Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 18 oktober 2023, over Pakket Belastingplan 2024
36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
Nr. 119
                   VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
            
Vastgesteld 3 november 2023
De vaste commissie voor Financiën, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, de
                  vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat en de vaste commissie voor Sociale
                  Zaken en Werkgelegenheid hebben op 18 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Van
                  Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Van Rij, Staatssecretaris
                  Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schouten, Minister voor Armoedebeleid,
                  Participatie en Pensioenen, over:
               
– het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in
                           verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het
                           referentieminimumloon (Kamerstuk 36 430);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering
                           van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning (Kamerstuk 36 431);
– het wetsvoorstel Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024
                           en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag) (Kamerstuk 36 429);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan
                           2024) (Kamerstuk 36 418);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen
                           glastuinbouw) (Kamerstuk 36 426);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale
                           klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit) (Kamerstuk 36 432);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan
                           BES eilanden 2024) (Kamerstuk 36 419);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere
                           wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de
                           vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde
                           beleggingsinstelling) (Kamerstuk 36 423);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale
                           verzamelwet 2024) (Kamerstuk 36 342);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere
                           wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse
                           rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire
                           vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen) (Kamerstuk 36 25);
– het wetsvoorstel Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie
                           van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk
                           is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens
                           selectie aan de poort) (Kamerstuk 36 424);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de
                           belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen
                           van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding
                           van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm) (Kamerstuk
                           36 427);
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige
                           fiscale maatregelen 2024) (Kamerstuk 36 420);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956
                           in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet
                           aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024) (Kamerstuk 36 421);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de
                           bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien
                           aangifte inkomstenbelasting) (Kamerstuk 36 428);
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot aanpassing
                           van de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling)
                           (Kamerstuk 36 422);
– het wetsvoorstel Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet
                           inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie
                           van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van
                           een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen
                           en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting
                           2024) (Kamerstuk 36 369).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Hagen
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Klink
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kuzu
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Weeber
Voorzitter: Tielen
Griffier: Meijerink
Aanwezig zijn veertien leden der Kamer, te weten: Alkaya, Dassen, Tony van Dijck,
                  Inge van Dijk, Eppink, Erkens, Grinwis, Léon de Jong, Kops, Van der Lee, Omtzigt,
                  Stoffer, Tielen en Van Weyenberg,
               
en mevrouw Van Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Van
                  Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schouten, Minister
                  voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
               
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. We gaan beginnen. Het is 11.00 uur. We maken ons allemaal op
                     voor de grande finale van het Belastingplan 2024 in een driedaagse debatcyclus: vandaag,
                     woensdag 18 oktober, doen we de eerste termijn van de zijde van de Kamer, aanstaande
                     maandag, 23 oktober, doen we dan de eerste termijn van de zijde van de regering en
                     de tweede termijn, en woensdag 25 oktober zal er een plenaire afronding plaatsvinden.
                     Schriftelijk is er al een overleg geweest. Daarvan hebben de leden op 13 oktober een
                     nota naar aanleiding van het verslag gehad. Er is dus al veel gewisseld, maar we gaan
                     vandaag nog veel meer wisselen.
                  
Blok 1
De voorzitter:
Ik heet de drie bewindspersonen, meneer Van Rij, de Staatssecretaris van Financiën,
                     mevrouw Van Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw Schouten,
                     Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, van harte welkom voor het
                     eerste blok. We gaan vandaag namelijk in drie blokken debatteren. Het eerste blok
                     loopt van 11.00 uur tot ongeveer 12.30 uur. Daarna proberen we een lunchschorsing
                     in te lassen, maar dat hangt er natuurlijk een beetje van af hoeveel we met elkaar
                     te wisselen hebben.
                  
Welkom aan de leden van de zijde van de Kamer: de heer De Jong namens de PVV, meneer
                     Erkens namens de VVD, meneer Alkaya namens de Socialistische Partij, meneer Van Weyenberg
                     namens D66, de heer Van der Lee namens GroenLinks en ik denk ook namens de PvdA, mevrouw
                     Van Dijk namens het CDA, meneer Eppink namens BBB, en meneer Omtzigt. Ik verwacht
                     nog een à twee leden.
                  
We hanteren vandaag de begrotingsvolgorde; dat hebben we met elkaar vastgesteld in
                     de procedurevergadering. Dat betekent dat eerst de grootste oppositiepartij aan het
                     woord is en dan de grootste coalitiepartij, ook al is er geen coalitie meer, maar
                     goed. We hebben afgesproken om het wel zo te doen. Dan is weer de een-na-grootste
                     enzovoort, enzovoort. Ik leid jullie daar gewoon doorheen. Iedereen heeft zelf aangegeven
                     hoeveel tijd die ongeveer wil gaan besteden aan zijn inbreng. Het is een wetgevingsoverleg,
                     dus ik ga er niet heel strikt op zijn, maar als u het te gek maakt, dan grijp ik toch
                     in. Datzelfde geldt voor het aantal interrupties. Ik zou per blok ongeveer vier interrupties
                     willen hanteren, maar ook daarvoor geldt weer: het is wetgeving, dus ik ga er niet
                     al te streng op zijn. Volgens mij hebben we met elkaar namelijk genoeg te bespreken
                     en kunt u daar op een goede manier mee omgaan.
                  
Laten we meneer De Jong, namens de PVV, het woord geven.
De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank. Vandaag bespreken we het Belastingplan, de plannen voor
                     het zogenaamde koopkrachtpakket; dat is blok 1. Nu hoor ik u denken «dat klinkt goed,
                     een koopkrachtpakket», maar wie denkt dat Nederlanders echt geholpen gaan worden,
                     heeft het mis. Het is volgens dit kabinet een pakket om nog meer armoede te voorkomen,
                     maar voor mij is dit vooral een armoedig pakket dat de mensen niet gaat helpen.
                  
Voorzitter. Dat is erg, want grote groepen Nederlanders zitten in grote financiële
                     problemen. Veel gezinnen verkeren in een diepe bestaanszekerheidscrisis, komen niet
                     meer rond en moeten noodgedwongen extra bezuinigen omdat ze de boodschappen, de energierekening,
                     de huur, de zorgkosten en de noodzakelijke tankbeurt niet of nauwelijks nog kunnen
                     betalen. Gewoon rondkomen is in Nederland namelijk een luxe geworden. Dat is de bittere
                     realiteit waar Nederlanders al jarenlang, dag in, dag uit, mee te maken hebben.
                  
Voorzitter. Het gaat echt om heel veel mensen. Ik zal u een aantal cijfers voorleggen.
                     Volgens het Nibud heeft bijna 50% van de Nederlanders moeite met rondkomen, is 60%
                     van de Nederlanders financieel ongezond of kwetsbaar, heeft een op de vijf Nederlandse
                     huishoudens moeite met het betalen van de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud
                     en is bijna de helft van alle Nederlanders bezorgd over de hoge vaste lasten, omdat
                     de torenhoge inflatie van de afgelopen jaren er keihard heeft in gehakt. Kijk alleen
                     al naar de prijzen van de boodschappen. Die zijn in anderhalf jaar tijd met 31% gestegen,
                     met als resultaat dat volgens het Rode Kruis zeker 400.000 mensen in onzichtbare voedselnood
                     verkeren. Vorig jaar had 42% van de huishoudens te maken met betalingsproblemen, zoals
                     het weigeren van een automatische incasso en niet meer kunnen pinnen. 600.000 huishoudens
                     hebben problematische schulden. Volgens het CPB leven er 830.000 huishoudens in armoede.
                     En zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is echt verschrikkelijk.
                  
Voorzitter. Dit zogenaamde koopkrachtpakket, waar zo veel heisa over is, is een doekje
                     voor het bloeden, maar bovenal een sigaar uit eigen doos. Eerst pakt dit kabinet zo'n
                     10 miljard euro af, om vervolgens 2 miljard euro terug te geven. Deze maatregelen
                     zorgen volgens het kabinet voor een koopkrachtplus van 1,8%. Maar als we goed kijken
                     naar 2023 en 2024, dan zien we dat er slechts 0,7% koopkracht overblijft: armoedig.
                     Dat voelen mensen helemaal niet in hun portemonnee. We moeten nog maar afwachten of
                     deze kruimel überhaupt wel gegeven gaat worden. Koopkrachtbeloftes zijn nog nooit
                     uitgekomen.
                  
Voorzitter. Wat wel altijd uitkomt, is dat Nederlanders altijd de sjaak zijn. In 2022
                     en 2023 was de koopkracht – 3,8% tegenover een economische groei van 5%. De koopkracht
                     was dus in de min, terwijl de economie gewoon groeide. Ook als we het koopkrachtpakket
                     voor 2024 erbij pakken, zien we dat werkenden er in totaal over de periode van 2022
                     tot en met 2024 2% op achteruit gaan. Gepensioneerden worden weer gepakt en gaan er
                     2,1% op achteruit. Ook gezinnen met en zonder kinderen gaan erop achteruit. Het staat
                     allemaal gewoon in de stukken van het CPB. Ook Nibud-berekeningen laten het zien.
                     Een gepensioneerde met alleen AOW gaat er volgend jaar € 60 per maand op achteruit.
                     Een alleenstaande in de bijstand gaat er € 72 per maand op achteruit. Een zelfstandige
                     met een modaal inkomen gaat er € 53 per maand op achteruit. De kern is dus dat hele
                     grote groepen mensen onvoldoende worden gecompenseerd en er onderaan de streep op
                     achteruit gaan.
                  
Ondertussen probeert het kabinet ons met misleidende cijfers te laten geloven dat
                     we er nu allemaal écht op vooruitgaan en dat het kabinet echt het maximale doet om
                     mensen te helpen. Maar dat is niet waar. Althans, niet voor de gewone man en vrouw.
                     Die hebben het nakijken. Die zien dat dit kabinet wel maximaal spendeert richting
                     alles waar Nederlanders niet op zitten te wachten. Die zien dat er volgend jaar weer
                     6 miljard euro gaat naar Afrika, weer 7 miljard euro naar asiel en weer 11 miljard
                     euro naar Brussel. En alsof het nog niet genoeg is, zien ze ook dat er 60 miljard
                     is vrijgespeeld voor klimaat en stikstof. Dat wordt allemaal betaald door hardwerkende,
                     belastingbetalende Nederlanders, die zelf vaak niet meer kunnen rondkomen. Het is
                     niet uit te leggen.
                  
Voorzitter. De Ministers en collega-Kamerleden hebben dit verhaal al vaak van mij
                     gehoord. Het is een herhaling van de vele keren dat ik dit probleem onder de aandacht
                     probeerde te brengen. Iedere keer kreeg ik nul op het rekest en werden onze koopkrachtvoorstellen
                     verworpen nadat de Minister ze had ontraden. Maar u kent de PVV: wij geven niet op.
                     Aangezien dit hopelijk een van de laatste keren is dat deze Ministers verantwoordelijk
                     zijn voor het armoede- en inkomensbeleid, grijp ik deze mogelijkheid alsnog aan om
                     een beroep te doen op deze Ministers om over hun eigen schaduw heen te stappen en
                     het juiste te doen. Dat is ervoor zorgen dat de koopkracht van mensen vooruitgaat,
                     dat ze het voelen in hun portemonnee.
                  
Dat kan, om te beginnen, door de PVV-voorstellen voor meer koopkracht, zoals die vandaag
                     door mijn collega's Alexander Kops en Teun van Dijck, en mijzelf, gedaan worden, te
                     omarmen. Dat kan door de amendementen die daarop volgen te omarmen, zodat de Kamer
                     samen met u het verschil kan maken. Ik heb het dan onder andere over het voorstel
                     om de voorgenomen accijnsverhoging op tabak en alcohol terug te draaien. Het raakt
                     vooral de gewone man en vrouw als een pakje shag straks € 25 gaat kosten en een wijntje
                     ook weer duurder wordt. We hebben het voorstel gedaan om de IO-AOW niet af te schaffen.
                     U weet wel, dat voor veel AOW'ers onmisbare extraatje van € 25 per maand. We hebben
                     ook het voorstel gedaan om de btw op boodschappen op 0% te zetten, zodat boodschappen
                     weer wat betaalbaarder worden. Dat kan overgenomen worden. Schaf het eigen risico
                     in de zorg af, zodat mensen weer naar de dokter durven te gaan zonder dat ze bang
                     zijn dat ze de rekening niet kunnen betalen. We hebben ook een oproep gedaan om de
                     voorgestelde accijnsverhoging terug te draaien, zodat tanken weer een beetje betaalbaar
                     wordt. Neem deze voorstellen over. Wij hoeven er dan ook niet eens de credits voor
                     te krijgen. Zorg er gewoon voor dat mensen wat meer geld in hun portemonnee hebben.
                     Dat zou echt geweldig zijn.
                  
Voorzitter. Ik rond af met een aantal concrete vragen. We hebben als Kamer geregeld
                     aandacht gevraagd voor de 10.000 gezinnen die door overheidsfalen onder het bestaansminimum
                     terecht zijn gekomen, dus onder bijstandsniveau. Dat is buiten hun eigen schuld om
                     gebeurd, met schrijnende armoedesituaties tot gevolg. Het is echt verschrikkelijk.
                     De PVV heeft dit tijdens debatten onder de aandacht gebracht en ook de heer Omtzigt
                     heeft er, samen met collega's, vragen over gesteld. We hebben moties ingediend om
                     deze gezinnen te compenseren. Dat heeft de Minister tot nu toe niet willen doen. Dat
                     kan toch niet? Het probleem speelt al sinds 2016.
                  
In de memorie van toelichting bij de begroting SZW valt te lezen dat er een oplossing
                     komt. In het Belastingplan heb ik er niets over kunnen terugvinden. In de bijlage
                     bij de Miljoenennota lees ik vooral veel vaags. Ik heb dan ook drie concrete vragen.
                     Is er nu wel of niet een concrete regeling voor deze gezinnen met de gemeenten afgesproken?
                     Is de Minister al in gesprek gegaan met uitvoeringsorganisaties die te maken hebben
                     met de 10.000 getroffen gezinnen om in kaart te brengen welke financiële en persoonlijke
                     gevolgen het overheidsfalen voor deze gezinnen heeft gehad? Is de Minister nu eindelijk
                     bereid om met een echte oplossing te komen voor al het ontstane onrecht en deze gezinnen
                     eindelijk financieel te compenseren, dus te geven waarop deze gezinnen recht hebben?
                  
Voorzitter, tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Inmiddels is ook de heer Grinwis namens de ChristenUnie
                     aangeschoven. Het woord is aan de heer Erkens van de VVD-fractie.
                  
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. We zien dat het leven steeds duurder wordt voor veel Nederlanders. Sommige
                     mensen redden het al niet meer om rond te komen en een nog veel grotere middengroep
                     redt het misschien nog net wel, maar maakt zich zorgen over de toekomst en denkt bij
                     een extra tegenvaller door het ijs te zakken. Daarom is het goed dat het kabinet maatregelen
                     heeft genomen om de koopkracht van mensen te ondersteunen. Daarmee zorgen we er in
                     ieder geval voor dat de armoede volgend jaar niet stijgt en dat de kinderarmoede daalt.
                     De VVD steunt dan ook de maatregelen van het kabinet op dit gebied, zoals een hoger
                     kindgebonden budget en een hogere huurtoeslag. De Kamer heeft ook meegedacht. Dat
                     heeft onder andere via de motie-Stoffer, die we hebben gesteund, geleid tot een hogere
                     kinderbijslag.
                  
We zien dat ook de middenklasse het moeilijk heeft. We hebben het kabinet voorgesteld
                     om de accijnzen aan de pomp langer te bevriezen. De prijzen aan de pomp zijn al bijna
                     € 0,20 duurder dan in Duitsland en bijna € 0,40 duurder dan in België. Dus op dit
                     moment al, zonder verdere stijging. Deze prijsverschillen zouden met de voorgestelde
                     accijnsstijging nog verder zijn opgelopen. Dat had de middenklasse direct in de portemonnee
                     geraakt. De VVD is echter van mening dat de dekking van voorstellen niet direct een
                     nieuwe lastenverzwaring hoeft te betekenen. Als dit nodig is om ervoor te zorgen dat
                     mensen niet door het ijs zakken, is het voor ons logisch om te kijken naar geld dat
                     op de plank ligt.
                  
Voorzitter. Dan ...
De voorzitter:
Ik hoorde u ademhalen. Dat is voor een aantal mensen meteen het moment voor een interruptie.
                     Ik geef eerst de heer Van der Lee het woord.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil niet het hele debat tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen overdoen,
                     want we hebben hierover uitvoerig gesproken met collega Heinen. Die dekking, het Groeifonds:
                     het staat totaal haaks op het doel en de afspraken uit het verleden en het leidt ook
                     tot een oplopend financieringstekort, omdat er een kasschuif zal worden ingezet. Maar
                     omdat collega Erkens ook woordvoerder is op Klimaat en Energie, vraag ik hem of hij
                     wil reflecteren op het feit dat er al vele tientallen miljarden aan fossiele subsidies
                     of fiscale prikkels worden uitgegeven en de VVD er eigenlijk voor kiest om die op
                     te voeren met dit voorstel, in plaats van ze terug te dringen. Hoe kan de heer Erkens
                     met al deze inconsistenties dit voorstel eigenlijk verdedigen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Dan is de redenatie van de heer Van der Lee dat wanneer je een accijns niet door het
                     dak laat stijgen, je meer fossiele subsidie geeft. Met die redenatie zou het net zo
                     goed € 10 aan de pomp kunnen zijn. Volgens mij is dat een vreemde redenatie. Het gaat
                     ons erom Nederland zo snel mogelijk te verduurzamen op de lange termijn. Je moet structureel
                     beleid voeren om ervoor te zorgen dat mensen de overstap kunnen maken naar duurzaam
                     vervoer: goed ov en elektrisch rijden en ga zo door. Daar hebben we ook plannen voor.
                     Die staan onder andere in het verkiezingsprogramma. Na doorrekening zullen er nog
                     een aantal naar buiten komen. Volgens mij moeten we kijken naar structureel beleid.
                     De beeldvorming dat je zorgt voor meer vervuiling wanneer je de accijnzen niet nog
                     verder verhoogt en nog meer uit de pas laat lopen met onze buurlanden, vind ik best
                     vreemd. Mensen zullen alsnog volgend jaar een auto nodig hebben en ze kunnen niet
                     allemaal opeens een elektrische auto kopen. Dit gaat dus om een probleem op de korte
                     termijn voor mensen die naar hun werk of hun familie moeten. We willen voorkomen dat
                     ze nog meer in de portemonnee worden geraakt.
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, in tweede instantie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wat ik dan nog zou willen inbrengen, is dat de VVD altijd zegt een liberale partij
                     te zijn. Dan moet je aan mensen zelf overlaten waar ze eventuele koopkrachtondersteuning
                     aan besteden. Een beperkt deel van Nederland bezit een auto en een heel groot deel
                     van Nederland niet. Dat zijn ook mensen die het moeilijk hebben. Wij hebben met een
                     aantal partijen een voorstel gedaan om het minimumloon te verhogen, dat doorwerkt
                     door de koppeling met uitkeringen. Dat bereikt heel veel mensen. Ze kunnen dan zelf
                     beslissen of ze dat aan het rijden in een auto of aan andere dingen besteden. Waarom
                     is er niet voor die route gekozen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij is het minimumloon de laatste jaren ook door dit kabinet al in een aantal
                     stappen verhoogd. De dekking van het voorstel van GroenLinks-PvdA is een van de zaken
                     waar wij een groot probleem mee hebben. Het deelt echt een flinke tik uit aan de bv
                     Nederland, waar het geld ook verdiend moet worden, voordat we het met elkaar uitgeven.
                     Maar ik vind het belangrijkste hierbij dat je ook moet oppassen dat je de kosten van
                     het dagelijks leven niet te hoog maakt. Nederland loopt gewoon uit de pas op het gebied
                     van accijnzen. Nederland loopt in vergelijking met andere Europese landen uit de pas
                     op het gebied van de energiebelasting. Er is een grens aan hoe duur dat kan zijn.
                     Volgens mij zijn we er al met elkaar overheen gegaan. Daarom zeggen wij ook: de komende
                     jaren moet het omlaag. Het is dan inderdaad aan mensen zelf hoe ze dat geld uitgeven,
                     maar dat betekent niet dat wij vanuit de overheid en de politiek maar moeten zeggen:
                     dan gaan we het zo duur maken dat de mensen die wel een auto hebben ... Heel veel
                     mensen in Nederland hebben gewoon een auto nodig. Vooral in de provincie heb je vaak
                     geen alternatief. We gaan dan niet zeggen: we gaan het nog duurder maken ten opzichte
                     van België en Duitsland. De verschillen aan de pomp zijn met België namelijk al € 0,40.
                  
De voorzitter:
Meneer De Jong heeft ook een interruptie.
De heer Léon de Jong (PVV):
De VVD doet nu net alsof ze opkomt voor de hardwerkende middenklasse, maar dat is
                     natuurlijk niet waar. Ten eerste is het koopkrachtpakket een sigaar uit eigen doos.
                     Eerst pakt het kabinet 10 miljard euro af, om vervolgens 2 miljard euro terug te geven.
                     We zien gewoon dat hele grote groepen mensen erop achteruitgaan. Maar goed, er gloort
                     een beetje hoop, want de VVD heeft de middenklasse richting de verkiezingen weer in
                     het vizier. Mijn vraag is dan wel wat de VVD te zeggen heeft tegen de hardwerkende
                     Nederlanders die hun boodschappen niet meer kunnen betalen en moeten zien dat de VVD
                     iedere keer weer koopkrachtvoorstellen tegenhoudt, bijvoorbeeld om de btw op boodschappen
                     af te schaffen, terwijl de boodschappen met 30% in prijs zijn gestegen in anderhalf
                     jaar tijd. Dat is toch niet in het belang van de middenklasse, die het zo moeilijk
                     heeft om rond te komen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Ook door de inflatie zijn de voedselprijzen de laatste jaren echt flink gestegen.
                     Iedereen kan dat in de supermarkt zien. Iedereen maakt dat mee. Je ziet het zelf natuurlijk
                     ook als je erheen gaat. Het heeft ook te maken met welke maatregel, met beperkte financiële
                     middelen, de koopkracht van gezinnen het meest versterkt. Op dat vlak heeft u het
                     over het afschaffen van de btw op voedsel. Dat klinkt heel sympathiek, maar als je
                     daar niet voldoende dekking voor hebt, dan gaat de koopkracht van die gezinnen er
                     misschien ook niet op vooruit. Dat zal de reden zijn. Ik vraag me wel af wat die 10
                     miljard is waar de heer De Jong ook in zijn eigen verhaal aan refereerde. Misschien
                     kan hij dat dalijk nog vertellen. Hij zei dat er 10 miljard is opgehaald om met 2
                     miljard aan koopkrachtverbeteringen te komen, maar dat getal komt mij niet bekend
                     voor.
                  
De heer Léon de Jong (PVV):
Dat is natuurlijk zonde, want dit is tijdens de Algemene Beschouwingen en tijdens
                     de Financiële Beschouwingen uitgebreid naar voren gebracht. Mag ik hier even antwoord
                     op geven? Dit is namelijk een wedervraag.
                  
De voorzitter:
Ja, ik laat het even toe.
De heer Léon de Jong (PVV):
Het prijsplafond wordt afgeschaft, de energietoeslag wordt afgepakt, de verhoging
                     van de zorgtoeslag wordt afgepakt en zo kan ik nog wel even doorgaan. Uiteindelijk
                     kom je dan op zo'n 10 miljard euro uit. Als je mooie sier maakt met het teruggeven
                     van 2 miljard, dan betekent dat dus dat de mensen thuis denken: waar is mijn geld
                     gebleven? Het gaat erom dat de VVD zegt dat er niet voldoende geld is, terwijl we
                     ondertussen zien dat er miljarden naar immigratie gaan. Er gaan miljarden naar Brussel.
                     Er gaan miljarden naar ontwikkelingshulp. Er gaat 60 miljard euro naar klimaat en
                     stikstof! Er wordt gedaan alsof er niet genoeg geld zou zijn. Wat een klinkklare onzin!
                     Ik vraag nogmaals het volgende: als die burger ziet dat zijn boodschappen met 31%
                     in prijs zijn gestegen in anderhalf jaar en dat de VVD die niet eens goedkoper wil
                     maken, terwijl die partij wel een grote mond heeft over de hardwerkende middenklasse,
                     dan is dat toch een klap in het gezicht van diezelfde hardwerkende Nederlander, waar
                     de VVD alleen in verkiezingstijd voor opkomt? Uiteindelijk worden ze toch gewoon in
                     de steek gelaten?
                  
De heer Erkens (VVD):
Nogmaals, het kabinet komt met een koopkrachtpakket om mensen in armoede grotendeels
                     te helpen. Wij doen zelf voorstellen om die middenklasse ook financieel te helpen
                     op dit punt. Op een aantal vlakken trekken we ook samen met uw partij op. Ik denk
                     inderdaad dat wij in onze programma's een aantal andere keuzes maken wat betreft de
                     andere uitdagingen waar wij voor staan. Geld uittrekken voor klimaat – dat voorbeeld
                     noemde u – draait ook om het isoleren van woningen van mensen, waardoor de energiekosten
                     omlaaggaan en mensen in de toekomst een lagere rekening krijgen. Wij maken daar dus
                     gewoon een aantal andere keuzes in. Wij komen ook op voor de middenklasse en ik ben
                     blij dat we daar wat betreft accijnzen ook samen met u in kunnen optrekken.
                  
De voorzitter:
Meneer Grinwis heeft ook een vraag voor u.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Goedemorgen. Ik heb een vraag voor de heer Erkens van de VVD. Hij gebruikt het Groeifonds
                     als dekking. Nou ben ik nooit zo'n fan geweest van het Wopke-Wiebes-fonds. Dit is
                     natuurlijk niet de allerslimste aanwending als je dat toch hebt, maar vooruit. Alleen,
                     het is eenmalig; het is incidenteel. We weten dat de tabelcorrectiefactor van 9,9%
                     heeft gezorgd voor een extreme stijging van heel veel belastingen en accijnzen. Gelukkig
                     is de inflatie nu wat lager geraamd, maar volgend jaar komt er waarschijnlijk nog
                     eens 3% à 4% tabelcorrectiefactor bij. Wat is dan de boodschap van de VVD voor het
                     jaar 2025, als het gaat om de brandstofaccijnzen? Moeten we dan maar accepteren dat
                     de brandstofaccijnzen in één keer met € 0,25 à € 0,30 stijgen? En zo nee, hoe gaat
                     de VVD dat dan betalen? Want het Groeifonds is op een gegeven moment natuurlijk op.
                  
De heer Erkens (VVD):
We gaan inderdaad niet jaar op jaar de accijnzen laag houden vanuit het Groeifonds.
                     Volgens mij is dat vrij duidelijk. We doen het nu eenmalig, omdat we de keuze hebben
                     gemaakt om een acuut probleem voor veel huishoudens op te lossen. Wat we in 2025 gaan
                     doen, is natuurlijk aan een volgend kabinet. Dus laten we met elkaar ook even de verkiezingen
                     afwachten en kijken wat de uitslag daarvan is. Onze inzet is inderdaad dat de accijnzen
                     niet zo hoog moeten zijn dat mensen het niet meer kunnen betalen.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zal de Financiële Beschouwingen niet overdoen, maar deze maatregel komt natuurlijk
                     voor het grootste deel neer bij de allerhoogste inkomens. Dat is uitgerekend. Maar
                     goed, dat is de keuze die de VVD dan maakt. Het zijn dus niet de middeninkomens maar
                     de allerhoogste inkomens die tot € 2.000 voordeel krijgen van deze maatregel. De laagste
                     inkomens krijgen nog geen € 500. Maar goed, dat is een keuze. Het gaat mij ook even
                     om dat Groeifonds. Je kunt prima zeggen dat je dat geen verstandig fonds vindt en
                     het geldt wilt besteden aan onderwijs of aan innovatie. Dat is ook voor de toekomst.
                     Dat kan ik goed volgen, los van de vraag of ik het ermee eens ben. Dan vervang je
                     de ene toekomstmaatregel voor een andere. Maar we doen nu iets eenmaligs. Volgens
                     de heer Erkens lag er geld op de plank, maar het zit gewoon in een fonds. Met het
                     geld uit het Mobiliteitsfonds worden wegen aangelegd. Dat geld is ook nog niet allemaal
                     benut. Vindt de heer Erkens dat daar ook geld «op de plank» ligt?
                  
De heer Erkens (VVD):
Laten we ten eerste wel gewoon even het beeld weghalen dat het geld uit het Groeifonds
                     allemaal weg zou gaan en dat er niks mee gebeurd is. Het merendeel van het geld, meer
                     dan de helft van het Groeifonds, is al besteed of gereserveerd voor hele mooie innovatieve
                     projecten in Nederland. Daar zijn we ook blij mee. Dat fonds is opgericht in een totaal
                     ander macro-economisch klimaat. De rentestand was lager en de overheidsfinanciën zaten
                     gewoon ruimer in hun jasje. We hebben nu een acuut probleem voor 2024. De koopkracht
                     van mensen staat onder druk. Wij willen voorkomen dat de prijs aan de pomp verder
                     stijgt. Wij vinden het daarom goed uitlegbaar dat je eenmalig een dekking vindt. Wat
                     je in de toekomst doet op het gebied van innovatie en met het Groeifonds, en hoe je
                     ervoor zorgt dat er innovatieve bedrijven naar het land komen, is een structureel
                     vraagstuk voor de langere termijn. Dat betekent niet dat je niet eenmalig kunt kijken
                     naar dit fonds en er geld kunt uithalen. Bij een komend kabinet kun je dan de keuze
                     maken of je op de lange termijn door wilt gaan met de fondsstructuur of dat je naar
                     een ander instrument moet kijken om ervoor te zorgen dat je innovatieve bedrijven
                     naar Nederland krijgt. Laten we één ding opmerken: er is nu wereldwijd een strijd
                     gaande om innovatieve bedrijven naar je land te krijgen. Amerika heeft de Inflation
                     Reduction Act. Duitsland en Frankrijk zijn bezig, en ga zo maar door. Dan is de vraag:
                     is je instrument wendbaar genoeg om in zo'n onderhandeling bijvoorbeeld een batterijfabriek
                     naar Nederland te krijgen? Dat zijn voor mij vragen die je hierbij ook moet meewegen.
                  
De voorzitter:
In tweede instantie, meneer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn fractie wil ook wel 1 miljard voor een soort IRA-maatregel. Dat vind ik allemaal
                     heel interessant. Maar mijn probleem zit ’m een beetje erin dat de heer Erkens de
                     woorden «op de plank liggen» gebruikt voor geld in fondsen. Dus ik heb hem gevraagd
                     of hij dan ook vindt dat er in het Mobiliteitsfonds geld voor wegen op de plank ligt.
                     Ik vind dat een verkeerde woordkeus. Als de heer Erkens zegt «dit instrument geef
                     ik nu even op voor de koopkracht», dan heeft dat een prijs. «Geld op de plank hebben
                     liggen» klinkt alsof het geld niet wordt uitgegeven. Dit is een fonds. Dat heb je
                     juist bij elkaar gezet om er iets mee te doen.
                  
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zou echt oppassen met de term «op de plank liggen», want dat wekt ... Maar goed,
                     dat zal framing zijn. Mijn vraag aan de heer Erkens is dan wel: vindt hij dat er geld
                     op de plank ligt in het Mobiliteitsfonds? Want daarbij geldt dezelfde systematiek.
                     Het is ook een fonds. En twee. Gaat hij dan in zijn doorrekening, die we straks zullen
                     krijgen, ook laten zien hoe hij in de toekomst die accijnzen gaat betalen? Want ik
                     neem aan dat de heer Erkens zijn plannen wel laat doorrekenen door het CPB. Dat vind
                     ik altijd goed. We kunnen dit namelijk echt niet tot het einde der tijden doen, even
                     los van dat ik die maatregel überhaupt onverstandig vind.
                  
De heer Erkens (VVD):
Over twee weken, denk ik, kan de heer Van Weyenberg dat inderdaad allemaal lezen in
                     de mooie doorrekening, want we laten het ook doorrekenen. Ik ben ook heel benieuwd
                     naar de doorrekening van zijn partij op dat vlak. Wat de terminologie «het ligt op
                     de plank» betreft: het geld is nog niet uitgegeven, dus we kunnen er als politiek
                     een ander besluit over nemen. U kunt daar een andere terminologie voor gebruiken.
                     Dit is de terminologie die wij gekozen hebben. Als dit voor u een ongemakkelijke term
                     is, kunt u er natuurlijk andere woorden voor gebruiken.
                  
De voorzitter:
Meneer Omtzigt heeft ook een vraag voor u.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
De heer Erkens zei dat de energiebelasting in Nederland ongeveer de hoogste is. En
                     dat klopt. Neem die voor een kuub gas. Die was in 2022 € 0,36. In 2023 is die € 0,49
                     geworden. De reden daarvoor was dat het energieprijsplafond gedekt moest worden. Dus
                     je ging meer belasting heffen, maar daarmee zette je er wel een cap op. Het prijsplafond
                     verdwijnt in 2024, maar de energiebelasting gaat omhoog naar € 0,59 per kuub. Dat
                     is € 0,70 per kuub inclusief btw. Voor de energiecrisis kon je voor € 0,70 ook gewoon
                     een kuub gas krijgen. Daar kon je vaste contracten voor krijgen. Hiermee wordt de
                     gasprijs dus feitelijk verdubbeld in Nederland. Gaat de VVD daarmee akkoord? Aan de
                     ene kant zegt de VVD te vinden dat dit uit de pas loopt met Europa en aan de andere
                     kant hebben we de grootste stijging in jaren. Waar ons vorig jaar werd voorgespiegeld
                     dat dit is om het prijsplafond te betalen, wordt het nu niet alleen niet teruggedraaid,
                     maar nog een keer fors verhoogd.
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij is de energiebelasting in Nederland inderdaad gewoon heel hoog. Dat kunnen
                     wij met elkaar concluderen. De heer Omtzigt en ik zijn het daarover eens. Het CDA
                     heeft een voorstel gedaan om de energiebelasting vanaf volgend jaar te verlagen. We
                     hebben nog een probleem met de dekking daarvan, maar het voorstel om die energiebelasting
                     volgend jaar structureel met 200 miljoen te verlagen, kan op onze sympathie rekenen.
                     Ik hoop dat er met het CDA nog te praten valt over de dekking waar zij voor kiezen,
                     want dat zou een goede stap zijn volgend jaar. Daarna moet volgens mij een komend
                     kabinet ook kijken of die energiebelasting niet structureel omlaag kan en hoe we dat
                     met elkaar gaan financieren. De energiebelasting is nu dus te hoog en die zal de komende
                     jaren omlaag moeten gaan. Dat delen wij met elkaar.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
De energiebelasting is niet te hoog. Het Belastingplan dat voorligt verhoogt hem van
                     € 0,49, toen nog mét prijscap, naar € 0,59. Als het amendement van het CDA met 200
                     miljoen doorgaat, gaat die naar € 0,565. Dat is nog steeds heel veel hoger dan de
                     € 0,49 van vorig jaar. De vraag is dus: stemt de VVD daarmee in? Dat is de vraag die
                     hier voorligt.
                  
De heer Erkens (VVD):
De vraag is wel iets breder dan de heer Omtzigt nu doet voorkomen. De vraag is: stem
                     je dan in met het Belastingplan of niet? Als je het Belastingplan wegstemt, dan stem
                     je ook een heleboel andere maatregelen weg, wat heel schadelijk zou zijn voor bepaalde
                     inkomens. Wij vinden dat de energiebelasting omlaag moet. Het amendement van het CDA
                     zou daartoe volgens mij een goede eerste stap zijn. Maar als de heer Omtzigt nog voorstellen
                     heeft om daarin volgend jaar nog een extra stapje te zetten met een goede dekking
                     erbij, dan kunnen we daar constructief naar kijken.
                  
De voorzitter:
Ik zag dat de heer Van der Lee nog een interruptie wilde plegen, maar ik wil eigenlijk
                     de heer Erkens de gelegenheid geven om verder te gaan met zijn bijdrage, want hij
                     was nog geen anderhalve minuut bezig. Meneer Erkens.
                  
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Het volgende onderwerp gaat misschien ook nog interrupties uitlokken.
                     Ik kom op de IACK, de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Misschien wil de heer
                     Van der Lee zijn interruptie daaraan nog aanpassen. Wij waren vrij verbijsterd door
                     de stellingname van de regering dat uitstel van de afbouw van de IACK niet mogelijk
                     zou zijn door de IT-systemen van de Belastingdienst. Nu zijn we normaal wel gevoelig
                     voor het uitvoeringsargument, want als we om dingen vragen vanuit de Kamer, dan moet
                     het wel uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst, omdat het ook gewoon een groot probleem
                     is om al die plannen tegelijkertijd door te voeren. Maar dit roept wel een heleboel
                     vragen bij ons op. Waarom zou de regeling wel op een complexe manier afgebouwd kunnen
                     worden in de systemen, maar kun je niet op een pauzeknop drukken om de afbouw uit
                     te stellen? Ik kan heel moeilijk rijmen hoe je beide standpunten tegelijkertijd kunt
                     innemen, zeker wetend dat dit ten koste gaat van werkende ouders en dat het om forse
                     bedragen gaat voor die gezinnen. Graag een reactie van het kabinet hierop. Wij gaan
                     toch als politiek over de prioritering van wat we belangrijk vinden in de uitvoering?
                     Ook die vraag richt ik aan de Staatssecretaris.
                  
Als wij als VVD kijken naar het voorstel van het kabinet op de IACK, dan vinden wij
                     het geen acceptabele uitkomst als de belastingkorting voor werkende ouders wordt afgeschaft,
                     terwijl de bijna gratis kinderopvang nog niet ingaat. Gezinnen zouden tussen wal en
                     schip vallen de komende jaren. Hier moet een oplossing voor komen. We hebben het voorstel
                     hierop van de collega's Van der Lee en Grinwis gezien. We hebben daar wel een aantal
                     twijfels over. Ik zal de collega's dadelijk bij interruptie een aantal vragen daarover
                     stellen. We zien namelijk bijvoorbeeld dat de voor de afbouw gereserveerde 1,6 miljard
                     op de SZW-begroting hier ook niet voor gebruikt wordt, om het pad inderdaad zachter
                     te kunnen maken voor die werkende ouders. We hebben ook zorgen over de snelle afbouw
                     voor bestaande gevallen in dit amendement, én over de vraag of de capaciteit in de
                     kinderopvang dan wel op tijd klaar kan zijn, zodat je het probleem niet alsnog vooruitschuift
                     naar de toekomst.
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Grinwis heeft een vraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat stelt de heer Erkens wel, maar ik ben benieuwd wat het alternatief van de VVD
                     dan is. Als we hier alleen maar commentaar leveren en niets doen, dan weten we één
                     ding zeker, namelijk dat die bizarre fiscale geboortepolitiek vanuit het coalitieakkoord
                     en dit kabinet zich gewoon een weg gaat banen naar de realiteit. Dan wordt het heel
                     aantrekkelijk om aan een beetje bizarre gezinsplanning te gaan doen, om te zorgen
                     dat de verloskundigen het in december 2024 superdruk hebben en vanaf 2025 een poosje
                     met de armen over elkaar kunnen gaan zitten. Is dat dan wat de VVD hier voorstelt?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij stellen we dat niet voor. We hebben gezegd dat het niet uitstellen van
                     de afbouw voor ons ook niet acceptabel is. Daar moet een oplossing voor komen. Volgens
                     mij moeten we als politiek pragmatisch met elkaar gaan kijken of we met een voorstel
                     kunnen komen dat we allemaal kunnen dragen. Onze zorg zit op twee vlakken. Het eerste
                     vlak is de 1,6 miljard die gereserveerd is voor de afbouw. Het zou gek zijn om die
                     niet toe te passen, want daarmee kun je de afbouw minder steil maken, waardoor bestaande
                     gevallen minder in de knel komen te zitten. Het tweede vlak is dat de afbouw nog best
                     ruig en hard is in uw voorstel. Ik ben benieuwd hoe u daar van uw kant naar kijkt.
                     Ziet u zelf nog mogelijkheden om dat aan te passen? Het alternatief is natuurlijk
                     dat je het kabinet de missie meegeeft om voor de besluitvorming van volgend jaar een
                     ander scenario uit te werken om het uit te stellen en daar een politieke uitspraak
                     over te doen, maar ik snap best dat amendering van dit plan qua uitvoering waarschijnlijk
                     een stuk makkelijker zal zijn.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Op dat laatste ingaand: we moeten nu inderdaad amenderen, omdat de Belastingdienst
                     het na aanname van het Belastingplan gereed moet gaan zetten en we niet nog een jaar
                     kunnen wachten met besluitvorming. Dat is helder geworden uit de eerdere beraadslagingen
                     met het kabinet. Dat is één.
                  
Twee. Ik heb dit goede voorstel niet alleen ingediend; dat heb ik samen met de heer
                     Van der Lee en de heer Stoffer gedaan. We moeten kijken of we overeenstemming kunnen
                     vinden over die 1,6 miljard, die is begroot voor de jaren 2025 en 2026, om op enige
                     manier wat landingsgrond te geven aan het verschil dat er nu is tussen beginnen met
                     het afbouwen van de combinatiekorting in 2025 en de introductie van goedkope kinderopvang
                     in 2027. Als we dat kunnen mitigeren en als we dat erbij kunnen betrekken, ben ik
                     daar graag toe bereid, maar dan moet ik daarover even in overleg met mijn kompanen.
                     Dan kunnen we inderdaad tot een trager ingroeipad komen en kunnen we er iets langer
                     over doen. Als je de uitgavenkant betrekt bij het budgetneutraal zijn, kun je daarmee
                     misschien landingsgrond vinden. Ik heb deze variant al uitgevraagd voor het amendement.
                     Dat merk ik op voor de beraadslaging. Dat komt er dus ook aan, maar daarover moet
                     nog wel even netjes worden overlegd, want we moeten het wel eens worden.
                  
De heer Erkens (VVD):
Dat vind ik fijn om te horen. Wij zullen ook constructief in dat gesprek staan. De
                     lijn is dat er iets moet gebeuren om te voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen
                     de komende jaren. We hebben wel echt aandacht voor de bestaande gevallen; daar zitten
                     we heel kritisch en scherp in. Ik zie uw voorstel graag tegemoet. Volgens mij kunnen
                     we daarover de komende dagen prima een constructief gesprek met elkaar voeren.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben ook altijd bereid tot constructieve gesprekken, maar de Minister van SZW zit
                     hier ook aan tafel. Er is een bestemming gevonden voor die 1,6 miljard, waarvan volgens
                     mij slechts een stukje nog niet was bestemd. Maar dat debat is voor mij al enige tijd
                     geleden, dus ik weet niet wat er ondertussen exact is gebeurd. Het is belangrijk dat
                     we van het kabinet horen hoe het nu precies zit voordat we al te snel een beweging
                     maken.
                  
De voorzitter:
Wat is uw vraag aan meneer Erkens?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
De heer Erkens wil er toch met ons voor zorgen dat de voorziening zo goed mogelijk
                     overeind blijft, juist omdat er sprake is van uitstel van het bijna gratis maken van
                     de kinderopvang? Als dat geld daarvoor cruciaal is, dan zal hij bereid moeten zijn
                     om op een andere manier naar de dekking te kijken.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik deel de vraag van de heer Van der Lee aan het kabinet, dus ik ben ook benieuwd
                     naar het antwoord op dat vlak.
                  
De voorzitter:
Ook meneer Alkaya heeft nog een vraag voor u.
De heer Alkaya (SP):
Ook als je dat geld zou inzetten, gaan gezinnen die nu kleine kinderen hebben erop
                     achteruit ten opzichte van de huidige situatie. Begrijp ik het nou goed dat de heer
                     Erkens wel als eerste voorkeur heeft dat de huidige situatie wordt voortgezet, maar
                     dan met ingang van 2027, als dat uitvoeringstechnisch kan?
                  
De heer Erkens (VVD):
Ja. Volgens mij moet je, nu de goedkopere kinderopvang inderdaad uitgesteld is, ervoor
                     zorgen dat mensen niet de korting al kwijtraken, terwijl ze nog wel de kosten maken.
                     We zien nu dat er een uitstel komt van twee jaar, richting 2027. Mijn vraag zou ook
                     nog zijn: hoe haalbaar is het dat de kinderopvang meteen voldoende personeel heeft
                     tegen die tijd? Daarom kijk ik nog wel kritisch naar het voorstel van GroenLinks,
                     PvdA, SGP en ChristenUnie. Wat gebeurt er met dit afbouwpad indien de kinderopvang
                     meer jaren nodig heeft om op te schalen in de komende periode? Dat is een vraag die
                     we nog hebben. Daar gaan we bij het afbouwpad, vooral voor de bestaande gevallen,
                     heel kritisch naar kijken, net als u, volgens mij.
                  
De heer Alkaya (SP):
We hebben eerder gezien dat het kabinet aanvankelijk zei «dat kan echt niet» – dat
                     hebben we gezien bij het afschaffen van de jubelton – maar dat er, als we goed doorvragen,
                     toch best wat mogelijk lijkt te zijn. Ik vraag me dus echt af of we met een vorm van
                     afbouw moeten werken voor gezinnen die nu kinderen hebben. Als het moet, dan moet
                     het, maar laten we als Kamer ook even kijken of het nou echt zo onmogelijk is als
                     het kabinet zegt. Dat zou ik de heer Erkens willen meegeven. Ik hoor in zijn verhaal
                     dat hij daar ook kritische vragen over heeft, dus laten we niet nu al die onderhandeling
                     aangaan, voordat we weten wat daadwerkelijk mogelijk en onmogelijk is.
                  
De heer Erkens (VVD):
Dat ben ik met de heer Alkaya eens. Daarom zeg ik ook: ik sta er constructief in.
                     Volgens mij moeten we inderdaad een oplossing vinden, zodat niet vanaf 2025 deze korting
                     afgebouwd wordt en mensen in de knel komen te zitten. Volgens mij delen we dat politiek
                     met elkaar. We moeten pragmatisch naar een oplossing kijken. Ik ben wel benieuwd –
                     dat is een beetje de uitdaging – hoe we ervoor kunnen zorgen dat we ook in een komend
                     kabinet wel de afweging kunnen maken om misschien nog een aantal zaken te repareren.
                     Maar we hebben volgens mij op dit moment met elkaar een probleem waarvoor we een oplossing
                     moeten vinden. Ik deel met u dat we de antwoorden van het kabinet daarvoor ook gewoon
                     nodig hebben, zodat we kunnen komen tot een gedragen voorstel.
                  
De voorzitter:
Inmiddels is ook de heer Stoffer namens de SGP bij ons aangeschoven. Het woord is
                     aan de heer Alkaya, namens de Socialistische Partij.
                  
De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter. Helaas neemt de armoede in ons land toe, ondanks de broodnodige
                     maatregelen die het kabinet na een motie van de SP en BBB heeft getroffen. Natuurlijk
                     zal de SP de verhoging van het kindgebonden budget en de huurtoeslag steunen, maar
                     deelt de Staatssecretaris de mening dat dit pleisters zijn, pleisters voor één jaar?
                     Deelt hij dat dit pleisters zijn die nog een jaartje de echte wond zullen verhullen,
                     namelijk dat de inkomens te laag zijn en de kosten veel te hoog, waardoor te veel
                     mensen simpelweg niet rond kunnen komen? En deelt hij dat dit pleisters zijn die bovendien
                     het ingewikkelde toeslagenstelsel, waar wij allemaal vanaf willen, nog ingewikkelder
                     en groter maken? Zijn er ook maatregelen overwogen die de afhankelijkheid van toeslagen
                     niet vergroten, vraag ik aan de Staatssecretaris. Welke maatregelen waren dit en waarom
                     is daar niet voor gekozen?
                  
Voorzitter. In de stukken staat dat het voor de verlaging van de eigen bijdrage in
                     de huurtoeslag per 1 januari 2024 voor de Belastingdienst van belang is dat de parameters
                     vaststaan per 15 oktober 2023. Dat was dus afgelopen zondag. Betekent dit dat de wijzigingen
                     in feite nu al vaststaan en de Tweede Kamer in de praktijk de eigen bijdrage in de
                     huurtoeslag niet verder zou kunnen verlagen? Hoe verhoudt zich dit tot het budgetrecht
                     van deze Kamer, vraag ik aan de Staatssecretaris.
                  
Voorzitter, tot slot in dit blok. Ik heb nog veel openstaande vragen, bijvoorbeeld
                     over de energiebelasting, maar daar kom ik nog op terug in blok 3, over het Belastingplan.
                     Ouders die na 1 januari 2025 een kind krijgen, hebben geen recht meer op de inkomensafhankelijke
                     combinatiekorting. Daar hebben we het zojuist in een interruptiedebat ook over gehad.
                     Maar zij kunnen ook nog geen gebruik maken van de gratis kinderopvang, omdat die twee
                     jaar vertraagd is. Het meest logische wat het kabinet zou kunnen doen, is het tevens
                     opschuiven van de afschaffing van de IACK met twee jaar. Begrijp ik het nou goed dat
                     de belangrijkste twee redenen zijn om dit niet te doen enerzijds het geld is en anderzijds
                     de capaciteit bij de Belastingdienst? Het is toch onacceptabel dat ouders voor duizenden
                     euro's gedupeerd worden vanwege deze problemen van de regering, problemen die we zouden
                     moeten kunnen oplossen?
                  
