Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 19 oktober 2022, over burgemeesters
28 479 Rechtspositie van politieke ambtsdragers
Nr. 89 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 8 november 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 19 oktober 2022 overleg gevoerd
met mevrouw Bruins Slot, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 13 juni
2022 inzake een toekomstbestendig burgemeestersambt (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 164);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 februari
2021 inzake rapport burgemeestersonderzoek: Teveel van het goede? De staat van het
burgemeestersambt anno 2020 (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 89);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 2 juni
2020 inzake evaluatie Subsidieregeling Professionaliseringsfonds burgemeesters (Kamerstuk
35 300 VII, nr. 122);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 maart
2020 inzake reflectie taken burgemeester en uitwerking Agenda burgemeester (Kamerstuk
35 300 VII, nr. 108);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 april
2019 inzake toezegging ontslagleeftijd burgemeesters (Kamerstuk 28 479, nr. 79);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 februari
2018 inzake procedure ontslag van een burgemeester (Kamerstuk 31 570, nr. 34);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 25 november
2016 inzake beschouwing rol en positie burgemeester (Kamerstuk 31 570, nr. 33);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart
2016 inzake afschrift van de adviesaanvraag aan de Raad voor het Openbaar Bestuur
betreffende de positie van de burgemeester (Kamerstuk 31 570, nr. 32);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 december
2015 inzake voortgang visietraject over het ambt van burgemeester (Kamerstuk 31 570, nr. 31);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 april
2015 inzake notitie voor de aanstellingwijze van de burgemeester en de gevolgen daarvan
voor zijn positie (Kamerstuk 31 570, nr. 29).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Voorzitter: Mohandis
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Martin Bosma, Dekker-Abdulaziz, Inge
van Dijk, Mohandis en Strolenberg,
en mevrouw Bruins Slot, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 14.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allen. Welkom bij deze commissievergadering over het onderwerp burgemeesters;
niet onbelangrijk. Er schuift nog een Kamerlid aan. Ik wil alle kijkers en aanwezigen
hier welkom heten. Ik heet de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
mevrouw Bruins Slot, van harte welkom. Ter rechterzijde zit haar ondersteuning: welkom.
Ter linkerzijde zitten de leden van deze commissie. Ik als kersvers lid heb de eer
om dit te mogen voorzitten. Ik heb nog meer de eer om de leden te mogen voorstellen.
De heer Bosma van de PVV, welkom. De heer Strolenberg, VVD, mevrouw Dekker-Abdulaziz,
D66, mevrouw Van Dijk, CDA, welkom.
We hebben allemaal vier minuten spreektijd. Ik ben voornemens om de eindtijd echt
als maximum aan te houden, dus als het eerder klaar kan zijn, is het alleen maar mooi
meegenomen. Het hangt ook af van uzelf. Ik zal wel de interrupties bijhouden, maar
ik zal ze niet nu bij voorbaat al beperken. Ook dat vraagt van uw kant scherpte, puntigheid
en alertheid.
Ik begin met ons ervaren Kamerlid, de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Burgemeesters in Nederland worden niet gekozen door
de bevolking. Grappig, dat gebeurt wel in landen als Hongarije en Polen, waar Nederland
zo veel op heeft aan te merken omdat ze onvoldoende democratisch zouden zijn. Burgemeesters
zijn voor een herbenoeming of de volgende burgemeesterspost volledig afhankelijk van
de Minister c.q. de provincie. Daar zullen ze dan ook hun hoofd naar laten hangen.
Wat de bevolking vindt, is niet zo heel relevant. Gevolg: de benoemde burgemeester
doet veel dingen die kiezers helemaal niet pruimen. Zie de asielstroom, zie de vernietiging
van Zwarte Piet, zie allerlei bizarre klimaat- en milieumaatregelen. Mooi hoor, dat
de Grondwet schrijft «alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar».
De realiteit is natuurlijk geheel anders. PVV'ers kunnen in de praktijk geen burgemeester
worden, zoals PVV'ers sowieso geconfronteerd worden met ontslagen en beroepsverboden.
Let wel, het gaat over een partij die de afgelopen vijftien jaar steevast de tweede
of derde partij van Nederland was. Democratie is niet voor ons. Democratie is voor
de anderen. PVV'ers mogen wel belasting betalen, maar meebeslissen over de besteding
ervan? Nee, dat weer niet. Wel taxation, maar geen representation.
Wie zijn er wel uitverkoren om de ambtsketting omgehangen te krijgen? Nou, 28% van
de gemeenten heeft een CDA-burgemeester; een gruwelijke oververtegenwoordiging voor
een partij – een partijtje – die in de meest recente peilingen op 4% staat. Toevallig
gaat het over de partij van de Minister en die vindt het prima zoals het nu gaat,
zo schrijft ze aan de Kamer.
Nogmaals, wie zijn er wel uitverkoren voor de ambtsketting? Even een kort rondje langs
de velden. CDA-burgemeester Lamers van Schiedam wil burgers verplicht vaccineren.
CDA-burgemeester Hessels van Echt-Susteren zegt: het is tijd voor een splitsing tussen
gevaccineerden en egoïsten die een prik blijven weigeren. CDA-burgemeester Van Hemmen
te Midden-Delfland verbiedt een demonstratie van boeren. CDA-burgemeester Buma verhindert
dat Zwarte Piet mag deelnemen aan de intocht te Leeuwarden. CDA-burgemeester Vroom
ziet het als zijn heilige taak om meer gelukzoekers naar Krimpen aan den IJssel te
halen. Van CDA-burgemeester Petter, Bergen op Zoom, mogen raadsleden de eed ook afleggen
op Allah. CDA-burgemeester Westmaas van Meppel deed aangifte tegen Geert Wilders.
Wie ook aangiften verzamelde tegen mijn fractieleider, toen die iets zei wat gesteund
werd door 45% van de Nederlandse bevolking, is burgemeester Bruls van Havana aan de
Maas. In een vrolijke colonne trok de narrenstoet naar het stadhuis. Kortom, die Bruls
is echt iemand die boven de partijen staat. Meneer Bruls is ook voorzitter van de
veiligheidsregio's, een samenwerkingsverband dat gaat over rampen zoals branden. Maar
de afgelopen twee jaar is er iets bizars gebeurd. De veiligheidsregio's gaan ineens
ook over corona en over de asieltoestroom. Zo werd meneer Bruls de onderkoning van
Nederland, gekozen door helemaal niemand, maar wel met een waffel van hier tot Tokio.
Hij komt steeds met nieuwe eisen. Eergister weer een krantenkop: Bruls zet druk op
kabinet, spoedwet moet snel komen. Pardon? «Moet komen»? Wie zegt dat? Op basis waarvan
meent de opperbobo van de veiligheidsregio's druk te kunnen zetten? Waarom doet de
Minister niets om hem terug in het hok te krijgen? Graag antwoord.
Waarom laat zij het huis van Thorbecke zo verpieteren? Waarom staat zij toe dat burgemeesters
– want daar gaat het vandaag over – en gemeenteraden gepasseerd worden? Mijn voorstel
is dat ze opkomt voor het ambt van burgemeester en dat ze meneer Bruls toespreekt.
Mag ik haar ook nog even horen over de asielwet, de nieuwe asielwet die de gemeentelijke
autonomie nog verder terugdringt? Het is een blijvende, permanente wet, die de gemeentelijke
autonomie inperkt, gemeenten buitenspel zet en ze machteloos maakt over de toestroom
van asielzoekers. Is de Minister daar net zo ongelukkig over als mijn fractie?
Tot zover. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Drie seconden overschrijding, vooruit. Meneer Strolenberg, aan u het woord.
De heer Strolenberg (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Over de veranderende rol van de burgemeester is in de loop
van de tijd veel geschreven. Bij de agenda-items zaten zelfs stukken uit 2015 van
Minister Plasterk. Ik wil via deze weg in ieder geval mijn grote waardering uitspreken
voor de belangrijke positie die burgemeesters vervullen binnen het openbaar bestuur,
en de wijze waarop dit ambt wordt ingevuld. Dat gebeurt, wat mij betreft, met toewijding.
De burgemeester is met afstand de bekendste bestuurder op lokaal niveau, met een buitengewoon
stevige en brede positie. Dat moeten we koesteren. Het feit dat een burgemeester met
zijn onafhankelijke positie boven de partijen kan staan, is zeker in deze tijd van
essentieel belang, maar ook in de toekomstige tijd.
In dit debat wil ik in ieder geval drie punten aanhalen. Ik wil het even hebben over
de aanstellingswijze, een toekomstbestendige burgemeester die kan optreden en een
burgemeester in het digitale domein.
Allereerst de aanstellingswijze. Zeker gelet op het functioneren en het brede pakket
aan taken en bevoegdheden van de burgemeester, is het beter om de huidige aanstellingswijze
te hanteren en niet te pleiten voor een andere aanstellingswijze. In dat geval volgen
we ook de reactie van de Minister. De raad heeft op dit moment ook veel invloed op
wie de burgemeester wordt. Ik weet het ook uit eigen ervaring. Ik ben betrokken geweest
bij drie benoemingen en kan het eigenlijk alleen maar beamen. Ik zie bijvoorbeeld
ook gebeuren dat inwoners worden betrokken bij het opstellen van een profiel en dat
juichen wij zeker toe.
Dan over een toekomstige burgemeester die kan optreden. Het ambt is veelzijdig en
onmiskenbaar omvangrijker en complexer geworden. Dat staat in alle rapporten. Dat
is ook iets wat burgemeesters zich moeten realiseren als ze gaan solliciteren. Door
onderzoekers, maar ook door de Minister wordt geschreven dat er wel actie nodig is
om het burgemeestersambt toekomstbestendig te maken. De burgemeester opereert in een
omgeving waarin sprake is van maatschappelijke polarisatie, steeds meer ondermijning,
versplintering van het politieke landschap, verharding van het maatschappelijke debat
en primair maatschappelijke druk op zijn optreden. Dat maakt het, denk ik, noodzakelijk
om ook op te treden binnen het veiligheidsdomein. Het is belangrijk om oog te hebben
voor deze druk, die zelfs vaak groter is dan de druk vanuit de raad. Het aantal openbare-ordebevoegdheden
is sinds 2010 enorm toegenomen. Neem bijvoorbeeld de wijze waarop een burgemeester
ruimere mogelijkheden krijgt om woningen te sluiten als de openbare orde wordt verstoord.
Dat lijkt de VVD een goede zaak.
De voorzitter:
U heeft een interruptie. Eerst de heer Bosma, dan mevrouw Dekker-Abdulaziz.
De heer Martin Bosma (PVV):
De heer Strolenberg wil niets veranderen aan de manier waarop burgemeesters aan hun
ambt komen. Dat is een heel legitieme positie. Nou bespreken we vandaag een mooi rapport.
Daarin wordt gezegd: «Een manier om de eigenstandige positie van de burgemeester te
versterken, is door hem niet langer de facto door de gemeenteraad te laten benoemen
en herbenoemen, maar door hem in een rechtstreekse verkiezing door de bevolking te
laten kiezen. Dat verschaft hem eigenstandige legitimiteit voor politiek gevoelige
keuzes.» Hoe staat de VVD-fractie tegenover die uitspraak?
De heer Strolenberg (VVD):
Ik ben het daar niet mee eens. De wijze waarop op dit moment de benoeming plaatsvindt,
kent wat mij betreft een hoog democratisch gehalte. De gemeenteraad heeft een belangrijke
positie in het vaststellen van het profiel en in de selectie. Ik heb het ook zelf
ervaren. Ik noem een praktijkvoorbeeld uit Hoogeveen. Toen waren er zeven of acht
partijen. Elke partij was met één vertegenwoordiger in die selectiecommissie vertegenwoordigd.
