Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 4 oktober 2023, over Circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 270 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 24 oktober 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 4 oktober 2023 overleg
gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 maart 2023
inzake reactie op de motie van het lid Van der Graaf c.s. over nationale wetgeving
voor een verbod op het vernietigen van niet-verkochte goederen (Kamerstuk 32 852, nr. 221) (Kamerstukken 32 852 en 22 112, nr. 228);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 februari
2023 inzake uitstel toezending reactie op verzoek commissie over toezenden brief met
beleidsopties ter reductie van sigarettenfilters in zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 289);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 februari
2023 inzake stand van zaken uitwerking Circulair Materialenplan (CMP1) (Kamerstuk
30 872, nr. 290);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2023
inzake reactie op verzoek commissie over het CE Delft-rapport «CO2-winst met kunststofrecyclaat» dat in opdracht van NRK Recycling is opgesteld (Kamerstuk
32 852, nr. 229);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2023
inzake diverse onderwerpen op het gebied van circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 231);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2023
inzake beoordeling afval of niet en experimenteren circulaire economie (Kamerstukken
32 852 en 30 872, nr. 232);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 april 2023
inzake beleidsopties ter reductie van sigarettenfilters in zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 291);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 mei 2023
inzake stand van zaken implementatie duurzaamheidscriteria biogrondstoffen in regelgeving
(Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1233);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 mei 2023
inzake visie op verduurzaming kledingindustrie, overzicht van stimuleringssubsidies
en overleg met banken (Kamerstukken 29 826 en 30 196, nr. 180);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 juni 2023
inzake voortgangsrapportage beleidsprogramma circulair textiel 2023 (Kamerstuk 32 852, nr. 251);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 juni 2023
inzake monitoring zwerfafval tweede helft 2022 (Kamerstuk 30 872, nr. 292);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 juli 2023
inzake uitbreiding aanpak kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 293);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 juli 2023
inzake diverse onderwerpen ten aanzien van verbranden en storten (Kamerstuk 32 852, nr. 260);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 september
2023 inzake reactie op verzoek commissie op Joint industry statement from the Packaging
Value Chain (Kamerstuk 32 852, nr. 262);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 september
2023 inzake toelichting circulaire klimaatmaatregelen (Kamerstukken 32 813 en 32 852, nr. 1292);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 oktober 2023
inzake stand van zaken omtrent de uitvoering van de motie van het lid Van der Graaf
c.s. over nationale wetgeving voor een verbod op het vernietigen van niet-verkochte
goederen (Kamerstuk 32 852, nr. 221) (Kamerstuk 21 501-30, nr. 585);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 oktober 2023
inzake diverse onderwerpen op het gebied van de circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 264);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 september
2023 inzake reactie op de gewijzigde motie van het lid Van Esch over een plan om producten
waarin bont, dons van levend geplukte dieren, angorawol of kangoeroeleer is verwerkt
uit Nederlandse winkels te weren (Kamerstuk 36 254, nr. 16) (Kamerstuk 32 852, nr. 266);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 oktober 2023
inzake tijdlijn van maatregelen in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023–2030
(Kamerstuk 32 852, nr. 263);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 september 2023 inzake
reactie op het rapport van het College van Rijksadviseurs: Vandaag besteld, morgen
circulair (Kamerstukken 34 244 en 30 196, nr. 8).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
Voorzitter: Tjeerd de Groot
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Esch, Tjeerd de Groot, Hagen, Haverkort,
De Hoop en Krul,
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Ik verwelkom
in het bijzonder de Staatssecretaris, die vandaag bij ons te gast is om te spreken
over de circulaire economie. De spreektijd die we hebben afgesproken is vijf minuten
en ik zal, gelet op het geringe aantal deelnemers, het aantal interrupties, mits kort,
vrij willen laten.
Dan gaan wij over tot de eerste spreker, dat is mevrouw Van Esch namens de Partij
voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter, mag ik een kort punt van orde maken, voordat we beginnen?
De voorzitter:
Uiteraard.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
We hebben de afgelopen week meerdere brieven gehad die echt heel erg laat onze kant
op zijn gestuurd over de circulaire economie. Volgens mij is normaliter de afspraak
dat we brieven een week van tevoren ontvangen, maar we kregen gistermiddag nog een
brief, maandagavond een brief. Ik wil hier wel kort opgemerkt hebben dat ik graag
weer terug zou willen naar de regel van een week van tevoren, want dit vond ik wel
erg kort dag. Ik hoop dat ik dit bij dezen kan meegeven richting de Staatssecretaris
en het ministerie.
De voorzitter:
Ik zie de Staatssecretaris instemmend en een klein beetje schuldbewust knikken. Ik
neem dus aan dit goed is aangekomen. Het is inderdaad een goede regel, want we moeten
ons hier ook met zeer weinig medewerkers goed kunnen voorbereiden.
Dat is het woord nu aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren voor haar inbreng.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Maatregelen tegen klimaatverandering en biodiversiteitsverlies
zetten geen zoden aan de dijk als wij steeds meer spullen blijven produceren en consumeren,
spullen ook die wij vaak helemaal niet nodig hebben. Die doorgeslagen consumptiemaatschappij
moet daarom plaatsmaken voor een circulaire samenleving. Daarvoor zitten we hier deze
ochtend weer.
Om deze omslag te kunnen maken moeten we natuurlijk wel de daartoe noodzakelijke keuzes
maken. Het kan dan ook niet zo zijn dat er 14 miljard euro aan voedselsubsidies gaat
naar de plasticsector, omdat er geen accijns hoeft te worden betaald op olie. 14 miljard!
Waarom heb ik nog steeds geen plan gezien om werk te maken van het afschaffen van
deze bizarre voordelen voor de plasticsector? In dit kader staat wel in de Miljoenennota
dat er een mogelijkheid is om deze fossiele subsidies af te schaffen door een aparte
nationale heffing op te leggen, buiten die accijns om. Wanneer komt dat dan? Wanneer
is dat voorstel er dan om die heffing te gaan invoeren?
Het is natuurlijk bizar dat zo'n voorstel er nog niet is en volgens mij heeft Minister
Jetten ook al beloofd om werk te gaan maken van die fossiele subsidies. Daartoe wil
ik ook deze Staatssecretaris van harte toe oproepen: ga daar nou mee aan de slag!
Om daarmee aan de slag te kunnen gaan en ook voor ons zou ik graag een brief willen
ontvangen, het liefst van deze Staatssecretaris, misschien wel samen met Minister
Jetten, over waar die fossiele subsidies op plastic precies in zitten. Volgens mij
hebben we daar nog steeds weinig zicht op. We weten wel dat er een aparte nationale
belasting zou kunnen worden geheven, maar ik ben erg benieuwd hoe dat er dan uit gaat
zien. Kunnen we die brief zo snel mogelijk krijgen, en zeker voor het debat van volgende
week, waarin de begroting van EZK zal worden besproken? Bij die gelegenheid zouden
we door kunnen gaan met het bespreken van dit zo belangrijke onderdeel waar we nu
mee bezig zijn.
Ik ben ook benieuwd waarom dit kabinet niet kiest voor een belasting op virgin plastics.
Een dergelijke belasting is uit een onderzoek van CE Delft heel duidelijk naar voren
gekomen als een zeer belangrijk en zeer noodzakelijk goed. Ik vind hem nergens terug
in de plannen van dit kabinet en ik ben benieuwd waarom niet. Volgens mij zou dit
namelijk een goede zijn. Als je ziet dat je zo'n nationale belasting zou kunnen heffen,
dan is die belasting op virgin plastics toch een ideale uitkomst?
Voorzitter. Uiteraard gaan we het vandaag – en hopelijk veel collega's met mij – weer
hebben over het statiegeldfiasco. Hoe duidelijk moet nog worden dat de verantwoordelijkheid
voor een goed lopend, consumentenvriendelijk statiegeldsysteem niet bij het bedrijfsleven
kan worden neergelegd? Dat de inzameldoelen niet zijn gehaald is een totaal brevet
van onvermogen. We hebben zo vaak gewaarschuwd dat het niet goed ging, dat het niet
de goede kant op ging, dat de wetgeving niet goed in elkaar zat. En toch werden wij
constant weer met een kluitje in het riet gestuurd. «Wacht nog maar even af, er komt
nog wel een evaluatie». «We gaan nog wel kijken». «De cijfers zijn nog niet binnen».
We zien het nu: de vrijheid die aan het Afvalfonds gegeven is, is te veel geweest.
We hebben het bedrijfsleven daarin te veel ruimte gegeven. Ik ben benieuwd of we nu
eindelijk inzien dat we een aantal maatregelen echt zouden moeten nemen. Zorg onder
andere voor meer innamepunten. Het kan toch niet zo zijn dat je niet kunt inleveren
bij bioscopen, bij bouwmarkten, bij tankstations bij provinciale wegen, bij Albert
Heijn To Go's. Dat zijn toch plekken waar mensen dat moeten kunnen doen en waar het
nu nog niet kan? Zorg daar zo snel mogelijk voor! Stel een innameplicht in. Zorg er
echt voor dat we dat nu een keer gaan doen. Zet die terug in de wetgeving. Zorg voor
een hoger statiegeldbedrag. Minimaal € 0,15 is onvoldoende. Maak het hoger. En schrap
nu echt een keer die rare uitzonderingen. Gister is er nog een motie door mevrouw
Hagen en mij ingediend over statiegeld op plastic flesjes met sap en zuivel. Maar
je ziet nu ook plastic flesjes met alcohol langskomen. Het kan niet dat dit nog steeds
uitgezonderd is. Dat leidt echt tot zeer rare praktijken.
Tot slot. Breid statiegeld nou eens uit naar alle drankverpakkingen, waaronder ook
drankenkartons. We zien namelijk wel degelijk in de cijfers dat het aantal drankenkartons
in het zwerfafval toeneemt, maar deze Staatssecretaris zegt dat dit volgens haar cijfers
niet zo is. Maar zij heeft cijfers uit 2016 en 2017, begrijp ik. Ik begrijp niet waarom
nog steeds die cijfers worden gebruikt. Je zou toch ook cijfers van jaren daarna kunnen
gebruiken? Haar cijfers staan dan ook haaks op bijvoorbeeld het onderzoek van Project
#Pakzooi. Ik ben benieuwd hoe dat kan.
Ik rond bijna af, voorzitter. Ik zie u naar mij kijken; dat snap ik.
Tot slot, voorzitter. Sigarettenfilters belanden in grote mate in het zwerfafval.
We weten met z'n allen hoe enorm schadelijk dat is. We weten dat er wordt gekeken
naar een verbod op Europees niveau, maar wij vinden dat te lang duren. De Staatssecretaris
heeft aangegeven te gaan kijken naar een nationaal verbod. Ik wil haar echt vragen
om daar vaart mee te maken. Ik wil vandaag graag weten hoe snel dat kan gebeuren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Er is een vraag van de heer Haverkort, VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Ik dacht: ik wacht even het betoog van mevrouw van Esch af tot het eind, want misschien
begint ze er wel over. Ik heb haar gehoord over de zorgen die zij heeft over de hoeveelheid
plastic die we in onze samenleving krijgen. Ik heb vooral gehoord wat ze mist in het
Nationaal Programma Circulaire Economie en in de route die het kabinet daarbij kiest,
maar ik ben ook wel nieuwsgierig hoe ze aankijkt tegen de maatregelen die daar wel
in staan. Dan doel ik met name op de voorgenomen bijmenguitdaging of bijmengverplichting,
zoals die heet, om fossiele grondstoffen uit te sparen door recyclaat toe te voegen
aan plasticproducten. Zou mevrouw Van Esch daar nog eens op kunnen reflecteren?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Tuurlijk. Op zich is dat een prima voorstel. Ik vind ook niet dat dit niet zou moeten.
Uit onderzoek van CE Delft blijkt alleen heel duidelijk wat de beste optie zou zijn
om te doen, namelijk een belasting op virgin plastics, die zeer effectief is. En dan
snap ik niet waarom ik nergens in de stukken van dit kabinet nog maar zie waarom die
niet is overwogen, terwijl die het meest effectief is om het aandeel virgin plastics
terug te dringen. Het is prima als je andere maatregelen ook neemt, maar het kan natuurlijk
niet een of-of zijn. Als we naar een circulaire economie willen, zal het toch echt
naar en-en moeten.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Hagen namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Dit is waarschijnlijk wel de laatste keer dat we in deze samenstelling
zitten. Dat vraagt misschien ook wel om de belangrijkste vraag te stellen. De belangrijkste
kentering die nu nodig is, is dat we inzien dat onze huidige economie waarin we gebruiken
en afdanken echt onhoudbaar is. Gelukkig kent Nederland tal van goede ondernemers
die al de juiste keuzes maken, maar ze smachten ook naar een hele duidelijke stip
op de horizon, zodat ze weten waar ze naartoe moeten werken en welke gerichte investeringen
ze moeten doen. Om te waarborgen dat we de transitie naar een circulaire economie
ook ambitieus blijven voorstellen, begin ik dit debat met de volgende vraag: wanneer
ontvangt de Kamer de contourennota van de circulaire-economiewet? Wanneer wordt duidelijk
waar die investeringen gedaan moeten worden door de ondernemers?
Voorzitter. Mijn buurvrouw zei het al even. Misschien wel de grootste ergernis is
op dit moment in de supermarkt te vinden, namelijk de lange rijen voor de inzameling
van blik en plastic flesjes. Niet elk soort kun je weer inleveren in de winkel. Inzamelautomaten
hebben standaard een uitpuilende prullenbak en worden omgeven door niet in te leveren
blikjes en flesjes. Het is onduidelijk wat er met het niet-geïnde statiegeld gebeurt.
En op sap en zuivel zit ook nog steeds geen statiegeld; daar heb ik trouwens gisteren
al een motie over ingediend. Daarover heb ik twee vragen. Hoe kan het dat de overheid
een systeem optuigt waarin statiegeld van consumenten naar eigen inzicht gebruikt
mag worden zonder dat daar duidelijk verantwoording over afgelegd hoeft te worden?
Wordt het niet tijd dat de Staatssecretaris daar alsnog regels over opstelt en daar
transparantie over eist, zeker aangezien het naar schatting inmiddels om 80 miljoen
gaat?
Voorzitter. Dan een ander product dat we overal in onze huizen terugvinden: batterijen.
Ook de inzameling hiervan gaat niet vlekkeloos. Jaar na jaar neemt het ingezamelde
percentage batterijen af. Afvalwagens vliegen in brand omdat batterijen in de afvalbak
belanden. Daarbij is een hoofdrol weggelegd voor de vapes, die massaal in de restafvalbakken
worden gegooid. Tot slot verliezen we met het weggooien van batterijen ook nog eens
een heel belangrijke grondstof voor de energietransitie, namelijk lithium. Kan de
Staatssecretaris hierop reflecteren en toezeggen in te zetten op statiegeld? Ziet
zij in dat er actie nodig is om de veiligheid in de afvalbranche te kunnen garanderen
en om het doel van 45% gerecyclede batterijen nou eindelijk eens te halen?
Een ander explosiegevaar in de recycleketen wordt gevormd door de lachgascilinders.
Deze cilinders veroorzaken gigantische ontploffingen bij afvalverwerkers. Afvalverwerkers
zitten massaal met hun handen in het haar omdat hun afval vol zit met deze explosief
gevaarlijke lachgascilinders. Het aantal ontploffingen is volgens gesprekken die wij
met een afvalverwerker hebben gehad verachtvoudigd sinds de invoering van het lachgasverbod.
De financiële schade wordt op dit moment geraamd op 35 miljoen euro. Als gevolg van
eerdere ontploffingen en veiligheidsrisico's voor medewerkers zijn afvalverwerkers
begonnen met een inleverpremie voor lachgascilinders. Hoe gaat de Staatssecretaris
deze gevaarlijke situatie zo snel mogelijk oplossen? Ondersteunt zij deze nu al succesvolle
inleverpremie?
Voorzitter. Ook op het gebied van statiegeld lopen duurzame koplopers in de kledingindustrie
voorop. Verschillende kledingmerken voeren inmiddels zelf statiegeld in op kledingitems.
Ze willen het materiaal graag terug en zijn benieuwd naar de duurzaamheid van hun
product. Duurzame spelers helpen in de eenduidigheid over duurzaamheid.
De voorzitter:
Wacht u maar even, in verband met de bel.
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik was al even begonnen over de koplopers in de kledingindustrie. Het is belangrijk
dat er ook eenduidigheid is over duurzaamheid. Naast greenwashing is ook greenhushing
nu aan de orde van de dag: bedrijven weten niet meer zo goed wat ze wel en niet mogen
communiceren. Frankrijk heeft inmiddels een uitgebreid ecolabel in ontwikkeling. Ook
Vlaanderen is aan een onderzoek begonnen dat een ecolabel vorm moet geven. Aangezien
Nederland van oudsher een textielland is, dat tal van kledingondernemers rijk is,
is duidelijkheid over een eenduidig label cruciaal. Wil de Staatssecretaris toezeggen
dat ze deze voortgang monitort en gebruikt voor eenzelfde label in Nederland?
Voorzitter. Ik heb het ook over schoenen. Ik vind het altijd fascinerend dat schoenen
gewoon te vinden zijn op straat, afgedankt langs de kant van de weg. Nike is inmiddels
gestart met refurbished schoenen en Nederland kent natuurlijk al het geweldige merk
WEAR, dat schoenen weer als nieuw op de markt zet. Nu voelt de Staatssecretaris mijn
vraag natuurlijk aankomen: wanneer komt de UPV voor schoenen?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Volgens mij wordt het kopje over textiel afgerond, dus ik dacht: ik stel deze vraag
voordat er naar een nieuw kopje wordt gegaan. Ik ben benieuwd naar het volgende. Ik
begreep dat er meerdere, nogal grote, commerciële partijen in Nederland, die textiel
verkopen, nu kortingen gaan aanbieden. Je kunt dan je oude kleren teruggeven en dan
kun je nieuwe kleren kopen. Persoonlijk dacht ik: volgens mij is dat nou juist niet
de bedoeling als we naar een circulaire economie willen. Dan krijg je dus weer het
incentive om te gaan kopen. Ik ben dus benieuwd of mevrouw Hagen het met de Partij
voor de Dieren eens is dat dat de lineaire economie nou juist zo in stand houdt. Hoe
kunnen we nou proberen die terug te gaan dringen?
Mevrouw Hagen (D66):
Ik denk dat als je naar de hele textielketen kijkt, je ziet dat wij nog niet de juiste
oplossing hebben gevonden om kleding weer terug te brengen. We zijn er nog niet aan
gewend om onze oude kleding mee te nemen als we naar een winkel toe gaan. Dat er nu
dit soort prikkels door het bedrijfsleven uitgedeeld worden om ervoor te zorgen dat
mensen hun kleding weer meenemen, is één. Maar op de lange termijn is dat natuurlijk
niet de weg waar we naartoe willen. We willen namelijk het liefst dat er in zo'n winkel
een heel rek vol met tweedehandskleding ligt. Dat is nog niet het geval. Volgens mij
hebben we nog een weg te winnen, maar ik ben er vooral voorstander van dat we hierop
inzetten totdat die tweedehandsmarkt volledig vormgegeven is, of het nou op platforms
is of doordat winkels consumenten verleiden om hun kleding weer terug te brengen door
kortingen uit te delen.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dat vind ik toch zonde. Als we naar een circulaire economie willen, dan moeten we
nu juist die grote stappen zetten en keuzes maken. Zo'n tussenstap om commerciële
partijen dit soort leuke financiële prikkels aan mensen aan te bieden, geeft juist
veel te weinig mogelijkheid om daadwerkelijk naar de circulaire economie te gaan.
Ik zou dus zeggen: laten we die grote commerciële partijen dan stimuleren door in
zo'n UPV voor textiel op te nemen dat ze tweedehandskleding gaan verkopen, in plaats
van; breng je oude kleren terug en krijg korting voor je nieuwe kleren. Daar moeten
we juist vanaf. Ik vind het dus zonde dat D66 die tussenstap nog wil maken.
Mevrouw Hagen (D66):
Volgens mij wordt het een dezer dagen algemeen bindend verklaard. Als ik het goed
begrepen heb, zijn er inmiddels genoeg textielbedrijven bij aangesloten om ervoor
te zorgen dat die UPV-textiel ook daadwerkelijk gaat vliegen. Daar is de tafel waaraan
al die textielbedrijven samen zitten, en ook het ministerie en de gemeente, als het
goed is. Ik denk dat dit gesprek daar met elkaar gevoerd moet worden: hoe zorg je
ervoor dat zo'n tweedehandsmarkt daadwerkelijk tot gang komt? Ik denk dat een belangrijk
onderdeel van die UPV-textiel ook kan zijn dat je transparant bent over hoeveel kleding
er daadwerkelijk geproduceerd wordt en hoeveel kleding er verkocht wordt. Dat is misschien
nog wel belangrijker dan datgene wat er altijd aan de achterkant georganiseerd wordt.
We moeten namelijk veel meer naar de voorkant, dus dat er bijvoorbeeld al veel minder
kleding wordt geproduceerd.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog en u heeft daar nog 30 seconden voor.
Mevrouw Hagen (D66):
Dat gaat lukken.
Voorzitter. De A12 wordt inmiddels dagelijks bezet in de strijd tegen de fossiele
subsidies. Een groot deel van die fossiele subsidies is een vrijstelling van accijns
op non-energetisch gebruik van minerale oliën. In andere woorden, bedrijven betalen
wel accijns als ze olie gebruiken om er energie mee op te wekken, maar ze betalen
geen accijns als ze diezelfde olie gebruiken om plastic mee te maken. Accijnzen invoeren
is door internationale afspraken niet mogelijk, maar kan de Staatssecretaris toezeggen
dat ze op Europees niveau samen met andere landen een kopgroep gaat vormen om een
belasting in te voeren op non-energetisch gebruik van minerale oliën? Is zij dan bereid
om met de vuist op tafel te slaan door te zeggen: als Europa niet over de brug komt,
dan komen we zelf met een vorm van belasting op non-energetisch gebruik van minerale
oliën?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Haverkort namens de fractie van de
VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Heel erg bedankt, voorzitter. Ik benoem vandaag vier punten namens de VVD. Het eerste
punt is de status van afval. Veel ondernemers werken hard aan een circulaire economie
door afval in te zetten als grondstof. Daarbij worden ze belemmerd door regelgeving
uit de vorige eeuw. Die regelgeving was gericht op het voorkomen van misbruik, ging
illegale stort tegen en verbood illegale export. Die regelgeving zorgt er nu voor
dat innovatieve ondernemers voor elke order, voor elke zending, soms zelfs voor elke
individuele bigbag met grondstoffen een aparte verkoopvergunning moeten hebben. Dat
zijn verkoopvergunningen waar buitenlandse opdrachtgevers en overheden vaak geen medewerking
aan willen verlenen, waardoor Nederlandse circulaire bedrijven stilvallen. Als we
de doelen ten aanzien van circulariteit willen halen, moet dat anders. Daarom stel
ik de volgende vragen.
Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat het verkrijgen van een verkoopvergunning
in Nederland beter geregeld moet worden? Is zij het met de VVD eens dat er hiervoor
één loket dient te komen, zodat de handel in circulaire grondstoffen veel makkelijker
kan worden? Is zij het met de VVD eens dat Omgevingsdienst Nederland de meest logische
plaats is voor een dergelijk loket? Wil de Staatssecretaris de verkoop van tweedehandsgrondstoffen
net zo behandelen als de verkoop van normale producten? Wanneer bedrijven producten
verkopen, houden ze rekening met ISO-procedures, vergunningen voor hun fabriek en
CE-markeringen. Niemand vraagt aan LEGO om voor elke container aan te tonen dat die
dezelfde kwaliteit blokjes bevat. Waarom doen we dat dan wel bij korreltjes vinyl
of bij lapjes katoen? Dat moet echt stoppen. Binnen de EU bestaat namelijk vrijheid
van verkeer van mensen en van goederen. Dat geldt ook voor grondstoffen en dus ook
voor tweedehands grondstoffen. Is de Staatssecretaris bereid de nodige aanpassingen
in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en het Europees verdrag voor het overbrengen van
afvalstoffen vorm te geven, zodat ook die regelgeving niet langer circulaire handel
belemmert?
Voorzitter. Mijn tweede punt sluit hierop aan. Om circulariteit te bevorderen, dient
ook het financiële systeem te veranderen. Begrippen als «afschrijving» en «voorraad»
krijgen in een circulaire economie een heel andere waarde, met gevolgen voor banken,
financieringsmodellen en jaarrekeningen. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Hoe verloopt
het gesprek met de financiële sector hierover en wat kunnen circulaire bedrijven van
haar verwachten, zodat ze ook hierin belemmeringen weg zien worden genomen?
Voorzitter. Als derde punt vraag ik aandacht voor het verbod op papieren bekertjes
en bakjes dat voortkomt uit de regelgeving aangaande single-use plastics. Iedereen
wil minder plastic en we willen allemaal minder zwerfafval, maar om ook papieren bekers
en bakjes te verbieden, omdat ze slechts enkele grammen plastic bevatten, gaat de
VVD voor nu te ver. Voor het beeld: deze eenmalige verpakkingen zijn zeer goed recyclebaar
en bedrijven kunnen prima voldoen aan de gevraagde inzamelpercentages uit de regeling.
Zelfs het beetje plastic in deze verpakkingen kan worden hergebruikt.
Het nu geldende alternatief van de herbruikbare beker gaat daarentegen juist tot veel
meer plasticgebruik leiden en dat is niet nodig. Ik vraag de Staatssecretaris dan
ook niet te wachten op het circulaire materialenplan, maar nog voor het herfstreces
invulling te geven aan de door mij ingediende motie over hoogwaardige recycling en
hier vandaag toe te zeggen dat ze de suggestie uit de brief van Circulair Friesland
overneemt. Dat voorkomt heel veel plastic in het zwerfafval, heel veel nieuw herbruikbaar
plastic in de verbrandingsoven en het laat daarnaast voldoende ruimte voor innovatieve
alternatieven zonder plastic.
Voorzitter. Als laatste ons afval. De krant staat er al de hele zomer vol van. Ik
heb daar recent schriftelijke vragen over gesteld, dank voor de antwoorden. Toch nog
het volgende. Uit de beantwoording blijkt dat de Staatssecretaris het inzamelen, sorteren
en hergebruiken van plastic nog steeds overlaat aan gemeentes, en dat terwijl ze in
het Nationaal Programma Circulaire Economie zegt de regie te gaan voeren. Wat gaat
ze dan doen, op welke manier? Graag een reactie.
Ik lees ook dat ze blijft sturen op zo min mogelijk restafval. Ik vraag de Staatssecretaris
of ze vooral wil sturen op het succes van de circulaire economie. Zo min mogelijk
restafval leidt namelijk tot perverse prikkels en vervuiling van goed sorteerbare
grondstofstromen. Beter zou zijn te monitoren op opbrengst van herbruikbare grondstoffen.
Dat stimuleert en voorkomt juist verkeerde prikkels. Hoe ziet de Staatssecretaris
dat? In antwoord op mijn schriftelijke vragen zei ze dat de focus meer ligt op een
kwaliteitsverbetering van recyclebare stromen. Maar hoe meet zij dat dan, vraag ik
haar. Hoe toont zij dat aan en hoe ziet de Kamer dat de opbrengst van recyclebare
grondstofstromen toeneemt, en dan specifiek op herbruikbare plastics?
Voorzitter. Wat de VVD betreft vraagt inzamelen, sorteren en verwerken van afval echt
een andere benadering: meer regie door het Rijk, efficiënter inzamelen – dus ook afval
van particulieren, kantoren en kroegen combineren – en vervolgens de techniek zo goed
mogelijk inzetten om afval te scheiden. Dan is de opbrengst het hoogst en de kosten
voor inwoners en bedrijven zijn het laagst. Hoe ziet de Staatssecretaris dat?
Afsluitend, voorzitter, nog twee korte vragen. Hoe staat het met het antwoord op mijn
vraag uit mei vorig jaar over het mogelijk begaan van een economisch delict als je
elektronische apparatuur repareert? En twee, hoe staat het met het behoefteonderzoek
naar grind, zand en beton in relatie tot de bouw van kunstwerken, wegen en woningen,
waar wij helaas nog steeds op wachten? Ook dat stamt al uit het voorjaar van 2022.
Tot zover, voorzitter, voor nu. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Twee collega's hebben zich gemeld met een vraag. Als eerste de heer De
Hoop van de PvdA-GroenLinksfractie.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik hoorde collega Haverkort op sommige plekken praten over meer ruimte voor bedrijven
en tot op zekere hoogte ook enige versoepeling in de recycling. Dat is toch een beetje
het tegenovergestelde van wat het PBL zegt. Die zeggen: we moeten met strengere regels
komen voor bedrijven. Ik zou zelf ook zeggen dat er stevige wetgeving, normering en
beprijzing moet komen. Hoe reflecteert de heer Haverkort op dat rapport van het PBL
en het betoog dat hij zelf net hield?
De heer Haverkort (VVD):
Volgens mij zijn allebei niet onwaar. Mijn betoog gaat over het creëren van ruimte,
zodat circulaire koplopers niet belemmerd worden door regelgeving uit het verleden.
We zouden een dag kunnen vullen met voorbeelden van bedrijven die belemmerd worden
bij het aanvragen van het einde-afvalstatus of het verkrijgen van een exportvergunning,
omdat regelgeving die gebaseerd is op angst voor misbruik nu voorkomt dat we innovatief
circulair worden. Dat heb ik in mijn betoog aangegeven. De Partij van de Arbeid kent
de VVD ook als een partij die streng wil handhaven op emissienormen en de uitstoot
van zeer zorgwekkende stoffen. Daar gaat wat mij betreft het debat volgende week over.
Op dat punt zijn wij het dus niet oneens.
De heer De Hoop (PvdA):
Ja, voorzitter. Dan toch even een vervolg. Ik ben ook voor gericht maatwerk waar dat
nodig is om de goede stap te zetten. Ik refereer straks in mijn betoog ook aan een
motie van de heer Haverkort waar Circulair Friesland ontzettend blij mee is, omdat
die af en toe van belang is voor maatwerk van bedrijven. Maar kijk bijvoorbeeld naar
statiegeld op flesjes en blikjes, dat volledig bij de consument terechtkomt, terwijl
bedrijven de volle vrijheid hebben om het bedrag dat ze daaruit ophalen, op hun eigen
manier uit te geven. Ik heb echt wel moeite met al die lasten die bij de consument
komen te liggen, terwijl de bedrijven alle vrijheid krijgen. Ik zou toch willen weten
of de VVD ook ziet dat we daar iets meer sturing aan zouden moeten geven. Nu hebben
bedrijven wel heel veel vrijheid. Het gaat over 84 miljoen voor plasticflesjes en
200 miljoen voor blikjes. Ik heb daar moeite mee en ik ben benieuwd of de heel Haverkort
ook ziet dat we daarop toch iets meer sturing en normering zouden moeten hebben.
De heer Haverkort (VVD):
Toen statiegeld op flesjes en blikjes werd ingevoerd, is de VVD uiteindelijk heel
aarzelend akkoord gegaan met dat plan. Ik moet ook eerlijk zeggen: als ik met zo'n
aanhangertje of zo'n karretje vol met flesjes en blikjes in de supermarkt in de rij
sta en moet wachten, met al die viezigheid in zo'n unit waar je dat allemaal in moet
frunniken, dan word ik ook niet blij van het systeem dat we nu hebben. Tegelijkertijd
lees ik in de rapportage over zwerfafval dat het wel effect heeft. We kunnen heel
erg mopperen op de status van waar we nu staan, maar blijkbaar heeft het wel effect
en dat moeten we ons ook realiseren: daar deden we het ten slotte voor met elkaar.
Logischerwijs moet de samenleving, als je statiegeld invoert op een product, er nog
een beetje aan wennen om dat ook weer terug te halen bij het bedrijfsleven. Zie het
dan ook als bij wijze van spreken een beetje spaargeld wat nog ergens ligt. In al
die kelders en huiskamers en keukens zitten kastjes vol met flesjes. Als je dat bij
elkaar optelt, dan zou dat het bedrag moeten zijn dat de heer De Hoop noemt. Dat kunnen
we allemaal nog gaan inleveren. Dat is een kans voor de consument.
De voorzitter:
Ik zie toch behoefte aan een korte vraag, want ik denk dat er een misverstand is.
De heer De Hoop (PvdA):
Volgens mij is dit niet het antwoord op de vraag die ik stelde. Als de heer Haverkort
met zijn plastic flesjes en blikjes naar de Jumbo of de Albert Heijn toe rijdt en
ze inlevert, of op andere plekken bij bedrijven, dan is dat vrij te besteden door
die bedrijven zelf. Daar zit het probleem dat ik heb. Ik zou vinden dat de overheid
daar meer regie op zou moeten voeren. Daar heb ik moeite mee. Mijn vraag is of de
heer Haverkort daarop wil ingaan en of hij ook vindt dat wij op dat gebied meer van
bedrijven zouden mogen vragen of zelfs meer zouden moeten sturen vanuit het Rijk.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Ik lever mijn flesjes en blikjes altijd keurig netjes in bij de PLUS in Eefde, bij
mij in de Achterhoek. Dan hebben we die ook genoemd. Maar wat de heer de Hoop zegt
is volgens mij niet juist. Ik heb het idee dat wij met het bedrijfsleven op het gebied
van statiegeld in die verantwoordelijke UPV een regeling hebben afgesproken, waarbij
zij de verantwoordelijkheid hebben om dat systeem in te regelen, te zorgen voor voldoende
inzamel- en inleverpunten en dat ze de kosten die dat met zich meebrengt, ook vooral
zelf moeten dekken uit dat model. Volgens mij monitoren we ook met elkaar hoe dat
gaat. We constateren dat dat gaat zoals het gaat, maar nog niet helemaal crescendo.
Dat we vanuit de overheid daarop toezien en de sector aanspreken op het succes en
het resultaat, dat ben ik van harte met de heer De Hoop eens, maar niet met zijn statement
dat het bedrijfsleven zomaar de vrijheid heeft om dat geld naar eigen goeddunken in
te zetten. Daar ligt wel degelijk de gedachte achter dat ze dat inzetten om het model
te laten slagen. Ik hoop dat de heer De Hoop dat met mij eens is.
Mevrouw Hagen (D66):
Even over de inzamelmethode, want daar vindt de VVD eigenlijk D66 altijd wel aan haar
zijde. Het moet een eenduidig systeem zijn en volgens mij kan dat ook nationaal ingevoerd
worden. Maar nu hoor ik wel dat de VVD daarin rijksregie voor zich ziet, dat het Rijk
zich dus gaat bemoeien met het inzamelen, terwijl we de verantwoordelijkheid daarvoor
juist hebben gelegd bij de producenten, omdat die dan verantwoordelijk blijven voor
hun product, ook na de gebruiksfase. Kunt u misschien nog iets zeggen over dat spanningsveld?
Ik neem toch aan dat u niet de verantwoordelijkheid van de producent helemaal wilt
laten overnemen door het Rijk.
De heer Haverkort (VVD):
Het is nog veel ingewikkelder, want we hebben ook een Europese verordening of een
richtlijn klaarliggen waarin Europa zich met het inzamelsysteem gaat bemoeien. Dan
krijgen we dus nog een actor op dat speelveld. Nee, ik ben het van harte met mevrouw
Hagen eens dat de verantwoordelijkheid moet liggen bij de producenten. Tegelijkertijd
is onze wet daarin ook wat schizofreen, want die legt de verantwoordelijkheid nog
steeds neer bij gemeentes. Daar refereerde ik ook aan in mijn betoog, omdat de Staatssecretaris
dat nog eens benadrukt in de beantwoording van de door mij gestelde schriftelijke
vragen. Daar hebben we dus wat te doen met elkaar. De basis van dit punt dat de VVD
maakt, zit ’m in het feit dat we nu zien dat plusminus 342 gemeentes daarin zo ongeveer
elk een eigen strategie voeren. Daar zijn veel mensen mee bezig op dat niveau en die
doen allemaal goed hun best. Maar daardoor ontstaan ook grote verschillen en missen
we het optimum als het gaat over het inzamelen, sorteren en hergebruiken van grondstoffen.
Ik verwacht van de Staatssecretaris daarop meer rijksregie en ik ben blij dat ik mevrouw
Hagen daarbij aan mijn zijde vind.
Mevrouw Hagen (D66):
Dan niet helemaal, denk ik, want u heeft het over de zorgplicht van gemeenten en ik
vind juist dat producenten gemeenten opzadelen met problemen waar ze eigenlijk zelf
voor verantwoordelijk zijn. Ik hoop dat de VVD het met mij eens is dat het heel gek
is dat producenten wel aan de achterkant afval mogen afkeuren, terwijl ze aan de voorkant
niet heel strikte regelgeving hebben over wat ze daadwerkelijk in die keten brengen.
Dat vind ik het schizofrene aan dit systeem en ik hoop dat de VVD dat met mij deelt.
De heer Haverkort (VVD):
Dat is precies de reden waarom ik aandring op het meten van de herbruikbare grondstofstromen.
Wij hebben bij het behandelen van de initiatiefnota van mevrouw Hagen over kleding
kunnen zien hoe groot de verschillen zijn tussen gemeenten in het terughalen van afgedankt
textiel. Er zijn gemeentes die halen 1 à 2 kilo per inwoner uit dat systeem en er
zijn gemeentes die halen 9 à 10 kilo uit dat systeem. Ik zou wensen dat we daarvan
leren, dat we dat meten en monitoren en dat we vervolgens gemeentes die het minder
goed doen, helpen door standaarden en goede voorbeelden op te leggen, zodat ze het
beter gaan doen. Ik noem dat dan rijksregie. Als zij het beter doen, wordt het hergebruik
van beschikbare grondstoffen daar heel erg veel beter van en dan hebben we minder
fossiele primaire grondstoffen nodig.
De voorzitter:
Volgens mij zijn jullie het nu wel ongeveer eens.
Mevrouw Hagen (D66):
Er wordt nu natuurlijk een onderwerp aangehaald dat ik zeer interessant vind, namelijk
textiel. Dat is nog in wording. Dan vraag ik mij af wat de VVD «kostendekkend» vindt
in wat de producenten moeten inleveren. Een van de lastige problemen is namelijk dat
producenten zeggen: er zijn nog marktpartijen geïnteresseerd in deze kleding; die
willen deze kleding opkopen en er zijn kringlopen die de verkoop nog willen verzorgen.
Maar daarmee nemen zij ook niet de volledige verantwoordelijkheid als het niet helemaal
kostendekkend is, en trekken zij hun handen er weer vanaf. Ik ben nog wel benieuwd
of de VVD daar een beschouwing over heeft. Anders komen we hopelijk later nog een
keer daarover te spreken.
De heer Haverkort (VVD):
Ik was een week of wat geleden bij een textielrecyclebedrijf ergens in Noord-Holland,
boven Amsterdam. Daar heb ik gezien hoe ze van afval dat mensen weggooien – oude lakens,
handdoeken, kleding en ook schoenen overigens, zeg ik tegen mevrouw Hagen – door sortering
weer hele waardevolle grondstofstromen maken. Natuurlijk sorteren ze ook tweedehandskleding
uit die rechtstreeks verkocht en weer gebruikt kan worden. Daar zit waarde in. Maar
door oude kleding te sorteren op materiaalsoort en op kleur, kunnen ze hele mooie
basisgrondstoffen maken die, al dan niet in het buitenland, weer verwerkt kunnen worden
tot garen, doeken en daarna weer tot kleding. Dat is in de basis een kostendekkend
model.
Wat ik in mijn betoog heb gezegd, is dat wij nog de nodige belemmeringen moeten wegnemen
om dat model eenvoudiger te maken. Ik heb namelijk ook gezien dat ze voor elke bigbag
met lapjes – of het nou wit katoen is of zwarte wol maakt niet uit – van de omgevingsdienst
een aparte exportvergunning moeten hebben, om hem in een bootje naar Turkije te mogen
sturen. Ik geloof nooit dat de partij die er daar weer kleding van maakt, ook een
aparte exportvergunning nodig heeft voor elk rekje kleding dat weer teruggestuurd
wordt naar Nederland, zodat het hier verkocht kan worden. Dat verschil wil ik opheffen.
Dan wordt het echt kostendekkend en gaan we ook veel meer secondaire grondstoffen
in de kledingbranche terugzien.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Uit het betoog van meneer Haverkort blijkt dat hij vaak bepaalde termen wil duiden.
Misschien moeten we dan ook maar de term «circulaire economie» in dat rijtje zetten,
want ik heb toch het gevoel dat de heer Haverkort een andere circulaire economie voorstaat
dan wat mijn duiding daarvan is. Ik hoor hem zeggen: ja, ik wil wel een circulaire
economie, maar voor de wegwerpbekertjes – wegwerpbekertjes! – moeten we een uitzondering
behouden. Dat past in mijn hoofd niet in een circulaire economie. Ik wil eigenlijk
wel heel scherp weten of de heer Haverkort een uitzondering wil maken voor dat ene
bedrijf in Friesland, of dat hij deze Staatssecretaris wil vragen om uitzonderingen
te maken op een Europese maatregel die over drie maanden ingaat. Dat lijkt me een
interessante vraagstelling richting haar. Gaat het hem dus om een uitzondering voor
één bedrijf, of wil hij een uitzondering op die hele wetgeving die over drie maanden
ingaat?
De voorzitter:
De vraag is helder. De heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Uiteraard gaat het niet om één specifiek bedrijf, laat ik dat nog eens goed toelichten.
Mevrouw Van Esch heeft het over bekertjes. Ik heb het gehad over papieren bekertjes.
De regeling waar zij naar verwijst, is de single-use plastics regelgeving. Die gaat
over plastic bekertjes. Geen misverstand: plastic bekertjes behoren tot het verleden.
Daar zijn wij ook als VVD klaar mee. Heel erg logisch, want die komen veel te veel
in het zwerfafval terecht en niemand wil plastic in het milieu terecht zien komen.
Als ze al niet in het zwerfafval terechtkomen, eindigen ze in de verbrandingsoven.
Bijeffect van die regelgeving, van de Nederlandse uitwerking van die richtlijn uit
Europa – die ministeriële regeling gaat inderdaad afgelopen juli en aanstaande januari
in – is dat het papieren bekertje ook niet meer kan, omdat daar nog een flinterdun
laagje, een klein beetje plastic in zit, anders zakt de koffie erdoorheen. Dat snapt
iedereen. Ik vind dat we daarin doorslaan qua regelgeving, niet zozeer omdat het microregelgeving
is waar bedrijven last van hebben, maar omdat het een averechts effect heeft.
Het effect is namelijk dat we de herbruikbare beker van plastic de norm gaan maken.
Die is vele malen groter en zwaarder dan de papieren beker die eenmalig gebruikt wordt.
Door dat te doen, gaan we in de verbrandingsoven meer plastic krijgen en daarmee slaan
we de plank mis. Dat kan nooit de bedoeling zijn, want die richtlijn is gemaakt voor
minder plastic. Als het effect meer plastic is, is het onze verantwoordelijkheid om
daar hier vragen over te stellen. Ik vond de suggestie van Circulair Friesland een
hele mooie, want die biedt ruimte aan beide scenario's.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik had eigenlijk gehoopt dat we dan zeggen: laten we kijken naar dat ene project uit
Friesland. Maar nu hoor ik: het zijn papieren wegwerpbekertjes met een plastic coating.
Dan gaat het weer over de duiding, want wij willen hier toch naar een circulaire economie?
Dan wil je naar een economie waar we niets meer weggooien. Het gaat mij nog steeds
om het feit dat we dan een papieren bekertje, met plastic, weggooien. Daar willen
we toch vanaf? Daarom willen we toch die circulaire economie? Waarom gaan we dan,
als er eindelijk goede wetgeving komt en deze Staatssecretaris een aantal zaken goed
op papier heeft gezet, dat weer afzwakken? We redden het nu al bij lange na niet,
het Planbureau voor de Leefomgeving zei dat ook al. Ik snap dat niet.
De voorzitter:
Het is helder. Er zit wat herhaling in de vraag. De heer Haverkort, afrondend graag.
De heer Haverkort (VVD):
Mevrouw Van Esch gaat volstrekt voorbij aan het feit dat ook die herbruikbare beker
een keer weggegooid gaat worden en een keer gerecycled gaat worden. Als je het sommetje
maakt, dan is een papieren bekertje met 1 gram plastic na één keer weggooien per gebruik
één keer 1 gram. Op het moment dat je een plastic beker van 50 gram weggooit, die
ook niet weer hoogwaardig en voedselveilig gerecycled kan worden en in de verbrandingsoven
eindigt, nadat die 20 keer is meegegaan, dan gooi je na 20 keer gebruiken 50 gram
plastic weg. Dat is tweeënhalf keer zo veel. Dat sommetje snapt ook mevrouw Van Esch.
Daar ageer ik tegen. Dat moeten we volgens mij tegengaan. Ik ben dus niet tegen herbruikbaar
de norm maken. Ik ben niet tegen herbruikbaar als norm. Ik ben er ook niet tegen dat
we plastic bekertjes voor eenmalig gebruik niet meer willen, maar laten we die weeffout
die dit met zich meebrengt gewoon benoemen en ervoor zorgen dat we hem kunnen herstellen.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Krul namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik hoorde mevrouw Hagen zeggen dat deze commissie voor de
laatste keer in deze samenstelling vergadert. Voor mij is het de eerste keer en dus
ook direct weer de laatste keer. Een nieuwe commissie, maar ook bekende gezichten.
