Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 6 juli 2023, over Politie
29 628 Politie
Nr. 1186 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 24 augustus 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 6 juli 2023 overleg gevoerd
met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 juni 2023 inzake arbeidsmarktstrategie
politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1173);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 juni 2023 inzake stand
van zaken vernieuwing en vervanging C2000 zomer 2023 (Kamerstuk 25 124, nr. 113);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 juni 2023 inzake appreciatie
motie van de leden Mutluer en Ceder over een speciaal opgeleide jeugdagent die een
licht verstandelijke beperking herkent en voor een buitenstrafrechtelijke afdoening
zou kunnen zorg dragen (Kamerstuk 28 741, nr. 100) (Kamerstuk 28 741, nr. 104);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 juni 2023 inzake reactie
op de motie van de leden Helder en Van der Werf over het uitsplitsen van begrotingsartikel 31.
Politie in meerdere begrotingsartikelen, conform het advies van de Raad van State
(Kamerstuk 36 200 VI, nr. 52) (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 140);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 juni 2023 inzake voortgang
aanpak voor personen met verward en/of onbegrepen gedrag (Kamerstuk 25 424, nr. 670);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 juni 2023 inzake eerste
halfjaarbericht politie 2023 (Kamerstuk 29 628, nr. 1174);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 juli 2023 inzake voortgang
Toekomstagenda Korpscheftaken (Kamerstuk 29 628, nr. 1175).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kat
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Ellian
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bisschop, Eerdmans, Ellian,
Helder, Kuik, Michon-Derkzen, Mutluer, Temmink en Van der Werf,
en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 13.00 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, een hele goede middag. Ik open deze vergadering van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid. Op de agenda staat vandaag het commissiedebat over de
politie. Ik heet van harte welkom de Minister van Justitie en Veiligheid en natuurlijk
haar ondersteuning. Van harte welkom aan de mensen op de publieke tribune en degenen
die anderszins dit debat volgen. En natuurlijk van harte welkom aan mijn collega's:
mevrouw Helder namens de PVV, meneer Eerdmans namens JA21, mevrouw Michon namens de
VVD, mevrouw Mutluer namens de PvdA, mevrouw Kuik namens het CDA en de heer Bisschop
namens de SGP. En mevrouw Van der Werf van D66 en de heer Van Baarle namens DENK.
Van harte welkom, collega's. Ga snel zitten.
We hebben vier minuten spreektijd. Ik ben niet iemand van het heel strak meteen beperken
van de interrupties, maar het is een drukke dag en we hebben geen enkele uitloop vanwege
het tweeminutendebat dat u zelf eerder al heeft aangevraagd en dat voor 16.10 uur
geagendeerd is. Ik ga even kijken hoe het loopt. Het verzoek is om interrupties echt
kort te houden, maar ik wil altijd ruimte geven voor enige discussie.
Voor haar eerste termijn, mevrouw Helder namens de PVV. O, er is een punt van orde
van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter. Allereerst, ik vervang de heer Azarkan die in deze commissie zit,
zoals u weet. En ik heb straks een tweeminutendebat. Ik wil mevrouw Helder niet de
mogelijkheid ontnemen om als eerste spreken, maar als ik dan als tweede zou mogen,
dan vind ik het goed. Ik hoef er niet doorheen te walsen.
De voorzitter:
Volgens mij is dat prima. Beginnen we dan bij mevrouw Helder en komt daarna de heer
Van Baarle? Ja. Aan u het woord, mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met heel veel sterkte toewensen aan de nabestaanden
van Mike Versteege, ook aanwezig vandaag. Het rapport van de commissie-Brouwer laat
er geen misverstand over bestaan: er was sprake van een keten van ernstige fouten
en grove nalatigheid, hetgeen wordt gekwalificeerd als minachting – minachting, voorzitter –
van het slachtoffer. Ik heb er eerder al geen geheim van gemaakt dat ik vind dat de
korpsleiding, met de korpschef voorop, de eer aan zichzelf had moeten houden na maar
liefst drie zelfdodingen bij de Landelijke Eenheid vanwege falend leiderschap. Als
de excuses van de korpschef echt iets waard zijn, geef de nabestaanden dan wat zij
verlangen, zodat zij geen aangifte hoeven te doen en eindelijk aan hun rouwproces
kunnen beginnen. Zij zijn hun zoon kwijt en dat is iets wat geen enkele ouder mee
zou moeten maken. Een vraag aan de Minister: hoelang blijft zij haar vertrouwen in
de korpsleiding nog uitspreken? Ze moet toch beseffen dat ze bijna de laatste hier
nog is?
Die harde conclusie geldt ook ten aanzien van de transitie van de Landelijke Eenheid.
De 6- die gegeven was om toch maar met die transitie te kunnen starten, blijkt nu
een verkeerde keuze. Vaststaat dat er weinig tot geen draagvlak is op de werkvloer
en dat de kwartiermakers in de weg worden gezeten door de eenheidschef. De commissie-Schneiders
concludeert dat er aanzienlijke risico's bestaan voor de voortgang van de transitie
en dat die risico's – ik citeer – «gemitigeerd moeten worden». Maar de aanbevelingen
van de commissie-Schneiders waren toch heel duidelijk? Het is een enorme klus, dat
ontken ik niet, maar de korpsleiding blijkt ruim één jaar na het rapport niet in staat
deze klus te klaren. Ook hier sprak de Minister eerder haar vertrouwen uit. Dus mijn
vraag is: geldt dat nog steeds?
Voorzitter. Een ander aanzienlijk risico dat niet gemitigeerd moet worden, maar per
direct naar nul moet worden gebracht is C2000. Vorige keer zei ik al dat ik niet wil
meemaken dat we een keer een krantenkop krijgen dat een agent is gesneuveld door dit
falende systeem, dat ook door zonnepanelen wordt verstoord. De Minister is eigenaar
van dit communicatiesysteem en dus aansprakelijk als er straks een agent of andere
hulpverlener gewond raakt, of erger. Ik heb nu begrepen dat de Minister van EZK niet
wil betalen voor de noodzakelijke omvormers. Geld en zonnepanelen, ofwel klimaatwaanzin,
boven de veiligheid van onze agenten. Onacceptabel wat mijn fractie betreft. Daarom
heb ik alvast een motie klaarliggen voor als er wederom een onbevredigend antwoord
komt.
Dan een ander voortdurend probleem: de politiecapaciteit. De Minister schrijft dat
de operationele sterkte in 2027 met zo'n 3.100 fte zal zijn uitgebreid ten opzichte
van 2017. Naar verwachting zal er ieder jaar meer operationeel politiepersoneel zijn,
volgens haar. Waar baseert zij die cijfers op? Want krapte op de arbeidsmarkt is een
van de twee strategische risico's, zo staat in de brief over de arbeidsmarktstrategie.
Kale cijfers zeggen niks als het aantal taken steeds meer toeneemt, en binnen die
taak natuurlijk voorop het aantal incidenten met verwarde personen, dat ook sinds
2017 met maar liefst 65% naar meer 138.000 per jaar is gestegen.
Heb ik nog tijd voor een laatste punt?
De voorzitter:
Ja, als u één momentje hebt, want u heeft een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dat was naar aanleiding van het vorige punt. Als het gaat om C2000, weet mijn collega
Helder dat ik haar daarin steun. Zij heeft neem ik aan ook de brief gelezen van de
Minister waarin opnieuw wordt ingegaan op dit koppijndossier: weer een storing in
juni en de dekkingsgraad is nog steeds niet goed. Ik vond het heel erg pappen en nathouden
– «ja, het is continu onder mijn aandacht en ik ga het gesprek voeren met EZK om het
zo snel mogelijk op te lossen» – terwijl de problemen er natuurlijk al langer zijn.
Mijn concrete vraag is wat mevrouw Helder ervan vindt en wat er zo snel als mogelijk
moet gebeuren.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat het wel werkt, kortgezegd. Ik ben geen techneut op dit gebied en die eer ga ik
me zeker ook niet toebedelen, maar we hebben het hier al bijna tien jaar over en het
is nog steeds niet goed genoeg. Ik kan dat ook niet in tien jaar keren. Mevrouw Mutluer
zegt het al: de hele tijd is het antwoord «ik ga er nog iets steviger op inzetten».
Maar op nul kan je niet steviger inzetten. Dat blijft nul en dat moet honderd worden.
De voorzitter:
Gaat u verder. U heeft nog een kleine minuut.
Mevrouw Helder (PVV):
O, dat haal ik makkelijk. Ik zat me al te haasten. Dat is namelijk een bruggetje naar
mijn laatste punt, wat ik net zei: de politiecapaciteit en dan specifiek de Teams
Bewaken en Beveiligen. De Minister schrijft dat de politie er vooralsnog vanuit gaat
dat dit nieuwe onderdeel, van ongeveer 300 fte, in de loop van 2025 operationeel zal
zijn. De politie verwacht dat iets meer dan de helft van deze 300 fte zal bestaan
uit medewerkers die afkomstig zijn van de bewakingseenheid van de basisteams van de
regionale eenheden, maar ik heb in de wandelgangen gehoord dat bijna alle agenten
juist terug willen naar hun basisteam en geen onderdeel willen worden deze nieuwe
eenheid. Mijn verzoek is of de Minister hierop kan reageren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Oké, bedankt. Dan gaan we over naar de heer Van Baarle voor zijn termijn, namens DENK.
Aan u het woord.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week kregen we, toevallig precies op de dag dat meer
dan een miljoen moslims in Nederland het Offerfeest vierden, het bericht dat deze
Minister het verbod op het dragen van religieuze uitingen wil vastleggen in de kledingvoorschriften
van de politie. Lees: eigenlijk wil men een hoofddoekverbod bij de politie gaan invoeren.
Deze Minister staat in veel debatten te vertellen dat ze wil werken aan diversiteit
in de politieorganisatie en dat ze discriminatie en racisme wil aanpakken bij de politie,
maar op dit punt laat ze zich misbruiken door de verbale knokploeg tegen moslims.
Een motie van de islamhaters van de PVV, daar gaat de Minister in mee. Ze geeft ook
aan persoonlijk principieel tegen een hoofddoek bij agenten te zijn. Haar persoonlijke
mening legt ze dus op aan de politie.
Dan vraag ik me af: ziet deze Minister niet dat ze door deze kledingvoorschriften
juist vrouwen beperkt in hun vrijheid? Is die vrijheid niet dat elke vrouw kan worden
wat zij wil, ook met een hoofddoek, dat ze ook politieagent kan worden? Of geldt dit
niet voor moslimvrouwen die een hoofddoek dragen? Mogen zij van deze Minister niet
alles worden zij willen? Neutraliteit zit in het handelen van mensen, niet in het
dragen van religieuze symbolen. Neutraliteit betekent in de praktijk ook niet staatatheïsme. De aanname van deze Minister dat mensen die zichtbaar religieus zijn hun
functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen, is stigmatiserend. Het zet dames met een
hoofddoek weg als mensen die niet onpartijdig kunnen handelen. Dat is vals. Daarmee
gooi je al die dames voor de bus.
Het College voor de Rechten van de Mens heeft eerder ook al opgeroepen: beoordeel
neutraliteit op het handelen en niet op het dragen van een religieuze uiting. Er zijn
zo veel voorbeelden uit de wereld die laten zien dat het gewoon kan. Ik heb hier foto's.
Londen, UK, en Schotland: agenten met een hoofddoek. Canada, Toronto. Nieuw-Zeeland.
De States. Zijn al deze agenten die te goeder trouw met een hoofddoek diender zijn
en voor de veiligheid staan voor de mensen in hun land niet neutraal? Zijn al deze
dames met een hoofddoek een risico voor wat hun organisatie uitstraalt? Hoe komt de
Minister er eigenlijk bij dat het dragen van een religieuze uiting, een hoofddoek,
een keppeltje, iets doet met je neutraliteit? Het is stigmatiserend en het deugt niet.
Voorzitter. In plaats van mensen met een hoofddoek, een keppeltje of een andere religieuze
uiting te weren uit de politieorganisatie, zou de Minister racisten moeten weren uit
de politieorganisatie. Na de documentaire De blauwe familie trommelde de politie hard.
Er werd gezegd: er is binnen onze organisatie geen plek voor mensen die discrimineren;
ze worden ontslagen. We zagen echter recent nog de wens van de korpschef in Rotterdam
om een agent die veroordeeld is voor racisme – hij zei namelijk tegen iemand van kleur
het k-woord en daarna het n-woord – promotie te geven. Pas nadat er ophef ontstond,
draaide men het terug om iemand die veroordeeld is voor racisme promotie te geven.
Wat voor signaal laat dit zien aan mensen die te kampen hebben met etnisch profileren,
dat iemand die veroordeeld werd voor racisme gewoon een mooi baantje kreeg, promotie
kreeg? Van de belofte om mensen die discrimineren geen plek te geven bij de politie,
lijkt in de praktijk dus helemaal niets terecht te komen.
Voorzitter. De politie heeft een probleem met diversiteit, met het bestrijden van
racisme binnen de eigen gelederen maar ook in de bejegening richting mensen in het
land. Het minste wat de politie zou moeten doen, is uitstralen dat ze er voor iedereen
zijn. Dus weg met dat rare verbod om dames met een hoofddoek, mensen met een keppeltje
of welke uiting dan ook te weren in de politieorganisatie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Gaat u meteen de vergadering verlaten?
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is de vraag.
De voorzitter:
Dat wilde ik even inventariseren. Ik denk het niet. Dit is een goed moment om aan
te geven dat ik als waarnemend voorzitter van de commissie voor het onderzoek van
de Geloofsbrieven even naar de plenaire zaal moet zo meteen. Dan kan mevrouw Helder
vast de honneurs waarnemen.
Dank voor uw bijdrage, meneer Van Baarle.
Er zijn nabestaanden in de zaal. Ik denk dat namens de hele commissie gezegd kan worden
dat wij met u meeleven en dat wij u veel kracht en sterkte toewensen. Het lijkt mij
wel zo netjes om dat meteen vanaf deze plek te doen.
Meneer Eerdmans, het woord is aan u voor uw termijn.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een aantal onderwerpen. Het is eigenlijk wat we vroeger
een «verzamel-AO» noemden, dus veel onderwerpen bij elkaar, veel urgente en ook minder
urgente onderwerpen, en veel moties waarvan de uitvoering op de agenda staat. Dank
voor alle brieven.
Ik begin bij de rellen in Frankrijk, want dat vonden wij actueel en urgent. We zien
daar natuurlijk een heleboel dingen misgaan. Er is van alles aan de hand. Ziet de
Minister dit probleem nu ook naar Nederland komen? Hebben wij eenzelfde voedingsbodem?
Die vraag wil ik graag stellen. Het is klassiek straatgeweld: alles moet kapot. Er
is geen enkel respect voor gezag bij jongeren met radicale opvattingen: wij mogen
plunderen, maar we hoeven niet naar school of te werken. Dat is nogal zorgelijk. De
politie is daar hun vijand. Hoe ziet de Minister dat in Nederland? Is dat heel anders
of moeten wij daar op een gegeven moment ook aan geloven?
Voorzitter. Dan ga ik naar Italië. De Italiaanse aanpak van de georganiseerde ondermijnende
criminaliteit wordt geroemd, en terecht, denken wij. In de Kamerbrief valt te lezen
hoe de Minister lering wil trekken uit Italië en de Italiaanse maffia-aanpak. Er zijn
vier brede pijlers: voorkomen, verstoren, bestraffen en beschermen. De Minister is
voornemens om de strafmaxima te verhogen. Dat doet ons deugd. Dat klinkt ons als muziek
in de oren. De Minister is daarnaast ook in Antwerpen op bezoek geweest, met een aantal
interessante onderwerpen, waaronder het netwerk dat moet worden gecreëerd tussen de
havenofficieren die het narcovervoer in de gaten houden en nog wat zaken, zoals crimineel
geld afpakken. Hoe staat het ermee? Wat kunnen wij van de Minister verwachten? Welke
maatregelen komen voort uit het gesprek in België?
Voorzitter. Dan capaciteit. Dat is een probleem, maar dat is het al twintig jaar,
kunnen we rustig zeggen. Er zijn te weinig mensen die blijven en te veel die uitstromen.
Ik vond het een goede arbeidsmarktstrategie die erin zit. Daar hebben we het de vorige
keer ook al eventjes over gehad. Het geeft een inkijkje in de korte en lange termijn
voor de politieorganisatie wat betreft het behouden en werven van personeel. De Minister
geeft aan dat ze de tijd daarvoor wil hebben. Dat gunnen wij haar, want het kost nou
eenmaal tijd. We krijgen wel signalen van de Politieacademie dat de klassen maar half
gevuld zouden zijn, terwijl men in deze berekening, in de staatjes van de brief, uitgaat
van volledig gevulde klassen. Kan de Minister aangeven of zij bekend is met die signalen?
Heeft zij cijfers ter beschikking die ze ons kan overhandigen? Anders overweeg ik
een motie om dat toch inzichtelijk te krijgen.
Voorzitter. Dan een compliment aan de Minister voor de duidelijkheid die ze heeft
gegeven over het politie-uniform. Wij staan helemaal haaks op de opvattingen van de
heer Van Baarle van DENK. Het zal niet verrassen. Het is overigens ook conform een
Kamermeerderheid die die uitspraak gedaan heeft, dus ik weet niet waar de heer Van
Baarle dat allemaal vandaan haalt, maar ik dacht: laat ik hem maar niet interrumperen,
want dan zijn we nog langer met hem bezig. Dat was een grapje! Wat JA21 betreft is
dit een heel goede zaak: neutraliteit van het politie-uniform. Dat hoort. We moeten
niet de schijn van vooringenomenheid en/of religieuze denkbeelden op het politiebureau
laten plaatsvinden.
De Minister gaf aan dat de nieuwe kledingvoorschriften ook zullen gelden voor de boa's,
maar we weten dat de boa's onder de gemeenten vallen. In hoeverre heeft een afzonderlijke
gemeente de ruimte om boa's zich toch met een keppeltje of hoofddoekje te laten kleden,
is mijn vraag. Heeft een gemeente – ik noem een Amsterdam, een Femke Halsema – dan
toch de ruimte om een boa met een hoofddoek aan te stellen?
Voorzitter, ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb. Ik wilde eigenlijk nog stilstaan
bij de documentaire De blauwe familie. Dat doe ik niet, maar daar hebben we natuurlijk
op 9 mei een debat over gehad. Ik had daar naderhand zelf best nog wat vragen over.
Het stond namelijk weer op de agenda, samen met de brief over racisme, diversiteit
en discriminatie. Laat ik er één ding uit vragen. Ik ga dat een andere keer doen,
maar ik stel er één vraag over. Wij vinden het goed dat de politie werkt aan meer
agenten met een migratieachtergrond. Dat is goed. Dan lees ik daar echter ook bij
dat sollicitanten die tijdens de selectieprocedure bepaalde tests niet halen, extra
gecoacht zullen worden. Daar krijg ik dan weer de kriebels van. Daar word ik argwanend
van. Dan denk ik: jongens, het moet niet een wet van Meden en Perzen worden, van «we
moeten Turkse en Marokkaanse mensen bij de politieorganisatie hebben, want anders
zijn we niet divers genoeg». Er mag toch echt wel worden verwacht dat iedereen door
dezelfde ballotage gaat?
Voorzitter, daar wil ik het graag bij laten.
De voorzitter:
Dank. Ik heet mevrouw Temmink namens de SP welkom. Dan gaan we door naar de eerste
termijn van mevrouw Michon namens de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Er staat ontzettend veel op de agenda vandaag, dus ik begin
direct. Ik begin altijd met de complimenten voor het werk van de politie. Het echte
zware werk zit bij de Landelijke Eenheid. Daar worden de grote criminele kopstukken
gepakt. Ik noem ook cybercriminaliteit en kinderporno. Juist daar, ook in die organisatie,
is nu een enorme transitie bezig. De winkel moet openblijven tijdens de verbouwing.
Dat is evident. Het moet nu goed gaan, want ze kunnen zich daar een zesje simpelweg
niet veroorloven. De organisatie moet ten dienste staan van het vakmanschap en de
mensen die er werken. Daarom is de communicatie richting de medewerkers van essentieel
belang. Daarom moet er snelheid worden gemaakt met zorgvuldigheid.
Is de Minister tevreden over deze punten? Ik denk dat dat nu nog niet voldoende aan
de hand is. In het vorige debat zei ik dat het overgrote deel van de mensen allang
weet in welk van de twee eenheden ze vallen, dus compliceer het nu niet onnodig. Hoe
gaat dit nu? We lezen in het halfjaarbericht dat het schouwproces inmiddels van start
is gegaan. Dat moedig ik ook van harte aan. Maar daarmee wil ik wel weten of in het
proces ook het vakmanschap centraal staat. Gaan we nu inderdaad de vakinhoudelijke
kwaliteiten centraal stellen in plaats van generalistische managers? Die transitie
is om meerdere redenen nodig, onder andere de span of controle van leidinggevenden.
