Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 22 februari 2023, over Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrie
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 52
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 maart 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op
22 februari 2023 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 8 februari
2023 inzake reactie op verzoek commissie over de humanitaire gevolgen van de aardbevingen
in Zuidoost-Turkije en Noordwest-Syrië (Kamerstuk 36 180, nr. 32);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 februari
2023 inzake aardbeving in Turkije en Syrië (Kamerstuk 36 180, nr. 46).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: De Mare
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Dekker, Van der Graaf, Gündoğan,
Hammelburg, Kuzu, Mutluer, Wassenberg en Van Wijngaarden,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 19.00 uur.
De voorzitter:
Goedenavond bij de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Vandaag staat het commissiedebat over de humanitaire hulp na de aardbeving in Turkije
en Syrië op de agenda. Een welkom aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
met aan haar rechterzijde natuurlijk de ondersteuning. Ook welkom aan de heer Kuzu
van DENK, de heer Hammelburg van D66, mevrouw Mutluer van de PvdA, de heer Wassenberg
van de Partij voor de Dieren, mevrouw Gündoğan, de heer Van Wijngaarden van de VVD
en de heer Dekker van Forum voor Democratie. Ook welkom aan de mensen op de publieke
tribune en de mensen die thuis meekijken. De spreektijd is vier minuten per fractie.
We houden vier losse interrupties aan; we zien wel hoe dat gaat. Het debat duurt tot
22.00 uur. Ik geef de heer Kuzu als eerste het woord voor zijn inbreng.
De heer Kuzu (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden hebben het zuidoosten van Turkije en het
noordwesten van Syrië te maken gehad met een ramp van ongekende omvang, met twee aardbevingen
kort achter elkaar, van 7,8 en 7,5. Twee weken later was er een beving van 6,4. Er
waren duizenden naschokken. Er is een enorm gebied getroffen, van zo'n 150.000 vierkante
kilometer. Wij kunnen ons daar geen voorstelling van maken. Het gaat om bijna vier
keer de oppervlakte van Nederland. Er zijn bijna 50.000 doden, honderdduizenden gewonden
en miljoenen daklozen. De geschatte schade bedraagt zo'n 100 miljard euro.
Vandaag zitten we wat mij betreft bij elkaar om de Minister aan te sporen om meer
te doen. Dat doe ik niet zonder het kabinet eerst een compliment te hebben gemaakt.
De eerste reactie van compassie en medeleven werd gewaardeerd door mijn fractie. Wij
hebben het ook enorm gewaardeerd dat Nederland vooraan stond om een reddingsploeg
te sturen naar het rampgebied, die voortreffelijk werk heeft geleverd. Ik heb ze afgelopen
maandag in Rotterdam mogen ontmoeten. Vanuit de samenleving werd er ook solidair en
behulpzaam gereageerd, met particuliere initiatieven die vrachtwagens vol hulpmiddelen
naar het rampgebied stuurden en transportbedrijven die kosteloos of tegen kostprijs
materieel beschikbaar stelden. KLM en Turkish Airlines stelden kosteloos cargo's beschikbaar.
Maatschappelijke organisaties gingen aan de slag om hulp in te zamelen. Uiteraard
was er ook de landelijke actiedag van Giro555, waarmee bijna 90 miljoen euro werd
opgehaald. Mijn fractie dankt iedereen die een bijdrage heeft geleverd.
De eerste fase na zo'n desastreuze ramp is gericht op het leveren van noodhulp, het
redden van levens, het leveren van medische hulp aan gewonden, en het voorzien in
primaire levensbehoeften als voedsel, drinkwater, sanitair en een onderkomen. Hulporganisaties
zijn hier op dit moment ook volop mee bezig. Kan de Minister aangeven of op dit gebied
de noodzakelijke hulp op gang is gekomen en wat er op dit moment acuut nodig is? Vindt
de Minister de middelen die ze tot nu toe ter beschikking heeft gesteld voldoende?
Is er niet meer nodig? Waar denkt de Minister concreet aan, vooral in aanloop naar
de donorconferentie op 16 maart?
Voorzitter. We zitten nu wat mij betreft tussen de eerste en tweede fase. De tweede
fase is rehabilitatie, in die zin dat er activiteiten moeten worden ondernomen welke
erop gericht zijn de economische, fysieke en sociale infrastructuur te herstellen.
Denk hierbij aan de planfase voor huizen die opnieuw gebouwd moeten worden, wegen
die hersteld moeten worden en nutsvoorzieningen die hersteld moeten worden. In dat
kader zou ik de Minister willen vragen om het Europese netwerk van DSO's, Distribution
System Operators, te verzoeken om een bijdrage te leveren in kennis en materieel om
de elektriciteitsvoorziening en de watervoorziening zo spoedig mogelijk te herstellen.
Is de Minister bereid om ook in Europees verband fondsen zoals het ERDF, Interreg
of andere passende fondsen aan te wenden om de infrastructuur te herstellen?
Voorzitter. De impact van een dergelijke natuurramp op de psychosociale gesteldheid
is enorm. Veel mensen die de beving hebben meegemaakt, durven hun huizen nog steeds
niet in, als zij die nog hebben. Maar het duurt ook jaren voordat je weer het volste
vertrouwen hebt in het dak boven je hoofd. Ik wil de Minister daarom vragen of zij
ook initiatieven die de psychosociale gesteldheid van getroffenen kan verbeteren wil
steunen.
Voorzitter. De derde fase is de fase van reconstructie. Daar zal mijn collega Hammelburg
van D66 straks een mooi voorstel voor doen. Mijn fractie vindt het belangrijk om te
benadrukken dat we de getroffenen in Syrië ook niet mogen vergeten. Alle complicerende
politieke factoren mogen wat ons betreft de humanitaire hulp niet in de weg zitten.
Afsluitend, voorzitter. Om de hulp zo goed mogelijk te laten landen, zijn wat ons
betreft drie zaken belangrijk. Eén: goed contact met de lokale autoriteiten, die primair
verantwoordelijk zijn voor de hulpverlening. Twee: ons oor te luisteren leggen bij
die lokale autoriteiten, om te horen waar hulp nodig is, en welke hulp dan, om zo
snel te kunnen voorzien in de hulpvraag. Coördinatie is daarbij het sleutelwoord.
Drie: het draagvlak vergroten. Inmiddels is er veel hulp opgehaald in de vorm van
materieel en middelen. Het draagvlak wordt vergroot als mensen niet alleen vertrouwen
dat hulp goed terechtkomt, maar dit ook wordt getoond. Zou de Minister de hulporganisaties
daarom willen vragen of ze een extra inspanning willen leveren om te laten zien wat
er gedaan wordt met de opgehaalde middelen? Een Nederlands vlaggetje bij een tentenkamp
of een plek met tijdelijke woningen zou natuurlijk geweldig zijn.
Voorzitter, een laatste punt. Voor de wederopbouw van Oekraïne had president Zelensky
ons gevraagd een stad te adopteren en te wederopbouwen. De breed gesteunde motie van
mijn hand daarover is door het kabinet omarmd. Voelt de Minister ervoor om hetzelfde
principe toe te passen voor het getroffen rampgebied?
Dank u wel. Tot zover.
De voorzitter:
Dank, de heer Kuzu. Dan geef ik het woord aan de heer Hammelburg, D66.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik had mijn inleiding niet beter kunnen schrijven dan de heer
Kuzu het net heeft verwoord. Het leed in de getroffen gebieden in Turkije en Syrië
is ongekend. De heer Kuzu verwees al naar de schaal van het gebied. We kunnen denken
aan een afstand van Parijs tot Amsterdam. Dat hele gebied ligt in puin. Huizen en
scholen zijn vernietigd. Ziekenhuizen zijn vernietigd. Er zijn – dat is het verschrikkelijke
aan dit verhaal – bijna 50.000 mensen omgekomen, onder wie heel veel artsen, verpleegkundigen,
docenten en leraren. Het hele leven in de getroffen gebieden ligt dus plat. Het leed
is simpelweg ongekend. Het is van zo'n gigantische schaal dat we er ons bijna geen
voorstelling van kunnen maken.
Daarom wil ik ook gelijk met de deur in huis vallen. Er is haast bij geboden om in
gezamenlijkheid, ook met andere landen die willen doneren en die zo gul zijn, een
signaal af te geven. Nederland en de Nederlanders hebben dat ook gedaan, met de Giro555-actie,
waarvan de teller nu bijna op 100 miljoen euro staat. Dat is echt fantastisch. Zelfs
mensen die bijna niets konden sparen, hebben een paar euro overgemaakt omdat ze de
beelden hebben gezien en het leed zien.
Ik dank de Minister en de andere ministers in het kabinet voor de snelle eerste acties.
Minister Schreinemacher kwam meteen met 10 miljoen euro aan voor de eerste noodhulp.
Het Ministerie van Defensie heeft een toestel gestuurd om mensen te evacueren. De
fantastische vrijwilligers van het reddingsteam hebben nog heel veel levens kunnen
redden. Niet alleen Nederland, maar ook andere landen in Europa en rond de wereld
bieden die hulp. Al die vrijwilligers die daarachter staan, verdienen een dikke pluim.
Voorzitter. De heer Kuzu zei het al: we weten dat er naar schatting 80 tot 100 miljard
euro of dollar nodig is voor de wederopbouw na de noodhulpfase. Daarmee moet de Turkse,
maar ook de Syrische, regio die getroffen is geholpen worden om weer te wederopbouwen.
Daarom wil ik de Minister vragen of zij bereid is om een reconstructiefonds op te
tuigen. Wat mij betreft kunnen we dat doen met een bedrag gelijk aan wat Nederlanders
al in hun gulheid hebben gegeven, dus ongeveer 90 of 100 miljoen euro. Ziet de Minister
daartoe mogelijkheid? Ik vraag dat mede namens DENK, de ChristenUnie, de Partij van
de Arbeid, GroenLinks en de Socialistische Partij.
Voorzitter. Dan een vraag over de situatie in Syrië. We zien dat hulp daar heel moeizaam
op gang komt en dat het ontzettend ingewikkeld is. De Minister geeft in de brief ook
heel duidelijk aan wat de problemen precies zijn. Ik wil doorvragen over de grensovergangen.
Dankzij bemiddeling van de Verenigde Naties en de internationale gemeenschap zijn
er nu een aantal grensovergangen open, maar kunnen die in de praktijk daadwerkelijk
worden gebruikt? Kan de Minister daar iets meer over zeggen? Hoe worden die openingen
in de praktijk precies gebruikt, en in hoeverre lukt het om in Syrië hulp te verlenen
via lokale organisaties buiten het Assadregime om?
Tot slot, voorzitter, want volgens mij ben ik bijna door mijn tijd heen. Ik had al
gezegd dat ik me volledig aansluit bij de vragen van de heer Kuzu van DENK, maar ik
heb nog wat vragen over sancties richting Syrië. Die zijn er niet voor niks; ze zijn
terecht. De gruwelijkheden van het Assadregime zijn immens. Tegelijkertijd komen er
verschillende signalen bij ons binnen dat bepaalde hulpverlening niet in de gebieden
kan komen dankzij de sancties. We weten niet precies hoe het zit en wat er precies
waar is; het is ontzettend ingewikkeld om erachter te komen of het waar is. De Minister
pent er in de brief wel wat over op, maar ik zie dat er nog heel veel onduidelijkheid
heerst. Is het een idee dat we een meldpunt openen voor situaties waarin dat toch
het geval is? Kan de Minister dat toezeggen? Dan krijgen we vanuit de Nederlandse
hulporganisaties en de internationale organisaties die we vanuit Nederland steunen
iets beter zicht op de feitelijkheden. Daarbij moet ik wel zeggen dat de sancties
tegen het Assadregime terecht zijn. De manier waarop humanitaire hulp nu wordt tegengehouden
door het regime is verwerpelijk.
Daar wil ik het even bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, de heer Hammelburg. Ik zie een interruptie van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb geen vraag aan de heer Hammelburg, maar wel een mededeling. Hij had net een
lijstje van fracties die de Minister vragen om met meer over de brug te komen. Daar
mag hij de Partij voor de Dieren aan toevoegen.
De voorzitter:
Dank, de heer Wassenberg. Dan ga ik naar mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Die vandaag niet alleen spreekt namens de Partij van de Arbeid, maar ook namens GroenLinks
én namens Volt; dat is een unicum.
De beelden en verhalen van de laatste weken over de aardbevingen in Zuid-Turkije en
Noord-Syrië gaan door merg en been. Het leed en het verlies door de grootschalige
ramp zijn ongekend. 23 miljoen mensen zijn getroffen, in een gebied dat zich uitstrekt
van hier tot Parijs, zoals mijn collega's ook al zeiden. Zij hebben hun thuis, hun
cultuur en hun toekomst als kaartenhuizen in elkaar zien storten. Op het moment dat
de ramp zich voltrok, maakte ik mij erge zorgen over mijn eigen zus in Adana, en om
haar zonen die in het rampgebied wonen. Mijn neef verbleef met zijn 6-jarige dochter
en vrouw in Gaziantep toen het gebeurde. Zij moesten net zoals vele anderen de nacht
doorbrengen in een auto, in de kille winterkou en zonder eten en drinken. Zij hebben
het overleefd en lagen niet onder het puin. Daar ben ik ontzettend dankbaar voor.
Velen hadden dat geluk niet. Nog meer mensen hebben acuut hulp nodig.
De nieuwe aardbeving, van twee dagen geleden, heeft de bevolking van Turkije en Syrië
opnieuw geraakt. Er zijn miljoenen daklozen en vele doden. Er is heel veel hulp nodig.
Er is een groeiend tekort aan alle mogelijke hulpmiddelen. Hulporganisaties vragen
om basisbehoeften, zoals tenten, medische zorg en schoon drinkwater. Maar er is ook
psychosociale zorg nodig, om al die trauma's te verwerken. Daar komt nog eens bij
dat veel kinderen hun ouders en familie zijn kwijtgeraakt. Dat brengt risico's van
mensenhandel met zich mee. Is de Minister bereid om daarom extra financiële middelen
beschikbaar te stellen, zoals net ook is voorgesteld door mijn collega Hammelburg?
Wij zijn daar natuurlijk een groot voorstander van. Gaat de Minister zich extra inspannen
om specifiek bij te dragen aan de psychosociale hulp die nodig is? En wat wil zij
doen om ontheemde en niet-begeleide kinderen beter te beschermen?
Voorzitter. Ik wil nu specifiek ingaan op Syrië. Twee dagen geleden kon een hulpkonvooi
van Artsen zonder Grenzen in Noordwest-Syrië komen om hulp te bieden. Zij troffen
een groot gebrek aan hulp in het gebied aan. Welke belemmering vormen de sancties
op dit moment, is dan de vraag, bijvoorbeeld als het gaat om financiële transacties,
bouwmateriaal en brandstof. Er wordt een uitzondering gemaakt voor hulp, maar hoe
kan de Minister erop toezien dat meer basisbehoeften naar Noordwest-Syrië worden gestuurd?
Een laatste punt, voorzitter. Veel mensen in Nederland hebben familie in het getroffen
gebied die ze tijdelijk willen opvangen om van de eerste schok te bekomen. Inmiddels
is er voorrang voor Turkse visumaanvragen toegezegd door de collega van de Minister,
namelijk de Minister van Buitenlandse Zaken. Kan deze regeling bijvoorbeeld ook uitgebreid
worden naar Syriërs? Wij vragen ons af hoeveel tijd deze voorrang precies scheelt.
Zijn er inmiddels al visumaanvragen goedgekeurd? Hebben de gemeenten wel genoeg capaciteit
om de garantstellingen aan te kunnen? Dat geldt ook voor de consulaten. En waarom
is er geen tijdelijke versoepeling van de strenge voorwaarden, dan wel coulance voor
de tarieven en het wegnemen van bureaucratie, zoals wanneer het gaat om de beschikbaarheid
van reisdocumenten? De paspoorten en ID's van heel veel mensen liggen immers onder
het puin.
Wij ontvangen berichten over schrijnende gevallen, over kinderen van wie de ouders
zijn omgekomen en die familie in Nederland hebben. Er is een verhaal van een Syrische
zakenman uit Zwolle die zijn enige overlevende familielid, zijn zusjes met het downsyndroom,
niet naar Nederland kan halen vanuit Turkije. Dat raakt je. Het roept ons op tot coulance.
Kan de Minister met haar collega voor dit soort schrijnende gevallen een zodanige
regeling treffen dat zij de asielprocedure kunnen doorlopen en kunnen worden opgevangen
bij familie in Nederland?
Ik rond af, voorzitter. Het zal jaren duren voordat deze wond enigszins zal kunnen
helen. We mogen deze regio vanuit medemenselijkheid de komende tijd niet loslaten.
Ik ben daarom heel trots op ons, op dat kleine landje met een enorm groot hart. Daar
wil ik dus ook complimenten voor maken. Laten we dat vasthouden.
Mijn wekker klinkt, want mijn tijd is voorbij.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Mutluer. U bent volledig actief, dus die wekker heeft u in principe
niet nodig. Dan ga ik naar de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, voordat u uw klokje aanzet: ik neem dit debat over van collega Christine
Teunissen, want zij kon er niet bij zijn. Maar ik ben geen lid en ook geen plaatsvervangend
lid van deze commissie. Dat betekent dat ik eerst formeel toestemming moet vragen
aan de woordvoerders of ik het woord mag voeren namens de Partij voor de Dieren.
De voorzitter:
Dat is heel eerlijk van u, meneer Wassenberg. Niemand was dat opgevallen, maar ik
ga die vraag wel formeel voorleggen. Heeft iemand bezwaren? Niemand? Dan geef ik u
het woord voor uw inbreng, meneer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Het is echt afschuwelijk wat twee weken geleden gebeurd is.
Ik wil beginnen met het betuigen van mijn medeleven aan alle slachtoffers van deze
ramp. Het is echt nauwelijks te bevatten. Ik heb met een knoop in mijn maag naar de
beelden van die ramp gekeken, naar het ontzettend grote leed en verdriet. Ik deel
mijn medeleven met Turkse, Syrische en Koerdische Nederlanders, voor wie het echt
ongelofelijk moeilijk moet zijn om deze ramp vanaf een grote afstand te moeten verwerken.
Voorzitter. Ondanks de noodhulp van burgers en overheden, groeit het tekort aan hulpmiddelen
in Turkije en Syrië. De VN roept op om de komende tijd bijna 1,5 miljard dollar aan
steun in te zamelen. Mijn eerste vraag aan de Minister is: kan zij al iets zeggen
over de bijdrage van Nederland aan dit fonds? Wat wordt haar inzet bij de VN-donorconferentie
voor Turkije en Syrië op 16 maart?
Voorzitter. In Syrië was 70% van de totale 21 miljoen inwoners al voor de aardbeving
afhankelijk van humanitaire hulp. Kan de Minister bevestigen dat de hulp van Nederland
aanvullend is en dus niet ten koste gaat van de al bestaande humanitaire programma's
in Syrië? Kan de Minister er ook bij andere EU-landen op aandringen om hun hulp aanvullend
te laten zijn en dus niet in plaats van wat ze nu al bieden?
