Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 16 oktober 2023, over wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele regeling voor meertalige dagopvang
36 393 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele regeling voor meertalige dagopvang
Nr. 12 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 31 oktober 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 16 oktober 2023
overleg gevoerd met mevrouw Van Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele
regeling voor meertalige dagopvang (Kamerstuk 36 393);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 13 september 2023
inzake voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang
in verband met het stellen van regels over meertalige kinderopvang (Kamerstuk 36 393, nr. 6).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Van den Hil
Griffier: Van den Broek
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Van den Hil, Kuzu en Sahla,
en mevrouw Van Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 10.05 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom bij de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Wij bespreken vandaag de Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele
regeling voor meertalige dagopvang. Dat is een hele mond vol. Ik mag het voorzitterschap
heel even waarnemen tot collega Kuzu er is. Omdat de starttijd 10.00 uur is, beginnen
we toch alvast maar. Ik heet de Minister, de beleidsondersteuning, het publiek en
mijn collega Fonda Sahla van D66 welkom.
We hebben weinig sprekers. Ik stel onbeperkte interrupties voor, want we hebben drie
uur de tijd, dus dat gaat makkelijk lukken. Haha. Ik zie dat de Minister het ermee
eens is; lachen is toestemmen. Dan stel ik voor dat we beginnen met mevrouw Sahla.
Mevrouw Sahla (D66):
Dank je wel, voorzitter. We hebben vandaag een debat over meertalige dagopvang. Dat
zorgt ervoor dat de dagopvang beter kan passen bij de specifieke situatie van kinderen
en hun ouders, waarmee de kinderopvang toegankelijker wordt. Die toegankelijkheid
wordt ook vergroot dankzij ons amendement op de begroting, waarmee het maximumuurtarief
wordt verhoogd, zodat het beter aansluit bij de daadwerkelijke kosten. Omdat kinderopvangorganisaties
hebben aangegeven een verhoging van het maximumuurtarief slechts in te zetten voor
de verhoging van salarissen, die gelukkig zijn verhoogd in de nieuwe cao kinderopvang,
hoeven ouders niet te vrezen dat het hoge maximumuurtarief leidt tot hogere prijzen.
Maar dat geldt voor deze eenmalige verhoging. Het is van belang dat dit in de toekomst
ook het geval blijft en dus dat de inspraak van de ouders in de tariefbepaling wordt
verbeterd. Nu al hebben oudercommissies een adviesrecht over de tarieven en straks
ook over de meertaligheid van de dagopvang. Toch stroomt mijn inbox vol met berichten
van ouders die ontevreden zijn met weer een enorme verhoging van de prijzen. Ziet
de Minister ook de noodzaak om de inspraak van ouders te verbeteren en wat doet zij
hier al aan?
Voorzitter. De beste manier om kinderopvang voor alle ouders betaalbaar en voor alle
kinderen toegankelijk te houden is door kinderopvang voor iedereen gratis te maken.
Omdat dit in de komende jaren nog niet lukt, beginnen we vanaf 2027 met bijna gratis
kinderopvang. Dat vindt D66 een cruciale eerste stap, die helpt bij de ontwikkeling
van kinderen en die ervoor zorgt dat ouders kunnen werken. Met die ontwikkeling van
kinderen worden niet alleen achterstanden voorkomen, waarvoor later extra begeleiding
nodig zou zijn geweest, maar kunnen kinderen zich ook beter ontwikkelen. Daarbij helpt
passende kinderopvang, dus ook meertalige opvang.
Wat ook helpt, is duidelijkheid. Er ligt een conceptstelselontwerp, maar daarin zit
nog geen enkele vorm van prijsregulering, terwijl duidelijk is dat die noodzakelijk
is om te zorgen voor bijna gratis kinderopvang voor alle kinderen en hun ouders. De
Minister heeft een onderzoek aangekondigd, maar zolang dat onderzoek loopt en prijsregulering
boven de markt hangt, hoeft geen kinderopvangorganisatie te investeren in meer capaciteit,
terwijl meer plekken juist zo hard nodig zijn. De Minister weet van de tekorten in
de kinderopvang. Investeringen zijn essentieel. Wanneer komt de Minister met duidelijkheid
over prijsregulering en over het proces van besluitvorming over deze prijsregulering?
Prijsregulering is maar tijdelijk nodig, want uiteindelijk willen we naar volledig
gratis kinderopvang voor alle kinderen. De mensen die zeggen dat het eerlijk is om
ouders met een hoger inkomen meer voor kinderopvang te laten betalen, wijs ik in de
eerste plaats op ons belastingstelsel. Ouders die meer verdienen, betalen ook meer
belasting, dus indirect betalen ze ook meer voor de kinderopvang. Daarnaast wil ik
graag iets zeggen over het onderwijs. Daar kijken we niet naar het inkomen van ouders,
maar geven we alle kinderen gelijke kansen doordat ze naar school kunnen gaan en daar
kunnen leren, ongeacht hun achtergrond.
Met de rijke schooldag, waarvan D66 blij is om te zien dat die op steeds meer plekken
van start gaat en waarmee alle kinderen zich breder kunnen ontwikkelen dan alleen
in de klas, wil D66 kinderen ook gelijke kansen bieden. Die gelijke kansen vereisen
dat we ook duidelijke kaders stellen. Vrijheid van onderwijs kan niet onbegrensd zijn
als we vinden dat alle kinderen gelijke kansen verdienen. Er is strenge controle nodig
op kwaliteit bij het stichten van een school en ook bij het starten van een kinderopvang.
Alleen dan kan dagopvang de vrijheid krijgen om meertalige opvang aan te bieden. Hoe
zorgt de Minister voor eenduidige kaders waarbij alle kinderopvangorganisaties op
dezelfde criteria worden getoetst?
Voorzitter. Voor die gelijke criteria en de toetsing helpt het dat de wet helder is.
Daarom is het goed dat deze wet de mogelijkheid biedt om dagopvang ook in het Frans,
Duits en Engels aan te bieden. Dat zijn talen waar we steeds meer mee te maken hebben.
Ik was daarom blij om te zien dat kinderen met meertalige dagopvang een betere taalontwikkeling
hebben, zowel in de vreemde taal als in het Nederlands. Zo zorgt meertalige dagopvang
ervoor dat kinderen zich nog beter kunnen ontwikkelen op de kinderopvang. Wat D66
betreft moet de ontwikkeling van kinderen centraal staan op de kinderopvang, maar
bijna gratis kinderopvang zorgt er ook voor dat het veel meer loont om meer te werken.
Dat betekent dat de marginale druk omlaaggaat. Van iedere euro die iemand meer verdient,
houdt diegene veel meer over. Als het veel meer loont om te werken, nemen de tekorten
overal in de economie verder af. Daarom is het geweldig dat iedere pedagogische medewerker
er niet alleen voor zorgt dat de kinderen zich ontwikkelen, maar ook dat gemiddeld
elf ouders aan het werk kunnen. Meertalige dagopvang betekent dus dat de kinderopvang
voor meer kinderen passend is, waardoor ouders meer gaan werken. Hoe worden ouders
geholpen om via consultatiebureaus en andere partijen te weten te komen wat de kinderopvang
voor hen kan betekenen, bijvoorbeeld dat ook meertalige dagopvang een mogelijkheid
is en dat de kinderopvang volgend jaar veel betaalbaarder wordt?
Voorzitter, ik rond af. Meertalige dagopvang is een volgende stap in de kinderopvang
die goed is voor alle kinderen, maar er zijn nog veel meer stappen te zetten. D66
ziet graag dat we na alle onderzoeken over kunnen gaan tot actie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank je wel. De voorzitter heeft een interruptie namens de VVD. Die ga ik maar gelijk
doen, als mevrouw Sahla dat goed vindt. Allereerst ben ik blij om te horen dat ook
D66 het belangrijk vindt dat diversiteit in opvang nodig is en we dus alle soorten
opvang moeten omarmen. Dat is een winstpunt, vind ik. Mevrouw Sahla had het over een
hogere kinderopvangtoeslag en daarbij die prijsregulering. Is zij dan niet bang dat
daar hogere prijzen van komen? Is het niet verstandiger om dan naar een slimme prijsregulering
te kijken, zoals de VVD in haar verkiezingsprogramma voorstaat?
Mevrouw Sahla (D66):
We hebben natuurlijk in het vorige debat uitgebreid gedebatteerd over een prijsplafond.
We hebben toen ook aangegeven dat een prijsplafond ontzettend belangrijk is, maar
dat het ook heel belangrijk is om de juiste hoogte daarvan te bepalen. De Minister
had aangegeven dat daar onderzoek naar komt. Maar we zijn het met elkaar eens als
het gaat om die keuzevrijheid in kinderopvangorganisaties en om het feit dat het natuurlijk
heel veel verschil maakt waar je de kinderopvang aanbiedt. Mevrouw Van den Hil, mevrouw
Kathmann en ik hebben laatst ook nog een heel uitgebreid gesprek over kinderopvang
gehad met kinderopvangorganisaties die zich zorgen maken over de prijzen en over de
toekomst van de kinderopvang. D66 vindt het dus heel belangrijk dat die prijsregulering
er komt, maar de keuzevrijheid in kinderopvang vinden ook wij heel belangrijk.
De voorzitter:
Nog even een verdiepende vraag. Is D66 niet bang dat je door nu dan maar steeds hogere
kinderopvangtoeslag toe te kennen in een soort spiraal terechtkomt waardoor de prijzen
in de kinderopvang hoger worden en er wachtlijsten ontstaan?