Dat brengt mij op het onderzoek van de commissie-Brouwer. Er is nu eindelijk een onafhankelijk
onderzoek, met een vernietigend oordeel, vind ik, over de rol van de werkgever bij
deze vreselijke zelfmoord. Daar is al aan gerefereerd. De vakbond constateert dat
de politieorganisatie onvoldoende ingericht is op de menselijke maat om dit soort
fouten te voorkomen. Ook hier staat het vakmanschap bij leidinggevenden onvoldoende
centraal. Ik wil graag van de Minister weten wat dit nu op de werkvloer doet, vooral
omdat het zo lang duurt en zo'n moeizaam proces is voordat dit onafhankelijke onderzoek
er is gekomen. Hoe kijkt de Minister hierop terug? Hoe kunnen we dit verbeteren? Hoe
spreekt zij hierover met zowel de politieleiding als de huidige – nieuwe, moet ik
zeggen – leiding van de Landelijke Eenheid? Begrijp me goed: ik ga niet over de rol
en over ambtelijke posities, maar ik voel me vanuit deze plek wel enorm verantwoordelijk
om ervoor te zorgen dat er een robuust en professioneel politieapparaat staat, waarin
er vertrouwen is in de organisatie en waarin het werk, de professionaliteit en het
vakmanschap centraal staan. Juist deze organisatie, die continu met haar kop in de
wind staat, moet uitermate professioneel zijn.
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn tweede punt. Dat gaat over de capaciteit. Ik blijf
herhalen – ik heb nog geen debat overgeslagen – dat de wijkagent terug moet in de
wijk. Wat is nu de stand van zaken met die 750 wijkagenten van de motie-Hermans? Ik
lees in de stukken dat die pas vanaf 2024 worden opgeleid en daarmee pas in 2026 operationeel
zijn. De capaciteit van de Politieacademie wordt als argument gebruikt, maar tegelijkertijd
zitten die klassen niet vol. Ik heb dezelfde geluiden gehoord als die de heer Eerdmans
noemde. Hoe kan dit nou?
Voorzitter. Die cijfers leiden eigenlijk bij mij bijna tot waanzin, want je ziet de
cijfers over formatie en bezetting, maar als ik alle telefoontjes en alle gesprekken
en alle werkbezoeken hoor, dan klopt dat gewoon niet. Die papieren werkelijkheid is
niet de werkelijkheid. Hoe zit het dan met inzetbaarheid, wil ik de Minister vragen.
Zitten daar dan zulke verschillen in? Want hoe kan het nou zijn dat er zo ongelofelijk
veel krapte is als je ook in die staatjes ziet dat het lijkt mee te vallen? Neem bijvoorbeeld
Limburg. Ik had daar een motie over met collega Knops van het CDA, de voorganger van
mevrouw Kuik. Neem specifiek Limburg, waar zoveel krapte is. Wat doen we nou om daar
de boel te verlichten? Kunnen bijvoorbeeld nu ook Nederlanders die over de grens wonen,
solliciteren bij deze eenheid? Ik vraag hoe het zit met de 120 fte die nu bij bewaken
en beveiligen zijn ingezet. Leidt dat nou daadwerkelijk tot een toevoeging aan de
basisteams?
Mijn laatste punt, voorzitter, en dan rond ik af. Dat zijn de executieven die ook
administratief werk doen. Die hebben dus achttien diensten per jaar, waarbij ze een
executieve status houden, maar administratief-technisch werk doen. De Minister zegt
in haar brief: als ze meer executieve diensten doen, dan krijgen ze het bureauwerk
niet af. Maar ik wil juist graag dat ze prioriteit geven aan die executieve diensten
en dat ze het bureauwerk door anderen laten doen. Ik wil aan de Minister vragen of
ze dat aantal diensten toch kan opkrikken en anders ook het aantal mensen dat van
deze regeling gebruik kan maken, naar beneden kan halen, zodat we meer blauw op straat
hebben.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan heeft u een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
De wensen ... Nee, niet over de boa's, mevrouw Michon. De wensen over wijkagenten
hebben we allemaal en die horen we ook constant: ze moeten komen en ja, we investeren.
Maar zoals collega Michon-Derkzen ook aangaf, mogen we ze pas in 2026 fysiek in wijken
verwachten, terwijl volgens mij in de eenheid Zeeland-West Brabant vier wijken nu
al geen wijkagent meer hadden. De concrete vraag aan mijn collega is deze. We hebben
niet de luxe om te wachten tot 2026/2027. We hebben nú die wijkagenten nodig, ook
in het licht van bijvoorbeeld bestrijding van jeugdcriminaliteit. Is zij het met mij
eens dat wij de Minister moeten vragen om strakker te prioriteren, zodat die wijkagenten
daadwerkelijk hun werk kunnen doen in die wijken en zichtbaar zijn?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan mevrouw Mutluer voor die vraag, want wij zijn het totaal eens. De wijkagent
vind ik eigenlijk de basis van de hele inrichting van onze politieorganisatie. Die
moet in de wijk. Je ziet dat de wijkagent er vaak op papier nog wel is, maar gewoon
niet in de wijk is omdat hij voor noodhulpdiensten of andere taken wordt ingezet.
Daar komt ook mijn frustratie over die cijfers vandaan. Je kan zeggen «op papier klopt
het wel», maar in de praktijk werkt het zo niet. Dus waar zijn al die wijkagenten
dan? Die vullen natuurlijk weer de gaten die elders ontstaan. Zo stort het hele bouwwerk
eigenlijk in elkaar en zitten wij ons op basis van de cijfers rijk te rekenen, terwijl
de werkelijkheid er niet zo uitziet. Dat frustreert mij enorm, omdat ik vind dat we
papier en werkelijkheid beter bij elkaar moeten brengen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Hoeveel interrupties heb ik?
De voorzitter:
U weinig. Nee, hoor. Het mag, als u geen hele inleiding erbij doet.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Kijk, ik ben op zoek naar iets concreets, want nogmaals: in het volgende politiedebat
gaan we het weer over die wijkagenten hebben die niet in de wijken zichtbaar zijn.
Ik heb eerder gepleit voor opnieuw kijken naar hoe wij onze basispolitiezorg, de operationele
eenheden, hebben ingericht en welke prioriteiten worden gesteld. Ik wil dus gewoon
aan mijn collega vragen of zij het met me eens is dat we de Minister iets meer de
regie willen laten pakken aangaande prioriteit geven en nagaan hoe we die agenten
weer in de wijken kunnen krijgen.
De voorzitter:
De regie pakken.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben het daar totaal mee eens. Een heel concreet voorbeeld waar ik naar vroeg, is
die 120 fte die nu bij bewaken en beveiligen is vrijgespeeld. Ik denk dan: mooi, betekent
dat dan dat we 120 wijkagenten hebben? Zo concreet noemde ik al een van de voorbeelden.
Dat kan je volgens mij op meer terreinen zo concreet vragen – ik ben het totaal met
mevrouw Mutluer eens – om te zorgen dat de wijkagent terug in de wijk is.
De voorzitter:
U bent het eens. Dan heeft u een interruptie van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Het zal u verbazen: ik ben het hier niet mee eens. Ik vind dat we de politiecapaciteit
moeten uitbreiden en dat wij als Kamer daar budget voor moeten geven, voldoende budget.
Prioriteren moeten wij niet doen. Daarom ben ik ook niet zozeer voor dat geoormerkte
geld voor de zedenrechercheurs. Dat klinkt allemaal heel sympathiek en daar kan je
in de politiek niet tegen zijn, maar dan maken we het de organisatie lastig. Wij besturen
niet en de Minister prioriteert ook niet. Wij verschaffen de middelen; dat gaat met
het Besluit verdeling sterkte en middelen, even uit mijn hoofd. En dan is het vervolgens
aan de organisatie. Is collega Michon het met mij eens dat wij niet moeten besturen,
maar voldoende geld beschikbaar moeten stellen? Dan zou 1 miljard mijn partij een
lief ding waard zijn. Dat staat in ons verkiezingsprogramma.
De voorzitter:
Nou, mevrouw Michon, een miljard uit uw zak.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Laten we niet opbieden met onze verkiezingsprogramma's. Mevrouw Helder weet dat wij
in dit coalitieakkoord nog met 200 miljoen extra zijn gekomen, en altijd kijken wat
er nodig is en wat er kan om de politie financieel te ondersteunen. Dus daar vindt
u mij aan uw zijde. De vervolgvraag is altijd ingewikkelder: waar komt dat geld dan
vandaan? Maar het zal niet aan mij liggen om de politie te ondersteunen waar dat nodig
is. Ik vind ook dat je hier niet moet micromanagen op de politie, maar bij die wijkagenten
gaat het erom dat we er 1 op de 5.000 wilden. Dat hebben we ook bij wet vastgesteld
ten aanzien van de nationale politie. Dat is juist om ervoor te zorgen dat zij de
ogen en oren in de wijk en het aanspreekpunt zijn. Het wordt nu ook meer een digitale
wijkagent. Die eerstelijns, zichtbare politiezorg is essentieel. Daar hebben we in
het verleden, als er onrusten in het land waren, ook heel veel baat bij gehad. Je
ziet dat die wijkagent door de enorme druk op het werk van de politie een terugtrekkende
beweging maakt. Dat vind ik zorgelijk, niet zozeer omdat ik zeg «ik wil zo graag Piet
of Marie in die wijk», maar omdat het de kern is van hoe wij het politiewerk in dit
land hebben georganiseerd, waarvan ik vind dat we er heel erg trots op mogen zijn
en er ook heel veel baat bij hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, bent u zover voor uw bijdrage?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Zeker, voorzitter. Ik begin met wellicht het meest treurige onderwerp op de agenda
voor vandaag, namelijk de zelfdoding van de heer Versteege. Ik vind dat de commissie-Brouwer
haarfijn heeft vastgelegd wat er allemaal mis is gegaan en hoe dat tot de tragische
dood van deze politiemedewerker heeft geleid. Ik vind het heel, heel, heel pijnlijk
om dat lezen. Net zoals dat ook het geval was bij de andere twee zelfdodingen die
al eerder onderzocht zijn, is ook in dit geval het oordeel best wel heftig, snoeihard.
Er zijn veel menselijke fouten gemaakt, maar daarop wordt niemand echt individueel
aangesproken. Sterker nog, de opstelling van de organisatie richting de heer Versteege
wordt als minachting gekenmerkt. Ik vind dat ook onbestaanbaar.
Voorzitter. Ik vraag me echt ten zeerste af of de nabestaanden van de heer Versteege,
die vandaag inderdaad ook aanwezig zijn, met de uitkomsten hiervan verder kunnen.
Want ondanks het feit dat de Landelijke Eenheid drastisch op de schop gaat, blijft
de vraag hoe de Minister kan zorgen dat dezelfde mensen die eerder niet in staat waren
een collega in problemen te helpen maar hem eerder verder in de vernieling hielpen,
in de toekomst die fouten niet meer gaan maken. Is er sprake van een cultuur van elkaar
de hand boven het hoofd houden en zo ja, wat doet de Minister daaraan? Eerder achtte
de commissie-Schneiders het onwaarschijnlijk dat alle bestaande leidinggevenden bij
de Landelijke Eenheid bij de nieuw te vormen organisatie zouden passen. De korpschef
moest hier aandacht aan schenken en er was sprake van een schouw van de bestaande
leidinggevenden. Mijn vraag aan de Minister is: hoe staat het daarmee? En hoe gaat
de Minister ervoor zorgen dat er op dit vlak eindelijk iets verandert?
Ook ik ga iets zeggen over de politiecapaciteit. De onderbezetting gaat de komende
jaren niet weg. Voor het eerst zijn de klassen op de Politieacademie niet gevuld en
gaan ze ook niet snel gevuld raken. Mijn vraag is: betekent dit dat de politiecapaciteit,
mede gezien de vergrijzing, binnenkort nog meer onder druk komt te staan? En hoe komt
het dan dat er minder mensen bij de politie willen gaan werken? Heeft dat te maken
met de aard van het werk, met de arbeidsvoorwaarden of is het omdat mensen met een
niet-westerse achtergrond zich niet meer welkom voelen bij de politie? De Minister
komt nu niet veel verder dan dat er sprake is van een krappe arbeidsmarkt. Juist daarom
vind ik ook dat zij beter haar best moet doen om het politievak aantrekkelijk te maken.
In de arbeidsmarktstrategie staan een aantal voorbeelden, zoals een premie van € 1.000
voor het aanbrengen van een nieuwe collega of het betalen van een rijbewijs voor kandidaten.
Als dat helpt, prima. Mij lijkt het ook cruciaal dat de arbeidsvoorwaarden structureel
worden verbeterd. Ik weet dat daar nu over wordt onderhandeld. Welke ruimte ziet de
Minister nog om hier echt iets aan te doen, is mijn vraag, want volgens mij wordt
nu niet eens gesproken over compensatie van het koopkrachtverlies.
We zien ook dat de diversiteitsdoelstellingen van de politie onder druk staan, terwijl
de Minister tegelijkertijd spreekt over een noodzakelijke cultuurverandering bij de
politie. Mijn vraag is: welke specifieke extra inspanningen gaat de Minister doen
om ervoor te zorgen dat de politie wel aantrekkelijk wordt voor deze groep? Hoe past
die wens bij de aanpassing van de Kledingregeling politie, waardoor religieuze neutraliteit
expliciet wordt opgenomen? Ik wil weten wat de Minister vindt van de woorden van de
plaatsvervangend korpschef, die – ik citeer – «de hand wil blijven reiken naar iedereen,
ook naar hen die vanuit overtuiging hun geloof zichtbaar tot uiting willen laten komen».
Gaat de Minister het gesprek aan of heeft ze dat gesprek gevoerd? Zo nee, waarom niet?
Vooral de capaciteit van de gebiedsgebonden politie staat onder druk. Dat heeft onder
andere te maken met het weglekken naar andere politietaken, zoals bewaken en beveiligen
en voor taken rond personen met verward of onbegrepen gedrag. In de voortgangsbrief
over dat laatste onderwerp schrijven de Minister van JenV en de Minister voor Langdurige
Zorg dat de aanpak van die doelgroep werkt. Mijn vraag is waar dat uit blijkt. Ik
vond de brief zelf namelijk niet erg duidelijk en doortastend; ik vond deze eigenlijk
onvoldoende. Hoe vertaalt dit vermeende succes zich vervolgens in een teruglopende
betrokkenheid van de politie bij deze groep? Wordt er weer capaciteit vrijgespeeld
voor taken waar de politie meer voor bedoeld is? Als dat niet het geval is, wat moet
er dan wel gebeuren?
Van die capaciteitsproblemen gaan we namelijk steeds meer merken. We zien dat vier
wijken in de eenheid Zeeland en West-Brabant het inmiddels zonder wijkagent moeten
doen. Misschien nog wel zorgelijker: het animo voor het worden van wijkagent is sterk
afgenomen. Gaan we prioriteren? Wanneer zien we de nieuwe sterkteberekening die valide
is, waarna de capaciteit kan worden verdeeld?
Voorzitter, volgens mij ben ik bijna door mijn tijd heen.
De voorzitter:
U bent er allang doorheen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
O, meent u dat echt?
Ik denk bijvoorbeeld ook aan de gemeente Westerwolde, waar vanwege de blijvende problematiek
rondom het aanmeldcentrum in Ter Apel structureel extra politiecapaciteit is. Ik wil
dat de Minister reageert op het eerdere voorstel vanuit de PvdA om te kijken of we
daar ook structureel politiecapaciteit neer kunnen zetten, zonder dat dit ten koste
gaat van de capaciteit voor die regio. Ik hoor het graag.
Voorzitter, dank u wel dat u mij dit toestond. Dat was mijn bijdrage.
De voorzitter:
Vooruit maar weer. Ik ben te netjes als voorzitter. Maar als het leidt tot een goede
gedachtewisseling, dan sta ik dat toe. Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Dagelijks zijn politiemensen bezig met de veiligheid van onze samenleving,
met de bescherming van de rechtsstaat, met het aanpakken van criminelen en het opsporen
van verdachten. Het is een plicht van ons als parlementariërs om te controleren of
deze mensen goed hun werk kunnen doen, of ze hierop goed toegerust zijn en of ze intern
een veilige werkomgeving hebben. Ik wil bij een aantal punten stilstaan, onder andere
bij C2000, maar ook bij de arbeidsmarkt.
Ik wil beginnen met het rapport-Brouwer. Met het rapport hebben we ook het verhaal
achter het verhaal geleerd. We hebben gezien dat er een cultuurprobleem is. Ik vind
het heel bijzonder dat de nabestaanden zich er zo voor inzetten om gerechtigheid te
krijgen. De commissie-Brouwer schrijft over een opeenstapeling van ernstige fouten
en grove nalatigheid van de politieorganisatie in de omgang met de heer Versteege.
Die kwalificeert de opstelling van de organisatie richting hem achteraf als minachting.
Dat is heel stevig. Daar staat bij: geen van de betrokken individuen had de vooropgezette
intentie om hem zo slecht te behandelen. Dan denk ik: nee, dat moet er nog eens een
keertje bij komen.
Als het gaat over die ernstige fouten en grove nalatigheid, die achteraf herleidbaar
is tot individuen, dan wordt ervan gesproken dat we die individuen hier niet verantwoordelijk
voor houden, maar dat we moeten kijken naar de hele structuur. Dan denk ik: wat is
dan de leercultuur? Hoe zien we dat dan terug? Hoe voelen de mensen op de werkvloer
dat dan terug? Het is een onderzoek van toen, maar hoe staat het er nu voor? Wat zijn
de vervolgstappen? In hoeverre worden die zorgen van de werkvloer betrokken bij de
transitie van de Landelijke Eenheid? Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat deze problemen
niet keer op keer terugkeren? Ik ben benieuwd hoe de Minister daarin staat.
Een belangrijke aanbeveling was ook: zorg bij dit soort complexe en gevoelige situaties
dat er een onafhankelijk onderzoek is. Ik vraag de Minister: hoe ziet zij dit voor
zich? Hoe wil ze dit waarborgen?
Voorzitter. Dan kom ik op C2000. Ik sluit me aan bij het punt dat mevrouw Helder al
maakte. We zien dat slecht geïnstalleerde zonnepanelen ervoor zorgen dat er een storing
is. C2000 – het is zo'n lekkere term – is wel een hele belangrijke basis voor mensen
om veilig hun werk te kunnen doen. Ik vraag me af: voorkomen we dan dat er nu nog
nieuwe installaties ondeugdelijk worden geplaatst? Wat wordt er in de tussentijd gedaan?
Mevrouw Helder had het over BZK, maar volgens mij gaat het om het Ministerie van EZK.
Wie is er verantwoordelijk voor om daar stappen op te zetten? Daar kunnen we niet
mee wachten. Daar moet gewoon op gehandeld worden. Kan de Minister erop ingaan hoe
snel ze dat gaat doen?
Voorzitter, tot slot. In de arbeidsmarktstrategie van de politie is de Minister ook
ingegaan op het punt dat we hebben gemaakt over de eenheid Limburg, die actief heeft
verzocht om de nationaliteitseis te heroverwegen. De Minister is daar op 19 april
op ingegaan. Ze zou verkennende gesprekken voeren. Daar is ze nog steeds mee bezig,
zie ik. Maar de nood is natuurlijk hoog. Dat lees ik in ieder geval in de brief; misschien
heeft de Minister al meer te melden dan wat daarin staat. De nood is namelijk hoog.
Volgens mij moeten we ervoor zorgen dat samenwerkingen met België en Duitsland zo
snel mogelijk in werking worden gezet, juist voor de regio's die te maken hebben met
capaciteitsproblemen.
Ik zie dat ik aan mijn tijd zit, voorzitter.
De voorzitter:
Dat zag u. Als u nog heel kort iets wilde zeggen had dat gemogen, hoor. Maar u bent
door uw punten heen, zie ik. Meneer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me aan bij de collega's die de vinger legden bij
de grote capaciteitstekorten bij de politie. Dat speelt al jaren. Je kunt dat niet
zomaar even in een handomdraai omzetten. Er komt bij dat wij zelf soms bijdragen aan
de vergroting van het capaciteitstekort door bijvoorbeeld het aannemen van een wet.
Dat was vorige week het geval met de Wet seksuele misdrijven. Daardoor zal handhaving
ook de nodige druk op de capaciteit van de politie opvoeren. Ik wil daarmee maar zeggen
dat je er alles aan moet doen, maar dat je aan sommige zaken weinig kunt veranderen.
De SGP heeft er wel vertrouwen in – ik hecht eraan om dat uit te spreken – dat de
Minister zich ervoor inzet om de politie op volle sterkte te laten draaien, maar er
is meer nodig. We zien in de praktijk dat de dossiers zich nog steeds blijven opstapelen
en dat slachtoffers maanden of zelfs jaren moeten wachten op gerechtigheid in een
zaak, als het al tot een uitspraak komt. Het percentage sepots in strafzaken stijgt
alleen maar. Dat is niet alleen pijnlijk voor de slachtoffers, ook wordt de kostbare
inzet van politieagenten op deze manier verspild; denk alleen al aan de recente klimaatprotesten.
Het werkt demotiverend voor agenten en motiveert demonstranten om de volgende keer
weer ongestraft de wet te overtreden. De voorzitter van de politiebond spreekt over
grote frustratie bij politieagenten. Mijn eerste vraag is: wat doet de Minister om
te voorkomen dat overtredingen ongestraft blijven en dat politieagenten mede daardoor
hun motivatie verliezen om hun werk te doen?
Dat er grenzen zijn aan de capaciteit van de politie, wordt vooral gemerkt in de buitengebieden.
Ik ben niet de eerste die dit punt aan de orde stelt en zal ook niet de laatste zijn.
