Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 september 2023, over Acute situatie Marokko en Libië
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 75
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 5 oktober 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op
25 september 2023 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
22 september 2023 inzake aardbeving in Marokko en storm Daniel in Libië (Kamerstuk
36 180, nr. 74);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
12 september 2023 inzake aardbeving in Marokko (Kamerstuk 36 180, nr. 73).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Wuite
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Boswijk, Eppink, Hammelburg,
Klink, Thijssen en Wuite,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, goede maandagmorgen! Het is een bijzondere dag. We voeren vandaag een
commissiedebat voor de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Welkom aan de collega-Kamerleden, een speciaal welkom natuurlijk aan Onze Minister.
Er is ook een aantal mensen op de tribune; ook voor hen: goedemorgen! We hebben vijf
Kamerleden, namelijk de heer Hammelburg van D66, de heer van Baarle van DENK, de heer
Boswijk van het CDA, de heer Klink van de VVD en de heer Eppink van BBB. Goedemorgen
aan u! De volgorde is bepaald volgens de plek waar we zitten.
Het is commissiedebat over een bijzondere en ernstige situatie. Daarom spreek ik nogmaals
ons medeleven uit voor mensen die familie hebben in Marokko of in Libië. Er is alle
reden om een uitzondering te maken en vandaag dit commissiedebat te voeren over actuele
ontwikkelingen in Marokko en in Libië in verband met de aardbeving en een zware storm
met alle overstromingen. Dat gezegd hebbende en met de vermelding dat de gedachten
naar hen en hun familieleden en de hulporganisaties blijven uitgaan, wil ik als voorzitter
de regels bepalen van dit commissiedebat, dat tot 13.00 uur duurt.
We zijn niet met een hele grote groep, alhoewel we nu nog wat versterkt worden met
de heer Thijssen van de PvdA. We hebben afgesproken dat we vier minuten spreektijd
aanhouden en we willen voorstellen om dat te combineren met vier losse vragen in de
eerste termijn van de Kamer. Er is dus vier minuten spreektijd met vier losse vragen
om aan elkaar te stellen. Dan kijken we hoe de tijd vordert en of we het met de Minister
keurig binnen deze drie uur kunnen doen. Ik neem verder geen tijd in beslag en geef
graag het woord aan de heer Hammelburg van D66 om te starten. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Samen met DENK heeft D66 dit commissiedebat aangevraagd en
op korte termijn willen voeren. Ik dank dan ook de Minister dat zij op zo'n korte
termijn beschikbaar heeft willen zijn om deze drama's in Marokko en Libië te bespreken.
Gezien de tijd ga ik meteen in op het onderwerp. Het drama dat zich voltrok in Al
Haouz is werkelijk waar afschuwelijk. Hele dorpen zijn weggevaagd. Iedereen is wel
iemand verloren. Als je alleen al de beelden ziet, kun je je tranen bijna niet bedwingen.
Het was heel mooi om te zien dat de Marokkanen in Marokko binnen luttele minuten en
uren massaal vanuit het hele land in actie kwamen om spullen in winkels te kopen en
in te zamelen. Het ging om voedsel, water en ook kleding. Allemaal trokken ze massaal
richting het aardbevingsgebied, waren soms uren of een hele dag onderweg. Uiteindelijk
zijn er zo veel spullen in het gebied terechtgekomen dat ze moeten worden opgeslagen.
Ook in Nederland kwamen heel veel mensen in actie. Ik heb een aantal van die organisaties
mogen bezoeken. Ik heb zelf ook wat spullen gedoneerd en ik roep iedereen op dat te
blijven doen. Het goede nieuws is dat een aantal van die spullen Marokko en het aardbevingsgebied
Al Haouz inmiddels wel hebben bereikt.
Maar we zijn nu een aantal weken verder. Dit vraagt om een stukje terugblik en reflectie
over wat er mis is gegaan, waar ik me zorgen over maak en over wat echt beter moet
en beter kan. We hebben ook gezien dat vier landen door de Marokkaanse autoriteiten
zijn toegelaten om Search-and-Rescueteams te sturen. Dit gaat over honden die overlevenden
onder het puin vandaan kunnen halen. We weten dat de eerste uren en dagen essentieel
zijn, en dat het nu te laat is. Denk aan helikopters, die gebieden kunnen bereiken
waar geen wegen naartoe lopen. We weten – ik weet dat – hoe onherbergzaam het gebied
kan zijn. Die helikopters zijn dus essentieel. Ik lees in de brief van de Minister
van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat het aanbod
is gedaan vanuit verschillende ministeries en dat vriendelijk is bedankt door de Marokkaanse
autoriteiten. Het idee is namelijk dat er coördinatie nodig is en dat je niet te veel
landen in het gebied kunt hebben, omdat het dan een zooitje wordt. Daar heb ik op
zich wel begrip voor. Maar als ik kijk naar alle eerdere rampen, bijvoorbeeld de aardbevingen
in Turkije en Syrië of het begin van de oorlog in Oekraïne, dan zie ik dat heel veel
meer landen wel werden toegelaten en wel meteen aan de slag konden. In de regel verliep
dat redelijk goed. Mijn eerste vraag aan de Minister is: hebben we ons daar meteen
bij neergelegd, of zijn we het gesprek aangegaan? Desnoods heeft Mark Rutte contact
gehad met Akhannouch, om maar eens wat te noemen. Is dat telefoontje gepleegd? Of
hebben we gewoon gezegd: we hebben het aangeboden, maar er is gezegd «nee, dank u
wel, vriendelijk bedankt» en we doen het verder niet?
Voorzitter. Als ik kijk naar wat we hebben kunnen leren van wat in Turkije en Syrië
is gebeurd en wat in de eerste dagen bij de oorlog in Oekraïne gebeurde, dan zie ik
dat heel veel Nederlanders schouder aan schouder stonden om in te zamelen. Zij stonden
met spullen klaar en hadden vervolgens met lokale autoriteiten te maken. De grenzen
waren dicht en de vrachtwagens stapelden zich op of stonden in een grote file voor
de grens en konden niet naar binnen. Ik hoorde in de eerste week dat heel veel Nederlanders
op zoek waren naar manieren om de spullen die werden ingezameld, naar Marokko te brengen,
en dat het niet lukte. Er zijn uitzonderingen, zoals ik al zei. Vorige week zijn een
aantal vrachtwagens naar binnen gekomen. Dat ging eigenlijk alleen maar omdat er een
zusterorganisatie, een ngo werd gevonden in Marokko die ze daarbij assisteerde. Anders
kwamen ze gewoon niet langs de douane. Mijn vraag aan de Minister is: waarom moeten
we het bij iedere ramp keer op keer hebben van de Nederlandse activisten, de Nederlandse
ngo's en de Nederlandse vrijwilligers om het wiel opnieuw uit te vinden en de weg
naar binnen te vinden? Waarom is er vanuit het ministerie niet een coördinator aangesteld
die samen met de VNG laat zien: zo moet je het doen? Denk bijvoorbeeld aan de situatie
waarin je met een vrachtwagen naar de Marokkaanse grens gaat. Dan moet je ervoor zorgen
dat alle pallets benoemd zijn. Dan moet duidelijk zijn wat er in vrachtwagens zit,
waar in die vrachtwagen de pallets staan en wat er op de pallets staat, om maar eens
wat te noemen. Iedereen is het wiel opnieuw aan het uitvinden. Sommige mensen slagen
daarin, maar ondertussen staan er in Nederland nog hele loodsen vol met spullen die
nu eigenlijk al in Marokko hadden moeten staan.
Volgens mij zit mijn tijd er bijna op, voorzitter. Ik sluit dus af door even naar
de toekomst te kijken. We weten dat de winter eraan komt, ook in Marokko en ook in
Libië. Het is een onherbergzaam gebied. Het wordt er loeikoud. Er zijn als de wiedeweerga
tenten nodig en spullen om te kunnen verwarmen, brandstof als hout en olie, en wellicht
ook generatoren. Heeft Nederland al contact met de autoriteiten daar en is het bereid
om die dingen te bieden voordat de winter begint, zodat we niet hetzelfde krijgen
als destijds in de eerste winter in Oekraïne, toen het echt volledig misging en mensen
in de kou stonden? We willen dat nu voorkomen. We kunnen niet op het assessment van
de Wereldbank wachten, zeg ik alvast tegen de Minister. Dus wat is het plan?
Dank u wel.
De voorzitter:
We klokken af op vijf-plus minuten. Het is maandagochtend, dus ik ben nog redelijk
flexibel. Ik wil iedereen wel oproepen... Ja, ik dacht al dat de heer Klink die vraag
zou stellen. Hij vraagt natuurlijk: hebben wij dan ook vijf minuten? Ik probeer er
flexibel mee om te gaan, maar ik roep iedereen ertoe op om toch bij de tijd te blijven,
al spreek je vrij zonder tekst. Het zou zonde zijn als we hier na enen nog steeds
zitten en in het gedrang komen. Dat gezegd hebbende: er zijn geen interrupties, dus
we gaan door naar de heer Van Baarle van DENK. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de commissie en de Minister dat wij dit debat,
waar wij samen met D66 om hebben verzocht, op maandag kunnen houden.
Voorzitter. Woorden schieten tekort om de tragische gebeurtenissen van de afgelopen
periode te beschrijven. Er is sprake van intens verdriet en intens leed. Het besef
overheerst dat je als mensheid eigenlijk heel klein bent wanneer er sprake is van
natuurrampen van deze aard. Ik wil dan ook graag nogmaals mijn medeleven uiten in
de richting van de slachtoffers en de nabestaanden van de natuurrampen in Marokko
en Libië. De beelden na de aardbeving in Marokko zijn hartverscheurend. Een klein
meisje dat haar handpalmen tegen haar wangen houdt, verslagen door de verwoesting
die ze aantreft. Jongetjes die zich een week na de aardbeving een weg proberen te
banen tussen het puin, nadat alles is ingestort. Een moeder die voor haar overgebleven
kinderen en gezinsleden probeert te koken met heel erg weinig. In Marokko zijn hele
dorpen weggevaagd, waarbij het dodental alleen maar oploopt. Er zijn duizenden overledenen,
meer dan 10.000 gewonden en honderdduizenden getroffenen. DENK is dan ook van mening
dat we alles op alles moeten zetten om die mensen te helpen op alle mogelijke manieren.
We lezen dat de Marokkaanse autoriteiten aangeven dat er zelfs 2,8 miljoen mensen
getroffen zijn in het gebied. Kan de Minister een laatste stand van zaken geven met
betrekking tot de cijfers over de zwaarte van deze verschrikkelijke ramp?
Ook Libië heeft te maken met een ramp van ongekende proporties. Helaas wordt dat land
aan alle kanten in de steek gelaten, met als gevolg dat er tot nu toe heel veel mensen
zijn omgekomen, terwijl er internationaal gezien ontzettend weinig hulp is in vergelijking
met andere rampen. 10.000 mensen zijn als vermist opgegeven. Gezinnen zijn verdronken.
43.000 mensen zijn ontheemd geraakt. Is de Minister het met mijn fractie eens dat
het feit dat er in Libië sprake is van een binnenlands conflict, een burgeroorlog,
voor ons nooit een reden mag zijn om onze verplichting om deze mensen in nood te helpen
niet na te komen? Is zij het met ons eens dat er dan ook meer nodig is dan de 2 miljoen
die nu is toegezegd middels de Dutch Relief Alliance?
Voorzitter. Solidariteit uitspreken is mooi. Ik dank het kabinet voor het feit dat
ze snel hebben gereageerd en hulp hebben aangeboden aan Marokko. Maar ik vind het
eigenlijk tegenvallen dat het kabinet slechts 5 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld
om de mensen in Marokko hulp te bieden. De reden zou nooit mogen zijn dat er geen
geld op de begroting is. We krijgen het hier in de Kamer terecht met een brede meerderheid
voor elkaar om elke keer weer geld bij elkaar te krijgen voor bijvoorbeeld Oekraïne.
Is de Minister daarom bereid om het bedrag van 5 miljoen euro op te hogen? Op dit
moment is er acuut grote behoefte aan tenten en aan sanitair. Verschillende mensen
die ik heb gesproken en die hulp leveren in het gebied, geven aan dat daar gewoon
onvoldoende van is. Wat kan de regering op dit moment betekenen om te helpen bij die
acute nood? Ik heb ook begrepen dat er een tijdelijke afspraak is om goederen uit
andere landen op een makkelijkere manier Marokko binnen te krijgen, en dat die tijdelijke
afspraak op dinsdag zou komen te vervallen. Klopt dat, zou mijn vraag zijn aan de
Minister, en is de Minister bereid om vanuit haar rol de handschoen op te pakken en
ervoor te zorgen dat die vergemakkelijking van het brengen van goederen naar Marokko
in stand blijft?
Inmiddels is er een nieuwe fase in de hulpverlening aangebroken. Zo verschuift de
focus van redding en acute respons naar bredere humanitaire ondersteuning en ook wederopbouw.
Welke financiële bijdrage gaat Nederland leveren aan die nieuwe fase in de hulpverlening?
Kan de Minister een laatste stand van zaken geven? Kan de Minister toezeggen dat de
Nederlandse regering tijdens de bijeenkomst van de Wereldbank van 6 tot 15 oktober
ook met een bedrag gaat bijdragen aan de wederopbouw in Marokko?
De Marokkaanse gemeenschap in Nederland spant zich met man en macht in om de zwaarst
getroffen regio's te helpen. We zien talloze initiatieven van naastenliefde. Dat is
hartverwarmend. Er is veel animo voor de particuliere initiatieven. Die moeten wat
DENK betreft dan ook gefaciliteerd en gestroomlijnd worden. Is de Minister al in gesprek
met maatschappelijke organisaties in Nederland die hulp bieden? Op welke wijze zou
de Minister kunnen bijdragen aan het kanaliseren en stroomlijnen van de particuliere
hulpstromen uit Nederland?
De heer Hammelburg (D66):
Ik had dezelfde vragen aan de Minister. Je ziet bij rampen keer op keer dat een aantal
organisaties wel de juiste weg vinden en de rest echt met de handen in het haar zit.
U – dit zeg ik via de voorzitter – heeft zelf een aantal organisaties gesproken. Ik
heb dat ook gedaan. Ik weet dat ongeveer vijf, zes of zeven Ministers, inclusief de
premier, allemaal langs eenzelfde organisatie zijn gegaan. De vraag is natuurlijk
wat de Ministers daar vervolgens mee gedaan hebben. Ik vraag me af of DENK daar ook
nieuwsgierig naar is. Was dat een kopje koffie drinken en hun gezicht laten zien in
de campagnetijd? Daar ben ik af en toe namelijk ook kritisch over. Of deden ze dat
om er daadwerkelijk voor te zorgen dat er vanuit het kabinet en vanuit verschillende
ministeries, samen met de VNG, gecoördineerd wordt? Dan hoeven de mensen die aan het
inzamelen zijn niet ook nog zelf de weg naar Marokko te vinden, maar krijgen ze daar
gewoon hulp bij. Bent u het daarmee eens?
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, dat onderschrijf ik volledig. Wat mij betreft – volgens mij delen we die oproep
aan de regering – zou de regering echt proactief in de richting van organisaties moeten
delen wat organisaties moeten doen om ervoor te zorgen dat die hulp Marokko bereikt.
Het gaat dus om het bieden van informatie. De regering kan ook een bijdrage leveren
aan het bij elkaar brengen van organisaties en mensen. Die kan ervoor zorgen dat dit
op een goede manier gestroomlijnd wordt. De regering kan de rol ook zelf oppakken
door in overleg met de Marokkaanse autoriteiten bijvoorbeeld te zorgen voor een afspraak
– daar had ik het net al over – over het vergemakkelijken van het leveren van goederen
bij grensovergangen en het verlengen hiervan. Ik heb straks nog een aanvullend punt
over dit onderwerp namens DENK, maar volgens mij delen we de oproep. Dank voor deze
interruptie.
