Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 12 oktober 2023, over de Milieuraad op 16 oktober 2023
21 501-08 Milieuraad
Nr. 912
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 27 oktober 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat en de vaste commissie voor Europese
                  Zaken hebben op 12 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris
                  van Infrastructuur en Waterstaat, over:
               
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 oktober
                           2023 inzake geannoteerde agenda Milieuraad van 16 oktober 2023 te Luxemburg (Kamerstuk
                           21 501-08, nr. 911);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 augustus
                           2023 inzake verslag informele bijeenkomst van milieu en energieministers 10-11 juli
                           2023 (Kamerstukken 21 501-08 en 21 501-33, nr. 908);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juli 2023
                           inzake verslag Milieuraad 20 juni 2023 (Kamerstuk 
                           21 501-08, nr. 906
                        );
– het EU-voorstel d.d. 12 juli 2023 inzake Richtlijn bodemgezondheid COM (2023) 416
                           (Engelstalige versie) (Kamerstuk 36 397, nr. 1);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 september 2023 inzake fiche:
                           Herziening Verordening inzake kwik (Kamerstuk 22 112, nr. 3782);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 juli 2023 inzake
                           7th Ministerial Conference on Environment and Health (Kamerstukken 28 089 en 31 793, nr. 262);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 september 2023 inzake fiche:
                           Verordening circulaire voertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 3776);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 september 2023 inzake fiche:
                           Herziening Kaderrichtlijn Afvalstoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3770);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 oktober 2023 inzake fiche:
                           Richtlijn bodemmonitoring en veerkracht (Kamerstuk 22 112, nr. 3799).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Tjeerd de Groot
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Rijkers
Voorzitter: Tjeerd de Groot
Griffier: Meedendorp
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Esch, Tjeerd de Groot, Hagen, Haverkort
                  en De Hoop,
               
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, in het
                     bijzonder aan de Staatssecretaris. Vandaag staat de Milieuraad op de agenda. Maar
                     voordat we gaan beginnen, is de rapporteur over de circulaire economie aan het woord,
                     en dat is mevrouw Hagen van D66. Aan u is het woord voor uw bevindingen. Gaat uw gang.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Ik ben natuurlijk met gezwinde spoed begonnen, maar door de verkiezingen
                     is het beeld dat ik ga schetsen nog niet helemaal compleet. Ik heb de afgelopen tijd
                     een heel aantal partners gesproken over ecodesign, right to repair, groene claims
                     en de UPV textiel. De commissie krijgt daar een volledig verslag van als dat helemaal
                     af is, maar afgelopen vrijdag had ik de laatste gesprekken, dus we hebben nog wat
                     te verwerken. Het dient vooral als een opmaat voor de nieuwe Kamer om daar gebruik
                     van te maken, zodat ze weten hoe de bedrijven zich verhouden tot de Europese wetgeving
                     en wat ze daar nationaal van vinden, hoe dat toegepast wordt en wat er misschien nog
                     kan. Ik zou daar graag een aantal dingen uit willen lichten.
                  
Ik heb nog gesproken met de textielbranche, de retailsector, de e-commercebranche,
                     circulair ontwerp, de tweedehandsmarkt, NL Repair Café en een hoogleraar van de Universiteit
                     Utrecht. Wat ik graag naar voren haal, is dat de partijen eigenlijk heel tevreden
                     zijn over de inzet van het kabinet en de inzet van de Europese Commissie met betrekking
                     tot de circulaire economie. Maar op sommige punten is wel meer ambitie gewenst en
                     tegelijkertijd moet het voor bedrijven ook goed uitvoerbaar worden gemaakt, dus dat
                     is natuurlijk de impasse waar we voor staan: hoe houd je daar een goede balans in?
                     Zij benadrukken wel dat er echt niet altijd op de EU gewacht hoeft te worden, zeker
                     niet omdat andere landen bijvoorbeeld wel al keuzes maken. We hebben in Nederland
                     een aantal zeer toonaangevende spelers die ook Europees opereren, dus daarin zijn
                     ze ook graag eerder wat meer de koploper of snelle volger dan daadwerkelijk afwachtend.
                  
Een van de specifieke punten die ik graag eruit haal, is het «hoger op de R-ladder».
                     De Kamer heeft hier al diverse moties over aangenomen om de UPV's op dit punt te versterken
                     en het kwam ook in de gesprekken weer duidelijk naar voren. De meeste UPV's zijn toch
                     vooral gericht op het laatste stukje van de keten en nog niet of nauwelijks op hergebruik,
                     reparatie en levensduurverlenging. In UPV's kunnen veel betere afspraken worden gemaakt
                     over de hele keten. Er kunnen meer prikkels worden ingebouwd, zoals dat nu al wel
                     bij de UPV textiel is gedaan. Daarbij kun je denken aan doelen voor de hogere R-stappen
                     zoals hergebruik en reparatie, tariefdifferentiatie en duidelijke communicatie over
                     wat het doel is van de UPV.
                  
Het volgende punt dat heel duidelijk terugkwam, ook gegeven dat we met tweedehandsspelers
                     hebben gesproken, is de feedbackloop. Dat is niet echt een Nederlands woord, maar
                     gelukkig is de heer Graus er niet; anders worden we altijd gecorrigeerd in deze commissie.
                     Het gaat er eigenlijk over of zodra een product gemaakt en verkocht is, er nog feedback
                     gegeven wordt over de volgende fases waar dat product doorheen loopt. Wat gebeurt
                     er dan? Het gaat niet alleen over onverkochte goederen, maar ook over hoelang zo'n
                     product zich bijvoorbeeld nog op de tweedehandsmarkt begeeft. Eigenlijk is daar niet
                     of nauwelijks aandacht voor. Dat geven in ieder geval de tweedehandsspelers ook aan.
                  
Dan verder naar de tweedehandsmarkt. In de EU-voorstellen is er geen of nauwelijks
                     aandacht voor deze tweedehandsmarkt. Het opnemen van hergebruiksdoelen in een UPV
                     kan helpen, evenals het vastleggen van een bijdrage aan sociaal ondernemen. Bijvoorbeeld
                     in Spanje is nu bij de inzameling van textiel specifiek gekozen dat het een sociale
                     onderneming moet zijn en dat sociaal ondernemerschap – daar hebben meerdere spelers
                     op gewezen – een mooi onderdeel zou zijn van de circulaire economie.
                  
Over green claims hoorde ik dat dit voorstel voor de tweedehandsmarkt zeer belemmerend
                     kan werken, aangezien zij aan dezelfde eisen moeten voldoen als de producenten, en
                     dat kunnen ze niet altijd. Bovendien is hergebruik hun uitgangspunt, terwijl dat voor
                     de producenten juist hetgeen is waarom die green claims worden opgelegd.
                  
Dan het right to repair. Daar was wel brede consensus over, sowieso dat het sympathiek
                     is om een betere positie voor consumenten te regelen, maar tegelijkertijd ontbreken
                     in het EU-voorstel oplossingen voor de belangrijkste knelpunten. Reparatie moet laagdrempeliger
                     en goedkoper worden, ook in relatie tot de kosten van een product. Het huidige systeem
                     faciliteert vooral het weggooien, omdat dat goedkoper is dan het laten repareren.
                     Denk bijvoorbeeld aan het kopen van een telefoon. Als je die zou terugsturen, dan
                     wordt er een nieuwe telefoon geleverd in plaats van een tweedehands product. Dat zorgt
                     er alsnog voor dat bij reparatie vaak een nieuw toestel wordt aangeschaft.
                  
De rol van sociale ondernemingen – ik gaf er net al wat over aan – zoals de Repair
                     Cafés in een reparatie-infrastructuur moet in de wetgeving en uitvoering worden erkend.
                     Denk daarbij aan meer verplichtingen voor producenten om reparatie mogelijk te maken,
                     zoals het leveren van informatie hierover en het toestaan van gebruik van reserveonderdelen
                     uit gebruikte producten als dat veilig kan.
                  
Voorzitter. Tot slot wil ik heel graag de ondersteuning bedanken. Er zit een verslag
                     bij, waaruit naar ik hoop nog meer conclusies getrokken kunnen worden die leden nu
                     en in de toekomst kunnen gebruiken. Anke Willemstein heeft mij uitstekend ondersteund,
                     samen met Jochem van der Waals, die er vandaag niet is. Zij hebben alle gesprekken
                     bijgewoond en verslagen ervan gemaakt, die we weer hebben voorgelegd aan de spelers.
                     Dus alles wat wij hebben ingebracht, is meerdere malen gecontroleerd. Het lijkt mij
                     een heel mooi uitgangspunt voor de nieuwe commissie.
                  