Ik doe dat overigens al jaren. De aanrijtijden zijn lang. Met een marginale bezetting
krijgt lang niet elke melding adequate opvolging. Een concrete vraag: hoe komt de
Minister tegemoet aan de noodkreet van de regioburgemeesters voor meer veiligheid
in het buitengebied?
De Minister is in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie in gesprek over de invulling
van de politietaak. Hoe geeft de Minister in deze gesprekken uitvoering aan de aangenomen
motie-Van der Staaij cum suis over de verdere ontwikkeling van de lokale verankering
van de wijkagenten? Misschien mag ik kortheidshalve ook gewoon aansluiten bij de opmerkingen
en vragen van collega Michon-Derkzen.
De voorzitter:
En die collega, Michon-Derkzen, heeft meteen ook een vraag aan u.
De heer Bisschop (SGP):
Vindt u het goed dat ik er nog een annex-vraag bij stel? Dan heb ik dit onderdeel
gehad.
De voorzitter:
Natuurlijk, doet u dat.
De heer Bisschop (SGP):
Mijn vraag daarbij is: hoe komt de Minister tegemoet aan de aanbevelingen uit de NPB-notitie
«Terug naar de wijkteams!»?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik had over het vorige punt van de heer Bisschop een vraag. Hij zegt terecht dat de
veiligheid in het buitengebied onder druk staat; we hebben daar ook eerder over gesproken.
De politie heeft daar een rol in, maar zeker ook die boa's of groene boa's, waarmee
we hier een rondetafelgesprek hebben gehad. We hoorden daarin hoe ingewikkeld het
voor hen is om de goede geweldsmiddelen te hebben; voor sommige boa's is dat het wapen.
Nu kwam mij ter ore dat er nog steeds veel meer wapens worden ingeleverd dan dat er
vergunningen worden verlengd of toegekend. Hoe kijkt de heer Bisschop hiertegen aan?
Is hij het met de VVD eens dat we dan juist voor het veilige buitengebied moeten zorgen
dat de groene boa wat betreft uitrusting en natuurlijk ook opleiding – maar dat gaat
hand in hand – op orde moet zijn? Graag met enige spoed.
De heer Bisschop (SGP):
Dank aan mevrouw Michon voor haar vraag, want dit is het punt waarmee ik mijn betoog
had willen afsluiten. Dat kan ik nu mooi in een interruptie doen, dan kom ik niet
in de klem door tijdgebrek. Wij zien inderdaad dat naast de politie ook boa's en groene
boa's steeds vaker en agressiever worden bedreigd en belaagd. Zij kunnen niet adequaat
optreden als gevolg van het ontbreken van geweldsmiddelen. Dat is een probleem vanwege
het met name in het buitengebied moeten opereren; dat is een groot gebied zonder adequate
assistentiemogelijkheden. Dat zou mij tot de volgende vraag aan de Minister gebracht
hebben. Die stel ik nu maar: kan de Minister toezeggen dat voor het einde van het
jaar ook groene boa's over de juiste middelen beschikken, zodat ze zichzelf en anderen
kunnen beschermen in het geval van agressie? Is dit voldoende reactie op uw vraag,
mevrouw Michon?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat ondersteun ik van harte, maar ik zou zelfs een stap verder willen gaan. Volgens
mij kijken we namelijk uit naar een AMvB waarin dat noodzakelijkheidscriterium eruit
gaat. Dat was elke keer die catch 22, om het maar even in het goed Nederlands te zeggen.
Je moet de geweldsmiddelen hebben gebruikt om ze te mogen houden, terwijl je natuurlijk
die geweldsmiddelen wil hebben om jezelf te beschermen. Dat criterium zou er ook vanaf
gaan, waardoor het eenvoudiger zou worden om die geweldsmiddelen tot je beschikking
te hebben. Ik had het idee dat die AMvB er voor de zomer zou zijn. Hoe ziet de heer
Bisschop dat? Heeft hij wellicht andere informatie over het nog niet op orde zijn
hiervan, waar de Kamer wel om heeft gevraagd?
De heer Bisschop (SGP):
Wat ik uit de gang van zaken concludeer, is dat er verschillende belangen spelen,
waarbij de ene visie de andere visie bestrijdt en waardoor de betrokken personen het
slachtoffer worden, omdat zij niet over adequate geweldsmiddelen kunnen beschikken.
Ik ondersteun elk pleidooi dat erop aandringt dat dit snel geregeld moet worden; daar
ben ik het van harte mee eens. Mijn vraag was met betrekking tot het geheel aangevlogen:
ik wil dat er een totaaloverzicht komt. Ik wil gewoon dat het voor het eind van het
jaar helder en duidelijk is dat het zus en zo geregeld gaat worden. Maar aan elke
stap die daarvoor al gezet kan worden, via een AMvB of op welke manier dan ook, zullen
wij van harte steun verlenen.
Voorzitter, vindt u het goed dat ik mijn betoog vervolg?
De voorzitter:
Ja. Ik dacht: u schudt een AMvB uit uw zak, maar die zat er niet in.
De heer Bisschop (SGP):
Als u dat op prijs stelt, wil ik dat in de tweede termijn wel even doen.
De voorzitter:
Nee hoor.
De heer Bisschop (SGP):
Maar dan moet ik wat meer minuten krijgen.
De voorzitter:
U heeft een minuut nog.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wilde namelijk tot slot ingaan op agressie en geweld tegen hulpverleners. Agenten
en hulpverleners doen een stap naar voren om de samenleving te beschermen, als het
voor anderen te onveilig wordt. In het rapport van I&O Research naar de indicatoren
van agressie en geweld jegens hulpverleners, lezen we zorgwekkende signalen dat dit
verschijnsel alleen maar toeneemt. We moeten voorzichtig zijn met alleen maar op nieuwsberichten
afgaan, maar die signalen worden in het nieuws ook regelmatig onderstreept. Het is
een structureel, maatschappelijk probleem waar we wat de SGP-fractie betreft hard
tegen moeten optreden. Ik giet dat in de volgende vraag. Deelt de Minister de overtuiging
van de SGP dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is en niet bestraft dient te worden
met enkel een taakstraf?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Werf, aan u het woord voor uw eerste termijn. Taakstraffen leiden
altijd tot enige hilariteit of eigenlijk tot enige beroering, laat ik het maar zo
zeggen. Aan u het woord.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Er staat meer dan genoeg op de politieagenda vandaag, dus laat ik mij
beperken. Het is de taak van de politie om ons veilig te houden, maar ook om de politiemensen
zelf veilig te houden. In het afgelopen jaar werden er 13.000 meldingen van geweld
tegen politiemensen gedaan. Ook binnen de eigen organisatie is er sprake van onveiligheid.
Ik vind het jammer dat we het daar vandaag voor de zoveelste keer over moeten gaan
hebben. Een onveilige situatie die al te lang voortduurt, is de situatie binnen de
Landelijke Eenheid. Het gaat om onveiligheid in allerlei gradaties, waaronder onveiligheid
die tot drie zelfdodingen leidde. Het gênante is dat de politietop ontkende een rol
te hebben in wat er gebeurd was, tot het onafhankelijke onderzoek er kwam. Vervolgens
kwam er een onafhankelijk onderzoek van de commissie-Brouwer, waarin werd gesteld
dat de politie wat betreft die zelfdodingen wel degelijk de hand in eigen boezem had
moeten steken. Wat bleek? Er was sprake van ernstige fouten en een grove nalatigheid
van de organisatie, die Brouwer zelfs kwalificeert als «minachting».
Voorzitter. Ik werd er even stil van toen ik dat las. Ik wil vandaag mijn oprechte
deelneming en dank voor de medewerking aan het onderzoek aan de nabestaanden uitspreken.
Hoe reflecteert de korpsleiding hier nu op? Dat vraag ik de Minister. Wat vindt de
korpsleiding er nu van dat haar organisatie zo onprofessioneel heeft gehandeld? Ik
vraag de Minister het volgende. Ik bedoel dit als een open vraag omdat ik het me oprecht
afvraag: kent u nou een groot bedrijf in Nederland met veel werknemers dat zo veel
blunders maakt, en waar tegelijkertijd zo weinig verandert? Ik ben daar wel benieuwd
naar.
We hebben vaker gezien dat er vreemde ogen nodig zijn om verandering af te dwingen.
Wat D66 betreft moet het daarom mogelijk zijn om onafhankelijk van de politietop een
onderzoek in te stellen naar leidinggevenden, als er een melding van een medewerker
is. Wat gaat de Minister doen om dergelijke onderzoeken binnen de politie voortaan
volledig onafhankelijk te laten verlopen? De voortgang bij de Landelijke Eenheid duurt
nu lang, te lang. Ook op andere terreinen gebeurt er weinig wat betreft het goed zorgen
voor je eigen mensen. Eerder werd mijn motie aangenomen om extern toezicht in te stellen
op de aanpak van sociale veiligheid, intern en extern. Nu zegt de Minister in de stukken
te bekijken of en hoe externe monitoring kan plaatsvinden. Ik vind dat te weinig commitment.
De vreemde ogen die dwingen, zijn wel degelijk noodzakelijk voor die verandering;
dat bewijst het rapport van de commissie-Brouwer wederom. Kan de Minister toezeggen
om het externe toezicht nog dit jaar operationeel te hebben?
Voorzitter. Onze politiemensen veilig houden betekent ook dat ze voldoende uitgerust
moeten zijn om hun taken goed te kunnen doen. Cybercriminelen maakten vorig jaar 2,2 miljoen
slachtoffers. We verwachten van politiemensen dat zij hiertegen optreden, maar dat
gaat niet als ze niet de benodigde kennis en kunde in huis hebben. Wat doet de Minister
om de digitale vaardigheden in de basisteams op orde te krijgen en te houden? Is er
voldoende aandacht in de opleiding voor die digitale vaardigheden? Ook is het lastig
voor de politie om ICT-architecten en privacydeskundigen te werven. Dat is deels omdat
het functiehuis van de politie hier niet op ingericht is, maar deels ook omdat er
geen interne opleidingsmogelijkheden zijn voor deze functies. Hoe staat het met de
uitvoering van mijn motie om dit functiehuis te herzien? Is de Minister bereid om
interne opleidingsmogelijkheden te organiseren?
Voorzitter, dat was mijn inbreng.
De voorzitter:
Helder, uitstekend. Ik kijk even rond. Mevrouw Temmink, tot slot. Het woord is aan
u.
Mevrouw Temmink (SP):
Dank u wel, voorzitter. Dit is niet het eerste politiedebat dat ik moest voorbereiden,
maar het is een eer dat ik nu zelf het woord mag voeren over een onderwerp dat me
na aan het hart ligt; dat is onze politie. Want ga er maar aanstaan als agent: als
anderen een stap naar achteren doen, ben jij degene die juist naar voren stapt. Je
gaat op meldingen af, waarbij je soms geen idee hebt wat je aantreft en soms de meest
vreselijke dingen ziet. Dat verdient het grootste respect. Je zal maar een goedwillende
agent zijn in deze tijd. Laten we wel zijn: dat betreft het gros van de agenten. Dan
moet je je werk doen met steeds minder collega's, maar krijg je wel steeds meer taken
op je bord geschoven. Dan zie je collega's uitvallen door ziekte, en zie je dat diezelfde
collega's soms jaren moeten strijden voor erkenning van PTSS. Dan zie je dat racisme
en discriminatie toegedekt worden in Rotterdam. Tegelijkertijd krijgen diegenen die
zich daar schuldig aan maken, gewoon weer een andere, volstrekt ongepaste functie
toebedeeld. Dan zie je dat er drie collega's zelfmoord hebben gepleegd, maar het zo
veel moeite kost om daar alleen al een onafhankelijk onderzoek naar te krijgen. Je
ziet dat telefoons van deze collega's opeens op mysterieuze wijze verdwenen zijn.
De verantwoordelijken mogen blijven, of worden weggepromoveerd. De rapporten van de
commissie-Brouwer en commissie-Schneiders lieten een ontluisterend beeld zien. Politieagenten
verliezen, terecht, het vertrouwen in de top en hoe die problemen afhandelt. Wat gaat
de Minister doen om dat vertrouwen te versterken? Is zij er werkelijk van overtuigd
dat dat met dezelfde mensen kan die verantwoordelijk zijn voor de slechte cultuur
die er nu is? D66 stelde zojuist een onafhankelijke commissie voor, en ik wil me daar
graag bij aansluiten.
De goedwillende agent krijgt steeds meer ellende op zijn bord, zoals de zorg voor
verwarde personen en een haperend C2000-systeem. Ik kan me aansluiten bij de vragen
die daarover zijn gesteld, over de omvormers. Want als dit een subsidiekwestie is,
waarom lossen we dat dan in hemelsnaam niet op? De oplossingen voor de omgang met
personen met onbegrepen gedrag zijn nu: we gaan luisteren, we gaan echt snel beginnen,
we gaan perspectief bieden. Maar als de ggz niet op orde wordt gebracht, gaan deze
problemen niet weg. Dit is toch een beetje te vaag?
In 2024 zou het tekort aan agenten opgelost zijn. De SP voorspelde al ver van tevoren
dat dat niet gehaald zou worden. Dat had dus ook niets met de arbeidskrapte te maken,
waar nu alles handig op afgeschoven lijkt te worden. En dan hebben we het nog niet
eens gehad over de vraag wat de kwaliteit is en hoe de samenstelling van het korps
verandert als er zo veel nieuwe instroom is, met kortere opleidingen en te weinig
begeleiding. De SP maakt zich ernstige zorgen over de toekomst van het politiekorps.
Nu is de voorspelling opgeschoven naar 2026, maar, zo schrijft de Minister, bijsturing
is nodig. Wat gaat de Minister doen voor al die mensen die eerst is beloofd dat in
2024 alles toppiejoppie in orde zou zijn? Welke zaken blijven dan nog liggen? Waar
liggen de prioriteiten in de tussenliggende twee jaar? Wordt het alleen besproken
op de capaciteitsmanagementtafels – want de hoeveelheid praattafels met jeuknamen
in dit land is vrij verbazingwekkend – of ligt hier nog een politieke keuze aan ten
grondslag? En als het gaat over die bijsturing, heeft de Minister weleens gedacht
aan het bieden van een goed salaris om het vak van agenten aantrekkelijk te maken?
En wordt daar dan ook op ingezet tijdens de onderhandelingen over het arbeidsvoorwaardenakkoord?
Voorzitter. Dan nog een laatste punt over het privatiseren van politietaken. De politie
is de afgelopen jaren steeds verder uitgekleed, met alle gevolgen van dien. Nu wordt
er een gesprek gevoerd, uiteraard aan een dialoogtafel, over de privatisering van
politietaken. Dat debat zou wat de SP betreft hier moeten plaatsvinden. Het is een
patroon: eerst een dienst uitkleden, vervolgens de oplossing bieden van het overnemen
door de markt, en dan staan we voor een voldongen feit. We zien nu al dat bij het
evenementenbeleid in sommige steden de politie alleen nog wordt ingezet om te kijken
of er voldoende private beveiligers zijn ingehuurd. Maar een debat over of we dit
wenselijk vinden, blijft nog altijd uit. Dit kabinet kon twee weken geleden niet garanderen
dat de asielvoorzieningen straks niet beveiligd worden door private beveiligers, omdat
de politie de taken niet meer aankan. Kan deze Minister dat wel garanderen? Of vindt
zij dat een realistisch scenario? Want de overheid faalt niet uit zichzelf; zij faalt
door slechte politieke keuzes.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Temmink. Er is nog een interruptie van mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mevrouw Temmink, hartelijk welkom. Ik heb met veel belangstelling naar uw eerste betoog
in dit politiedebat geluisterd en dat voorspelt nog allemaal mooie debatten. Daar
kijk ik naar uit.
Ik wilde maar beginnen met aan u te vragen: waar baseert u het op dat de Minister,
of dat wij, de Kamer, bezig zijn met de privatisering van de politie? Want dat is
nogal een uitspraak, en ik herken die niet.
Mevrouw Temmink (SP):
Niet al te lang geleden kreeg deze commissie een uitnodiging om te komen praten op
het ministerie – wat al een wonderlijke vorm was – over de toekomst van de politietaken.
Daarbij werd ook gesproken over welke taken wel of niet geprivatiseerd kunnen worden.
Dat stond letterlijk in de brief.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het is toch goed dat we dat even naar voren brengen, ook voor iedereen die dit volgt.
Ik begrijp waar mevrouw Temmink het over heeft. We hebben het hier oeverloos gehad
over dat hele op het ministerie afspreken, maar de inhoud van het gesprek dat we met
elkaar hebben is waar we de politie voor inzetten. Als er schaarste is – en dat is
van alledag – wat vind je dan dat de politie sowieso moet doen? In de ideale wereld
doen ze alles en is er genoeg politie, maar wat als dat nou niet zo is? Vinden we
het dan normaal dat je als festival zelf bijvoorbeeld ook zorgt voor beveiliging?
En hoeveel politiemannen en -vrouwen vind je normaal bij een voetbalwedstrijd? Die
visie op de politie vind ik een heel interessant gegeven, waar we wellicht inhoudelijk
anders over denken. Wat mij betreft bespreken we dat hier in de Kamer met elkaar.
Dus ook maar om aan te geven: laten we dat met elkaar starten aan de hand van een
voorstel van de Minister. Dan gaat het over: waar vinden wij dat we die schaarse capaciteit
moeten inzetten? Is mevrouw Temmink het daarmee eens?
De voorzitter:
Bent u het daarmee eens, mevrouw Temmink? Ik vermoed van niet.
Mevrouw Temmink (SP):
Het is natuurlijk wel wonderlijk, als er eerst schaarste gecreëerd wordt, dat er dan
een discussie wordt begonnen over hoe we die schaarste gaan verdelen. Volgens mij
moet, zoals mevrouw Helder zojuist ook al zei, de vraag eraan ten grondslag liggen:
accepteren we die schaarste? Nu vindt er een gesprek plaats waar we eigenlijk toe
gedwongen zijn door de politieke omstandigheden zoals die zijn. Maar die politieke
omstandigheden kun je veranderen. Die kun je veranderen door bijvoorbeeld voldoende
geld vrij te maken voor de politie. Tot die tijd is het aan de Minister om keuzes
te maken over wat we met die schaarse capaciteit doen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot, voorzitter. Dan kijken we uit naar hetgeen mevrouw Temmink bij de begroting
gaat doen om meer geld voor de politie vrij te maken. Daar kijken we naar uit. Ik
denk dat geen van haar of onze voorgangers in dit debat ooit heeft gezegd: nou, we
hebben nu wel genoeg politiecapaciteit; gelukkig, we zijn er. Het is dus van alledag,
van alle tijden, dat we met schaarse politiecapaciteit zitten waar we keuzes over
moeten maken; vandaag de dag nog meer, want er komen alleen maar meer en grotere uitdagingen.
Mevrouw Temmink (SP):
Maar die uitdagingen komen niet vanzelf. Dat komt misschien doordat er ooit een besluit
is genomen dat er een vacaturestop zou worden ingesteld. Als je die schaarste nog
groter maakt ... Want dat gebeurt niet vanzelf. Het is geen natuurverschijnsel. Dat
is gebeurd door politieke keuzes, onder andere door het kabinet van de PvdA en de
VVD, dat heeft gezegd: we gaan een vacaturestop instellen. Om dan te zeggen: ja, we
moeten toch allemaal maar een beetje roeien met de riemen die we hebben ... Uiteraard
zijn dat nu de omstandigheden die er zijn, maar laten we dan die omstandigheden veranderen.
Mevrouw Helder (PVV):
Dit is wel bijzonder. Ik denk dat mijn fractie tussen de SP en de VVD zit op dit punt,
want ik ben het wel met collega Temmink eens dat de schaarste is gecreëerd door de
politiek, maar we moeten natuurlijk wel dealen met het feit dat we die schaarste nu
gewoon hebben. Mijn fractie is ook altijd zeer kritisch geweest. Wij willen ook niet
dat er – nou ja, zo is het natuurlijk ook niet geschreven in die brief – nu dan maar
wel gediscussieerd moet worden over de invulling van de begrippen, van de politietaak
en de politiefunctie. Ik ben er ook sceptisch over, maar kunnen we niet, om de agenten
te helpen – want daar herken ik de SP ook altijd in – de discussie aangaan over waar
die taak en functie onder zouden moeten vallen? Waarbij ik meteen aangeef dat ik daar
natuurlijk ook heel voorzichtig in wil zijn.
Mevrouw Temmink (SP):
We kunnen de agenten niet de straat op sturen zonder ze te helpen. Daar ben ik het
volledig mee eens. We zijn dus gedwongen om dat gesprek met elkaar te voeren. Maar
ik denk wel dat we altijd in het oog moeten houden dat we uiteindelijk naar een andere
oplossing toe moeten dan de oplossing om het over te laten aan de markt, of om boa's
meer in te zetten. Dat zal uiteindelijk een langere visie zijn, maar voor nu moeten
we inderdaad andere keuzes maken.
Mevrouw Helder (PVV):
Mijn vraag zou eigenlijk zijn of die trajecten naast elkaar moeten bestaan op dit
moment, juist vanwege de schaarste en het zoeken naar geld, natuurlijk primair voor
echte politieagenten, om het dan maar zo te noemen. Maar moeten we dan toch deze discussie
voeren om te kijken waar we uitkomen?
Mevrouw Temmink (SP):
Ja. Alleen denk ik wel dat daarbij een gevaar is dat het op het moment dat we eenmaal
een stap hebben genomen, moeilijker is om die stap weer terug te draaien dan om die
stap niet te zetten.