Voorzitter. Allereerst het geld. Het twee jaar later afschaffen van de IACK zou incidenteel
                     3,7 miljard kosten, maar bespaart het kabinet aan de andere kant geen geld doordat
                     de kinderopvang ook pas later gratis wordt? Wat zijn de nettokosten als dit verrekend
                     wordt, vraag ik aan de Staatssecretaris. En hoe erg is het om zo'n incidentele tegenvaller
                     voor de Staat te hebben, gezien de lage staatsschuld en het feit dat het geld regelrecht
                     zou gaan naar gezinnen met kinderen? Het is dus niet zo dat we dat geld uitgeven en
                     het nooit meer terugzien; het gaat gewoon de samenleving in. Het gebeurt incidenteel
                     en bij een staatsschuld die veel te laag is. Hoe erg zou dat zijn?
                  
Voorzitter. Dan de uitvoering, want daarbij snap ik ook iets niet helemaal. Waarom
                     moeten de werkzaamheden van het afschaffen van de IACK, voor nieuwe gevallen dus,
                     wat blijkbaar erg complex is, ook met de tijd mee schuiven van 2024 en 2025 naar 2026
                     en 2027? Is geen enkel deel van de benodigde werkzaamheden al op de reeds geplande
                     data uit te voeren, ongeacht de datum van de inwerkingtreding? Waarom moet die ook
                     opschuiven, waardoor de capaciteit bij de Belastingdienst in de knel komt? En waarom
                     is de algehele afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen eigenlijk een zogeheten
                     structuuraanpassing, terwijl elk jaar opnieuw een oplopende korting toepassen een
                     zogenaamde parameterwijziging is, wat dus wél kan? Volgens mij stelde de heer Erkens
                     dezelfde vraag. Dat voelt heel gek. Een complexere exercitie kan wel, terwijl iets
                     wat gevoelsmatig heel simpel is een structuurwijziging betekent en niet zou kunnen.
                     Kan de algehele afschaffing per 2027 dus niet simpelweg als een korting van 100% voor
                     nieuwe gevallen in het systeem gezet worden, wat ook een parameterwijziging zou zijn,
                     of is dat op die manier niet te regelen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Dat brengt ons bij de bijdrage van meneer Van Weyenberg
                     namens D66.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang vandaag bij alle blokken mijn collega Alexander
                     Hammelburg.
                  
Voorzitter. Er ligt hier een aantal wetsvoorstellen voor die mijn fractie steunt.
                     Daarmee zorgt het kabinet ervoor dat de stijging van de armoede die in de boeken stond
                     wordt voorkomen, dat de kinderarmoede volgend jaar verder daalt en we op koers blijven
                     wat betreft de halvering van de kinderarmoede. Dat is het doel dat het demissionaire
                     kabinet zichzelf had gesteld voor 2025. Het is natuurlijk ook hartstikke nodig dat
                     we daarmee op koers blijven. Mijn fractie steunt wat hier ligt. Ik zou nog een aantal
                     punten willen noemen. Het is goed dat we daar 2 miljard euro voor vrijmaken. Maar
                     samen met een aantal andere partijen, onder andere GroenLinks, de Partij van de Arbeid
                     en de ChristenUnie, hebben wij wel voorstellen gedaan om het minimumloon nog een extra
                     zetje de goede kant op te geven en structureel 500 miljoen vrij te maken voor de kinderopvangtoeslag.
                     Dat hebben we juist voorgesteld voor ouders die nu in de praktijk een hogere uurprijs
                     betalen dan de maximale prijs in de kinderopvangtoeslag, waardoor kinderopvang voor
                     een deel niet wordt vergoed op dit moment. Het is belangrijk dat je dat ook krijgt
                     over de echte prijs die je betaalt, en dat de prijs van de kinderopvangtoeslag daar
                     dus ook heel dicht bij in de buurt komt. Dat is het voor nu, maar ook voor straks,
                     als we de bijna gratis kinderopvang invoeren.
                  
Voorzitter. Dat werken nog te weinig loont, is evident. Ik heb tijdens de behandeling
                     van de begroting van Sociale Zaken daarom ook al verteld dat D66 echt voorstander
                     is van een urenvoordeel, een fiscale maatregel om ervoor te zorgen dat mensen die
                     meer dan drie dagen in de week werken, netto meer overhouden in hun portemonnee. We
                     hebben het in de debatten van de afgelopen weken al veel gehad over de hoge marginale
                     druk en over de groep die zelf meer dan 80% betaalt. Er is ook een hele grote groep
                     mensen die rond de 50%, 60% of 70% inleveren van elke extra euro die ze verdienen.
                     Wij kiezen dus voor een urenvoordeel, dat eigenlijk aansluit bij de huidige zelfstandigenaftrek.
                     Daardoor komt dat terecht bij mensen die nu al meer dan drie dagen werken of dat gaan
                     doen. Je hoeft dus niet voltijd te werken, maar wel meer dan 1.225 uur per jaar. Het
                     bedrag dat daar nu staat voor 2028 verdubbelen wij overigens ook, zodat ook zelfstandigen
                     erop vooruitgaan.
                  
Voorzitter. Wij kunnen hier, en ook in onze programma's, de mond vol hebben over de
                     aanpak van krapte, over geld voor de politie, voor het onderwijs en voor defensie,
                     maar als we mensen niet verleiden om deels meer te gaan werken, gaan al die ambities
                     sneuvelen. Dan hebben we de mensen simpelweg niet.
                  
De voorzitter:
De heer Alkaya wil hier een vraag over stellen.
De heer Alkaya (SP):
Werken moet inderdaad meer lonen. Alleen, het demissionaire kabinet verhoogt de inkomstenbelasting
                     in de eerste schijf. Werken gaat daardoor minder lonen. Ik snap niet waarom D66 daar
                     dan geen punt van maakt. Sterker nog, D66 heeft tegen een motie van de SP en Volt
                     gestemd over het ongedaan maken van die verhoging. Wat is de reden daarachter?
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Uw voorstel is om dat in box 2 te doen, maar wij hebben al een veel grotere verhoging
                     daarvan voorgesteld in een amendement, samen met de Partij van de Arbeid, GroenLinks
                     en de ChristenUnie. U gaat in onze doorrekeningen bij het CPB overigens zien dat wij
                     de inkomstenbelasting in de eerste schijf veel meer verlagen dan in dat voorstel.
                     Wij komen wel met voorstellen om ook het hele bedrag van de fiscale constructies op
                     te halen. Dat gaat u in ons programma terugzien.
                  
De heer Alkaya (SP):
Het programma van D66 is natuurlijk reuze interessant. Ik kom niet meer terug in de
                     Tweede Kamer, maar mijn opvolger kan daar vast mee uit de voeten samen met D66. Maar
                     dat is natuurlijk niet op tijd voor volgend jaar. Het kabinet wil volgend jaar al
                     de inkomstenbelasting verhogen. Oké, als de dekking D66 niet aanstaat, kom dan met
                     een andere dekking. Maar laten we de verhoging van de inkomstenbelasting dan tegenhouden.
                     Als D66 echt meent dat werken meer moet gaan lonen, kom dan met een andere dekking.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Sterker nog, ik heb een heel ander voorstel gedaan in een amendement met de collega's.
                     Dat levert een veel grotere verlaging op van de belasting die mensen moeten betalen,
                     en een hoger minimumloon. Dat komt overigens bovenop de 8% verhoging van het minimumloon
                     die het kabinet zelf al heeft ingevoerd. Daar doen we nog een keer 1,2% bij. Dat maakt
                     volgens mij echt verschil.
                  
De voorzitter:
Tot slot, meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Tot slot. Alle andere dingen die D66 heeft gedaan, hebben wij ook gesteund. Dat is
                     natuurlijk ook goed, maar het gaat daarbij niet om het tarief voor de inkomstenbelasting.
                     Ik snap niet waarom ik geen antwoord krijg op de vraag waarom D66 accepteert dat het
                     tarief voor de inkomstenbelasting in de eerste schijf volgend jaar omhooggaat.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
De vraag van de heer Alkaya was: wij hadden het voorstel om het via box 2 te doen;
                     waarom heeft u dat niet gesteund? Omdat wij in dit amendement al een voorstel hebben
                     gedaan voor een tariefverhoging van een veel groter bedrag in box 2 en in box 3. Dat
                     amendement kan op een meerderheid rekenen. Dat was dus de gedachte.
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, u heeft al drie interrupties gedaan, maar u heeft de gelegenheid
                     om er weer een te doen.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik voel dat de voorzitter mij wat wil afremmen. Dat vind ik toch jammer, want ik wil
                     graag mijn interrupties allemaal gebruiken vandaag. Het urenvoordeel. We gaan natuurlijk
                     de doorrekening zien. Ik ben heel erg benieuwd. En we gaan daar in de campagne vast
                     allerlei debatten over voeren. Maar leidt dat niet tot nog meer complexiteit en is
                     dat nou wel rechtvaardig ten opzichte van mensen die bijvoorbeeld omwille van hun
                     gezondheid of omwille van hun zorgtaken niet meer kunnen werken, of die een werkgever
                     hebben die niet bereid is om meer uren in een contract te stoppen?
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Twee dingen. Om te beginnen heeft de heer Van der Lee helemaal gelijk dat ook werkgevers
                     hier een grote rol in hebben. Naarmate je bij het roosteren meer rekening houdt met
                     voorkeuren, kun je mensen ook meer verleiden om het te doen. Als je wat doet aan de
                     werkdruk, maak je het voor mensen mogelijk om meer uren te werken. Dus op dat punt
                     ben ik het volledig eens. Maar we hebben het hier in de Kamer heel lang over dingen
                     als een voltijdsbonus of een meerurenbonus. Collega Agema heeft namens de PVV heel
                     vaak aandacht gevraagd voor dit punt in de zorg, mijn fractie ook, overigens vaak
                     met steun van de heer Van der Lee. We zijn allemaal op zoek naar hoe we hier nog iets
                     kunnen doen om mensen te verleiden – het is altijd een eigen keus – om bijvoorbeeld
                     een dag meer te werken, want Nederland is wel kampioen kleine deeltijdbanen. Daar
                     zijn wij naar op zoek. Dit is een idee dat wij hebben.
                  
Ik sta open voor elk ander idee van andere partijen, maar tot nu toe liep alles vast
                     op een paar problemen. Het eerste is dat je het niet alleen wilt geven aan mensen
                     die meer uren gaan werken, maar ook aan mensen die al veel uren werken. Dat hebben
                     wij hiermee kunnen ondervangen. Het tweede is dat voltijd niet hoeft. Het is ook belangrijk
                     als je van tweeënhalve naar drieënhalve dag gaat. Daarom vinden wij die 1.225 uur
                     per jaar – de grens voor de zelfstandigenaftrek – een interessant aanknopingspunt.
                     Dit is onze bijdrage aan dit debat. Want we praten hier al heel lang over, maar behalve
                     dingen in cao's heeft niemand fiscale dingen kunnen bedenken. Deze steen gooi ik graag
                     in de vijver. Ik praat daar graag met de heer Van der Lee over door.
                  
De voorzitter:
Meneer Erkens heeft ook een vraag.
De heer Erkens (VVD):
Misschien een korte vraag over de IACK. Ik ken D66 als een partij die ... O, u komt
                     daar dadelijk nog op. Dan wacht ik nog even, voorzitter. Dan trek ik mijn vraag in
                     en bewaar ik ’m.
                  
De voorzitter:
Als dat zou kunnen. Meneer Van Weyenberg, gaat u verder met uw bijdrage.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dit brengt mij bij mijn tweede punt. We zijn natuurlijk ook echt op weg
                     ...
                  
De voorzitter:
Nee. Sorry, sorry, sorry. Ik zei te snel: ga maar door. Meneer Stoffer wil u toch
                     een vraag stellen hierover.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Nu de VVD niet durft, doe ik het. Nee hoor, dat is maar een grapje. Ik heb nog genoeg
                     interrupties over.
                  
Ik zit even te kauwen op waar de heer Van Weyenberg nu mee komt. Ik weet niet of ik
                     er direct heel enthousiast van word, maar het is op z'n minst een compliment waard
                     dat je met iets komt om een bepaald probleem op te lossen. De heer Van Weyenberg heeft
                     in ieder geval iets bedacht wat een aantal nadelen die er oorspronkelijk aan zaten,
                     wegneemt. Maar heeft hij meer varianten?
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik weet dat er bijvoorbeeld in het onderwijs experimenten zijn om meer uren werken
                     mogelijk te maken en te belonen, maar fiscaal heb ik niet meer varianten. Wij gaan
                     daarnaast natuurlijk nog allerlei andere dingen doen om werken meer te laten lonen,
                     bijvoorbeeld in de tarieven en de arbeidskorting. Daar bent u minder fan van. De bijna
                     gratis kinderopvang is heel belangrijk om werken meer te laten lonen. Maar om mensen
                     de stap te laten zetten naar meer uren werken is dit, naast dingen in de tarieven
                     en de arbeidskorting, het instrument dat wij daarvoor hebben.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw bijdrage.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik vraag aan de Minister of we op koers zijn om de bijna gratis kinderopvang
                     nu wel in 2027 te kunnen gaan invoeren. Het is jammer dat we dat hebben moeten uitstellen.
                     Tegelijkertijd was het capaciteitstekort wel een reëel probleem, hoe ongelukkig ik
                     daar ook over was. Voor de tussenliggende jaren is er wel 1,6 miljard beschikbaar
                     gesteld. Daar hebben we net al vragen over gesteld. In mijn beeld is dat beschikbaar
                     om de kinderopvangtoeslag te verhogen in die jaren om ervoor te zorgen dat mensen
                     daarmee al een eerste verlichting krijgen in de kosten van kinderopvang. Ik zie de
                     Minister knikken, maar het lijkt me goed om dat wat toe te lichten, want ik hoorde
                     ’m net ook langskomen als een manier om iets met de IACK te doen. Daar zou ik intuïtief
                     minder enthousiast over worden, want volgens mij staat dat klaar om de kinderopvangtoeslag
                     te verhogen, zodat ouders, die nu helaas twee jaar langer moeten wachten, zien dat
                     de kinderopvang in die jaren al voor een groot deel wordt vergoed door de overheid.
                  
Dat neemt niet weg dat we rond de afbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting
                     wel een probleem hebben, want die zou verdwijnen in 2025 in de gedachte dat de bijna
                     gratis kinderopvang er dan was. Dat is niet zo. Zoals ik al eerder heb gezegd, zullen
                     we dat wat mijn fractie betreft dus twee jaar moeten uitstellen. Dat levert natuurlijk
                     altijd de vraag op hoe je dat betaalt. Ik heb ook het amendement gezien van de heer
                     Grinwis en de heer Van der Lee. Ik sta daar positief tegenover. Maar gratis geld bestaat
                     niet. Het is altijd: something's got to give. In dit voorstel wordt de IACK ook voor
                     ouders die ’m al hebben, langzaam afgebouwd in de paar laatste jaren dat ze die hebben.
                     Mensen raken niet graag een belastingvoordeel kwijt. Maar daarom is het voor mij wel
                     belangrijk dat er op dat moment dan wel die gratis kinderopvang is. En het is belangrijk
                     dat we in de aanloop daarnaartoe die kinderopvangmiddelen van 1,6 miljard al hebben
                     ingezet. Ik heb dus een hele positieve grondhouding. Ik merk wel bij mezelf terughoudendheid
                     om hier die kinderopvangmiddelen voor in te zetten. Ik zeg er in alle eerlijkheid
                     bij dat ik nergens bij voorbaat nee tegen zeg, maar ik vond het oorspronkelijke amendement
                     beter aansluiten bij de systematiek die er tot nu toe was. Maar ik praat graag met
                     de indieners door. Ik vraag dus aan de Minister van Sociale Zaken, die ik wel zag
                     knikken – misschien was dat voor de beantwoording – of ik het goed heb gezien dat
                     die 1,6 miljard klaarstaat om de kinderopvang goedkoper te maken. Het zal u niet verbazen
                     dat ik daar een fan van ben.
                  
Voorzitter. Dan heb ik nog twee meer specifieke punten. Het eerste gaat over de pensioenen
                     van de kappers. Ik heb hier aandacht voor gevraagd in een tweeminutendebat met Minister
                     Schouten. Door het amendement van de heer Nijboer is nu geregeld dat mensen tussen
                     18 en 21 jaar ook verplicht in de regelingen vallen. Maar hierdoor dreigt nu per 1 januari
                     aanstaande het pensioen van de kappers mis te lopen. Het is allemaal heel technisch,
                     maar daar komen mensen binnen die nog niet het volwassen jeugdloon verdienen. Als
                     zij pensioen gaan opbouwen, wordt die regeling door Financiën fiscaal bovenmatig verklaard.
                     Minister Schouten zei: dat is een probleem, maar dat zit in de fiscale regels. We
                     hebben daar vandaag een perfecte setting voor.
                  
Ik kijk dus naar de Staatssecretaris en ik heb twee vragen. Eén. Kunnen we niet gewoon
                     zeggen dat, als je tussen 18 en 20 jaar tot het volwassen minimumloon of minder pensioen
                     opbouwt, er geen sprake is van fiscale bovenmatigheid, zodat die regeling niet op
                     1 januari in de problemen komt? Als dat wetstechnisch moet worden aangepast, sta ik
                     daar open voor. Ik zit aan amendementen te denken. Ik weet dat dat ook voor meerdere
                     collega's geldt, maar ik wil geen ongelukken veroorzaken in de wetgeving rond de pensioenen,
                     want dat is een gevoelig bouwwerk. Daarom kijk ik heel erg naar het kabinet met de
                     vraag wat mogelijk is. Ik zie een reactie van Minister Schouten. Daarom kijk ik ook
                     naar de Staatssecretaris. Dit is een heel concreet probleem voor een fonds waarbij
                     jonge kappers volgens mij minder dan het volwassen minimumloon verdienen – we hebben
                     nog het jeugdloon; mijn fractie wil daar graag van af, maar het is er nu nog wel –
                     waardoor er een probleem met hun pensioenen ontstaat. Dit is even heel technisch voor
                     vandaag, maar het moet wel opgelost worden. Anders hebben we een probleem. Dan gaat
                     de hele groep geen pensioen opbouwen, wat we nou juist zo graag willen.
                  
Voorzitter, het tweede punt. Ik weet dat mijn partij gelukkig niet de enige is die
                     daar aandacht voor gaat vragen. Dat gaat over het vapen en de accijns op e-sigaretten
                     ...
                  
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik stel de vraag hier. Misschien dat collega's het elders doen. Ik vind de indeling
                     in blokjes altijd een beetje zoeken. Het gaat over koopkracht, maar ik stel hem toch
                     alvast hier. Dan kan erover worden nagedacht.
                  
Die accijns voor sigaretten kun je niet ook op e-sigaretten heffen; dat staan de Europese
                     accijnsregels niet toe. Wat D66 betreft – ik heb dat ook veel andere partijen horen
                     bepleiten – kunnen we wel een verbruiksbelasting invoeren zolang er geen Europese
                     afspraken zijn. Daar wordt aan gewerkt, maar ik zou daar niet op willen wachten. Net
                     als collega's zijn ook wij met een amendement bezig. Dat schijnt juridisch allemaal
                     heel ingewikkeld zijn. Ik kan een motie indienen; dat zal ik ook doen als het nodig
                     is. Nog mooier is het als het kabinet zo meteen in deze eerste termijn, luisterend
                     naar hopelijk een ruime Kamermeerderheid, al dan niet in dit blok, constateert dat
                     het dit gaat voorbereiden voor 2025 en dat er gewoon een verbruiksbelasting wordt
                     ingevoerd. Zoals mijn collega's weten, heb ik ook een Belgisch paspoort. Ik kan melden
                     dat dit in België inmiddels al gebeurt. Ik hoop op een welwillend antwoord.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Voor we verdergaan, heeft de heer Erkens nog een
                     vraag voor u.
                  
De heer Erkens (VVD):
Het was wel fijn om even de spreektekst van de heer Van Weyenberg af te wachten; dan
                     kun je IACK-vragen ook een stuk specifieker stellen. Over die 1,6 miljard: de heer
                     Van Weyenberg geeft aan dat je dit voor de kinderopvangtoeslag zou moeten inzetten.
                     Heeft hij dan niet de zorg dat, wanneer de capaciteit in de kinderopvang de komende
                     jaren nog beperkt is, je de prijzen verlaagt voor de mensen die het geluk hebben om
                     daar een plekje te krijgen, en dat dat ten koste zou gaan van de bestaande gevallen
                     in de IACK? Dat zijn in dat geval dus mensen die werken en kinderen hebben. Die zouden
                     er daardoor op achteruit gaan. U bepleitte daarnet ook dat mensen misschien meer moeten
                     gaan werken, gezien de tekorten op de arbeidsmarkt. Is het dan wel consistent dat
                     u die twee standpunten tegelijkertijd inneemt?
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dit kun je ook omkeren. Een van de voordelen van het stapsgewijs meer gaan vergoeden
                     van kinderopvang is denk ik dat het kan bijdragen aan de capaciteitsontwikkeling.
                     Ik ben er heel beducht voor dat, als je dit in 2027 in één keer gaat doen, we eind
                     2026 weer een briefje gaan krijgen met de strekking: oeps, de capaciteit is er niet!
                     Als we duidelijkheid geven voor 2027 en in aanloop daarnaartoe al, helpt het denk
                     ik om de capaciteit zich te laten ontwikkelen. Met name in het laatste jaar gaat het
                     om 1,2 miljard; het loopt ook op. Hiermee voorkomen we dat het straks zo'n forse stap
                     is dat die capaciteit er niet is. Volgens mij zijn de heer Erkens en ik naar precies
                     hetzelfde op zoek. Maar hier maak ik mij wel bezorgd over. We moeten niet later horen
                     dat die capaciteit maar niet is ontstaan. Dat is wat er nu moet gebeuren. Er moet
                     een pad komen waarin de kinderopvang voor een steeds groter deel wordt vergoed tot
                     2027. Dat moet nu zo duidelijk zijn, dat de sector ook echt aan de slag kan met die
                     capaciteitsuitbreiding. Als we niet oppassen, is straks weer de conclusie dat we vastlopen
                     op die capaciteit. Juist vanuit de capaciteit zouden we ervoor kunnen pleiten om die
                     400 miljoen en die 1,2 miljard in die twee jaren te verhogen. We maken het graag goedkoper
                     voor mensen, maar dit was de andere reden waarom de Minister deze middelen heeft vrijgespeeld.
                     Maar goed, het is aan de Minister om daar haar eigen woorden in te kiezen. Het was
                     in ieder geval mijn afdronk toen ik het voorstel las.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Lee, die spreekt namens de fracties van
                     GroenLinks en de PvdA.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik spreek inderdaad ook namens de PvdA. Over de PvdA gesproken,
                     ik las vanochtend een leuke column van oud-collega Ed Groot in het FD. Hij schreef:
                     «De beste plek om een boom te verstoppen is in een bos.» En als je iets over het Belastingplan
                     kunt zeggen, dan is het wel dat het een heel rijk bos is met ontzettend veel bomen.
                     Het gaat niet alleen om vijftien wetten, maar ook om nog veel meer maatregelen, waaronder
                     heel interessante. Als ze alleenstaand besproken zouden worden, zouden ze een ontzettend
                     politiek en maatschappelijk debat hebben opgeleverd. Aan de ene kant een compliment
                     richting het kabinet dat ze bepaalde bomen hebben weten te verstoppen, maar we moeten
                     ook serieus kijken naar de kritiek van de Raad van State. We hebben een poging gedaan
                     om alles tot ons te nemen, niet alleen de oorspronkelijke wetten, maar ook de nota's
                     van wijzigingen, de vragen enzovoort. Het is bijna niet te bevatten. We kunnen als
                     Kamer onze controlerende rol dan toch wel heel erg moeilijk invullen. Dat gezegd hebbende
                     ga ik over naar de inhoud.
                  
We hebben al veel gesproken over koopkracht en inkomenspolitiek. Het is heel terecht
                     dat het kabinet ervoor gekozen heeft – dat was ook onvermijdelijk – om een extra pakket
                     op tafel te leggen. Men heeft terecht gekeken naar het advies van de Commissie sociaal
                     minimum. Wij hebben aangegeven dat wij dat qua maatvoering niet voldoende vonden.
                     Daarom hebben wij additionele voorstellen gedaan. Die zijn nodig en eerlijk gezegd
                     is er nog meer nodig, maar dat is meer een onderwerp voor in de campagne op basis
                     van doorrekeningen. Dat sommige partijen dat niet doen, maakt het wel ingewikkeld.
                     Die discussies gaan allemaal komen.
                  
Als ik kijk naar wat het kabinet wel doet, dan heb ik daar toch een aantal vragen
                     bij. Ze komen op zich in de buurt van wat de Commissie sociaal minimum bepleit. Maar
                     met een bijstandsuitkering hebben mensen nog steeds onvoldoende geld om rond te komen.
                     Erkent het kabinet dat het nog niet genoeg heeft gedaan om tegemoet te komen aan de
                     adviezen van de Commissie sociaal minimum?
                  
Dan over de gekozen instrumenten. Het gaat om veel instrumenten. We hebben er veel
                     en je moet aan veel knoppen tegelijkertijd draaien. Maar de veelheid zorgt ook voor
                     veel complexiteit en voor problemen. De koopkrachtzorgen voor 2024 bestonden al vorig
                     jaar, maar het vergt veel denkwerk om ze goed te adresseren. Ik ga het nu niet uitgebreid
                     hebben over het afschaffen van het toeslagenstelsel en over wat we daarvoor in de
                     plaats moeten brengen. Ook dat is meer iets voor de verkiezingen en zeker voor de
                     onderhandelingen over een volgende coalitie. We zien dat nu verschillende toeslagen
                     verhoogd worden. Hoe is dat nou eigenlijk te rijmen met de doelstelling van het kabinet
                     om de toeslagen af te schaffen? We kunnen opmerken dat toeslagen bekend staan als
                     gericht, terwijl andere maatregelen minder gericht zijn, maar bedenk wel dat de inkomstenbelasting
                     óók een gericht instrument kan zijn, mits zij goed gebruikt wordt. Daar had het kabinet
                     ook voor kunnen kiezen, bijvoorbeeld door zowel de algemene heffingskorting te verhogen
                     als de tarieven voor hogere inkomens. Waarom is daar niet voor gekozen?
                  
Een andere maatregel van het kabinet is wat complexer: het vertragen van de afbouw
                     van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon voor de bijstand.
                     Deze maatregel roept veel vragen op. Ten eerste gaat het om een tijdelijke maatregel.
                     De dubbele AHK wordt immers nog steeds afgebouwd. We zien ook dat de structurele budgettaire
                     impact van de maatregel nul is. Klopt het dat we kunnen verwachten dat de armoede
                     hierdoor na 2024 verder zal oplopen? Waarom heeft het kabinet niet gekozen voor een
                     structurele maatregel? Nu worden huishoudens in de bijstand immers nog steeds tot
                     2036 ieder jaar een stukje armer. Daarnaast valt deze maatregel ook in het licht van
                     de problematiek rond de samenloop van regelingen, waar een groep alleenverdieners
                     met een WIA-uitkering tegen aanloopt. Het gaat daarbij om 10.000 huishoudens die afhankelijk
                     zijn van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die een lager netto-inkomen overhouden
                     dan mensen in de bijstand, puur omdat ons veel te complexe stelsel niet goed werkt.
                     Het kabinet stelt dat het heel moeilijk is om voor deze groep een oplossing te bedenken
                     en komt daarom met een voorstel om de aanrechtsubsidie per 2028 tijdelijk terug te
                     brengen voor de specifieke groep waar het hier om gaat. Weet het kabinet zeker dat
                     dit gaat lukken per 2028 en dat deze maatregel zowel uitvoeringstechnisch als juridisch
                     haalbaar en houdbaar is? Kunnen we nog negatieve bijeffecten van deze maatregel verwachten?
                     Het gaat inderdaad om een complexe problematiek, maar er zijn ook eenvoudiger oplossingen.
                  
Het probleem is weg als we de dubbele AHK in het referentieminimumloon in één keer
                     afschaffen in plaats van via een afbouwpad. Dat vraagt wel om het anderszins verhogen
                     van de bijstand via andere wegen. Het voordeel daarvan is dat bijstandsgerechtigden
                     niet meer te maken hebben met de dreiging van een jaarlijks dalend inkomen tot 2036.
                     De vraag is dan natuurlijk: hoe moeten we dan de bijstand verhogen? Dit kan bijvoorbeeld
                     door de algemene heffingskorting flink te verhogen. Dat betekent een flink hogere
                     belastingvrije voet. Dat kunnen we betalen door de arbeidskorting te verlagen, eventueel
                     in combinatie met progressievere schijftarieven in box 1. Is het kabinet het met GroenLinks
                     en PvdA eens dat het gek is om veel belasting te heffen bij mensen en dat vervolgens
                     via allerlei complexe regelingen terug te geven? Het zou helpen om een hogere belastingvrije
                     voet te hebben.
                  
De voorzitter:
Even wachten met interrupties totdat de heer Van der Lee dit stuk heeft afgemaakt.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wat opvalt, is dat het kabinet in dit Belastingplan wederom kiest voor een hogere
                     arbeidskorting in plaats van een hogere algemene heffingskorting. Inmiddels is zo
                     ongeveer iedereen het erover eens dat we uitgeprikkeld zijn. Het verschil tussen werken
                     en niet werken nog verder vergroten via een nog hogere arbeidskorting werkt niet om
                     mensen aan het werk te krijgen. Wat wel zou kunnen helpen, is de marginale druk voor
                     lage middeninkomens wat terugbrengen, maar daar helpt dit Belastingplan dan weer niet
                     bij. Sinds 2011 is het budgettaire beslag van de arbeidskorting met meer dan 20 miljard
                     gegroeid. Wanneer zijn we klaar met mensen prikkelen om ze aan het werk te krijgen?
                     Is het niet voldoende dat het sociaal minimum is vastgesteld op 70% van het nettominimumloon?
                     Waarom moeten we dat percentage in werkelijkheid dan ook nog eens flink verlagen door
                     zo'n hoge arbeidskorting te hanteren?
                  
De voorzitter:
Meneer Grinwis heeft daar een vraag over.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het antwoord op de vraag van de heer Van der Lee is wat de ChristenUniefractie betreft
                     ja. Maar hij vraagt dit allemaal aan een demissionair kabinet, terwijl hij behoorlijke
                     stelselwijzigingen voorstelt. Het is wat veel gevraagd om in de besluitvorming van
                     afgelopen augustus eventjes een streep te zetten door de afbouw van de dubbele heffingskorting
                     in het referentieminimumloon. Ons verhaal is: schrap al dat inkomensafhankelijke grut
                     en creëer een nieuwe basiskorting, een nieuwe uitkeerbare, verzilverbare heffingskorting.
                     Maar oké, dat is ons verhaal.
                  
Het is allemaal begonnen in het kabinet-Rutte II. Toen zijn al die wetsvoorstellen
                     ingediend waarbij alles wat inkomensafhankelijk gemaakt kon worden, inkomensafhankelijk
                     gemaakt is. We zitten nu eigenlijk iets te repareren wat al jaren geleden geïntroduceerd
                     is. We zitten nu eigenlijk met de handen in het haar: wat hebben we gedaan? Erkent
                     de heer Van der Lee dat? Er zijn meerdere wegen naar Rome. Ik ben het helemaal met
                     hem eens, maar het is op dit moment wel wat veel gevraagd aan dit kabinet. Ik ben
                     met alle plezier bereid om die verhoging van die arbeidskorting, die ik echt onzinnig
                     vind, weg te amenderen en wat beters te doen, maar dan moeten we eerst een discussie
                     voeren over de vragen die ik stelde.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Het waren heel veel vragen. Laat ik beginnen met de erkenning dat wij helaas bijna
                     dagelijks werken aan het repareren van onbedoelde effecten van keuzes uit het verleden.
                     Daar dragen we allemaal op verschillende manieren verantwoordelijkheid voor. Dat is
                     gewoon een gegeven en dat erken ik volmondig. Met elkaar hebben we al dan niet bewust
                     en in wisselende meerderheden een ontzettend complex stelsel gebouwd waarvan we allemaal
                     zeggen: zo kan het niet langer; we moeten echt wat anders doen. Tegelijkertijd weten
                     we ook dat zo'n ingrijpende stelselwijziging aan zo veel voorwaarden moet voldoen
                     in termen van wat het van de uitvoering vraagt, maar ook daarvoor al, dat het heel
                     goed doordacht moet zijn. We willen allemaal inzicht hebben in de effecten. We willen
                     niet dat mensen zwaar de dupe worden van zo'n stelselwijziging. Dat delen we allemaal
                     met elkaar. Ik heb niet op alles een antwoord, maar ik ben wel benieuwd of deze discussies
                     überhaupt bij het kabinet op tafel hebben gelegen. Er zijn keuzes gemaakt, maar er
                     waren ook andere keuzes mogelijk. Waarom zijn die dan niet gemaakt? We proberen stapsgewijs
                     wat verbeteringen aan te brengen en de complexiteit wat te reduceren. Ik moet nog
                     overwegen of ik op dit punt een amendement indien. We hebben al de nodige amendementen
                     met elkaar ingediend. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden. Nog afgezien van de
                     besluitvorming voor het komend jaar en de campagne en de formatie straks, is het heel
                     belangrijk dat we met elkaar deze discussie blijven voeren. We moeten een goed gevoel
                     houden over hoe we gezamenlijk een oplossing voor de complexiteit vinden en een nieuw
                     stelsel realiseren.
                  
De voorzitter:
De interrupties beginnen wat lang te worden en u bent ook al aan het eind van uw quotum,
                     meneer Grinwis, dus ik geef u gelegenheid voor een korte laatste vraag.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel. Ik ben heel blij met het antwoord van de heer Van der Lee. Ik pak de handschoen
                     graag samen met hem op. Het is inderdaad maar goed dat de tijd dat het CPB studies
                     presenteerde onder de titel Prikkelbare moeders ver achter ons ligt.
                  
De voorzitter:
Goed, daar kunt u misschien straks in uw inbreng zelf iets over zeggen. Meneer Van
                     Weyenberg heeft ook nog een vraag.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Van der Lee heeft natuurlijk gelijk. Hoewel, er is echt geen kabinet dat ten
                     opzichte van Rutte II – dat is wel een beetje een buitencategorie – zo veel van de
                     dingen die toen gebeurd zijn, heeft moeten herstellen, hoewel Rutte I een run for
                     their money geeft, geef ik toe.
                  
Mijn vraag gaat over wat de heer Van der Lee net over de arbeidskorting zei. Ik meende
                     te horen dat hij zei: ik wil er wel helemaal van af. Nee? Want u vroeg net: is het
                     niet genoeg om gewoon 70% uitkering, 100% minimumloon te hebben? Nou, ik kan u verklappen
                     dat ook met de dingen die we nu doen om de koopkracht te stutten, zoals het kindgebonden
                     budget – die hebben allemaal afbouwpaden – de stap naar werk veel te weinig loont.
                     Even voor mijn geruststelling: de heer Van der Lee heeft dus niet bepleit om de arbeidskorting
                     af te schaffen? Want dat meende ik uit zijn opmerkingen te halen. Dat zou voor heel
                     veel middeninkomens en mensen die voor het minimumloon werken, heel slecht nieuws
                     zijn.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat de verhouding tussen de algemene heffingskorting
                     en de arbeidskorting uit het lood is geslagen en dat we te veel geld pompen in de
                     arbeidskorting. Recent was er nog weer een publicatie in de ESB, de Economisch Statistische
                     Berichten, over de marginale druk: die is een probleem, maar die is eigenlijk vooral
                     een probleem voor mensen die in deeltijd werken en kinderen hebben. De vraag is of
                     het elke keer maar verhogen van de arbeidskorting ons echt helpt om het arbeidsaanbod
                     dat we nodig hebben, te stimuleren. Wij hebben het gevoel dat dat echt niet het geval
                     is. We zien ook dat er heel vervelende neveneffecten ontstaan, doordat we die keuze
                     maken in plaats van dat we de algemene heffingskorting verhogen. Daar vragen wij aandacht
                     voor.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben het ermee eens dat bijna gratis kinderopvang een hele belangrijke factor is
                     om iets te doen aan het laten lonen van werken. Daarvoor trekken de heer Van der Lee
                     en ik en onze partijen al jarenlang gezamenlijk op. Maar ik denk echt dat we de arbeidskorting
                     nu nodig hebben. Als ik nu naar het inkomensbeeld kijk, zie ik dat het laten lonen
                     van werk, naast iets doen aan bestaanszekerheid, van belang is. Juist voor mensen
                     met een minimumloon of een modaal inkomen is de arbeidskorting onmisbaar om te zorgen
                     dat zij nog iets overhouden. Ik hoop in de doorrekening van de heer Van der Lee niet
                     terug te zien dat hij de arbeidskorting gaat verlagen. Dat zou mijn steun in ieder
                     geval niet hebben, maar goed, ik ben ook geen lid van zijn partij.
                  
De voorzitter:
Met een vraagteken aan het einde van de zin. Meneer Van der Lee, nog een korte reactie
                     en dan kunt u verder.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben natuurlijk benieuwd naar het bredere oordeel van D66 straks over onze doorrekening.
                     Laten we ons niet focussen op één maatregel, maar laten we kijken naar het totaalpakket
                     dat we zullen neerleggen, waarin wij echt oog hebben voor de middengroepen en voor
                     de noodzaak om aan arbeid meer over te houden. Maar dan zijn andere keuzes ook heel
                     cruciaal. Ook dat hebben we al vaak benoemd: we moeten meer lasten leggen op winst,
                     vermogen en vervuiling, en de lasten op arbeid verlagen. Dat is de beste manier om
                     arbeid meer te laten lonen en ervoor te zorgen dat er straks voldoende mensen zijn
                     om alle enorme uitdagingen die we met elkaar hebben, goed betaald, voor ons te gaan
                     oplossen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw bijdrage.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik was klaar met dit blok. De vraag over de IACK snap ik, maar daar heb ik volgens
                     mij al antwoord op gegeven. Daar gaan we het vast nog apart over hebben. Het amendement
                     zoals het er ligt, vind ik eigenlijk heel goed, maar ik sta altijd open voor een gesprek.
                  
De voorzitter:
Was het uw eigen amendement? Ja, dan is het een soort wc-eendopmerking. Goed, bedankt.
                     We gaan naar mevrouw Van Dijk van het CDA.
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Zojuist was er een interruptiedebatje over het repareren
                     van keuzes uit het verleden. Ik wil ook wel een beetje aanhaken bij het verhaal van
                     de heer Van der Lee over het bos en de bomen, want ik had ook regelmatig het gevoel:
                     jeetje, we zijn wel met een enorme bak aan wetgeving bezig, in een nog kortere tijd
                     dan normaal. Afgelopen vrijdag werden we weer verrast met een enorm pak aan documenten.
                     Volgens mij is niemand hier te lui om die tot zich te nemen, maar we willen het wel
                     graag goed doen met elkaar. Laten we daar vandaag maar een eerste poging toe wagen.
                  
Voorzitter. In dit blok staat voornamelijk de verwerking van de koopkrachtmaatregelen
                     op de agenda. We begrijpen dat gerichte maatregelen worden genomen om de bestaanszekerheid
                     te waarborgen, maar zoals we al vaak met elkaar geconstateerd hebben, verhogen quick
                     fixes als het ophogen van toeslagen en arbeidskorting de marginale druk juist. Ook
                     hier – daar hebben we het al bij de Algemene Financiële Beschouwingen over gehad –
                     ontstaan soms onuitlegbare verschillen tussen soorten huishoudens. Als je alleenverdiener
                     bent met een modaal inkomen, dan is het eigenlijk van de zotte dat je netto onder
                     aan de streep soms minder overhoudt dan een alleenstaande in de bijstand, terwijl
                     je een mond meer te voeden hebt. Het kabinet boekt pas per 2028 middelen in voor een
                     structurele oplossing en in de tussentijd moeten gemeenten het probleem oppakken.
                  
Ik wil toch ook even kort stilstaan bij het feit dat we echt heel veel werk bij gemeentes
                     neerleggen. Bij dezen wil ik dan ook het respect uitspreken voor die gemeentes, want
                     ook daar vinden vaak ingewikkelde discussies met mensen plaats. Want uiteindelijk
                     gaat het altijd weer om die mensen. We hebben het er heel vaak over hier, en volgens
                     mij wil iedereen een bepaalde kant op, dus mijn vraag is vooral: worden er zo veel
                     mogelijk opties uitgewerkt voor een nieuw kabinet, zodat men dadelijk in de onderhandelingen
                     hopelijk snel met mooie, goede basisdocumenten naar de Kamer kan komen?
                  
Voorzitter. We hebben gevraagd om in de marginaledruktabellen ook het effect van de
                     inkomensafhankelijke aanvullende studiebeurs mee te nemen. Het verbaast ons dan ook
                     dat het antwoord op deze vraag nee is, omdat de kinderen het geld zélf ontvangen.
                     Maar ouders met een hoger inkomen worden wel geacht zelf bij te dragen. Ziet de Minister
                     dat effect ook, en heeft dat ook nog betrekking op andere inkomensafhankelijke regelingen?
                  
Voorzitter. Over de IACK hebben we net al heel uitgebreid gediscussieerd. Voor het
                     CDA is het wenselijk dat de afbouw geleidelijk en gelijkmatig verloopt, maar inderdaad,
                     ook aansluit bij de invoering van gratis kinderopvang. We hebben met elkaar geconstateerd
                     dat de discussie van vorig jaar wel aantoonde dat dat niet het geval is. Maar ik heb
                     gewoon het gevoel dat wij eruit gaan komen met elkaar. Volgens mij liggen er een aantal
                     voorstellen en is er ook heel veel bereidheid om er met elkaar over na te denken.
                     Ik ben dus positief gestemd. Ook wij willen daar graag constructief in meedenken.
                  
Voorzitter. Een ander puntje waar de heer Van Weyenberg ook al over begon: de kappers.
                     Ook wij hebben daar een amendement over liggen. De heer Van Weyenberg heeft al toegelicht
                     waar het probleem zit en ook wij snappen dat het niet eenvoudig is op te lossen, maar
                     het is volgens mij wel een foutje dat we eigenlijk niet zo met elkaar bedoeld hadden.
                     Het zou wel mooi zijn als we dat kunnen repareren.
                  
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat boom-bosbeeld was natuurlijk mooi als openingszin in die column van oud-collega
                     Ed Groot. Belastingen zijn inderdaad wel het meest ideologische beleidsterrein van
                     de overheid, maar verborgen in een hele hoop techniek, waardoor heel veel van die
                     ideologie meestal een beetje onder de oppervlakte blijft. Maar ondertussen...
                  
Voorzitter. Iets wat de laatste jaren steeds meer op de radar is komen te staan, niet
                     in het minst ook omdat het CPB dat tegenwoordig in beeld brengt, is het aantal Nederlanders
                     dat in armoede leeft. Dat roept natuurlijk ook weer leuke discussies op over waar
                     het Centraal Planbureau aandacht aan geeft, waar de politiek vervolgens wat mee doet.
                     Zonder al te triomfantelijk te doen – want nog lang niet alle problemen zijn opgelost
                     – is mijn fractie wel heel blij met het feit dat het kabinet ook in demissionaire
                     staat een heel stevig koopkrachtpakket heeft neergezet, waarmee het aantal mensen
                     in armoede gelijk blijft en het aantal kinderen in armoede ook sterk daalt. Zonder
                     de keuze om de dubbele algemene heffingskorting in 2024 niet af te bouwen en het kindgebonden
                     budget en de huurtoeslag te verhogen, zou het aantal personen in 2024 in armoede naar
                     verwachting bijna 1 miljoen zijn. Door dit beleid slinkt die groep met ruim 15% ten
                     opzichte van dat basispad, naar 830.000 personen. Iets soortgelijks, of in sterkere
                     mate, geldt voor kinderen. Zonder dit pakket leefden naar verwachting ruim 225.000
                     kinderen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium, maar als de Kamer deze wetsvoorstellen
                     aanneemt, daalt dat aantal in 2024 met ruim 27% naar 165.000. Hiermee wordt de dalende
                     trend van de laatste jaren ondanks hogere energieprijzen en inflatie, doorgezet. Dat
                     is een compliment aan het kabinet waard, zeker ook aan de Minister voor Armoedebestrijding.
                  
Daarbij plaats ik natuurlijk wel de kanttekening dat het sturen op armoedecijfers
                     nog steeds een modellenwerkelijkheid is. De mensen die wegvallen uit de armoedestatistiek,
                     zitten namelijk al relatief dicht bij de goede kant van de armoedegrens. Dat onderstreept
                     het feit dat we er niet alleen werk van moeten maken om met zo min mogelijk euro's
                     zo veel mogelijk mensen boven een bepaalde armoedegrens uit te tillen maar dat we
                     ook het bestaansminimum moeten optillen, dat we er ook voor moeten zorgen dat de bodem
                     van het inkomensgebouw omhooggaat.
                  
Voorzitter. Als je met je boot aan land dreigt te lopen, moet je roeien met de riemen
                     die je hebt. In het geval van de armoedebestrijding zijn die riemen ons belasting-
                     en toeslagenstelsel. In die context zijn de huurtoeslag en het kindgebonden budget
                     dus de meest effectieve knoppen. Die maatregelen leveren per extra uitgegeven euro
                     de meeste armoedereductie op, zoals het CPB ook al keurig heeft uitgerekend. Maar
                     ik benoemde de keerzijde ook al even. Ons belastingstelsel is gemankeerd. De afgelopen
                     twee decennia is de arbeidsparticipatie op de extensieve marge doorslaggevend geweest
                     in de politieke plannen. Met name rond de introductie van dat nieuwe arbeidsaanbodmodel,
                     dat nieuwe werkgelegenheidsmodel, het MICSIM, in 2014 is eigenlijk de aandacht voor
                     de urenbeslissing voor marginale druk bijna verdwenen uit de beleidsvorming en is
                     alles gegaan naar mensen aan de slag krijgen. Dat heet dan de participatiebeslissing.
                     Ik vind dat dit ons belastingstelsel een hoop kwaad gedaan heeft. We zijn al een aantal
                     jaren aan het proberen om dat te repareren, maar iedere keer blijkt door koopkrachtmaatregelen
                     de marginale druk toch weer toe te nemen ergens in het inkomensgebouw. Het moet gewoon
                     veel simpeler en eenvoudiger. Daarvoor is het nodig om die bodem wat te verhogen.
                  
Het gevolg is dus een stelsel dat niet alleen progressieve nominale schijven en afbouwende
                     toeslagen heeft, maar waarin ook onder de motorkap, ver weg van het bewustzijn van
                     de gemiddelde burger – denk aan de bossen en de bomen – zo ongeveer alles inkomensafhankelijk
                     is. Dat moet echt anders. Het gevolg van al die inkomensafhankelijkheid is dus dat
                     die marginale druk, vanuit het geval van een kostwinner met kinderen en een sociale
                     huurwoning gezien – ik weet dat dit niet de grootste groep is, maar die groep is er
                     wel – oploopt van circa 70% naar 92% bij een modaal inkomen. Over de selectie daarvan
                     heb ik al wat gezegd. Maar doordat het kabinet heeft geroeid met de riemen die het
                     had, neemt de marginale druk dus toe, op de top van 86% naar 92%. Voor een deel komt
                     dat doordat de afbouwpaden van het kindgebonden budget en de huurtoeslag, die eerder
                     gescheiden waren, nu overlappen. Wat is de afweging van het kabinet hierbij geweest?
                     Zou het kabinet misschien nog willen overwegen om die overlap deels ongedaan te maken?
                     Hoe zou het ertegen aankijken als we dat met een amendement zouden repareren? Of wordt
                     het afbouwpad van het kindgeboden budget dan elders te steil? Welke andere opties
                     ziet het kabinet zoal?
                  
Dan over het niet-gebruik. In het verlengde van roeien met de riemen die je hebt in
                     een gemankeerd stelsel kennen de toeslagen best een flink percentage niet-gebruik.
                     Vorig jaar heb ik hiervoor ook aandacht gevraagd. Inmiddels is de Belastingdienst
                     bezig met bijvoorbeeld een brievencampagne. Toch ligt het niet-gebruik nog steeds
                     hoger, namelijk op 10% bij de huur- en zorgtoeslag en 7% bij het kindgebonden budget.
                     Alhoewel, ik denk dat het dit jaar veel hoger ligt, omdat er een nieuwe groep rechthebbenden
                     bij gekomen is. Wat zijn hiervan nu precies de oorzaken? Is dat inderdaad nog steeds
                     onwetendheid bij burgers of is dat ook angst om een toeslag aan te vragen na alles
                     wat er is gebeurd in het kinderopvangtoeslagenschandaal? Wat is verder de inzet van
                     het kabinet om het niet-gebruik verder te reduceren? Wat heeft het kabinet nu precies
                     klaarliggen zodat bij de komende formatie direct gewerkt kan gaan worden aan de afschaffing
                     van het toeslagenstelsel?
                  
Ik vrees toch echt dat die plannen van het kabinet moeten komen. In veel verkiezingsprogramma's
                     wordt namelijk het afschaffen van het toeslagenstelsel wel met de mond beleden, maar
                     niet overal zijn de ideeën over hoe het dan wel moet even concreet.
                  
