veel beter op één plek te bundelen.
Ik vind het een interessante suggestie van de indiener van het amendement destijds
om te kijken of we een deel van het geld dat daarvoor is vrijgemaakt, kunnen inzetten
om de kennisbundeling op één goede plek te krijgen.
De heer Grinwis vroeg naar de verdeling van kosten bij het delen van energie. Met
alle nieuwe partijen die actief kunnen worden op de energiemarkt en met de verschillende
vormen om energie uit te wisselen, wordt het natuurlijk ingewikkelder om goed te bepalen
waar kosten worden gemaakt en bij wie je die moet neerleggen. Daarom is het belangrijk
dat voor alle partijen dezelfde regels gelden. De kosten zullen afhankelijk zijn van
de verdere uitwerking van vormen van energiedeling. Het ligt voor de hand om in ieder
geval een deel van de kosten die actieve afnemers veroorzaken door energie te delen,
ook in rekening te brengen bij afnemers die daar gebruik van maken. Ik zal bij de
uitwerking wat betreft energie delen met voorstellen daarvoor komen.
Ten aanzien van netkosten klopt het dat verschillende soorten afnemers meer netkosten
kunnen veroorzaken dan andere partijen. De nettarievenstructuur bestaat om de kosten
van het net zo eerlijk mogelijk te verdelen tussen de verschillende afnemers. Dit
is vastgelegd in codes van de ACM. Dat is echt een exclusieve verantwoordelijkheid
van de ACM. De ACM kan daarbij rekening houden met de verschillen tussen actieve afnemers,
partijen met energieopslag et cetera, et cetera.
Bij peer-to-peerlevering, waar de heer Bontenbal naar vroeg, heb je ook te maken met
het socialiseren van eventuele meerkosten. Net als hij zie ik daarin een parallel
met de salderingsregeling. Ik heb hier ook al eerder aangegeven dat ik het niet eerlijk
vind dat de kosten die peer-to-peerlevering met zich brengt, onevenredig terechtkomen
bij anderen, zoals dat ook geldt voor mensen met en mensen zonder zonnepanelen. Bij
peer-to-peerlevering zijn alleen de eventuele meerkosten nu nog niet voldoende gekwantificeerd,
omdat we ook de komende tijd zullen moeten ontdekken hoe die zich zullen gaan ontwikkelen,
maar we zullen dat nauwkeurig volgen. Als er onwenselijke zaken ontstaan, zullen we
daarop ingrijpen.
De voorzitter:
Meneer Bontenbal, er was ook al een interruptie van mevrouw Kröger, maar het lijkt
mij goed om de Minister eerst nog eventjes een paar zinnen te laten uitspreken.
Minister Jetten:
Ja, want rond die peer-to-peerlevering is door de heer Bontenbal en de heer Vermeer
nog meer gezegd. De Energiewet biedt extra mogelijkheden voor actieve afnemers, vaak
een huishouden, om de door henzelf opgewekte energie te gaan verkopen. In dit geval
verkoopt het huishouden zijn zelf opgewekte stroom niet aan de eigen leverancier maar
aan een peer-to-peerhandelaar. Dat is dus niet per se de eindafnemer. Dat is iemand
die faciliteert dat iemand met extra opgewekte energie die aan iemand kan verkopen.
De peer-to-peerhandelaar zorgt dan voor de administratie, voor het betalen van de
energiebelasting en voor de plichten voor het balanceren van het net. Peer-to-peerhandel
brengt geen extra kosten met zich mee voor energieleveranciers of systeembeheerders,
want dat wordt tussen die peer-to-peercontractanten geregeld. Een huishouden met zonnepanelen
dat elektriciteit overheeft, kan die dan terugleveren aan zijn eigen leverancier of
aan die peer-to-peerhandelaar. Eigenlijk is peer-to-peerhandel niet anders dan een
vorm van energie delen, waarbij een tussenpersoon dat probeert op een goede manier
te faciliteren en te begeleiden. Het delen van energie is een aparte activiteit die
naast het leveren van energie zal bestaan. Dit zal worden uitgewerkt in het implementatiewetsvoorstel
dat ik het komend voorjaar wil indienen. Er is geen maximum aan het aantal peers dat
aangesloten kan worden, maar de peer-to-peerhandelaar moet wel voldoende elektriciteit
kunnen inkopen bij afnemers die elektriciteit overhebben om daadwerkelijk te kunnen
voorzien in de vraag van afnemers. De handelaar mag immers niet meer elektriciteit
leveren via een peer-to-peercontract dan dat hij van anderen daadwerkelijk kan afnemen.
Hiervoor geldt geen lokaliteitsvereiste. Dus de energie mag binnen heel Nederland
worden uitgewisseld. Het geldt wel echt alleen maar binnen de landsgrenzen van Nederland.
Dit wetsvoorstel voorziet niet in peer-to-peerlevering over de landsgrenzen heen,
want dan zijn we eigenlijk de huidige marktordening met een ander naampje nog een
keer aan het faciliteren, wat we volgens mij ook niet willen en wat ik hier ook niemand
hoor bepleiten. Een peer-to-peerhandelaar heeft voor zijn activiteiten ook een leveringsvergunning
nodig en valt dus ook onder het toezicht van de ACM. Het is de verantwoordelijkheid
van die peer-to-peerhandelaar om daadwerkelijk iemand met overproductie en iemand
die wil afnemen goed aan elkaar te koppelen, maar beide partijen moeten natuurlijk
wel goed worden beschermd.
De heer Erkens vroeg in dit licht naar de experimenteerruimte. De ruimte voor experimenteren
is begrensd. Eind 2020 is de Raad van State zeer kritisch geweest op het concept van
de tweede experimenten-AMvB onder de Elektriciteitswet 1998. De Raad van State benadrukt
dat het vooral moet gaan om concrete situaties. De door EZK voorgestelde generieke
experimenteerregeling was destijds te breed en te generiek. De Raad van State wees
ook op EU-regelgeving die hierin ook bepaalde kaders schetst. Gelet op alle nieuwe
elementen die nu in de Energiewet zijn opgenomen, wordt ook nog de toegevoegde waarde
van die aparte experimenteerbepaling die destijds was bedacht, als beperkt geacht.
Met deze wet kan er al vrij veel, zoals ik net aan de heer Flach heb uitgelegd.
Er zijn nog twee vragen in dit blok, voorzitter. Zoals ik net al zei, hebben we eerder
via het amendement-Erkens extra financiële middelen gekregen om de komende tijd een
aantal experimenten met bijvoorbeeld energiehubs beter te ondersteunen. De kennis
over energiehubs wordt de komende tijd snel verder opgebouwd. Naast een aantal experimenten
die echt moeilijk van de grond kwamen, hebben we nu gelukkig ook een aantal hele goede
voorbeelden. Ik ga binnenkort zelf naar Tholen, waar een aantal van u al regelmatig
naar heeft verwezen. We werken het amendement nu ook uit, onder andere door individuele
bedrijven in staat te stellen om kennis te krijgen over de mogelijkheden van het handelingsperspectief
door gebruik te maken van bijvoorbeeld een flexibiliteitsscan, die in het vorige debat
is bepleit. Een kenniscentrum is gewoon wenselijk om alle kennis straks op één plek
te bundelen. We zijn nog even goed aan het kijken hoe we dat juridisch allemaal moeten
regelen. Van wie is dat kenniscentrum? Waar organiseer je het? Et cetera. Maar daar
zal ik u nu verder niet te veel mee vermoeien. U hoort binnenkort van mij hoe we dat
oppakken.