De voorzitter:
Oké. Dan hebben we de eerste termijn aan de zijde van de Kamer afgerond. Mevrouw de
Minister, hoeveel tijd heeft u nodig? Twintig minuten. Die krijgt u.
De vergadering wordt van 13.58 uur tot 14.21 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Wij
zijn aanbeland bij de eerste termijn namens de regering. Ik geef graag het woord aan
de Minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag mijn beantwoording willen beginnen door mij te
richten tot de nabestaanden van de heer Versteege, zoals hier vandaag ook aanwezig.
Het rapport-Brouwer heeft een indringend beeld geschetst van de gang van zaken rond
een administratieve verplaatsing van de heer Versteege naar een andere functie. Dat
klinkt als een heel zakelijk iets, maar we hebben allemaal het rapport kunnen lezen.
Het rapport heeft mij zeer aangegrepen, zeer aangegrepen. Ik heb in een persoonlijk
gesprek met de stiefvader van de heer Versteege mijn oprechte deelneming betuigd aan
de nabestaanden. Ik wil dat op deze plek nogmaals doen, ook namens de korpschef, die
mij heeft laten weten dat het overlijden zeer, zeer, zeer betreurd wordt en die erkent
dat er fouten zijn gemaakt. Er zijn ook veel vragen over gesteld. Ik wilde dus graag
met deze woorden beginnen, maar ik ga direct door naar de vragen die zijn gesteld.
Dan zullen we er ongetwijfeld ook langer bij stilstaan.
Na zulke inleidende woorden is dit misschien even een ambtelijke overgang, maar ik
heb vier mapjes, zoals dat gaat. Als eerste zal ik ingaan op het rapport van Brouwer
en op de Landelijke Eenheid; die heb ik samengevoegd. Het tweede is capaciteit. Het
derde gaat over de mentaliteit van uniformen en de boa's; die heb ik op die manier
gebundeld. Daarnaast heb ik nog een mapje met andere hele belangrijke zaken, waaronder
bijvoorbeeld C2000. Er zijn nogal veel verschillende vragen, dus het moesten mapjes
worden die een soort van logica hebben.
Ik begin met een scherpe vraag van mevrouw Helder die ze ook eerder heeft gesteld
en waarvan ik begrijp dat ze die hier weer herhaalt. Zij vraagt: heeft de Minister
nog vertrouwen in de korpschef? Haar vraag werd ook ingeleid door de omschrijving
en de beschrijving van het rapport en natuurlijk het overlijden van de heer Versteege.
Het is verschrikkelijk wat er gebeurd is in aanloop naar het overlijden van de heer
Versteege. De korpschef schrijft in zijn reactie dat de onontkoombare conclusie is
dat de politie fouten heeft gemaakt. Hij spreekt daarover ook zijn spijt uit.
Voorzitter. Daarmee constateer ik dat de korpschef niet wegkijkt. Hij is het met de
commissie-Brouwer eens dat de organisatie verantwoordelijk is voor de fouten die zijn
gemaakt. De korpschef blijft gecommitteerd aan het uitvoeren van de aanbevelingen
die zijn gedaan door de commissie-Brouwer en de commissie-Schneiders. Ik heb er vertrouwen
in dat de korpschef de benodigde verbeteringen zal realiseren.
Mevrouw Van der Werf ...
De voorzitter:
Momentje, momentje, Minister. U heeft een vraag van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Eigenlijk is het geen vraag, maar een constatering. De Minister zegt: het is verschrikkelijk
wat er gebeurd is. Nee, het was vermijdbaar. Dat was het. Ze zegt dat de korpschef
niet wegkijkt. Nou, dat deed hij wel. Er zijn twee VIK-onderzoeken geweest en de Kamer
heeft de commissie-Brouwer weten af te dwingen. Er zijn nieuwe feiten boven tafel
geweest. Dat is niet wegkijken; dat is gewoon de fouten onder het tapijt schuiven.
Ik begrijp oprecht niet waarom er hier dan weer, zelfs mede namens de korpschef, spijt
wordt betuigd. Ik bedoel: als de Minister zich zo een-op-een met de korpschef identificeert,
dan ga ik die motie misschien toch maar opwarmen. Ik denk dat ik mezelf daar volstrekt
belachelijk mee maak, maar het gaat niet om mij; het gaat hier om de nabestaanden.
Ik vind het echt volstrekt onacceptabel.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Vanuit mijn positie is het niet alleen heel erg belangrijk, maar is het de enige mogelijkheid
om heel dicht, eigenlijk een-op-een, bij de conclusies van de commissie-Brouwer te
blijven. Ik kijk dus naar de conclusies en de aanbevelingen van de commissie-Brouwer.
Daarvoor hebben we ook samen de opdracht gegeven. De conclusies worden vervolgens
onderschreven door de korpschef en de aanbevelingen worden overgenomen. Daar moet
ik op varen. Dat is wat ik moet doen. Op het moment dat ik daar van een afstandje
mijn eigen oordelen of mijn eigen mening of inzichten aan zou toevoegen, dan zou dat
misgaan. Dan zou ik dit zware onderwerp ook tekortdoen, denk ik. Ik zorg dus dat ik
aansluit bij de conclusies die de commissie-Brouwer heeft getrokken, en dat ik erop
let dat de korpschef daar ook bij aansluit. De korpschef zegt dat alle aanbevelingen
en alle conclusies worden onderstreept. Dat is volgens mij de manier waarop we vervolgens
met elkaar moeten volgen of de verbeteringen worden doorgevoerd. Dan is het belangrijk
dat de korpschef zich committeert aan al die conclusies. Dat is gebeurd.
Mevrouw Helder (PVV):
Kijk, de keuze om «verschrikkelijk» te vervangen door «vermijdbaar», is inderdaad
een mening, maar wegkijken terwijl er twee VIK-onderzoeken zijn geweest en de commissie-Brouwer
nieuwe feiten naar boven brengt, is een feit. Daar kun je niet aan voorbijgaan. Daar
hoeft de Minister niet haar eigen mening over of haar eigen invulling aan te geven.
Dat zijn feiten waar wij als Kamer het ook mee doen. Dan kun je niet zeggen: «Hij
neemt de aanbevelingen over. Hij maakt excuses.» Wij hebben het over drie zelfdodingen;
dat is ook een feit. Het is dan mijn conclusie dat die vermijdbaar waren. Maar je
kunt op een gegeven moment niet meer zeggen: ik spreek nog steeds mijn vertrouwen
uit. Dat kan echt niet, vind ik als volksvertegenwoordiger.
De voorzitter:
Dat is geen vraag, maar ... Oké.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begrijp ’m, voorzitter. Mevrouw Helder combineert de feitelijke inbreng met haar
mening en haar emotie, maar ik wil ook wel benadrukken dat ik die emotie heel goed
begrijp, want dit is niet de eerste keer dat we over verschrikkelijke zaken praten
en dat er hele harde conclusies zijn getrokken. Vervolgens is het mijn rol om ervoor
te zorgen dat we al die aanbevelingen omarmen en daarmee aan de slag zijn. Ik wil
er juist niet neutraal bij klinken, maar ik probeer wel om in die rol te blijven.
Maar ik begrijp de emoties heel goed; laat ik het zo zeggen.
Ik was bij mevrouw Michon-Derkzen.
De voorzitter:
Nee, want mevrouw Mutluer heeft een interruptie. Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik wil hier ook even op doorgaan. Ik hoor de Minister nadrukkelijk zeggen: ik heb
er vertrouwen in dat de aanbevelingen die zijn gedaan, worden opgevolgd. Mijn concrete
vraag is: hoe gaan we dan merken dat het goed komt? Want laten we eerlijk zijn: als
er geen onafhankelijk onderzoek had plaatsgevonden, dan hadden we niet geweten dat
de zelfmoord van de heer Versteege herleidbaar was tot handelen van de leiding en
de organisatie. Dat is niet mals. Dus hoe ga ik merken dat de aanbevelingen goed landen?
Daar ben ik zelf nog niet gerust op.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik vraag niemand om ergens gerust op te zijn, maar ik was ook nog niet begonnen met
mijn beantwoording over de inhoud en over de manier waarop we het met elkaar gaan
volgen. Dat waren ook vragen die al gesteld zijn. Het gaat ook over de uitvoering
van het transitieplan en over de commissie-Schneiders. Er liggen hele concrete elementen
en aanbevelingen op tafel, maar er liggen ook concrete stappen voor de manier waarop
we het met elkaar moeten kunnen volgen. Het is ook mijn verantwoordelijkheid om het
te kunnen volgen, om het te monitoren en om er ook wat van te vinden. En het is de
taak van de Kamer om te kunnen controleren. Al die elementen hebben we ook samen in
die processen gegoten, juist om houvast te hebben. Mevrouw Michon-Derkzen vroeg in
het verlengde daarvan welke maatregelen er worden getroffen om die organisatorische
problemen op te lossen. In die zin wordt er niet alleen ingezoomd op die concrete
zaken, maar wordt er ook breder gekeken.
De concrete problemen die in het rapport van de commissie-Brouwer geconstateerd worden,
gaan over de span of control, zoals dat is omschreven, de span of care en de leiderschapsprofielen.
Die worden dus in verschillende trajecten aangepakt. Ons departement van Justitie
en Veiligheid, de politie en de vakbonden overleggen over de aanpassingen van het
Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie. Het doel daarvan is om personeelsverantwoordelijkheid
en de operationele sturing in één hand te beleggen en om de span of control te verkleinen.
Dat is wat er heel concreet hiervoor wordt gedaan. Natuurlijk wordt er ook verder
gewerkt aan passend leiderschap. Dat gebeurt onder andere door de leiding van de Landelijke
Eenheid te schouwen op basis van een specifiek leiderschapsprofiel. Daar zijn ook
vragen over gesteld; daar kom ik natuurlijk ook op terug.
Maar er zijn ook andere elementen die je daarbij kunt betrekken. Mevrouw Kuik vroeg
daarnaar. Zij vroeg bijvoorbeeld: hoe gaan we in de toekomst om met onafhankelijk
onderzoek bij dergelijke gevoelige problematiek? Die vraag werd ook gesteld door andere
Kamerleden. De commissie-Brouwer doet ook aanbevelingen over de manier waarop er omgegaan
moet worden met soortgelijke casuïstiek in de toekomst. Die zien ook op het altijd
doen van onafhankelijk onderzoek bij soortgelijke casuïstiek. Bij de politie weten
we dat het over heel veel verschillende vormen van zaken kan gaan, maar ik denk dat
dit een hele belangrijke les is als het om soortgelijke casuïstiek gaat. Die aanbevelingen
zien ook op het protocolleren van de wijze waarop er vervolgens met informatie wordt
omgegaan. De korpschef heeft ook aangegeven alle aanbevelingen over te nemen. Dit
najaar zal de korpschef ook rapporteren wat de stand van zaken is. Dan zal er ingegaan
worden op onder andere het vormgeven van het onafhankelijke onderzoek bij soortgelijke
casuïstiek.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik ben natuurlijk ook benieuwd hoe dat er dan uitziet. Worden daar nog bepaalde randvoorwaarden
en beperkingen aan gesteld, of zijn onderzoekers vrij om aan de slag te gaan? Ik zit
even te zoeken hoe ik dat dan moet zien.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik denk dat dat nou het deel is waar we dit najaar op terugkomen, ook aan de hand
van het voorstel van de korpschef. Maar als het gaat om soortgelijke casuïstiek – die
afbakening moeten we dan met elkaar maken, zodat we precies weten waar het over gaat –
betekent onafhankelijk onderzoek wat mij betreft volledig onafhankelijk onderzoek,
op zo'n manier dat het ook echt ergens toe dient. Wat mij betreft betekent dat geen
beperkingen. Daarom moet ik van de politie weten wat daarvoor nodig is, wat voor informatie
je dan wel of niet moet kunnen overdragen en hoe dat er dan uitziet. Ik zou straks
dan ook graag van de korpschef van de politie willen weten hoe hij dat gaat vormgeven.
Onafhankelijk onderzoek betekent dat beide zaken waargemaakt moeten worden. Het moet
onafhankelijk zijn, maar er moet ook een degelijk onderzoek komen te liggen. Dat wordt
dit najaar vrij snel vervolgd.
Mevrouw Kuik en mevrouw Mutluer vroegen ook hoe binnen de Landelijke Eenheid wordt
geleerd van de individuele fouten die zijn gemaakt in deze casus, die de commissie-Brouwer
ook heeft onderzocht. Het rapport laat echt op indringende wijze zien welke impact
organisatorische problematiek heeft gehad op heel specifiek de heer Versteege. Dat
is echt verschrikkelijk. Het is een harde realiteit dat in de jaren na zijn overlijden
meer zicht is gekomen op de onderliggende problematiek bij de Landelijke Eenheid,
onder andere door de rapporten van de commissie-Schneiders.
De transitie van de Landelijke Eenheid is erop gericht om deze onderliggende problematiek
ook echt aan te pakken. Het gaat bijvoorbeeld over het beleggen van personeelszorg
voor te veel medewerkers bij één leidinggevende, en leiderschap dat niet is toegesneden
op het specialistische vakwerk dat bij de Landelijke Eenheid wordt gedaan. Daar worden
nu stappen in gezet. Dat is een proces dat niet van vandaag op morgen gereed is, zoals
u weet. Tegelijkertijd weet u ook dat er met veel prioriteit naar wordt gekeken, in
ieder geval door mij, maar ook door de korpsleiding. Ik weet dat men daar bij de Landelijke
Eenheid ontzettend strak op zit.
Met de meerjarige transitie van de Landelijke Eenheid willen we ervoor zorgen dat
de menselijke maat geborgd is. We willen zo voorkomen dat een opeenstapeling van fouten,
die de commissie-Brouwer ook heeft aangetoond, zich niet weer kan voordoen. Ik vind
het zelf heel ingewikkeld om bij zo'n zware zaak met zulke harde conclusies vervolgens
antwoorden te geven die gaan over processen en de inrichting van een organisatie.
Tegelijkertijd zie je, als je inzoomt op wat er aan de hand is, dat daar wel de kern
zit. Dat weten we overigens al een tijdje met elkaar. Daar hebben we ook die stappen
voor ingezet. Hier worden extra conclusies aan toegevoegd.
In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Michon-Derkzen of vakmanschap nou centraal
wordt gesteld in het schaalproces bij de transitie van de Landelijke Eenheid. Zeker.
Specialistisch vakwerk van de Landelijke Eenheid wordt absoluut nadrukkelijk meegenomen
in de schaal. Dat is natuurlijk ontzettend belangrijk. Ik denk dat dat een van de
enorme lessen is van de afgelopen jaren.
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg ook naar de communicatie met de medewerkers. Die is van
essentieel belang in de transitie van de Landelijke Eenheid. We willen tempo maken,
maar het moet ook zorgvuldig, dus iedereen moet erin meegenomen worden, terwijl we
ondertussen gewoon vaart maken. Die transitie is van start gegaan. De korpschef zet
stappen. Hij zet ook stappen om de communicatie te verbeteren. Een halfjaar of iets
langer geleden hebben we er met elkaar ook echt bij stilgestaan dat dat veel beter
moest. De monitoringscommissie-Schneiders heeft mij er ook op gewezen dat de communicatie
richting de werkvloer echt verbeterd is, maar dat nog niet iedereen wordt bereikt.
Dat volgen wij zelf ook, en dat ziet u ook.
Ik denk dus dat we een hele slag verder zijn dan waar we vorig jaar stonden, ook met
betrekking tot communicatie met de medewerkers en vooral daar ophalen wat men nodig
heeft, waar men naar kijkt en of het transparant is als het gebeurt. Dat is een flinke
slag, maar we zijn er nog niet. Wat mij betreft kunnen we dus niet achteroverleunen;
zeker niet. De afgelopen periode hebben medewerkers aangegeven dat de informatie ook
steeds beter door hen gevonden wordt. Dat is voor mij een hele belangrijke toets.
De korpschef en de commissie zijn het erover eens dat er nog verbeteringen doorgevoerd
kunnen worden. Dat zal ook echt maatwerk zijn. Het is absoluut een taak van de korpschef,
maar ook van de commissie om het goed te blijven monitoren en daarover aan ons te
rapporteren.
De voorzitter:
Wie van u beiden was eerst? Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Het blijft gewoon heftig als je ook woorden als «professionele eenzaamheid» binnen
zo'n belangrijke unit hoort. De Minister zegt dan: lang niet iedereen wordt bereikt
in de communicatie. Wat moet er dan nu gebeuren? Kunnen we dat concreet krijgen? Wat
hebben de mensen nodig? Is dat nou scherp in beeld? Het duurt al een tijdje. Hoe kunnen
we dat ook snel doorvoeren?
De voorzitter:
Daar gaat de Minister op antwoorden. Ik vraag even aan collega Helder of ze mij voor
vijf minuten kan vervangen. Het woord is aan de Minister.
Voorzitter: Helder
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het zijn een paar zaken. De kritiek van de commissie-Schneiders gaat over de communicatie
betreffende de transitie. Hierbij wil ik, en ook de korpschef, dat iedereen in de
organisatie bereikt wordt wat betreft wat we nou met die transitie aan het doen zijn.
Neem die schouwen. Dat is de volgende vraag die ik voor me heb, van mevrouw Mutluer.
Weet je van tevoren waar het voor dient, waar op wordt geschouwd en wat er daarna
mee gaat gebeuren? Transparantie geeft heel veel rust bij zo'n heftig proces als een
reorganisatie. Dus dat was het deel over communicatie. Toen we het hier een halfjaar
geleden, of iets langer, over hadden, ging dat gewoon niet goed. Je ziet nu dat de
commissie-Schneiders aangeeft – dat was ook onze afspraak met de Kamercommissie en
met mij – dat er echt stappen gezet zijn, maar we zijn er nog niet. Dat zal ook steeds
onze toets zijn: wat ziet de commissie-Schneiders? Dat is alertheid. Wat betreft het
dagelijkse werk zit het ook heel erg in de dingen waar ik het zojuist over had: het
kleiner maken van de teams en het dichter bij de mensen staan.
Dat is, neem ik aan, ook de vraag van Michon-Derkzen over het vakmanschap en de praktijkervaring
die je wil borgen, omdat je daar ook mensen wil hebben, ook in de leiding, die precies
weten wat jij meemaakt. Dat zijn allemaal lessen van al die rapporten van de afgelopen
jaren opgeteld. Dat is ook weer communicatie, maar anders. Dat borgen we dan op die
manier. Bij allebei geldt: het is pas goed als iedereen zegt dat het goed is. We zijn
er dus nog niet, maar die stappen worden wel nadrukkelijk gezet.
De voorzitter:
Geen vervolgvraag meer? Ik wil het niet uitlokken. We zitten krap in de tijd. Door
het changement zag ik het niet, maar volgens mij heeft collega Michon-Derkzen een
vraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Op dit punt. Ik lees ook dat ze wachten op hulp van externen bij deze transitie. Ik
wil niets afdoen aan de omvang van de transitie; dat is natuurlijk ook een specialisme.
Ik zou zo graag willen dat die transitie ook van de mensen zelf is. We hebben nu twee
kwartiermakers. Ik denk dan: kunnen er niet ambassadeurs of andere mensen uit de organisatie
juist opstaan om de troepen mee te nemen? Laten we ons niet laten verleiden door zo'n
traject dat, met alle goede bedoelingen, gestuurd wordt door externen, en dat niet
meer van ons is. Dit is de kans voor die Landelijke Eenheid – het zijn namelijk toppers
die daar werken; we komen er allemaal en we kennen ze – om vooruit te stappen en de
ploeg mee te nemen naar het next level. Dat zou ik zo graag hopen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dit is natuurlijk de kern. Dit deel ik volledig. De kracht van die organisatie en
de kracht van mensen die niet alleen bij willen dragen, maar ook ontzettend goed bij
kunnen dragen aan deze transitie, moet alle ruimte krijgen. Dat moet juist omdat zij
alle kennis en informatie hebben en dit met een frisse blik, maar dan van binnenuit,
kunnen neerleggen. Daar zijn we het helemaal over eens.
We hebben een tijdje geleden met elkaar in een debat afgesproken dat we ook een externe
organisatie zouden aantrekken. Dat ging dan over de ondersteuning van die transitie.
Dat is dus zo gedaan. Dat is mede op verzoek van de Kamer geweest, als ik het mij
niet verkeerd herinner. Dat gaat echt over de ondersteuning van zo'n grote reorganisatie.
Ik bedoel dat je ervoor zorgt dat alles goed geregeld is. Dat externe bureau is gestart.
Maar ik ben het volledig met mevrouw Michon-Derkzen eens dat het niet zo is dat je
van buitenaf gaat vertellen hoe de wereld eruit moet zien, of vanuit de top gaat vertellen
dat het nu wel goed gaat. Dit is nou echt iets dat van binnenuit gedragen moet worden;
daarom is communicatie met de medewerkers zo cruciaal.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel. Dan was ik bij de vraag van mevrouw Mutluer over de stand van zaken rondom
de leiderschapsschouw. We hebben ook in het halfjaarbericht daarover opgemerkt dat
de schouw van de leidinggevenden inmiddels is gestart. Alle leidinggevenden zullen
worden geschouwd. Dat gaat zoals afgesproken van boven naar beneden, waarbij is gestart
met de eenheidsleiding. De meeste leidinggevenden zullen ook dit jaar worden geschouwd.