De voorzitter:
Hoeveel tijd heeft u nog nodig, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb alleen IACK nog.
De voorzitter:
Dat is niet echt een antwoord op mijn vraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Sorry. Dat is nog 30 seconden.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn blokjes zijn als het goed is aangepast naar zeven, zeven, elf, en dan heb ik
                     het over minuten.
                  
De voorzitter:
Dat heb ik nog niet in mijn administratie, maar gaat u verder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. De huidige afbouw van de IACK is – dat heb ik al genoemd – een fiscale
                     geboortepolitiek van jewelste. Een kind dat op 31 december 2024 om 23.59 uur wordt
                     geboren, geeft nog recht op twaalf jaar IACK, oftewel om en nabij de € 30.000, geloof
                     ik. Wordt het twee minuten later geboren, dan is er geen recht meer op IACK. Als we
                     het helemaal gaan doorreken met een tabelcorrectiefactor van 2%, kom je zelfs uit
                     op € 40.000. Op de kraamafdelingen worden de verloven alvast ingetrokken, lijkt mij.
                     Alle gekheid op een stokje, mijn fractie vindt dit geen rechtvaardige manier om de
                     regeling af te schaffen. Wij zeggen: gelijke monniken, gelijke kappen. Het is beter
                     om de IACK voor alle ouders op dezelfde manier af te bouwen.
                  
Daarom heb ik dat veelgenoemde amendement vanochtend met collega's Van der Lee en
                     Stoffer ingediend. Daarin nemen we twee maatregelen. Allereerst stellen we de afbouw
                     uit van 2025 naar 2027, omdat in 2027 die langverwachte goedkope kinderopvang voor
                     iedereen zou moeten beginnen. Ten tweede bouwen we de IACK vervolgens met het budget
                     dat er is, budgetneutraal in negen stappen af. Daarbij beginnen we voorzichtig in
                     2027 en worden de stappen steeds groter richting 2035, omdat er dan zo langzamerhand
                     wel een robuust kinderopvangsysteem zou mogen en moeten zijn. Dat is het verhaal achter
                     het amendement. Ik heb alles gehoord en ik ben overal toe bereid, maar ik denk dat
                     dit amendement een veel verstandiger voorstel is dan het voorstel dat het kabinet
                     aan ons heeft voorgelegd.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Het woord is nu aan de heer Eppink, die spreekt namens
                     BBB.
                  
De heer Eppink (BBB):
Dank u wel, voorzitter. We behandelen vandaag maar liefst vijftien wetsvoorstellen;
                     een hoog aantal voor een demissionair kabinet. Ik wil beginnen met de verlaging van
                     de eigen bijdrage in de huurtoeslag, oftewel een verhoging van de toeslag zelf. Die
                     maatregel is bedoeld om te voorzien in inkomensondersteuning. Het kabinet doet er
                     900 miljoen euro per jaar bij. Dat leidt volgens de demissionair Minister voor Volkshuisvesting
                     tot een instroom van nieuwe burgers die recht krijgen op huurtoeslag. Ik begrijp de
                     noodzaak om de minima te ondersteunen, maar de keerzijde van deze ontwikkeling is
                     dat we een nieuwe groep creëren die afhankelijk wordt gemaakt van de overheid. Ook
                     zij krijgen natuurlijk eerst te maken met een marginale druk die hoger is dan 50%.
                     Het kindgebonden budget maakt een soortgelijke ontwikkeling door. Deze negatieve bijeffecten
                     zullen ook daar optreden.
                  
Door het toeslagensysteem loont werken niet meer. Dit pakt extra problematisch uit
                     voor nieuwkomers. Die vallen vrijwel direct in een armoedeval. Men spreekt nu over
                     een lage werkloosheid, maar hoeveel burgers zijn er die vinden dat werken niet loont
                     en die daarom niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt? Mijn vraag aan de Staatssecretaris
                     is of hij weet hoe groot die groep is. Heeft hij daar cijfers of een overzicht van?
                     Het kernprobleem van onze arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën is de marginale druk.
                     Voor 60% van de Nederlandse werknemers is de marginale druk hoger dan 50%. Bij 19%
                     is de marginale druk zelfs hoger dan 60%. Hier zien we als het ware een goed voorbeeld
                     van de Laffercurve, waarbij steeds hogere tarieven leiden tot steeds minder mensen
                     die gaan werken.
                  
Voorzitter. In het verlengde hiervan wil ik het hebben over de arbeidskorting. Deze
                     wordt met € 115 verhoogd bij het tweede knikpunt. Het kabinet beschrijft het als een
                     stimulans om meer te werken. Dat is in zekere mate ook het geval. Toch wil ik aandacht
                     vragen voor het niet-transparante karakter van de loonheffingskortingen in ons belastingstelsel.
                     Het merendeel van de burgers in Nederland denkt namelijk nog steeds dat men 37% betaalt
                     in de eerste schijf, terwijl iedereen eigenlijk een persoonlijk tarief heeft door
                     de verweven heffingskortingen. Dat is al eerder gezegd. Dan mijn vraag: is de Staatssecretaris
                     met mij van mening dat de heffingskortingen het stelsel, net als de toeslagen, onoverzichtelijk
                     en nodeloos complex maken? In het verlengde: hoe wordt meer werken gestimuleerd als
                     men niet duidelijk heeft wat men precies moet afdragen? Hoe wil de Staatssecretaris
                     de transparantie van de schijventarieven vergroten als de omvang van heffingskortingen
                     juist wordt uitgebreid?
                  
Voorzitter. Dan het bedrijfsleven. Het belang van bedrijven en ondernemers is groot.
                     Nederland is gebouwd op ondernemerschap. De 2,3 miljoen actieve bedrijven in Nederland
                     zijn verantwoordelijk voor 60% van de toegevoegde waarde van de economie. 70% van
                     de werkgelegenheid komt voor rekening van ons mkb. Ik vroeg tijdens de Algemene Financiële
                     Beschouwingen of de Staatssecretaris van Financiën van mening is dat de voorgenomen
                     lastenverzwaringen verantwoord zijn. Zijn antwoord was ja. Ik wil toch benadrukken
                     dat veel van de onderhavige voorstellen een lastenverhoging bevatten voor ons bedrijfsleven.
                     Ik zal niet de enige zijn die in de recente periode diverse gesprekken heeft gevoerd
                     met bezorgde ondernemers. De overheid heeft de verantwoordelijkheid om haar begroting
                     beheersbaar te houden. Dat erken ik meteen. De stijgende uitgaven in combinatie met
                     de voorgenomen lastenverzwaringen staan daar echter haaks op.
                  
Voorzitter. Ik licht er eventjes een ander thema uit, namelijk de verhoging van de
                     accijnzen op alcohol. Ik ben zelf een geringe drinker, voeg ik eraan toe, maar hier
                     is toch veel aan de hand. Het kabinet verhoogt de accijns op wijn, bier en sterkedrank
                     met 16%. De laatstgenoemde categorie, sterkedrank, krijgt het zwaar te verduren, omdat
                     de accijnzen op sterkedrank al hoger zijn dan die op bier en wijn. Ook deze lastenverzwaring
                     maakt veel tongen los. Naast de extra kosten voor consumenten worden mkb'ers in deze
                     sector hard geraakt door de dalende vraag en de toenemende grenseffecten. Kijk naar
                     de regio's. Mkb-bedrijven die sinds jaar en dag een bijdrage hebben geleverd aan hun
                     gemeenschappen gaan verloren. Het is de zoveelste klap voor de middenstand op met
                     name het platteland en in de grensstreek.
                  
Voorzitter. Ik wil nog eventjes wijzen op dit kaartje, dat ik vanochtend kreeg van
                     de SlijtersUnie. Kunt u het ook lezen? Er staat: Grüße aus Deutschland. Bij de winkel
                     staan allemaal Nederlandse auto's voor de deur. Als ik dus al bezig ben met het doen
                     van inkopen in Duitsland, bijvoorbeeld vanuit Enschede of Deventer, of misschien vanuit
                     Amersfoort op een slechte dag, dan is dit toch wel het verkeerde effect.
                  
Voorzitter. Nederland telt meer dan 2.600 detailhandelbedrijven in gedestilleerde
                     dranken waarvan 1.500 in de grensregio's. Wat in het bijzonder voor deze regio geldt,
                     is dat wat weg is niet zo snel weer terugkomt. Uit onderzoeken van bureau Data Intellica
                     blijkt dat voorgestelde verhogingen tot een nettodaling van de accijnsopbrengsten
                     kunnen leiden vanwege faillissementen en weglekeffecten. De accijnsopbrengsten voor
                     sterkedranken zouden volgens dit bureau 362 miljoen bedragen in 2024 in plaats van
                     de begrote 420 miljoen door het ministerie. Er komt dus minder geld binnen. Dat heeft
                     te maken met de enorme inkomstenderving: hoe hoger de belastingen, hoe meer de economie
                     en het bedrijfsleven als het ware worden gewurgd. Men komt dan terecht in een situatie
                     waarin men armoede nog moet gaan verdelen. Dat is het effect.
                  
Voorzitter. Ondernemers in Nederland krijgen verder nog te maken met een verlaging
                     van de mkb-winstvrijstelling, wat de schatkist 150 miljoen per jaar moet opbrengen,
                     en een verhoging van het box 2-tarief, waarbij een aanmerkelijkbelanghouder ruim 4
                     procentpunt meer gaat betalen boven € 67.000 dan nu het geval is. En nog zeggen sommige
                     partijen dat dat niet genoeg is en dat bedrijven nog meer kunnen gaan bijbetalen.
                     Burgers krijgen een verhoging van het toptarief in de inkomstenbelasting doordat de
                     schijfgrens niet volledig wordt geïndexeerd. De verhoging van box 3 wordt ook vervroegd
                     doorgevoerd.
                  
Voorzitter. Ik zou zo nog wel even kunnen doorgaan, maar ik wil me even laven aan
                     de wijsheid van econoom Coen Teulings, voormalig directeur van het CPB en bij mijn
                     weten lid van de Partij van de Arbeid. Of dat nog zo is weet ik niet, maar ik neem
                     het aan. Hij zegt: er is een grens aan hoeveel je kan nivelleren en die grens is in
                     Nederland bereikt. Vrijwel alle werkgevers- en ondernemersorganisaties, zoals MKB-Nederland
                     en VNO-NCW, luiden deze noodklok naar aanleiding van de voorstellen.
                  
Voorzitter, ik zal het hierbij laten en kom later graag terug in de andere blokken.
                     Dank u.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Grinwis heeft nog een héél korte interruptie voor u.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik snap het verhaal van de heer Eppink over dat je je met de dekking in de voet schiet.
                     Maar toch, zo werkt het niet bij een dekking. Ik ben dus wel benieuwd naar hoe hij
                     het dekt als hij de bieraccijns wil verlagen of die in ieder geval minder wil verhogen.
                     Denkt hij net als de Bierpartij in Wenen aan een belastingverhoging van 50% op radler?
                  
De heer Eppink (BBB):
Nou, nee. Ik kan er dit aan toevoegen. Voor je begroting kun je sec kijken naar je
                     eigen kleine stukje, bijvoorbeeld naar box 1, 2 en 3. Als de Staatssecretaris daarin
                     een lastenverlaging wil doorvoeren, dan moet hij binnen de drie boxen blijven. Aan
                     de andere kant worden er zeer veel uitgaven gedaan. Ik heb tijdens de Algemene Beschouwingen
                     gewezen op de enorme groei van het aantal ambtenaren. Daar hebben we een debat over
                     gehad. Vorig jaar kwamen er 7.000 bij; gedurende uw eigen coalitie kwam er sinds 2017
                     een derde in totaal bij. Daar valt zeker te besparen. Ook bij andere uitgaven valt
                     te besparen. Je kunt wel zeggen «we gaan die belasting invoeren», maar het gevolg
                     is minder geld voor de overheid, minder werkgelegenheid en minder ondernemerschap.
                     De Laffercurve, die zeer funest is, heeft uw partij dus mede tot stand gebracht. U
                     bent daarmee medeschuldig bevonden.
                  
De voorzitter:
Ik geef de heer Stoffer het woord, namens de SGP. Kunnen de andere heren even stil
                     zijn? Ja.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Ik vond het wel een interessante discussie hiernaast, voorzitter. Daarom luisterde
                     ik ook even, maar het is net als thuis: als ik daar wil gaan Bijbellezen, moet ik
                     op een gegeven moment ook maar beginnen; anders zijn ze bij mij thuis ook niet stil.
                     Dat doen we hier dus ook. Maar ik ga niet uit de Bijbel voorlezen. Dat doe ik graag,
                     maar we houden het nu bij belastingen.
                  
In dit blok hebben we drie wetsvoorstellen. Laat ik er gelijk mee beginnen: de SGP
                     is daar positief over. Bij de volgende blokken zal ik weleens wat meer kanttekeningen
                     hebben, maar over deze wetsvoorstellen zijn we positief. Ik heb daar enkel nog een
                     aantal vragen bij.
                  
Ik begin met de investeringen in de huurtoeslag, want dat levert voor veel gezinnen
                     honderden euro's per jaar op. Dat is gewoon heel goed. Tegelijk moeten we constateren
                     – dat hebben collega's ook gedaan – dat het toeslagenstelsel hiermee wordt uitgebreid.
                     Ik ben benieuwd waarom niet gekozen is voor lagere belastingtarieven. Is de Staatssecretaris
                     het met me eens dat we hiermee nog afhankelijker worden van het toeslagenstelsel en
                     dat afschaffing of versobering door deze wet nog lastiger wordt? Ik begrijp het dilemma
                     daarbij natuurlijk heel goed.
                  
Voorzitter. Dan ga ik gelijk door naar het kindgebonden budget. Gezinnen met kinderen
                     verdienen wat de SGP betreft veel meer steun. Het is mooi dat de kinderbijslag met
                     250 miljoen euro omhooggaat door de motie die wij onlangs indienden, maar ook het
                     kindgebonden budget stijgt door het wetsvoorstel dat vandaag voorligt. Daarover zijn
                     we heel positief. We zijn natuurlijk minder te spreken over het verlagen van de inkomensgrens
                     voor paren, want daardoor stijgt de marginale druk met 6,75%. Daarmee is dat, denk
                     ik, een van de grootste oorzaken van de marginale druk van eenverdieners, die oploopt
                     tot wel 92%. De vraag die ik daarbij heb, is of daar geen betere oplossing voor te
                     bedenken zou zijn. Als we vinden dat de marginale druk verlaagd moet worden, waarom
                     stelt het kabinet deze maatregel dan voor? Dat is natuurlijk eigenlijk een verlengde
                     van de eerste vraag die ik had. Wij zijn als SGP in ieder geval bezig met een amendement
                     om die verlaging terug te draaien. Ik ben benieuwd wat de Staatssecretaris, en wellicht
                     straks ook de Kamer, daarvan vindt.
                  
Voorzitter. Ik wil heel kort even stilstaan bij de algemene heffingskorting. Dat hebben
                     collega's ook gedaan. De dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon
                     wordt bevroren. Dat is goed nieuws voor eenverdieners met een uitkering, maar ook
                     de reguliere dubbele algemene heffingskorting is in de afgelopen jaren afgebouwd en
                     inmiddels afgeschaft. Dat is slecht voor heel veel eenverdieners. Mijn vraag is waarom
                     het kabinet daar niets aan doet. Want deze groep komt misschien niet direct in de
                     problemen, maar die heeft in de afgelopen jaren wel veel meer euro's afgedragen dan
                     tweeverdieners. Dat gaat echt over tienduizenden euro's. Mijn meest belangrijke vraag
                     is eigenlijk of het kabinet bereid is om ook naar deze groep te kijken en te bezien
                     welke mogelijkheden er zijn om de gevolgen van de afbouw van de heffingskorting voor
                     hen te beperken. Daarnaast ziet de SGP uit naar de structurele oplossing voor de groep
                     eenverdieners waarvoor dit wetsvoorstel een tijdelijke oplossing biedt. Mijn vraag
                     daarbij is of daarvoor al opties in beeld zijn.
                  
Tot slot, voorzitter, eindig ik ook met de IACK, want die inkomensafhankelijke combinatiekorting
                     is een van de belangrijkste oorzaken van de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners.
                     Vorig jaar hebben we besloten om deze af te schaffen, maar dat gaat, zoals we geconstateerd
                     hebben, op een onrechtvaardige manier. Daar zijn we het inmiddels breed over eens.
                     Vorig jaar heb ik samen met de heer Omtzigt een amendement ingediend dat een ander
                     afbouwpad voorstelde. In de Eerste Kamer heeft mijn collega Schalk al gevraagd opties
                     uit te werken voor een ander afbouwpad. Mede namens collega Schalk dank voor die brief.
                     Een van die opties is uitgewerkt in het amendement van de heer Grinwis, waar ook de
                     heer Van der Lee en ik inmiddels onder staan. Mijn laatste vraag aan de Staatssecretaris
                     is of hij het ermee eens is dat het huidige afbouwpad niet rechtvaardig is en dat
                     er een afbouw moet komen die voor iedereen gelijk uitpakt. Ik ben benieuwd naar de
                     visie van de Staatssecretaris op het amendement. Dat zijn velen die voor mij gesproken
                     hebben ook, dus dat gaan we horen. We kijken waarop we met elkaar uitkomen. Het is
                     al mooi dat we dit met elkaar oppakken.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dat brengt ons bij de laatste spreker van de zijde van
                     de Kamer voor dit blok. Dat is de heer Omtzigt.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract heeft straks twee speerpunten: goed
                     bestuur en bestaanszekerheid.
                  
Laat ik hier eens met goed bestuur beginnen. Ten eerste dank aan de Staatssecretaris
                     dat hij de verschillende maatregelen in ieder geval in verschillende wetten gedaan
                     heeft. Daar hebben we lang om gevraagd. Dit keer kan je inderdaad stemmen tegen een
                     maatregel, bijvoorbeeld over glastuinbouw, waarover gisteren een motie lag, en de
                     andere zaken die daar niks mee te maken hebben wél accepteren. Toch zit ik hier met
                     een knoop in mijn maag. Er liggen zeventien wetsvoorstellen voor. Het Belastingplan
                     omvat er vijftien. Dat zijn 1.746 pagina's, plus nog twee andere wetten en een hoop
                     bijlagen. Die behandelen we hier binnen één week. Dit zijn meer dan 100 maatregelen.
                     In het rapport «Versterking functies Tweede Kamer: meer dan de som der delen» van
                     de werkgroep-Van der Staaij, zeg ik tegen de heer Stoffer, wordt opgemerkt: «De werkgroep
                     stelt vast dat de behandeling van wetgeving in de Kamer meer tijd en aandacht moet
                     krijgen en op onderdelen verbeterd kan worden. Dit betekent enerzijds dat regeringsvoorstellen
                     tijdig dienen te worden ingediend. Anderzijds moet de Kamer deze voorstellen voldoende
                     aandacht geven en op gedegen wijze behandelen.» De Raad van State benadrukt in zijn
                     advies opnieuw het belang van een zorgvuldige parlementaire behandeling. Volgens de
                     Raad van State wordt dit belang door de stapeling van wetsvoorstellen bemoeilijkt.
                  
Voorzitter. Ik durf het gewoon duidelijk te zeggen: op deze manier zijn we onzorgvuldig
                     bezig met het behandelen van wetten. We zouden een aantal wetten ook niet kunnen behandelen.
                     Ik kom er straks op terug dat bijvoorbeeld de FSV-wet nu niet behandeld dient te worden.
                     Laat ik een voorbeeld geven uit de antwoorden. Omdat wij hier in het verleden weleens
                     wetten onzorgvuldig behandeld hebben, hebben we nu een hersteloperatie voor het kindgebonden
                     budget gehad. De uitvoeringskosten waren rond de 8 miljoen en er waren 100 fte's nodig.
                     Voor box 3 hebben we 115 miljoen aan uitvoeringskosten in 2025 en zijn 1.100 ambtenaren
                     aan de slag. Aan FSV – dat zijn de zwarte lijsten; daar kom ik dus later op terug
                     – werken 300 ambtenaren. De kosten voor de uitvoering zijn 50 miljoen en we zijn pas
                     net begonnen. De klapper is natuurlijk de hersteloperatie kinderopvangtoeslag: 1,6
                     miljard aan uitvoeringskosten en 2.400 ambtenaren.
                  
Dat is de prijs van slechte wetgeving. Dat is de prijs van hier niet voldoende aan
                     de voorkant checken. Toch gaan wij hier weer binnen een week akkoord met een honderdtal
                     maatregelen, waarvan er 80 ongetwijfeld kunnen. Er zal links of rechts een meningsverschil
                     liggen, maar die zijn uitvoerbaar en daarbij gaan geen grote dingen mis. Maar ik ben
                     bang dat we er weer net een of twee missen en dat we dan weer een hersteloperatie
                     krijgen en weer niet alleen heel veel mensen in dienst moeten nemen, maar ook heel
                     veel burgers onnodig heel veel pijn gaan doen. Graag een reflectie daarop van de regering,
                     die overigens zo goed begon. Het idee was namelijk dat inhoudelijke wetvoorstellen
                     in mei en juni behandeld zouden worden en niet bij het Belastingplan. Dat was het
                     idee van het kabinet.
                  
Voorzitter. Ik noemde net de uitvoeringskosten van deze operaties. Ik zou ook graag
                     weten om hoeveel herstelbetalingen het gaat en hoeveel herstelbetalingen nog gedaan
                     moeten worden in deze hersteloperaties. Dat geeft namelijk een inzicht in het gebrekkig
                     functioneren van ons bestuur. Dat geeft ons als parlement ook een taak, namelijk de
                     taak om dit beter te gaan doen.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op de bestaanszekerheid, want daar gaat dit pakket over. Verschillende
                     collega's hebben het verschillend beoordeeld, maar de regering doet hier een poging
                     om ervoor te zorgen dat er bijvoorbeeld minder gezinnen met kinderen in armoede zijn
                     en om met het pakket dat hier voorligt, de koopkracht wat te stutten. Laat ik één
                     voorbeeld pakken. Daarover had ik het net al met de heer Erkens. Dat gaat over de
                     energiebelasting. De energiebelasting was in 2017 € 0,26 per kuub gas en is straks
                     € 0,71 per kuub gas inclusief btw. Kan de regering één land ter wereld noemen waar
                     het zo hoog is? Het antwoord is volgens mij vrij duidelijk: dat is er niet. Onze huishoudens
                     betalen het meest voor gas om te voorzien in een elementaire levensbehoefte, namelijk
                     het kunnen verwarmen van de woning. Het is terecht dat de ChristenUnie een eerste
                     schijf introduceerde van 1.000 kuub. Dat is ongeveer het minimum dat je echt nodig
                     hebt als je een huis hebt. Is het niet mogelijk, vraag ik aan de regering, om ervoor
                     te zorgen dat het in ieder geval voor de eerste 1.000 kuub fors naar beneden gaat?
                     Ik ben er zelf naar aan het kijken. Ik heb ook een conceptamendement. Dat zal dan
                     wel komen uit een ambtelijk rapport. Dat zal ik als inspiratiebron gebruiken voor
                     waar je verlaagde en verhoogde btw-tarieven hebt.
                  
Ik vind dit buitengewoon ernstig. Het is noodzakelijk dat we isoleren en het is noodzakelijk
                     dat de CO2-uitstoot naar beneden gaat, maar het zou niet mijn eerste doel zijn om dat te laten
                     geschieden doordat mensen helemaal niet meer in staat zijn om hun verwarming aan te
                     zetten als het koud is. Dat is wat hier gebeurt. Wij denken hier in Den Haag dat het
                     gaat om spotjes met de boodschap dat mensen de verwarming één graad lager moeten zetten.
                     Dat is misschien aan deze kant van de tafel zo, maar wij hebben het hier over huishoudens
                     die zich afvragen of ze überhaupt de verwarming nog aan kunnen zetten.
                  
De voorzitter:
Er is een aantal interrupties voor u, meneer Omtzigt. Allereerst meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ik deel dit natuurlijk helemaal. De belasting op verwarming moet gewoon omlaag omdat
                     het inderdaad een elementaire levensbehoefte is. De heer Omtzigt heeft het alleen
                     over 1.000 kuub. Volgens mij was het voorstel van de ChristenUnie vorig jaar 1.200
                     kuub en dat is niet voor niks. Er is gekeken, denk ik, naar het gemiddelde verbruik.
                     Het gemiddelde verbruik is ongeveer 1.160 kuub. Als je ’m op 1.000 vaststelt, gaat
                     dus iedereen voor een deel ook in de tweede schijf terechtkomen. Zouden we die eerste
                     schijf van de energiebelasting op gasverbruik niet boven het gemiddelde verbruik moeten
                     vaststellen en niet eronder, zoals het kabinet nu voorstelt?
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank voor de vraag. Zolang wij nog geen verschil maken in het tarief, vind ik dat
                     een licht academische discussie. Op dit moment hebben we in de eerste en de tweede
                     schijf nog hetzelfde tarief, namelijk € 0,59 exclusief btw, ongeveer € 0,71 inclusief
                     btw. Ik kan zowel leven met 1.000 als met 1.200 kuub. Daar zit niet mijn grote bezwaar.
                     Mijn grote bezwaar zit ’m erin dat mensen überhaupt niet meer in staat zijn om hun
                     verwarming te betalen. Daar zit het grote probleem. Ik denk dat ik dat deel met de
                     heer Alkaya.
                  
De voorzitter:
Uw laatste interruptie in dit blok, meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Zeker, voorzitter. Daar zijn we het honderd procent over eens. Daarom was ook mijn
                     verzoek aan de heer Omtzigt om zijn amendement niet zo te verwoorden dat die 1.000
                     erin staat voor die eerste schijf. Dat staat in het Belastingplan. Dat is typisch
                     iets voor blok 3; daar kom ik op terug. Ik vind het gek dat het kabinet de eerste
                     schijf, ook al is het tarief nu nog ongewijzigd en is dat hetzelfde, onder het gemiddelde
                     verbruik vaststelt, omdat dat verduurzaming zou stimuleren. Daar geloof ik helemaal
                     niks van. Als de heer Omtzigt het zo verwoordt dat, ongeacht wat er uit de discussie
                     komt over hoe hoog die eerste schijf moet zijn, het tarief in ieder geval omlaag moet,
                     dan zijn we het helemaal met elkaar eens.
                  
De voorzitter:
Dat is een stelling. Meneer Van Weyenberg heeft ook een vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, voorzitter. Ik zit ook te zoeken. Ik kijk naar elk voorstel dat de heer Omtzigt
                     indient. Wij hebben zelf een voorstel gedaan om die energierekening te verlagen, maar
                     dan via belastingvermindering. Dat betalen wij in het voorstel overigens door de grootverbruikers,
                     die nu veel minder energiebelasting betalen, iets meer te laten betalen. We hebben
                     niet gekozen voor een tarief in de eerste schijf, maar voor belastingvermindering.
                     Dan geef je het in euro's. Dan heb je bijvoorbeeld ook niet het probleem met de blokaansluitingen,
                     is mijn veronderstelling. Zou dat niet een betere manier zijn dan met een tarief?
                     Ik weet dat de heer Omtzigt over die blokaansluitingen meer dan eens het woord heeft
                     gevoerd in de Kamer, en terecht.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat is in ieder geval een sympathieke manier om iets te doen. Ik merk wel op dat ongeveer
                     alles geïndexeerd is in het Belastingplan, dat alles met 10% stijgt behalve de heffingskorting
                     in de energiebelasting. Ik ben eigenlijk wel benieuwd waarom de regering daarvoor
                     gekozen heeft. De energiebelasting stijgt enorm. Alles stijgt. Ik kom daar zo op terug.
                     De IACK gaat met 10% omhoog, de arbeidskorting gaat met 10% omhoog en veel schijfgrenzen
                     gaan met rond de 10% omhoog. Dat is allemaal heel fijn voor burgers. Dan zou je verwachten
                     dat datgene wat ook heel fijn is voor burgers, namelijk de korting op de energiebelasting,
                     in ieder geval ook met dat bedrag omhoog zou gaan en misschien nog wel een beetje
                     extra gezien hoe hoog die belasting wordt, maar dat gebeurt niet. Ik ben eigenlijk
                     benieuwd waarom dat is.
                  
Ik kom zo terug richting de heer Van Weyenberg op wat er bijvoorbeeld bij de tuinbouw
                     gebeurt en ook bij de energie-intensieve industrie, want daar vindt een wat nare stapeling
                     plaats. Ik ben er echt wel voor dat die langzaam wat meer belasting gaan betalen,
                     maar ik denk dat de snelheid waarmee dat gebeurt, tot grote ongelukken gaat leiden.
                     Als we daar nu in ons enthousiasme wat belasting gaan heffen – dat kan, zeg ik erbij,
                     en dat moet echt gebeuren – kunnen daardoor kleine tuinbouwbedrijven omvallen. We
                     hebben zelfs voorbeelden gehad van de paprika en de radijs in de antwoorden in de
                     nota naar aanleiding van het verslag. Hetzelfde zou kunnen gebeuren met bijvoorbeeld
                     de metallurgische industrie. Als je hier heel veel meer betaalt dan vlak over de grens,
                     je hier bakstenen moet bakken of toiletpotten moet maken en jouw gas hier 60% duurder
                     is dan in het in het buitenland, dan verdwijnen die fabrieken.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, laatste interruptie op dit punt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Er ligt ook een nota van wijziging rond de glastuinbouw. Daar kom ik in het volgende
                     blok op. Waar ik specifiek naar op zoek ben ... Ik ben overigens met liefde bereid
                     om nog over de maatvoering te praten van het amendement dat wij hebben ingediend.
                     Mijn pleidooi was om als je iets aan inkomensondersteuning wilt doen op de energierekening,
                     de belastingvermindering te gebruiken, omdat je dan minder problemen met het tarief
                     hebt, bijvoorbeeld bij die blokaansluitingen. Dat was de hoofdreden waarom ik hier
                     graag even met de heer Omtzigt over van gedachten wilde wisselen. Over de maatvoering
                     van de allergrootste industriële gebruikers praat ik graag door met hem. Die belastingvermindering
                     heeft een aantal uitvoeringsproblemen voor hele groepen mensen die anders achter het
                     net vissen, gewoon niet. En dat zijn zeker niet de hoogste inkomens, zoals ik ook
                     de heer Omtzigt terecht heb horen zeggen.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik kijk in mijn amendement ook naar de blokaansluitingen, maar ik denk toch echt dat
                     het verstandig zou zijn om ook het tarief een stukje naar beneden te doen, tot een
                     bepaalde grens. Ik zal daartoe een voorstel doen en dat aan jullie allemaal voorleggen.
                     Ik hoop dat we daar echt over na kunnen denken. We hebben het tijdens de campagne
                     allemaal over bestaanszekerheid, terecht. Dan is het nogal raar dat er op een elementaire
                     levensbehoefte, namelijk gas, straks meer dan 50% belasting zit. Dat doet niemand
                     in de wereld.
                  
Voorzitter. Ik ga even verder, denk ik.
De voorzitter:
Ja, dat dacht u, maar meneer Erkens heeft nog een korte vraag.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
O, joh!
De heer Erkens (VVD):
U begon terecht over het punt van zorgvuldigheid. Kun je als Kamer zo'n groot pakket
                     met zo veel maatregelen zorgvuldig behandelen? Volgens mij hebben we hier allemaal
                     een bepaald ongemak bij. U noemde de stijging van de tarieven in de energiebelasting.
                     Volgens mij is dat meer dan terecht, want die stijgen enorm de laatste jaren. De prognose
                     is dat die de komende jaren nog verder stijgen. Maar uiteindelijk gaat het volgens
                     mij wel om wat je als huishouden aan euro's betaalt aan de Staat aan energiebelasting
                     en btw. Van alles loopt op dit moment door elkaar. We hebben de vermindering van de
                     energiebelasting, die de heer Van Weyenberg noemde. We hebben de tariefstijging. We
                     hebben het opheffen van de ODE, de opslag duurzame energie, die ook de tarieven ingaat.
                     We hebben indexatie. We hebben daarbovenop nog de btw. Het is een heel mandje en een
                     hele stapeling tegelijkertijd. Ik vind de vergelijking met het buitenland, in alle
                     transparantie, gewoon heel lastig omdat alles door elkaar loopt en we heel moeilijk
                     kunnen inschatten hoeveel euro's Nederlanders meer betalen dan bijvoorbeeld Duitsers
                     of Belgen. Als je alleen die tarieven met elkaar vergelijkt, neem je bijvoorbeeld
                     de belastingkorting niet mee. Bent u het ermee eens dat het in het kader van de zorgvuldigheid,
                     ook richting het WGO op maandag, misschien goed zou zijn als het kabinet dit allemaal
                     op een rijtje gaat zetten voor ons, inclusief de vergelijking met het buitenland?
                     Ik merk nu dat wanneer we als Kamer alleen over het tarief praten maar niet over al
                     die andere componenten waardoor huishoudens voordelen krijgen maar ook extra betalen
                     aan de Staat, het heel moeilijk wordt voor ons als Kamer om hier echt grip op te krijgen.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik zie die vergelijking zeer graag tegemoet. Ik heb gewoon een vrij simpele vergelijking
                     gevraagd met het buitenland, namelijk voor een volle tank van 50 liter, drie kratjes
                     bier en drie flessen sterkedrank. Daarbij zagen we al dat er een prijsverschil van
                     € 35 tot € 40 aan het ontstaan is. Inderdaad, dat is dat kaartje van meneer Eppink.
                     Dat betekent ook dat mijn vrouw dan weer wil winkelen in Duitsland, waar ik dan niet
                     zo veel zin in heb. Maar dat is mijn persoonlijke frustratie!
                  
De voorzitter:
Goed, meneer Omtzigt. Laten we de privésores tijdens de lunchschorsing bespreken,
                     als mensen daar behoefte aan hebben. U heeft nog ongeveer anderhalve minuut voor uw
                     bijdrage, tenzij meneer Erkens nog in tweede instantie wil interrumperen.
                  
De heer Erkens (VVD):
Nee, voorzitter. Volgens mij hebben we indirect ook een vraag aan het kabinet gesteld
                     voor maandag. Ik hoop dat het kabinet daar iets mee doet.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Die vraag ondersteun ik.
Voorzitter. Ik vraag aan de regering of het nou echt nodig is om de IACK met 10% te
                     verhogen om die daarna af te schaffen. Dat maakt het geboorteprobleem nog groter.
                     Dit is een van de meest bizarre typen overgangsrecht die ik ooit gezien heb in de
                     fiscaliteit. Doe er wat aan, zou ik zeggen. Dat kun je doen door die in ieder geval
                     nu niet te verhogen en deze straks langzaam te gaan afbouwen en dergelijke.
                  
Hetzelfde geldt voor de arbeidskorting. Ik zie hier eindelijk wat beweging ontstaan
                     van andere partijen die vroeger de arbeidskorting nog verder wilden verhogen maar
                     nu zeggen dat dit wel wat minder kan. De collega's zeiden eerder: we gaan prikkelen
                     door het op het tweede punt nog € 110 te verhogen tot het derde ... Noem mij ook maar
                     één belastingplichtige die denkt: nou, met deze maatregel van Van Rij ga ik een uurtje
                     extra werken! Het gaat niet gebeuren, Staatssecretaris. Niemand heeft nog een idee
                     wat hij overhoudt van dat uur extra werken. En wij maar denken dat wij met deze maatregelen
                     nog mensen aan het prikkelen zijn. Mensen hebben geen idee! Mensen zijn bang, bang
                     dat ze die toeslagen moeten terugbetalen, bang dat ze een naheffing krijgen. Daarom
                     moeten die prikkels eruit. Dus hou op met het overprikkelen.
                  
Voorzitter. Dan nog een een-na-laatste punt: de huurtoeslag. Ik snap de verhoging
                     van de huurtoeslag, maar toch wordt de groep eigenwoningbezitters met een laag inkomen
                     vergeten. Als u werkloos wordt en u krijgt bijvoorbeeld een WW-uitkering op minimumniveau,
                     dan zorgt de huurtoeslag er straks voor dat u alleen maar iets meer dan € 200 van
                     de huur hoeft te betalen, want de rest wordt via de huurtoeslag goedgemaakt. Heeft
                     u zo'n minimuminkomen en een hypotheek van € 500 omdat u een eigen woning heeft en
                     een stuk afbetaald heeft, dan zakt u vér onder het minimum. Kunnen we iets doen voor
                     die groep? Dit is niet wat er in dit Belastingplan speelt, maar ik merk het toch maar
                     op. We denken constant dat mensen die tijdelijk op een lager inkomen zitten, allemaal
                     in een huurwoning zitten, maar dat is niet zo. Het proces van het moeten verkopen
                     van je eigen woning is iets wat ik niemand zou willen aandoen.
                  
Tot slot, voorzitter, het kindgebonden budget. Eén maatregel steekt mij als een graat
                     in de keel. De heer Grinwis heeft het niet benoemd, maar in 2017 hebben we het afbouwpunt
                     verlegd. Dit betekent dat het echt € 10.000 later met afbouwen begint. Omdat het nu
                     naar voren is gehaald om wat binnen te halen, hebben we nu de marginale druk van 92%
                     bij eenverdieners. Kunt u iets doen door het afbouwpunt op de een of andere manier
                     weer te verleggen? Misschien kunnen we daar maandag op terugkomen.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Omtzigt. Met uw bijdrage zijn we gekomen aan het einde van de eerste
                     termijn van de Kamer in dit eerste blok over het Belastingplan 2024. Ik ga schorsen
                     voor de lunch en wil voorstellen om om 13.30 uur weer verder te gaan. Dan zeggen wij
                     nu ook dank aan Minister Schouten, die wel dit eerste blok goed mee heeft kunnen luisteren,
                     maar het tweede en derde blok niet bij ons aanwezig zal zijn. Dank daarvoor. We zien
                     u maandag ook weer natuurlijk. Dan zie ik jullie om 13.30 uur terug in deze zaal.
                     Tot straks.
                  
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik had geschorst, maar ik open de vergadering weer even. Mijn administratie zei dat
                     mevrouw Van Gennip er in blok 2 gewoon bij zou zijn, maar dat is niet het geval, zegt
                     zij.
                  
Minister Van Gennip:
Maandag. Maar nu ben ik toch vrij?
De voorzitter:
Er is een misverstand. Maar dan ook hartelijk dank aan Minister van Gennip, die de
                     rest van de dag ook andere dingen gaat doen dan die met ons door te brengen. Dat is
                     jammer, maar het was fijn dat u er was. Tot maandag weer!
                  
De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug, allemaal, bij deze eerste dag van het wetgevingsoverleg over het Belastingplan
                     2024.
                  
Blok 2
De voorzitter:
We gaan door naar blok 2, want we hebben de verschillende belastingwetten in verschillende
                     blokken ingedeeld. Vanochtend hebben we blok 1 gehad. Voor blok 2 gelden dezelfde
                     regels als voor blok 1. Dat betekent dat we de sprekers op begrotingsvolgorde hun
                     bijdrage laten doen. We beginnen dus met de grootste oppositiepartij, dan de grootste
                     coalitiepartij, et cetera. In dit deel heeft iedereen vier interrupties. Kort en krachtig,
                     want anders tel ik ze gewoon dubbel. Van de zijde van het kabinet hebben we Staatssecretaris
                     Van Rij in ons midden. De PVV heeft een andere woordvoerder dan vanochtend, namelijk
                     de heer Kops. Meneer Kops mag ook meteen beginnen.
                  
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik vroeg me net even af waar de heer Jetten is. Zou hij er
                     niet bij zijn?
                  
De voorzitter:
Minister Jetten heeft zich afgemeld.
De heer Kops (PVV):
Waarvan akte. Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter. De boeren worden kapotgemaakt, de vissers worden ook kapotgemaakt en de
                     huishoudens gaan er regelrecht aan onderdoor. Zie bijvoorbeeld de energierekening.
                     Honderdduizenden huishoudens leven in energiearmoede en komend jaar gaat de energiebelasting
                     op gas gewoon weer verder omhoog. En nu is de glastuinbouw aan de beurt. De Nederlandse
                     glastuinbouw heeft het sinds de energiecrisis heel zwaar. Een jaar geleden zat al
                     een derde van de bedrijven in de financiële problemen en werden er op korte termijn
                     300 faillissementen verwacht. Hoeveel bedrijven zijn er überhaupt nog over, zo vraag
                     ik.
                  
Voorzitter. Met de voorliggende maatregelen lijkt het demissionaire kabinet erop gebrand
                     te zijn om de sector definitief richting de afgrond te brengen. In 2021 maakten de
                     energiekosten in de glastuinbouw al 10% tot 25% van de kostprijs uit, dus oplopend
                     tot een kwart. Dat was al veel. Dat was dus nog voor de energiecrisis. Hoe is dat
                     dan nu, gezien de gestegen energieprijzen? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, gaat er nu ook het volgende
                     gebeuren. Simpel gezegd gaat de energiebelasting omhoog. De outputvrijstelling elektriciteit
                     wordt afgeschaft. Dat betekent dat je zelfs over de elektriciteit die je zelf opwekt
                     én zelf verbruikt, energiebelasting moet gaan betalen. En er komt een CO2-heffing voor de glastuinbouw. Wat is het doel daarvan? De CO2-uitstoot beperken en duurzame technieken aantrekkelijk maken, zo lezen we. Dat zijn
                     allemaal klimaatmaatregelen, die, zoals altijd, onderaan de streep maar één ding betekenen,
                     namelijk: hogere lasten en gewoon keihard dokken totdat je bedrijf omvalt.
                  
Voorzitter. Allereerst dan de vraag: hoeveel CO2 wordt er eigenlijk met deze maatregelen bespaard? Wat doet dat precies met de opwarming
                     van de aarde? Want daar is het hele beleid toch eigenlijk voor bedoeld? Hoe denkt
                     het kabinet dat die duurzame technieken werkelijk aantrekkelijk worden als een bedrijf
                     door deze maatregelen simpelweg failliet gaat? Uit de impactanalyse blijkt bovendien
                     dat – ik citeer – «vrijwel geen emissiereductieopties rendabel worden». Kan het kabinet
                     dat uitleggen? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Daarnaast is het doel van deze maatregelen – misschien is het wel het
                     hoofddoel – geld, heel simpel, geld. Het kabinet wil in 2025 148 miljoen binnenharken,
                     want, zo lezen we, dat staat namelijk in het coalitieakkoord. En akkoord is akkoord.
                     Maar het punt is dat er eigenlijk geen coalitieakkoord meer is, dus hoe legt het kabinet
                     dit dan uit?
                  
Voorzitter. Hier blijft het allemaal niet bij. Want wat zijn de gevolgen voor de langere
                     termijn? De Wageningen Universiteit berekende een jaar geleden al dat de kostenstijging
                     voor de glastuinbouw kan oplopen naar zo'n 789% in 2030. Dat is dan goed voor zo'n
                     840 miljoen aan extra lasten. Een recentere impactanalyse komt uit op 528 miljoen
                     in 2030. Het zijn enorme bedragen. Daar valt simpelweg niet tegenop te ondernemen.
                     En waarom eigenlijk? Het energieverbruik bij de teelt van groente, fruit, bloemen
                     en planten is sinds 1990 al gehalveerd. En hoe komt dat? Doordat de sector al ruim
                     vijftien jaar volop investeert in energiebesparing en verduurzaming. Dan zou je als
                     kabinet ook kunnen zeggen: «Wat goed van de sector. Laten we daar trots op zijn. Laten
                     we die sector gaan koesteren.» Maar nee, ze moeten kapot worden belast. En op een
                     gegeven moment gebruiken die bedrijven dan helemaal geen energie meer, omdat ze dan
                     failliet zijn. Hoeveel bedrijven zullen hierdoor failliet gaan? Hoeveel werknemers
                     komen op straat te staan? Hoeveel bedrijven vertrekken naar het buitenland? Wat doet
                     het met onze concurrentiepositie? Wat doet het met onze consumentenprijzen? Graag
                     antwoord op deze vragen.
                  
Voorzitter. Is het kabinet überhaupt met de glastuinbouw in gesprek geweest? De voorzitter
                     van Glastuinbouw Nederland zei: «Dit wetsvoorstel staat in geen verhouding tot de
                     afspraken die eerder zijn gemaakt. Een van die afspraken was namelijk een sector die
                     economische sterk blijft, maar dat gaat op deze manier allesbehalve lukken. Deze maatregelen
                     maken een einde aan kleinere, middelgrote en extensieve familiebedrijven. Voor de
                     helft van de Nederlandse telers wordt het onrendabel om nog tomaten, paprika's, komkommers,
                     aardbeien, ander zacht fruit of bloemen en planten te telen. Waar de energiekosten
                     soms twee tot soms vijf keer stijgen, kunnen deze kosten beperkt worden doorberekend
                     aan de consument. Gezonder eten en een groenere omgeving worden zo voor burgers nog
                     onbetaalbaarder en telers eindigen in de rode cijfers.» Einde citaat van Glastuinbouw
                     Nederland. Het is keihard. Oftewel: onbetaalbare producten en bedrijven failliet.
                     Dat kan toch niet werkelijk de bedoeling zijn? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. De maatregelen voor de industrie. Over het doel hiervan laat het kabinet
                     geen twijfel bestaan, namelijk: «de grondslag van de energiebelasting vergroten en
                     daarmee een aanvullende budgettaire opbrengst realiseren.» Het is gewoon een geldkwestie.
                     En dat wordt door het kabinet zelf nog eens extra bevestigd door te stellen dat er
                     geen groot verduurzamingseffect van uitgaat. Dat was toch juist wel de bedoeling,
                     zou je zeggen. Dus hoe kan dat? Maat wat er wel dreigt, is een weglekeffect. Het kabinet
                     schrijft zelf: «De vrijstellingen zijn geïntroduceerd om de internationale concurrentiepositie
                     van de industrie te behouden. Dit aangezien andere landen vergelijkbare vrijstellingen
                     toepassen. Met het vervallen van de vrijstellingen neemt het weglekrisico van de Nederlandse
                     industrie toe.» Einde citaat van het kabinet zelf. Conclusie: lekker geld binnenharken,
                     een verwaarloosbaar verduurzamingseffect, bedrijven weg, werkgelegenheid weg en de
                     CO2-uitstoot verplaatst zich gewoon. Waarom dan in hemelsnaam deze gekte?
                  
Aluminiumproducent DAMCO in Delfzijl is in 2022 al failliet gegaan door de hoge energieprijzen.
                     Zinkfabriek Nyrstar waarschuwde gisteren nog: doe het niet, want onze situatie wordt
                     anders heel penibel. Er zijn nu al meer faillissementen in de industrie. In het eerste
                     kwartaal van 2023 gingen 80 industriële bedrijven failliet, terwijl dat er een kwartaal
                     eerder nog 61 waren. Nogmaals, doe het niet!
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Dan zijn we toe aan de bijdrage van de heer Erkens namens
                     de VVD-fractie.
                  
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Wij zijn als partij voor ambitieuze verduurzaming van onze Nederlandse
                     economie. Verduurzaming zorgt, naast dat het helpt met het verminderen van onze CO2-uitstoot, voor een meer energieonafhankelijk Nederland, schonere lucht alsook een
                     versterking van ons toekomstig verdienvermogen. Dit ambitieuze beleid moet wel realistisch
                     zijn. Dat betekent dat het te dragen moet zijn door Nederlandse huishoudens en dat
                     we bedrijven in Nederland verduurzamen in plaats van ze de grens over te jagen.
                  
Om dan maar meteen met de deur in huis te vallen: de voorliggende voorstellen voor
                     de glastuinbouw baren ons zorgen. Er zijn in april goede stappen gezet om de verduurzaming
                     van de glastuinbouw te stimuleren, onder andere met meer dan 500 miljoen extra aan
                     subsidiegeld alsook de openstelling van meer categorieën in de SDE++, de subsidieregeling
                     voor verduurzaming. Daarnaast zijn er gelukkig de financiële maatregelen die we vandaag
                     bespreken. Die zouden oorspronkelijk in 2025 in één stap ingaan, maar die zijn nu
                     al uitgesmeerd richting 2030 over een meer geleidelijk pad. Tegelijkertijd zien we
                     dat de effecten nog steeds enorm zijn. We hebben zware twijfels of ondernemers op
                     deze manier wel in staat worden gesteld om daadwerkelijk te verduurzamen. Of gaan
                     we, zoals mijn collega ook al zei, een fors aantal faillissementen zien omdat de voorgestelde
                     voorstellen als een harde dreun binnenkomen? Is het gevolg niet dat bedrijven verkassen
                     naar het buitenland? Hoe schat de Staatssecretaris de kans daarop in?
                  
Voorzitter. Onze vragen over de maatregelen voor de glastuinbouw gaan over drie lijnen.
                     Ten eerste zien we dat de ramingen op dit vlak alle kanten op schieten. In opdracht
                     van de Tweede Kamer zijn er onderzoeken uitgevoerd die tot totale andere lastenverhogingen
                     komen voor de sector, namelijk een factor drie tot vier hoger dan wat het ministerie
                     voorspelt. De heer Kops verwees er ook al naar. Uit de studies komt volgens mij een
                     bedrag van 600 miljoen tot 740 miljoen. Het CPB geeft ook aan dat de onzekerheid groot
                     is. Hoe kan dit? Baart de impact van deze maatregelen het kabinet zelf geen zorgen?
                     Zou het kabinet daarom niet zelf meer de vinger aan de pols moeten houden bij deze
                     fiscale maatregelen? Zou een halfjaarlijkse monitoring niet noodzakelijk zijn? Hoe
                     gaat het kabinet om met mogelijke meeropbrengsten ten opzichte van de voorstellen
                     die het doet? Zou het kabinet deze meeropbrengsten niet automatisch moeten terugsluizen
                     naar de sector via een bijgesteld afbouwpad van de fiscale vrijstellingen of via extra
                     subsidies voor verduurzaming? Kan het kabinet hierover in gesprek gaan met de sector?
                     Hiermee zou het kabinet in ieder geval de zorgen over de meest extreme scenario's
                     weghalen. Ik zie dat er vragen zijn.
                  