Mevrouw Koekkoek vroeg nog naar de prijseffecten van peer-to-peerhandelen. Het delen
van energie kan leiden tot lagere prijzen voor de afnemer, bijvoorbeeld wanneer elektriciteit
wordt ingekocht van opwek dichtbij die gewoon over is en die dan tegen een lagere
prijs kan worden ingekocht. Wel kan het delen van energie tot extra kosten leiden
bij bijvoorbeeld de hoofdleverancier van de eindafnemer, bijvoorbeeld omdat die op
momenten dat er geen overschot aan productie is, wel moet blijven leveren, want mensen
willen de wifi laten draaien en het licht aan kunnen zetten. Het kan dus wel effect
hebben op met name het balanceren van de markt en de leveringen. Er zal moeten blijken
hoe handig peer-to-peerhandelaars zijn om ook tegen hele lage administratieve kosten
en lasten hun producten en diensten aan te bieden en te leveren.
Dat was in sneltreinvaart alles over energie delen, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is mooi, maar ik zie dat mijn strategie om de Minister langere tijd te laten antwoorden
zodat vragen misschien al beantwoord zouden worden, totaal niet heeft gewerkt, want
er zijn vragen van mevrouw Kröger, de heer Bontenbal, mevrouw Postma, de heer Erkens
en de heer Flach. Ik begin bij mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De vraag die ik bij de Minister had neergelegd, was: doen we nu wettelijk alles om
energiegemeenschappen de wind mee te geven? Er zijn een aantal dingen waarbij de definitie
die nu in de Energiewet is gekozen door de Minister, beperkter is dan wat er vanuit
Brussel kan, zoals het toevoegen van het woord «hernieuwbaar» en het toevoegen van
een democratische borging. En ik noem met betrekking tot energie delen dat je toch
iets wilt vastleggen waardoor energiegemeenschappen al energie kunnen delen en je
ook het haakje hebt waarmee je de verdere regelgeving rond energie delen tot stand
kunt brengen. Dus waarom is daar niet voor gekozen?
Minister Jetten:
We behandelen energiegemeenschappen volledig volwaardig in vergelijking met andere
energieleveranciers. Daarmee is, denk ik, de grootste hobbel gewoon genomen. Energiegemeenschappen
kunnen doen en laten wat ze willen. De Europese Commissie biedt inderdaad ook nog
ruimte om daar bijvoorbeeld het woord «hernieuwbaar» aan toe te voegen, maar dat betekent
dus dat je energiegemeenschappen die niet hernieuwbaar zijn, dan minder ruimte zou
willen geven. Ik vind dat het niet per se aan mij is om dat via deze wet nader in
te perken. De gedachte vanuit het ondersteunen van energiegemeenschappen is nog een
andere dan dat die per se duurzaam moet zijn in termen van de CO2-footprint. Het is vooral energie van mensen onderling, die dat met elkaar willen
organiseren. Wij hebben dus vooral gekeken naar de manier waarop we dat zo veel mogelijk
kunnen faciliteren en ondersteunen. Volgend voorjaar komt er ook nog een apart wetsvoorstel
om dit nog verder in te vullen. Ik zie dus geen belemmeringen meer in dit wetsvoorstel.
U kunt er nog wel extra dingen aan toevoegen, maar naar mijn overtuiging zijn alle
belemmeringen hiermee nu wel afgebroken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, omdat we nu dingen minimaal implementeren die we volgens Europa al sinds 2018
hadden moeten regelen. Dan denk ik wel: we bouwen nu een wet die eigenlijk de toekomst
van ons energiesysteem mogelijk maakt. Daar maken wat ons betreft energiegemeenschappen,
die energie delen, een cruciaal onderdeel van uit. Dus laten we nu niet weer achter
de feiten aan gaan lopen, maar er juist voor zorgen dat we in die wet de ruimte creëren
om zo snel mogelijk al die lage regelgeving vorm te geven. Maar goed, ik hoor van
de Minister nog niet echt sjoege. Ja, dat is het mooie woord ervoor.
Minister Jetten:
Er komt dus een apart wetsvoorstel om een deel van die lagere regelgeving ook helemaal
in te vullen. Daar kunnen we dus ook nog alle kanten op. Als het bijvoorbeeld gaat
om hernieuwbaar et cetera: we sturen er natuurlijk uiteindelijk voor de hele elektriciteitsopwekking
in dit land op om dat gewoon in 2035 op nul te hebben. Wij hebben daarvoor dus ook
andere waarborgen met elkaar gepakt. Mevrouw Kröger wijst er terecht op dat de Europese
Unie dit al vanaf 2018 mogelijk heeft gemaakt. We lopen dus ook gewoon enorm achter
met een deel van die implementatie. Ik ben dus heel blij dat we dat met dit wetsvoorstel
eindelijk recht kunnen trekken.
De heer Bontenbal (CDA):
Het lijkt me ontzettend vet om een energiegemeenschap te beginnen met een SMR. Ik
weet nog niet of dat ook mag van mevrouw Kröger, maar van mij mag het wel. Ik wil
nog iets vragen over peer-to-peer. Wat is nog het verschil met een gewone energieleverancier?
Een gewone energieleverancier haalt immers ook energie op bij zijn klanten. Die haalt
het van de markt, maar krijgt het ook gewoon door teruglevering van heel klanten.
Dus wat die peer-to-peerleverancier nou extra doet, is natuurlijk op een gegeven moment
nog wel de vraag. De Minister zegt dat het geen invloed heeft op de andere leverancier
die bij die klant zit. Daar ben ik het niet mee eens. Ik noem het voorbeeld van een
ontvangende partij die bijvoorbeeld twee leveranciers heeft. Hij heeft een gewone
leverancier, die bijvoorbeeld zegt: ik lever jou het hele jaar stroom voor 30 cent
per kilowattuur. Als die klant ook via peer-to-peerlevering goedkope zonnestroom haalt,
gaat dat ten koste van levering door die andere leverancier. Maar die andere leverancier
zou natuurlijk op dat moment ook graag die stroom voor 40 cent hebben verkocht. Sterker
nog, die heeft in zijn profiel van wat hij mag leveren, bedacht dat hij dat op dat
moment kan leveren tegen die 40 cent. En als hij dat niet kan doen op die momenten
waarop hij het goedkoop inkoopt en tegen die prijs verkoopt, wat doet hij dan? Dan
gaat hij het op andere momenten terughalen of hij gaat de prijs omhooggooien. Of hij
socialiseert het naar andere klanten. Dus ik ben het er niet mee eens dat het niet
van invloed is op die andere leverancier.
Ik wil tot slot nog iets zeggen over de allocatiepunten. Als je aan peer-to-peerlevering
doet, dan ontkom je er volgens mij niet aan dat het op een apart allocatiepunt moet
plaatsvinden. Als dat zo is, kun je op dat allocatiepunt niet meer salderen. In feite
gaat niemand er dus aan beginnen. Want zolang salderen nog bestaat, is salderen veel
lucratiever dan het via peer-to-peer verkopen. Toch, Minister? Ik zal er even een
vraag van maken.
Minister Jetten:
Allereerst nog dank aan de heer Bontenbal voor zijn mooie inbreng in eerste termijn
over de allocatiepunten. We zullen daar nog per brief op terugkomen, omdat dan voor
iedereen goed te volgen is welke discussie de heer Bontenbal en ik daarover hebben
gehad. Ik ben het ook met hem eens dat het wel degelijk tot andere kosten kan leiden.
Dat zei ik net ook in antwoord op mevrouw Postma. Peer-to-peerlevering is leuk op
de momenten dat er een overschot is, maar je bent uiteindelijk klant bij een leverancier
die ook zal moeten leveren op de momenten dat er geen overschot aan zonproductie of
windproductie is. Dat betekent dus dat de systeem- en de balanceerkosten groter kunnen
zijn. Mijn inschatting is ook dat een aantal energieleveranciers, naast alles wat
ze nu al aanbieden aan diensten, ook zelf peer-tot-peerlevering gaan faciliteren,
omdat het daarmee onderdeel kan worden van hun hele concept. Ik denk dat dat voor
de energieleveranciers interessanter is dan om peer-to-peerlevering helemaal aan nieuwe
partijen over te laten. Een peer-to-peerleverancier is wel anders ten opzichte van
een reguliere leverancier zoals we die nu kennen, omdat hij niet zijn eigen productie
heeft en alleen als tussenpersoon de levering van en naar faciliteert. Het is niet
zo dat alle energieleveranciers nu heel veel eigen productie hebben, maar we rekken
de ruimte gewoon wat op. Dat doen we overigens ook naar aanleiding van eerdere wensen
van de Kamer om peer-to-peerlevering goed in deze energiewet te borgen. Ik denk dat
de heer Bontenbal ons vooral waarschuwt dat dit niet het ei van Columbus is om tot
een veel socialer of goedkoper energiesysteem te komen. Dat ben ik zeker met hem eens.