Voorzitter. Het op een goede en groene manier willen doorgeven van onze aarde, ons
land en onze samenleving aan volgende generaties is voor het CDA van groot belang.
Wij noemen dat rentmeesterschap, maar in mijn omgeving heb ik inmiddels gehoord dat
het begrip minder mooi klinkt dan de uitleg. De transitie naar een circulaire economie
is daarvoor van cruciaal belang. Aan welke kant van het politieke spectrum je ook
zit – ik zit volgens mij hier mooi in het midden – we hebben die transitie gewoon
nodig, voor ons bedrijfsleven, om dat concurrerend te houden, om de leveringszekerheid
van grondstoffen veilig te stellen, maar vooral om onze samenleving een duurzame toekomst
te garanderen.
Om een betere samenleving achter te laten zijn ook creativiteit en innovatie nodig,
en die innovatie en creativiteit hebben wij in Nederland wel. Daardoor levert de transitie
naar een circulaire economie ook gewoon ontzettend veel kansen op, zowel nationaal
als in de regio. Het is goed dat de Staatssecretaris blijft kijken naar productgroepen
van wegwerpplastics en naar mogelijke maatregelen die op dat gebied genomen kunnen
worden. Het CDA vindt het belangrijk dat er bij het zoeken naar maatregelen wel scherp
wordt gekeken naar de totale impact, dus op klimaatgebied – ik noem de CO2-uitstoot – maar ook op het gebied van de hoeveelheid zwerfafval en andere aspecten
van een circulaire economie. Dat zal soms kunnen betekenen dat een bepaald product
wordt verboden of dat er wordt ingezet op herbruikbare producten. Maar soms kan ook
een betere inzameling en recycling – ik durf het bijna niet te zeggen na het interruptiedebat
van net – de juiste oplossing zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar die balans?
Met deze constatering in het achterhoofd, dus dat er niet één uniforme oplossing is
voor elk product, vindt het CDA het wel opmerkelijk dat het kabinet in de reactie
op een brief uit de verpakkingsindustrie als reactie op de Europese verpakkingenverordening
zegt dat hergebruik het doel op zich is. Ik denk namelijk dat deze bedrijven wel een
punt hebben als ze zeggen dat hergebruik niet per definitie altijd duurzamer hoeft
te zijn en dat verschillende levenscyclusanalyses dat ook uitwijzen. Het is volgens
mij belangrijk om altijd breed te blijven kijken naar wat voor een bepaald product
of bepaalde productgroep de meest duurzame oplossing is. Dat geldt zowel in de huidige
situatie, alsook richting het eindbeeld van een volledig circulaire economie. Erkent
de Staatssecretaris dat?
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik merk bij het CDA een beetje hetzelfde sentiment als wat ik net proefde bij de VVD.
Ik wil daar toch even wat dieper op ingaan. Ik denk dat elke partij hier aan tafel
ziet dat iedereen erover wil praten wanneer er voor één onderdeel echt een uitzondering
nodig is die het beter maakt in de praktijk. Maar ik zie ook wel dat allemaal bedrijven
op hun eigen manier uitzonderingen willen formuleren, waardoor we de circulaire economie
ten brede niet echt aangaan. Dat is voor mij echt een zorg. Ik wil wel even aan het
CDA vragen of zij het met de Partij van de Arbeid en GroenLinks eens zijn dat er op
die manier niet weer een nieuwe route voor bedrijven moet komen om van de hele route
naar de circulaire economie weg te blijven. Dat zou ik wel zorgelijk vinden.
De voorzitter:
Meneer Krul, u had uw microfoon nog aan staan.
De heer Krul (CDA):
Oh excuus. Dat is inderdaad het dilemma. Ik denk dat we niet naar een volledig circulaire
economie kunnen zonder heldere en allesomvattende richtlijnen, regelgeving en wetgeving.
Tegelijkertijd moet je wel erkennen dat er producten zijn waarbij recyclen echt duurzamer
is dan hergebruik. Of dat dan betekent dat je maatwerk moet leveren voor bepaalde
producten of dat je ontheffings- of uitzonderingsgronden moet formuleren voor een
veel breder aspect, vind ik moeilijk in te schatten op dit moment. Maar ik denk wel
dat de Partij van de Arbeid en GroenLinks door dogmatisch vast te houden aan het idee
dat alles binnen een circulaire economie herbruikbaar moet zijn, ook moeten erkennen
dat dat betekent dat ze bij sommige producten kiezen voor de minder duurzame oplossing.
Dat is hetgeen ik wil meegeven en waar ik de Staatssecretaris nu ook naar vraag. Ziet
zij hetzelfde dilemma? Kan zij een bepaalde richting geven aan hoe we daarmee omgaan?
Ik hoor ook wat de heer De Hoop zegt en wat ik mevrouw Van Esch ook heb horen zeggen:
moeten we dan maar de regelgeving in totaal afzwakken of per product kijken of er
maatwerk geleverd moet worden? Ik weet het antwoord ook niet. Ik wil meer het algemene
dilemma schetsen: het formuleren van een doel op zich in de trant van «alles herbruikbaar»
betekent ook dat je bij sommige producten de minder duurzame oplossing kiest.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik vraag mij de hele tijd af welke producten dan. Ik heb ook gewoon de cijfers. Ik
kijk gewoon naar de wetenschap. We hebben niet voor niks al jarenlang de ladder van
Lansink, die nogal stevig staat. Ik vind deze discussie dus best vreemd. Welke producten
zullen dan ... Het gaat niet alleen over plastic. We hoeven niet per se een herbruikbare
plastic beker te hebben, want we kunnen ook dingen van andere materialen maken. Ik
ken de producten niet, dus ik ben benieuwd of u ons dan een heel lijstje kan geven
van de producten waarom dit dan gaat.
De heer Krul (CDA):
Nee, ik kan geen heel lijstje geven. Ik kan wel het rekensommetje van de heer Haverkort
herhalen. Ik denk dat daar echt een punt in zit. Op het moment dat 95% tot 99% van
een bepaald product – in dit geval ging het om een koffiebeker – herbruikbaar is,
maar er een stukje plastic in zit, kies je er dan voor om de grotere plastic beker,
die ook in de verbrandingsoven terechtkomt, als een duurzame oplossing te zien? Dat
terwijl je weet dat dat ene procentje van die beker recyclebaar is, maar dat recyclen
nu niet kan. Wij denken dat het bij zo'n product echt minder duurzaam is om te zeggen
dat het volledig herbruikbaar moet zijn, nog los van de vraag of het al dan niet binnen
de ladder past. Ongetwijfeld zijn er meer van dit soort voorbeelden – daar ben ik
echt van overtuigd – maar ik heb nu niet een heel lijstje voor mevrouw Van Esch. Dan
hadden we dat lijstje hier ook wel gewoon op tafel kunnen leggen. Maar ze kent dit
voorbeeld van dit specifieke bedrijf in Friesland volgens mij.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ja, en daarom zei ik: als er hier nou een pleidooi zou worden gehouden om met z'n
allen naar één bedrijf te kijken, kan ik nog ergens meebewegen, maar dit gaat echt
over een andere discussie. Ik ben het helemaal niet eens met het voorbeeld van de
heer Haverkort, omdat we daarbij alleen maar over plastic spreken, terwijl we diezelfde
bekers ook met andere materialen kunnen maken. Ik vind het dus helemaal geen goed
voorbeeld. Eigenlijk hoor ik op dit moment nul voorbeelden die de stelling zouden
onderschrijven dat het soms beter zou zijn om te recyclen dan om te hergebruiken.
Ik hoor er nul.
De voorzitter:
Daar zat geen vraag in.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik weet dat meneer Krul nog maar net nieuw is. Ik ga hem een vraag stellen, maar ik
begrijp het dilemma ook, in de zin van dat hij net nieuw is. Ik hoor u zeggen: laten
we dan inzetten op een minder duurzame keuze. Vindt u het dan verstandig dat we steeds
meer weggooien en de afvalbergen steeds maar groeien? Dat laatste gebeurt dan nog
niet eens zozeer in ons land, want dat exporteren we keurig naar buiten Europa. Vindt
u het verstandig dat we nu al inzetten op minder duurzaam als we weten dat bijvoorbeeld
nog maar 1% gerecycled textiel daadwerkelijk weer textiel wordt?
De heer Krul (CDA):
Ik denk dat het doel is dat we uiteindelijk naar een volledig circulaire economie
willen. Dat heb ik al geformuleerd. De wens is dus dat alles uiteindelijk herbruikbaar
is. Ik probeer te schetsen dat er vandaag de dag voorbeelden zijn van producten die
op dit moment echt duurzamer verwerkt kunnen worden of in een duurzamere richting
gaan, maar niet helemaal herbruikbaar zijn. Dat doet niet af aan het doel om al dat
soort voorbeelden uiteindelijk gewoon naar een herbruikbare toekomst te brengen in
een circulaire economie. Moet je nu dan op sommige onderwerpen een minder duurzame
oplossing kiezen, bijvoorbeeld door in het geval van de koffiebekers te zeggen: dat
kan niet? Wij zijn het daar niet mee eens. Maar dan kom je meteen alweer terecht in
de discussie van «o, dan ben je zeker niet voor die volledig circulaire economie».
Ik denk dat dat hand in hand kan gaan. Ik denk dat de heer Haverkort dat net ook heeft
aangegeven. Dan kan mevrouw Van Esch wel zeggen dat ze nul voorbeelden hoort, maar
ze hoort er nul waar ze het mee eens is. Dat is echt wel iets anders. Ik heb wel degelijk
een voorbeeld gehoord. Dat kan er één zijn, maar dat kunnen er ook meer zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, afrondend.
Mevrouw Hagen (D66):
Vindt u dan niet dat we deze producten eigenlijk gewoon niet meer moeten maken?
De heer Krul (CDA):
Ik constateer dat we dat soort producten op dit moment nog nodig hebben, punt. We
moeten daarbij zo snel mogelijk naar de meest duurzame oplossing gaan. Dat betekent
uiteindelijk volledig herbruikbare producten; dat ben ik ook gewoon met mevrouw Hagen
eens.
De heer Haverkort (VVD):
Volgens mij doet de heer Krul het als nieuweling uitstekend in dit debat. Dat wou
ik toch even gezegd hebben. Maar er zijn natuurlijk voorbeelden te over. Die liggen
voor onze neus. Alleen, we zien ze niet, omdat we vergeten zijn om ernaar te kijken.
Ik dronk net keurig een slok water uit een glas. Dat is natuurlijk een voorbeeld waarbij
we én hergebruik én recycling in één product zien voorkomen. Als dit glas gewassen
is, wordt het keurig netjes hergebruikt. Als het aan het einde van zijn levensduur
is of kapot valt, stoppen we het in een machine en maken we er nieuw glas van. Die
ladder van Lansink is geweldig, maar dat betekent natuurlijk niet dat je als je hergebruikt,
nooit meer mag recyclen. Kleding is nog zo'n voorbeeld.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Haverkort (VVD):
Mijn vraag aan de heer Krul is of hij diezelfde voorbeelden net als ik wel degelijk
ziet.
De heer Krul (CDA):
Toen ik richting dit commissiedebat Circulaire economie ging, vroeg ik aan wat mensen:
hoe is die commissie nou? Toen hoorde ik: je hebt een Staatssecretaris, een voorzitter
en leden, en iedereen interrumpeert de heer Haverkort. Ik moet zeggen dat al die verwachtingen
zijn uitgekomen. Maar ik ben het met de heer Haverkort eens, kort gezegd.
De voorzitter:
Dat is hoopvol. U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Daarmee komen we ook meteen op het begrip «hoogwaardige recycling».
Ja, daarover heeft de heer Haverkort een motie ingediend, waar wij gisteren of eergisteren
een brief over gehad hebben, meen ik. Die brief stelde ons toch enigszins teleur.
Daarin staat dat de Staatssecretaris, ondanks het feit dat ze erkent dat het begrip
wel degelijk breder geïnterpreteerd kan worden, toch vasthoudt aan de huidige context
binnen het besluit. Dat betekent simpelweg dat 100% van het materiaal opnieuw gebruikt
moet worden voor voedselcontactmaterialen. Hoe doen andere lidstaten dat? En hoe kijkt
de Staatssecretaris naar de oproep om dat begrip iets te verruimen door toe te staan
dat een restfractie van 5% buiten voedselcontactmaterialen mag worden toegepast? Dan
kunnen we het ook hebben over circulaire initiatieven waarbij nu al 95% van bijvoorbeeld
een koffiebeker wordt gerecycled tot nieuwe voedselcontactmaterialen en er voor de
andere 5% goede opties zijn voor recycling. Ik heb de Staatssecretaris in het vorige
debat, dat ik teruggekeken heb, horen zeggen dat zij altijd bereid is om met bedrijven
te gaan praten als zij denken een duurzamere oplossing te hebben. Dat zei zij in het
vorige debat. Ik ben heel benieuwd of dat gesprek plaatsgevonden heeft en wat daaruit
gekomen is. Want het dogmatisch vasthouden aan de ladder, terwijl we uit verschillende
analyses weten dat dit soort producten op dit moment echt duurzamer zijn dan alleen
maar herbruikbare, lijkt ons niet verstandig.
Voorzitter. Dan iets over de normering van plasticrecyclaat. Er worden mooie stappen
gezet om het gebruik te stimuleren. Het is goed om te lezen dat Nederland via de motie-Bontenbal
werd gevraagd om een voortrekkersrol te nemen in de EU om op een zo ambitieus mogelijke
minimumhoeveelheid recyclaat in plastics uit te komen. Kan de Staatssecretaris aangeven
wat daarvan nu de stand van zaken is? Ik lees dat er ook wordt gekeken naar maatregelen
om te voorkomen dat materiaal dat recyclebaar is toch wordt gestort of verbrand. Dat
lijkt mij een heel goed plan. Kan de Staatssecretaris inmiddels iets meer zeggen over
de maatregelen waaraan gedacht wordt om dit te voorkomen? Daarbij gaat het uiteindelijk
om de kunststofketen. Het CDA is positief over de inzet van de Staatssecretaris om
in Europa te pleiten voor een minimumaandeel biogebaseerde plastics. Zijn andere lidstaten
daar ook mee bezig, vraag ik tot slot. Met andere woorden: wat is het speelveld daar?
Heeft de Staatssecretaris al opties geïnventariseerd om biogebaseerde plastics op
nationaal niveau te stimuleren? En welke opties zijn dat dan?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik weet niet of de heer Krul dit weet, aangezien hij hier voor de eerste keer is,
maar ik ga toch een poging wagen. Ik ben benieuwd of hij weet dat we in het Nationaal
Programma Circulaire Economie aandacht hebben besteed aan circulaire ambachtscentra
en dat het idee is om die landelijk dekkend te maken in 2030. Ik lees nu alleen dat
de subsidie voor die circulaire ambachtscentra dit jaar is geschrapt. Ik zag ook dat
pas in 2024 weer wordt bekeken hoe het daarmee verdergaat. Ik vind dat eigenlijk wel
zorgelijk, want volgens mij zijn die circulaire ambachtscentra nou juist precies een
manier om die circulaire economie te bevorderen waar het CDA hartstochtelijk voorstander
van is. Ik dacht dus: kunnen we er met elkaar niet voor zorgen dat dit niet vooruit
wordt geschoven, maar nu gewoon wordt rechtgetrokken?
De heer Krul (CDA):
Dat klopt. Ik ben bekend met de centra. Ik sta er positief tegenover om dat samen
met mevrouw Van Esch op te pakken. Dan zou ik via deze interruptie – volgens mij had
ik ook nog wat spreektijd over – aan de Staatssecretaris willen vragen hoe zij reflecteert
op het schrappen daarvan. Ik overweeg om daar samen met mevrouw Van Esch in op te
trekken.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Heel mooi. Dan is nu het woord aan de heer De Hoop namens de fractie
van PvdA-GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank, voorzitter. De maatschappelijke discussie over de circulaire economie lijkt
eigenlijk wel een beetje op het punt te zitten waar het gesprek over klimaatverandering
zo'n tien jaar geleden was. Iedereen weet dat er snel iets moet gebeuren als we de
aarde leefbaar willen houden voor onze kinderen en kleinkinderen, maar er gebeurt
helaas echt nog te weinig. Wat de Partij van de Arbeid en GroenLinks betreft is de
tijd van vrijblijvendheid voorbij, want vrijblijvendheid blijkt keer op keer niet
te werken. De enige manier om de afgesproken doelen te behalen, is zo snel mogelijk
overgaan tot stevige wetgeving, normering en beprijzing.
Dat dit nodig is, zien we bij de discussie over statiegeld op flesjes en blikjes.
De Tweede Kamer leverde een lang en hard gevecht voor het statiegeld op flesjes en
blikjes. Toch werd de maatschappelijke zege uiteindelijk overschaduwd door de gebrekkige
wetgeving die hieraan ten grondslag ligt. Grote bedrijven grepen dit aan om er ook
echt van te profiteren. De eerste inzamelcijfers voor flesjes benadrukken de armzalige
inrichting van het Nederlandse statiegeldsysteem. De doelstelling van 90% wordt bij
lange na niet gehaald. Daarbij worden bedrijven ook nog eens financieel beloond over
de rug van de consument. Maar liefst 84 miljoen euro van deze consumenten blijft jaarlijks
in hun portemonnee hangen. Tellen we de blikjes mee, dan kom je echt snel op meer
dan 200 miljoen euro per jaar. Dat vind ik niet alleen teleurstellend, zoals de Staatssecretaris
het verwoordde. Ik vind dat ook echt een wanprestatie van de manier waarop we dit
systeem hebben ingericht. De tijd van loze geruststelling is wat mij betreft dus voorbij.
Kan de Staatssecretaris ons de harde belofte doen om volgend jaar voor verbetering
te zorgen en daarbij ook te kijken naar hardere wetgeving, zoals die waar het PBL
toe oproept, in plaats van versoepeling van de wetgeving die we al hebben, wat we
ook zien op sommige vlakken?
Graag wijs ik, zoals GroenLinks en Partij van de Arbeid al meerdere malen deden, de
Staatssecretaris nogmaals op de noodzaak van het aanpakken van de negatieve impact
van onze circulaire transitie op ontwikkelingslanden. Kan er bij de ontwikkeling van
indicatoren en tussendoelstellingen voor het Nationaal Programma creatief gebruik
worden gemaakt van al bestaande onderzoeken naar de internationale impact van de circulaire
economie, zoals dat van het Planbureau voor de Leefomgeving uit 2021?
Mevrouw Hagen (D66):
Even over het statiegeld. U zegt dat de bedrijven financieel beloond worden. Zo erg
is het nou ook weer niet, kan ik de Partij van de Arbeid alvast geruststellen, want
het komt gewoon weer terug in de stichting. Bent u het in ieder geval met mij eens
dat er transparantie moet zijn over waar dat geld aan wordt besteed?
De heer De Hoop (PvdA):
Ik vind niet alleen dat er transparantie over moet zijn. Ik vind dat we daar ook afspraken
met bedrijven over moeten maken. Ik zou daarin nog veel verder willen gaan dan D66.
Ik zie echt wel dat de lasten vooral bij de consument liggen en dat er, naast een
aantal kosten die gemaakt worden om een inzamelingssysteem in te richten, ook echt
wel heel veel baten bij bedrijven terechtkomen. Ik zou daar toch niet mijn ogen voor
dicht willen doen. Ik ben daar toch iets scherper op dan mevrouw Hagen, merk ik aan
haar interruptie.
Mevrouw Hagen (D66):
Nou, dat denk ik niet. U heeft misschien mijn schriftelijke vragen gelezen. Daarin
vraag ik niet alleen om duidelijke afspraken. Volgens mij is de Staatssecretaris zelfs
al in gesprek met het fonds, juist hierover. Alleen moeten er wel ook regels op papier
komen, dus ik denk dat u daarbij kan aansluiten. Wat ik mij wel afvraag, is over welke
baten u het dan precies heeft. Naar mijn idee mag het statiegeld alleen gebruikt worden
voor het inzamelsysteem, maar wellicht heeft u nog meer kennis hierover. Dat hoor
ik dan graag.
De heer De Hoop (PvdA):
Zoals ik het begrepen heb – als het niet zo is, hoor ik dat ook graag van mevrouw
Hagen – kan het geld dat opgehaald wordt vrij besteed worden door de bedrijven en
zijn er geen harde afspraken. Daar zit mijn zorg. Dat heb ik de Staatssecretaris ook
meermaals zien en horen zeggen, bijvoorbeeld bij Goedemorgen Nederland.
De voorzitter:
Ik zie de Staatssecretaris instemmend knikken, maar ze krijgt straks de gelegenheid.
U kunt uw betoog vervolgen.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank. Als er een misverstand is, dan hoor ik dat vanzelfsprekend graag.
Ook zou het goed zijn als de Kamer de Staatssecretaris oproept, bij de ontwikkeling
van indicatoren en tussendoelstellingen maatschappelijke organisaties met relevante
expertise te raadplegen. Ik denk aan de Plastic Soup Foundation, de Schone Kleren
Campagne, die regelmatig ook door D66 genoemd wordt, CNV Internationaal en Mondiaal
FNV. Op deze manier zou de ontwikkeling van die doelstellingen en indicatoren versneld
kunnen worden.
We zien dat circulaire bedrijfsmodellen nog moeilijk van de grond komen. Ik vind wel
dat we bedrijven echt moeten supporten en stimuleren. Je ziet gewoon dat de maatschappelijke
kosten bij lineaire producten veel hoger zijn, maar niet in de kostprijs worden meegenomen.
Nieuwe grondstoffen zijn te goedkoop en de arbeid is te duur. Om tweedehands de nieuwe
norm te maken en meer mensen waardevol werk te bieden, is het nodig om tweedehands
aantrekkelijker te maken en circulaire bedrijfsmodellen nog verder te stimuleren.
Kan de Staatssecretaris onderschrijven dat zo'n verschuiving van belasting van arbeid
naar grondstof daaraan kan bijdragen? Wat zijn de mogelijkheden om de belasting voor
tweedehandsproducten te verlagen, bijvoorbeeld door een lager btw-tarief te hanteren
bij kringloopwinkels, zoals in België ook al de norm is?
Momenteel wordt er onderhandeld over de export van afval, waaronder plastic. Er ligt
een voorstel om de export vanuit de EU te stoppen, maar OECD-landen zouden uitgezonderd
zijn, waaronder bijvoorbeeld ook Turkije. Daar is echt amper recyclingcapaciteit,
wat betekent dat het afval dat we in Turkije dumpen nauwelijks hergebruikt zal worden.