De voorzitter:
Ja, er is zeker een vraag voor u van meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
U had een inleiding en u maakt zich zorgen over faillissementen. Ik zou daar toch
                     een vraag over willen stellen. Het pakket waar het kabinet nu mee komt, levert in
                     2035 – dat is nog echt wel ver weg – opgeteld 650 miljoen op. Tegelijkertijd zagen
                     we in de Miljoenennota een overzicht van het totaal aan fiscale prikkels en fossiele
                     subsidies dat voorbij de 40 miljard gaat. Als je die verhoudingen nou tegen elkaar
                     afzet, is die zorg over faillissementen dan wel terecht aangezien het gaat om een
                     klein aantal vrij beperkte maatregelen en om afbouwpaden met heel veel stapjes? Bent
                     u daar niet te beducht voor, meneer Erkens?
                  
De heer Erkens (VVD):
De heer Van der Lee vraagt of ik daar te beducht voor ben. Volgens mij hebben wij
                     ons iets minder vastgelijmd aan dat bedrag van de fiscale vrijstellingen dan GroenLinks/PvdA.
                     Ik denk dat het belangrijkste hierbij is wat de prikkel voor verduurzaming is en of
                     bedrijven de stap kunnen maken. Wij zijn niet tegen ambitieus verduurzamingsbeleid.
                     Integendeel, daar zijn we voor. De sector is zelf met ambitieuze doelen gekomen: voor
                     2030 moet nog meer dan 4 megaton reductie gehaald worden – dat is heel fors – en in
                     2040 klimaatneutraal. Die stap hebben ze zelf genomen. Die hand heeft de sector zelf
                     uitgestoken, ook naar het kabinet en ook naar ons als parlement. Als dan uit de stukken
                     van het kabinet en de onderzoeken die de Kamer heeft uitgezet, blijkt dat het handelingsperspectief
                     heel beperkt is en dat sommige ondernemers binnen een aantal jaren met kostenstijgingen
                     op een bedrijfsresultaat van tientallen procenten te maken krijgen met uitschieters
                     naar boven, dan ben ik er inderdaad voor beducht of we hier met elkaar over een goed
                     wetsvoorstel gaan stemmen of dat de implicaties hiervan eigenlijk te groot gaan zijn.
                     Ik wil niet dat we over twee of drie jaar met elkaar schrikken van wat er gebeurt
                     en dat we dan nog gaan moeten bijsturen. Ik zou liever aan de voorkant ervoor zorgen
                     dat we die ambitieuze verduurzaming ook echt met elkaar toetsen aan het handelingsperspectief
                     van die bedrijven: krijgen ze voldoende tijd om die stap te zetten?
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, in tweede instantie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Als ik het goed begrijp, concentreert de heer Erkens zijn antwoord op de glastuinbouw,
                     terwijl ik meende dat hij een veel breder punt maakte over alle maatregelen en het
                     totale pakket. Dan is er een groot verschil. We weten dat een groot deel van de productiekosten
                     in de glastuinbouw energiekosten zijn, maar in heel veel andere bedrijfstakken is
                     dat totaal niet het geval, zeker niet in die percentages. Ik kom dus even terug op
                     mijn meer algemene punt, namelijk dat de zorg voor faillissementen wel heel snel van
                     stal wordt gehaald. Er zijn namelijk heel veel sectoren waar dat echt niet aan de
                     orde is. Je zou je zelfs kunnen afvragen of het rendement op snel investeren in verduurzaming
                     ook minder groot is door een te lang afbouwpad met te kleine stapjes, terwijl het
                     veel sneller voordeliger is om die investeringen te doen als je het goed en sneller
                     beprijst. Hoe kijkt de heer Erkens daartegen aan?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij moet je er inderdaad voor zorgen dat de prikkel voor verduurzaming voor
                     sectoren aanwezig is, dat het loont om de stap te zetten en dat het loont om erin
                     te investeren. Ik denk dat dit bij de glastuinbouw een hele complexe discussie is
                     omdat die inderdaad energie-intensief is. Elke maatregel die je neemt, raakt het bedrijfsresultaat
                     dus keihard; dat zien we ook aan deze cijfers. Voor andere sectoren is die discussie
                     misschien wel anders. Ik heb ook over die fiscale vrijstellingen gezegd dat je als
                     Kamer dus per maatregel het debat hierover moet voeren, omdat ook het tijdpad dat
                     zorgt voor een haalbaar transitiepad, verschilt per maatregel en per sector. Daar
                     moet je dus zorgvuldig met elkaar mee omgaan. Als er een andere specifieke maatregel
                     is waar u het debat over wil aangaan, dan doe ik dat heel graag, maar ik vind het
                     heel lastig om daar in generieke termen een oordeel over te vellen, omdat de impact
                     daarvan per sector enorm verschilt.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw inbreng.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Ten tweede de ontwikkeling van de energiebelastingtarieven in de glastuinbouw.
                     De stijgingen zijn voor veel ondernemers niet bij te benen. Het doel van een financiële
                     prikkel tot verduurzamen, is dat ondernemers voldoende tijd en kapitaal hebben om
                     te verduurzamen. Hoe ziet het kabinet dit, gelet op de voorstellen die nu op tafel
                     liggen? Is het van mening dat dit handelingsperspectief er nu is voor de sector? Wij
                     hebben daar zware twijfels over. Het zou beter zijn om het verlaagde tarief geleidelijker
                     af te bouwen. Dat kan bijvoorbeeld door het tarief een aantal jaren langer af te bouwen.
                     Ik ben, onder anderen met de heer Grinwis en mevrouw Van Dijk van het CDA, bezig met
                     een voorstel om te bekijken of we dit kunnen verbeteren. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?
                  
Voorzitter. Ten derde maken we ons ook zorgen over het effect van deze maatregelen
                     op de gascentrales. Het lijkt er ten eerste op dat elektriciteitsopwekking middels
                     kolen door deze maatregelen aantrekkelijker wordt dan met aardgas. Klopt het dat aardgas
                     als gevolg van deze maatregel relatief duurder wordt dan kolen in bepaalde situaties?
                     Klopt het dat alle gascentrales in de elektriciteitssector onder deze maatregel gaan
                     vallen? Klopt het dat ook de nota van wijziging van vrijdag dit effect mogelijk nog
                     verergert? Waarom schaft u niet tegelijkertijd de vrijstelling op kolen voor elektriciteitsproductie
                     af om het speelveld gelijk te trekken? Wat doet deze maatregel met de leveringszekerheid
                     vanaf 2030 en erna? Heeft u TenneT en andere partijen al om advies gevraagd? Zo nee,
                     waarom niet? Is hier simpelweg een fout gemaakt en bedoelde u de outputvrijstelling
                     in plaats van de inputvrijstelling op aardgas, waardoor deze hele discussie voorkomen
                     had kunnen worden? Er lijken immers dingen te gebeuren door dit wetsvoorstel die niet
                     beschreven staan in de memorie van toelichting en die ook niet primair het doel zijn.
                     Graag een reactie hierop.
                  
Voorzitter. Dan de Wet fiscale maatregelen industrie en elektriciteit.
De voorzitter:
Voordat u daaraan toekomt, geef ik de heer Grinwis de gelegenheid voor een interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik merk dat de heer Erkens grote zorgen heeft, allereerst over de glastuinbouw. Daar
                     ga ik zelf zo meteen ook nog wel op in. Hij heeft ook zorgen over de wkk en hoe die
                     beperkt wordt, en over de gevolgen voor het regelbaar vermogen in Nederland. Is dat
                     risico nou voldoende ondervangen in dit wetsvoorstel? Gaat het goed bijgehouden worden
                     voor het regelbaar vermogen? Via subsidies in de SDE++ voor CO2-vrij regelbaar vermogen stoppen wij daar enerzijds geld in en anderzijds gaan we
                     eigenlijk het regelbaar vermogen in Nederland afknijpen. Dit gebeurt terwijl het volatiele
                     vermogen, de wiebelstroom, of hoe je het maar wil noemen, jaar op jaar groter gaat
                     worden. Hoe speelt dat dus op elkaar in? Zijn de prikkels van het kabinet consistent,
                     wat de heer Erkens betreft?
                  
De heer Erkens (VVD):
Nee, ik denk niet dat die prikkels consistent zijn. We hebben volgens mij zelfs met
                     het bestaande regelbare vermogen al het probleem dat we onvoldoende regelbaar vermogen
                     hebben na 2030. Dat geeft de sector ook vaak aan. Er moeten misschien nieuwe centrales
                     bijgebouwd worden of de sector moet vroegtijdig overstappen op waterstof. Als je nou
                     ook nog het bestaande regelbare vermogen met fiscale prikkels afknijpt, dan maak ik
                     me wel zorgen over wat dit doet met de leveringszekerheid. Vandaar dus ook de vraag
                     aan het kabinet. Hier zit wat mij betreft wel echt een groot zorgpunt met betrekking
                     tot het voorstel.
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Lee wil ook nog een vraag over dit onderwerp stellen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja. Ik vond de vragen trouwens heel terecht. Ik heb vanuit de sector berichten gekregen
                     dat geen enkele gasgestookte centrale die wordt ingezet voor elektriciteitsopwekking
                     en/of de combinatie met warmte op dit moment een rendement heeft van boven de 60%.
                     Dat betekent dat dit voor alle installaties gaat gelden. Mag ik dan uit de vraagstelling
                     concluderen dat de VVD ook vindt dat dit, als je deze stap al zet, waar op zich veel
                     voor te zeggen is, op dezelfde manier voor kolen moet worden ingezet? Want anders
                     krijgen we een verplaatsingseffect met waarschijnlijk per saldo nog meer CO2-uitstoot, omdat kolen nu eenmaal veel meer CO2-uitstoot produceren dan gas als ze gebruikt worden voor elektriciteitsopwekking.
                  
De heer Erkens (VVD):
We kunnen concluderen dat er iets moet worden gedaan aan die perverse prikkel. Ik
                     vroeg zelf ook: waarom wordt die vrijstelling op kolen dan niet ook afgebouwd, zodat
                     die prikkel gelijktijdig is? De reden dat ik de vraag stel en het antwoord van het
                     kabinet afwacht, is omdat we het ook in de klimaat- en energiedebatten natuurlijk
                     vaak hebben gehad over de kolencentrales. Er lopen juridische procedures over de sluiting
                     in 2030. U kent ze ook; ik hoef het niet uit te leggen. Ik ben inderdaad wel benieuwd
                     wat daarbij het risico zou zijn. Als de afbouw van deze vrijstellingen misschien weer
                     leidt tot miljardenclaims die we via de rechters aan die bedrijven moeten overmaken,
                     dan ben ik daar huiverig voor. Dan moeten we een andere oplossing vinden. Daarom stel
                     ik dus de vraag aan het kabinet; ik wil die feiten op tafel krijgen. Het idee dat
                     we met elkaar een oplossing moeten gaan vinden om te voorkomen dat die kolencentrales
                     meer gaan draaien dan de gascentrales, delen we met elkaar.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Erkens (VVD):
Ja, voorzitter. We waren bij de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit
                     gebleven. Hiervoor gelden dezelfde zorgen als bij de glastuinbouw. Geven we bedrijven
                     het handelingsperspectief om te verduurzamen of komt er door deze maatregel een weglek
                     van bedrijvigheid? We zeggen dan vaak: Nederland armer en de wereld warmer. We willen
                     immers een duurzame industrie, waarmee we ook nog eens onze strategische autonomie
                     vergroten. Weglek van deze bedrijven naar een land als China zou die autonomie verder
                     onder druk zetten. Ook zouden de banen van al die mensen die daar werken verloren
                     gaan. Het kabinet geeft in de beantwoording aan dat het effect van deze maatregelen
                     op het bedrijfsresultaat maximaal 1% is. Hoe zeker is het kabinet hiervan? Wij horen
                     echt andere signalen vanuit de sector. Heeft het kabinet ook het afschaffen van de
                     IKC, en de hogere EB die al doorgevoerd wordt, hierbij meegerekend? We zien dat een
                     stapeling van maatregelen deze specifieke bedrijven treft. Deze losse maatregelen
                     gaan misschien om 1% van het bedrijfsresultaat. Maar als je alle andere zaken erbij
                     optelt die wij wel doen maar waar andere landen misschien nog niet aan morrelen, dan
                     maak ik me zorgen of dat gelijke speelveld nog bewaard wordt.
                  
We willen dus dat bedrijven hier in Nederland verduurzamen. Krijgen die bedrijven
                     voldoende handelingsperspectief? Hoe sluit het subsidie-instrumentarium hierop aan?
                     Hoe worden de nationale CO2-heffing, de Europese CO2-heffing, het afschaffen van de belastingkorting op de bedrijven in deze sector en
                     ook de IKC bij elkaar opgestapeld? Is een afbouwpad, zoals bij de glastuinbouw, hierbij
                     overwogen? Is het, ook gezien uw intentie, niet alsnog verstandig om te onderzoeken
                     of u met verstandige afbouwpaden voor fiscale vrijstellingen kan komen, zodat bedrijven
                     hier in Nederland kunnen verduurzamen?
                  
Voorzitter. Als laatste snappen we niet waarom de vrijstelling voor het gebruik van
                     elektriciteit tegelijkertijd ook wordt afgeschaft voor metallurgische procedés. We
                     willen immers juist dat de industrie elektrificeert. Waarom doet het kabinet dit?
                     Boven op de IKC-prikkel die ik net al noemde, is dit een dubbele klap voor bedrijven
                     die al eerder verduurzaamd hebben dan de rest en al op elektriciteit produceren. Zij
                     krijgen nu te maken met een hele forse lastenstijging. Als we deze bedrijven willen
                     elektrificeren, dan moeten we het misschien niet zo duur maken. Wat wilt u hier dus
                     mee bereiken en hoe ziet u dat gelijke speelveld?
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Erkens. De SP-fractie is bij blok 2 niet aanwezig, maar bij blok 3 wel
                     weer. Dat betekent dat we voor nu doorgaan naar de bijdrage van de heer Van Weyenberg,
                     namens D66.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit meteen even aan op de glastuinbouwvraag van collega
                     Erkens. Met name de vraag over de relatie tussen kolenproductie en gasproductie is
                     natuurlijk pregnant. Daar ging het net ook in een interruptiedebat over. Ik sluit
                     me dus graag bij die vraag aan. Dat zou een soort pervers effect zijn, dat volgens
                     mij niemand wil, los van hoe je verder in dit onderwerp staat. In generieke zin zijn
                     wij voor het afschaffen van vrijstellingen, maar deze vraag zag op een negatief potentieel
                     bijeffect dat, lijkt mij, ook niet door de wetgever beoogd is. Graag dus een reactie
                     van de Staatssecretaris daarop.
                  
Ik zou hem willen vragen om ook de nota van wijziging nog iets meer toe te lichten.
                     Ik zeg eerlijk dat ik hier iemand vervang, maar ik vond dat de nota van wijziging
                     een relatief summiere toelichting had. Is mijn conclusie nou de juiste? Die is namelijk
                     dat de nota er vooral is om de relatief kleinere glastuinbouwbedrijven te helpen,
                     die een hoger tarief betalen door de degressiviteit. Dat is hoe ik het heb begrepen.
                     Graag ontvang ik gewoon nog even iets meer toelichting op wat er nou precies wordt
                     beoogd met deze nota van wijziging. Daarbij zag je overigens, wat mij betreft, wel
                     weer precies het effect van degressieve tarieven en hoe verstorend die kunnen uitwerken.
                  
Voorzitter. Dat brengt mij in meer algemene zin bij de insteek van deze wetsvoorstellen
                     voor samen iets van een kleine 700 miljoen, zei collega Van der Lee. In totaal heeft
                     het kabinet daarmee ongeveer voor 6 miljard aan fiscale vrijstellingen beperkt, want
                     een aantal is natuurlijk ook al eerder langs de Kamer gegaan. Denk aan de vliegbelasting,
                     een CO2-minimumprijs en de minder degressieve tarieven voor aardgas. We hebben nu eindelijk
                     een goed overzicht van deze fossiele subsidies: die liggen tussen de 40 miljard euro
                     en de 46,5 miljard euro. Ik was daar extra blij mee, omdat ik hier samen met collega's
                     Klaver en Kuiken ook een motie over had ingediend. Het heeft, tot mijn lichte frustratie,
                     best wel lang geduurd om dit overzicht te krijgen, maar nu kregen we ook wel iets
                     heel gedegens. Hier was geduld dan toch wel een schone zaak.
                  
Tegelijkertijd ben ik blij met het aannemen van de motie-Kröger, Boucke en Teunissen
                     over een concreet afbouwpad. Uiteindelijk wil je namelijk van deze fiscale vrijstellingen
                     af. Dat doe je natuurlijk graag zo veel mogelijk internationaal. Aan sommige zaken
                     wordt ook gewerkt. Een aantal zaken kunnen we zelfs niet nationaal doen. Daarom hebben
                     wij ook al twee moties ingediend. Die zijn gelukkig allebei aangenomen. Ik dank de
                     collega's daarvoor. Een motie gaat erover om dit richting de klimaatconferentie tot
                     een speerpunt van de Nederlandse diplomatie te maken. De andere motie, die ik bij
                     de Financiële Beschouwingen heb ingediend, vraagt om juist ook met de Europese Commissie
                     in gesprek te gaan. Wij hebben weer eenzelfde Klimaatcommissaris. Misschien kan de
                     Commissaris die er nu zit, ervoor zorgen dat we extra stappen gaan zetten waar Europese
                     regels de aanpak van fossiele subsidies in de weg staan. Dat lijkt me dringend nodig.
                     Hoe meer we dat internationaal doen, hoe makkelijker het natuurlijk gaat, want dan
                     heb je geen speelvelddebat. Dat mag volgens mij nooit een excuus zijn om dingen die
                     moeten niet te doen, maar hoe meer we samenwerken, hoe liever het mij is. Ik hoor
                     dus graag hoe die moties nu eigenlijk in de praktijk worden gebracht, ook deze week,
                     richting de klimaattop.
                  
Voorzitter. Van de voorstellen die voorliggen, zou ik er nog één specifiek willen
                     benoemen. Dat is misschien van een andere ordegrootte dan een aantal van de grote
                     wetten die we hier behandelen, maar de uitvoering van de motie van onder meer mijn
                     partij om ov-abonnementen makkelijker te verstrekken aan werknemers zit ook in dit
                     pakket. Ik wilde toch zeggen dat ik daar blij mee ben, ook omdat dat gewoon helpt
                     en we op dit verduurzamingsdossier alles nodig hebben: grotere maatregelen, maar misschien
                     ook af en toe wat meer specifieke maatregelen.
                  
Ik heb nog twee punten waar ik aandacht voor wil vragen. Het eerste is de degressiviteit
                     van de grootverbruikerstarieven voor gas. Er ligt een amendement, dat ik samen met
                     collega Hammelburg heb ingediend, om in de hoogste twee schijven de energiebelasting
                     te verhogen en daarmee de belastingvermindering te verhogen. Daardoor houden huishoudens
                     rond de € 45 per jaar extra over door een lagere energierekening. Ik vind dat een
                     interessante vorm, omdat je dan af bent van problemen met blokaansluitingen. Mijn
                     vraag aan de Staatssecretaris is dus: is hij het met D66 eens dat die belastingvermindering
                     een goede vorm is om iets te doen aan de energierekening, omdat je dan relatief weinig
                     uitvoeringsproblemen kent en ook alle huishoudens kunt bereiken? Graag een reflectie
                     daarop, even los van wat hij vindt van de beleidskeuze om dat te betalen door grootverbruikers
                     extra te belasten.
                  
De voorzitter:
Meneer Grinwis heeft daar een vraag over.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog los van de definitie van fossiele subsidie: we hebben een interessant rapport
                     van het PBL en het CPB gehad, waarin zij kiezen voor een andere route dan SOMO en
                     het kabinet door gewoon te kijken naar het beprijzingstekort op het gebied van klimaat.
                     Dat lijkt mij overigens een iets robuustere methode dan iets doen met het verschil
                     tussen hoog en laag. Maar oké, de heer Van Weyenberg kiest ervoor om het hoogste belastingtarief
                     nu als uitgangspunt te nemen in de discussie over fossiele subsidie. Waarom pleit
                     hij hier dan toch voor een afdrachtvermindering en niet gewoon voor een lagere eerste
                     schijf in de energiebelasting? Dat is beter uitlegbaar, want niemand in Nederland
                     begrijpt waarom de belasting op aardgas hier de hoogste van de wereld is, en je lost
                     ook een probleem op in de discussie over fossiele subsidie.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat laatste vind ik wel ingewikkeld, want dat wordt een beetje teaching to the test.
                     Dan ga je beleid maken puur omdat het beter is in een model. Daar ben ik tegen. Ik
                     heb de heer Erkens, met wie ik het op dit onderwerp vaak niet helemaal eens ben, één
                     terecht ding horen zeggen, namelijk dat het afschaffen van het lage tarief van de
                     energiebelasting volgens die definitie heel goed zou zijn voor het klimaat. Ik denk
                     dat we het allemaal met elkaar eens zijn dat dat niet zo is. Ook de heer Grinwis is
                     het daarmee eens. Dus als u het goedvindt wil ik, los van de definities, vooral dingen
                     doen die goed zijn voor het klimaat en die werken.
                  
Dan kun je nog steeds zeggen: waarom kies je dan niet voor die eerste schijf? Ik heb
                     zelfs samen met de heer Grinwis een amendement ingediend om een nieuwe nulschijf of
                     bijna-nulschijf in te voeren voor de eerste 1.200 of 1.000 kuub gas van een huishouden.
                     In mijn optiek en die van mijn fractie was dat ook echt een instrument voor als de
                     prijzen weer zouden exploderen. Ik zie de heer Grinwis knikken; ik weet dat dat ook
                     voor hem primair zo was. Ik had ons amendement op twee manieren kunnen invullen. Ik
                     had het tarief in de eerste schijf kunnen verlagen – dat hebben we ook serieus overwogen
                     – of kunnen kiezen voor de belastingvermindering. Die belastingvermindering heeft
                     twee voordelen, vind ik zelf. Het eerste is dat die op geen enkele wijze een negatief
                     CO2-effect heeft. Ik geef toe dat het maar een klein ding is, maar in theorie is dat
                     wel het geval als je wat aan de eerste schijf doet. Het tweede is dat we hebben gezien
                     hoe ingewikkeld het is om sommige groepen huishoudens te bereiken. Ik had net bijvoorbeeld
                     een discussie over blokaansluitingen met de heer Omtzigt, die hier overigens vaak
                     terecht aandacht voor vroeg. Mijn beeld is dus ook dat dit voor de Belastingdienst
                     uitvoerbaarder is en dat je hiermee eerder alle huishoudens een financiële steun in
                     de rug kunt geven. Dat was de achtergrond. Het was dus kiezen tussen twee goeden,
                     en dan leek deze me nog net iets beter.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u, voorzitter. Ik praat ook graag met collega's door over dat amendement. Ik
                     heb gezien dat andere partijen ook amendementen hebben ingediend. In het amendement
                     dat de CDA-fractie heeft ingediend, werd het eerst nog met de transitpassagier betaald.
                     De heer Bontenbal had dat bij de Politieke Beschouwingen ook aangekondigd. Maar volgens
                     mij zitten we hier allemaal nog wel te zoeken of we iets kunnen doen met een steuntje
                     in de rug rondom de energierekening. Daar praat ik graag met collega's over verder,
                     want ik zit in de politiek om dingen te veranderen, niet om mijn eigen gelijk te halen.
                     Het gaat om het resultaat. Als de heer Erkens het daarover graag met mij eens is,
                     is dat des te beter, zeg ik even naar aanleiding van zijn reactie buiten de microfoon
                     net.
                  
Voorzitter. Het tweede punt waar ik vandaag aandacht voor wil vragen, gaat over de
                     leidingwaterbelasting. De belasting op leidingwater wordt geheven tot een jaarlijks
                     verbruik van 300 kuub leidingwater. Dus bijna alle Nederlandse huishoudens en de meeste
                     mkb'ers betalen over hun volledige leidingwaterverbruik die leidingwaterbelasting.
                     Grote bedrijven in de industrie en bijvoorbeeld ook in de landbouw hebben een veel
                     hoger waterverbruik, maar vanaf 300 kuub betalen ze geen belasting meer. Het is een
                     extreem voorbeeld van degressieve tarieven bij iets wat misschien niet leidt tot meer
                     CO2-uitstoot, maar ook water is een schaars goed, en schoon water helemaal. Je zou dit
                     een «verspilsubsidie» kunnen noemen. Nou wordt dat water natuurlijk voor allerlei
                     dingen gebruikt, maar het feit dat het op een gegeven moment niet wordt belast als
                     je ergens meer van gebruikt, blijf ik eigenlijk wel een hele wonderlijke vorm vinden.
                     Wij zijn dus bezig met een amendement. Dat is nog in voorbereiding, want ik snap ook
                     dat de amendementenservice niet duizend dingen tegelijk kan. Ik wil hen hier overigens
                     graag bedanken voor al het goede werk dat ze voor ons doen deze weken. Wij denken
                     dat het afschaffen van die vrijstelling jaarlijks ongeveer 90 miljoen euro oplevert.
                     Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of hij dat kan bevestigen. Wij hebben even
                     nagedacht over wat je met dat geld zou willen doen. Mijn fractie zou willen voorstellen
                     om dat te gebruiken om juist bedrijven die echt willen verduurzamen, extra steun te
                     geven. Dus deze keer gaan we het niet gebruiken om burgers minder te laten betalen
                     – daar ben ik ook voor – maar juist om verduurzaming te stimuleren in het bedrijfsleven.
                     Dus dat amendement hebben wij in voorbereiding.
                  
Voorzitter, dat was het einde van mijn bijdrage.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben heel benieuwd naar het amendement, want dat klinkt mij allemaal heel verstandig
                     in de oren. Ik wil wel een suggestie doen voor de besteding daarvan. Want als ik me
                     goed herinner, heeft de Staatssecretaris uitvoerig bij de Algemene Financiële Beschouwingen
                     beargumenteerd dat er structureel nog 72 miljoen tekortkomt voor een taakstelling
                     in de vermogenssfeer. Dat gaat over het doorvoeren van een lastenverzwaring. Die is
                     nu verhaald op de placeholder, namelijk de inkomstenbelasting. Ook dat zou misschien
                     een hele goede bestemming zijn voor het geld dat de heer Van Weyenberg met dit amendement
                     zou kunnen ophalen. Wil hij daar ook even over nadenken?
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik denk altijd graag overal over na. We hebben er overigens in ons eigen amendement,
                     dat wij samen hebben ingediend, voor gezorgd dat we in de box 2-tarieven fors wat
                     doen, dus in die zin hebben we daar al ergens een andere dekking voor gevonden. Maar
                     met enige regelmaat dien ik amendementen in die winsten belasten en vermogens terugsluizen
                     naar burgers. Daar ben ik vaak voor, bijvoorbeeld bij het amendement over de energiebelasting.
                     Maar hier vind ik het ook wel interessant om juist bedrijven die hun best willen doen,
                     een steun in de rug te geven. Dus ik zou zeggen, dan doen we dit in het amendement
                     dat ik al samen met de heer Van der Lee heb ingediend: we laten het ten goede komen
                     aan huishoudens. In het amendement rond de energiebelasting, dat ik heb ingediend
                     met collega Hammelburg, gaat het naar een lagere energierekening voor huishoudens,
                     en overigens ook voor kleine bedrijven met een gewone aansluiting. Ik noem het even
                     huiselijk «gewone aansluiting»; dat heet anders in het jargon. En hier zou ik me kunnen
                     voorstellen – maar ik luister graag naar de collega's – om juist ondernemers te ondersteunen,
                     bijvoorbeeld in de EIA. Maar ik ben aan het amendement bezig, dus ik luister naar
                     alle suggesties, want ook hiervoor geldt weer dat het resultaat telt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Dan heeft de heer Dassen nog een vraag voor u.
De heer Dassen (Volt):
Wij hebben zojuist ook hierover een amendement ingediend, dus wellicht kunnen we samen
                     optrekken om ervoor te zorgen dat dat beter wordt. Het zou inderdaad mooi zijn als
                     die vrijstelling helemaal wordt kwijtgescholden.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Met excuses, maar dat had ik oprecht nog niet gezien. Ik ga daarnaar kijken. Ik moet
                     nog even kijken. We hebben ooit samen mooie dingen voor de schoollunches gedaan, zeg
                     ik tegen de heer Dassen, dus dat smaakt naar meer.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van der Lee, het woord is aan u.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geleerd dat het verstandig is in de politiek om als
                     een geduldig mens over te komen, maar ik ben niet altijd even geduldig. Als het gaat
                     om frustraties, waar de heer Van Weyenberg over sprak, dan heb ik er ook wel eentje,
                     en die ligt op het punt van fossiele subsidies. Ik heb in januari 2018 een motie ingediend,
                     trouwens medeondertekend door de heer Jetten, waarin gevraagd werd aan het kabinet
                     om te inventariseren wat de omvang was van subsidies en fiscale prikkels op fossiele
                     terreinen die de aanpak van de opwarming frustreren, en de vraag gesteld om met een
                     afbouwpad te komen daarvoor. We leven nu bijna vijf jaar later, en nu blijkt het om
                     het tienvoudige te gaan van het bedrag waar de heer Wiebes destijds mee kwam. Die
                     kwam toen met 4,5 miljard. En nu is het al voorbij de 40 miljard, waarbij je wel kunt
                     discussiëren over de berekeningen; maar dat het veel is, dat is evident. En een helder
                     afbouwpad voor al die activiteiten is er ook nog niet. Het is dus goed dat er een
                     aantal stappen zijn gezet, waarvan we er vandaag ook weer een aantal bespreken. Maar
                     zoals ik in het begin al zei en in de interruptie: als je kijkt naar de financiële
                     impact, de omvang van wat nu wordt afgebouwd, dan telt dat op tot 650 miljoen in 2035.
                     Ja, dat is niet heel veel. Er wordt geschermd met best wel een ernstige impact in
                     sommige analyses en zeker in het debat daaromheen, dus ik vraag me wel af hoe we dat
                     moeten appreciëren. Ik ben ook wel benieuwd hoe het kabinet dat apprecieert, want
                     het zijn toch vrij kleine stapjes waarin wordt afgebouwd. Dat roept bij mij de vraag
                     op of die stapjes niet te klein zijn om het voldoende rendabel te maken om snel investeringen
                     te doen in de verduurzaming. Dat is meer in algemene zin.
                  
Dan wil ik verder ingaan op de specifieke maatregelen. Ik vind eigenlijk dat ondernemers
                     al erg veel tijd hebben gehad om zich op een afbouw voor te bereiden, bijvoorbeeld
                     gelet op de motie die vijf jaar geleden is aangenomen maar ook het publieke debat
                     hierover. We kunnen ons gewoon geen uitstel veroorloven. Natuurlijk moeten we voorkomen
                     dat bedrijven nodeloos failliet gaan, maar onnodig uitstelgedrag belonen willen we
                     echt voorkomen. De impactanalyses die de Minister heeft meegestuurd, laten niet zien
                     dat een langzame afbouw van alle maatregelen strikt noodzakelijk is. Waarom kiest
                     het kabinet er niet voor om maatregelen meer direct te laten ingaan?
                  
Het kabinet kiest voor het beperken van de inputvrijstelling voor de energiebelasting
                     op gas. In een van de met het Belastingplan meegestuurde impactanalyses staat dat
                     het afschaffen van deze inputvrijstelling kan leiden tot meer CO2-uitstoot omdat centrales in andere landen minder efficiënt zijn dan de Nederlandse.
                     Geldt dit ook voor de situatie waarin de inputvrijstelling niet wordt afgeschaft maar
                     slechts wordt beperkt, zoals het kabinet voorstelt? Waarom kiest het kabinet niet
                     voor afschaffen van de inputvrijstelling voor kolen? Daar hadden we het al over. Uit
                     de impactanalyse blijkt immers duidelijk dat dat zou leiden tot minder CO2-uitstoot. Dat is ook logisch, want daardoor zou elektriciteit uit kolen relatief
                     duurder worden ten opzichte van elektriciteit uit andere bronnen. Staat het kabinet
                     positief tegenover amendementen om deze vrijstelling alsnog af te schaffen? Wij werken
                     trouwens nog aan een heel boeiend amendement, maar er waren zo veel amendementen in
                     productie dat dit nog niet klaar is. De collega's houden het echt nog tegoed.
                  
De voorzitter:
Voor u verdergaat, heeft meneer Erkens een vraag over wat u net vertelde.
De heer Erkens (VVD):
Het is dezelfde vraag die de heer Van der Lee ook aan mij stelde. Volgens mij delen
                     we dat die perverse prikkel tussen gascentrales en kolencentrales voorkomen moet worden.
                     Alleen, in de brief van het kabinet over de inventarisatie van de fiscale vrijstellingen,
                     de fossiele subsidies, geeft het aan dat deze vrijstelling interfereert met de lopende
                     rechtszaken bij een verbod op kolen. Het gaat hier om 79 miljoen per jaar. Deze vrijstelling
                     zou vanzelf wegvallen in 2030, wanneer de centrales dichtgaan. Het kabinet geeft aan
                     dat dit die rechtszaken kan verstoren en het gaat om miljardenbedragen. Moeten we
                     dan niet naar een andere oplossing zoeken om die perverse prikkel inderdaad uit het
                     systeem te krijgen dan de afschaffing van deze vrijstelling? Volgens mij wil hij ook
                     niet dat we miljarden moeten overmaken aan die kolenboeren.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Op zich snap ik de vraag. Maar alles wat je nu doet, interfereert met die rechtszaken.
                     De zaken die gewonnen zijn, laten zien dat er een hele goede argumentatie was waarom
                     er is ingegrepen. Deze maatregel is niet sec gericht op kolen. Het is een maatregel
                     die op alle fossiele brandstoffen zou worden gericht, namelijk zowel gas als kolen.
                     Ik denk dat je dat goed zou kunnen verdedigen in de rechtszaken die aanhangig zijn.
                     Dat is natuurlijk een inschatting. En ik snap juristen. Die willen ieder risico vermijden.
                     Natuurlijk zeg je dan: ja, dit is weer een extra aspect; dit verzwakt onze case, dus
                     laten we het risico maar niet nemen. Maar ik zie eigenlijk niet in hoe je de perverse
                     prikkel die je nu introduceert, op een andere manier zou kunnen wegnemen. Als de heer
                     Erkens daar een heel goed voorstel voor heeft, dan wil ik daar best naar luisteren.
                     Maar linksom of rechtsom treft het toch weer de kolencentrales. Dan kun je ook weer
                     zeggen dat dat interfereert met de rechtszaken. Ik blijf openstaan voor een alternatief,
                     maar ik zie ’m eerlijk gezegd niet. De maatregel is niet ontstaan om sec kolen uit
                     te faseren maar om in brede zin fossiele prikkels af te bouwen. En dan denk ik dat
                     die verdedigbaar is.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Over de vrijstelling van de oliebelasting voor elektriciteitsopwekking is niks te
                     vinden in het Belastingplan en ook niet in de impactanalyses. Heeft het kabinet overwogen
                     deze vrijstelling af te schaffen? Waarom heeft het kabinet dit niet gedaan? Wat zouden
                     de consequenties zijn van het afschaffen hiervan?
                  
Het kabinet heeft een lange lijst opgeleverd van de fossiele subsidies. Het lijken
                     vooral belastingvrijstellingen en -verminderingen te zijn. Wat opvalt is dat het kabinet
                     maar op een paar maatregelen van deze lijst stapjes zet. Komen de andere regelingen
                     allemaal niet in aanmerking voor afschaffing of tenminste afbouw? Is dit vanwege de
                     demissionaire status nog niet gebeurd? Of mogen we ervan uitgaan dat er wel hard aan
                     gewerkt wordt om dit voor te bereiden, mocht een nieuwe coalitie in een komend regeerakkoord
                     die stappen ook willen zetten? Diesel is bijvoorbeeld relatief goedkoop, vergeleken
                     met benzine. De impactanalyse laat zien dat verhoging van de accijns geld oplevert
                     en leidt tot minder CO2-uitstoot. Het kabinet heeft een uitgebreide impactanalyse meegestuurd over de accijnsvrijstelling
                     voor bunkerbrandstoffen. Daaruit blijkt dat het afschaffen van deze accijnsvrijstelling
                     voor de binnenvaart en kustvaart niet alleen geld zou opleveren, maar ook tot lagere
                     CO2-uitstoot zou leiden. Is het mogelijk deze accijnsvrijstelling alleen voor binnenvaart
                     en kustvaart af te schaffen en, zo ja, heeft het kabinet dit overwogen?
                  
Uit de meegestuurde impactanalyse blijkt ook dat het afschaffen van de vrijstelling
                     van de gasbelasting voor niet-energetisch gebruik van gas op termijn kan bijdragen
                     aan het aantrekkelijk maken van alternatieve productiemethoden. Waarom heeft het kabinet
                     ervoor gekozen om deze maatregel niet te nemen? In alle verschillende berekeningen
                     komt de degressiviteit in de energiebelasting, met name op gas, als een van de grootste
                     fossiele subsidies naar voren. Die degressiviteit in een keer afschaffen zou waarschijnlijk
                     financiële problemen veroorzaken bij veel energie-intensieve bedrijven. Juist daarom
                     moeten we nu al beginnen met een afbouwtraject, want nog langer wachten maakt het
                     straks alleen maar moeilijker. We moeten bedrijven nu stimuleren om te verduurzamen
                     en daarbij ook duidelijkheid bieden over hoe de toekomst eruit zal zien. Is het kabinet
                     het hiermee eens? En waarom heeft het kabinet hier geen voorstel voor gedaan?
                  
Ik sprak al over de totale budgettaire opbrengst. Dat ga ik nu niet herhalen.
Natuurlijk is er naast de fossiele subsidies ook sprake van een emissiehandelssysteem,
                     het ETS, dat ervoor moet zorgen dat bedrijven verduurzamen. We weten alleen dat het
                     systeem niet perfect werkt en ons geen garantie biedt dat het verduurzamen van industrie
                     en vervoer ook echt gaat plaatsvinden in de komende jaren, al is het maar omdat er
                     heel veel gratis rechten zijn en helaas ook nog best veel sectoren uitgezonderd zijn.
                     Daarom pleiten wij dus voor het nu afschaffen van zo veel mogelijk fossiele subsidies,
                     net als heel veel collega's. Ik heb het overzicht niet meer over alle amendementen
                     op dit terrein. Ik hoop ze de komende dagen goed naast elkaar te kunnen leggen, maar
                     ik verwacht ook dat het kabinet hier met een extra stap gaat komen.
                  
Het is logisch dat we niet in een keer tientallen miljarden aan lastenverzwaringen
                     kunnen doorvoeren. Daar zullen wij ook niet voor pleiten. We zullen laten zien in
                     onze doorrekening hoe we op een aantal terreinen stapsgewijs een en ander willen afbouwen.
                     Ik hoop dus dat het kabinet ons maandag in positieve zin zal verrassen als het gaat
                     om de verdere afbouw.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik heb nog een vraag over de glastuinbouw, want de fiscale maatregelen daarvoor staan
                     ook op de agenda. Hoe kijkt GroenLinks-PvdA überhaupt naar de toekomst van de glastuinbouw
                     in Nederland?
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat is een goede vraag. Ik denk dat deze vorm van landbouw, die superintensief, hoogtechnologisch
                     maar ook zeer energie-intensief is, een beperkte toekomst heeft, tenzij die erin slaagt
                     om de energievoorziening te verduurzamen. Daar hebben we al best veel op ingezet,
                     bijvoorbeeld als het gaat om het stimuleren van warmtekrachtkoppeling en geothermie.
                     Ik ben bereid om mee te werken, om daar maximaal op in te zetten om hun nog een toekomst
                     te geven. Maar wat we denk ik te veel hebben gedaan... Dan spreek ik nu weer even
                     als iemand die al in 1989 begonnen is voor mijn partij. Als we toen, dus echt al heel
                     wat jaren geleden, de stappen hadden gezet, dan hadden we daar al enorme stappen in
                     bereikt. Omdat we het elke keer maar uitstellen met hetzelfde argument, zitten we
                     nu met een opwarming die nog veel harder gaat dan de onderzoekers hebben laten zien.
                     Dit jaar is waarschijnlijk het warmste jaar ooit gemeten, voorbij de anderhalve graad
                     opwarming in 2023. Ja, dan moeten we harde keuzes maken. Ik zeg niet dat alle glastuinbouw
                     uit Nederland moet, helemaal niet, maar we moeten wel zo maximaal mogelijk aan de
                     wind varen om hen onder druk te zetten. Daarom vind ik de stappen die op dit punt
                     zijn gezet door het kabinet zeer legitiem. Ik snap wel dat er partijen zijn die denken
                     dat dit te hard gaat en dat dit consequenties kan hebben, maar leer dan eens een keer
                     van het verleden. Doordat we dit in het verleden niet hebben gedaan, lopen we achter
                     met het bereiken van doelen en slagen we er niet in die opwarming tijdig te keren.
                  
De voorzitter:
Meneer Erkens, in tweede instantie.
De heer Erkens (VVD):
Wanneer u begint over 1989, denk ik: toen was ik nog niet eens geboren. Ik zal meestal
                     dus graag putten uit de wijsheid die u meebrengt in dit debat, maar ik heb wel de
                     volgende vraag. Volgens mij delen we het doel dat de sector moet verduurzamen. De
                     sector heeft zelf gezegd: in 2040 zijn wij klimaatneutraal en in 2030 halen we 4,2
                     megaton. Dat is best scherp aan de wind zeilen. Ik ben heel benieuwd of u, als u die
                     keuze krijgt, het risico neemt dat de sector massaal weglekt naar het buitenland,
                     waarmee de CO2-emissie misschien in andere landen plaatsvindt of in andere vormen van landbouw waar
                     we ons voedsel dan vandaan halen, of dat u dan zegt dat we nog veel meer moeten inzetten
                     op het mogelijk maken van die verduurzaming. Een voorbeeld daarvan: in Noord-Limburg
                     en de regio daaromheen is aardwarmte op dit moment nog steeds niet toegestaan als
                     techniek. Zouden we dat dan niet mogelijk moeten maken? Want anders ga je een deel
                     van de industrie, van de sector, wel naar het buitenland brengen.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
We hebben een gedeeld verleden als klimaatwoordvoerder. Ik ben al heel lang voor het
                     toestaan van dit soort technieken. Aardwarmte is een belangrijk onderdeel van de energiemix
                     voor de toekomst. Daar ben ik het absoluut mee eens, maar dat doet niet af aan het
                     punt dat je wel serieus vragen moet stellen in een wereld waar opwarming plaatsvindt
                     maar waar ook plekken zijn waar je onder betere omstandigheden dan in Nederland bepaalde
                     producten kunt kweken: zou je dat nog op zo'n energie-intensieve manier in Nederland
                     moeten doen als je er niet in slaagt om die energievoorziening versneld te verduurzamen?
                     We staan voor die afweging en daar lopen we heel vaak voor weg. Mijn partij wil dat
                     niet meer en vindt het goed dat het kabinet nu zelf tot het inzicht is gekomen dat
                     je juist ook op dit terrein extra stappen moet zetten.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De heer Van der Lee begint eigenlijk vanuit de «het glas is halfleeg»-benadering,
                     maar is de glastuinbouw in Nederland niet bij uitstek dé sector die eigenlijk volledig
                     kan verduurzamen en zowel zijn warmte als zijn elektriciteit volledig uit duurzame
                     bronnen kan halen? Als je kijkt naar het grotere plaatje van de klimaatverandering,
                     waarbij er in Zuid-Europa steeds meer gebrek is aan zoet water en men steeds meer
                     last heeft van droogte, en naar de verhouding tussen input en output van de glastuinbouw,
                     zie je dat de glastuinbouw misschien wel een van de meest efficiënte of dé meest efficiënte
                     vorm van tuinbouw of landbouw in de wereld is. Die zullen we in de toekomst nog heel
                     hard nodig hebben, zeker als je ziet hoeveel goede producten we per vierkante meter
                     halen. Is ook dat niet wat waard, ook in de context van klimaatverandering en de wereldwijde
                     gevolgen daarvan voor beschikbare landbouwgrond met voldoende zoet water?
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik kan ook niet in de toekomst kijken. Ik zie wel dat ook door de klimaatverandering
                     weer andere gebieden vrijkomen in de wereld die voorheen niet geschikt waren voor
                     landbouw, omdat door de opwarming bijvoorbeeld permafrost verdwijnt. Je ziet een hele
                     mondiale verschuiving in termen van waar je in de toekomst bepaalde landbouw kunt
                     realiseren. Het kan zijn dat u er gelijk in hebt dat dit zich niet snel genoeg ontwikkelt
                     en dat het belangrijk is om hoogtechnologische glastuinbouw te verzekeren. Ik heb
                     wel een kanttekening bij de daaronder liggende assumptie dat het mogelijk zou zijn
                     om alle glastuinbouw snel te verduurzamen, want dat hangt ook weer af van de locatie.
                     Als je geothermie wil inzetten, is dat heel cruciaal, maar geothermie kun je niet
                     op iedere plek ontsluiten. Dat is nu in kaart gebracht, volgens mij onder leiding
                     van de Gasunie. We weten ongeveer waar het wel kan en waar het niet kan. Een glastuinbouwbedrijf
                     op een locatie waar geen alternatieve energievoorziening voorhanden is, is dan, denk
                     ik, moeilijk houdbaar. Daar zal dus ook een transitie moeten plaatsvinden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Meneer Omtzigt heeft een punt van orde omtrent de
                     volgorde van sprekers.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik zou toestemming willen vragen om iets eerder te mogen spreken omdat ik straks in
                     het plenaire debat zit.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat daar geen bezwaar tegen is. Dat betekent dat ik meneer Omtzigt het woord
                     geef voor zijn termijn in dit blok.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter, en dank jullie wel, collega's. Na goed bestuur en bestaanszekerheid
                     gaan we rechtstreeks naar de maatregelen in de glastuinbouw. Ik dank de Staatssecretaris
                     voor de nota van wijziging en ik dank de collega's omdat ze mij daarop hebben gewezen,
                     maar ik werd wel getroffen door het uitermate interessante rode blokje in de nota
                     naar aanleiding van het verslag over de stijging van de energiekosten. Als ik het
                     goed begrijp, is dat blokje nog voor de nota van wijziging opgesteld, dus moet ik
                     dat interpreteren met de oude parameters. Zou het mogelijk zijn dat de regering een
                     update stuurt van dat blokje geïnterpreteerd met de nieuwe parameters? Als de lastenstijging
                     van een radijsteler 353% bedraagt in 2030, die van een tomaatteler 2.188% en die van
                     een paprikateler 1.151%, dan hebben we wel een probleem. Dat probleem zit hem erin
                     dat ze gewoon de grens over gejaagd kunnen worden. De regering geeft zelf toe dat
                     de evaluatie van de energiebelasting uitgevoerd door CE Delft laat zien dat er in
                     België een vrijstelling is voor het gebruik van gas en elektriciteit in de tuinbouw
                     en dat Duitsland verlaagde tarieven hanteert. Als wij de volle mep in rekening gaan
                     brengen – dat is dus de volle Nederlandse mep – hebben we dan nog iets wat ook maar
                     enigszins op een gelijk speelveld lijkt? Ik kijk naar de heer Van Weyenberg, maar
                     meer vanwege zijn nationaliteit dan vanwege zijn politieke kleur. Klopt het dat we
                     met dit wetsvoorstel eigenlijk bevorderen dat het Westland straks in West-Vlaanderen
                     ligt? Want dat is wat zou kunnen gebeuren.
                  
Hoe reflecteert de regering op de zorgen van Glastuinbouw Nederland dat de verwachting
                     is dat de maatregelen een einde maken aan de kleinere, de middelgrote en de extensieve
                     familiebedrijven? Die stonden als voorbeeld genoemd. Zou het dan kloppen dat het voor
                     de helft van de telers onrendabel wordt om tomaten, komkommers, aardbeien, ander zacht
                     fruit, bloemen of planten te telen? Ik vraag dit temeer omdat de regering ook zelf
                     stelt dat kleine en middelgrote glastuinbouwbedrijven harder worden geraakt door de
                     maatregelen dan de grote glastuinbouwbedrijven. Ik zeg hier wederom: ik snap dat het
                     op termijn – ik kijk hierbij naar de heer Van der Lee – echt wel wenselijk is om inderdaad
                     meer in de volle grond te telen en hier dus minder fossiele brandstoffen voor te gebruiken.
                     Maar deze snelheid en deze hoogte zouden eerder tot een verplaatsing kunnen leiden
                     dan tot een globale besparing op fossiele brandstoffen. Ik zou de regering daarom
                     ook willen vragen waarom er zo'n haast wordt gemaakt met deze wet. Is het mogelijk
                     om hier iets meer over na te denken?
                  