De voorzitter:
Zeer veel dank voor uw uitvoerige betoog, dat ook goed is opgebouwd. Je ziet ook duidelijk
                     dat de rapporteur zelf haar hart heeft liggen bij dit onderwerp. Dat is heel mooi
                     om te zien. Mevrouw de Staatssecretaris, kunt u al een reactie hierop geven?
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, allereerst heel veel dank aan de rapporteur. Ik moet zeggen dat ik haar inzet
                     heel erg waardeer. Het is een heel belangrijk onderwerp. Toen ik hier twee jaar geleden
                     aan begon, had ik me niet echt kunnen inbeelden hoe gepassioneerd ik ook zelf zou
                     worden om dit goed te agenderen, zowel nationaal als internationaal. Ik heb al eerder
                     aangegeven dat wij internationaal als koploper op het gebied van de circulaire economie
                     worden gezien. Aan de ene kant beschouw ik dat als een heel groot compliment, maar
                     aan de andere kant voel ik daardoor een extra drive om de rest van de wereld mee te
                     nemen in de ontwikkelingen die in Nederland spelen, omdat wij by far nog niet helemaal
                     circulair zijn en alles op alles moeten zetten om onze doelen in 2030 en 2050 te halen.
                     Alle inzet is dus van harte welkom, en ik moet ook zeggen dat ik de initiatieven en
                     ideeën die de afgelopen twee jaar vanuit de commissie zijn gekomen, enorm heb gewaardeerd.
                     Dat heeft er ook echt aan bijgedragen dat we flinke stappen hebben kunnen zetten met
                     elkaar op het gebied van de circulaire economie.
                  
Ik heb net al aangegeven dat het heel erg van belang is om zowel nationaal als internationaal
                     aandacht te hebben voor de circulaire economie. Het is dan ook niet zo dat we in alle
                     gevallen wachten op bijvoorbeeld Europese wetgeving. We kijken ook naar wat we nationaal
                     aanvullend kunnen doen, en dat we op het juiste niveau de juiste dingen doen. Daar
                     blijf ik me ook voor inzetten. Ik herken heel veel van de punten die de rapporteur
                     net heeft genoemd. We zitten voor een heel groot deel ook op dezelfde lijn. Ik zal
                     nog een aantal punten in het bijzonder benoemen.
                  
De rapporteur verwijst naar de bekende R-ladder. Daar hebben we vorige week ook nog
                     over gesproken. We streven ernaar om hoger op die R-ladder te komen door echt van
                     recycling naar hergebruik te gaan. Dat levert soms ook weleens spanning op. We hebben
                     vorige week bijvoorbeeld over de wegwerpverpakkingen gesproken, en dan zie je dat
                     het echt wel meer is dan alleen maar een kleine aanpassing. Het vraagt ook best wel
                     iets van consumenten, van onze inwoners, maar het is wel het goeie om te doen. Ik
                     hoop dus echt dat we die beweging met z'n allen blijven maken om meer te gaan hergebruiken.
                  
Ik stuur de Kamer binnenkort een brief over de mogelijkheden om het instrument producentenverantwoordelijkheid
                     te gebruiken om ook hoger op de R-ladder te komen. Maar we moeten natuurlijk ook altijd
                     naar het geheel aan beleidsinstrumenten blijven kijken. Op Europees niveau onderhandelen
                     we over verschillende initiatieven, die bijvoorbeeld duurzaam ontwerp, hergebruik
                     en reparatie stimuleren en die wegwerp tegengaan. Dat is natuurlijk wel heel erg van
                     belang. Ik noem in dat verband ook de Ecodesignverordening, de Verpakkingenverordening
                     en de Verordening circulaire voertuigen. Op al die dossiers is het mijn inzet om de
                     kansen die de voorstellen bieden om de circulaire economie te bevorderen, ook maximaal
                     te benutten. In de Ecodesignverordening wordt bijvoorbeeld het verbod op de vernietiging
                     van onverkochte goederen besproken. Daarover heb ik de Kamer onlangs ook een brief
                     gestuurd.
                  
De rapporteur noemde ook de tweedehandsmarkt. Die draag ik een heel warm hart toe,
                     zoals u weet. Ik let dus zeker ook op hun belangen. Dat doe ik ook bij de richtlijn
                     over groene claims. De tweedehandsverkoper moet niet verantwoordelijk worden voor
                     een groene claim van iemand anders, bijvoorbeeld de producent. Ik zet me er bij de
                     Europese onderhandelingen ook voor in om de verantwoordelijkheid voor de onderbouwing
                     van de claim neer te leggen bij degene die de claim maakt.
                  
Tot slot reparatie, een belangrijk punt op de R-ladder. Samen met mijn collega van
                     EZK werk ik eraan om dat te bevorderen. Het Europese voorstel helpt daarbij, maar
                     ook op nationaal niveau wordt daaraan gewerkt. Zo subsidiëren we bijvoorbeeld de Stichting
                     Repair Café, waar de rapporteur het over had, en zetten we ook een reparateursregister
                     op.
                  
Voorzitter. Deze reactie voelt misschien wat kort door de bocht omdat achter elk punt
                     dat ik benoem een hele wereld schuilgaat, maar gelet op de tijd wil ik het hierbij
                     laten. Wel herhaal ik nog graag de constatering dat we op dezelfde lijn zitten. We
                     blijven op zowel nationaal als Europees niveau inzetten op de circulaire economie
                     en de stimulering daarvan. Daarin versterken we elkaar. Zo voel ik dat echt. Daar
                     ben ik heel erg blij mee.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw goede, vriendelijke reactie. Het is mooi dat dit onderwerp zo'n
                     breed draagvlak heeft. We zijn gekomen bij de eerste termijn van de Kamer in het debat
                     over de Milieuraad. We hebben een spreektijd afgesproken van maximaal vier minuten
                     per fractie. Het woord is als eerste aan de heer Haverkort namens de VVD.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wijd precies één zin aan het volgende. Wil de Staatssecretaris
                     er gewoon zorg voor dragen dat de geannoteerde agenda de volgende keer tijdig bij
                     de Kamer is?
                  
Voorzitter. Dan de inhoud, te beginnen bij de bodem. De Kamer heeft de richtlijn over
                     bodemgezondheid niet-subsidiair verklaard en dit per brief aan de Europese Commissie
                     laten weten. Ik vraag de Staatssecretaris daar bij de komende Milieuraad actief melding
                     van te maken en te inventariseren welke medestanders er zijn om zo te komen tot de
                     benodigde tweederdemeerderheid.
                  
Ik heb toch ook twee vragen over de inhoud van die richtlijn. Is de impact van het
                     begrip «ruimtebeslag» voor Nederland voldoende helder? En twee. Er zit nog veel geld
                     in de bedrijvenregeling, die formeel stopt per 1 januari 2024. De vraag die daarbij
                     hoort is of er eventueel verlenging van die regeling mogelijk is, aangezien er echt
                     nog heel veel geld in zit.
                  
Dan het volgende. Dat is wellicht voorbarig omdat dit agendapunt pas in december wordt
                     geadresseerd, maar als voormalig rapporteur op de herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit,
                     vraag ik deze Staatssecretaris wat zij vindt van de door het Europees Parlement vastgestelde
                     amendementen. Hoe denkt zij over het behalen van de WHO-advieswaarden in 2035? Wat
                     betekenen deze amendementen voor de insteek van het kabinet in die onderhandelingen?
                     Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het feit dat de effecten voor de luchtkwaliteit
                     van de door de EU voorgenomen bronbeleidsmaatregelen langer gaan duren? Is zij het
                     met de VVD eens dat het bereiken van de WHO-advieswaarden door het uitblijven van
                     EU-bronbeleid eerder uitdagender wordt dan bereikbaarder? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Mijn collega Koerhuis heeft een motie ingediend over het verduurzamen
                     van koeltransporten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de status daarvan is en
                     of zij langs de denklijn van deze motie haar EU-collega's komende week tot vergelijkbare
                     inzet kan brengen? In eerdere uitingen – we lezen dat ook in de geannoteerde agenda
                     – geeft het kabinet aan ambitieuzer te willen zijn dan het voorstel, dat natuurlijk
                     gaat over zware voertuigen en CO2-uitstoot, maar wel een uitzondering voor eigen voertuigen te willen maken, zoals
                     voor bijvoorbeeld brandweerauto's. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat
                     het wanneer zij ambitieuzere doelen aan de markt oplegt, op z'n minst chic is om als
                     overheid zelf het goede voorbeeld te geven? Dus is zij bereid om de ambitie in Europa
                     niet te vergroten of, beter nog, het eigen wagenpark, dat valt onder deze verordening,
                     eerder te laten voldoen dan de markt dat moet?
                  
Voorzitter. Aangaande de voorgenomen Europese UPV voor medicijnen en cosmeticaproducten
                     vraag ik de Staatssecretaris welke relatie zij ziet tussen deze UPV en de lopende
                     discussie in Nederland over medicijnresten in water. Collega's hebben hierover ook
                     moties ingediend. Waterzuiveringsbedrijven worstelen steeds meer met die medicijnresten,
                     maar naar ik begrijp, behandelt de eventuele Nederlandse UPV nog niet de cosmeticaproducten.
                     Graag een reactie over de route die het kabinet in dezen voornemens is te bewandelen.
                  
Voorzitter. Ook hierbij bestaat de kans dat ik vooruitloop op de Milieuraad van december.
                     Is de Staatssecretaris op de hoogte van het voornemen van het Spaanse voorzitterschap
                     om de uitzondering voor golfkarton te schrappen uit artikel 26 van de PPWR? Is de
                     Staatssecretaris het met de VVD eens dat daardoor een ongewenst risico zal ontstaan,
                     namelijk dat in plaats van gerecycled golfkarton toch weer plastic gebruikt zal worden
                     en de CO2-uitstoot eerder zal toenemen dan afnemen? Is zij bereid hierover een opmerking te
                     maken in die Milieuraad?
                  