Dat zijn democratisch gekozen volksvertegenwoordigers die in feite een voordracht
doen bij de Minister. Ik weet dat sinds 2010 nagenoeg alle voordrachten die hebben
plaatsgevonden ook daadwerkelijk hebben geleid tot een kroonbenoeming, op misschien
enkele situaties na waarbij kandidaten zich zelf hebben teruggetrokken. Ik vind dat
eigenlijk een uitstekende wijze, met de nodige checks-and-balances. Ik noem de commissaris
van de Koning, die ook nog een rol heeft. Ook ten aanzien van integriteit worden er
allerlei zaken in acht genomen, overigens ook ter bescherming van de kandidaten.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat is een mooi theoretisch verhaal. Misschien mag ik verdergaan met een wat valse
interruptie. Ik heb mij in het verleden heel vaak vrolijk gemaakt over het enorme
verloop in woordvoerders Binnenlandse Zaken bij de VVD. Ik mag deze functie bekleden
sinds 2010, maar als ik een reünie zou organiseren met alle VVD-woordvoerders die
ik in de loop der tijden ben tegengekomen, zou ik echt de Amsterdam ArenA moeten afhuren,
vrees ik. En waarom is dat verloop zo hoog? Dat is omdat heel veel VVD-woordvoerders
burgemeester worden. Wordt de theoretische exercitie die de heer Strolenberg zojuist
heeft gehouden ook niet een beetje veroorzaakt door het feit dat het een baantjesmachine
is voor woordvoerders Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamerfractie van de VVD?
De voorzitter:
Dat is buiten de orde, maar het is aan de heer Strolenberg om te bepalen of hij wil
antwoorden.
De heer Strolenberg (VVD):
Dat weet ik niet. Ik ga hier niet openlijk solliciteren. Ik was niet van plan om hier
weg te gaan. Als de heer Bosma een reünie organiseert, dan kom ik ook graag op het
feestje. Dan sla ik die uitnodiging niet af. Maar je ziet uiteindelijk wel dat een
gemeenteraad ook zoekt naar een voorzitter van de raad met enig politiek gevoel en
met kundigheid. Je ziet uiteindelijk wel dat mensen binnen mijn partij de nodige ervaring
hebben opgedaan, en dat er op basis van dat profiel waar ik het over heb, in de gemeenteraad
een afweging wordt gemaakt wie de beste kandidaat is. Zou dan ook de partijkleur daar
een rol in spelen? Bij de benoemingen waarin ik een rol heb gespeeld, is dat niet
het geval geweest. Daarbij is echt gekeken naar de kwaliteit.
De voorzitter:
Mevrouw Dekker-Abdulaziz heeft een interruptie op de heer Strolenberg.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Eigenlijk had ik een andere vraag, maar nu was er dit interruptiesetje met de heer
Bosma. Wij zijn het niet vaak met elkaar eens, maar deze keer wel. Mijn vraag aan
de VVD is de volgende. Ik hoor de VVD namelijk zeggen dat het juist goed is dat de
gemeenteraad de burgemeester kiest, maar in dit rapport staat juist dat burgemeesters
bij kwesties van integriteit niet in durven te grijpen omdat ze voor hun positie zo
afhankelijk zijn van die gemeenteraad. Hoe kijkt de VVD daartegen aan?
De heer Strolenberg (VVD):
Ik denk dat dat een lastig spanningsveld is. Je wil uiteindelijk ook gewoon dat de
burgemeester zelfstandig besluiten kan nemen. Ik ben het overigens niet eens met alle
aanbevelingen in het rapport waaraan u refereert. Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters,
de VNG en ook de Minister zijn volgens mij kritisch op de aanbevelingen die daarin
staan. Die wil ik dus zeker niet volgen. Maar het is, denk ik, wel een lastig spanningsveld.
Boven de partijen staan betekent dat je je niet altijd populair maakt binnen je eigen
gemeenteraad. Je zal ook moeten optreden, want in dat geval heeft een burgemeester
natuurlijk ook een bijzondere positie. Naar mijn mening moeten we die op die manier
koesteren en is het ook zaak voor Binnenlandse Zaken om de burgemeesters professioneel
te ondersteunen, zodat ze de juiste kennis, ervaring en houding kunnen hebben in hun
gemeente.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor het antwoord. Jullie zijn het blijkbaar niet eens met alle aanbevelingen,
maar het rapport beveelt ook aan dat de commissaris van de Koning een goede rol speelt
bij integriteitskwesties wanneer het erop aankomt. Hoe kijkt de VVD dan tegen die
aanbeveling aan?
De heer Strolenberg (VVD):
Nu staat natuurlijk niet ter discussie wat de rol van de commissaris van de Koning
is, maar die heeft natuurlijk een belangrijk aandachtspunt, namelijk: zorgen voor
goed bestuur in de gemeentes waar die een verantwoordelijkheid heeft. Om daarop goed
toe te zien moet de commissaris van de Koning ook, zoals in de provincie Drenthe,
waar ik woon, regelmatig met de burgemeesters aan tafel zitten om te horen hoe het
functioneren gaat. Ik denk dat het ook belangrijk is dat burgemeesters daarmee een
klankbord hebben.
Wat betreft specifiek de burgemeestersbenoemingen zijn commissarissen van de Koning
natuurlijk vrij om hun eigen wijze te kiezen bij de benoemingsprocedure. Ik ken bijvoorbeeld
ook gemeentes waar de longlist van sollicitanten wordt gedeeld met de gemeenteraad
en niet enkel een voorselectie, juist ook om de transparantie naar de mensen in die
vertrouwens- en selectiecommissie maximaal in te zetten. Ik denk dat we ook in een
tijd zitten waarin er meer transparantie van afwegingen wordt gevraagd: wie heeft
gesolliciteerd en mogen we die namen zien? Daar wordt, denk ik, mettertijd minder
spastisch over gedaan. Elke commissaris van de Koning maakt daar natuurlijk zijn eigen
afweging in.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de heer Strolenberg zijn betoog voortzet. U heeft nog ongeveer anderhalve
minuut.
De heer Strolenberg (VVD):
Ook schrijft de Minister dat de spanning in de rol van burgemeester als hoeder van
de openbare orde en veiligheid het ontbreken van een balans is tussen strafrecht en
bestuursrecht. Daar heb ik een heel specifieke vraag over. Kan de Minister aangeven
hoe zij op dit moment samenwerkt met de Minister of collega's bij JenV? Welke resultaten
hoopt zij te bereiken die de burgemeesters uiteindelijk verder zullen helpen? Verder
ben ik benieuwd naar het afwegingskader dat we eind 2022 zullen krijgen. Dat wachten
we af. Ik ben alleen wel benieuwd hoe de Minister te werk gaat bij het maken van dat
afwegingskader. Betrekt zij naast het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en
de VNG bijvoorbeeld ook het perspectief van inwoners op raadsleden bij het afwegingskader?
Dan mijn laatste punt: de burgemeester in het digitale domein. Justitie en Veiligheid
doet nu onderzoek naar voorzieningen, waarbij burgemeesters zich kunnen melden als
ze bijvoorbeeld onlinecontent willen verwijderen. Mijn collega Rajkowski heeft daar
vorige maand in een ander debat toe opgeroepen. Naar onze mening moeten burgemeesters
voldoende juridische instrumenten hebben om op te treden. We kennen in Nederland een
aantal digiburgemeesters. Ik ben van mening dat eigenlijk elke burgemeester in Nederland
digitale vaardigheden moet hebben, maar vooral ook moet kunnen beschikken over instrumenten,
kennis en daadkracht om op te treden tegen treitervloggers, verkoop van drugs via
onlinestores en mensen die oproepen doen die kunnen leiden tot rellen of verstoring
van de openbare orde. Want oproepen tot rellen moeten we meteen de kop indrukken en
daar heeft de burgemeester, denk ik, een belangrijke rol in. Kan de Minister aangeven
hoe zij tegen deze nieuwe, digitale bedreigingen aankijkt en hoe zij de burgemeesters
wil gaan ondersteunen, zodat ze hiertegen kunnen optreden?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft uw betoog afgerond, maar er is nog een interruptie voor u, van de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
De heer Strolenberg begon zijn inbreng met het onderstrepen van de belangrijke positie
van de burgemeester. Nou staat het kabinet, waar de VVD toe behoort, op het punt om
een nieuwe asielwet aan te nemen. Dat is geen tijdelijke wet, maar een permanente
wet. Het is een dwangwet, waarbij gemeenten gedwongen worden om bepaalde aantallen
asielzoekers op te nemen. Dat is een uitholling van de gemeentelijke autonomie en
ook van de positie van de burgemeester, want die heeft eigenlijk niets meer te vertellen.
Hij ziet die asielzoekers gewoon binnenkomen en that's it. Hoe verhoudt het feit dat
de VVD-fractie dit steunt, zich tot het pleidooi van de heer Strolenberg over, ik
citeer, «de belangrijke positie van de burgemeester»?
De voorzitter:
Vanuit de positie van de burgemeester om te voorkomen dat het een asieldebat wordt,
de heer Strolenberg.
De heer Strolenberg (VVD):
De heer Bosma is consequent. Vorige week, tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse
Zaken, stelde hij mij eenzelfde soort vraag. Ik ga daar geen antwoord op geven, want
ik vind dat de asieldiscussie in een ander debat thuishoort. Daar hebben we een andere
woordvoerder voor. Het is al complex genoeg, dus ik doe daar geen uitspraak over.
Het enige is de link met de burgemeester. Belangrijk is dat burgemeesters daarin zelfstandig
kunnen optreden, maar wel binnen de grenzen die er zijn.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik wil er ook helemaal geen asieldebat van maken; dat is het laatste wat ik wil. Ik
wil gewoon een reflectie van de heer Strolenberg. Aan de ene kant zegt hij dat de
burgemeester zo belangrijk is. Dat ben ik met hem eens. Hij staat voor de positie
van de burgmeester. Aan de andere kant steunt zijn fractie de asielwet die de positie
van de burgmeester juist ondergraaft en minder belangrijk maakt. Het is of het een,
of het ander. Ik vraag de heer Strolenberg gewoon om consistent en consequent te zijn
en om daar eens iets over te zeggen.
De voorzitter:
U herhaalt de vraag.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, omdat ik geen antwoord krijg.
De heer Strolenberg (VVD):
Ik blijf bij mijn antwoord.
De voorzitter:
Het is aan de heer Strolenberg om te bepalen wat zijn antwoord is. Daar laat ik het
bij. Ik ga naar mevrouw Dekker-Abdulaziz voor een interruptie.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ja, een interruptie op de VVD. Ik hoorde de VVD iets zeggen over digitale vaardigheden
van de burgmeester. Dat vinden wij ook prachtig. Maar ik hoorde de VVD ook iets zeggen
over digitale bevoegdheden van de burgemeester. Dat vinden wij als D66 best zorgelijk,
want wij vinden dat dat echt op het terrein van Justitie ligt. Ik ben benieuwd of
de VVD wel zeker weet dat ze dit wil.
De heer Strolenberg (VVD):
Ik hoor signalen van burgemeesters dat zij instrumenten willen hebben om te kunnen
optreden. Volgens mij is dat ook iets voor het afwegingskader: hoe kan dat in balans
zijn met elkaar? Daar moet de Minister ook antwoord op gaan geven. Ik roep dus met
name op tot dingen die burgemeesters willen. Zij zeggen: we zien dingen gebeuren,
maar we kunnen er niks aan doen; we zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de politie en
de politiecapaciteit. Dan moet je gaan kijken hoe je daar uit gaat komen, want verstoringen
van de openbare orde of oproepen daartoe wil je gewoon de kop indrukken.
De voorzitter:
Mevrouw Dekker-Abdulaziz, in tweede instantie.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik moet even nadenken. Natuurlijk, maar vindt de VVD het niet gevaarlijk dat gaten
in de capaciteit van Justitie en politie gevuld worden door bestuurlijke bevoegdheden
van de burgemeester? Dat zou echt op de grens zijn van wat we met z'n allen zouden
moeten willen.
De heer Strolenberg (VVD):
Vandaar ook mijn vraag aan de Minister hoe zij aankijkt tegen de balans tussen het
strafrecht en het bestuursrecht en de wijze waarop daarin wordt opgetreden, want dat
is op dit moment deels uit balans.