Dat sluit niet aan bij de ambitie die we met elkaar hebben. We hebben nog geen signalen
gehad dat de Staatssecretaris voornemens is om dit gat in het afvalbeleid te dichten.
Ik zou graag van de Staatssecretaris horen hoe de export van plastic en ander afval
in de toekomst beter kan worden ingericht. We overwegen een motie op dit punt.
Voorzitter. Vanuit de afvalbranche heb ik dezelfde geluiden gehoord over de lachgascilinders
die ik al vaker voorbij heb horen komen. Ik laat mijn inleiding daarover even aan
de zijkant, maar ik zal wel de vragen nog eens stellen die ik hier heb staan. Welke
acties gaat het kabinet ondernemen om de instroom van lachgascilinders te minimaliseren,
bijvoorbeeld door onlineverkoop te bemoeilijken? Is het invoeren van een retourpremie
een optie? Als de cilinders toch gebruikt worden, kan het dan helpen om het vervoeren
van de lege cilinders niet strafbaar te maken en in iedere gemeente inleverpunten
op te richten? Wil de Staatssecretaris daar een voorstel voor doen?
Tot slot via mij ook nog een punt vanuit Friesland. Het gaat over dezelfde brief van
Circulair Friesland. Ik zie dat zij erg blij zijn met de motie van de heer Haverkort.
Wat mij betreft is het goed om maatwerk te hebben voor individuele gevallen. Het gaat
hier om LIMM Recycling in Oosterwolde; laten we het beestje dan maar bij de naam noemen.
Ik kan me heel goed voorstellen dat je toch kijkt naar uitzonderingen. Maar mijn fractie
wil hierbij wel de kanttekening maken – die komt ook naar voren in het debat – dat
dit niet mag leiden tot een uniforme versoepeling van de maatregelen die we hebben
en die nog best wel boterzacht zijn. Dat gezegd hebbende ben ik benieuwd hoe de Staatssecretaris
naar het debat daarover heeft gekeken.
De heer Krul (CDA):
Het is mij niet helemaal duidelijk wat de heer De Hoop hier precies zegt. Enerzijds
zegt hij: ja, ik kan me voorstellen dat er meer bedrijven zijn die op deze manier
toch een uitzondering verdienen, maar dat mag niet leiden tot een uniforme versoepeling.
Stel je voor: het zijn 150 of 250 bedrijven. Stelt de Partij van de Arbeid voor dat
we dan 250 keer zo'n uitzondering maken? Of zegt hij daarmee dat de regelgeving misschien
niet klopt?
De heer De Hoop (PvdA):
Zoals ik de motie van meneer Haverkort gelezen heb – voor de Handelingen: 32 852, nr. 238 – over een eenduidige definitie van het begrip «hoogwaardige recycling» en de ruimte
voor kleine restfracties, kan je naar maatwerk in individuele gevallen kijken. Maar
in de brief van Circulair wordt bijvoorbeeld ook al nadrukkelijk een percentage genoemd,
5%. Dan zoek je wat mij betreft al naar ruimere begrippen. Dan wordt, denk ik, de
motie door het bedrijfsleven alweer breder gelezen dan zoals ik ’m gelezen heb. Mijn
angst is dat het een middel wordt voor het mkb en andere bedrijven om ruimte te creëren,
breder dan dat de Kamer het bedoeld heeft. Ik heb daar in die zin wel zorgen over.
Ik ken LIMM Recycling in Oosterwolde en daarvoor vind ik het een goede keuze, maar
ik zou het zorgelijk vinden als het echt uniform wordt en op een gegeven moment MKB-Nederland
bepaalt wat voor percentage wel in die restfractie mag zitten. Daarin zit echt de
zorg van mij.
De heer Krul (CDA):
Ik begrijp de zorg van de heer De Hoop, maar het is nog steeds niet echt een antwoord
op de vraag die ik hem gesteld heb. Als blijkt dat bedrijven op basis van verschillende
lifecycleanalyses aangeven dat de wijze waarop zij omgaan met recycling beter is voor
het milieu en past binnen de context van het begrip «hoogwaardig recyclen», zegt de
heer De Hoop dan dat bedrijven die dat kunnen aantonen een uitzondering verdienen?
Dit is één voorbeeld, maar dan kunnen er dus 100, 250, 400 uitzonderingen gemaakt
worden. Zegt de heer De Hoop dat? Of zegt hij dat als blijkt dat er een grote groep
bedrijven is die kan aantonen dat de wijze waarop zij omgaan met recycling beter is
voor het milieu, de regelgeving dan misschien niet klopt? Dat is de vraag die ik gesteld
heb.
De heer De Hoop (PvdA):
De heer Krul kent mij al een tijdje. Ik ben allesbehalve dogmatisch, dus ik sta altijd
open voor best practices en maatwerk waar dat leidt tot een betere circulaire economie.
Maar ik ken ook het bedrijfsleven een beetje. Als ze ook maar een millimeter de ruimte
krijgen om het breder te trekken dan wij het bedoeld hebben, dan gaan ze die pakken.
Daar zit de zorg van mij. Ik denk dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op de vraag
van de heer Krul, maar ook een zorg richting de Staatssecretaris heb uitgesproken.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn aan de zijde van de
Kamer. De Staatssecretaris heeft twintig minuten nodig om de antwoorden voor te bereiden
en ook voor de reistijd naar de derde verdieping, dus ik schors de vergadering tot
11.25 uur.
De vergadering wordt van 11.03 uur tot 11.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Het gaat vandaag over circulaire economie. We zijn gekomen aan de eerste termijn van
de Staatssecretaris. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een heel team meegenomen. Ik vind het wel heel leuk
dat we nu met zovelen zijn, want het zijn de mensen die op de achtergrond heel veel
werk verzetten. Het is ook wel leuk dat ze een keer in de zaal hierbij zijn. Dat is
fijn.
Allereerst nog dank aan de Kamer voor alle inbrengen in eerste termijn. We hebben
het vandaag over een heel belangrijk onderwerp: de circulaire economie. Het is een
onderwerp dat mij na aan het hart gaat, mij heel erg inspireert en ook motiveert.
Aan de inbreng van de Kamerleden merk ik dat we elkaar daarop de hand kunnen schudden.
Het onderwerp vraagt erom om stil te staan bij onze consumptiepatronen en hoe we omgaan
met grondstoffen. Ik zie dat er al veel gebeurt, of het nu gaat om circulaire fietsen
in Amsterdam-Noord of om tweedehandskleding en duurzaam textiel bij Zeeman, maar er
is meer nodig. Want als we op dezelfde voet verdergaan, dan hebben we binnen afzienbare
tijd drie aardbollen nodig – ik zeg dat wel vaker – om te voorzien in onze vraag naar
grondstoffen, en die hebben we niet.
Circulaire economie helpt om grondstoffen dicht bij huis te houden en verkleint ook
onze afhankelijkheid van de import van kritieke materialen. Ik herken de urgentie
van de Kamer om de ambities niet te laten verslappen. Die urgentie voel ik ook echt.
In april sprak ik u na het verschijnen van het Nationaal Programma Circulaire Economie.
Aan de uitvoering van dat programma wordt nu hard gewerkt. Dat is ook nodig om de
doelen uit het programma te kunnen realiseren. Er is niet stilgezeten de afgelopen
tijd. Zo zijn we bezig om ondernemers te helpen in de overgang naar een circulair
bedrijfsmodel via bijvoorbeeld financiële ondersteuning. Die komt dan via de subsidie
Kennis en Innovatie Agenda Circulaire Economie. Ook zijn duidelijke normen vanuit
de overheid nodig. Dat doen we sinds 1 juli door producenten verantwoordelijk te stellen
voor het hergebruiken van textiel, zodat textiel voortaan niet meer wordt weggegooid
maar gerecycled.
Daarnaast hebben we met de uitbreiding van de single-use plasticsregelgeving vanaf
1 juli een volgende stap gezet in het verder tegengaan van het gebruik van wegwerpplastics.
Ik zal daar dadelijk natuurlijk wat uitgebreider op ingaan. We zien dat de nieuwe
regelgeving zorgt voor de gewenste verschuiving in het gebruik van wegwerpplastics.
Maar ik zie ook dat het op sommige onderdelen nog niet goed genoeg gaat. Het is daarom
goed om de nieuwe regels zoals gepland op korte termijn te evalueren. Ik weet dat
er grote ambities zijn, ook in de Kamer. Dat is ook een van de redenen waarom we hebben
gezegd dat we die evaluatie al heel snel doen, al na een jaar.
Er is nog veel werk te verzetten. We moeten wennen aan een nieuw circulair systeem.
Dat zie je op veel terreinen terug, bijvoorbeeld als het aankomt op de inzameling
van de plastic flessen en blikjes. Dat kan en dat moet veel beter. Een circulaire
economie gaat ook verder dan onze landsgrenzen, dus ik ben blij met het akkoord dat
ik met mijn Europese collega's heb gesloten voor het ecodesignwetsvoorstel. Dat betekent
ook dat er een grote stap is gezet naar nieuwe ontwerpeisen voor het duurzaam ontwerpen
van producten.
Ik blijf me actief inzetten om circulair beleid ook op Europees niveau te regelen.
Nederland wordt internationaal gezien als koploper op het gebied van circulaire economie.
Dat bleek ook wel op de conferentie voor het World Circular Economy Forum in Helsinki,
waar ik aanwezig mocht zijn. Ik zag ook nog de heer Timmermans laatst in een interview
bij Op1. Hij had het ook nog over de circulaire economie en hoeveel wij daaraan doen
in Nederland. Ik blijf me inzetten om ervoor te zorgen dat Nederland deze koploperspositie
behoudt, want we kunnen ons geen stilstand veroorloven. Die verantwoordelijkheid heb
ik van Nederland gekregen en daar werk ik hard aan. Zei ik iets verkeerd? O, ze maakten
een grapje over ... Ik ga het niet herhalen.
Dit vraagt blijvende inzet van het kabinet op dit onderwerp, ook nu we demissionair
zijn. Ik kan u toezeggen dat ik ervoor zal zorgen dat mijn aandacht voor dit onderwerp
niet zal verslappen, uiteraard binnen de ruimte die ik krijg van de Kamer.
Met dat in het achterhoofd wil ik graag beginnen aan de beantwoording van de vragen.
Ik heb een paar blokjes. Ik denk dat het handig is dat ik die even benoem. Het eerste
blokje gaat over afvalinzameling en recycling. Daarna hebben we een blokje over verpakkingen
en plastics, dan een blokje statiegeld, dan textiel en daarna nog wat overige vragen.
Het zijn er wel veel, waarschuw ik alvast, maar dat wisten de Kamerleden vast ook
al omdat ze alle vragen zelf gesteld hebben.
De heer Haverkort (VVD):
Een korte toelichtende vraag. Ik hoorde in de inleiding van de Staatssecretaris dat
zij een voorbeeld aanhaalde dat ging over de
Richtlijn single-use plastics. Vervolgens zei ze dat ze blij was dat er al op korte
termijn, na een jaar, geëvalueerd zal gaan worden. In mijn beleving gaan we volgend
jaar de invoering van statiegeld evalueren. Ik had nog niet meegekregen dat we ook
de ministeriële regeling op het gebied van single-use plastics zouden gaan evalueren
op die korte termijn. Gaan we dat ook doen?
Staatssecretaris Heijnen:
Het komt allebei.
De heer Haverkort (VVD):
Allebei? Dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaat u verder met uw eerste blokje. Het zijn eigenlijk mapjes, hè. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Heijnen:
De vragen liggen een beetje door elkaar, dus het is niet op volgorde van sprekers,
maar we hebben geprobeerd het een beetje logisch te groeperen. De eerste vraag is
van meneer Haverkort: hoe ga ik meer regie voeren op afvalinzameling door gemeenten?
Ik voer momenteel een verkenning uit naar een landelijke inzamelstandaard voor afvalinzameling.
Samen met belanghebbenden kijken we hoe een standaard eruit zou moeten zien en of
daar ook draagvlak voor is. Daarbij kijk ik ook of het juridisch mogelijk is om meer
regie te voeren over de afvalinzameling door gemeenten, want zij hebben ook een zorgplicht
voor de afvalinzameling. Ik verwacht de Kamer daarover te kunnen informeren in de
eerste helft van 2024.
Meneer Haverkort zei dat zo weinig mogelijk restafval leidt tot perverse prikkels
en vervuiling van goed sorteerbare grondstofstromen. Hij geeft daarbij aan dat het
beter zou zijn om te monitoren op opbrengst van die herbruikbare grondstoffen. Dankzij
het huidige afvalstoffenbeheer storten we in Nederland relatief gezien heel weinig
afval. Bovendien is er al op ingezet om weg te bewegen van verbranding naar recycling.
Dat heeft ons al veel gebracht op weg naar de circulaire economie, maar het moet en
kan beter richting hergebruik. Ik ben het ook met meneer Haverkort eens dat het goed
is om de opbrengst van herbruikbare grondstoffen te monitoren. Er loopt momenteel
een onderzoek naar de huidige prikkels voor het storten, verbranden en nuttig toepassen
van afval en naar de vraag of die nog in de goede richting staan. Dat is wat mij betreft
de richting van de circulaire economie. De suggestie om ook te kijken naar de opbrengst
van herbruikbare grondstoffen neem ik daarin graag mee.
Dan had meneer Haverkort de vraag hoe ik de kwaliteit van recyclebare stromen meet.
Ik ga gewoon verder, voorzitter? Ja? Oké. De kwaliteit van recyclebare stromen wordt
bepaald aan de hand van het aandeel stoorstoffen dat aanwezig is in de betreffende
stroom. Resultaten van het aantal stoorstoffen vraag ik jaarlijks uit aan gemeenten
via een benchmark van het Van Afval Naar Grondstof-programma. De resultaten worden
gepresenteerd en gepubliceerd op de website benchmarkafval.nl.
Dan had meneer De Hoop gevraagd hoe ik de toekomst van de export van afval zie, waaronder
plastic. Voor de verwerking van afval zie ik twee belangrijke doelen. Ik wil de grondstoffen
zo hoogwaardig mogelijk in de economische kringloop houden en ik wil de milieuproblemen
niet exporteren. Op beide punten moet het wel beter. Dat is ook mijn inzet in de onderhandelingen,
zoals in de nu lopende herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen.
In het wijzigingsvoorstel voor de EVOA wordt handhaving echt fors versterkt. Dat moet
export van onze problemen, ook naar OESO-landen als Turkije, daadwerkelijk beëindigen.
Mijn inzet met betrekking tot die herziening is al met de Kamer besproken op 8 maart
2022 via het BNC-fiche.
Meneer Haverkort vroeg of ik de verkoop van tweedehandsgrondstoffen net zo wil behandelen
als de verkoop van normale producten. Het is aan het bedrijf dat iets wil met het
afval om aan te tonen of er in dat specifieke geval sprake is van afval of niet. Meneer
Haverkort heeft gelijk: we zijn alert als het gaat om het verwerken en transporteren
van afvalstoffen. Omdat we nu in de transitie zitten naar een circulaire economie
wil dat nog niet zeggen dat de eigenschappen van die afvalstoffen opeens anders zijn
geworden. Dus ja, we hebben inderdaad regels die misschien niet leuk zijn, maar die
regels zijn wel heel erg nodig voor de bescherming van mens en milieu.
Meneer Haverkort had nog gevraagd hoe ik kijk naar het combineren van bedrijfsafval
en huishoudelijk afval en om in te zetten op de nasortering daarvan. Het gecombineerd
inzamelen van bedrijfsafval met huishoudelijk afval vraagt overheidsinterventie in
een private markt. Dat vraagt om een stevige onderbouwing en een zorgvuldige afweging
van de gevolgen voor alle betrokkenen, terwijl gemeenten nu al veel opties hebben
om daarop te kunnen sturen. Daarnaast geeft scheiding aan de bron de zuiverste grondstofstromen
en daarmee de hoogste opbrengst van hoogwaardige recyclebare stromen. Ik vermoed dat
ik hier wat terughoudender in ben dan meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, excuus voor het bilaterale onderonsje buiten de microfoon om. Ik begrijp
uw standpunt dat de interrupties pas aan het einde van het blokje plaatsvinden, maar
de Staatssecretaris heeft ook gezegd dat het veel vragen zijn. Op basis van de antwoorden
die ik gekregen heb, heb ik nu al vier punten waarop ik nog graag iets zou willen
zeggen omdat ik het niet helemaal eens ben met hoe zij de beantwoording doet. U leidt,
voorzitter, maar het wordt wel onoverzichtelijk, schat ik zo in.
De voorzitter:
Zoals gebruikelijk ben ik als was in uw handen. Maar als u allemaal vier vragen heeft
per blokje die alle vier in drieën gaan, dan kan ik niet op tijd afronden. En dat
willen we ook samen. Als u zegt dat u hele korte vragen hebt, meneer Haverkort, dan
wil ik die bij wijze van experiment wel toestaan. Maar ik ken ook mijn pappenheimers.
Ik zou toch zeggen: we doen het aan het eind van het blokje, want dan houden we toch
nog de kans om het helemaal af te ronden en om nog een tweede termijn te houden. Dan
nog blijft de noodzaak om kort te zijn.
De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Heijnen:
Meneer Haverkort vroeg ook nog of ik het met de VVD eens ben dat het verkrijgen van
een verkoopvergunning in Nederland beter geregeld moet worden en of ik het ermee eens
ben dat daarvoor één loket moet komen en dat de Omgevingsdienst Nederland daarvoor
de meest logische plek zou zijn. Ook ik hecht veel waarde aan het inzetten van goed
herbruikbare grondstoffen. Gelukkig is er ook al heel veel mogelijk. Het blijft natuurlijk
wel zo dat er in de basis aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Denk daarbij
aan de productwetgeving en de bescherming van mens en milieu. Dat geldt ook voor circulaire
initiatieven. Maar er is zeker ruimte voor verbetering in de uitvoering. Er blijkt
ook best veel onduidelijkheid te zijn over procedures en over rollen en verantwoordelijkheden.
Samen met de decentrale overheden en met de omgevingsdiensten werk ik eraan om dat
duidelijker, beter en sneller te maken. Ik ben het met meneer Haverkort eens dat daar
winst te behalen valt, maar dan wel binnen ieders bevoegdheid. Naast de bestaande
ondersteuning wil ik er bijvoorbeeld voor zorgen dat er meer uniformiteit komt in
de einde-afvaloordelen en -procedures en kennisopbouw over de beoordeling afval of
niet. Daarnaast wil ik dat het oordeel van de ene omgevingsdienst sneller gebruikt
kan worden voor een andere omgevingsdienst. Daarom wordt het Kennisplatform Afval
of niet opgezet bij de Omgevingsdienst Nederland. Naar verwachting is het platform
in 2024 operationeel.
Dan had meneer Haverkort ook nog een vraag over mijn bereidheid om de nodige aanpassingen
aan de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en het Europees Verdrag Overbrenging Afvalstoffen
vorm te geven, zodat die niet langer de circulaire handel belemmeren. Zeker, daar
zet ik me ook nu al voor in. Ik pleit in Brussel voor een integrale herziening van
de Kaderrichtlijn Afvalstoffen, waarbij ook meer aandacht zal zijn voor de bredere
grondstoffenstrategie. Het verhelderen van de definitie van een afvalstof moet daar
voor mij onderdeel van uitmaken. Daarnaast worden op dit moment de Europese regels
voor afvaltransport herzien.
Mevrouw Hagen vroeg of ik me kan inzetten voor statiegeld op batterijen. Het probleem
rond de veiligheid van afgedankte batterijen is al langer bekend en wordt ook aangepakt.
De Taskforce Batterijbranden voert publiekscampagnes uit en doet onderzoek naar oplossingen
om brandgevaar te beperken. In die taskforce werkt de afvalsector samen met de producentenorganisaties
Stichting OPEN en Stichting Batterijen en de gemeenten. Die partijen bekijken ook
de optie van statiegeld op batterijen. Ik wil eerst hun bevindingen afwachten. In
de Batterijverordening is bepaald dat de Commissie in 2027 duidelijkheid zal geven
over de introductie van statiegeld op batterijen in Europees verband. Om de doelstelling
van 45% inzameling te halen hebben de producentenorganisaties Stichting OPEN en Stichting
Batterijen een plan van aanpak opgesteld. Dat wordt binnenkort openbaar gemaakt.
Mevrouw Van Esch vroeg nog naar het Europees verbod op sigarettenfilters. Hoelang
duurt dat nou nog en hoelang duurt het voordat een nationaal verbod er is? De hoeveelheid
sigarettenfilters op straat is denk ik iedereen wel een doorn in het oog. Een verbod
zou kunnen bijdragen aan vermindering daarvan. Onlangs heeft ook de WHO steun uitgesproken
voor een direct verbod op sigarettenfilters. Een nationaal verbod is complex, zoals
ik al eerder heb aangegeven. Dit is ook vooral zo vanwege de Europese interne markt,
wat het heel ingewikkeld maakt om nationaal een product te verbieden dat elders wel
gewoon verkrijgbaar is. De mogelijkheden voor een verbod worden onderzocht. Ik verwacht
de uitkomsten van dat onderzoek begin 2024 met de Kamer te kunnen delen. Ondertussen
blijf ik natuurlijk ook bezig met de voorbereidingen op het Europese verbod.
Dan nog een aantal vragen over lachgas. Vanwege de tijd ga ik de introductie achterwege
laten, denk ik. Mevrouw Hagen vroeg hoe ik zo snel mogelijk die gevaarlijke situatie
wil oplossen. Ik werk samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris
van VWS aan oplossingen, want dit wil je natuurlijk voorkomen. Dat is duidelijk. We
hebben ook de afvalsector en decentrale overheden nauw betrokken bij het overleg.
Door handhaving, inzameling bij milieustraten van afgedankte cilinders en mensen te
wijzen op het gevaar en hun verantwoordelijkheid, proberen we het gevaar van verkeerd
weggooien te minimaliseren. Mensen die cilinders in hun bezit hebben, moeten ook echt
beseffen dat als ze dat bij het restafval gooien, ze niet alleen illegaal bezig zijn
maar dat ze ook mensen in gevaar brengen daarmee.
Meneer De Hoop vroeg ook naar lachgas. Hij vroeg of de retourpremie een optie is.
Ik heb op 19 september een toolkit voor gemeenten beschikbaar gesteld met informatie
over hoe ze mogen handelen. Het staat gemeenten vrij om zelf een retourpremie in te
stellen, mochten ze dat nodig achten. Ik raad het af, omdat het drugsgebruik ondersteunt.
Dit ondermijnt de Opiumwet. Het kan daarnaast ook ander ongewenst gedrag in de hand
werken, bijvoorbeeld statiegeldjagen op gevaarlijk afval. In dezelfde toolkit is expliciet
benoemd dat milieustraten mogen dienen als inleverpunten en dat milieustraten niet
strafbaar zijn. Daarnaast zijn er ook regels te vinden over het vervoer. Dat staat
allemaal in die toolkit.