Mevrouw Sahla (D66):
Wat D66 heel belangrijk vindt, is dat de kinderopvang betaalbaar blijft. De kinderopvang
moet toegankelijk blijven. Als de kosten in de kinderopvang stijgen en de kinderopvangtoeslag
niet, dan maakt D66 zich zorgen.
De voorzitter:
Dank je wel. Dat is niet helemaal een antwoord op mijn vraag, maar oké. Het is maandagochtend.
Ik zie dat de vaste voorzitter is binnengekomen, meneer Kuzu. Fijn dat u er bent,
want dan ga ik op mijn eigen plek zitten en dan mag ik los.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Met excuses voor de vertraging. Ik had een trein eerder kunnen nemen, maar ik heb
25 minuten in een stilstaande trein gezeten. Maar goed, daar gaat het niet om, het
gaat vandaag om de bijdrage van mevrouw Sahla en mevrouw Van den Hil. Volgens mij
is mevrouw Sahla al klaar, dus is het woord aan mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Ik doe nog heel even mijn administratie. Meertalige kinderopvang.
Laat ik beginnen met het feit dat kinderopvang belangrijk is. Het is de zorg voor
onze kinderen, ons meest waardevolle bezit. Daar wilde ik toch maar even mee beginnen,
want of de kinderopvang nu meertalig is of bij de boer of waar dan ook, als een kind
gelukkig is dan zijn ouders en tantes ook gelukkig. Dat is voor mij een belangrijk
uitgangspunt. Het knelpunt dat nu voorligt is de arbeidsmarkt – mevrouw Sahla sprak
er net ook al even over – en de daarbij behorende kindplaatsen. Wij weten dat de Wet
innovatie en kwaliteit kinderopvang snel ingevoerd is. Dat is een goede toevoeging
geweest. Het is wel goed dat er nu wat aanpassingen komen in overleg met de praktijk,
zoals bijvoorbeeld door het anders opleiden met evc's en door het wat flexibeler maken
van de inzet van personeel, maar de tekorten zijn er wél. Dat inlopen is lastig. Dan
vertrekt ook een aantal mensen die werkzaam zijn in de kinderopvang. Dat baart de
VVD wel zorgen, want hoe gaan we die mensen behouden? Ik ben blij dat de lonen omhoog
zijn gegaan en dat er echt al een aantal dingen is gebeurd waardoor het wat flexibeler
en makkelijker wordt, maar de VVD mist nog wat in de kinderopvang.
Het zal u vanwege mijn achtergrond in de zorg niet verbazen dat ik het heel even wil
hebben over professionele zeggenschap in de kinderopvang. Invloed op je werk-privé,
je rooster en je professionele ontwikkeling is heel belangrijk om mensen vast te houden,
om jezelf te ontplooien en gelukkiger te worden in je werk. Goed werkgeverschap vraagt
ook om professionele zeggenschap wat de VVD betreft. Het liefst zou ik dat vandaag
al gelijk in deze wet geregeld hebben, maar ik snap ook dat dat wat ingewikkeld is,
want dat behelst natuurlijk meer. Daar heb je meer voor nodig. Ik zal daar straks
wel een motie over indienen, want ik denk dat het belangrijk is dat de Minister samen
met de sector op pad gaat om professionele zeggenschap mogelijk te maken. Ik ken het
vanuit de zorg. Daar is de wet zeggenschap van Tielen en Ellemeet een tijd geleden
aangenomen. 1 juli is die van start gegaan. Dat vereist echt nog wel een aanloop en
wat ontwikkeling, maar we zien wel dat het werkt. Professionals waarderen het sowieso
dat ze kunnen meedenken en invloed hebben. Ik denk dat dat goed is. Ook de professionals
in de kinderopvangsector verdienen professionele zeggenschap, want ik denk dat die
er beter van wordt. Het zou mooi zijn als de Minister samen met de sector aan de slag
zou kunnen gaan om een eerste aanloop te maken. Ik doe al de vooraankondiging – het
is geen dreiging – dat als dat niet gaat lukken, ik ga kijken of ik daar een initiatiefwet
op kan maken.
Vanuit deze zeggenschap zou ik aandacht willen vragen voor de Friese taal. Vorige
week is hier een rondetafel geweest, waar ook tout Fryslân zat. Ik vind het als Zeeuwse
best bijzonder om dat hier in te brengen, maar Zeeuws is geen officiële taal. Fries
is dat wel. Ik kan hier nu gaan pleiten voor een echt officiële Zeeuwse taal, maar
dat ga ik niet doen. Maar ik denk dat het ook belangrijk is dat er kinderopvang komt
in de Friese taal en dat dat daar ook wat diversiteit brengt. Medewerkers in Friesland
zijn hiervoor heel belangrijk, zo ook de opleiding tot kindprofessional in de Friese
taal en de zeggenschap in de opvang.
Pasgeleden kwam er vanuit DINGtiid een heel rapport over de Friese taal in de kinderopvang;
laat ik het zo zeggen, want het is geen Friese kinderopvang maar het is de Fryske
taal in de kinderopvang. Sytske de Boer van het SFBO – nu komt er iets waar je je
als Zeeuw eigenlijk niet aan moet wagen, maar goed, dat is het Sintrum Frysktalige
Berne-opfang – sprak hier ook. En er zijn wel wat vragen naar aanleiding van de brief
die de Minister gestuurd heeft als reactie op het onderzoek dat DINGtiid gedaan heeft.
Zij vragen zich af of we wel zorgen voor consistent beleid, of we wel goed kijken
naar de opleidingsvereisten en of alle overheden wel goed samenwerken. Kan de Minister
hierop reflecteren? En hoe verhoudt het voorliggende wetsvoorstel zich tot de Friese
taal? Komt de Friese taal niet in het gedrang? Hoe gaat de Minister ook de Friese
taal ondersteunen? We hebben het over meertalige opvang en Fries is een officiële
taal. Is het dan meertalig of niet? Voor mijn idee valt dat daar wel een beetje onder.
Ook in de voor- en vroegschoolse educatie, de vve, is aandacht voor de Friese taal
belangrijk. Twintig jaar lang werd eigenlijk gedacht dat een vreemde taal op de vve
niet goed was, maar dat blijkt juist niet zo te zijn. Het komt de taalvaardigheid
juist ten goede. Gaat de Minister zich hard maken om dit ook in de Friese taal door
te zetten?
Dan belanden wij via de Friese taal uiteindelijk bij het wetsvoorstel meertalige opvang.
Daarin worden nu Engels, Frans en Duits genoemd, zo ook in het bijbehorende ontwerpbesluit.
Wij hebben in de pv afgesproken dat ik ook over dat ontwerpbesluit eventueel wat vragen
kon stellen, dus dat ga ik dan ook doen. Duits en Frans zijn geen voorbeelden van
het experiment dat voorligt, want ik kan me vergissen, maar daar is volgens mij nog
helemaal geen experiment mee geweest. Ik snap de keuze voor de grensregio's om Frans
en Duits toe te voegen, maar als het nergens plaatsvindt, wat is dan de meerwaarde
van Frans en Duits in dit wetsvoorstel? Waarom niet alleen Engels? Ik kan me bij Engels
voorstellen dat dat doorloopt in lijn met internationale scholen en onderwijs in het
Engels, en dat dat positief is en echt een meerwaarde kan hebben voor een overigens
kleine groep die daar gebruik van maakt, zoals we uit onderzoek weten. Is er ook gekeken
naar ervaringen in andere landen waar dit al langer plaatsvindt, zoals Zwitserland
en Duitsland?
De VVD vindt de doorlopende leerlijn in het onderwijs erg belangrijk. Kan de Minister
toezeggen dat hier echt een doorlopende leerlijn komt en dat we geen verschillende
soorten krijgen op de kinderopvang en later in het onderwijs? Ik denk dat het belangrijk
is dat de Ministeries van SZW en OCW daar goed in samenwerken. Dan is er ook nog een
programma met de naam EarlyBirdie; ja, je gaat je er zo eens in verdiepen met zo'n
wetsvoorstel. Hoe past dit eigenlijk in het geheel? Daar leren ze met activiteiten
spelenderwijs Engels. De naam EarlyBirdie zegt het eigenlijk ook – ik vind het wel
leuk; ik ga het gewoon tien keer zeggen. Is daar ook voldoende aandacht voor, zeker
gezien het feit dat dit programma wel een goede doorlopende leerlijn heeft met het
onderwijs? Hoe valt dit te verenigen? Hoe gaat dit samen?
Dit gaat alleen over Frans, Duits en Engels. Bij elke andere taal zou een wetswijziging
nodig zijn. Ik gaf net al aan dat ik Frans en Duits nog vaag vind. Daar kom ik later
nog op terug. Met Engels is al wat meer geëxperimenteerd. Maar de VVD vindt het heel
belangrijk dat er bij elke andere toegevoegde taal een wetswijziging komt. Dat wil
ik hier wel benadrukken en daar wil ik echt een toezegging op. Het moet niet zo zijn
dat dat die er ineens via allerlei omwegen in zit. Dan moeten we die wet echt weer
gaan behandelen, zoals we hier nu zitten, onder enorme belangstelling, kan ik wel
zeggen.
Het experiment was alleen in het Engels. Daarom adviseren de uitvoeringstoetsen om
een evaluatiebepaling in te bouwen. Als je een experiment doet dat eigenlijk gemankeerd
is en heel beperkt is, dan moet je wel evalueren. Deze evaluatiebepaling zit er niet
in. Ook na de uitvoeringstoetsen en na allerlei andere opmerkingen uit de internetconsultatie
heeft de Minister niet bedacht om die erin te stoppen, dus dat heeft de VVD bedacht.