De schouw loopt door totdat alle leidinggevenden daar langs zijn geweest; dat zal
naar verwachting vervolgens in 2024 zijn. Dus dat loopt. Daarbij is, conform afspraak,
transparantie aan de voorkant heel belangrijk. Waar dient het voor? Hoe gaat het eruitzien?
Wat gaan we ermee doen? Dat is ook precies waar men mee bezig is.
Mevrouw Kuik zei: er zijn ook zorgen. Worden die er ook goed bij betrokken? Dan zijn
we weer bij de goede communicatie, maar ook bij het ophalen van de zorgen en daarnaar
luisteren. Goede communicatie is zeker niet alleen zenden. De transitie van de Landelijke
Eenheid is gestart. Het is voor mij, vanuit mijn rol heel belangrijk – dat is het
ook voor de Kamer, weet ik – om te weten hoe de transitie op de werkvloer beleefd
wordt. Dat doe ik aan de hand van de terugkoppeling van de commissie-Schneiders en
de rapportages. Maar ik bel ook volop ongecontroleerd rond, zoals dat in mijn geval
heet, en vraag aan mensen hoe het gaat. Met al die elementen, aangevuld met de inzichten
van de Kamer, maak ik mijn verhaal. De commissie-Schneiders – daar vallen we steeds
op terug – monitort ook en heeft mede daarvoor panelgesprekken met medewerkers georganiseerd.
Conform afspraak met de Kamer kan de commissie-Schneiders de signalen vervolgens adresseren
bij de korpschef, bij mij of bij allebei; daar gaat de commissie zelf over. Als het
nodig is, zal de korpschef ook echt maatregelen in moeten zetten. Die stappen hebben
we in ieder geval.
Mevrouw Temmink vroeg: kan deze transitie dan ook met dezelfde mensen, namelijk de
mensen die nu aan de top zitten? Zowel de commissie-Schneiders als de commissie-Brouwer
hebben problemen in leiderschap gesignaleerd; daar hebben we het hier natuurlijk ook
over gehad. De politie kijkt hier ook niet voor weg; dat kan ook niet. Deze hele transitie
gaat daar namelijk over. Daarom is die ook ingezet. Dat is de kern van het hele onderwerp.
Daarbij is de betrokkenheid van de medewerkers van heel groot belang. De schouw is
daar een voorbeeld van. Maar conform afspraak zullen we natuurlijk ook blijven rapporteren
en de monitoring blijven delen, zodat al die stappen en de betrokkenheid van de mensen
op de werkvloer ook goed met de Kamer gedeeld worden voor de toetsing die daarbij
nodig is.
Mevrouw Temmink (SP):
Als ik goed luister, dan hoor ik: «Er is sorry gezegd. Er zijn stappen gezet. We zijn
er nog niet helemaal; er moeten nog meer stappen gezet worden. Er moet nog veel meer
getransitioneerd worden. Er worden externen gevraagd. Er moeten ambassadeurs komen.»
Wat zorgt er bij de Minister nou voor dat het vertrouwen in de top er is? Wat is dat
hallelujamoment geweest waarop de Minister dacht: ik heb er alle vertrouwen in dat
deze mensen, die deze enorme fouten hebben gemaakt en die dat tot voor kort nog hebben
zitten te bedekken, dit toch op gaan lossen? Wat is nou het ene geweest waarvan zij
denkt: daarom heb ik dat vertrouwen nog? Want eerlijk gezegd zie ik het niet.
De voorzitter:
Het hallelujamoment.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Daar doe ik niet aan. Daar ben ik te nuchter voor. Dit is veel te complex en veel
te groot om het op die manier plat te slaan, dus daar doe ik echt niet aan. Wat wij
in ieder geval de afgelopen anderhalf jaar dat ik hier ben, maar daarvoor ongetwijfeld
ook met mijn voorganger, met elkaar hebben afgesproken, is het volgende. We hebben
rapporten, onderzoeken, hele duidelijke conclusies en aanbevelingen. Het is voor ons
allen heel belangrijk dat al die aanbevelingen over worden genomen, maar dat is niet
voldoende. We willen ook strakke monitoring van een onafhankelijke commissie, die
gevraagd en ongevraagd iedereen kan adviseren op het moment dat ’ie dat wil. Dat is
de rode draad. Daarnaast zijn er heel veel momenten waarop ik gesprekken heb met de
korpsleiding, met de chefs, met iedereen die verantwoordelijk is voor een bepaald
onderdeel van deze transitie. Mevrouw Helder is daar ...
De voorzitter:
We wachten even op de bel.
Voorzitter: Ellian
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ga gewoon door als het mag, want ik was halverwege een zin. Ik wilde net zeggen
dat mevrouw Helder erg consistent is in zeggen: ik zie niet dat dat vertrouwen terecht
is. Maar ik geef al een tijdje aan dat ik zie dat de mensen met hart en ziel bij de
politie zitten, die fouten erkennen en daarmee aan de slag gaan. Die hoeft niemand
op hun blauwe of bruine ogen te geloven. Daarvoor hebben we de monitoring en de afspraken
met elkaar. Vervolgens moet ik wel aan de slag met iedereen die zegt: ik onderken
dit. Dat is waar ik mee bezig ben. De problematiek is een stuk breder dan waar we
vandaag mee begonnen. Dat is begrijpelijk, want er ligt gewoon een heel duidelijk
rapport voor, na een vreselijk, vreselijk incident. Al die woorden doen waar het over
gaat tekort; dat besef ik heel goed. De commissie-Schneiders heeft laten zien dat
het veel breder is. Dat is waar ik me op moet richten, en dat is wat ik doe.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat erken ik ook, hoor. Verreweg de meerderheid heeft het blauwe hart op de goede
plek zitten. Maar daarom is het zo jammer dat de mensen onder wie het is ontstaan
of is blijven voortbestaan, de kar moeten trekken. Dan denk ik: het vertrouwen van
de werkvloer wordt hiermee wel heel erg tot het uiterste uitgerekt. Om even voor mezelf
te spreken: ik zit hier wel om die signalen te adresseren. Het is echt niet zo dat
ik de top weg wil hebben; liever niet. Ik wil dat het goed gaat. Maar we kunnen niet
ontkennen dat er vele rapporten nodig zijn geweest. Die liggen er en die zijn duidelijk.
Maar dat dezelfde mensen dan binnen dezelfde cultuur orde op zaken moeten stellen,
is geen recept voor succes. Dat is mijn steeds weerkerende vraag aan de Minister.
Op basis waarvan denkt zij dat het met dezelfde mensen wél een succes gaat worden?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Laat ik het zo zeggen: de aanloop naar een flink aantal van die rapportages en rapporten
is veel moeizamer geweest dan noodzakelijk. Dat heb ik de afgelopen anderhalf jaar
volgens mij nooit ontkend. Dat had niet zo moeten gaan. Dat deel ik. Daar voer ik
vervolgens ook intern het gesprek over. Uiteindelijk laten die rapporten ook zien
dat de knelpunten niet alleen bij leiderschap zitten. Daarom krijgt u in dit verhaal,
ook al gaat het over hele heftige zaken, van mij ook antwoorden die gaan over knelpunten
in de organisatierichting, de opbouw en de uniformiteit van het politiebestel. Dat
klinkt als abstracte dingen die je dan wegzet, maar het tegendeel is waar, want uit
al die rapporten komt naar voren dat dat ook elementen zijn. Daarom gaan we daar met
elkaar mee aan de slag.
Voorzitter, met uw permissie zou ik graag naar het volgende mapje willen gaan. Dat
gaat over capaciteit.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van der Werf nog een vraag heeft.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Mijn vragen die, denk ik, in dit mapje horen, zijn nog niet beantwoord. Maar misschien
heeft de Minister die meegenomen in een aantal andere vragen die zijn gesteld. Ik
heb goed naar haar zitten luisteren. Ik heb zelf ook kritiek geuit op de korpsleiding
en de manier waarop er met een aantal zaken is omgegaan. De Minister zegt: men heeft
spijt betuigd en ik heb er vertrouwen in dat dit soort zaken niet weer gebeuren. Wat
ik daar ingewikkeld aan vind, is dat ze daarbij verwijst naar een aantal processen
die in gang zijn gezet. Die zijn inderdaad verbeterd. Het is ook belangrijk dat er
onafhankelijk onderzoek komt. Maar uiteindelijk gaat het altijd om mensen. Mensen
moeten daadwerkelijk een verandering in gang zetten of bereid zijn om iets anders
te gaan doen. Dat vind ik het hele ingewikkelde aan deze organisatie, waarin zo veel
mensen al dertig jaar op dezelfde plek zitten. Ze kennen elkaar nog van vroeger. Ze
komen bij elkaar over de vloer. Uiteindelijk hebben ze allemaal geen hele grote schade
ondervonden door wat er gebeurd is. En nu worden ze nog een keer in staat gesteld
om hetzelfde te doen. Waarom zegt deze Minister dan: wat mij betreft mag dat nog een
keer?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Deze samenvatting van mijn woorden herken ik niet. Ik heb bijvoorbeeld nergens gezegd:
ik heb er zomaar vertrouwen in dat dit niet nog een keer gebeurt. Ik heb letterlijk
meegeschreven, en dat soort dingen heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik zie dat
er een zwaar rapport ligt, en dat de korpschef de aanbevelingen en conclusies onderstreept
en overneemt en zegt dat hij daar vol mee aan de slag gaat. Ik zie dat we daarnaast
een monitoringssysteem hebben opgetuigd waarmee we dat in de gaten kunnen houden.
Vervolgens zeg ik dat ik zie dat daar mensen zitten die met hart en ziel hiervoor
werken en dit goed willen doen. Ik heb nooit gezegd dat het daarmee klaar is en dat
ik er zomaar vertrouwen in heb dat het niet meer gebeurt. We zijn alert en we zitten
erbovenop.
Volgens mij heb ik meerdere malen aangegeven: pas als alles op z'n plek ligt en we
terugkijkend of aan de hand van rapportages zien dat al die knelpunten getackeld zijn,
kun je zeggen dat je bepaalde zaken geborgd hebt. En dan denk ik nog dat je niet naïef
moet zijn en altijd alert moet zijn. Je moet niet doen alsof het totaal plat te slaan
is tot het leiderschap van mensen die elkaar toevallig kennen. Ik ken de politieorganisatie
inmiddels erg goed, denk ik. Ik denk ook dat ik begrijp waar mevrouw Van der Werf
het over heeft. Ik denk wel dat ze chargeert en het neerlegt op een manier die geen
recht doet aan al die mensen die zeer, zeer geraakt zijn door zulke rapporten en hun
stinkende best doen om er het beste van te maken. Die zitten daar ook. Ik denk niet
dat het fair is naar de mensen die daar zitten om het zo zwart-wit en gechargeerd
te stellen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Natuurlijk denk ik ook dat verreweg de meeste mensen het blauwe hart op de juiste
plek hebben zitten. Mevrouw Helder verwoordde dat mooi. Die nuance zie ik ook wel.
Maar het gaat erom dat de mensen die hier daadwerkelijk invloed op hebben, natuurlijk
al wel heel vaak dezelfde fouten hebben kunnen maken. Ze hebben ze niet alleen gemaakt;
ze hebben ze ook kunnen maken. Dat is ook de reden dat ik in eerste termijn vroeg
of de Minister een groot bedrijf kent in Nederland dat zo veel blunders maakte en
waar tegelijkertijd zo weinig verandert. Ik ken het namelijk niet. Dat is dus het
beeld dat mij zo verbaast. We hebben zo'n grote organisatie, waar meer dan 60.000
mensen werken en waar iedereen in deze ruimte volgens mij van houdt en trots op is.
En elke keer staan we toch weer naar de puinhopen te kijken en denken we: goh, wat
vervelend nou, er is wéér zo'n rapport uitgekomen; achteraf hadden we dus toch niet
van tevoren kunnen zeggen dat het wel goed zat. Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag
over die vergelijking gehoord. Ik ben toch benieuwd of de Minister daarover na heeft
gedacht.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik vind dat mevrouw Van der Werf met deze vraag niet alleen de politie, maar ook zichzelf
en deze commissie echt tekortdoet. Ten eerste is de politie onvergelijkbaar met andere
organisaties, onvergelijkbaar. Ik ken ook geen enkele andere organisatie – laat ik
daar eens mee beginnen – waar niet alleen zo veel mensen met gevaar voor eigen leven
een stap naar voren doen als wij wegrennen en schuilen voor gevaar, maar waar ook
zo'n vergrootglas op ligt. Dat is ontzettend terecht, superterecht. Als er nog meer
het vergrootglas op kan worden gelegd, dan doen wij dat. Er worden zaken onderzocht.
Ik heb net richting mevrouw Helder aangegeven dat als de aanloop naar onderzoeken
moeizaam is gegaan, wat echt af te keuren is, ik dat ook niet weglaat. Maar het is
een organisatie die zo bezig is om alles binnenstebuiten te keren en te kijken wat
er gebeurd is en wat er beter kan. Als dat niet van de top komt, dan komt het wel
van de bonden, de mensen op de werkvloer of waar dan ook vandaan. Er zijn dus wel
meer elementen waardoor je de politie niet met andere organisaties kunt vergelijken.
Dat er dingen fundamenteel fout gaan, heeft niemand hier ontkend. Maar het is wel
het andere uiterste om te zeggen dat het een blunderende organisatie is met allemaal
prutsers. Ik snap de vraag, denk ik, maar ik vind dat die de complexiteit van wat
hier voorligt tekortdoet.
Wat ik ook ingewikkeld vind, is het volgende. Ik weet dat het zo werkt en ik doe het
zelf ook, maar ik wil niet dat alles wat ik aan de andere kant probeer te zeggen,
bijvoorbeeld dat ik ook zie dat er hard wordt gewerkt door mensen die het beste met
de zaken voor hebben en dat we bezig zijn met verbeteringen, het onderwerp waar we
dit gesprek mee begonnen tekortdoet. Het gaat namelijk over een heel zwaar onderzoek
naar het overlijden van de heer Versteege. Als die dingen door elkaar lopen, is het
net alsof ik dat onderzoek aan het nuanceren ben. Ik zal dat nooit doen, nooit.
De voorzitter:
Nog één keer, mevrouw Van der Werf, want mevrouw Mutluer wil ook nog een vraag stellen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De Minister deed nou net wat ze mij verweet, namelijk mijn woorden uit hun verband
halen. Dat vind ik niet zo netjes. Ik heb hier een paar hele serieuze vragen gesteld
en ook serieus op uw antwoorden gewacht. Eigenlijk geeft u op beide vragen geen antwoord.
Daar ga ik in de tweede termijn dus nog een keer op terugkomen.
De voorzitter:
Oké. Als ik het zo zie, geloof ik dat u elkaar allemaal met voldoende respect bejegent.
Mevrouw Mutluer, kort.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik maak ’m even positief. Volgens mij hebben we altijd onze waardering geuit richting
de politie en de politiemensen, maar we weten ook dat waar mensen werken, fouten worden
gemaakt. Als een organisatie drie zelfmoorden heeft gezien, denk ik dat het belangrijk
is dat die organisatie leert van die fouten en dat we niet naïef moeten zijn en scherp
moeten blijven op het lerend vermogen van die organisatie. Ik ben blij dat de Minister
zegt dat ze heel erg pleit voor onafhankelijk onderzoek bij dit soort zaken, ook gelet
op het feit dat er sprake is van ... Hoe zeg je dat? «Wantrouwen» vind ik een groot
woord, maar er is sprake van een soort terughoudendheid. Mijn vraag is dan of de opdracht
en de beoordeling van de uitkomst van zo'n onderzoek bijvoorbeeld ook niet onafhankelijk
zouden moeten zijn. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
We hadden het zojuist over een onafhankelijk onderzoek bij een soortgelijke casuïstiek.
Ik denk dat dat heel wijs zou zijn. De korpschef kijkt daarnaar. Dat zit ook in het
rapport en dat komt dit najaar terug. Misschien is het een idee, zeg ik tegen mevrouw
Mutluer, om te kijken hoe die opbouw eruitziet en hoe je daarmee omgaat. Ik denk dat
de kracht van een onafhankelijk onderzoek bij dit soort zaken – en als ik het zo zeg
is dat niet oneerbiedig bedoeld – al het verschil kan maken. Laten we dan samen dit
najaar kijken hoe de afbakening is, wie het doet, wie het waar presenteert en hoe
je daarmee omgaat. Dan kunnen we ook kijken naar de borging daarvan.
De voorzitter:
Ik proefde al dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dit was absoluut een belangrijk
onderwerp. U bent bij het tweede mapje en dat is capaciteit.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja. Ik begin met een hele feitelijke vraag van mevrouw Helder, dus dat kan misschien
snel. Zij vroeg op welke cijfers de Minister baseert dat er in 2027 3.100 fte meer
zijn dan in 2017. De werklast van de politie is toegenomen, dat zien we allemaal en
dat onderken ik ook. Daarom is het kabinet ook de formatie van de politie aan het
uitbreiden. Bij de cijfers over de uitbreiding met 3.100 fte gaat het om de formatie-uitbreiding
die de achtereenvolgende kabinetten mogelijk maakten. Dat cijfer is gebaseerd op het
geld dat het kabinet beschikbaar stelt, doorvertaald in het aantal fte's in de operationele
formatie. Op de uitbreiding van de formatie volgt vervolgens bezetting; daarover hebben
wij vaker gesproken, volgens mij.
Ik heb in mijn brief over de arbeidsmarktstrategie van de politie gemeld dat het in
de huidige arbeidsmarkt inderdaad een hele grote opgave is om die bezetting te realiseren.
Gemiddeld genomen is de instroom de afgelopen maanden nog steeds hoger dan de uitstroom.
Dat betekent dat de operationele sterkte toeneemt, maar dat betekent nooit dat we
daar dan gerust op zijn.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik dacht al dat het formatieplaatsen zouden zijn, en dat is natuurlijk niet hetzelfde
als mensen. En dan een vervolgvraag hierop. De afgesproken sterkte zou in 2025 bereikt
worden, en daarom gingen bij veel collega's en bij mij ook al de haren bijna omhoog.
Dat is op zich knap, want ik heb ze altijd vastzitten. Maar nou heb ik begrepen dat
het 2028 wordt, met als redenen: uitval en verminderde instroom. Ondanks dat het over
de formatie gaat, mag ik toch hopen dat 2025 nog steeds de koers is. Zo ja, waar wordt
dat op gebaseerd?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Wat we de afgelopen tijd hebben gedaan, is u steeds op de hoogte houden van de ontwikkeling.
Ik weet dat de Kamer zei: we moeten zien of dat lukt. Ik heb steeds gezegd dat ik
ook moet zien of dat lukt, maar dat ik de cijfers rapporteer. Op het moment dat er
een ander cijfer uitkomt, zal ik dat ook met u delen, en dat is nu ook met u gedeeld.
Het gaat er onder andere om dat het bij de politie nogal lang heeft geduurd voordat
we merkten dat er krapte is op de arbeidsmarkt. De politie blijft een hele populaire
werkgever, en dat is ook terecht en mooi, denk ik, maar dat hebben we nu wel gezien.
In de brief over de arbeidsmarktstrategie heeft u allerlei elementen gelezen waar
de politie mee bezig is om te zorgen dat die instroom op hoog tempo door blijft gaan,
dat er doorstroom gerealiseerd kan worden en dat de uitstroom beperkt wordt waar dat
kan.
Ik denk dat wij er in het volgende halfjaarbericht weer op ingaan. Er wordt geknikt.
Dat is vrij snel. Dan zullen we ook kijken waar we staan. Ik ben hier niet om jaartallen
te roepen en achteraf te zeggen of ik die wel of niet heb gehaald. Ik wil gewoon elke
keer zo realistisch mogelijk zijn. Als het lijkt alsof we het niet halen, gaan we
met allerlei ideeën van de Kamer, van de politie en van de samenleving bekijken wat
we kunnen doen.
Ik kom er bij de volgende halfjaarrapportage specifiek op terug hoe het eruitziet
en of al die extra stappen het verschil hebben gemaakt dat we wilden, bijvoorbeeld
om de klassen de komende tijd goed te vullen. De tweede helft van dit jaar lijkt dat
goed te lukken, maar dan moet dat volgend jaar ook weer doorgaan. Dat zit allemaal
in die antwoorden richting mevrouw Helder.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Een korte vervolgvraag. Ik heb die arbeidsmarktstrategie zo gelezen van: o jee, we
gaan het niet halen. Ik lees altijd tussen de regels door want je kunt maar beter
op tijd zijn. Dan concludeer ik hier heel voorzichtig dat we nog een beetje op koers
liggen richting 2025.
De voorzitter:
Liggen we op koers?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
In ieder geval is een jaartal altijd een prognose, nooit een belofte. Zo hebben we
dat de afgelopen anderhalf jaar ook met elkaar besproken. Elke keer als die prognose
anders wordt dan we zouden willen, gaan we daarin verwerken wat we kunnen doen. Ik
begrijp heel goed wat mevrouw Helder zegt, maar het zou mooi zijn als ze de arbeidsmarktstrategie
deze zomer nog een keer doorbladert op al die elementen die we doen om wel zo dicht
mogelijk bij onze gezamenlijke wens te komen.