De voorzitter:
Nog vier blokken, nog 40 minuten en nog drie interrupties in dit blok, dus graag korte
vragen en korte antwoorden. Nieuw Sociaal Contract, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik denk dat het goed is om met elkaar dit gesprek te hebben. Als je hier nieuw bent,
dan verwonder je je over dingen. Ik had peer-to-peer, een prachtige Nederlandse term
weer, vertaald als «handelen onder gelijken», dus van gelijken geven aan iets anders:
peer, vriendschap, gelijkheid. Mijn idee was dat als jij iets overhebt aan energie,
je dat aan iemand anders kan geven. Nou zie ik in de antwoorden inderdaad dat dit
veel meer een soort energiehandel met een energiebedrijf is geworden. Waar verschilt
dat dan in? Die vraag is net gesteld. Nu zit ik met de vraag: wat is dan de droom
waarmee we de wet gaan maken? Wat is de gedachte erbij? Ik ga mijn gedachten over
mijn droom even meegeven voor de wetsbehandeling. Ik heb zelf zonnepanelen. Als ik
wat over heb, mag ik dat aan iemand anders geven. Ik heb genoeg, dus ik kan geven.
Mijn vraag daarbij is: is dat het? De vervolgvraag is dan of ik mijn stroom ook aan
bijvoorbeeld stichtingen mag doneren of aan iets anders. Dat leek mij ideaal. Of zit
dat hier net niet in? Voor mij was het meer het idee: ik heb een overschot en ik wil
dat aan iemand anders geven. Maar ik constateer dat het weer een soort handelssysteem
blijkt te zijn, net als een energiebedrijf.
Minister Jetten:
Als je energie pas gaat delen op het moment dat je het overschot fysiek hebt, krijg
je het natuurlijk nooit georganiseerd. Je moet van tevoren afspraken maken over waar
je overschot naartoe gaat. Nu kunnen we peer-to-peer in deze wet al goed regelen als
eerste stap, maar het energie delen zoals ik dat bijvoorbeeld de heer Crone in de
Eerste Kamer vaak hoor bepleiten, gaat nog wel een paar stappen verder. Dat ligt meer
in het verlengde van wat mevrouw Postma nu beschrijft. Dat kan soms meer offgrid zijn,
waar de heer Erkens en mevrouw Kröger met elkaar een debat over hadden. Het kan meer
een helemaal decentrale energiegemeenschap zijn, die met elkaar opwek, opslag en gebruik
afspreekt. Dat zijn de elementen die in de EMD-richtlijn zijn opgenomen en die we
volgend voorjaar nog verder uitwerken in een apart wetsvoorstel. Peer-to-peer is dus
een eerste stapje. De wat verdergaande manier van energie delen zoals mevrouw Postma
nu beschreef, komt in het voorjaar van 2025.
De voorzitter:
Helder. Dan ga ik naar de heer Erkens van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Heel kort, voorzitter. Misschien komt de Minister hier nog op, maar ik had rondom
de energyhubs de vraag of netbeheerders met deze wet ook transparanter moeten worden
over aansluittermijnen per regio, de contracten die er zijn et cetera. Misschien komt
dat dadelijk nog in een blokje. Dit telt dus als een interruptie.
Minister Jetten:
In het hele blok data zitten heel veel elementen over hoe je op transformatorhuisniveau
die data moet gaan delen. Ik weet niet of we daar vandaag aan toekomen.
De voorzitter:
Daar gaan we zeker aan toekomen. Ik ga eerst nog naar de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik ga proberen het ook zo snel te doen als de heer Erkens. Ik heb ook een aantal vragen
gesteld die te maken hebben met energie delen en de energyhubs. De zorg dat de implementatie
van de EMD-richtlijn nog wel even op zich zou kunnen laten wachten, heb ik daaraan
gekoppeld. Nu hoor ik de Minister daar in zijn beantwoording over zeggen dat hij komt
met een apart voorstel, gekoppeld aan dat Europese EMD-pakket. Maar de vrees dat dat
nog wel even kan duren, zit eigenlijk verwerkt in de vragen die ik heb gesteld om
in deze wet dan alvast dingen te regelen, zodat we aan de slag kunnen.
Minister Jetten:
Ik voorzie eigenlijk wel een spoedige afronding van EMD. Dan kunnen we het ook in
één keer goed doen. Dan kunnen we dat hele wetgevingspakket vanuit Europa zo veel
mogelijk een-op-een in de Nederlandse wet implementeren. Dan voorkomen we ook dat
we allerlei nationale koppen gaan introduceren of hier het wiel zelf uitvinden. Ik
denk dat het zo veel mogelijk een-op-een implementeren van de EDM hierbij echt de
makkelijkste en snelste route gaat zijn. Onze inschatting is nog altijd dat die volgend
voorjaar naar uw Kamer toe kan komen. U krijgt bij de Voorjaarsnota ook de geüpdatete
wetgevingskalender. Daar doen we die inschatting op basis van de meest recente info.
De voorzitter:
Helder. Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
Voorzitter, dan kom ik bij salderen. In februari heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel
voor de afbouw van salderen verworpen. Voor mij was dat een duidelijk signaal. Daarom
heb ik er ook voor gekozen om salderen nu niet alsnog op te nemen in deze Energiewet
via een nota van wijziging. Wel ben ik er nog steeds van overtuigd dat de afbouw van
de salderingsregeling verstandig en noodzakelijk is. Ik begrijp de wens dus. Ik vind
het ook een interessante gedachte, zoals onder anderen de heer Grinwis dat verwoordde,
om het niet zo verstrekkend als bij het vorige wetsvoorstel in de Energiewet al te
regelen. Dan zouden we waarschijnlijk ook meteen weer stuklopen in de Eerste Kamer.
Eigenlijk zegt u: is het niet verstandig om in ieder geval het haakje in deze wet
te zetten? Dan kan je later bij het Belastingplan op basis van ontwikkelingen in de
markt besluiten of je de salderingsregeling deels of volledig wil afbouwen.
Via de motie-Stoffer/Bontenbal heeft uw Kamer ook eerder gevraagd om op de hoogte
gehouden te worden over ontwikkelingen rondom salderen bij het Belastingplan. Dus
die jaarlijkse update vanuit het Ministerie van Financiën zou dan ook heel goed aansluiten
bij de suggestie die de heer Grinwis hier heeft gedaan.
Waarom het toevoegen van zo’n haakje aan de wet nuttig kan zijn, blijkt ook uit de
Kamervragen, onder anderen van de heer Bontenbal, die ik recentelijk heb beantwoord
en waar ook de heer Erkens nu naar vroeg. We zien een wildgroei aan allerlei terugleververgoedingen
en andere spelregels. Het is voor iedereen van belang dat mensen met of zonder zonnepanelen
gewoon weten waar zij aan toe zijn als consument en als huishouden en dat zij weten
wat zij over zichzelf afroepen als zij zonnepanelen aanschaffen. Aan de andere kant
gaat het er ook om dat wij voorkomen dat die kosten te eenzijdig blijven liggen bij
mensen zonder zonnepanelen. Je wilt ook dat leveranciers op een transparante manier
met elkaar kunnen concurreren en dat voor iedereen duidelijk is welke kosten aan het
bezit van zonnepanelen verbonden zijn. De ACM zal er natuurlijk streng op toezien
dat terugleververgoedingen die worden gehanteerd, daadwerkelijk te maken hebben met
gemaakte kosten door de leverancier. Het wordt er niet per se overzichtelijker van
en het is vervelend als je afhankelijk bent van toezicht achteraf, terwijl je het
ook aan de voorkant beter kunt regelen.