Vandaar dat er een amendement voorligt om deze toch toe te voegen. Een tijd geleden
hebben we ook een technische briefing gehad van het ATR, het Adviescollege toetsing
regeldruk. Dat zegt letterlijk: let op, voer bij ieder wetsvoorstel een evaluatiebepaling
in. Ik ben niet altijd even braaf, maar in dit geval ga ik me hier wel aan houden.
Dat wat betreft het evalueren van de wet.
Dan kom ik bij de vraag of de meertalige opvang ook invloed heeft op de personele
krapte. Zal deze toenemen of juist niet? Hoe ga je het doen als je niet voldoende
professionals hebt die de vreemde taal voldoende beheersen? Wat de VVD betreft zouden
we dan moeten kijken naar de erkenning van buitenlandse diploma's. Dat moet sneller
en simpeler gaan. Dan kan de pedagogisch medewerker die de opleiding elders heeft
gedaan, ook sneller ingezet worden. Zoals aangegeven is de personele krapte al groot,
ook in de reguliere opvang. Dat resulteert in wachtlijsten. Er blijkt op dit moment
weinig behoefte te zijn aan meertalige opvang. Zit dit de reguliere opvang dan niet
in de weg? Dat is wel iets wat voorligt.
Voorzitter. Ik ga nu over naar het uitvoeringsbesluit. Hoe wordt er harmonisatie in
kwaliteitseisen bereikt als er een jaar een ander regime is voor meertalige en anderstalige
opvang? Ik stelde hier in de schriftelijke ronde al vragen over, maar ik heb daar
nog wel zorgen over. In het ontwerpbesluit wordt alleen een uitzondering gemaakt op
de voorwaarden ten aanzien van afwezigheid van een medewerker van minder dan vier
weken. In totaal mag in een jaar de 50%-grens door de andere taal niet overschreden
worden. Dat is mooi, maar hoe zit het met de administratieve lasten en hoe wordt hier
toezicht op gehouden? Normaal toezicht op de kwaliteit is goed, maar moet dit dan
ook op de uitzonderingen? Tijdens het experiment is met de sector gekeken naar de
vraag hoe we ervoor zorgen dat die kwaliteitseisen er goed in zitten. Nu worden er
voorwaarden genoemd in het wetsvoorstel. Is het niet beter om die eisen goed te bepalen
in overleg met de sector? We barsten al van de administratieve lasten. Nogmaals, het
is goed dat goed gekeken wordt of iets werkt en of de kwaliteit goed is, maar moeten
we niet meer woorden maken in plaats van daden, om het eens met mijn favoriete club
te benoemen? Er wordt in het ontwerpbesluit ook gesproken over adviesrecht voor ouders.
Dat is mooi, maar is de Minister het met mij eens dat ook professionele zeggenschap
van de beroepskrachten hierbij van groot belang is?
Kortom, voorzitter. Het is een mooi aantal onderwerpen om over van gedachten te wisselen.
Ter afsluiting kom ik weer terug waar ik mee begon. Laten we alles wat we doen, wat
we hier bespreken en waar we allerlei dingen voor verzinnen, toch doen in het licht
van onze kinderen. Dat is ons kostbaarste goed. Laten we, altijd als we iets doen,
bedenken of het ten goede komt aan onze kinderen. Als dat niet zo is, dan vind ik
dat we dingen ook niet moeten doen. Daar moeten we ook niet voor schromen.
En ik was het aan het begin vergeten te zeggen, maar het is vandaag een unicum: ik
spreek ook namens het CDA. Ik zie de Minister schrikken. Daarom dacht ik: ik zeg het
niet in het begin, dan kan ik even helemaal losgaan. Maar mevrouw Palland laat zich
verexcuseren.
De voorzitter:
Heel erg bedankt voor uw bijdrage, mevrouw Van den Hil. Ik stel voor dat we tot 10.55
uur schorsen. Kan het sneller? 10.50 uur? Nou, ik schors tot 10.50 uur.
De vergadering wordt van 10.27 uur tot 10.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Van Gennip:
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat we vandaag de kans hebben om over dit onderwerp
te spreken. Zoals mevrouw Van den Hil ook zei, is kinderopvang altijd een belangrijk
onderwerp. Mevrouw Sahla sprak over het bredere debat over kinderopvang en liet zien
wat haar betrokkenheid daarbij is. Ik ben met het oog op de implementatie van de wet
blij dat we dit vandaag kunnen doen. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om de diversiteit
van het aanbod te vergroten. En dat is nou precies een van de mooie zaken van het
Nederlandse stelsel van kinderopvang: dat er zo veel verschillende soorten opvang
zijn.
Ik heb een aantal onderwerpen gehoord. Mijn eerste blokje gaat over de meerwaarde.
Het tweede blokje is het talenblokje, dus de keuze voor Engels, Frans, Duits. Dan
heb ik een apart blokje Fries. Ik heb een blokje stelsel algemeen, ik heb een blokje
evaluatiebepaling en ik heb tot slot een heel setje overig.
Ik begin met de meerwaarde van de meertalige dagopvang en de keuze voor de talen.
De leden refereerden er zelf ook al aan dat het beheersen van meerdere talen steeds
belangrijker wordt. Dat geldt overigens niet alleen voor het Engels, dat geldt in
de grensstreken zeker ook voor het Duits. Misschien geldt het in iets mindere mate
voor het Frans, maar dat is natuurlijk ook jarenlang een van de grote talen geweest
en zal dat ook zeker blijven. Wij volgen daarin de keuzen die voor het primair onderwijs
worden gemaakt. Ik zal zo dadelijk ingaan op het punt dat wij dat inderdaad in de
wet vastleggen. Wat we terugzien, is dat meertaligheid de hersenen van kinderen traint,
waardoor ze leren meer probleemoplossend te denken en waardoor ze taliger worden.
Mevrouw Van den Hil refereerde daar ook aan. Dus hoe meer taal kinderen horen, hoe
vaardiger ze worden in die taal. En hoe vroeger je ermee begint, hoe makkelijker ze
het leren. Daarbij is het wel belangrijk dat kinderen zo goed mogelijk hun moedertaal
blijven beheersen. Want als die basis goed is, leer je ook makkelijk een andere taal.
Dus ja, het biedt kansen om al op de dagopvang te beginnen met het aanbod van een
tweede taal, een vreemde taal.
De talen die in de meertalige kinderopvang kunnen worden aangeboden, worden bij wet
geregeld. Dat betekent dus dat een wetswijziging nodig is om nieuwe talen toe te voegen,
zeg ik tegen mevrouw Van den Hil. Dat kan niet bij AMvB. Voor het primair onderwijs
geldt hetzelfde. We hebben er expliciet voor gekozen om bij de talen in het primair
onderwijs aan te sluiten, zodat je inderdaad die doorgaande leerlijnen hebt. We maken
dus één keuze als het gaat om de vraag voor welke talen we willen kiezen. Daarmee
bouwen we voort op de wetgeving vanuit OCW. Een voorwaarde is uiteraard wel dat er
50% Nederlands wordt gesproken. Het Nederlands is de voertaal in de Wet kinderopvang.
Ik kom dadelijk nog even te spreken over het Fries, dat natuurlijk ook een officiële
taal is. Het kan dus ook Fries zijn. Maar het gaat om de verhouding, om de voertaal
ten opzichte van Duits, Engels of Frans. Dat betekent dat er elke dag ten minste 50%
Nederlands moet worden gesproken, tenzij dat vanwege ziekte even een aantal dagen
niet mogelijk is. We komen later te spreken over hoe we dat hebben ingericht.
Mevrouw Van den Hil vroeg specifiek naar Frans en Duits. Het klopt dat binnen het
experiment Frans en Duits niet werden aangeboden. Er zijn kindcentra die Frans en
Duits wel aanbieden. Dat deden ze mogelijk al voor het experiment, maar ze zaten niet
in die groep. Je ziet het veel in de grensregio's. Er zijn veel basisscholen in de
grensregio's die onderwijs in allerlei buurtalen aanbieden. Daarom hecht ik eraan
dat ook Frans en Duits in een doorgaande leerlijn aangeboden worden. Ik zeg nogmaals
aan mevrouw Van den Hil toe dat er voor een nieuwe taal een wetswijziging nodig is.
Mevrouw Van den Hil vroeg ook naar EarlyBird. Dat is een methode die gebruikt kan
worden om spelenderwijs Engels te leren. Het is aan het kindcentrum zelf om te kiezen
welke methode er wordt gebruikt. Er zijn ook methodes waarbij één leraar één taal
onderwijst. Zo zijn er allerlei verschillende methodes. Een kindcentrum kan dan zelf
kiezen op welke methode de dag wordt gebaseerd. En ja, er wordt inderdaad gekozen
voor een doorlopende leerlijn.
Mevrouw Van den Hil vroeg ook naar de harmonisatie in de kwaliteitseisen, als je een jaar een ander regime hebt van meertalig versus anderstalig. Wat
hier belangrijk is, is dat anderstalige kinderopvang echt een ander doel heeft, bijvoorbeeld
voor Oekraïense kinderen. We hebben het bij anderstalige kinderopvang over een uitzonderingsbepaling
op Nederlands als voertaal. Aan die uitzondering zijn voorwaarden verbonden, bijvoorbeeld
de herkomst van kinderen: die maakt het in specifieke omstandigheden noodzakelijk
dat er mede een andere voertaal is. Ik vind Oekraïense kinderen altijd het grote voorbeeld
daarin. Maar als kindcentrum moet je die noodzaak wel kunnen onderbouwen. Je moet
dat vastleggen in een gedragscode. Dat wetsartikel staat echt los van meertalige kinderopvang.