De voorzitter:
Oké, check. Dan gaan we nu echt naar de volgende spreker en dat is mevrouw Dekker-Abdulaziz
van D66. Uw vier minuten gaan nu in.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank, voorzitter. De rol van de burgemeester is zwaarder en politieker geworden. Daarmee
staat de neutraliteit van de burgemeester onder druk en komt het principe van de machtenscheiding
in het geding. Dit komt het sterkst naar voren in de verzwaarde openbare-orde- en
veiligheidsportefeuille. De burgemeester krijgt in toenemende mate de rol van sheriff
of crimefighter. Sinds 2010 zijn er bevoegdheden bij gekomen. Ik denk aan de Wet Damocles,
waarbij een burgemeester een pand kan sluiten vanwege overlast. Deze bevoegdheden
zijn in die wet bedoeld als ultimum remedium, als laatste redmiddel, dus voor uitzonderlijke
gevallen waarin niets anders meer werkt. Tegenover die ingrijpende bevoegdheden staat
in het strafrecht de rechtsbescherming van de verdachte, die omgeven is met tal van
waarborgen, die het bestuursrecht niet in dezelfde mate kent. De raad heeft maar beperkte
instrumenten om de burgemeester te controleren bij deze ingrijpende keuzes.
De Minister wil als remedie voor de verzwaarde oov-portefeuille een afwegingskader
voor nieuwe bevoegdheden. Daarnaast lezen we in haar brief dat ze bezig is met een
wet om bevoegdheden toe te voegen, terwijl de rol nu al te zwaar is. Dat vindt D66
echt zorgelijk. Er zullen dus dingen af moeten. Daarom verzoekt D66 de Minister om
de huidige openbare-orde- en veiligheidsbevoegdheden tegen het licht te houden in
een onderzoek waarin wij de volgende vragen beantwoord willen zien. Hoe vaak zijn
die extra bevoegdheden al ingezet? Hoe vaak zijn burgemeesters teruggefloten door
rechters? Worden de bevoegdheden die burgemeesters nu al hebben, ingezet zoals in
eerste instantie de bedoeling was, dus als ultimum remedium? Genieten burgers nog
adequate rechtsbescherming tegen de beslissingen van burgemeesters, zoals in het strafrecht
wél geborgd is? Hebben gemeenteraden voldoende instrumenten om de burgemeester te
controleren? Is de Minister bereid om de resultaten van het onderzoek af te wachten
alvorens zij de nieuwe wettelijke bevoegdheden op het gebied van openbare orde en
veiligheid verder gaat uitbreiden?
Voorzitter. Zoals ik net zei, is de rol van de burgemeester zwaarder geworden. Dit
onderschrijven ook de onderzoekers van het rapport «Teveel van het goede?».
De heer Strolenberg (VVD):
Ik laat het nog even op mij inwerken. U geeft aan dat er misschien een aantal bevoegdheden
af zouden moeten. Heeft mevrouw Dekker-Abdulaziz misschien voorbeelden van situaties
waarin bevoegdheden volgens haar zouden moeten worden overgeheveld?
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor de vraag. Nee, die heb ik niet. Daarom vraag ik de Minister om dat te onderzoeken,
vooral het inzetten van de extra bevoegdheden die ze hebben gekregen. Worden die op
de goede manier ingezet? Misschien is dat al voldoende.
De voorzitter:
Ik wil zelf ook even interrumperen. Misschien wil de heer Bosma bewaken dat dat goed
verloopt.
Voorzitter: Martin Bosma
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Mohandis (PvdA):
Nog even over die bevoegdheden en de breedte van dat pakket. Ik zal daar in mijn eigen
inbreng ook op ingaan. Hoe het gegroeid is, is mij af en toe ook een raadsel. Het
verbreedt zich alleen maar en het dijt steeds verder uit. Als ik kijk naar de nevenfuncties
van burgemeesters in regionaal verband, bijvoorbeeld in de veiligheidsregio, bij gemeenschappelijke
regelingen en zo kan ik wel even doorgaan, denk ik: nou, u heeft bijna een baan naast
een baan. In het licht van uw terechte kritiek vraag ik me af: ontspoort het niet
breder en moeten we het niet nog breder bekijken? Ik ben benieuwd wat u daarvan vindt.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dat vind ik wel een goede vraag. Ik heb met mijn vragen aan de Minister willen focussen
op de openbare-orde- en veiligheidsportefeuille, omdat die juist sinds 2010 heel erg
is uitgebreid. De signalen zijn dat meer dan de helft van de tijd van burgemeesters
daar nu naartoe gaat. Dat gaat ten koste van al die andere taken die burgemeesters
hebben. Ik onderschrijf dus wat de heer Mohandis vindt, maar ik vind toch dat de Minister
eerst moet focussen op deze best wel ingrijpende bevoegdheden die de burgemeesters
hebben gekregen.
De heer Mohandis (PvdA):
Nee, en daar spant het natuurlijk. Het meest ongeorganiseerde is bijvoorbeeld de VNG.
Daar zijn allemaal verschillende opvattingen. Burgemeesters doen alsof ze georganiseerd
zijn, maar ze hebben allemaal verschillende meningen. Ze zullen nooit zelf zeggen
dat er een taak af kan; er kan altijd wat bij. Ik heb door de jaren heen gezien, in
de afgelopen twaalf jaar waarin ik in de gemeenteraad heb gezeten, dat er steeds meer
taken bij komen. Het is steeds normaler geworden om voorzitter van een gemeenschappelijke
regeling te worden. Dat moet een burgemeester zijn, want die heeft gezag en dan komt
ook iedereen naar zo'n vergadering. Juist die oov-taken zijn toch, grondwettelijk
gezien – nou ja, de kroonbenoeming is eruit – de kerntaak van de burgemeester? De
focus ligt heel erg op het oov-deel. Alle andere zaken, die ook bij een wethouder
zouden kunnen, moeten misschien wat minder worden. Ik ben dus een beetje op zoek naar
hoe we voorkomen dat de kerntaken verschralen.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Nogmaals, een goede vraag over een van mijn grootste ergernissen als raadslid. Als
raadslid heb je helemaal geen controle op de gemeenschappelijke regeling. Ik herken
dat dus heel erg. Tegelijkertijd is en blijft openbare orde en veiligheid een kerntaak
van een burgemeester. Criminaliteitsbestrijding is niet de kerntaak van een burgemeester.
Dat is echt iets anders dan openbare orde en veiligheid. Afgelopen weekend stond er
een artikel in de Stentor waarin je kon lezen waar het scheurt. Waar justitie en politie
zouden moeten ingrijpen, wordt nu de burgemeester ingezet omdat dat gemakkelijker
en sneller is. Dat is het probleem dat ik probeer te schetsen.
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank. Zoals ik net zei, is de rol van de burgemeester zwaarder geworden. Dit onderschrijven
ook de onderzoekers van het rapport «Teveel van het goede?». Hun advies is om ergens
aan de knoppen te draaien: accepteer de toegenomen politisering en pas daar de rollen
op aan, verklein de rol van de burgemeester of verstevig diens eigenstandige positie.
Voorzitter. Het schetst dan ook mijn verbazing dat de Minister alle aanbevelingen
van de onderzoekers terzijde schuift. Neem de suggestie van de onderzoekers om de
commissaris van de Koning handelend te laten optreden bij integriteitskwesties. Die
kan nu enkel advies en ondersteuning bieden. Daardoor blijft de principiële disbalans
bestaan waarin de burgemeester afhankelijk is van diegene wiens integriteit hij moet
bewaken. Is de Minister het met D66 eens dat het ontbreken van de goede checks-and-balances
het integriteitstoezicht kan hinderen?
Ook de aanbeveling om het voorzitterschap van de raad en het college niet beide bij
de burgemeester neer te leggen, wijst de Minister af. Geeft het contrast met de opvattingen
en de reactie van de VNG en het NGB geen aanleiding om nog eens derden te consulteren?
D66 verzoekt de Minister om in gesprek te gaan over de analyse en aanbevelingen van
de onderzoekers en hierbij ditmaal meer partijen te consulteren.
Ik kijk uit naar de reactie van de Minister. Dank je wel.
De voorzitter:
Binnen de tijd! Ik ben nog niet streng – dat kan nog komen – maar u heeft nu al vier
interrupties, meneer Bosma. Ik constateer dat even.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik kom net een beetje op gang, voorzitter. Ik heb als voorbereiding op het begrotingsdebat
van vorige week nog even het boekje «Daarom D66» van Hans Gruijters gelezen. Hans
Gruijters is de echte oprichter van D66. De gekozen burgemeester behoort gewoon tot
de kroonjuwelen van D66. Als je een burgemeester wil kiezen, zoals ikzelf en D66 willen,
dan moet je de goede man of vrouw toch juist iets substantieels te doen geven? Anders
kies je iemand die niks te zeggen heeft, terwijl het body moet hebben. Ik had juist
precies het tegenovergestelde verwacht van mevrouw Dekker, namelijk dat ze met een
pleidooi zou komen om de burgemeester te kiezen, die veel sterker te maken en hem
of haar er nog drie, vier, vijf taken bij te geven. Is het feit dat mevrouw Dekker
nu eigenlijk kiest voor een verzwakking van de positie van de burgemeester ook een
indicatie dat die gekozen burgemeester niet meer zo belangrijk is voor D66?
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dat waren vier vragen in één interruptie; dat vind ik wel knap. Dat laatste is niet
het geval. Wij hebben gezien dat in het rapport ook onderschreven wordt dat de gekozen
burgemeester juist een oplossing zou moeten zijn voor de neutraliteitspositie van
de burgemeester. Ruim 57% van de bevolking vindt dat ook. Dat vindt D66 ook nog steeds.
Maar ik heb hier geen betoog van vier minuten over gehouden, omdat ik weet dat het
nu in de Kamer nog weinig zin heeft om dat voor te stellen. Zo pragmatisch ben ik
ook wel. D66 wil de positie van de burgemeester niet verzwakken. Wij willen wel aangeven
dat het niet altijd aan de burgemeester is om in te grijpen met zijn bestuurlijke
bevoegdheden waar justitie en politie juist moeten ingrijpen. Dat willen wij laten
zien.
De voorzitter:
Dan heb ik ook nog een interruptie van mevrouw Van Dijk, CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het gaat mij eigenlijk over het laatste punt. D66 geeft aan dat meer partijen geconsulteerd
zouden moeten worden. Er ligt een rapport. Verschillende partijen hebben aangegeven
daar kritisch op te zijn. Aan wat voor partijen denkt D66 dan? Want je kunt oneindig
consulteren. Maar wat moet het doel zijn? Is dat tegenbewijs leveren, zodat je opnieuw
de discussie kunt voeren? Of kun je op een gegeven moment ook gewoon zeggen: «het
is goed zo, want dit zijn mensen die dicht op de praktijk zitten en die hebben er
verstand van, dus we kunnen door»?
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor de vraag. Ik vind dat eigenlijk wel een beetje te makkelijk, want de partijen
die nu gereageerd hebben, zijn de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.
Dat zijn dus de mensen waar het hier over gaat. We hebben nog niet met gemeenteraden
gesproken en we hebben bijvoorbeeld ook niet met hoogleraren gesproken. We zien wel
in kranten dat er experts in het veld zijn die zeggen: dit schuurt, jongens en meisjes,
en hier gaan ongelukken gebeuren. Burgemeesters geven ook zelf aan dat zij steeds
meer gezien worden of dat zij bedreigd worden. Dat is onderdeel van die verzwaring
van de portefeuille openbare orde en veiligheid. Er is een probleem en het helpt niet
om dat te ontkennen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat wordt absoluut niet ontkend, want het gaat mij niet zozeer om de verzwaring van
de portefeuille; dat zien wij ook. Dat komt dadelijk ook in mijn betoog aan de orde.
Het ging mij er eigenlijk meer om dat D66 aangeeft dat er meer mensen bevraagd moeten
worden. Maar volgens mij gaat de discussie helemaal niet over die portefeuille en
over de vraag of die wel of niet te zwaar is. Er komt niet voor niets een nieuw afwegingskader.
Het gaat mij meer over die andere onderwerpen, waarbij het nou een beetje voelt alsof
u zegt: omdat er niet in staat wat wij graag willen, willen we graag meer consultaties.
Dan is mijn vraag: bij wie dan?