Mevrouw Rooderkerk vroeg in het bijzonder naar een andere inzet van het begrenzen
van opwekken in plaats van helemaal aan of helemaal uit.
De voorzitter:
Ik denk dat we nu even de blokjes afronden en dat ik dan gelegenheid geef voor het
stellen van vragen, want ik zie dat er niet heel veel papier meer ligt.
Minister Jetten:
In de Actieagenda Netcongestie Laagspanningsnetten is als maatregel opgenomen om ook
voor de Nederlandse situatie onderzoek te doen naar de potentie van dynamische vermogensbegrenzing
op basis van spanning, ook afgezet tegen passieve vermogensbegrenzing. Om de effecten
van deze maatregel goed in te schatten, kijken we nu met een aantal partijen, waaronder
Netbeheer Nederland en Holland Solar, of we dit in Nederland slimmer kunnen gaan toepassen.
Ik verwacht dat we eind 2024 dit onderzoek gereed hebben. Daarbij kijken we natuurlijk
ook hoe andere landen dit al hebben georganiseerd. Ik hoop dat we daarmee snel de
gedachte van mevrouw Rooderkerk opvolging kunnen geven.
Dan het amendement van de heer Erkens op stuk nr. 16. Het amendement beoogt consumentenbescherming
voor huishoudens met zonnepanelen te versterken en te verbeteren met meer inzichtelijkheid
en transparantie in de terugleverkosten. Ik steun de strekking van de toelichting
die hij daarbij heeft gegeven. We hebben nog enkele wetstechnische opmerkingen die
we met de indiener zullen delen, want de voorgestelde wijzigingen van artikel 2.5
en 2.29 lijken dubbelop. Maar verder geef ik het amendement op stuk nr. 16 oordeel
Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 16 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn de interrupties ...
Nee, de heer Bontenbal van het CDA nog.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik wil het toch nog even hebben over het salderen. Ik denk dat een aantal partijen
die tegen hebben gestemd inmiddels door de ontwikkelingen in de markt ook wel zien
dat het een beetje een gekke beweging was om tegen te stemmen. Waarom heeft de Minister
niet gewoon overwogen om het salderen nu of later alsnog aan te pakken in dit stukje
wetsvoorstel? Want de teruglevertarieven zijn er en die gaan ook niet weg. Het wordt
dus alsnog betaald. Het idee dat je het niet afschaft en dat dat tot een betere businesscase
leidt, blijkt in de praktijk niet waar te zijn. Sterker nog, je krijgt nu een wildgroei.
Daar kan volgens mij niemand voor zijn.
Je zou het afschaffen van de salderingsregeling kunnen opknippen, want je hebt de
Wet belastingen op milieugrondslag en de Energiewet. Je hoeft ze niet eens naar elkaar
te laten verwijzen. De Minister zou ervoor kunnen kiezen om dit nu in de Energiewet
te regelen. Dan regelen we het leveringsdeel nu en gaan die gekke tarieven ook weg.
We kunnen dan later bij het Belastingplan kijken of we ook het deel van de energiebelasting
kunnen regelen. Dat staat los van elkaar, nog afgezien van het feit dat deze partijen
ook nog een paar honderd miljoen aan dekking moeten gaan leveren, want die is nu weggetrokken
en dat moet het kabinet weer gaan rechttrekken. Ik zou graag willen dat de partijen
een tegenvoorstel doen, voor hoe ze die 700 à 800 miljoen euro gaan dekken.
Minister Jetten:
Ik moet de afweging maken hoe ik deze Energiewet, waar jarenlang aan is gewerkt ...
Ik heb volgens mij nog helemaal geen dank uitgesproken richting iedereen die daarbij
betrokken was. Ik heb dat vanochtend wel gedaan richting de ambtenaren, maar ik doe
dat nu ook nog even op camera: er ligt hier echt een knap staaltje werk. Het zou fijn
zijn als deze Energiewet de eindstreep haalt in beide Kamers.
Toen ik in de afgelopen weken bezig was met enkele nota’s van wijziging heb ik ook
even zitten kauwen op de vraag wat ik moet doen met het wegstemmen van de afbouw van
de salderingsregeling om zo het wetsvoorstel niet in gevaar te brengen. Ik hoor nu
in dit debat heel veel sprekers zeggen dat in ieder geval een haakje daarvoor verstandig
zou zijn, zodat de Kamer op een later moment kan beoordelen wat de ontwikkeling van
de energiemarkt is en hoe we verder moeten met de bezitters van zonnepanelen. Ik heb
nog niet iedereen zich daarover horen uitlaten in dit debat, dus ik ben nog niet zover
dat ik hiervoor ook een meerderheid zie in de andere Kamer der Staten-Generaal. Maar
dat kan wellicht in de komende weken duidelijker worden, als we dit debat verder vervolgen.
Maar de heer Bontenbal heeft wel helemaal gelijk: we zien ook na het wegstemmen in
de Eerste Kamer weer ontwikkelingen in de energiemarkt die tot gefronste wenkbrauwen
leiden. Ik heb heel weinig mogelijkheden om daar wat aan te doen, zolang we de salderingsregeling
in de huidige vorm in stand houden.
De heer Vermeer (BBB):
Als de salderingsregeling toch wordt afgeschaft, wanneer dan ook, denkt de Minister
dan dat dat ook meteen een einde maakt aan het berekenen van extra terugleverkosten,
hogere leveringskosten en vaste of variabele premies? Met andere woorden, als er geen
salderingsregeling meer is, denkt de Minister dan ook dat alle tariefsystemen in één
keer gelijk zijn, of je nu wel of geen zonnepanelen hebt?
Minister Jetten:
Bijna alle energieleveranciers die nu terugleververgoedingen toepassen, hebben beloofd
dat ze daarmee stoppen zodra de salderingsregeling is afgebouwd. Dus ja, die kans
is zeer groot. De grond voor de extra kosten die de leveranciers maken, vervalt dan
ook, dus als je daar dan wel kosten voor in rekening blijft brengen, heeft de ACM
meteen een hele goede grond om daarop toe te zien. Wat wel relevant is, is het tempo
waarin we het salderen afbouwen. Ik kan me niet voorstellen dat u er als Kamer ooit
voor zal kiezen om dat van het ene op het andere moment af te schaffen. We willen
dat op een meer ordentelijke manier uitfaseren. Daar zullen we met elkaar goed naar
moeten kijken.
De voorzitter:
Helder. Dan is er nog een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch even een vraag over die teruglevertarieven. Klopt het dat we nog op het
onderzoek van de ACM over die teruglevertarieven wachten, vraag ik de Minister. Als
producent van zonnestroom draag je bij aan een goedkoop energietarief. Worden die
baten eigenlijk meegenomen in de teruglevertarieven? Ik begreep namelijk dat er toch
nog wel wat vragen waren over hoe die kosten nou eigenlijk echt in rekening worden
gebracht.
Minister Jetten:
Ik ga dat heel even bij de ACM checken, voordat ik hier een half antwoord geef. De
ACM heeft natuurlijk vorige week of twee weken geleden een eerste oordeel geveld dat
er wel degelijk sprake is van meerkosten en dat er dus ook een basis is om kosten
in rekening te brengen. Maar de ACM doet nu nog aanvullend onderzoek – eigenlijk is
dat gewoon een vervolg van wat ze aan het doen waren – om beter vast te stellen hoe
hoog die kosten zijn en of alle huidige terugleververgoedingen dan ook redelijk zijn.
Ik mag aannemen dat er dan ook naar de baten wordt gekeken, maar ik ga dit gewoon
even dubbelchecken, zodat ik mevrouw Kröger daar een zo goed mogelijk antwoord op
kan geven.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik had nog één vraag ten aanzien van de zonnepanelen en het dynamisch regelen daarvan.