Voorzitter. In de brief van het kabinet lees ik dat de focus op acute hulpverlening
ligt. Dat is natuurlijk ongelofelijk belangrijk. Maar net zo belangrijk is het om
nu alvast te kijken naar later en om te denken aan de wederopbouw. Daar gaat de Minister
in haar brief ook op in. Ze schrijft dat hulp op middellange en lange termijn bij
de Raad van 8 en 9 maart in Stockholm wordt besproken. Maar kan de Minister daar nu
al iets over zeggen? Wat zijn haar voornemens bij die raad? Wat is haar inzet?
Voorzitter. De Partij voor de Dieren roept het kabinet op om zowel voor Turkse als
voor Syrische getroffenen de visumcriteria te versoepelen. We kunnen niet redelijkerwijs
verwachten dat mensen een paspoort kunnen overleggen wanneer al hun bezittingen onder
het puin liggen. Daarnaast vragen we aan het kabinet waarom de voorrangsregeling niet
geldt voor inwoners van Syrië. Die geldt wel voor mensen uit Turkije. Zijn er manieren
waarop we de visumaanvraagprocedure kunnen vergemakkelijken, waardoor inwoners uit
het rampgebied bijvoorbeeld niet via Beiroet hoeven te reizen voor een aanvraag? Graag
een reactie.
Dan heb ik nog een paar vragen over de sancties. Die zijn ontzettend belangrijk om
druk te blijven zetten op het regime van Assad, zeker omdat de Minister schrijft dat
Assad hulp actief tegenwerkt. We zien zorgen van hulporganisaties over de toegang
tot vitale goederen als voedsel en brandstof en de stijgende kosten daarvan. De Minister
gaat in haar brief wel in op de impact van de sancties, maar niet op de toegang van
de lokale bevolking tot voedsel en brandstof. Mijn vraag is of ze daar hier iets over
kan zeggen. Ziet zij enige mogelijkheid voor het verlichten van de druk op de bevolking,
zonder de druk op Assad te verlichten?
Voorzitter. We moeten helaas constateren dat zelfs bij zo'n afschuwelijke ramp machthebbers
hun eigenbelang belangrijker vinden dan mensenlevens. Kijk naar Assad, die hulpkonvooien
geen toegang biedt tot getroffen gebieden die in handen zijn van de oppositie. Diezelfde
Assad houdt met hulp van Rusland grensovergangen gesloten. Hoe groot acht de Minister
de kans dat die twee grensovergangen die nu open zijn, ook na die drie maanden open
kunnen blijven? Ziet zij manieren waarop we de druk op kunnen voeren om die twee grenzen
open te houden?
Voorzitter. Humanitaire hulp is nu het belangrijkste, maar ik wil niet voorbijgaan
aan de verantwoordelijkheid van de machthebbers bij deze verschrikkelijke ramp. Die
ramp had veel minder levens kunnen kosten als er door die machthebbers geluisterd
was naar wetenschappers die verschillende keren gewaarschuwd hebben voor de aardbevingen.
Toch werden slechte flats gebouwd op breuklijnen, met deze afschuwelijke gevolgen.
«Betonnen doodskisten» noemde columnist Erdal Balci ze gisteren in de Volkskrant.
Ik vond het een hele treffende maar ook pijnlijke term. Belastinggeld voor aardbevingsbestendig
bouwen werd in eigen zak gestoken. Nu pakt Turkije critici op. Dat is onbestaanbaar.
Ook daarop zou ik graag een reflectie van de Minister willen horen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Wassenberg. Dan is mevrouw Gündoğan aan het woord. Ik moet bekennen dat
ook u eerst toestemming moet vragen aan de commissie, aangezien u geen lid bent van
deze commissie. Heeft iemand er bezwaar tegen dat mevrouw Gündoğan deelneemt aan deze
vergadering? Niet? Dan geef ik mevrouw Gündoğan het woord voor haar inbreng.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst mijn dank uitspreken aan het Nederlandse
kabinet voor het feit dat snel en menselijk is gesproken en gehandeld. Dat waardeer
ik zeer.
Ik wil nu doorgaan op het laatste stuk van collega Wassenberg; we hebben het helemaal
niet afgestemd met elkaar. Ik heb vandaag de Turkse krant Cumhuriyet erbij gepakt.
Ik heb die even geprint. Die wil ik straks wel even aan de Minister geven. Vier van
de zeven pagina's noemen zij het gewetensdagboek. Turkse mensen – ik beperk mij even
tot Turkije, omdat ik de Turkse taal wel machtig ben en daardoor een goed beeld kan
krijgen van wat er allemaal mis is gegaan – houden een gewetensdagboek bij. Nu, na
zeventien dagen, is de lijst lang. Het zijn vier A4'tjes vol. Ik heb alleen de eerste
paar punten vertaald, maar de lijst is echt lang. «Het duurde 48 uur voordat werd
gestart met het ruimen van puin en het zoeken naar overlevenden, waardoor veel mensen
onnodig zijn overleden. Het leger was laat ter plekke.
Bij het ruimen van puin waren sociale media belangrijk, en toch werd Twitter afgesloten.
Degenen die de ingestorte gebouwen hebben gebouwd, zij die het door de vingers zagen,
zij die het goedkeurden, zij die het steunden, dienen te worden vervolgd. Denk aan
de ingestorte overheidsgebouwen, het vliegveld van Hatay, het staatsziekenhuis van
Iskenderun, dat een graf werd voor zij die zich daar bevonden, de discriminerende
taal die door de president werd gebezigd in de steden van de politieke oppositie,
zelfs tijdens de zoekwerkzaamheden, de beurs die openbleef, terwijl de verwoeste huizen
werden geplunderd en aan zij die, terwijl zij onder het puin lagen en reddingswerkers
nodig hadden in plaats van reddingwerkers, mensen kregen die gingen bidden. Na de
vijftien dagen die voorbijgingen en de enorme chaos staan er nog steeds onvoldoende
tenten en toiletten. Er is gesjoemel met het aantal doden.»
De lijst is, zoals ik al zei, enorm lang. Ik wil die graag aan de Minister overhandigen,
omdat, zoals iemand dat via sociale media tegen mij zei in het Turks: bu kader değil,
bu cinayet. Vertaald betekent dat: dit is geen lot, dit is moord. Het is nu zeventien
dagen geleden. De tentenkampen staan er nog steeds niet, het sanitair is er nog steeds
niet. Naschokken worden met regelmaat gevoeld, twee dagen geleden nog, met een kracht
van 6,4 in het zwaar getroffen Hatay. Het dodental ligt inmiddels boven de 50.000.
Ik wil daarom aan de Minister vragen of zij alles wat zij doet vooral doet voor de
mensen daar, niet alleen in Turkije, maar ook in Syrië. Ik weet dat wij daar, ondanks
alle complexiteit die door Assad wordt veroorzaakt, hulp proberen te krijgen. Het
is winter, het is koud en zeker voor Syriërs, die nu al twaalf jaar een vergeten volk
dreigen te worden of al zijn, en zeker in dat gebied.
Ik wil dat de Minister behalve het inzetten van haar menselijke kant voor de vele
getroffenen in dat gebied, zodat tenten, sanitair, voedsel, water en medische en psychosociale
hulp van de grond kunnen komen, ook haar duidelijke kant laat zien wanneer zij haar
Turkse collega spreekt. Ik wil ook dat in de ministerraad door de Minister wordt doorgegeven
hoe de Turkse regering faliekant faalt in deze aardbeving. Niet alleen de regering
van Assad, maar ook de Turkse regering heeft faliekant gefaald. Dit mag niet gezien
worden als business as usual met Erdogan. Het late handelen heeft onnodig levens gekost,
net als het gesjoemel in de bouw.
Dan heb ik nog wat meer vragen aan de Minister. Die hebben vooral met corruptie te
maken. Hoe weten we of het geld bij de juiste mensen en vooral bij de mensen die het
echt nodig hebben, terecht gaat komen? Met wie werken wij samen? De organisatie AFAD
van de Turkse staat wordt bijvoorbeeld gewantrouwd. De redenen daartoe zijn legio.
Is de Minister bekend met de organisatie Ahbap, opgericht door de Turkse zanger Haluk
Levent, die onlangs nog een endorsement kreeg van Madonna? Zijn organisatie wordt,
in tegenstelling tot die van de staat, wel vertrouwd. Dat zeg ik niet omdat Madonna
een endorsement gaf, maar omdat deze man al jaar en dag heel veel doet in Turkije
voor kinderen die vaak weinig tot niks hebben. Hij heeft een goed netwerk, ook daar
in die regio. Hij komt zelf volgens mij ook uit Adana, zoals de familie van mevrouw
Mutluer. Veel mensen in Turkije en daarbuiten doneren daarom aan zijn organisatie.
Als laatste wil ik aan de Minister vragen of zij met haar collega's in de EU al aan
het nadenken is over de wederopbouw op langere termijn?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Gündoğan. Dan geef ik het woord aan de heer Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Namens de leden van de VVD-fractie wil ik in de eerste plaats mijn medeleven betuigen
aan de mensen in het aardbevingsgebied in Turkije en Syrië en hun naasten hier in
Nederland. Ook wil ik de grootst mogelijke waardering uitspreken voor alle betrokken
reddingswerkers en hulporganisaties. De aardbeving had een kracht die de laatste 100
jaar niet in het Midden-Oosten is voorgekomen. De beving dreunt figuurlijk en letterlijk
nog na. Er zijn inmiddels 4.700 naschokken geteld. Tientallen miljoenen mensen zijn
dakloos. Naast honger, kou en verdriet dreigen infectieziektes. In Syrië vindt dit
bovendien plaats tegen de achtergrond van twaalf jaar burgeroorlog. Een staakt-het-vuren
is nu meer dan ooit nodig en is nu meer dan ooit in het belang van Syrië zelf. Hoe,
waar en wanneer gaat het kabinet in internationaal verband op zo'n staakt-het-vuren
aandringen? Mij bereiken nu individuele berichten vanuit Syrië dat mensen die vluchten
uit het oppositiegebied naar het gebied dat onder controle staat van Assad, door de
troepen van Assad worden doodgeschoten. Is de Minister op de hoogte van dergelijke
berichten en taferelen?
Als het gaat om verlichting van sancties moeten we doordacht te werk gaan, met een
warm hart en een koel hoofd. Want wie voor de aardbeving niet deugde, deugt na de
aardbeving ook niet. Sancties tegen oorlogsmisdadigers en wapenhandelaren moeten onverkort
in stand blijven. In haar brief van 8 februari schrijft de Minister dat zij let op
hinder die hulporganisaties mogen ondervinden van sancties jegens het Syrische regime,
en dat het onder EU-regelgeving, in tegenstelling tot berichtgeving, niet verboden
is om zwaar materieel om puin te ruimen, te exporteren naar Syrië. Maar het klopt
toch wel degelijk dat hier dan wel een uitzondering voor nodig is en er een motiveringsplicht
geldt op basis van de hiervoor relevante Council decision concerning restrictive measures
against Syria?
Lidstaten moeten de Europese Commissie en andere lidstaten binnen twee weken informeren
over wanneer ze na eigen beoordeling autorisatie hebben gegeven voor de export van
zaken die onder de sancties vallen. Kan de Minister de cijfers hiervan delen met de
Kamer? Hoe vaak heeft Nederland deze autorisatie verleend in de afgelopen tien jaar?
Is het kabinet bereid voor het volgende debat, indien mogelijk, een quickscan of,
anders gezegd, een doorlichting te maken van sancties die in het licht van wat misschien
wel de grootste natuurramp in het Midden-Oosten van afgelopen 100 jaar is, onbedoeld
inhumaan kunnen uitpakken? Ik vraag het kabinet dus om zo'n quickscan te maken.
De uit de Council directive volgende verplichting om voor bepaalde zaken te exporteren
aan Syrië eerst te overleggen met de Syrische oppositie en het vrije leger, komt onuitvoerbaar
over, aangezien zij niet meer bestaan en het niet in hun belang hoeft te zijn om sancties
te verlichten, omdat ze niet willen dat Assad daarvan zou kunnen profiteren. Kan het
kabinet aangeven hoe vaak dit overleg met de oppositie heeft geleid tot een ja of
nee voor de export van bepaalde goederen? Met andere woorden: in welke mate vertraagt
of verhindert deze eis de hulp en instrumenten voor wederopbouw?
Dan het bancaire verkeer. Ik heb een printscreen van een grootbank uit Nederland.
Syrische diaspora kunnen geen geld overmaken naar familie in nood. De VS hebben de
financiële sancties verlicht. Wat kunnen Nederland en Europa daaraan doen? Kan dit
meegenomen worden in de quickscan?
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij alle vragen die gericht zijn op het snel ter plaatse
kunnen krijgen van wat nodig is om verdere humanitaire hulp te geven en te voorzien
in de basale levensbehoeften. Deelt de Minister de opvatting dat internationale samenwerking
hierbij een must is, om te voorkomen dat landen en organisaties over elkaar heen gaan
buitelen en elkaar in de weg gaan lopen? Welke rol speelt EU-voorzitter Zweden hierin
of zou die daarin moeten spelen?
Voorzitter. Tot slot. President Erdogan wil dat het ingezamelde geld naar AFAD, een
staatsinstelling, wordt verzonden in plaats van naar civiele organisaties. Maar door
de corruptie van Erdogan en de aan hem gelieerde staatsinstellingen vertrouwt het
merendeel van de bevolking dat niet en geeft het de voorkeur aan het verlenen van
financiële hulp via lokale organisaties. Zelfs de Wereldbank verkiest lokale initiatieven
op projectbasis boven hulp die Turkije biedt. De vraag aan de Minister is daarom:
is het niet verstandig om zo veel mogelijk hulp te verlenen via lokale organisaties
in plaats van via overheidsinstellingen in Turkije?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Wijngaarden. Dan ga ik naar de heer Dekker van Forum voor Democratie.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. De ramp in Turkije en Syrië als gevolg van de recente aardbevingen
is nauwelijks te overzien. Er zijn tienduizenden doden en nog steeds liggen heel veel
mensen onder het puin, en dat ook nog eens in bittere winterse omstandigheden. Forum
voor Democratie spreekt vanaf hier zijn medeleven uit aan alle getroffenen in Turkije
en Syrië.
Voorzitter. Gelukkig is er vanuit ons land snel hulpactie ondernomen aan Turkije en
in mindere mate ook aan Syrië. Over dat laatste land wil ik het hier graag met name
hebben. Syrië wordt al lange tijd internationaal gezien als kwade kracht en is dan
ook al jarenlang het slachtoffer van bijzonder strenge sancties van de westerse wereld.
Na diverse oorlogen, die grotendeels gericht waren op het bewerkstelligen van regime
change en het vervangen van Assad, is er na ingrijpen van Rusland in 2015 een halfstabiele
situatie ontstaan, waarbij Assad nog steeds het grootste deel van het land onder controle
heeft. Daarnaast zijn er gebieden waar door het Westen en soms ook door Turkije gesteunde
rebellen de overhand hebben. Dit zijn toevalligerwijs voor een deel olieproducerende
gebieden, waarvan de olie thans door het Westen wordt benut, dus eigenlijk wordt gestolen.
Ondertussen zijn de armoede en het leed in Syrië als gevolg van de oorlogsschermutselingen
en de sancties mensonterend. 90% van de Syriërs leeft onder de armoedegrens. Sinds
2019 zijn de prijzen in het land met 800% gestegen. Er zijn honderdduizenden banen
verloren gegaan als gevolg van handelsbeperkingen. De graanoogst is in een paar jaar
gehalveerd. De Amerikaanse Caesar Act, nog ingesteld onder president Trump, gaat zelfs
zover dat ook landen die handelen met Syrië, onderwerp van sancties kunnen worden.
Het Westen doet graag voorkomen dat de door hen opgelegde sancties geen effect hebben
op humanitaire hulp. Helaas is dat niet het geval. Als de hulp al gegeven kan worden,
loopt deze vaak grote vertraging op.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie. Maakt u uw blokje af? Ik geef de heer Hammelburg de gelegenheid
om te interrumperen.
De heer Dekker (FVD):
Heel graag.
De heer Hammelburg (D66):
Ik hoor Forum van Democratie hier zeggen dat het regime van Assad stabiliteit in chaos
brengt. Maar we hebben het hier over ruim tien jaar burgeroorlog met afschuwelijke
gruwelijkheden. Dat is het pleidooi van Forum voor Democratie. Is Forum van Democratie
ook bekend met de gruwelijkheden en de misdaden tegen de menselijkheid, op grove en
grote schaal gepleegd door Assad en zijn leger, die niet alleen zijn begaan sinds
de burgeroorlog maar ook in de jaren daarvoor? Ik noem de massabombardementen in 1982
op Hama, waarbij vele duizenden doden zijn gevallen, zonder enige vorm van onderscheid
tussen opstandelingen en burgers. Gruwelijk, gruwelijk, gruwelijk. Is Forum van Democratie
daarmee bekend?
De heer Dekker (FVD):
Daar zijn wij mee bekend. We zijn ook bekend met de gruwelijkheden gepleegd door andere
landen in het verleden. Maar in deze situatie achten wij dat niet enorm relevant.
Misschien wordt aan het eind van mijn betoog duidelijk hoe ik dat plaats.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van de heer Kuzu, DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Als Forum voor Democratie het pleidooi houdt dat humanitaire hulp belangrijk is, hoe
kan Forum voor Democratie dan verklaren dat de doorgang van humanitaire hulp vanuit
door Assad gecontroleerde gebieden naar door de oppositie gecontroleerde gebieden
geen plaats kan vinden?
De heer Dekker (FVD):
Daar kom ik zo op, maar ik kan dat ook nu al behandelen. Er is nogal gestreden om
de openingen in de grens met Turkije gesloten te houden. Dat gebeurde door Assad in
samenwerking met Rusland. En zelfs China heeft daaraan meegeholpen. De bedoeling daarvan
was, volgens het regime in Damascus althans, het voorkomen dat er vanuit die route
heel gemakkelijk militaire steun kan worden gegeven aan de rebellen ter plaatse. Het
verhaal is tevens, maar ik verlaat me daarbij op onafhankelijke journalisten ter plaatse,
dat hulpgoederen die via die lijnen worden aangeleverd, gewoonlijk in beslag worden
genomen en verkocht. Nu kan ik niet goed beoordelen wat daar helemaal van waar is,
maar ik kan me wel voorstellen dat de verbindingslijn tussen Turkije en Syrië bewust
gesloten wordt gehouden om te voorkomen dat de rebellen, die deels door Turkije gesteund
worden, van wapentuig kunnen worden voorzien via een hele korte route.
De heer Kuzu (DENK):
Even een lesje topografie voor de heer Dekker. Ik heb het over door Assad gecontroleerde
gebieden. Die liggen ten zuiden van de door de oppositie gecontroleerde gebieden.