Dat gaat over een andere situatie. We hebben het nu, vandaag, over Franse, Duitse
en Engelse meertalige kinderopvang. Anderstalige kinderopvang heeft echt een ander
doel en daarover gaat een ander wetsvoorstel. Na de behandeling van deze wet gaan
we kijken op welke manier de voorwaarden voor meertalige kinderopvang ook van toepassing
kunnen zijn op anderstalige kinderopvang. Maar eerst deze wet aannemen, als u die
natuurlijk aanneemt in de Kamer en vervolgens in de Eerste Kamer, en dan gaan we kijken
of en zo ja, hoe dat ook van toepassing moet zijn op anderstalige kinderopvang. Maar
anderstalige kinderopvang, met het voorbeeld van de Oekraïense kinderen, heeft echt
een ander doel en is een andere soort uitzondering. Maar hoe deze wet vervolgens van
invloed is op die anderstalige kinderopvang, vergt ook nog wel wat denkwerk. Dus eerst
deze wet, en daarna gaan we daarnaar kijken.
Dan vroeg mevrouw Van den Hil hoe het met de administratieve lasten zit, met name
dat bijhouden van die 50% meertaligheid op jaarbasis. We hebben juist voor op jaarbasis
gekozen in overleg met de sector, omdat die zei: als je dat per maand of per kwartaal
moet gaan bijhouden, wordt dat allemaal veel te ingewikkeld. Vandaar dat we voor op
jaarbasis hebben gekozen. Ik kan me ook voorstellen dat het, als je het op maandbasis
doet, al lastig wordt als iemand een week ziek is en iemand een week op vakantie is.
Als je het op kwartaalbasis doet, wordt het lastig omdat je in de zomermaanden vaak
toch wat krapper zit. Dus we hebben gezegd: dan doen we het gewoon op jaarbasis. De
keuze voor de jaarbasis is dus in overleg met de sector tot stand gekomen, juist om
die administratieve lasten niet onnodig verder te verhogen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb even gewacht tot het eind van het blokje. Ik heb mijn vragen dus opgespaard,
maar zoals de vorige voorzitter zei, hebben we onbeperkte interrupties ... Nee hoor,
het valt allemaal wel mee. Dank allereerst voor het uitgebreide antwoord. Ik had nog
een aantal vragen en een aantal constateringen. Voor het gemak ga ik er eventjes van
uit dat de Minister met de «moedertaal» Nederlands of Fries bedoelt. Dat even als
eerste. En ook goed – en ik neem aan dat dat een toezegging is – dat voor een andere
taal echt een wetswijziging gebruikt moet worden.
Dan had ik het nog even over Frans en Duits in de grensregio's; dat zou toch al veel
gebruikt of gegeven worden. Tja, ik heb ze in die week niet kunnen vinden, maar dat
kan ook mijn beperkte tijd zijn. Als je onze belangrijke zoekmachine pakt en denkt
«nu ga ik mijn kind eens naar de Franstalige kinderopvang sturen», kan je ze in ieder
geval niet gelijk vinden, althans ik kan ze dan niet vinden. Nogmaals, ik vraag me
dus af of dat echt al heel veel gebeurt.
Dan nog even over die administratieve lasten en dat dubbele regime dat daar is. Ik
verzin dat niet zelf. De Raad van State heeft aangegeven dat die het echt een knelpunt
vindt dat het regime in 2024 nog dubbel is in het toezicht voor wat betreft de kwaliteitseisen.
Dus: hoe kijkt de Minister daarnaar? Dat het juist in overleg met de sector op jaarbasis
is geworden snap ik, maar ik vraag me af of de eisen die aan de basis liggen van die
evaluatie ook met de sector zijn afgesproken. Want het lijkt mij heel ingewikkeld.
Ik ben altijd manager in de zorg geweest. Daar kunnen we er natuurlijk ook wat van
met die administratieve lasten. Sterker nog, ik denk dat we die daar uitgevonden hebben.
De vraag is dan: hoe ga je dat echt goed administreren? Dus ook al is het op jaarbasis,
dan blijft de vraag: wat en hoe, en is het wel te doen?
Minister Van Gennip:
Mevrouw Van den Hil stelt een aantal vragen die in de volgende mapjes zitten, dus
ik ga er dan op in. Dat is onder andere over het toezicht. Wat ik wel kan zeggen over
de moedertaal is dit. We hebben twee soorten talen: de in Nederland erkende talen
Nederlands en Fries. We komen daar dadelijk op, maar je mag evenveel Fries geven als
je Nederlands spreekt op een kinderopvang. Je kunt dus ook voor Fries en Duits kiezen,
bijvoorbeeld. Dus Fries en Nederlands hebben dezelfde status van erkende taal. Maar
de moedertaal is meer de spreektaal, de taal die een kind thuis spreekt. We weten
uit ervaring dat je makkelijker een tweede taal leert als je je moedertaal beter spreekt.
Nu vind ik wel dat kinderen die in Nederland opgroeien, uiteindelijk vloeiend moeten
worden in het Nederlands. Maar we moeten natuurlijk wel realistisch zijn: die kinderen
spreken vaak thuis een andere taal. Hoe zorg je dat die kinderen ook meertalig worden
en uiteindelijk Nederlands zo vloeiend spreken als hun moedertaal? We weten dat kinderen
die hun moedertaal goed spreken, ook makkelijker een tweede taal leren. Dat kan ik
overigens uit ervaring van mijn eigen kinderen zeggen. Die hebben natuurlijk heel
veel talen meegemaakt. Die hebben er echt veel aan gehad dat je, als je in het buitenland
woont, elke week weer Nederlandse les krijgt, thuis Nederlands spreekt en Nederlandse
boeken leest. Dan leer je Frans en Engels makkelijker. Zij waren al iets ouder. Hoe
eerder je begint, hoe beter.
Een wetswijziging: ja, zeg ik nogmaals. Op de voorbeelden van Frans en Duits komen
we dadelijk terug, misschien in de tweede termijn of eerder. En de administratieve
lasten en het toezicht komen bij de volgende blokjes.
De voorzitter:
Dan gaat de Minister door met de beantwoording.
Minister Van Gennip:
Dan gaan we naar de Friese taal, na alle andere talen. Hoe verhoudt dit wetsvoorstel
zich tot de Friese taal? Dat is de afgelopen twee, drie weken niet alleen in deze
Kamer een discussie geweest, maar ook buiten deze Kamer. Ik herhaal voor de duidelijkheid
dat Fries gelijkstaat met Nederlands. Een kinderopvang kan er zelf voor kiezen om
in het Nederlands of gedeeltelijk in het Fries de dag te vullen. Belangrijk is dat
dat Fries en dat Nederlands op hetzelfde niveau staan, op dezelfde manier erkend worden.
De positie van de Friese taal is dus geborgd door de mogelijkheid die de Wet kinderopvang
biedt. Je kunt Nederlands en Fries samen aanbieden, maar je kunt samen met Nederlands
ook Fries en Duits of Fries en Frans of Fries en Engels aanbieden. We zijn er ook
mee bezig afspraken te maken over het stimuleren van het Fries. Die worden straks
geborgd in de nieuwe Bestuursafspraak Friese taal en Cultuur, waar mevrouw Van den
Hil al aan refereerde, de BFTK. Daarover zijn wij momenteel in gesprek met de provincie
Fryslân. We begrijpen en steunen hun beleid om ernaar te streven dat het aanbod van
Fries op kinderopvangcentra breed blijft en nog breder wordt.
Voor wat betreft de voorschoolse educatie en Fries zeg ik even voor de duidelijkheid
dat dit wetsvoorstel niet van toepassing is op voorschoolse educatie. Meertalig kinderopvang
is daar niet mogelijk. We hebben dus geen voorschoolse educatie met Engels, Frans
of Duits. Waarom niet? Omdat voorschoolse educatie er juist op gericht is om kinderen
bij te spijkeren in het Nederlands. Dat zijn vaak kinderen die een taalachterstand
in het Nederlands hebben. Dan wil je er niet ook nog Engels, Duits of Frans aan gaan
toevoegen. Fries kan natuurlijk wel, want Fries heeft dezelfde status als de Nederlandse
taal, maar voorschoolse educatie is het beleidsterrein van mijn collega van OCW. Dat
weet u ook. Die is daar ook heel erg hard mee bezig.
In de voorschoolse educatie kun je de Friese taal dus aanbieden, naast het Nederlands,
aan kinderen voor wie Fries een thuistaal is. Dat vind ik ook belangrijk. Dat kinderen
in de vve Nederlands moeten leren. Als ze al Fries spreken, is het prima, maar als
ze weinig Nederlands spreken zou ik er niet voor kiezen om ze veel Fries te gaan leren.
Dan zou ik echt focussen op het Nederlands. Maar dat is een discussie die mijn collega
van OCW aan het voeren is. Maar nogmaals, dit wetsvoorstel is dus expliciet niet voor
voorschoolse educatie, omdat voorschoolse educatie gewoon een ander doel heeft.