Voorzitter. Als laatste vraag ik de Staatssecretaris om bij het agendapunt waarbij
                     de Commissie informatie zal verstrekken over de aanpassing van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen
                     aandacht te vragen voor het vrije verkeer van grondstoffen uit afval door Europa.
                     Circulaire bedrijven die waardevolle grondstoffen maken uit afval lopen tegen belemmeringen
                     aan, terwijl ze wel degelijk voldoen aan de kaders uit artikel 6 van deze richtlijn.
                     Is zij bereid voor te stellen op Europees niveau te onderzoeken hoe het transport
                     van en de handel in grondstoffen uit afval die aan die vier voorwaarden uit artikel
                     6 voldoen, kunnen worden vereenvoudigd? Kan zij laten onderzoeken of in de 27 lidstaten
                     op dezelfde manier invulling kan worden gegeven aan deze vier voorwaarden? Kan zij
                     ervoor pleiten de uitkomsten van dat onderzoek mee te laten nemen in deze herziening
                     van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen? Dat zou de circulaire economie bijzonder veel
                     helpen en zou bevestigen dat Nederland daadwerkelijk koploper op dit thema is en blijft.
                  
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer De Hoop van de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer De Hoop (PvdA):
Voorzitter, dank. Ik zal mij voornamelijk op het EZK-deel richten. Omdat mijn collega's
                     Kröger en Thijssen nu bij de EZK-begroting zitten, heb ik ook een deel van hun inbreng
                     meegenomen.
                  
Voorzitter. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de brief over de Nederlandse
                     inzet voor de COP28, die eind november plaatsvindt in Dubai. Namens GroenLinks en
                     de Partij van de Arbeid heb ik een aantal aandachtspunten bij en vragen over die Nederlandse
                     inzet.
                  
Allereerst de doelen. De wereld ligt niet op koers om het 1,5 gradendoel te halen.
                     We moeten dus alles op alles zetten om de klimaatdoelen te halen. Europa moet daarbij
                     vooroplopen. Wat de fractie van GroenLinks-PvdA betreft betekent dat een volledig
                     klimaatneutraal Europa in 2040. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland hiervoor
                     zal pleiten in Europa?
                  
Bij deze doelen hoort ook het vernieuwen van de Nationally Determined Contribution,
                     de NDC. Het Europese «Fit for 55»-pakket zorgt niet voor -55% maar voor -57% in 2030.
                     Dat gaat dus verder dan onze NDC. We moeten die vernieuwen om te laten zien dat Europa
                     meer kan leveren voor 2030, zoals ook de andere grotere economieën zouden moeten doen.
                     Gaat de Staatssecretaris hier ook voor pleiten?
                  
Dan klimaatrechtvaardigheid. Het is van groot belang dat op alle pijlers van het Parijsakkoord,
                     mitigatie, adaptatie en financiering, concrete stappen worden gezet, waarbij het vertrouwen
                     tussen landen wordt versterkt en de meest kwetsbare landen worden geholpen. Daarvoor
                     is het cruciaal dat er genoeg financiering komt voor het Loss and Damage Fund. Vorig
                     jaar is besloten om te kijken naar verschillende bronnen, maar er is publiek geld
                     nodig en Europa moet daarbij een voorbeeldrol spelen. Kan de Staatssecretaris toezeggen
                     dat Nederland hiervoor in Europa een voortrekkersrol zal gaan pakken?
                  
Dan het uitfaseren van fossiele brandstoffen, een van de grootste uitdagingen om klimaatverandering
                     tegen te gaan. In de teksten en verklaringen van de COP staat tot nu toe alleen de
                     phase-down of unabated coal power. Het is wat, voorzitter. Daar moet wat GroenLinks-PvdA
                     betreft komen te staan: de phase-out of fossil fuels. «Unabated» moet weg en het moet
                     over álle fossiele brandstoffen gaan. Vorig jaar zijn hierin bij de COP27 geen stappen
                     gezet. We moeten nu wel een stap zetten ten opzichte van COP26, waar coal voor het
                     eerst werd toegevoegd. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland hiervoor zal
                     pleiten in de Milieuraad?
                  
Essentieel voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen is natuurlijk ook het afschaffen
                     van de fossiele subsidies. Het is goed om te lezen dat Nederland in de Milieuraad
                     aandacht zal vragen voor fossiele subsidies. Er gebeurt nog te weinig in Europa en
                     in de internationale gemeenschap op dit vlak. Op dit moment wordt er in Europa alleen
                     van inefficiënte fossiele subsidies gesproken en wordt er weinig concrete actie ondernomen.
                     Europa moet aan de bak en een eind maken aan de fossiele subsidies, het liefst met
                     een einddatum die in lijn is met het 1,5 gradendoel. De EU moet hier op de COP28 ook
                     voor pleiten, vinden wij. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij van plan is hier
                     concreet internationale afspraken over te gaan maken?
                  
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Hagen van de fractie van D66.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Begin december nemen we als EU deel aan de klimaattop COP28 in Dubai.
                     Met de eerste Global Stocktake kijken we of de wereld nog op koers ligt om het doel
                     van Parijs van maximaal 1,5 graad opwarming van de aarde te halen. We hebben allemaal
                     natuurlijk geen glazen bol nodig om te weten dat de 1,5 graad heel ver weg is en dat,
                     als we zo door blijven gaan, de aarde in rap tempo opwarmt tot ver boven de 1,5 graad,
                     met alle gevolgen van dien voor natuur, dier en mens.
                  
De eerste vraag: hoe gaat het kabinet inzetten op radicale steun van rijke landen
                     voor de landen die het hardst getroffen worden door klimaatverandering terwijl ze
                     daar zelf nauwelijks aan bijdragen? Het is goed dat het kabinet doorpakt met het afschaffen
                     van fossiele subsidies en dat een speerpunt maakt in ons internationale beleid. Maar
                     naast fossiele subsidies moeten we ook op het allerhoogste niveau internationaal inzetten
                     op en aandacht vragen voor de omslag naar een circulaire wereldeconomie. Alleen zo
                     kunnen we ketens daadwerkelijk verkorten. Daarvoor is de eis van minder fossiele grondstoffen,
                     een lange levensduur, meer repareren, meer recyclen en meer hergebruiken noodzakelijk.
                     Dat leidt tot een beter klimaat en herstel van de biodiversiteit. Kan de Staatssecretaris
                     toezeggen dat we naast het afschaffen van fossiele subsidies ook de omslag naar een
                     circulaire wereldeconomie tot speerpunt van ons internationale beleid maken? Zo maken
                     we gebruik van onze koppositie en laten we de wereld zien dat een circulaire toekomst
                     mogelijk en zelfs cruciaal is om onze klimaatdoelen voor 2030 en 2050 te halen.
                  
Voorzitter. Het is goed om te lezen dat het kabinet inzet op ambitieuzere doelen op
                     het gebied van CO2-reductie bij zware voertuigen dan nu wordt voorgesteld door de Europese Commissie.
                     D66 wil eigenlijk in 2040 klimaatneutraal zijn. Dat betekent dat we een voorbeeld
                     moeten nemen aan de koplopers in de industrie. Deze koplopers vragen om ambitieuzere
                     doelen voor 2030 en 2035. Daarom heb ik de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
                     Kan zij toezeggen in te zullen zetten op 100% CO2-reductie in 2040, in plaats van de 90% die nu is opgenomen? Welke concrete doelen
                     stelt Nederland voor 2030 en 2035? Is de Staatssecretaris het met D66 eens dat er
                     een doeljaar voor 100% CO2-reductie vastgesteld moet worden?
                  
Voorzitter, afrondend. Jaarlijks eindigt meer dan 190.000 kilo aan medicijnresten
                     in ons oppervlaktewater. Dat maakt medicijnen een van de grootste bronnen van oppervlaktewatervervuiling.
                     Precies om deze reden heeft de Kamer een halfjaar geleden een motie van mij aangenomen
                     met daarin de oproep om samen met medicijnfabrikanten een UPV uit te werken en in
                     te stellen. Hier lezen we in het voorstel voor de Nederlandse inzet op Europees niveau
                     niets over terug. Welke actie is er tot op heden ondernomen om opvolging te geven
                     aan de aangenomen motie? Welke gesprekken hebben reeds plaatsgevonden? Kan de Staatssecretaris
                     een update van de uitvoering van deze motie toezeggen? Kan zij aangeven hoe zij dit
                     gaat meenemen naar Europa?
                  
