Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 14 september 2022, over online veiligheid en cybersecurity
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 918 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 4 oktober 2022
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft op 14 september 2022 overleg gevoerd
                  met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
               
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 april 2022 inzake Wob-verzoek
                           inzake encryptie, aftapbaarheid van OTT-communicatiediensten (Kamerstuk 26 643, nr. 844);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 juli 2022 inzake Cybersecuritybeeld
                           Nederland 2022 (CSBN2022) (Kamerstuk 26 643, nr. 891);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 27 juni 2022 inzake
                           voortgang Digital Trust Center – informatiedienst (Kamerstuk 26 643, nr. 864);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 september 2022 inzake integratie
                           Digital Trust Center, CSIRT-DSP en Nationaal Cyber Security Centrum;
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 6 juli 2022 inzake Samenhangend
                           inspectiebeeld cybersecurity vitale processen 2021–2022 (Kamerstuk 26 643, nr. 894).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kamminga
De griffier van de commissie, Boeve
Voorzitter: Van Weerdenburg
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Ginneken, Koekkoek, Van Raan, Rajkowski
                  en Van Weerdenburg,
               
en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Welkom bij deze vergadering van de vaste commissie voor Digitale
                     Zaken. Vandaag is aan de orde het commissiedebat Onlineveiligheid en cybersecurity.
                     Ik heet welkom alle toeschouwers in de zaal en daarbuiten, natuurlijk de Minister
                     van Justitie en Veiligheid en haar staf, en de hier aanwezige leden, mevrouw Rajkowski
                     van de VVD, de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren en mevrouw Koekkoek van
                     Volt. Als het goed is, sluit ook nog iemand van D66 aan. Die komt iets later. Mijn
                     naam is Danai van Weerdenburg. Ik zit hier namens de PVV en ben vandaag waarnemend
                     voorzitter. Laten we maar beginnen. Dan geef ik mevrouw Rajkowski als eerste het woord.
                     De spreektijd is vier minuten. We zijn niet met een heel grote delegatie, dus in eerste
                     instantie wil ik de interrupties niet beperken, maar als het de spuigaten uitloopt,
                     zal ik dat wel doen. Mevrouw Rajkowski.
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. De VDD wil dat regels die in de openbare ruimte gelden ook in de
                     digitale wereld gaan gelden. Deze zijn immers met elkaar verbonden. Het zijn geen
                     losse werelden. Want als er online wordt opgeroepen tot rellen, kan dat gevolgen hebben
                     voor rellen op straat. Burgemeesters zijn verantwoordelijk voor de rust en veiligheid
                     in hun gemeente. Zij willen liever ingrijpen om rellen te voorkomen, dan relschoppers
                     beteugelen als rellen zich voordoen.
                  
Voorzitter. Zo klein kan het dus beginnen. Als iemand die online veel invloed heeft
                     één oproep online doet, kan dat op straat voor veel ellende zorgen. Rellende menigten
                     op straat zijn niet altijd even lief voor onze politieagenten, onze straten of de
                     stad waarin zij rellen. Sommige burgemeesters hebben, ook al is deze wet- en regelgeving
                     misschien nog niet helemaal op orde, moed getoond, zoals in Arnhem, Haarlem en Utrecht.
                     Zij zijn de APV in de Gemeentewet gaan doorpluizen op zoek naar een instrument. Dat
                     hebben zij gevonden: last onder dwangsom, in de volksmond ook wel een onlinegebiedsverbod
                     geheten. Het dekt niet helemaal de lading, maar het bekt wel lekker. De burgemeesters
                     hebben dit met succes ingezet, want de daders hebben of hun oproep verwijderd of hebben
                     hun oproep niet nogmaals gedaan.
                  
Voorzitter. De VVD vindt het belangrijk dat wij duidelijkheid geven aan alle burgemeesters
                     van Nederland, zodat ook zij via het bestuursrecht kunnen ingrijpen om rellen te voorkomen,
                     in plaats van achteraf daders te straffen en puin te ruimen. Dat moet uiteraard wel
                     gebeuren als de rellen wel hebben plaatsgevonden. Wij willen rust in onze straten.
                     Dit instrument hoort in deze moderne tijden thuis in de gereedschapskist van de burgemeester.
                     Dus samenvattend: de VVD wil een verbod op het herhaaldelijk plaatsen en/of delen
                     van berichten in de digitale wereld waarin wordt opgeroepen tot rellen. Ik weet dat
                     de Minister hier ook al eerder naar heeft gekeken, maar ondertussen is de realiteit
                     niet veranderd en verkeren burgemeesters en politie nog steeds in onzekerheid. Graag
                     een reactie van de Minister. Wellicht is er een landelijke maatregel of iets dergelijks
                     nodig.
                  
Dan nog een tweede punt, voorzitter.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik hoor dat mevrouw Rajkowski naar een tweede punt gaat, dus ik heb nog wel een vraag.
                     Ja, ik ben het ermee eens dat je niet in het openbaar mag oproepen tot rellen en geweld.
                     Dat mag ook niet op het internet, zou je kunnen zeggen. Maar er zit natuurlijk wel
                     een dunne lijn tussen het recht om te protesteren en daartoe op te roepen en wat achteraf
                     dan uit de hand loopt. Hoe ziet mevrouw Rajkowski die dunne lijn?
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Natuurlijk is het recht van demonstreren en protesteren een groot goed, dus daar wil
                     de VVD absoluut niet aan tornen. De burgemeester van Utrecht heeft dit onlinegebiedsverbod
                     ingezet bij iemand die echt opriep tot rellen met vuurwerk en dat soort dingen. Dat
                     was een heel expliciete oproep tot rellen in straten, tot onrust veroorzaken, tot
                     dingen kapotmaken en dingen doen die niet mogen. Ik denk dat het in zo'n geval een
                     mooi extra instrument is voor de burgemeester om al eerder in te kunnen grijpen. Natuurlijk
                     kun je, als er online wordt opgeroepen tot rellen, ook al via het strafrecht ingrijpen,
                     maar dat duurt vaak even en dan zijn die rellen misschien al geweest. Het mooie van
                     het bestuursrecht is dat je met de informatie van een politieagent al sneller kunt
                     ingrijpen en – in dit geval was het een 17-jarige jongen uit Zeist – kunt zeggen:
                     «Doe dat nou niet. Dat mag niet. Haal die oproep weg.» Misschien luistert iemand wel.
                     In sommige gevallen is dat ook gebleken. Daarmee kun je ook voorkomen dat die jongen
                     in het strafrecht belandt. Dus volgens mij is dit win-win voor ons allemaal.
                  