De heer Dekker heeft het over de grensovergang tussen Turkije en Syrië. Er zijn inmiddels
twee doorgangen open juist om die humanitaire hulp te verlenen. Ik vraag de heer Dekker
waarom het zo is dat de doorgangen vanuit door Assad gecontroleerde gebieden naar
door de oppositie gecontroleerde gebieden actief worden geblokkeerd door het regime
van Assad, waar de heer Dekker nu een warm pleidooi voor houdt.
De heer Dekker (FVD):
Ik houd geen warm pleidooi voor het regime van Assad. Ik zeg wel dat er meer argumenten
spelen bij het behandelen van deze humanitaire situatie en deze humanitairehulpgoederenstromen
dan alleen maar het optimaal brengen van humanitaire goederen naar de rampgebieden.
Er spelen wel degelijk overwegingen mee betreffende wapenaanvoer richting de rebellenorganisaties.
Dat is, in ieder geval in de woorden van de lokale machthebbers, de voornaamste reden
om deze routes geheel of gedeeltelijk te blokkeren. Door de rebellenorganisaties wordt
overigens beweerd dat men geen hulp wil accepteren die via Damascus loopt, omdat men
de Damascushulp niet zou vertrouwen. Dat voedt alleen maar de argwaan – laat ik het
zo maar zeggen – dat er ook andere belangen meespelen in het behandelen van deze humanitaire
goederenstromen.
De heer Kuzu (DENK):
Dan ga ik een hele concrete vraag stellen. Die staat los van de politieke situatie
en de politieke dilemma's die in Syrië spelen, want dat zijn er legio. De heer Dekker
geeft aan dat er argumenten kunnen zijn. Ik weet niet waar hij dan precies op doelt,
maar dat laat ik voor zijn rekening. Zou Forum voor Democratie er voorstander van
zijn dat waar het gaat om het leveren van humanitaire hulp aan de door de oppositie
gecontroleerde gebieden, Assad die blokkade dan ook zou moeten opheffen?
De heer Dekker (FVD):
Als de stromen van humanitaire hulpmiddelen en militaire hulpmiddelen van elkaar gescheiden
kunnen worden en als kan worden gewaarborgd dat zo'n opening niet kan worden misbruikt
voor het versterken van de militaire situatie van die rebellenomgevingen, zou ik daar
geen bezwaar in zien. Maar dat is in de praktijk meestal het probleem. Je kunt het
openen onder het mom van humanitaire goederen, maar in de praktijk komt het aan op
militaire versterkingen. Dat is de discussie die je hierbij voortdurend voert. Maar
primair gaat het over ...
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Humanitaire hulp is helaas vaak sterk gepolitiseerd of wordt zelfs onderdeel van het
militaire steekspel. De militaire kracht van Syrië – dat is overigens een soeverein
en internationaal erkend land – is blijkbaar nog altijd zodanig dat andere belangrijke
spelers in deze regio, zoals Israël, graag van de nood gebruikmaken door kort na de
rampzalige aardbeving gerichte bombardementen uit te voeren. Hoe beoordeelt de Minister
deze actie?
Ook in de nasleep van de recente aardbevingen zien we de gevolgen van de sancties.
Terwijl de hulp in Turkije snel op gang kwam – het Nederlandse USAR-team was binnen
twee dagen ter plaatse – moesten Syriërs hun dierbaren vaak zelfs met de hand onder
het puin vandaan halen. Steeds wordt benadrukt dat het Syrische regime al jarenlang,
en ook nu nog, humanitaire hulp aan rebellenregio's zou blokkeren. Daar hoor ik ook
andere geluiden over. Zo wordt vanuit de door rebellen bestuurde regio gesteld dat
men humanitaire hulp vanuit Damascus niet vertrouwt en men liever de directe opening
van grensovergangen met Turkije zou zien, hetgeen door zowel Turkije als het Westen
van harte wordt ondersteund. Ongenoemd blijft echter dat de hulpmiddelen die via deze
route aankomen veelal in beslag worden genomen en worden verkocht, terwijl juist getracht
wordt om deze grensopeningen te benutten voor een efficiënte aanvoer van zware bewapening
van de door het Westen gesteunde rebellen. Om die reden is Damascus er veel aan gelegen
om deze grens juist hermetisch gesloten te houden. Het is volop cynische machtspolitiek
wat de klok slaat in deze conflictgebieden, ook waar het humanitaire hulp betreft.
Wat in ieder geval zeker is, is dat het Westen al jarenlang hulp aan regio's die in
handen zijn van de regering blokkeert. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Forum voor Democratie is voor een doelmatig, politiek neutraal en integer
hulpbeleid voor de aardbevingsslachtoffers. De hulporganisaties van Giro555 hebben
op dit punt niet allemaal een even goede naam. In ieder geval is Forum voor Democratie
er geen voorstander van om nu ongericht belastinggeld naar Giro555 te sturen, zoals
op verschillende plaatsen vanuit de gemeenten en provincies thans gebeurt. Laat Nederlanders
zelf kiezen of en hoe ze willen doneren. Dat gaat vooralsnog bijzonder goed. Maar
bovenal, hef de sancties tegen Syrië op en stimuleer vanuit Nederland de EU en de
VS daartoe. Sta handel toe en stop met oliediefstal. Dankzij de regimechangepolitiek
van het Westen lag Syrië al goeddeels in puin. Door de aardbevingen kreeg het land
nog een enorme klap te verduren. Hef de sancties op en geef de Syrische bevolking
de kans haar land weer op te bouwen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie de laatste interruptie van de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Forum voor Democratie stelt dat de humanitaire hulp wordt geblokkeerd door het Westen.
Dat is een aantijging. Zou hij daar één voorbeeld van kunnen noemen?
De heer Dekker (FVD):
Dat is onder andere een bericht van de VN-rapporteur voor de mensenrechten. Die stelt
dat – even kijken hoor, ik heb het hier opgeschreven – veel van de hulp aan Syrië
bewust wordt vertraagd en dat er bijvoorbeeld ook in de financiële infrastructuur
nauwelijks meer mogelijkheden zijn om hulpmiddelen naar Syrië te krijgen, omdat bijvoorbeeld
letters of credit afgeven bijna niet meer mogelijk is. Dat zijn allemaal sancties
vanuit het Westen die ervoor zorgen dat de infrastructuur die nodig is om dit soort
transacties uit te voeren, wordt verzwakt.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Misschien is het gewoon een opmerking hoor, want er worden hier door Forum voor Democratie
allerlei terminologieën door elkaar gehaald. We hebben het hier, en dat was ook de
vraag van de heer Kuzu, over humanitaire hulp. Het basisprincipe is no matter what.
Wie er ook met wie vecht in wat voor gebied dan ook, bij een dergelijke ramp moet
humanitaire hulp altijd toegang krijgen. Dat is ook het fantastische werk van bijvoorbeeld
het Rode Kruis en de Rode Halve Maan, onafhankelijk en zonder partijdigheid. Nu wordt
het een discussie over of je voor of tegen Assad bent. De simpele vraag die we hier
eigenlijk stellen is: is Forum voor Democratie het ermee eens dat we alles op alles
moeten zetten om ervoor te zorgen dat de Syriërs humanitaire hulp krijgen, no matter
what en ondanks alle bezwaren die zojuist werden aangedragen? Dat is gewoon een hele
simpele vraag. Dat kan een heel simpel antwoord zijn, volgens mij.
De heer Dekker (FVD):
Ik kan die vraag ondubbelzinnig bevestigend beantwoorden. Mijn zorgen gaan nou juist
over het volgende. Zoals de VN-rapporteur – ik heb het voorbeeld gevonden – zei: bij
het verstrekken van hulp aan Syrië zou bijvoorbeeld benzine voor het tanken van hulpgoederenvoertuigen
niet geblokkeerd worden, maar als je dan beter gaat kijken naar zo'n hulpactie in
het oosten van Syrië, dan zie je dat die geweldig uitloopt, onder andere omdat die
benzine alleen maar gekocht kan worden bij Westerse leveranciers. Dat type complicaties
wordt opgeworpen. Ik ben het helemaal met de heer Hammelburg eens dat dit niet zou
moeten. Regardless wie het betreft, zou je alle mensen in dat getroffen gebied moeten
helpen. Daar ben ik het volstrekt mee eens.
De voorzitter:
Oké. Dank meneer Dekker. Dan ga ik naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, ook ik wil graag mijn bijdrage beginnen met het, namens de ChristenUnie,
uitspreken van het medeleven met alle mensen die getroffen zijn door de aardbevingen
en het verschrikkelijke leed dat daarachter wegkomt, voor kinderen, vaders, moeders,
broers en zussen die hun geliefde onder het puin hebben verloren. Het is nauwelijks
voor te stellen en de beelden – collega's spraken daar ook over – gaan door merg en
been. Mij staat ook de vader die 101 uren met zijn dochtertje vastzat in een kleine
ruimte in het pikdonker, nog heel erg bij. Zij konden na vijf dagen gered worden en
daar ben ik dankbaar voor, met hen. Maar heel veel mensen hebben het niet gehaald.
Voorzitter. Bij zo'n ramp is het dan heel goed en hartverwarmend om te zien dat er
vanuit de wereld snel wordt gereageerd. Ik ben ook heel erg blij met de inzet die
de Nederlandse regering heeft getoond door heel snel ons USAR-team daarnaartoe te
brengen. Ze waren nog maar net terug toen er een nieuwe aardbeving plaatsvond. Ik
hoop dat we ook hierbij nog onze bijdrage kunnen leveren, zodat mensen misschien gered
en anders geborgen kunnen worden. Het is ook goed om te zien dat naast de grote internationale
organisaties, ook de samenwerkende hulporganisaties verenigd in de Dutch Relief Alliance
meteen in actie zijn gekomen.
Voorzitter. Er is wel een heel aantal aandachtspunten en collega's spraken daar ook
over. Ik probeer dus niet te dubbelen, maar ik kan het niet helemaal voorkomen. Ik
wil graag vragen wat de Nederlandse inzet wordt bij de donorconferentie voor Turkije
en Syrië op 16 maart in Brussel. Kan de Minister ook de andere donorlanden oproepen
om maximale inspanningen te verrichten om de humanitaire noodsituatie na de ramp te
verlichten?
Voorzitter. De toegang tot basisvoorzieningen is wel een groot vraagstuk. Met name
de bevolking in Syrië lijdt onder de sancties die het Syrische regime heeft gekregen.
Mensen voelen de gevolgen in de vorm van hoge brandstofprijzen en een tekort aan brandstof.
Het zorgt er ook voor dat klinieken en opvangcentra geen elektriciteit hebben. Ik
vraag de Minister om ook bij de wederopbouw van Syrië aandacht te hebben de toegang
tot basisvoorzieningen als voedsel, water, onderdak, psychosociale ondersteuning en
productiemiddelen die in het levensonderhoud ondersteunen. Ik vraag daarop de inzet
van Minister. Ik vraag de Minister ook om er bij de wederopbouw heel veel aandacht
voor te hebben dat het lokale maatschappelijke middenveld, de lokale organisaties
ter plekke, goed worden ondersteund en dat daar voldoende ruimte voor is, zodat noodhulp
en wederopbouw op een hele natuurlijke manier in elkaar kunnen overlopen. Daarop vraag
ik ook een reactie van de Minister.
Voorzitter. De hulporganisaties hebben gemerkt dat het goed is dat de sancties voor
zes maanden zijn opgeheven, om toegang te krijgen, maar het is belangrijk dat die
periode wordt verlengd. De verwachting is namelijk dat nog niet alle goederen die
nodig zijn voor de wederopbouw in die zes maanden tijd ook geïmporteerd zullen zijn.
Ik vraag de Minister daarom of zij bereid is om ook binnen de Verenigde Naties te
pleiten voor een verlenging van die periode.
Voorzitter. Het is ook belangrijk om te evalueren of de sancties van de EU de humanitaire
respons in Syrië in de weg staan of niet. De collega's gaven ook al aan dat daar moeite
wordt ervaren. Daar vragen we de aandacht van onze regering voor. Met betrekking tot
de bankuitdagingen heb ik de vraag of het mogelijk is om te verkennen of er een speciaal
mechanisme kan komen waarmee de rechtstreekse overdracht van humanitaire fondsen naar
Syrië kan worden vergemakkelijkt.
Voorzitter. Dan sluit ik af met de kinderen. Meer dan 4,6 miljoen kinderen in Turkije
en 2,5 miljoen kinderen in Syrië zijn direct getroffen door de aardbevingen. Veel
van hen ervaren ook acute stress. De kinderen in Syrië zitten al heel lang in een
groot en diep conflict. Ik vraag de Minister of zij bij de humanitaire respons ook
prioriteit wil geven aan de psychosociale zorg voor deze kinderen. Is zij bereid om
via de hulporganisaties hulp te bieden aan de kinderen die nu wees zijn geworden en
niet begeleid worden? Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van der Graaf. Dan geef ik nu even het voorzitterschap over aan de heer
Kuzu, zodat ik ook mijn inbreng kan doen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Dan geef ik op mijn beurt het woord aan de heer Amhaouch, die zijn bijdrage zal doen
namens de fractie van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Er is al heel veel gezegd. Ik ben het grotendeels eens met wat er
allemaal gevraagd wordt. Ook namens de CDA-fractie betuig ik mijn medeleven bij deze
grote ramp, met tienduizenden doden maar ook met miljoenen betrokken familieleden,
niet alleen in Turkije en Syrië, maar ook in de gemeenschap hier of elders in de wereld.
Dat vraagt natuurlijk om solidariteit, nu maar ook in de komende tijd. We moeten die
aandacht vasthouden. We weten dat er veel op ons afkomt. We hebben de Oekraïnesituatie,
maar ook Turkije en Syrië zijn nabij, zeg ik toch maar even. Daar moeten we voor opkomen.
We moeten proberen de contacten te behouden met de betrokken gemeenschappen hier in
Nederland. De Minister geeft in haar brief ook aan dat ze dat doet. Ik denk dat we
via die kanalen ook signalen kunnen krijgen.
Ik vraag ook aandacht voor de menselijke maat. Volgens mij noemde mevrouw Mutluer
dat meisje met het syndroom van Down. Dat staat voor mij symbool voor de schrijnende
gevallen en voor de menselijke maat. Met alle sancties, regels en systemen die we
hebben, vraag ik het kabinet toch om heel zorgvuldig te bekijken hoe we wel dingen
kunnen doen, zonder te zeggen dat we álles gaan doen. Dat is ook heel lastig.
Voorzitter. Mijn collega's hebben ook gevraagd naar de middelen. We hebben nu twee
keer 10 miljoen gedaan. Volgens mij doen we 55 miljoen via de Verenigde Naties in
een algemene pot. Wat is de vraag die op ons afkomt vanuit de Verenigde Naties, de
Wereldbank of Europa? Kan de Minister met de Kamer delen wat daarvoor nodig is? Dan
kunnen wij dat wegen. Liggen er nog concrete hulpverzoeken vanuit Turkije of het Syrische
gedeelte? In de brief lezen we dat Nederland het reddingsteam heeft ingezet, maar
ook transportvliegtuigen en een medisch team. Maar liggen er nog concrete vragen op
het bordje van de Minister, waaraan ze probeert te voldoen? Wil ze dat met de Kamer
delen?
Een grote zorg, zeker in het Syrische gedeelte, betreft de infectieziekten. Er waren
al tienduizenden mensen met cholera. De vraag is wat Nederland, maar ook Europa, kan
doen voordat het een nog grotere ramp wordt. We hebben gezegd, ook vanuit deze Kamer,
dat we hier aandacht voor willen hebben vanuit het oogpunt van global health, maar
deze concrete situatie vraagt nu de aandacht.
Collega's hebben ook gevraagd wat de volgende stap zal zijn. Komt er onder het voorzitterschap
van Zweden een gecoördineerde aanpak? Want anders doet iedere lidstaat het voor zich
en dat zou zonde zijn. Laat elk land zijn kracht laten zien. Ik hoop dat er een gecoördineerde
aanpak komt. Ik hoor graag van de Minister hoe dat gaat lopen.
Een paar collega's hebben ook gesproken over de sancties tegen Syrië. Er komt veel
hulp op gang, maar die bereikt Noordwest-Syrië maar beperkt. Tenten, voedsel, medicijnen
maar ook brandstoffen zijn mogelijk, geeft de Minister in haar brief aan. Maar we
krijgen heel veel signalen over hoe het in de praktijk gaat. Kan de Minister proactief
communiceren naar mensen in Nederland hoe ze bijvoorbeeld geld kunnen overmaken? Welke
bank doet dat? Banken zeggen – de heer Van Wijngaarden noemde het al – dat ze het
wel naar Turkije kunnen doen, maar niet naar Syrië, vanwege de sancties. Klopt dat?
De mensen hebben behoefte aan een praktische handreiking voor hoe ze wel geld kunnen
overmaken of hoe ze wel toestemming kunnen krijgen om graafmachines over te brengen
om puin te ruimen.
Dit was mijn inbreng in eerste instantie, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Voordat ik het voorzitterschap weer overdraag aan u,
heeft u nog een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
De heer Amhaouch heeft helemaal gelijk met zijn vraag over de middelen en wat er precies
nodig is. Zoals ik in mijn bijdrage al zei, net als de heer Kuzu, is de eerste schatting
dat er 80 tot 100 miljard nodig is voor de hele wederopbouw. Het zou zo mooi zijn
als we vanuit Nederland het signaal afgeven dat we er niet alleen in zitten voor de
noodhulp, maar ook voor de langere termijn, voor de reconstructie. Tegelijkertijd
begrijp ik de vraag van de heer Amhaouch over de coördinatie en de donorconferentie
op 16 maart heel erg goed. De heer Amhaouch noemt drie bedragen. Hij heeft het over
twee keer 10 miljoen, die Minister Schreinemacher in no time beschikbaar heeft gesteld.
Daar kwamen ook complimenten voor. Daarnaast gaat het om 55 miljoen euro aan ongeoormerkt
geld voor noodhulp via de Verenigde Naties. Maar zou dat geld niet ook beschikbaar
moeten zijn voor al die andere rampen die op dit moment gaande zijn, zoals de oorlog
in Oekraïne en alle andere noodsituaties en humanitaire rampen? Het zal ook niet per
se voldoende zijn voor deze ongekende ramp. Ik denk niet dat we dit bedrag van 55
miljoen zomaar op die 20 miljoen mogen gooien.