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de
                     Dieren.
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Vandaag wil ik het hebben over zaken die letterlijk de basis van
                     ons bestaan zijn: de bodem, de grond. Niet voor niets noemen we deze planeet Moeder
                     Aarde. We zijn compleet afhankelijk van die vruchtbare bodems. Daarom is het ook zo
                     zorgelijk dat 60% van de bodems in Europa in slechte conditie verkeert. De ongezonde
                     staat van de Nederlandse bodem is onder meer te wijten aan en het directe gevolg van
                     beleid van een overheid die nog altijd ruimte biedt aan overbemesting en de gebrekkige
                     en falende bescherming tegen de vernietigende gevolgen van landbouwgif. Maar ook chemische
                     vervuiling en plasticvervuiling, droogte, slecht watermanagement en biodiversiteitsverlies
                     zijn belangrijke oorzaken voor de slechte staat van de Nederlandse bodem. Het verbeteren
                     van de bodemconditie in Nederland en in de rest van Europa is van essentieel belang
                     om ons weerbaar te maken tegen extreme weersomstandigheden, om klimaat- en biodiversiteitsdoelen
                     daadwerkelijk te kunnen halen en om onze voedselveiligheid en -zekerheid te garanderen,
                     en daarmee natuurlijk ook de gezondheid van mens en dier. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris
                     deze analyse deelt en of ze op die manier richting de Milieuraad wil gaan, want ik
                     denk dat dat heel belangrijk is, ook voor onze Nederlandse bodems.
                  
Tegen deze achtergrond bezien gaat de Bodemrichtlijn van de EU absoluut niet ver genoeg
                     wat de Partij voor de Dieren betreft. Het gaat nu vooral over monitoring; daar gaat
                     de richtlijn over. Er is dus geen verplichting om tegen 2050 gezonde bodems te hebben.
                     Deze richtlijn is eigenlijk al een verzwakte variant van de versie die er eerst lag,
                     en dan gaat het kabinet zelfs nog zelf met een voorstel komen om dit verder af te
                     zwakken. Dat verbaast me wel heel erg van dit kabinet.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Haverkort van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Laat ik beginnen met de zorgen over de gezondheid van onze Nederlandse bodem die mevrouw
                     Van Esch uitspreekt. Die herkennen we. Ik las deze week, op de website van Bodem+
                     geloof ik, dat er meer dan 250.000 locaties in ons land zijn waar de bodem ernstig
                     verontreinigd is. Dat is zorgelijk. Daarover zijn wij het volgens mij van harte eens.
                     Maar ik heb wel de volgende vraag voor mevrouw Van Esch. We hebben als Kamer een brief
                     gestuurd naar Brussel, waarvan de essentie is dat we de gezondheid van onze bodem
                     veel beter zelf, lokaal, in Nederland kunnen beheren dan dat we dat aan Europa overlaten.
                     In het fiche dat ons heeft bereikt over die richtlijn staan een heleboel opsommingen
                     van stevige maatregelen die Nederland zelf neemt om de gezondheid van onze bodem te
                     bevorderen. De vraag aan mevrouw Van Esch luidt dus of zij het met de VVD eens is
                     dat we het beheren van de gezondheid van onze bodem veel beter in Nederland zelf kunnen
                     doen dan dat we dat overlaten aan Europa, waar ze inderdaad met een halfbakken, afgezwakte
                     richtlijn komen.
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Die halfbakken, afgezwakte richtlijn heeft de VVD in Europa overigens wel gesteund.
Nee, helaas niet, want ik heb gezien hoe slecht de Nederlandse overheid de afgelopen
                     decennia gezorgd heeft voor de bodem, waar het nu slecht mee is gesteld. Er is hier
                     nog steeds discussie, ook deze week weer, over het gebruik van landbouwgif en de vraag
                     of daar geen paal en perk aan gesteld moet worden om de bodem een keer gezond te maken.
                     Ik zie het nog niet in Nederland, maar ik heb wel gezien dat er op Europees niveau
                     een veel beter voorstel lag, naar ons idee in ieder geval. Ik heb bewust niet die
                     brief ondertekend over het subsidiariteitsoordeel en ik heb ook duidelijk aangegeven
                     dat ik aantekening wil dat ik daartegen ben, want ik vind het een heel slecht signaal
                     van de Nederlandse overheid en van de Kamer om met die boodschap naar Europa te gaan.
                  
De voorzitter:
De heer Haverkort is tevreden met het antwoord. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik zei net dat ik lees wat de inzet van dit kabinet is en dat ik me daar echt over
                     verbaas. Het ís al een afgezwakt voorstel en dan gaat het kabinet er, serieus, nog
                     voor pleiten om onder andere het «one out, all out»-principe te schrappen. Dat vind
                     ik echt bizar als je weet hoe slecht het in Nederland met de bodem gesteld is. Ik
                     snap niet waarom daarvoor gekozen is. Ik wil daar graag een reactie op van de Staatssecretaris.
                     Ik hoop echt dat we haar er nog van kunnen overtuigen om niet op deze manier, met
                     de afzwakkingen die het kabinet voorstelt, richting de Milieuraad te gaan.
                  
Ondertussen wil het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wel dat in
                     2030 alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Dat is de ambitie van het Ministerie
                     van LNV. Maar dit ministerie – dat weten we – doet niets aan overbemesting, landbouwgif
                     en het gigantische aantal dieren in de vee-industrie. 80% tot 90% van de Nederlandse
                     landbouwgrond zit nu boven de fosfaatnorm. 80% tot 90%! Maar in plaats van dat het
                     kabinet er hard mee aan de slag gaat om minder te bemesten – we hebben namelijk een
                     doel gesteld voor 2030 – kiest Nederland ervoor om zich ook in Europa te verzetten
                     tegen die fosfaatnorm. Ook in de voorstellen voor Europa bij de Milieuraad zie ik
                     dus een afzwakking. Ik doe echt een oproep aan de Staatssecretaris, want het kan niet
                     zo zijn dat je als kabinet een doel stelt voor 2030 en dan nu, in 2023, naar Europa
                     gaat met deze boodschap. Een van de twee boodschappen is dan in ieder geval niet degene
                     waar je daadwerkelijk voor kiest. Ik hoop natuurlijk dat er uiteindelijk voor die
                     2030 wordt gekozen.
                  
Daarnaast is de Bodemrichtlijn een uitgelezen kans om ook de problemen rondom de grondwaterkwaliteit
                     en de voedselvoorziening aan te pakken. Daar hebben mijn collega's al een aantal dingen
                     over gezegd en daar kan ik me goed bij aansluiten. Volgens mij moet er nu heel duidelijk
                     een koppeling worden gemaakt met de grondwaterkwaliteit. Ik ben benieuwd of die er
                     gaat komen en ik benieuwd of de Staatssecretaris kan garanderen dat we uiteindelijk
                     toe gaan naar een bodem zonder vervuilde en verzuurde grond, waar we een voedselvoorziening
                     op kunnen hebben zonder het gif en de mest die de bodem aantasten.
                  
Ik heb nog twee korte punten, als het mag, voorzitter; dan ben ik erdoorheen. In het
                     voorstel van het Europees Parlement over de UPV voor medicijnproducenten zag ik staan
                     dat 20% wordt afgewenteld op de nationale belastingbetaler. Dat kan toch niet de bedoeling
                     zijn? Ik ga ervan uit dat daar nog hard tegen wordt gestreden.
                  
Ook zag ik dat er geen lozingsverbod voor pfas is opgenomen in de nieuwe EU-regels
                     voor lozing van stedelijk afvalwater. Daar wordt maandag over gesproken. Ik ga ervan
                     uit dat we er hard ons best voor gaan doen om wél zo'n lozingsverbod voor pfas in
                     de Europese richtlijnen, in ieder geval in REACH, voor elkaar te krijgen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Dan zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn
                     van de zijde van de Kamer. De Staatssecretaris heeft een kwartier nodig voor de voorbereiding
                     van de beantwoording.
                  
De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik hervat de vergadering van de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Mevrouw
                     Van Esch van de Partij voor de Dieren heeft zich verontschuldigd vanwege een verplichting
                     elders, maar uiteraard zal een medewerker meeluisteren met de beantwoording door de
                     Staatssecretaris in haar eerste termijn. Het woord is aan de Staatssecretaris.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Kamerleden voor de vragen en de input voor
                     de Milieuraad. Het is belangrijk om het debat goed te voeren, zodat we in Europa en
                     ook daarbuiten meters kunnen maken voor een beter milieu en klimaat.
                  
Tijdens de Milieuraad van 16 oktober staan onder meer twee voorstellen voor een akkoord
                     op de agenda: de herziening van de Richtlijn stedelijk afvalwater en de herziening
                     van de CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen. Dat zijn heel belangrijke milieuvoorstellen
                     die ook bijdragen aan de ambitie voor nul verontreiniging en de klimaatopgaven van
                     de Europese Unie. Daarnaast zijn er belangrijke Raadsconclusies voorzien over de Europese
                     inzet richting de klimaatconferentie van Dubai en de Europese nationale vastgestelde
                     bijdrage onder het Akkoord van Parijs. Die onderwerpen vallen onder de portefeuille
                     van mijn collega, Minister Jetten. In zijn afwezigheid zal ik ook de beantwoording
                     van die vragen voor mijn rekening nemen.
                  