De voorzitter:
De heer Van Raan, voor een vervolgvraag.
De heer Van Raan (PvdD):
Dat snap ik. En zeker die laatste toevoeging is van belang. Als je in gesprek kunt
                     gaan met iemand en als die het vervolgens niet doet, komt die niet in het strafrecht.
                     Maar het punt van die dunne lijn blijft staan, tussen «we gaan protesteren tegen iets;
                     het maakt eigenlijk niet uit wat het is» en het oordeel van een burgemeester in dit
                     geval, die dan zegt: dit vind ik een gevaar worden, want ik denk dat het rellen worden.
                     De gevallen waarin het duidelijk is, zijn makkelijk. Dus eigenlijk stelt de VVD voor
                     om de burgemeester meer inschattingsvermogen en middelen te geven om dat te beperken
                     naar wat hij of zij goeddunkt? Dat is toch de kern van het voorstel, of begrijp ik
                     het verkeerd?
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dit is natuurlijk op zich geen nieuw dilemma in die zin dat de burgemeesters al vaker
                     met die afweging zitten. Soms moeten ze zelf via het bestuursrecht, of in de driehoek,
                     dus met politie en OM, een afweging maken. Wat dat betreft is dit dilemma niet nieuw,
                     denk ik. Alleen, burgemeesters kunnen het nog niet in de onlinewereld toepassen. Ik
                     vind het instrument juist charmant, omdat ik ervan uitga dat het per definitie niet
                     overmatig ingezet zal worden. Op het moment dat een burgemeester via het bestuursrecht
                     al last onder dwangsom oplegt, kun je niet meer achteraf via het strafrecht ingrijpen,
                     want iemand kan niet twee keer voor hetzelfde feit worden gestraft. Ik denk dus dat
                     een burgemeester dit alleen zal inzetten als er echt zorgen zijn over rellen en je
                     die ook daadwerkelijk kan voorkomen met dit instrument, want anders is een last onder
                     dwangsom eigenlijk altijd lichter. Dat is meer een soort geldboete – zo mag ik het
                     niet noemen, maar zo wordt het in de volksmond een beetje genoemd – dan het achteraf
                     iemand in z'n nekvel kunnen grijpen. Ik denk daarom dat burgemeesters hier spaarzaam
                     mee om zullen gaan.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Rajkowski vervolgt haar betoog.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dan een tweede punt, over digitale weerbaarheid. Uit de rondetafel over digitale weerbaarheid
                     bleek dat het voor verschillende organisaties nog niet helemaal duidelijk is wat het
                     crisisnoodplan is, mocht er een grote cyberaanval plaatsvinden. Daar wordt volgens
                     mij achter de schermen hard aan gewerkt. Het meerjarencybersecurityplan komt nog naar
                     de Kamer. Mijn vraag is: komt dit daar dan ook in terug? Komt er een soort crisisstructuur?
                     KPN, De Nederlandsche Bank, de haven van Rotterdam zaten toen aan tafel en gaven allemaal
                     aan: het mag voor ons allemaal wat helderder; wie moeten we wanneer bereiken als de
                     nood echt aan de man is?
                  
Dan een laatste punt, voorzitter. Dat betreft het samenvoegen van CSIRT, DTC en NCSC.
                     Voor de mensen die luisteren: dat zijn clubs die zich bezighouden met de digitale
                     veiligheid in Nederland. De VVD steunt dit van harte. We zijn erg blij met de brief.
                     We hebben al vaker gevraagd om de integratie van verschillende organisaties. Het mooie
                     van het DTC is dat zij specifiek het mkb zo goed begrijpen en kunnen helpen. Mijn
                     vraag aan de Minister is: hoe borgt de Minister dat de expertise, de kennis en de
                     manier van werken van het DTC behouden blijft als het gaat om de voordelen rond het
                     mkb?
                  
Voorzitter. Als laatste wil ik nog complimenten geven aan de Minister voor de HJ Schoo-lezing
                     van afgelopen maandag.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Rajkowski. Dat was mooi binnen de tijd. Dan geef ik nu het woord
                     aan de heer Van Raan.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Die lezing bracht in ieder geval genoeg discussie en levendigheid in de samenleving.
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een mededeling vooraf. Ik moet na mijn bijdrage vertrekken.
                     Ik hoop terug te komen voor het antwoord. Ik heb verplichtingen elders. Dat zal me
                     ook leren om niet te veel interrupties te doen; daar ben ik nu zelf ook alweer schuldig
                     aan.
                  
Voorzitter. Ik heb eigenlijk één punt. Vlak voor de zomer nam deze Kamer met een overgrote
                     meerderheid een motie aan van de Partij voor de Dieren over het in stand houden van
                     de end-to-endencryptie. Dat was echt een duidelijke boodschap van de Kamer. Omdat
                     de Minister de motie ontraadde, vroeg ik om een kabinetsreactie, een brief. Misschien
                     zit die in de digitale postbus, maar voor zover ik weet hebben we die nog steeds niet
                     gekregen. Die zouden we toch graag willen hebben. Kan de Minister aangeven hoe ze
                     de motie een vervolg gaat geven? Misschien kan dat nu; dan bespaart dat weer een brief.
                     Wij denken namelijk dat het belangrijk is om te wijzen op de precieze verwoording
                     van de motie. Die bevat aan de ene kant een passief deel, waarin wordt gevraagd om
                     voorstellen die in de EU voorliggen en die encryptie ondermijnen, niet te steunen.
                     Maar er zit ook een actief deel in, dat de regering vraagt om end-to-endencryptie
                     in stand te houden. Is de Minister bereid om bijvoorbeeld in Europa actief steun te
                     zoeken bij andere landen voor het verzet tegen het plan van de Europese Commissie?
                     Die wil eigenlijk een automatische controle van alle communicatie en daarbij impliciet
                     in die boodschappen zelf kijken.
                  