De voorzitter:
De heer Van Baarle vervolgt en rondt ook af.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik rond ook af, voorzitter. Dit is mijn laatste punt. Een aantal banken heeft voor
het overboeken van geld naar Marokko geen kosten gerekend; dat is een sympathieke
actie. Dat vindt de fractie van DENK natuurlijk mooi. Maar tegelijkertijd krijgen
we signalen dat rekeningen bevroren worden of gesloten dreigen te worden, omdat banken
ook de rol van poortwachter hebben bij het uitvoeren van de Wwft. Het kan nooit zo
zijn dat dit soort belangrijke hulpverschaffingen belemmerd worden door bureaucratische
procedures in het kader van de Wwft. Ik wil de Minister daarom vragen of zij er bij
haar collega van Financiën op wil aandringen dat dit soort belemmeringen en knelpunten
weggenomen worden voor de organisaties die hulp willen geven.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Helder. Dank, meneer Van Baarle. U heeft nog een tweede interruptie, van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank voor uw inbreng, meneer Van Baarle. Ik luisterde aandachtig. Misschien heb ik
niet helemaal goed geluisterd, maar het klonk alsof u alleen aandacht had voor de
situatie in Marokko en niet voor die in Libië. Wellicht heb ik dat verkeerd gehoord.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank aan de heer Klink voor deze vraag. In mijn spreektekst heb ik het enorme leed
in Libië genoemd. Ik heb ook genoemd dat de interne problematiek in Libië geen reden
mag zijn om de mensen daar niet te helpen en dat de 2 miljoen die via de Dutch Relief
Alliance is toegezegd in de richting van Libië meer moet worden, naar de mening van
de fractie van DENK. We zien namelijk dat zich daar een dusdanig grote ramp heeft
voltrokken met zo veel menselijk leed dat we meer moeten proberen te doen. Met aandacht
voor de situatie daar, die inderdaad complex is, is de vraag aan de regering de volgende.
Hoe kunnen ze, ondanks dat, toch wat betekenen voor de mensen daar? Ik heb daar dus
wel aandacht aan besteed.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een vervolgvraag. Dan vervolgen wij met de inbreng van de
heer Boswijk van het CDA. Gaat uw gang, meneer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat ik iets korter zal zijn. Dan compenseer ik het
een beetje.
Allereerst uiteraard ook namens het CDA mijn medeleven richting de slachtoffers en
de nabestaanden en in het bijzonder ook richting de Marokkaanse en Libische gemeenschappen
in Nederland. Wat we daar hebben gezien, is natuurlijk verschrikkelijk. Dank aan het
kabinet voor het adequate optreden in het aanbieden van hulp, zowel aan Marokko als
aan Libië. Ook dank voor de brief van voor het weekend, die wat het CDA betreft helder
was.
Veel vragen zijn al gesteld door mijn voorgangers, dus ik wil eigenlijk ingaan op
twee kleine, specifieke dingen; of eigenlijk niet klein, maar belangrijk. Hoe kijkt
het kabinet ten eerste naar de lange termijn in Marokko? We hebben het nu vooral over
noodhulp. Die is natuurlijk belangrijk, maar hoe gaan we op de lange termijn zorgen
voor hulp? Want zodra iets uit het nieuws is, bestaat het risico dat de schade soms
jaren na die tijd nog niet hersteld is. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? Hoe is de
positie van bijvoorbeeld Marokko richting Nederland? Worden wij daar wel actief voor
gevraagd?
Een tweede punt waar ik nog expliciet aandacht voor wil vragen, is de complexe situatie
in Libië. Wij hebben gezien dat de ramp met name een gigantische impact heeft in het
plaatsje Derna, waar twee dammen zijn doorgebroken die zeer waarschijnlijk niet goed
zijn onderhouden. Dat is natuurlijk het gevolg van de val van de regering-Kaddafi,
de burgeroorlog die daaropvolgend heeft plaatsgevonden en het vacuüm waar het land
zich op dit moment in bevindt. Dat nekt ons nu ook bij de noodhulp. Hoe kijkt het
kabinet naar de toekomstige samenwerking – of geef het een andere naam – met generaal
Haftar? Ik snap dat het niet ideaal is, maar misschien is wel het moment gekomen om
toch te gaan kijken hoe we de situatie kunnen normaliseren en uiteindelijk de Libische
bevolking gaan helpen. Ik ben dus wel benieuwd naar de reflectie van het kabinet daarop.
Hoe gaan we met die complexe politieke situatie om, in het belang van de mensen in
Libië?
De voorzitter:
Dank. U heeft ook een interruptie van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik dank de heer Boswijk voor zijn bijdrage namens het CDA. Ik heb een vraag over de
toekomst die ik graag aan hem zou stellen. Op 14 september heeft Marokko de eerste
contouren van het wederopbouwplan kenbaar gemaakt. Van 9 tot 15 oktober is er een
bijeenkomst van de Wereldbank om te kijken hoe daar in internationaal verband een
bijdrage aan geleverd kan worden. Deelt het CDA de mening van de fractie van DENK
dat het belangrijk is dat de Nederlandse regering de bereidheid gaat tonen om ook
financieel een bijdrage te gaan leveren, ook tijdens de bijeenkomst van de Wereldbank,
aan dat bredere wederopbouwplan? Want naast de acute hulp nu, is dat nodig om de waarschijnlijk
meer dan 2 miljoen – 2,8 miljoen getroffenen, zegt de Marokkaanse overheid – mensen
te helpen met de wederopbouw.
De voorzitter:
Helder.
De heer Boswijk (CDA):
Als Nederland zijn wij in een aantal fondsen de grootste sponsor qua noodhulp. Ik
denk dat we dat ook wel moeten markeren. Het kabinet heeft nu 5 miljoen toegezegd.
Het CDA heeft ook al meerdere keren met moties, mede met DENK, ervoor gezorgd dat
de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking worden teruggedraaid. Dat is op dit
moment nog een actuele discussie. DENK weet dus wel wat de positie van het CDA is.
Ik wil alleen niet gaan vooruitlopen op een bijeenkomst die mogelijk plaatsvindt.
Ik vind wel dat Nederland de morele verantwoordelijkheid heeft om daaraan bij te dragen,
maar ik wil daar nu nog geen prijskaartje aan hangen. Ik wil het dus echt afwachten.
In ieder geval wil ik het kabinet meegeven dat wij welwillend zijn om zowel Marokko
als de Libische bevolking daarin te helpen, ook op de lange termijn.
De voorzitter:
De heer Van Baarle heeft een vervolgvraag.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik begrijp heel goed dat de heer Boswijk op dit moment niet een bedrag kan noemen.
Volgens mij moeten wij de bijeenkomst netjes afwachten en bekijken welke plannen er
precies op tafel komen. Dank in ieder geval dat de heer Boswijk namens het CDA uitspreekt
dat er in ieder geval de intentie is om op de lange termijn bij te dragen. Laten we
in de richting van toekomstige besprekingen proberen om daar samen in op te trekken.
Dat lijkt me mooi.
De voorzitter:
Meneer Boswijk, misschien nog een reactie? Of is dat niet nodig, want dan geef ik
het woord aan de heer Hammelburg voor zijn interruptie.
De heer Boswijk (CDA):
Een kleine reactie. Ik zeg: niet alleen financieel. Als we kijken naar Nederland en
de kennis die wij hebben op het gebied van civiele techniek, watermanagement en landbouw,
zou het CDA het kabinet ook echt willen aanmoedigen om proactief, net zoals het kabinet
actief hulp heeft aangeboden, op die terreinen hulp aan te bieden. Ik denk dat we
dat zeker moeten doen.
De voorzitter:
Helder. Een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dat klinkt toch als muziek in de oren. In het voorjaar bij de afschuwelijke aardbevingen
in Turkije en Syrië wilden wij vanuit de Kamer dat er meteen al meer geld werd toegezegd,
omdat er op dat moment al heel veel nodig was. Het was deze Minister die toen zei:
dat kan helemaal niet, want het geld is op. Dat was in het voorjaar. We zijn nu verder.
Ik ben dankbaar, hoor, voor de 5 miljoen die het kabinet al heeft toegezegd, maar
het is vooralsnog niet heel veel. Dus ik deel de mening van DENK dat we er veel meer
aan moeten doen. Mijn vraag aan de heer Boswijk is als volgt. Ik hoor de heer Boswijk
zeggen: ik ben welwillend om te bekijken of we meer geld kunnen klaarzetten voor noodhulp,
voor humanitaire hulp, voor ontwikkelingssamenwerking. Er is dit weekend op uw congres
ook een motie aangenomen om te zorgen voor die 0,7%. Wat gaat u daar nu op dit moment
aan doen? Het is welbekend dat er een meerderheid in de Kamer nodig is om met, zoals
u weet, een vermindering van het budget de komende jaren toch ervoor te zorgen dat
het budget voor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp wordt beschermd. Wat gaat het
CDA daaraan doen?
De heer Boswijk (CDA):
Het is fijn dat ons congres zo goed wordt gevolgd. Dan heeft de heer Hammelburg ook
gezien dat er een grote meerderheid is voor de 2%-NAVO-norm, waar ik zelf ook een
groot voorstander van ben. Ik vind overigens dat die twee ook nog eens samen op moeten
gaan. Tegelijkertijd blijf ik er wel bij dat we hier natuurlijk wel dat financiële
plaatje, die puzzel, op een ordentelijke manier moeten maken. De heer Hammelburg kan
erop rekenen dat ik heel hard mijn best ga doen, maar ik ben geen financieel woordvoerder,
dus ik heb geen zicht op alle vraagstukken die geld vragen en die allemaal heel erg
belangrijk zijn. Het is natuurlijk altijd delen in schaarste. Dus ik zal me inspannen,
maar ik kan hier niet toezeggen «we gaan het op deze manier fiksen». Dus daar moet
u nog even geduld voor hebben.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dan ben ik wel heel benieuwd naar de doorrekening van het verkiezingsprogramma van
het CDA door het CPB. Want inderdaad, bijna alle partijen zijn nu voor de 2%, voor
de NAVO-norm, zodat we kunnen investeren in Defensie. Dat is keihard nodig. Maar heel
veel partijen in deze Kamer zijn ook voor de 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking en
humanitaire hulp en noodhulp. U ziet dus vandaag weer hoe ontzettend belangrijk dat
is. Dat betekent op een gegeven moment ook dat je die keuze moet willen maken en dat
je je daarvoor moet willen uitspreken. Het CDA blijft daar altijd over twijfelen.
Wij zijn er duidelijk over: wij willen die 0,7%. Ik hoop dat het CDA dit ook snel
zal laten zien.
De heer Boswijk (CDA):
Wij zijn een van de weinige partijen geweest die in deze korte tijd nog wel een financiële
paragraaf bij het verkiezingsprogramma heeft gedaan. Ik wil daar ook nog één opmerking
bij maken. In opdracht van BNR hebben een aantal economen dat snel doorgerekend en
zij zeiden eigenlijk: die doorrekening van het CDA is het minst slecht. Dus dat wil
ik toch nog wel gezegd hebben.
Voorzitter, ik moet ook meteen even melden dat ik vanmiddag nog een debat heb. Dit
is natuurlijk niet mijn oorspronkelijke commissie. Het kwam vrij last minute. Dus
ik moet helaas zo ervantussen. Maar het is in ieder geval fijn dat ik hier het woord
even over mocht voeren.
De voorzitter:
Dank. Er is nog een derde vraag van de heer Hammelburg. Hij laat niet los.
De heer Hammelburg (D66):
Nee, omdat ik een vraag stel en het antwoord daarop is «ik heb zo meteen nog een debat».
Dat volgende debat, vanmiddag, gaat over mensenrechten. Daar hebben we ook een mensenrechtenfonds
voor nodig en daar is ook geld voor nodig. Dat valt allemaal ongeveer onder dezelfde
noemer. Ik hoop dat de heer Boswijk en het CDA zich in deze campagnetijd gaan inzetten
voor internationale solidariteit en stabiliteit. Daar is ook gewoon geld voor nodig.
Dat geld is op en er is geld voor nodig. We kunnen daar niet op bezuinigen.
De heer Boswijk (CDA):
Het lijntje van de heer Hammelburg met de Minister van Financiën is korter dan dat
van mij. Dus wellicht kunnen we daar helpen.
De voorzitter:
Daarmee is dit kleine minidebatje afgerond. Er is geen vervolgvraag van de heer Hammelburg.
Ik geloof ook dat hij door zijn vier korte vragen …
De heer Hammelburg (D66):
Ik heb nog een vierde, geloof ik.
De voorzitter:
Nee, even niet, want het zijn er inderdaad vier.
De heer Hammelburg (D66):
De Minister van Financiën gaat hier niet over, maar goed.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Thijssen. Ik geloof dat hij ook een vraag heeft.
De heer Thijssen (PvdA):
Ook mijn fractie betuigt medeleven aan alle slachtoffers van de rampen waarover we
het vandaag hebben. Ik denk dat ik toch dit punt wil maken, omdat dit niet wat gedoe
is tussen politieke partijen. Dit laat zien dat als er 3,5 miljard bezuinigd wordt
op ontwikkelingssamenwerking, dit de zaken zijn waar minder geld naartoe kan gaan.
Ik waardeer dat het CDA nu heeft gezegd «we willen ook die 0,7%» en dat de heer Boswijk
zich daarvoor zal inzetten. Dat is superbelangrijk. Het is ook goed dat hij met de
financieel woordvoerder gaat praten. Maar ik zou toch zeggen dat de heer Boswijk vooral
moet gaan praten met de woordvoerder Asiel. Want we zien gebeuren dat heel veel geld
van deze Minister naar de eerstejaarsasielopvang gaat, omdat daar structureel te laag
wordt ingeschat hoeveel instroom er is, en die ad-hocopvang veel duurder is dan structurele
opvang. Dus mijn vraag aan de heer Boswijk zou als volgt zijn. Het is goed dat u als
een leeuw gaat vechten voor die 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking. Ik doe daarin
graag met u mee. Bent u ook bereid te gaan praten met uw asielwoordvoerder om te zorgen
dat het geld voortaan niet meer uit deze begroting wordt gehaald?
De heer Boswijk (CDA):
Ja.
De voorzitter:
Dat is heel helder. Is er behoefte aan een vervolgvraag?
De heer Thijssen (PvdA):
Nee. Daar ben ik heel blij mee. Wat een mooie ochtend, zo op de maandag.
De voorzitter:
Ja, dat kan ik me voorstellen. Ik geloof dat er geen interrupties of vragen meer zijn
voor de heer Boswijk.
Ik geef graag het woord aan de heer Klink van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De leden van de VVD-fractie betuigen uiteraard ook hun medeleven
aan allen die zijn getroffenen door de aardbeving in Marokko en de overstromingen
in Libië. Het is verschrikkelijk wat de mensen in deze landen is overkomen.
De leden van de VVD steunen de aanpak van het kabinet en de Minister zoals beschreven
in de brief van afgelopen vrijdag. Het is goed om te zien dat vele mensen in Nederland
samenwerken om hulp te bieden aan kennissen en familie die in de betroffen gebieden
wonen. Het is ook goed om te constateren dat het Nederlandse Rode Kruis samenwerkt
met de Marokkaanse Rode Halve Maan. Uiteraard is het wel jammer dat Marokko geen gebruik
heeft gemaakt van het aanbod van het team van het Nederlandse Urban Search and Rescue,
USAR, om ter plekke te helpen. In de Kamerbrief staat dat dit louter praktische redenen
had. Ik vraag aan de Minister of we er echt zeker van kunnen zijn dat er in Marokko
geen politieke motieven waren om hulp van bepaalde landen af te houden. De Marokkaanse
overheid zegt zich onder andere door middel van het leger in te zetten in het rampgebied,
maar via de pers komen verschillende verhalen naar buiten waarin het falen van de
overheid wordt weergegeven. Het is overigens heel positief dat de Nederlandse geohydroloog
is geselecteerd voor de VN-missie in Derna. Is het mogelijk om andere kennisexperts
naar Marokko of Libië te sturen, zeker als dat over een tijdje meer gewenst is?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe het staat met de gecoördineerde aanpak
van de Europese Unie voor Marokko en Libië. Deze landen zijn per slot van rekening
de directe buren van de Europese Unie en stabiliteit in deze landen is ook in ons
belang, onder andere gelet op het beperken van de migratiestroom naar de EU. Loopt
er alleen iets via de Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, of is er meer
met betrekking tot de EU-gecoördineerde aanpak?