Ik wil de Kamer ook even informeren over een aantal nieuwe punten die onder «diversen»
                     aan de agenda zijn toegevoegd. Dat is informatie over de 23ste bijeenkomst van de
                     partijen bij het Verdrag van Barcelona, informatie over de negende Our Ocean Conference
                     die Griekenland in 2024 organiseert, aandachtspunten voor het goederenvervoer over
                     zee in de implementatie van het Europese systeem voor emissiehandel en een toelichting
                     van de Poolse delegatie over de impact van de koolstofmarkt van de Europese Unie op
                     verschillende Europese beleidsterreinen.
                  
Dan ga ik nu over tot beantwoording van de vragen. Ik had een paar blokjes gemaakt.
                     Het eerste blokje is circulair, daarna CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen, dan de Richtlijn stedelijk afvalwater, dan
                     een blokje luchtkwaliteit, dan bodem en daarna nog de COP28.
                  
De heer Haverkort vroeg of het Spaanse voorzitterschap de uitzondering voor golfkarton
                     voornemens is te schrappen. De Packaging and Packaging Waste Regulation staat niet
                     als discussiepunt op de agenda van de Milieuraad. Dat is niet vreemd, want de onderhandelingen
                     zijn nog volop gaande in de werkgroepen, ook op het punt dat de heer Haverkort noemt.
                     Hergebruik is cruciaal in die verordening en daarom pleit Nederland voor ambitieuze
                     hergebruiksdoelstellingen met zo min mogelijk uitzonderingen. Tegelijkertijd moet
                     ook goed gekeken worden naar de mogelijke effecten van uitzonderingen of het schrappen
                     daarvan. Ook dat voorstel wordt nog in dat licht bekeken.
                  
Hij vroeg ook nog of ik bereid ben om aandacht te vragen voor vrij verkeer van secundaire
                     grondstoffen en of ik wil pleiten voor onderzoek naar een vereenvoudiging van transport
                     van en handel in secundaire grondstoffen. De huidige herziening van de Kaderrichtlijn
                     Afvalstoffen is beperkt, ondanks mijn pleidooi in eerdere consultatierondes voor een
                     meer integrale herziening. In de Raad zal ik zeker opnieuw een oproep doen voor zo'n
                     brede herziening ter ondersteuning van de grondstoffenstrategie. Ook na de Milieuraad
                     zal ik met het oog op de volgende Commissie mij hiervoor inzetten. Ik zal daarbij
                     zeker pleiten voor verbeteringen in de manier waarop eindeafvalmaterialen op een vergelijkbare
                     manier veilig kunnen worden toegepast in de Europese Unie.
                  
Ik had ook nog vragen – ik moet heel even kijken op mijn blaadje, want die ontbreken
                     in mijn dossier – over de omslag naar de circulaire wereldeconomie, van mevrouw Hagen.
                     Dat is gewoon een heel belangrijk punt. Je kunt zeggen dat het een speerpunt is in
                     het Nederlandse beleid en dat het eigenlijk al automatisch verweven is in de onderwerpen
                     die wij agenderen, omdat het al veel meer in ons DNA zit dan dat het in het DNA zit
                     van andere lidstaten of andere werelddelen. Ik zal er natuurlijk altijd op blijven
                     hameren dat circulaire economie zeer prominent in het internationale beleid op de
                     agenda staat. Wat mij echt is opgevallen, ook de afgelopen jaren, is dat je waar er
                     eerder misschien wat meer roependen in de woestijn waren nu ziet dat ook bij collega's
                     met andere portefeuilles veel meer vanuit die circulaire gedachte wordt gehandeld
                     en ook beleid wordt gemaakt. Er wordt dus ook aandacht gevraagd in internationale
                     vergaderingen voor het onderwerp circulariteit.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Haverkort, VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Dank voor de antwoorden van de Staatssecretaris en ook dank dat ze de oproep wil doen
                     om die Kaderrichtlijn Afvalstoffen nog wat breder te evalueren dan alleen voor voedselverspilling
                     en textiel. Dat vind ik fijn. Ik heb ook gevraagd of ze de manier waarop we in Europa
                     omgaan met die vier voorwaarden die in artikel 6 van die richtlijn genoemd worden,
                     die dan uiteindelijk de handel in afval mogelijk maken, kan laten onderzoeken, en
                     of ze een soort verschillenanalyse kan laten maken, wellicht ter voorbereiding op
                     die oproep die ze wil gaan doen. Wij constateren namelijk dat er in Europa heel verschillend
                     mee omgegaan wordt. Laat me twee voorbeelden geven. We hebben in Nederland een soort
                     kleurcodering om afval waar chroom-6-houdend staal in zit al dan niet te mogen verhandelen.
                     Er ontstaan nu grote bulten chroom-6 op diverse saneringslocaties, omdat onze inzichten
                     voorkomen dat het verstuurd mag worden naar België waar het dan vervolgens gerecycled
                     kan worden. Ook over vinyl – we hebben het daar in het commissiedebat over circulaire
                     economie ook over gehad – heeft onze ILT volstrekt andere inzichten dan zeg maar de
                     ILT's van andere landen. Kan zij toezeggen dat zij een verschillenanalyse laat maken
                     van hoe de 27 lidstaten in Europa omgaan met die vier randvoorwaarden uit dat artikel
                     6, omdat dat inzicht echt belangrijk is om circulair te worden?
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Een hele analyse, ik moet even kijken of dat gaat. We zitten natuurlijk ook met de
                     capaciteit die we hebben. Ik denk wel dat het een heel belangrijk thema is. Als je
                     toe wilt werken naar een samenleving waarin je geen afval meer hebt, maar afval wordt
                     gezien als nieuwe grondstof, dan moet je dus ook kijken hoe je handel daarin in heel
                     Europa, en daarbuiten ook, zou kunnen stimuleren. Ik ga heel even kijken hoe ik invulling
                     kan geven aan dit verzoek van de heer Haverkort, ook omdat ik gewoon even niet weet
                     welke informatie eigenlijk al bekend is. Het is zonde om iets te analyseren als we
                     de informatie al in huis hebben. Ik ga dat nog even bekijken.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Dank voor dit antwoord. Ik snap natuurlijk dat dat meer vergt dan een toezegging hier.
                     We hebben nog een laatste afspraak met elkaar voor het verkiezingsreces en die staat
                     geloof ik op 26 of 27 oktober. Een eerste aanzet voor die uitkomsten van die check
                     zou wel wenselijk zijn voor dat moment. Ik weet niet of dat haalbaar is. Dat vraag
                     ik dan nog maar even.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ga kijken wat ik kan doen. Als we echt een analyse moeten gaan doen, is die natuurlijk
                     niet klaar. Maar ik zal kijken hoe ik meneer Haverkort op dat punt tegemoet kan komen.
                  
Dan de CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen. Mevrouw Hagen vroeg of ik toe kan zeggen dat
                     ik me zal inzetten voor ambitieuze doelstellingen voor de HDV-CO2-normen, zijnde 100% in 2040, en welke tussendoelen ik ga voorstellen. Ik zal me daar
                     zeker voor inzetten. In de onderhandelingen over CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen zet ik in op een 100%-doelstelling voor nieuwe
                     voertuigen in 2040 en zet ik me in voor een doelstelling van 65% in 2030 en 85% in
                     2035. De verhoudingen in de Raad zijn op dit moment zo dat niet alle lidstaten onze
                     ambitie delen. De doelstellingen in het compromisvoorstel zijn daarom helaas lager
                     dan onze inzet, maar ik denk wel dat het soms ook kan helpen om je inzet heel ambitieus
                     te stellen zodat je ergens in het midden uitkomt.
                  
Meneer Haverkort vroeg nog naar koeltransport. Wat betreft de motie, zal ik voor het
                     nieuwe jaar een plan van aanpak voor verduurzaming van koeltransporten met de Kamer
                     delen. Ik ben samen met TNO een meetprogramma gestart om het probleem goed in kaart
                     te brengen. Ik neem uiteraard ook de input van de sector daarin mee. Ten slotte kan
                     ik de Kamer ook toezeggen dat ik tijdens de aanstaande Milieuraad mijn collega's zal
                     oproepen om aandacht te besteden aan de verduurzaming van koeltrailers.
                  
Meneer Haverkort vroeg ook nog naar de verduurzaming van het eigen wagenpark. Ik ben
                     het echt met de VVD eens dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven. We streven
                     ook naar een emissievrij rijkswagenpark vanaf 2028. Verder werk ik aan een extra aanscherping
                     van de Regeling bevordering schone wegvoertuigen. Daarin is vastgelegd welk aandeel
                     van de ingekochte voertuigen door de overheden schoon en emissievrij moet zijn. Vanaf
                     2026 zal die extra aanscherping gelden. Speciale voertuigen, zoals bepaalde brandweerauto's
                     of auto's voor medische zorg, zijn in alle gevallen uitgezonderd als daarvoor redelijkerwijs
                     geen duurzaam alternatief beschikbaar is.
                  