Hoe reageert de Minister op de directrice van het Expertisebureau Online Kindermisbruik,
                     die aangeeft dat dit voorstel niet proportioneel is? Je zou misschien verwachten dat
                     een dergelijk bureau die end-to-endencryptie juist wel wil stoppen, maar dat is dus
                     niet het geval. Wat is de reactie van de Minister op het gezamenlijke standpunt van
                     de Europese privacywaakhonden, die eigenlijk hetzelfde zeggen? Als zij deze expertanalyses
                     niet deelt, kan ze dan aangeven waarom niet? Want het eigen adviesorgaan, de Cyber
                     Security Raad – daar is vast een mooie afkorting voor – stelt dat de Minister en het
                     kabinet een andere benadering moeten kiezen rondom end-to-endencryptie. Het kabinet
                     moet zich naar de mening van de Partij voor de Dieren niet langer richten op het ondermijnen
                     van end-to-endencryptie, maar juist meer kijken naar alternatieven. Ziet de Minister
                     deze motie ook als een mandaat om die focus te verleggen en kabinetsbreed geen beleid
                     meer te voeren dat end-to-endencryptie ondermijnt of negeert?
                  
De voorzitter:
De openingsbel gaat, dus we pauzeren even.
Gaat u verder.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Tot slot is dan eigenlijk de vraag wie er binnen het kabinet verantwoordelijk
                     is voor de brede uitvoering van het standpunt. Door vragen van de Partij voor de Dieren
                     werd begin 2019 al duidelijk dat de gegevensuitwisseling in de zorg ook niet end-to-end
                     versleuteld is en dat de Minister van VWS daar toch mee doorgaat. Welke Ministers
                     in het kabinet grijpen daarop in?
                  
Voorzitter. Dat waren de vragen. Mijn beleidsmedewerker kijkt mee, dus die zal de
                     antwoorden doorgeven, mocht ik niet terugkomen in deze vergadering.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Raan. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Laten we hopen dat u wel terugkomt!
Voorzitter. De NCTV is duidelijk over het Cybersecuritybeeld 2022. Die schrijft dat
                     er ondanks de inspanningen scheefgroei is tussen de toenemende digitale dreiging en
                     de ontwikkeling van onze weerbaarheid. Toen ik dat las, moest ik denken aan het bericht
                     van Bert Hubert, toezichthouder bij de TIB. Hij stopt met zijn taak vanwege de nieuwe
                     inlichtingenwet, want hij vindt het wetsvoorstel niet oprecht, zegt hij zelf. De reden
                     dat ik dat nu noem, is dat er in mijn optiek te weinig grip is op onze onlineveiligheid
                     en cybersecurity. Met name de randvoorwaarden zijn niet op orde. Naar mijn mening
                     is het aan de Minister van Justitie en Veiligheid om ervoor te zorgen dat dit op alle
                     departementen beter ingebed wordt. Ik denk dat deze Minister daarvoor in de beste
                     positie zit. Ik ben daarom ook blij dat de Minister in oktober eindelijk met een nationale
                     cybersecuritystrategie komt. Die wordt hopelijk ook meteen, of in ieder geval zo snel
                     mogelijk, uitgevoerd.
                  
Voorzitter. Afhankelijk van wat we centraal stellen, nationale veiligheid of veiligheid
                     van mensen, kunnen we hele doeltreffende maatregelen gaan nemen. Ik ben daarin optimistisch.
                     Het is dan wel belangrijk om duiding te hebben van wat precies bedoeld wordt met onlineveiligheid
                     en cybersecurity. Naar mijn idee zou je het grofweg in twee categorieën kunnen indelen:
                     de bescherming tegen de boze buitenwereld, zogezegd, en de bescherming tegen een datazuchtige
                     overheid. Ik hoop, en dat is ook mijn vraag aan de Minister, dat er in de cybersecuritystrategie
                     over beide categorieën is nagedacht.
                  
Als ik het heb over de eerste categorie, de zogenaamde boze buitenwereld, dan denk
                     ik aan cybercriminelen, vreemde mogendheden die offensieve cyberprogramma's uitvoeren
                     en eigenlijk alles wat zich in die buitenwereld bevindt dat de boel probeert te ondermijnen,
                     simpel gezegd. Maar ik denk ook aan techreuzen die dataprofielen maken van de hele
                     wereld, die microtargeten en beïnvloeden, en die alles en iedereen van hen afhankelijk
                     maken, inclusief overheden. Dat kan allemaal omdat zij een monopolistische status
                     hebben in een digitale keten. Neem bijvoorbeeld het nieuws dat gisteren uitkwam over
                     Twitter, dat volgens hun voormalige veiligheidsbaas tien jaar oude veiligheidsstandaarden
                     gebruikt. We zijn allemaal heel erg afhankelijk van Twitter, zeker als politici, dus
                     de veiligheidsrisico's zijn enorm. Over de boze buitenwereld zou ik de Minister graag
                     een paar vragen stellen. Zijn de problemen die ik zojuist noemde, ook meegenomen in
                     de nieuwe cybersecuritystrategie en, voor zover de Minister daarop kan ingaan, op
                     welke manier zijn ze dan meegenomen? Is in die strategie ook nagedacht over het versterken
                     van onze toezichthouders? Is alle EU-wetgeving die met name toeziet op de techmonopolisten,
                     ook meegenomen in die cybersecuritystrategie?
                  
Dan over die datazuchtige overheid. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de NCTV die persoonsgegevens
                     verzamelt, of aan veiligheidsdiensten die vragen om meer bevoegdheden en tegelijkertijd
                     minder toezicht willen. Ook denk ik aan de behoefte van de overheid om encryptie te
                     doorbreken indien zij dat nodig acht. Daarin komt al heel snel in de kern een tegenstelling
                     tussen privacy en veiligheid naar boven. Ik zou echt willen dat we die tegenstelling
                     uit de wereld helpen. Privacy is ook veiligheid: de veiligheid van individuen en van
                     groepen mensen. Het is soms nodig om gegevens te verzamelen en te delen, maar dan
                     moeten de randvoorwaarden wel op orde zijn: effectief toezicht en effectieve handhaving,
                     een goede beveiliging van data en systemen, en de garantie dat je eigen overheid weet
                     waar je data naartoe gaan. In dat kader zou ik willen vragen, zoals mijn collega ook
                     al deed, wat het standpunt van de Minister is over de mogelijkheid om encryptie te
                     verzwakken of te doorbreken. Ook wat Volt betreft zou je dat eigenlijk niet moeten
                     doen, omdat het het recht op privacy en vrijheid van informatie bedreigt.
                  