Dezelfde vraag heb ik over de metallurgische en mineralogische sector. Dat zijn zeer
                     energie-intensieve sectoren, waarvoor nu inderdaad een belastingvrijstelling gaat.
                     Natuurlijk kom je dan bij de vraag of je die belastingvrijstelling of sterk verlaagde
                     tarieven wilt handhaven. In een ideale wereld is het antwoord hierop gewoon nee, gewoon
                     heel simpel nee. Je wilt gewoon dat het vol in de prijs komt en dan worden de bakstenen
                     en de wc-potten een beetje duurder, omdat dit gewoon de grondstoffen zijn die je daarvoor
                     gebruikt. Dat vind ik niet het probleem. Het probleem is het weglekrisico. Zijn de
                     bedrijven in Nederland die hiervan gebruikmaken, überhaupt nog in staat om te blijven
                     concurreren als ze hier een hoge energiebelasting betalen – zoals we eerder gezien
                     hebben, is die best hoog in Nederland – en vlak over de grens niet? Waar ligt volgens
                     de Staatssecretaris het omslagpunt? Hoeveel bedrijven denkt hij dat er verdwijnen?
                  
Voorzitter. De regering introduceert de CO2-minimumheffing. Die legt enig beslag op de capaciteit van de Belastingdienst maar
                     levert per saldo niets op omdat de te verwachten ETS-prijs zich behoorlijk ver boven
                     de minimumgrens blijft ontwikkelen. Zijn we dan met symboolpolitiek bezig? Wat is
                     precies de reden dat deze maatregel toch wordt doorgezet?
                  
Voorzitter. Ook ik heb zelf een paar voorstellen op het gebied van vergroening en
                     het gelijktrekken van belasting. Ik heb daartoe drie amendementen ingediend. Het eerste
                     gaat over de oplaadinstallaties. We hebben het hier over de accijnzen op benzine en
                     diesel, maar mensen die in een elektrische auto rijden, zullen langzamerhand ook gewoon
                     accijnzen moeten gaan betalen. Accijns heet bij elektriciteit gewoon energiebelasting.
                     Vergeet niet dat veel van de elektriciteit in Nederland via duurzame bronnen wordt
                     opgewekt, maar er wordt ook nog erg veel opgewekt via gas. Als je woont waar ik woon,
                     wordt de elektriciteit uit Duitsland geïmporteerd en zou die zomaar uit een bruinkoolcentrale
                     kunnen komen. Dan is je elektrische auto niet meer zo heel milieuvriendelijk. Ik stel
                     dus voor dat we de belastingaftrek voor elektrische auto's schrappen, zodat je bij
                     de laadpalen net zo veel betaalt als gewone huishoudens.
                  
Voorzitter. Ik heb een amendement heringediend over vliegbelasting. Dat had ik vorig
                     jaar al ingediend. Dat betekent dat we kleine privéjets, dus met vier of vijf zitplaatsen,
                     ook onder de vliegbelasting brengen. Dat is een beetje wat het CDA voorstelde, maar
                     dan zonder de overstapbelasting. Ik zie dat de heer Van Raan ook de vliegbelasting
                     omhoog doet, maar die gooit ’m omhoog naar ongeveer € 600 per passagier. Dat leek
                     me nog een klein beetje aan de hoge kant. O ja, bepaalde vliegtuigen, zoals sproeivliegtuigen,
                     lesvliegtuigen of ambulancevliegtuigen, kunnen per AMvB uitgezonderd worden als de
                     regering dat wenselijk zou vinden.
                  
Voorzitter. Er zijn ook andere uitzonderingen. In het kader van de vergroening dachten
                     we dat we iedereen die moest vergroenen, dan maar een vrijstelling moesten geven.
                     Degene die mij een beetje als een graat in de keel zat, is de walstroom. Ik vind het
                     heel noodzakelijk dat schepen die aan wal liggen en zeer vervuilende brandstof gebruiken,
                     ook voor een eigen elektriciteitsopwekking, verplicht worden de stekker in het stopcontact
                     te steken wanneer ze aan wal liggen. Wat ik niet zie, is dat we gewoon per wet verplichten
                     «u mag niet stoken» en dat we ze gewoon energiebelasting in rekening brengen. Ik vind
                     het vrij bizar dat de passagiers van een cruiseschip dat in Amsterdam ligt, vrijgesteld
                     zijn van energiebelasting en de mensen die in de Bijlmer wonen en misschien een uitkering
                     hebben de volle energiebelasting betalen. Ik zie daar even de rechtvaardigheid niet
                     in.
                  
Voorzitter, tot slot. Ik ben bezig met een amendement op de youngtimers, met goed
                     overgangsrecht. Youngtimers zijn meer dan vijftien jaar oud en bovengemiddeld meer
                     vervuilend. Het lijkt me logisch om dat bijtellingspercentage wat te verhogen, zodat
                     juist de echt vervuilende auto's uit de binnenstad verdwijnen.
                  
Voorzitter, tot zover dit blokje.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Omtzigt. Dan gaan we naar de bijdrage van de CDA-fractie, bij monde
                     van mevrouw Inge van Dijk.
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In dit Belastingplan is een deel van de klimaatafspraken die
                     we afgelopen jaar hebben gemaakt, verwerkt. Voor het CDA zijn er in z'n algemeenheid
                     bij deze maatregelen een paar aandachtspunten. Mijn collega Derk Boswijk heeft vorige
                     week samen met de VVD een motie ingediend om bij de afbouw van fossiele subsidies
                     expliciet aandacht te hebben voor weglekeffecten en de impact op een gelijk speelveld
                     in onze economie. Bij de wetten die in dit blok spelen, komen die aandachtspunten
                     meermaals terug, zowel in onze inbreng als in die van een aantal anderen, te beginnen
                     bij de fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw.
                  
Voorzitter. Er is vrijdag een nota van wijziging aangeleverd om een fout in de wkk-inputvrijstelling
                     voor kleine installaties te herstellen. Dat vinden wij goed. We hebben echter wat
                     vragen over de dekking. De Staatssecretaris haalt die deels uit het versneld afbouwen
                     van de inputvrijstelling voor alle gascentrales. Maar heeft dat niet tot gevolg dat
                     elektriciteit uit aardgas duurder wordt, de stroomprijs hoger en dat Nederland meer
                     elektriciteit gaat importeren? Dan heb je juist weglek en hebben Nederlandse gascentrales
                     minder verdien- en investeringscapaciteit voor verduurzaming. Heeft de Staatssecretaris
                     ook andere dekkingsopties overwogen? De energiesector stelt bijvoorbeeld het laten
                     vervallen van de outputvrijstelling of een afgevlakt afbouwpad voor, waarbij vooral
                     de minst efficiënte gascentrales worden geraakt. De glastuinbouwsector heeft ook zelf
                     berekeningen gemaakt waarbij dekking zelfs niet nodig zou zijn. Kan de Staatssecretaris
                     in de schriftelijke beantwoording vrijdag ook ingaan op de alternatieven en berekeningen
                     van de sector? Tot welke aanpassingen in beleid of uitvoering kan de voorgestelde
                     aanpassing leiden als het aantal belastingplichtigen te veel toeneemt?
                  
In de wet is ook de afbouw van het verlaagde tarief in energiebelasting opgenomen.
                     Dat is een afspraak in de coalitie. De impactanalyses laten echter zien dat dit vooral
                     kleine en middelgrote glastuinbouwers de kop kan kosten. Mijn fractie vindt dit moeilijk
                     uit te leggen. We voelen dan ook voor het meer temporiseren van deze maatregel om
                     ook het handelingsperspectief van deze bedrijven te kunnen waarborgen. We overwegen
                     een amendement, zoals zojuist al min of meer is aangekondigd. Het langer uitsmeren
                     van de afbouw kun je opvangen met een hogere CO2-heffing, zegt ook het kabinet. Graag een reflectie van de Staatssecretaris op deze
                     route. Kan hij ervoor zorgen dat zowel kleine als grote spelers nog voldoende handelingsperspectief
                     hebben? Hoe ziet de Staatssecretaris deze dekkingsoptie nu die ook al voor de wkk's
                     worden ingezet? Of is er pas bij de nadere tariefstudie volgend jaar meer te zeggen
                     over de gewenste hoogte van de heffing om de emissiedoelen te halen? Zou dat onderzoek
                     naar voren gehaald kunnen worden, zodat we eerder weten wat de impact is? Kan de Staatssecretaris
                     ook ingaan op de afstemming met de sector over deze maatregelen? We krijgen vooral
                     signalen dat de voorstellen te veel afwijken van de convenantafspraken voor verduurzaming,
                     die eerder met de sector zijn gemaakt.
                  
Voorzitter. Dan de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit. Onderzoek
                     bevestigt de zorgen van mijn fractie, namelijk weglekrisico's bij afschaffing van
                     de vrijstelling voor metallurgische en mineralogische procedés. Landen om ons heen
                     hebben zulke vrijstellingen immers wel en we hebben nog geen Europese oplossing. Hoe
                     meet de Staatssecretaris de aanvaarbaarheid van zulke weglekrisico's en hoe prijzen
                     we deze risico's in?
                  
Voorzitter. Wij snappen de intentie om de stap te zetten naar schone en duurzame energiebronnen,
                     maar wat het CDA betreft moet er dan ook voldoende handelingsperspectief zijn. Zijn
                     er volgens de Staatssecretaris op korte termijn voldoende duurzame alternatieven voor
                     aardgas als grondstof voor bedrijven, bijvoorbeeld in de bouwkeramiekindustrie, die
                     bakstenen en dakpannen maakt, niet onbelangrijk voor de woningbouwopgave? Is er voor
                     zulke bedrijven, die ook vaak in de regio zitten, bijvoorbeeld voldoende beschikbaarheid
                     van groene waterstof of groene ammoniak, of van mogelijkheden tot afvang van procesemissies?
                     Zo niet ben ik bang dat het makkelijker is om deze producten uit België of Duitsland
                     in te voeren. Dat heeft effecten op het toekomstig verdienvermogen van de Nederlandse
                     economie en uiteindelijk de portemonnee van onze inwoners.
                  
Voorzitter, tot slot. In het voorstel zit ook een verhoging van de CO2-minimumprijs, waarbij we altijd kritisch moeten kijken naar de gevolgen voor de leveringszekerheid
                     van elektriciteit en de weglek van CO2-uitstoot. Nederland heeft geprobeerd om met andere landen afspraken te maken om gezamenlijk
                     een CO2-minimumprijs te introduceren voor de elektriciteitssector. Voor de klimaatwoordvoerders
                     is dit misschien een heel rare vraag, maar voor mij als belastingwoordvoerder is deze
                     vraag wel relevant: kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom daar bij andere
                     Europese landen onvoldoende steun voor was?
                  
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis namens de
                     ChristenUnie.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. En ook allereerst mijn dank aan de amendementenservice. Sorry
                     dat we die amendementenservice zó horendol draaien. Ik begreep dat het loket vandaag
                     sluit. Ik hoop echt dat dat vanavond pas is, en niet nu al.
                  
Dat gezegd zijnde ...
De voorzitter:
De Staatssecretaris zegt buiten de microfoon om: u bent een grote klant. Ik denk dat
                     hij met dat «u» de ChristenUniefractie bedoelt. We gaan het straks turven!
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Excuus, zeg ik via de Staatssecretaris tegen al zijn hardwerkende medewerkers. We
                     komen er nog over te spreken.
                  
Voorzitter. Ik begin met de glastuinbouw. Ik vind de glastuinbouw echt een van de
                     mooiste sectoren van ons land. Het is ook bij uitstek een sector die volledig duurzaam
                     kan en wil worden. Dat is ook het perspectief van waaruit ik spreek. Deze sector heeft
                     een fantastische rol in de wereld en vervult een hele grote rol in de clusters die
                     we hebben. Het Westland werd al genoemd. Het hele ecosysteem dat daar is ontwikkeld,
                     moeten we behouden voor de toekomst. Het heeft ook een belangrijke rol in de kennisontwikkeling
                     in de wereld, in groenteveredeling et cetera. Wil je dat allemaal behouden, dan heb
                     je een sterke primaire sector nodig, een sterke glastuinbouw, ook in de toekomst.
                     Dan moet deze sector echter wel verduurzamen. Dat zien de tuinders als eersten en
                     dat zien wij ook. De grote vraag is dan of de wetsvoorstellen die vandaag voorliggen,
                     daar echt aan bijdragen.
                  
Voorzitter. Dit is eigenlijk mijn punt in a nutshell, maar ik ga ook nog even in op
                     de techniek. Hetgeen ik zojuist zei, maakt dat ik mijn wenkbrauwen frons als ik zie
                     dat deze sector misschien wel het stevigste wordt aangepakt. De heer Omtzigt noemde
                     net al de percentages die zijn opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag.
                     Dat zijn natuurlijk geen normale lastenstijgingen; dat zijn afschrikwekkende percentages
                     lastenstijging. Ik vraag het kabinet waarom deze voedsel-, bloemen- en plantenproducerende
                     sector eigenlijk te maken krijgt met misschien wel de stevigste lastenverzwaring,
                     de stevigste maatregelen. Moeten we juist niet extra zuinig zijn op deze bedrijven,
                     ook gelet op de impact die klimaatverandering zal gaan hebben op de voedselproductie
                     in Europa? Ik noemde al de zoetwaterbeschikbaarheid in Zuid-Europa. Die gaat echt
                     grote consequenties hebben.
                  
Het is niet onaannemelijk dat deze Nederlandse sector in de toekomst steeds belangrijker
                     zal worden voor de voedselzekerheid. Er worden nu allerlei belastingmaatregelen genomen,
                     terwijl er ook een nieuwe CO2-heffing voor de sector aankomt. Daarmee zouden de klimaatambities ook gehaald kunnen
                     worden, sterker nog, op een zekerder en rechtvaardiger manier dan via de route die
                     nu voorligt. Een betere uitleg door het kabinet is dan ook nodig, vind ik. Ik zie
                     daarnaar uit, aanstaande maandag.
                  
Ik ben oprecht bang dat de snelle afbouw van het verlaagde tarief in de energiebelasting
                     de glastuinbouwbedrijven de das om zal doen voordat zij de kans hebben gekregen om
                     te vergroenen. Veel bedrijven willen wel, maar kunnen niet, simpelweg omdat ze nog
                     niet aangesloten kunnen worden op bijvoorbeeld warmtenetten dan wel omdat de aardwarmtebronnen,
                     de doubletten, nog geslagen moeten worden. Het gevaar lijkt me reëel dat dit beleid
                     ervoor zorgt dat we straks wel warmtenetten hebben, maar dat de glastuinbouwbedrijven
                     waar die netten voor bedoeld zijn als gevolg van belastingverhogingen niet meer uit
                     konden en voortijdig zijn gestopt. Dat is goed om hier te beseffen. Daarom zet ik
                     zowel de focus op die CO2-heffing, die voortvloeit uit het convenant dat met de glastuinbouw is gesloten en
                     een opvolger is voor het sectorsysteem, als op het onderscheid in de sector. De verlaging
                     van de energiebelasting of eigenlijk het afschaffen van het verlaagd tarief glastuinbouw
                     raakt vooral de wat kleinere bedrijven: de kleinere teelten, de energie-extensieve
                     bedrijven. Ik snap dat het in de benadering van Financiën een soort geaggregeerd macroverhaal
                     is, maar ik vraag echt aandacht voor het onderscheid. De instrumentenmix die wordt
                     gekozen, moet recht doen aan het onderscheid dat in de sector zit. Ik ben bang dat
                     dat niet voldoende gebeurt. Straks zijn alle kleinere bedrijven, alle energie-extensieve
                     bedrijven, alle wat kleinere teelten weg.
                  
Daarom doe ik met een amendement een voorstel. Dat amendement ligt dus nog bij amendementenservice.
                     Ik had het graag al in de beraadslaging betrokken. Het komt eraan. Ik doe met een
                     amendement het voorstel, samen met de collega's Erkens en Van Dijk, om de afbouw van
                     het verlaagde tarief te verlengen van zes naar elf jaar. Dat geeft bedrijven iets
                     meer ruimte in de transitie naar bijvoorbeeld aardwarmte en andere duurzame bronnen.
                     Wij willen de kosten hiervan dekken door een iets hogere CO2-heffing. Dat is een win-winscenario, want daarmee worden de beprijzing en de transitie
                     rechtvaardiger en wordt het ook eerlijker verdeeld naar welk bedrijf hoeveel CO2-uitstoot oplevert. Het levert dus ook meer CO2-winst op, omdat die CO2-heffing een bewezen effectiever instrument zal zijn dan het verhogen van de energiebelasting.
                  
Dan ga ik door naar de wkk's.
De voorzitter:
Nou, bijna. Eerst gaat meneer Van der Lee u nog een vraag stellen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, in politiek doen woorden ertoe en de heer Grinwis gebruikt de woorden «iets meer
                     ruimte». Ik vind van zes naar elf jaar wel iets meer dan iets. Is dat nou weer niet
                     echt een grote uitsteloperatie van veel te veel jaren?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Over alles is te spreken. De afspraak is gemaakt dat de glastuinbouw in 2040 klimaatneutraal
                     zou zijn. Ik geloof dat de uitstoot nu nog een dikke 6 megaton is; 6,2 dacht ik afgelopen
                     jaar. Dat zou in 2030 4,3 megaton moeten worden en in 2014 0 megaton. Als ik kijk
                     naar dat pad, is het logischer om de CO2-heffing, die ook in het convenant is afgesproken, tussen nu en 2040 langzamerhand
                     op te laten lopen en tot dan de verlaagde energiebelasting voor glastuinbouw te laten
                     staan. Dan zou je het afbouwen dus op zijn minst moeten verlengen naar 2040. Dan zou
                     het niet van zes naar elf, maar van zes naar zestien moeten gaan. Tegelijkertijd moet
                     je om de zoveel tijd naar Europa om weer toestemming te vragen om zo'n belastingvrijstelling
                     in de lucht te mogen houden. Dat alles overwegende denk ik dat een pad naar 2030 te
                     snel is, als je kijkt hoe snel het gaat met slaan van aardwarmtedoubletten, geothermie,
                     daarnaar boren, het aanleggen van warmtenetten, het oplossen van de capaciteitsproblemen
                     op het elektriciteitsnet et cetera.
                  
Tegelijkertijd is er wel de politieke wens, ook bij mij, om afscheid te gaan nemen
                     van fossiele fiscale voordelen. Dan vind ik een afbouw richting 2035 redelijker dan
                     richting 2030, maar 2040 hoeft van mij ook niet in zicht te komen. Daartegenover zet
                     ik dan wel een effectievere en betere CO2-heffing, zodat we daadwerkelijk die 4,3 megaton in 2030 en 0 megaton in 2040 gaan
                     realiseren, met tegelijkertijd natuurlijk stimuleringsinstrumenten, bijvoorbeeld in
                     de SDE++, om daadwerkelijk die verduurzaming mogelijk te maken. Ik denk dat dat een
                     beter systeem is, ook als je kijkt naar de kleinere bedrijven, de energie-extensievere
                     teelten, die we niet het haasje willen laten zijn van een al te drieste afbouw van
                     het verlaagd tarief glastuinbouw in de energiebelasting.
                  
De voorzitter:
Dat is een lang antwoord op een best wel korte vraag. Maar goed, u had ook nog een
                     stuk van uw inbreng tegoed, ruim een minuut, geloof ik.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Oké.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen over de beperking van de inputvrijstelling
                     voor de wkk's. In theorie is het logisch dat de wkk's een inputvrijstelling hebben.
                     Op efficiënte wijze wordt gas omgezet in elektriciteit. De warmte en CO2 die daarbij vrijkomen, worden opgevangen en gebruikt in het productieproces. In de
                     glastuinbouw leidt dit tot een energie-efficiëntie van wel 90% of meer. Die ontwikkeling
                     heeft er ook toe geleid dat inmiddels 50% van het regelbaar vermogen in Nederland
                     is opgesteld in de glastuinbouw. Het is dus een belangrijke factor, ook in onze energievoorziening.
                     Tegenwoordig zijn er echter ook nog duurzamere alternatieven dan de aardgasgestookte
                     wkk, zoals de warmtepomp en aardwarmte. Tegen die achtergrond snap ik dus ook wel
                     weer dat de inputvrijstellingen worden beperkt.
                  
Ik heb echter wel grote zorgen bij de manier waarop het kabinet dit wil doen. In eerste
                     instantie werd onderscheid gemaakt tussen wkk's die kleiner en groter waren dan 20
                     megawatt. Bij de grote installaties was er feitelijk wel sprake van een vrijstelling
                     voor warmte die wordt gebruikt in het eigen productieproces en bij de kleinere niet.
                     Dat is niet uitlegbaar. Het is op zich goed dat het kabinet dat heeft opgelost met
                     de nota van wijziging, maar ik ben minder blij met de manier waarop. De rekening wordt
                     nu neergelegd bij bedrijven die hier niets mee te maken hebben. Hoe reflecteert het
                     kabinet hierop? Volgens mij heeft het te maken met de buitengewoon grofmazige raming
                     van budgettaire effecten.
                  
De beperking van de vrijstelling van de elektriciteitsopwekking zou volgens het wetsvoorstel
                     102 miljoen euro opleveren in 2025, maar klopt dat echt? Hoe hard is die raming? Er
                     zijn ongeveer 50 belichte sierteeltbedrijven die qua energieverbruik sterk op elkaar
                     lijken. Zij betalen, als ze evenveel energie blijven gebruiken, op basis van het huidige
                     stelsel 1 miljoen euro extra belasting in 2025. Dat zou betekenen dat alleen deze
                     50 bedrijven al voor de helft van de budgettaire opbrengst van 102 miljoen zouden
                     zorgen. En dan heb ik het nog niet eens over de groenteteelt, de industrie en de ziekenhuizen:
                     allemaal organisaties die ook gebruikmaken van wkk's. Daarom de vraag: met welk gedragseffect
                     heeft de Staatssecretaris gerekend? Wat is de inhoudelijke onderbouwing van dat gedragseffect?
                  
De inzet van maatregelen was dat glastuinbouwbedrijven niet genoodzaakt zouden zijn
                     om hun activiteiten te staken als gevolg van deze maatregel. Hoe verhoudt zich dit
                     tot het gedragseffect waarmee wordt gerekend? Ik wil maar zeggen: volgens mij zien
                     wij hier een grove onderschatting van de budgettaire opbrengst. Ik verzoek de Staatssecretaris
                     dan ook om hier nog eens kritisch naar te kijken. Straks hebben we namelijk in 2025
                     een mooie meevaller op de energiebelasting, maar zijn allerlei mooie bedrijven onnodig
                     het kind van de rekening, en dan schieten we misschien onszelf weer in de voet.
                  
Dan nog een andere vraag.
De voorzitter:
Kort.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Bij de in de nota van wijziging geïntroduceerde vrijstelling voor het eigen gebruik
                     van elektra voor wkk's kleiner dan 20 megawatt gaat het kabinet uit van een bedrag
                     gebaseerd op de energetische onderwaarde van gas. Waarom is daarvoor gekozen? Klopt
                     het dat hierdoor een verschil ontstaat van circa 10% met grotere wkk's? Wat is de
                     rechtvaardiging van dit verschil? En hoe groot raamt het kabinet de kosten van toch
                     uitgaan van de energetische bovenwaarde, zoals elders in de energiebelasting gebruikelijk
                     is? Er komt een amendement aan op dit wetsvoorstel dat een soort weegmoment creëert
                     om de bijdrage van de wkk's en het regelbaar vermogen af te zetten tegen het hele
                     energiesysteem, zodat we dat niet in gevaar brengen met deze inputvrijstelling. Dat
                     moeten we gedurende de rit goed in de gaten houden, maar daarover later meer.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ben de tel kwijt van het totale aantal amendementen, dus niet per se
                     alleen van de ChristenUniefractie, maar daar komen we maandag wel weer op terug. Dank,
                     meneer Grinwis. Het woord is aan de heer Eppink namens de BBB-fractie.
                  
De heer Eppink (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga verder met de glastuinbouw. Het demissionaire kabinet
                     wil tussen 2025 en 2030 zowel het verlaagd tuinbouwtarief uitfaseren als de wkk-inputvrijstelling
                     inperken. De totale lastenstijging voor telers door alle maatregelen, ook de maatregelen
                     die al eerder op het bord van de telers zijn gelegd, stijgt van 24 miljoen euro in
                     2019 tot 730 miljoen euro in 2030. Het demissionaire kabinet ondergraaft op deze manier
                     de bestaanszekerheid, waar iedereen zo veel over spreekt, van deze sector. Groente,
                     fruit, bloemen en planten van eigen bodem worden daarmee in Nederland nog duurder.
                     De koopkracht, die je aan de ene kant probeert te verbeteren, zal met deze belastingheffing
                     weer verslechteren. Dit is een broekzak-vestzaksituatie/-operatie. In het Duits noemen
                     ze dat wel «kurieren am Symptom».
                  
Voorzitter. Als het om verduurzaming gaat, geef de sector dan ook een kans om daadwerkelijk
                     te kunnen verduurzamen. Ik herhaal nog maar een keer wat er gebeurt als gevolg van
                     de belastingmaatregelen die nu ingezet worden: de glastuinbouwbedrijven kunnen na
                     één jaar al op de rand van faillissement staan. Ik vraag me werkelijk af waarom het
                     allemaal zo snel en zo hard moet. Wat is de visie hierachter? Ik heb zojuist gehoord
                     dat de heer Van der Lee van GroenLinks-PvdA zegt: nou, er mag nog wel glastuinbouw
                     zijn, maar eigenlijk het is een beetje voorbij. Als ik kijk naar wat er in een groter
                     beeld gebeurt, dan zie ik het volgende. Boeren? Er moeten minder boeren komen. Vissers?
                     De visvloot is intussen gedecimeerd. We zien het bij tuinders, en nu begint men ook
                     met de glastuinbouw. Wat is nu in godsnaam – o, dat mag ik niet zeggen – in hemelsnaam
                     de strategie hierachter?
                  
Voorzitter. Dan stap ik over naar de appels, naar fruitsappen, om precies te zijn.
                     We hebben tijdens de AFB geprobeerd ervoor te zorgen dat fruitsappenmakers geen onterechte
                     gebruiksbelasting op de natuurlijk aanwezige suiker in appels hoeven te betalen. In
                     appels zit gewoon suiker en in sinaasappels ook. Ook daarvoor was aardig wat steun
                     te vinden, maar helaas niet genoeg. Tijdens de AFB heeft mijn fractievoorzitter de
                     toegevoegde waarde van de lokale fruitsappenmakers toegelicht, maar blijkbaar heeft
                     dit niet iedereen kunnen overtuigen. Laten we wel beseffen dat de grote producenten
                     van mineraalwater wél een uitzondering hebben gekregen op deze gebruiksbelasting.
                     Voor een veel kleinere groep lokaal producerende fruitsapmakers is blijkbaar geen
                     Kamermeerderheid te vinden die de onrechtvaardigheid van de voorgestelde maatregel
                     wil aanpakken. De facto betekent dit dat die sappen, die heel gezond zijn en waaraan
                     geen suiker is toegevoegd – het betreft gewoon natuurlijke suiker; het is geen Coca-Cola
                     – € 0,26 per liter duurder gaan worden. Het ironische is dat de bedragen die de mineraalwatersector
                     in eerste instantie moest betalen, zijn opgeteld bij dat bedrag. Dat lijkt mij moeilijk
                     uit te leggen, maar misschien kan de Staatssecretaris dat alsnog doen.
                  
De burger probeert de schade van de inflatie zo veel mogelijk in te perken, maar de
                     belastingplannen die dit demissionaire kabinet heeft, zorgen ervoor dat dagelijkse
                     producten als groente, fruit en het sap daarvan duurder worden. Ook agrarische inputgoederen
                     worden extra belast. Het btw-tarief gaat van 6% naar 21%, wat voor veel burgers betekent
                     dat voer voor kippen, duiven en paarden duurder wordt. De goedkopere eieren, als je
                     zelf kippen houdt – tot die groep behoor ik niet – kun je dan ook wel vergeten. Voor
                     BBB zijn lokale bedrijven die gezonde producten leveren, uiterst waardevol omdat ze
                     naast gezonde producten leveren ook een positieve invloed hebben op hun gemeenschappen.
                     Daarom mijn volgende vraag aan de Staatssecretaris; ik vraag om een zekere clementie,
                     maar dat doen misschien veel mensen. Als de Staatssecretaris niet bereid is om fruitsappen
                     te ontzien, kan hij dan in ieder geval toezeggen zijn best te doen om lopende onderzoeken
                     inzake dit thema te versnellen en komend jaar de impact van deze maatregel op de branches
                     te monitoren en zo nodig opnieuw te beoordelen?
                  
Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eppink. Dan zijn we toegekomen aan de bijdrage van meneer Stoffer
                     namens de SGP.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. In dit blok zijn wij, in tegenstelling tot het vorige blok, veel
                     minder te spreken over de wetsvoorstellen die voorliggen en die, zoals we zojuist
                     hoorden, grote impact hebben op de glastuinbouw, de maakindustrie en gascentrales.
                     Duizenden bedrijven krijgen niet alleen te maken met forse tariefverhogingen in de
                     tweede en derde schijf van de energiebelasting en de CO2-beprijzing, maar ook met het wegvallen van vrijstellingen en verlaagde tarieven.
                     Dan komt die klap extra hard aan, terwijl de mogelijkheden voor besparing of gebruik
                     van duurzame bronnen niet altijd direct voorhanden zijn. Laat ik het maar gewoon ronduit
                     zeggen: ik vind de voorgestelde aanpak onverstandig en ook niet eerlijk.
                  
Ik begin bij de glastuinbouw. De energielasten maken nu 10% tot 15% van de energiekosten
                     uit en dat wordt bijna 40%, de hoogste belastingdruk van alle sectoren. Ga er maar
                     aan staan. Dat kan toch gewoon niet de bedoeling zijn? Bedrijven in de glastuinbouw
                     verschillen in omvang en hebben ook te maken met verschillende schijven van de energiebelasting.
                     De afschaffing van het verlaagde tarief in combinatie met de beperking van de inputvrijstelling
                     zorgt er daarom voor dat kleine en minder energie-intensieve bedrijven relatief harder
                     geraakt worden dan de grote energie-intensieve bedrijven. Collega Grinwis refereerde
                     daar zojuist ook aan. Dat geeft deze bedrijven gewoon geen eerlijke kans. Als het
                     doel is om CO2-reductie te realiseren, dan zou het veel eerlijker zijn om dat via de sectorsystemen
                     met de CO2-heffing te doen. Dan worden alle bedrijven gelijk behandeld. Mijn vraag is of het
                     kabinet dat alsnog in overweging wil nemen.
                  
Dan de gascentrales. Kleine en grote gascentrales worden eveneens geraakt door de
                     beperking van de inputvrijstelling. Het rendement van minimaal 60% waarboven de inputvrijstelling
                     blijft gelden, zal in de praktijk niet gehaald worden. Vanwege de energietransitie
                     moeten centrales steeds meer op en af regelen. Dat gaat ten koste van het rendement.
                     Het voorstel maakt elektriciteitsproductie op basis van gas minder aantrekkelijk dan
                     die op basis van kolen, terwijl kolen veel slechter zijn voor het klimaat dan gas.
                     Ongeacht een ingroeipad of een verbod op Nederlandse kolencentrales: onze gascentrales
                     worden op achterstand gezet ten opzichte van Duitse kolencentrales. Volgens mij hoorde
                     ik de heer Omtzigt daar zojuist ook over. Die kolencentrales zijn vaak veel viezer,
                     maar behouden wel de vrijstellingen. Gascentrales hebben we gewoon hard nodig voor
                     het behoud van onze leveringszekerheid. Mijn vraag is dus: waarom wordt de maatregel
                     niet gericht op de minst efficiënte gascentrales?
                  
Dan de maakindustrie. Het afschaffen van de vrijstellingen voor metallurgische en
                     mineralogische procedés hakt er gewoon in bij de maakindustrie. Hun concurrenten in
                     omliggende landen hebben nog wel de vrijstellingen. Het raakt de productie van onder
                     meer dakpannen en isolatiemateriaal voor onze woningen. Die hebben we zo hard nodig.
                     Dat moeten we volgens mij toch niet alleen maar willen importeren? De generieke verhoging
                     van de energiebelastingtarieven en de CO2-beprijzing, geven voldoende prikkels voor verduurzaming. Dat geldt ook voor de vrijstelling
                     van de stroombelasting. Het helpt ook niet mee als die wordt afgeschaft. Mijn vraag
                     is dus eigenlijk: waarom is daarvoor gekozen?
                  
Voorzitter. Tot slot nog even de cijfers an sich. We zouden graag wat meer inzicht
                     in de cijfermatige onderbouwing willen hebben. Trinomics gaat voor de glastuinbouw
                     uit van een lastenverzwaring van 500 miljoen euro in 2030, inclusief gedragseffecten
                     en exclusief CO2-heffing. De Staatssecretaris komt op nog geen 400 miljoen, exclusief CO2-heffing, voor alle sectoren. In de nota naar aanleiding van het verslag worden verschillende
                     budgettaire opbrengsten van de beperking van de inputvrijstelling genoemd. Op de ene
                     bladzijde staat 234 miljoen euro in 2030 en op de andere 183 miljoen. Trinomics heeft
                     niet gerekend met het CPB-model waarmee het kabinet gerekend heeft. De raming van
                     de CO2-heffing was onbedoeld te laag uitgevallen. Deze onduidelijkheid over berekeningen
                     en cijfers bevalt me gewoon niet. Eigenlijk is mijn concrete vraag over die cijfers:
                     kan de Staatssecretaris voor de plenaire behandeling van volgende week een overzicht
                     naar de Kamer sturen met alle gepresenteerde getallen, waarin exact staat wat wel
                     en niet meegenomen wordt?
                  
Voorzitter, tot slot. Wij zouden graag een heroverweging zien van beide wetsvoorstellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dat betekent dat we, na de bijdrage van meneer Dassen
                     namens Volt, aan het einde zijn gekomen.
                  
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris. Het labyrint dat ons fiscale stelsel
                     is, moet simpeler. Goed dat er een overzicht is gemaakt van de fossiele subsidies,
                     en ook van de vele fiscale regelingen die ons stelsel rijk is. Het was, denk ik, geen
                     gemakkelijke taak, maar zeker een broodnodige. Dat verdient een compliment. Volt is
                     voorstander van ervoor zorgen dat we zo min mogelijk vrijstellingen hebben en daarmee
                     een zo makkelijk mogelijk belastingstelsel.
                  
Voorzitter. Dan de fiscale wetten onder dit blok, te beginnen met de wet fiscale maatregelen
                     industrie en energie. De energiebelasting kent veel vrijstellingen. Het kabinet wil
                     met deze wet twee vrijstellingen afschaffen, te beginnen met de eerste vrijstelling
                     voor metallurgische en mineralogische procedés die per 1 januari 2025 komt te vervallen.
                     Deze vrijstelling raakt een groot aantal sectoren, van baksteen tot aluminium. Ik
                     ben benieuwd: kan de Minister of de Staatssecretaris toelichten waarom er gekozen
                     is voor het afschaffen van deze specifieke vrijstelling? Dat vraag ik vooral omdat
                     we graag willen weten hoe deze sectoren worden geraakt en of er doorsijpeleffecten
                     zijn voor bijvoorbeeld de woningbouw, als de bakstenensector extra kosten zou gaan
                     krijgen. Hoe is dat meegenomen?
                  
Voorzitter. Dan de afschaffing van de vrijstelling voor duaal en non-energetisch gebruik
                     van kolen. We hebben hier vorige week een amendement over ingediend, waarmee we de
                     vrijstelling per 2026 willen afschaffen. De afschaffing lijkt ons namelijk een zogeheten
                     structuuraanpassing. Die zou dan, gelet op de bijlage in de Miljoenennota, zo'n vier
                     tot achttien maanden moeten duren. Ik zie niet waarom dat niet eerder zou kunnen dan
                     in 2028. Kan de Staatssecretaris dit uitleggen? Ligt het bijvoorbeeld aan de teruggaveregeling
                     die hierin is verwerkt? Ik hoor daar graag een reactie op. Als het aan de teruggaveregeling
                     ligt, kunnen we er dan wel zorg voor dragen dat die vrijstelling per 2026 wordt afgeschaft
                     en dat alleen die teruggaveregeling dan doorgaat?
                  
Voorzitter. Uit de Miljoenennota is ook naar voren gekomen dat de afschaffing van
                     de vrijstelling van kolen voor elektriciteitsopwekking op z'n vroegst per 1 januari
                     2026 gerealiseerd kan worden. Toch zie ik hiervoor geen voorstel. Daarom hebben we
                     als Volt daarop vorige week een amendement ingediend om die per 1 januari 2026 af
                     te schaffen. Kan de Minister toelichten waarom dit voorstel tot afschaffen niet is
                     opgenomen in het Belastingplan?
                  
Het verlaagde btw-tarief heeft onder andere als beleidsdoel om de sierteelt voor een
                     breder publiek beschikbaar te maken. Volt vraagt zich alleen af of het niet beter
                     is om dat geld direct in de zakken van werkende mensen te steken, zodat zij zelf kunnen
                     bepalen wat zij van hun geld kopen. Daarom willen we de aanpassing van het btw-tarief
                     gebruiken om het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting te verlagen.
                     Onderaan de streep blijft er dan vervolgens 34 miljoen euro over, die we dan weer
                     alloceren ten behoeve van de SDE++, zodat dit ten goede komt aan de verduurzaming
                     van de glastuinbouw. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris van dit voorstel vindt.
                  
Voorzitter. Tot slot. In dit blok bespreken we heffingen op de milieugrondslag. Die
                     heffingen hebben tot doel om zuiniger gebruik van water, grondstoffen en brandstoffen
                     te stimuleren, maar we zien dat dit vaak niet het geval is, zoals bijvoorbeeld bij
                     de belasting op leidingwater. Daar hadden we het net al even over. Er zit namelijk
                     een heffingsplafond in dat inhoudt dat afnemers van leidingwater boven de 300 kubieke
                     meter per jaar, dus bijvoorbeeld 10.000 kubieke meter, net zo veel betalen als een
                     huishouden dat 300 kuub per jaar verbruikt. Hierdoor is er geen enkele prikkel voor
                     grootverbruikers om zuiniger om te gaan met water, terwijl dit wel de intentie is
                     van een heffing op de milieugrondslag. We hebben op dit punt dus een amendement ingediend.
                     Volt wil graag dat heffingsplafond afschaffen. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris
                     van dit voorstel vindt.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat we deze termijn afronden, gaat meneer Van Weyenberg u daarover nog een vraag
                     stellen.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb het amendement net gezien. Interessant. Nog los van dat ik nog wel wat suggesties
                     heb voor de vormgeving, viel het mij wel op dat er geen aanwending bij dit amendement
                     zit. Als ik het goed begrijp, is dit voor de schatkist. Of zit er een ander amendement
                     met geld vast aan dat leidingwater?
                  
De heer Dassen (Volt):
We willen eigenlijk dat het terugvloeit naar de inkomstenbelasting. Dat is het initiële
                     idee erachter.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat meneer Van Weyenberg dat een antwoord op zijn vraag vindt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ga gezellig met de heer Dassen eens even kijken of we elkaar ergens kunnen vinden.
De voorzitter:
Meneer Van der Lee heeft eigenlijk geen interrupties meer over, maar het kan wel even.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil alleen de heer Dassen complimenteren met het amendement. Ik ben blij dat hij
                     ook denkt aan dezelfde besteding van de inkomsten waarom ik al per interruptie aan
                     de heer Van Weyenberg vroeg. Dus fijn dat we samen optrekken.
                  
De heer Dassen (Volt):
Volgens mij kunnen wij hier met elkaar een mooi amendement van rondbreien. Ik hoor
                     de heer Grinwis hier ook al «eens» roepen.
                  
De voorzitter:
Dat is allemaal mooi aan u. We zijn dan toegekomen aan het einde van de eerste termijn
                     van blok twee. Ik stel voor dat we een kwartiertje schorsen, zodat iedereen even de
                     benen kan strekken en dan zijn we om 15.15 uur weer terug in deze zaal om verder te
                     gaan.
                  
De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.15 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan weer verder. Wie dan? De vaste Kamercommissie voor Financiën. En waarmee dan?
                     Met het wetgevingsoverleg ter voorbereiding op het Belastingplan 2024. We hadden alle
                     wetten in drie pakketjes opgedeeld om ze in blokken te bespreken. We zijn nu toegekomen
                     aan het derde blok, waarin de Kamer haar vragen zal stellen en opmerkingen zal maken
                     bij al die belastingwetten.
                  
Blok 3
De voorzitter:
We hebben meneer Alkaya van de SP-fractie weer terug in ons midden. De PVV-fractie
                     heeft een volgende wissel ingezet. Nu is meneer Van Dijck er. Daarmee zijn de wissels
                     ook over voor vandaag. Meneer Van Dijck heeft het woord.
                  
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Dit demissionaire kabinet probeert op de valreep nog even
                     snel zeventien wetsvoorstellen erdoorheen te jassen. Dit is het grootste belastingplan
                     ooit. Hoezo beleidsarm? Hoezo demissionair? Mijn eerste vraag is dan ook: moeten al
                     deze wetsvoorstellen nu echt met stoom en kokend water door de Kamer? Vanwaar die
                     haast?
                  
Voorzitter. Iedereen is de klos in dit Belastingplan. De burgers zien hun lasten weer
                     stijgen, volgend jaar met 2,6 miljard en het jaar daarna met 5,5 miljard. De inkomstenbelasting
                     gaat met meer dan 2 miljard omhoog. De energiebelasting op gas stijgt volgend jaar
                     met nog eens 20%. De accijnzen op brandstof, sigaretten, tabak, alcohol en frisdrank
                     – de bekende melkkoeien, zeg maar – schieten weer verder omhoog. De spaartaks stijgt
                     fors. Ook bij die andere melkkoe, de auto, stijgen de lasten weer verder. De bpm gaat
                     omhoog. De wegenbelasting voor campers, oldtimers, auto's op gas: alles moet weer
                     omhoog. De zorgtoeslag wordt volgend jaar weer fors verlaagd, met € 420, en ook het
                     prijsplafond en de energietoeslag komen te vervallen. Tot zover de lasten voor de
                     burgers.
                  
Maar ook het bedrijfsleven komt aan de beurt. Na de boeren en de vissers moet nu ook
                     de glastuinbouw kapot. Weg met die kassen uit Nederland, lijkt het adagium. Hetzelfde
                     geldt voor de industrie. Producenten van ijzer, staal, aluminium, glas, tegels, dakpannen
                     en bakstenen moeten er allemaal aan geloven. Ze worden allemaal over de kling gejaagd
                     richting Polen. Ook de zzp'ers en het mkb zijn de klos. De zelfstandigenaftrek wordt
                     versneld afgebouwd. De mkb-winstvrijstelling wordt verlaagd. De Aof-premie knalt omhoog.
                     Eerder ging de winstbelasting al fors omhoog. Je zou maar ondernemer zijn in dit land.
                  
Voorzitter. Over ondernemers gesproken: we kregen deze week een brief van de Staatssecretaris,
                     waarin hij zei dat de bedrijven met coronaschulden er ook allemaal aan gaan geloven.
                     Dit jaar gingen er meer dan 60 bedrijven meer failliet dan vorig jaar, en dit is nog
                     maar het topje. Je ziet het in de winkelstraten, maar ook in de horeca. Men stopt
                     vrijwillig, zet de zaak te koop of gaat failliet. Brancheorganisaties voorspellen
                     een faillissementsgolf. 43.000 ondernemers hebben niet gereageerd op aanmaningen van
                     de Belastingdienst. Uit de brief van de Staatssecretaris blijkt dat er 35.000 betalingsregelingen
                     zijn ingetrokken. Dat zijn 35.000 potentiële faillissementen. Daarbovenop hebben nog
                     eens 60.000 mkb'ers een betalingsachterstand. Gaat de Staatssecretaris die straks
                     ook een deurwaarder op hun dak sturen? De Staatssecretaris steekt zijn kop in het
                     zand. Hij redeneert als volgt: faillissementen zijn goed; ze horen bij een gezonde
                     economie. Je moet maar durven. Alsof deze bedrijven vrijwillig hun deuren hebben gesloten
                     tijdens corona. Waar is de menselijke maat gebleven? Deze Staatssecretaris maakt bedrijven
                     kapot. 100.000 ondernemers zitten diep in de financiële problemen als gevolg van corona
                     en deze Staatssecretaris haalt zijn schouders op: jammer dan. De PVV eist meer coulance
                     en meer maatwerk.
                  
Voorzitter. Dan de minimumbelasting. Om te beginnen is deze wet veel te omvangrijk
                     en te complex om hier eventjes snel te behandelen. Alleen al de memorie van toelichting
                     bevat meer dan 300 pagina's. Wie heeft dit allemaal gelezen? Mag ik dat hier vragen
                     aan mijn collega's? Zelfs de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft moeite
                     met het doorgronden van deze wet. Hij is zelfs zo complex dat de Staatssecretaris
                     een team van 60 man heeft klaargezet om vragen te beantwoorden. En wij behandelen
                     deze wet hier in de Kamer even tussen de soep en de aardappelen. Waarom moet deze
                     complexe wet nog voor de verkiezingen worden behandeld? Vanwaar die haast? Hoeveel
                     andere landen van de 138 landen voeren deze wet in per 1 januari? Wat zijn de gevolgen
                     als de invoering met een jaar wordt uitgesteld, vraag ik de Staatssecretaris. Wat
                     is overigens de verklaring van het feit dat de opbrengst van deze minimumbelasting
                     niet 1 miljard euro is maar slechts 466 miljoen? Dat is nogal een verschil. De Staatssecretaris
                     zat er dus faliekant naast en nu legt hij de rekening bij burgers en mkb. Hij verhoogt
                     de accijnzen, hij verlaagt de winstvrijstelling; burgers en mkb mogen de rekening
                     betalen. De overheid faalt en de burger betaalt.
                  
De voorzitter:
Als u duidelijk een punt heeft gezet, en ik denk dat dat zo is, geef ik de heer Alkaya
                     de gelegenheid voor een interruptie.
                  
De heer Alkaya (SP):
Deze wet geldt alleen voor de aller-, allergrootste bedrijven. De grenzen zijn zodanig
                     vastgesteld dat de wet echt alleen voor de allergrootste multinationals geldt. Daar
                     wil de regering nu dus om en nabij de 460 miljoen extra ophalen. Het was aanvankelijk
                     1 miljard; ik heb daar ook nog wat vragen over, zoals hoe het komt dat het zo weinig
                     opbrengt. Is de PVV het ook oneens met die doelstelling?
                  
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nee, dat zijn we niet. Dat zeg ik ook niet. Ik zeg alleen dat het een hele grote wet
                     is, een heel dik pak papier; ik heb het allemaal geprint. Ik kreeg het niet gelezen
                     in die paar dagen. Ik maak mij er zorgen over dat wij geen deugdelijke wetsbehandeling
                     hebben in dit huis. Ik wil voorkomen dat we er straks achter komen dat er grove fouten
                     in zitten of dat het grote consequenties heeft. Als ik lees dat zelfs de NOB er nauwelijks
                     chocola van kan maken, vraag ik mij af of we het niet te snel doen. Maar dat er 466
                     miljoen wordt opgehaald en dat er een minimumtarief komt in OESO-verband van 15%,
                     vinden wij een prima idee. Wat ik een ander slecht idee vind, is dat deze Staatssecretaris
                     schat dat het 1 miljard zal gaan opleveren, dat hij nu een tegenvaller heeft en dat
                     hij die tegenvaller vervolgens op het bordje van burgers en mkb legt. Dat vind ik
                     ook niet terecht. Maar dat die wet er moet komen ... Het lijkt mij een goede wet,
                     maar ik heb de wet niet goed kunnen bestuderen. Eerlijk gezegd weet ik ook niet of
                     wij voor deze wet zullen gaan stemmen, want ik heb hem niet goed kunnen bestuderen.
                     En dat is toch zonde.
                  
De voorzitter:
De heer Alkaya in tweede instantie.
De heer Alkaya (SP):
Het is in ieder geval goed om te weten dat ook de PVV in essentie de wet wel steunt
                     en dat ze alleen de wet niet goed hebben kunnen lezen. Daar heb ik dan nog wel enigszins
                     begrip voor. Maar het uitstellen van de wet zorgt er natuurlijk wel voor dat er volgend
                     jaar 466 miljoen minder opgehaald wordt bij die allergrootste multinationals. Dus
                     al de heer Van Dijck wil dat ik dit serieus ga beoordelen, moet er wel een alternatief
                     op tafel liggen. Want we gaan natuurlijk geen cadeautje van 466 miljoen aan die grootste
                     multinationals geven, daar is de heer Van Dijck het toch wel mee eens?
                  
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat is zeker niet de bedoeling. Maar ik vind wel dat wij onszelf hier serieus moeten
                     nemen en dat wij een deugdelijk wetgevingsproces moeten hebben. Als we dan geconfronteerd
                     worden met zo'n pak papier waarvan zelfs de NOB zegt er niet uit te komen, vind ik
                     dat geen goede zaak.
                  
Voorzitter, over falen gesproken: box 3. Hoe staat het met de wet rechtsherstel box
                     3? Wordt die nu ook afgeschoten door de Hoge Raad? Hoe staat het met de voorbereidingen?
                     Kennelijk treft de Staatssecretaris allerlei voorbereidingen omdat hij ervan uitgaat
                     dat hij straks weer aan de beurt is als de Hoge Raad uitspraak doet. Waar moeten we
                     rekening mee houden, vraag ik aan deze Staatssecretaris. Hoeveel miljarden gaat dit
                     weer kosten? Het houdt niet op; eerst werden de spaarders gecompenseerd en nu zijn
                     het de beleggers. Worden straks ook alleen de bezwaarmakers gecompenseerd of in dit
                     geval wél de hele groep? En hoe staat het met de massaalbezwaarplus-procedure? Wanneer
                     krijgen de box 3-spaarders uiteindelijk duidelijkheid?
                  