De heer Amhaouch (CDA):
Daar geef ik u volkomen gelijk in. Ik heb alleen gezegd dat we met 55 miljoen in dat
noodfonds zitten. Ik heb ook eerder gezegd dat die twee keer 10 die we nu gedaan hebben,
niet voldoende zal zijn voor de grote opgave, voor de wederopbouw. Maar ik wil wel
graag een beeld krijgen van de Minister. Volgens mij heeft de Kamer in het vorige
debat over de Europese top gezegd: doe wat je moet doen. De heer Hammelburg noemde
net een bedrag in het kader van Giro555. Ik weet niet of dat genoeg is, of hoe dat
uitvalt. Dus ik sta open voor de benadering om te kijken wat nodig is en wat we moeten
doen. Je ziet dat iedereen meedoet, ook Turkije zelf. Nederland doet mee. Alle lidstaten
doen mee. Ik zag in de brief dat er in Turkije zelf 5,5 miljard is opgehaald met een
inzamelingsactie. Iedereen is solidair, dus laten we niet over elkaar heen vallen
maar kijken wat er nodig is. Ik hoop ook dat het kabinet die stappen gaat maken. Wij
staan er met open vizier in om de mensen in Syrië en Turkije te helpen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ik denk dat we hier bijna eensgezind zijn over de steun die we aan Turkije en Syrië,
aan de mensen die getroffen zijn, moeten bieden, gezien de vele vragen die daarover
gesteld zijn, ook door de heer Amhaouch. Desalniettemin – ik ga toch even terug –
weten we nu al dat er heel veel geld nodig zal zijn. Uit het verleden, van eerdere
rampen, weten we ook dat die hulp soms laat op gang komt, dat donors op elkaar wachten,
wachten tot er een conferentie is en dat er daarna nog een inventarisatie en plannen
moeten worden gemaakt. Hoe mooi en hoe goed zou het zijn als wij als Nederland het
signaal afgeven aan de andere donoren, ook in de Europese Unie: wij zijn echt bereid
om mee te doen, ook voor de langere termijn, en wij beginnen met een eerste bod. Natuurlijk
kijken we dan op 16 maart met de Europeanen wat er verder nog nodig is, maar we weten
dat dit bedrag sowieso al nodig is. Is de heer Amhaouch dat met mij eens?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb al eerder, in het vorige debat, maar nu ook weer, het kabinet een compliment
gemaakt, omdat het heel snel geacteerd heeft met die twee keer 10. Laten we in deze
acute fase zorgvuldig kijken wat echt nodig is. Nederland, maar ook andere, loopt
hierin voorop. Ik wil er ook geen wedstrijdje van maken binnen of buiten Europa wie
het meeste doet of wie het snelste is. Ik ga ervan uit dat het goed gecoördineerd
wordt. Er is niet voor niets in maart al een donorconferentie. Wij staan ervoor open
en kijken ernaar uit. En of het nu 100 miljoen, 50 miljoen, of 150 miljoen is: ik
verwacht van het kabinet een gedegen reflectie hierop. Laten we zorgen dat we die
mensen daar helpen. Volgens mij is dat de opgave die we hebben, en die opgave is enorm.
Er zijn miljoenen mensen bij betrokken.
De voorzitter:
Dank, meneer Amhaouch, voor uw antwoord. Aan u opnieuw de nobele taak om dit debat
in goede banen te leiden.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, meneer Kuzu. Ik kijk heel even naar rechts. Ik schors de vergadering tot 20.15
uur.
De vergadering wordt van 19.54 uur tot 20.15 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrië.
Ik stel voor dat iedereen drie interrupties heeft. Mocht de tijd het toelaten – we
zijn een beetje op schema – dan kan ik er wel wat soepeler mee omgaan. Ik kreeg een
tip van de heer Kuzu: interrupties zijn kort en bondig. Ik geef graag de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het woord.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij alle warme woorden en woorden van zorg
die door uw Kamerleden en uw Kamer zijn uitgesproken. Op dit moment zijn er meer dan
45.000 dodelijke slachtoffers. Meer dan 1 miljoen mensen hebben geen huis meer en
leven op straat in de kou. Er is immense materiële schade. Dan heb ik het natuurlijk
nog niet eens over de immateriële schade en het verdriet. Dit is de trieste stand
na de aardbevingen die twee weken geleden hebben plaatsgevonden en de nieuwe aardbeving
van begin deze week in Turkije en Syrië. Hierbij betuig ook ik mijn medeleven aan
de mensen die door deze ramp zijn getroffen. Dat geldt ook voor de mensen hier, in
onze Turkse, Syrische en Koerdische gemeenschappen, die natuurlijk veel zorgen hebben
over familie en vrienden. De leden hebben hier ook over gesproken. Dat vond ik heel
aangrijpend. Ik wens iedereen veel sterkte de komende periode.
Ik wil ook graag mijn waardering uitspreken voor de hulpverleners, die direct aan
de slag gingen om mensen te redden en op te vangen. In de getroffen gebieden deden
velen dat, terwijl ze ook persoonlijk geraakt zijn. In dat verband spreek ik ook waardering
uit voor mijn eigen mensen op het departement en op onze ambassades, die sinds maandagmorgen
6 februari non-stop in touw zijn geweest om hulp te organiseren en te coördineren.
Ik dank de leden voor de complimenten daarvoor, die natuurlijk voor de ambtenaren,
voor onze mensen, bedoeld zijn.
Het is ook goed dat we vanuit Nederland snel en direct konden bijdragen aan de hulpverlening
en nog steeds kunnen bijdragen. Dat hebben we natuurlijk gedaan met het Urban Search
and Rescue-team, dat al op de dag van de aardbeving vertrok naar het rampgebied, met
de inzet van de vliegende ambulance van Defensie en met extra steun voor onderdak,
voedsel en medische zorg aan de Verenigde Naties, de Dutch Relief Alliance en de Samenwerkende
Hulporganisaties en hun Giro555-actie. Dat gaat in totaal om 20 miljoen euro. Ik begrijp
dat de 555-actie inmiddels al op meer dan 100 miljoen euro staat, dus dat is ook heel
mooi. Daarmee zien we ook de solidariteit van Nederland. Dat is heel mooi om te zien.
Ik zal in blokjes antwoord geven op de vragen. Ik begin met het blokje humanitaire
hulp. Dan volgen: de sancties, hulp op lange termijn en overig. Dan weet u zelf wanneer
uw vraag beantwoord wordt, of niet beantwoord is.
Verschillende leden hebben gevraagd in hoeverre de humanitaire hulp ten koste gaat
van de bestaande hulp aan Syrië. De humanitaire bijdragen aan de aardbevingenrespons
komen, zeg ik heel technisch, uit artikel 4.1 van de BHOS-begroting. Dat is het humanitaire
budget in 2023 en de volgende jaren. Dat is structureel verhoogd met 150 miljoen euro.
Samen met de bni-bijstelling komt het totale budget op 554 miljoen euro in 2023. In
2022 was de crisisspecifieke bijdrage voor Syrië via de VN en de Dutch Relief Alliance
ruim 20 miljoen euro. In 2023 wordt dat via deze twee kanalen ruim 29 miljoen euro.
Daarbovenop komt dus nog de bijdrage van 10 miljoen aan de Samenwerkende Hulporganisaties,
die zowel ten goede komt aan hulp in Turkije als in Syrië.
De heer Wassenberg vroeg of ik ook bij andere landen ervoor wil pleiten dat die hulp
aanvullend is. Dat zal ik zeker doen. Dat zal ik ook weer bij de RBZ, de Raad Buitenlandse
Zaken, doen, die begin maart plaatsvindt.
Er werd ook gevraagd hoe wij samenwerken, en hoe onze hulporganisaties dat doen. Wij
ondersteunen de respons via onze vaste partners, de Verenigde Naties, het Rode Kruis
en de Rode Halve Maan. Hun werk maken we mogelijk met voorspelbare en flexibel in
te zetten financiering, zodat ze daar ook snel kunnen zijn. We hebben dat al vaker
gewisseld in debatten over humanitaire hulp. In Turkije heeft de Rode Halve Maan een
grote rol, mede gezien aanzienlijke lokale capaciteit. De vraag is dus: moeten wij
wel samenwerken met de AFAD of hoe gaat dat? Dat is de nationale rampendienst. De
Turkse overheid heeft dus die nationale rampendienst en die heeft echt een centrale
rol in de coördinatie van de respons. Dus niet alleen al onze vaste partners, maar
ook lokale organisaties werken wel met die rampendienst samen, omdat die de coördinatie
over dat hele land en met name natuurlijk over het getroffen gebied heeft. Die weet
waar de noden het hoogst zijn en waar die hulp naartoe moet. Dat gaat dus via de rampendienst.
Het is natuurlijk wel zo dat Nederland natuurlijk geen hulp verleent aan Turkse overheidsinstellingen
via bilaterale kanalen. Het gaat dus allemaal via onze vaste partners.
In het kader van wat we verder nog konden doen op het punt van meteen inzetten, zeg
ik dat we dat natuurlijk gedaan hebben met dat USAR-team. We hebben dat ook gedaan
met de C-130, waarover ik net al sprak. Dat is wel op verzoek van de Turkse autoriteiten
gebeurd, dus dat kun je wel als bilaterale hulp betitelen.
Dan vroeg de heer Kuzu ook naar de verschillende hulporganisaties, de IFI's – dat
zijn de International Financial Institutions – en de EU. Hoe gaat Nederland daaraan
bijdragen en kunnen we ook Nederlandse kennis en kunde mobiliseren? Zal Nederland
bijdragen aan de snelle wederopbouw, de early recovery dus, en aan het herstel van
de aardbevingsschade in de getroffen gebieden? Ik heb in mijn brief gezet dat ik dat
punt bij de RBZ op 8 en 9 maart zal bepleiten en dat ik dat ook bij de donorconferentie
op 16 maart zal doen. Ik vind het dus heel belangrijk dat – verschillende van uw leden
hebben daarvoor ook gepleit – we die hulp echt zo veel mogelijk internationaal doen,
omdat we, als we met z'n allen samenwerken en bekijken welke noden waar het hoogst
zijn, niet dubbel werken, elkaar niet in de weg lopen en er heel effectief voor kunnen
zorgen dat die hulp op de goede plek terechtkomt.
Uiteraard ondernemen die internationale financiële instituties en de private sector
ook zelf initiatieven om bij te dragen aan het herstel van de infrastructuur in het
rampgebied. Vandaag was ik nog bij een bijeenkomst van VNO-NCW, waarop niet alleen
het Nederlandse bedrijfsleven, maar ook het Turkse bedrijfsleven dat hier in Nederland
gevestigd is, al aan het bekijken was wat het eventueel zou kunnen bijdragen. Volgens
mij was dat een heel goed initiatief. Het was nog wel redelijk vroeg om die noden
al echt in kaart gebracht te hebben, maar ik vond het wel heel mooi dat bedrijven
echt klaar staan om te helpen, of dat nou gaat om bijdragen aan medicijnen of infrastructuur.
De Wereldbank heeft nu 1,8 miljard Amerikaanse dollar toegezegd voor steun aan Turkije
als gevolg van de aardbevingen. Dat is 800 miljoen voor de korte termijn en 1 miljard
voor de langere termijn.
De heer Kuzu vroeg om het Europese netwerk van DSO's – dat zijn dus, in goed Nederlands,
de Distribution System Operators – een bijdrage te laten leveren in kennis en materialen
om ook de elektriciteitsvoorziening zo spoedig mogelijk te herstellen. Dat doen we
onder andere via de organisaties die ik zojuist noemde. We kunnen natuurlijk ook bekijken
of de EBRD of andere internationale organisaties daar eventueel een rol in kunnen
spelen. Maar ik ben van harte bereid om te onderzoeken in welk verband we dat het
beste kunnen doen. De Nederlandse inzet is wel – daar kom ik straks over te spreken
bij de hulp op langere termijn – om dat zo veel mogelijk internationaal te doen. Dat
is niet alleen omdat we dan weten wat er nodig is, maar ook omdat waarschijnlijk –
daar kom ik zo nog op – veel met leningen zal gebeuren. Dan is het natuurlijk goed
als we dat wel zo veel mogelijk met een groot fonds doen en dat we bekijken wat andere
landen doen, zodat we het dan samen met andere landen kunnen doen, in plaats van dat
we allemaal bilateraal hulp gaan bieden met fondsen. Daar kom ik straks nog op terug.
Dat zit meer bij de lange termijn en de wederopbouw. We zijn nu namelijk nog bij het
stuk over humanitaire hulp.
Verschillende partijen vroegen ook naar hulp op het vlak van mentale gezondheid en
psychosociale zorg. Dat is een heel terecht punt, want je hoort ook wel uit het gebied
dat het een ontzettend grote impact heeft gehad. Dat is begrijpelijk. Wij zien er
altijd op toe dat humanitaire partners ook hulp bieden op het gebied van mentale gezondheid
en psychosociale zorg, waaronder ook – daar werd namelijk specifiek naar gevraagd
– specifieke hulp voor kinderen. Dat gebeurt nu al via de Dutch Relief Alliance, het
Rode Kruis en de Rode Halve Maanbeweging.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
De vraag die ik heb gesteld – volgens mij stelde ook mijn collega van de ChristenUnie
die – ging met name om prioritering vanuit het ministerie als het gaat om de geestelijke
gezondheid en de ontwikkeling van die kinderen, die zonder extra psychosociale hulp
en begeleiding best wel groot gevaar lopen. Het zijn zwaar getraumatiseerde kinderen.
Op het moment dat je dit prioriteert vanuit je ministerie en de betreffende organisaties
de nodige ondersteuning biedt, komen we verder. Is de Minister daartoe bereid?
Minister Schreinemacher:
We hebben hier al vaker debatten over gevoerd. Zoals gezegd, dit is ontzettend belangrijk.
We spreken partners daarop aan, en we vragen hen ook echt met klem om zich extra in
te zetten voor de hulp aan kinderen en andere kwetsbare groepen. Dat doen die hulporganisaties
ook. Maar wij voeren geen specifiek beleid op bepaalde doelgroepen. Dat is omdat dit
gewoon ook lastig te meten is. Zo'n organisatie helpt gewoon de mensen die ze daar
aantreffen. Volgens mij doen die humanitaire partners dus hun best voor die kwetsbare
groepen. Daar verzoeken we ze ook om. Dat zullen we ook deze keer weer doen. Maar
er zijn geen speciale humanitaire hulpprogramma's voor kinderen. Dat is eigenlijk
wat ik zeg.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb nog maar twee interrupties, dus die bewaar ik. Ik zeg dus alleen dat ik niet
tevreden ben en dat ik hierop in de tweede termijn terugkom.
De voorzitter:
Prima. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Dan werd er door verschillende leden ook gevraagd of de hulp nu echt op gang gekomen
is, wat er acuut nodig is en of de middelen die daar op dit moment nodig zijn wel
voldoende ter beschikking zijn gesteld. We weten allemaal dat de vraag om hulp echt
groot is. Op dit moment wordt er gekeken op welke plek de meeste hulp nodig is. Dat
betreft tenten, bedden en andere hulpgoederen. Dat wordt dus ook gecoördineerd op
een nationaal punt. Nederland maakt het werk van humanitaire partners ook mogelijk
via die financiële steun, want de humanitaire partners die met lokale hulporganisaties
samenwerken, doen dat werk. Dat is ook het meest efficiënt. Dat gaat via de internationale
organisaties. Daarover hebben we het natuurlijk eerder al gehad.
De heer Van Wijngaarden vroeg daar eigenlijk ook nog naar. Moeten we nou samenwerken
met internationale organisaties of met lokale organisaties? Het is juist zo dat we
steun bieden aan die internationale organisaties, omdat zij vaak al contacten hebben
in zo'n gebied en dus ook al lokale partners hebben. We doen dat dus via die grote
organisaties. Dat klinkt dan alsof het heel log is, maar die hebben juist al de lokale
contacten ter plaatse. Daarom doe we ook veel via die grote internationale organisaties.
De EU speelt hierin met het EU Civil Protection Mechanism een belangrijke rol. Daarin
worden bijvoorbeeld de inzet van reddingsteams, lokale ondersteuning van logistiek
en de levering van hulpgoederen gecoördineerd. Voor de coördinatie van de bredere
humanitaire respons en de prioritering vertrouwen wij dus juist op de capaciteit en
de expertise van de VN, het Rode Kruis en de Rode Halve Maan.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik zit even te zoeken of dit nu ook ingaat op de vraag die ik had gesteld over de
inzet van het maatschappelijk middenveld. Ik had gevraagd aan de Minister: heb nou
ook oog voor de ondersteuning die via die route wordt geboden, juist ook nu in deze
periode van noodhulp, omdat zij heel goed aansluiten bij de lokale organisaties in
bijvoorbeeld Noord-Syrië, die daar al in de haarvaten van de samenleving zitten. We
vinden het heel belangrijk dat we via het lokale maatschappelijk middenveld werken.
Ik hoor nu van de Minister vooral de route om dat via de grote VN-organisaties te
doen. Maar ik weet niet of ik haar dan goed heb begrepen en of zij mij goed heeft
begrepen. Wij hebben bepleit dat het belangrijk is om, als we noodhulp goed in wederopbouw
willen laten overgaan, dat te doen via de inzet van het maatschappelijk middenveld.
Minister Schreinemacher:
Neem me niet kwalijk. Dan heb ik mij niet goed en duidelijk uitgedrukt. Ik ben het
namelijk helemaal eens met mevrouw Van der Graaf. Dit gaat inderdaad ook over die
Dutch Relief Alliance en het maatschappelijk middenveld, die daar heel goed werk doen
en die wij daar financieel bij ondersteunen.
De heer Amhaouch had grote zorg over infectieziekten, in dit geval cholera, en vroeg
of we daar meer aandacht aan kunnen besteden. De impact van de aardbevingen op water
en sanitaire voorzieningen is natuurlijk enorm. Dus dit is ook iets waar we volgens
mij in de noodhulp en de early recovery echt mee aan de slag moeten. Er waren in Syrië
reeds ernstige zorgen over de verspreiding van infectieziekten, in het bijzonder cholera.
De inzet van hulporganisaties is dus juist ook het bieden van toegang tot veilig water
en sanitaire voorzieningen. Wij ondersteunen juist ook die organisaties die actief
zijn in die gebieden waar drinkwater en veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
zo schaars en beperkt zijn. Dat doen we juist ook met die reden.
Dan werden er nog vragen gesteld over het humanitaire. Dit loopt ook een beetje over
in de sancties. Dat gaat over de toegankelijkheid tot Syrië en de gebieden die door
de oppositie daar worden beheerst. De vraag is dus ook: hoe groot is de kans dat die
twee extra grensovergangen die nu open zijn, ook de komende maanden openblijven? Dat
is natuurlijk lastig. We voeren die druk op. Het zijn twee verschillende dingen. We
hebben het opengaan van de grensovergangen, of het nou gaat om cross-border of cross-line,
en het gaat over de sancties. Die dingen moeten we scheiden. Het was volgens mij in
het debat ook niet altijd even duidelijk waar het over ging. Lange tijd waren er meerdere
grenzen open tussen Turkije en Syrië. Uiteindelijk was er nog maar één post open.
Nu zijn er inmiddels na onderhandelingen en na verlenging van die resolutie, die dan
steeds met een aantal maanden wordt verlengd, weer twee grensovergangen open tussen
Turkije en Noordwest-Syrië.