Dan een andere vraag. In hoeverre is de Minister door de Staatssecretaris voor digitale
                     zaken betrokken geweest bij de nieuwe rijksbrede cloudstrategie? Cyberveiligheid verdient
                     volgens de Staatssecretaris aparte aandacht. Ik zou heel graag een brief ontvangen
                     van deze Minister en de Staatssecretaris samen, waarin deze strategie nader is uitgewerkt.
                     En deelt de Minister de opvatting dat overheidsdata, met name als die gevoelige data
                     omvat, beter opgeslagen zou kunnen worden in de rijkscloud? In het kader van de digitale
                     autonomie en veiligheid zou dat in mijn optiek namelijk een grote en belangrijke stap
                     zijn.
                  
Tot slot, voorzitter, een heel concreet en wat breder voorstel. Maak werk van onze
                     strategische en langetermijnkennispositie. We zien in andere landen dat daar binnen
                     de overheid veel meer wordt nagedacht over de grote uitdagingen en daar ook echt op
                     de grote vraagstukken wordt ingegaan door kennis in te bedden binnen de overheid en
                     niet te beleggen bij derden. In mijn optiek versterken we daarmee ook onze eigen digitale
                     autonomie en strategische positie. Hoe denkt de Minister over het vormen van zo'n
                     kennisstrategie, ook echt ingebed binnen de ministeries, binnen onze eigen overheid?
                     Ziet de Minister ook mogelijkheden om budget vrij te maken om dit op poten te zetten?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Dan mevrouw Van Ginneken.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank, voorzitter. Mijn excuses dat ik een paar minuten later binnen kwam lopen.
Voorzitter. Graag begin ik met het belang van veilige communicatie. Ik heb me daar
                     al vaak over uitgesproken. Het is mooi om te horen dat mijn collega's daar nu ook
                     een lans voor breken. Ik ben ook blij dat na vele mensenrechtenorganisaties nu ook
                     de Cyber Security Raad bevestigt dat encryptie verzwakken grote, grote risico's kent
                     voor de veiligheid. De Cyber Security Raad zegt ook dat de Minister meer naar alternatieven
                     moet kijken, maar de Minister lijkt in haar brief over OTT-diensten nog altijd op
                     zoek te zijn naar zo'n technische eenhoorn van een achterdeurtje in encryptie. Ook
                     in het Cybersecuritybeeld Nederland staat niet dat encryptie het probleem is, maar
                     suboptimale samenwerking en informatie-uitwisseling tussen landen. Er lijkt mij dus
                     een heldere opdracht liggen voor de Minister om daarop te focussen. D66 zegt daarom:
                     laat de Minister nou juist Europees het voortouw nemen om encryptie te versterken.
                     Ik hoorde collega Van Raan dat zojuist ook suggereren.
                  
De Europese Commissie komt met voorstellen om encryptie te verzwakken. Duitsland lijkt
                     zich hiertegen te keren. Hopelijk kan de Minister aansluiting vinden bij de Duitse
                     collega. Is de Minister het met mij eens dat Nederland in Europa actief moet zorgen
                     dat het ongeremd meelezen met chatberichten niet mogelijk is? Wat is nu precies de
                     positie van Nederland?
                  
Voorzitter. Niet alleen nu wordt encryptie bedreigd, maar ook in de toekomst. D66
                     en VVD hebben al vaker aandacht gevraagd voor het gevaar dat quantum computing kan
                     zijn voor onze staatsveiligheid en veilige communicatie. Stelt u het zich eens voor:
                     landen verzamelen jarenlang onze staatsgeheime en bedrijfsgeheime communicatie. Nu
                     hebben ze daar helemaal niks aan, want die is goed versleuteld met encryptie, maar
                     er komt een dag dat die encryptie binnen enkele seconden te kraken is met quantum
                     computing. Is de Minister zich hiervan bewust, en denkt zij na over hoe met deze enorme
                     uitdaging om te gaan? Is de Minister ook bereid om hier Europees aandacht voor te
                     vragen?
                  
Voorzitter. Het Cybersecuritybeeld van dit jaar ziet de digitale destabilisatie toenemen.
                     Na het platleggen van autofabriek VDL, van de Universiteit Maastricht en van gemeenten
                     kunnen we niet om de urgentie heen. Onze samenleving moet digitaal weerbaarder worden,
                     ook vanwege de langeretermijnrisico's. Als onze bedrijfsgeheimen via hacks gestolen
                     worden, zal Nederland als kennisland langzaam maar zeker irrelevant worden. Dat bedreigt
                     onze banen en onze welvaart. Economische spionage is een zinkgat. Je hebt het pas
                     door als je wegzakt. En dan is het te laat. Dat gebeurt soms pas jaren later.
                  
Deze commissie was afgelopen week op bezoek bij het NCSC, het Nationaal Cyber Security
                     Centrum, de organisatie die onze vitale sectoren nu digitaal beschermt. We spraken
                     onder andere over het nadeel van hun huidige smalle taak en het belang van integraal
                     werken aan digitale veiligheid. Versnippering betekent verzwakking, iets wat D66 al
                     lang bepleit. Het is dan ook heel goed nieuws dat de integratie van het NCSC, het
                     DTC en het CSIRT-DSP – excuus, zo heten ze nu eenmaal – wordt ingezet. Alleen mis
                     ik hierbij de urgentie. De planning daarvan loopt door tot 2026. Vindt de Minister
                     dit snel genoeg? Want de hackers wachten niet.
                  
Ook is het op dit moment nog helemaal niet duidelijk hoe de aansturing en de verantwoording
                     van NCSC 2.0, zoals ik het maar even noem, eruit gaan zien onder twee departementen.
                     Ik hoop dat de Minister daar iets over kan zeggen. Hoe borgt de Minister de balans
                     tussen de economische kant en de veiligheidskant? Zal het NCSC een agentschap worden,
                     of een zbo, of iets anders?
                  