Voorzitter. Rondom box 3 is het een zooitje, een gebed zonder einde. En ondertussen
                     wordt de wet werkelijk rendement box 3 keer op keer uitgesteld. Is 2027 nog wel realiseerbaar,
                     vraag ik aan de Staatssecretaris. Wat heeft dit debacle inmiddels gekost en wat gaat
                     het nog kosten? Voor hoeveel miljard aan compensatie staat de volgende regering straks
                     aan de lat? Ondertussen wordt het tarief verhoogd en het heffingsvrije vermogen verlaagd,
                     om zo de regeling te betalen.
                  
Voorzitter. Die hele box 3 verdient geen schoonheidsprijs. Hetzelfde geldt voor de
                     energierekening, want het kabinet schrapt per 1 januari, midden in de winter, de energietoeslag
                     en het prijsplafond. Nu maar hopen dat we een milde winter krijgen. Het kabinet doet
                     net alsof de energiecrisis voorbij is. Wat dat maar waar! De huishoudens met een gemiddeld
                     energieverbruik betaalden vorig jaar € 1.690 aan energie en gaan volgend jaar € 3.626
                     betalen. Dat is bijna € 2.000 meer. Het is dan ook onbegrijpelijk dat het kabinet
                     het presteert om de energiebelasting op gas weer te verhogen met 19%, voor het tweede
                     jaar op een rij. De belasting op een kuub gas bedraagt inmiddels meer dan € 0,70.
                     Een verdubbeling ten opzichte van twee jaar geleden. Het gas is de nieuwe melkkoe,
                     over de rug van gezinnen die straks in de kou zitten. Nederland betaalt al de hoogste
                     energiebelasting van heel Europa, misschien wel van heel de wereld. Klopt het dat
                     de energierekening in België € 1.400 lager uitpakt? Ik heb een keer een vergelijking
                     op die vergelijkingssite gedaan met België en Duitsland. De Staatssecretaris zegt
                     «ik kan het niet berekenen», maar als je 1.500 kuub invoert en 3.500 kilowattuur kom
                     je op een bedrag dat € 1.400 lager is dan in Nederland. De PVV wil daarom een amendement
                     indienen om de energiebelasting op gas, die met bijna € 0,10 wordt verhoogd, terug
                     te draaien. Als dekking zetten wij hiervoor de EIA en de MIA in. Ook willen wij de
                     grens van de eerste schijf weer optrekken naar 1.200 kuub, zoals in het amendement
                     van de heer Grinwis, want het is voor ons onbegrijpelijk dat die nu wordt teruggebracht
                     van 1.200 naar 1.000.
                  
Voorzitter. Dan de accijns. Gelukkig hebben we in de Kamer samen met de VVD de verhoging
                     van de accijns op brandstof kunnen voorkomen, maar de accijnzen op drank en tabak
                     staan nog steeds fier overeind. Dit is de doodsteek voor de horeca in de grensregio.
                     Half Nederland doet straks zijn boodschappen in Duitsland of België. De prijsverschillen
                     zijn dan ook astronomisch te noemen. Een pakje shag gaat straks € 25 kosten, € 15
                     meer dan in Duitsland en een pakje sigaretten € 3 meer. Een liter benzine is op dit
                     moment al € 0,40 duurder dan in Duitsland en straks, mocht dat amendement het niet
                     halen, al lijkt me dat sterk, zou het € 0,60 worden. Waar is deze Staatssecretaris
                     mee bezig? Ook de verbruiksbelasting – die mag geen suikertaks heten, maar dat is
                     het wel – gaat volgend jaar met 300% omhoog, waardoor een liter cola € 0,26 duurder
                     wordt. Mijn vraag is waarom dit kabinet alle prijzen hoger maakt. Is de inflatie soms
                     niet hoog genoeg? Wat betekent dit voor de koopkracht en voor de grensregio? Wat is
                     het doel van deze maatregelen? Is het doel soms om de schatkist in Duitsland en België
                     te spekken, is het doel om de middenstand in de grensregio verder kapot te maken of
                     is het doel dat we stoppen met tanken, roken en drinken? Dat is misschien ook wel
                     het doel van sommige partijen. De PVV wil deze accijnsverhogingen op tabak en alcohol
                     ongedaan maken. Ze maken meer kapot dan goed is voor de economie. Als je geld tekort
                     komt, haal je dat maar uit het stikstoffonds. Daar zitten nog miljarden in.
                  
Voorzitter. Dan de BOR, de familiebedrijven. De familiebedrijven zijn van grote waarde
                     voor Nederland. Dat onderkent hier iedereen. De PVV maakt zich grote zorgen over de
                     voorgestelde versobering. Het voortbestaan van familiebedrijven mag daardoor niet
                     in gevaar komen en dat dreigt nu wel te gebeuren. 25% van de familiebedrijven heeft
                     nu al moeite om bij overdracht de belastingen te voldoen. De PVV stelt daarom voor
                     om voorlopig het vrijstellingspercentage niet te verlagen, maar gewoon te handhaven.
                     Voor de dekking mag de Staatssecretaris die dikke meevaller die hij eergisteren aankondigde
                     bij de bronbelasting gebruiken. Dat is namelijk precies 55 miljoen en het niet verlagen
                     van het vrijstellingspercentage kost 50 miljoen. Ik hoop dat de Staatssecretaris dit
                     idee overneemt. Dat scheelt weer een amendement en wellicht een hoop faillissementen
                     bij familiebedrijven.
                  
Voorzitter. Dan last but nog least de WKR. Ik zag tot mijn schrik dat die werkkostenregeling
                     volgend jaar weer wordt verlaagd, van 3% naar 1,92%, terwijl de werkkostenregeling
                     juist een mooie oplossing zou kunnen zijn om werknemers te prikkelen om wat meer uren
                     te gaan werken, zonder dat ze bij de huidige marginale druk van 90% alles moeten inleveren.
                     Waarom geven we werkgevers niet de ruimte om de werkkostenregeling als een soort voltijdsbonus
                     of een meerurenbonus in te zetten? De PVV wil deze werkkostenregeling graag voor volgend
                     jaar weer verhogen, naar 5%.
                  
En dan helemaal tot slot.
De voorzitter:
Nou, u ...
De heer Tony van Dijck (PVV):
Eén zin. De EIA en die MIA zijn geëvalueerd. De Staatssecretaris zegt dat ze doelmatig
                     en doeltreffend zijn, maar ik vraag me dat af als meer dan de helft van de aanvragen
                     is gedaan door freeriders. Hoe kan een fiscale regeling doelmatig zijn als freeriders
                     daarvan voor meer dan de helft gebruikmaken? Daarom hebben wij ze ook als dekking
                     ingezet in een eerder amendement.
                  
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijck. Dan meneer Erkens, namens de VVD-fractie.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Voordat ik in de inhoud duik, heb ik hetzelfde punt als eerder
                     mevrouw Van Dijk en de heer Omtzigt. Het is wel een heel uitgebreid pakket. U gaf
                     net het voorbeeld van de memorie van toelichting van 300 pagina's voor de Wet minimumbelasting,
                     maar volgens mij komen we op duizenden pagina's uit als we alles optellen. Dank dus
                     aan iedereen in de Kamer die voor ons stafnotities en wetgevingsrapporten schrijft,
                     waardoor het voor ons een stuk behapbaarder is geworden. Maar ik blijf een bepaald
                     ongemak voelen op dit vlak.
                  
Daarom heb ik de volgende vraag aan de Staatssecretaris. Hoe heeft u besloten welke
                     wetsvoorstellen voor volgend jaar ook echt urgent zijn en welke er ook in het voorjaar
                     nog behandeld zouden kunnen worden? Een aantal van de voorstellen gaan namelijk pas
                     in 2025 in. Dan komt bij mij dus de vraag op of die ook niet een aantal maanden later
                     behandeld hadden kunnen worden.
                  
De voorzitter:
Dit roept een aantal interrupties op. Eerst meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Het bredere punt heb ik vanochtend ook gemaakt, maar mijn interruptie gaat even specifiek
                     over de Wet minimumbelasting. Daar hebben we het al heel vaak over gehad. We hebben
                     het kabinet er terecht complimenten voor gemaakt dat Nederland vooroploopt met het
                     voorbereiden van de implementatie van deze verplichting, want dat is het toch, die
                     op ons afkomt. Ik deel dus best wel de bredere kritiek, maar juist op dit punt denk
                     ik: hulde! Dat is een welgemeend compliment vanuit de oppositie.
                  
De heer Erkens (VVD):
Misschien heel kort. Het ging mij om het aantal pagina's. Dit is geen voorbeeld van
                     een wet waarvan ik zeg: stel die uit tot volgend jaar. Die Wet minimumbelasting zorgt
                     voor een gelijk speelveld. Dat vind ik dus echt een ander verhaal. Ik vond als fiscaal
                     woordvoerder, sinds drie weken, vooral dat het nogal een groot pak papier was. Laat
                     ik het daarop houden, collega Van der Lee.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Dijck had ook een interruptie.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Er viel mij iets op. De heer Erkens was er niet bij in al die procedurevergaderingen,
                     maar ik heb heel vaak voorgesteld om dingen rondom het Belastingplan controversieel
                     te verklaren, en dat werd allemaal in de wind geslagen. Ik heb ook gezegd dat dit
                     veel te veel en veel te beleidsmatig is. Dit moet beleidsarm zijn. Het is niet te
                     behappen. Ik begon al met: dit is het grootste belastingplan ooit, in een demissionaire
                     fase. De heer Erkens had dus ook mij kunnen steunen en kunnen zeggen: oké, dan tillen
                     we dit en dit over de verkiezingen heen. Maar dat gebeurde ook niet.
                  
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraagteken.
De heer Erkens (VVD):
Maar ik kan er wel op reflecteren, voorzitter. Volgens mij is controversieel verklaren
                     wel een andere stap dan besluiten om iets later in een Belastingplan te behandelen.
                     We hebben natuurlijk ook nog de keuze om aan de hand van het debat, dus in het WGO
                     van vandaag en maandag en plenair, bijvoorbeeld te kijken of we één specifiek voorstel
                     zouden kunnen uitstellen als daar echt heel weinig comfort op is. Maar dat vind ik
                     wel echt afhankelijk van het debat dat we hier met elkaar voeren.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Dan begin ik met de verhoging van de alcoholaccijns. We maken ons wel
                     zorgen over de impact van deze verhoging op ondernemers in de grensregio's. De verwachting
                     is dat veel van hun klanten nu de auto pakken naar Duitsland om daar hun alcohol te
                     kopen, want daar is het nu al goedkoper en daar wordt het relatief nog goedkoper door
                     het voorstel van het kabinet. Het kaartje van de heer Eppink is in de eerste termijn
                     inderdaad al langsgekomen. Daardoor zouden onze ondernemers failliet gaan, maar zouden
                     er ook belastinginkomsten naar het buitenland verdwijnen. We hebben ook serieuze twijfels
                     over de berekeningen van het kabinet rondom de weglek. Het kabinet geeft aan dat een
                     grensverschil acceptabel is omdat Duitsers ook boodschappen doen in Nederland. Ik
                     vind dat wel een gekke redenatie, ook omdat de boodschappen op dit moment al voor
                     bijna elk product goedkoper zijn in Duitsland. Ik zou iedereen dus aanraden om eens
                     de auto te pakken, bijvoorbeeld naar mijn mooie Kerkrade, op één minuut rijden van
                     de grens, en in de praktijk te gaan kijken of de prijzen van andere producten inderdaad
                     in Nederland goedkoper zijn. Ik heb daar echt zware twijfels bij. Tanken, eten en
                     alcohol zijn gewoon goedkoper in Duitsland.
                  
Het kabinet geeft ook aan dat het niet verwacht dat mensen hierdoor de drank over
                     de grens gaan kopen. Wederom raad ik iedereen aan een keer te spreken met een aantal
                     ondernemers in die grensstreek. Het gebeurt nu al maar het zou hierdoor echt fors
                     erger worden. De modellen tonen dit misschien aan, maar op deze manier zullen ondernemers
                     in de grensstreek hun zaak mogelijk moeten sluiten. In 2014 is het immers ook op deze
                     manier gelopen. Toen is de accijns op alcohol volgens mij fors verhoogd, in één stap,
                     en zijn uiteindelijk de tarieven nog halsoverkop verlaagd omdat het effect veel groter
                     was dan verwacht. Volgens mij willen we zo'n scenario met elkaar voorkomen.
                  
Voorzitter. Dan de onbelaste reiskostenvergoeding. De VVD is blij dat deze verhoogd
                     wordt naar € 0,23. We zien echt dat werkgevers vaak niet het maximale bedrag uitkeren
                     en dat het uitgekeerde bedrag ook nog eens vaak onder de daadwerkelijke reiskosten
                     zit. Weten werknemers in deze bedrijven dat ze recht hebben op een hogere vergoeding?
                     Hoe kan de Staatssecretaris deze werknemers hierover informeren? En hoe kijkt de Staatssecretaris
                     naar het in de toekomst mogelijk automatisch indexeren van deze reiskostenvergoeding,
                     bijvoorbeeld op basis van de stijging van de vervoerskosten?
                  
De voorzitter:
Meneer Van Dijck heeft daar een vraag over.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nou, niet daarover. Ik had niet door dat de overgang naar de reiskostenvergoeding
                     zo snel zou gaan. Ik heb nog een vraag over de accijnsverhoging. Ook de PVV vraagt
                     daar al vele jaren de aandacht voor, vooral in de grensregio. Ik kom uit Venlo, dus
                     ik weet daar alles van. Ik ben blij met het geluid van de VVD, maar wij hebben een
                     amendement om die accijnsverhoging op tabak en alcohol, die vrij fors is, terug te
                     draaien. Net als de VVD doen wij een greep uit een fonds, niet uit het Groeifonds
                     maar uit het stikstoffonds. Daar blijft wellicht ook een hoop van over. Kunnen we
                     de VVD als medeondertekenaar onder ons amendement zetten, zoals wij dat hebben gedaan
                     bij de brandstofaccijns?
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik ben de PVV heel dankbaar voor de steun voor het amendement over de brandstofaccijnzen,
                     maar wij maken een andere politieke afweging op het stikstoffonds. Het land zit op
                     slot en wij willen echt willen kijken hoe we het op basis van vrijwilligheid van het
                     slot af kunnen krijgen. Daarvoor zal ook geld nodig zijn.
                  
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil niet veel zeggen, maar in dat stikstoffonds zit nog ongeveer 22 miljard, vrij
                     besteedbaar. Bij deze accijnsverlaging praten wij over 100 miljoen. Hoe serieus is
                     de VVD als ze een heel nummertje maken van die accijnsverhoging van 100 miljoen? Ik
                     zeg: pak uit die 22 miljard nou 100 miljoen. En dan zegt de VVD: nee, dat gaan we
                     niet doen. Dan ben je toch niet serieus te nemen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij kunnen wij nog steeds serieus worden genomen. Wij zijn nu zelf ook aan
                     het kijken naar een eigen voorstel voor die alcoholaccijns met een dekking die misschien
                     ook acceptabel voor u kan zijn. Daar kunnen we in de volgende ronde misschien het
                     debat met elkaar voeren. We hebben natuurlijk wel structureel geld nodig. Je zou dus
                     niet eenmalig 100 miljoen uit dat stikstoffonds moeten halen, maar je zou dat in ieder
                     geval minstens voor de komende jaren moeten dekken. Dan ga je eerder richting 1 miljard
                     dat je nodig hebt. Dat vinden wij wel een forse stap hiervoor. Nogmaals, we kunnen
                     samen kijken wat we hieraan kunnen doen. Volgens mij is dat een goede oproep.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Erkens (VVD):
Dan zijn we aanbeland bij het volgende onderwerp: het afschaffen van het kwarttarief
                     op de mrb voor campers. Ten eerste vinden wij de redenatie vreemd dat dit goed zou
                     zijn voor de verduurzaming. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het duurder maken
                     van kampeerauto's rijmt met de ambitie om op korte afstanden minder te vliegen? Ten
                     tweede vragen wij ons af of de meeropbrengsten wel gerealiseerd gaan worden met het
                     voorstel dat de Staatssecretaris voor ogen heeft. Mensen met een kampeerauto gaan
                     een fors bedrag per jaar meer betalen, maar ze kunnen ook overgaan tot schorsing van
                     het voertuig, waardoor ze geen belasting betalen. Heeft de Staatssecretaris dit voldoende
                     meegewogen bij deze aanpassing?
                  
Voorzitter. Ik heb ook een korte vraag over de suikerhoudende sappen. Die zijn ook
                     al eerder langsgekomen. Waarom kiest de Staatssecretaris niet voor een systeem waarin
                     onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten suikerhoudende dranken? Een
                     glas cola is immers ongezonder dan een glas vers fruitsap. Is hij bereid een dergelijk
                     systeem te onderzoeken en om in buurlanden te bezien hoe dat werkt? Volgens mij maken
                     ze daar wel een differentiatie. Is het uitvoerbaar en, zo nee, waarom is het in buurlanden
                     dan wel uitvoerbaar?
                  
Voorzitter. Dan het algemene btw-tarief op agrarische goederen en diensten. We snappen
                     dat het vreemd is dat andere belastingtarieven gelden voor konijnen- en caviavoer.
                     Daar wordt onderscheid tussen gemaakt. De heer Grinwis kwam daar bij de technische
                     briefing mee. Tegelijkertijd vragen wij wel aandacht voor een aantal kleine subgroepen
                     in het afschaffen van dit verlaagde tarief, specifiek de impact hiervan op kinderboerderijen
                     en zorgboerderijen. Wat gaat de gemiddelde lastenstijging voor hen zijn? Zijn er praktische
                     oplossingen om deze instellingen zo veel mogelijk te ontzien? Kan de Staatssecretaris
                     hier constructief over meedenken en maandag enkele voorstellen met ons delen?
                  
Voorzitter. We hoorden gisteren ook dat het kabinet aangaf dat het openstaat voor
                     een belasting op vapen, e-sigaretten, een voorstel vanuit de Kamer. De VVD vindt het
                     schrikbarend hoeveel jongeren beginnen met het gebruik van e-sigaretten, gezien de
                     impact op hun gezondheid. Hoe kan het in hemelsnaam dat we dit niet meer ontmoedigen?
                     Ik heb een aantal vragen. Wat is de jaaromzet van de vapingsector in Nederland? Hoe
                     snel zou een belasting op vapen nationaal ingevoerd kunnen worden en in welke vorm?
                     Hoe doen andere Europese landen dat op dit moment?
                  
Voorzitter. De VVD is ook een groot voorstander van het harder aanpakken van dividend
                     stripping. Daar hebben we het volgens mij ook al eerder in deze Kamer over gehad.
                     De heer Omtzigt heeft het daar ook vaak over. Dat is een verwerpelijke manier om het
                     afdragen van een eerlijke bijdrage aan onze samenleving te ontwijken. De VVD heeft
                     hier al vaker Kamervragen over gesteld waarmee de Staatssecretaris wordt aangespoord
                     om er meer werk van te maken. Het voorstel dat nu voorligt is een goede stap, maar
                     volgens mij is meer mogelijk. Wij denken dat er veel te leren valt van de manier waarop
                     andere Europese landen dit aanpakken. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan? Klopt
                     het dat het huidige voorstel mogelijk onvoldoende is om dividend stripping echt tegen
                     te gaan op schaal? Collega Van Dijck wijst mij er buiten de microfoon op dat ik dividend
                     stripping ook op z'n Nederlands kan uitspreken als dividendstrippen. Ik dank hem voor
                     die toevoeging.
                  
Voorzitter. De VVD erkent de problematiek rondom de toename van «no cure, no pay»-bedrijven
                     ten aanzien van WOZ en bpm-bezwaren. Met het wetsvoorstel gaan we iets doen aan het
                     verdienmodel van deze bedrijven en hopelijk ontlasten we zo ook de uitvoering, want
                     die loopt nu helemaal vol met bezwaarschriften. Op zich is dit positief, maar de vraag
                     is wel of dit niet alleen symptoombestrijding is in plaats van een echte oplossing
                     voor het probleem. Hoe gaat de Staatssecretaris er tegelijkertijd voor zorgen dat
                     de kwaliteit van WOZ-taxaties verbetert, zodat minder mensen ten onrechte een veel
                     te hoge WOZ-aanslag krijgen en bezwaar überhaupt niet meer nodig zal zijn? Is er bij
                     de bpm geen mogelijkheid om de uitvoering te verbeteren, bijvoorbeeld door het aangifteproces
                     te digitaliseren?
                  
Voorzitter. Dan het familiebedrijf, mijn buurman had het er net ook over. Familiebedrijven
                     zijn van ongelofelijk groot belang voor onze economie en onze werkgelegenheid. Ze
                     zorgen goed voor hun omgeving en hun personeel en bestaan vaak al generaties. De VVD
                     wil voorkomen dat zulke oude Nederlandse familiebedrijven in handen vallen van private-equitypartijen
                     die een heel stuk minder begaan zijn met de mensen en de omgeving. Daarom is het goed
                     dat we met de BOR de overdracht van familiebedrijven faciliteren. Met de voorstellen
                     die het kabinet doet, blijft dat ook zo, maar wij zijn wel op een aantal punten nog
                     kritisch.
                  
Allereerst ten aanzien van de vijfjaarstermijn in de BOR. Hierdoor moeten ondernemers
                     die bijvoorbeeld het bedrijf van hun ouders overnemen, hun bedrijf vijf jaar lang
                     bevriezen terwijl de concurrentie wel om hen heen beweegt. Wij hebben hierover eerder
                     een motie ingediend met het doel om deze termijn meer in lijn te brengen met de termijnen
                     in de landen om ons heen. In België en in Vlaanderen bijvoorbeeld is die termijn drie
                     jaar. Het is een gemiste kans dat dit nu niet in het wetsvoorstel staat. Kan de Staatssecretaris
                     aangeven wat hem heeft tegengehouden om voor deze familiebedrijven een oplossing te
                     vinden? Waarom is er behoefte aan extra onderzoek, terwijl de nadelen van deze lange
                     termijn en het verschil met andere landen allang duidelijk is? Is hij bereid om hier
                     alsnog stappen te zetten om zo de BOR werkbaarder te maken voor familiebedrijven?
                  
Dan over de aanpassingen ten aanzien van de vrijstellingenpercentages. We trekken
                     de schijf waarbinnen 100% vergoed wordt, op naar 1,5 miljoen. Dat is een gunstige
                     aanpassing voor kleinere familiebedrijven, het middelgrote mkb en het kleine mkb.
                     Daar staat tegenover dat het vrijstellingspercentage daarboven van 83% naar 70% gaat.
                     Dat lijkt beperkt, maar betekent wel ongeveer een verdubbeling van het niet vrijgestelde
                     percentage bij overdracht. Kan de Staatssecretaris concreet ingaan op wat dit betekent
                     voor bijvoorbeeld een middelgroot familiebedrijf waar de volgende generatie binnenkort
                     aan de lat komt te staan? Lopen we niet het risico dat zo'n aanpassing alsnog de consequentie
                     zal hebben dat veel familiebedrijven genoodzaakt zijn te stoppen met investeren in
                     personeel, groeivermogen of innovatie om aan deze belastingaanslag te voldoen? Wat
                     de VVD betreft moet er gekeken worden naar manieren om deze aanpassing op een manier
                     in te richten die voor familiebedrijven beter mee te maken is.
                  
Voorzitter. Dan box 3. Het is belangrijk dat we toegaan naar een nieuw en toekomstbestendig
                     stelsel voor box 3, waarbij we niet langer op basis van fictieve rendementen belasten,
                     maar gewoon kijken naar wat mensen daadwerkelijk aan vermogensinkomsten krijgen. Daarover
                     is nu een wetsvoorstel in consultatie gegaan. Daar zal ongetwijfeld ook nog veel discussie
                     in deze Kamer over volgen. Tot die tijd hebben we te maken met een overbruggingsstelsel
                     waarbinnen we noodgedwongen nog wel fictieve rendementen hanteren.
                  
Die fictieve rendementen komen lang niet altijd in de buurt van het werkelijke rendement.
                     Daarom heeft het kabinet een aantal verfijningen aangebracht, maar de vragen over
                     de juridische kwetsbaarheid van dat systeem blijven bestaan. Kan de Staatssecretaris
                     aangeven op basis waarvan hij denkt dat dit overbruggingsstelsel wel stand zal houden
                     bij de rechter? Hoe beoordeelt hij het recente advies van de advocaat-generaal hierop?
                     Hij bereidt de Belastingdienst er inmiddels op voor dat het niet zo zal zijn. Dat
                     is op zich verstandig, maar wat zegt het over zijn inschatting van de kansen en de
                     juridische houdbaarheid van het overbruggingsstelsel? Voorzitter, ten slotte. De VVD
                     vindt dat ieder bedrijf een eerlijke bijdrage moet leveren aan onze samenleving. Daarom
                     is het zo belangrijk dat we belastingontwijking door grote bedrijven effectief internationaal
                     aanpakken. «Effectief aanpakken» betekent in dezen «internationaal aanpakken». Daarom
                     is de OESO-aanpak, die heeft geleid tot de wereldwijde minimumbelasting waar we het
                     net ook kort over hadden, zo'n groot succes. Daarover heb ik enkele vragen. Nederland
                     loopt nu voorop bij de implementatie. Gaat dat leiden tot extra mogelijkheden voor
                     bijheffing en daarmee extra opbrengst?
                  
Voorzitter. De discussie over de geplande versobering van de mkb-winstvrijstelling
                     is hieraan gekoppeld. We vinden het vrij wrang dat de versobering van de mkb-winstvrijstelling
                     eigenlijk plaatsvindt omdat er minder opbrengsten binnen Pillar Two waren dan verwacht.
                     Wat de VVD betreft zou een komend kabinet hier iets aan moeten doen. Is het mogelijk
                     om in 2024 de versobering al te beperken, zodat een komend kabinet hier ook een ander
                     besluit over kan nemen?
                  
Dank u, voorzitter.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nou, ik heb een beetje een algemene vraag. Ik vind de VVD de hele dag al heel kritisch
                     over alle maatregelen en het hele Belastingplan, of het nou gaat om glastuinbouw,
                     accijnzen, de suikertaks of noem maar op. Ik vraag me dus af of de VVD überhaupt wel
                     voor dit Belastingplan gaat stemmen.
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij is het mijn rol als Kamerlid om kritisch te zijn, en om te kijken of voorstellen
                     uitvoerbaar zijn en het effect bewerkstelligen dat wij als partij willen. Het Belastingplan
                     is een enorme verzameling van maatregelen. Ik ga niet bij voorbaat zeggen of ik ergens
                     voor- of tegenstem. Volgens mij is dat precies waarom we deze debatten met het kabinet
                     hebben.
                  
De heer Tony van Dijck (PVV):
Heel kort. Kunnen we dan wel nog amendementen tegemoetzien van de VVD over al die
                     punten waar de VVD kritisch op was? Of was het gewoon kritisch om het kritisch zijn
                     en gaan we over tot de orde van de dag?
                  
De heer Erkens (VVD):
Nee, nee. Ik ben nieuw in deze commissie, maar ik ben iemand die veel moties en amendementen
                     schrijft. U hoeft zich daar geen zorgen over te maken. Helaas is het niet gelukt om
                     die allemaal vandaag al in te dienen, maar ik kan u bij dezen toezeggen dat die voorafgaand
                     aan het overleg op maandag allemaal ingediend zijn. Volgens mij belanden ze ook op
                     mooi wit papier in uw inbox.
                  
De voorzitter:
Dan gaan we naar de bijdrage van de heer Alkaya namens de SP-fractie.
De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn weinig dingen die het gevoel van rechtvaardigheid
                     in de samenleving zo diep kunnen aantasten als oneerlijke belastingen, belastingontwijking
                     en belastingontduiking. Veel multinationals komen hier al jaren mee weg. Terwijl zij
                     het met ingewikkelde structuren en dure consultants voor elkaar krijgen om nauwelijks
                     of zelfs helemaal geen belasting te betalen, dragen werkende mensen elke maand ongeveer
                     een derde tot de helft van hun inkomen af aan de overheid. Dat is onrechtvaardig.
                  
Als de belastingen voor grote bedrijven omhoog zouden gaan, kunnen de belastingen
                     voor kleine bedrijven en werkende mensen juist omlaag. Daarom is de invoering van
                     een wereldwijde minimumbelasting voor multinationals ook zo'n grote doorbraak. De
                     SP is blij met het voorstel dat voorligt om deze maatregelen uit het OESO-akkoord
                     nationaal in de wet vast te leggen, al is het wel jammer dat het minder dan de helft
                     oplevert van wat het kabinet aanvankelijk aan ons heeft gemeld.
                  
Voorzitter. Dat is niet de enige tegenvaller aan de kant van het kabinet. Er zijn
                     meer ambities niet waargemaakt, bijvoorbeeld de aanpak van belastingconstructies en
                     fiscale regelingen. De rekeningen van deze tegenvallers worden met dit Belastingplan
                     helaas bij de samenleving gelegd, onder andere in de vorm van een verhoging van het
                     tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting, maar dus ook door de versobering
                     van de mkb-winstvrijstelling. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen zei de Staatssecretaris
                     dat wij dit niet moesten overdrijven, omdat het volgend jaar om een verhoging van
                     slechts 0,04% zou gaan als het gaat om die inkomstenbelasting. Maar daar houdt het
                     niet op. Hij stelt namelijk voor om de inkomstenbelasting in de komende jaren elk
                     jaar een beetje te verhogen. Dat leidt tot een lastenverhoging van 338 miljoen euro
                     structureel per jaar. Dat is aanzienlijk. Samen met Volt hebben wij geprobeerd om
                     dit tegen te houden met een motie bij de Financiële Beschouwingen. Het is uiterst
                     teleurstellend dat een meerderheid die heeft verworpen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
                     is: welke alternatieven voor deze lastenverhoging voor werkende mensen zijn overwogen?
                     Waarom is er nou juist gekozen voor deze lastenverhoging om een gat in de begroting
                     te vullen?
                  
Bij de beschrijving van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van deze lastenverhoging
                     in het kader van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet, zei de Staatssecretaris dat
                     het een koopkrachtmaatregel zou zijn, omdat het ook ter dekking is van de zorgpremieontwikkeling.
                     Dat klinkt als erg creatief boekhouden. Ondertussen heeft de Staatssecretaris namelijk
                     gewoon toegegeven dat hij ergens geld vandaan moest halen vanwege die tegenvallers,
                     omdat de aanpak van fiscale regelingen onvoldoende is gelukt. Deze lastenverhoging
                     heeft wat ons betreft dus helemaal niks te maken met de zorgpremies. Kan de Staatssecretaris
                     dat gewoon toegeven en is de Staatssecretaris dan ook bereid om een eerlijkere toelichting
                     te geven op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verhoging van het tarief in
                     de eerste schijf van de inkomstenbelasting?
                  
Voorzitter. Dan over de Wet compensatie wegens selectie aan de poort bij de Belastingdienst.
                     De Belastingdienst heeft mensen gediscrimineerd. Als mensen daar financiële schade
                     door hebben geleden, kunnen zij straks in sommige gevallen gecompenseerd worden. Als
                     die compensatie niet wordt toegekend – dat zal volgens verwachting van de Staatssecretaris
                     gelden voor vier van de vijf mensen die dus gediscrimineerd zijn – moet het voor de
                     betrokkene wel begrijpelijk zijn wat de reden daarvoor is, omdat die ook in die situaties
                     wel te maken heeft met een Belastingdienst die met vaak discriminerende persoonskenmerken
                     op een oneigenlijke manier onderscheid heeft gemaakt. Op welke manier zal de Staatssecretaris
                     ervoor zorgen dat bij afwijzingen voor deze compensatieregeling niet nogmaals het
                     gevoel van rechtvaardigheid en het vertrouwen in de overheid worden aangetast?
                  
Voorzitter. Het kabinet heeft op verzoek van deze Kamer een nieuwe schijf ingebouwd
                     in de energiebelasting op gas en elektriciteit – het gaat zowel om gas als om elektriciteit,
                     dus om twee nieuwe schijven – om beleid te kunnen maken dat gerichter is op huishoudens.
                     Dat steun ik natuurlijk. Bij de belasting op gasverbruik doet het kabinet nu wel iets
                     raars. Waar deze Kamer nog vroeg om een maximum dat boven het gemiddelde gasverbruik
                     zit, zodat een huishouden dat gemiddeld gas verbruikt, namelijk 1.200 kubieke meter,
                     daar gewoon onder valt, verlaagt het kabinet deze grens naar 1.000 kubieke meter.
                     Hiermee zegt de Staatssecretaris mensen een prikkel te geven om het gasverbruik zo
                     veel mogelijk terug te brengen. Maar we hebben hier al vaak besproken dat als je in
                     een oude sociale huurwoning zit, je vaak helemaal geen alternatief hebt. Die prikkel
                     werkt dus helemaal niet. Een zogeheten prikkel betekent dan simpelweg óf in de kou
                     zitten, óf je rekeningen niet meer kunnen betalen.
                  
Ik vraag de Staatssecretaris daarom om toe te lichten waarom hij dit rechtvaardig
                     vindt. Is het niet rechtvaardiger om dichter bij het gemiddelde verbruik te gaan zitten,
                     of eigenlijk nog daarboven? Het amendement van de ChristenUnie destijds vroeg daar
                     ook om. Wij hebben een eigen amendement ingediend om het weer in lijn daarmee te brengen.
                     Natuurlijk maakt het volgend jaar nog niet uit omdat die tarieven nog niet wijzigen,
                     maar ik kan mij niet voorstellen dat je extra schijven inbouwt zonder dat je van plan
                     bent om ook iets aan die tarieven te gaan doen. Dus het lijkt mij logisch om met het
                     oog op de toekomst aansluiting te zoeken bij het gemiddeld verbruik van huishoudens
                     en niet een zogenaamde prikkel in te bouwen.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Grinwis een vraag daarover.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb meer een technische vraag. Ik ben het eens met de heer Alkaya dat als wij een
                     amendement indienen, het kabinet dat amendement gewoon ongewijzigd in wetgeving moet
                     overnemen, want wij zijn medewetgever en niet een soort van adviseur van het kabinet.
                     Ik ben het dus eens met zijn frustratie daarover. Maar heeft hij bij het indienen
                     van het amendement gecheckt of het uitvoerbaar is voor 1 januari? We kunnen nog wel
                     per 1 januari de energiebelasting verlagen in de eerste schijf, want dat hebben we
                     veiliggesteld met dat amendement vorig jaar. Maar kunnen we ook nu nog z'n grens aanpassen
                     voor 1 januari 2024? Of ziet uw amendement per definitie op het volgende jaar, omdat
                     we er noodgedwongen een jaar overheen moeten laten gaan qua uitvoering?
                  
De heer Alkaya (SP):
Om eerlijk te zijn heb ik dat niet gecheckt. Alleen, het ligt nu al voor. Onderdeel
                     van het Belastingplan ís een verlaging van 1.200 naar 1.000. Het zou toch heel gek
                     zijn als wij daar niets meer over kunnen zeggen? Waarom bespreken we het dan überhaupt
                     nog? Dus ik ga ervan uit dat het nog aan te passen is. Als dat niet zo is, is er natuurlijk
                     ook geen man overboord, want de tarieven blijven ongewijzigd. Maar dan kunnen we wel
                     alvast ervoor zorgen dat de intentie van die 1.200 wel wordt uitgesproken op deze
                     manier. Je zou misschien eerder kunnen denken aan een motie, als het echt onuitvoerbaar
                     zou zijn. Maar ik ga ervan uit dat als het kabinet dit aan ons voorlegt, wij er nog
                     iets over te zeggen hebben.
                  
De voorzitter:
De heer Grinwis in tweede instantie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb dus vorig jaar dat amendement ingediend, omdat het toen niet per 1 januari
                     uitvoerbaar bleek. We moesten het dus een jaar van tevoren indienen om het per 1 januari
                     2024 van kracht te kunnen laten zijn. Dus mijn prioriteit ligt nu bij het zorgen dat
                     we dat eerste schijfje ook gaan gebruiken en de energiebelasting daadwerkelijk gaan
                     verlagen voor huishoudens, in plaats van dat we nu nog een keer een wijziging gaan
                     doorvoeren die pas volgend jaar, dus in 2025, kan ingaan en we in de tussentijd niks
                     doen. Daar zit ik dus een beetje mee. Maar oké, we horen wel van de Staatssecretaris
                     wat er per 1 januari 2024 wel en niet technisch nog uitvoerbaar is. Dat was een beetje
                     mijn zorg.
                  
De voorzitter:
Nog een korte reactie van de heer Alkaya?
De heer Alkaya (SP):
Zoals gezegd is er dan wat mij betreft natuurlijk geen man overboord, want je kunt
                     in 2024 natuurlijk prima een lager tarief hebben, alleen tot 1.000 kuub, maar dan
                     moet wel met een amendement worden geregeld dat vanaf 2025 die grens naar 1.200 kuub
                     gaat. Misschien moet je dan wéér iets met het tarief doen. Dat snap ik wel als je
                     het budgetneutraal zou willen doen, maar er zitten ook nog verkiezingen tussen. Ik
                     denk dus dat het op deze manier wel goed komt, maar ik hoor graag van de Staatssecretaris
                     of het op deze manier echt onuitvoerbaar is. Dan wil ik het best zo aanpassen dat
                     het vanaf 2025 zou zijn, maar ik denk dat we daar wel uitkomen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Daarnaast staan er vandaag heel wat andere wijzigingsvoorstellen op de
                     agenda die de SP in beginsel kan steunen. Dat zijn er heel wat. Veel daarvan is louter
                     technisch, maar ook substantiële voorstellen, zoals de versobering in de bedrijfsopvolgingsregeling,
                     zijn verbeteringen ten opzichte van de huidige situatie. Die kan de SP steunen, maar
                     helaas ontbreken er vooral veel hervormingen in het Belastingplan. Een van de belangrijkste
                     daarvan is een verlaging van de lasten voor de wooncorporaties, zeker gezien het tekort
                     aan woningen en de opgave waar we voor staan om veel woningen bij te bouwen. Als we
                     dat geld beschikbaar stellen voor de corporaties, kunnen zij dat steken in de bouw
                     van woningen en in onderhoud. Corporaties moeten nu ongeveer 670 miljoen per jaar
                     lenen om hun tekorten te dekken. Dat is natuurlijk onhoudbaar. De SP zal een amendement
                     indienen om dit probleem op te lossen door wooncorporaties vrij te stellen van de
                     vennootschapsbelasting. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daarover denkt. Ik
                     hoop op steun van zowel de regering als van de partijen in de Tweede Kamer die eerder
                     onze motie hierover hebben gesteund.
                  
Voorzitter. Ten slotte wil ik stilstaan bij een amendement dat de SP heeft ingediend
                     om de btw op openbaar vervoer op nul te zetten en dit te betalen door de 30%-regeling
                     en de keuzeregeling voor partiële buitenlandse belastingplicht af te schaffen. Daarmee
                     worden belastingkortingen voor expats dus versoberd, maar niet geheel afgeschaft,
                     want je kunt natuurlijk nog steeds de reële kosten blijven vergoeden. De vrijstelling
                     voor de vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten blijft dan immers nog
                     steeds bestaan. Daartegenover staat dan dat niet alleen alle Nederlanders goedkoper
                     openbaar vervoer zouden hebben, maar ook die expats; die kunnen dan natuurlijk ook
                     gebruikmaken van goedkoper openbaar vervoer. Wat vindt de Staatssecretaris van dit
                     idee, mede in het licht van de recente aankondiging van Portugal om ook dit soort
                     expatkortingen af te schaffen? Is hij bereid ons amendement te omarmen en tegelijkertijd
                     op Europees niveau te bouwen aan een coalitie voor gezamenlijke algehele afschaffing
                     van dit soort belastingkortingen voor expats? Want uiteindelijk verliezen niet alleen
                     de andere lidstaten bij dit soort belastingconcurrentie, maar ook Nederland. Elke
                     lidstaat gaat er uiteindelijk op achteruit bij dit soort belastingconcurrentie. Daar
                     zouden we dus internationaal vanaf moeten. Net als bij dat OESO-akkoord zouden we
                     ook hierbij voorop moeten lopen.
                  
Dank u wel.
De heer Erkens (VVD):
Ik zag al in de schriftelijke vragen dat de SP kritisch was over de versobering van
                     de mkb-winstvrijstelling volgend jaar. Die raakt met name kleine ondernemers en ook
                     veel zelfstandigen. Is de SP voornemens of bereid om te kijken naar een voorstel om
                     die versobering ten dele of grotendeels terug te draaien?
                  
De heer Alkaya (SP):
Zeker. Bij de Financiële Beschouwingen hebben we dat ook geprobeerd door de Innovatiebox
                     enigszins te verhogen; uit mijn hoofd zeg ik: van 9% naar 10,3%. Dat is helaas weggestemd,
                     maar het is inderdaad niet eerlijk om de rekening van een tegenvaller aan de zijde
                     van de regering neer te leggen bij het midden- en kleinbedrijf. Als daar een andere
                     oplossing voor te vinden is dan ons voorstel, dat dus helaas is weggestemd, staan
                     we daar natuurlijk voor open. Dit hangt wel samen met de vraag of we die rekening
                     weer bij de werknemers gaan neerleggen of iets dergelijks. We moeten dus even naar
                     de dekking kijken.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, D66.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. In de set wetten die we nu behandelen, zit onder meer het
                     Belastingplan zelf, naast nog heel veel specifiekere wetten; dat zeiden de collega's
                     ook al. Ik heb een aantal opmerkingen, allereerst over de e-sigaretten. Ik was heel
                     blij met de inbreng van de heer Erkens, want als ik een beetje tel, ook gehoord wat
                     andere partijen hebben gezegd, is er nu gewoon een Kamermeerderheid die het kabinet
                     gewoon wil opdragen om een gebruiksbelasting in te voeren per 1 januari 2025. Ik heb
                     daar een motie voor in voorbereiding. Ik weet dat meer collega's bezig zijn. We belasten
                     sigaretten met tabak fors, omdat we weten dat de tabaksaccijns naast regulering een
                     zeer effectieve maatregel is om te zorgen dat zeker jongeren niet gaan roken. Bij
                     e-sigaretten is de Staatssecretaris die daarover gaat bezig met de smaken. Ik denk
                     dat hij ook echt naar de geuren moet kijken, de nieuwe ontsnappingsroute van de sigarettenindustrie.
                     Maar ik proef hier een Kamermeerderheid voor. Dat stemt mij optimistisch, want dit
                     brengt gewoon grote gezondheidsschade toe. Het kabinet zei «we zijn demissionair»,
                     maar ik denk dat zo'n heldere Kameruitspraak niet aan dovemansoren gericht zal zijn
                     volgende week. Dat stemt mij hoopvol.
                  
Dan de voorstellen die er liggen. Er zitten maatregelen op de BOR in. Mijn fractie
                     had daar verder willen gaan, maar ik vind het wel goed dat we hier nu echt een aantal
                     maatregelen nemen. D66 wil overigens de BOR ook behouden, maar wel veel beter richten
                     op waar die oorspronkelijk voor bedoeld was.
                  
In den brede denk ik overigens, als je een beetje terugkijkt, dat we op een aantal
                     punten wel echt een doorbraak hebben bereikt de afgelopen vijf, zes jaar. De eerste
                     is toch dat voor 8 à 9 miljard aan hogere belastingen op vermogen en grote winsten
                     zijn ingevoerd, met maatregelen in box 2, een progressief tarief in box 2, maar ook
                     met maatregelen rond de vermogensbelasting en maatregelen rond belastingconstructies.
                     Daarmee hebben we echt een verschil gemaakt, om daarmee het belastingstelsel eerlijker
                     te maken. Met de opbrengst zou bijvoorbeeld de belasting op werk verlaagd kunnen worden.
                  
De tweede grote doorbraak is denk ik toch Nederland als belastingparadijs. Daar is
                     echt wat veranderd. Wij stonden daar op de verkeerde lijstjes. Deze Staatssecretaris
                     en ook een heel aantal van zijn voorgangers, hebben daar met brede steun in deze Kamer
                     een einde aan gemaakt. Het is niet meer een aanbeveling van de Europese Commissie
                     dat wij moeten stoppen met allemaal belastingconstructies. Het IMF is tevreden. De
                     OESO is enthousiast over het feit dat Nederland echt veel maatregelen heeft genomen
                     om dat te doen. Ik sloeg best achterover van de impact. De Staatssecretaris gaf enkele
                     dagen geleden aan dat er nu zelfs onverwacht 50 miljoen binnenkwam van een maatregel
                     waarvan we dachten dat die geen opbrengst zou hebben, omdat de constructie zou stoppen.
                     Gewoon een paar cijfers. De rentebetalingen naar laag belastende jurisdicties: 4,8
                     miljard in 2018 en 1,2 miljard vorig jaar. Dat is niet niks. Royalty's die via Nederland
                     liepen: 32,5 miljard in 2019 en 500 miljoen in 2022. Beleid werkt. Bijna een halvering
                     van de dividendstromen vanuit Nederland naar belastingparadijzen. Tussen 2005 en 2015:
                     Amerikaanse bedrijven meer dan een half biljoen euro via cv/bv-constructies, die inmiddels
                     in Nederland niet meer bestaan. Hybride leningen: afgeschaft. Earningsstrippingmaatregelen
                     ingevoerd. En nu dus de Pillar Twowetgeving die mijn fractie van harte steunt, met
                     een minimumbelasting van 15%. Van alle dingen die beter moeten, vind ik het ook goed
                     om af en toe gewoon stil te staan bij waar we echt dingen hebben veranderd als politiek.
                     En dit is er wat mij betreft echt een van.
                  
Voorzitter. Dan zou ik nog heel specifiek aandacht willen vragen voor één maatregel
                     die in dit voorstel zit en die gaat over de «no cure, no pay»-bureaus. De heer Erkens
                     had het over de kwaliteit van bpm- en WOZ-dingen. Die moet natuurlijk altijd goed
                     zijn, maar laten we ook gewoon eerlijk zijn: dit is gewoon een verdienmodel. Dit is
                     gewoon een verdienmodel en ik vind het heel goed dat het kabinet daar actie tegen
                     onderneemt. De Staatssecretaris legt gewoon dat verdienmodel aan banden. Dat vind
                     ik verstandig. Niet omdat mensen geen bezwaar mogen maken – als er echt is mis is,
                     moet je dat vooral doen – maar wel om het systeem dat nu is gegroeid aan te pakken.
                     Ik steun dus wat daar staat. Mijn fractie steunt dat. Ik heb wel nog één vraag: speelt
                     dit nou eigenlijk alleen hier of zijn er ook nog andere sectoren waar dit buitengewoon
                     aantrekkelijk is? Ik denk bijvoorbeeld aan verkeersboetes, waar ook wel op geworven
                     wordt. Is het nog te overwegen om dit ook in andere sectoren te doen? Nogmaals, mensen
                     moeten altijd bezwaar kunnen maken, maar het gaat om het systeem dat hier gewoon een
                     aanzuigende werking heeft en waar actief op wordt geworven.
                  
De voorzitter:
Dit roept een vraag op bij de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kan me best wat voorstellen bij wat collega Van Weyenberg zegt, maar dat begint
                     natuurlijk met een eenvoudig belastingstelsel waarbij we begrijpen wat de overheid
                     doet. Ik snap dat het aantrekkelijk is om een rant te plaatsen over een te makkelijk
                     verdienmodel, maar wat doet het met de rechtsbescherming van burgers? Zijn burgers
                     zelf in staat om een bezwaar in te dienen op de WOZ en echt bij de overheid aan te
                     tonen dat het niet klopt? We weten allemaal dat het belastingstelsel zo complex is
                     dat je helaas soms professionals nodig hebt. Ik zit er erg mee te worstelen, want
                     ik voel helemaal mee met wat de heer Van Weyenberg zegt. Tegelijkertijd moet het niet
                     alleen een soort van simpele bezuiniging zijn door het wegwerken van bepaalde bedrijven
                     en ook een soort bezuiniging op de rechtsbescherming van burgers.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Sterker, de heer Grinwis weet dat hij mijn partij altijd aan zijn kant vindt als mensen
                     hun recht moeten kunnen halen. Als het gaat om de sociale advocatuur of de griffierechten,
                     staat mijn partij voorop, net als overigens de partij van de heer Grinwis, om ervoor
                     te zorgen dat mensen hun recht kunnen halen. Zeker als het gaat om een overheid, is
                     de drempel heel hoog. Bovendien zijn er vaak kosten mee gemoeid. Ik ben er echt van
                     overtuigd dat de proceskostenvergoeding nu een aanzuigende werking heeft. Ik vind
                     het dan ook verstandig wat de Staatssecretaris doet. Over de vereenvoudiging van het
                     belastingstelsel ben ik het volledig met de heer Grinwis eens. We hebben daar allebei
                     veel voorstellen voor gedaan. Die zijn misschien nog niet allemaal klaar, maar die
                     verzilverbare heffingskorting gaat er gewoon komen; ik voel het aan mijn water. Dat
                     zeg ik ook als opdracht aan allen die na mijn vertrek hier straks nog een blauw stoeltje
                     hebben. Ik zeg het met een glimlach, voorzitter. Die gratis kinderopvang gaat ook
                     helpen. Ik weet dat we hier aan hetzelfde touwtje trekken. Volgens mij kunnen we heel
                     goed de rechtsbescherming borgen – dat is superbelangrijk – maar wel iets doen aan
                     iets wat een aanzuigende werking heeft en niet meer gaat over wat er daadwerkelijk
                     onder ligt. Het is een soort ...
                  