Mevrouw Hagen had nog gevraagd of ik de inleverpremie ondersteun. Nee, ik ondersteun
die niet. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om zelf een inleverpremie in te stellen
als ze dat nodig vinden. Zoals ik ook tegen de heer De Hoop zei, raden we het af omdat
het drugsgebruik ondersteunt.
Meneer De Hoop vroeg welke acties we gaan ondernemen om de instroom van lachgascilinders
te minimaliseren, bijvoorbeeld door onlineverkoop te bemoeilijken. Ik heb daar zelf
vanuit mijn portefeuille geen bevoegdheid, dus op dat punt verwijs ik u door naar
de Minister van Justitie en Veiligheid, die gaat over de Opiumwet.
Dat is het einde van het blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Haverkort, VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Wilt u dan vraag per vraag of wilt u dat ik ook in één keer mijn blokje afhandel?
Zonder gekheid. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ze heeft veel
gezegd. Dat ga ik nog een keer terugluisteren. Er zitten ook veel goede dingen bij,
onder andere de inzet op EVOA en de Kaderrichtlijn afvalstoffen in Europa. Daar ligt
een grote sleutel om Europees circulair te worden. Er zijn twee dingen waar ik minder
blij van word. Laat ik die kort toelichten.
Als het gaat om het gezamenlijk inzamelen van afval, dan hebben we nu de overheid
die dat via de Gemeentewet inzamelt bij particulieren en het bedrijfsleven dat dat
bij het bedrijfsleven inzamelt. Op mijn vraag of dat niet samen kan, hoor ik de Staatssecretaris
antwoorden dat dat overheidsingrijpen zou vergen in een private markt. Dat is natuurlijk
maar een van de twee scenario's. Wij zijn niet per definitie voor overheidsingrijpen
in de private markt. Maar het kan ook andersom. Dat scenario heb ik van de Staatssecretaris
niet gehoord. Het zou natuurlijk ook heel wel mogelijk zijn dat afvalinzameling bij
particuliere huishoudens gewoon keurig netjes en vaak veel efficiënter door het bedrijfsleven
gedaan zou kunnen worden. Op dat scenario wens ik nog een reflectie van de Staatssecretaris.
Mijn tweede vraag handelt toch nog dat verschil tussen de verkoop van producten versus
de verkoop van grondstoffen uit afval. Laat ik het voorbeeld nemen van een bedrijf
in Lelystad dat keurig netjes vinylafval inzamelt bij producenten, dat vervolgens
versnippert tot hele kleine korreltjes en weer verkoopt. Zij moeten per bigbag en
per container een aparte verkoopvergunning daarvoor aanvragen. Heel vaak krijgen ze
die dan niet, want het is afval. Als datzelfde vinyl in een pvc-buisje zit en de buurman
verkoopt een container met pvc-buisjes, dan mogen ze die, met het feit dat dat pvc-buisje
aan standaardproducteisen voldoet, vrij over de hele wereld verkopen. Daar zit een
raar verschil. Dat komt omdat wij regelgeving hebben opgesteld voor afval die echt
afwijkt van regelgeving voor producten. Ik zou wensen dat de Staatssecretaris daar
nog eens goed naar kijkt. Is zij bereid om dat verschil nog eens goed onder de loep
te nemen en daarnaar te kijken?
De voorzitter:
Twee vragen voor de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Even over het eerste punt, over het gezamenlijk inzamelen van afval en om dat eventueel
aan het bedrijfsleven over te laten. Het is nu een zorgplicht van gemeenten. Op het
moment dat je dat anders zou willen doen, moet je kijken wat daar weer de consequenties
van zijn. Dat is niet zoals we het nu hebben geregeld. Als daar een hele brede meerderheid
voor is, kunnen we dat altijd onderzoeken, maar het is niet zoals het systeem nu is
geregeld.
Ik heb al eerder vragen gekregen over vinyl. Daar kom ik ook nog op terug. We zullen
kijken of daar nog dingen moeten worden aangepast.
De heer Haverkort (VVD):
Ik weet natuurlijk hoe het nu geregeld is. Het is goed dat de Staatssecretaris dat
nog een keer aangeeft. Ik heb nog niet van haar gehoord wat ze eventueel van zo'n
scenario zou vinden. Ik hoor wel dat ze zegt «als er een Kamermeerderheid is, wil
ik dat laten onderzoeken», maar ik ben ook wel benieuwd wat het kabinet daarvan vindt.
Staatssecretaris Heijnen:
Het gaat erom dat we het nu zo geregeld hebben. An sich is het altijd goed om te kijken,
als het beter kan, of je dat zou moeten willen overwegen. Ik weet niet of het per
se nodig is. Er zijn best goede manieren voor gemeenten om aan die zorgplicht te kunnen
voldoen. Het is niet altijd zo dat als je iets aan het bedrijfsleven overlaat, het
daarmee per se beter gaat. Het enige wat ik aangeef, is dat wij denken dat het systeem
zoals het nu geregeld is, goed geregeld is. Ik geef ook aan dat als er breed wordt
gevraagd door de Kamer om verder te onderzoeken wat het zou betekenen als het bedrijfsleven
dat gaat doen, dat dan een opdracht aan mij is. Maar ik vind het systeem goed geregeld
zoals het nu is.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Is de Staatssecretaris het dan met mij eens dat het de ultieme invulling van de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid zou zijn om het aan de markt over te laten en daarmee
aan de producenten?
Staatssecretaris Heijnen:
Je hebt als overheid bepaalde kerntaken. Daar hoort ook bij dat je bijvoorbeeld zorgt
dat de openbare ruimte en afval goed geregeld zijn. Als er marktpartijen zijn die
dat op enig moment kunnen overnemen, dan kun je daar altijd naar kijken. Maar of dat
de ultieme invulling van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is, weet ik
niet. Je kunt ook andere partijen betrekken in de keten. Het gaat erom dat de keten
sluitend is. Hoe je dat regelt en waar je precies de verantwoordelijkheden belegt,
hoeft niet per se alleen maar bij het bedrijfsleven te zijn. Dat kan ook voor een
deel gedelegeerd worden aan instanties die dat heel goed kunnen en die daar veel ervaring
in hebben.
Mevrouw Hagen (D66):
We weten al lang dat publiekscampagnes maar zeer beperkte invloed hebben. Kijk naar
batterijen. Ik durf best wel aan dat iedereen hier in de zaal en misschien ook wel
gewoon hier in een lade nog ergens batterijen heeft liggen. Het is de bedoeling dat
we die met z'n allen gaan inleveren. Ik kan me voorstellen dat 2027 dan veel te lang
is. Ik zou de Staatssecretaris willen uitdagen om dit naar voren te halen, omdat we
weten dat statiegeld gewoon werkt. In diezelfde lijn geldt dat natuurlijk ook voor
de lachgascilinders. Het is namelijk echt bij het ridicule af hoe het nu is. Als we
een lachgascilinder zouden vinden in de openbare ruimte, moeten we melding doen bij
de politie. Die zou dan officieel moeten komen om die lachgascilinder op te halen.
De politie zou die moeten opslaan in een loods, want die zou dat officieel niet eens
naar de gemeentewerkplaats mogen brengen. Wie staan er uiteindelijk, ondanks dat we
hier al voor gewaarschuwd hebben, voor aan de lat bij de lachgascilinders? Het is
de branche die het moet opruimen. Het is gevaarlijk: ontplofte apparaten veroorzaken
een enorme schade, maar het is ook gevaarlijk voor de mensen die in die sector werken.
Dan kunt u toch niet deze sector het bos insturen met een toolkit? Dan moet er echt
iets meer gebeuren. Ik vraag u dus: laten we inzetten op de inleverpremie. We weten
dat zoiets als een statiegeldsysteem werkt. Dan is er maar een uitzondering te maken
en een stukje regulering bij dit lachgasverbod.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb ook in mijn bijdrage aangegeven dat wij uitgebreid in gesprek zijn met de afvalverwerkers
en met alle andere betrokkenen in de keten om te kijken hoe we dit probleem kunnen
oplossen. Het op grote schaal gebruiken van lachgascilinders, omdat het gewoon gebruikt
wordt als drugs, is verboden. Maar vervolgens zitten de afvalverwerkers wel met de
gebakken peren. We zijn dus aan het zoeken naar goede oplossingen daarvoor om te gaan
reguleren. Dat ligt voor een deel buiten mijn eigen portefeuille. Maar het is gewoon
drugsafval. Dat maakt het heel ingewikkeld om dat zomaar te gaan reguleren, want daarmee
vergemakkelijk je ook het hele systeem van illegale drugs. Het ministerie kijkt daarin
ook mee om dergelijke gevaarlijke situaties, die uiteraard niemand wil, te voorkomen.
Mevrouw Hagen heeft het gehad over zaken waarvoor we aansprakelijk zouden zijn. Dat
klopt niet helemaal. Ik kan nog wel een keer een brief sturen naar de Kamer over hoe
dat precies zit en hoe je een lege lachgascilinder op een veilige manier naar de milieustraat
kan brengen. Er zijn dus echt wel meer mogelijkheden maar het is wel een puzzel. Daarom
is het belangrijk om met alle partners uit de keten naar oplossingen te zoeken. Het
eerlijke verhaal is ook dat ik het niet van vandaag op morgen kan regelen, maar vanuit
VWS en Justitie en Veiligheid zijn we aan het kijken hoe we samen met de betrokken
partijen tot goede oplossingen kunnen komen die er in elk geval toe leiden – dat is
voor mij het allerbelangrijkste – dat mensen die bij milieustraten werken dat op een
veilige manier kunnen doen. Het is namelijk best wel heftig als je ziet wat voor ontploffingen
dit met zich mee kan brengen. Ik hoop ook dat de mensen die deze spullen gebruiken,
zich realiseren dat ze daarmee ook onderdeel zijn van deze gevaarlijke situaties waarin
mensen zich bevinden.
Hetzelfde geldt ook wel een beetje voor batterijen. Ik denk dat een heleboel mensen
het niet eens goed weten. Ik noem vaak als voorbeeld zo'n verjaardagskaart waar muziek
uitkomt. Daar zit gewoon een batterij in. Op het moment dat die batterij op de verkeerde
plek in de snijmachine terechtkomt bij de afvalverwerkers vliegt de hele boel in de
hens, wat tot gevaarlijke situaties leidt. Het is dus ontzettend belangrijk dat we
komen met goede oplossingen om die batterijen in te zamelen. Mensen realiseren zich
denk ik niet hoe gevaarlijk het is en hoe slecht het is voor het milieu. Mevrouw Hagen
sprak in dit verband ook over de waardevolle grondstoffen die in batterijen zitten.
Dit zijn dus allemaal redenen om te komen tot een beter inzamelingssysteem. 2027 waar
ik naar verwees, betreft de Europese regelgeving. Daarnaast hebben we de Stichting
OPEN en de Stichting Batterijen gevraagd om gezamenlijk te komen tot een advies over
hoe wij en hoe zij vanuit hun uitgebreide producentenverantwoordelijkheid omgaan met
de inzameling van batterijen. Dat advies volgt heel snel.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik ben eigenlijk zelf niet zo geïnteresseerd in hoe ik lachgascilinders zou moeten
wegbrengen; ik zou niet eens weten waar ik ze moet kopen. Het gaat mij er meer om
dat de branche is toegezegd dat er binnen twee weken duidelijkheid over zou zijn.
Zij draaien nu niet alleen voor de gevaren maar ook voor de kosten op, en dat moet
echt zo snel mogelijk stoppen. Dus mijn vraag is of we die termijn van twee weken
gaan halen. Wat betreft het statiegeld is mijn vraag: wanneer komt dat officieel?
De slogan «lege batterijen, lever ze in» kennen we allemaal. Dus die publiekscampagnes
zijn er wel, maar toch lopen we op dat punt achter en toch zorgen die batterijen voor
ontploffingsgevaar.
Staatssecretaris Heijnen:
We weten ook dat we echt vaart moeten maken. Dat is de reden waarom ik zelf ook een
overleg heb belegd, samen met de collega's en de branche, om te kijken hoe we hier
snelheid in kunnen houden. Ik geloof dat we binnen twee of drie weken weer een afspraak
hebben met elkaar. O, ik hoor nu naast mij zeggen dat dit morgen al is. We werken
dus echt toe naar een snelle oplossing. Het is belangrijk en staat ook heel hoog bij
ons op de agenda. Ik hoop dat ik daarmee ook de zorgen van mevrouw Hagen enigszins
kan wegnemen.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik wil toch nog even doorgaan op de lachgascilinders. De Staatssecretaris noemt in
haar beantwoording de toolkit, waarbij het erop lijkt dat die de oplossing zou zijn
voor het probleem waar gemeenten nu tegenaan lopen. Mijn gevoel is echter dat dit
nog niet genoeg is. Dus komt er nog iets bovenop en heeft de Staatssecretaris ook
iets van een deadline in gedachten voor als de problemen nog steeds zijn zoals de
gemeenten aangeven, in de zin dat zij dan kijkt naar andere opties, zoals retourneren?
Of misschien heeft zij zelf nog andere dingen in gedachten. Als de komende weken,
maanden blijkt dat die toolkit niet genoeg is, zijn er dan vervolgstappen mogelijk
en is er dan ook iets van een deadline of duidelijkheid voor juist die gemeenten?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil even zeggen dat er meer is dan de toolkit. Daarover spreken we nu ook met elkaar,
want we weten dat alleen een toolkit niet voldoende is om het probleem op te lossen.
Het lastige is wel dat het gewoon echt drugsafval is. Dat maakt het lastig om het
te reguleren. Er wordt meegekeken door Justitie om te kijken wat er ook vanuit hun
kant gedaan kan worden, maar het begint ermee dat mensen zich moeten realiseren dat
die lachgascilinders drugsafval zijn en dat het leidt tot onveilige situaties en dat
je, áls je ze al gebruikt, het fatsoen moet hebben om ze netjes in te leveren. Je
brengt mensen er namelijk echt mee in gevaar. In de tweede plaats is het wenselijk
dat je het liever gewoon niet gebruikt, want het leidt tot onveilige situaties en
het is gewoon verboden. Het is namelijk drugsafval. Het zijn illegale drugs.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik hoef geen discussie met de Staatssecretaris te hebben of we dit wel of niet gaan
legaliseren. Daar is deze Staatssecretaris niet de juist bewindspersoon voor en daar
zullen we elkaar, qua partijkleur, qua drugsbeleid, elkaar misschien op heel veel
verschillende gebieden niet vinden. Ik zou het echter zonde vinden als een visie op
drugsbeleid stappen om dit probleem op te lossen in de weg staat. Ik snap nu waar
de Staatssecretaris staat, maar ik zou haar ook willen oproepen dat op het moment
dat blijkt dat we de komende tijd toch in deze problematiek blijven zitten, dat er
dan ook met een open blik naar andere oplossingen gekeken wordt.
Staatssecretaris Heijnen:
Het is gewoon verboden. Dat is één. Meneer De Hoop heeft echter ook gelijk dat ik
niet de juiste persoon ben om een gesprek daarover te voeren. Mijn portefeuilleonderdeel
gaat over milieu en gezondheid, en ik heb natuurlijk heel regelmatig contact met de
afvalbranche omdat dat ook onder mijn portefeuille valt. Ik vind het volstrekt onmenselijk
en onacceptabel dat mensen blootstaan aan grote veiligheidsrisico's doordat die lachgascilinders
in het afval belanden. Ik blijf in gesprek met de branche en we blijven zoeken naar
oplossingen om te kijken hoe we dit kunnen terugdringen. Het liefst tot nul, maar
we willen dit in elk geval drastisch reduceren, want dat zal moeten. De branche heeft
heel nadrukkelijk aan de bel getrokken. Ik denk dat we allemaal die filmpjes wel hebben
gezien, en dat wil je gewoon te allen tijde voorkomen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch had zich ook gemeld. Mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil kort iets vragen over de sigarettenfilters, want we weten natuurlijk dat daar
in Europa inderdaad over wordt gesproken. Ik ben eigenlijk nog wel benieuwd naar wat
deze Staatssecretaris tot nu toe precies heeft gedaan in Europa om het verbod ook
echt te versnellen. Wat kan zij nog meer en wat gaat zij de aankomende tijd nog meer
doen in Europa om het ook zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen? En zijn er nog
opties vanuit de Tweede Kamer of vanuit Nederland om zo'n verbod te versnellen? Moeten
we nationale of internationale campagnes gaan voeren om ook bewustzijn te creëren
bij mensen? Ik ben wel benieuwd hoe we dit zo spoedig mogelijk voor elkaar krijgen.
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben in de eerste plaats natuurlijk de interne onderzoeken lopen om te kijken
wat wij in Nederland al kunnen doen. Daarnaast hebben we ook de ambtelijke gesprekken
die nu al lopen met de Europese collega's om te kijken hoe je tot regelgeving en regulering
op Europees vlak komt.
Wat kan de Kamer daar verder nog aan doen? Het helpt natuurlijk altijd wanneer het
Europees Parlement goed gebrieft is over wat de wensen zijn vanuit de landelijke fracties
richting Europa. Dus vanuit politieke hoek helpt alle steun die geuit wordt richting
de Europese fracties en eventueel richting de zusterpartijen in andere landen om ook
de discussie daar te voeren. Ik kan u lastig gaan adviseren over hoe u zelf dat politiek
intern wil oplossen, maar dat zijn natuurlijk altijd belangrijke signalen om af te
geven.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Maar ik ben wel benieuwd of de Staatssecretaris daarvoor zou voelen. Zij heeft namelijk
met meerdere Europese landen gepleit voor onder andere een pfas-verbod. Ik ben een
beetje zoekende. Is deze Staatssecretaris bereid om voor zo'n zelfde soort sigarettenfilterverbod
in Europa te gaan staan zoals zij ook is gaan staan voor het pfas-verbod? Want ik
denk dat dat heel erg nodig is om het daadwerkelijk ook verder te gaan tillen.
Staatssecretaris Heijnen:
We zijn op dit moment natuurlijk aan het kijken wat er allemaal mogelijk is. Ik denk
dat we ook heel goed moeten gaan aftasten waar de ruimte zit, ook in Europees verband,
om te komen tot een verbod, een beperking of bijvoorbeeld andere samenstellingen van
filters. Je zult moeten zoeken naar de hoogst haalbare oplossing. Er zal ook nog een
fiche komen waarin staat wat onze inzet wordt. Dat is ook het moment waarop we met
de Kamer kunnen gaan overleggen over hoever onze inzet daarin moet gaan.
Mevrouw Hagen (D66):
Morgen vindt dus het gesprek plaats over de lachgascilinders. Laat ik dan vast zeggen
dat wij nog een debat over externe veiligheid hebben. Aangezien dit absoluut te maken
heeft met externe veiligheid, stel ik dat wel als deadline. Dan moet er een oplossing
geboden worden voor de branche, want dit kan zo niet langer. Laten we die deadline
alvast neerleggen.
Dan heb ik nog een vraag over het statiegeld. Ik vroeg me af wanneer dat onderzoek
officieel naar buiten komt en of het niet mogelijk is om die vapes, die nu heel vaak
bij het afval belanden – dat gaf ik ook al aan in mijn tekst – eraf te knippen. Kunnen
we niet bijvoorbeeld zeggen: dat is ook niet een heel gewenst gebruik; laten we daar
alvast statiegeld op heffen? Dan kunnen we daar alvast van leren voor de rest van
de batterijensector.
Staatssecretaris Heijnen:
Het is in principe een elektronisch apparaat. Ik zou echt eens even moeten kijken
wat het zou betekenen als je specifiek voor die groep wat gaat doen. Het is uiteindelijk
natuurlijk ook aan de producenten om met oplossingen te komen, maar dit zal ongetwijfeld
onderdeel zijn van de uitkomsten van de gesprekken die door de Stichting OPEN en de
Stichting Batterijen worden gevoerd. Daar zullen ongetwijfeld ook nog aanbevelingen
en ideeën in staan voor hoe het aantal vapes in het afval kan worden teruggedrongen,
want die leiden ook weer tot onwenselijke effecten.
De voorzitter:
Dan zijn we gekomen aan het einde van het eerste blokje. We gaan over naar het tweede
onderwerp. De Staatssecretaris is aan het woord.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, voorzitter. Dat blokje gaat over verpakkingen en plastics. Meerdere Kamerleden
hebben gevraagd naar de regelgeving voor wegwerpplastics en de definitie van hoogwaardige
recycling in de regelgeving. Die vraag werd erg toegespitst op de Vereniging Circulair
Friesland en VNO-NCW en hoe dit zich verhoudt tot de motie-Haverkort. Ik wil wat meer
tijd nemen om die vraag goed te beantwoorden, ook omdat velen van u aan die brief
hebben gerefereerd.
Ik wil benadrukken dat de Europese wetgeving voor wegwerpplastics de lidstaten verplicht
om het gebruik van wegwerpbekers en -verpakkingen te reduceren. Dat betekent dat we
minder wegwerp moeten gebruiken. Daarom moet hergebruik de norm worden. Zoals u weet,
gebruiken we in Nederland elke dag ongeveer 19 miljoen bekers en bakjes eenmalig om
ze vervolgens weg te gooien. Dat móét veranderen. Maar dat verandert niet als we het
eenmalig gebruik van bekers en bakjes ruimhartig blijven toestaan, en ook niet als
die bekers en bakjes gerecycled worden nadat ze zijn weggegooid. Daarom is het eenmalig
gebruik van bekers en bakjes bij consumptie ter plaatse straks ook niet meer toegestaan.
Daar is een uitzondering op. Die is bewust heel beperkt gehouden door hoogwaardige
recycling specifiek in deze context heel scherp te definiëren, bijvoorbeeld als recycling
van beker naar beker. De Kamer heeft daar ook om gevraagd, wil ik even benadrukken,
met de motie-Van Meenen. Ik denk dat dat kwam doordat mevrouw Hagen er toen niet was.
Daardoor is het de motie-Van Meenen geworden.
Net als u ontvang ik veel verzoeken om die definitie en daarmee dus ook de uitzondering
te verruimen. Met afstand de meeste vragen die ik ontvang over wegwerpplastics gaan
over de manier waarop producenten van eenmalige bekers en bakjes van de uitzondering
gebruik kunnen maken. Ook in de brief van VNO-NCW lees ik niks over hergebruik. Het
verhaal begint bij de uitzondering in plaats van bij de regel. Dit soort verzoeken
sterken mij juist in de gedachte dat als we dat pad opgaan en meer ruimte geven voor
recyclebare bekers in plaats van hergebruik, er van die hele reductiedoelstelling
niks terecht gaat komen. Dan gaan we naar een situatie waarin we nog steeds allemaal
eenmalige bekers gebruiken, maar die iets beter gerecycled worden. Daarmee bereiken
we niet de reductiedoelstelling uit de SUP-richtlijn waar we wettelijk toe verplicht
zijn. Zo wordt hergebruik dus ook niet de norm, terwijl dat wel is wat we willen.