Daarnaast geldt voor D66 dat goede samenwerking en informatie-uitwisseling de absolute
                     ondergrens vormen. Er is veel meer nodig. Te vaak leidt samenwerking tussen organisaties
                     onder schaamte of angst voor imagoschade. Ten onrechte, want transparantie en een
                     lerende cultuur helpen ons als samenleving juist om digitaal weerbaarder te worden.
                     Kan de Minister onderzoeken of jaarverslagplichtige bedrijven ook verplicht kunnen
                     worden om daarin een cybersecurityhoofdstuk op te nemen, met inzicht in bijvoorbeeld
                     hackpogingen, succesvolle aanvallen, hoe de kwaliteitsbewaking van software is ingericht,
                     hoe gewerkt wordt aan cyberveiligheidsvaardigheden van medewerkers, en dergelijke?
                     Kan de Minister hier in haar komende Cyber Security Strategie al op ingaan? Kan de
                     Minister in diezelfde Cyber Security Strategie ook ingaan op het langeretermijnrisico
                     van economische spionage, waar ik zojuist ook over sprak?
                  
Ik kijk uit naar de antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Ginneken. Dan vraag ik mevrouw Rajkowski nu om het voorzitterschap
                     tijdelijk over te nemen, zodat ik de inbreng namens de PVV kan doen.
                  
Voorzitter: Rajkowski
De voorzitter:
Mevrouw Van Weerdenburg, gaat uw gang, namens de PVV.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dank, voorzitter. Het lot van waarnemend voorzitter is natuurlijk dat het meeste al
                     gezegd is. Dus ik ga kortheidshalve aansluiten. Ik begin met de samenvoeging van de
                     drie organisaties. De afkortingen zijn al meermaals genoemd. Dat is goed nieuws. Ik
                     was blij met de brief, tot de laatste alinea, waar de datum in stond. Daar schrok
                     ik een beetje van. Kan de Minister duidelijkheid verschaffen? Betreft dat de einddatum?
                     De integratie van het NCSC en het DTC staat voor 2026. Bedoelt de Minister daarmee
                     dat het dan echt klaar moet zijn? We begrijpen van het NCSC dat de integratie eigenlijk
                     al bezig is. Ze zijn al intensief aan het samenwerken. Bedoelt de Minister dat het
                     in de komende jaren geïntensiveerd zal worden? Daar heeft de PVV graag helderheid
                     over.
                  
Verder hebben wij ook dezelfde vragen als D66 over dat NCSC 2.0, zoals mevrouw Van
                     Ginneken het net noemde. Moet dat straks inderdaad onder twee departementen vallen?
                     Hoe zit het met de financiering? Het is een beetje gissen naar de kruimels in de brief.
                     Het moet op afstand staan, vanwege diverse opdrachtgevers. Daar horen we graag iets
                     meer over. Hopelijk kan de Minister daar iets meer over zeggen en zegt ze niet: wacht
                     maar tot oktober, tot de nieuwe Cyber Security Strategie.
                  
Ik wil ook graag weten wanneer in oktober wij die Cyber Security Strategie gaan ontvangen,
                     want we zitten daar natuurlijk al heel erg lang op te wachten. We kijken er reikhalzend
                     naar uit. Het is jammer dat die nog niet binnen is. Dat geldt ook voor de reactie
                     op het OVV-rapport over de Citrix-kwetsbaarheid. Ik snap dat die samenhangen en dat
                     het logischer is om die samen naar de Kamer te sturen, maar het is jammer dat het
                     er nog niet is. Wanneer komt dat wel? Dan kunnen we met de commissie plannen wanneer
                     we het kunnen bespreken.
                  
Ik sla even wat dingen over, want die zijn allemaal al gezegd. Encryptie is voor de
                     PVV ook heel erg belangrijk. De Partij voor de Dieren heeft er al genoeg over gezegd.
                     Volt ook. Eigenlijk zijn wij ook blij met de Cyber Security Raad, die onomwonden zegt:
                     focus op de alternatieven en niet op het verzwakken van end-to-endencryptie. Ik zou
                     graag de reactie van de Minister daarop horen.
                  
Aansluitend bij wat mevrouw Van Ginneken van D66 al zei: stop met zoeken naar die
                     technische eenhoorn, want die is er niet. Dat is nu bewezen. De Kamer wil het ook
                     niet. Kan de Minister toezeggen dat ze nu de focus gaat verleggen naar alternatieven?
                     En ook belangrijk: wat gaat zij doen om dat in Brussel ook duidelijk te maken? Ik
                     hoorde de Partij voor de Dieren en D66 zeggen: zoek andere landen die dat ook vinden
                     en trek samen op. Maar stel dat die niet te vinden zijn, dan hoor ik ook graag van
                     de Minister hoe zij ervoor gaat zorgen dat de boodschap in Brussel ontvangen wordt
                     dat Nederland dit niet wil en dit niet gaat doen. Kan ze, ook als Nederland daar alleen
                     in staat, toezeggen dat ze met de vuist op tafel gaat slaan en daar desnoods een opt-out
                     voor gaat bedingen?
                  
Tot slot. Nog even terug naar de integratie van de drie organisaties. In de brief
                     die wij gisteren hebben gekregen, staat onderaan dat de Kamer geïnformeerd zal worden
                     over de voortgang van de integratie als onderdeel van de voortgangsrapportages van
                     de nieuwe Nationale Cyber Security Strategie. Nou zijn die natuurlijk nog niet binnen,
                     dus we hebben er nog niet over gesproken. Ik ben heel benieuwd wanneer de voortgangsrapportages
                     daarover komen. Ziet de Minister dat halfjaarlijks, jaarlijks? Wanneer kunnen we die
                     ongeveer verwachten?
                  
Dat was het. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dat was ’m. Dan denk ik dat we even gaan schorsen voor de beantwoording. Ik geef het
                     voorzitterschap terug aan mevrouw Van Weerdenburg.
                  
Voorzitter: Van Weerdenburg
De voorzitter:
Dank. Ik kijk naar de Minister. Hoelang denkt zij nodig te hebben? We schorsen voor
                     een halfuurtje.
                  