Dat is ook eigenlijk hoe nu die hulpgoederen de zwaarst getroffen gebieden in Syrië
moeten bereiken. Want cross-line, dus via het binnenland, komt die hulp gewoon nog
niet goed genoeg op zijn plek, helaas. We merken gewoon dat het door het regime wordt
afgeroomd. Het komt gewoon niet op z'n plek. Daarom blijven we erop aandringen dat
de grensovergangen openblijven. Dat zijn er nu dus twee. We blijven ervoor pleiten
om die open te houden. Dat doen we via de kanalen die wij hebben in de EU, maar dat
doen we ook door landen aan te spreken en partners aan te spreken die meer druk kunnen
uitoefenen op de landen die daar daadwerkelijk meer te zeggen hebben over die grensovergangen.
Dus we blijven er alles aan doen om die druk hoog te houden, ook binnen de EU. Ook
daar zal ik voor pleiten en blijven pleiten bij de Raad Buitenlandse Zaken.
We zijn nog steeds bij het blokje humanitair. De heer Hammelburg zei ook nog dat er
meer grensovergangen open zijn en vroeg hoe dat er in de praktijk uitziet. We weten
dat er voor de VN maar een beperkt aantal open is, maar dat er voor andere hulporganisaties,
ook die waaraan mevrouw Van der Graaf refereerde, wel meerdere toegangen mogelijk
zijn. Ik kom straks nog te spreken over de sancties, maar met die overgangen gaat
het goed, hoewel niet altijd. Het blijft lastig. De hulp richting Syrië komt inmiddels
wel op gang en verloopt voornamelijk via Bab al-Hawa, de enige grensovergang tussen
Turkije en Noordwest-Syrië.
De voorzitter:
Ik stel voor om in dit blokje alle grensovergangen te behandelen, alsmede datgene
wat te maken heeft met humanitair. De sancties bespreken we dan dadelijk apart. Als
er nog vragen zijn, wil ik die graag nog in dit blokje doen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Ik moet van de heer Amhaouch het voorzitterschap overnemen. Dat doe ik even onaangekondigd.
De heer Amhaouch heeft een vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik lees in de brief dat die overgangen worden geblokkeerd door Rusland met een veto.
Is Rusland de enige die een veto uitspreekt op dit gebied? Hoe gaan we ermee om als
dit op deze manier langer duurt? De positie van Rusland is duidelijk, met wat ze allemaal
aan het doen zijn. Blijven we deze humanitaire ramp zo aankijken als Rusland de enige
is die dit vetoot?
Minister Schreinemacher:
Er is op dit moment natuurlijk nog een andere ramp die zich voltrekt door Rusland.
Ook daar proberen we heel veel invloed uit te oefenen, maar dat is niet zo eenvoudig.
Zowel wat de oorlog betreft als hier proberen we druk uit te oefenen vanuit de EU
en via de VN. We doen dat ook door landen aan te spreken die wel meer on speaking
terms zijn met Rusland. Maar het is heel weerbarstig en dat is ontzettend frustrerend
om te zien. Dat ben ik helemaal met de heer Amhaouch eens. Wij blijven daarop duwen,
bijvoorbeeld mijn collega-minister Hoekstra, maar dit is een heel grote frustratie.
De voorzitter:
Er is geen vervolgvraag van de heer Amhaouch, dus ik draag het voorzitterschap aan
hem over.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, meneer Kuzu. Dan geef ik het woord weer aan de Minister om verder te gaan met
het tweede blokje, het blokje sancties.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Over sancties gesproken: ik vind het toch belangrijk om voor
de duidelijkheid te herhalen dat niet de sancties de oorzaak zijn van het trager op
gang komen van de hulpverlening aan Syrië, maar het regime zelf. Dat heb ik net al
gezegd en dat heeft ook een aantal van uw leden gememoreerd. Humanitaire hulp is niet
verboden onder de sancties. Zo is onder de EU-sancties de export van veel humanitaire
goederen gewoon toegestaan. Hierbij kunnen we denken aan tenten, medische goederen,
voedsel, materiaal voor opruimwerkzaamheden en benzine voor civiele doeleinden. Ook
het overmaken van geld is toegestaan, zolang dit niet naar personen of entiteiten
op de EU-sanctielijst gaat. Daar waar humanitaire actoren toch tegen onbedoelde belemmeringen
aan lopen, kunnen zij een ontheffing aanvragen bij de Minister van Financiën voor
individuele listings of via exportcontrole.
We krijgen inderdaad signalen van sommige hulporganisaties dat zij hinder ervaren
als gevolg van sancties. Op het financiële vlak komt dat toch met name door overcompliance.
Banken en leveranciers blijken huiverig te zijn om geld over te maken of goederen
te exporteren. Ook is het redelijk tijdrovend om uit te zoeken welke regels wel en
niet van toepassing zijn. Banken blijken toch huiverig te zijn. Wij zetten ons echt
in om het derisking van banken tegen te gaan en voeren daar ook rondetafelgesprekken
over met banken en ngo's. Dat doet ook mijn collega, de Minister van Financiën.
Daarnaast bepleit Nederland in EU-verband de invoering van zogenaamde humanitaire
exempties. Dat zijn uitzonderingen voor humanitaire export en vervoer, zonder voorafgaande
toestemming en dus echt helemaal uitgezonderd. Dat sluit aan bij de internationale
praktijk. De VS en het Verenigd Koninkrijk voerden een soortgelijke uitzondering al
door, in lijn met de VN-Veiligheidsraadresolutie. Wij pleiten daar dus ook in EU-verband
voor en proberen zo veel mogelijk medestanders binnen de EU te vinden.
Ten slotte zijn het Syrische regime en ook Rusland, zoals al gememoreerd door verschillende
leden, al langer bezig met een campagne om sancties te ondermijnen door de humanitaire
impact van sancties te overdrijven. Beide hebben baat bij sanctieverlichting. Dit
durf ik wel «desinformatie» te noemen. We moeten oppassen dat we die niet volgen.
De heer Dekker (FVD):
In ieder geval in het financiële internationale verkeer, zo heb ik begrepen, is het
nagenoeg onmogelijk om bijvoorbeeld een letter of credit af te sluiten ter ondersteuning
van een goederentransactie van het Westen naar Damascus. Een letter of credit is een
soort verzekerde betaling, georganiseerd door banken. Het aantal letters of credit
dat nog werkzaam is, is teruggelopen naar in totaal twee. Dat is gewoon een gevolg
van het feitelijke verbod op dat soort transacties door het internationale financiële
systeem. Ik begrijp dus niet goed waarom de Minister zegt dat hier geen probleem is,
want dit is natuurlijk een probleem voor alle import die Syrië probeert te doen.
Minister Schreinemacher:
Ik geef niet aan dat er geen problemen zijn. Ik geef juist aan dat wij ook problemen
zien en dat wij daar banken dus ook op aanspreken en er met banken over in gesprek
gaan zodat zij niet doen aan overcompliance of derisken. Er is ook nog gevraagd welke
banken dat dan wel of niet zouden doen. Daar kan ik geen advies over geven, maar het
is wel belangrijk dat zij uiteindelijk zelf gaan over de transacties die zij toestaan,
maar dat zij dat wel zo veel mogelijk doen als die vanwege sancties uitgezonderd zijn
en het gewoon wel kan.
De heer Dekker (FVD):
Het vervelende is dus dat die sancties, zeker vanuit de Verenigde Staten, sterke beperkingen
opleggen aan bancair verkeer. Die banken valt niets te verwijten, want zij krijgen
anders via bijvoorbeeld de Caesar Act gewoon een enorme boete om de oren. Zij doen
het dus niet. Daar komt dat vandaan.
Minister Schreinemacher:
Voor zover wij weten, zien deze klachten echt vooral op overcompliance en niet op
de sancties die vanuit de EU zijn opgelegd. Dat is uiteindelijk waar ik over ga.
De voorzitter:
De heer Van Wijngaarden en daarna de heer Hammelburg.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ten aanzien van de sancties gaf de Minister al heel mooi en scherp aan dat we ook
moeten waken voor desinformatie die de mogelijke impact van de sancties op het verstrekken
van humanitaire hulp overdrijft. Ik denk dat dat precies de reden is waarom het goed
zou zijn om toch een wat grondiger analyse te maken van waar de sancties in de praktijk
wel en niet een probleem kunnen vormen voor bijvoorbeeld het verstrekken van bouwmaterialen.
Het kan ook zo zijn dat iets niet zo is bedoeld, maar dat het in de praktijk wel zo
wordt ervaren. Daarom heb ik gevraagd om een quickscan. Is de Minister bereid om dat
te doen? Ik snap dat zoiets in internationaal verband moet gebeuren. Daar zou ik helemaal
voor zijn. Maar ik denk wel dat het goed is voor de Kamer om dit op een gegeven moment
te hebben, want dan kunnen we feiten en fictie goed uit elkaar houden.
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat dat een heel terechte oproep is, maar ik denk inderdaad dat dat logischer
is in internationaal verband. U vroeg ook naar een contactpunt. Er is een Europees
contactpunt voor vragen over humanitaire hulp en sancties. Daar worden dit soort problemen
aangebracht en worden dit soort projecten onder de aandacht gebracht. Ik zou dit dus
graag willen meenemen naar Brussel, als ik daar in maart ben, om medestanders te zoeken
voor zo'n quickscan om te kijken wat er nu in Europees verband gebeurt.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dat lijkt mij een goede, werkbare toezegging. Ik vraag het ook even omdat de Minister
net aangaf dat humanitaire hulp ook onder de huidige regels gewoon mogelijk is. Maar
ik heb hier de Council decision van 31 mei 2013 voor me. Als ik dan kijk naar artikel
1 en artikel 6, respectievelijk lid 3 en lid 2, en ik kan nog wel even zo doorgaan,
dan zie ik toch wel echt veel motiveringsverplichtingen voor bepaalde goederen, waarvan
je je kunt afvragen: waar is het nu voor bedoeld? Is het bedoeld om een gevangenis
te bouwen of is het bedoeld voor wederopbouw en humanitaire hulp? Dat is natuurlijk
ontzettend lastig. Dat is precies waar de schoen wringt. Dat is ook precies waarom
ik wel denk dat wij zo'n analyse nodig hebben. Ik ben ervoor om dat in internationaal
verband te doen, maar tegelijkertijd hebben wij natuurlijk staatsrechtelijk met deze
Minister te maken. Dus zou ik wel graag de bevestiging krijgen dat we dat als een
toezegging kunnen noteren.
De voorzitter:
Kan de Minister dat toezeggen?
Minister Schreinemacher:
Ik wil toezeggen dat ik mij hard ga maken voor de quickscan in Brussel. Maar wat betreft
de quickscan als zodanig, moet ik kijken of de Europese Commissie daartoe genegen
is. Ik zal mijn buren daar en mijn andere counterparts in de Europese lidstaten ook
vragen om mij daarin te steunen. Ik begrijp het. Het is natuurlijk wel zo dat die
sancties er niet voor niks zijn; dat zei ik eerder ook al. Die zijn lastig omschreven;
dat is ook precies dat dilemma waar de heer Van Wijngaarden aan refereert.
De voorzitter:
Kan de Minister daar ook een termijn aan koppelen?
Minister Schreinemacher:
Ik ben begin maart bij die Raad. Dus daar wil ik het aan de orde stellen. Dan hoop
ik op een positieve reactie van de Eurocommissaris.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. De heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Die quickscan is nodig; dat is een heel goed idee. Ik snap ook dat de Minister daarin
zegt dat dat wel gezamenlijk in Brussel moet gebeuren en zelfs misschien nog wel breder
dan dat. Dus het is fijn dat de Minister die toezegging heeft gedaan.
Ik heb ook gevraagd naar een meldpunt in Nederland voor Nederlandse hulporganisaties,
VN-agentschappen en Nederlandse afdelingen van bijvoorbeeld het Rode Kruis of andere
hulporganisaties die toch tegen specifieke problemen aanlopen. Dan krijgt het ministerie
in Nederland daardoor ook wel een beetje zicht op wat er in ieder geval via Nederlandse
kanalen gebeurt. Het zou fijn zijn als zo'n meldpunt wel heel snel open zou kunnen
gaan, zodat we ook heel snel beter zicht krijgen daarop. Is de Minister daartoe bereid?
Minister Schreinemacher:
De heer Hammelburg refereert al aan het contactpunt van de Europese Commissie, want
vragen over EU-sancties en hulp liggen natuurlijk vooral bij Europa. Wij staan wel
in heel nauw contact met de Nederlandse hulporganisaties zoals het Rode Kruis en de
DRA. Dus als daar belemmeringen zijn als gevolg van sancties, dan weten die ons wel
te vinden. Misschien heeft u andere geluiden gehoord, maar van onze kant staan de
telefoons aan en worden die ook opgenomen.
De heer Kuzu (DENK):
Dat de situatie in Syrië lastiger is dan de situatie in Turkije, voornamelijk in politiek
opzicht, staat als een paal boven water. Dat is ook wel iets waar we mogelijkerwijs
op hadden moeten anticiperen. Want er is denk ik ook wel een verschil tussen theorie
en praktijk wanneer je, zoals ook in de brief van de Minister staat vermeld, ontheffingen
moet aanvragen voor humanitaire doeleinden. Uiteraard is het goed dat dat in EU-verband
moet gebeuren. Maar mijn vraag is heel concreet: is de Minister, in plaats van het
oor te luister te leggen bij de organisaties, ook proactief op zoek gegaan naar geluiden
over mogelijke problemen of belemmeringen om er proactief op kunnen te handelen?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat dat een heel terechte vraag is. Ik kijk dan ook even naar rechts en hoor
dat er vanuit het ministerie ook echt proactief contact is gezocht met de hulporganisaties.
De heer Kuzu (DENK):
Het is bijna een tweede vraag, maar het is denk ik wel belangrijk om dit te doen.
Is er ook een overzicht van wat dan precies de knelpunten waren van de hulporganisaties?
Is dat geregistreerd? Kan concreet ingebracht worden bij de EU-top of de Raad Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking als de Minister daar naartoe gaat: «Dit zijn de
problemen die de Nederlandse hulporganisaties ondervinden. Ondervinden de Europese
partners dat ook? Kan daar wat aan gedaan worden op concreet niveau?»
De voorzitter:
Duidelijk. De Minister.
Minister Schreinemacher:
We hebben geen alomvattend overzicht, maar we hebben natuurlijk wel voorbeelden gehoord
over benzine, die lastiger de grenzen overging et cetera. We kennen dus wel voorbeelden,
maar we hebben geen integraal overzicht dat we nu naar de Kamer zouden kunnen sturen.
Dat hebben we niet op die manier bijgehouden. Waar we wisten dat het lastig was bij
de grens door de sancties, hebben we zelf actie ondernomen en hebben we dat op weten
te lossen met de hulporganisaties.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Kuzu om het voorzitterschap weer even over te nemen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Met liefde. De heer Amhaouch voor een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Dit heeft inderdaad met de sancties te maken. Ik ga toch even door over de financiering,
in ieder geval over familieleden die geld over willen maken vanuit Nederland naar
Syrië. De Minister geeft aan dat dat niks met de sancties te maken heeft, maar met
de compliance van banken. Daar zijn de mensen die in deze tijd acute hulp willen geven
natuurlijk niet mee geholpen. De vraag is: wil de Minister een oproep doen, via de
Nederlandse Vereniging van Banken of via andere financiers, zodat we weten welke organisaties
dat wel doen? Dan weten mensen gericht: organisatie a doet dat wel en de ander niet.
Anders blijft het op papier zo dat sancties geen probleem zijn, maar dat mensen die
geld over willen maken dat niet kunnen doen. Er moeten toch ergens organisaties zijn
die wel geld overmaken?
Minister Schreinemacher:
Die verantwoordelijkheid ligt primair bij mijn collega van Financiën. Maar ik wil
dit graag met haar opnemen op korte termijn om te kijken of zij inzichtelijk kan maken
wat dan wel kan.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap over aan de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, meneer Kuzu. Ik zie een interruptie van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Nog even op ditzelfde punt. Alle waardering dat de Minister dat opneemt met haar collega
van Financiën, maar het is natuurlijk wel juist concrete humanitaire hulp die mensen
uit de diaspora hier willen geven aan hun familie daar. Ik heb hier een printscreen
van ABN AMRO. Daar staat: helaas is het vanwege sancties niet mogelijk om hetzelfde
te doen voor overboekingen naar Syrië. Bij de Rabobank hoor ik precies hetzelfde.
Ik zou dus eigenlijk toch nog wel één stapje verder willen gaan. Juist vanwege de
ongelofelijk onbegrijpelijke nood die daar speelt, wil ik de Minister vragen om ons
als commissie de namen te doen toekomen van de banken die hiermee doorgaan en daar
ook een termijn aan te koppelen. Het is fijn dat er nu een gesprek plaatsvindt, ook
met VNO-NCW. Dat is allemaal prachtig. Maar nu willen we ook graag dat het snel aangepast
wordt. Als banken dat, laten we zeggen over een week nog steeds niet hebben gedaan,
dan lijkt het mij goed dat wij namen en rugnummers daarvan te horen krijgen als commissie.
Minister Schreinemacher:
Vindt u het goed dat ik in de tweede termijn even terugkom op wat ik precies kan doen?
Ik weet ook niet hoe dat contact met die banken nu loopt en of het effectiever is
om dat via Financiën te doen. Ik kom daar graag op terug in de tweede termijn.
De voorzitter:
We nemen dat mee naar de tweede termijn, maar de vraag is duidelijk. Dan gaan we nu
naar het derde blokje: hulp op lange termijn. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dat gaat over de hulp op lange termijn. De titel van het debat van vandaag is Humanitaire
hulp, maar ik vind het heel terecht dat uw leden ook vragen wat we nu van plan zijn
op de lange termijn. Helaas hebben wij ook al ervaring opgedaan met wat we het afgelopen
jaar in Oekraïne hebben gezien, namelijk dat het best lastig is om dat al heel snel
inzichtelijk te maken. Daar is het natuurlijk heel anders, want daar verandert de
situatie elke dag. Hier was die redelijk stabiel tot die tweede beving en is 'ie daardoor
weer veranderd. Wij moeten wat dat betreft wel heel erg onze hulp bij die wederopbouw
baseren op wat er nodig is, zo'n zogenaamd «needs assessment». Daar is de Wereldbank
op dit moment mee bezig. Dat heet the Global Rapid post-disaster Damage Estimation,
kortgezegd GRADE. Dat is een eerste inschatting. Op verzoek van Turkije zal er een
uitgebreidere analyse worden opgesteld, want het is heel belangrijk dat we weten wat
er nodig is. Dit gaat namelijk over een gebied dat twee keer zo groot is als Nederland.
Dat is dus echt een gigantische opgave die we in internationaal verband aangaan. Die
moeten we aangaan.