Dan de evaluatie van de wet. De positieve effecten die meertalige kinderopvang heeft
op taalontwikkeling volgen uit allerlei internationale onderzoeken. Het onderzoek
van de UvA laat de positieve resultaten ook zien. Dat is waarom er in principe geen
evaluatiebepaling in het wetsvoorstel stond. Maar gezien de vraag uit uw Kamer en
het dubbel ondertekende amendement lijkt het mij verstandig om wel een evaluatiebepaling
mee te nemen. Als ik alvast iets mag zeggen over het amendement, dan zou ik dat dus
graag oordeel Kamer laten. We willen ook echt wel volgen hoe die meertalige dagopvang
zich ontwikkelt. Dank dus ook voor het amendement. Ik moest één kanttekening maken
en wel de volgende. Ik zal mijn best doen om de Kamer over vijf jaar zo goed mogelijk
te informeren over het effect van meertalige dagopvang in de praktijk. De winstwaarschuwing
daarbij is dat nog niet helemaal – of überhaupt nog nooit – uitgekristalliseerd is
hoe je het effect van taalontwikkeling onderzoekt. We weten dus niet zeker hoe we
dat precies gaan doen en of je dit een-op-een kunt meten, maar we weten wel zeker
dat we een nette wetsevaluatie gaan maken, want je kunt de cognitieve ontwikkeling
van kinderen natuurlijk wel volgen, hoe lastig die soms ook in kaart te brengen is.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil is blij met de appreciatie.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Van den Hil is altijd blij, zeker op maandagochtend. Dank aan de Minister.
Even over die evaluatie: de dubbele ondertekening is natuurlijk mooi, maar ik heb
ook een beetje een waarschuwing voor mijn eigen collega's, dus eigenlijk aan de gehele
Tweede Kamer. Misschien dus even attentie, iedereen! Ook de ATR en óók de Raad van
State zeggen heel vaak: jullie verzinnen een hoop wetten waarbij jullie vergeten een
evaluatiebepaling erin te doen. Is zo'n wet over een aantal jaren nog wel nodig? Dat
is misschien een persoonlijk feitje. Ik ben nog niet zo lang lid van deze Tweede Kamer.
Ik hoop dat ik dat na de verkiezingen nog langer mag zijn, maar ik teken daarbij aan
dat we er een heleboel wetten bij verzinnen, maar dat ik nooit wetten weg zie gaan.
Dat vind ik heel bijzonder. Als ik thuis mijn kledingkast opruim, gooi ik eerst iets
weg om er iets nieuws in te doen. Ik zou me kunnen voorstellen dat we ook op basis
van evaluatiebepalingen kijken wat er eigenlijk nog nodig is. Dus dank, maar niet
alleen vanwege de dubbele ondertekening, maar ook vanwege de volgens mij goede wetgeving.
Minister Van Gennip:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Van den Hil heel goed. We hebben het er bij de begrotingsbehandeling
ook heel even over gehad; dat ging over het toeslagenstelsel. Ik denk dat heel veel
toeslagen en aparte regelingen zijn ontstaan uit allemaal goede bedoelingen, zoals
we ook heel veel wetten uit allemaal goede bedoelingen aannemen, maar uiteindelijk
moet je zo nu en dan inderdaad ook iets opruimen. Bijvoorbeeld: als je een nieuw toeslagenstelsel
ontwikkelt, hoort daar ook een bepaalde terughoudendheid bij ten aanzien van het weer
verder optuigen van die kerstboom en moeten we daar een beetje lean and mean mee omgaan.
Dat is terughoudendheid van de Kamer, van het kabinet en van pressiegroepen. Maar
dat geldt natuurlijk ook voor allerlei wetten. Er moet dus ook worden gekeken of een
wet nog nodig is. Dat lijkt me in den brede een goede oproep.
Dan heb ik het mapje overige vragen en stelsel algemeen. Ik doe liever eerst stelsel
algemeen, want dan hebben we de brede vragen gehad. Daar horen ook het toezicht en
de prijsregulering bij. Mevrouw Sahla had het over de noodzaak van inspraak van ouders
over de tarieven. Zij vroeg wat wij daaraan doen. U refereerde eraan dat de oudercommissie
adviesrecht heeft bij het vaststellen van de tarieven van de kinderopvang en dus van
de jaarlijkse tariefverhoging. Van een advies kan de houder slechts afwijken indien
hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen
het advies verzet. Wij onderzoeken ook de mogelijkheden om die ouderparticipatie verder
te versterken. Dat heb ik u bij brief toegezegd, volgens mij in het voorjaar; op 26 april
zelfs.
Daarnaast is vorige week een motie ingediend door GroenLinks en de PvdA, door mevrouw
Kathmann – volgens mij is de stemming daarover volgende week – om in gesprek met de
kinderopvangorganisaties te gaan om een eventuele stijging van de tarieven in het
kader van het amendement over de eenmalige verhoging ten goede te laten komen aan
bijvoorbeeld lonen of aan kwaliteit en om die dus niet terug te zien in tariefstijgingen.
Toen heb ik ook gezegd dat ik dat niet kan beloven. Ik kan u wel beloven dat ik in
gesprek ga en ik zie ook dat een heleboel kinderopvangorganisaties van goede wil zijn,
maar het is natuurlijk gewoon een private sector. Ik kan dat dus niet afdwingen. Ik
kan niet zeggen: u krijgt een extra verhoging via het amendement in de Kamer en die
moet u aan andere dingen besteden dan aan uw eigen tarieven. Dat kan niet, maar ik
heb toegezegd dat ik dat gesprek zeker en met verve zal gaan doen.
Dan vroeg mevrouw Sahla naar de duidelijkheid over prijsregulering en het proces daarnaartoe.
Ik begrijp dat u duidelijkheid wil. Ook volgens het kabinet is er iets aan de hand.
Daarom zijn we die onderzoeken aan het doen. Die discussie en dat debat hebben we
vaak in deze Kamer gevoerd. Het is ook complex. Als je voor prijsregulering kiest,
heeft dat natuurlijk ook weer effect op het aanbod. Je wilt de groei van het aanbod
niet achter laten lopen. Aan de andere kant wil je ook niet dat er overwinsten kunnen
wegvloeien. En je wilt iets doen aan de ontwikkeling van de prijs waar de ouders mee
te maken hebben. Dan is vervolgens de vraag: wanneer geef je echt meer terug aan de
sector en de ouders, en wanneer krijg je een prijsopdrijvend effect? Die balans moeten
we erin vinden.
We zijn nu bezig met de vraagstukken die u heeft gezien in de brief van 15 september.
Daar zitten voor- en nadelen aan. Die vraagstukken zijn we nu aan het uitwerken. We
zetten op dit moment een aantal onderzoeken uit, waaronder een kostprijsonderzoek,
om al die vragen te kunnen beantwoorden die u ook in de brief hebt kunnen lezen. De
verwachting is dat het een tot anderhalf jaar gaat duren voordat die onderzoeken afgerond
zijn en wij er ook weer een kabinetsreactie op hebben. Dat zal dan zeer waarschijnlijk
een volgend kabinet zijn. De uitkomsten van die onderzoeken moeten dan ook het volgende
kabinet – daar ga ik van uit, over een jaar of anderhalf jaar – helpen met de afweging
of tariefregulering een wenselijke en uitvoerbare optie is, en zo ja, hoe dan: hoe
kun je dan de risico's mitigeren? Dus dat is nu het plan dat wij hebben.
Mevrouw Sahla vroeg ook naar het toezicht. Ik deel de zorg van mevrouw Sahla, niet
alleen als je het hebt over meertaligheid. We zien in het toezicht op de kinderopvang
vaak dat er verschillen zijn tussen verschillende regio's. Op zich zijn er gewoon
landelijke regels, landelijke normen, die gevolgd moeten worden. Het toezicht is risicogestuurd.
Je gaat elk jaar bij alle dagopvang langs. Je gaat bij 100% van de bso's langs en
je moet bij 50% van de gastouders langs. Het risicogestuurde toezicht richt zich op
de onderwerpen die je eruit licht. Maar er zijn een aantal elementen waar je altijd
verplicht op moet letten. Dan heb je het over pedagogische kwaliteit, de aanwezigheid
van een vog, inschrijving in het register, en beleid rondom voorschoolse educatie.
Dat zijn zaken die je sowieso moet toetsen. Maar ik ben het met u eens: ook ik hoor
in de praktijk en bij werkbezoeken toch wel verschillen. Soms zie je het in de uitkomsten
van GGD-onderzoeken en soms hoor je het van landelijke ketens, die zeggen: hé, in
de ene stad is het echt anders dan in de andere stad. Soms zijn er goede redenen voor.
Een landelijk gebied heeft echt een ander soort kinderopvang – daar moet je misschien
op andere dingen letten – dan een kinderopvang die midden in een stad zit, waar er
weinig buitenspeelmogelijkheid is en je dus goed moet opletten of de kindjes wel netjes
oversteken op weg naar een park, zeg ik even als voorbeeld. Dus dat je je op andere
onderwerpen focust, begrijp ik. Maar ik heb zelf ook behoefte aan een onderzoek. We
hebben ook een onderzoek uitgezet – dat heb ik in een brief aangekondigd – om te kijken
of en hoe we dat toezicht anders moeten vormgeven, en wat de gewenste en ongewenste
verschillen zijn. Dus dit staat groot op mijn netvlies. Ik neem aan dat dit voor een
volgend kabinet wordt voorbereid, om er keuzes over te kunnen maken.
Mevrouw Van den Hil vroeg ook nog iets over het dubbele toezicht. Wij herkennen de
vraag even niet, dus misschien kan mevrouw Van den Hil toelichten wat zij met het
«dubbele toezicht» bedoelde.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Van den Hil zit na te denken. Ik denk dat dat over het dubbele regime ging.
Dat ging over het regime van de meertalige opvang, in het wetsvoorstel dat nu voorligt,
en van de anderstalige opvang. Dus je hebt een dubbel regime. De Raad van State zegt
dat je in 2024 dan een dubbel regime hebt. Het is wel iets heel anders, maar het is
er wel.