Ik hecht er ook aan om te zeggen dat we in mijn eerste jaar een soort document hebben
                     laten opstellen dat collega-overheden konden tekenen. Daarin hebben ze zich gecommitteerd
                     om duurzaam en circulair in te kopen. Ik heb toen aangegeven: fijn dat het zo breed
                     is ondertekend. We hebben nog een feestelijk moment gehad, maar ik heb daar gelijk
                     ook bij gezegd: het is niet de bedoeling dat we hier alleen het feestelijke moment
                     vieren en mooi op de foto staan met een bord waardoor we er goed opstaan, er moet
                     vervolgens ook gehandeld worden. Als we vinden dat het niet snel genoeg gaat en overheden
                     niet genoeg meegaan in de beweging naar een duurzame circulaire inkoop – daarmee kunnen
                     we echt een versneller zetten op de ontwikkeling van de circulaire economie – moeten
                     we kijken of het iets meer normerend gesteld kan gaan worden. Dat volgen we op en
                     daar kom ik op enig moment nog bij de Kamer op terug.
                  
Dan waren er nog een aantal vragen over stedelijk afvalwater, de portefeuille van
                     collega Harbers. Het Europees Parlement versoepelt de UPV voor producenten, door een
                     verplichting van 20% publieke middelen. In de compromistekst van de Milieuraad wordt
                     een volledige UPV voor producenten van geneesmiddelen en cosmetica voorgesteld, voor
                     de kosten van vierdetrapzuivering. De trilogen met het Europees Parlement zijn nog
                     niet gestart, dus het is wat te vroeg om daarop vooruit te lopen. De Minister zal
                     het totale pakket, op dit punt samen met de Minister van VWS, zorgvuldig bekijken
                     ten behoeve van een mandaat voor het Spaanse voorzitterschap.
                  
Mevrouw Van Esch vroeg ook nog waarom er geen aparte lozingseis voor pfas is opgenomen
                     in de Richtlijn stedelijk afvalwater. Is er een vraag?
                  
De voorzitter:
Stelt u uw vraag, mevrouw Hagen. Want het ging over het vorige onderwerp en dat is
                     misschien wel zo helder.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Het gaat allebei over stedelijk afvalwater, om dan maar eventjes op te komen voor
                     de punten van mevrouw Van Esch. Is het dan niet juist handig om als uitgangspunt kostendekkendheid
                     te nemen in plaats van dat we nu al een percentage neerleggen dat juist bij de nationale
                     belastingbetaler blijft? Ik weet niet of we daar dan al op vooruitlopen. Als we het
                     hebben over inzet, zou ik ervoor pleiten om ervan uit te gaan dat het kostendekkend
                     is, zoals we bij andere UPV's doen in plaats van dat we nu al een percentage vaststellen
                     voor de kosten. Want dan wordt daar misschien eerder aan gesleuteld. Dat zou mijn
                     pleidooi hier zijn, om het bij de term «kostendekkend» te houden.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
We gaan ernaar kijken. Het is wel zo dat in die compromistekst een volledige UPV voor
                     producenten voor geneesmiddelen en cosmetica wordt voorgesteld voor de kosten van
                     trap vier. Ik ga er even naar laten kijken of dat kan of niet.
                  
Mevrouw Van Esch vroeg ook nog waarom er geen aparte lozingseis voor pfas is opgenomen
                     in de Richtlijn stedelijk afvalwater. Dat is omdat het niet nodig is, omdat naast
                     aan de lijst stoffen voor aanvullende zuivering ook voldaan moet worden aan de eisen
                     van de Kaderrichtlijn Water en de daarbij horende Richtlijn prioritaire stoffen. Pfas
                     is in het wijzigingsvoorstel voor prioritaire stoffen opgenomen.
                  
Mevrouw Van Esch had ook nog een vraag over de versoepeling van de UPV voor producenten.
                     Zij vindt dat ongewenst. Even kijken hoor. Het antwoord is eigenlijk hetzelfde als
                     dat op de andere vraag. De trilogen met het Europees Parlement zijn nog niet gestart,
                     dus het is nog wat te vroeg om daarop vooruit te lopen.
                  
Mevrouw Hagen vraagt hoe het staat met de uitvoering van de motie over de UPV medicijnresten
                     die zij heeft ingediend. De motie roept op om een nationale UPV medicijnresten te
                     maken. De Europese Richtlijn stedelijk afvalwater bevat ook een eis voor het opzetten
                     van een UPV op nationaal niveau, die dan geldt voor zowel de medicijnproducenten als
                     de cosmeticaproducenten. De Minister van IenW en de Minister van VWS willen de nationale
                     UPV daarom ook graag voor beide sectoren laten gelden, in tegenstelling tot de Europese
                     verplichting. De gesprekken met de industrie lopen, dus er is ook al opvolging gegeven.
                     De inzet van de Minister is om ook op Europees niveau in de context van de Richtlijn
                     stedelijk afvalwater de UPV niet af te zwakken, zoals de industrie wel graag zou zien.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Ik heb natuurlijk de reactie op deze motie gelezen. Daarin wordt wel duidelijk gesteld
                     dat wij niet vooruitlopend op wat er op Europees niveau gebeurt al die UPV nationaal
                     gaan instellen. Het is dus fijn dat die gesprekken lopen, maar de motie roept heel
                     duidelijk op om juist tot een nationale UPV te komen. Gegeven de staat van ons afvalwater
                     of überhaupt onze waterkwaliteit, lijkt het me toch heel handig als deze Staatssecretaris
                     er bij de andere bewindspersonen nog even op aandringt om dit nationaal te gaan invoeren.
                     Want die medicijnen zorgen voor een groot deel van de vervuiling in ons oppervlaktewater.
                     Dus hoewel ik las in de brief dat er gewacht gaat worden op Europa, zou ik het fijn
                     vinden om te horen dat we toch nationaal daar eerder gevolg aan gaan geven.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb het punt van mevrouw Hagen gehoord en ik zal ook doorgeven aan de betrokken
                     bewindspersonen dat zij er graag wat meer spoed op zou willen zetten. Wat zegt u,
                     mevrouw Hagen?
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Sorry, ik sprak buiten de microfoon om, maar er is natuurlijk een meerderheid van
                     de Kamer die die motie heeft aangenomen. Dan zie ik andere bewindspersonen dit doen,
                     maar gegeven uw ervaring met UPV's en gezien gezwinde spoed soms heel functioneel
                     is, zeker wat betreft onze waterkwaliteit, lijkt het me heel handig dat dat weer het
                     uitgangspunt wordt.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ga dat onder de aandacht van de collega's brengen.
De heer Haverkort vroeg nog welke relatie er is tussen de Europese UPV voor medicijnen
                     en cosmeticaproducten en de lopende discussie over medicijnresten in water en de nationale
                     UPV voor medicijnresten. De motie-Hagen roept op tot het invoeren van een UPV voor
                     medicijnresten, zodat medicijnproducenten de kosten voor aanvullende zuivering bij
                     rioolwaterzuiveringsinstallaties moeten betalen in plaats van de burger. De Richtlijn
                     stedelijk afvalwater vraagt ook om een op nationaal niveau uitgewerkte UPV. Daarom
                     willen ze die UPV dus laten gelden voor beide categorieën.
                  
Dan heb ik nog wat vragen over luchtkwaliteit. Ik ga de Kamer daar nog even over bijpraten.
                     Op 12 december vorig jaar heb ik met de Kamer informatieafspraken gemaakt over de
                     herziening van de Luchtkwaliteitsrichtlijn. Ik zou de Kamer onder andere informeren
                     als er een akkoord aanstaande is. Dat is wellicht al eerder het geval dan we met z'n
                     allen hadden voorzien, want het ziet ernaar uit dat de positie, in tegenstelling tot
                     op die van het parlement, meer zal lijken op het oorspronkelijke Commissievoorstel,
                     met diverse wijzigingen. Om de triloog nog voor de Europese verkiezingen in het voorjaar
                     af te ronden wil het Spaanse voorzitterschap daar nog dit jaar mee starten, dus daarom
                     heeft het voorzitterschap aangekondigd om al op 8 november in het Coreper, het hoge
                     ambtelijke voorportaal van de Raad, een onderhandelingsmandaat te bereiken. Dan kan
                     de triloog met het Europees Parlement van start gaan zonder de Milieuraad van december
                     af te hoeven wachten. Ik zeg de Kamer dus toe dat ik nog voor het eind van oktober,
                     dus ruim voor het Coreper van 8 november, de Kamer zal informeren over het akkoord
                     zoals dat er naar verwachting uit gaat zien. Ik zal de Kamer dan ook informeren over
                     de belangrijkste elementen uit het BNC-fiche en hoe die in de te verwachten positie
                     van de Raad terugkomen.
                  
Meneer Haverkort vraagt nog wat ik vind van de positie die het Europees Parlement
                     heeft ingenomen met betrekking tot de voorziening van de Richtlijn luchtkwaliteit.
                     De positie van het parlement is ambitieus en zet gezondheid voorop. Het parlement
                     wil graag dat de nieuwe grenswaarden voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen
                     gelijk worden aan de advieswaarden van de WHO. Ik wil ook graag ambitieus zijn en
                     zo snel mogelijk richting schone lucht gaan, maar dit gaat misschien wel iets te snel.
                     Het zou heel vergaande maatregelen vergen, die op korte termijn niet haalbaar zijn.
                     De onderhandelingen voor de positie van de Raad zijn nog in volle gang. Een aantal
                     lidstaten wil het voorstel flink afzwakken, met name via ruimere mogelijkheden tot
                     uitstel voor het voldoen aan de nieuwe grenswaarden. Nederland wil samen met een aantal
                     andere lidstaten de ambitie van het voorstel van de Commissie hooghouden. Dat voorstel
                     is voor mij zowel ambitieus als haalbaar en hard nodig voor de gezondheid. Daarvan
                     ben ik me na ons debat van gisteren over het OVV-rapport Industrie en omwonenden meer
                     dan ooit bewust.
                  