Volgens mij is het heel belangrijk dat we als Nederland toezeggen dat we daar zeker
bij betrokken willen zijn en dat we onze steun geven. Maar ik vind het echt belangrijk
dat we de resultaten van de Wereldbank afwachten als het erom gaat hoe dat eruit komt
te zien, of dat giften zullen zijn of leningen, wat er precies voor nodig is en op
wat voor manier er gebouwd zal worden. We weten nog niet wanneer die komt met dat
needs assessment, maar dat zal ...
De voorzitter:
De Minister was nog even bezig. Daarna volgt er een interruptie van de heer Hammelburg.
Laten we de Minister even de ruimte geven om haar zin af te maken.
Minister Schreinemacher:
We weten nog niet wanneer dat needs assessment komt. «Zsm» is wat wij horen. Ik hoop
natuurlijk dat dat assessment er voor de donorconferentie is, zodat we het daar ook
over kunnen hebben. De eerste inschatting is dat het er rond die tijd wel zou moeten
liggen. Zodra we die inventarisatie hebben, moeten we volgens mij met de internationale
gemeenschap, met de Wereldbank en met de Europese Unie bekijken hoe we daar invulling
aan gaan geven.
De voorzitter:
En die donorconferentie is op 16 maart?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Hammelburg en daarna van de heer Wassenberg.
De heer Hammelburg (D66):
Dat was precies de reden waarom ik samen met andere partijen in de eerste termijn
een pleidooi hield om nu meteen met een fonds te komen, dus als eerste signaal voor
het proces dat de Minister beschrijft. We weten helaas – de Minister zegt dat zelf
ook – dankzij Oekraïne hoelang dat kan duren. Want ik roep het nog even in herinnering:
vorig jaar, toen de oorlog in Oekraïne twee maanden aan de gang was, riepen we op
om te kijken naar herstel- en wederopbouwfondsen. Toen gaf de Minister aan dat ze
echt op dat needs assessment wilde wachten en dat dit ergens in de zomer zou komen.
Maar dat kwam ergens in september. In oktober werd dat uitgewerkt en toen keek het
kabinet ernaar. Het eerste geld kwam in oktober vrij en het tweede geldbedrag pas
na besluitvorming in de Kamer in december. Dan hebben we het dus over een proces van
negen tot tien maanden. Het duurt dus lang en ondertussen kijken landen naar elkaar.
We weten inmiddels wat er volgens het eerste assessment van de Wereldbank nodig is.
Dat is 80 miljoen tot 100 miljoen. Dan is de oproep toch vrij helder, namelijk dat
Nederland daar het voortouw in neemt en dat Nederland als eerste het signaal afgeeft
dat het er echt voor de lange termijn in zit, zoals de Minister terecht zegt. We moeten
echt tegen de Turken en de Syriërs die getroffen zijn zeggen: wij zijn er niet alleen
nu er nog aandacht is voor deze vreselijke ramp, maar ook de komende maanden en de
komende jaren; wij richten nu een fonds op en beginnen met een bedrag van 100 miljoen
– ik zeg maar wat – zoals de Nederlanders ook op Giro555 hebben gestort. Dat doen
we juist en precies omdat we weten dat het toch nodig is en dat Nederland toch zal
bijdragen. Maar we kunnen wel koploper zijn in dat proces om dat proces sneller te
laten verlopen en te kickstarten. Daarbij is ook de vraag aan de Minister helder,
namelijk wat dan precies de inzet van Nederland is, want ik verwacht wel dat Nederland
hier echt een voortrekkersrol in speelt.
Minister Schreinemacher:
Dank voor die vraag. Wij willen natuurlijk echt bijdragen, maar de vraag is wel even:
waaraan gaan wij bijdragen, wat wordt het plan en hoe gaan we opnieuw opbouwen? De
heer Hammelburg kan het dan hebben over een fonds van 100 miljoen. Ik begrijp echt
waar die vraag vandaan komt. Maar ik heb ook verschillende leden gehoord die zeggen:
het mag niet ten koste gaan van hulp aan andere landen met andere rampen. Er is geen
ruimte in de BHOS-begroting, dus zonder het weg te halen bij Jemen of van andere plekken,
weet ik niet waar ik dat geld vandaan zou moeten halen.
De voorzitter:
De heer Hammelburg voor zijn laatste interruptie.
De heer Hammelburg (D66):
Ik snap dat en ik bepleit ook zeer zeker niet dat deze oproep ten koste zou moeten
gaan van steun aan andere rampen, want er gebeuren verschrikkelijk veel nare dingen
in de wereld. Ook daar moet Nederland gewoon doen wat het beloofd heeft te doen. Ik
bepleit hier om nog eens goed in de begroting van BHOS te kijken naar wat er dan wel
beschikbaar is, bijvoorbeeld onder noodhulp en ook onder het verdeelartikel 5.1. Desnoods
moeten we creatief kijken naar bijvoorbeeld artikel 1.3 en bekijken waar er nog geen
juridische verplichtingen zitten om ervoor te zorgen dat er geld beschikbaar is voor
deze ramp die de komende jaren door blijft gaan, want die ramp is er niet alleen vandaag,
maar ook nog volgend jaar. Kinderen groeien nu op in die ramp en dat gaat nog jaren
duren. We moeten gewoon echt ons commitment geven en daarom vraag ik toch om een beetje
creativiteit. Mijn concrete verzoek aan de Minister is nu om morgen voor het tweeminutendebat
nog een overzicht van mogelijke ruimtes op verschillende artikelen in de begroting
te geven en te bekijken wat we wél kunnen doen. Ik heb een bedrag genoemd. Dat is
voor mij een streefbedrag. Het zou mooi zijn als de Minister voor morgen kan uitzoeken
wat wel mogelijk is. Dan weet de Kamer dat gelijk ook.
De voorzitter:
Eerst de Minister en daarna zie ik nog een interruptie van de heer Wassenberg, mevrouw
Gündoğan en de heer Van Weyenberg. Of toch niet? Nee?
Minister Schreinemacher:
Ik kom niet met een overzicht, want dat is er niet. We hebben nog geld staan op 5.4
en dat wordt een tegenvaller voor de eerstejaarsasielopvang die we op ons af zien
komen. Daar hebben we het al eerder over gehad. Er is geen ruimte in de BHOS-begroting.
Alles is gecommitteerd voor dit jaar. Ik zie niet waar ik het uit zou moeten halen.
Moet ik wat we nu hebben gecommitteerd aan Oekraïne uit DRIVE halen? Dat wilt u niet
en dat wil ik ook niet. Ik zie op dit moment niet waar dat vandaan zou moeten komen
uit de BHOS-begroting. Het is allemaal gecommitteerd. En wat er op 5.4 staat, gaat
naar de eerstejaarsopvang. Ik vind het ook heel vreemd om het te moeten zeggen, maar
ik wil niet nu iets beloven wat ik niet waar kan maken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn vraag sluit een beetje aan op die van de heer Hammelburg. De Minister zegt dat
er een donorconferentie is op 16 maart. De Minister zegt ook dat dit debat over humanitaire
hulp gaat. Maar dan pak ik toch even haar brief erbij van gisteren. Daarin schrijft
ze over de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op 8 en 9 maart in Stockholm
een alinea over de middellange en lange termijn: «Bij die Raad zal ik hier met mijn
Europese collega's over spreken.» Dat is al over anderhalve week. Volgende week is
de Kamer met reces. Dan kunnen we hier niet meer op terugkomen. De week daarna komt
de Kamer weer bij elkaar en is er ook de Raad. Ik snap dat de Minister zegt dat zij
niet zomaar 100 miljoen op tafel kan leggen. De Minister zegt nu dat het nog te vroeg
is om over de middellange en lange termijn te spreken, maar dat ze er wel over gaat
spreken op 8 en 9 maart tijdens de Raad. Ik zou nu toch al een tipje van de sluier
willen. Als de Minister geen 100 miljoen uit haar hoge hoed kan toveren, waar gaat
ze dan wel op inzetten? Hoe gaan we de middellange en lange termijn wel al op de kaart
zetten?
Minister Schreinemacher:
We hebben overigens nog twee debatten over de RBZ OS en de RBZ Handel, net na het
reces voordat ik naar Stockholm vertrek. Daar gaan we natuurlijk vooral met elkaar
bespreken op wat voor manieren we dat gaan doen. Hoe gaan we om met het needs assessment
van de Wereldbank? Gaan we dat doen met fondsen vanuit de EU? Gaan we allemaal per
lidstaat nog bijleggen? Willen we dat met leningen doen? Willen we dat met donaties
doen? Ik denk dat we op dat moment ook van de andere lidstaten nog niet heel concreet
zullen horen wat die daar nu voor gaan uittrekken. Iedereen kijkt: waar gaat de Wereldbank
mee komen, wat zal er naar schatting nodig zijn en hoe gaan we dat doen? Wij moeten
er natuurlijk zelf ook over nadenken. Willen we bijvoorbeeld die 100 miljoen via DRIVE
doen? Willen we dat Nederlandse bouwbedrijven daar aan de slag gaan via aanbestedingen
vanuit Turkije? Of willen we dat doen via leningen van de Wereldbank? Dat zijn allemaal
vragen die beantwoord moeten worden. Daar hangt natuurlijk ook een bedrag van af.
Ik kan daar nu dus nog geen antwoord op geven.
De heer Wassenberg (PvdD):
Aan de ene kant snap ik dat. De Minister zegt dat er nog een debat is, als de Kamer
over anderhalve week terug is van reces. Dat heb ik even niet scherp. Ik zit niet
in de commissie, dus vergeef mij. Kan de Minister misschien niet vandaag maar morgen
in het tweeminutendebat toch al iets op een rijtje zetten? De Minister gaat dadelijk
die Raad in en er is nog een debat. Maar als de Minister al wat ideeën heeft en wij
daar als Kamer ook nog even op kunnen kauwen, zou dat wel helpen.
Minister Schreinemacher:
Ik zie op dit moment die ruimte niet. Het kan zijn dat we op een gegeven moment gedurende
het jaar bepaalde dingen zien die niet uitgegeven zijn of tegenvallende uitgaven.
Maar het is nu februari, dus wij kunnen nu nog niet aangeven dat bepaalde bedragen
of programma's niet doorgaan of dat er onderbestedingen zijn. Daarvoor zijn we nu
nog niet ver genoeg in het jaar, en nu is alles gecommitteerd.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Vanochtend stond in de Volkskrant: «Het Westen wint aan eenheid, maar verliest aan
mondiale invloed door de oorlog in Oekraïne. Buiten Europa zien veel landen Rusland
niet als een vijand. Terwijl de VS en Europa zich steeds meer verenigen door de oorlog
in Oekraïne, wordt hen verweten dat zij met twee maten meten.» Het artikel gaat nog
even verder. De reden waarom ik dit aanhaal is dat wij al heel veel goodwill in hele
grote stukken van de wereld kwijt zijn geraakt. Ik snap dat het geld een probleem
is. Tegelijkertijd kan nu geld uitgeven in een gebied dat zijn rug keert naar ons
als Westen een multiplier betekenen, omdat het niet alleen bijdraagt aan humanitaire
hulp op de korte en middellange termijn, maar ook onze geopolitieke en strategische
belangen kan helpen versterken. Wat mij betreft is dit niet alleen filantropie en
medemenselijkheid. Het is ook echt een wereldorde die, zou ik bijna willen zeggen,
toch een verharding is tussen democratische en niet-democratische regimes. Daarbij
is het aan alle kanten belangrijk dat wij opnieuw aan de wereld laten zien dat democratieën
het beter voor elkaar hebben en ook beter voor de mensheid zijn. Omdat dit belang
de portefeuille van de Minister overstijgt, zou ik haar toch willen vragen om samen
met andere departementen te kijken wat we als Nederland en ook op Europees en misschien
zelfs NAVO-niveau kunnen doen. Dit overstijgt het belang van de directe humanitaire
hulp die nodig is. Dit gaat ook echt over geopolitieke belangen die we moeten versterken,
willen we Rusland, China en noem het allemaal maar op aankunnen.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het helemaal eens met het pleidooi van mevrouw Gündoğan dat ontwikkelingssamenwerking
onze invloed kan vergroten en ook vergroot. Maar in veel van de landen waar wij nu
ontwikkelingssamenwerking doen, speelt hetzelfde. Er zijn al landen of er kunnen al
landen zijn die niet hebben meegestemd of die zich hebben onthouden bij bepaalde stemmingen
over de inval in Oekraïne. Het geld wordt al gedeeltelijk daar uitgegeven. Aan de
andere kant hebben we met elkaar afgesproken dat onze ontwikkelingssamenwerking zich
met name richt op het aanpakken van grondoorzaken van armoede, klimaatverandering,
migratie en terreur en dat die bijdraagt aan de SDG's, de Sustainable Development
Goals. Het is belangrijk dat we het OS-geld blijven inzetten waarvoor we het bedoeld
hebben. Dat kan in Turkije zijn. Ik zeg ook helemaal niet dat we daar niets gaan doen.
Volgens mij heb ik gezegd dat we als Nederland daar echt wel een rol gaan spelen.
Maar ik kan niet nu al ruimte maken in de begroting die er gewoon niet is. Ik begrijp
het pleidooi, maar ik kan niet voor het tweeminutendebat morgen al iets inzichtelijk
maken wat er niet is. Ik denk dat we moeten wachten op het needs assessment en dat
we op een gegeven moment moeten kijken waar we dat dan vandaan gaan halen, want we
kunnen niet de humanitaire hulp in Jemen verminderen.
De voorzitter:
Mevrouw Gündoğan heeft een interruptie, daarna mevrouw Mutluer, dan de heer Kuzu en
dan de heer Dekker. Dan weten jullie dat jullie allemaal in de queue staan. Mevrouw
Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Ik betwijfel ook niet dat de financiële ruimte in de portefeuille van de Minister
beperkt is. Toch wil ik heel even een ander voorbeeld geven. In de coronapandemie
hebben we landen die geen toegang hadden tot vaccins heel laat geholpen aan vaccins.
Dat heeft kwaad bloed gezet. China daarentegen is superassertief de wereld via de
achterdeur gaan vaccineren. Als China iets doet, is het een win-win die dubbel uitbetaalt
voor China. Het andere land blijft met lege handen achter. Dat is de strategie van
China. In deze wereldorde, waarin de economische belangen van de VS naar China zijn
gegaan – als je nu op de kaart kijkt waar de meeste economische belangen zijn, dan
zie je dat dat China is geworden – heeft ontwikkelingssamenwerking door de nieuwe
spelers op het mondiale veld een heel andere dynamiek gekregen. Ik snap dat je de
SDG's moet volgen et cetera. Maar we moeten hier ook een beetje meer de havik zijn
en niet de duif, want op het mondiale toneel zijn we echt invloed aan het verliezen.
Ik zou wat meer assertiviteit willen zien, niet per se van de Minister alleen maar
van het hele kabinet en van Europa gezamenlijk. We moeten dit beter uitwerken en onze
goede kant meer te laten zien, maar ook denken aan onze geopolitieke belangen. Daar
gaat het mij om. We hebben de boot best vaak gemist in de afgelopen decennia.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het helemaal eens met mevrouw Gündoğan. Daarin hebben we als Europa te vaak
kansen laten liggen. Dat is zo. We hebben vanuit Europa nu die Team Europe Initiatives
om ook te laten zien wat we vanuit Europa doen in ontwikkelingslanden. We hebben die
Global Gateway. Dat hebben we neergezet als tegenhanger van de Chinese Belt and Road
Initiative. Op die manier proberen we echt weer invloed terug te winnen. Maar we willen
vooral ook het gesprek aangaan met die landen en hen als gelijkwaardige partners zien,
want dat is wat ze van ons vragen. We komen daar nog op terug in de Afrikastrategie.
Ook daarin zal dit een belangrijke rol spelen, maar ik ben het helemaal met mevrouw
Gündoğan eens dat ook die geopolitieke belangen daarbij zeker een belangrijke rol
spelen, absoluut. Daar hebben we Turkije ook bij nodig.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik ga deels mee in de worsteling van de Minister, maar we weten allemaal dat er 16 maart
een conferentie plaatsvindt. Dat wordt geen praatsessie. Men gaat daadwerkelijk kijken
naar giften voor slachtoffers van de aardbevingen in de zwaar getroffen gebieden.
Dan wil ik weten wat de Nederlandse inzet daarbij wordt. Daarbij is het niet meer
dan logisch dat wij als Kamer en als leden van deze democratie een richting aan deze
Minister meegeven. Wij vinden bijvoorbeeld die 100 miljoen die de collega naast me
net ook aankondigde, heel opportuun. Wat mij betreft overstijgt dat ook de portefeuille
van de Minister. Dit gaat het hele kabinet aan. Maar ik wil nu weten wat de inzet
wordt. Ik had ook gehoopt dat we daar al op hadden geanticipeerd, dat deze Minister
dat gesprek met de ministerraad al had gehad en dat wij nu alvast hadden geweten wat
de inzet wordt. Ik wil daar graag een reactie van de Minister op.
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp de vraag. Ik begrijp ook het gevoel van urgentie. Dat gevoel deel ik ook.
Het is wel zo dat de aardbeving tweeënhalve week geleden heeft plaatsgevonden. Mijn
mensen zijn dus gewoon bezig geweest met acute humanitaire hulp. Daar vraag ik toch
wel wat begrip voor. Ik begrijp dat u zegt dat andere mensen het dan moeten doen,
maar er is een beperkt aantal mensen met verstand hiervan. Deels zijn zij ook bezig
met Oekraïne. Zij kijken daar wat we straks op basis van die needs assessment gaan
doen. Ik begrijp dit dus.
Ik denk ook echt dat dit iets is, zoals mevrouw Mutluer ook terecht zegt, wat mijn
portefeuille overstijgt en dus het kabinet als geheel aangaat. Dan zou dit dus in
het kabinet besproken moeten worden, want ik kan dit niet alleen bepalen. Ruimte hiervoor
bestaat nu namelijk niet binnen mijn begroting. Maar ik vermoed dat Onze Minister
van Financiën, haar kennende, zegt: maar waar moet het dan naartoe? Zij wil ook graag
een needs assessment zien. Ik denk dus toch wel dat het belangrijk is dat we de dingen
in de goede volgorde doen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb nog één interruptie, voorzitter, dus ik durf het niet aan.
De voorzitter:
Dat klopt. Dan ga ik naar de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Ik dacht inderdaad al dat ik aan de beurt was.
Ik heb niets dan lof voor de medewerkers op het ministerie voor BuHa-OS. Daar wordt
keihard gewerkt. Ik zal ook geen pleidooi houden om bestaande middelen voor Jemen
of voor Oekraïne of voor welk land dan ook, waar ook enorme opgaven zijn, te herbestemmen
voor het getroffen rampgebied. Dat is absoluut niet het geval.
Maar ik zou wel graag willen zien dat deze Minister, gezien de situatie en gezien
de heftigheid van deze gebeurtenissen, zich als een leeuwin inzet en als een leeuwin
gaat vechten in de ministerraad om hier extra middelen voor te krijgen. Dat is deel
één. Ik hoop dat de Minister dat wil gaan doen, het liefst aanstaande vrijdag nog.