Nu deel ik meestal compleet het gevoel van urgentie van de Minister, maar hij gaf
aan dat er eind 2024 een onderzoek komt dat breder gaat over congestie en wat je daar
nu aan kan doen. Dat waar ik op wees, gaat meer over de zonnepanelen die we nu al
anders zouden kunnen instellen. Als we dat nu al naar bijvoorbeeld Belgisch voorbeeld
doen, scheelt dat natuurlijk niet alleen congestie, maar ook geld in de portemonnee.
Ik ben dus benieuwd of de Minister er positief tegenover zou kunnen staan om dat gewoon
nu al mogelijk te maken, mensen daarover te informeren en nieuwe zonnepanelen direct
anders in te stellen.
Minister Jetten:
Ik zal dat ook meegeven aan de mensen die met de Actieagenda Netcongestie Laagspanningsnetten
bezig zijn, want dat hele actieprogramma is een actieprogramma. We moeten dus niet
eindeloos onderzoek doen. Als we dingen direct kunnen toepassen, doen we dat. Als
dat kan via installateurs, leveranciers et cetera, moeten we dat zo veel mogelijk
doen. Ook het lopende gesprek met Holland Solar en andere is er echt op gericht om
eind van het jaar een heel concreet voorstel te hebben en niet een studierapport waar
we dan nog heel lang op moeten gaan kauwen. Dat moet er echt op gericht zijn om zo
snel mogelijk voordelen te genereren.
De voorzitter:
Helder. Nog 25 minuten en drie blokjes. Succes, Minister.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Ik probeer echt alle amendementen die binnen zijn nog van
een appreciatie te voorzien voordat u afhamert. In het blokje netcongestie begin ik
dus met een amendement. Dat is het amendement op stuk nr. 12 van de heer Flach. Vanwege
de maatschappelijke relevantie van de investeringsplannen van systeembeheerders en
het investeringskader dat hiervoor geldt, stelt de indiener voor een voorhangbepaling
in te voeren voor de nadere regels voor dit investeringskader. Ik deel de mening van
de heer Flach dat het belangrijk is om hier goed zicht op te houden en dat het ook
nuttig kan zijn om dat voor te hangen. Daarom wil ik het amendement oordeel Kamer
geven. De artikelen 3.25 en 3.36 zijn hierbij relevant. Amendement op stuk nr. 12
krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Over het amendement mag u zeker vragen stellen. De heer Vermeer van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
De Minister geeft oordeel Kamer, maar heeft de Minister ook een idee wat dit gaat
betekenen voor de doorlooptijden van projecten?
De voorzitter:
Dat is ook de vraag van de heer Erkens.
Minister Jetten:
Ik had 3.25 en 3.36 nog moeten noemen. Als de heer Flach het amendement wil richten
op 3.36, dan is het het beste uitvoerbaar. Wij zullen u een kleine suggestie doen
voor een wijziging van het amendement, maar daar komen we wel uit, vermoed ik zomaar.
Die investeringsplannen worden om de zoveel tijd vastgesteld, met een blik vooruit.
Samen met de systeembeheerders moeten we ervoor zorgen dat we in het proces dat we
met hen doorlopen voldoende tijd hebben voor voorhang. Het kan niet zo zijn dat individuele
investeringsprojecten hierdoor vertraging gaan oplopen, want we zijn juist met z’n
allen heel hard aan het werk om daarin meer tempo te krijgen en deze sneller uitgevoerd
te krijgen. Daarmee verandert de doorlooptijd niet. Het Energiebesluit wordt dan voorgehangen
bij uw Kamer. Dat betreft dus niet zozeer alle individuele zaken van de verschillende
systeempartijen, maar het Energiebesluit. Daarover kunt u dan als Kamer op één moment,
overzichtelijk, uw oordeel vellen.
De heer Erkens (VVD):
Een vraag om het te begrijpen. Ik wilde dit al eerder in het debat vragen aan de heer
Flach, maar dat doen we volgende week maandag, wanneer het amendement geapprecieerd
wordt. Begrijp ik het nou goed dat wij de investeringsplannen van netbeheerders voortaan
via een voorhangprocedure in de Kamer gaan behandelen? Dat gaat enorm vertragen. Zo
lees ik het wel, maar als dat niet zo is, dan kunt u allebei mij vast geruststellen.
Minister Jetten:
Ik spreek niet voor de heer Flach, maar zag hem ook nee schudden. We willen uiteindelijk
de voorhang op het Energiebesluit dat ik als Minister neem naar aanleiding van de
investeringsplannen. Anders gaan we met z’n allen op de stoel van de bestuurders bij
systeembeheerders zitten en dat moeten we volgens mij ook niet willen.
Voorzitter. Dan verder over de netcongestie. De heer Vermeer en de heer Erkens ...
Overigens is het begrijpelijk dat zij meteen interrumpeerden, want zij hebben hier
veel over gezegd. Bij het maken van de wet is veel rekening gehouden met netcongestie
zoals die zich nu voordoet. De wet zal echter niet alle problemen rond netcongestie
kunnen oplossen. Daarvoor is veel meer nodig. De wet is aangepast om een hele hoop
belemmeringen die we nu tegenkomen rond netcongestie weg te nemen. Een voorbeeld hiervan
is cable pooling, waarvoor mevrouw Postma een beter Nederlands woord bedacht, namelijk
kabelbundeling. Daarvoor is een apart artikel in deze Energiewet opgenomen. We liepen
tegen problemen aan rondom het oplossen van netcongestie. Kabelbundeling in deze wet
helpt dus om dat beter te doen met elkaar. Voor veel zaken rondom netcongestie geldt
dat het gaat om aansluiten en transport. We hebben honderden verschillende contracten
en regels rondom transparantie. De Europese Unie schrijft voor dat dit exclusief aan
de onafhankelijke energieautoriteiten is, in dit land dus de ACM. Deze zaken hoeven
en mogen dus ook niet heel uitgebreid in de Energiewet te worden geregeld. We moeten
er vooral voor zorgen dat de ACM opereert in de geest van hoe wij politiek aankijken
tegen het tackelen van netcongestie. Denk hierbij aan een aantal zaken die de ACM
op dit moment druk aan het regelen is, zoals groepscontracten in de vorm van een groepscapaciteitsbeperkingscontract,
die dit en volgend jaar tot een groot aantal acties gaan leiden.
In juni stuur ik uw Kamer weer de volgende rapportage over netcongestie, inclusief
de voortgang van alle lopende acties. Netbeheerders werken daarnaast aan een openbaar
dashboard dat actuele en gedetailleerde inzichten gaat geven over de situatie op het
stroomnet. Hierdoor krijgen netgebruikers gedetailleerd inzicht in onder andere de
lengte van de wachtrij, het totale vermogen op de wachtrij en de geplande uitbreiding.
Daarmee is mijn antwoord op de vragen van de heer Vermeer volmondig ja. Dit dashboard
komt er zo snel mogelijk aan. Ik heb er onlangs een eerste dummyvoorbeeld van gezien.
Toen dacht ik: ah, wat heerlijk als dit er straks is. Dit geeft voor zo veel partijen
veel meer inzicht en gaat echt een groot deel van de frustratie wegnemen. Maar ik
hoop er ook op dat er allerlei innovatieve ondernemers zijn die denken: hé, als dit
het probleem van die wachtrij is waar de netbeheerder mee zit, heb ik daar een hele
goede oplossing voor. Het is nu ook een beetje een black box. We horen dat netcongestie
in regio X of Y allemaal heel ingewikkeld is, maar door de black box te openen, kunnen
ook veel meer mensen gaan helpen om het de komende tijd op te lossen.
De heer Vermeer vroeg ook in hoeverre de wachtrij volledig openbaar wordt. Hierbij
zijn er echt serieuze privacyissues omdat er ook bedrijfsvertrouwelijke en concurrentiegevoelige
informatie in kan zitten. Als bedrijf wil je niet dat je concurrent kan meekijken
in een bepaalde netverzwaring die je aanvraagt, omdat dit te maken kan hebben met
de technieken die je toepast. Dus het openbaar maken van die informatie voor iedereen
moet je niet willen. Maar je wil wel dat het individuele bedrijf beter begrijpt waar
op de wachtlijst het staat, hoeveel vermogen er voor dat bedrijf in de wachtrij staat
en wat dit betekent voor de timing wanneer dat bedrijf zelf aan de beurt is. Dat biedt
daarnaast ook ruimte om met elkaar in de wachtrij te kijken hoe je dat regionaal goed
kunt oplossen met elkaar.