De vergadering wordt van 10.30 uur tot 11.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom terug bij het commissiedebat Onlineveiligheid en cybersecurity.
                     We zijn toe aan de beantwoording door de Minister van Justitie en Veiligheid. Ik geef
                     haar het woord. Zij heeft dunne blokjes, zo heeft zij mij toevertrouwd. Laten we de
                     interrupties, tenzij er hele prangende interrupties zijn, gewoon aan het einde van
                     het blokje doen. De Minister.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Veel dank, voorzitter. Het zijn dunne blokjes, omdat ik heel veel vragen kon bundelen.
                     Dus ik kan me wel voorstellen dat we er per blokje wat langer bij stilstaan. Maar
                     dat is de reden. Ik begin straks met twee meer losse vragen. Daarna ga ik door met
                     cybersecurity en incidenten, encryptie, en de samenvoeging van al die organisaties
                     die zich bezighouden met cyberveiligheid. Ik wil die afkortingen het liefst vermijden.
                  
Voorzitter, heel veel dank aan u en uw collega's dat we dit debat kunnen hebben. Er
                     staan inderdaad relatief weinig stukken op de agenda, maar het zijn wel allemaal zeer
                     belangwekkende stukken. Ik ben blij dat we daar toch de tijd voor kunnen nemen.
                  
Voor mij als coördinerend Minister voor digitale weerbaarheid en de bestrijding van
                     cybercrime is het een onderwerp waar we ons, zeker in deze tijd, echt voor moeten
                     blijven inzetten. We zien steeds vaker bij de incidenten die plaatsvinden dat het
                     indringende gevolgen heeft. Ik ben heel blij dat een aantal leden, mevrouw Van Ginneken,
                     mevrouw Rajkowski, mevrouw Van Weerdenburg en meneer Azarkan, vorige week bij het
                     Nationaal Cyber Security Centrum aanwezig waren om ook daar te zien en te horen hoe
                     het er daar aan toegaat. Veel dank daarvoor. Voor de Kamerleden die op dat moment
                     niet konden: als u later dit centrum alsnog wenst te bezoeken, dan bent u altijd meer
                     dan welkom.
                  
Het Cybersecuritybeeld Nederland van dit jaar, 2022, laat zien dat de maatschappij
                     voor een hele grote opgave staat. Voor mij is het elke keer erg treffend om deze zin
                     te lezen. Die zin staat altijd op het papier dat ik krijg en daarachter schuilt een
                     hele wereld: cyberaanvallen zijn schaalbaar, maar onze weerbaarheid en het organiseren
                     van onze weerbaarheid nog niet.
                  
Er is een toename in het aantal aanvallen door statelijke actoren tegen ons land,
                     zowel voor geopolitiek als voor economisch gewin. Wij zijn een zeer gedigitaliseerd
                     land. Daar hebben wij heel veel profijt van, maar het betekent ook dat we daardoor
                     erg kwetsbaar zijn. U weet dat er om deze dreiging het hoofd te bieden een nieuwe
                     cybersecuritystrategie komt. Daarover kom ik later verder te spreken aan de hand van
                     de vragen. Wanneer komt die precies? Hoe gaan we het met elkaar monitoren? Wat gaan
                     we daar doen? Laat ik maar meteen doorgaan naar de vragen en de antwoorden, want dan
                     komen al die elementen langs.
                  
Ik begin dus eerst met twee een beetje losstaande vragen. De eerste is van mevrouw
                     Rajkowski van de VVD. Zij benoemde een heel aantal andere elementen en daar kom ik
                     straks op terug, maar zij vroeg ook naar burgemeesters en onlinecontent. Zij had helemaal
                     gelijk toen ze zei: burgemeesters zoeken toch wat meer duidelijkheid. «Hoe kunnen
                     we handelen als je ziet dat er aan de voorkant ingegrepen zou kunnen worden als er
                     online wordt opgehitst.» Ik zeg het maar even weinig diplomatiek in mijn eigen woorden.
                     «Vervolgens gaan ze echt rellen en ellende veroorzaken. Hoe kun je daar zo preventief
                     mogelijk optreden als burgemeester en driehoek? Welke middelen heb je dan?». Uiteraard
                     gelden wat mij betreft de regels die in de openbare ruimte gelden, ook online. Dat
                     is ook wat mevrouw Rajkowski zei.
                  
Misschien is het goed om eerst te onderstrepen dat we als overheid op dit moment al
                     verschillende mogelijkheden hebben om illegale content te laten verwijderen. Dat loopt
                     via de officier van justitie, de rechter-commissaris of de civiele rechter. Met het
                     wetsvoorstel voor een autoriteit voor online terroristisch en kinderpornografisch
                     materiaal komt er een derde mogelijkheid bij en die loopt via het bestuursrecht. Het
                     kwam daarstraks de hele tijd in een mooie afkorting langs, maar het is een nogal relevante
                     autoriteit. Al die elementen zijn er dus al.
                  
Maar de VVD gaf aan dat het lokale bestuur daarin ontbreekt. Burgemeesters krijgen
                     ook te maken met dingen die op het internet staan en waarop ze zouden willen handelen.
                     We hebben in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk gezien dat er werd opgeroepen tot grafschennis.
                     En ja, dan wil je kunnen acteren. Dat is voor burgemeesters nog erg lastig. Een ander
                     voorbeeld is Zaanstad, maar ik weet dat het ook op andere plekken speelt. Ik denk
                     dat de Kamerleden in hun dagelijks leven en tijdens hun werkbezoeken ook heel veel
                     voorbeelden tegenkomen.
                  
Het onderwerp dat burgemeesters moeten kunnen handelen staat al op de agenda. We proberen
                     ook echt duidelijkheid te verschaffen. We moeten daarbij ook kijken naar de rol van
                     de politie en het OM en in die zin is het dan ook een ingewikkelder onderwerp dan
                     ik eerlijk gezegd afhankelijk dacht. Behalve dat we dus al een heleboel dingen samen
                     met het lokaal bestuur doen, zijn we ook echt aan het kijken hoe we ze hier meer middelen
                     voor kunnen geven. We zijn ook aan het onderzoeken of er een voorziening kan komen
                     waar burgemeesters terechtkunnen die willen dat bepaalde illegale onlinecontent van
                     het internet wordt verwijderd. Ik wacht nog op de resultaten van het onderzoek, maar
                     ik hoop dat daarin bij elkaar komt wat de burgemeesters aan de voorkant meer zelf
                     zouden kunnen doen.
                  