De voorzitter:
Niet tussen de regels door lezen. Dan meneer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Een vervolg op de vraag van mevrouw Helder. Het lijkt dezelfde vraag, maar ik weet
niet of het antwoord nou goed was. 2025 lijkt intern onhaalbaar te zijn geworden;
daar werd inderdaad het jaartal 2028 al genoemd. Dan hebben we het niet over «een
klein beetje in de buurt blijven»; dan gaan we ver uit de bocht vliegen. Mijn vraag
is dus: klopt het dat intern al het volgende wordt aangegeven? «Joh, 2025 strepen
we door. Ga maar uit van 2028.» Want dat vind ik dan wel een groot probleem.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het klopt dat 2025 niet haalbaar lijkt. Dat is ook hoe het er staat. Ik hoop ook dat
het er wat helderder in staat dan tussen de regels door. Dat komt door die krappe
arbeidsmarkt. De krapte op de arbeidsmarkt zagen we op heel veel plekken al, maar
dat begint nu bij de politie ook voelbaar te worden. We vissen namelijk helaas in
dezelfde vijver met elkaar. We zijn allemaal stappen aan het zetten – overigens doen
we dat gezamenlijk met andere partners in het veiligheidsdomein – op het gebied van
elementen waar de heer Eerdmans het in het vorige debat ook over had, bijvoorbeeld
rijbewijzen. Je werkt dan bijvoorbeeld mee met aspiranten en zegt: nou, dan betalen
wij je rijbewijs. We weten niet wat het eindpunt gaat zijn. Dat is waarom ik niet
een direct antwoord kan geven aan de heer Eerdmans of mevrouw Helder. Ik kan wel direct
zeggen dat 2025 heel krap wordt. Dat komt door die krappe arbeidsmarkt. Daarom zetten
we er een hele strategie op. Elke keer als we de prognose scherper hebben, zullen
we die natuurlijk delen.
De voorzitter:
Oké. Krap door krapte. Maar gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg: wat is de stand van zaken met betrekking tot de 700
wijkagenten van de motie-Hermans? Na bespreking in het Landelijk Overleg Veiligheid
en Politie, heb ik in september vorig jaar een besluit genomen over die verdeling
van de 700 fte agenten over de eenheden. Dat moet altijd daar. De Kamer heeft daar
eind vorig jaar een brief over gehad. Het maken van keuzes over de invulling van de
extra agenten binnen die eenheden, ligt vervolgens natuurlijk bij het lokale gezag.
Daar wordt nu aan gewerkt. Zij kijken daarbij dus naar datgene waar de situatie binnen
hun eenheid om vraagt. Ze kunnen ook – dat is ook met uw Kamer gedeeld – naast wijkagenten
kiezen voor een aantal agenten die in de basisteams aan bijvoorbeeld de opsporing
van veelvoorkomende criminaliteit werken. Vanaf 2024 ontstaat er ruimte bij de Politieacademie
voor die extra 700 aspiranten. Dat wisten we al toen dat geld vrijgemaakt werd. We
hadden toen al veel aspiranten, dus we wisten dat dit voor 2024 was, en dat we die
afspraken met de LOVP ook moesten maken. Je kunt ze nog steeds opleiden terwijl je
die afspraken aan het maken bent, hoor. Maar omdat die mensen daar toch niet konden
instromen, is het in die volgorde gegaan. Vanaf 2026 stromen inderdaad volledig opgeleide
politiemensen in bij de eenheden. Dat is conform de communicatie hierover van mijn
kant richting de Kamer in het afgelopen anderhalf jaar.
Dan de heer Bisschop ...
De voorzitter:
Momentje, Minister. Mevrouw Michon?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Wat ik niet zo goed begrijp, is dat er zo'n hekje lijkt te zitten om die 700. Als
we inderdaad zorgen dat we met het geld uit die motie 700 extra mensen krijgen, dan
ben ik het daarmee eens. Maar als de klassen nu niet vol zitten bij de Politieacademie,
dan zou ik wel denken: zorg dat die klassen vol zitten. We moeten gewoon maximaal
opleiden, zodat die wijkagenten zo snel mogelijk operationeel kunnen zijn. Dus ik
hoop dat we met elkaar niet met een te erge papieren exercitie bezig zijn. We willen
namelijk allemaal dat deze agenten er zo snel mogelijk zijn. Er is geld; dat is allemaal
geregeld. Waarom dan zo lang wachten?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Die papieren exercities, daar doen we niet aan; daar ben ik het helemaal mee eens.
Dat de eerste helft van dit jaar de academie niet gevuld was, had er niks mee te maken
dat deze 700 mensen misschien wel klaarstonden, maar dat er een hekje omheen zat.
Het ging over de instroom bij de academie. Dus dat heeft er echt niets mee te maken.
Ik hoop ook echt dat mensen die thuis natuurlijk massaal dit debat volgen, zich ook
aanmelden. We kunnen alle aspiranten gebruiken. Misschien moeten we de werving op
een andere manier doen, dat wel. Dat heeft daar niks mee te maken; laat ik het zo
zeggen.
Dan naar de heer Bisschop? Nee? Oké.
De voorzitter:
De heer Bisschop is de zaal uit.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Oh, zo. Dat is waar, maar ik ga toch antwoorden, want zijn medewerkers kijken ongetwijfeld
mee. Hij had een vraag over de voorstellen van de Nederlandse Politiebond over een
terugkeer naar wijkteams. Hij verwees ook naar een motie van de SGP. In het halfjaarbericht
politie ben ik hier uitgebreid op in gegaan. De bond stelt ook voor om afscheid te
nemen van de robuuste basisteams en door een aanpassing van de Politiewet een stap
te maken naar de wijkteams. Ik heb hier ook naar gekeken met de regioburgemeesters
en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Op dit moment zien we niet dat daarmee
die grote verandering zou kunnen plaatsvinden, ook omdat in een aantal basisteams
op eigen initiatief wordt gewerkt binnen een netwerk van wijkteams. Uiteindelijk blijven
we wat mij betreft met elkaar op zoek naar de ruimte om dat gewoon praktisch vorm
te geven. De Politiewet biedt die ruimte al. Dan is het aan het gezag en de politie
om met elkaar voor hun eenheid of basisteam te bepalen of dit, gezien de lokale situatie,
dan de beste oplossing is. Tegen de heer Bisschop zeg ik dus dat dat volgens mij een
mooie beweging is, die ook lokaal kan plaatsvinden, indien nodig.
Ik kom ook nog even terug op de vraag van de heer Eerdmans over de klassen van de
Politieacademie, die niet totaal gevuld zouden zijn. Het gaat allemaal een beetje
door elkaar heen, excuus. Het klopt dat de klassen van de Politieacademie in het eerste
deel van 2023 niet volledig gevuld waren. Dat is ook gemeld in de halfjaarrapportage.
Dat hebben we daarin dus laten zien. De klassen zijn inmiddels voor meer dan 90% vol.
Dat gaat dus de goede kant op, maar we gaan natuurlijk voor 100%. Het effect van het
niet voor 100% gevuld zijn in de afgelopen maanden, zal neerkomen op ongeveer 100
fte minder in de instroomopgave van 2023. Dat is fors zat, en de reden waarom ik blij
ben dat er een strategie ligt die hopelijk wel het verschil gaat maken. En anders
gaan we het weer met elkaar monitoren.
Dan kom ik bij een hele specifieke vraag van mevrouw Mutluer over de wijkagenten voor
het basisteam in Roosendaal. Ondanks hele grote inspanningen – dat weet ik – lukt
het daar op dit moment niet om binnen het basisteam Roosendaal vier vacatures voor
de functie van wijkagent in te vullen. Onze mensen hebben veel contact daarover. We
zien ook dat de politiechef er alles aan doet om deze belangrijke vacature zo snel
mogelijk alsnog ingevuld te krijgen. Dat het lastig is, heeft te maken met de krapte
waar we het zojuist over hadden. Wij hebben geen signalen dat er in Roosendaal iets
specifieks aan de hand zou zijn, anders dan dat sprake is van verschillende omstandigheden
die bij elkaar komen. Het is niet iets specifieks waar we nog een actie op zouden
moeten plegen. We zien daar een verhoogde uitstroom van ervaren collega's, zowel door
de pensioengolf als door de krapte op de arbeidsmarkt, maar dit is een zorg waar we
wel bovenop zitten en waar – dat is het belangrijkste – ook de politiechef bovenop
zit.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, kort.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Het voorbeeld van Roosendaal laat echt wel een structureel probleem zien. We hebben
de discussie daarover al eerder gevoerd met de Minister. In mijn beleving moet er
echt wel een prioriteit gesteld worden. Er moet goed gekeken worden naar hoe wij de
basispolitiezorg hebben ingericht. Begrijp ik goed, ook uit de Kamerbrieven, dat de
korpsleiding gaat kijken naar een prioritering? Hoe moet ik dat zien? En wanneer krijgen
we daar dan bericht over? Want wat in er Roosendaal gebeurt, gebeurt natuurlijk ook
in heel veel andere gemeenten, hoewel wij allemaal weten dat wijkagenten zo belangrijk
zijn in die wijken. Ik weet dat de Minister dat ook onderschrijft. Ze hebben namelijk
een preventieve functie én kunnen repressief optreden. Ik wil iets verder gaan, dus
ik hoop dat de Minister antwoord kan geven op mijn vragen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Mutluer heeft gelijk. Dit is iets wat je breder in het land ziet en wat onder
andere te maken heeft met de krapte. Het heeft te maken met de krapte op de arbeidsmarkt
en ook met waar de commissie het zojuist over had, namelijk de sowieso bestaande krapte
bij de politie. We hebben ook veel politiemensen uit de basisteams moeten wegtrekken
voor bewaken en beveiligen. De enige manier om dit echt fundamenteel aan te pakken,
is veel investeren en nieuwe mensen opleiden, zoals we doen. Daarvan weten we dat
dat even duurt. Dat is begrijpelijk, maar ook helaas. Dit speelt inderdaad niet alleen
in Roosendaal. De politie kijkt sowieso naar de snelle bezetting van wijkagenten.
Het heeft in die zin, op die manier, dus prioriteit. Ook kan ik er sowieso dit najaar
bij het volgende halfjaarbericht nader op ingaan wat het feitelijk betekent en wat
voor ruimte de politie wel of niet heeft om nog invulling te geven aan dit belang
en de prioritering. Maar daar kom ik dan graag op terug.
De voorzitter:
Nog verder hierop, mevrouw Mutluer?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dat lijkt me fijn. Ik denk dat er behalve naar extra personeel ook goed kan worden
gekeken naar de keuzes die gemaakt worden en de inzet van de agenten. Ik wacht het
dus af en ik kom daar misschien zelf met eigen voorstellen op terug.
De voorzitter:
Oké, dan kunt u verder, Minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Over die eigen voorstellen van mevrouw Mutluer nog het volgende. De balans die we
altijd moeten zoeken, is dat de prioritering binnen de bezetting altijd de verantwoordelijkheid
is van het gezag en dat wij hier de kaders met elkaar schetsen. Dat zal ik echter
ook wat nadrukkelijker in die brief laten terugkomen, dan kan mevrouw Mutluer kijken
of ze daar verder ruimte in ziet.
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg naar executieven die administratief werk doen. Kan dat
op een andere manier beter georganiseerd worden? De regeling die het mogelijk maakt
dat politiemensen die wisselen van een executieve naar een niet-executieve functie
hun executieve status behouden, is geëvalueerd. Er is gewoon op de werkvloer bij die
mensen opgehaald hoe dat gaat. De regeling heeft volgens de ondervraagden meerdere
positieve effecten, zoals kunnen bijdragen aan de operatie, voeling houden met het
executieve werk en de verbinding tussen executief en niet-executief, waardoor ook
beter wederzijds begrip ontstaat. Op basis van deze resultaten zagen we dat het niet
in de rede ligt om politiemensen die al gebruikmaken van de regeling nog meer diensten
op te leggen. Dat is dus het resultaat van de enquête onder mensen die gebruikmaakten
van die specifieke regeling.
Mevrouw Mutluer vroeg of er nog ruimte is om bovenop bijvoorbeeld de arbeidsmarktstrategie
te kijken naar de arbeidsvoorwaarden om het nog aantrekkelijker te maken. Nogmaals,
de politie is nog altijd een relatief populaire werkgever. Gelukkig maar, en dat is
ook begrijpelijk. Daarom is de instroom ook nog steeds relatief hoog. Ik vind het
nodig dat wij het hier over de knelpunten hebben, maar als ik de situatie vergelijk
met die van collega's die binnen andere sectoren naar mensen zoeken, gaat het bij
de politie nog erg goed. Wel hebben we natuurlijk een moeizame start van het jaar
gezien bij het vullen van de klassen van de Politieacademie, zoals gezegd. We moeten
dus absoluut niet relaxen, maar het beeld dat mensen niet graag bij de politie willen
werken, klopt gelukkig niet, zeg ik tegen mevrouw Mutluer.
In de arbeidsmarktstrategie werken we samen met de vakbonden en de centrale ondernemingsraad
ook diverse maatregelen uit. Omdat we zien dat de uitstroom oploopt, verschuiven we
de focus in de arbeidsmarktstrategie nu naar het behoud van zittende medewerkers.
Dit is ook echt een hele belangrijke vraag, die waarschijnlijk alle Kamerleden ook
horen als ze op werkbezoek zijn bij de politie. Er zijn heel veel creatieve ideeën
over hoe je mensen kunt behouden, en ik vind ook dat de politie daar vol op moet inzetten.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb één korte vraag. Volgens mij heb ik ook een vraag gesteld naar aanleiding van
de onderhandelingen aangaande arbeidsvoorwaarden over de compensatie van koopkrachtverlies.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Die komt eraan. Ergens. Die ligt ergens in de stapel.
De voorzitter:
Ja, want ik zie nog een best dikke stapel en we zullen ons wel moeten beperken. Er
is al een oud tweeminutendebat. Mijn voorstel zou zijn om nu niet nog een nieuw tweeminutendebat
aan te vragen maar om gewoon alles wat de collega's hebben, daarin te doen. Mevrouw
de Minister, u bent bij het blokje capaciteit en dat mapje is nog akelig vol. Ik stel
dus voor dat we de Minister even vaart laten maken. Gaat uw gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Mutluer vroegen naar het sturen op 1 wijkagent op
5.000 inwoners. Hoe gaan we nou prioriteren? Dat ligt in het verlengde van de vraag
van zonet. De norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners is een landelijke norm die op
eenheidsniveau moet worden toegepast. Dat is de verantwoordelijkheid van het lokale
gezag en van de politiechef. Op dit moment worden wijkagenten, zoals gezegd, vanwege
de krapte helaas vaak ingezet voor incidentafhandeling en voor bewaken en beveiligen.
Ik ga als Minister niet over de specifieke keuze voor prioritering, maar wij gaan
natuurlijk met elkaar wel over alle elementen die ik zojuist noemde en over de kaders.
Daar hebben we het zonet uitvoerig over gehad.
Mevrouw Mutluer vroeg: wanneer kunnen we de nieuwe sterkteverdelingssystematiek verwachten?
Volgens mij stelde zij deze precieze vraag, maar het is goed om nogmaals te benadrukken
dat er geen nieuwe sterkteverdeling komt, maar een nieuwe systematiek daarvoor. Voor
de ontwikkeling van de nieuwe systematiek zal ik via een Europese aanbestedingsprocedure
opdracht geven aan een onafhankelijk bureau. Het moet door die aanbestedingsprocedure
heen; helaas, zeg ik erbij, want dat kost tijd. We zijn hiermee bezig. Het proces
zal vermoedelijk wel twee jaar duren, maar we zitten erbovenop.
Mevrouw Mutluer vroeg ook of er extra capaciteit kan komen voor Ter Apel zonder dat
de regio wordt belast. We hebben hier ook bij stilgestaan tijdens het vragenuur van
vorige week. Politiecapaciteit is overal in het land schaars, en in Ter Apel is het
nog eens extra, extra zwaar. Uiteraard leven we met z'n allen ontzettend mee met de
mensen in Ter Apel, die nu een onveilig gevoel hebben in hun eigen huis, hun eigen
achtertuin en hun eigen dorp. We keuren de overlast ook ten zeerste af. Er zijn diverse
maatregelen genomen om de politie te ondersteunen in Ter Apel. Ik ben op dit moment
ook met politie, justitie, collega Eric van der Burg en de gemeente aan het kijken
wat er nog meer nodig is.
Mevrouw Van der Werf vroeg hoe het staat met de motie om het functiegebouw aan te
passen. De korpschef en ik zijn in overleg met de vakbonden. Dat gaat over de doorontwikkeling
van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie. Naar verwachting eind 2023 komen
de besluitvormende documenten. We zijn er dus druk mee bezig en ik verwacht er eind
dit jaar meer over te kunnen zeggen.
Mevrouw Temmink gaf aan dat er zorgen zijn over kwaliteit van een grote groep nieuwe
mensen met een verkorte opleiding. Wat gaat daarmee gebeuren? De vernieuwing van deze
opleiding heeft ertoe geleid dat aspiranten hun opleiding in twee jaar voltooien en
sneller als medewerker aangesteld kunnen worden zonder verlies van kwaliteit. Dat
is mogelijk door een andere organisatie van het onderwijs, het gebruik van digitale
leermiddelen en noem maar op. Tegelijkertijd willen we ook zeker weten dat de mensen
die we opleiden straks ook bekwaam op straat staan. Het is dus ontzettend belangrijk
om het te monitoren. Tijdens het gehele traject wordt dat ook gedaan. Door de Politieacademie
en het korps wordt er gemonitord bij studenten, docenten en begeleiders. Zodra er
ervaring is opgedaan met de werking van de vernieuwde basispolitieopleiding en de
eerste aspiranten zijn ingestroomd als medewerker in het korps, wordt ook onderzocht
wat de effecten zijn van de vernieuwde opleiding in de praktijk. Dat zal onder andere
door de Inspectie Justitie en Veiligheid gedaan worden.
Mevrouw Van der Werf vroeg: wat doet de Minister om digitale vaardigheden in het basisteam
op orde te houden? De politie en de Politieacademie zijn al aan de slag met de opgave
om digitaal fitter te worden. De Politieacademie en de politie hebben de opgave om
te zorgen voor digitaal fitte politiemensen, waaronder leidinggevenden. Uiteraard
is dat nogal relevant, want zoals mevrouw Van Werf al aangaf, digitaliseert de samenleving
en digitaliseert de criminaliteit. Dat is dus noodzakelijk. Alle medewerkers in de
gebiedsgebonden politiezorg, opsporing en informatieorganisatie die online gegevens
vergaren, zullen ook digitaal vaardig of vaardiger moeten worden of blijven binnen
de eigen functie. Daarop wordt volop ingezet.
Voorzitter. Mevrouw Kuik en volgens mij ook mevrouw Michon-Derkzen ... Misschien haal
ik het door elkaar, maar in ieder geval ging de vraag over het loslaten van de nationaliteitseis
voor de eenheid Limburg. Ze stelden de vraag allebei, hè? Ja. De verkennende gesprekken
zijn gaande. Overigens is de inhoud breder en gaan de gesprekken over meer dan alleen
het loslaten van de nationaliteitseis bij de regiogemeente voor specifieke functies.
Er wordt ook gewerkt aan verbetering van de grensoverschrijdende operationele samenwerking.
Denk aan het Benelux-politieverdrag. Ik zal ervoor zorgen dat we in het volgende halfjaarbericht
hierover rapporteren. Ik kreeg in ieder geval vrolijke berichten uit Limburg. Ze waren
blij dat ze hier eindelijk mee aan de slag konden en dit konden vormgeven of konden
kijken naar de kaders. Ik denk dat dit een belangrijke stap is. Dank voor de vraag.
Mevrouw Michon-Derkzen had een vraag over de 120 fte voor het team dat gericht is
op cameratoezicht en objectbeveiliging. Volgens mij had zij het over bewaken en beveiligen,
maar het is dus cameratoezicht en objectbeveiliging. Dat zijn 120 boa's. Het is een
flexteam. Zij ontlasten wel de basisteams, maar het levert geen capaciteit op om bijvoorbeeld
het tekort aan wijkagenten terug te dringen.
Nog één, voorzitter; ik doe mijn best. Mevrouw Helder zei dat zij signalen had dat
men niet uit de basiseenheden naar de nieuwe eenheid voor bewaken en beveiligen wil.
Zowel uit informatie van de korpsleiding als uit gesprekken met de betrokken medewerkers
– zelf kom ik ze dagelijks tegen, laat ik het zo zeggen – komt naar voren dat een
substantieel deel van de medewerkers van de huidige bewakingseenheid overweegt over
te stappen. Ik hoor ook dat er medewerkers zijn die dat niet willen. Onze inschatting
is nu dat het gaat om 40% à 50%, dus fiftyfifty. Ik vind het heel belangrijk dat mensen
de ruimte hebben om zelf een keuze te maken. Als we dat weten, weten we waar we ons
op moeten richten om de boel weer op 100% te krijgen.
De voorzitter:
Blokje 2 over capaciteit is klaar. Haal even lucht, Minister. Mevrouw Temmink, kort,
als het kan.
Mevrouw Temmink (SP):
Ik ga mijn best doen. Wat ik nou elke keer lastig vind, is dat gegoochel met cijfers.