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Het gaat mij dus juist om de verzwaring van de rol van de burgemeester en niet om
alle andere dingen die erbij staan, want we moeten natuurlijk niet het hele rapport
naast ons neerleggen omdat daarin toevallig de gekozen burgemeester als een van de
oplossingen vermeld staat. Er staan ook zes andere aanbevelingen in die de moeite
waard zijn. Wie moet je dan nog meer consulteren? Ik zou met hoogleraren spreken die
zich nu al uitspreken en ik zou ook gaan spreken met raadsleden of gemeenteraden.
De voorzitter:
De heer Strolenberg heeft ook een interruptie.
De heer Strolenberg (VVD):
Ja. Mevrouw Dekker gaf aan dat er nu een meerderheid zou pleiten voor een gekozen
burgemeester, maar het is een lichte meerderheid en uit onderzoek blijkt ook dat als
het wordt toegelicht, het in één keer een minderheid is. Als we uitleg geven over
de huidige aanstellingswijze, is het een minderheid. Maar wat in het onderzoek ook
opvallend was, is dat als je mensen vraagt hoe zij de zorgvuldigheid van de huidige
aanstellingswijze en die van de gekozen burgemeester beoordelen, een meerderheid daarvan
zegt de huidige aanstellingswijze zorgvuldiger te vinden. Wat is de reactie van mevrouw
Dekker daarop?
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
D66 pleit natuurlijk al sinds jaar en dag voor de gekozen burgemeester en doet dat
niet vanwege het wel of niet zorgvuldig zijn van het huidige traject, maar vanwege
het democratische gehalte. Een burgemeester die rechtstreeks gekozen wordt door het
volk heeft namelijk ook meer mandaat. Het rapport onderschrijft dat toevallig ook
voor de positie van neutraliteit en het toetsen van de integriteit. Je bent namelijk
te afhankelijk van diegenen die jou uiteindelijk kiezen. Dat gebeurt rechtstreeks
door de raad en dat kunnen maar negentien mensen zijn. Dus vanwege die twee punten
sta ik nog steeds achter mijn punt.
De voorzitter:
Oké, u heeft uw punt gemaakt. We gaan naar de volgende spreker. Uw vier minuten gaan
in, mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter. Vandaag spreken we inderdaad over onze burgemeesters. Het ambt is volop
in ontwikkeling. Het is een rol in onze samenleving die vaak veel verder gaat dan
de formele rol en verantwoordelijkheid. Ik wil, net zoals mijn buurvrouw, beginnen
met de burgemeester als crimefighter. Zijn burgemeesters het duizenddingendoekje van
een niet-functionerend strafrechtsysteem geworden? Worden burgemeesters steeds vaker
ingezet als crimefighter, omdat er grote personele tekorten zijn bij politie en justitie?
Dat is wel zo volgens de voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.
Burgemeesters worden nu soms in posities gebracht die niet primair van hen zijn. Strafrecht
en bestuursrecht moeten hand in hand gaan. Het kan niet zo zijn dat de burgemeester
er alleen voor komt te staan en bijvoorbeeld een pand sluit zonder dat er ook vanuit
het strafrecht maatregelen worden opgelegd.
Als ik het goed heb begrepen, komt aan het einde van het jaar het nieuwe afwegingskader
voor de bevoegdheden van burgemeesters en dat is volgens de burgemeesters ook echt
nodig om meer duidelijkheid te krijgen over waar bevoegdheden liggen. Wij vragen ons
af of er volgens de Minister, naast het verkrijgen van duidelijkheid, eigenlijk nog
wel ruimte is om de portefeuille openbare orde en veiligheid verder te vergroten.
En hoe worden onze burgemeesters betrokken bij deze afwegingen?
De Minister geeft in haar reactie op de geschetste oplossingsrichting in het onderzoek
«Teveel van het goede?» aan dat ze de analyse goed vindt, maar dat er ook oplossingen
gezocht moeten worden in de versterking van het lokaal bestuur als geheel en niet
in de positie van één functionaris. Die opvatting delen wij. Het ambt van burgemeester
is inderdaad omvangrijker en complexer geworden – dat zien wij ook – maar dat geldt
voor het hele lokale bestuur: meer taken, meer regionale samenwerkingen en krappe
financiële middelen. En daaroverheen komen crisissen, die direct de lokale samenleving
van de burgemeester raken, zoals de coronacrisis en de energiecrisis.
Voorzitter. Ik ben blij te lezen dat de Minister gaat verkennen hoe de rol van voorzitter
van de raad verder versterkt kan worden, want gemeenteraden hebben behoefte aan een
stevige positie in gemeentelijke besluitvormingsprocessen. De burgemeester kan hierbij
helpen en een hele mooie en belangrijke rol spelen. De burgemeester is daarnaast belangrijk
in de verantwoordelijkheid van bestuurlijke integriteit. Vaak zijn dit complexe vraagstukken.
Normen en waarden van personen en de bestuurscultuur van de gemeente spelen daarin
mee. Integriteitsdiscussies kennen vaak meerdere lagen en zijn lang niet altijd zwart-wit.
Ik ben benieuwd naar de instrumenten waar de Minister aan denkt om burgemeesters een
betere invulling te kunnen laten geven aan hun taak als integriteitsbewaker. Instrumenten
zijn mooi, maar zonder het gesprek hierover consequent met elkaar te voeren en regelmatig
te toetsen of we er nog hetzelfde over denken met elkaar, zijn instrumenten als een
piano die je vergeet regelmatig te stemmen.
Dan het herbenoemingsproces. Ik krijg helaas met enige regelmaat signalen uit het
veld dat dat soms door raadsleden gebruikt wordt als een afrekenmoment. In de praktijk
blijkt de scheiding tussen vinden dat je burgemeester niet voldoende functioneert
óf hem of haar niet mogen omdat je bijvoorbeeld een keer een tik op de vingers hebt
gekregen waar je het niet mee eens bent, lastig. Het is goed dat de commissaris van
de Koning toeziet op een zorgvuldig proces. Worden de aanbevelingen van de commissaris
van de Koning in de praktijk altijd overgenomen, is mijn volgende vraag. Als dat niet
gebeurt, vindt er dan een evaluatie van het proces plaats of blijft het daarbij? Ook
wordt er aandacht gevraagd voor het aantrekkelijk houden van het ambt. Ik weet dat
er hoge eisen gesteld worden aan onze bestuurders. Een mogelijkheid bieden om ze door
te laten ontwikkelen, is een goede zaak. Ik ben benieuwd of burgemeesters er ook actief
gebruik van maken. Zijn er inderdaad signalen dat minder mensen het ambt willen vervullen?
En zo ja, moeten we ons daar vervolgens zorgen over maken?
Voorzitter, tot slot. Burgemeesters vragen aandacht voor het werkgeverschap ten aanzien
van burgemeesters. Bij wie is dit belegd? Een raad kan het vaak niet professioneel,
de commissaris moet zowel de gemeente als de burgemeester dienen en een Minister ondersteunt
ad hoc. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Moeten we dit steviger gaan beleggen?
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was ook binnen de tijd. Ik zie in ieder geval een interruptie van
mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Fijn dat ik het CDA ook hoor over de bevoegdheden van de burgemeesters en de vraag
of die veel meer uitgebreid moeten worden. Is het CDA het met ons eens dat hier verder
onderzoek naar gedaan zou moeten worden, zoals wij ook bepleit hebben?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ga er eigenlijk van uit dat er, om tot dat afwegingskader te komen, onderzoek gedaan
wordt. Ik ga ervan uit dat in de onderbouwing bij het afwegingskader dat straks naar
ons toe gaat komen, heel nadrukkelijk terug te vinden zal zijn wie zijn geconsulteerd
en op basis waarvan besluiten zijn genomen. Anders zullen wij er ook zeker naar vragen.
Daarbij vind ik het ook belangrijk dat de burgemeesters hierbij zelf betrokken worden.
De voorzitter:
In tweede instantie.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik ga daar nog niet helemaal honderd procent van uit. Wat mij zorgen baart, is dat
er aan een wet wordt gewerkt om bevoegdheden uit te breiden, zoals ook het CDA zegt.
Is het CDA het met ons eens dat als dat onderzoek niet komt bij het afwegingskader,
het in ieder geval moet komen voordat er een nieuwe wet komt met extra bevoegdheden?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind als-danvragen altijd een beetje ingewikkeld. Ik denk dat het goed is dat we
even het antwoord van de Minister afwachten. Als blijkt dat de Minister aangeeft dat
zij helemaal niet van plan is om überhaupt iets te onderzoeken, dan denk ik dat we
een hele andere discussie hebben met elkaar.
Voorzitter: Martin Bosma
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan onze debutant van vandaag, vers het veld in, de nieuwe
woordvoerder van de Partij van de Arbeid: de heer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Wat een mooie inleiding!
Als vijfde spreker heb ik ook goed geluisterd naar de vorige sprekers. Toen ik alle
stukken las, dacht ik ook wel heel even: er is advies uitgevraagd en er staan best
wel interessante dingen in het rapport dat hier voorligt. Toen ik de brief van het
kabinet zag, dacht ik ook even: oké, wat is dan de next step; wat gaan we nou doen?
Wat mij als eerste opviel, is dat er vooral door het kabinet wordt gekeken naar ...
Burgemeesters en de VNG, ook vaak een vertegenwoordiger van het meer bestuurlijke
gremium van gemeenten, zijn geconsulteerd. Die partijen zien de geschetste oplossingsrichtingen
toch nog niet echt als de next step. Ik vroeg me af: als je alleen deze gremia erbij
betrekt en niet bijvoorbeeld de Vereniging voor Raadsleden, de interne driehoek ...
Er is ook een netwerk van gemeentesecretarissen en griffiers. Ook die kunnen heel
goed vanuit hun perspectief meedenken over de rol van de burgemeester, die de afgelopen
tien à twaalf jaar best wel verzwaard is, niet alleen vanuit de externe kant, maar
ook vanuit de interne kant. Je moet inmiddels niet een lam zijn met vijf poten, maar
misschien wel met elf poten om het allemaal nog te overzien en om het goed te doen.
Er is ook een spanning in de rol van voorzitter van de gemeenteraad. Die moet eigenlijk
dienend proberen om die raad in positie te brengen, maar er is ook een college dat
probeert om de agendapunten door te drukken. Ik miste dus eigenlijk de gezonde checks-and-balances
in wie je er allemaal bij betrekt om ook daadwerkelijk te komen tot een beter pakket
om dat te overzien. Ik had van tevoren kunnen inschatten dat als ik deze groepen consulteer
over een dergelijk rapport, er nooit wordt gezegd: «Ik heb drie taken in de aanbieding.
Die waren door de jaren heen eigenlijk best wel zwaar. Laat ik ze maar eens een keer
afstoten of laat ik die ergens anders beleggen.» Dus ik wil graag een reactie op de
vraag wie er allemaal wordt gesproken om naar een soort gezonde balans te gaan in
de rol van burgemeester.
Nog even over het zijn van voorzitter van zowel het college als van de raad. Er wordt
hier gezegd dat het samenspel tussen college en raad uiteindelijk wordt versterkt.
Nou, leg uit: waarom dan? Hoe verhoudt zich dit dan tot het feit dat de burgemeester
de neiging zou kunnen hebben om de plannen van het college te willen laten slagen,
terwijl de burgemeester als voorzitter ook de raad zou moeten helpen bij de controlerende
taak van die raad? Wat de Minister wel wil, is eerst het decentraal bestuur als geheel
versterken. Daarin wil ze de positie van de burgemeester meenemen. Hoe dan?
Mijn advies is ook vooral: praat niet alleen met hen die dit raakt. Er is ook bewezen
dat er alleen maar meer bij komt. Ga eens even fundamenteel met heel veel raden praten.
Dat hoeft niet met allemaal, maar pak een representatieve groep. Hoe zouden we het
voorzitterschap van die raad nou eens elders kunnen beleggen? Laten we de oov-taak
eens goed tegen het licht houden om te kijken waar die ook alweer voor bedoeld was.
Door de decentralisaties – ik steek ook de hand in eigen boezem – is er ook veel in
regionaal verband geprobeerd te borgen, omdat die slagkracht vaak mist.
Ik kijk even naar de tijd voorzitter, sorry. Ik kom dus een beetje tot een afronding.