Het is een beetje een lang antwoord, omdat ik eigenlijk graag zou willen zeggen: ja,
                     dat gaan we regelen; dat is zo gefikst. Maar dat is toch ingewikkelder. De urgentie
                     deel ik volledig. Mijn idee is dus om dit verder te onderzoeken, met urgentie overigens,
                     om te kijken hoe we de burgemeesters daarbij nog meer kunnen ondersteunen, op welke
                     wijze dan ook naast hetgeen we al in samenwerking met hen kunnen doen. Dat zou mijn
                     eerste antwoord zijn. Ik kom daarop terug en ik denk dat we in ieder geval dit najaar
                     bij u terug kunnen komen met de stand van zaken. Ik kijk daarvoor even naar de mensen
                     rechts van mij. Ik hoop dat we dan al met een antwoord kunnen komen en anders met
                     de stand van zaken van hoe we dit onderwerp oppakken.
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik weet dat er nu in Utrecht of Haarlem
                     een rechtszaak loopt en ik hoop natuurlijk dat daar uiteindelijk besloten gaat worden
                     dat die last onder dwangsom op een juiste manier is ingezet, dus met het juiste wetsartikel,
                     want dan hoeft er niks aangepast te worden. Behalve als het in de APV zit, want dan
                     is het een beetje lastig. Dan moeten al die gemeenten het namelijk aanpassen. Ik zie
                     dus graag dat dat erin wordt meegenomen en dat de burgemeesters betrokken worden bij
                     het verwijderen van onlinecontent. Het zou heel fijn zijn als dat al snel kan. Soms
                     is toch ook fijn dat een burgemeester even iemand kan aanspreken. Dus we wachten even
                     het onderzoek af dat dit najaar naar de Kamer komt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De Minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zal zorgen dat we al deze elementen betrekken bij of het onderzoek of in ieder
                     geval bij de stand van zaken. Laat ik niet iets beloven waarvan ik niet zeker weer
                     dat ik het waar kan maken. Maar de urgentie delen we. Dus ik laat dit najaar sowieso
                     iets van mij horen. Ik hoop dat dat iets inhoudelijks is. Zo niet, dan wordt het de
                     stand van zaken. Veel dank.
                  
Dan heb ik nog een losstaande vraag van mevrouw Koekkoek van Volt, voordat ik verderga
                     met die mapjes. Haar vraag gaat over het rijksbrede cloudbeleid. Zij vraagt of de
                     Minister van JenV hierbij betrokken is en hoe ik kijk naar de gevoelige overheidsdata
                     in de rijkscloud. Het rijksbrede cloudbeleid is interdepartementaal opgesteld en wordt
                     gecoördineerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Daar zijn heel veel collega's,
                     onder wie ook ik, bij betrokken. In die zin loopt dat goed.
                  
Als ik mij niet vergis zal er binnenkort op uw verzoek een technische briefing aan
                     deze commissie worden gegeven over het rijksbrede cloudbeleid. Dat verzoek is of van
                     mevrouw Koekkoek zelf of van de commissie. In dat beleid wordt onder meer ingegaan
                     op welke gegevens in publieke clouddiensten terecht mogen komen. Daarbij is uitgegaan
                     van de kansen en de risico's die gepaard gaan met dit soort diensten, met name als
                     het gaat over gevoelige overheidsdata. Daarom zijn er ook uitzonderingen en beperkingen
                     gemaakt, want voor een aantal soorten gegevens is gebruik van publieke clouddiensten
                     niet gewenst of toegestaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan staatsgeheime informatie.
                     Ook is altijd de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing op het verwerken
                     van persoonsgegevens.
                  
Zoals gezegd wordt er dus op dit moment onder de verantwoordelijkheid van BZK en onder
                     de coördinatie van BZK gewerkt aan een implementatierichtlijn. Daarin wordt uiteengezet
                     hoe met dit beleid gewerkt moet gaan worden en wat het allemaal betekent. De risicoanalyses
                     en de assessments zitten daar dan bij. We zullen ook zorgen dat het openbaar beschikbaar
                     komt. Er wordt ook een handleiding ontwikkeld. Dus dat is even het hele proces. En
                     jazeker, JenV is daar goed op aangehaakt.
                  
Dan kom ik bij cybersecurity/incidenten en daar is één vraag over gesteld. Ik zei
                     al dat het dunne mapjes waren. Dat is een vraag van mevrouw Van Ginneken over quantum
                     computing. Zij zegt: is de Minister zich bewust van de dreiging van kwantumcomputers
                     voor de veiligheid? Hoe gaan we daarmee om? Vragen we daar in Europees verband aandacht
                     voor? Jazeker. Die risico's rondom kwantumcomputers hebben zeker de aandacht, van
                     mij en uiteraard ook van mijn collega's. Zo hebben het Nationaal Cyber Security Centrum
                     en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst hierover advies uitgebracht. Die
                     zijn gericht op de vraag hoe organisaties om kunnen gaan met de dreiging die uit kan
                     gaan van kwantumcomputers.
                  
Mevrouw Rajkowski heeft hierover namens de VVD ook schriftelijke vragen gesteld. Daar
                     zijn we nu druk mee bezig. Die komen zo snel mogelijk richting uw Kamer. Ik denk dat
                     ze via de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering komen. We zullen
                     daarin nadrukkelijk ingaan op de nationale ontwikkelingen en onze Europese inzet.
                     Daarin komt het dus allemaal terug. We zijn daar nu druk mee bezig. Als mevrouw Van
                     Ginneken het goedvindt dan zou ik die elementen daar samen met mijn collega, de Staatssecretaris,
                     bij willen betrekken.
                  
Dan ben ik bij encryptie. De heer Van Raan heeft helemaal gelijk, want iedereen die
                     voor de motie heeft gestemd, heeft van mij een brief tegoed, ook de mensen die tegen
                     hebben gestemd; dat maakt niet uit. Ik had die brief voor deze commissievergadering
                     al willen en moeten hebben, maar die vraagt eerlijk gezegd nog om meer afstemming
                     met mijn collega's dan ik had verwacht. Dat heeft te maken met al die ingewikkeldheden
                     waar alle Kamerleden in hun betoog naar hebben verwezen. Dat is de reden waarom die
                     er vandaag niet ligt. Ik ga die wel echt snel sturen, sowieso. Dat is wel een beetje
                     de verkeerde volgorde, dus mijn excuses daarvoor, want de brief had er hier gewoon
                     moeten zijn.
                  