De voorzitter:
Sorry. Ik zette de microfoon per ongeluk uit.
De heer Van Weyenberg (D66):
Je moet wel kijken naar die aanzuigende werking, ook omdat we zien dat andere mensen
                     daar nu de dupe van zijn. Dit heeft gewoon een impact op de justitiële keten die niet
                     te onderschatten is. Dat is volgens mij ook de aanleiding voor dit wetsvoorstel. Mijn
                     concrete vraag was: speelt dit bij bijvoorbeeld verkeersboetes ook niet? Veel dingen
                     zijn ingewikkeld, maar een verkeersboete is wel buitengewoon helder, om maar iets
                     te noemen.
                  
Voorzitter. Ik heb nog één vraag. In het debat hebben we het een paar keer gehad over
                     de beruchte tabelcorrectiefactor. Lees: hoe ook grenzen en dergelijke worden aangepast
                     aan de inflatie, omdat je anders sluipenderwijs steeds meer belasting zou gaan betalen.
                     Een van de vergoedingen die niet worden geïndexeerd is, als ik het goed begrijp, de
                     vrijwilligersvergoeding. Klopt dat, zo vraag ik de Staatssecretaris. Wat is daar eigenlijk
                     de reden voor? Er heeft ooit een gedachte gezeten achter het bedrag. Ik vraag de Staatssecretaris
                     om daar richting maandag nog een keer naar te kijken.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. De heer Van der Lee is aan de beurt.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Over de Wet minimumbelasting spraken we al even in een interruptie.
                     Ik wil daarvoor mijn complimenten geven; dat meen ik ook. Het is heel terecht en belangrijk.
                     Goed dat Nederland hierin vooroploopt. Het is inderdaad jammer dat de opbrengst tegenviel.
                     Ik ben ook niet op alle punten enthousiast over hoe het is opgevangen, maar deze wet
                     heeft wat ons betreft alle steun. Ik heb ’m inderdaad grotendeels gelezen, meneer
                     Van Dijck. Ik heb hier in een vorig leven in andere functies al lang aan gewerkt.
                     Dat er op internationaal niveau stappen worden gezet ... Er wordt hier gevraagd of
                     dat was vóór de fusie. Voor mijn Kamerlidmaatschap was dat zelfs. Ik ben hier ontzettend
                     blij mee.
                  
Dan andere maatregelen. Het zijn er inderdaad heel veel. Laten we beginnen met de
                     BOR en fiscale regelingen in het algemeen. Wij praten heel graag over fiscale regelingen,
                     en dan met name over het afschaffen ervan. Ons belastingstelsel is namelijk veel te
                     complex en bevat heel veel ondoelmatige regelingen die we niet nodig hebben en die
                     geld kosten of althans minder geld opleveren voor de schatkist. Daarom hebben we ook
                     bij dit Belastingplan weer gekeken of er vooruitgang geboekt wordt. Het voorzichtige
                     antwoord is: een beetje. Het kabinet neemt een stapje om de BOR te versoberen. Dat
                     is in principe natuurlijk goed nieuws, maar het is wel een beetje een anticlimax als
                     je ziet hoe beperkt dat stapje is. Het was lang aangekondigd en bij ons was de spanning
                     enorm opgelopen. Dan is het toch wel even slikken dat het maar zo'n klein stapje is.
                     Wij zijn in essentie voor afschaffing van de hele regeling. Maar goed, we hebben aangetoond
                     dat we bereid zijn tot een compromis. Daarop hebben we ook een initiatiefwet ingediend.
                     Die gaat op heel veel terreinen echt wel wat verder dan wat het kabinet nu op de mat
                     heeft gelegd.
                  
In het wetsvoorstel valt te lezen dat uit de evaluatie van de BOR blijkt dat er mogelijkheden
                     zijn om de regeling te verbeteren. De evaluatie laat echter zien dat de BOR ondoelmatig
                     en niet nodig is om de doelstelling te bereiken. Dus blijven wij vragen: waarom kiest
                     het kabinet niet voor andere, doelmatiger regelingen om dezelfde doelen te bereiken?
                     Destijds is er in het debat het een en ander gewisseld, bijvoorbeeld over betalingsregelingen.
                     Daar gaan we op een ander moment misschien nog op door. Waarom zijn goede betalingsregelingen
                     waarbij ontvangers van schenkingen en erfenissen ruim de tijd krijgen om hun belastingschuld
                     af te lossen, volgens het kabinet niet voldoende? Dat is kennelijk de overweging.
                     Wat zijn volgens het kabinet de knelpunten in de BOR? Lost het voorliggende wetsvoorstel
                     al deze knelpunten eigenlijk wel afdoende op? «Knelpunt» is het woord van het kabinet
                     zelf.
                  
Het wetsvoorstel noemt twee scenario's die zouden kunnen optreden zonder de BOR: het
                     faillissement of de gedwongen staking van een bedrijf dat via een schenking of erfenis
                     overgaat, en de gedwongen verkoop van een bedrijf waardoor het niet meer in handen
                     van één familie is. Kan het kabinet uitleggen wanneer het eerste scenario eigenlijk
                     ontstaat? Hoe leidt de erf- en schenkbelasting tot het faillissement van een bedrijf?
                     Hoe vaak zou dit volgens het kabinet zonder de BOR voorkomen? Of hoe vaak komt dit
                     voor als je de BOR versobert?
                  
De Raad van State stelt dat er geen economische reden is om tegen de verkoop van bedrijven
                     te zijn als verkoop ertoe leidt dat ze geen familiebedrijf meer zijn. Daarvoor zijn
                     alleen politieke of emotionele redenen. Dat zegt de Raad van State! Deelt het kabinet
                     die opvatting en, zo niet, wat zijn dan die economische redenen? Wat is de toegevoegde
                     economische waarde waarmee een algemeen belang in het geding is? Ik citeer hiermee
                     het kabinet; het staat namelijk bij het wetsvoorstel. Zijn we met de BOR niet gewoon
                     de erfgenamen van bedrijven aan het voortrekken ten opzichte van erfgenamen van gewone
                     mensen, die niet een eigen bedrijf maar iets anders erven? Die betalen daar gewoon
                     erfbelasting over. Het kabinet stelt dat het bepaalde maatregelen wel zou willen nemen,
                     maar dat dat niet kan omdat het te complex zou zijn. Bij een van die maatregelen gaat
                     het echter om een voorstel dat wij al eerder hebben gedaan in de initiatiefwet, namelijk
                     het beperken van de toegang tot de BOR tot ontvangers van reguliere aandelen met een
                     minimaal belang van 5%. In het wetsvoorstel is dat 25%. Waarom kan het kabinet deze
                     maatregel niet gewoon overnemen uit het initiatiefwetsvoorstel?
                  
Het kabinet kiest ervoor om het keuzevermogen te kwalificeren voor de BOR en de DSR,
                     voor zover het in de onderneming gebruikt wordt. Dat geldt echter alleen voor bedrijfsmiddelen
                     met een waarde van minimaal € 100.000, een grens die het kabinet zelf al «arbitrair»
                     noemt. Het gaat hier om bedrijfsmiddelen die zowel voor de onderneming als privé gebruikt
                     worden. Waarom kan de grens dan niet op bijvoorbeeld € 10.000 liggen? Wat voor extra
                     administratieve lasten zijn er als de grens lager ligt? Kan de regering voorbeelden
                     noemen van bedrijfsmiddelen van boven de € 10.000 die zowel privé als voor de onderneming
                     gebruikt worden?
                  
Het kabinet kiest voor het verhogen van het volledig vrijgestelde vermogen naar 1,5
                     miljoen; dit was dus 1,2 miljoen. Welk knelpunt wordt hier nou mee opgelost? Dit heeft
                     toch niets met een versobering te maken, en staat daarmee toch volledig haaks op de
                     resultaten van de CPB-evaluatie? In het algemeen valt op dat kabinet de eigen doelstelling
                     rondom het aanpakken van fiscale constructies en het verminderen van het aantal fiscale
                     regelingen niet haalt. Van de beloofde 550 miljoen wordt 70 miljoen niet gehaald.
                     Vindt de Staatssecretaris dit niet ook nogal gênant, als we weten dat fiscale regelingen
                     een totaal budgettair beslag van tientallen miljarden euro's hebben? En dan reken
                     ik de arbeidskorting en de algemene heffingskorting niet mee. En als we weten dat
                     veel van de fiscale regelingen negatief geëvalueerd zijn, hoe kan het dan dat het
                     niet lukt om structureel een half miljard op te halen? Het is toch niet aan mensen
                     uit te leggen dat ze nu meer inkomstenbelasting moeten gaan betalen, omdat de Staatssecretaris
                     dit niet voor elkaar heeft gekregen? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat zelfs
                     de apolitieke Raad van State opmerkt dat de afweging toch wel heel raar is gegaan,
                     als dit het uiteindelijke resultaat is? Is de Staatssecretaris bereid om amendementen
                     vanuit Kamer die ervoor zorgen dat we die taakstelling wél halen, te steunen, bijvoorbeeld
                     door de BOR verder te versoberen of door te snoeien in speciale regelingen, in de
                     mrb of de bpm? Een versobering in de BOR kan zijn dat de vrijstelling boven de 1,5
                     miljoen iets kleiner wordt, bijvoorbeeld van 70% naar 50%.
                  
Dan ga ik over naar een ander onderwerp.
De voorzitter:
Dan stop ik u even, want u heeft een interruptie van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben wel benieuwd, want familiebedrijven zorgen vaak langjarig voor hun werknemers.
                     Familiebedrijven hebben de focus op de lange termijn; ze kijken zelfs over de generaties
                     heen en zijn dus minder gericht op het kortetermijndenken waar uw partij volgens mij
                     vaak kritiek op heeft. Als de BOR inderdaad nog veel verder versoberd zal worden,
                     wat is voorgesteld, dan kom je natuurlijk wel in een situatie dat een heleboel erfgenamen
                     een bedrijf moeten liquideren om überhaupt voldoende geld te hebben om de rekening
                     van de belasting te betalen. Bent u dan niet bang dat al die bedrijven niet meer in
                     handen van families zijn, die kijken naar de lange termijn en die ook hier in Nederland
                     hun wortels hebben, maar dat deze bedrijven opgekocht worden door private equity?
                     Daar bent u volgens mij ook geen groot voorstander van.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank aan meneer Erkens voor de interruptie. Ik ben daar niet bang voor. Ik heb net
                     uitgelegd dat er ook andere methoden zijn om te voorkomen dat die liquiditeitsproblemen
                     ontstaan. Je kunt betalingsregelingen treffen. Het gaat er nu om: wil je dat mensen
                     überhaupt geen erfbelasting hoeven te betalen door vrijstellingen te geven? Of vind
                     je dat je dat in de tijd kunt uitsmeren of zou moeten uitsmeren, zodat in de jaren
                     dat het bedrijf wordt gecontinueerd en winst wordt gemaakt er keurig wordt afgedragen,
                     zoals gewone mensen ook doen als zij iets erven en daar belasting over moeten betalen?
                     Daar zit het verschil van inzicht.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met het punt waar u gebleven was.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat is bij vastgoedtransacties. Het kabinet stelt voor een nieuw tarief te introduceren
                     in de overdrachtsbelasting van 4% voor vastgoed dat via aandelentransacties wordt
                     overgedragen. Het is goed dat transacties die voorheen niet belast werden dat nu wel
                     gaan worden. Het ging immers in een deel van de gevallen om ontwijking van de normaal
                     gesproken verschuldigde btw. Wat opvalt is dat de noodzaak van de maatregel in nogal
                     vage termen wordt omschreven in het Belastingplan. Kan de Staatssecretaris uitleggen
                     hoe het komt dat de belastingdruk te hoog zou worden, als er gewoon btw geheven zou
                     worden over deze transacties zoals normaal gesproken het geval is bij nieuw vastgoed?
                     Kan hij voorbeelden geven van deze situatie? Klopt het dat in een deel van de gevallen
                     de belastingdruk onder de nieuwe regel nog steeds lager zal zijn dan bij normale vastgoedtransacties
                     waarbij btw verschuldigd is? Biedt de mogelijkheid van een aandelentransactie daarmee
                     nog steeds een route om in ieder geval een deel van de verschuldigde belasting te
                     ontwijken?
                  
Uit de uitvoeringstoets blijkt dat er sprake is van – ik citeer – aanzienlijke handhavingsrisico's,
                     dat structureel maar liefst 22,5 fte nodig is voor de handhaving die de Belastingdienst
                     mogelijk niet op tijd kan werven, dat dit mogelijk ten koste gaat van andere toezichtsprocessen
                     en dat het risico op ontgaans- en ontwijkingsstructuren toeneemt. De Raad van State
                     stelt dat de voorgestelde maatregelen zorgen dat de complexiteit toeneemt. De maatregelen
                     staan dan ook haaks op het voornemen van de regering om de complexiteit in het belastingstelsel
                     te reduceren. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting? Hoe gaat de Staatssecretaris
                     voorkomen dat het misgaat met de handhaving en dat btw en overdrachtsbelasting via
                     dit nieuwe tarief ontweken gaan worden?
                  
Dan ga ik door naar box 3. Het kabinet stelt nu enkele zinnige maatregelen voor box
                     3 voor die samen structureel zo'n 54 miljard opleveren. Het vermogen van verenigingen
                     van eigenaren...
                  
De voorzitter:
Laat u niet afleiden, meneer Van der Lee. Gaat u door.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Het vermogen van verenigingen van eigenaren gaat voortaan net zo behandeld worden
                     als spaargeld en niet als belegging, en het heffingsvrij vermogen wordt komend jaar
                     niet geïndexeerd. Ook wordt de tariefsverhoging naar 34% vervroegd. Hoewel dit nuttige
                     maatregelen zijn, is de opbrengst vanuit box 3 onzeker. Er blijft een zwaard van Damocles
                     boven box 3 hangen in de vorm van het recente advies van de advocaat-generaal. Het
                     gebruik van gemiddelde beleggingsrendementen wordt daarin bekritiseerd, omdat het
                     tot discriminatie en mogelijke eigendomsrechtschendingen zou leiden. Hoe ziet de Staatssecretaris
                     dit advies? Welke voorbereidingen worden er nu getroffen om een mogelijk vergaand
                     vonnis uit te kunnen voeren? Kan worden toegezegd dat mogelijke dervingen ook binnen
                     hetzelfde vermogensdomein worden opgelost, zoals dat een vorige keer wel is gebeurd?
                     Is het volgens de Staatssecretaris mogelijk om de aard van de box 3-heffing aan te
                     passen van vermogensrendementsheffing naar een pure vermogensbelasting en de heffing
                     op die manier juridisch houdbaar te maken? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze
                     optie?
                  
Dan de IACK. Daar hebben we het vanochtend al uitvoerig over gehad. Ik had het nu
                     in dit deel staan, maar ik zal dat overslaan. Daar zal de voorzitter blij mee zijn.
                  
Dan heb ik nog een aantal andere onderwerpen. Goed dat het kabinet de wet aanpast
                     om bureaus die misbruik maken van de regels voor bezwaar tegen de WOZ-waarde, aan
                     te pakken. De aantallen bezwaren en de betaalde vergoedingen liepen helemaal uit de
                     hand. Vooral voor lagere overheden zal het fijn zijn als ze minder tijd kwijt zijn
                     aan het behandelen van dit soort bezwaren. Ook ik maak me zorgen, net als collega
                     Van Weyenberg, of dit leidt tot verplaatsingseffecten, ook van dit type bureaus. Gaan
                     ze zich richten op andere trajecten, bijvoorbeeld als het gaat om verkeersboetes?
                     Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar? In de richting van collega Grinwis: bij mijn
                     weten is de wijze waarop de WOZ-bezwaarprocedure loopt al jaren dezelfde. De complexiteit
                     van het belastingstelsel speelt hier dus niet een hele grote rol, maar goed, daar
                     kunnen we van mening over verschillen. Daar kunnen we over twisten, hoor ik, maar
                     ik denk dat het op dit punt niet zo'n sterk argument is.
                  
Het kabinet past de regeling voor giften vanuit de vennootschap aan met als doel de
                     regeling te vereenvoudigen en de goededoelensector te ondersteunen. Dat zijn twee
                     verschillende dingen. Wat is hier nou eigenlijk het belangrijkste doel en kon dat
                     ook op een andere manier bereikt worden? Wij zijn voor vereenvoudiging in het algemeen,
                     maar uit de uitvoeringstoets blijkt dat handhaving ingewikkeld zal zijn, dat oneigenlijk
                     gebruik moeilijk is tegen te gaan en dat de maatregel zal leiden tot nieuwe fiscale
                     constructies. Dat klinkt niet eenvoudiger. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar?
                  
Er wordt links en rechts gewaarschuwd voor de gevaren van vapen. Ondertussen neemt
                     deze verslaving enorm toe onder jongeren. Dat vinden wij echt onacceptabel. Met anderen
                     zouden wij heel graag zien dat hier snel een accijns op wordt geheven. Ik begrijp
                     dat de techniek hierbij een probleem oplevert. Anders dan bij sigaretten waarvan de
                     nicotinewaardes allemaal zijn vastgelegd, is het hier nog even een puzzeltje. Maar
                     ik hoop dat het kabinet met een gezamenlijke inspanning bereid is om hier snel een
                     stap in te zetten.
                  
Betalen naar gebruik, de kilometerheffing, is controversieel verklaard. Kan de Staatssecretaris
                     aangeven wat de consequenties daarvan zijn voor de overgang naar het nieuwe stelsel
                     en voor de belastingopbrengsten binnen het domein auto? Daar zijn we erg benieuwd
                     naar, ook met het oog op de formatie.
                  
Tot slot wil ik nog één zin zeggen over de discussie over suikerhoudende dranken.
                     Er is een vrijstelling voor zuivel, maar waarom niet voor plantaardige melk?
                  
Dat was het. Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Meneer Grinwis, wilt u interrumperen op de heer Van
                     der Lee of zit u klaar voor uw inbreng? Nee, want mevrouw Van Dijk is eerst. Wat bent
                     u aan het gebaren, mevrouw Van Dijk?
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik weet niet of ...
De voorzitter:
Is er iemand die de volgorde wil doorbreken? Met deze halve zinnen en non-verbale
                     communicatie weet ik niet zo goed wat de Kamer graag wil.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik zou het heel fijn vinden als ik in het komende halfuur aan de beurt zou kunnen
                     komen omdat ik daarna mijn eigen initiatief plenair moet verdedigen.
                  
De voorzitter:
Ga uw gang. Meneer Stoffer?
De heer Stoffer (SGP):
Ik moet om 17.15 uur echt weg zijn.
De voorzitter:
Ik ga ervan uit dat de heer Omtzigt niet een heel uur nodig heeft. Hij gebaart van
                     niet, maar misschien zijn er wel heel veel interrupties, meneer Omtzigt. Ik stel de
                     commissie voor dat de heer Omtzigt eerst gaat, dan de heer Stoffer en dan de rest
                     weer in de oorspronkelijke volgorde. Ah, nu hoor ik dat de heer Grinwis ook eerder
                     weg moet. Zo zie je maar weer: je trekt aan een kaartje en het hele huis stort in
                     elkaar. Eerst de heer Omtzigt, dan de heer Grinwis, dan de heer Stoffer. Meneer Omtzigt.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter. De arbeidsmigratie legt op dit moment een grote druk op de
                     basisvoorzieningen in Nederland en daarmee ook op de bestaanszekerheid van Nederlanders.
                     Volgens SEO zijn er nu ruwweg een miljoen arbeidsmigranten in Nederland. Het meest
                     in het oog springend is de precaire situatie op de Nederlandse woningmarkt, in de
                     volkshuisvesting zo u wilt. We hebben niet de woningen om grote hoeveelheden migranten
                     te huisvesten en we zijn niet in staat om de woningbouw in de nabije toekomst zo op
                     te schalen dat we voldoende woningbouw kunnen realiseren.
                  
Toch proberen we met twee regelingen veel migranten aan te trekken. Dan gaat het om
                     de 30%-regeling en de regeling voor de extraterritoriale kosten. Zij versterken de
                     aantrekkingskracht van Nederland. Ik ben van mening dat als men kiest voor duurzaam
                     verblijf in Nederland er ook duurzaam moet worden bijgedragen aan onze samenleving
                     en dat er normaal belasting betaald moet worden over het inkomen. Het doel van die
                     regelingen moet zijn om tegemoet te komen in de dubbele kosten van het tijdelijk verblijf.
                     Dat zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat je het tot twee jaar limiteert. Dat is voldoende
                     voor tijdelijk verblijf. Daarna ben je hier permanent.
                  
Dit wordt nog weleens onderschat. Neem bijvoorbeeld de universiteiten. Daar heeft
                     bijna elke buitenlandse medewerker er recht op. Als twee mensen daar dezelfde functie
                     hebben, van wie er een uit het buitenland komt, geniet diegene 30% van zijn inkomen
                     belastingvrij, terwijl de collega uit Nederland dat niet heeft. De eerste heeft dus
                     een inkomen dat netto al gauw 15% hoger ligt dan die tweede. Die kan zich dus meer
                     permitteren op de woningmarkt. We horen verhalen dat in Amsterdam en Haarlem tussen
                     de 35% en 50% van de woningen door expats gekocht worden. Dat kan niet de bedoeling
                     zijn.
                  
Ik vraag dus om een herijking van de juiste prikkels bij de 30%-regeling, een versobering.
                     Nu geldt deze riante regeling, waar ik ook ooit aanspraak op had kunnen maken, voor
                     vijf jaar. Zou het niet doeltreffender zijn om dat tot twee jaar te beperken of een
                     soort aflopende trap te laten zijn, met bijvoorbeeld 30% voor de eerste twintig maanden,
                     20% voor de tweede twintig maanden en 10% voor de twintig maanden daarna? Graag een
                     reactie van de Staatssecretaris, want ik overweeg een amendement, en ik geloof dat
                     ik daarin niet de enige ben als ik vandaag zo rondkijk.
                  
Dan de regeling voor extraterritoriale kosten. Daarvoor kun je kiezen als je heel
                     veel kosten hebt of als je niet in aanmerking kunt komen voor de 30%-regeling. Daarin
                     zitten wel erg veel vergoedingen. Dus ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen:
                     wilt u het lijstje eens wat korter maken? Op dit moment kun je de extra kosten voor
                     levensonderhoud door een hoger prijspeil in Nederland dan in het land van herkomst,
                     de cost of living allowance, aftrekken. Dat betekent dus dat als je in een land komt
                     waar het heel goedkoop is, maar je een Nederlands salaris krijgt, je aftrek krijgt
                     vanwege het feit dat de boodschappen in Nederland duurder zijn dan in het land waar
                     je vandaan komt. Je krijgt al een Nederlands salaris; waarom moeten we daarvoor een
                     tegemoetkoming doen? De kosten voor de opslag van het deel van de boedel dat niet
                     wordt verhuisd naar Nederland kun je ook aftrekken. O ja, je kunt de kosten voor het
                     telefoneren met het land van herkomst ook nog aftrekken, alsof Skype en WhatsApp nog
                     niet bestaan, zou ik zeggen. Haal dit alsjeblieft eens uit het lijstje.
                  
Ten tweede. Waarom zou je de periode waarin men in aanmerking komt voor onbelaste
                     vergoedingen, zoals dubbele huisvestingskosten, reiskosten naar het land van herkomst,
                     home-leave, en schoolgelden, niet beperken tot twee jaar? Ik overweeg een motie, maar
                     ik ben eigenlijk heel benieuwd wat de Staatssecretaris hiervan vindt.
                  
Voorzitter. Dan de juridische houdbaarheid van box 3.
De voorzitter:
Voor u in box 3 duikt, heeft meneer Grinwis een vraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben het helemaal eens met wat de heer Omtzigt zegt over expatregelingen, de ETK-regeling
                     en al die categorieën. Heeft hij dezelfde kritische benadering wat betreft de partiële
                     belastingplicht, waarmee box 2- en box 3-vermogen is vrijgesteld van belastingheffing
                     in Nederland als je hier komt werken?
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik denk het wel, ja.
Voorzitter. Ik maak me grote zorgen over de ontwikkeling ten aanzien van de juridische
                     houdbaarheid van het herstel van de oude box 3 en ook over de houdbaarheid van de
                     huidige overbruggingsregeling. Er hangt een groot financieel zwaard van Damocles boven
                     de schatkist. Hoe groot is het worstcasescenario en hoe is het kabinet voornemens
                     dat te gaan dekken? Ik had hier al schriftelijk naar gevraagd, maar ik heb er tot
                     nu toe geen antwoord op gekregen. We hebben overigens heel veel antwoorden gekregen
                     de afgelopen weken, dus dit is geen verwijt dat er niet gewerkt zou worden bij de
                     Belastingdienst.
                  
Dan de aanpak van dividendstripping. Zijn de door dit kabinet voorgestelde maatregelen
                     om deze megafraudes aan te pakken nu echt voldoende effectief? Er lijken namelijk
                     helemaal geen middelen binnen te komen, terwijl een land als Denemarken toch meer
                     dan een miljard per jaar binnenhaalt. Die hadden toch echt minder dividendstripping
                     dan wij. Zij namen ex-antemaatregelen in plaats van de ex-postmaatregelen die het
                     kabinet voorstelt. Waarom is het kabinet zo terughoudend om naar deze kennelijk succesvolle
                     maatregelen in andere landen te kijken en die verder te verkennen? Waarom werkt de
                     introductie van een houdsterperiode in andere landen wel en in Nederland niet? Er
                     wordt geschermd dat dat blijkens de internetconsultatie grote weerstand oproept bij
                     de marktpartijen. In dit geval is een beetje weerstand misschien wel een indicatie
                     dat je het wél zou moeten doen! Bij de invoering van de Deense maatregel bleek overigens
                     dat daar geen negatieve reactie in de markt meetbaar was. Graag een reflectie hierop
                     van de Staatssecretaris, want volgens mij laten we hier toch een behoorlijke hoeveelheid
                     geld liggen.
                  
Voorzitter, dan FSV. Dat gaat over de zwarte lijsten. Er wordt nu onderzoek gedaan
                     naar een andere database: de RAM-database. Daar zaten van iedere Nederlander wel 400
                     datavelden in. Diep in die hele hoge stapel papier vonden wij dat de FSV gewoon is
                     opgenomen in een randdatabase. Dat betekent dat alle FSV-gegevens door de hele Belastingdienstadministratie
                     gegaan zijn. Waarom horen we dat nu pas? Dat had ik echt eerder willen weten. De gevolgen
                     daarvan kunnen niet onderschat worden. Tot nu toe werd de suggestie gewekt dat die
                     signalen beperkt verspreid waren. Die moeten echter overal terechtgekomen zijn. Ik
                     zou daarop graag een nadere reflectie willen hebben. Het is daarom nu niet verantwoord,
                     want voorbarig, om dit wetsvoorstel over compensatie wegens selectie aan de poort
                     te behandelen. Graag zou ik dus meer informatie omtrent het RAM in relatie tot de
                     FSV-selectie aan de poort ontvangen. Dat hoeft niet middels een extern onderzoek,
                     want dit zou de Belastingdienst ook zelf moeten kunnen vertellen. In dat kader vraag
                     ik graag om alle handleidingen van het dagboek FSV van na 2013. Ik zou al die handleidingen
                     graag voor maandag ontvangen.
                  
Dan de woningbouw. In een schriftelijke ronde had ik gevraagd naar de impact van verschillende
                     fiscale en niet-fiscale maatregelen bij investeringen in de bouw van nieuwe woningen.
                     Ik kreeg een vrij algemeen antwoord: «Uit de reacties op de internetconsultaties en
                     in gesprekken met de sector kwam ook naar voren dat met name het samenspel van regels
                     impact heeft op de bouw van nieuwe woningen.» Dat is logisch, maar wat gaat het kabinet
                     daarmee doen? Hoe groot zijn die?
                  
Voorzitter. Voor een beetje persoonlijk nut had ik natuurlijk ook om een lijstje gevraagd.
                     Wat gebeurt er nou als ik 50 liter benzine, drie kratten bier en drie flessen sterkedrank
                     – dat moet u niet al te persoonlijk nemen – in Duitsland ga halen? Volgend jaar ben
                     ik in Nederland dan € 78,20 kwijt aan belastingen. In Duitsland is dat € 48,09. In
                     Duitsland is de btw ook nog lager, dus je betaalt € 30 meer aan accijnzen en waarschijnlijk
                     nog ook zo'n € 6 à € 7 meer aan btw. Dat is dus € 35 als je in het weekend even heen
                     en weer rijdt. Wat denkt de Staatssecretaris zelf dat hier gaat gebeuren? Ik weet
                     wel wat er gaat gebeuren in de grensstreek waar ik woon.
                  
Voorzitter. Hoe gaat de Staatssecretaris al die extra fte voor de Belastingdienst
                     werven? Dat is namelijk een behoorlijke uitdaging op dit moment.
                  
Voorzitter. Tot slot, private equity. In de wereld van private equity kan het management
                     door middel van een zogenaamd carried interest, oftewel een lucratief belang, met
                     een relatief geringe investering een zeer hoog rendement halen. Dergelijke managementparticipaties
                     kunnen op verschillende manieren worden vormgegeven. Bij die vormgeving spelen fiscale
                     overwegingen een dominante rol. Er wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van structuren
                     via box 2. Dat is stukken voordeliger dan het progressief belaste inkomen in box 1.
                     Ik zou graag van de Staatssecretaris horen hoe hij hiertegen aankijkt. Is hij het
                     met mij eens dat dergelijke inkomsten in feite net als salarissen van andere werknemers
                     progressief belast zouden moeten worden in box 1? Zou hij dat verder willen onderzoeken
                     en aan de Kamer willen meedelen? Ik denk namelijk dat een heel snelle ingreep in dit
                     Belastingplan niet gaat lukken. Van welke fiscale planningsmogelijkheden wordt hierbij
                     gebruikgemaakt en hoe kan dat worden voorkomen? Kan hij toezeggen dat hij ook laat
                     weten wat de hiermee gepaard gaande budgettaire impact zou zijn? Ik overweeg een motie
                     op dit punt. Dit hangt een beetje samen met het algemene punt dat we in de Kamer in
                     de plenaire zaal hebben besproken, namelijk dat we zien dat private equity nu ook
                     wordt gebruikt voor huisartsenpraktijken, dierenartspraktijken en kinderopvang. Dat
                     moet in ieder geval niet fiscaal gedreven zijn. Er zijn meer redenen om dit niet te
                     doen, maar ik zou hier graag een paar antwoorden op willen hebben.
                  
Tot zover. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Omtzigt. Omdat de volgorde zojuist is veranderd, gaan we nu verder
                     met de bijdrage van de heer Grinwis namens de ChristenUnie.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De ChristenUniefractie staat voor een Rijnlands model van
                     onze economie. Dat is geen stelsel waarin de overheid van bovenaf alles dicteert of
                     waarin de vrije markt tot een absoluut principe is verheven waardoor bedrijven kunnen
                     doen en laten wat ze willen, maar een vorm waarin juist de verantwoordelijkheid van
                     bedrijven, overheid en werknemers centraal staat. Zij staan in een wederkerige relatie
                     en dienen in goed overleg het beste voor elkaar te zoeken, zodat zowel de staatskring
                     als de bedrijfskring en de kring van gezinnen allen kunnen floreren. Zo'n economie
                     is gebaat bij twee type bedrijven. Dat zijn het mkb en het familiebedrijf. Daarbij
                     maak ik de kanttekening dat die twee natuurlijk vaak samenvallen, maar niet noodzakelijkerwijs.
                     Dat zijn vaak lokaal gewortelde ondernemingen waarin niet alleen verantwoordelijkheid
                     nemen voor jezelf en je eigen portemonnee, maar voor de samenleving als geheel op
                     het netvlies staat. Het zijn bovendien bedrijven die anders dan de grote beursgenoteerde
                     ondernemingen en private equity niet vooral op zoek zijn naar rendement en winst op
                     korte termijn, maar naar bestendigheid op de lange termijn. De volgende generatie
                     moet de zaak immers voort kunnen zetten. Daarom is het belangrijk dat er een solide
                     bedrijfsopvolgingsfaciliteit is, die ervoor zorgt dat bij de opvolging niet buitensporig
                     veel ondernemingsvermogen aan het bedrijf onttrokken hoeft te worden, wat het bedrijf
                     op een achterstand zou plaatsen ten opzichte van die beursgenoteerde bedrijven en
                     private equity.
                  
Mijn fractie verwelkomt de aanpassingen van de BOR, die zeer terecht oneigenlijk gebruik
                     van deze faciliteit bemoeilijken. Ook vinden we het een goede zaak dat het kabinet
                     de vrijstelling verhoogt van 1,2 miljoen euro naar 1,5 miljoen euro. Dat is vooral
                     goed nieuws voor de veelal kleinere ondernemingen, met name ook de agrarische, waarvan
                     door de stevige grondprijsstijgingen de afgelopen jaren het ondernemingsvermogen op
                     papier flink is gestegen, terwijl daar natuurlijk geen extra inkomsten tegenover staan.
                  
Tegelijkertijd maken we ons zorgen over de gevolgen van de versobering voor het gelijke
                     speelveld tussen familiebedrijven en bedrijven die in hun bedrijfsvoering niet met
                     successierecht te maken krijgen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Ik heb het
                     dan natuurlijk over de verlaging van 83% naar 70%. Is die in dat licht niet te drastisch?
                     Ik denk dat de CDA-fractie hierop zo meteen ook nog ingaat en collega Erkens is er
                     ook al op ingegaan; in ieder geval bekijken wij serieus of wij dit niet met een amendement
                     moeten bijstellen, maar ook daar wordt nog aan gewerkt, onder andere door de amendementenservice.
                  
Voorzitter. Ik ga naar het volgende onderwerp, de frisdrankbelasting. Ik heb nog een
                     enkele vraag over de verbruiksbelasting op non-alcoholische dranken, beter bekend
                     als de frisdrankbelasting. Kan de Staatssecretaris nog eens precies uitleggen wat
                     er nu wel en niet onder deze heffing valt als het gaat om vruchtensap? Dat een vruchtendrank
                     met extra toegevoegde suiker belast wordt, is evident. Maar hoe zit het nou met de
                     fles 100% sinaasappelsap die bij de supermarkt in de koeling staat? En hoe zit het
                     met de sinaasappelpers bij de supermarkt, waarmee je als klant zelf de vruchten perst,
                     waarna je het sap in een flesje meeneemt? Valt dat nou onder de heffing of niet?
                  
Verder wil ik de Staatssecretaris vragen wat hij vindt van de oplossing die in het
                     Verenigd Koninkrijk is gekozen, namelijk om 100% vruchtensap uit te zonderen van de
                     heffing. Is dat ook in Nederland uitvoerbaar binnen de huidige verbruiksbelasting?
                     Waarom heeft het kabinet hier vooralsnog niet voor gekozen? Heeft het mogelijk wel
                     de ambitie om in de toekomst die richting op te gaan? Zou het sowieso niet beter zijn
                     om de huidige wat domme heffing, domme verbruiksbelasting met één tarief, uit te breiden
                     naar een meer gedifferentieerde heffing, zoals ze die ook in het Verenigd Koninkrijk
                     hebben? Die heeft aanwijsbaar en aantoonbaar veel meer gezondheidseffect dan hier
                     in Nederland. Wat is in dezen het voornemen van het kabinet, en zou zo'n vormgeving
                     ook perspectief bieden voor een andere behandeling van bijvoorbeeld 100% vruchtenstap?
                  
Voorzitter, dan een punt over de woningbouw. De nieuwbouw is in crisis. Gisteren bespraken
                     en vandaag bespreken we dat in de plenaire zaal bij de begrotingsbehandeling. De oorzaak
                     van die crisis ligt deels bij de wegvallende vraag, doordat een koper van een nieuwbouwwoning
                     niet de zekerheid heeft dat hij in de tussentijd de boel gefinancierd en zijn eigen
                     woning verkocht krijgt. Dit is te verhelpen als de ontwikkelaar de oude woning van
                     de koper zou kunnen opkopen. De ontwikkelaar koopt dus de woning van de koper. Dat
                     is na 2008 redelijk succesvol gedaan. Nu is dat echter buitengewoon onaantrekkelijk
                     omdat, als je dit doet, er eerst sprake is van een overdrachtsbelasting van 10,4%
                     bij verkoop aan de ontwikkelaar, en vervolgens van nogmaals 2% als de ontwikkelaar
                     weer verkoopt aan een particulier. Voor deze laatste verkoop is een vrijstelling van
                     kracht als die binnen zes maanden plaatsvindt. Bij nieuwbouw is het echter gebruikelijk
                     dat de woning niet binnen zes maanden verkocht wordt; de ontwikkelaar betaalt dus
                     het volle pond, in ieder geval een veelvoud.
                  
Om fiscale redenen komt deze mogelijkheid, die echt een bijdrage zou kunnen leveren
                     aan het voorkomen van ongewenste vraaguitval bij nieuwbouwprojecten, niet van de grond.
                     Is de Staatssecretaris bereid om die termijn van 6 maanden te verlengen naar bijvoorbeeld
                     24 maanden in een AMvB? Is hij bereid om te kijken of er niet een faciliteit ingesteld
                     kan worden voor de met 10,4% belaste verkoop van de woning aan de ontwikkelaar? Budgettair
                     zou dit niet tot een derving moeten leiden, omdat dit soort transacties op dit moment
                     überhaupt niet plaatsvinden. Het kan echter wel een probaat middel zijn om vraaguitval
                     te voorkomen. Ik ben zeer benieuwd.
                  
Dit was al een beetje technisch; ik heb nog een wat technisch punt: de herinvesteringsreserve.
                     In de schriftelijke inbreng heb ik gevraagd om de termijn te verruimen, bijvoorbeeld
                     naar ten minste vijf jaar. Dat heeft ermee te maken dat er in de Europese Unie een
                     regel is, bijvoorbeeld in de visserij, dat je na opkoop van je bedrijf vijf jaar niet
                     in dezelfde branche actief mag zijn. Dat betekent dus dat als je niet een alternatieve
                     aanwending hebt, je uiteindelijk gewoon na drie jaar fiscaal moet afrekenen, terwijl
                     je Europees gezien nog twee jaar langer zou moeten wachten voordat je weer in dezelfde
                     tak van sport aan de slag zou kunnen. Moet dat niet anders? Ik heb het antwoord van
                     de Staatssecretaris gelezen, maar hij gaat niet echt in op deze kwestie. Dat wil ik
                     echt wel horen. Volgens mij zijn onze fiscale regels niet helemaal congruent met de
                     Europese regels. Waarom kan de termijn niet naar bijvoorbeeld zes jaar gaan, of naar
                     vijf jaar en een beetje, om in ieder geval die herinvestering fiscaal mogelijk te
                     maken?
                  
De e-sigaretten. Daar zijn al heel veel warme woorden over gezegd; althans niet over
                     die e-sigaretten, maar wel over de belasting daarop, de verbruiksbelasting. Zolang
                     we geen accijns mogen heffen, moeten we natuurlijk een verbruiksbelasting heffen.
                     Ik sluit me aan bij alle warme woorden daarover. Ik zag in diverse doorrekeningen
                     in het verleden al dat daar taakstellend 100 miljoen mee zou worden opgehaald. Dat
                     kan ook makkelijk; dat is volgens mij ongeveer een derde van de omzet. Dat zou de
                     inkomstenbelasting voor gewone burgers weer mooi kunnen verlagen. Ik sluit me dus
                     aan bij alle opmerkingen van collega Erkens en collega Van Weyenberg.
                  
Betalen naar gebruik is controversieel verklaard. Daarmee staat 2030 natuurlijk een
                     beetje op losse schroeven. Daarmee staat ook op losse schroeven dat de Westerscheldetunnel
                     in 2030 volledig tolvrij zal worden. Ik wil dat dat niet op losse schroeven komt.
                     Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het kabinet de belofte aan Zeeland gestand
                     doet dat vanaf 2030 de Westerscheldetunnel tolvrij is voor alle verkeer?
                  
Dan de Wuv. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik de Staatssecretaris bevraagd
                     over het feit dat vervolgingsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, veelal holocaustoverlevenden,
                     in Nederland worden aangeslagen door de fiscus. In andere landen is diezelfde Nederlandse
                     uitkering vrijgesteld. De Staatssecretaris heeft hier een brief over gestuurd. Hij
                     stelt dat de Wuv-uitkering compensatie biedt voor inkomensschade van een vervolgingsslachtoffer.
                     Daarmee zou het een inkomensaanvullend karakter hebben en daarom belastbaar horen
                     te zijn. Die argumentatie deel ik niet. Al deze slachtoffers zijn inmiddels gepensioneerd,
                     maar toch stopte die zogenaamde inkomensaanvulling niet. Die gaat door tot het overlijden.
                     Volgens mij laat dat zien dat deze uitkering een ander karakter heeft. Een arbeidsongeschiktheidsuitkering
                     stopt immers wel bij pensionering. Ik zou de Staatssecretaris dus nogmaals willen
                     verzoeken om zo snel als mogelijk te stoppen met het belasten van deze uitkering,
                     ook gelet op de hoge leeftijd van deze groep en het feit dat die groep door het verstrijken
                     van de tijd snel slinkt.
                  
Voorzitter. Dat brengt mij bij het wetsvoorstel voor herwaardering van de proceskostenvergoeding
                     voor de WOZ en de bpm. Ik vind het een goede zaak dat het kabinet het aanpakt. Het
                     is niet uitlegbaar dat sommige «no cure, no pay»-partijen maximaal gebruikmaken van
                     die proceskostenvergoedingen, bijvoorbeeld door procedures te rekken et cetera. Sowieso
                     is de oploop in het aantal bezwaren in de WOZ bizar hoog. Het was altijd stabiel,
                     net onder de 300.000. Het afgelopen jaar nam het toe tot meer dan het dubbele, terwijl
                     er verder niet zo veel is veranderd in de WOZ-regels. Ik wil wel vragen in hoeverre
                     dit nou de rechtsbescherming van burgers aantast. Ik zou graag van de Staatssecretaris
                     horen welke mogelijkheden een burger in dit voorstel nog heeft om bezwaar te maken
                     en of burgers niet alleen komen te staan tegenover een sterke overheid. Verder meen
                     ik dat deze problematiek ook speelt – het werd al gezegd – bij de Wet administratiefrechtelijke
                     handhaving verkeersvoorschriften, zoals die netjes heet: de WAHV oftewel verkeersboetes.
                     Ik sluit me aan bij de vragen die al zijn gesteld op dit punt.
                  
Dan heb ik nog één punt, voorzitter, namelijk over de BES. Ik heb een vraag ten aanzien
                     van belastingwetgeving aangaande Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, een onderwerp dat
                     volgens mij ook de bijzondere aandacht van deze Staatssecretaris heeft. In de Douane-
                     en Accijnswet BES zijn de invoerrechten – dat zijn de douanerechten die ter zake van
                     de invoer van goederen verschuldigd zijn – op nihil gesteld. Dat is dus een vrijstelling
                     van de invoerbelasting. Zie artikel 3.2 van de Douane- en Accijnswet BES. Uit Europese
                     verdragen volgt bovendien dat er überhaupt geen invoerrechten geheven mogen worden
                     op overzeese gebieden van Europese landen. Zie bijvoorbeeld artikel 45, lid 1, letter
                     c van het Besluit van de Raad van de Europese Unie inzake de associatie van landen
                     en gebieden overzee met de Europese Unie, de LGO-associatie. Daaruit volgt volgens
                     mij dat de uitvoer vanuit Nederland en de Europese Unie naar in het algemeen de BES
                     niet invoerrechtenplichtig zou moeten zijn. Dat is ook logisch. Je hoeft immers ook
                     geen invoerrechten te betalen als je op Texel iets importeert vanuit het vasteland.
                     Het ligt dus in de rede dat dat bij de BES-eilanden ook niet het geval is.
                  
Het tegendeel is echter het geval. Op de BES vindt bij invoer van goederen een algemene
                     heffing van de algemene bestedingsbelasting plaats, de ABB. Nu wordt in het Belastingplan
                     een voorstel gedaan om de ABB eenvoudiger te maken en het kostprijsverhogende karakter
                     van deze belasting weg te nemen. Dat is natuurlijk een goede zaak, maar feit blijft
                     dat er met de ABB-heffing op de invoer alsnog sprake is van een invoerheffing. Hoe
                     zit dat nou precies? Klopt mijn schets van de werkelijkheid of ga ik ergens de mist
                     in, Staatssecretaris? Gaat deze invoerheffing de facto niet in tegen de Douane- en
                     Accijnswet BES, waarin de invoerrechten op nihil zijn gesteld, en tegen de Europese
                     verdragen? Dit soort importheffingen verhogen de kostprijs van goederen natuurlijk
                     en dat terwijl de koopkracht van de ingezetenen op de BES al niet groot is. Vindt
                     de Staatssecretaris het dan niet wrang dat we nu invoerrechten heffen op de BES, terwijl
                     we, terecht, ook geen invoerrechten heffen op goederen op Texel, Vlieland en de andere
                     mooie eilanden? Wil het kabinet overwegen om dit aan te passen en, zo ja, wat zou
                     dat dan eigenlijk kosten?
                  
Dat waren mijn vragen in het derde blok, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Alkaya heeft daar toch een vraag over aan u.
De heer Alkaya (SP):
Misschien voelt de heer Grinwis ’m al aankomen, maar wat vindt hij ervan dat het kabinet
                     zijn grenswaarde voor de energiebelasting bij verbruik van gas heeft verlaagd naar
                     1.000 kuub per jaar?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben verrast dat als je als medewetgever iets met elkaar besluit – dat hadden we
                     gedaan met het amendement – het kabinet dat kan overrulen en daar eenzijdig van kan
                     afwijken. Bij moties zijn we dat gewend, maar bij amendementen geenszins. Dus alleen
                     om die reden al was ik verbaasd. Dat is één. Ik vind het dus eigenlijk niet wenselijk.
                     Dan het tweede dat hier speelt. Kijk, die 1.200 kuub had inderdaad met het gemiddelde
                     verbruik te maken, maar had er ook mee te maken dat het de grens was bij het prijsplafond.
                     Daarom heb ik daar vorig jaar bij aangesloten. Dat we er in de loop der tijd steeds
                     meer in slagen om huizen energiezuiniger te maken, te isoleren et cetera, leidt er
                     wel toe dat ik wel opensta voor een redenering waarin je begint op 1.200, maar die
                     grens naarmate de tijd vordert naar beneden bijstelt. Dan kom je natuurlijk wel op
                     een uitvoeringspunt. Moet je er dan ieder jaar 100 kuub af doen, of 50 kuub, of moet
                     je op een gegeven moment een gemiddelde stellen van, zeg, 1.000 kuub? Ik zit dus nog
                     een beetje te wikken en te wegen of we naar een aflopend pad moeten gaan. Dat zou
                     vanuit oogpunt van klimaat en energie veruit het beste zijn, maar ik twijfel er nog
                     een beetje over of dat ook vanuit de uitvoeringsaspecten het handigst is. In eerste
                     instantie deel ik dus helemaal de emotie van collega Alkaya, maar ik kijk vanuit het
                     klimaatperspectief ook verder dan volgend jaar. Is het logisch om nog 1.200 kuub te
                     hebben in 2028 of 2030? Daar twijfel ik over.
                  
De heer Alkaya (SP):
Het is niet alleen emotie. Ik hoor bij de heer Grinwis ook dat er een verband is met
                     het gemiddelde verbruik van huishoudens en dat verband wordt nu juist anders gebruikt
                     door het kabinet. Het zegt: we zetten het bewust onder dat gemiddelde verbruik, want
                     dan hebben mensen een prikkel tot verduurzaming. Wat in de praktijk natuurlijk helemaal
                     niet zo is, omdat mensen geen alternatief hebben. Als we gaan nadenken over afbouwpaden
                     en dergelijke, kan ik de redenering van de heer Grinwis helemaal volgen, maar voor
                     volgend jaar in ieder geval, als het uitvoeringstechnisch kan, of voor het jaar daarop
                     moeten we weer aansluiting zoeken bij dat gemiddelde verbruik en daar niet bewust
                     onder gaan zitten, zoals het kabinet wil. Dat is de heer Grinwis met mij eens.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, dat ben ik met de heer Alkaya eens. Vanuit een klimaat- en energieperspectief
                     voel ik het meest voor een afbouwpad dat netjes begint op 1.200, zoals we hebben afgesproken
                     als Kamer, en dat bijvoorbeeld richting 800 kuub gaat in 2030, om maar wat te zeggen.
                     Dat moet dan inderdaad afgestemd worden op het daadwerkelijke verbruik van huishoudens
                     en het moet een gelijke tred houden met wat mogelijk is qua verduurzaming. Er is namelijk
                     nog een reden waarom ik voor een verlaging van die belasting op aardgas ben en niet
                     voor een afdrachtvermindering. Dat is om juist huishoudens die nu afhankelijk zijn
                     van aardgas, echt te helpen. Die afdrachtvermindering gaat ook naar mensen die alleen
                     maar elektriciteit in huis hebben. Ik vind dus de methode die ik vorig jaar heb geïntroduceerd
                     met dat schuifje, samen met een aantal collega's en met steun van de Kamer, te prefereren
                     boven die afdrachtvermindering.
                  