Gaan we in deze kabinetsperiode nou echt nog iets doen wat fundamenteel is? Of gaan
we heel veel praten met een gremium dat heel verdeeld is? Het resultaat kan zijn dat
we over twee jaar nog steeds met elkaar zitten te praten en we nog niet verder zijn
gekomen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Met de aantekening dat het niet een lam is met vijf poten, maar een schaap
met vijf poten.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik ben meer van lammeren dan van schapen, maar dat is een hele persoonlijke ervaring.
De voorzitter:
Dat siert u. Een interruptie van mevrouw Dekker.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dit is mijn laatste interruptie hoor, beloofd. Het is een mooi en herkenbaar verhaal
van de PvdA. Wat vindt de heer Mohandis van mijn voorstel om het een en ander te onderzoeken
en de extra bevoegdheden van burgemeesters tegen het licht te houden voordat we hen
nieuwe bevoegdheden geven?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik zou daar zeker voor voelen, met de amendering dat we wel moeten focussen op wat
de kerntaken zijn, zodat we niet straks zeggen: al die regionale taken zijn opeens
kerntaken en de oov-taken zijn minder kerntaken. Daar zit het gevaar in als we heel
eenzijdig focussen op een dergelijk onderzoek. Laten we hem iets breder trekken en
echt kijken hoe het door de jaren heen uitgedijd is, waar we naar terug moeten, wat
de basis is en hoe we een raad veel meer kunnen horen. In de interne driehoek, ook
bij de griffiers en de gemeentesecretarissen, is er echt heel veel kennis over en
ervaring met dat dubbelspel. Een wethouder wil bijvoorbeeld iets agenderen, wat snel
nog voor het kerstreces moet worden afgehamerd. Dan zegt de raad: nee, we hebben alle
tijd. Dan gaat die met de griffier praten. Dan heeft die weer dat raadsbelang te dienen.
Ik heb dat altijd een hele rare rol gevonden. Als we daar een beetje van af kunnen,
ben ik heel blij. Maar raadsleden vinden dit ook. Die moet je veel meer een stem geven.
We hebben de Vereniging voor Raadsleden in Nederland. Die mogen we ook meer in positie
brengen, ook BZK, door ze gewoon onderdeel te laten zijn van dit soort mooie brieven.
De voorzitter:
Tot zover. U krijgt de hamer weer terug.
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
Wat een eer om de hamer weer terug te krijgen. We zijn aan het einde gekomen van de
eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar het kabinet. Twintig minuutjes?
Zo lang? Ik schors tot 15.35 uur. Tot straks.
De vergadering wordt van 15.16 uur tot 15.35 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan door met het commissiedebat. We zijn gekomen bij de eerste termijn van de
zijde van het kabinet. Ik geef de Minister het woord.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, dank u wel. Toen ik keek naar de lijst met agendastukken, zag ik dat we
in 2015 voor het laatst een commissiedebat met elkaar hadden over burgemeesters. Ik
kwam zelfs brieven van meneer Plasterk tegen. Dat is dus echt een hele poos terug.
Dat laat zien dat je aan de andere kant eigenlijk kan concluderen dat er de afgelopen
zeven jaar nooit reden geweest is om met elkaar het debat erover te voeren. Burgemeesters
doen namelijk gewoon goed werk voor de samenleving en binnen het openbaar bestuur,
en staan zeker bij maatschappelijke opgaven vaak echt vooraan. Zij zijn er als eerste,
of het nou om een groot ongeluk gaat of om een grote crisis in een gemeenschap. Ze
staan ook vooraan bij andere onderwerpen en vervullen een hele belangrijke rol als
verbinder, handhaver en bestuurder.
Voorzitter. Vanuit mijn positie als Minister wil ik zeggen dat ik de burgemeesters
daarvoor wil bedanken. Als je kijkt naar de bekendheid van de burgemeester in de steden
en gemeenschappen, dan zie je dat die ontzettend groot is. Uit de cijfers blijkt dat
ruim 70% van de mensen hun burgemeester vertrouwt. Meneer Bosma heeft mij tijdens
het begrotingsdebat nog kleurig en helder verteld over onze kabinetscijfers. De heer
Bosma zou zelf zeggen: ingepeperd. Maar het is echt de verdienste van de burgemeesters
dat ze zo'n positie hebben in de samenleving en in het bestuur. Ik vind dan ook, met
de leden die dat hier zeggen, dat het wel van belang is dat we het toekomstbestendig
maken, dat we het versterken en dat we ervoor zorgen dat burgemeesters en ook de raadsleden
daaromheen gezamenlijk goed hun werk kunnen doen. Het laatste wat ik wil, is dat ik
als Minister zaken ga veranderen waarvan eigenlijk achteraf iedereen zegt: ja, maar
dat gaat toch eigenlijk best wel goed?
Voorzitter. Wat ik wel zie, is dat inwoners, raadsleden en wethouders aan de ene kant
positief zijn over het functioneren van de burgemeesters. Aan de andere kant zijn
er ook leden die aangeven – dat herken ik ook – dat het wel echt een zware functie
is. Het is een functie die veel meer taken heeft gekregen. Het is veel veeleisender
geworden aan verschillende kanten. Je ziet ook dat de burgemeester steeds meer in
zicht komt op het vlak van openbare orde, veiligheid en ondermijning; ik kom er straks
uitgebreid op terug. Dat gaat ook gepaard met bijvoorbeeld een toename van bedreigingen
en intimidaties. Ik herhaal het elke keer: dat mogen ze nooit normaal vinden. Het
is onacceptabel dat dat gebeurt. We moeten ervoor zorgen dat we burgemeesters en andere
bestuurders, maar ook raadsleden en wethouders, goed ondersteunen om dit soort intimidaties
en bedreigingen tegen te gaan.
Eigenlijk is de burgemeester een soort evenwichtskunstenaar. De heer Mohandis zei:
een lam met negen poten. De burgemeester is voortdurend bezig met de balans tussen
de rollen van verbinder, bestuurder en handhaver. Ik kan wel zeggen dat de burgemeester
degene is die altijd in beeld is. Die kan zich nooit verschuilen voor het grote beroep
dat op hem wordt gedaan. Dat laat ook zien dat die een belangrijke functie vervult.
Als we kijken naar het onderzoek dat is gedaan, dan zien we dat er geconcludeerd wordt
dat er op een aantal punten echt wat moet gebeuren. Ik zeg tegen de leden dat het
klopt dat ik een aantal punten niet overneem. Ik kom straks nog terug op de balans
in de bevoegdheden en de versterking van het raadsvoorzitterschap.
Ik heb blokjes, voorzitter. Ik heb het blokje bevoegdheden, het blokje raadsvoorzitterschap
en versterking lokaal bestuur, het blokje aanstellingswijze en dan het blokje overige
onderwerpen. Ik heb dus vier blokjes. Ik hoor de vraag of het er vijf zijn, maar raadsvoorzitterschap
en versterking bestuur is één blokje.
De voorzitter:
Ja, precies. U had ook een inleiding, dus eigenlijk komen we uit op zes bokjes. Maar
dat maakt niet uit. U gaat nu beginnen met uw eerste blokje.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, u bent de baas, dus ik concludeer dat het zes blokjes zijn.
Ik begon zonet met de verschuivingen en verzwaringen in de bevoegdheden van de burgemeester.
Het is dus van belang om daar de balans in te houden. Ik ben het ook eens met de leden
die zeggen: de rol van de burgemeester op het vlak van openbare orde en veiligheid
mag niet ten koste gaan van zijn andere rollen als burgervader en burgermoeder, zoals
men het wel noemt. Dat is ook de reden dat ik samen met het Nederlands Genootschap
van Burgemeesters en de Minister van Justitie en Veiligheid een afwegingskader aan
het maken ben om zorgvuldig te kunnen beoordelen of een bevoegdheid bij de burgemeester
thuishoort of niet. Daarbij zijn die balans en afbakeningen tussen bestuursrecht en
stafrecht echt essentieel. Want je wil niet dat een burgemeester een officier van
justitie wordt. We hebben gewoon het strafrecht. Dat heeft een officier van justitie.
Dat is niet de rol van de burgemeester.
Tegelijkertijd zijn er natuurlijk nu nog staande bevoegdheden die de burgemeester
heeft. Dus het is ook van belang dat je bekijkt en onderzoekt hoe dat op dit moment
functioneert, hoe de bestuursrechtelijke en stafrechtelijke bevoegdheden in balans
zijn, welke ontwikkelingen er de afgelopen tijd zijn geweest en wat voor conclusies
je daaruit kan trekken. Er vindt op dit moment een onderzoek plaats van de Minister
van Justitie en Veiligheid door het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum,
naar het bestuursrechtelijk instrumentarium. Dat onderzoek gaat ook naar de Kamer
toe. In het eerste kwartaal van 2023, zo begreep ik van de Minister van Justitie en
Veiligheid, informeert zij de Kamer daarover. Daar blijft het niet bij, want het is
daarna van belang dat dat onderzoek ook besproken gaat worden. Dat gaat ook met de
Minister van Justitie en Veiligheid, met mij als Minister, met het Openbaar Ministerie
en met de burgemeesters in het Strategisch Beraad Veiligheid gebeuren.
De voorzitter:
Mevrouw Dekker-Abdulaziz en daarna de heer Strolenberg.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank aan de Minister voor de beantwoording. Goed om te horen dat de Minister van JenV
hiermee bezig is. De vraag is gericht aan de Minister van BZK, want het is haar rol
om ook betrokken te zijn op het punt van burgemeesters. Onze vraag was: is zij dan
ook bereid om de resultaten van dit onderzoek af te wachten, voordat ze nieuwe bevoegdheden
gaat toevoegen aan het takenpakket van de burgemeester?
Minister Bruins Slot:
Er ligt gewoon nu, op dit moment, wetgeving in de Kamer. Dat is onder andere het wetsvoorstel
dat gaat over de sluitingsbevoegdheid van woningen. Dat is al in proces in de Kamer.
Dus de Kamer brengt daar volgens mij binnenkort verslag over uit. In het kader van
dat wetsvoorstel zal deze discussie natuurlijk ook verder gevoerd worden. Bij deze
onderzoeken en dit vraagstuk, over de afbakening tussen het bestuursrechtelijke en
strafrechtelijke domein, zijn we zeker betrokken, omdat we daarin verschillende verantwoordelijkheden
hebben. Dat moeten we zo goed mogelijk met elkaar bespreken. We moeten bekijken hoe
we de burgemeester, maar ook het openbaar bestuur, zo goed mogelijk toekomstbestendig
kunnen maken.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik bedoelde: naast die wet die al in de Kamer ligt. Ik heb de brief misschien verkeerd
begrepen, want ik had begrepen dat het ministerie bezig is met nog andere wetgeving,
dus daar ging mijn vraag over. Misschien zijn er al dingen die wij nog niet hebben
gekregen.
Minister Bruins Slot:
Ik heb zelf geen wetgeving in voorbereiding, behalve op het gebied van integriteit.
Maar daar kom ik straks op terug.
De heer Strolenberg (VVD):
Ik vroeg ook: wat is de inzet en hoe gaan we de burgemeesters dan helpen? Ik krijg
bijvoorbeeld nu signalen dat ze ergens een hennepkwekerij vinden, uiteindelijk die
woning gaan sluiten en dat die sluiting ook wordt gezien als een soort straf die wordt
opgelegd door de burgemeester, ook vanwege het lang uitblijven van een procedure.
Is het dan de bedoeling dat er versneld gaat worden in die situatie, dat er eerder
snelrecht wordt toegepast of iets dergelijks, zodat in ieder geval die zweem van «hoe
zit het nu precies?» verdwijnt en de positie van de burgemeester sterker wordt?
Minister Bruins Slot:
Dat gaat over de sluitingsbevoegdheid van woningen. Daar ziet precies dat wetsvoorstel
op dat nu nog in de Kamer behandeld gaat worden, samen met de Minister van Justitie
en Veiligheid. Want dat gaat over de beschieting van een pand of het gebruik van een
wapen tegen een pand. Dat wordt gezien als verstoring van de openbare orde. Die discussie
gaat de Kamer dus verder voeren. Ik vind het terechte vragen, maar die zijn wel in
het kader van een wetsvoorstel dat niet hier, maar op een ander moment voorligt.