De VVD vroeg ook of bedrijven vroegtijdig en proactief geïnformeerd kunnen worden
over risico’s op contractoverschrijdingen. Het is belangrijk dat er geen grootschalige
overschrijdingen van contracten zijn, omdat dit wat kan doen met de hele werking van
het net en kan leiden tot overbelasting. Dat is nu met netcongestie des te belangrijker.
Netbeheerders informeren gebruikers nu per brief wanneer de gebruiker het contract
heeft overschreden. Maar ik heb zelf ook voorbeelden gezien, bijvoorbeeld een tijdje
terug met hoogwater, dat een waterschap nogal lompe brieven kreeg over een overschrijding,
waarbij ik dacht: ja, het is toch wel fijn dat het waterschap die overschrijding heeft
toegepast in het belang van droge voeten. Netbeheerders en de waterschappen zijn nu
met elkaar in gesprek hoe er voor waterschappen extra ruimte kan zijn. De heer Grinwis
vroeg daar laatst ook naar. Ik ken ook een paar voorbeelden van waterschappen en netbeheerders
die met elkaar hebben afgesproken dat het waterschap belt om te zeggen dat het de
dag erop zo veel pompen nodig heeft dat er sprake is van een overschrijding, waarna
de netbeheerder zegt: «Bedankt dat u ons dat laat weten. Helemaal goed. Dan gaat u
ook geen vervelende brief van ons krijgen.» Er kan dus ook heel veel worden opgelost
in normaal contact onderling.
De heer Erkens vroeg daarbij ook naar nieuwe contractvormen waarmee netgebruikers
ondanks netcongestie toch een aansluiting kunnen realiseren. Er zijn twee vormen van
groepscontracten waardoor bedrijven en andere gebruikers door samenwerking het stroomnet
efficiënter kunnen benutten. Er zijn ten eerste de groepscapaciteitsbeperkingscontracten
en ten tweede de groepstransportovereenkomsten. Ik wil hier een compliment maken aan
de ACM, want zij heeft echt de knop omgezet het afgelopen jaar in hoe zij die energietransitie
kan faciliteren en binnen de geest van de wetgeving zo veel mogelijk kan maken. Er
wordt niet alleen gekeken naar de letter van de wet, maar vooral naar hoe de wet is
bedoeld en hoe we de energiehubs of andere zaken maximaal gaan ondersteunen. De heer
Erkens vroeg daarbij specifiek naar kleinverbruikers. Die kennen natuurlijk een ander
marktmodel dan grootverbruikers, bijvoorbeeld omdat afrekening plaatsvindt via de
energieleverancier en zij op dit moment niet worden afgerekend op het verbruikersprofiel.
Kleinverbruikers mee laten doen aan de groepscontracten voor grootverbruikers vraagt
dan ook om complexere aanpassingen die niet op hele korte termijn haalbaar zijn. In
het kader van de actieagenda rondom netcongestie kijken we wel naar hoe we een groot
aantal acties voor kleinverbruikers kunnen meenemen. Als je kan meeliften op positieve
ontwikkelingen in de nabijheid ... Ik begrijp waar de vraag van de heer Erkens vandaan
komt.
Voorzitter, tot slot in dit blok. De heer Bontenbal vroeg naar de allocatiepunten.
Die vragen zijn wat technischer van aard. Daarom zal ik hem ook een technisch kloppend
schriftelijk antwoord geven. Ik werk op dit moment het Energiebesluit uit. Daarin
zal nader worden ingegaan op de uitvoering, onder andere hoe er wordt gemeten op parallelle
en/of op seriële allocatiepunten. Ik heb daar ook nauw contact over met de sector.
Ik zal dit dus schriftelijk heel nauwkeurig formuleren, zodat de sector die brief
ook kan gebruiken voor zijn eigen inzichten.
De voorzitter:
Er zijn vragen voor u, eerst van de heer Vermeer en dan van de heer Erkens.
De heer Vermeer (BBB):
Kan ik het als een toezegging zien van de Minister dat een bedrijf of een projectontwikkelaar
van een woonwijk, zijn eigen positie op ieder moment kan opvragen en kan zien hoeveel
vermogen er nog staat voor die partij? Dat heb ik goed begrepen, toch? De namen worden
dus vanwege de privacy niet in lijstjes gepubliceerd, maar een individu dat een aansluiting
wil, kan gewoon inzicht krijgen in waar hij staat en in hoeveel vermogen er nog staat.
Als die dan ziet dat er een groot project aankomt, dan weet die automatisch of dat
er wel of niet binnen gaat vallen.
Minister Jetten:
Het zal stapsgewijs gaan. Ik heb ook tegen de netbeheerders gezegd: begin met alles
wat je al transparant in dat dashboard kan delen. Zet er gewoon groot boven: «Dit
dashboard wordt steeds verfijnder, steeds beter; het is de bètaversie». We zien echt
verschillen tussen regio’s als het gaat om in hoeverre data al echt op het juiste
transformatorniveau makkelijk kan worden ontsloten. Tijdens het debat dat we laatst
hadden over het Nationaal Plan Energiesysteem vroeg een aantal van u aan mij: hoe
kunnen de digitale transitie en de energietransitie elkaar veel meer ondersteunen?
Mijn inzet is hier echt om dit jaar te beginnen met het delen van alles wat al gedeeld
kan worden, bij de eerste versie van het dashboard. De heer Vermeer schetst hier nu
het ideale eindplaatje. Dat zal wat langer duren. Maar ik denk dat, met name voor
die grootverbruikers, het inzicht op individueel niveau heel relevant is. Dan weet
je dus niet van de concurrenten waar ze staan, maar kun je voor jezelf veel beter
de inschatting maken: wat betekent mijn positie in de wachtrij voor de investeringen
die ik zelf met mijn eigen bedrijf in elektrificatie wil doen?
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb nog een vraag over de ACM. Hoe groot is de kans dat we netcongestie oplossen,
maar congestie krijgen bij de ACM? Oftewel, is daar voldoende capaciteit om dit allemaal
te doen?
Minister Jetten:
Goede vraag. Een tijdje geleden hebben we afspraken gemaakt met de ACM over de versterking
van hun capaciteit. Vorige maand zat ik in een overleg over netcongestie met alle
netbeheerders, energiebedrijven en de ACM. Daar daagde de ACM de markt eigenlijk uit
om met meer voorstellen naar de ACM toe te komen. Daaruit concludeer ik dus: zij hebben
er zin in. Zij hebben nu een hele andere mindset over die ordening en de ruimte die
de ACM wil bieden. Ik denk dus dat het nu wel goed zit. De top van de ACM kennende,
trekken zij meteen bij mij aan de bel zodra ze het gevoel hebben dat ze te weinig
capaciteit hebben.
De heer Erkens (VVD):
Dank voor de beantwoording van de Minister. Hij gaf volgens mij aan dat de informatie
beschikbaar gesteld gaat worden vanuit hun dashboard. Volgens mij is dat heel positief.
De Minister gaf ook aan: als ondernemers daarop kunnen inspelen met creatieve oplossingen,
dan is dat heel mooi. Ik wil daar wel bij zeggen dat het haaks staat op het wegvallen
van de experimenteerbepaling in de wet. Ik ben dus wel benieuwd of daar op dit moment
voldoende ruimte voor is.
Minister Jetten:
Dat komt meer doordat we denken dat die experimenteerbepaling ook niet meer nodig
is, omdat we allerlei andere zaken al in andere artikelen in deze Energiewet hebben
geregeld. Het helpt natuurlijk ook dat die ruimte door de toezichthouder wordt geboden.