Dan gaat het over de formatie versus de bezetting. Dat begrijp ik op zich wel, maar
dan kloppen de cijfers toch weer niet of dan verandert het weer. Wat we terugkrijgen
van agenten zelf, is dat mensen in basisteams die langdurig ziek zijn, wel worden
meegeteld bij de inzetbare capaciteit. Eigenlijk hebben we volgens mij geen flauw
idee hoeveel mensen er nou daadwerkelijk op straat zijn. Hoeveel mensen zijn er daadwerkelijk
inzetbaar in een wijkteam of voor de noodhulp? Ze hebben dubbele functies, een tijdelijke
tewerkstelling of worden ingezet voor grootschalige inzet. Is het niet een idee om
gewoon eens onderzoek te doen naar hoeveel mensen in zo'n wijkteam daadwerkelijk inzetbaar
zijn op straat, zodat daar in ieder geval duidelijkheid over is? Dan kunnen we namelijk
ook kijken naar wat er nodig is om de politiecapaciteit daadwerkelijk op orde te krijgen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Die informatie is natuurlijk wel bekend, ook bij de regioburgemeesters die daarover
gaan. Ik denk dat we daar prima bij de volgende halfjaarrapportage nader op in kunnen
gaan, of dat in ieder geval bij de regioburgemeesters kunnen ophalen.
De voorzitter:
Mevrouw Temmink, heel kort. Ik zag u kijken.
Mevrouw Temmink (SP):
Dan lijkt het me heel fijn als dat ook een praktisch onderzoek wordt, dus niet dat
we in theorie zoveel fte hebben, maar echt: hoeveel mensen zijn er nu beschikbaar?
Want daar zit volgens mij echt een groot verschil in.
De voorzitter:
Praktisch, Minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ga helemaal geen onderzoek doen. Ik ga gewoon die cijfers ophalen. Dan is het zoals
verschillende inbrengen net al aangaven: dan gaat het over bezetting en over de formatie.
Die moet je natuurlijk wel uit elkaar trekken, maar volgens mij is mevrouw Temmink
daar ook naar op zoek, dus dat je precies weet hoe en wat. We weten ook dat er functies
onderbezet zijn. We hebben heel veel gegevens en heel veel data. We zullen zorgen
dat we die nogmaals delen en ook ophalen bij de regioburgemeesters, die die op meer
detailniveau hebben. Ik hoop dus dat dat komt in de volgende halfjaarrapportage, die
er niet meteen in september is, denk ik, maar ietsje later; waarschijnlijk lukt dat
dus wel.
De voorzitter:
Oké. Dan is de Minister aanbeland bij blokje drie, neutraliteit uniform.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
En boa's.
De voorzitter:
En boa's.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja. Dank u wel. Ik had daar verschillende vragen over. Ik ga direct over naar de neutraliteit
en de aanpassing van de regelgeving van vorige week. Het College voor de Rechten van
de Mens en de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme plaatsen de discussie
over neutraliteit wat mij betreft zeer ten onrechte in de hoek van discriminatie.
Dat heeft er geen bal mee te maken. Het gaat er niet om dat mensen die zichtbaar religieus
zijn of religieuze uitingen dragen, hun functie niet neutraal en onpartijdig kunnen
uitoefenen – dat heeft ook niemand gezegd – of dat mensen daaraan twijfelen vanwege
die zichtbare uiting. Het gaat erom dat onze rechtsstatelijke instituties seculier
en neutraal zijn. Functies waarbij de overheid zich in de samenleving manifesteert
met behulp van de sterke arm, en die gebruikmaken van dwangmiddelen, oefenen een bijzondere
overheidstaak uit. De bejegening door de overheid vereist hierbij neutraliteit in
gedrag, in houding en in uniform. Het gaat dus niet over de neutraliteit van individuele
personen, maar om de neutraliteit van het overheidsoptreden.
Dan had ik hierover van mevrouw Mutluer de vraag over een open mind, het gesprek voeren
en hoe het nou gaat. Het gesprek en de open mind vinden plaats binnen de door mij
gestelde kaders. Ik kan u niet vertellen van hoeveel politiemensen ik berichten heb
gehad, ook vorige week weer, dat ze hier natuurlijk het gesprek over willen, maar
dat ze hier vooral in hun werk rust over willen, gewoon duidelijkheid, klaar; zij
zijn bezig met een andere taak.
Over het borgen van de neutraliteit van het politie-uniform heb ik vaker gesproken
met de korpsleiding, met iedereen overigens. De korpsleiding begrijpt het besluit
dat ik heb genomen, wat overigens een reactie was op een aangenomen motie van de Tweede
Kamer. Die aanpassing van de regelgeving heeft uiteraard plaatsgevonden in afstemming
met de politie. Het is immers een letterlijke overname van de code die ook door de
korpschef wordt gehanteerd. In die zin heeft de Kamer met het aannemen van die motie
dus niet iets nieuws gevraagd. Die heeft gevraagd: borg die code nou, zodat hier rust
op kan komen en dit onderwerp geparkeerd kan worden. Dat zou overigens ook mijn grote
wens zijn, want we zijn de hele middag al aan het spreken over allerlei belangrijke
elementen waar de politie zich beter op kan richten, en wij ook.
Voorzitter. Op dit punt misschien ook nog het volgende. De heer Eerdmans vroeg nog
naar de kledingvoorschriften voor boa's. Eind 2021 heeft een meerderheid van de Kamer
die twee moties dus aangenomen, ook eentje inzake het boa-uniform. Voor de boa's heb
ik vorig jaar al uitvoering gegeven aan die motie middels de richtlijn lifestyle-neutraliteit
boa's. Daarin is opgenomen dat de buitengewoon opsporingsambtenaar in ieder geval
afstand neemt van zichtbare uitingen die afbreuk doen aan de gezagsuitstraling, neutraliteit
en veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar. De heer Eerdmans zei al: maar
de Minister gaat niet over al die boa's. Dat is zo, dus ik heb een dringend beroep
gedaan op de boa-werkgevers om deze richtlijn te volgen. Tot nu houden boa-werkgevers
zich hier goed aan, maar dat is niet iets wat ik kan afdwingen.
De voorzitter:
We wachten eerst nog even, meneer Eerdmans. O, u moet weg.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik zal me beperken, want ik moet zo vertrekken. Dit betekent dus dat u er niets tegen
gaat doen als de burgemeester van Amsterdam zegt: «nou, leuk Minister, maar ik leg
het naast me neer; onze boa's krijgen een hoofddoekje»?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nog los van of ik degene ben, zal ze dat dan moeten overleggen met de bonden; daar
zit dan een heel traject omheen. Maar als de vraag is of je het een-op-een kan afdwingen,
nog los van of de verhoudingen zo zijn; dat kan ik niet op die manier. Nee, dat is
niet hoe dat gaat.
De heer Van Baarle (DENK):
De Minister deed deze discussie net af als onbelangrijk. Ik vraag mij af of de Minister
dat wel in stand kan houden als zij de interviews heeft gelezen van al die dames met
een hoofddoek die aangaven: ik had een droom om diender te worden met mijn hoofddoek,
om agent te zijn, om voor de veiligheid te staan voor alle mensen in het land. Deze
Minister geeft in de richting van al die dames aan: dat sta ik niet toe; dat kan niet.
Ik vind het eigenlijk bijna van een vorm van vrouwonvriendelijkheid getuigen om tegen
al die dames te zeggen dat ze hun dromen niet mogen nastreven, dat ze niet die diender
mogen zijn, alleen maar omdat ze er op basis van hun religie bewust voor kiezen om
een hoofddoek te dragen. Beseft de Minister niet dat dat voor die mensen heel wezenlijk
is en dat mensen de kans wordt ontnomen om gewoon diender te zijn?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dit was al staand beleid, dus de heer Van Baarle moet dit nu niet op deze manier weer
helemaal opnieuw ter discussie willen stellen, denk ik. Dat zou ik hem in ieder geval
niet aanraden. Ik ga daar ook niet uitvoerig meer op in. Wat ik wél heb gezegd en
waar ik ook volledig achter sta, is dat mensen met een zichtbare uiting van een geloof
– dat kan een hoofddoek zijn; dat kan ook wat anders zijn – meer dan welkom zijn bij
de politie. Het gaat over functies in relatie tot de burger, in uniform. Er zijn vrouwen
die bij de politie werken met een hoofddoek. Die zijn ook meer dan welkom. Daar zijn
dus gewoon plekken voor. Dat zijn de keuzes die er dan vervolgens zijn als je in uniform
wil. Daar hoort een code bij. Die is nu geborgd conform de motie.
De heer Van Baarle (DENK):
Buiten het feit dat deze Minister door het nog even expliciet in de gedragscode te
zetten, om even zeker te stellen dat dames met een hoofddoek niet bij de politie op
straat komen ... Want dat is wat deze Minister daarmee wil, dat even zekerstellen,
want ze is daar principieel op tegen, gaf ze aan. Niet alleen ontneemt ze dames met
een hoofddoek dus kansen, ook gaat ze mee in het beeld dat het geloof dat je hebt
en dat je laat zien, een risico op partijdigheid met zich meebrengt. De voorbeelden
in al die landen waar dames met een hoofddoek of mannen met een baard bij de politieorganisatie
werken en agent zijn op straat, laten toch in de praktijk zien dat het prima kan,
dat dat niks doet met je neutraliteit? Neutraliteit zit in je gedrag, niet in je geloof,
niet in wat je uitdraagt met je geloof. Waarom koppelt de Minister dat op zo'n manier
aan elkaar?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het gaat over de neutraliteit in uniform en in je houding. Daar kan de heer Van Baarle
het niet mee eens zijn; dat is zijn keuze. Ik zag de voorbeelden die hij aanhaalde.
Ik kijk ernaar uit om in andere debatten ook voorbeelden van de politie uit de Verenigde
Staten of uit Engeland te horen van de heer Van Baarle. Dat worden interessante debatten.
Ik kijk naar Nederland. Ik kijk naar ons land. Ik vind een seculiere Staat ontzettend
belangrijk. Als je mensen de straat op stuurt met een hele bijzondere overheidstaak,
waar geweldsmiddelen bij horen, dan vind ik dat die mensen neutraliteit moeten uitstralen,
zowel in hun houding – dat doen al deze mensen – als in hun uitstraling wat betreft
uniform; het heet niet voor niets een uniform.
Ik vind dat de heer Van Baarle zichzelf, zijn achterban en de vrouwen namens wie hij
zegt te spreken tekortdoet als hij dan vervolgens doet alsof dit zou gaan over discriminatie
of racisme. Dat heeft er niks mee te maken. Iedereen is welkom bij de politie. Er
zijn ook heel veel andere functies waarin je met zichtbare uitingen van een geloof
kunt werken.
Vervolgens denk ik dat de heer Van Baarle even voorbijgaat aan het feit dat hier ook
een democratisch proces aan vooraf is gegaan. Dit is niet alleen de code die al staande
praktijk was, maar ook de meerderheid van de Kamer, die heeft gezegd: borg het nou,
zodat die politieke discussie verdwijnt en iedereen gewoon aan de slag kan. Mensen
die hun geloofsovertuiging willen uiten, zijn ook welkom bij de politie, maar dan
niet in functies waarbij je in uniform contact hebt met de burger.
De voorzitter:
Dan wil ik u het woord toestaan, tot slot, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, tot slot. Wat de Minister doet door dit op deze manier te codificeren ... Dan
kan de Minister aangeven dat het een democratisch proces in de Kamer is. Ja, dat klopt.
De Minister heeft zichzelf voor het karretje laten spannen van een islamonvriendelijk
initiatief vanuit de PVV om dit te codificeren; laten we het even zo zeggen. Ze beweert
dat zij het belangrijk vindt om het democratisch principe gestand te doen, maar de
Minister gaat hiermee echt voorbij aan het punt dat het College voor de Rechten van
de Mens aangeeft dat dit een discriminerend principe is. Er zijn talloze mensen binnen
de politieorganisatie, ook met een hele hoge functie, die aangeven: wij vinden het
belangrijk dat mensen met een hoofddoek en met een religieuze uiting bij de politie
kunnen werken. Wat deze Minister met deze regels doet, is gewoon keihard de deur in
het gezicht van die mensen dichtgooien, gewoon keihard de deur dichtgooien en geen
enkele ruimte meer laten voor gesprek. Dat is lekker democratisch, zou ik tegen haar
zeggen. Ik zou willen afronden met: niet alleen ontneemt u mensen hun kansen, u gooit
nou ook nog eens de deur voor het debat dicht; dat is niet democratisch.
De voorzitter:
De Minister, kort.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat debat vond plaats in de Tweede Kamer. Daar was de heer Van Baarle bij. Hij heeft
de meerderheid van de Tweede Kamer niet kunnen overtuigen. Ik was het eens met de
meerderheid van de Tweede Kamer, dus inderdaad ook met mevrouw Helder, maar met de
meerderheid, omdat ik al mijn hele leven voor een seculiere overheid ben. Daar heb
ik op zich in mijn hele leven geen meerderheid van de Tweede Kamer voor nodig gehad.
Nu als Minister is dat natuurlijk wel handig. Maar dat is wat de motie zei.
Voorzitter. Ik wil nog wel het volgende toevoegen. Ik weet dat we dit nu dan gaan
afronden. Ik vind het absoluut onterecht en misplaatst als de neutraliteit van de
overheid, de seculariteit, en de neutraliteit van een uniform in de hoek worden geplaatst
van racisme en discriminatie. Dat is dan bewust politiek willen voeren over de ruggen
van mensen die daar helemaal niks mee te maken hebben, die gewoon hun werk willen
kunnen doen. Dit gaat over uniformiteit en neutraliteit. Dit is hoe we het in Nederland
altijd hebben gedaan. Om dat dan meteen in een hoek te trekken en te doen alsof het
specifiek over hoofddoeken zou gaan en dergelijke ... Ik snap dat het werkt voor de
eigen agenda, maar ik zou het niet aanbevelen.
De voorzitter:
Oké. De standpunten hierop zijn gewisseld. Mevrouw Mutluer, u heeft vrij uitgebreide
interrupties gehad, ook bij de voorgaande blokken. Wilt u echt iets toevoegen aan
deze discussie? Oké, u knikt ja. Dan ga ik dat kort toestaan, maar ik vraag u om zich
enigszins te beperken.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik begrijp u, voorzitter. Ik begrijp ook de opmerking van de Minister aangaande seculariteit.
Het is ook een feit dat er gewoon een aangenomen motie ligt. Mijn vraag had met name
betrekking op de beweging die ik zag in de politieorganisatie om het niet top-down,
maar bottom-up te bespreken. Ik merk nu dat ook dat gesprek gewoon ten einde is gekomen,
terwijl ik denk dat het best interessant was geweest – dat zeg ik even heel objectief –
om dat gesprek over diversiteit met die organisatie te voeren. Ik vind het eigenlijk
ook een beetje zonde dat dat gesprek niet wordt gevoerd. Ik vraag aan de Minister
hoe ze dat eventueel wil faciliteren of op gang wil brengen. Het is namelijk wel weer
interessant om te horen hoe dat dan gaat.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het gesprek specifiek over diversiteit gaat volop door. Dat hoort ook volop door te
gaan. Ik gaf net aan dat dat voor mij echt losstaat van dit onderwerp. Daarbij heb
ik de kaders geschetst. Dat is wat het is. Dat zijn de kaders. Ik denk dat het wellicht
u, voorzitter – ik weet niet wie ik daar verder op moet aanspreken – zal verbazen
hoeveel reacties ik heb gehad vanuit de politieorganisatie, vanuit alle lagen van
de organisatie, ook vanuit de diversiteitsnetwerken. Niet iedereen was het ermee eens
– die hebben we ook geappt of gebeld – maar het overgrote deel zat óf op «eens, dit
moet je niet willen» óf op «fijn dat er nu duidelijkheid is; we kunnen door». Ik denk
dat de diversiteit in de mensen die dat met ons en met mij persoonlijk deelden, u
zal verbazen.
Maar waar het over gaat, denk ik, is dat we rust willen op dit dossier. U merkt ook
aan mij dat ik dat zo zakelijk mogelijk probeer, door te zeggen: iedereen met een
bepaalde geloofsovertuiging en -uiting is welkom bij de politie. Er zijn ontzettend
veel plekken waar je niet direct in uniform en met de burger hoeft te handelen. Wil
je dat wél, dan zijn er eisen wat betreft opleiding, wat je moet doen, wat je moet
weten, maar ook met betrekking tot een uniform; daar horen de neutraliteitseisen ook
bij. Dan weet iedereen dus waar hij aan toe is. Dat is in Nederland niet anders geweest.
Dat hebben we nu geborgd. Dat zijn de kaders die er nu zijn.
De voorzitter:
Oké. Kunnen we hiermee het derde blokje ... U was nog niet aan het einde, maar zullen
we dan doorgaan naar het vierde blokje? Dat is overig/C2000. Hoeveel zit er in dat
mapje, mevrouw de Minister?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Wel wat.
De voorzitter:
Wel wat? Dan gaan we vaart maken.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan begin ik met de vragen over C2000 van mevrouw Helder, mevrouw Kuik en mevrouw
Temmink. Het is een ontzettend belangrijk onderwerp. Ik ga inzoomen op de specifieke
vragen. Maar dit is natuurlijk cruciaal, want dit is het systeem dat door middel van
goede onderlinge communicatie onze mensen veilig moet kunnen houden. Mijn ministerie
is met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Rijksinspectie Digitale
Infrastructuur in gesprek over de manier waarop wij storingen van verkeerd geïnstalleerde
of ondeugdelijke zonnepanelen op C2000 zo snel mogelijk kunnen oplossen. Ik zal zorgen
dat ik met u communiceer over het vervolg daarvan. Daar zijn we nu mee bezig. Ik vind
ook echt dat dit niet kan gaan over geld; verschillende mensen zeiden dat ook. Ik
ben bezig met die gesprekken, maar als het over een potje, een subsidie of iets gaat,
dan kan wie dan ook niet observerend toekijken hoe het misgaat. Dat geldt voor mij.
Dat geldt voor mijn collega bij EZK. Dat geldt voor iedereen. Dus laat ik dat voorschot
maar nemen. Maar die gesprekken zijn dus gaande en ik kom bij u terug zodra ik daar
meer over te zeggen heb.
Dan vroeg de heer Eerdmans naar aanleiding van de rellen in Frankrijk: ziet de Minister
ook problemen ontstaan met de politie in Nederland? De Franse context is een totaal
andere dan die van ons. Ik denk dat we die wel moeten zien. Je hebt daar banlieues
met wijken waar politie niet kan komen. Frankrijk heeft van oudsher een niet de-escalerende
politie. Die dingen kennen wij hier niet. Dat wil niet zeggen dat je naïef moet zijn.
Dat wil niet zeggen dat je moet denken: dat kan hier dan niet gebeuren. Maar ik zou
nooit onze politie willen vergelijken met landen om ons heen als ze daar zo'n andere
context hebben. Ik zeg daarbij verder niks over hun manier van werken, maar wij zitten
in onze eigen context. Kijk naar de vertrouwensmonitor en de reputatie van de politie.
De reputatie van de politie is zo goed en het vertrouwen erin is zo hoog. Ik denk
dat wij daar als politici sowieso stuk voor stuk erg jaloers op zijn.
Dan had onder anderen de heer Van Baarle specifiek de vraag over de verschillende
incidenten die in het nieuws zijn geweest waarbij er sprake was van discriminatie
binnen de politieorganisatie. De politie in Nederland is een organisatie van bijna
70.000 medewerkers. Die zijn in hoge mate betrokken, professioneel en integer, maar
er gaan ook dingen fout. Er wordt ook verkeerd gedrag getoond. Uiteraard is het daarbij
cruciaal dat het opgemerkt wordt, dat het gecorrigeerd wordt en dat het ook bespreekbaar
wordt gemaakt. We weten allemaal dat de politie heel hard werkt aan een zo veilig
mogelijke organisatie en omgeving; dat weten we omdat we het er ook heel vaak over
hebben. Er is een heel duidelijk plan van aanpak voor het aanpakken van racisme en
discriminatie, en voor het bevorderen en borgen van sociale veiligheid binnen de teams.
Ik denk dat ik heel goed met de commissie kan delen dat dit thema ook een prioritair
thema is in mijn gesprekken met de korpsleiding. Dat blijft terugkomen. Ook de zaken
die niet goed gaan, komen daarin terug, zodat daarvan kan worden geleerd.
In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Van der Werf hoe het staat met de uitvoering
van de motie over de monitoring van de uitvoering van het plan van aanpak uitsluiting,
discriminatie en racisme. Deze motie wordt natuurlijk uitgevoerd. Wij zijn op dit
moment aan het bekijken welk bestaand instituut de monitoring kan verzorgen. Zoals
toegezegd in het plenair debat van 9 mei, heb ik eerst overlegd met de Inspectie Justitie
en Veiligheid over de monitoring van het plan van aanpak. De inspectie bekijkt op
dit moment of zij deze monitoring kan uitvoeren, en, zo ja, hoe zij deze monitoring
kan vormgeven. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar de benodigde expertise en dergelijke.
Mocht blijken dat de inspectie niet voldoende hierop toegerust is of dat zij aangeeft
dit niet op te kunnen pakken, dan zullen we ook andere opties onderzoeken. Maar we
voeren ’m uit conform afspraak. Ik denk dat we dit eind van het jaar wel hebben voltooid.
De voorzitter:
Momentje. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het zat ’m in de staart. Ik had inderdaad gevraagd of dat externe toezicht nog eind
dit jaar operationeel zou kunnen zijn.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is wel onze inzet. Maar ik ben daarbij afhankelijk van wat de inspectie aangeeft.