De voorzitter:
Minister, aan u de vraag of u wil vervolgen.
Minister Bruins Slot:
Ja. De heer Strolenberg had ook een terechte opmerking en vraag over het ondersteunen
van burgemeesters door de Minister bij online handhaven. Ik merkte ook in de interruptie
van mevrouw Dekker precies die beide kanten van de discussie daaromtrent heel erg
gelijk naar voren komen. Bij het online handhaven zitten er ook gewoon grondwettelijke
kanten aan vast. Dat gaat dan over de vrijheid van meningsuiting en het verbod van
de overheid om te censureren. Aan de andere kant zie je ook dat met online gedragingen
wel degelijk de openbare orde verstoord kan worden en dat dat wel degelijk daar speelt.
Wanneer de openbare orde dreigt te worden verstoord of daadwerkelijk wordt verstoord,
kunnen burgemeesters hun openbare-ordebevoegdheden inzetten, zoals ze die ook op basis
van de Gemeentewet en de algemene plaatselijke verordening hebben.
Ik zit hier met bijna allemaal oud-raadsleden, dus die weten dat allemaal, maar ik
zeg het toch nog even. Behalve de heer Bosma, volgens mij, of is hij ook raadslid
geweest? Nee, hij is geen raadslid geweest. Burgemeesters hebben ook een aantal mogelijkheden
in het geval van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen. Denk aan zelf zichtbaar
zijn op social media, de verbinding zoeken door een gesprek aan te gaan met de aanstichter
– wat regelmatig gebeurt – of het laten verwijderen van online uitingen, bijvoorbeeld
door de wijkagent, die de opruier dan vraagt om de uiting offline te halen. Je merkt
wel dat er nog onhelderheid over is. Dat herken ik ook. Ik herken ook wat de leden
aangeven. Het ligt dus bij de Minister van Justitie en Veiligheid en wij zijn daarbij
aangesloten. We werken aan een verheldering van de ervaren onduidelijkheid in het
juridisch kader voor online monitoring door gemeenten in het kader van openbare orde
en veiligheid. Daar is dus de Minister van Justitie en Veiligheid mee bezig, samen
met de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering. Ik begreep ook dat
de Kamer daarover geïnformeerd kan worden als beide bewindspersonen die verduidelijking
hebben. Dat was het voor het deel bevoegdheden.
Ik kom bij het raadsvoorzitterschap. Mij is onlangs iets verteld wat ik helemaal niet
wist: in de eerste versie van de Grondwet zat eigenlijk niet de functie van burgemeester,
maar de functie van het raadsvoorzitterschap. Dus de kern van de functie van een burgemeester
van vroeger is altijd geweest dat de basis lag in het werk als raadsvoorzitter. Dus
dat is het vertrekpunt van de burgemeester geweest. Ik kijk even naar rechts of dat
klopt; daar zit het historisch geheugen. 1848. Nee, dat is niet de eerste Grondwet.
Wanneer was ook alweer de eerste Grondwet, meneer Bosma? 1798. Ja, precies, de Bataafse
Republiek.
De heer Martin Bosma (PVV):
Eigenlijk stel ik me op het standpunt dat de Unie van Utrecht onze eerste Grondwet
was.
De voorzitter:
Dit is geen interruptie, natuurlijk. We krijgen hier een soort minicollege. Ik stel
voor dat de Minister doorgaat met het betoog.
Minister Bruins Slot:
In ieder geval was er in 1848 de eerste Grondwet waar de burgemeester in voorkwam
met zijn raadsvoorzitterschap. Dat raadsvoorzitterschap zie ik vanuit de historie
dus nog steeds als een essentieel onderdeel van het burgemeestersambt. Dat past ook
wel bij zijn boven de partijen staande rol als burgemeester, want juist in zijn rol
als voorzitter van het college en voorzitter van de raad kan hij die verbinding tussen
aan de ene kant het college en de andere kant de raad vormen, om dat samenspel op
een goede manier vorm te geven.
Ik vind het wel van belang om te kijken hoe we aan versterking kunnen werken. Dat
raadsvoorzitterschap betrek ik ook bij de versterking van de gemeenteraden. Het lijkt
me heel nuttig om ook de raadsleden te betrekken bij het gesprek dat we daarover voeren,
want zij zijn natuurlijk de belangrijkste mensen in de gemeenteraad. Daar zijn we
dus mee bezig. Ik zou eigenlijk begin volgend jaar de Kamer willen informeren over
de acties op dit terrein.
De heer Strolenberg (VVD):
Ik hoor u niet de griffiers noemen, maar ik denk dat de griffiersorganisatie daar
ook een belangrijke rol in speelt. Als dat nog niet de bedoeling was, dan zou ik u
willen oproepen om die er ook bij te betrekken.
De voorzitter:
Dat bespaart mij ook een interruptie. De Minister.
Minister Bruins Slot:
Ik ben het ermee eens om ook de griffiers en de gemeentesecretarissen erbij te betrekken.
Het is overigens goed om in dat kader te melden dat wij sowieso standaard tweejaarlijks
spreken met de gemeentesecretarissen en de griffiers over een heleboel onderwerpen.
Ik heb zelf laatst nog apart gezeten met de Vereniging van Griffiers, de gemeentesecretarissen
en de Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies. Die driehoek
en de manier waarop zij samenwerken is heel belangrijk om de raad goed te kunnen ondersteunen
in zijn werk. Dat vraagt ook extra ondersteuning voor hen. Ik ben op het ministerie
bezig om te kijken hoe we dat kunnen verbeteren.
Voorzitter: Martin Bosma
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil als lid van deze commissie namens de Partij van de Arbeid een interruptie plegen.
Wat mij verbaasde toen ik de brief las die nu voorligt, is dat de onderzoeksbevindingen
uit het rapport vooral zijn geconsulteerd met de VNG, het Nederlands Genootschap van
Burgemeesters en nog één organisatie. Als u dan toch praat met de gemeentesecretarissen,
de raadsleden en de griffiers, waarom staat daar dan niet meer over in de brief? Dan
krijgt de Kamer ook het gevoel dat er breder is geconsulteerd. Kan dat of is dat niet
de gebruikelijke procedure? Is het in het verleden anders gegaan? Graag een reactie.
Minister Bruins Slot:
Wat betreft de consultatie van het onderzoeksrapport: het is langs de VNG, het Nederlands
Genootschap van Burgemeesters, de Wethoudersvereniging en de Kring van commissarissen
van de Koning gegaan. In de commissie van de VNG zitten natuurlijk ook de raadsleden.
Eigenlijk bij alle actiepunten die ik hier benoem, zeker op het gebied van het raadsvoorzitterschap
en op het gebied van een aantal andere zaken, horen de raadsleden betrokken te worden.
Ik noem ook de versterking van een aantal andere zaken. Dit geldt ook voor de Vereniging
van Griffiers. We moeten het toch samen voor elkaar krijgen. Dus ik ben het ermee
eens dat je die bij de verdere gesprekken hoort te betrekken.
De heer Mohandis (PvdA):
Oké. Dan ga ik ervan uit dat dat in het vervolg gebeurt. Maar het roept wel een eenzijdig
beeld op van de checks-and-balances en dat zou heel zonde zijn.
Minister Bruins Slot:
Ik ben het ermee eens dat het van belang is om de verschillende spelers binnen de
gemeenteraad erbij te betrekken, omdat zij samenwerken. Er is op verschillende elementen
extra stut en steun nodig. We voeren op dit moment gesprekken over het versterken
van het bestuur en daar wil ik de Kamer begin volgend jaar over informeren.
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
Ik geef het woord weer aan de Minister.
Minister Bruins Slot:
Tot zover het punt over het raadsvoorzitterschap.
Wat betreft het werkgeverschap van de burgemeester ... Nee, ik wil het eerst hebben
over de aanstellingswijze. Dat is het een-na-laatste blokje. Mevrouw Van Dijk heeft
een vraag gesteld over het proces van herbenoemen. Worden de adviezen van de commissaris
ook opgevolgd? In die vraag hoor ik ook de zorg: lopen die processen wel altijd even
zorgvuldig en zijn alle gemeenteraden goed in staat om dat proces netjes te doorlopen?
Bij herbenoemingen geldt altijd het uitgangspunt: herbenoeming, tenzij. Een burgemeester
moet zijn rol onbelemmerd kunnen vervullen, ook vanuit de onafhankelijkheid van zijn
positie. De commissarissen van de Koning hebben inderdaad een grote adviesrol bij
een herbenoeming. Zij hebben er ook op toe te zien dat er periodieke klankbordgesprekken
plaatsvinden. Het is ontzettend belangrijk dat de gemeenteraad een jaarlijks klankbordgesprek
voert met de burgemeester, omdat men daarin afspraken kan maken en kan kijken of het
al dan niet goed gaat. Het is niet de bedoeling dat de burgemeester aan het eind van
het traject verrast wordt doordat de gemeenteraad zegt: we hebben eigenlijk liever
een ander op dit moment. De commissaris kan tussenbeide komen door dit proces te sturen
en door de partijen bij elkaar te brengen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ken die tussentijdse gesprekken, maar stel dat het een vervelend proces wordt.
Dan hebben die gesprekken ook plaatsgevonden. Wellicht waren dat drie hartstikke positieve
gesprekken. Ik ben een beetje op zoek naar de rol van die gesprekken als het niet
zo lekker loopt.
Minister Bruins Slot:
Ik zie in ieder geval dat er vaak afspraken worden gemaakt over verbeterpunten voor
de rol van de gesprekken die de gemeenteraad met de burgemeester heeft en over wat
ze verwachten van de burgemeester. Dat gebeurt vaak op basis van de profielschets
die de gemeenteraad ooit heeft opgesteld. Ik hoor terug dat de burgemeester dan in
een volgend gesprek wel of niet door de gemeenteraad wordt aangesproken, in de zin
van: we zien onvoldoende ontwikkeling. Als dat weleens een keer stroef loopt of als
er op een gegeven moment drempels of knopen in het proces komen te zitten, dan zie
ik de commissaris vaak optreden en naar zo'n gemeenteraad toe gaan: «Beste mensen,
hoe kunnen we dit nou goed organiseren? Denken jullie ook wel aan de verschillende
aspecten die hierin zitten?»
Ik vind wel dat we scherp moeten hebben hoe je op een goede manier afscheid neemt
van een burgemeester als het een keer niet goed gaat en je op het punt komt dat je
afscheid gaat nemen van een burgemeester. Wellicht dat ik daar een gesprek over kan
voeren met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en andere betrokkenen. Ik
vind het waardevol om eens wat nadrukkelijker met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters
en een aantal anderen te bezien of we daar niet wat handvatten voor kunnen bieden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vervolgt u uw betoog.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter. Ik zie dat de opvattingen over de aanstellingswijze verschillen. Ik heb
in de brief helder gezegd dat ik bij de huidige aanstellingswijze wil blijven. Ik
heb verder in het begin van mijn betoog niet voor niets gezegd dat 70% van de inwoners
tevreden is met wat de burgemeester doet en hem herkenbaar vindt. We zien wel dat
we op de inhoud op een aantal punten echt met elkaar moeten optrekken, zowel op de
bestuursrechtelijke als op de strafrechtelijke bevoegdheden, want die moeten goed
gescheiden worden gehouden. Verder moeten we het ambt van burgemeester aantrekkelijk
laten zijn door het niet nog meer te beladen met taken die te veel zijn om het vak
nog goed te kunnen uitvoeren. Ik wil ervoor zorgen dat we daar met elkaar echt werk
van maken in de komende periode.
Mevrouw Van Dijk stelde een vraag over het werkgeverschap van de burgemeester. De
unieke staatsrechtelijke positie van de burgemeester maakt het eigenlijk best wel
lastig om van werkgeverschap te spreken, ook al hebben we het er wel zo over, laat
staan dat we een werkgever zouden aanwijzen. De burgemeester wordt benoemd, herbenoemd,
geschorst en ontslagen door de Kroon op voordracht van de Minister van BZK. Maar de
heer Strolenberg heeft helemaal gelijk: uiteindelijk heeft de gemeenteraad op dit
moment de doorslaggevende stem, omdat zij het meest intensief het proces voeren. Het
klopt inderdaad wat de heer Strolenberg zei, namelijk dat er sinds 2001 niet meer
afgeweken is van de voordracht door de gemeenteraad. Dat is al 21 jaar! Het is weleens
voorgekomen dat mensen zich tijdens het proces hebben teruggetrokken, maar ik denk
dat die op één hand te tellen zijn. Het is in ieder geval voor mijn tijd gebeurd.