Dan nog even over de motie van de heer Haverkort en de uitvoering daarvan. Ik merk
dat sommigen verwachten dat dit de situatie rond wegwerpproducten zal veranderen,
maar de uitleg van de term «hoogwaardig recycling» is in de SUP-wettekst helder vastgelegd.
Daar zal de uitvoering van de motie-Haverkort ook niets aan veranderen. Er zal wel
een definitie van «hoogwaardig recycling» worden geformuleerd die toepasbaar is op
meerdere materialen, en die zal een plaats krijgen in het Circulair Materialenplan.
De heer Krul vroeg hoe ik kijk naar de balans tussen de maatregelen die genomen worden
voor wegwerpplastics. Mijn brief noemt 21 productgroepen waarvoor ik passende maatregelen
wil treffen. Wat passende maatregelen zijn, hangt ook heel erg af van de productgroep.
Soms is een verbod mogelijk en wenselijk. Soms kunnen we hergebruik bevorderen. Als
dat niet kan, dan kunnen we in sommige gevallen inzetten op betere inzameling en recycling.
Op die manier wil ik wel de R-ladder blijven aflopen. Ook de Kamer heeft me daar steeds
toe opgeroepen, wil ik even in herinnering brengen. In de brief heb ik aangegeven
voor welke productgroepen ik welke maatregelen beoog en dat wordt nader uitgewerkt.
Dan had meneer Krul nog gevraagd of het gesprek met bedrijven en specifiek LIMM over
duurzame oplossingen heeft plaatsgevonden en wat daar uit is gekomen. Ambtelijk is
meerdere keren gesproken met het bedrijf en we blijven met hen en met andere bedrijven
in gesprek. Maar ik hoop ook dat u begrijpt dat ik niet voor één bedrijf een uitzondering
kan maken. De regels gelden voor iedereen gelijk. Ik heb net uitgelegd waarom ik de
regels voor de uitzonderingen niet wil aanpassen.
Mevrouw Van Esch zei: aanvankelijk was uw plan om een heffing voor virgin plastics
in te voeren. Waarom is dat nog niet gebeurd? Ik heb goed gekeken naar de mogelijkheid
om een heffing te introduceren voor fossiel plastic. Het kabinet is bezorgd dat te
veel plasticproductie uit Nederland wegtrekt bij de introductie van een dergelijk
heffing. Dat blijkt ook uit onderzoek dat ik met de Kamer heb gedeeld. Daarmee zorgt
de heffing niet voor een CO2-reductie. Als effectiever alternatief wordt nu een plasticnorm uitgewerkt, die bedrijven
verplicht om minder fossiel plastic te verwerken.
Dan had meneer Krul nog een vraag over de Europese norm voor recyclaat en biobased
plastic. Wat is de stand van zaken? Ik pleit in Europees verband continu voor ambitieuze
normen voor recyclaat en biogebaseerd plastic, onder andere in de onderhandelingen
over de verpakkingenverordening, de ecodesignverordening, de autowrakverordening en
de bouwproductenverordening. De hoogte van de Europese normen en wanneer die in werking
treden, is onzeker. Daarom werken we vooruitlopend op Europese wetgeving ook aan een
nationale verplichting voor het toepassen van recyclaat en biogebaseerd plastic. Die
nationale norm is ambitieuzer en leidt tot meer CO2-reductie. Daarbij zal het kabinet bedrijven helpen bij de versnelde transitie naar
circulaire plasticketens via de middelen uit het Klimaatfonds.
Meneer Krul vroeg ook of ik iets meer kan zeggen over aan welke maatregelen er wordt
gedacht voor de kunststofketen om te voorkomen dat recyclebaar materiaal wordt verbrand.
Om te zorgen dat recyclebaar plastic niet meer wordt verbrand of gestort, moeten we
ervoor zorgen dat dat plastic niet meer voor verbranding wordt aangeleverd. Daarom
brengen we eerst in kaart welke plastics verbrand worden in afvalverbrandingsinstallaties
en de herkomst daarvan, zodat we gericht maatregelen kunnen gaan nemen in de gehele
keten. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan verplichtingen voor bronscheiding of extra
sorteren. Ik bekijk ook wat de mogelijkheden zijn onder de CO2-heffing om afvalverbrandingsinstallaties beter te belonen als ze plastics nog voor
verbranding uit het afval sorteren. Ik zal vervolgstappen bepalen wanneer de mogelijkheden
in kaart zijn gebracht.
Meneer Krul vroeg ook nog naar het minimumaandeel biogebaseerd plastics in de verpakkingenverordening
en of andere lidstaten daar ook mee bezig zijn. Nederland heeft dat ingebracht in
de onderhandelingen over de verpakkingenverordening en een aantal lidstaten vindt
het zeker ook interessant. Zij zijn ook op zoek naar een manier om biogebaseerd plastic
een stevige plek te geven. De onderhandelingen daarover zijn nog gaande en de uitkomst
is nog onzeker, maar wij blijven ervoor pleiten in samenwerking met landen die ook
hetzelfde doel nastreven.
Dan vroeg mevrouw Van Esch nog naar de cijfers over drankenkartons. Waarom komen die
niet overeen met de cijfers van de Zwerfinator en waarom gebruik ik oude cijfers?
Ik heb u de cijfers gestuurd over de eerste helft van 2023. De jaren 2016/2017 worden
gebruikt als vergelijkingsjaar, om trends te kunnen waarnemen. De trend is positief.
We zien sinds de invoering van het statiegeld een grote afname in zowel plastic flessen
alsook bij blikjes. We zien geen verschuifeffect naar andere verpakkingen zoals drankenkartons.
Die aantallen zijn stabiel of nemen zelfs licht af. Dat blijkt uit onze cijfers en
ook uit die van de Zwerfinator. Het verschil is dat de Zwerfinator vervolgens aanvullend
onderzoek doet. Hij splitst de drankenkartons op in drie subcategorieën: klein, middel
en groot. Binnen die indeling ziet hij een toename in de categorieën middel en groot.
Ik kijk naar de totale aantallen en daarin zie je geen verschuivingseffect. Als er
in de toekomst toch significante verschuivingen optreden, dan zal ik uiteraard maatregelen
overwegen.
Dat was het, voorzitter.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank voor het antwoord, maar mijn vraag was specifiek waarom er een vergelijkingsjaar
2016/2017 wordt gebruikt voor die drankenkartons, terwijl we voor blikjes en plastic
flesjes een ander vergelijkingsjaar gebruiken, namelijk 2020. Ik snap niet waarom
we een ander vergelijkingsjaar gebruiken dan voor blikjes en flesjes, want daar komt
wel degelijk een verschil uit. Als je een ander vergelijkingsjaar pakt, dan komt er
wel degelijk een ander cijfer uit.
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben dat als basisjaar genomen, omdat in dat jaar nog geen maatregelen werden
genomen. Dan heb je een soort van nulpunt van waaruit je vertrekt. Van daaruit gaan
we dan steeds bekijken wat de effecten zijn van de maatregelen die we aanvullend nemen.
Dat is de reden waarom er voor dat jaartal gekozen is.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Maar er is voor blikjes en plastic flesjes een ander vergelijkingsjaartal genomen,
dus dit antwoord snap ik niet. Waarom zou je voor het ene een ander vergelijkingsjaar
pakken dan voor het ander? Daardoor krijg je cijfers die anders overkomen dan ze misschien
zouden zijn, en dat vind ik echt heel zorgelijk.
Staatssecretaris Heijnen:
Mevrouw Van Esch vraagt een vrij specifieke vraag. Ik ga dat nog heel even uitzoeken.
Zoals ik het begrijp kun je de cijfers steeds met dat basisjaar vergelijken en hebben
we ook cijfers over de afgelopen drie jaar. Die kunnen dus ook naast elkaar worden
gelegd. 2016 is bedoeld als een nulmetingsjaar, maar het is natuurlijk niet zo dat
we alleen maar daarmee vergelijken. We kijken ook wat de trend is en of we daarin
een verbetering zien. Dat is de reden waarom we aan de ene kant kiezen voor dat jaar.
Aan de andere kant vergelijken we natuurlijk ook met andere jaren waarover we gegevens
hebben.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wou nog een andere vraag stellen over virgin plastics. Ik hoop dat de Staatssecretaris
die informatie nog wat kan verduidelijken, want ik heb het gevoel dat andere gegevens
juist verontrustender zijn dan de cijfers die we tot nu toe hebben gekregen. Dat wacht
ik dan graag af.
Maar ik had nog een opmerking over virgin plastics, want het antwoord vind ik toch
te teleurstellend. Ik denk namelijk echt dat we toe moeten naar een belasting op virgin
plastics als we uiteindelijk een plasticafname willen realiseren. Daarom hebben we
als Partij voor de Dieren besloten om dan maar zelf met een initiatiefwetsvoorstel
te komen om een tarief te gaan heffen op virgin plastics, want het ziet ernaar uit
dat die heffing er anders niet gaat komen, ondanks dat we er al twee jaar lang om
vragen. Dus we gaan dat zelf wel doen.
Mevrouw Hagen (D66):
Interessant voorstel wordt hier net gedaan. Ik weet niet wie dat gaat doen, maar ik
kijk ernaar uit. Hetzelfde nog even over die virgin plastics. Als wij willen dat dat
recyclaat op gang komt – ik heb gisteren een motie ingediend die is ontraden, maar
daar komen we later vast nog op terug – dan is het toch wel belangrijk dat er ook
binnen Europa een kopgroep gevormd gaat worden. Zeker omdat wij natuurlijk zelf ook
een van de grootste exportlanden zijn, die dat plastic elke keer de grens over brengen.
Misschien heb ik het antwoord gemist, maar hier nogmaals mijn vraag: bent u bereid
om die kopgroep te vormen en zo niet, bent u dan bereid om dat in ieder geval nationaal
in te gaan stellen? Anders wordt het vanuit de Kamer opgelost, hoorde ik net.
Staatssecretaris Heijnen:
Landelijk doen we dat eigenlijk al door die plasticnorm te stellen, maar in Europees
verband is het sowieso altijd goed om te kijken hoe je coalities kunt smeden om je
doelen te bereiken. Dat doen we blijvend, dus dit punt zal daarin worden meegenomen.
Mevrouw Hagen (D66):
We hebben nog een Milieuraad. Ik zal het verzoek bij die gelegenheid formuleren, zodat
u daar echt voor kunt pleiten. Mijn oproep is om een kopgroep te vormen met landen
binnen Europa om hierin het voortouw te nemen. Dat is iets anders dan dat we er even
naar gaan kijken. Het vaststellen van aandelen recyclaat in plastic is iets anders
dan het belasten van primaire grondstoffen. Ik hoop toch dat de Staatssecretaris dat
met mij eens is.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat ben ik met mevrouw Hagen eens.
De heer Haverkort (VVD):
Toch nog even over wat dan heet «de motie-Haverkort», al voelt dat altijd wat ongemakkelijk.
Het gaat natuurlijk niet over de motie-Haverkort, het gaat erover dat we in essentie
geen wegwerpplastic in het zwerfafval en geen plastic in de verbrandingsoven terecht
willen zien komen, omdat dat niet hoeft. Ik ben het in de basis van harte eens met
de Staatssecretaris als zij zegt: hergebruik is de norm, want dat voorkomt een heel
groot deel van de vervuiling. Maar ik moet ook zeggen dat de motie die ik daarover
heb ingediend en de discussie die ik in eerste termijn heb aangeslingerd, niet over
de norm gaat. Die gaat juist over de uitzondering. Als ik de uitzondering in artikel 2.1,
lid 2 van de ministeriële regeling letterlijk lees – en dat doen ook de markt en het
ministerie – dan leidt die ertoe dat we straks in een situatie komen waarin petbekertjes
gemaakt van 100% plastic wel mogen worden gerecycled, maar 1% plastic-houdende papieren
bekertjes niet. Dat is echt te ridicuul voor woorden, want het ging er nu juist om
dat we plastic zouden uitfaseren, maar op dit punt slaat die regeling echt door.
Het tweede punt waar ik mij grote zorgen over maak, is dat dit een Nederlandse uitwerking
is van een Europese richtlijn en dat in de rest van Europa die papieren bekertjes
met dat flintertje plastic erin gewoon nog zijn toegestaan. Straks gaat dus een Belgische
leverancier die bekertjes gewoon blijven leveren aan de gemeente Veldhoven en staan
wij met z'n allen te kijken. Dan hebben wij goed draaiende Nederlandse recyclende
bedrijven de nek omgedraaid, omwille van een detail in een uitzondering in een ministeriële
regeling. Dat zou niet moeten mogen in dit land. Ik zou heel graag van de Staatssecretaris
willen weten of zij daar nog eens naar zou willen kijken.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik snap dat dit echt een hele lastige is. De heer Haverkort zegt buiten de microfoon
om «het is helemaal niet lastig», maar dat is het wel. Vijf jaar geleden is mijn voorganger
nog bij het bewuste bedrijf geweest om te zeggen hoe goed ze bezig waren, met name
op het gebied van recycling. Maar wat wij aan het doen zijn, is hoger komen op die
R-ladder: we willen van recycling naar hergebruik. Dat is een opdracht die ik heel
duidelijk van de Kamer heb meegekregen en die ook past bij de transitie naar een circulaire
economie.
Er zijn andere alternatieven voor de plasticbekers waar de heer Haverkort het over
heeft. Ik denk ook dat daar nog eens goed naar gekeken zou kunnen worden. Als je echt
het hele systeem wilt veranderen, want dat is waar wij nu mee bezig zijn, dan brengt
dat zeker op het gebied van deze productgroep bepaalde pijnlijke zaken met zich mee.
Want in feite is dat bedrijf natuurlijk heel goed bezig op het gebied van recycling,
maar wij willen toewerken naar hergebruik. Ik kan niet voor één bedrijf een uitzondering
maken, want anders geldt die voor iedereen. Het doel is om het aantal wegwerpverpakkingen
drastisch terug te dringen. Als ik nu een uitzondering ga maken, dan geldt die voor
iedereen en verandert er dus wezenlijk en feitelijk niets aan het grote aantal wegwerpverpakkingen
dat we zullen blijven gebruiken. Dat is niet wat we willen en dat is niet wat we hebben
afgesproken. We willen toe naar een circulair systeem waarbij hergebruik de norm is
en recycling lager op die R-ladder komt te staan.
De heer Haverkort (VVD):
De Staatssecretaris herhaalt zich. Nogmaals, ik bestrijd niet dat hergebruik de norm
is. Daarover geen misverstand. Maar de uitzondering die al in de ministeriële regeling
zit, leidt er straks toe dat we 100% van pet gemaakte bekertjes mogen recyclen binnen
de kaders van die uitzondering, terwijl we bekertjes die slechts 1% plastic bevatten,
niet meer mogen recyclen. Dat is werkelijk waar te ridicuul voor worden. Dus nogmaals,
ik bestrijd niet dat hergebruik de norm is. Daarover zijn de Staatssecretaris en ik
het eens, maar ik weiger te accepteren dat wij een regeling vaststellen die echt contraproductief
werkt. En het gaat hierbij niet over één bedrijf, dat gaat over vele bedrijven in
Nederland.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
De heer Krul (CDA):
Het punt is helder, maar het antwoord voor mij nog niet helemaal. Ik hoor de Staatssecretaris
twee dingen zeggen, enerzijds dat het doel blijft staan en anderzijds dat zij ook
een opdracht heeft gekregen van de Kamer. Dat is best wel een worsteling. Maar kan
de Staatssecretaris dan op z'n minst toegeven dat die richtlijn ertoe leidt dat wij
vandaag, binnen de regels die we nu hebben, kiezen voor een minder duurzame oplossing
dan wat zou kunnen, omdat we uiteindelijk naar het doel van volledig hergebruik toe
willen? Dan kun je toch zeggen: in dit specifieke geval kiezen wij in de praktijk
voor een minder duurzame oplossing dan we eigenlijk zouden willen, omdat we ons moeten
houden aan een uniforme richtlijn?
Staatssecretaris Heijnen:
Zo generiek is dat niet waar. Het idee is dat we dat breed willen doen, net zo goed
als we in dit gebouw van wegwerpbekertjes zijn overgegaan op gewone bekers. Zo is
dat nu in de regelgeving geregeld. Het is een opdracht om te komen tot minder single-use
plasticverpakkingen. Hergebruik is alleen maar onder heel strenge voorwaarden toegestaan.
De heer Haverkort had het over het recyclen van bekertjes, maar dat kan alleen als
je het materiaal weet terug te verwerken tot een volwaardig product van eenzelfde
kwaliteit. Dat is het beleid dat wij hebben. Er zijn goede alternatieven. Het is niet
zo dat het enige alternatief zou zijn om een plastic beker te hanteren die minder
lang meegaat. Er zijn echt andere alternatieven beschikbaar. Dit is onderdeel van
het systeem. Ik snap heel erg goed dat het pijn doet op bepaalde onderdelen, maar
als wij toe willen naar minder afval en minder wegwerpverpakkingen, dan zullen we
dit soort maatregelen wel moeten nemen.
Je ziet dat daar waar je uitzonderingen toestaat ... Kijk bijvoorbeeld naar festivals.
Er zijn een aantal festivals die al werken met een volledig herbruikbaar systeem.
Toch hebben wij gezegd: bij uitzondering krijgen festivals de mogelijkheid om toch
iets ruimer in de regeling te zitten. Dan zie je dat die festivals niet eens meer
hun best doen om te zoeken naar goede herbruikbare alternatieven. Daar waar je ruimte
laat, wordt die ook heel erg genomen. Wij willen dus toe naar een systeem waarbij
je zo weinig mogelijk uitzonderingen hebt. Ik snap de pijn van bepaalde bedrijven
echt wel. Dat begrijp ik heel erg goed, maar ik wil ook duidelijk zijn over de richting
die we met elkaar willen aanhouden. Ik kan niet voor één bedrijf een uitzondering
maken, want anders geldt die generiek en dan zou de situatie voor een heel groot deel
blijven zoals die nu is. Dat is niet waar ik voor sta met mijn beleid.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn we gekomen aan het eind van dit blokje en kunt u naar het volgende
onderwerp. Op de valreep: de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Sorry, voorzitter. Maar ik heb ook nog een opmerking gemaakt over het Europese speelveld.
Dit kan in de regeling staan die voor Nederland geldt, zonder dat dit de import uit
het buitenland verhindert van bekers die niet aan deze regeling voldoen. Zou de Staatssecretaris
daar nog even op kunnen reflecteren?
Staatssecretaris Heijnen:
Er is ook geen verbod op die bekers, maar in bepaalde situaties mag je ze niet meer
gebruiken. Dat is zoals we het hebben afgesproken. Er is dus geen verbod, maar ze
zullen wel minder worden gebruikt, en dat is nu net het doel van die regeling, zal
ik maar zeggen.
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een andere vraag van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik heb in eerste termijn de vraag gesteld hoe andere lidstaten hiermee omgaan. Volgens
mij heb ik nog geen nadrukkelijk antwoord gehoord op de vraag hoe andere lidstaten
precies omgaan met dit voorbeeld. Die vraag heb ik in eerste termijn gesteld en ik
word nu getriggerd door de vraag van de heer Haverkort. Ik heb daarop nog geen antwoord
gehad, als dit het einde van het blokje was.
Staatssecretaris Heijnen:
Het idee achter de richtlijn is dat iedere lidstaat dat naar eigen inzicht mag invullen,
maar wel met het doel om single-use plastics te gaan verminderen. Wij kiezen voor
deze route. Andere landen kunnen weer andere maatregelen nemen. Het doel staat vast:
iedereen moet toewerken naar meer hergebruik en minder wegwerpverpakkingen. Op welke
manier je daar invulling aan wilt geven als land, daar krijg je de ruimte voor. Wij
willen ook als Nederland ... Als je hier in de commissie zit, denk je weleens: er
moet nog heel veel beter op het gebied van circulaire economie. Dat vind ik absoluut
ook, maar wij lopen echt wereldwijd voorop in de transitie naar een circulaire economie
en ik wil dat ook graag blijven doen. Natuurlijk zou het van mij ook af en toe sneller
kunnen en mogen, maar ik doe echt binnen mijn mogelijkheden wat ik kan om die transitie
zo krachtig mogelijk neer te zetten. Dat komt soms dus ook met transitiepijn. Dat
is heel naar, maar ik wil daar wel eerlijk en duidelijk over zijn. Dat helpt om de
doelen te halen die we met elkaar hebben, want we moeten toe naar minder wegwerpverpakkingen
en naar meer hergebruik.
De voorzitter:
Dat gezegd hebbend gaat u door met uw betoog en uw volgende onderwerp.
Staatssecretaris Heijnen:
Statiegeld, voorzitter. Ik kan bijna niet geloven dat ik maar twee vragen heb over
dit onderwerp, maar er zullen dadelijk nog wel wat vervolgvragen komen. Diverse leden
hebben eigenlijk een beetje dezelfde vraag gesteld: gaat u het statiegeldsysteem aanpassen
nu de 90%-doelstelling zo duidelijk niet is gehaald? Ik begrijp de zorgen en de frustratie
van de Kamer, maar ik wil op dit moment de regelgeving voor statiegeld niet aanpassen.
We hebben er bewust voor gekozen de inzamelverplichting op te leggen aan de producenten
en niet aan de frietboer, aan de kiosk, aan de ijscoman of aan de bioscoopeigenaar.
Daarmee is de verantwoordelijkheid eenduidig belegd met één duidelijk aanspreekpunt.
Het is ook helder op wie eventuele handhaving zich richt.
Producenten moeten er wel voor zorgen dat de 90%-doelstelling wordt gehaald. Als dat
niet het geval is, is het aan de ILT om daarop te handhaven. De reactie moet dan niet
zijn om de verantwoordelijkheid maar meteen bij anderen neer te leggen. Ik wil gewoon
dat het verpakkend bedrijfsleven nu de verantwoordelijkheid neemt, en daar heb ik
ze ook op aangesproken. Ze moeten zorgen voor verbeteringen. En ja, dat vraagt volgens
mij ook om meer betaalde-innamepunten. De ILT is zich ook aan het beraden op maatregelen
naar aanleiding van de achterblijvende resultaten. In 2024 wordt de statiegeldregeling
geëvalueerd. Dan gaan we ook kijken of en op welke punten we de regelgeving moeten
aanpassen. In overheidsland – dat weten denk ik de aanwezige Kamerleden ook wel –
is een evaluatie na een jaar echt wel rap. De lessen die we daaruit leren, nemen we
ter harte; die nemen we ook mee. Maar de regelgeving nu aanpassen heeft geen zin en
zal ook niet leiden tot hele snelle oplossingen.