De voorzitter:
Meneer Stoffer, het woord is aan u.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. In dit blok zitten heel wat wetten die allemaal onderdeel uitmaken
                     van het Belastingplan. Bij een heel groot deel van die wetten heeft de SGP in de schriftelijke
                     ronde al vragen gesteld en daar zijn vorige week vrijdag antwoorden op gekomen. Ik
                     dank de Staatssecretaris en de ambtenaren die al dat werk hebben verzet. Dat was enorm.
                     Ik zal vandaag dan ook niet op alle wetten ingaan, maar me beperken tot een aantal
                     zaken.
                  
Ik wil beginnen met inkomensbeleid. Ik wil de Staatssecretaris danken voor de nota
                     van wijziging als reactie op de motie van de SGP om de kinderbijslag met 250 miljoen
                     euro te verhogen. Door de nota van wijziging wordt dit voorstel keurig gedekt. Een
                     bijkomend voordeel is, vanuit ons oogpunt in ieder geval, dat de arbeidskorting iets
                     minder hard stijgt. Dat is ook nodig, omdat deze de afgelopen jaren enorm gestegen
                     is.
                  
Eind dit jaar komt er een evaluatie uit over de arbeidskorting. Ik hoop dat deze aanleiding
                     is om de arbeidskorting, maar ook andere kortingen verder in te perken in combinatie
                     met lagere belastingtarieven. Want het huidige belastingstelsel – daar zijn we het
                     denk ik allemaal over eens – is gewoon te ingewikkeld. Dat komt door politieke keuzes
                     van dit kabinet en vorige kabinetten. Daar hebben we denk ik met zijn alleen aan meegewerkt,
                     dus ik neem dat voor een deel ook voor eigen rekening. Ik denk dat we daar samen weer
                     uit moeten zien te komen. Ik vond dat de heer Van der Lee daar eigenlijk in dit debat
                     wel een goede opmerking over maakte. Wat dat betreft denk ik: mooi, laten we dat met
                     elkaar oppakken, want alleen komen we er niet en als we het met kleine meerderheden
                     gaan doen, wordt het ook veel te fragiel.
                  
Hoe dan ook, de keuzes die gemaakt zijn, pakken onrechtvaardiger uit, onder andere
                     voor de eenverdieners. Daar hebben wij de afgelopen jaren telkens de vinger bij gelegd
                     als SGP. Over de IACK hebben we het in het eerste blok al gehad. De afschaffing daarvan
                     lost een deel van de problemen op. Wat ook schrijnend is, is dat wie ook nadelen ondervinden
                     van die stijgende arbeidskortingen, de arbeidsongeschikten zijn. Want waar werkenden
                     gebruik kunnen maken van de arbeidskorting, kunnen zijn dat niet. Het gevolg is dat
                     er een steeds grotere belastingkloof komt, ook voor deze mensen. Mijn vraag is of
                     de Staatssecretaris erkent dat hier een probleem zit, dat die stijgende arbeidskorting
                     inderdaad onrechtvaardig uitpakt voor arbeidsongeschikten en of ze daarmee ook niet
                     onterecht relatief gezien steeds zwaarder worden belast.
                  
Voorzitter. Waar we als SGP ook niet blij mee zijn, is de verhoging van het tarief
                     in de eerste schijf in box 1. Het is maar een beperkte stijging, maar een taakstelling
                     voor belastingconstructies invullen door de lasten op arbeid te verhogen is onzes
                     inziens niet fraai. De vraag die we hebben, is waarom niet voor een andere oplossing
                     gekozen is. Laat ik daar gelijk bij vermelden dat we als SGP een amendement overwegen
                     op dit punt.
                  
Voorzitter. De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) wordt flink versoberd als het aan
                     het kabinet ligt. Daar maak ik me zorgen over, want familiebedrijven zijn heel belangrijk
                     voor onze economie en die moeten we echt behouden. Maatregelen die de continuïteit
                     in gevaar brengen, moeten we niet willen. Neem de verlaging van het bedrag waarvoor
                     de BOR toegepast kan worden. Voor grotere bedrijven betekent dit gewoon een lastenverhoging
                     van tienduizenden of zelfs honderdduizenden euro's. We moeten de feiten helder op
                     tafel krijgen. Ziet de Staatssecretaris het risico niet dat grotere familiebedrijven
                     door deze maatregel gaan vertrekken naar andere landen? Dat geldt ook voor de maatregel
                     om aan derden verhuurde onroerende zaken uit de BOR te halen. Soms is dat gewoon onderdeel
                     van de bedrijfsvoering. Mijn vraag is: waarom perkt de Staatssecretaris ook op deze
                     manier de BOR in?
                  
Het kabinet is ook voornemens om de BOR deels te verbeteren, bijvoorbeeld door de
                     bezits- en voortzettingseis te versoepelen. Deze voordelen worden echter nog niet
                     geregeld in het wetsvoorstel dat nu voorligt. Mijn vraag is waarom het kabinet er
                     niet voor kiest om maatregelen in één keer, bijvoorbeeld in 2025, in te laten gaan.
                     Dan zouden we kunnen kijken of er echt een evenwichtig pakket ligt. Mijn vraag aan
                     de Staatssecretaris is dus eigenlijk of hij op z'n minst kan toezeggen dat de voordelen,
                     die zoals nu gepland later komen, in 2025 ook wel echt komen en geregeld zijn c.q.
                     worden.
                  
Voorzitter. Voor de zomer is een motie van mevrouw Van Dijk en mij aangenomen die
                     de regering verzoekt om te onderzoeken hoe de BOR meer gericht kan worden op familiebedrijven.
                     Bij oude familiebedrijven is het bezit soms zo verwaterd dat ze geen gebruik kunnen
                     maken van de BOR. Het kabinet heeft daar onderzoek naar gedaan. Daarvoor zijn we uiteraard
                     dankbaar. De andere kant is wel dat het kabinet niet meegaat in de oplossing waarom
                     we in de motie ook vroegen. Het grootste bezwaar van het kabinet lijkt de ophoging
                     van het minimale belang dat een familie moet hebben, bijvoorbeeld 25%. Mijn laatste
                     vragen hierover zijn: waarom wil de Staatssecretaris niet alleen de verwateringsregel
                     loslaten, zodat ook belangen van minder dan 0,5% aanspraak kunnen maken op de BOR?
                     De vraag die hierbij opkomt, is: lossen we hier niet veel problemen mee op, met name
                     van oude familiebedrijven?
                  
Voorzitter. Dan de herwaardering van proceskostenvergoedingen voor WOZ en bpm. De
                     afgelopen jaren is het aantal bezwaren tegen WOZ-beschikkingen enorm toegenomen. Een
                     groot deel daarvan wordt opgesteld door zogenaamde «no cure, no pay»-bureaus. Laat
                     ik vooropstellen dat de SGP grote waarde hecht aan de rechtsbescherming van burgers.
                     Ik heb er een klein beetje navraag naar gedaan en zie dat de ene gemeente er heel
                     anders mee omgaat dan de andere. De ene gemeente laat het helemaal rusten tot het
                     eind van het jaar. Andere gemeenten pakken gelijk in dezelfde week dat een bezwaar
                     binnenkomt dat probleem op. Dat maakt verschil in hoe ertegen aangekeken wordt. Nu
                     doen niet alle gemeenten het op dezelfde manier. Ik noem als voorbeeld mijn eigen
                     gemeente Nunspeet. Ik moet zeggen dat ik nog nooit een bezwaar heb ingediend, want
                     ik ben helemaal niet ontevreden over de WOZ in Nunspeet, maar als ik dat zou doen,
                     staat er volgende week gelijk een nieuwe taxateur op de stoep die kijkt of het terecht
                     was of niet. Daarmee zie je dat het aantal voortwoekerende en maar oplopende bezwaren
                     elk jaar gewoon helemaal niet zo groot wordt. Als iedere gemeente het zo zou doen,
                     denk ik dat dit goed zou passen. Ik weet ook dat het in sommige gemeenten heel anders
                     plaatsvindt.
                  
Maar goed, nu de inhoud, want we hebben het hier natuurlijk over de wet. Als gemeenten
                     die WOZ niet goed berekenen, dan moet er gewoon altijd bezwaar mogelijk zijn. Laten
                     we daar helder over zijn. Een deel van het probleem ligt er ook gewoon in dat de WOZ
                     vrij gemakkelijk hoger of onterecht wordt vastgesteld. Ik denk dat niet al te veel
                     mensen bezwaar maken tegen een te lage WOZ, al speelt dat soms ook, weet ik. Dan mijn
                     vragen aan de Staatssecretaris. Blijven gemeenten ook met dit wetsvoorstel nog wel
                     aangespoord om het proces van WOZ-waardering echt te verbeteren? Gemeenten krijgen
                     door dit wetsvoorstel meer ruimte. Wil de Staatssecretaris gemeenten ook oproepen
                     om te investeren in een betere kwaliteit van WOZ-waarderingen? De rechtsbescherming
                     van burgers moet met dit wetsvoorstel namelijk gewoon goed geborgd blijven, zowel
                     op eigen initiatief als waar dat met professionele hulp plaatsvindt. Kan de Staatssecretaris
                     aantonen dat de rechtsbescherming voluit aanwezig blijft, en blijven we dit ook goed
                     monitoren?
                  
De SGP wil voorkomen dat er met dit wetsvoorstel allerlei geitenpaadjes komen die
                     we hierdoor in het leven roepen en die daarna eigenlijk ook weer onwenselijk zijn.
                     Ik ben dus benieuwd wat de blik van de Staatssecretaris daarop is. Door bezwaar te
                     maken tegen andere zaken die op de WOZ-beschikking staan, kan wellicht namelijk alsnog
                     de hoge proceskostenvergoeding verkregen worden. We hebben hier al vragen over gesteld
                     in de schriftelijke ronde. Ik wil graag nog even nadrukkelijk horen of dat inderdaad
                     uitgesloten is in de voorstellen die er nu liggen. Welke vergoeding geldt, als bezwaar
                     niet alleen geldt voor de WOZ-beschikking, maar ook voor andere aanslagen op diezelfde
                     beschikking? Eventueel overwegen we een amendement om te voorkomen dat dit wetsvoorstel
                     via een omweg omzeild kan worden. Als de route inderdaad uitgesloten is, dan horen
                     wij dat graag, want dan is dat amendement niet nodig.
                  
Dan ga ik nog in op de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Daar is al het
                     een ander over gezegd. Wijzelf en ook het CDA hebben daar de afgelopen jaren al vaak
                     een punt van gemaakt. Dat pure fruitsappen waaraan geen suiker is toegevoegd, daaronder
                     vallen, vinden wij best wel een lastig ding. Sommige zuiveldranken waar veel suiker
                     in zit, worden namelijk niet belast. Volgens mij komen we uiteindelijk op een situatie
                     uit die vanuit ons oogpunt in ieder geval onwenselijk is. Wat de SGP betreft gaan
                     we zo snel mogelijk over naar een belasting met een gedifferentieerd tarief: hoe meer
                     suiker, hoe meer belasting. Voor de zomer is daar onderzoek naar gedaan. Zo'n gedifferentieerd
                     tarief lijkt gewoon mogelijk te zijn. Dat lijkt me ook logisch, want in andere landen
                     hebben ze al zo'n gedifferentieerd tarief. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of
                     hij de mening deelt dat ook in Nederland een gedifferentieerd tarief ingevoerd zou
                     moeten kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat dit ook nog meer oplevert. Tegelijk
                     blijft de verhoging van volgend jaar staan. Is het niet raar dat de belasting volgend
                     jaar enorm stijgt, terwijl in 2025 wellicht een gedifferentieerd tarief ingevoerd
                     zou kunnen worden? De SGP overweegt een amendement om de verhoging van volgend jaar
                     niet door te laten gaan en om per 2025 een belasting op basis van toegevoegde suikers
                     in te voeren. De budgettaire derving van volgend jaar wordt volgens mij ruimschoots
                     goedgemaakt door de hogere structurele opbrengst van het stelsel vanaf 2025. Mijn
                     vraag aan de Staatssecretaris is of hij wil kijken naar dit idee en of hij bereid
                     is om de verhoging van volgend jaar uit te stellen en het gedifferentieerd tarief
                     per 2025 in te laten gaan. Graag krijg ik een reactie daarop.
                  
Voorzitter. Ik heb nog twee onderwerpen die ik kort wil aanstippen. Het eerste is
                     de giftenaftrek bij bedrijven. Nadat die vorig jaar is ingeperkt, stelt het kabinet
                     nu een maatregel voor die grote giften stimuleert. Dat is op zich positief, maar het
                     bijeffect is dat ook de giftenaftrek voor veel mkb'ers vervalt. Zij geven jaarlijks
                     veel geld aan goede doelen en kunnen op dit moment gebruikmaken van de giftenaftrek.
                     Als dat niet meer kan, dan zullen heel veel mkb'ers in ieder geval minder geven. Als
                     ze wel blijven geven, dan stijgen de lasten voor deze ondernemers. Dat geeft de Staatssecretaris
                     ook aan in antwoord op onze schriftelijke vragen. Mijn vraag is of dit nadeel voor
                     ondernemers en daarmee vooral voor de goede doelen niet voorkomen kan worden. Hoe
                     kunnen we ervoor zorgen dat het geefgedrag van mkb-ondernemers verder gestimuleerd
                     kan worden? Ik denk dat dat gewoon heel mooi zou zijn.
                  
Als laatste ga ik nog in op box 3. Daar blijft nog steeds een probleem bestaan, ook
                     in het huidige, tijdelijke stelsel. Er worden terecht rechtszaken gevoerd tegen het
                     hoge forfaitaire tarief van ruim 6%. Heel veel mensen kunnen dat rendement gewoon
                     helemaal niet halen. Vorig jaar hebben wij daar vragen over gesteld bij het Belastingplan.
                     In de tussentijd is er echt wel wat veranderd, maar volgens mij zijn er meer verfijningen
                     nodig. De advocaat-generaal heeft recent nog een kritisch advies geschreven over de
                     herstelwet: het huidige stelsel is gewoon niet verfijnd genoeg. Mijn vraag is of de
                     Staatssecretaris die opvatting deelt, zeker na het kritische advies van de advocaat-generaal.
                     Dan komt daar nu gelijk de volgende vraag bij, want het onmogelijke moeten we ook
                     niet willen: welke verfijningen zouden er volgens de Staatssecretaris nog mogelijk
                     zijn? Ik doel dan concreet op zaken die we al eerder hebben ingediend: landbouwgronden
                     of producten met een gegarandeerd rendement dat veel lager ligt dan die 6,17%, waar
                     de Belastingdienst nu mee rekent. Mijn allerlaatste vraag is dan ook welke voorbereidingen
                     de Belastingdienst concreet treft als de tijdelijke wet inderdaad niet standhoudt.
                     Ik begrijp dat dat een lastige vraag is, maar ik denk dat het toch wel goed is om
                     dat in de ogen te kijken, want dat zou zomaar het geval kunnen zijn.
                  
Dat waren mijn opmerkingen bij dit blok, voorzitter. Dank u wel. Dank aan het CDA
                     en BBB voor het feit dat ik eerder mocht. Ik blijf nog ongeveer twintig minuten, dus
                     misschien kan ik de hele bijdrage nog meemaken.
                  
De voorzitter:
Eerst gaat u nog een aantal interrupties krijgen, bijvoorbeeld van de heer Van der
                     Lee. Hij heeft een vraag voor u.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank trouwens voor de aardige woorden van de heer Stoffer. Bij verfijningen denk ik
                     aan nog meer complexiteit. We hebben al best wel veel uitdagingen in box 3. We hebben
                     ook een discussie over vermogensaanwas, vermogenswinst en de toekomst. We kunnen ook
                     gewoon een vermogensheffing introduceren. Die hebben we ooit trouwens ook gehad. Dat
                     is allemaal een stuk simpeler. Is dat ook iets wat de SGP afweegt? Want met nog meer
                     verfijning wordt het nog complexer, hoewel ik het voorbeeld dat de heer Stoffer noemt,
                     op zich snap.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Ja. Dank voor de vraag, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Van der Lee. Dat zie
                     ik ook in. Ik hoop dat dit ook een beetje doorklonk in de bijdrage die ik zojuist
                     leverde. Waar ons ideaal zou liggen, is datgene wat ik ooit een keer op een avond
                     in Rotterdam besprak. De heer Van Weyenberg was daar toen ook bij. Volgens mij heeft
                     hij mij toen nog teruggebracht naar Den Haag; ook heel fijn, dus ik ga hem straks
                     missen in meerdere opzichten. Ook de heer Nijboer van de PvdA was erbij. Daar was
                     een hoogleraar die echt helemaal niet de SGP-idealen aanhing of iets dergelijks, maar
                     hij zei: je zou met de belastingmoraal in Nederland en met de data die er nu allemaal
                     zijn, best mensen gewoon zelf een opgave kunnen laten doen van wat reëel is. Zo van:
                     maak gewoon maar die opgave! De meeste mensen doen dat dan gewoon echt keurig. Met
                     een paar steekproeven zou je dan een end kunnen komen. Dat is een ideaal dat iets
                     verder weg ligt. Ik snap dat we dat niet direct voor elkaar hebben, maar daar ligt
                     mijn ideaal.
                  
Als wat de heer Van der Lee aangeeft, dus om het een beetje vast te maken, enigszins
                     reëel zou zijn, dan zou dat ook een oplossing kunnen zijn. Ik sta daar niet per definitie
                     onwelwillend tegenover, maar het ligt er natuurlijk aan hoe hoog je dat legt. Als
                     je dat op een heel laag percentage legt, zodat mensen denken dat het recht doet aan
                     de situatie, dan krijg je geen bezwaren. Prima, maar in mijn bijdrage zit ook dat,
                     wat je ook voorstelt, er telkens bezwaren komen als dat niet het heffen op reëel rendement
                     is. En terecht, want er is altijd wel een groep die onrecht wordt aangedaan, omdat
                     die dat rendement lang niet kan halen. Ook zijn er mensen die denken: het past toch
                     niet helemaal en misschien zie ik wel een kansje om niet te hoeven betalen. Daar moeten
                     we ook gewoon reëel in zijn en dan heb je dat probleem dus ook. Ik sta er dus voor
                     open, als het systeem maar wel een beetje robuust overend blijft. Het is gewoon een
                     heel lastig ding. Geld blijft een beetje het slijk der aarde. Heel veel mensen hebben
                     het liefst zo veel mogelijk geld. Ik moet me daar zelf ook altijd tegen beschermen,
                     want ik zou dat zelf het liefst ook hebben. Ik denk dat de heer Van der Lee en ik
                     elkaar daar best in kunnen vinden, maar hoe is dan de uitwerking? Hoe doe je iedere
                     Nederlander, iedereen die wat vermogen heeft opgebouwd, recht? Dat is best een lastig
                     ding. Ik denk dat we met elkaar, ook als we het hele belastingstelsel oppakken, iets
                     moeten kunnen vinden waar de politiek breed achter kan staan. Ik maak een beetje uitgebreid
                     gebruik van de tijd, voorzitter.
                  
De voorzitter:
Ik merk het.
De heer Stoffer (SGP):
Maar dan weet u waar ik naartoe wil. Het is gewoon niet makkelijk. Dat is het. Ik
                     wil toch proberen om elkaar te vinden.
                  
De voorzitter:
Als het makkelijk was, zouden we ons ook vervelen.
De heer Stoffer (SGP):
Ik sluit af, voorzitter, want ik denk dat dit wel genoeg is qua antwoord.
De voorzitter:
Ik zie wel dat de heer Van der Lee toch nog een vervolgvraag heeft.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik zal proberen het kort te houden. Ik ben het er helemaal mee eens dat het niet makkelijk
                     is. Als je gewoon het vermogen zelf belast en niet de groeiende winst of het rendement,
                     denk ik dat je een stuk complexiteit weghaalt. Juridisch is het ook veel houdbaarder.
                     Daar zitten andere nadelen aan. Dat snap ik. Maar ik denk wel dat dit een gegeven
                     is. Ik vind het mooi dat de heer Stoffer als de nieuwe aanvoerder van de SGP zo'n
                     positief mensbeeld heeft, namelijk: de meeste mensen deugen. Hij heeft ook het ideaal
                     dat mensen gewoon fair zelf afdragen wat ze denken dat ze moeten afdragen, maar ik
                     denk dat de realiteit helaas nog anders is, maar het is mooi dat hij zo optimistisch
                     is.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Dat lokt een hele kleine reactie uit. Dank voor dit antwoord. We gaan er samen wel
                     uit komen. Ik ga nu geen nare antwoorden geven, maar ik vind het wel mooi dat de SGP
                     een nog iets positiever mensbeeld van de gemiddelde Nederlander heeft dan de Partij
                     van de Arbeid-GroenLinks. Laten we elkaar daar de komende jaren nog maar eens stevig
                     over spreken bij een kop koffie, maar ook gewoon in de debatten. Uiteindelijk moeten
                     we tot iets komen wat goed is voor dit land en de mensen die hier wonen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. We gaan luisteren naar de bijdrage van de CDA-fractie.
                     Het woord is aan mevrouw Van Dijk.
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil ook graag beginnen met de Wet belastingplan. Zoals
                     gebruikelijk begint de wet met het inkomensbeleid. Ik heb het in blok 1 al gehad over
                     de marginale druk. De enige korte opmerking die ik nog wil maken, is dat mijn fractie
                     wel met enige teleurstelling zag dat de arbeidskorting weer verder omhooggaat en het
                     tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting ook. Dat hadden we liever andersom
                     gezien. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar?
                  
Dan heb ik enkele vragen over de maatregelen in het Belastingplan, ten eerste over
                     de verfijning en de overbruggingswet box 3, die zojuist nog werden besproken in het
                     interruptiedebatje. We vinden het goed dat hierin een aantal wijzigingen worden aangebracht,
                     maar we hebben wel nog zorgen over de beleggingsproducten met een gegarandeerd laag
                     rendement. Die lijken eigenlijk veel meer op spaargeld. Want zelfs met het invoeren
                     van een bandbreedte zullen deze rendementen daar nog erg ver onder zitten. Waarom
                     moet het op rechtszaken aankomen in plaats van dat er nu al naar een oplossing wordt
                     gezocht?
                  
Dan de mrb. In ieder Belastingplan zit wel een onderwerp waardoor je mailbox volloopt.
                     In dit geval waren het bij mij noodkreten van camperbezitters. Ze hebben als alternatief
                     om hun camper af te melden voor de mrb, maar veel mensen met een camper gaan er juist
                     vaker maar wel kort op uit. Dit zijn vaak niet de vermogende mensen met de luxecampers.
                     Het zijn ook oudere mensen die van hun spaarcentje een campertje of een busje gekocht
                     hebben om er gewoon af en toe een paar dagen tussenuit te gaan. Het gevolg is ongeveer
                     een verdubbeling van de kosten. In veel gevallen is dat zo'n € 75 per maand en dat
                     is veel geld voor iemand met een klein pensioen. Ik weet dat er ook luxecampers van
                     welgestelden tussen zitten, en ik weet ook dat er misbruik gemaakt wordt van de regeling.
                     Het voorbeeld van de ombouwsets, dat de Staatssecretaris aanhaalde, kennen we helaas
                     ook. Maar verzin een list. Kunnen we niet iets bedenken, samen met de Nederlandse
                     Camperclub, zodat de groep waarover ik praat gewoon een paar keer per jaar een paar
                     daagjes eropuit kan met het campertje? Ik noem een vereenvoudigd aanmeldproces voor
                     de eigen camper dat je makkelijk een paar keer kunt inzetten. Of denk aan het behouden
                     van het tarief voor campers van een lagere prijsklasse.
                  
Voorzitter. Van campers, om de grens over te trekken, ga ik naar accijnstarieven,
                     die impact hebben op de grensregio's. De zorgen over de leefbaarheid van de grensregio's
                     bespreken we hier regelmatig en er wordt ook onderzoek naar gedaan, maar we praten
                     nooit over de vraag wanneer we de verschillen nu eigenlijk te groot vinden worden.
                     Wanneer vinden we dat we ondernemers in een ongelijke concurrentiepositie plaatsen?
                     De verschillen in accijnzen op tabak en alcohol tussen Nederland en België en met
                     name Duitsland zijn significant. Het kabinet geeft aan dat er in juni 2023 een verkenning
                     over boodschappen en grenseffecten aan de Kamer is gestuurd. Daaruit bleek dat Belgen
                     en Duitsers meer geld aan boodschappen in Nederland besteden dan andersom. Voor producten
                     als brood, vlees, vis en fruit is Nederland goedkoper dan de buurlanden, maar de beleving
                     van onze grensregio's is echt heel anders. Kan de Staatssecretaris dit verklaren?
                  
Voorzitter. Wij vinden het ook onverklaarbaar dat de accijns op tabak steeds omhooggaat
                     maar dat we e-sigaretten gewoon met rust laten, terwijl die net zo verslavend en slecht
                     voor de gezondheid zijn. Dat is volgens mij een breed gedeeld gevoel in de Kamer.
                     Daarom willen we dat hierop zo snel mogelijk een belasting wordt geheven, net zoals
                     al in veertien EU-lidstaten wordt gedaan. In de EU zijn we het met elkaar eens dat
                     er een grondslag voor accijns op e-sigaretten moet worden geïntroduceerd, maar de
                     Europese Commissie laat lang op zich wachten. Het zal niet eerder worden dan 2025.
                     Wij denken ook dat een aanpak op Europees niveau het meest effectief is, maar we zijn
                     wel bang dat 2025 weer heel snel 2027 gaat worden of misschien nog wel later. Dat
                     lijkt ons onverstandig. Wij vinden daarom dat het kabinet echt eerder een Nederlandse
                     heffing moet gaan uitwerken. Wij willen zelf ook een voorstel doen voor een eenvoudige
                     vlakheffing op vloeistof voor e-sigaretten, zodat die zo snel mogelijk kan worden
                     ingevoerd.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw Van Dijk, heeft meneer Erkens een vraag voor u.
De heer Erkens (VVD):
U had het zonet over de grensregio's. U gaf aan dat sommige producten in Nederland
                     goedkoper zijn, zoals vlees. Ik denk wel dat die onderzoeken misschien gedateerd zijn,
                     want Duitsland is nu op veel vlakken echt goedkoper. Misschien kunnen die onderzoeken
                     dus nog geüpdatet worden. Ik heb even gekeken: het scheelt nu al 15% met Duitsland
                     en dat neemt in de komende jaren alleen maar toe. U had het ook over de alcoholaccijns.
                     Er komt volgend jaar een hele forse verhoging aan door de dubbele indexatie die nu
                     doorgevoerd wordt. Ondernemers in de grensstreek geven aan: als dit gebeurt, kunnen
                     wij allemaal de deuren sluiten. Is het CDA ook bereid om voor hen in de bres te springen?
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Twee opmerkingen. Eén. Het onderzoek is uit juni 2023. Is dat gedateerd? Ja, nee?
                     Zeg het maar. Ik denk ook dat het wisselt. Het viel mij vooral op dat het onderzoek
                     het ene zegt, maar de beleving een andere is. Want dit is natuurlijk niet de eerste
                     keer dat we deze discussie voeren over de verschillende grensregio's. De beleving
                     is gewoon echt anders en daar maak ik me vooral zorgen over. Daarom vraag ik ook of
                     we niet een keer het fundamentele debat met elkaar moeten voeren. Wanneer vinden we
                     de verschillen te groot? Dat is één. Dan de vraag of we iets met de accijns willen
                     doen. Dat ligt heel erg aan het voorstel dat u gaat doen. Dat zullen we dan gewoon
                     op de inhoud moeten beoordelen.
                  
De heer Erkens (VVD):
Maar in principe is het CDA dus wel bereid om te kijken of die accijnsverhoging op
                     alcohol van tafel kan, juist ook door die noodkreet van de kleine ondernemers?
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben in principe bereid om daarnaar te kijken, maar wij zijn geen partij die alcoholgebruik
                     wil stimuleren. Dan moeten we dus wel de effecten voor de grensregio's afwegen tegen
                     wat het oplevert. Dat is volgens mij de eerlijke afweging die je moet maken.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw inbreng.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. Dan de suikertaks, waarover we vorig jaar besloten hebben. Dat is een
                     vlakke verbruikersbelasting, die dit jaar flink omhooggaat. De vraag is of we daarmee
                     het juiste doen. Moedigen we fabrikanten aan om het suikergehalte in hun producten
                     te verminderen als toch iedereen hetzelfde betaalt? Onderzoeken, notities en een recente
                     Kamerbrief lijken erop te wijzen dat dit niet zo is, en dat dit zo zal blijven als
                     we deze belasting in Nederland niet gaan differentiëren. Wat het CDA betreft, gaan
                     we dat doen naar het gehalte toegevoegde suikers, want dat moet juist omlaag. Dan
                     hebben we het niet over groente- en fruitsuikers die je niet kunt herformuleren, zoals
                     dat heet. Sapmakers mogen dat ook helemaal niet, want dan is het geen puur sap meer.
                     In het buitenland is zo'n gedifferentieerde heffing al bewezen effectief. Een vlaktaks
                     is er voor zover wij weten nergens ter wereld. Is de Staatssecretaris van mening dat
                     het verstandig is de verhoging van de frisdranktaks toch door te zetten, of ziet hij
                     ook kans om zo snel mogelijk een suikertaks op toegevoegde suikers in te voeren, die
                     mogelijk budgettair nog meer effect kan hebben? Zouden we dit niet eigenlijk ook breder
                     moeten introduceren voor alle producten waar toegevoegde suikers in zitten? Daarmee
                     zal je wellicht wel vastlopen met een verbruiksbelasting op suikervrije frisdranken,
                     die er ook per 1 januari komt, maar daar zou je ook producten van kunnen uitsluiten
                     die alleen van nature aanwezige suikers bevatten.
                  
Voorzitter. Het zal niemand verbazen dat het CDA blij is met de verruiming van de
                     herinvesteringsreserve per 1 januari komend jaar, die vooral van toepassing is op
                     agrariërs die vanwege overheidsingrijpen een gedeelte van hun onderneming moeten staken.
                     We hebben meerdere malen in debatten en per motie aandacht gevraagd voor deze groep
                     ondernemers, die voor ingewikkelde en emotionele keuzes staat. Het is goed om te lezen
                     dat in het geval van een gehele staking van een onderneming de herinvesteringsreserve
                     kan worden doorgeschoven naar een andere onderneming. Het is ook fijn om te lezen
                     dat de hiervoor bedoelde periode van twaalf maanden onder voorwaarden verlengd kan
                     worden op verzoek van de belastingplichtige. Voorwaarde b – «mits daaraan een begin
                     van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd» – vinden we
                     wel weer ingewikkeld. Is een bijzondere omstandigheid voor een ondernemer hetzelfde
                     als een bijzondere omstandigheid voor de Belastingdienst? Daar mag niet te veel licht
                     tussen zitten. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten?
                  
Ik noem ook nog de maatregel om de onbelaste reiskostenvergoeding te verruimen. Die
                     vergoeding betekent echter niet dat elke branche er zomaar gebruik van maakt. Dat
                     zijn veelal branches, hebben we gezien in de plaatjes, waar niet de hoogste inkomens
                     neerdalen. Weet de Staatssecretaris hoe dit komt? Zo niet, is hij bereid om dat eens
                     een keer te laten uitzoeken, en te bezien of we dit nog op enige manier zouden kunnen
                     stimuleren?
                  
De reiskostenvergoeding wordt niet jaarlijks automatisch geïndexeerd. Om de reiskostenvergoeding
                     jaarlijks standaard te indexeren zou een wetswijziging nodig zijn. Daarnaast leidt
                     de invoering van een jaarlijkse prijsindexatie van de onbelaste reiskostenvergoeding
                     op basis van de tabelcorrectiefactor tot een budgettaire derving die gedekt moet worden.
                     Beide argumenten snappen we, maar hoe groot is die derving per saldo? Nu komt de discussie
                     iedere keer terug, terwijl indexatie een heel redelijke structurele oplossing zou
                     kunnen zijn.
                  
Dan de BOR. Over de toegevoegde waarde van familiebedrijven verschillen we in de Kamer
                     van mening. Daar hebben we discussie over met elkaar. 61% van de Nederlandse bedrijven
                     is een familiebedrijf. Zij leveren 31% van de banen en 29% van de toegevoegde waarde
                     aan de economie. We moeten deze bedrijven wat ons betreft dus koesteren en veiligstellen
                     voor de toekomst. Ons doel met de aanpassing in de BOR is altijd geweest om de BOR
                     te verbeteren en eerlijker te maken. Wij kunnen ons dus goed vinden in voorstellen
                     om misbruik eruit te halen en te zorgen dat de BOR meer wordt ingezet waarvoor die
                     bedoeld is. Met een aantal voorstellen hebben wij gewoon nog te veel moeite. Als algemeen
                     punt bij de verschillende voorstellen merken we op dat we in het Belastingplan voornamelijk
                     over het zuur besluiten, terwijl we nog maar moeten afwachten, tot volgend jaar, hoe
                     het zoet eruit komt te zien. Zo is er echt een verbetering van de voortzettings- en
                     bezitseis van de BOR nodig, want de huidige termijn zorgt er vaak voor dat economisch
                     rationele bedrijfsbeslissingen worden uitgesteld. Als je bijvoorbeeld wilt verduurzamen
                     of reorganiseren omdat dit beter is voor de toekomst van je bedrijf, dan kan het tegenstrijdig
                     zijn dat dit de eerste vijf jaar na overdracht niet mag. Kan de Staatssecretaris nu
                     al schetsen hoe de verbetering er wat hem betreft uit kan komen te zien? Maakt het
                     kabinet daarvoor nog een soort blauwdruk, om te voorkomen dat een volgend kabinet
                     zegt: mooi dat de versoberingen er doorheen zijn, en verbeteren laten we maar zitten?
                  
De Staatssecretaris noemt ook de uitvoering van de motie van de heer Stoffer en mijzelf
                     over toegang tot de BOR voor oude familiebedrijven, die ook naar het volgende Belastingplan
                     wordt doorgeschoven. Kan dit echt niet eerder, aangezien de oneerlijke situatie dat
                     sommige heel oude familiebedrijven nu niet onder de BOR vallen, maar blijft voortduren,
                     en waarschijnlijk steeds meer oude familiebedrijven tegen dit probleem gaan aanlopen?
                  
Dan het hete hangijzer: de versobering van de vrijstelling. Uit de evaluatie volgt
                     dat grotere familiebedrijven vaker gebruikmaken van de BOR en dat zo'n 75% van de
                     familiebedrijven voldoende vrije middelen zou hebben om de belastingclaim te dragen.
                     Overigens erkent het kabinet dat er nog discussie is over wat je dan als vrije middelen
                     zou moeten definiëren. Maar juist de grotere familiebedrijven hebben deze middelen
                     niet altijd of onvoldoende. Veel familiebedrijven zijn een- of tweepitter. Het is
                     dan ook logisch dat zij deze claim kunnen dragen, want die zal in veel gevallen onder
                     de vrijstelling vallen. De stap van 63% naar 70% vinden wij erg groot. Veel bedrijven
                     gaan daar de gevolgen van dragen. Daarom zijn we met een aantal partijen een alternatief
                     voorstel aan het voorbereiden om die versobering deels terug te draaien.
                  
Ten slotte. In de wet zit ook nog een technisch puntje, dat gaat om de uitzondering
                     voor vruchtwisseling bij aan derden verhuurd vastgoed. Daar is formeel een teeltpachtovereenkomst
                     voor vereist, maar die wordt in de praktijk nauwelijks gebruikt en levert daarmee
                     weer extra administratieve regeltjes op. Wat ons betreft schrappen we deze voorwaarde
                     en sluiten we voor de definitie aan bij het Burgerlijk Wetboek. We zullen hier ook
                     een voorstel toe indienen.
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Lee heeft daar een vraag over.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Kijk, op zich, voor alle begrip: ik vind familiebedrijven ook prachtig. Mevrouw Van
                     Dijk zegt dat we daarover van mening verschillen, maar ik denk dat daar niet het meningsverschil
                     zit. Ik denk meer dat de vraag is: heb je de BOR nodig om te regelen dat familiebedrijven
                     kunnen continueren als er sprake is van overerving? Er zijn ook andere manieren om
                     dat te doen. Laat ik mevrouw Van Dijk dan ook concreet vragen wat zij dan vindt van
                     de kritiek van de Raad van State, die daar toch vrij ferme uitspraken over doet. Dat
                     is toch een eerbiedwaardig adviserend orgaan, dat niet per se politiek gedreven is
                     en forse kritiek levert op de huidige BOR. Als ik mevrouw Van Dijk goed begrijp, wil
                     ze toch weer afdoen aan de kleine stapjes die het kabinet nu bereid lijkt te zijn
                     om te zetten.
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Kritiek van de Raad van State nemen wij altijd heel serieus. Ik weet niet meer wie,
                     maar iemand sprak net over emotionele en politieke keuzes. Die uitspraak van de Raad
                     van State werd aangehaald. Het wordt emotioneel en politiek genoemd, maar wij zien
                     echt een andere toegevoegde waarde van familiebedrijven aan de samenleving ten opzichte
                     van wanneer dat bedrijf zomaar opgekocht zou worden, met een emotieloze investeerder,
                     om het maar heel plat te zeggen, die gewoon echt veel minder waarde hecht aan de mensen
                     die ze in dienst nemen. Misschien zijn er mensen in het dorp die moeilijker kunnen
                     meekomen en die daar wel kans krijgen op een baan. Het zijn ook vaak bedrijven die
                     fors investeren in het verenigingsleven en in de samenleving. Wij nemen die waarde
                     mee. Noem het emotioneel, maar die is er gewoon. Daar willen wij onze ogen niet voor
                     sluiten.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat snap ik op zich wel, maar dit is weer het uiterste geval, namelijk dat het hele
                     bedrijf zou moeten worden verkocht. Die claims zijn nou ook weer niet zo groot dat
                     je gelijk het hele bedrijf moet verkopen. Het kan ook zo zijn dat je inderdaad een
                     extra aandeelhouder erbij zoekt. Het kan zelfs ook heel nuttig zijn als je iemand
                     van buiten haalt, die misschien een frisse kijk heeft op de bedrijfstak waarin je
                     familiebedrijf actief is. Zo zwart-wit ligt het toch helemaal niet?
                  
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Je kunt ervoor kiezen om iemand van buiten naar binnen te halen, maar laten we die
                     keuze vooral bij de ondernemer neerleggen. Laat hem bezien of hij vindt dat het in
                     zijn geval verstandig is om iemand van buiten mee te laten kijken of een aandeel te
                     laten nemen. Wij willen dat niet fiscaal laten afdwingen. Zomaar een tak van je bedrijf
                     afstoten omdat je het anders financieel niet kunt dragen, lijkt op papier allemaal
                     heel makkelijk, maar in de praktijk is het echt niet altijd zo zwart-wit dat je zomaar
                     een stuk van je bedrijf kunt afknippen en vervolgens kunt doorzetten. Die praktijk
                     ligt dus echt wel genuanceerder en gecompliceerder.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan de wet WOZ-proceskosten. We hebben al eerder vragen gesteld over de «no cure,
                     no pay»-bedrijven die als verdienmodel jaarlijks bezwaar maken tegen WOZ-beschikkingen
                     om een proceskostenvergoeding te krijgen. We vinden het goed dat de Staatssecretaris
                     maatregelen neemt, want het gaat immers om gemeenschapsgeld en het is niet fatsoenlijk
                     om daar een slaatje uit te willen slaan. Nou kregen we een signaal dat deze problematiek
                     ook speelt bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
                     De Raad voor de rechtspraak noemt het ook in zijn jaarverslag van 2022. Het lijkt
                     ons dus goed om deze zaken mee te nemen in de aanpak van het verdienmodel van de «no
                     cure, no pay»-bureaus, om te voorkomen dat de aandacht van deze bedrijfjes daarnaartoe
                     verschuift. We zullen daar ook een voorstel toe indienen.
                  
Voorzitter. Begrijp me niet verkeerd: bezwaar maken moet gewoon mogelijk zijn. We
                     snappen het ook dat mensen het soms niet eens zijn met de waardebepaling van hun woning
                     voor de WOZ. Kunnen we daarom niet op zoek naar een eenvoudiger proces voor inwoners
                     van een gemeente, of naar een betere waardebepaling van woningen? In de markt zijn
                     echt goede producten beschikbaar, zoals Calcasa, die zelfs door hypotheekverstrekkers
                     worden erkend. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
                  
Dan de Wet compensatie wegens selectie aan de poort. In de wet over compensatie van
                     vermelding op een FSV-lijst lezen we dat er excuses aangeboden gaan worden richting
                     gedupeerde inwoners. Daar wordt nu een strategie voor opgesteld. Focust de Staatssecretaris
                     in die strategie voldoende op de vraag waarom zij op die lijst terecht zijn gekomen?
                     Zonder dit antwoord – dat zien we ook in andere hersteloperaties – is het vaak heel
                     lastig om het vertrouwen in de overheid weer enigszins terug te krijgen. Het kabinet
                     wil voorkomen dat de burger die compensatie ontvangt, vervolgens op zijn bijstandsuitkering
                     wordt gekort of zelfs het recht daarop verliest. Gelukkig is het kabinet voornemens
                     om de compensatie uit te zonderen bij de vermogenstoets voor toeslagen. Wanneer wil
                     het kabinet dit concreet regelen? Het kan namelijk niet bij een voornemen blijven.
                  
Voorzitter. Tot slot een aantal technische wetten. Dan bedoel ik de Wet met betrekking
                     tot de kwalificatie rechtsvormen, de fiscale beleggingsinstelling en het fonds voor
                     gemene rekening. Ik wil wel opmerken dat ik niet helemaal begrijp waarom deze wetten
                     niet afzonderlijk behandeld kunnen worden. Ik ben ook bang dat zij een beetje ondersneeuwen
                     in het geheel. Dat heeft waarschijnlijk ook te maken, zoals sommigen al opmerkten,
                     met het vrij technische en complexe karakter. Ook mensen die diep in de materie zitten,
                     vinden het best wel ingewikkeld om het geheel goed te doorgronden.
                  
Nog een laatste vraag over de fbi's. Wij zien dat bij vrijwel alle fbi's flankerend
                     beleid wordt geïntroduceerd, maar dat dit ontbreekt voor de beursgenoteerde vastgoedfondsen.
                     Wij krijgen signalen dat het voorstel juist voor deze groep ernstige gevolgen kan
                     hebben. Is de Staatssecretaris bereid om hier nog eens goed naar te kijken? Is hier
                     een oplossing denkbaar, zodat voorkomen kan worden dat deze fbi's hun activiteiten
                     in Nederland moeten staken?
                  
En dan echt tot slot. Ik was blij met de vraag van D66 naar aanleiding van het indexeren
                     van de vrijwilligersvergoeding.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Meneer Eppink, het woord is aan u namens BBB.
De heer Eppink (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Last but not least mijn bijdrage. Ik ga het ook hebben over
                     de bedrijfsopvolgingsregeling, de BOR. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn brief
                     van eergisteren waarin hij ingaat op het voorstel van enkele grote familiebedrijven,
                     zoals ik ook had gevraagd tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Oude familiebedrijven
                     hebben geen toegang tot de BOR, vaak wegens versnipperde belangen. Die hadden zij
                     al niet en met de voorgestelde wijziging hebben zij die nog steeds niet. Wat resteert,
                     is in feite een lastenverzwaring voor huidige deelnemers, die zo'n 50 miljoen moet
                     opleveren. De Staatssecretaris stelt dat het introduceren van een familiebegrip om
                     toegang tot de BOR te garanderen niet uitvoerbaar is. Maar tegelijk lijkt dit wel
                     te gebeuren bij het nieuwe wetsvoorstel box 3, dat in consultatie is gegaan. Misschien
                     kan de Staatssecretaris daar wat over vertellen.
                  
Verder stelt de Staatssecretaris dat het dragende element in het alternatief, aangedragen
                     door de familiebedrijven, het familiebegrip is. Hierbij wordt onder «familie» verstaan:
                     bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de eerste familiaire aandeelhouder. De
                     Staatssecretaris stelt te rekenen op eventuele problemen bij het vaststellen van de
                     eerste aandeelhouder binnen die familie. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen
                     hoe dit een probleem kan vormen wanneer de bewijslast bij de familie wordt gelegd.
                  
Tot slot wil ik benadrukken dat de BOR van grote waarde is voor onze familiebedrijven.
                     Het kabinet ziet dat ook en het staat ook in de brief. Daar ben ik blij mee. Tegelijkertijd
                     zijn de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in Nederland een van de karigste van Europa.
                     Ik zou de Staatssecretaris in toekomstige kabinetten willen oproepen om de vrijstellingspercentages
                     in ieder geval niet verder te versoberen en te blijven zoeken naar mogelijkheden om
                     de toegang zo veel mogelijk in lijn te brengen met het doel van de BOR.
                  
Voorzitter. Ik heb nog één vraag over een vraag die ik vorige week heb gesteld tijdens
                     de Algemene Financiële Beschouwingen. Dat gaat over het inhuren van extern advies.
                     In 2022 is dat gedaan voor een bedrag van 2,6 miljard. Dat is een vrij hoog bedrag.
                     Het departement dat het meeste extern advies inhuurde, was het Ministerie van Financiën,
                     met 647 miljoen, gevolgd door Justitie en Veiligheid met 430 miljoen en EZK met 410
                     miljoen. Mijn vraag is voor welke redenen dit advies wordt ingehuurd. Dat kan natuurlijk
                     van alles zijn; ik veronderstel niks in negatieve zin. Maar misschien heeft de Staatssecretaris
                     een uitleg. Ook in dat jaar, 2022, werden 7.000 rijksambtenaren aangenomen; ik dacht
                     dat de heer Omtzigt hier ook naar vroeg. Mijn vraag is ook hoeveel van hen bij Financiën.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eppink. Meneer Dassen had eerder aangegeven dat hij ook in dit
                     blok nog een bijdrage wilde doen, maar hij is er niet. Dus dat gaat dan over.
                  
We zijn ook in dit blok aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van
                     de Kamer. Er zijn heel veel vragen gesteld over van alles en nog wat en op allerlei
                     aggregatieniveaus. Als ik het goed heb, wordt aanstaande vrijdag een schriftelijk
                     pakket met antwoorden op uw vragen meegegeven, zodat we maandag het debat vooral kunnen
                     laten gaan over de belangrijkste dingen. En wat dan het belangrijkste is, heeft u
                     vandaag aan kunnen geven. Dank daarvoor. Even kijken of ik daarover nog meer moet
                     zeggen. Ik denk dat ik namens iedereen spreek als ik de mensen van de amendementenservice
                     hartelijk dank en veel succes wens, want ik heb ook nog heel veel aankondigingen gehoord.
                     Dat leidt mij overigens ook tot een aantal andere vraagstukken, maar daarover hebben
                     we het wel een keer in de commissie. We hebben het over van alles en nog wat gehad,
                     variërend van paprika tot cola, vapen en metallurgische industrieën. Ik verheug me
                     ook maandag dus weer op een rijk debat met de bewindspersonen. Ik zie dat meneer Van
                     der Lee nog een vraag dan wel een punt van orde heeft.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Eigenlijk een verzoek, via u voorzitter, ook aan de staf van de commissie, omdat er
                     zo veel amendementen zijn: is het mogelijk om een overzicht te maken? Want ik ben
                     echt bang dat ik dingen mis. Ik ken het aantal niet, maar het zijn nog meer bomen
                     in dat bos waar die bomen verstopt worden.
                  
De voorzitter:
Ja, ik zal kijken wat daaraan kan worden gedaan. Ik gaf zelf tijdens het debat tussendoor
                     al aan dat ook ik de tel kwijt was geraakt, nog even afgezien van de vraag in hoeverre
                     er tegenstrijdigheid kan zijn tussen amendementen en dat soort dingen. Het zal ons
                     dus allemaal helpen als we daar, volgens mij ook in overleg met het ministerie, een
                     helder overzicht van kunnen maken. Daarbij is de vraag aan de leden ook wel om te
                     zorgen dat hun amendementen enigszins bijtijds aangeleverd worden, want anders is
                     zo'n overzicht leuk maar wordt dat weer doorkruist door nieuwe ideeën. Het staat u
                     natuurlijk altijd vrij, maar zoals vandaag ook al vaak is gezegd, doet het zeker bij
                     een ingewikkeld en vol pakket van wetten rondom het Belastingplan 2024 ook onze eigen
                     zorgvuldigheid goed om niet op het laatste moment en al helemaal niet vlak voor de
                     stemmingen nog met nieuwe amendementen te komen, want dan gaat het zorgvuldig opgebouwde
                     kaartenhuis echt vallen. Ik geef het verzoek van de heer Van der Lee dus door om te
                     kijken wat we op dat punt praktisch kunnen uitvoeren.
                  
Dank aan alle leden voor hun interessante bijdragen in brede zin. Dank aan de kabinetspersonen,
                     maar natuurlijk alvast met name aan Staatssecretaris Van Rij voor alle hele duidelijke
                     antwoorden die hij gaat geven, zodat we maandag weer een goed debat tegemoetzien.
                     Dank aan alle kijkers hier en op afstand. Ik hoop u maandag weer terug te zien. Een
                     fijne avond verder.
                  
Sluiting 17.25 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A.H.M. Weeber, griffier
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