Hoe verschrikkelijk de huidige situatie in Marokko nu ook is, het is van groot belang
om ook weer vooruit te kijken. Het is zaak dat de gezondheidsschade door de gebrekkige
sanitaire voorzieningen zo veel mogelijk voorkomen wordt. Ik neem dan ook aan dat
het WASH-programma, waar Nederland een grote donor van is, momenteel volop actief
is ingezet.
Meer naar de toekomst zal wederopbouw plaatsvinden. Wederopbouw kan zowel bilateraal
als gecoördineerd vanuit de Europese Unie plaatsvinden. Op bilateraal niveau kan Nederland,
en dan in het bijzonder het bedrijfsleven, op het gebied van voedselvoorziening, infrastructuur
en waterzekerheid het verschil maken. De Nederlandse overheid kan wat de VVD-fractie
betreft hier het verschil maken door meer in te zetten op publiek-private partnerschappen,
bijvoorbeeld via het programma DRIVE. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?
Voorzitter, tot slot. Nogmaals spreek ik namens de VVD-fractie ons medeleven uit aan
alle getroffenen in Marokko en Libië. Nu is er nog veel aandacht voor deze natuurrampen
en nu kan Nederland helpen om de afwikkeling van deze ramp te versnellen. Door bij
te dragen op de gebieden waar Nederland ook echt het verschil kan maken, zoals landbouw,
water en infrastructuur, kunnen we helpen om in de toekomst de gevolgen van dit soort
verschrikkelijke rampen te voorkomen.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Klink. Ik zie dat er behoefte is aan een interruptie. Er is
een vraag van de heer Van Baarle. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
De vraag die ik aan de heer Boswijk stelde, zou ik ook graag aan de heer Klink willen
stellen. De heer Klink betuigt zijn medeleven namens de VVD-fractie. Dat vind ik mooi.
Voor het leveren van een bijdrage aan de wederopbouw van Marokko noemt de heer Klink
namens de VVD het aanjagen van particuliere initiatieven vanuit het bedrijfsleven,
maar is hij ook van mening dat de Nederlandse regering daar financieel aan moet gaan
bijdragen boven op de 5 miljoen die nu al is toegezegd, omdat dit bedrag onvoldoende
is gezien de zwaarte van deze ramp en het aantal mensen dat is getroffen?
De heer Klink (VVD):
Dank aan de heer Van Baarle voor deze vraag. De particuliere initiatieven die zijn
genomen, zowel door de inwoners als door de bedrijven, zijn sowieso goed. Ik denk
dat het heel belangrijk is dat deze Minister en het kabinet daarbij een coördinerende
rol pakken. Ik zou echt zeggen: probeer dat zo veel mogelijk vanuit de rijksoverheid
te doen, zodat dit zo gericht mogelijk is. Het is goed dat die 5 miljoen al toegezegd
is aan het Rode Kruis. Kijk, noodhulp blijft te allen tijde belangrijk. Maar ik gaf
aan het einde ook al aan: wat kunnen we doen om dit in de toekomst te voorkomen, op
het gebied van wederopbouw? Dat zijn juist de aspecten waarin Nederland op mondiaal
vlak het verschil kan maken, waar we nog echt iets in de melk te brokkelen hebben.
Het gaat dan toch altijd weer gauw over landbouw en water. Laten we daar vooral vol
op inzetten. Voor de rest is een logisch moment om als Nederland van je te laten horen,
zoals ook in de brief van afgelopen vrijdag staat, de jaarvergadering van het IMF
en de Wereldbank, waarin we de multilaterale inzet steunen. Een vraag aan de Minister
zou dan ook zijn wat de concrete inzet is en welke middelen we daar gaan inzetten.
Ik heb die nu zelf niet gesteld, maar goed, dat zou via deze interruptie kunnen. Ik
denk namelijk wel dat het goed is om het zo veel mogelijk samen en gecoördineerd te
doen. We moeten namelijk ook constateren dat vanuit Marokko niet altijd direct happig
gereageerd werd op het hulpaanbod vanuit Nederland.
De voorzitter:
Helder. Een vervolgvraag van de heer Van Baarle? Ja, de laatste.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, een vervolgvraag, omdat ik het antwoord van de heer Klink namens de VVD niet helder
vind. Ik denk dat het goed is als deze Minister gewoon een helder signaal van de Kamer
krijgt als ze naar die bijeenkomst van de Wereldbank gaat. De concrete vraag was:
vindt de VVD ook dat er boven op die 5 miljoen vanuit de Nederlandse regering, bijvoorbeeld
tijdens die bijeenkomst van de Wereldbank, een aanvullend bedrag bijgedragen moet
worden om te assisteren met de wederopbouw van Marokko en het helpen van de slachtoffers
van de aardbeving? Is de heer Klink namens de VVD dus bereid om dat signaal in de
richting van de Minister, dus dat er aanvullende middelen moeten komen, te steunen?
De heer Klink (VVD):
Dan hebben we het bij deze vraag vooral over de wederopbouw. Daarover heb ik gezegd:
er zijn onderdelen waarin Nederland het verschil kan maken. Wat de VVD-fractie betreft
doen we dat zo veel mogelijk met de publiek-private samenwerkingen, bijvoorbeeld het
DRIVE-programma. Als het nodig is dat daar meer middelen voor gereserveerd moeten
worden, lijkt me dat best een logische aanpak. Ik denk dat Nederland juist op het
gebied van infrastructuur het verschil zou kunnen maken, zeker in Libië, want daar
schort het nogal aan infrastructuur. Dat moet natuurlijk wel deugdelijk zijn, maar
ik sta er zeker voor open. Ik kan nu niet zeggen: dat moet dan maar zo- of zoveel
miljoen zijn. Dat zou volstrekt nattevingerwerk zijn. Het moet wel ergens op gebaseerd
zijn, natuurlijk. Maar ik ben er zeker voor dat Nederland meer doet aan wederopbouw
op gebieden waar Nederland het verschil kan maken, dus tussen overheid en bedrijfsleven
en zeker op het gebied van infrastructuur. Daarin steun ik de heer Van Baarle.
De voorzitter:
Ik blijf nog heel even streng. Dat is een heldere reactie. Ik bespeur volgens mij
ook iets van een intentie, soortgelijk als bij het CDA. De heer Van Baarle is ook
door zijn interrupties heen, dus dit stukje wil ik graag afsluiten. Sorry, het signaal
van de heer Thijssen had ik niet gezien. Er is dus nog een interruptie van hem. Gaat
uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb eigenlijk dezelfde vraag aan de VVD over de bezuinigingen
die er nu zijn op BuHa-OS. Dit zijn dus precies de rampen waarbij er mogelijk beknibbeld
moet worden op budgetten. We zien in de begroting ook dat er op de mondiale gezondheidsstrategie
beknibbeld moet worden, omdat er 3,5 miljard bezuinigd wordt. Dus eigenlijk dezelfde
vraag aan de VVD: wil zij zich ervoor inzetten om die bezuinigingen terug te draaien,
zodat we ruimhartig hulp kunnen verschaffen aan degenen die dat het hardste nodig
hebben?
De heer Klink (VVD):
Dit is een beetje van hetzelfde laken een pak. Wat betreft noodhulp moge het heel
duidelijk zijn: de VVD staat voor noodhulp. Daar is geen discussie over. Wat betreft
wederopbouw moet je echt meer stappen zetten op het gebied van infrastructuur. Zeker
in Libië is dat nodig, maar in dit geval ook wel in Marokko. Met programma's als DRIVE
kun je de kracht van het bedrijfsleven meer inzetten om daarin stappen te zetten,
zodat je dit soort rampen in de toekomst kunt voorkomen. Ook daar is de VVD heel erg
voor. Maar er is een generiek beeld over de bezuinigingen op het gebied van buitenlandse
handel en ontwikkelingssamenwerking. Dat is eigenlijk een ander gesprek en een heel
ander verhaal. Ik denk dat er pas richting een nieuwe coalitie meer duidelijkheid
verschaft kan worden over hoe die potten precies verdeeld gaan worden. Nu even in
dit debat zeggen dat het in zijn geheel maar eventjes moet worden teruggedraaid, lijkt
mij, ook als je voor deugdelijke financiën staat, niet heel verantwoord.
De voorzitter:
Nog een vervolg?
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, graag. Mijn partij laat samen met GroenLinks zien hoe je dat prima kunt stellen
en ook financieel deugdelijk beleid kunt voeren. Een andere partij, het CDA, heeft
dit weekend gezegd: wij willen voldoen aan de 2%-norm van de NAVO én aan de 0,7%-norm,
dus als heel rijk land iets gaan bijdragen voor de allerarmsten en allerkwetsbaarsten
van deze wereld. De VVD kan die duidelijkheid voor de verkiezingen volgens mij ook
gewoon geven. En volgens mij is het antwoord dat ze wel de 2% voor de NAVO willen,
maar niet de 0,7% voor de allerarmsten en allerkwetsbaarsten van deze wereld. Die
duidelijkheid siert de VVD, maar dat we als rijk land dat niet doen om de allerarmsten
in de wereld te helpen, siert de VVD wat mij betreft niet.
De voorzitter:
Meneer Klink, nog behoefte aan een reactie?
De heer Klink (VVD):
Voor de VVD is het heel belangrijk om de 2%-norm van de NAVO te halen. Dat is niet
iets wat we sinds Oekraïne zeggen; dat zeggen we al veel langer. Dat is dus echt heel
belangrijk. Voor onze partij is het ook heel belangrijk om deugdelijke financiën te
hebben, en dat inkomsten en uitgaven met elkaar stroken. En als het gaat om ontwikkelingssamenwerking,
moeten we ook niet doen alsof Nederland een nietszeggende donor is. In absolute bedragen
zitten we bij de top tien van grootste donoren ter wereld. Ik zou het onszelf dus
gewoon niet willen aandoen dat we onszelf aanpraten dat het er allemaal niet meer
toe doet en dat we bijna niets voorstellen in de wereld, want dat is niet het geval.
Het is natuurlijk nooit zo dat de VVD ideologisch tegen de 0,7%-norm is. Maar goed,
het moet wel stroken en wat je uitgeeft, moet wel zo goed mogelijk zijn, want het
blijft belastinggeld. Ik wil de belangrijke zaken toch nog een keer onderstrepen.
Noodhulp staat voor de VVD niet ter discussie. U vindt de VVD altijd aan uw zijde
om grote stappen te zetten op het gebied van wederopbouw, juist waar het bedrijfsleven
en de overheid elkaar kunnen vinden, juist met de infrastructurele projecten op het
gebied van voedselzekerheid en water. Ik kijk daarom zeker uit naar het commissiedebat
over de Afrikastrategie, dat we binnenkort hebben. Dan kunnen we in een breder perspectief
met elkaar delen hoe we daar de komende jaren kunnen handelen.
De heer Thijssen (PvdA):
Naar dat debat kijk ik ook uit, maar ik wil hier toch iets tegenover zetten. We hebben
vorige week nog gezien hoe het prima mogelijk is in Nederland, in een rijk Nederland,
om te zorgen dat we bijvoorbeeld meer geld vrijmaken voor lagere en middeninkomens
en dat daar prima financiële dekking voor te vinden is. Dat kan hier natuurlijk ook.
We zijn een van de rijkste landen ter wereld. Het is ook niet zo dat we niks doen,
maar we kunnen wel onze internationale afspraken nakomen en 0,7% daarvoor vrijspelen.
Dat is gewoon een kwestie van kiezen en zeggen: we vinden dat de wat rijkere mensen
in dit land en de winstgevende bedrijven wat meer mogen bijdragen om dit voor elkaar
te krijgen. Dat is natuurlijk het laatste ding. Wat we bereiken met dit geld is noodhulp.
We bereiken er ook mee dat mensen het goed hebben op de plekken waar ze wonen en dat
er minder migratie is. Ook dat zou de VVD toch moeten aanspreken.
De voorzitter:
Laatste reactie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Over de deugdelijke dekking van alle moties die vorige week zijn aangenomen: daar
vinden niet alle partijen zich in. Ook de VVD-fractie vindt niet in alle moties die
zijn aangenomen de dekking heel deugdelijk. Dat geldt zeker waar af en toe heel gericht
gekeken is naar het bedrijfsleven, dat verantwoordelijk is voor hele normale banen
in Nederland. Daar speel je mee. Daar maken we ons als VVD-fractie zeker zorgen over.
Dat geldt uiteraard ook als het gaat om migratie, maar dat realistische beeld is er
hopelijk bij heel veel partijen in deze Kamer. Het is een veel breder verhaal. Als
je puur naar migratie kijkt, dan heeft dat ook te maken met wat je doet op het gebied
van handel, handelsakkoorden, investeringen, ontwikkelingssamenwerking en kennisoverdracht
tussen Nederland en het ontvangende land of het land waarmee je afspraken wil maken
op het gebied van migratie. Ik zie natuurlijk ook wel dat dat breder is. Ik denk dat
we daar altijd de verbinding moeten zoeken. Ik wil nogmaals benadrukken dat we onszelf
als Nederland niet moeten aanpraten dat we nul komma nul voorstellen op het gebied
van ontwikkelingssamenwerking. We zitten qua absolute bedragen nog steeds in de top
tien grootste donoren ter wereld.
De voorzitter:
Helder. We vervolgen met de inbreng van de heer Eppink van BBB.
De heer Eppink (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb de indruk dat alle interrupties voorbij zijn. A walk
in the park!
De voorzitter:
Er zijn er nog een paar beschikbaar.
De heer Eppink (BBB):
Voorzitter. De leden van de BBB-fractie leven mee met de slachtoffers van de rampen
in Marokko en Libië. We betuigen onze steun aan de hulpverlenende organisaties die
ter plekke de slachtoffers kunnen helpen na deze verschrikkelijke rampen. Dat de regering
van Marokko slechts enkele landen hulp heeft gevraagd, en niet Nederland, is opmerkelijk.
Als Marokko deze hulp niet nodig heeft omdat het zelf de touwtjes in handen wil blijven
houden, dan is dat te respecteren. Marokko is daartoe niet verplicht. Ook is de onmiddellijke
inzet van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-verenigingen
om slachtoffers in korte tijd te kunnen helpen erg effectief. We zijn blij dat het
geld dat gedoneerd is goed terechtgekomen is. Is het mogelijk om in te zien in welke
mate welke hulp is verleend? Zou dit overigens een goed leermoment zijn voor de Nederlandse
regering om te kijken welke middelen zijn ingezet en het best werken bij dergelijke
rampen?
Wat betreft Libië, waar enigszins te weinig over gesproken is, zou ik willen zeggen
dat de BBB-fractie de slachtoffers die zijn gevallen na de doorbraak van de dammen
in Libië betreurt. De ravage die deze vloedgolf heeft achtergelaten, is dan ook in
verschillende rapportages goed zichtbaar. Zo zagen we een rapportage over de vernietigde
gebouwen die in het stroomgebied achter de dammen stonden, waar nu niets meer van
over is. Daarnaast is hulp bieden aan een land als Libië erg lastig vanwege de sinds
2011 complexe binnenlandse situatie daar. Dat de dammen zijn doorgebroken door de
weersomstandigheden is natuurlijk betreurenswaardig. Zeker als zo'n groot object als
een dam doorbreekt, is de schade aanzienlijk. In de Volkskrant stond een artikel over
de dammen waarin benoemd werd dat deze al scheuren vertoonden in 1998, maar dat die
uiteindelijk nooit helemaal gerepareerd zijn. Mijn vraag aan de Minister is of er
een overzicht is van de financiële steun die is gegeven aan Libië in de jaren daarvoor.