Twee. Er zijn ook bestaande fondsen, ook binnen de Europese Unie. De Minister noemde
net zelf al – ik moet even spieken, al had ik 'm net nog – de Global Gateway. Ik heb
begrepen dat daar een bedrag van zo'n 300 miljard euro in zit. Dat is inderdaad een
tegenreactie op de Belt and Road Initiative. Zou zij bereid zijn om in EU-verband
te pleiten voor het prioriteren van de fondsen die voor Turkije en Syrië bestemd zijn?
Minister Schreinemacher:
Ik wil daar zeker bij mijn collega's voor pleiten, ook in EU-verband. Het Belt and
Road Initiative betreft initiatieven vanuit lidstaten die onder de noemer van het
Belt and Road Initiative in Afrika zijn uitgerold. Ik weet dus niet helemaal of dat
daar geschikt voor is, maar ik wil zeker met mijn collega's spreken over andere fondsen
in Europa die eventueel geschikt zouden zijn voor hulp aan Turkije. Maar ik zou eigenlijk
willen vragen om hier dan bij de RBZ/OS verder op door te gaan. Dan heb ik ook collega's
hierover kunnen spreken, over hoe zij hierin staan. Maar ik begrijp de urgentie. Die
onderstreep ik ook.
De voorzitter:
Die RBZ/OS is op 7 maart, direct na het reces. Uw interrupties zijn op, meneer Kuzu,
dus dat gaan we niet doen. Ik ga naar de heer Dekker, want we gaan al richting 21.30
uur.
De heer Dekker (FVD):
Nog heel even over die sancties. Mijn indruk is toch dat het op de een of andere manier
beschikbaar maken van fondsen vreselijk belangrijk is, zeker in het kader van de Turkse
problematiek. Dat is natuurlijk helemaal juist. Alle creativiteit is daarbij geboden,
en iedere actie ook. Maar in het geval van Syrië lijkt het erop dat sleutelen aan
de bestaande sancties het meeste soelaas zou kunnen bieden. Ik heb de indruk dat de
Minister dat een beetje ... Ze zegt dan dat het internationaal moet en dat we ernaar
moeten kijken. Maar ik zou er graag voor willen pleiten om met alle denkbare creativiteit
hiernaar te kijken, bijvoorbeeld of je geheel of gedeeltelijk of tijdelijk iets met
sancties doet. Dat zou namelijk een geweldige relief geven in de Syrische omgeving.
Minister Schreinemacher:
We hebben het hier net al over gehad. Die sancties zijn er niet voor niks. Ik wil
echt heel terughoudend zijn in het opheffen van welke sanctie dan ook. Want het gaat
sinds de start van het conflict in 2011 om 350.000 doden. Die sancties zijn dus niet
voor niks ingesteld. Wij pleiten nu binnen Europees verband voor een verdere vrijstelling
van alle humanitaire hulp. Wij pleiten ervoor dat je daar geen voorafgaande toestemming
voor nodig hebt. Daarmee zou al heel veel opgelost zijn. Sowieso is humanitaire hulp
hiervan uitgezonderd, maar verder dan dat zal ik zeker niet gaan.
De voorzitter:
Heel kort even, Minister. U gaf iets aan over de RBZ/OS van 7 maart. Kunt u dan voor
die tijd de Kamer middels een brief informeren over de inzet? Krijgt de Kamer die?
Minister Schreinemacher:
Ja, de geannoteerde agenda komt voor dat debat naar de Kamer.
De voorzitter:
Maar wordt dan ook duidelijk wat de inzet of de lijn is?
Minister Schreinemacher:
Ten aanzien van Turkije?
De voorzitter:
Juist. De Kamer heeft namelijk verschillende vragen daarover. De Kamer wil de positie
van het kabinet voor de RBZ/OS ontvangen, zodat we dat 7 maart kunnen bespreken. Dat
komt dan in een brief. Ja?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Dit was het blokje hulp op lange termijn. We gaan nu over naar
het laatste blokje, het blokje overig.
Minister Schreinemacher:
Dan wil ik beginnen bij het artikel over de bouwfraude in Turkije die op grote schaal
plaatsvond. De heer Wassenberg vroeg daarnaar. Mevrouw Gündoğan refereerde er ook
aan. Er zijn arrestatiebevelen uitgegaan naar betrokkenen bij het bouwproces, onder
anderen naar de aannemers, de ingenieurs en de architecten. Er hebben ook arrestaties
plaatsgevonden. Volgens mij is het heel belangrijk dat dit wordt uitgezocht. Aan mij
is het nu natuurlijk vooral om te zorgen dat we iets doen aan de gevolgen van deze
ramp. Maar ik ben het ermee eens dat mensen die schuldig zijn aan bouwfraude moeten
worden vervolgd en gestraft. Maar het is aan de juridische procedure in Turkije om
daar een oordeel over te vellen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Bij ambtelijke corruptie is het natuurlijk goed dat de aannemers worden opgepakt.
Maar er is meer aan de hand, want ook in het regeringsapparaat of onder de lokale
bestuurders zitten heel veel mensen met boter op het hoofd. Zij hebben ook jarenlang
gesjoemeld. Zij hebben bouwvergunningen afgegeven en het geld in eigen zak gestoken.
Het allergevaarlijkste vind ik echter het volgende. Er waren mensen die kritiek hadden.
Mensen stuurden Twitterberichten of maakten opmerkingen op Facebook of op TikTok.
Ze zeiden: «De regering is zelf medeverantwoordelijk, want die aardbeving is desastreus
geweest, maar vooral omdat die gebouwen zo slecht gebouwd zijn dat ze instortten.
Daar zijn mensen onder bedolven.» Als je dat schrijft, word je opgepakt. Dat heeft
de Turkse ambassadeur in Nederland ook toegegeven. Hij zei: «Ja, want je moet geen
angst creëren of angst zaaien.» Dat is geen angst zaaien, maar dat is kritiek hebben
op de regering. Maar dan word je dus opgepakt. Daar wil ik dus ook een reflectie op
hebben van de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dat klopt. De vrijheid van meningsuiting is natuurlijk een mensenrecht en voor ons
heel belangrijk. In onze contacten met Turkije hebben we ook altijd de mensenrechten,
het belang daarvan en het belang van het eerbiedigen daarvan aangekaart. Dat zullen
we blijven doen. Ik denk dat het heel belangrijk is – dit doen we ook in Oekraïne
– dat er bij de aanbestedingen op basis waarvan er opnieuw wordt gebouwd, in welke
vorm van wederopbouw dan ook, de juiste procedures worden gevolgd. Daar mag geen corruptie
bij plaatsvinden. Daar moet heel nauw op toegezien worden. Het is natuurlijk heel
belangrijk dat daarop wordt toegezien door de internationale gemeenschap, zoals nu
bij het Oekraïnefonds. Dat moet straks dus ook bij een eventueel Turks fonds.
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie, meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Die komt nu, toch?
De voorzitter:
Nee, u heeft er drie gehad, net als uw collega's.
De heer Wassenberg (PvdD):
Oké. We hebben er dus geen vier?
De voorzitter:
Nee, maar we krijgen dadelijk nog een tweede termijn, zoals het er nu uitziet.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Wijngaarden vroeg nog of ik op de hoogte ben van berichten dat mensen
die vanuit Syrië uit het oppositiegebied vluchten, worden doodgeschoten door de troepen
van Assad. Van deze berichtgeving ben ik niet op de hoogte, maar ik vind het verschrikkelijk
om te horen. Dat is natuurlijk volstrekt onacceptabel. Dit soort berichten zijn lastig
te verifiëren, maar we gaan na wat daarvan waar is.
Dan vroeg de heer Kuzu nog of wij kunnen laten zien wat we doen, ook voor het behoud
van het draagvlak. Het is natuurlijk aan hulporganisaties zelf om zichtbaar te zijn
en dat te laten zien. Ze zijn ook echt goed in laten zien wat ze doen. Als wij hen
daarbij kunnen helpen, doen we dat natuurlijk graag. Ik doe hierbij ook de oproep
aan hen om dat nog eens goed te laten zien. Ik weet bijvoorbeeld dat Michiel Servaes
van Oxfam Novib zelf naar het gebied is afgereisd, om het te laten zien en om ook
weer aan ons te vertellen wat hij daar heeft gezien. Volgens mij heeft hij dat ook
op een goede manier gedaan. Ze vragen ook aandacht voor alle noden die er nog zijn:
wat kunnen wij doen en hoe kunnen wij bijdragen? Volgens mij is het heel goed als
ze dat blijven doen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik grijp dit haakje even aan, want ik heb de Minister nog niet horen ingaan op de
vraag die wij hadden gesteld over het verlengen van de periode.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van der Graaf, collega's.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoor dat de collega's iets anders hebben gehoord dan ik. Dat kan natuurlijk altijd,
maar dan zou ik heel graag de bevestiging willen dat de Minister bereid is om in te
zetten op een verlenging van die periode van zes maanden.
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, via de microfoon alstublieft, maar u heeft nu niet het woord. Mevrouw
Van der Graaf had het woord, en nu is het woord aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
Ja, dat heb ik inderdaad bevestigd en dat bevestig ik graag nog een keer.
De voorzitter:
Prima. De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Wijngaarden vroeg ook nog naar het staakt-het-vuren in Syrië en hoe, waar
en wanneer we daar in internationaal verband op aandringen. Nederland ondersteunt
de staakt-het-vurenwerkgroep van de speciaal gezant van de VN voor Syrië, de heer
Pedersen, en zijn oproep tot een nationwide cease-fire. Zijn inzet is ook onderdeel
van het door Nederland gesteunde proces naar een duurzame politieke oplossing, conform
veiligheidsresolutie 2254. Nederland zal in deze werkgroep speciaal aandacht vragen
voor de humanitaire hulp die in Syrië wordt verleend in reactie op de aardbevingen.
We doen dat op dit moment dus vooral in VN-verband.
Dan waren er ook nog vragen gesteld over visa en over hoe wij omgaan met de visumregels.
In het schriftelijk overleg over de EU-Raad Buitenlandse Zaken heeft mijn collegaminister
Hoekstra eerder deze maand ook al geantwoord dat we door de aardbeving getroffen familieleden
van Nederlanders bij het aanvragen van een Schengenvisum faciliteren. Hun visumaanvragen
worden met voorrang in behandeling genomen en met voorrang beoordeeld in de backoffice
in Den Haag. Met de Schengenpartners vindt lokaal en op hoofdstedelijk niveau overleg
plaats over hoe om te gaan met visumaanvragen waarbij mogelijk documenten ontbreken
die bij de aardbeving verloren zijn gegaan, zoals een paspoort, zoals uw leden zelf
ook al aangaven. De Minister van Buitenlandse Zaken zal hier ook meer duiding van
geven in antwoord op de Kamervragen die hierover op 13 februari zijn gesteld door
verschillende Kamerleden, onder wie mevrouw Mutluer van de PvdA.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de interrupties. Mevrouw Mutluer nog een interruptie, uw laatste?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ja.
Ik begrijp dat het niet helemaal in de portefeuille van deze Minister zit. Maar kijk
naar omliggende landen, zoals Duitsland. Zij geven aan een tijdelijk visum te gaan
invoeren voor mensen die dringend hulp nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze dakloos
zijn geworden, zodat familieleden daarmee de gelegenheid krijgen om deze mensen onderdak
en medische hulp te bieden. Dan denk ik dat wij achterlopen. Heeft de Minister er
zicht op dat het geven van voorrang niet gelijk leidt tot versnelling? Die signalen
krijgen wij namelijk. Men loopt in de praktijk namelijk tegen hele praktische problemen
aan. Ik heb het in mijn bijdrage gehad over de capaciteitsproblemen en over de best
wel hoge tarieven. Ik heb het ook gehad over Syriërs, die sowieso niet in aanmerking
komen voor een dergelijke voorrangprocedure. Nogmaals, het is hartstikke goed dat
de collega van deze Minister tot een voorrangsregeling is gekomen, maar de praktijk
is anders. Er zijn heel veel praktische problemen. Wat is de Minister van plan om
daaraan te doen, uiteraard samen met haar collega's?
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp heel goed dat mevrouw Mutluer die vragen stelt. Ze geeft ook hele concrete
handvatten om anders met die visumaanvragen om te gaan, maar dat ligt echt bij de
Minister van Buitenlandse Zaken. Ik vraag dus om uw geduld bij de beantwoording van
die schriftelijke vragen die u heeft gesteld. Ik begrijp de vragen namelijk heel goed,
maar ik moet toch doorverwijzen, want anders ga ik hetzelfde antwoord nog een keer
geven.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik gebruik mijn interruptie nog even als gentle reminder voor zo meteen, ten aanzien
van de banken. Ik vind het namelijk heel schrijnend als de Minister aan de ene kant
aangeeft dat de sancties er niet aan in de weg staan dat mensen, als ze familie zouden
hebben in Syrië, daar geld naar kunnen overmaken, terwijl banken dat tegelijkertijd
in de praktijk nog steeds verhinderen. Dan verwacht ik toch echt wel ... Laat ik het
zo zeggen: dan hoop ik dat het kabinet daar echt met z'n volle gewicht en in hoog
tempo op gaat zitten. Ik hoop daar zo meteen dus wat meer over te horen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Meneer Amhaouch heeft ook nog een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Toch even in de lijn van mevrouw Mutluer, niet in z'n algemeenheid maar wel qua aandacht
van de Minister. Kijk, de Minister is coördinerend Minister op de humanitaire hulp,
waarover we het vandaag hebben. Natuurlijk zijn er ook een aantal andere ministeries
bij betrokken, maar toch vraag ik de Minister welke ruimte het kabinet ziet voor de
schrijnende gevallen. We hebben het symbolische beeld gezien, zoals ik al zei, van
het meisje met het syndroom van Down. Hoe gaat het kabinet met deze schrijnende uitzonderingen
om? Passen we daarbij de menselijke maat toe?
Minister Schreinemacher:
Dat was inderdaad een vraag waar ik nog op terug moest komen. Er werd aan een bepaalde
concrete zaak gerefereerd. We doen natuurlijk geen uitspraken over individuele consulaire
zaken, maar bijzondere humanitaire casus kunnen op individuele basis beoordeeld worden.
Er is dus een beoordelingskader dat op individuele basis gebruikt kan worden. Dat
is wat ik daar nu over kan zeggen.
De voorzitter:
Het voorzitterschap is weer voor de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we nu toegekomen aan de tweede termijn. We zijn nog met best wel veel
mensen. We hebben nu nog 25 minuten, waarin we dus de tweede termijn van de Kamer
en de beantwoording moeten doen. Ik wil dus de gouden tip van mijn collega Kuzu aan
jullie meegeven: kort en bondig. Ik wil het op een minuut houden. Ik hou een minuut
aan, want we zijn met negen personen. Dan kan de Minister ook nog antwoord geven,
want anders hebben jullie niks aan die tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer
Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Dan ga ik als de wiedeweerga aan de slag. Ik dank de Minister voor de antwoorden.
Voorzitter. Ik refereerde aan februari 2022, toen de pleuris uitbrak in Oekraïne vanwege
de agressie van Rusland en Poetin. Toen stond er ook nog niks in de begroting van
BuHa-OS, maar inmiddels is het zo dat we een aantal miljoenen verder zijn. Ik zou
de Minister dus echt willen oproepen om aanstaande vrijdag als een leeuwin te vechten
in de ministerraad.
Voorzitter. Ik ben blij dat de Minister gaat komen met haar inzet voor de RBZ/OS,
de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. Daar zou wat mij betreft de
Global Gateway echt onderdeel van moeten zijn. Dat is een fonds van 300 miljard. Dat
is niet alleen bestemd voor Afrika maar ook voor derde landen buiten de Europese Unie.
Daar zou echt aanspraak op gemaakt kunnen worden.
Tijdens de eerste termijn ben ik nog vergeten om het punt te maken van het restaureren
van cultureel erfgoed. Ik noem een Romeins fort in Gaziantep en heel veel cultureel
erfgoed in Hatay. UNESCO zou een bijdrage kunnen leveren om dat te herstellen. Ik
zou de Minister in internationaal verband willen oproepen om dat te doen.
Voor de overige punten wil ik graag een tweeminutendebat aanvragen. Dat had ik afgelopen
dinsdag reeds aangekondigd. Dat gaan we morgenochtend hebben.
De voorzitter:
Prima. Dank aan de heer Kuzu voor de tweede termijn. Dan ga ik door naar de heer Hammelburg,
D66.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. De Minister zegt dat ze voor de RBZ met de inzet komt voor de RBZ zelf
maar ook voor de donorconferentie, als ik het goed begrijp. Maar tegelijkertijd zegt
de Minister: we willen wel bijdragen, maar we hebben geen geld meer om bij te dragen,
dus we kunnen eigenlijk niets bieden tijdens die donorconferentie. Dat vind ik gewoon
zorgelijk. Dat is ook contrair aan de oproep van velen uit deze commissie.
Voorzitter. Ik wil toch nog concreet een aantal punten bevestigd krijgen van de Minister.
De Minister zegt: alles voor het begrotingsjaar 2023 is nu juridisch verplicht. Zegt
de Minister daarmee dat alles, op alle beleidsartikelen, op dit moment juridisch verplicht
is en er geen enkele ruimte meer is op geen enkel artikel? Dat ten eerste.
Ten tweede. Heeft de Minister al gekeken naar andere begrotingssystematieken? Ik denk
dan aan een tussentijdse begrotingswijziging, om het even simpel te zeggen, of bijvoorbeeld
aan een preëmptieve kasschuif. Heeft de Minister gekeken of er op een andere manier
geld vrijgemaakt kan worden voor deze ramp? Kan er zo alsnog een financiële bijdrage
worden geleverd aan de donorconferentie? Of misschien een fonds zoals wij opperden.
Het maakt me niet zo veel uit; linksom of rechtsom.
Dan nog een aantal opmerkingen die de Minister maakte.
De voorzitter:
De minuut is voorbij, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ja. Graag een laatste zin, voorzitter.
Ja, de mensen op het ministerie werken snoeihard. Daar twijfel ik niet aan. De mensen
die verantwoordelijk zijn voor de financiën kunnen hier ook nog naar kijken. De vragen
waren puur financieel. Ik doe niets af aan al die fantastische ambtenaren die nu keihard
aan het werk zijn in deze noodsituatie. Dat moet hier toch even gezegd worden.
De voorzitter:
Dank. Dan ga ik door naar mevrouw Mutluer, Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ook van mijn kant onwijs veel complimenten voor de inspanningen tot op heden, maar
we willen meer, namelijk duidelijkheid over de inzet op 16 maart. Wat wordt die inzet?
Wij willen de Minister helpen door een richtbedrag mee te geven. Omarm dat, zou ik
zeggen.