De heer Erkens (VVD):
Dit is mijn laatste vraag in dit debat; daarna bent u van mij af. Die gaat met name
over de Groeps-transportovereenkomst. De ACM heeft echt een stap gezet om dat te faciliteren;
dat zien wij ook. We horen wel nog heel vaak terug dat de regionale netbeheerders
en ook TenneT heel huiverig zijn om dit mogelijk te maken. We zijn nog aan het kijken
naar een mogelijk amendement hierop, maar ik ben ook wel benieuwd hoe de Minister
dat zelf ziet, omdat we wel zien dat de netbeheerders wat dat betreft nog niet heel
enthousiast zijn in de praktijk.
Minister Jetten:
Dat gaat langzaam, inderdaad. Dat klopt. U zegt dat u daar een amendement op overweegt,
maar ik vind het moeilijk om daarop te reageren, zonder te weten wat daarin staat.
Daar kunnen we misschien buiten dit debat nog even contact over hebben.
Voorzitter. Als u het goed vindt, zou ik met het oog op de klok het blokje data willen
bewaren voor het volgende WGO. Dan kan ik nu namelijk nog twee amendementen appreciëren
en een aantal overige vragen beantwoorden.
De voorzitter:
Heel verstandig.
Minister Jetten:
Dan begin ik bij de reeds ingediende amendementen. Het amendement op stuk nr. 19 van
mevrouw Kröger gaat over het verstrekken van energiegebruiksgegevens van bedrijven
die onder de energiebesparingsplicht vallen. Dat ligt mooi in het verlengde van het
debatje dat ik net met de heren Vermeer en Erkens had. Het is een sympathiek voorstel
dat de effectiviteit van het toezicht op energiebesparing ook zal verhogen. De omgevingsdiensten
hebben toegang nodig tot energie- en gasverbruiksgegevens om de bedrijven effectiever
te kunnen controleren. Dit amendement helpt, omdat ik dan niet zelf een wetswijziging
hoef door te voeren. Het amendement op stuk nr. 19 geef ik dus graag oordeel Kamer.
Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 21 van Bontenbal en Erkens. De strekking
van het amendement is: de RES-verdeling vervangen door veiling met oude voorwaarden
en tarieven. Daar hebben we aan het begin van dit WGO met elkaar een debat over gehad.
In onze huidige wetgeving staat leveringszekerheid voorop. Leveranciers hebben die
verantwoordelijkheid via de RES-verdeling. Dat is haalbaar en ook snel door de ACM
en de netbeheerders uit te voeren. Een veiling organiseren lijkt daarnaast een lastigere
en ook meer tijdrovende procedure te zijn, terwijl er eigenlijk sprake is van een
crisissituatie waarin de ACM snel moet kunnen handelen. Herverdeling middels een veiling
maakt dat je ook afhankelijk wordt van de markt. Zijn er wel of geen bieders om zo’n
klantenbestand over te nemen? Wat vinden ze van de waarde van dat klantenbestand?
Dat zie ik als een belangrijk risico bij een veiling, zeker als we daarbij dan ook
nog verplichten dat het hanteren van alle tarieven onder het oude energiecontract
moet worden geborgd. Ik verwacht niet dat er partijen zijn die bij zo’n veiling echt
staan te springen om dat zonder financiële steun van de overheid over te nemen, zoals
mevrouw Postma in een interruptie ook al aan u probeerde te vragen. Vanuit die redenering
komt ik bij het amendement op stuk nr. 21 op het oordeel ontraden.
Dan kom ik nog op een aantal overige vragen. Dit is dus een beetje van alles door
elkaar. De heer Vermeer vroeg naar de wetenschapstoets. Ik ben heel blij met de wetenschapstoets
die is uitgevoerd, omdat die veertien goede en afzonderlijke aanbevelingen heeft opgeleverd.
In bijlage 1 van de nota naar aanleiding van het verslag is per aanbeveling gereageerd
op de manier waarop het kabinet daarmee is omgegaan. Een aantal aanpassingen is gedaan
via de eerste nota van wijziging. Er zijn een aantal zaken toegevoegd en een aantal
zaken verduidelijkt. In de nota naar aanleiding van het verslag is ook toegelicht
als we iets niet hebben aangepast naar aanleiding van de wetenschapstoets. Een voorbeeld
van een aanpassing is aanbeveling 4 over kwetsbare afnemers. In de eerste nota van
wijziging is de positie van kwetsbare afnemers verder verduidelijkt, inclusief het
opnemen van het begrip «kwetsbare afnemer». Een voorbeeld van meer toelichting is
er naar aanleiding van aanbeveling 10, waarbij het verschil tussen peer-to-peerhandel
en aggregatie extra is uitgelegd. Zo zijn we dus per aanbeveling daarop ingegaan.
Mocht u nog nadere informatie willen over een van de specifieke aanbevelingen, dan
kan ik eventueel kijken of ik u die kan laten doen toekomen. Ik snap dat wel, want
het zijn veel stukken. Ik kan me dus voorstellen dat u nog niet alle stukken tot in
hetzelfde detail hebt gelezen.
In het mapje overig zat ook de vraag van mevrouw Rooderkerk over financiële participatie,
maar die hebben we daarstraks al behandeld. Aanvullend op wat ik daarstraks al zei:
in de Gedragscode zon op land van januari 2024 is nu ook expliciet aandacht voor lokaal
eigendom en de focus daarop vanuit de sector opgenomen. In de gedragscode worden omwonenden
betrokken bij de keuzes voor het plan, het ontwerp, en de mogelijkheid om financieel
te participeren. Dat is pas vanaf januari jongstleden, dus ik verwacht nog geen heel
groot effect daarvan in de monitor die eind van dit jaar weer gaat komen. Dit is aanvullend
op wat ik daarstraks al heb toegelicht.
De heer Flach vroeg naar de interconnecties met omliggende landen. Stiekem is dat
een vraagje dat in het WGO van volgende week thuishoort, maar in de Energiewet leggen
we het kader voor interconnectie neer vanuit de systeembeheerder. Dat is een verduidelijking
van de huidige ordening. De marktregels zoals die Europeesrechtelijk zijn vastgelegd,
gelden daarbij gewoon, zowel als het gaat om interconnectie tussen EU-lidstaten als
om interconnectie tussen een EU-lidstaat en een derde land. Wellicht stelde de heer
Flach deze vraag vanwege de actualiteit met de LionLink tussen Nederland en het Verenigd
Koninkrijk. Ik ben met mijn collega, de Britse Minister, in gesprek om dat zo snel
mogelijk helemaal vlot te trekken.
De heer Grinwis verwees naar de wetenschapstoets, waarbij is geadviseerd om de gevolgen
van het gedrag van actieve afnemers voor alle afnemers te monitoren. Ja, ik zeg toe
om structureel onderzoek te doen naar de gevolgen van actieve afnemers. Een dergelijk
onderzoek kan waarschijnlijk het best worden uitgevoerd door de ACM. Dat sluit dan
goed aan op de monitoringstaken die ook in artikel 5.1 zijn genoemd. Dit onderzoek
is het nuttigst als er enkele jaren praktijkervaring is, die dan ook geëvalueerd kan
worden. Ik zal de Kamer over een tijd informeren over de uitkomsten van dat eerste
onderzoek.
Mevrouw Koekkoek vroeg wat we nog vanuit Brussel kunnen verwachten. Dat is nu al bij
een paar onderwerpen aan bod gekomen. We hebben nu een brede basis van de Energiewet
waarin ook het Clean Energy Package uit 2020 wordt geïmplementeerd. Daarom is het
voor mij ook van groot belang om door te gaan met de Energiewet. Helaas is het proces
van opstellen, behandelen en afronden van wetgeving soms complex en tijdrovend, zeker
omdat, zoals mevrouw Kröger net buiten de microfoon om maar wel terecht opmerkte,
er sprake is geweest van wat achterstallig onderhoud, dat we nu inlopen. Dus we moeten
continu weer doorgaan met nieuwe zaken die uit Europa komen.