21 jaar, hè! Er is 21 jaar niet meer van afgeweken.
De gemeenteraad kent het recht van aanbeveling bij zowel benoeming, herbenoeming als
ontslag en de raad heeft in de praktijk ook grote invloed op de vraag wie het burgemeesterschap
in de betreffende gemeente vervult. Verder controleert de raad het bestuur. De commissaris
van de Koning vervult een begeleidende rol rond de benoeming, de herbenoeming en het
ontslag. De commissaris is verder ook belast met het adviseren over en bemiddelen
bij verstoorde verhoudingen. Verder adviseert hij ook wanneer de integriteit van de
gemeente in het geding is. Die taak verricht de commissaris dan in de hoedanigheid
van rijksorgaan.
Ik heb net toegezegd dat ik met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters het gesprek
wil aangaan over de verschillende taken en over de vraag of we voldoende handvatten
hebben om op een zorgvuldige manier samen met de raad stappen te zetten wanneer het
een keer niet goed loopt.
Voorzitter. Een aantal belendende vragen ging over het aantrekkelijk houden van het
ambt. Volgens mij is dat essentieel. Dat zit ’m erin dat je moet zorgen dat je oog
hebt voor die bestuursrechtelijke bevoegdheden. Dat mogen geen vermomde strafrechtelijke
bevoegdheden zijn. Dat zit ’m erin dat je de driehoek goed om hem heen moet organiseren.
Het is een samenspel en daarom moet je dat doen met de raad, de griffier, de gemeentesecretaris
en de rekenkamer. Het zit ’m ook in een aantal punten rondom het onderzoek naar de
beveiliging van de woning van burgemeesters, iets waar we nu onderzoek naar doen.
Je zou willen dat het niet nodig is, maar ook zij en hun gezinnen moeten zich veilig
voelen in het uitoefenen van hun functie. Daarom moeten we dus kijken wat we daar
beter kunnen doen.
Ik zie dat er nog steeds veel mensen zijn die solliciteren naar het burgemeestersambt.
We begeleiden de vertrouwenscommissies om goed beslagen ten ijs te komen in de sollicitatieprocedure.
Zo kunnen zij altijd de training Selecteren zonder vooroordelen volgen. Over drie
jaar heeft verder 80% van de burgemeesters deelgenomen aan het Professionaliseringsfonds.
Dat is een enorm hoog percentage.
Voorzitter. Ik vind het goed dat mevrouw Dekker een punt maakte van het belang van
integriteit en daarbij verwijst naar het rapport. Ze vraagt: is het te zwaar dat het
bij de burgemeester ligt? Ik denk dat de zorgplicht die we in 2016 in de wet hebben
opgenomen, nu juist wel van betekenis is. Je ziet namelijk dat burgemeesters door
hun contacten met de raad hun mensen vaak goed kennen. Ze kunnen daardoor echt het
verschil maken. De commissaris is dan eigenlijk de terugvaloptie. Ik zeg het niet
netjes genoeg, maar de commissaris is degene die uiteindelijk ook invulling geeft
aan de overkoepelende verantwoordelijkheid. Maar ik ga in het kader van de nota integriteit
openbaar bestuur ook bekijken of we de burgemeester misschien nog beter moeten toerusten
op het vlak van integriteit om hem ook een goed handelingsperspectief te bieden. Ik
kom daar in de nota integriteit openbaar bestuur op terug. Ik zeg mevrouw Van Dijk
en mevrouw Dekker dus toe dat ik dat ook oppak in mijn nota integriteit bestuur, die
ik in het eerste kwartaal van 2023 naar de Kamer stuur.
Ik heb ook nog een aantal vragen van de heer Bosma. Ik herkende volgens mij een deel
van de inbreng en de vragen van de heer Bosma, omdat hij die mij al tijdens de begrotingsbehandeling
had gesteld. De vraag over de heer Bruls als voorzitter van het Veiligheidsberaad
klopt. Het Veiligheidsberaad is een overlegplatform dat zicht heeft op het functioneren
van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing in de praktijk. Het bevordert ook
de samenwerking tussen de veiligheidsregio's. Het Veiligheidsberaad benoemt altijd
uit zijn midden een voorzitter. Op dit moment is dat de heer Bruls, de burgemeester
van Nijmegen. Het Veiligheidsberaad beschikt niet over formele bevoegdheden, maar
heeft een signalerende functie en een rol bij de landelijke afstemming.
De voorzitter:
De heer Bosma voor een interruptie.
De heer Martin Bosma (PVV):
Volgens mij was de burgemeester nog halverwege een zin.
Minister Bruins Slot:
Ik zag in mijn ooghoek de heer Bosma naar voren komen en ik ...
De voorzitter:
Ja, maar ...
Minister Bruins Slot:
... dacht: ik zet nu gewoon een punt.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat siert u, want dat zijn de staatsrechtelijke verhoudingen.
De veiligheidsberaden en de veiligheidsregio's zijn opgericht naar aanleiding van
de Bijlmerramp en de Herculesramp. Dat ging gewoon om rampen in de zin van branden.
Dat geeft de Minister ook toe in haar antwoord zojuist. Maar de praktijk is inmiddels
heel anders, want het Veiligheidsberaad gaat ineens over corona. Niet voor niets was
de heer Bruls de afgelopen twee jaar niet van het scherm te branden. Het gaat nu ook
ineens over de asieltoestroom en vandaar ook deze mysterieuze krantenkop: Bruls zet
druk op kabinet; spoedwet moet snel komen, anders loopt asieldeal gevaar. Ik hoor
de Minister net zeggen: het gaat alleen over rampen en branden. Er is dus iets gebeurd
in de formele macht, waardoor meneer Bruls en het Veiligheidsberaad waanzinnig buiten
hun oevers zijn getreden. Dat kan de Minister toch niet zomaar accepteren? Daar hebben
we als Tweede Kamer toch zeker nog nooit over gestemd?
Minister Bruins Slot:
Het wekt de indruk alsof de leden van het Veiligheidsberaad zomaar op die functie
terecht zijn gekomen. Ik denk dat het daarom wel goed is om nog even toe te lichten
dat de voorzitters van de veiligheidsregio's door een koninklijk besluit worden benoemd,
gehoord de burgemeesters van de deelnemende gemeenten en na advisering van de commissaris.
Ze krijgen die positie dus niet zomaar. Je ziet dat ze een brede signalerende rol
hebben. Ik durf hier ook echt wel te zeggen dat zij bij corona, de crisisnoodopvang
en de opvang van Oekraïners een wezenlijke rol hebben gespeeld. Zij hebben er echt
voor gezorgd dat er een aantal zaken voor elkaar kwam. Het is daarbij natuurlijk wel
van belang dat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio verantwoording aflegt
aan de deelnemende gemeenteraden. Daar vindt het gesprek erover ook plaats. In die
zin valt het ook binnen de Wet veiligheidsregio's.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb die wet bestudeerd en die gaat terug naar Minister Ter Horst. We hadden het
net over Minister Plasterk, maar dit gaat nog verder terug. En nogmaals, die wet kwam
er omdat er op het gebied van de rampenbestrijding, de Herculesramp en de Bijlmerramp,
dingen niet goed gingen. Als je naar die wet kijkt, gaat het gewoon over dat soort
herkenbare rampen: brand, een vliegtuig stort neer, et cetera. Dat moest beter gecoördineerd
worden en dat snap ik helemaal. Ik begrijp ook hoe al die mensen daar terecht zijn
gekomen. Dat snap ik ook, maar wat ik niet begrijp, is dat ze nu ineens over corona
gaan en dat meneer Bruls twee jaar lang elke dag op de televisie was om te zeggen
«we moeten toch misschien in lockdown» of «we moeten toch iets met mondkapjes». Daar
gaat hij helemaal niet over! Die man is een onderkoning van Nederland geworden. De
Tweede Kamer heeft dat nooit besloten. Hij speelt nu ook een belangrijke rol bij het
verwerken van de asieltoestroom. En hij spreekt nu gewoon het kabinet toe! Hij zegt
dat hij druk zet op het kabinet en dan denk ik: hoe is dat in hemelsnaam mogelijk
geworden? Waarom staat de Minister dit toe? En waarom zegt de Minister niet gewoon
«meneer Bruls, tandje minder»?
Minister Bruins Slot:
Ik vind het interessant dat de heer Bosma zijn betoog begon met de opmerking dat de
burgemeesters aan de leiband zouden lopen van de Minister van Binnenlandse Zaken,
want nu krijg ik een heel betoog van de heer Bosma over hoe het kan dat de burgemeester
van Nijmegen tegen het beleid van het Rijk ingaat, zich daar niet aan houdt en een
eigen mening heeft. Dat is toch best bijzonder, want de heer Bosma begon zijn bijdrage
letterlijk met: die burgemeesters lopen allemaal aan de leiband van de Minister. En
nu hoor ik het betoog dat burgemeesters een eigen mening hebben.
Dat maakt het een beetje ingewikkeld, maar op de inhoud kan ik tegen de heer Bosma
zeggen dat de rol van de veiligheidsregio's ook een basis heeft in de Wet publieke
gezondheid. Zij hebben de afgelopen jaren gewoon een bijdrage geleverd, waardoor we
hele lastige situaties met elkaar hebben kunnen oplossen. Maar ik zie wel een kleine
– een kleine! – tegenstelling in het betoog van de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik ben er om de Minister te helpen. Die meneer Bruls spreekt op dit moment helemaal
niet als burgemeester van Nijmegen. Hij spreekt namens het Veiligheidsberaad en dat
is heel wat anders. Er is dus in Nederland iets gecreëerd. Het is bijna een vierde
bestuurslaag, waar we dus geen grip op hebben en waar de Tweede Kamer niets over te
zeggen heeft. Wij hebben twintig jaar geleden tegen mevrouw Ter Horst gezegd «prima,
die wet moet er komen», maar toen ging het over branden en rampen. Nu gaat het over
corona en asiel, en daar hebben we nooit enige toestemming voor gegeven. Geen Minister
heeft dat ooit geaccordeerd. Het is gewoon uit zichzelf gegroeid. Die nieuwe bestuurslaag
is een wildgroei en dat klopt volgens de wet niet. Dus hoe kan het nou zijn dat die
meneer Bruls, niet als burgemeester maar als chef van het Veiligheidsberaad, druk
zet op het kabinet? Wat is hier gebeurd? Hebben we zitten slapen?
Minister Bruins Slot:
Ten eerste, het klopt wel. In het kader van corona is er een opschaling geweest naar
een crisissituatie en dan hebben ze gewoon een formele bevoegdheid, ook op basis van
de Wet veiligheidsregio's. Daarnaast hebben de veiligheidsregio's ook gewoon een signalerende
rol. Nou, klaarblijkelijk is er een klip-en-klaar signaal in de krant terechtgekomen.
En nogmaals, het algemeen bestuur van de veiligheidsregio legt gewoon verantwoording
af aan de gemeenteraden. In die zin is er gewoon een verantwoordingsrelatie. Ik vind
het van belang om dat te benadrukken en ik vind het ook van belang om te zeggen dat
het goed is dat we in Nederland met elkaar samenwerken op het moment dat we tegen
moeilijke situaties aanlopen. Iedereen moet dan zijn verantwoordelijkheid pakken om
dat tot stand te brengen.
Voorzitter, ik heb nog één laatste vraag. Die vraag gaat over een wet in het kader
van asiel. Zoals ik ook al tijdens de begrotingsbehandeling aangaf, is die wet nog
in voorbereiding. Ik heb die ook nog niet in de ministerraad gezien.
De voorzitter:
Gaat u door.
Minister Bruins Slot:
Daarmee kom ik aan het eind van mijn beantwoording.
De voorzitter:
Op dit blokje?
Minister Bruins Slot:
Nee, de totale beantwoording.
De voorzitter:
De totale behandeling! Fantastisch. Kijk eens, joh.