Mevrouw Hagen heeft gevraagd hoe het kan dat we een systeem optuigen waarin statiegeld
van consumenten naar eigen inzicht gebruikt mag worden zonder dat daar verantwoording
over afgelegd hoeft te worden. Het statiegeld blijft bij het Afvalfonds. Dat kunnen
ze gebruiken voor de financiering en de verbetering van het systeem. Dat is ook nodig,
gezien de resultaten over 2022. De ILT kijkt nu op welke manier ze de handhavingsinstrumenten
kan inzetten. Het is dus in het directe belang van de producenten om het doel van
90% echt te gaan halen. De ILT beoordeelt ook het plan van aanpak van het Afvalfonds
en kijkt daarbij of er voldoende geïnvesteerd wordt in de verbeteringen van het systeem.
In 2024 wordt de statiegeldregeling geëvalueerd. Daarbij gaan we ook kijken of en
hoe de regelgeving moet worden aangepast. Mocht dat nodig zijn, dan zullen we dat
uiteraard doen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van Esch. Ik ga even de rij af.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik had eigenlijk twee korte punten. De eerste is heel praktisch. Ik hoor constant
dat het in 2024 wordt geëvalueerd. Dat betekent dat er het hele jaar 2024 kan worden
geëvalueerd en dat we pas in 2025 toe zouden kunnen naar wijzigingen die nodig zullen
zijn in de wetgeving. Dan moeten we nog het hele traject van wijzigingen door. Voordat
we daar helemaal doorheen zijn, zijn we dus al ver in 2025. Dat baart me zorgen. Kan
op zijn minst die evaluatie alleen in de eerste helft van 2024 plaatsvinden, zodat
we in de tweede helft van 2024 kunnen gaan werken aan die wetgevingsveranderingen?
Anders gaan alle problemen die wat ons betreft met wetgeving moeten worden aangepakt,
dan echt opstapelen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil toch echt vasthouden aan de evaluatie in 2024. Het is een systeem dat echt
nog wel verbeteringen behoeft. Dat zien we allemaal. Maar het wordt nu echt nog gefinetuned,
ook door het Afvalfonds Verpakkingen, om te zorgen dat de inzameling verbetert en
dat er wordt gekeken naar het verhogen van het aantal innamepunten. Het systeem heeft
blijkbaar even wat tijd nodig om op een goede manier te functioneren. Ik wil graag
dat zij die tijd nu nemen om dat systeem zo goed mogelijk in te regelen.
In de tussentijd gaat de ILT kijken wat ze kan doen om ze nog verder aan te sporen.
Volgens mij is de doelstelling helder: 90%. De eerste resultaten zijn er: het is geen
90%. Er zal dus echt nog een flink schepje bij moeten en daar moeten ze in de komende
tijd alle inspanningen op gaan richten. Vervolgens kun je veel specifieker kijken
in de evaluatie van volgend jaar: waar zit nou echt het grote probleem en waar moet
je dingen heel erg gaan veranderen? Moet je het hele systeem overhoopgooien, moet
je bepaalde accenten gaan verleggen? Voor zo'n evaluatie heb je wel tijd nodig en
ook voor de implementatie heb je blijkbaar tijd nodig.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Maar we weten al op welke punten het misgaat. We hebben ze op een presenteerblaadje,
de afgelopen jaren al. Van allemaal organisaties die hier nauw bij betrokken zijn,
weten we precies waar het aan schort. Ik denk al helemaal niet dat we hoeven te wachten
op een evaluatie, maar ik snap gewoon niet waarom we niet nu al zouden kunnen gaan
werken aan die ... We weten dat een innameplicht werkt. We weten dat statiegeld werkt
en dat er dus meer blikjes en flesjes onder dat statiegeldsysteem zouden moeten vallen.
We weten dat we verplichtender meer inzamelpunten moeten realiseren. Want als je het
vriendelijk vraagt, dan snap ik wel dat de Albert Heijn to go zegt: ik ga het niet
doen want ik heb daar geen ruimte voor. Ja, dat antwoord snap ik wel. Het werkt niet
als je het nu netjes vraagt, dus we moeten hier, in de Tweede Kamer, gaan werken aan
het verbeteren van de wetgeving. Ik zie niet in wat de evaluatie daaraan gaat bijdragen.
Staatssecretaris Heijnen:
We zitten nu in oktober 2023. De evaluatie begint in 2024. Uiteraard wil ik ook graag
dat die zo snel mogelijk richting de Kamer komt en dat er dan door de Kamer kan worden
meegedacht over eventuele aanpassingen. Maar nu we dat traject hebben ingezet, wil
ik ook als betrouwbare overheid ... We hebben nog niet zo lang geleden het beleid
inzet op een dusdanige manier. We verwachten nu van de producenten dat ze het systeem
navenant gaan inrichten. Vervolgens gaan wij dat in 2024 evalueren, zoals we met elkaar
hebben afgesproken. Het zou heel goed kunnen dat er dan nog aanpassingen moeten plaatsvinden,
maar ik houd toch vast aan 2024.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik hoor dat de hele evaluatie natuurlijk nog gaat plaatsvinden. Dat begrijp ik, maar
tegelijkertijd weten we op dit moment al dat er geen transparantie is over de precieze
hoogte van het bedrag aan statiegeld dat niet geïnd is. De schattingen zijn 80 miljoen,
oplopend naar 200 miljoen, en daar zitten geen doelstellingen aan vast. Kunt u ons
in ieder geval toezeggen dat u bij de evaluatie de transparantie-eis gaat neerleggen
en daarin ook de doelstellingen gaat opnemen? Dan kan de ILT heel gericht controle
uitvoeren.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal sowieso de vraag bij het Afvalfonds neerleggen om daar nu al transparant over
te zijn. Ik hoor vaker in de Kamer dat er echt behoefte is aan wat meer inzicht in
hoe die gelden worden besteed. Ik kan me heel goed voorstellen dat het uiteindelijk
een plek gaat krijgen in de evaluatie en dat de Kamer vraagt om meer inzicht in de
besteding van die middelen of eventueel tot een andere oplossing wil komen.
De voorzitter:
Gaat u de Kamer daar ook over informeren en op welke termijn? Want dan noteren we
het als toezegging.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat zit standaard in het systeem. Ook nog even richting mevrouw Van Esch: het is wettelijk
vastgelegd dat we de evaluatie in 2024 gaan doen. Dat is ook het goede moment om dit
soort vragen te bespreken. Ik weet zeker dat de Kamer op dat moment mij daarop zal
bevragen, dus ik zal dat meenemen in de evaluatie. Ik heb wel toegezegd – dat kan
misschien nog genoteerd worden – dat ik het Afvalfonds Verpakkingen zal vragen of
het mogelijk is om, naar aanleiding van de oproep van de Kamer om wat meer duidelijkheid
en inzicht te geven in hoe de middelen worden besteed, daar al wat eerder inzicht
in te geven dan na de evaluatie en eventuele aanpassingen. Ze zitten overigens op
de publieke tribune, dus ze luisteren mee.
De voorzitter:
Goed. Ik zie geen verdere vragen over dit onderwerp. U gaat door naar uw volgende
onderwerp.
Staatssecretaris Heijnen:
Het volgende blokje is textiel, met twee vragen van mevrouw Hagen, ook niet geheel
onverwachts. Mevrouw Hagen vraagt of ik wil toezeggen dat ik de voortgang van de invoering
van een eenduidig label monitor en dat ook gebruik voor eenzelfde label in Nederland.
Ik ben het met mevrouw Hagen eens dat er een duurzaamheidslabel voor kleding moet
komen. Ik volg de ontwikkelingen in Frankrijk nauwgezet en we zijn ook in gesprek
met onze Franse collega's daarover.
Mijn inzet is wel dat er één uniform verplicht Europees ecolabel komt voor textiel.
We hebben het wel vaker gehad over greenwashing en over allerlei labels die allerlei
claims doen. Het lijkt mij voor consumenten ontzettend prettig dat je weet dat als
er een bepaald Europees label in kleding zit, je daarmee borgt dat de kleding aan
bepaalde standaarden voldoet. We hebben er niks aan als er in Duitsland, België, Luxemburg,
Frankrijk, Spanje, overal een ander label komt. Ik wil er dus echt voor pleiten om
dat in Europees verband op te pakken. Ik ben het helemaal met haar eens dat het er
moet komen.
Wanneer komt de UPV op schoenen? Ik heb onderzoek laten doen naar schoenen met het
oog op het te voeren beleid en daarbij de vraag laten meenemen of schoenen onder de
UPV gebracht kunnen worden. Op dit moment bespreken we de resultaten met belanghebbende
partijen uit de schoenensector. Ik informeer de Kamer nog voor het eind van het jaar
over of en wanneer schoenen onder de UPV textiel kunnen worden gebracht.
Mevrouw Hagen (D66):
De Staatssecretaris begon zelf al over Zeeman. Dat is natuurlijk een van dé textielproducenten
die we hier in Nederland kennen. De reden dat ik het heb over dat ecolabel, is dat
die labels er in Europa nu al versnipperd komen. Onze Nederlandse bedrijven zijn internationale
spelers en hebben dus erg veel last van het feit dat er in Frankrijk al iets is vastgesteld.
Op dit moment is er bijvoorbeeld ook in Vlaanderen een duurzaamheidsonderzoek ingezet
om zo'n ecolabel vorm te geven. Mijn oproep zou vooral zijn: ga in gesprek met die
landen en uniformeer gezamenlijk, in het belang van de Nederlandse bedrijven die duurzaam
zijn met textiel. Zo krijgen we geen apart ecolabel, maar worden onze spelers hierin
leidend, als koplopers van de circulaire economie.
Staatssecretaris Heijnen:
Een heel goed punt dat ik zal oppakken.
De voorzitter:
Dan gaan we naar het laatste blokje. Het gaat heel snel. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Heijnen:
Mevrouw Van Esch vroeg of ik de brieven over fossiele subsidies zo snel mogelijk kan
sturen, vóór het debat van volgende week. U bent op 19 september door mij en mijn
collega, de Minister van EZK, geïnformeerd over of en hoe een afbouwpad voor de fiscale
vrijstelling voor het non-energetisch gebruik van minerale oliën, inclusief de productie
van plastic, eruit kan zien. Gezien de demissionaire status van het kabinet is het
besluit daarover overgelaten aan een volgend kabinet. Ik zie op dit moment geen aanleiding
voor een extra brief over belastingen specifiek op plastic, want het kabinet werkt
wel aan effectieve alternatieve maatregelen om minder fossiel plastic te verbruiken.
Daarover is de Kamer in september geïnformeerd, in de toelichting op de circulaire
klimaatmaatregelen.
Mevrouw Hagen vroeg naar een toezegging om op Europees niveau samen met andere landen
een kopgroep te vormen voor het invoeren van een belasting op non-energetisch gebruik
van minerale oliën. Ik deel haar beeld dat dat een belangrijk onderwerp is, waar we
goed naar moeten kijken. Het kabinet heeft eerder aangegeven geen mogelijkheid te
zien om daar nog stappen in te zetten, omdat ook dat aan een volgend kabinet is. Ik
geef dus eigenlijk hetzelfde antwoord als wat ik net aan mevrouw Van Esch gaf.
Ze vroeg ook of ik bereid ben om met de vuist op tafel te slaan door te zeggen: als
Europa niet over de brug komt, dan komen we zelf met een vorm van belasting. Ook dat
is aan een volgend kabinet. Daarbij is er wel de zorg dat bedrijven uit Nederland
wegtrekken en dat een belasting niet zorgt voor de benodigde CO2-reductie. Misschien nog eventjes kort: dit ging over de vraag van mevrouw Hagen over
de belasting op non-energetisch gebruik. Dat is aan een volgend kabinet. De Minister
van EZK en ik hebben daar ook een brief over gestuurd, vorige week of zo. Wanneer
was het? Ergens in september, zei ik net, hè? Ja, het was de 19de.
Mevrouw Van Esch vroeg nog waarom ik geen subsidies verstrek aan circulaire ambachtscentra
dit jaar. De doelstelling van een landelijk dekkend netwerk van circulaire ambachtscentra
blijft overeind. Na de opstartfase volgt nu de fase van opschaling. We kijken hoe
we gemeenten kunnen ondersteunen op een manier die beter past bij die opschalingsfase.
De vraag is of de subsidies zoals we die de afgelopen jaren deden, daarvoor de beste
manier zijn; daarom maken we voor 2023 een kleine pas op de plaats. Ik verwacht in
de komende jaren wel de subsidies weer ter beschikking te stellen. En we blijven gemeenten
ondersteunen via kennisdeling, evenementen, onderzoek. Ook zijn de opgedane ervaringen
vertaald naar een startersgids, die we actief verspreiden.
De heer Haverkort vroeg nog naar de financiering van de circulaire economie. Ik ben
het met hem eens dat het financiële systeem op een aantal punten niet bevorderlijk
is voor bedrijven die financiering zoeken om circulair te ondernemen. Dat is echt
een heel belangrijk thema. Daarom hebben we in 2020 gezamenlijk een roadmap opgesteld
en zijn we sindsdien bezig met de uitvoering van die roadmap. Ik nodig bestuurders
van financiële instellingen later deze maand uit op het ministerie. We werken hard
aan bijvoorbeeld risicomodellen voor bedrijven met een product-as-a-service-businessmodel,
maar het is voorlopig nog geen mainstream. Gelukkig zeggen banken circulariteit te
zien als essentieel voor de verduurzaming van de samenleving, waaraan ze willen bijdragen.
Dus de financiële sector verwacht dat wij een gelijk speelveld creëren voor circulaire
bedrijven. Dat kan bijvoorbeeld door financieringsinstrumenten te ontwikkelen samen
met Invest-NL. Maar ook regelgeving voor productieketens langs de lijnen normeren,
beprijzen en wegnemen van belemmeringen, is in lijn met de weg die wij hebben ingezet.
Bij de ambitie van het kabinet rond duurzame financiering merk ik dit in de praktijk.
Ik was laatst nog in gesprek met een van de directeuren van de Europese Centrale Bank
en heb benadrukt hoe belangrijk circulaire economie is, en het investeren daarin.
Als je kijkt hoeveel procent in de praktijk van het totale investeringsbudget is geïnvesteerd
in circulaire initiatieven, dan is dat nog vrij beperkt. Dus zij zien zelf ook wel
dat er ruimte is voor groei daar. Maar het is wel heel belangrijk dat wij ook onze
kennis, expertise en de signalen die wij krijgen vanuit de sector delen, zodat zij
daar ook iets mee kunnen en het bijvoorbeeld in hun voorwaarden voor het recht op
bepaalde financiering kunnen verwerken, zodat dat ten gunste komt van bedrijven die
circulair produceren. Dus tja, we zetten er op verschillende manieren op in om de
financiering van circulaire bedrijven onder de aandacht te brengen, maar er zit nog
heel veel ruimte voor groei.
Dan had de heer Haverkort nog de vraag gesteld hoe het staat met het antwoord op zijn
vraag uit mei 2022 over het mogelijk begaan van een economisch delict als je elektronische
apparatuur repareert. Aan het antwoord op die vraag wordt nog steeds gewerkt. Ik heb
in het commissiedebat toen gezegd dat reparatie een belangrijke trede is op de R-ladder,
en dat ik reparatie wil bevorderen. Maar ik heb ook gemeld dat er Europese normen
en standaarden zijn ten aanzien van de veiligheid en milieubescherming bij reparatie.
Niet alles kan zomaar; we willen geen kortsluiting of andere gevaarlijke vormen van
ondeugdelijke reparaties hebben. Dus ik kijk samen met de Inspectie Leefomgeving en
Transport, en de producentenorganisaties Stichting OPEN en Techniek Nederland naar
verduidelijking van de regels en, waar mogelijk, flexibiliteit. Ik verwacht eind dit
jaar de conclusies te kunnen trekken en de Kamer daarover te informeren.
Dan vroeg de heer Haverkort hoe het staat met het behoefteonderzoek naar grind, zand
en beton in relatie tot de bouw van kunstwerken en woningen. Om meer inzicht in de
vraag naar bouwgrondstoffen te verkrijgen, heb ik opdracht gegeven om een scenariostudie
uit te voeren. In die scenariostudie wordt onderzocht hoe de vraag naar een aantal
bouwgrondstoffen, bijvoorbeeld ophoogzand, grind en industriestrand, zich zal ontwikkelen
tot 2050. De afronding van dat onderzoek wordt eind dit jaar verwacht. Ik zal de uitkomsten
daarvan ook met de Kamer delen.
De heer De Hoop had nog de vraag naar wat de mogelijkheden zijn om de belasting voor
tweedehandsproducten te verlagen, bijvoorbeeld door een lager btw-tarief te hanteren
voor kringloopwinkels, zoals dat bijvoorbeeld in België is geregeld. De btw is gereguleerd
via de Europese btw-richtlijn. De situatie in België is anders, omdat kringloopwinkels
daar een andere organisatievorm hebben dan in Nederland. De kringloopwinkels in België
worden niet als bedrijf gezien en kunnen daarom wel gebruikmaken van een verlaagd
btw-tarief. Wel is het mogelijk om gebruik te maken van de margeregeling; dan hoeft
er alleen btw te worden betaald over het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs.
Dat biedt helaas geen oplossing voor kringloopwinkels, maar wel voor andere winkels
die tweedehandsgoederen verkopen.
Dan had meneer De Hoop nog een vraag over de verschuiving van arbeid naar grondstoffen:
kan daaraan worden bijgedragen? De Staatssecretaris van Fiscaliteit is verantwoordelijk
voor de belastingen. Ik steun wel de wens om te komen tot een belastingstelsel dat
betere prikkels geeft voor een circulaire economie. De mogelijkheden daarvoor moeten
wat mij betreft ook worden meegenomen in de discussies over een nieuw belastingstelsel.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zag als eerste een vraag van de Partij voor de Dieren. Ga uw gang.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ja, dank, voorzitter. Ik heb namelijk nog één korte vraag over die fossiele subsidies
op plastic. Mijn verzoek was eigenlijk meer een informatieverzoek. Ik weet dat er
met Prinsjesdag een brief is gestuurd door de Minister voor Klimaat, maar daar staat
maar een heel klein stukje in over die fossiele subsidies op plastic. En ik wil eigenlijk
gewoon meer feitelijke informatie over de ins en outs van die fossiele subsidies op
plastic. Dus eigenlijk is mijn verzoek meer: is er een mogelijkheid dit voor ons als
Kamer wat beter te duiden, dus die ins en outs van die fossiele subsidie op plastic,
dan wat er in die brief op Prinsjesdag met ons is gedeeld?
Staatssecretaris Heijnen:
Misschien is het goed als ik en mevrouw Van Esch buiten de vergadering nog even schakelen
over wat dan precies die informatiebehoefte is, want er is altijd bereidheid vanuit
het ministerie om te kijken hoe we de informatie zo goed mogelijk kunnen aanleveren.
Dus misschien kunnen we nog eventjes als aandachtspunt agenderen dat wij daar nog
even over schakelen, en dan zorg ik dat die informatie naar de Kamer toe komt.
De voorzitter:
Tja, ik kan me ook voorstellen om dat toch nog even hier in het openbaar te doen.
Dus misschien kunt u iets meer duiden welke informatie u zou willen?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Nou ja, ik wil gewoon weten waar dan precies die fossiele subsidie zit, naar welke
bedrijven het toe gaat. Er wordt een aparte belasting buiten de accijns om genoemd,
die we wel nationaal kunnen belasten. Dat staat ook in die stukken. Wat is dat dan?
Dus zeg maar gewoon letterlijk de feitelijke informatie over waar die belasting zit,
waar die uit bestaat, welke bedrijven die krijgen, hoeveel dat is. Dus dat.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ben dan eigenlijk niet de goede bewindspersoon om daar die vraag aan te stellen,
want die informatie zit echt bij EZK. Maar we kunnen die vraag natuurlijk wel doorgeleiden
naar hen, en hun vragen om die informatie bij de Kamerleden aan te leveren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Zou er dan bij mogen worden vermeld of dat vóór de begroting van EZK van volgende
week kan? Dat is namelijk het moment.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik vind het lastig om te praten voor mijn collega die dat moet gaan aanleveren. Dus
ik kan vragen of die dat wil doen, maar ik kan niet toezeggen dat hij dat gaat doen.
Dat kan ik op dit moment niet, want dat weet ik niet.
De heer Haverkort (VVD):
Op het gevaar af dat het toch een soort Groundhog Day-achtig debat wordt ... We hebben
de vorige keer tijdens het debat Circulaire economie gesproken over systeemveranderingen
aan ook de financiële kant, als het gaat om jaarrekeningen, hoe we omgaan met voorraadafschrijvingen
en dat soort zaken. En ik meen me te herinneren dat de Staatssecretaris toen zei dat
ze binnenkort een gesprek zou hebben met partijen, waaronder ook Invest-NL. Ik begrijp
nu dat dat gesprek later deze maand plaatsvindt. Dat zegt iets over de doorlooptijd,
wellicht. Maar ik wil voor de Staatssecretaris benadrukken dat het echt niet gaat
om alleen financiering. Als je bij een circulair bedrijf praat over voorraad, dan
groeit de waarde van dat bedrijf, terwijl traditionele lineair georganiseerde bedrijven
heel graag op voorraad afschrijven. En dat is maar één voorbeeld van de vele veranderingen
die ook in die financiële transitie van de circulaire economie impact gaan hebben.
Het is goed om daarop voorbereid te zijn. Ik vraag de Staatssecretaris ook om daarbij
breder te kijken dan alleen naar financiering.
Dat was mijn ene vraag. Ik had er ook nog eentje over het verhaal rondom het mogelijk
begaan van een economisch delict. Ik hoorde uiteraard dat daar nog aan gewerkt wordt,
en dat dan later dit jaar het antwoord komt. Het moet me toch van het hart dat het
wel heel fijn zou zijn als we de circulaire economie ook op het vlak van reparatie
echt gaan laten vliegen, en dat dit soort belemmeringen op een veel kortere termijn
zouden kunnen worden opgelost. En de vraag is dan aan de Staatssecretaris of zij dat
met me eens is.
Staatssecretaris Heijnen:
Wij willen altijd zo snel mogelijk proberen te leveren, maar soms vragen antwoorden
ook een grote mate van zorgvuldigheid en soms snap ik ook niet precies waarom dingen
zijn zoals ze zijn en willen we uitzoeken of we daar snel wat aan kunnen veranderen.
Natuurlijk vinden wij reparatie heel erg van belang, maar het is ook belangrijk om
daar de goede organisaties bij te betrekken die daar de goede adviezen over kunnen
geven. Soms vragen processen tijd.