Ik kom met een apart wetsvoorstel ter implementatie van de EMD en een apart wetsvoorstel
voor de implementatie van het decarbonisatiepakket. Daarmee voorkomen we dat we deze
wetsbehandeling nog complexer maken, maar hopelijk hebben we dan straks ook een paar
overzichtelijke implementatiewetten, die beide Kamers ook snel kunnen behandelen.
Volgens mij sluit dat aan bij de oproep die mevrouw Koekkoek heeft gedaan. Overigens,
zeg ik richting mevrouw Postma, is de term voor cable pooling of kabelbundeling nu
in artikel 1.4 van de wet «gezamenlijke aansluiting». Dus dat is al een andere Nederlandse
term, maar in de debatten van de afgelopen jaren hebben we steeds cable pooling gebruikt.
We blijven dat hier ook doen.
Tot slot nog twee vragen van mevrouw Koekkoek. Voor nieuwbouw kunnen provincies en
gemeentes regels stellen in het kader van de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld een
eis dat een woonwijk alleen wordt gebouwd als die voldoet aan specifieke lokale duurzaamheidseisen.
De Energiewet heeft hier dus geen enkele belemmering in. De introductie van een algemene
bevoegdheid voor provincies is dan ook niet wenselijk of extra nodig. We zien hier
ook goede voorbeelden van. Zo maakt de stad Almere nu afspraken over congestieneutraal
bouwen om een heel grote woningbouwopgave voor elkaar te krijgen. Ik weet ook dat
ze daar in de provincie Utrecht volop mee bezig zijn. In de Wgiw bieden we gemeentes
straks nog wat extra instrumenten om die lokale keuzes goed te maken, maar daar gaan
we woensdag weer plenair over verder praten.
Tot slot. Mevrouw Koekkoek verwees naar versoepelingen rondom de opwek van duurzame
energie. De herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie biedt mogelijkheden voor
de versnelling van vergunningverlening van energieopwek en -infrastructuur. Ik inventariseer
nu hoe we die richtlijn zo goed mogelijk kunnen implementeren in Nederland. Mevrouw
Koekkoek wees naar Duitsland als voorbeeld. De Duitse Minister wordt gillend gek omdat
hij ook niet zo goed weet hoe hij nu verder moet. We hebben nu met de Pentalanden
gezegd dat we gezamenlijk optrekken richting de Europese Commissie, omdat we meer
hulp van de Commissie willen om dit in de praktijk toe te passen. Want het is mooi
om versnelde vergunningverlening te beloven, maar als dat conflicteert met natuurwetgeving
of andere wetgeving, dan zijn we nog steeds niet geholpen, terwijl versnelling hierop
niet alleen CO2-uitstoot maar ook stikstofuitstoot helpt te verminderen. Dus er is wel een heel groot
belang.
De voorzitter:
Dat is ontzettend knap en snel beantwoord. Er zijn nog twee vragen van de Kamer. Het
is eigenlijk wel bijna de eindtijd dus graag een korte vraag. Het is helemaal de eindtijd.
Mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zal het kort houden. Mijn vraag ging over dat punt van lokaal eigendom. Het amendement
dat ik in voorbereiding heb, vraagt dus niet om een generieke wettelijke verplichting
om 50% lokaal eigendom vast te leggen, juist ook omdat dat projecten tegen kan houden.
Maar wij denken meer aan een samenwerkende houding en een bevoegdheid voor gemeenten
en provincie om een percentage te bepalen, waarmee we dus beter gericht in de richting
van 50% van het Klimaatakkoord gaan, maar dan wel op vrijwillige basis. Ik ben benieuwd
hoe de Minister daarnaar kijkt.
Minister Jetten:
Dat gebeurt onder de vlag van het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie.
Een tijdje geleden had ik een heidag met een hele hoop wethouders. Die vragen hier
ook wel naar. Wat je nu vaak ziet, is dat het lokale mede-eigenaarschap of het lokaal
financieel eigendom wel goed gaat bij één windmolen, een dorpsmolen of een kleinschalig
park, maar als er bijvoorbeeld tien windmolens worden gerealiseerd, is het vaak al
een veel groter project. Dan zie je dat de lokale participatie daarbij veel minder
is. Dus het is fijn dat het lokale eigendom goed gaat bij de kleinschalige projecten,
maar dat wil je eigenlijk ook bij de grootschalige projecten. Het is supergoed als
we dat kunnen doen met goede handleidingen voor regio’s en gemeenten, maar ik sluit
niet uit dat we uiteindelijk ook wat verder moeten gaan en ook dingen moeten voorschrijven.
Ik zal indachtig mevrouw Rooderkerk kijken hoeveel er mogelijk al van onderop kan,
maar willen we die 50% ook echt waarmaken, dan zullen we misschien van bovenaf meer
moeten doen dan we nu doen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik had op ditzelfde punt ook een vraag, namelijk waarom er dan niet wordt gekozen
voor: 50% lokaal eigendom, tenzij. Dan moet je er dus beargumenteerd van afwijken.
Dat kan dan altijd, maar dan heb je in ieder geval een soort uitgangspunt vanuit waar
je opereert.
Minister Jetten:
Dat zou een optie kunnen zijn voor later dit jaar als het inderdaad niet goed genoeg
gaat met de groei daarvan. Dat zal ik gewoon meenemen in de uitwerking.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we echt aan het einde gekomen van het eerste deel van het
debat over de Energiewet. Als u nog even een paar seconden heeft? We hebben vandaag
in één termijn gedebatteerd met de Minister over de gebruikers. Volgende week maandag
is er een deel twee. Dan zullen we een eerste termijn hebben over het systeem en zullen
we een tweede termijn hebben over de complete wet. Daarna volgt nog een plenaire afronding.
Ik lees de toezeggingen voor die de Minister heeft gedaan, maar dan specifiek de brieven
die zijn toegezegd.
Minister Jetten:
Voorzitter, sorry dat ik u onderbreek. Ik ben het helemaal eens met uw samenvatting,
maar wat ik nu vastheb, zijn de antwoorden op de vragen over data. Die zal ik in het
volgende WGO aan u geven.
De voorzitter:
Ja, helder. Over het onderwerp data zullen we volgende week nog antwoorden krijgen.
Wil de Minister daar dan mee starten, of gewoon na de eerste termijn in de beantwoording?
Ik denk dat het het makkelijkste is om het na de eerste termijn te doen.
Minister Jetten:
Voorzitter, ik zal ook kijken of er nog vragen tussen zitten die eventueel schriftelijk
kunnen. Dan kunnen ze denk ik heel snel uw kant op komen. Wellicht blijven er dan
een paar over die we hier mondeling met elkaar kunnen wisselen.
De voorzitter:
Ik lees nog even de toezeggingen op. Dat zijn vooral de toezeggingen over brieven.
− De Minister heeft toegezegd voorafgaand aan het volgende wetgevingsoverleg de vraag
van het lid Bontenbal over allocatiepunten schriftelijk te beantwoorden. Daar is de
heer Bontenbal ontzettend blij mee.
− Daarnaast heeft de Minister toegezegd voorafgaand aan de plenaire behandeling van
het wetsvoorstel, dus niet voorafgaand aan volgende week maar plenair, een brief te
sturen met daarin alle informatie die beschikbaar is met betrekking tot de uitvoerbaarheid
van het sociaal tarief, de vangnetregeling en het waarborgfonds, ook wel compensatiefonds
genoemd.
− In de brief over energiearmoede, die de Kamer eind april kan verwachten, zal de Minister
terugkomen op het punt van kwetsbare afnemers.
Ook dat is vóór de plenaire behandeling. Het zijn drie aparte toezeggingen. De plenaire
behandeling zal zo rond half mei zijn. Die is echt niet eind april.
Ondanks dat nog wat mensen vragend naar mij kijken, ga ik dit debat van vandaag afsluiten.
Ik wens u een heel fijne avond.
Sluiting 17.34 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.