Kan ze daar een beeld van geven? Is er gekeken naar waar die middelen precies terecht
zijn gekomen? Want kennelijk zijn deze dammen en het onderhoud ervan verwaarloosd;
daarom zijn ze doorgebroken. Kan de Minister ons op de hoogte houden van de ontwikkelingen?
Kan zij aangeven welke lessen hier mogelijk zijn te leren voor Nederland?
Dank u.
De voorzitter:
Wat een samenwerking inderdaad, dat we de tijd zo mooi verdelen. We doen het best
netjes in deze eerste termijn. Er is een vraag voor u van de heer Klink; gaat uw gang.
De heer Klink (VVD):
Een korte vraag aan de heer Eppink van de BBB, over de oproep die de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten gedaan heeft om een financiële bijdrage te leveren. Ik kan me
zo voorstellen dat dat uiteindelijk gaat om het inzetten van lokale belastingen. Mijn
vraag aan de heer Eppink van de BBB is wat hij daarvan vindt, want er zijn nogal wat
lokale problematieken in de regio.
De heer Eppink (BBB):
Dank u wel voor de vraag. Als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat initiatief
neemt, is het evident dat het aan de gemeenten is om daarover te oordelen. Het gaat
over hun middelen. De gemeenteraad en wethouders van deze gemeenten gaan daarover.
Dat is gemeentelijke autonomie. Derhalve zou ik zeggen dat het een zaak van de gemeenten
is. Den Haag moet zich niet overal mee bemoeien. Laten gemeenten zelf ook initiatieven
nemen op dat gebied.
De voorzitter:
Misschien heeft u behoefte aan een vervolg, aan een tweede vraag? Nee? Helder? Ja.
Dan gaan we tot slot naar de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid voor zijn inbreng.
Gaat uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik doe deze inbreng ook namens de collega's van GroenLinks.
Veel collega's hebben het al gezegd: de beelden die we hebben gezien uit zowel Marokko
als Libië zijn hartverscheurend. Er zijn beelden genoemd van een jongetje dat aan
het rondscharrelen is in het puin. Ik heb verhalen gehoord over dorpen die voor een
groot deel zijn weggeslagen en waar een groot deel van de bevolking is omgekomen.
De beelden uit Libië zijn ook vreselijk. Het is verschrikkelijk als dit je overkomt.
Ook onze fracties willen alle nabestaanden, zowel die ter plaatse als die in Nederland,
heel veel sterkte wensen om hier zo goed mogelijk mee om te gaan.
We moeten natuurlijk kijken wat we kunnen doen, op de korte termijn maar ook op de
langere termijn. Ik denk dat we ons daarop moeten richten in dit debat. Daarom dank
ik de Minister voor de brieven die zij hierover heeft gestuurd. Ik denk dat het voor
heel veel mensen goed is om te weten dat we, hoewel we als Nederland niet zelf Marokko
in konden, wel hebben kunnen helpen via de Rode Halve Maan, via donaties via het Rode
Kruis. Het is heel fijn dat dat mogelijk was. Ook een aantal particuliere initiatieven
is het wel gelukt om daar aan te komen en te helpen, en dat is heel fijn om te horen.
Maar de vraag aan deze Minister is natuurlijk wel waarom met name de Search-and-Rescuehulp,
die op de korte termijn zo belangrijk is, niet werd geaccepteerd. We lezen in de brief
dat er praktische bezwaren waren, maar daar ben ik dan wel benieuwd naar, want zo
heel ver weg is Marokko nou ook weer niet. We hebben vliegtuigen die daar relatief
makkelijk heen kunnen, dus wat waren nou die praktische bezwaren? Kunnen we daar meer
inzicht in krijgen?
Voor de iets langere termijn – er komt een koude winter aan – is de vraag of de Minister
of internationale hulporganisaties zicht hebben op welke hulp er nodig is. Zal die
hulp er op tijd zijn, voor de winter er is? Is er voldoende water? Is er voldoende
voedsel? Zijn er voldoende tenten en onderkomens? Is er op de een of andere manier
voldoende warmte, zodat die mensen inderdaad de winter kunnen doorkomen? Ik heb ook
een vraag over de psychosociale hulp voor de mensen die getroffen zijn. Is daar oog
voor? Wordt er op dat vlak hulp geboden?
Ik heb vergelijkbare vragen over de situatie in Libië. Daar zijn nu heel veel zorgen
over stilstaand water en rioleringen die zijn weggespoeld, mogelijk met infectieziektes
als cholera tot gevolg. Kan Nederland helpen om die infecties in te dammen om ervoor
te zorgen dat er boven op deze ramp niet nog een andere ramp komt?
Verder weten we ook dat er in Libië allerlei vluchtelingen uit Syrië en Sudan zijn.
Kan de Minister inzage geven in hoe kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, inclusief
deze vluchtelingen en migranten, additionele aandacht krijgen bij de noodhulprespons?
Is er daarop inzet vanuit haar ministerie?
We hebben het inderdaad al gehad over die Nederlandse hydroloog. We hebben natuurlijk
het DRRS-programma, met watergerelateerde hulp. Mijn fractie verwacht eigenlijk wel
dat dit soort situaties zich door klimaatverandering vaker gaan voordoen. Watergerelateerde
hulp is daarbij heel erg nuttig. Mijn vraag aan de Minister is dus of zij die mening
deelt. Hoe kan er vooraf al op worden ingezet dat als zoiets gebeurt, we vanuit Nederland
met precies die hulp zo goed mogelijk kunnen bijdragen en het verschil kunnen maken?
Ook aan deze Minister stel ik dan toch de vraag of ze het eens is met GroenLinks en
PvdA dat het toch wel heel erg is dat we nu 3,5 miljard gaan bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking.
Dan staat er nog wel net een hek om noodhulp heen, maar er wordt natuurlijk wel bezuinigd
op de mondiale gezondheidsstrategie. Het kan toch niet anders dan dat dat in dit soort
situaties of bij de preventie daarvan gevolgen gaat hebben?
Voorzitter, nog even heel erg kort. Ik ga hier vanavond bij het debat over mensenrechten
ook wat vragen over stellen. We krijgen signalen over een mogelijke genocide in Sudan.
Hebben die signalen de Minister ook bereikt? Hoe reageert zij daarop, en vooral op
wat daarbij hoort? Dat zijn die enorme vluchtelingenstromen en de humanitaire crisis
die zich lijkt te voltrekken. We zien de Minister niet zo heel vaak. Dit is wel heel
erg urgent. Ik wil dus toch even vragen om haar reactie. Dit zal ongetwijfeld op haar
netvlies staan, maar hoe gaat zij hiermee om?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Helder. Dank aan meneer Thijssen namens de fracties van zowel de Partij van de Arbeid
als GroenLinks. Ik merk dat uw inbreng en de vragen die u stelt mij ook weer eventjes
terugbrengen naar de tijd dat ik zelf orkaan Irma meemaakte. Je merkte dat die resilience
waar jullie over spreken inderdaad ontzettend sterk is, die saamhorigheid van mensen.
De wijze waarop mensen zelf in staat zijn om te activeren, is natuurlijk echt gewoon
de basis. Terwijl ik daar zelf uren na het passeren van de orkaan een witte duif trof,
hoop ik dat de slachtoffers, families en gemeenschappen wat dat betreft in dit geval
ook een gevoel van hoop ontlenen aan hoe wij internationaal samenwerken en aan hoe
ze samenkomen om de eerste nood te lenigen. Dat wilde ik toch zeggen, omdat zo'n debat
over deze omstandigheden, met multipele crises in de regio, voor mij toch heel persoonlijk
voelt.
We zijn daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De Minister heeft om twintig minuten schorsing gevraagd om zich voor te bereiden op
haar reactie. Ik zou willen voorstellen dat we tot 11.15 uur schorsen. We zetten het
debat dan voort met de reactie van de Minister.
Dank aan eenieder.
De vergadering wordt van 10.50 uur tot 11.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemorgen weer, allemaal. We zijn met vijf Kamerleden van de commissie overgebleven,
want de heer Boswijk van het CDA heeft zich geëxcuseerd. Inmiddels hebben we natuurlijk
de eerste termijn aan de zijde van de Kamer afgerond. We zijn hier dus terug voor
het commissiedebat van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over de acute situatie in Marokko en Libië. Ik geef graag het woord aan de Minister
voor haar reactie op de vragen die zijn gesteld aan de zijde van de Kamer.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag allereerst stilstaan bij de slachtoffers
van de verschrikkelijke rampen in Marokko en Libië. Mijn oprechte medeleven gaat uit
naar de mensen en nabestaanden daar, en naar alle families, ook hier in Nederland.
De mensen in nood, waar wij nauw mee verbonden zijn, verdienen onze volle steun. We
hebben ze geholpen vanaf het begin, maar zullen daar natuurlijk mee doorgaan. Ik wil
daarnaast ook mijn waardering uitspreken voor alle hulpverleners die actief zijn en
waren in de rampgebieden, en iedereen in onze samenleving, in Nederland, die is toegesneld
met hulp.
Ik zal in mijn beantwoording eerst een paar algemene dingen zeggen. Daarna zal ik
ingaan op de noodhulp in Marokko, de noodhulp in Libië, de langetermijnhulp in Marokko,
de langetermijnhulp in Libië, en dan overig, maar dat is eigenlijk maar één vraag,
over Sudan.
De voorzitter:
Minister, eventjes voor de helderheid: ik hoor in uw introductie dat u voorstelt om
het in vijf blokken te bespreken, met als laatste blok overig. Voor de Kamerleden:
zullen we dan kiezen voor vier losse vragen aan de Minister? Ja. Oké.
Minister Schreinemacher:
Ik zei het al: het zijn opnieuw dramatische crises. Helaas zullen het ook niet de
laatste zijn. Ik heb een humanitair budget van 520 miljoen euro op jaarbasis. Dat
hebben we namens het kabinet vastgesteld. Gelukkig heb ik dat kunnen ontzien met de
recente ombuigingen op mijn begroting, maar we hebben ook gezien: 520 miljoen is eigenlijk
niet genoeg. Alle budgetten die landen gezamenlijk beschikbaar stellen om de noden
van humanitaire crises te lenigen, zijn niet genoeg, zo veel mensen worden er getroffen
door natuurrampen en conflict. Het is ook al genoemd: humanitaire noodhulp is eigenlijk
maar een pleister voor de wonden. Eigenlijk wil je natuurlijk structureel de grondoorzaken
tegengaan. Dat moeten we ook doen. Dat doen we. Maar ook daar is natuurlijk meer geld
voor nodig. Om de grondoorzaken tegen te gaan, om dat goed te doen, is blijvende inzet
nodig. Dat doen wij op dit moment in ieder geval met waar Nederland goed in is: onze
inzet op stabiliteit, economische ontwikkeling en klimaatadaptatie, samen met tal
van partners, publiek en privaat. Daar zijn we nu mee aan de slag.
Dan zal ik nu verdergaan met het blokje over de noodhulp in Marokko.
De voorzitter:
Minister, er is een vraag van de heer Van Baarle, DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Allereerst een vraag over de algemene beantwoording van de Minister, over dat budget
van 520 miljoen per jaar: is die 5 miljoen die voor Marokko is gereserveerd, van die
520 miljoen af gegaan? En hoeveel van dat bedrag van 520 miljoen is nog beschikbaar
om eventueel iets extra's te doen in de richting van de mensen in Marokko? Heeft de
Minister een beeld van hoe dat zit?
Minister Schreinemacher:
Daar wilde ik zo op ingaan. Die 5 miljoen is inderdaad van die 520 miljoen af gegaan.
Zoals wij het nu kunnen inschatten, zoals mijn mensen het mij nu vertellen... Kijk,
we kunnen altijd verder zoeken, maar vooralsnog hebben we gedaan wat wij doen in Nederland.
Aan het begin van het jaar geven we ongeoormerkte steun aan organisaties zoals de
Dutch Relief Alliance, de Verenigde Naties en het Rode Kruis. Dat storten zij in hun
noodhulpfondsen. Binnen die fondsen is er dus nog wel geld over, maar dat staat niet
op onze bankrekening. Dat staat juist al op de bankrekening van de organisaties die
zo snel mogelijk ter plaatse moeten kunnen zijn. Dat doen we juist om hen in staat
te stellen om daar zo snel mogelijk hulp te bieden. Maar binnen het humanitaire budget
dat bij ons op de begroting staat, was die 5 miljoen eigenlijk al schrapen, om het
oneerbiedig te zeggen. Eigenlijk is er humanitair gewoon niet veel meer over.
Dan ga ik verder met de ramp in Marokko in het bijzonder. De heer Van Baarle vroeg
of we concretere cijfers hebben van slachtoffers en getroffenen. Op dit moment weten
wij van 3.000 dodelijke slachtoffers in Marokko, duizenden mensen zonder huis en grote
materiële en emotionele schade. Dat is nu de stand van de aardbeving in Marokko. De
hoeveelheid getroffenen, die 2,8 miljoen, kunnen wij op dit moment niet verifiëren,
maar dat zou helaas inderdaad een heel realistisch getal kunnen zijn.
Nederland heeft – ik dank de leden ook voor de complimenten – snel aan de hulpverlening
kunnen bijdragen via onze humanitaire partners, waaronder de VN, de Dutch Relief Alliance
en het Rode Kruis, met onderdak, voedsel, water, de mentale en psychische zorg waarnaar
de heer Thijssen vroeg, en de medische zorg voor de zwaarst getroffenen. Onze partners
werken met lokale organisaties, dus professionals en vrijwilligers ter plaatse, zodat
ons budget ook direct effectief is daar waar dat nodig is. Ik heb zojuist al gezegd
dat wij als Nederland 5 miljoen direct hebben vrijgemaakt voor het Rode Kruis. Dat
kon ook meteen worden ingezet bij de lokale partner, de Marokkaanse Rode Halve Maan.
Zij waren al ter plekke. Daarmee kon ook deze financiering snel de beoogde en benodigde
diensten leveren, en konden goederen aangeschaft worden.
Dan vroeg de heer Hammelburg nog in hoeverre die hulp ook al vooruitziet op wat er
in de winter komen gaat. Dat is winterisation, zoals we dat ook wel noemen. Op dit
moment is de noodhulp, onze steun die wij geven, er ook voor om goederen vrij te maken
voor de overwintering. Het doel is om zo veel mogelijk spullen, zoals kachels, dekens,
tenten, daarvoor gereed te maken. Die hulp is daar ook voor nodig. Het is natuurlijk
aan Marokkaanse autoriteiten om dergelijke hulp toe te laten en om waar nodig internationale
aanvragen te doen voor aanvullende steun.
De voorzitter:
Minister, ik denk dat er een vraag is van de heer Hammelburg. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Dit is vaak een herhaling van scenario's bij helaas de vele noodsituaties en de rampen
die zich dit jaar hebben voltrokken en die we vandaag al eerder hebben benoemd. Dat
zijn de aardbevingen in Turkije en Syrië, wat er nu in Marokko en Libië gebeurt en
eerder de oorlog in Oekraïne. Elke keer vraagt dat om snel schakelen. We zien dat
er op twee fronten een respons komt vanuit de internationale gemeenschap. De Verenigde
Naties en de Wereldbank gaan aan de slag met de vraag wat er nodig is voor de wederopbouw.
Dat duurt lang. Er komen berekeningen en daar draagt Nederland achteraf altijd aan
bij. We zijn er ook altijd heel goed in om aan het begin wat geld te sturen om te
laten zien dat we solidair zijn. En we hebben natuurlijk dat ongeoormerkte geld dat
al klaarstaat bij de gespecialiseerde organisaties, die direct aan de slag kunnen.