Verder zou ik de Minister willen oproepen om net wat proactiever te kijken naar de
zorg voor kinderen met trauma's, die zorg en onderwijs nodig hebben. Ik wil dat zij
bekijkt hoe zij vanuit haar portefeuille daaraan prioriteit kan geven en hoe zij organisaties
daarbij kan ondersteunen. Graag een reactie.
Tot slot. Ik zie echt wel veel bureaucratie. De Minister noemde het voorbeeld van
medicijnen, maar dat verzoek werd uiteindelijk ingetrokken in Nederland omdat de vergunningen
niet op tijd werden aangeleverd. Gemeenten doen er een paar weken over om een afspraak
te maken voor een visum. De Minister gaf net een voorbeeld over schrijnende gevallen,
maar dat doen we alleen maar als het medisch best ernstig is, en niet bij kinderen
met het downsyndroom. Met andere woorden, ik verzoek de Minister om iets meer daadkracht
op dat vlak.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Mutluer. Dan ga ik door naar de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden. Dank ook aan de ambtenaren
voor het vele harde werk, dat ik ook echt heb gezien.
Ik heb toch nog een vraag over de visumaanvragen van mensen uit Syrië. Nieuwsuur schrijft
dat visumaanvragen van mensen uit het Turkse aardbevingsgebied die kort bij familie
in Nederland willen verblijven, met voorrang worden behandeld. Het stuk eindigt met:
voor Syriërs is er nog geen voorrang bij visumaanvragen. De Minister zegt dat het
bij haar collega Hoekstra ligt en dat de vragen worden beantwoord, maar dat antwoord
is er nog niet. Morgen hebben we een tweeminutendebat. Ik zou het op prijs stellen
als het antwoord er voor dat tweeminutendebat is. Waarom geldt die voorrangsregeling
niet voor slachtoffers uit Syrië? Ik zou daar mogelijk een motie over willen indienen.
Als laatste, voorzitter. Ik heb ook vragen gesteld over de machthebbers in Turkije
en de corruptie daar. De Minister zegt dat er aannemers zijn opgepakt. Dat zie ik
ook. Maar ik zie ook dat er journalisten, bloggers en twitteraars zijn opgepakt. Ik
zie niet dat er ook wordt gekeken naar de lokale bestuurders die daar corrupt waren.
Ik wil daar ook nog een reflectie van de Minister op.
De voorzitter:
Dank, de heer Wassenberg. Dan ga ik naar mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil eigenlijk even doorgaan op dat laatste onderdeel uit
de bijdrage van de heer Wassenberg. We kunnen met z'n allen wel vaststellen dat er
in Turkije meer journalisten vastzitten dan waar dan ook. Het is gemakkelijk om te
denken dat Turkije het wel even zal doen. Ik wil de Minister niet van naïviteit betichten,
absoluut niet, maar hier moet Europa bovenop blijven zitten. Deze aardbeving mag er
niet toe leiden dat mensen die hun nek uitsteken voor de mensenrechten en de behoeftes
daar ... Het is zeventien dagen na dato. De tentenkampen staan nog niet. Er is nog
geen sanitair. Degenen die zich daarover uitspreken, lopen het risico om in de gevangenis
te komen. Het is de wereld op z'n kop. Dat wil ik hier wel even hardop hebben gezegd.
Ten tweede. Ik zou nogmaals willen vragen om humanitaire hulp ook door een geopolitieke
en strategische bril te bekijken.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Gündoğan, voor uw inbreng in de tweede termijn. Dan ga ik naar de heer
Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Dank aan de Minister. Ik denk dat zij heel veel van onze inzet deelt.
Tegelijkertijd vraagt zij om wat tijd om dingen op een rij te zetten. Ze heeft de
commissie ook met beide benen op de grond gezet als het gaat om de realiteit van de
begroting, waar we ook gewoon rekening mee te houden hebben.
Kan ik er ten aanzien van Turkije van uitgaan dat zo veel mogelijk wordt getracht
hulp buiten bestuurders om te geven, zodat er niets aan de strijkstok blijft hangen?
Volgens mij deelt de Minister de opvatting dat banken ook een verantwoordelijkheid
hebben om hun deel te doen. Hoe gaan we daar werk van maken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, de heer Van Wijngaarden. Dan ga ik naar de heer Dekker, Forum voor Democratie.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik herhaal het nog maar eens een keer: ik vind het ontzettend
jammer dat de Minister geen open oog heeft voor de mogelijkheden om aan de sancties
voor Syrië te sleutelen. In feite zegt ze: we vinden Assad een vreselijke schurk,
dus we laten die 20 miljoen mensen daar in hun sop gaarkoken. Ik vind dat toch een
rare redenering en zou willen bekijken wat we kunnen doen. Of het nou een schurk is
of niet: de mensen gaan voor. Die sancties zijn zeker van negatieve invloed op de
mogelijkheid om daar humanitaire hulp heen te brengen. Ik vind het zonde dat dit maar
heel mondjesmaat wordt behandeld.
De voorzitter:
Dank, de heer Dekker. Dan ga ik naar mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank aan de Minister en de ambtelijke ondersteuning voor alle antwoorden die we hebben
gekregen.
Ik heb nog drie punten. Als het gaat om het betrekken van lokale organisaties zou
ik heel graag willen dat de Minister de aanbevelingen opvolgt van de IOB-evaluatie
die afgelopen week met ons is gedeeld. Er zou moeten worden gemonitord of lokale organisaties
op een gelijkwaardige manier worden betrokken bij humanitaire hulp. Dat is in lijn
met de IOB-evaluatie.
Dan de volgende vraag. Is de Minister bereid om een langetermijnvisie met ons te delen
voor hoe de toegang tot basisvoorzieningen in Noord-Syrië gewaarborgd kan worden?
Het derde en laatste punt, in aansluiting op mevrouw Mutluer: de kinderen. Ik heb
ook aandacht gevraagd voor de kinderen die hun familie kwijt zijn, dus die niet begeleid
zijn. Ik vind het belangrijk dat wij Nederlandse hulp inzetten zodat zij hun families
kunnen opsporen. Deze groep kinderen is extra kwetsbaar voor mensenhandel en uitbuiting.
Zij hebben onze zorg nodig. Ik vraag om hier in de Nederlandse inzet prioriteit aan
te geven.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van der Graaf. Ik geef het voorzitterschap over aan de heer Kuzu voor
mijn eigen inbreng in de tweede termijn.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Als laatste van de zijde van de commissie: de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Minister en het ambtelijk apparaat voor de snelle
reacties in het begin. We zijn twee weken onderweg. Ik begrijp de discussies in de
Kamer met mijn collega's over de volgende stap en onze inzet daarbij. Ik wil de Minister
vragen om dit zorgvuldig op te pakken met haar collega's en ons per brief te informeren
over de inzet op de donorconferentie.
Humanitaire hulp bestaat met de menselijke maat. Ik weet dat we niet alles kunnen
oplossen, maar ik vraag nogmaals om op individuele basis en met de menselijke maat
een afweging te maken, zoals de Minister ook zei.
Verder wens ik het kabinet, gezien de situatie in Oekraïne, Turkije en Syrië, veel
succes met deze grote uitdagingen.
De voorzitter:
Keurig binnen de tijd, meneer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
We schorsen vijf minuten en dan gaan we over naar de beantwoording van de Minister
in tweede termijn. We sluiten de vergadering om 22.00 uur.
De vergadering wordt van 21.45 uur tot 21.52 uur geschorst.
De voorzitter:
Dan gaan we verder met de beantwoording door de Minister in tweede termijn van de
nog gestelde vragen.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank nog voor de nader gestelde vragen. Ik zal ze afgaan
in de volgorde waarin ze aan mij zijn gesteld.
De heer Kuzu vroeg naar de «Global Gateway»-inzet. De Global Gateway is geen pot met
geld waar we uit kunnen putten. Het zijn initiatieven die we al doen, en die we eigenlijk
onder de noemer Global Gateway uitrollen. Wel zou ik er graag op inzetten om te kijken
of we een Team Europe Initiative kunnen doen, dus of we met ontwikkelingssamenwerkingsfondsen
uit Europa projecten kunnen doen in Turkije. Dat heet dan dus niet Global Gateway,
maar Team Europe Initiative.
De heer Kuzu vroeg ook wat wij doen op cultureel erfgoed. Op dit moment gebeuren er
in ieder geval al dingen op dit punt in Syrië. Er zijn programma's om daar in kaart
te brengen wat er nodig is. Er is een heel klein cultuurbudget, maar we kunnen kijken
of daarin nog ruimte zit om iets te doen voor cultureel erfgoed dat nog niet helemaal
vastzit. Ik kan daar nu nog niets over beloven of er een bedrag aan koppelen, maar
ik wil er graag naar kijken, want ik begrijp absoluut het belang ervan.
De heer Hammelburg vroeg wat er nu concreet vastligt, dus wat er juridisch verplicht
is en wat niet. Het is niet allemaal hard juridisch verplicht, maar wel soft. Je kunt
een contract niet niet verlengen zonder dat je daar ooit iets over hebt gezegd. Ik
kan nu niet zomaar een contract niet verlengen. Dat is geen harde juridische afspraak,
maar dat is eigenlijk wel soft, en het is bedoeld om organisaties, onze partners,
ook een zekere mate van rechtszekerheid te kunnen bieden. Het kan zijn dat we te maken
krijgen met onderuitputting omdat we tegenvallende uitgaven hebben, maar dat kunnen
we nu, in februari, gewoon nog niet inschatten. Voor al het geld dat er is, zijn er
afspraken gemaakt over wat we daarmee gaan doen. Op die 5.4 staat nog geld, maar zoals
gezegd zullen daar nog tegenvallers komen voor eerstejaarsopvang in asiel. Dat wordt
waarschijnlijk nog meer dan we nu in de buffer hebben zitten, dus daar moeten we sowieso
nog naar op zoek.
Maar ik heb de vraag van de heer Hammelburg en van de andere leden goed gehoord over
wat we op de lange termijn kunnen doen en bij de donorconferentie kunnen toezeggen.
Kijk, het is geen pledging conference, maar ik denk dat het wel goed zou zijn als
we daar als Nederland iets kunnen noemen. Dit zal niet uit de BHOS-begroting kunnen,
dus ik moet daarover binnen het kabinet het gesprek aangaan. Dat zal ik doen. Ik weet
niet of dat komende vrijdag al kan, want dan is ook de herdenking van één jaar oorlog
in Oekraïne, waar ik namens het kabinet bij aanwezig zal zijn. Ik zal het zeker in
het kabinet bespreken. Ik weet niet of dat al lukt voor de RBZ/OS, maar het zal wel
lukken voor de donorconferentie. Vóór dat moment zal ik uw Kamer dus infomeren over
wat wij daarover hebben besloten in het kabinet.
De voorzitter:
De heer Hammelburg, heel kort.
De heer Hammelburg (D66):
Ik vroeg ook naar mogelijkheden tot een begrotingswijziging of een kasschuif binnen
de begroting, dus niet vanuit andere begrotingen maar echt binnen de begroting van
BHOS. Ik doe ook nogmaals het verzoek aan de Minister om toch nog eens de beleidsartikelen
langs te gaan om te kijken waar eventueel nog wel vrije ruimte zit en de afspraken
nog niet zijn vastgelegd en ook niet zijn uitgesproken, dus waar er beleidsintenties
zijn maar die beleidsintenties nog niet zijn vastgelegd of zijn uitgesproken naar
partners toe.
Minister Schreinemacher:
Ik moet ook afgaan op wat ik van mijn ambtenaren krijg. Zij zeggen: er is geen ruimte.
Ik begrijp het belang en de urgentie dus ik wil absoluut het gesprek aangaan in het
kabinet, maar ik zie niet hoe dat nog binnen de OS-begroting gefaciliteerd kan worden.
De voorzitter:
De volgende vraag.
Minister Schreinemacher:
Dan ga ik verder met de vragen van mevrouw Mutluer. Zij vroeg ook naar de zorg voor
kinderen met trauma's. Die vraag sluit ook aan op de vraag van mevrouw Van der Graaf.
Zij vroeg expliciet naar kinderen zonder ouders, naar wezen. Ik heb daar nog een brief
over gestuurd naar aanleiding van de motie-Hammelburg over toegang tot noodhulp voor
gemarginaliseerde groepen. De DRA heeft ook een programma child protection services,
waaronder het mental-helpprogramma valt. Wij zullen hun nog een keer op hart drukken
om daar echt op in te zetten. Dat doen zij ook in Syrië, met uitvoering door Save
the Children en War Child. Ook zij richten zich op de groep die mevrouw Van der Graaf
noemt. Zij heeft alle gelijk als zij zegt dat dit heel kwetsbare kinderen zijn, die
absoluut slachtoffer kunnen worden van mensenhandel. Daarom is het ook heel goed dat
we die programma's steunen en dat die programma's er zijn. Die zijn juist met name
op die groepen gericht.
Ik ga nu iets korter worden in de beantwoording. Over de visa zijn nog nadere vragen
gesteld, maar daarvoor verwijs ik toch naar mijn collega, die zal komen met de antwoorden.
Ik kan vragen of dat nog voor het tweeminutendebat is, maar ik vraag u ook om geen
wonderen te verwachten de komende dertien uur, waarin die vragen dan nog beantwoord
zouden moeten worden. Dus we gaan ons best doen. Ik zal in ieder geval daarom vragen.
De heer Wassenberg vroeg nog naar de aannemers en met name de lokale bestuurders.
Het is toch in het bijzonder aan Turkije om mensen die bouwfraude hebben gepleegd,
ook bestuurders, te berechten. Natuurlijk spreken wij Turkije aan op corruptie. Als
daar nog een fonds zal komen ter wederopbouw van Turkije, dan zullen wij daar natuurlijk
de aanpak van corruptie extra kracht bij zetten. Dat in antwoord op die vraag.
Mevrouw Gündoğan vroeg of wij door een geopolitieke bril naar humanitaire hulp kunnen
kijken. Humanitaire hulp gaat altijd naar mensen in nood. De heer Hammelburg noemde
dat ook al. Aan noodhulp is geen enkele voorwaarde verbonden; mensen in nood krijgen
hulp. Maar voor ontwikkelingssamenwerking, meer in brede zin van het woord, kunnen
we zeker ook geopolitiek kijken. Dat doen we al, maar we kijken natuurlijk ook naar
de afspraken die we daarover hebben gemaakt in het coalitieakkoord. Daarnaast gaan
we de grondoorzaken tegen en moeten we de SDG's helpen realiseren. Verder moeten we
beter zijn in het uitdragen van wat we al doen. Het planten van die vlaggetjes, waar
de heer Kuzu het over had, zal ook al meer doen. We moeten daar meer over praten met
de overheden daar.
Ik ga verder. De heer Van Wijngaarden vroeg nog naar het overzicht van banken die
geen uitzondering maken. Wat ik daarop kan toezeggen vanuit mijn portefeuille is dat
we ons in Europees verband inzetten op humanitaire exemptie, die dus ook de sanctieregels
vereenvoudigt. Op 28 februari is er weer een rondetafel met ngo's, banken en de ministeries
van Financiën, Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken, waarin dit ook weer specifiek
aan de orde gesteld zal worden. Ik kan contact leggen met de Nederlandse Vereniging
van Banken om na te gaan of en, zo ja, waar knelpunten zitten en haar oproepen om
de uitzondering voor de eerste levensbehoeften en humanitaire hulp te benutten.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Misschien kan de Minister dan na dat contact ook even aan ons terugkoppelen wat daaruit
komt en daar ook even in meenemen wat de implicaties zijn van de Amerikaanse regelgeving
op dit punt voor banken, want daar hebben zij zich ook toe te verhouden.
Minister Schreinemacher:
Ja, dat kan ik toezeggen.
De voorzitter:
Is dit een toezegging dat we geïnformeerd worden op dit punt?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De heer Dekker en ik zullen het niet eens worden over de sancties en de opheffing
van de sancties ten aanzien van Syrië. Ik geloof dat hij dat ook constateerde in zijn
inbreng.
Mevrouw Van der Graaf vroeg nog naar de IOB-evaluatie en of wij lokale organisaties
als gelijkwaardige partners zien en daar op die manier mee omgaan. Dat doen we. We
bespreken ook met de uitvoerende organisaties dat ze dat moeten doen en daar zien
we ook op toe.
De voorzitter:
Prima. Dan zijn we aangekomen bij het einde van dit commissiedebat Humanitaire hulp
na aardbeving Turkije en Syrië. Voordat ik afsluit, nemen we even de toezeggingen
samen door. We hebben er vier.
− De Minister zegt toe zich in te zetten in de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
op 8 en 9 maart 2023 voor de uitvoering van een analyse van waar de sancties een probleem
vormen in de praktijk. Naar aanleiding van de heer Van Wijngaarden.
− De Minister zegt toe om de Kamer te informeren voor het commissiedebat RBZ/OS op 7 maart
2023 middels de geannoteerde agenda over de inzet van het kabinet voor de donorconferentie
op 16 maart.
Minister Schreinemacher:
Niet de hoogte van een bedrag of iets dergelijks, maar wat we voor die donorconferentie
binnen Europa willen doen. Dat kan ik u toezeggen, maar niet dat ik dan al een hoogte
van een bedrag binnen het kabinet heb besproken. Want volgende week is het reces en
dan hebben we ook geen ministerraad, dus dat lukt mij niet.
De heer Hammelburg (D66):
De vraag is: wanneer dan wel? Dit was wel het verzoek van veel partijen in deze commissie.
Je gaat naar een donorconferentie. Daar ga je praten. Wat breng je ter tafel? Als
dat niet duidelijk is, waarom ga je dan naar die donorconferentie behalve om anderen
aan te horen?
De voorzitter:
Duidelijk.
Minister Schreinemacher:
De donorconferentie is op 16 maart en u wil een geannoteerde agenda voor 8 maart.
In de periode daartussen zou ik nog graag de gelegenheid krijgen om het in het kabinet
te bespreken.
De voorzitter:
Dan passen we die toezegging zo aan.
− De Minister zegt toe om de Kamer voor de donorconferentie van 16 maart te informeren
over gesprekken met het kabinet over de budgettaire mogelijkheden, waar nog ruimte
is op de BHOS-begroting voor humanitaire hulp en wat er op lange termijn kan worden
gedaan voor de situatie in Turkije.
Eigenlijk valt die samen met de voorgaande. Dan de laatste.
− De Minister zegt toe om de Kamer te informeren over het contact met de Nederlandse
Vereniging van Banken of andere financiers over wat de implicaties zijn van de Amerikaanse
regelingen voor het overmaken van geld.
Dan wil ik de Minister en de ambtenaren bedanken voor hun aanwezigheid, maar ook voor
hun inzet. Ik wil ook de Kamer zoals vandaag aanwezig danken voor de betrokkenheid
bij de situatie in Turkije en in Syrië. Het wordt breed gedeeld dat we dit hebben
gesproken. Ik dank natuurlijk ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die
thuis meekijken. Ik wens iedereen een fijne avond toe en sluit hierbij de vergadering.
Sluiting 22.05 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.