Minister Van Gennip:
Die vraag heb ik volgens mij helemaal in het begin beantwoord. Ik heb gezegd: we gaan
nu de wet doen over meertalige opvang, als u ’m aanneemt, natuurlijk. Vervolgens gaan
we goed doordenken hoe deze wet invloed heeft op anderstalige opvang. Het doel van
anderstalige opvang is echt anders. Dat gaat bijvoorbeeld om Oekraïense kinderen,
die er echt behoefte aan hebben om gedeeltelijk of geheel – ik denk nu niet meer geheel,
maar wel gedeeltelijk – opvang te krijgen in het Oekraïens. Hoe ga je om met de impact
van deze nieuwe wet op de anderstaligheid? Daarover heb ik in het begin gezegd dat
we dat echt even moeten doordenken. Dan komen we eerst bij onszelf en dan bij u terug
op wat de impact daarvan is.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank, Minister. Dat snap ik. U had dat inderdaad ook wel geantwoord. Ik zit dan nog
wel een beetje met het volgende. Normaal heb je toezicht op de kwaliteit. Nu ga je
ook nog toezicht houden op de uitzonderingen. Dan moeten ze daar ook weer administratie
over bijhouden. De uitzonderingen zijn namelijk die 50% en die vier weken. Dat zit
dus echt in de aanpalende dingen die je nu toevoegt aan die kwaliteitseis. Daar heb
ik wel zorgen over. Ik denk dat dit ook wel meegenomen moet worden in de evaluatie.
Ik denk namelijk dat dit wel wat extra vergt.
Minister Van Gennip:
Dat is de andere vraag, namelijk over de administratieve lasten. Dat is dus niet het
dubbele regime. Ik zei al dat die jaarnorm juist in overleg met de sector een jaarnorm
is geworden en geen maand- of kwartaalnorm, want dan is het helemaal lastig om bij
te houden. Op het moment dat je natuurlijk een rooster hebt van mensen die bij je
werken, weet je ook welke taal zij met de kinderen kunnen spreken. Als je dat rooster
van de mensen die werken toch hebt, kun je het op die manier bijhouden. Dat is eigenlijk
alles wat er nodig is. Het klinkt wel heel simpel nu. Maar op uw vraag om het mee
te nemen in de evaluatie, zeg ik: het lijkt me prima om er dan ook naar te kijken.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik vraag daar niet voor niks een beetje op door, want ook vanuit de sector is aangegeven
dat die daar wel zorgen over heeft. Je gaat namelijk weer toezicht erbij doen. Zouden
we het niet als volgt kunnen bekijken? De GGD weet wat kwaliteit is. Ik snap dat ook
hierop goed toezicht moet zijn, maar ik ben wel bang dat we weer iets optuigen. En
niet alleen ik ben daar bang voor, want als ik zeg «ik», dan heb ik daar zelfs in
het beperkte aantal weken echt wel contact over gehad met de sector. Ik vind het dus
mooi dat u zegt dat dit juist samen met de sector is, maar misschien is het dan een
oproep aan u om als dit toch in gang gezet wordt, er dan toch nog wel eens heel even
met elkaar naar te kijken.
Minister Van Gennip:
Dat zullen we zeker doen, maar hierbij is belangrijk dat als we strikt vasthouden
aan de norm van 50% per dag, het veel zwaarder is voor de sector. De sector wilde
juist die uitzondering, zodat als er mensen ziek of op vakantie zijn, dat ze er tijdelijk
van kunnen afwijken. De sector heeft dus zelf om die afwijking gevraagd. Dat brengt
dus iets meer administratieve lasten met zich mee, maar als wij zeggen «gij zult u
elke dag aan die 50% per dag houden», dan is het weer veel moeilijker. De sector wil
juist zelf wat meer flexibiliteit bij ziekte en vakantie, en die geven we zelfs op
jaarbasis en niet eens op maandbasis. Dus volgens mij zijn we zo ver mogelijk meebewogen.
De voorzitter:
De Minister gaat door met de beantwoording.
Minister Van Gennip:
Nu kom ik bij een set overige vragen. Mevrouw Sahla vroeg naar de consultatiebureaus.
Die ken ik natuurlijk ook uit ervaring, al is dat voor mij wat langer geleden. Het
consultatiebureau voert niet alleen het gesprek met de ouders over alles wat kinderen
natuurlijk kan overkomen, maar ook over hoe je werk en zorg kunt combineren. Dat gebeurt.
Daarbij kan kinderopvang ook ter sprake komen. Het is geen verplichting om dat op
te brengen. Ik vind het niet de primaire taak van een consultatiebureau om door te
geleiden naar de kinderopvang, maar ik kan me wel voorstellen, ook uit eigen ervaring,
dat dit soort discussies en gesprekken natuurlijk wel gevoerd worden. Het is overigens
het beleidsterrein van mijn collega van VWS.
Mevrouw Van den Hil vroeg naar de erkenning van buitenlandse diploma's. Dat heeft
natuurlijk te maken met de arbeidsmarktkrapte, dus laten we die vraag eerst even doen.
Heeft meertalige opvang ook invloed op de personeelskrapte? Ik denk juist dat het
gaat helpen. In principe heb je namelijk in totaal niet meer mensen nodig, tenzij
hierdoor meer ouders hun kinderen naar de dagopvang willen sturen. Maar bij meertalige
opvang heb je natuurlijk in potentie een grotere groep beroepskrachten, omdat je ook
diegenen die native speaker zijn, om het in goed Nederlands te zeggen, in het Duits,
Engels of Frans kunt inzetten. Tegelijkertijd kan het natuurlijk lastig zijn om voldoende
Duitstalige, Engelstalige of Franstalige beroepskrachten te vinden. Dan bied je het
niet aan. Maar in principe zou het dus niet zo moeten zijn dat het een het ander in
de weg zit of dat hierdoor de krapte groter wordt. Ik denk dus zelfs dat het een mogelijkheid
is om de krapte juist iets te verminderen. Dat zeg ik ook even, omdat ik een werkbezoek
in Eindhoven had. Daar werken veel expats. Veel partners van expats werken niet, terwijl
die wel relevante werkervaring in het buitenland hebben. Dat kan zijn als kinderarts,
als pedagogisch medewerker of als onderwijzer. Als je dat soort mensen kunt vinden,
die anders misschien niet tot de arbeidsmarkt toetreden en die zich toch een, twee,
misschien wel vijf dagen per week willen inzetten, dan is dat volgens mij een gewin
voor deze mensen, die anders thuiszitten, en een gewin voor onze samenleving.
Dan de erkenning van buitenlandse diploma's. Dat is dan wel belangrijk, zeg ik naar
mevrouw Van den Hil. Zij wil graag dat het sneller en simpeler gaat. Wij zijn in gesprek
met DUO om dit allemaal uit te werken en deze regeling op te stellen. Wij nemen uw
signaal dat het sneller en simpeler moet daarin mee. Overigens hebben wij nu geen
signalen dat het voor Frans, Duits en Engels niet snel en simpel genoeg is. Maar als
u die signalen wel hebt, dan nemen we die graag mee. We hebben wel veel signalen dat
het voor landen buiten Europa moeilijk is, maar dit zijn, noem ik het maar even, Europese
kernlanden. Wij zijn sowieso in overleg met DUO, dus we zullen dit meenemen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mooi dat de Minister ernaar gaat kijken. Sneller en simpeler, maar het moet wel goed,
dus laten we daar geen misverstand over hebben. Snel en simpel kan ook wel zijn: nou
ja, kijk maar even en laat iedereen maar toe. Dat vraag ik dus pertinent niet. We
zijn ook in de zorg aan het kijken hoe we diploma's sneller kunnen screenen en erkennen.
Ik heb daar met Minister Helder ook al discussies over; die is daar ook druk mee bezig.
Misschien kan de gehele sector daarin samen optrekken. Dat lijkt me altijd mooi. Want
die diploma's ... In sommige landen valt het namelijk ook weer onder zorg. Ik denk
dat het goed is dat ernaar wordt gekeken. Zowel mevrouw Palland als ik zat te overwegen:
zit het juist de sector niet in de weg; als je meertalige opvang gaat openen, heb
je dan iets anders niet? Maar als het niet zo is, dan is dat alleen maar positief.
Dank u wel.
Minister Van Gennip:
Dank u wel. Ik hoorde eerlijk gezegd geen vraag, maar wel een bevestiging dat we moeten
zorgen dat die diploma's goed erkend worden. Dan biedt het inderdaad eerder een kans
dan dat het de krapte verder opstuwt, om het maar zo te zeggen.
Dan ben ik bij de professionele zeggenschap. Mevrouw Van den Hil heeft het daar inderdaad
al een aantal keren over gehad. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Van den Hil daarmee
wil en ben het er ook mee eens. Kijk naar wat er nu in een aantal publieke sectoren
aan de hand is, en dan komen we ook even bij de zzp-discussie. Waarom gaan mensen
weg uit de kinderopvang of uit de zorg? Dat heeft heel vaak te maken met werkgeluk.
Werkgeluk klinkt heel simpel, maar uiteindelijk gaat het dus over modern werkgeverschap,
goed werkgeverschap. Grip hebben op je werk. De roosters die bij je persoonlijke leefsituatie
passen. Kun je je ontwikkelen? Kun je met je collega's samen vormgeven aan je werk?
Dat zijn allemaal zaken die van groot belang zijn. Je ziet ook het verschil tussen
organisaties die dat goed aanpakken en organisaties die dat minder goed aanpakken.