Het is echt fantastisch dat Nederland dat doet. Dat zouden meer landen moeten doen.
Ondertussen zien we in die tussenfase, na die eerste weken van nood, dat de winters
eraan komen en dat het dan vaak hapert. Het hulpverzoek is dan nog niet goed geformuleerd
door de autoriteiten, die daar niet op berekend zijn. We staan dan altijd een beetje
aan de zijlijn. We moeten dan vanuit de Kamer een debat aanvragen, moties indienen
en pushen om toch dat extra geld en die extra aandacht te krijgen. We hebben dat gehad
in het geval van Oekraïne; we hebben dat ook in het geval van de aardbeving in Turkije
en Syrië gehad. Mijn vraag is nu aan de Minister: wat is op dit moment haar concrete
plan om te zorgen dat de Marokkanen onze hulp voor de winter gaan aannemen, en wat
is die hulp?
Minister Schreinemacher:
Toch nog even. Wij doen aan het begin van het jaar, zoals de heer Hammelburg ook zei,
ongeoormerkte bijdragen aan die organisaties, waaronder het Rode Kruis en de Rode
Halve Maan. We hebben daarbij nu direct 5 miljoen gegeven. Maar ook dat is bedoeld
voor de komende weken en de komende tijd om daarmee verwarming, heaters, dekens et
cetera mee vrij te maken. Daar is dat geld ook voor bestemd. Daarnaast werken we ook
meer met de lange termijn. Daar zal ik zo nog op ingaan, in het derde of vierde blokje.
Maar de winterisation maakt juist deel uit van de noodhulp. Zo zien wij dat ook. Ik
heb het over tenten et cetera.
De voorzitter:
Een tweede vraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dat begrijp ik allemaal, maar ik probeer nu niet te redeneren vanuit de gedachte:
wat geven wij als Nederland qua bedrag? Het gaat om 5 miljoen. Als Kamerlid moet ik
controleren of de juiste hulp komt op de plek waar daar behoefte aan is. Dan zegt
het mij niet zo heel veel. We hebben ongeoormerkt geld aan organisaties uitgegeven
die heel goed werk verrichten, maar ik kan niet controleren hoe er vanuit de behoefte
wordt geredeneerd. Eigenlijk wil ik heel graag concreet van het ministerie, van deze
Minister horen wat op dit moment de behoefte is of lijkt op basis van inschatting
en eerdere ervaringen. Die ervaring heeft Nederland gewoon. Wat is ervoor nodig? Hebben
wij voldoende middelen als er extra nodig is? We hebben bij de aardbevingen in Turkije
en Syrië namelijk gezien dat dit niet het geval was. Dat vond ik beschamend. Dat lijkt
nu weer het geval, als ik naar het eerste antwoord van de Minister luister. Er lijkt
weer geen extra geld te zijn. Die 5 miljoen was al quote, unquote «het schrapen van
budgetten». Wat is er nodig? Wat kunnen we doen voor het geval zo meteen de eerste
sneeuwvlokken gaan vallen? Dat gaat heel snel gebeuren. Ik snap dat alle Marokkaanse
autoriteiten overrompeld zijn door de situatie. Ik snap dat het een hele zware opgave
is, maar wij hebben die ervaring. Wij kunnen helpen. Wat gaan we doen?
De voorzitter:
En dan gaat het heel specifiek over de noodhulpperiode, zeg ik nog eventjes ter bevestiging.
Minister Schreinemacher:
Ik noemde al onderdak, voedsel, water, medicatie, mentale zorg en psychosociale steun.
Daarvan weten we dat het nodig is en de komende tijd nodig blijft. Daar blijven we
dus op inzetten. De EU heeft de Marokkaanse autoriteiten een aanbod gedaan om te helpen
met winterisation. Dat is op dit moment nog niet geaccepteerd. Vanuit de post proberen
wij Marokkaanse autoriteiten te bereiken en daartoe te bewegen. Dat doen we niet alleen
vanuit de post; mijn collega Minister Hanke Bruins Slot en ik staan zelf ook in contact
met de Marokkaanse autoriteiten, om hen ertoe te bewegen om die steun aan te nemen.
Dat is nog even los van het USAR-team, waar ik zo op in zal gaan. Verder brengen de
Wereldbank en de Verenigde Naties natuurlijk meer het grote plaatje, de grote hulpverzoeken,
in beeld. Daar zullen we tijdens de Wereldbankvergadering van begin oktober ook over
spreken. Dat loopt dus nog. Voordat ik daarnaartoe afreis, wil ik de Kamer er graag
over informeren wat we daar op dat moment over weten. Maar dat is in ieder geval hoe
het er nu voor staat, met de noden die we nu kennen en het aanbod dat wij nu hebben
gedaan.
De voorzitter:
Een tweede vraag van meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Toch hierop verdergaand: ik zou graag aan de Minister willen vragen wat haar taxatie
is. Is de 5 miljoen die Nederland heeft bijgedragen voor die noodhulp voldoende? De
fractie van DENK vindt van niet, want we weten dat er op dit moment, as we speak,
gewoon een enorm groot tekort is aan tenten en sanitaire voorzieningen en dat mensen
buiten slapen. Is de taxatie van de Minister dat die 5 miljoen voldoende is? Ik kan
dat niet geloven. Twee: wat is op dit moment het beeld van die 5 miljoen? Is die al
volledig ingezet? Zo ja, dan sterkt mij dat alleen maar in de overtuiging dat er nog
meer nodig is, gezien de schrijnende tekorten aan tenten en hulpverlening die er op
dit moment zijn.
De voorzitter:
Helder.
Minister Schreinemacher:
In antwoord op die vraag: het lijkt zich nu te beperken tot die 5 miljoen, maar dat
is niet zo. Ik heb dat eigenlijk al twee keer kort uitgelegd. Wij geven aan het begin
van het jaar. Het is dus niet zo dat Nederland 5 miljoen heeft gegeven voor deze ramp;
wij geven het juist bij voorbaat. Deze 5 miljoen is nog niet in z'n geheel uitgegeven.
Dat gebeurt nu eigenlijk, ook op basis van wat er op dit moment nodig is. Maar het
is ook juist aan onze partnerorganisatie, de Marokkaanse Rode Halve Maan, om dat inzichtelijk
te maken en ervoor te zorgen dat de benodigde hulp ter plaatse komt. We hebben deze
debatten vaker gevoerd in de Kamer; dat onderstreepte de heer Hammelburg ook. Daarbij
geven wij aan dat wij niet «in kind support» leveren, zoals dat heet in mooi Engels.
We sturen dus geen spullen vanuit hier, omdat het met de transportkosten gewoon duurder
is om het hier in te kopen. Ter plaatse kan het vaak direct worden ingezet. De spullen
worden dus daar gekocht en daar ingezet. Uiteindelijk is die 5 miljoen een gedeelte
van de Nederlandse bijdrage aan deze ramp tot nu toe. Maar ik geef ook direct toe
– verschillende leden, waaronder de heer Thijssen, refereerden daar ook aan – dat
de begroting van BHOS eindig is. Ik begrijp de wens om meer te doneren heel goed,
maar ik vind het wel heel belangrijk dat we eerst kijken wat er nodig is en of er
meer financiële middelen nodig zijn voor noodhulp. Nederland was een van de eerste
landen die een bijdrage hebben geleverd. Dat werd ook zeer gewaardeerd door de Marokkaanse
autoriteiten. We moeten ook kijken wat andere landen nu doen en of daarmee even is
voldaan aan de hulpvraag wat betreft noodhulp. Dan kunnen we kijken wat er eventueel
verder nodig zou zijn voor wederopbouw.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Hammelburg van D66.
De heer Hammelburg (D66):
Ja, want dat is nou precies het probleem. Als we nu naar de eerste beelden kijken
en de eerste geluiden horen, weten we dat de noodhulp op dit moment niet voldoende
is, in financiële termen maar ook qua ondersteuning. Door het jaar heen en zeker het
afgelopen jaar zeggen organisaties als het Rode Kruis, het World Food Programme en
UNICEF allemaal structureel: de rampen en noodtoestanden stapelen zich steeds meer
op door toenemend conflict door toenemende klimaatverandering. Dat betekent dat de
budgetten wereldwijd, maar ook vanuit Nederland, simpelweg ontoereikend zijn. Als
je dan weer inzoomt op de situatie in Libië en Marokko, kun je heel simpel concluderen
dat we onvoldoende budget hebben gegeven voor Marokko en Libië, namelijk 5 miljoen
en 2 miljoen, en dat er meer nodig is. De vraag is dus of de Minister het dan op z'n
minst ermee eens is – volgens mij zei ze dat in haar opening – dat het voor de komende
verkiezingen en campagne belangrijk is dat iedereen goed begrijpt dat het budget voor
ontwikkelingssamenwerking, zeker voor noodhulp, echt essentieel is voor solidariteit,
menselijke waardigheid, barmhartigheid en ook voor stabiliteit.
De voorzitter:
Helder.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het helemaal eens met de heer Hammelburg dat noodhulp héél belangrijk is. Daarom
ben ik ook heel blij dat we dat we die in ieder geval hebben kunnen ontzien bij de
ombuigingen op het BHOS-budget. In mijn eerste termijn heb ik in mijn inleiding al
aangegeven dat 520 miljoen te weinig is voor alle noden die er op dit moment zijn.
Natuurlijk geven al die organisaties hetzelfde bij mij aan. Ik moet wel zeggen dat
Nederland voor bijvoorbeeld het crisisnoodhulpbudget van de VN de grootste donor is.
Dat betekent niet dat er uiteindelijk genoeg in dat budget zit, maar het is wel zo
dat Nederland daar echt stevig aan bijdraagt. Maar goed, het kan altijd meer, want
het is te weinig. Dat zien we.
De voorzitter:
Er is nog een vervolgvraag van de heer Thijssen van PvdA/GroenLinks.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank aan de Minister voor de beantwoording en het heldere signaal dat ook 520 miljoen
voor noodhulp niet toereikend is. Uiteraard ook dank aan het ministerie en alle hulpverleners
om zo goed mogelijk te helpen met de middelen die we hebben. Ik werd wel even getriggerd
door het woordje «ombuigen», want er wordt toch niet omgebogen op het BHOS-budget?
Er wordt gewoon gekort. Het is toch gewoon een bezuiniging, omdat de asielkosten te
hoog uitpakken?
Minister Schreinemacher:
Als je het heel feitelijk bekijkt, dan wordt er omgebogen binnen het ODA-budget en
wordt er bezuinigd op de OS-programma's in met name ontwikkelingslanden in Afrika.
Ja.
De voorzitter:
Helder. De heer Klink heeft ook een vraag.
De heer Klink (VVD):
Ik ga nog in op de noodhulp en dat het te weinig is, het onderwerp waar het debat
van zonet over ging. Ik ben dan toch benieuwd hoe het zit met de bijdragen van de
omringende landen. Dat zijn soortgelijke economieën. Hoe doet Nederland het dan? Net
gaf de Minister al aan dat Nederland de grootste donor is. Is er zicht op hoe onze
directe buren handelen?
De voorzitter:
Helder.
Minister Schreinemacher:
Daar kom ik in de tweede termijn graag even op terug.
De voorzitter:
De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Ik vervolg nog even de beantwoording over de noodhulp in Marokko. De heer Thijssen
vroeg naar de psychosociale hulp. In Libië heeft de VN psychosociale hulp opgenomen
in het noodhulpprogramma. Ook onze DRA-partners bieden deze ondersteuning aan slachtoffers
aan. In Marokko is de psychosociale hulp eveneens een belangrijk onderdeel van de
respons van het Rode Kruis en de Halve Maan-beweging. Dit is een respons die mede
door Nederland wordt ondersteund en vooral door Nederland wordt aangejaagd.
Verschillende leden vroegen nog naar de praktische bezwaren. Waarom is het Nederlandse
USAR-team niet ingezet door de Marokkaanse autoriteiten? Gevraagd werd of wij dat
écht proactief, proactief hebben aangeboden. Dat hebben we. Dat hebben we gedaan via
de post en ook via het ministerie, dus zowel via onze post in Marokko als de via de
Marokkaanse ambassade hier. Dat hulpaanbod werd zeer op prijs gesteld. Die boodschap
hebben de Marokkaanse autoriteiten ook overgebracht. De praktische bezwaren waren
vooral dat Qatar bijvoorbeeld meer Arabischsprekende mensen in het team had, dat er
bijvoorbeeld gedeelde oefeningen waren geweest met het Spaanse USAR-team en dat er
met het VK al een samenwerking was aangegaan. Daarnaast speelde nog het volgende.
In Turkije betrof het een heel groot gebied dat je van verschillende kanten in kon
met USAR-teams, maar in Marokko ging het echt om een redelijk onherbergzaam gebied
en het was lastig om daar vanuit verschillende kanten in te komen. Dus dat was eigenlijk
maar één kant. Het werd zeer gewaardeerd dat vanuit alle landen USAR-teams klaarstonden,
maar het was logistiek te lastig. Wij hebben wel steeds gezegd: dit is een aanbod
en dat blijft staan; als jullie op een ander moment toch nog behoefte hebben daaraan
of aan andere hulp, laat het dan weten. Ook dat is gewaardeerd door de Marokkaanse
autoriteiten. Zij zullen laten weten wanneer zij dat nodig hebben. Maar dat zijn de
praktische bezwaren waar we in de brief aan hebben gerefereerd.
De voorzitter:
Minister, uw toelichting leidt tot een vraag van de heer Klink, VVD.
De heer Klink (VVD):
Dank, Minister, voor de duidelijke uiteenzetting van de praktische bezwaren. Ik concludeer
dan zelf maar eventjes – maar ik hoor graag de bevestiging van de Minister – dat politieke
motieven absoluut niet aan de orde waren in dezen.
Ik had ook een andere vraag gesteld, maar misschien komt de Minister daar nog op terug.
Er werd net in het antwoord al een beetje iets genoemd over toekomstige hulp. Kan
de Minister dat iets meer concretiseren? Wat kunnen we dan aanbieden en waarin hebben
de Marokkaanse autoriteiten wel interesse?
Minister Schreinemacher:
Op dat eerste punt zeg ik: voor zover wij weten. Ik kan natuurlijk nooit in de hearts
and minds van de Marokkaanse autoriteiten kijken voor het waarom. Maar dit is wat
zij ons hebben laten weten. Volgens mij is dat een heel plausibel verhaal over waarom
onze hulp op dit moment niet nodig werd geacht.
Op de volgende vraag, over de hulp die we verder zouden kunnen bieden, zou ik graag
ingaan bij het punt over wederopbouw. Daar hebben verschillende leden naar gevraagd.
Anders ben ik al m'n kruit aan het verschieten in het eerste blokje.
De voorzitter:
Helder. U heeft niet voor niets aangegeven dat uw beantwoording uit een aantal blokken
bestaat. De lange termijn hoort meer in het derde blok. U vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Dan over de noodhulp in Libië. Ook daar zijn echt ontzettend veel doden. Op dit moment
staat de teller op 4.000. Er zijn 8.000 vermisten in Libië en 880.000 getroffenen.
Ook hier zijn duizenden mensen ontheemd en is er immense emotionele en materiële schade.
Libië heeft wél een internationaal hulpverzoek gedaan. Dat maakt het voor landen en
internationale humanitaire organisaties mogelijk om snel hulp te bieden, op te schalen
en gecoördineerd te werk te gaan. Het noodhulpfonds van de VN heeft meteen 10 miljoen
dollar bijgedragen zodat de hulp snel gestart kon worden. Zoals ik net al zei is Nederland
dit jaar de grootste donor van dit noodfonds, waardoor 1,5 miljoen dollar van die
10 miljoen eigenlijk direct aan Nederland kan worden toegerekend. Dat is die ongeoormerkte
bijdrage die we aan het begin van het jaar doen, waardoor de VN daar meteen ter plaatse
kon opschalen.