Dan nog een vraag van meneer Haverkort over de effecten voor luchtkwaliteit. Het klopt
                     inderdaad dat het uitblijven van bronbeleid of het verwateren van wetgevingsvoorstellen
                     ervoor zorgt dat het moeilijker wordt om ambitieuze doelen te kunnen stellen voor
                     de herziene Richtlijn luchtkwaliteit. Nederland pleit bij diverse wetgevingsvoorstellen
                     voor ambitieuze doelen en scherpe normen, bijvoorbeeld bij de herziening van de Richtlijn
                     industriële emissies. Het lukt niet altijd om de ambitie overeind te houden. We moeten
                     er in Europa met alle lidstaten en het parlement uit zien te komen. Wetgeving op Europees
                     niveau is belangrijk voor een land als Nederland omdat we heel erg afhankelijk zijn
                     van de landen om ons heen. Daarom pleiten we dus voor een ambitieus bronbeleid en
                     ambitie, maar ook voor haalbaarheid bij bijvoorbeeld de Richtlijn luchtkwaliteit.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Dank voor de beantwoording van de Staatssecretaris. We hebben inderdaad een proces
                     achter de rug waarin we met informatieafspraken de Nederlandse regering gevraagd hebben
                     om een aantal dingen in dit proces Europees te behartigen. Dat heeft ertoe geleid,
                     zeg ik uit mijn hoofd, dat ergens in het voorjaar van dit jaar of eind vorig jaar
                     de insteek van het kabinet voor de onderhandelingen – misschien chargeer ik – was
                     dat we in 2050 daadwerkelijk naar die uiteindelijke WHO-advieswaarden toe willen als
                     norm. In 2030 hebben we een tussenstap met een soort Europese norm die dan tussen
                     de huidige norm en de WHO-advieswaarden in zou liggen. Dat is misschien wat snel.
                     Daar moeten we nog wat meer tijd voor nemen. Dat zou 2035 moeten zijn. Het Europees
                     Parlement heeft nu gezegd: de WHO-advieswaarden gaan we niet in 2050 pas nastreven,
                     maar dat willen we al in 2035. Als die lijn van het parlement gevolgd wordt, zou daarmee
                     de uitdaging aanzienlijk groter worden. Ik ben niet tegen ambitieuze uitdagingen,
                     maar ze moeten wel realistisch blijven.
                  
Ik heb twee vragen. Is nu met de vaststelling van de amendementen in het Europees
                     Parlement de insteek van het Nederlands kabinet gewijzigd? Ik hoor de Staatssecretaris
                     zeggen dat ze zich na het debat van gisteren nog eens even achter de oren krabt hoe
                     het nou precies moet met de luchtkwaliteit. Twee. Juist omdat het uitblijven van bronbeleidsmaatregelen
                     in Europa, waar we afhankelijk van zijn voor de luchtkwaliteit in Nederland, leidt
                     tot minder snel schone lucht – laat ik het maar gewoon zo zeggen – wordt de uitdaging
                     om de luchtkwaliteitsnormen te halen en de druk op de Nederlandse maatregelen die
                     daartoe zouden moeten leiden natuurlijk alleen maar groter. Dat baart de VVD zorgen.
                     Ook dat zou kunnen leiden tot een aangepast kabinetsstandpunt, maar dan juist de andere
                     kant op. Aangezien ze ook zegt dat het allemaal niet meer gaat plaatsvinden voor de
                     Milieuraad van december, waar het oorspronkelijk voor geagendeerd was, ben ik wel
                     heel benieuwd hoe het kabinet dit varkentje gaat wassen.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Het is voor ons heel belangrijk om in te zetten op ambitieus bronbeleid. Dat blijft
                     het ook. Samen met een aantal andere ambitieuze lidstaten hebben we gezocht om te
                     komen tot een goede tekst waarvan we hopen dat het draagvlak groter wordt. Ik snap
                     het punt van de heer Haverkort ook wel dat als het echt flink wordt afgezwakt, de
                     druk op de Nederlandse maatregelen alleen maar groter wordt. Je wil dit natuurlijk
                     echt in Europees verband doen, omdat lucht per definitie iets is wat niet bij de landsgrenzen
                     stopt. Ik snap zijn punt dus heel erg goed, maar je moet ook altijd kijken wat haalbaar
                     is. Vervolgens moet je dan kijken of je daar coalities voor vindt en wat de uitkomst
                     van een compromis vervolgens doet met het beleid dat je in Nederland hebt. Er wordt
                     echt gekeken met een aantal lidstaten. We zijn nu in de fase dat we kijken of we die
                     club wat kunnen verbreden, zodat we andere landen wat meer over de streep halen om
                     ambitieuzer te zijn dan nu in de planning zit. Daar hebben we nog even wat tijd voor
                     nodig. Op het moment dat we daar iets over te melden hebben, laten we de Kamer natuurlijk
                     weten wat daaruit is gekomen. Dat we in moeten zetten op een ambitieus bronbeleid,
                     is helder.
                  
De voorzitter:
Kort en bondig, meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Dank voor het antwoord over het bronbeleid. De vraag
                     blijft echter overeind: wat is nu het kabinetsstandpunt ten opzichte van de situatie
                     van begin dit jaar?
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is niet gewijzigd.
Dan het blokje bodem. De heer Haverkort vroeg of ik in de komende Milieuraad actief
                     melding kan maken van de brief die de Tweede Kamer naar de Commissie heeft gestuurd.
                     De bodemrichtlijn staat niet geagendeerd voor deze Raad. De volgende Raad dat het
                     op de agenda staat, zou ik het wat meer natuurlijk kunnen melden aan de collega's.
                     Ik heb best een aantal bilaterale gesprekken als ik in Luxemburg ben, dus ik kan wel
                     toezeggen dat ik daar in elk geval alvast bij de collega's onder de aandacht zal brengen
                     dat we dat punt zullen gaan maken bij de Raad waarvoor dit geagendeerd staat.
                  
De heer Haverkort vroeg ook nog naar de bedrijvenregeling en of er een verlenging
                     van de inzet van budget mogelijk is. Dat is mogelijk. Het Ministerie van IenW is in
                     overleg met het bedrijfsleven, onder andere met VNO-NCW, om te kijken of er een nieuwe
                     stimuleringsregeling voor bodemsanering kan komen. Ik neem zijn voorstel mee in de
                     overwegingen.
                  
Mevrouw Van Esch vroeg waarom ik pleit voor afzwakking van het «one out, all out»-principe.
                     Zoals verwoord in het BNC-fiche, zet het kabinet erop in dat bij de beoordeling van
                     de bodemgezondheid een correctiefactor wordt toegepast voor natuurlijke historische
                     omstandigheden. We pleiten er ook voor dat bij de beoordeling van de gezondheid van
                     bodem rekening wordt gehouden met het bodemtype en het landgebruik.
                  
Dan vraagt ze ook nog of er een duidelijke koppeling gelegd wordt tussen bodem- en
                     grondwaterkwaliteit. Die is er. Er is een relatie tussen bodemkwaliteit en grondwaterkwaliteit.
                     Bodemkwaliteit beïnvloedt de grondwaterkwaliteit. Het is uiteindelijk één systeem.
                     Ook in water en bodem sturend wordt het als één systeem gezien.
                  
Dan had ik nog een vraag van mevrouw Van Esch over het verbeteren van de bodem en
                     dat dat van belang is om ons weerbaar te maken tegen extreme weersomstandigheden.
                     Ze vraagt of ik haar analyse deel. Ja, met duurzaam bodembeheer, zoals ook de inzet
                     is in het Nederlands bodembeleid en het Nationaal Programma Landbouwbodems, wordt
                     een bijdrage geleverd aan de verbetering van de gezondheid van de bodem en het klimaat,
                     water en biodiversiteit.
                  
Dan vroeg mevrouw Van Esch nog naar het Ministerie van LNV, dat wil dat in 2030 alle
                     landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Ze stelt dat de Minister er niks aan doet
                     om landbouwgif tegen te gaan en boven de fosfaatnorm zit. De Nederlandse inzet is
                     in lijn met de doelstelling van het Nationaal Programma Landbouwbodems dat in 2030
                     alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Fosfor heeft geen negatief effect op
                     de gezondheid van de mens en ook niet op de bodemecologie. Overigens wel op de waterkwaliteit,
                     maar de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn zijn al gericht op het bereiken
                     van de gewenste waterkwaliteit. Ze zijn ook maatgevend voor het nationale fosforbeleid
                     in de landbouw. Het kabinet is van mening dat een dubbele regulering op Europees niveau
                     moet worden voorkomen.
                  