Daar zie je een hoger verloop, een hoger verzuim dan bij organisaties waar de drive
om dat werkgeluk bovenaan te zetten veel groter is. Professionele zeggenschap, grip
op werk, speelt daar een grote rol in. Dus ja, ik ben het ermee eens dat dat van groot
belang is. Ik ben het ook met mevrouw Van den Hil eens dat dit een zelfstandige discussie
vereist en dat we dit wetsvoorstel dus er niet bij moeten voegen. Ik hoorde mevrouw
Van den Hil al «initiatiefwetsvoorstel» zeggen. Als ik zie hoe vaak mevrouw Van den
Hil het hierover heeft – maar goed, ik ga daar niet over – zou dat goed passen. Ondertussen
zullen wij natuurlijk ons best doen om ermee voort te gaan.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank aan de Minister. Mooi dat zij dat zelf onderschrijft. Dat is natuurlijk altijd
gevaarlijk: dan triggert het iets. De Minister noemde ook het woord «zzp'ers». Ik
ben daar wel altijd mee begaan. Ik geloof dat je met goed werkgeverschap de goede
mensen behoudt, maar ook een goede groep zzp'ers daaromheen behoudt die echt van meerwaarde
kunnen zijn voor eigenlijk alle sectoren. Ik denk ook dat dit aan de basis staat voor
andere wetgeving, ook over zzp'erschap. Maar goed, ik denk dat de Minister en ik daarover
van gedachten verschillen. Wat betreft de zeggenschap zal ik inderdaad een motie indienen.
En of ik die wet af mag maken, dat zien we na 22 november. Dus aan iedereen die het
betreft, is de oproep: ga voor Jacqueline.
Minister Van Gennip:
Wat betreft die oproep zeg ik natuurlijk: ik ga voor Hilde. Maar die is er vandaag
niet.
De voorzitter:
De campagnes zijn helemaal losgebarsten.
Minister Van Gennip:
Ik ben volgens mij door mijn vragen heen, voorzitter.
De voorzitter:
Is er behoefte aan een tweede termijn? Volgens mijn inventarisatie en de lichaamshouding
van mevrouw Van den Hil is daar wel behoefte aan. Mevrouw Sahla. U hoeft geen tweede
termijn te doen, maar als u dat wil, dan mag dat natuurlijk wel.
Mevrouw Sahla (D66):
Voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik had een tweetal
moties in voorbereiding, maar ik denk dat een toezegging prima zou zijn. Ik wil nog
twee vragen stellen aan de Minister. Een ervan is in het kader van duidelijkheid voor
de sector. Niet heel lang geleden heeft een aantal collega's een gesprek gehad met
mensen uit de sector. Die geven echt aan dat er ook wat betreft de prijsregulering
nog heel veel onzeker is. Ik zou de Minister dus willen vragen of die bereid is om
een planning te publiceren over wanneer over de tariefregulering kan worden besloten,
zodat duidelijk is wanneer er duidelijkheid komt en er vanuit de sector volop geïnvesteerd
kan worden in capaciteit.
Mijn andere vraag is een beetje in het kader van voldoende plek op de kinderopvang.
Is de Minister bereid om ook vanuit het Rijk te proberen te gaan spreiden, ook als
het gaat om vergaderen en kinderopvangplekken, en zo allereerst als Rijk het goede
voorbeeld te geven door in de daluren te gaan werken, zodat mensen meer gebruik gaan
maken van de kinderopvanglocaties?
Dat zijn mijn twee vragen aan de Minister. Dank.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Sahla. Mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Allereerst dank aan de Minister en haar ondersteuning voor alle
antwoorden. Het is een wetsvoorstel, en elk wetsvoorstel verdient een goede behandeling.
Daarom ben ik blij dat wij hier in ieder geval zitten, mevrouw Sahla. Dank ook aan
de sector, die mij afgelopen week tot 's avonds laat en zelfs tot tien minuten voor
dit debat nog bijgepraat heeft over allerlei zaken. Dat wil ik wel even benoemd hebben,
want ik heb deze sector in de afgelopen tijd waarin ik woordvoerder heb mogen zijn,
leren kennen als een betrokken sector. Hij was niet altijd helemaal meegaand op de
manier die ik wilde, maar wel altijd bereid om input te geven en om samen na te denken
over hoe dingen beter te maken. Zoals ik in het begin al zei: het gaat om onze kinderen,
het grootste goed. Dus ik denk dat het goed is, zo samen.
Ik heb twee moties. En dan, zeg ik om de spanning wat op te voeren: omdat het, denk
ik, ons laatste debat over de kinderopvang is voor de verkiezingen, heb ik ook nog
even een elfje van de dag gemaakt.
Wat betreft het amendement, allereerst: dank dat het overgenomen wordt. Die open invulling
is prima. Ik kwam er zelf ook niet zo uit wat betreft de evaluatietermijn, maar ik
vond wel dat we het moesten doen, met name omdat we hier met z'n allen toch goede
wetgeving willen afleveren.
Dan de motie over de professionele zeggenschap.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het tekort aan personeel in de kinderopvangsector groot is en de
uitstroom hoog;
constaterende dat professionele zeggenschap belangrijk is voor werkplezier en kwaliteit;
overwegende dat dit in de zorg al vormgegeven is en als positief ervaren wordt;
verzoekt de regering om in samenwerking met de sector te onderzoeken hoe professionele
zeggenschap in de kinderopvang vormgegeven zou kunnen worden als zijnde onderdeel
van modern werkgeverschap, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hil.
Zij krijgt nr. 10 (36 393).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
De volgende motie gaat over de Fryske taal.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Fries een officiële taal is;
constaterende dat kinderopvang in de Friese taal ook aangeboden wordt;
overwegende dat voor een doorlopende leerlijn met het basisonderwijs dit goed is;
overwegende dat het wetsvoorstel meertalige dagopvang zich richt op Engels, Frans
en Duits;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe kinderopvangorganisaties gestimuleerd en ondersteund
kunnen worden om gebruik te maken van de Friese taal,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil, Bevers en Palland.
Zij krijgt nr. 11 (36 393).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Met dank nog een beetje aan Harry van der Molen, die niet meer in deze Kamer is maar
hier toch ook een rol in heeft gespeeld.
En dan – ik zei al: ik heb dat vaker gedaan – dacht ik: het is toch wel tijd voor
een elfje van de dag:
meertalige
kinderopvang in
Frans, Duits, Engels,
maar niet vergeten: het
Frysk
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Ik kijk even naar de Minister.
We schorsen voor heel eventjes.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Van Gennip:
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de aanwezige Kamerleden dat we elk wetsvoorstel
kunnen behandelen vandaag en dat we dat op tijd kunnen doen; dat waardeer ik zeer.
Mevrouw Sahla vroeg om duidelijkheid voor de sector. Ik begrijp die vraag goed, juist
omdat de sector natuurlijk ook wil weten hoe hij met zijn investeringen om moet gaan
en of het nog interessant blijft om te investeren. Ik weet niet zeker of een planning
daar goed bij gaat helpen. Waarom? Omdat je niet weet wat de uitkomst ervan gaat zijn.
Die uitkomst gaat natuurlijk heel erg bepalen of opvangorganisaties door willen gaan
met investeren, of minder of meer gaan investeren. Maar ik wil wel graag duidelijkheid
geven over de planning. Ik heb natuurlijk net in mijn antwoorden al iets geschetst,
maar wij kunnen dat zeker op onze website of zo publiceren, zodat het vooral voor
de sector duidelijk is welke stappen we wanneer nemen. Ik denk alleen dat de duidelijkheid
over wat het voor de sector betekent gewoon pas gaat komen op het moment dat deze
Kamer, eerst een volgend kabinet en daarna deze Kamer, daar een besluit over heeft
genomen. Daarbij zullen we zorgen dat we die onderzoeken – daarvoor zal de sector
ook bevraagd worden – natuurlijk ook zo goed opzetten dat we echt de voor- en de nadelen
meenemen, want het blijft complex. Dat heb ik al een paar keer eerder gezegd. Dit
is niet iets waarbij je over één nacht ijs kan besluiten over wat en hoe. Vandaar
die onderzoeken. Duidelijkheid en transparantie over de planning lijkt mij prima,
maar dus wel met de voorwaarschuwing dat het er ook echt aan ligt wat er uiteindelijk
uit die onderzoeken komt en wat het besluit gaat zijn.
De tweede vraag vind ik heel interessant. Mevrouw Sahla vroeg: kan de Rijksoverheid
dan niet een beetje het goede voorbeeld te geven? We hebben het hier natuurlijk al
vaker over gehad. Een van mijn stokpaardjes – ik heb ook stokpaardjes – is: zorg nou
dat die kinderen op woensdag en vrijdag naar de kinderopvang gaan, want dan is er
gewoon nog plek. Ik moet eerlijk zeggen dat ook ons departement op vrijdagmiddag verlaten
is en dat het bij ons ook moeilijk is om op woensdag vergaderingen te plannen, omdat
daar het ritme in zit; de moeders zijn vaak op woensdag vrij en de vaders op vrijdag.