Dat is ook mijn reactie op de vraag van de heer Van Baarle. Uiteindelijk hebben we
sowieso al meer dan 2 miljoen via onze DRA-partners aan de hulp aan Libië bijgedragen.
De DRA-partners zijn dus ook begonnen met de Acute Joint Response van 2 miljoen. Ook
boden we ondersteuning en expertise op het gebied van rampenbestrijding aan Libië.
Het USAR-team is echt gespecialiseerd in aardbevingen, dus daar had dat niet zo veel
zin. Maar we hebben wel gekeken naar wat voor team er eventueel beschikbaar zou zijn
voor rampen die meer in water zijn. Verschillende leden hadden het daar ook over.
We zijn nu ook in overleg met IenW bezig zijn om een soort «USAR on water»-team te
starten en te bekijken wat daar allemaal voor nodig zou zijn. We kunnen namelijk zeker
door El Niño eigenlijk helaas al met zekerheid stellen dat de overstroming in Libië
niet de laatste zal zijn. Stel dat wij snel daar ter plaatse willen zijn, juist met
onze expertise, en willen helpen bij zaken waar snel behoefte aan is, op een manier
waar Nederland goed in is. Dat zou iets kunnen zijn dat internationaal structureler
ingezet zou kunnen worden. Dus daarover zijn we op dit moment in overleg met IenW.
Volgens mij is dat behalve alle noodhulp een goed aanbod om de Nederlandse ondersteuning
en expertise op het gebied van rampen en met name water te kunnen inzetten.
De heer Klink vroeg of we in Libië ook actief zijn op het WASH-thema. Wij zullen de
expert leveren die daar voor de Internationale Organisatie voor Migratie, de IOM,
actief is, en zo een versterking leveren op het thema WASH. Op dat vlak zijn we dus
ook in Libië wel actief.
Dat raakt ook aan wat de heer Thijssen vroeg over het helpen indammen van infecties.
Na de ramp in Libië heeft de Wereldgezondheidsorganisatie daar de coördinatie op het
gebied van de gezondheidssituatie. Medewerkers van de WHO zijn actief in het rampgebied.
Door de flexibele algemene bijdrage van Nederland, ook aan de WHO, kan de WHO de mogelijke
gezondheidsrisico's in kaart brengen en proactief handelen, ook om infecties in te
dammen. Zij zijn daar dus druk mee bezig, want dat risico ligt inderdaad op de loer.
De heer Thijssen vroeg nog naar waterinitiatieven. Ik noemde net al het USAR-team
on water. Ik hoop dat dit in de toekomst ingezet kan worden, maar op dit moment worden
ook voor Libië al verschillende initiatieven op het gebied van water uitgevoerd. Via
de EU is een expert ingezet en we kunnen het Dutch DRRS-waterprogramma inzetten. Ik
wil graag benadrukken dat het van belang is om aan de grondoorzaak van watergerelateerde
crises te werken. Daar hebben we het al eerder over gehad. Dat doen we bijvoorbeeld
door bestaande waterprogramma's en -projecten ter bevordering van goed bestuur. Ook
hebben we de programma's gestart om de risico's op dergelijke rampen te verminderen,
zoals het programma From satellites to sandbags. Dat hebben we nu in vier andere Afrikaanse
landen uitgezet, maar dat programma willen we ook voor Libië gaan inzetten. Daarbij
worden de data van satellieten die aangeven waar het water precies is, ingezet in
samenwerking met de mensen on the ground, zodat men kan zien waar de dammen gebouw
moeten worden, en waar kan worden ingezet op preventie en een ramp kan worden tegengegaan.
Zoals gezegd, weten we dat die door El Niño de komende tijd vaker zal voorkomen.
Door de heer Eppink werd nog gevraagd wat wij doen aan het onderhoud van dammen in
Libië. Nederland is, natuurlijk voor zover mogelijk gezien de gevoeligheden, altijd
actief betrokken geweest bij de Libische bevolking. Onze focus is gericht op projecten
op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat. In alle eerlijkheid: tot nu toe hebben
wij ons niet gericht op het onderhoud van dammen. Daar zijn dus ook geen fondsen naartoe
gegaan.
De heer Eppink (BBB):
Ik zou de Minister toch willen vragen of er enig idee was van de toestand van deze
dammen. Want als die zo snel doorbreken, misschien vanwege slecht onderhoud, dan is
dat toch wel een basisprobleem dat we zouden kunnen voorkomen door tijdige reparaties
en door goed onderhoud. Daardoor kun je veel leed en ellende voorkomen.
De voorzitter:
Zeker. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Dat is een goed punt. Dat hebben we bijvoorbeeld wel gedaan in Suriname, waar ook
overstromingen waren. Ook naar Pakistan hebben we Nederlandse techneuten en waterexperts
gestuurd om te achterhalen of we verdere risico's konden verkleinen. We kunnen kijken
hoe we dat ook in Libië kunnen doen. Daar ben ik echt wel toe bereid, maar gezien
de politieke situatie is het wel lastiger dan bij de twee landen die ik hiervoor noemde.
Ik kom er dus graag in de tweede termijn even op terug in hoeverre dat mogelijk zou
zijn, aan wie we dat zouden moeten aanbieden en hoe we dat van de grond zouden moeten
krijgen. Het is natuurlijk wel zo dat voorkomen beter is dan genezen, dus wat dat
betreft zou het goed zijn. Daarnaast hebben we nu eenmaal die expertise; ook dat is
goed.
De heer Boswijk vroeg nog hoe wij de relatie met Libië weer kunnen normaliseren en
hoe we daar bijvoorbeeld met generaal Haftar zouden kunnen omgaan, ook om te zorgen
dat de hulp goed ter plaatse kan komen. De heer Boswijk gaf zelf al aan dat de situatie
in Libië zeer complex is, zeker in het oosten. Nederland stimuleert het VN-vredesproces
daar, alsook de samenwerking tussen verschillende Libische stakeholders. We spelen
daar ook een actieve rol in, als voorzitter van de werkgroep Mensenrechten. Misschien
is deze ramp eigenlijk wel een soort blessing in disguise, waardoor de partijen gedwongen
worden om beter met elkaar samen te werken en met elkaar aan tafel te zitten. We blijven
er wel op hameren dat het uiteindelijk van de partijen zelf moet komen en daarnaast,
via de VN en als voorzitter van de werkgroep, dat het VN-vredesproces tot een goed
eind wordt gebracht.
Verder hebben de Libische autoriteiten een onderzoek aangekondigd naar de oorzaken
van de doorbraak van de dammen. De heer Boswijk vroeg daar ook naar: hoe kunnen we
met de Libische autoriteiten samenwerken op dat gebied? Onze ambassade ter plaatse
volgt dat onderzoek nauwgezet.
Verder werd er door verschillende leden, maar in ieder geval door de heer Hammelburg
en de heer Van Baarle, gevraagd naar de particuliere initiatieven. Hoe kunnen we daar
als ministerie een rol in spelen? Het geluk bij een ongeluk is eigenlijk dat ze, zoals
we in ieder geval zagen bij het initiatief dat ik heb bezocht, door de aardbevingen
in Turkije al lessons learned hebben. Ze wisten wat wel en niet werkt en dat het eigenlijk
niet zo zinvol is, hoe sympathiek ook, om tweedehands kleding in te zamelen, maar
dat het juist gaat om generatoren, babyvoeding en medicijnen. Het begon eigenlijk
al redelijk op een professionele organisatie te lijken. Dat was het niet, maar het
was wel ontzettend goed dat ze dat deden. Je ziet wel dat heel veel kleine inzamelingsacties
vaak lastig zijn, omdat ze vaak allemaal naar hetzelfde rampgebied moeten. Dat is
dus niet altijd de meest effectieve hulpvorm. In het land zelf is er vaak voldoende
aanbod. Aanschaf daar is dus soms praktischer, ook vanwege de lage vervoerskosten.
Maar goed, ik begrijp de wens heel goed. Voor sommige producten en goederen is het
wel heel erg gewenst om spullen daarheen te brengen. We adviseren wel om doneren aan
professionele noodhulporganisaties over te laten, dus om, als je een klein initiatief
hebt, dat vooral te delen met professionele noodhulporganisaties, omdat die weten
waar het ter plaatse naartoe moet en zij contacten hebben met lokale autoriteiten.
Er kan ook altijd een beroep gedaan worden op de Nederlandse ambassade, voor informatie
en, waar mogelijk, ondersteuning. Wij hebben van wat we hebben gezien bij de aardbeving
in Turkije natuurlijk ook geleerd. Dat hebben we zo veel mogelijk ingezet in Marokko.
Het is natuurlijk altijd contextspecifiek, maar zoals een aantal van uw leden al zei,
denk ik wel dat het belangrijk is dat wij zorgen dat een coördinator bij BZ de lessons
learned van de ene situatie naar de andere meeneemt. Nu wordt er vaak vanuit de posten
ondersteund. Zij weten heel goed wat er ter plaatse nodig is, maar de geleerde lessen
uit het ene land kun je met een soort checklist in het andere land ook inzetten. Die
checklist kunnen we bijvoorbeeld delen bij de terugkomdagen, als mensen van de posten
terugkomen naar Nederland en bijgepraat worden over verschillende dingen, waaronder
bijvoorbeeld dit. Ik moet eerlijk toegeven dat we dat tot nu toe nog niet zo structureel
hebben opgepakt. Ik vind het goede punten. We zullen de komende tijd de lessons learned
uit Turkije op schrift stellen, samen met wat we nu weten vanuit Marokko en ook Libië,
zodat we dat kunnen delen. Je hoopt natuurlijk dat dit soort rampen in het vervolg
niet meer voorkomt, maar ik vrees dat dit ijdele hoop is, dus dat kunnen we dan de
volgende keer weer inzetten.
De voorzitter:
Minister, ik weet niet of u aan het einde van het tweede blokje inzake noodhulp Libië
bent, maar toch wil de heer Hammelburg al een vraag stellen.
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij klinkt dit als een toezegging dat er nu structureel een coördinator/coördinatie
komt voor noodhulp, voor de beweging vanuit onze eigen maatschappij. Dat is heel fijn
om te horen. Daar dank ik de Minister voor. De analyse die daaraan voorafgaat en wat
goed en slecht zou zijn, is contextspecifiek, maar ik deel die niet met de Minister.
Er zijn heel veel Turkse, Marokkaanse en Syrische Nederlanders die heel goed weten
dat de hulp de grote epicentra van de noodsituatiegebieden wel bereikt, maar dat de
afgelegen dorpen vaak ook voor de internationale organisaties moeilijk bereikbaar
zijn. Zij weten dat het juist Nederlanders zijn die nu met babyvoeding, voeding, luiers,
kleding en alles wat nodig is, zoals zaklampen en zeildoeken, naar Marokko, naar Marrakesh,
gaan en vanuit daar met busjes en ezels de bergen ingaan om naar de dorpen te gaan
waar zij familie hebben, waar die internationale organisaties en het Rode Kruis niet
komen. Dat zijn vaak de acties die vanuit Nederland worden opgezet. Daar ontbreekt
het vaak aan hulp en kennis. Ik hoop dan ook dat bij deze toezegging voor die structurele
hulp deze organisaties en deze initiatieven vanuit de steden en dorpen in Nederland
wel degelijk een plek hebben om aan te kloppen en te zeggen: help ons, wat is de beste
manier om er alsnog binnen te komen? Zij moeten namelijk keihard werken. Zij werken
dag en nacht door. Dat heeft wel degelijk nut, want dat is echt de eerste humanitaire
hulp die keihard nodig is in die gebieden.
De voorzitter:
Helder.
Minister Schreinemacher:
Dat gebeurt dus eigenlijk via onze Nederlandse ambassades. Daar kloppen die organisaties
aan. Ik heb van die organisaties zelf gehoord dat die zich goed geholpen voelden en
dat waar ze tegenaan liepen, als ze problemen ervaarden, vooral de lokale autoriteiten
waren. Wij doen als ambassade, als post, heel erg ons best om die toegang wel te organiseren.
In het opstellen van zo'n lijst en meer gecoördineerde hulp zullen wij dit punt meenemen.
Dat neem ik mee in de toezegging.
Dan vroeg de heer Van Baarle van DENK – daar ben ik net overheen gegaan; neem me niet
kwalijk – naar de afspraak voor toegang naar Marokko die dinsdag zou aflopen en de
goederen via andere landen. Dat zegt ons even niets. Laat het ons weten als u daar
meer informatie over heeft, want het zou heel erg zonde zijn als wat voor toegang
dan ook wordt ontzegd aan hulpgoederen. Daar gaan wij achteraan, maar als u daar informatie
over heeft, dan kunnen we daar samen in optrekken. Dat kan ook op een ander moment.
De voorzitter:
Bent u aan het einde van het tweede blok?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Dan is het derde blok de langetermijnhulp in Marokko.
De heer Van Baarle (DENK):
Komt de beantwoording op mijn vraag over de bankrekeningen nog? Wellicht zit dat in
het blokje overig.
Minister Schreinemacher:
Die heb ik hier inderdaad nog liggen, dus neem me niet kwalijk.
De voorzitter:
We rekenen dit niet als een interruptie.
Minister Schreinemacher:
Dat is een terechte vraag. Het is een heel mooi gebaar dat sommige banken transactiekosten
hebben opgeschort. Het punt van de mogelijk bevroren bankrekeningen van hulporganisaties
zal ik zeker bij mijn collega van Financiën aankaarten. Dat zullen wij ambtelijk oppakken.
Daar kom ik graag later op terug, want daar zie ik nu de noodzaak niet van in. Het
is wel goed dat de heer Van Baarle dat punt aankaart.
Er werd door verschillende woordvoerders gevraagd naar de wederopbouw. Daar kom ik
nu op. De vraag is: wat gaan we nu doen? Laat ik vooropstellen – dat doen we ook bij
Oekraïne en Turkije – dat de regeringen van Marokko en Libië de regie voeren. Marokko
heeft de wederopbouw zelf ook al voortvarend ter hand genomen. Alle belangrijke wegen
door het bergachtige gebied zijn inmiddels open. Er wordt hard gewerkt aan tijdelijke
huisvesting. De Koning heeft een speciaal fonds voor reconstructie opengesteld, waar
Marokkaanse bedrijven en organisaties inmiddels meer dan 800 miljoen dollar in hebben
gestort. Er is veel waardering, ook bijvoorbeeld bij de VN, voor hoe Marokko dit oppakt.
De wederopbouw in Libië is nog minder duidelijk, maar ook daarin worden de eerste
stappen gezet. Zo onderzoeken de Wereldbank en de VN de schade, om te helpen met scenario's
voor wederopbouw. Nederland zal dit via de ambassade verder nauwkeurig in de gaten
houden en kijken waar wij nog ondersteuning kunnen bieden.
Wat doet de internationale gemeenschap? De Wereldbank is in Marokko bezig om met de
autoriteiten de schade op te nemen en komt de komende weken met een rapport, een zogenaamde
Global Rapid Post-Disaster Damage Estimation. Dit rapport kunnen de autoriteiten dan
weer gebruiken voor hun wederopbouwplan. UNICEF en UNDP doen ook wat ze kunnen. Ook
de EU en de Europese Investeringsbank staan klaar om te helpen waar dat kan en waar
dat gewenst wordt. In Libië onderzoeken de Wereldbank en de VN de schade om de Libiërs
te helpen met scenario's voor wederopbouw.
Wat doen wij als Nederland? Net als bij noodhulp bieden wij steun waar we kunnen en
waar dat gevraagd wordt, zodat we echt iets nuttigs kunnen doen. We staan in contact
met organisaties als de VNG, die willen bijdragen. Die geven we advies. De Marokkaanse
overheid heeft aangegeven te hopen op betrokkenheid van de Nederlandse private sector.