Dan over het punt financiering, dat de heer Haverkort aanhaalt. Natuurlijk is financiering
niet alles, maar het is wel een belangrijk onderdeel. Als je spreekt met veel bedrijven
die circulair produceren, zie je namelijk dat ze best veel moeite hebben om financiering
te krijgen. Dat geldt met name voor bedrijven die in de opschaalfase zitten. Het is
wel degelijk een belangrijk thema. Dat neemt niet weg dat de uitdagingen veel groter
zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de voorraden. Dat is gewoon heel anders bij een
bedrijf dat lineair produceert. Er moet gekeken worden naar goede accountingregels
op dat punt. Dat wordt ook allemaal meegenomen in de roadmap die we hebben. Dus ja,
het is natuurlijk belangrijk.
Nog even over dat gesprek met Invest-NL, waarom dat allemaal zo lang duurt en of dat
dan genoeg prioriteit heeft. Kijk, ik ben uiteindelijk de vooruitgeschoven post waar
een gesprek mee gevoerd wordt, maar dat betekent niet dat de mensen die hier naast
mij zitten al die maanden stil hebben gezeten. Die zijn volop bezig met alle voorbereidingen,
al het werk en de afstemming om uiteindelijk te komen tot een soort gesprek waarin
je daadwerkelijk stappen kunt gaan zetten. Er gebeurt echt wel heel veel. Het is misschien
niet altijd even zichtbaar, ook niet voor mij. Ik word ook eens in de zoveel tijd
bijgepraat over wat er allemaal gebeurt. Maar dat dit punt mijn aandacht heeft, moge
duidelijk zijn.
De heer Haverkort (VVD):
Niks ten nadele van de inzet van het ministerie op datgene wat moet gebeuren, want
de uitdaging is groot. Het is dus goed dat de Staatssecretaris daarop ingaat, maar
ze is er wel verantwoordelijk voor. We hebben die doelen niet voor niks met elkaar
neergelegd. Het is mijn rol om daar waar ik zie dat we weer eindigen in toezeggingen
die dan eind dit jaar gaan komen ... «Eind dit jaar» is dan meestal 24 december om
16.30 uur 's middags. Zo is het nou eenmaal, voorzitter. Het is ook mijn rol om daar
alert op te zijn en de druk op dat soort afspraken en toezeggingen die hier gedaan
worden gewoon netjes hoog te houden. Dat appel doe ik bij dezen op de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik begrijp de heer Haverkort heel erg goed. Ik waardeer zijn motivatie om mij aan
te sporen om de snelheid erin te houden altijd enorm, dus veel dank daarvoor. Ik doe
wat ik kan om dingen zo snel mogelijk te doen, maar het vraagt af en toe ook die zorgvuldige
afstemming en tijd. Ik weet ook wel dat daar begrip voor is vanuit de kant van de
heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
«D'ran» zeggen wij dan in de Achterhoek.
De voorzitter:
Goed. We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Staatssecretaris.
Dan gaan we naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De leden hebben anderhalve
minuut. Ik geef het woord aan mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Vandaag is het, naast dat we het hebben over circulaire economie,
Dierendag. Deze dag vind ik een belangrijke om extra na te denken over al die dieren
die in deze wereld sterven door het zwerfafval dat wij als mens met elkaar creëren.
Ik vind het richting al die dieren die dus daardoor sterven extra belangrijk om vandaag
extra stappen te zetten. Ik vind het dan ook te weinig om te gaan evalueren in 2024.
Ik vind dat we nu al moeten gaan naar bijvoorbeeld statiegeld heffen op drankenkartons.
Ik vind dat we – die motie hebben we al ingediend – zo snel mogelijk moeten overgaan
op statiegeld op andere plastic flesjes die er nu niet onder liggen. Ik vind namelijk
dat we er vandaag extra bij stil moeten staan dat het ook voor hen een enorme impact
zou hebben als wij als mens er eindelijk eens voor gaan zorgen dat we onze rotzooi
niet meer zo erg over de wereld verspreiden dat zij daar last van hebben. Daarom vraag
ik een tweeminutendebat aan. Ik hoop namelijk van harte dat ik op die manier alsnog
de aansporing kan doen om ook bijvoorbeeld verdere stappen te zetten rondom sigarettenfilters,
want ik vind echt dat we daar nog meer kunnen doen dan nu gedaan wordt. Ik denk dat
we dat zeker aan de dieren verschuldigd zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Hagen van D66.
Mevrouw Hagen (D66):
Ja, voorzitter. We hebben inderdaad heel veel brieven gehad. Een mooie, interessante
brief ging over het recht van reparatie en het verbod op vernietiging van onverkochte
producten. Dat zijn natuurlijk twee belangrijke aspecten van een circulaire economie,
omdat producten dan heel lang meegaan. Onverkochte producten die vernietigd worden
kun je natuurlijk niet eens lineair noemen. Het is een krankzinnige uiting van deze
lineaire economie. Ik heb twee verzoeken aan de Staatssecretaris naar aanleiding van
de brief. Kunnen wij gaan communiceren over de bestaande garantietermijnen die wij
sowieso al hebben in Nederland? Dat lijkt me een heel mooi uitgangspunt, aangezien
wij daarin juist koploper zijn in de EU.
Ik zag het stukje over het feit dat lidstaten het prima vinden dat onverkochte goederen
gewoon nog worden vernietigd. Dat is natuurlijk echt schokkend te noemen. Het is dus
zo dat u daarin weinig medestanders vindt. Kunt u toezeggen dat u op zijn minst een
vorm van verantwoording gaat ontwikkelen als het gaat om de overproductie van bedrijven
in Nederland? Kunt u dus zorgen dat bedrijven daar in ieder geval iets over vertellen?
Kunt u misschien ook toezeggen dat u in een gesprek aan de UPV-tafels voor een reparatiebonus
gaat pleiten? Hierdoor kunnen we het fonds dat daar opgehaald wordt middels UPV's,
bijvoorbeeld inzetten voor die reparatiebonus.
Voordat ik heel veel woorden van dank ga uitspreken – dit is namelijk toch het laatste
commissiedebat – eerst het volgende. Het zal u niet verbazen: het verkiezingsprogramma
van D66 bevat een enorme paragraaf van wel vijf pagina's over de circulaire economie.
Toch liepen wij bij het opstellen van de verkiezingsprogramma's tegen het PBL en het
CPB aan. De modellen zijn uiteraard nog steeds gericht op een lineaire economie, waardoor
het investeren in een circulaire economie haast onmogelijk is. Het is nu namelijk
alleen een kostenpost. Ik zou dus toch deze Staatssecretaris, die hier in ieder geval
nog langer zit dan deze Kamer, zij het demissionair, willen vragen of ze dat gesprek
wil aangaan. We hebben die modellen wel nodig om daadwerkelijk toe te kunnen werken
naar een circulaire economie.
Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik alle ondersteuning heel hartelijk bedanken.
Ik weet dat ik een enorme luis in de pels ben. Ik vind het een heel belangrijk onderwerp,
omdat ik echt denk dat dit de toekomst is waar we naartoe moeten werken. Heel veel
dank dus. Ik heb de vele brieven gelezen, net als alle onderzoeken die lopen. Ik wens
u nog heel veel succes met deze mooie kruistocht voor onze circulaire economie.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Haverkort van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Dank, voorzitter. We hebben ten aanzien van het inzamelen, sorteren en recyclen van
afval, een UPV die de producenten daarvoor verantwoordelijk maakt. We hebben in de
Gemeentewet, als ik me niet vergis, de verantwoordelijkheid van gemeenten vastgelegd.
Dat doorkruist elkaar natuurlijk. We zien nieuwe EU-regelgeving op ons afkomen waarin
ook kaders gesteld gaan worden als het gaat om hoe wij omgaan met het inzamelen, sorteren
en recyclen van ons afval. Als we dat efficiënt willen organiseren, dan vraagt dat
om regie. We hebben daar in de eerste termijn een debat over gevoerd. Ik overweeg
toch nog wel, dat kondig ik in de tweede termijn alvast aan, om daar in het tweeminutendebat
een motie over in te dienen. Ik ben namelijk nog niet 100% happy met hoe het ministerie
en de Staatssecretaris dat oppakken.
Voorzitter. Dank voor het antwoord in de eerste termijn. Ik heb de Staatssecretaris
iets horen zeggen over een lopend onderzoek naar de opbrengst van grondstofstromen.
Dat roept bij mij de vraag op wanneer dat dan klaar is. Kunnen die resultaten naar
de Kamer? Kan daar dan ook een datum aan geplakt worden?
Hetzelfde geldt een beetje voor het lopende proces rondom het Kennisplatform Afval.
Ik heb 2024 gehoord. Het is mooi dat er daar wordt gestreefd naar meer uniformiteit
rondom de eindeafvalstatus. Het is ook goed dat we de kennis van omgevingsdiensten
delen. Het lukt nog niet om naar één loket te gaan. Die toezegging heb ik nog niet
gekregen. Ik heb ook nog niet gehoord dat we één vergunning hebben, en dat die niet
altijd op de grondstoffen is gericht. Wanneer kan de Kamer daar nog eens over geïnformeerd
worden?
Voorzitter. Als laatste nog het volgende. Over de SUP worden we het vandaag, denk
ik, niet eens. We gaan wel 100% plastic bekers als uitzondering toestaan, maar als
ze voor 99% van papier zijn gemaakt, mogen ze niet gerecycled worden. Maar ze mogen
dan wel worden geïmporteerd, omdat ze in de rest van Europa niet verboden zijn. Daar
moet de Kamer nog maar eens een nieuwe uitspraak over doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een interruptie van mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
In de ideale wereld hebben we natuurlijk voor alles een loket, maar misschien is dat
toch minder ideaal dan het altijd klinkt. Is de VVD ervan op de hoogte dat wij zo'n
loket hadden waar dit soort klachten kwamen, maar dat dat juist vanuit het ministerie
is gesloten? Betekent het dan dat de VVD dit loket graag wil heropenen, en het al
dan niet wil onderbrengen bij het Versnellingshuis? Daar ben ik wel echt benieuwd
naar.
De heer Haverkort (VVD):
Ja, ja en nee. Ja, de VVD is op de hoogte dat er een loket was. Ja, de VVD wil heel
graag een nieuw loket en wat ons betreft is Omgevingsdienst Nederland de meest logische
plek daarvoor, omdat je dan die 29 omgevingsdiensten dwingt om dat op een uniforme
wijze te doen. Dus nee, het zou wat ons betreft niet bij het Versnellingshuis moeten.
De voorzitter:
Dat is een hele mooie korte reactie. Dat is echt geweldig. Dank u wel. Dan gaan we
naar de heer Krul van het CDA voor zijn inbreng in tweede termijn.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, ik zal het heel kort houden. We zijn erg benieuwd naar de motie die net
aangekondigd is door de heer Haverkort. Verder hadden we natuurlijk afgesproken dat
er van de 1,5 minuut 30 seconden naar de heer Haverkort en 30 seconden naar mevrouw
Hagen gingen. Ik zou het hier dus graag bij willen laten.
De voorzitter:
We doen niet aan uitruilen van spreektijd, maar toch dank voor uw inbreng. Tot slot
de heer De Hoop namens de PvdA/GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank, voorzitter. In zijn algemeenheid blijf ik erbij dat ik echt vind dat we nog
stevigere wetgeving zouden moeten hebben en dat we nog meer zouden moeten normeren
en beprijzen, omdat de tijd van vrijblijvendheid echt voorbij is. Dat maakt wel dat
ik echt positief ben over het antwoord van de Staatssecretaris over dat dilemma: zorg
je nou voor maatwerk of niet? De Staatssecretaris geeft ook aan: de tijd van vrijblijvendheid
en van mazen in de wet is voorbij, dus ik wil daar gewoon uniforme regelgeving voor
hebben, want ik ga niet elke keer kijken wat voor uitzonderingen wel of niet mogelijk
zijn; we moeten daar een stevigere lijn in trekken. Daar ben ik ben echt positief
over.
Er zijn nog twee punten waar ik wat minder positief over ben. Dat zijn de antwoorden
over de lachgascilinders. Ik denk dat we toch breder moeten kijken wat er nog meer
mogelijk is om het probleem op te lossen. Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt
dat ze die milieuproblemen echt niet wil exporteren, maar ik zou er misschien nog
wel steviger over willen zijn. Op dat punt denk ik dus nog over een motie.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van
de Kamer. Ik begrijp dat de Staatssecretaris een paar minuutjes schorsing wilt. Dan
schors ik voor vijf minuten en dan gaan we over naar de beantwoording in tweede termijn
door de Staatssecretaris.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording in tweede termijn.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen, onder andere een aantal van
mevrouw Hagen over het verbod op vernietiging en verantwoording over de overproductie
van bedrijven. Ze zullen met de Europese regelgeving moeten rapporteren als ze onverkochte
goederen vernietigen. Daarbovenop komt er een verbod op vernietiging voor bepaalde
producten. Als het aan ons ligt, komt zo'n verbod er zeker voor bepaalde producten.
Dan over de reparatiebonus. We blijven kijken naar het verder stimuleren van reparatie.
We nemen dat ook mee in het verbetertraject voor de UPV, waar ik de Kamer spoedig
over zal informeren.
Mevrouw Hagen vroeg ook nog of we kunnen communiceren over de geldende garantietermijnen.
Mijn collega van EZK gaat over het consumentenrecht, dus die vraag zal ik overbrengen
aan mijn collega van EZK.
Meneer Haverkort vroeg nog naar de indicatoren van opbrengsten van de grondstofstromen.
Het onderzoek daarvoor zal ik doen. Dat komt in de eerste helft van 2024.
Dan nog een vraag ...
De voorzitter:
Was er een vraag van de heer Haverkort daarover?
De heer Haverkort (VVD):
Nee, ik keek even met veel verwachting naar de griffier of hij dat ook netjes opschrijft.
Dat was hij aan het doen, dus geen vraag van mijn kant.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Mevrouw Hagen heeft wel een vraag.
Mevrouw Hagen (D66):
U was zo streng in de eerste ronde dat ik netjes op het blokje aan het wachten was.
De voorzitter:
Ik laat de teugels vieren.
Mevrouw Hagen (D66):
Ja, ik zie het. Ik ben er helemaal van slag van. Mijn vraag ging meer over het volgende.
Dat onverkochte goederen niet vernietigd moeten worden of dat we daarop moeten inzetten,
is één. Maar dat is al aan de kant dat het überhaupt onverkocht is. Mijn vraag gaat
er eigenlijk over dat we ervoor zorgen dat er geen overproductie is. Dat is aan de
voorkant. Als je daarover rapporteert «een bedrijf maakt wel 100.000 producten, maar
verkoopt er structureel maar 50.000», dan is er natuurlijk wat aan de hand. Als we
beginnen met het inzichtelijk maken van dit soort processen, kunnen we daar ook meer
op sturen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik snap dat gevoel. Het is volgens mij wel heel erg lastig om dat zo inzichtelijk
te maken, want het gaat natuurlijk ook over bedrijfsprocessen. Het is natuurlijk sowieso
niet oké als bedrijven structureel veel te veel produceren en dat niet eens op de
markt brengen, dus daar zou je wat tegen moeten willen doen. Ik zou daar eens naar
moeten kijken. Ik kan daar niet nu ineens wat over toezeggen, want ik weet niet in
hoeverre je daar als overheid echt invloed op kunt uitoefenen. Daar zou ik dus naar
moeten kijken.
Mevrouw Hagen (D66):
Bij de UPV Textiel vragen we al meer om te verantwoorden dan bij eerdere UPV's. Daarin
zou natuurlijk opgenomen kunnen worden wat er op de markt terechtkomt – dat is immers
waar zij een fee voor betalen – ten opzichte van wat zij produceren, want daar zit
natuurlijk het verschil. Dat zou een suggestie kunnen zijn. Het zou een mogelijkheid
zijn dat u dit juist aan de UPV's ophangt. Ik hoop dat u die suggestie meeneemt.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, we zullen de suggestie zeker meenemen. Wordt vervolgd.
Meneer Haverkort had nog een vraag over dat ene loket. We hebben nu eenmaal een decentraal
stelsel, dus niet één loket. We hadden bijvoorbeeld ook nooit één loket voor vergunningen.
We bieden ondersteuning en zetten in op meer uniformering van de regelgeving. Daar
denken we de ervaren problemen mee aan te kunnen pakken.
Dan had meneer Haverkort nog een vraag over het Kennisplatform Afval. Wanneer informeer
ik de Kamer daarover? De Kamer is daarover per brief geïnformeerd op 11 april 2023.
Dan het gebruik van lineaire modellen in de modellen van het CPB en het PBL. Dat is
een bekend punt. Ik heb daar al gesprekken over gehad, onder andere met Marko Hekkert.
Ik zal met het CPB en het PBL in gesprek blijven over de vraag of die modellen passend
zijn voor de circulaire economie en waar ze zouden moeten worden aangepast. Ik weet
dat dit echt een punt is dat bij hen op het netvlies staat. Daar begint het alvast
mee, dus dat is heel positief. Nu komt nog de vraag: hoe verwerk je dat in die modellen
zodat daar op een betere manier mee gerekend wordt? Ik zal het nog een keer onder
de aandacht brengen om te kijken wat de voortgang op dat punt is.
De voorzitter:
De heer Haverkort heeft een vraag.
De heer Haverkort (VVD):
Nou brengt de Staatssecretaris mij toch weer in verwarring. In haar beantwoording
in eerste termijn gaf zij aan toen het ging over mijn zorgen rondom de eindeafvalstatus
dat door het Kennisplatform Afval of niet in een lopend proces wordt gewerkt aan meer
uniformiteit en het delen van kennis door omgevingsdiensten. In de loop van 2024 zal
daar helderheid over komen. Als ik dan vraag of dat gespecificeerd kan worden met
een brief, zegt zij: die heeft u al begin dit jaar gekregen. Het kan niet zo zijn
dat we begin dit jaar geïnformeerd zijn over een proces dat nu nog bezig is. Het is
prima dat die brief er begin dit jaar was, maar mag ik dan begin volgend jaar weer
een brief?
De voorzitter:
Het bestuur in Nederland staat voor niks.
Staatssecretaris Heijnen:
Inderdaad zal het in 2024 operationeel zijn, maar ik zal de Kamer t.z.t. een brief
sturen over wanneer het precies operationeel zal zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, wilt u ook een brief?
Mevrouw Hagen (D66):
Ik wil geen brief, voorzitter, maar heel graag een toezegging. Er zijn nu partijen
die hun programma niet laten doorrekenen, juist omdat dit soort maatschappelijke effecten
alleen maar geld kosten en weinig opleveren. Hier is echt een grote taak om politiek
Nederland ook te bewegen om daadwerkelijk toe te werken naar een circulaire economie,
dus wellicht kunnen we iets van een toezegging krijgen dat eraan gewerkt wordt om
voor de volgende verkiezingen – we weten immers nooit wanneer die zijn – modellen
klaar te hebben die dat wel kunnen meten.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, sowieso. Maar ik denk dat we sowieso snelheid moeten hebben op dit punt. Het is
gewoon echt heel erg zonde dat je in bepaalde rekenmodellen uitkomsten hebt waardoor
het net lijkt alsof de impact van de circulaire economie heel beperkt is of dat je
niet goed uitkomt. Hetzelfde geldt voor de subsidies. Dan doe je eigenlijk het goede,
maar omdat de systemen dusdanig zijn ingericht kom je onder aan de streep altijd slechter
uit. Dat kan gewoon niet de bedoeling zijn en dat ís ook niet de bedoeling van het
PBL en het CPB. Ik zal daar nog eens met ze over spreken. Het is altijd goed om een
soort van stip op de horizon te zetten wanneer ik het echt opgelost wil hebben. Als
de Kamer de volgende keer nu echt vier jaar blijft zitten, dan ... Ik heb het punt
begrepen, dus ik zal dat zo noteren.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw beantwoording in de tweede termijn. Dan zijn we gekomen bij de
afronding van dit debat over circulaire economie. Ik heb een negental toezeggingen.
Let u goed op.
– Eén. De Kamer wordt in de eerste helft van 2024 geïnformeerd over het onderzoek naar
een eventuele introductie van een landelijke afvalinzamelingsstandaard. Dat is een
toezegging aan de heer Haverkort.
– Twee. De Kamer wordt begin 2024 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek
naar de mogelijkheden van een verbod op sigarettenfilters. Dat is een toezegging aan
mevrouw Van Esch.
– Drie. De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over de vraag of en
wanneer schoenen onder de UPV Textiel gaan vallen. Dat is een toezegging aan mevrouw
Hagen.
– Vier. Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen
en de planning van de circulaire-economiewet. Dat is ook een toezegging aan mevrouw
Hagen.
– Vijf. De uitkomsten van de scenariostudie naar bouwgrondstoffen zal eind dit jaar
met de Kamer worden gedeeld. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.
– Zes. De Minister voor Klimaat en Energie zal worden verzocht de Kamer vóór de begrotingsbehandeling
EZK uitgebreider te informeren over de fossiele subsidies op plastics. Dat is een
toezegging aan mevrouw Van Esch.
– Zeven. De Kamer zal spoedig worden geïnformeerd over het verbetertraject voor de UPV's.
Dat is een toezegging aan mevrouw Hagen.
– Acht. De Kamer wordt in de eerste helft van 2024 geïnformeerd over de indicatoren
voor grondstofstromen. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.
– Negen. De Kamer wordt begin 2024 geïnformeerd wanneer het Kennisplatform Afval operationeel
wordt. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.
Dan had ik zelf dacht ik ook nog een toezegging over de modellen van het CPB of het
PBL. Hun zal worden gevraagd om die modellen klaar te maken om de voordelen van de
circulaire economie te kunnen berekenen. Wanneer kunnen we daar eventueel een brief
over verwachten? Voor het einde van het jaar? Dank u wel.
Dan is er ondanks deze tien toezeggingen een tweeminutendebat aangevraagd door het
lid Van Esch. Dat zal worden doorgeleid naar de plenaire griffie. Dan zal dat worden
ingepland.
Voordat ik afsluit, geef ik de heer Haverkort nog het woord.
De heer Haverkort (VVD):
Dank. Nog even over de toezegging over het kennisplatform. Mijn interesse gaat uiteraard
ook uit naar wanneer dat operationeel is. Maar veel relevanter is – ik hoop dat ze
dat ook in de brief gaat zetten – hoe de Staatssecretaris er op dat kennisplatform
voor kan zorgen dat de uniformiteit rondom de eindeafvalstatus daadwerkelijk gerealiseerd
gaat worden.
De voorzitter:
Ik zie een instemmend gebaar van de Staatssecretaris.
Dan zijn we daadwerkelijk aan het eind gekomen van dit commissiedebat over de circulaire
economie. Ik dank de Staatssecretaris, haar ondersteuning, de ondersteuning van de
Dienst Verslag en Redactie, de bodes, niet in de laatste plaats de griffie voor de
organisatie, en de collega's voor hun inbreng.
Sluiting 13.18 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.