Mevrouw Van Esch vroeg nog of ik kan garanderen dat we geen vervuilde en verzuurde
                     bodem meer hebben en voedselvoorziening zonder gif. In Nederland werken we dus toe
                     naar de gezonde bodems, inclusief landbouwbodems. In 2030 moeten die duurzaam worden
                     beheerd. Gezien de complexiteit en traagheid van processen in de bodem kan ik niet
                     precies voorspellen wanneer we welke bodems gezond en vitaal hebben. Bodem is natuurlijk
                     ook een belangrijk onderdeel in het «water en bodem sturend»-beleid. Het is een van
                     de twee pijlers waarop alles is gericht.
                  
Dan kom ik zo toe aan een aantal vragen van de heer De Hoop over de COP28. Ik heb
                     eerst nog een vraag van mevrouw Hagen daarover. Ze vraagt hoe ik ga inzetten op radicale
                     steun van rijke landen voor arme landen die nauwelijks zelf iets bijdragen. Het is
                     belangrijk dat er steun gaat naar landen die het het meest nodig hebben. Nederland
                     is daarom voorstander van meer gerichte steun aan kwetsbare landen. Daarbij is het
                     ook belangrijk dat meer landen gaan bijdragen die dat nu nog beperkt doen, zoals China
                     en Saudi-Arabië. De Nederlandse steun is onlangs verhoogd naar 1,8 miljard in 2025.
                  
Meneer De Hoop vroeg nog naar het afschaffen van fossiele subsidies en hoe ik daar
                     internationale afspraken over ga maken. Tijdens de Raad zal er naar verwachting discussie
                     zijn over de uitfasering van fossiele subsidies. Nederland zal andere landen oproepen
                     om net als wij transparant te zijn over welke fossiele voordelen er bestaan. Ook zal
                     Nederland andere landen oproepen om internationale verdragen aan te passen waar voordelen
                     en onderbeprijzing uit voortkomen.
                  
Meneer De Hoop vroeg ook nog naar de NDC. Ga ik daar ook voor pleiten? Daar zal ik
                     voor gaan pleiten. De Commissie heeft berekend dat de Europese Unie als gevolg van
                     de onderhandelingen van het «Fit for 55»-pakket in 2030 op 57% CO2-reductie uitkomt. 57% is dus geen doel maar het resultaat van afgesproken wetgeving.
                     Het kabinet kijkt er positief naar om de link te leggen tussen het resultaat van de
                     berekening van de Commissie en de uitkomst van de onderhandelingen van het «Fit for
                     55»-pakket.
                  
De heer De Hoop maakte richting mij de opmerking dat het cruciaal is om voldoende
                     financiering te hebben voor het Loss and Damage Fund en dat er ook publiek geld nodig
                     is. Hij vraagt of Nederland daar een voortrekkersrol in kan nemen. Tijdens de COP28
                     moet een besluit worden genomen over de vormgeving van het Loss and Damage Fund. Nederland
                     is lid van het Transitional Committee, dat bespreekt hoe een nieuw fonds eruit gaat
                     zien. Het is belangrijk dat dit traject succesvol wordt afgesloten, zodat er tijdens
                     de COP28 besloten kan worden over een nieuw fonds. Voordat Nederland een besluit neemt
                     over financiering, moet in ieder geval aan de voorwaarde worden voldaan dat de meest
                     kwetsbare landen daar ook van profiteren. Dat is op dit moment nog niet zeker, maar
                     wij zullen dus ook vanuit het lidmaatschap van het Transitional Committee een actieve
                     rol vervullen.
                  
Meneer De Hoop vraagt ook nog of ik kan toezeggen dat Nederland gaat pleiten voor
                     een klimaatneutrale Europese Unie in 2040. In de Europese klimaatwet is afgesproken
                     dat de Europese Unie uiterlijk in 2050 klimaatneutraal is. Het is nu niet het moment
                     om die afspraken open te breken. We gaan ons eerst richten op de uitvoering van de
                     doelen die nu gesteld zijn.
                  
Als laatste vroeg meneer De Hoop nog of ik ga pleiten voor de uitfasering van fossiele
                     brandstoffen zonder de term «unabated». Daar ga ik voor pleiten. De Raadsconclusies
                     van vorig jaar zijn daarover onvoldoende duidelijk. Dat wordt door sommige partners
                     buiten de Europese Unie gezien als een vrijbrief voor de fossiele industrie om te
                     blijven investeren in nieuwe olie- en gasexploraties zolang hun emissies worden afgevangen
                     en opgeslagen. Samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten zet Nederland zich ervoor
                     in om de boodschap dat het afvangen en opslaan van CO2 geen alternatief is voor emissiereducties, in de Europese positie van de COP28 te
                     krijgen.
                  
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat is vlot gegaan. De heer Haverkort heeft nog een vraag.
De heer Haverkort (VVD):
Ik weet niet of ik überhaupt interrupties over heb, maar ik weet ook niet precies
                     hoeveel we er gekregen hebben. Ik dank u voor de gelegenheid. Ik had een vraag en
                     ik twijfel of ik het antwoord gehoord heb, dus ik ga het nog een keer vragen. Ik had
                     een vraag gesteld over het begrip «ruimtebeslag». Dat zit ook in het bodemfiche. Daarin
                     zegt het kabinet aan de ene kant dat het positief is dat er geen harde doelstellingen
                     zijn. Tegelijkertijd twijfelt het ook aan de consequenties voor het kunnen verlenen
                     van vergunningen bij projectbesluiten. Wellicht kan de Staatssecretaris daar nog op
                     ingaan. Dat mag ook in de tweede termijn.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ga er zo in de tweede termijn even op in.
De voorzitter:
De Staatssecretaris komt daar in de tweede termijn op terug. O, ik zie dat er geen
                     behoefte is aan een tweede termijn.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Behalve deze vraag heb ik ook geen inbreng in de tweede termijn, anders dan dat ik
                     de Staatssecretaris van harte wil danken voor de gegeven antwoorden.
                  
De voorzitter:
Waarvan akte.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik dacht dat ik er iets over had gezegd. Als we even schorsen, zoek ik het nog even
                     op.
                  
De voorzitter:
Ik schors een minuutje en dan zoekt u het op.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb me nog even laten bijpraten.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat punt staat namelijk op de agenda van de Milieuraad van de volgende keer, dus ik
                     had me hier niet helemaal op voorbereid. Wat de richtlijn inhoudt met betrekking tot
                     ruimtebeslag is nog niet helemaal duidelijk. No net land take, dus geen uitbreiding
                     van ruimtebeslag, was opgenomen in de Europese Bodemstrategie voor 2030. Mede door
                     de Nederlandse inzet richting Brussel komt dat ook in het huidige voorstel niet meer
                     terug. De Commissie vraagt in het voorstel wel om ruimtebeslag en verlies van bodemcapaciteit
                     zo veel mogelijk te beperken en zo veel mogelijk te compenseren. Het BNC-fiche verwoordt
                     dat nog onduidelijk is op welke wijze en in welke mate het principe dat ruimtebeslag
                     moet worden gecompenseerd uitwerkt bij ruimtelijke beslissingen, maar wij willen het
                     dus zien als een principe maar niet als een norm. Daarover lopen de onderhandelingen
                     nog. Hier zijn we dus wel heel scherp op.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor deze aanvulling. Dan zijn we gekomen aan het eind van dit debat, maar
                     niet dan nadat ik een drietal toezeggingen heb voorgelezen. Let goed op.
                  
– Eén. De Staatssecretaris laat de Kamer voor het commissiedebat Leefomgeving – dat
                           is op 26 oktober – weten of het mogelijk is om te analyseren hoe er in de EU-lidstaten
                           verschillend wordt omgegaan met de vier voorwaarden uit artikel 6 van de Kaderrichtlijn
                           Afvalstoffen. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort. Dat is een berichtje van:
                           gaat het lukken, weten we genoeg of moeten we extra onderzoek doen en duurt het langer?
                        
– Twee. De Staatssecretaris zal haar collega-bewindspersonen aansporen om verder gevolg
                           te geven aan de uitvoering van de motie die opdraagt tot een UPV. Dat is een toezegging
                           aan mevrouw Hagen.
                        
– Drie. De Kamer wordt eind oktober geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor het
                           Coreper waarin wordt gesproken over de herziening van het luchtkwaliteitakkoord.
                        
Staatssecretaris Heijnen:
Ja.
De voorzitter:
Ook daar hoor ik de bevestiging van de Staatssecretaris.
De heer Haverkort (VVD):
Eind oktober, hoor ik. Dan zou het natuurlijk waanzinnig gaaf zijn als dat net voor
                     het commissiedebat van deze commissie voor het reces is.
                  
De voorzitter:
Dat is dan ook 26 oktober. Ik zie de Staatssecretaris knikken. Dat is genoteerd.
Daarmee zijn we gekomen aan het eind van dit commissiedebat. Ik dank de Kamerleden
                     voor hun inbreng, uiteraard de Staatssecretaris en haar assistentie voor de beantwoording,
                     de griffie, de ondersteunende diensten en niet in de laatste plaats ook de Bodedienst.
                  
Sluiting 12.25 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier - 
              
                  Mede ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.