Zoals u weet, breng ik volgende maand een bezoek aan Marokko, met een bedrijvendelegatie,
om aan dit verzoek, deze wens, tegemoet te komen. Dat biedt een goede gelegenheid
om onze kennis en kunde aan te bieden. We bezien op dit moment wat we kunnen doen
met onze instrumenten op het gebied van bedrijfslevenontwikkeling, de zogenoemde PSD-programma's,
programma's voor private sector development, in overleg met RVO en Invest International.
We hebben bijvoorbeeld het programma DRIVE. We hebben onlangs een MoU met Marokko
getekend voor 300 miljoen euro, waarbij we het instrumentarium ter ondersteuning van
de private sector voor Marokko hebben mogelijk gemaakt. Op die manier verleiden wij
ons bedrijfsleven ertoe om meer te doen in Marokko, bijvoorbeeld om daar projecten
op het gebied van water te ontplooien.
Voor Libië is dat lastiger, want daarvoor geldt een negatief reisadvies, waardoor
we afreizen daarnaartoe afraden, dus daarvoor is het lastiger om nu al met de private
sector aan de slag te gaan.
We zien wel dat het bij DRIVE lastig is. Om voor dat programma in aanmerking te komen,
gaat het om 50% giften en 50% leningen. Dat zou betekenen dat de Marokkaanse overheid
voor een groot project voor 50% een lening moet afsluiten. Het is nog de vraag of
de Marokkaanse autoriteiten dat willen, maar goed, we gaan zeker het gesprek met ze
aan. Daar hebben we onder andere dat MoU voor 300 miljoen voor getekend.
Daarnaast dragen we natuurlijk bij via de internationale organisaties die ik net noemde,
zoals de Wereldbank en de verschillende investeringsbanken, want ook zij staan klaar
om te doen wat ze kunnen. We leveren experts op het gebied van water voor Libië. Via
onze bewindvoerders bij de ontwikkelingsbanken dringen we aan op het beschikbaar stellen
van kapitaal. We steunen dat hiervoor, waar nodig en gewenst, fondsen worden opgezet
en opengesteld. Daar zal ik ook op aandringen tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank,
dit jaar in Marrakesh, waar ik zelf bij zal zijn.
De voorzitter:
Minister, er is een vraag van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb waardering voor de projecten die de Minister namens de Nederlandse regering
wil opzetten om het Nederlandse bedrijfsleven in positie te brengen om in Marokko
een bijdrage te kunnen leveren. Dat is ontzettend goed. De kernvraag die ik gesteld
heb in het kader van wederopbouw en de lange termijn, heeft met name betrekking op
het rapport van de Wereldbank en de bijeenkomst. Ziet de Minister de noodzaak en heeft
zij de intentie om daar als Nederland ook middelen aan bij te dragen, los van wat
het bedrijfsleven doet? Is de Minister bereid dat te doen?
De voorzitter:
Er is natuurlijk ook een schriftelijk overleg ter voorbereiding van de vergadering
van de Wereldbank in Marokko, op 3 oktober, maar dat eventjes ter informatie.
Minister Schreinemacher:
Zoals gezegd zal de Wereldbank zijn bevindingen presenteren tijdens die vergadering.
Ik heb ook toegezegd aan uw Kamer dat ik het met u zal delen als ik er eerder, voordat
ik vertrek, informatie over heb. Wij voorzien als kabinet nu geen extra, additionele,
bijdrage aan wat wij al via multilaterale bijdragen doen aan de Wereldbank en de EU
namens Nederland. Voor die wederopbouw kijken wij allereerst naar de organisaties
waar wij dus al ongeoormerkt donaties aan hebben gedaan aan het begin van dit jaar.
Dit zeg ik in antwoord op de heer Van Baarle.
De voorzitter:
Meneer Van Baarle, u heeft helaas al vier interrupties gehad. O, sorry. De griffier
had de interruptie al opgeschreven. Ze liep iets voor. Dat geeft niet. U heeft dus
toch nog een interruptie. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik zou de Minister graag willen meegeven dat ik die beantwoording zeer teleurstellend
vind. Als internationale organisaties aangeven … Volgens de Marokkaanse autoriteiten
zijn 2,8 miljoen mensen getroffen door deze verschrikkelijke ramp. Als we deze problematiek
zien, dan is er veel meer nodig. De Nederlandse regering geeft aan: wij voorzien geen
extra bijdrage. Het blijft dus bij die extra bijdrage van 5 miljoen, alleen voor noodhulp.
Ik vind dat zeer teleurstellend. Ik zou namens DENK richting de Minister toch echt
het signaal willen afgeven dat het belangrijk is dat de Minister niet straks, als
dat rapport van de Wereldbank er is en Nederland naar die bijeenkomst gaat, namens
Nederland met lege handen aankomt en alleen het verhaal houdt dat we wat private initiatieven
stimuleren. De Nederlandse regering moet echt bijdragen.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Baarle zegt het zelf ook: het is extra wat wij met die 5 miljoen doen.
Wij geven heel veel geld aan de Wereldbank en de Europese Investeringsbank zodat ze
aan de voorkant een grote pot met geld hebben. Wij gaan er nu onder andere bij de
Wereldbank op aandringen dat die wordt ingezet in Marokko. Dat is ook ons geld. Het
is dus niet zo dat Nederland niets doet. Nederland doet eigenlijk een heleboel. Ik
kan hier nu alleen niet politiek zeggen: we doen 100 miljoen. Het geld zit al in die
pot. Dat is hoe wij die grote organisaties in staat stellen om hulp te bieden. Nogmaals,
ik wil toch het idee van mij afwerpen dat wij niets doen of alleen maar 5 miljoen
extra geven. Dat is namelijk onjuist. Wij doen echt al heel veel preventief. In ieder
geval storten we dat al op de rekening van de Wereldbank, zodat die softe leningen
kan aangaan en kan helpen met grote projecten, juist omdat wij niet bilateraal verschillende
projecten willen doen.
De voorzitter:
Helder. Er is ook nog een vraag van de heer Klink van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Ik heb de vraag aan de Minister of geld ook altijd echt de oplossing is. Kan Nederland
op korte en lange termijn Marokko, Libië en wellicht andere landen die in de toekomst
ook gevolgen hebben van groot natuurgeweld niet helpen met technisch advies? Kunnen
we niet juist onderscheidend zijn op de gebieden waar we bekend mee zijn? Is gewoon
geld geven wel altijd de slimste oplossing?
Minister Schreinemacher:
Ik ben het met de heer Klink eens dat ook die experts heel belangrijk zijn. Overigens
kosten experts natuurlijk ook geld. Dat is juist ook wat we hebben benadrukt in de
nota Doen waar Nederland goed in is: dat we ook onze hulp bieden met behulp van de
expertise van Nederland op het gebied van water of, bijvoorbeeld in Oekraïne, op het
gebied van landbouw.
Dan heb ik nog één vraag van de heer Thijssen over de mogelijke genocide in Sudan.
Die signalen hebben mij ook bereikt. De situatie is zeer zorgwekkend. Er is sprake
van etnisch geweld en een verslechterende humanitaire situatie. Daar was vorige week
bij de AVVN in New York ook veel aandacht voor. Nederland levert hulp via onze bijdragen
aan het landenfonds van de VN, het Sudan Humanitarian Fund, en via de Dutch Relief
Alliance. Maar zoals gezegd is dit een zorgwekkende situatie die wij nauwgezet blijven
volgen. Ik geloof dat de heer Thijssen daar later vandaag, in een ander debat, ook
nog aandacht voor gaat vragen. Wij, Minister Bruins Slot en ik, kunnen de Kamer samen
informeren over wat we hier verder van weten. Het is in ieder geval zorgwekkend. We
leveren onze bijdrage daar dus aan, ook weer via ongeoormerkte steun.
De voorzitter:
We tekenen dat ondertussen op als toezegging van de Minister om nader te informeren.
Er is toch een vraag van de heer Thijssen, Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Misschien moet dat dan in die nadere brief. Ik denk dat het goed is dat er ongeoormerkte
steun is, en dat dat al bij organisaties is die daar meteen mee kunnen handelen, om
vooral snel te kunnen handelen in tijden van zo'n humanitaire crisis. Ik weet niet
of de Minister er nu al iets meer over kan zeggen. Er is heel veel onduidelijk, maar
misschien weet de Minister toch iets meer over de schaal van wat er nu aan de hand
is, de grootte van de humanitaire noden die er nu zijn, en wat dus de inzet zou moeten
zijn van de internationale gemeenschap, en dus ook van Nederland, om dat een beetje
het hoofd te kunnen bieden. Want het is goed dat er geld beschikbaar is via Dutch
Relief Fund en dergelijke, maar is er zicht op of dat inderdaad toereikend is, of
kijken we tegen een humanitaire ramp aan die vele, vele malen groter is en moeten
we ons daartoe verhouden?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat dit onderwerp zich wel echt leent voor een brief. Ik zou hier dus graag
nader op ingaan in de brief. Nederland is al 40 jaar een partner van Sudan. Wij voelen
ons dus ook echt wel heel betrokken. Op dit moment is er nog veel onzekerheid, maar
wat we wel kunnen delen, zullen we op korte termijn in een brief delen.
De voorzitter:
Prima. Ik geloof dat dat het laatste deel was van het vijfde blok rond overige onderwerpen
met de vraag van de heer Thijssen. Er is behoefte aan een tweede termijn, maar volgens
mij heeft de heer Klink nog een vraag voor het einde van de termijn van de Minister,
toch?
De heer Klink (VVD):
Ja, ja, ja. Misschien is die beantwoord toen ik net eventjes wegliep. In dat geval:
mijn excuses daarvoor. Dan hoeft de Minister de vraag ook niet te beantwoorden. Ik
heb heel veel gehoord over de gecoördineerde aanpak van wat we nationaal kunnen doen
met de particuliere initiatieven, en ook wat we meer in het mondiale gremium kunnen
doen, met de Wereldbank en de VN. Maar ik had ook vragen gesteld over de gecoördineerde
aanpak vanuit de Europese Unie, namelijk of die meer was dan alleen de Europese Civiele
Bescherming en Humanitaire Hulp. Want het zijn natuurlijk de buurlanden van de Europese
Unie, en stabiliteit is ook van belang. Kan de Minister daar nog wat duiding over
geven? Nogmaals, als deze vraag is beantwoord in de paar minuten dat ik weg was, dan
is dat mijn fout, maar ik heb het verder niet gehoord in de bijdrage van de Minister.
Minister Schreinemacher:
Nee, dat heb ik ook niet genoemd. Mijn excuses. Mag ik daar in de tweede termijn even
op terugkomen?
De voorzitter:
Dank. Ik wil bevestigen dat we, als er geen behoefte is om even een paar minuten te
schorsen, gelijk doorgaan met de start van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Dan geef ik als eerste richtlijn 1,5 minuut voor iedere inbreng. De heer Hammelburg
start.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. De Minister heeft volledig gelijk als zij zegt dat het budget
voor humanitaire hulp en noodhulp vanuit Nederland eigenlijk te weinig is om het hoofd
te bieden aan de vele rampen die zich dit jaar hebben voltrokken. De verwachting dat
het aantal rampen de komende jaren zal toenemen, betekent eigenlijk ook dat het budget
moet toenemen, want keer op keer moet deze Minister zeggen: ik wil wel meer doen,
maar het geld is op. Dat zagen we natuurlijk met de aardbeving in Turkije en Syrië
dit voorjaar, waar de krantenkoppen ook heel duidelijk waren. Die zeiden gewoon: «De
Minister zegt: er is niet meer geld; dit is waar we het mee moeten doen.» Gelukkig
is er daarna nog wat gevonden. Nu zegt de Minister: we hebben 5 miljoen, maar meer
dan dat gaat het gewoon niet worden. Dat betekent: Marokko niet nog meer hulp en niet
nog meer steun. Ik vind dat vanuit Nederland wel een pijnlijke conclusie, waar we
vandaag met z'n allen heel hard op moeten kauwen. We moeten kijken wat we eraan kunnen
doen.
Voorzitter. Ik hoor een toezegging over coördinatie voor het Nederlandse maatschappelijk
middenveld om ze te assisteren bij dit soort rampen. Hoe moet je je weg vinden? Ik
zou graag een brief krijgen over hoe dat wordt uitgevoerd.
Ook zou ik graag een brief krijgen over de inzet voor winterisation. Dat mag wat mij
betreft direct na de bijeenkomst van de Wereldbank in oktober.
Ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen.
Nog een persoonlijke noot. Het is een drama voor alle mensen die in Nederland betrokken
zijn, die zich keihard hebben ingezet de afgelopen dagen en weken en die dag en nacht
hebben doorgewerkt. Laat u zich niet vertellen dat dat geen zin heeft en dat inzamelen
geen zin heeft. Ik zie gewoon hoe nu de eerste vrachtwagens in Marokko aankomen en
dat spullen aankomen in dorpen waar de gewone organisaties en de lokale autoriteiten
niet komen. U helpt, u lenigt en u redt levens.
De voorzitter:
Ja. We kunnen niet genoeg tijd besteden om dit te benadrukken. Dank. Er is geen vraag,
dus dan ga ik graag door naar de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een Minister die aangeeft dat het budget, die 520
miljoen, te weinig is om mensen in diepe nood te helpen, en dat wordt gewoon geaccepteerd.
Ik zou dus eigenlijk van de Minister een reflectie willen op het feit dat de regering
weet dat het te weinig is, maar er niks aan doet. Eigenlijk is dat schokkend.
Voorzitter. Ik ben diep teleurgesteld door het feit dat de Minister aangeeft: de hulp
voor Marokko, wat de regering doet, is 5 miljoen; daar gaan we niks bij doen. Ik steun
dus de aanvraag van een tweeminutendebat. We zullen ook met een motie komen, hopelijk
samen met andere collega's, om dat bedrag op te hogen.
De Minister heeft een aantal toezeggingen gedaan: om te spreken over de bankrekeningen,
maar ook om in de richting van hulporganisaties in Nederland proactief te communiceren.
Ik vroeg mij af wanneer de Minister met een brief naar de Kamer komt, om vervolg te
geven aan die toezeggingen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Helder, meneer Van Baarle. Dan gaan we door naar de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. Goed om te zien dat iedereen en alle fracties die meedoen aan dit
debat, inclusief het kabinet en natuurlijk de Minister, de getroffenen in Marokko
en Libië voluit steunen. Ik krijg in tweede termijn nog twee uitwerkingen. Hoe handelen
de omringende landen met betrekking tot noodhulp? En hoe staat het met de gecoördineerde
aanpak van de Europese Unie? Daar kijk ik heel erg naar uit. Ik hoor dat straks wel
van haar, en dan gaat het er nog over. Als ik er nu op inga, wordt het een herhaling
van zetten. En dat draagt verder niet veel meer bij.
Dank u wel.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we door naar de heer Eppink van BBB.
De heer Eppink (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de Minister voor alle antwoorden die ze heeft
gegeven. Ik wacht alleen nog op een antwoord op de vraag waarom die dammen zo langdurig
verwaarloosd werden, en hoe dat in de toekomst voorkomen kan worden.
De voorzitter:
Dank, meneer Eppink. Tot slot de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Het kon niet, totdat we het deden. Dat was vorige week een centraal thema van mijn
fractievoorzitter bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Daar is het gelukt; daar
hebben we geld vrijgemaakt van de wat rijkere mensen en de winstgevende bedrijven,
zodat we inderdaad iets konden doen aan het minimumloon en voor middengroepen. Ik
denk dat het hier ook toepasselijk is: het kon niet, totdat we het deden. Volgens
mij moet het mogelijk zijn – dat laten we ook zien in onze doorrekening – dat je meer
geld kunt vrij spelen voor de allerarmsten, voor de allerkwetsbaarsten en voor de
mensen in nood. Ik ben het eens met andere collega's die zeggen dat het toch wel heel
erg pijnlijk is dat we moeten zeggen: «Het geld is op. We kunnen nu niet meer bijdragen,
ook al zit u in nood.» De verkiezingen gaan wat dat betreft echt ergens over.