Ik weet niet hoe dat is ontstaan, maar dat is overal zo; dat heeft niks met het ministerie
te maken. Maar dat is wel zo. Ik ben dus best bereid om daarnaar te kijken, maar dan
zal ik dat vooral met mijn collega van BZK moeten doen, omdat je het dan over de hele
Rijksoverheid hebt. Maar ik wil wel bij SZW en bij de uitvoeringsorganisaties van
SZW eens beginnen om ervoor te zorgen dat we ook daar meer spreiding over de week
hebben. Nou weet ik al dat dat op de werkvloer tot best wat discussies zal gaan leiden,
omdat je mensen natuurlijk niet zomaar hun dagen wilt afpakken en hen wilt dwingen
om op andere dag te gaan werken. Het is dus niet zo makkelijk, maar het lijkt me duidelijk
dat we met elkaar ervoor moeten gaan zorgen dat we beter spreiden. Ik zie daar allemaal
jonge vaders mij al een beetje geïrriteerd aankijken! Ik ben zelf ooit begonnen met
kinderopvang op vrijdag, maar ja, toen was ik Staatssecretaris. Toen moest ik op vrijdag
in Den Haag zijn, dus het kwam eigenlijk heel goed uit, maar dat was wel ook omdat
er op vrijdag gewoon plek was. Ik neem de handschoen op, maar ik realiseer me ook
dat het tot best fikse discussie op de werkvloer zal kunnen gaan leiden.
Mevrouw Sahla (D66):
Dank aan de Minister voor deze mooie toezegging. Ik heb de Minister het inderdaad
vaker horen zeggen, ook dat ze echt probeert om op andere dagen te vergaderen. Maar
ik dacht dat het misschien toch goed is om deze verantwoordelijkheid ook vanuit de
Rijksoverheid te nemen om het goede voorbeeld te geven. Dat we eerst beginnen met
SZW en BZK is een mooie start. Wie weet verspreidt het zich dan als een olievlek naar
andere ministeries en wordt het straks inderdaad ook overgenomen door andere sociale
partners, dus dank voor de toezegging.
Minister Van Gennip:
Ik voeg aan de toezegging toe dat ik het ook wederom in mijn gesprekken met de sociale
partners zal opbrengen. Even ter verduidelijking: de reden dat ik in overleg treed
met BZK is omdat daar de verantwoordelijkheid ligt voor het werkgeverschap van de
Rijksoverheid. Het is niet zo dat het Ministerie van BZK het nu ook gaat doen, want
daar ga ik niet over. Ik treed dus met BZK in overleg over de brede verantwoordelijkheid
als werkgever, maar ik ga het ook in mijn gesprekken met de polder meenemen.
Dan mevrouw Van den Hil. Uw passie voor de sector spat ervan af, die van mevrouw Sahla
overigens ook. Ik vond het elfje ook wel aardig, want ik moet eerlijk zeggen dat ik
in aanloop naar dit debat dacht dat het over heel veel zou gaan. Nou goed, laat ik
het daarbij houden. Het ging dus ook heel veel over het Fries. U hebt twee moties
ingediend.
De motie van mevrouw Van den Hil, op stuk nr. 10, gaat over professioneel zeggenschap.
Ik zie iemand van de sector hier zitten die zich daar ook heel druk om maakt, en terecht,
want dat is een van de zaken waarmee je echt het verschil kan maken om ervoor te zorgen
dat mensen in de sector blijven werken, dat ze daar met plezier werken en dat ze graag
meer uren willen maken, bijvoorbeeld op die woensdagen en die vrijdagen. Dus ja: heel
graag. Ik deel uw opvatting dat die professionele zeggenschap daaraan kan bijdragen.
De motie is uiteraard uitvoerbaar. Volgens mij is het belangrijk dat we al in gesprek
zijn met de sector, maar ook veel meer in gesprek moeten, over werkgeverschap en professionele
zeggenschap, onder andere met PPINK, maar ook met anderen natuurlijk, dus ik wil de
motie graag oordeel Kamer geven.
Dan de tweede motie, op stuk nr. 11. Als ik die mag interpreteren als het overleggen
met de provincie Fryslân en het vastleggen van afspraken in de Bestuursafspraak Friese
taal en cultuur, de BFTK, die ik in mijn eerste termijn ook al noemde, dan neem ik
de motie graag over. We zijn in gesprek met de provincie Fryslân en ik zie allerlei
goede initiatieven, bijvoorbeeld van het Sintrum Frysktalige Berne-opfang, SFBO; u
had geoefend, ik ook. Zij ondersteunen opvanglocaties die Fries willen aanbieden,
bijvoorbeeld door het bieden van deskundigheidsbevordering aan beroepskrachten en
het leveren van themamateriaal. Dus ja, ik wil de motie graag overnemen. Het staat
niet in de motie en het hoeft er ook niet bij, maar ik denk wel dat het vooral gaat
om het gebruikmaken van de Friese taal in Friesland. Dan hoef ik niet ook nog met
allerlei andere provincies in gesprek over het Fries, maar dan beperken we dat tot
de provincie Fryslân.
De voorzitter:
Is er iemand die zich verzet tegen het overnemen van deze motie?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Van den Hil gaat zich niet verzetten, hoor. Ik ben blij dat de motie overgenomen
wordt. De sector zelf mist af en toe nog weleens wat, maar ik interpreteer overnemen
ook als: we blijven in gesprek. Dat was eigenlijk ook wel mijn ultieme doel.
Wat betreft Fries in andere provincies; in Zeeland hoeft u daar niet mee aan te komen.
Dat is overigens ook geen taal maar een dialect. Dat zullen we maar niet doen, zeg
ik op zijn Zeeuws.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10 is oordeel Kamer.
De motie-Van den Hil c.s. (36 393, nr. 11) is overgenomen.
Minister Van Gennip:
Het amendement heb ik al gedaan. Volgens mij ben ik klaar. Dank u wel.
De voorzitter:
Daarmee is de Minister aan het einde gekomen van het beantwoorden van de vragen en
het beoordelen van de moties. Over het wetsvoorstel, het amendement en de motie waarover
we gaan stemmen, zullen we volgende week dinsdag, dus niet aanstaande dinsdag, stemmen.
Dan zijn we volgens mij aan het einde gekomen. Dan wil ik de Minister en haar ondersteuning
heel erg bedanken, net als de kijkers op de publieke tribune. Volgens mij hebben we
geen officiële toezegging in de vorm van een toezegging. Die hebben we niet genoteerd.
Ik wil de commissieleden ook heel erg bedanken.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het is misschien ietwat pietluttig en misschien zit het in de wet en hoeft het geen
toezegging te zijn, dat mag ook, maar bij elke nieuwe taal zou het wetsvoorstel opnieuw
behandeld worden. Is dat geen toezegging? Ik ben er na die tweeënhalf jaar nog steeds
niet achter wat een toezegging is.
De voorzitter:
Het zit a volgens mij in de wet en b het heeft geen begin en geen eind, dus hoe zouden
we dat dan moeten formuleren als een toezegging?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het begin is als iemand bedenkt dat we een andere taal erin willen gaan fietsen. En
het eind is als we het wetsvoorstel hebben gedaan. Maar goed, anders laat ik het los.
We hebben het een paar keer gezegd en dan gaan we dat wel knippen en plakken. Maar
daar hecht mijn fractie heel veel waarde aan.
Minister Van Gennip:
Hierbij kan de Minister bevestigen dat het eventueel toevoegen van een nieuwe taal
via de wet moet. Dat zit in het wetsvoorstel. De Minister bevestigt ook dat we daarbij
de leerlijnen van het primair onderwijs volgen, want daar is de keuze al gemaakt en
daar hoort de keuze ook gemaakt te worden, over wat de leerlijnen zijn en welke talen
we daarbij verkiezen. Op het moment dat de Minister voor Primair Onderwijs Chinees
wil toevoegen, dan gaan wij als kinderopvang het debat aan of we dat willen volgen
of niet, maar wij zullen niet zelfstandig Chinees toevoegen en het zal sowieso altijd
per wet moeten.
De voorzitter:
Ja? Dan ga ik door met mijn bedankrondje.
Minister Van Gennip:
Ik heb volgens mij twee toezeggingen gedaan aan mevrouw Sahla.
De voorzitter:
Een toezegging aan mevrouw Sahla was onder andere: het publiceren op de website. Moeten
we dat echt noteren als een toezegging? Wilt u dat dit vermeld wordt als een toezegging,
mevrouw Sahla?
Mevrouw Sahla (D66):
Ja. Ik had initieel twee moties. In het kader van minder moties wilde ik heel graag
inderdaad liever twee toezeggingen. De ene was: duidelijkheid voor de sector door
een planning. Dat is een hele fijne toezegging. Maar ook de tweede toezegging, om
te gaan spreiden wat betreft vergaderen et cetera om de kinderopvang een beetje te
helpen qua piek- en daluren, vond ik een hele mooie toezegging.
De voorzitter:
Dan noteren we die ook. Dan moet de Minister natuurlijk aangeven wanneer ze daarop
terug gaat komen. Wanneer is de publicatie met de planning op de website gereed?
Minister Van Gennip:
Einde van het jaar.
De voorzitter:
Dat is voor het einde van het jaar. En de tweede toezegging? Dat moet in overleg met
de Minister van Binnenlandse Zaken, had u aangegeven.
Minister Van Gennip:
In de volgende voortgangsbrief kinderopvang.
De voorzitter:
En dat is volgens mij voor de kerst.
Minister Van Gennip:
Rond einde jaar, denk ik.
De voorzitter:
Laten we daar voor alle veiligheid «eerste kwartaal 2024» noteren. Dan hebben we dat
op die manier gedaan. Ik dank de commissieleden, de kijkers op de publieke tribune,
onze bode, onze griffier en uiteraard nogmaals de Minister en de ondersteuning voor
de flexibiliteit. Ik sluit hierbij de vergadering en wens u allen nog een fijne voortzetting
van de dag.
Sluiting 11.49 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.