Als de inspectie zegt «dit is niet iets voor ons», gaan we kijken wat voor alternatieven
we met elkaar kunnen vinden. Maar het zal in ieder geval niet aan ons liggen; laat
ik het zo zeggen. Ik ben natuurlijk wel afhankelijk van degene die het moet oppakken.
Dan had de heer Eerdmans nog een specifieke vraag, namelijk of er uiteindelijk wel
gelijk wordt gekeurd en of er niet iets af wordt gedaan aan de kwaliteitseisen als
je ook sollicitanten hebt die de test niet halen en dan extra coaching krijgen. Daar
doen we niks aan af. We doen niks af aan de kwaliteitseisen. Door een actieve werving
en begeleiding van kandidaten gedurende het hele selectieproces zorgen we wel dat
we naast het binnenhalen van goede kandidaten deze ook binnen kunnen houden. Als daarbij
elementen nodig zijn om ervoor te zorgen dat kansrijke afvallers met extra coaching
alsnog erdoorheen komen, is dat alleen maar mooi. Maar ik kan de heer Eerdmans geruststellen:
er wordt niks afgedaan aan kwaliteitseisen. Ik ben het met hem eens dat dat niet zo
mag zijn.
Mevrouw Mutluer vroeg: welke extra inspanningen zijn er voor een diverse instroom
bij de politie? In het kader van de arbeidsmarktstrategie zijn er diverse ideeën in
kaart gebracht. Diversiteit is in die zin een breed begrip. We willen dus graag van
alle kanten, uit alle lagen van de bevolking mensen binnenhalen. Dan zou je kunnen
denken aan bijvoorbeeld zo'n vergoedingsregeling voor een rijbewijs, die al iets uitmaakt,
maar ook aan het voorbeeld dat ik net noemde richting de heer Eerdmans, namelijk dat
je kijkt of je de mensen die binnen zijn en op de een of andere manier echt kansrijk
zijn, maar wel uit dreigen te vallen, coachend erdoorheen kunt krijgen, zonder ergens
af te doen aan de eisen. Er wordt dus heel erg nauwkeurig gekeken, ook in een tijd
van krapte. Je wil gewoon iedereen binnenhalen die je binnen kunt halen en ondertussen
moet je hier aandacht voor hebben.
Dan vroeg de heer Bisschop met betrekking tot het bestraffen van overtredingen tijdens
demonstraties wat we doen om te voorkomen dat overtredingen die begaan zijn tijdens
demonstraties ongestraft blijven en dat de politie hierdoor ook motivatie verliest
om te handhaven. Uiteraard is het recht op demonstreren een grondrecht, maar tegelijkertijd
is het op geen enkele wijze een vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten; ik
weet dat de heer Bisschop dit weet als hij dit terughoort. Het is niet aan mij om
vervolgens een mening te hebben over de vervolging in individuele zaken, maar ik vind
het wel ontzettend belangrijk dat politie, justitie en het OM hierin gelijk optrekken
met het lokale gezag, dat iedereen weet dat alle inzet vervolgens ook loont en dat
je niet zaken hebt waarbij de politie vol bovenop overtredingen zit, omdat dat in
de driehoek is afgesproken, en dat daarna blijkt dat er geen vervolg aan gegeven is.
Ik neem dit punt van de heer Bisschop dus graag mee in al mijn gesprekken met alle
betrokkenen.
Voorzitter. Wij zijn bijna bij het eind. De heer Bisschop zei: Minister, wat vindt
u nou van geweld tegen hulpverleners en van een taakstrafverbod daarvoor? Dat is nogal
een relevante vraag, die in deze commissie elke keer terugkomt, en terecht. Geweld
tegen hulpverleners, geweld tegen mensen die voor ons op straat zijn om ons gezond,
veilig en vrij te houden, is absoluut onacceptabel. Daar moet je ook echt geen enkele
nuance in hebben. Ten aanzien van het wetsvoorstel Uitbreiding taakstrafverbod bij
mishandeling van personen met een publieke taak weet deze commissie dat het voor mij
ook een grote teleurstelling was dat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is verworpen.
Ik weet dat een aantal Kamerleden ook groot belang hechten aan een nieuw wetsvoorstel.
Ik weet ook dat daar verschillende moties voor liggen. Wij zijn het vraagstuk dus
aan het bestuderen, om te zien hoe we daar verder mee omgaan.
Mevrouw Mutluer vroeg nog of politiemedewerkers compensatie krijgen voor de inflatie;
nu komt die vraag langs. De opgelopen inflatie raakt veel mensen in hun koopkracht,
en zo ook de politiemedewerkers. Ze zijn daarvoor gedeeltelijk gecompenseerd – «gedeeltelijk»,
zeg ik – via de in de politie-cao overeengekomen loonsverhoging, waarbij met name
voor het lagerbetaalde personeel iets extra's is gedaan. Het kabinet heeft ook meerdere
inkomensondersteunende maatregelen getroffen, die ook voor het politiepersoneel van
belang zijn om de opgelopen prijsstijging te dempen. Op die manier zullen we daar
ook naar blijven kijken. Het volgende is volgens mij niet iets wat mevrouw Mutluer
vroeg, maar het zou haar een interruptie kunnen schelen. Ik zie nu geen ruimte om
die politie-cao's open te breken. Die heb ik niet, maar ik blijf wel zoeken naar manieren
om onze politieagenten ook in deze tijden te ondersteunen waar ik kan.
Dan vroeg mevrouw Mutluer nog naar de voortgangsbrief aanpak personen met verward
gedrag. De extra middelen die het Rijk op 13 maart via ZonMw beschikbaar heeft gesteld
om de gezamenlijke aanpak te verstevigen, moeten ertoe gaan leiden dat personen met
verward gedrag ook passende zorg krijgen en juist minder onnodig in aanraking komen
met politie en justitie. Wij verwachten dat middelen die nu al zichtbaar effect hebben
op de politiecapaci ... Nee, ik moet het anders zeggen. De bedragen zijn net een kleine
vier maanden beschikbaar, dus het effect is nog niet enorm groot daarop, want dat
is niet reëel. Het is net beschikbaar. De plannen zijn net ingediend. Zo wil ik ’m
opbouwen. Ik ben langs een aantal burgemeesters geweest, ook met Minister Helder,
om de aanpak heel erg in te richten op wat er lokaal werkt en hoe we dat kunnen financieren
en borgen, in plaats van vanuit Den Haag te verzinnen hoe het moet. Dan moet u bijvoorbeeld
ook denken aan wijk-GGD'ers. Die worden in meer dan 65 gemeentes ingezet. In het hele
land worden beoordelingslocaties ingericht. Er komt vervangend en passend vervoer.
We zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat als mensen zorg nodig hebben, ze
eerder met zorg te maken krijgen dan met politie, zodat de politie met andere zaken
bezig kan zijn.
De heer Eerdmans zou het nu kort houden. Hij is weg, maar hij vroeg naar de gesprekken
met België in het kader van de Italiaanse aanpak. In de brief over de Italiaanse aanpak
ga ik langer in op de aanpak van ondermijning, maar ook bijvoorbeeld op de samenwerking
met België. Ik kan dus misschien langs deze weg de heer Eerdmans daarop wijzen.
Mevrouw Temmink had nog een vraag over de zoektocht die we hebben met de visie politiefunctie.
Dat gaat helemaal niet over de privatisering van politietaken. Misschien komt mevrouw
Temmink zo nog terug en anders luistert zij ongetwijfeld mee. Ik vind het elke keer
wonderlijk dat de SP doet alsof er iets heel erg dramatisch gebeurt als het gaat om
het gesprek over de politiefunctie. Het is een motie van de Tweede Kamer uit 2018,
van D66, die we uitvoeren. Volgens mij is het een heel zinnige motie. Daar zit dus
weinig geheimzinnigs aan. We doen gewoon een goed traject en daarna gaan we met elkaar
kijken wat daaruit komt.
De voorzitter:
Ik dank de Minister. Collega's, we hebben nog dertien minuten. We moeten om 16.00
uur deze zaal verlaten omdat er een volgend commissiedebat gepland is op deze propvolle
dag. Ik kijk even wat we gaan doen. We kunnen een tweede termijn doen. Dat kan, maar
dan gaat de beantwoording niet lukken. Zo meteen is er nog een tweeminutendebat. Ik
kijk dus even rond. Wat wilt u, collega's? Het is een beetje aan u zelf. Ik hoor iemand
zeggen: ik kan het in 30 seconden. Ik kijk even rond? Kunt u dat allemaal? Ja? Hupsakee,
dan gaan we beginnen. Mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de antwoorden op de vele vragen.
Ik doe dit nu al bijna tien jaar als woordvoerder politie en ik heb nog nooit meegemaakt
wat we de laatste twee jaar meemaken: drie zelfdodingen bij de Landelijke Eenheid;
het dossier van de undercoveragent is nog steeds niet afgehandeld, ondanks een aangenomen
Kamermotie, en er zijn de langlopende PTSS-dossiers, waar ook een aangenomen Kamermotie
over is. Dat zijn gewoon geldkwesties. Hoe moeilijk kan het zijn om die af te handelen?
Dat leidt mij tot de conclusie dat er sprake is van onwil bij de korpsleiding. Dit
zijn kwesties die vermijdbaar waren en opgelost hadden kunnen worden met uiteindelijk
gewoon over de brug komen, en dat gebeurt niet. In het bedrijfsleven had je allang
op straat gestaan. Ik gun de mensen die met hart en ziel bij de organisatie werken,
die dagelijks voor onze veiligheid bezig zijn en een stap naar voren doen, ook een
veel beter voorbeeld en een betere leiding. Ik gun de korpschef natuurlijk een vertrek
door de voordeur. Ik weet ook wel dat het aanstaande is. Maar als zijn excuses echt
iets waard zijn, dan lost hij die dossiers alsnog op, zoals ik gevraagd heb. Dan zijn
de excuses pas echt wat waard.
Voorzitter. Ik heb twee moties, die ik straks voorlees in de plenaire zaal: over C2000
en het taakstrafverbod.
De voorzitter:
Oké. Het was tocht één minuut en tien seconden, maar dat maakt niet uit.
Mevrouw Helder (PVV):
Maar in de eerste termijn was ik niet te lang.
De voorzitter:
Nee, nee, nee. Mevrouw Michon, gaat uw gang.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik beperk me even tot twee onderwerpen. De capaciteit van de politie,
daar broed ik op. Ik vind echt dat we alles wat we hebben, zeg maar, op straat operationeel
aan het werk moeten zien te krijgen. Ik vind de redenatie over de regeling van de
executieven die dan in de administratieve dienst zitten in die zin moeilijk.
Het tweede punt is de AMvB voor de boa's: het noodzakelijkheidscriterium. Ik heb daar
de Minister niet over gehoord. Ik had daar ook een interruptiedebatje over met de
heer Bisschop, meen ik. Ik kijk uit naar die AMvB. Ik krijg heel verontrustende verhalen
over de stroperigheid van het aanvragen van de korte wapenstok voor de boa's. Daarover
lees ik in de stukken een vrij positief beeld en dat spoort niet met wat ik hoor.
Ik wil aan de Minister vragen hoe we dat nou samen krijgen. Ik geloof dat dit klopt,
maar hoe zorgen we nou dat daar snelheid in komt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
We begonnen met de zelfdoding van Versteege, wat heel, heel erg pijnlijk is. Daar
wil ik ook mijn tweede termijn mee starten. Ik kijk echt uit naar hoe de aanbevelingen
worden opgevolgd. Ik ben inderdaad zelf ook wat sceptisch. Die onafhankelijkheid moet
te allen tijde geborgd worden. Het liefst voorkom je dit, maar je moet zeker ook leren
van de fouten.
Tot slot. Misschien scheelt dat een motie, over C2000. Ik vond de Kamerbrief niet
erg doortastend, met name aangaande de storingen. Is de Minister bereid – wellicht
kan ze daar een toezegging op doen, dan hoef ik deze motie niet in te dienen – om
op korte termijn in samenwerking met Economische Zaken met een plan van aanpak te
komen om de storingen die er zijn zo snel als mogelijk op te lossen? Het is dus eigenlijk
een zetje in de rug, ook richting EZK. Anders heb ik een motie. Als het een toezegging
wordt, is het fantastisch.
Ik sluit me nog even aan bij de vraag over de AMvB voor de boa's van de collega.
De voorzitter:
Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Ook dank voor de beantwoording door de Minister. Als het gaat om
de commissie-Brouwer: je neemt de pijn en het verdriet niet zomaar weg. We moeten
de vinger aan de pols houden bij hoe de aanbevelingen worden uitgevoerd. Ik kijk uit
naar hoe die onafhankelijkheidstoets dan wordt gedaan.
Dan die nationaliteitseis in Limburg. De Minister zegt: ze zijn blij, want ze kunnen
aan de slag. Wat houdt dat in? Kunnen ze dit nou concreet loslaten daar en ook daadwerkelijk
mensen uit Duitsland of België inzetten?
De voorzitter:
We worden enigszins gemaand door de bodes. U kunt uw termijn afmaken, hoor. Meneer
Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik kan de Minister zelfs niet bedanken voor de beantwoording zonder dat
tot een holle frase te maken, want ik ben de hele beantwoording ongeveer afwezig geweest.
Omdat onze voltallige fractie niet beschikbaar was om bij de stemmingen te zijn, ben
ik ingesprongen. Ongetwijfeld dank. De medewerkster heeft meegeluisterd, dus het komt
helemaal goed. Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor het beantwoorden van de vragen. Een belangrijk punt
is dat de Minister aangeeft dat ze die onafhankelijke onderzoeken naar misstanden
ook graag wil. Ik denk dat iedereen daar blij mee is. Het punt blijft dan wel: wat
ga je dan aan de voorkant doen? Want onderzoeken achteraf zijn alleen nodig als er
iets misgegaan is. De reden dat ik die vergelijking met het bedrijfsleven maak – ik
begin er toch nog een keer over – is dat ik vind dat hele grote organisaties met veel
werknemers een bepaalde mate van professionaliteit vereisen. Het maakt niet uit of
zij blikjes cola maken of dat zij heel ander werk doen, je mag van clubs van deze
grootte gewoon verwachten dat het daar goed gaat. Ik heb het niet alleen over de Landelijke
Eenheid, maar ook over de recent voorgenomen benoeming bij de Vreemdelingenpolitie
en over de afhandeling van De blauwe familie. Dus terwijl op alle andere plekken in
Nederland mensen er door een raad van toezicht op worden aangesproken of er uiteindelijk
uit worden gegooid, kan dat allemaal bij de overheid. Dat vind ik gewoon gek. Waarom
zou dat ergens anders wel kunnen en zouden we dat hier maar gewoon normaal vinden?
Even los van de ingewikkelde positie van de Kamer, vind ik dat de druk gevoeld zou
mogen worden om dit soort fouten niet meer te maken en daar kijk ik de Minister op
aan.
Dan heb ik nog één punt en eindig ik optimistisch. Dat externe toezicht is nu, volgens
mij, laaghangend fruit en het hoogst haalbare op dit punt. De Minister zei dat zij
daarmee bezig is. Dat is fijn. Als zij er nou voor zorgt dat zij in september duidelijkheid
van de inspectie heeft, dan weet ze of dit wel of niet dit jaar kan gebeuren en heeft
ze ook nog drie maanden de tijd om een andere club te zoeken als zij het niet kunnen.
Dat zou ik dus een heel goed idee vinden, want dan kan je het wel eind dit jaar operationeel
hebben.
Dank.
De voorzitter:
Ik ben coulant geweest mevrouw Van der Werf, want dit was twee minuten. Meneer Van
Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. De Kamer en deze Minister zijn in de luren gelegd, in het pak genaaid,
door een anti-islammotie van de PVV. Het dictum van die motie luidde namelijk: met
aanvullende regelgeving het dragen van een hoofddoek tegen te gaan bij de politie.
Dus de Minister voert de facto gewoon een hoofddoekenverbod van de anti-islampartij
PVV uit. Dat stelt ons van DENK zeer teleur. Wat ons meer teleurstelt, is dat de Minister
er een hele enge, nauwe versie van seculariteit op nahoudt, waarbij ze eigenlijk religieuze
uitingen in het publieke domein wil tegengaan bij de overheid. Dat is geen secularisme;
dat is een antireligieuze dictatuur en dat lijkt me een zeer kwalijke zaak. Dus hierover
zullen we een motie indienen.
De voorzitter:
Die gaan we dan zo meteen, over enkele minuten, zien. Meneer Temmink. Sorry, mevrouw
Temmink.
Mevrouw Temmink (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben nog niet helemaal gerustgesteld door de beantwoording
over waarom er nou zo veel vertrouwen in moet zijn dat de mensen die de problemen
hebben veroorzaakt, die ook kunnen oplossen. Maar dat probleem zien we wel vaker bij
de overheid, namelijk dat wij dat vertrouwen niet hebben en dit kabinet wel. Ik ben
wel blij dat er straks meer inzicht komt in de daadwerkelijke capaciteit op straat.
Ik ben dus blij met die toezegging en we houden dat scherp in de gaten bij de volgende
halfjaarrapportage.
Ik ben nog wel benieuwd naar wanneer het onderzoek van de inspectie naar de nieuwe
opleidingen wordt verwacht. Daar had de Minister het namelijk over en ik ben benieuwd
wanneer dat dan komt.
De voorzitter:
Oké. Dank, collega's. Mevrouw de Minister, u kunt meteen antwoorden toch? Gaat uw
gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Yes, voorzitter, ik pak het er even bij en doe het meteen. De AMvB over de boa's komt
een dezer dagen. Die wordt voorgehangen. Dat is het antwoord voor mevrouw Michon-Derkzen.
Dan C2000. Ik ben met EZK in gesprek over dat plan van aanpak en daar heb ik EZK ook
bij nodig. Maar ik zeg tegen mevrouw Mutluer op zo'n dag als deze met straks duizendmiljoen
moties: hier zit ik echt bovenop. Het is dus niet nodig. De toezegging is er.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Wanneer mogen we dan een dergelijke brief verwachten? Dat weet u nog niet?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Zoals ik zei: dat is in de halfjaarrapportage.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Kuik: in het halfjaarbericht komen we terug op
de nationaliteitsvereisten.
Meneer Bisschop, dank u wel voor de fijne reactie.
Mevrouw Van der Werf, aan de voorkant zijn er juist het transitieplan voor de Landelijke
Eenheid en alle waarborgen die we daarin hebben opgetuigd. Dus volgens mij hebben
we die straks aan de voorkant en de achterkant.
Ik kan de Inspectie JenV niet verplichten om dat in september tegen mij te zeggen,
maar dat is wel wat ik probeer. De inspectie moet er dus naar kijken. Zoals ik net
al aangaf, zal het niet aan ons liggen. Wij vinden het ook heel belangrijk dat we
in ieder geval voor het einde van het jaar die stap hebben kunnen zetten, maar ik
ben afhankelijk van diegene die het onafhankelijk onderzoek moet gaan doen.
Ik heb nog één antwoord over de Politieacademie en de nieuwe opleidingen. Dat is in
het voorjaar van 2024.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Werf, heel kort.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dan doe ik één tussenvoorstel: kan de Minister mij dan in september op de hoogte stellen
van hoe dit loopt?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mag het in september als ik nieuws heb, maar als ik dan nog bezig ben in de halfjaarrapportage?
Die laatste komt dan een maand later of zo.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Eenmaal, andermaal ...
De voorzitter:
Verkocht.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dan is het verkocht.
De voorzitter:
Ik dank iedereen. We gaan de toezeggingen nalopen.
– In het volgende halfjaarbericht politie gaat de Minister van Justitie en Veiligheid
in op de stand van zaken rondom de arbeidsmarktstrategie van de politie, de tekorten
aan wijkagenten in de basisteams, de cijfers over hoeveel agenten daadwerkelijk inzetbaar
zijn, de nationaliteitsvereiste bij de politie in Limburg en de ontwikkelingen rondom
de problematiek van storingen van C2000 veroorzaakt door omvormers van zonnepanelen.
Dan hebben we eigenlijk net nog de twee laatste toezeggingen aan mevrouw Van der Werf
gekregen. Zullen we die even schriftelijk afdoen? Dat is het makkelijkste. Ik zie
dat de Minister ook druk is. Dan hebben we nog een toezegging aan mevrouw Kuik, als
ik het goed heb.
– Eind 2023 informeert de Minister de Kamer over de aanpassing van het functiehuis,
het functiegebouw, van de politie.
Klopt dat? Ik zie nu iedereen heel moeilijk naar mij kijken.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Kan die laatste nog één keer?
De voorzitter:
Ja.
– Eind 2023 informeert de Minister de Kamer over de aanpassing van het functiegebouw
van de politie.
Is dat geen toezegging aan mevrouw Kuik? Oké, dan had u die gewoon in uw zak kunnen
steken.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik kan deze even niet plaatsen. Wij kijken daar straks naar. We kunnen dat altijd
nog corrigeren.
De voorzitter:
Oké. Het tweeminutendebat staat nu voor 16.30 uur gepland. Ik dank de Minister van
Justitie en Veiligheid en haar ondersteuning, uiteraard alle aanwezigen in de zaal,
de collega's en natuurlijk de ondersteuning van de Tweede Kamer. Ik sluit deze vergadering.
Sluiting 16.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.