Verder sluit ik me erg aan bij de collega's die eerder zeiden: het heeft zin om in
te zamelen en om te proberen de noodhulp te bieden, en om die noodhulp in Marokko
of in Libië te krijgen. Ik zou heel graag aan de Minister willen vragen, nu er een
coördinator voor dit soort rampen komt: kan die coördinator voor dit soort particuliere
initiatieven zo snel mogelijk een aanspreekpunt bieden? En kan er geschakeld worden
met de internationale noodhulporganisaties met de vraag waar zij wel en niet komen?
Op die manier kan die particuliere hulp ook echt zo goed mogelijk terechtkomen, daar
waar die nodig is. Dan proberen we een zo groot mogelijk verschil te maken. Dat is
hard nodig, want het geld is op.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, ook aan u, meneer Thijssen. De Minister heeft aangegeven graag een aantal minuten
te willen schorsen. We zijn nog redelijk op tijd. Ik zou dus willen voorstellen dat
we tot 12.40 uur schorsen om de Minister de gelegenheid te geven op de laatste vragen
te antwoorden.
De vergadering wordt van 12.27 uur tot 12.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is inmiddels middag. Ik heropen ons commissiedebat over de acute situatie in Marokko
en Libië. Welkom terug aan de Minister en onze collega-Kamerleden. We zijn beland
in de tweede termijn, met een restant vragen die de Kamerleden net nog hebben gesteld.
Ik geef graag het woord aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de laatste vragen die gesteld zijn
over dit onderwerp. Ik had in de eerste termijn toegezegd op twee vragen terug te
komen. De eerste was van de heer Eppink. Hij vroeg waarom de dammen langdurig verwaarloosd
waren in Libië en hoe we ervoor kunnen zorgen dat het in de toekomst beter zal gaan.
De Libische procureur-generaal heeft op 15 september een onderzoek aangekondigd naar
de doorbraak van de dammen bij Derna. Er wordt onderzocht of er sprake is geweest
van corruptie of nalatigheid. Hij heeft aangegeven hierbij te kijken naar de huidige
machthebbers. Hij benadrukt dat de verantwoordelijken aansprakelijk zullen worden
gesteld en dat er geen ruimte zal zijn voor straffeloosheid. Nederland zal dit onderzoek
nauwlettend in de gaten houden. We zullen dus eerst het onderzoek af moeten wachten
om te weten waardoor die verwaarlozing tot stand is gekomen.
Dan over hoe we naar de toekomst kijken. Het EU-team kijkt op dit moment wat de noden
ter plaatse zijn, ook wat betreft de dammen en de expertise die daarvoor nodig is.
Binnen dat EU-team biedt Nederland expertise aan op het gebied van dammen. Er wordt
gekeken hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden. Dat wat betreft de dammen in
Libië.
Dan een vraag van de heer Klink uit de eerste termijn. Ik toegezegd om te kijken wat
onze buurlanden doen qua financiering voor humanitaire hulp. Nederland is een van
de grootste humanitaire donoren binnen Europa en ook wereldwijd. Duitsland en de Europese
Commissie zijn het grootst, en Zweden is als donor vergelijkbaar met Nederland. Andere
landen, zoals België, Italië en Frankrijk, stellen stelselmatig minder financiering
beschikbaar. Het is belangrijk dat de wereldwijde humanitaire financiering niet afhankelijk
wordt van een beperkt aantal donoren. Daarom is het ook positief dat landen als Qatar
en de Verenigde Arabische Emiraten ditmaal ook noodhulp hebben geleverd. In onze contacten
blijven we ze daarmee complimenteren en erop aandringen dat dat meer structureel vorm
krijgt.
Dat geldt natuurlijk ook voor de andere landen die ik noemde, België, Italië en Frankrijk.
Wij doen het stelselmatig, met ongeoormerkte bedragen. Je kunt er als land ook voor
kiezen om het minder ongeoormerkt te doen en bijvoorbeeld in een Kamerdebat nog een
grote som toe te zeggen, die je dan op je rekening hebt staan. Dat doen sommige andere
landen meer. Dan zet ieder land op zichzelf een vlaggetje op het aandeel noodhulp
dat het bij een specifieke ramp biedt. Maar de grote organisaties, juist de organisaties
die snel ter plaatse willen zijn, zijn daar niet echt mee geholpen, want die weten
dan niet waar ze op kunnen rekenen. Dat is dus een politieke keuze die we maken. Wij
hebben aan het begin van de kabinetsperiode gezegd dat wij die ongeoormerkte financiering
heel belangrijk vinden, ook omdat die zeer gewaardeerd wordt binnen de VN, binnen
de DRA en binnen die hulporganisaties. Dat hebben we nog een keer bevestigd in de
BHOS-nota Doen waar Nederland goed in is. Maar ik geef toe dat dat politiek lastiger
uit te leggen is. Dat zeg ik ook in antwoord op de heer Van Baarle, die zei: we doen
niks. We doen als Nederland heel veel, maar we doen het niet op het moment zelf. We
doen het bij voorbaat. Daar kan een nieuwe coalitie misschien weer anders over denken,
maar dat is in ieder geval wat wij hebben besloten.
De voorzitter:
Volgens mij heeft de heer Hammelburg een vraag of een interruptie. Kort en krachtig,
meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ik spreek namens mezelf, maar misschien ook wel even namens de heer Van Baarle. Geen
van ons beiden heeft gezegd dat Nederland niets doet. En ja, we zijn voor ongeoormerkt
geld. Dat is juist een prachtige aanpak van Nederland. Maar we hebben geconstateerd,
bij woorde van de Minister zelf, dat het gewoon onvoldoende is om de vele noodsituaties
aan te kunnen. Dat geldt voor Nederland, voor andere EU-landen en voor de Europese
Unie. Is de Minister het er wel mee eens dat er gewoon meer geld beschikbaar moet
komen voor noodhulp in humanitaire crisissituaties, vanuit Nederland en vanuit de
Europese Unie?
Minister Schreinemacher:
Ik heb gezegd dat die 520 miljoen jaarlijks niet toereikend is voor alle noden, maar
ik heb net ook benoemd dat het wel belangrijk is dat noodhulpbudgetten niet van één
land of een heel klein aantal landen afhankelijk zijn. Het is ook aan andere landen
om hun humanitaire budgetten op te plussen. Er wordt steeds gezegd dat we bezuinigen
op noodhulp. Nee, sterker nog, we hebben er een hek omheen gezet en we doen nu meer
aan humanitaire hulp dan in de vorige kabinetsperiode. Uiteindelijk gaat er meer geld
naar humanitaire hulp. Alleen, het aantal noden is helaas ook gestegen. Daardoor is
het nog steeds te weinig. Ik vrees overigens dat het voorlopig niet beter wordt en
dat het altijd te weinig zal zijn, omdat er gewoon altijd conflicten en rampen zullen
zijn. Nederland doet daar nu in ieder geval al een heleboel aan, maar het kan altijd
meer.
De voorzitter:
De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
De heer Klink vroeg ook nog naar de EU-coördinatie van de noodhulp aan Libië, als
ik zijn vraag goed heb begrepen.
De heer Klink (VVD):
En aan Marokko. Mijn vraag ging gewoon breed over beide landen, omdat het per slot
van rekening toch buurlanden van de EU zijn.
Minister Schreinemacher:
Voor Libië gaat het in ieder geval om 5,7 miljoen euro vanuit ECHO, het OS-budget
van de EU. Op dit moment wordt de behoefte aan experts voor meer watermanagement in
beeld gebracht. Dat wordt gecoördineerd vanuit de EU.
Informatie over wat de EU in Marokko heeft gedaan, heb ik wel. Daar kom ik zo even
op terug, nog tijdens de beantwoording in deze termijn. De Europese Commissie heeft
tot dusver 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor noodhulpverlening in de getroffen
gebieden in Marokko. Daarna is het EU-rampencoördinatiecentrum geactiveerd. De EU
en haar lidstaten hebben via dit mechanisme onder meer zoek- en reddingsteams aangeboden.
Daar hadden we het al eerder over. De Marokkaanse autoriteiten zijn op dit hulpaanbod
niet ingegaan. Ook werd het EU-satellietsysteem Copernicus geactiveerd om het getroffen
gebied in kaart te brengen en de hulpverlening te ondersteunen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Baarle. Op dit onderdeel? Ja. Gaat uw gang. Zullen
we deze reserveren voor aan het einde? Beter? Goed. De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Dan ging het nog om de toezegging om bij de Kamer terug te komen op de inzet op de
winterisation. Ik wil voorstellen dat ik dat doe in het verslag van de vergadering
van de Wereldbank. Dat zullen we zo snel mogelijk na de vergadering, dus begin oktober,
naar de Kamer sturen, zodat die inzet bekend is.
Dan over de coördinatie van meer private initiatieven bij aardbevingen dan wel rampen.
Ik ben natuurlijk altijd bereid om een brief te sturen, maar ik ben even zoekende.
Wat ik heb toegezegd, is dat wij in ieder geval de lessons learned van Turkije en
nu van Marokko onder elkaar zetten, dat wij daar ook vanuit het ministerie mee aan
de slag gaan, dat wij posten informeren en dat we op het ministerie ook een coördinator
beschikbaar hebben, zodat die persoon er is, mocht zich een ramp voordoen en private
initiatieven worden gestart. Ik weet even niet wat ik daarover nog meer in een brief
zou moeten zeggen, behalve dan dat we het gaan doen. Misschien dat ik u over een tijdje,
als dat allemaal gereed is, een evaluatie daarvan kan sturen.
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, u heeft de behoefte om dit toe te lichten? Ja. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Ik snap de worsteling van de Minister heel erg. Ik hoop dat de Minister de worsteling
van de Kamer hierbij ook begrijpt. Wij gaan van deze Kamer naar een nieuwe Kamer.
Kennis gaat verloren. Toezeggingen gaan ook verloren. Het zou heel fijn zijn als gewoon
op papier staat wat precies de aanpak zal zijn, wat het mandaat van die coördinator
zal zijn en hoe die coördinator met het maatschappelijk middenveld hier in Nederland
de lessons learned uit eerdere rampen kan delen. Dan ligt het gewoon klaar, dan is
het bekend en staat het zwart-op-wit, zodat een volgende Kamer daar een volgende Minister
op kan controleren.
De voorzitter:
Wellicht nog met een evaluatie erbij, zoals net werd gesuggereerd door de Minister?
Ik denk even met de Minister mee.
Minister Schreinemacher:
Is het misschien een idee dat we hierover in de brief met het verslag van de vergadering
van de Wereldbank een passage opnemen bij de winterisation? Dan kan ik ook nog aan
mijn collega's vragen hoe zij dat doen met de particuliere initiatieven.
De heer Hammelburg (D66):
Die coördinatie met andere landen en hoe zij het aanpakken – dus na Marrakesh – vind
ik prima, maar ik wil het wel graag in een aparte brief hebben, zodat dit door een
volgende Kamer gewoon als een apart onderwerp kan worden gecontroleerd.
De voorzitter:
We proberen het op te tekenen. De Minister?
Minister Schreinemacher:
Ik hoop dat wat ik daarover dan al in de brief kan zetten, bevredigend genoeg is.
Dat is het enige. Maar we sturen een brief.
De voorzitter:
Ze sturen een brief. Ik concludeer hieruit dat een aantal bijzonderheden in de brief
zullen worden opgenomen – in termen van mandaat of evaluatie, om het een beetje context
te geven – om de lessons learned op die manier te verankeren. Ja? Goed. Aan het einde
vatten we dit nogmaals samen. De Minister vervolgt. Nee, toch nog een vraag van meneer
Van Baarle aan het einde.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter, toch nog een vraag. De Minister heeft aangegeven in gesprek te gaan
met haar collega van Financiën over de procedures van banken. Kan de Minister in die
brief met het verslag van de vergadering van de Wereldbank aangeven hoe daarop is
geacteerd? Ik denk dat dat de eerste mogelijkheid is om daarop in te gaan.
Minister Schreinemacher:
Ja, daar kom ik op terug. De Nederlandsche Bank is de toezichthouder. Wij gaan het
aankaarten, ik bij mijn collega en ambtelijk bij Financiën. We komen daarop terug.
De voorzitter:
Met die laatste vraag van de heer Van Baarle wil ik graag concluderen dat we aan het
einde van dit commissiedebat zijn gekomen. Hartstikke fijn dat het keurig binnen de
tijd is gebleven. Dank voor alle medewerking daaraan en voor het goeie debat. De Minister
is ons redelijk tegemoetgekomen, met een diversiteit aan toezeggingen.
Er is een tweeminutendebat aangevraagd door de heer Hammelburg van D66. Dat betekent
dat we aan de slag gaan met het inplannen ervan. We zullen zien wat voor moties daar
zullen worden ingediend.
Ik zou graag willen concluderen door de toezeggingen samen te vatten, om te kijken
of we die scherp hebben. Ik zie dat er vijf toezeggingen zijn.
– De Minister gaat overleggen met de Minister van Financiën over de gevolgen van de
Wwft voor de door banken aangeboden mogelijkheid om kosteloos geld naar Marokko over
te maken en informeert de Kamer daar via het verslag van de Wereldbankvergadering
over.
– Als er al voor de jaarvergadering van de Wereldbank informatie beschikbaar is over
het assessment van de Wereldbank over de wederopbouw, dan zal de Minister dat ook
schriftelijk met de Kamer delen.
– De Minister zal samen met de Minister van Buitenlandse Zaken de Kamer nader informeren
over de situatie in Sudan en de humanitaire crisis daar. Dat zal ze op korte termijn
doen. Dat was een vraag van de heer Thijssen, geloof ik.
– De Minister zal op basis van de lessons learned uit Turkije en Marokko meer centrale
coördinatie inrichten voor particuliere initiatieven bij een volgende ramp en de Kamer
hierover informeren.
– In het verslag van de Wereldbank zal er meer informatie over de inzet op winterisation
worden toegevoegd en uiteengezet.
De heer Hammelburg (D66):
Ik kijk even de griffier aan, want het is gebruik om er een termijn aan te hangen.
In het geval van de toezegging aan mij over de particuliere initiatieven en de coördinatie
daarvan, zal het mij welgelegen zijn om die informatie te hebben voor het tweeminutendebat
plaatsvindt. Ik snap dat dat ingewikkeld is, maar dit is ook de enige manier dat het
voor ons als Kamer werkbaar is om daar nog iets op te kunnen doen. Anders voorzie
ik dat ik daar ook nog een motie op moet indienen en dat wil ik eigenlijk niet. De
vraag is of het haalbaar is om het voor het tweeminutendebat te doen. Dat zou wel
heel erg helpen.
De voorzitter:
Het tweeminutendebat gaan we nog inplannen. Maar het is in eerste instantie een vraag.
Het debat zal natuurlijk sowieso nog met deze Kamer plaatsvinden en dus vóór 26 oktober.
Minister Schreinemacher:
Als het over twee dagen is, dan redden we het niet. Ik heb geen idee op welke termijn
het tweeminutendebat gepland kan worden. Ik wil er alles aan doen om een brief bij
de Kamer te hebben. Ik begrijp die wens. Wij gaan er gewoon voortvarend mee aan de
slag. We hebben een zware inspanningsverplichting om het voor het tweeminutendebat
te doen. Als dat over twee dagen is, lukt me dat niet, maar anders gaan we...
De voorzitter:
Ik zat precies naar het woord «inspanning» te zoeken. De verwachting is dat het tweeminutendebat
niet deze week zal plaatsvinden, dus dan is daar ook nog wel wat tijd voor. We houden
scherp in de gaten of dit ook gaat lukken.
Ik wil iedereen bedanken, ook het ondersteunende team van de Kamer voor alle assistentie
en support. Dank aan de Minister en haar team van adviseurs voor dit commissiedebat.
Fijn dat jullie er allemaal tot het einde bij zijn gebleven. Dank ook aan de griffier.
Heel veel sterkte met de voortzetting van dit kwetsbare onderwerp.
Sluiting 12.57 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.