De heer Martin Bosma (PVV):
Op dit laatste punt, voorzitter.
De voorzitter:
Nog één punt, meneer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Die asielwet is er officieel nog niet, maar we lezen allemaal in de krant dat de coalitiepartijen
het inmiddels steunen. Die asielwet zegt gewoon dat gemeenten gedwongen worden om
bepaalde aantallen asielzoekers op te vangen. Dat is volgens mij een uitholling van
de gemeenteraden en een uitholling van de gemeentelijke autonomie. En vooral – het
gaat vandaag over de burgemeesters – een uitholling van de positie van de burgemeester.
Daarmee is het ook een aantasting van het huis van Thorbecke. Hoe is het nou mogelijk
dat de Minister ook maar even boven de markt laat zweven dat zij het hiermee eens
kan zijn?
Minister Bruins Slot:
De heer Bosma loopt vooruit op wetgeving die nog niet in de Kamer ligt. Volgens mij
moet deze wetgeving eerst nog door de ministerraad heen. Daarna moet de wet in consultatie
en langs de Raad van State. Er is dus nog uitgebreid de tijd om met de Staatssecretaris
voor Asiel en Migratie hierover een discussie te voeren en ondertussen ... Punt. Ik
zag de voorzitter knikken en dan ...
De voorzitter:
Sorry, het kabinet is aan het einde gekomen van de eerste termijn van de beantwoording.
Ik zie dat we gewoon door kunnen gaan met de tweede termijn. Hebben we daar spreektijden
voor? Ik zit nu even ... Ik hoor naast me zeggen dat het één minuut en twintig seconden
is, en de heer Bosma kan dat.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb eigenlijk geen bijdrage, maar ik dank de Minister voor haar antwoorden. Ik
hoop dat zij het licht gaat zien bij het Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio's.
En als ze dan heel formeel wil zijn, hoop ik dat ze haar poot stijf houdt bij de asielwet,
die neerkomt op het uithollen van de gemeentelijke autonomie en het beschadigen van
het huis van Thorbecke.
De voorzitter:
De heer Strolenberg.
De heer Strolenberg (VVD):
Ik wil de Minister bedanken voor haar antwoorden. Ik denk dat het inderdaad goed is
dat de Minister van Binnenlandse Zaken ook een stukje regie voert. Er wordt natuurlijk
ook over andere bewindspersonen gesproken, dus we verwachten dat er een integraal
pakket zal komen, waarin ook nagedacht is over een stukje toerusten van de burgemeesters
in hun rol als integriteitsbewakers. Maar volgens mij heeft de Minister dat ook toegezegd.
Verder verwacht ik dat er ook wordt nagedacht over instrumenten en kennis om zeg maar
digitaal op te kunnen treden en ook op te gaan treden. Dat is denk ik het tweede:
niet alleen informeren, maar ook zorgen dat ze ermee oefenen en dat ze er gebruik
van gaan maken.
Ik ben verheugd dat de Minister aangeeft partijen te betreken in het werkveld in en
om de burgemeester om zodoende ook tot een goed evenwicht te komen. Het mag dus niet
een rapport worden dat vervolgens weer wordt bekritiseerd.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank, voorzitter, en dank aan de Minister voor haar beantwoording.
Ik begin met het laatste punt van collega Strolenberg. Ik ben ook verheugd dat de
Minister bereid is met meer mensen te spreken dan de VNG en het NGB. Ik heb alleen
een antwoord gemist op mijn vraag of zij dit rapport eens een keer zou willen bespreken
met meer partijen dan de VNG en het NGB. Daar wil ik dus nog een antwoord op.
Ik kom toch terug op de bevoegdheden rond openbare orde en veiligheid. Wij hebben
vier best wel concrete vragen gesteld en wij zouden de Minister willen vragen om die
óf schriftelijk te beantwoorden óf ze te betrekken bij het WODC-onderzoek, en het
daarna met een notitie naar onze commissie te sturen. Ik vraag dat, omdat wij niet
alle stukken van JenV krijgen.
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De Minister begon met de opmerking dat we vijf jaar geleden
een debat hadden gehad. Ik zag tijdens mijn voorbereiding inderdaad stukken uit 2016
op de agenda staan. Ik heb ze niet gelezen, want ik dacht: dat is toch wel vrij lang
geleden. Maar ik hoop dat het niet weer vijf jaar duurt. Volgens mij is het ook wel
goed dat we weer met elkaar van gedachten wisselen wanneer het nieuwe afwegingskader
met betrekking tot die bevoegdheden naar de Kamer is gekomen.
En dank je wel voor de beantwoording.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Bosma.
Voorzitter: Martin Bosma
De voorzitter:
De heer Mohandis, last but not least.
De heer Mohandis (PvdA):
Dank u wel. Ik dank de Minister voor haar beantwoording en ook ik ben blij dat we
bij dit onderwerp breder kijken dan naar de reeds geconsulteerde partijen. Het stelt
mij in die zin enigszins gerust dat er wel degelijk breder wordt geconsulteerd en
dat er ook wordt gekeken hoe we er in ieder geval voor zorgen dat niet alleen aan
de bestuurlijke gremia wordt gevraagd hoe het zit met het takenpakket.
Verder zien wij uit naar datgene wat is toegezegd. En dat mag ik straks nog gaan voorlezen
ook!
Voorzitter, ik neem het weer van u over. Dank u.
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
De Minister.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter. Mevrouw Dekker vroeg naar de vier bevoegdheden waar ik op zou ingaan.
Ik heb het volgens mij over de zorgplicht gehad, het raadsvoorzitterschap, ondermijning
– ik heb daar ook een toezegging op gedaan – en integriteit. Ik verkeerde daarom in
de veronderstelling dat ik ze alle vier had gehad. De zorgplicht ...? Zijn dat er
vier? Heb ik ze dan ...
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Als ik mag, voorzitter. Ik heb vragen gesteld over de bevoegdheden bij openbare orde
en veiligheid. Hoe vaak zijn die extra bevoegdheden ingezet? Hoe vaak zijn burgemeesters
teruggefloten door rechters? Worden die bevoegdheden ingezet als ultimum remedium?
En genieten burgers nog adequate rechtsbescherming tegen de beslissingen van burgemeesters,
zoals in het strafrecht geborgd is? Ik neem aan dat die vraag wel echt in het WODC-onderzoek
zit. En hebben gemeenteraden voldoende instrumentarium om de burgemeester te controleren?
Ik ben heel benieuwd naar het antwoord op deze vier vragen en dan voornamelijk naar
het antwoord op de eerste twee vragen. Ik denk namelijk niet dat die onderdeel zijn
van het huidige WODC-onderzoek.
De voorzitter:
Wilt u alles vervolgen in uw tweede termijn, Minister? Goed, dan doen we alles in
één keer.
Minister Bruins Slot:
Ik wil toch ook wel tegen de heer Bosma zeggen dat er een contourennota van de Minister
van Justitie en Veiligheid komt over de versterking van de crisisbeheersing en de
brandweerzorg. Dat gaat ook over het gebied van de Wet veiligheidsregio's. Daarmee
wil ik aangeven dat het in ieder geval een gesprek is dat in deze Kamer verder vervolgd
zal worden. Ik vind het van belang om dat te benadrukken.
De heer Strolenberg. Ik heb inderdaad een aantal toezeggingen gedaan. Ik zag al een
hele lijst bij de griffier liggen en we kunnen zo dus kijken of die erbij zit. Dat
zit ’m inderdaad ook in de punten die de heer Strolenberg aangeeft.
Het onderzoeksrapport en de brief. We hebben gesproken met de wethouders, de Kring
van commissarissen, de burgemeesters en de VNG. Maar ik vind het een prima idee van
mevrouw Dekker om de aanbevelingen, de brief die ik heb geschreven en het onderliggende
rapport ook nog een keer apart te bespreken met de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden.
Ik heb ook toegezegd dat ik hen sowieso betrek bij een aantal punten die ik nu aan
het uitwerken ben. Maar dat wil ik dus in ieder geval toezeggen.
De voorzitter:
Om te voorkomen dat we nu heel veel gaan discussiëren over de toezeggingen: ik heb
een lijst. Die is inmiddels bijgewerkt en aan het eind gaan we kijken of die klopt.
Dat is misschien handiger.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dat is goed.
De voorzitter:
We kunnen het dan nog altijd aanvullen. We kijken elkaar dan aan en bepalen of er
nog iets bij moet.
Minister Bruins Slot:
Het onderzoek van het WODC ziet ook op de aspecten die mevrouw Dekker noemde over
die vier specifieke vragen over de inzet van de bevoegdheden en andere zaken. Ik kan
nu niet helemaal overzien of alle aspecten beantwoord zijn, maar ik kan in ieder geval
twee dingen doen. Ik kan de Minister van Justitie en Veiligheid wijzen op dit debat,
op wat we hier hebben besproken en op de vragen die hier gesteld zijn. Daarnaast is
het meestal aan de Kamer zelf om te beslissen of een onderzoeksrapport naar meerdere
commissies wordt gestuurd. Maar ik zal doorgeleiden naar de Minister van Justitie
en Veiligheid dat deze commissie belangstelling heeft voor die specifieke cijfers.
Verder ondersteun ik de woorden die mevrouw Van Dijk uitsprak over het feit dat we
werk moeten verzetten. U deed dat, voorzitter, in uw rol als lid ook. We zullen dat
inderdaad in brede zin met verschillende partijen moeten doen.
De voorzitter:
Helder, dank. Dan kom ik aan het einde van het commissiedebat, waarvoor ik alle aanwezigen
wil bedanken. Ik ga straks nog naar de toezeggingen, maar ik wilde eerst even iedereen
bedanken.
Ik ga nu de lijst met toezeggingen voorlezen en dat is belangrijk om te zien of we
alles hebben ondervangen. De eerste toezegging.
– De Minister van Justitie en Veiligheid laat momenteel een WODC-onderzoek uitvoeren
naar het bestuursrechtelijke instrumentarium van burgemeesters. De Kamer ontvangt
de uitkomsten in het eerste kwartaal van 2023.
– De Minister van BZK werkt met de Staatssecretaris van BZK en de Minister voor Rechtsbescherming
een verheldering uit van de ervaren onduidelijkheid in het juridisch kader voor onlinemonitoring
door gemeenten in het kader van de openbare orde en veiligheid.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, ik was zelf inderdaad niet helemaal duidelijk. Het gaat om de Minister
van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
Het klopte wel, want de griffier heeft heel scherp opgelet. In de eerste zin die ik
uitsprak, zei ik het net niet goed. Maar het is dus de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties
en Digitalisering en de Minister van Justitie en Veiligheid.
De voorzitter:
Aldus genoteerd.
Minister Bruins Slot:
O, het is toch de Staatssecretaris van BZK en de Minister voor Rechtsbescherming.
Dat was het!
De voorzitter:
Punt. Oké.
Punt drie.
– De Minister informeert de Kamer begin 2023 over de acties naar aanleiding van het
rapport «Teveel van het goede? De staat van het burgemeestersambt anno 2020». De Minister
zal hierbij in ieder geval de Vereniging van Griffiers, de Vereniging van Gemeentesecretarissen
en de Nederlandse Vereniging voor Raadslieden betrekken.
– In de nota integriteit openbaar bestuur, te ontvangen in het eerste kwartaal 2023,
gaat de Minister in op de vraag of de burgemeester voldoende is toegerust op zijn
of haar taak als integriteitsbewaker.
– De vragen van mevrouw Dekker-Abdulaziz ten aanzien van de bevoegdheden rond openbare
orde en veiligheid – hoe vaak zijn deze ingezet?, et cetera – worden onderdeel van
het WODC-rapport. Dat rapport zal naar de Kamer worden gestuurd.
Minister Bruins Slot:
Ik weet niet of alle vragen erin zitten, maar ik zal in ieder geval de vragen die
mevrouw Dekker heeft gesteld, naar Justitie en Veiligheid doorgeleiden. Ik zal daar
aandacht voor vragen in de brief die geschreven wordt.
De voorzitter:
Ik kijk naar de leden om te zien of het zo compleet is. Eenmaal, andermaal! Dank u
wel. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 16.25 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.