Ik kan een aantal vragen hierover bundelen, want uiteindelijk komt het neer op het
                     volgende. De motie zegt: doe de deur dicht en houd die gewoon dicht. Ik heb aangegeven
                     – daar was ik als Kamerlid ook voorstander van – dat we helemaal niet bezig zijn met
                     het opengooien ervan. Tegelijkertijd zijn er twee elementen waar ik rekening mee moet
                     houden. Ik wil die dilemma's schetsen in de brief richting de Kamer, terwijl we de
                     motie wel gewoon uitvoeren. Aan de ene kant zijn er ontwikkelingen zoals de EU-verordening
                     beeldmateriaal seksueel kindermisbruik, waar verschillende leden het ook over hebben
                     gehad, onder wie de heer Van Raan. Daar worden alternatieven geboden, of suggesties
                     gedaan. We moeten als commissie met elkaar beslissen hoe we daarmee omgaan. Wat zijn
                     de dilemma's daarin? En welke positie kiezen wij? Ik was niet van plan om daar zelf
                     een positie in te kiezen en de commissie te melden hoe we dat gaan doen, en te vertellen
                     hoe dat in verhouding staat tot die motie. Ik wil dat hier gewoon met elkaar bespreken.
                  
De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan om onlineverspreiding van beeldmateriaal
                     van seksueel kindermisbruik tegen te gaan. Dat voorstel wordt op dit moment bestudeerd.
                     Wij hebben daar vragen over gesteld om helder te krijgen wat de gevolgen daarvan zullen
                     zijn. In deze commissie is de vraag dan met name wat dat voor de motie-Van Raan betekent.
                     Dat betekent dat er heel veel zwaarwegende belangen aan de orde zijn, zoals het belang
                     van veiligheid van verbindingen, maar ook het belang van het tegengaan van criminaliteit.
                     Er werd bijvoorbeeld al verwezen naar Expertisebureau Online Kindermisbruik. Die adviezen
                     nemen we nu ook allemaal mee. Dat moeten we gaan wegen. Over de uitvoering van de
                     motie ontvangt u dus een brief. Mijn voornemen is om die dilemma's daarin op te nemen.
                     Dat is de reden waarom het iets langer duurt. De motie wordt dus uitgevoerd, maar
                     er zijn dilemma's die ik met de Kamer moet delen. Er moeten namelijk nog steeds andere
                     stappen worden gezet. We moeten met elkaar bespreken hoe we dat doen.
                  
Dan de vraag van mevrouw Van Ginneken over de unicorn. Die is er nog niet; we wachten
                     er al jaren op. Maar als die er ooit komt, dan zou mijn idee zijn om dat gewoon hier
                     proactief neer te leggen, zo van: kijk naar deze technische ontwikkeling, naar deze
                     unicorn, die om wat voor reden dan ook om de hoek is komen lopen. Die bespreken we
                     dan weer met elkaar. Je kunt in mijn beleving heel goed zeggen «we gaan nu geen deuren
                     opengooien, want we zien de gevaren daarvan» en tegelijkertijd altijd blijven zoeken
                     naar de unicorn. Die elementen kunnen volgens mij heel goed samenleven, zeker ten
                     aanzien van de onderwerpen waarover we het hier hebben. Technische ontwikkelingen
                     gaan altijd sneller dan iedereen voor mogelijk heeft gehouden. Iedereen, onder wie
                     mevrouw Van Weerdenburg, zei ook: de unicorn is er nog steeds niet, dus waar wacht
                     je op? Volgens mij kunnen die dingen tegelijk bestaan. Dat is een beetje hoe ik ertegen
                     aankijk. Maar die brief waarin ik al die dilemma's schets komt er dus echt snel aan,
                     en de motie voer ik gewoon uit.
                  
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank aan de Minister voor deze toelichtingen. Ik ben ook heel blij dat de Minister
                     open blijft staan voor een unicorn. Ik ben ook niet tegen unicorns, maar ik heb er
                     alleen weinig vertrouwen in dat we die op korte termijn gaan krijgen, want anders
                     hadden de experts allang gezegd: het is haalbaar en we moeten alleen nog een paar
                     dingen uitzoeken. Maar daar zijn we nog helemaal niet. Waar ik de Minister alleen
                     iets minder expliciet over heb gehoord, is wat dan de focus wordt. Natuurlijk kunnen
                     we open blijven staan voor een unicorn, maar laten we ons dan niet afleiden van wat
                     we nu moeten doen om zonder encryptie te verzwakken de boel goed op orde te houden?
                     Misschien was de Minister van plan om daar nog op in te gaan, maar ik heb nog geen
                     heel stevig standpunt van haar gehoord, zo van: ik ga strijden voor het behouden van
                     encryptie, zeker ook gezien de andere ontwikkelingen, en de unicorn mag zich melden,
                     maar daar ga ik niet meer op jagen. Ik noemde zelf al het voorbeeld van quantum. Kan
                     de Minister bevestigen dat ze haar focus verlegt naar het bedenken en ontwikkelen
                     van goede alternatieven voor het verzwakken van encryptie?
                  
De voorzitter:
Daar zou ik me, namens de PVV, graag bij willen aansluiten. Ik zou graag willen horen
                     of de deur inderdaad echt ferm dichtzit. Dan zien we via de deurbelcamera wel of er
                     een unicorn voor staat of niet.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begin er nu een beetje spijt van te krijgen dat ik ben doorgegaan met die beeldspraak!
                     Ik blijf wel jagen op een unicorn, maar ... Nee, even opnieuw. Wat ik ga doen, is
                     het volgende. Ik ga zorgen dat we het in die brief goed verwoorden, zodat de Kamerleden
                     precies weten hoe we daarin zitten en wat mijn advies zou zijn. Nogmaals, de motie
                     is helder, ook het aantal stemmen voor. Dat is dus duidelijk. Dan de alternatieven.
                     Ik ben het daar volledig mee eens. Ook de adviezen die we nu bestuderen zeggen: daar
                     moet je vol op inzetten. Daar zal uiteindelijk, zeker op korte termijn, de ruimte
                     zitten. Want volgens mij is onze opdracht, ook vanuit deze commissie, aan de ene kant
                     dat we de veiligheid beschermen door zaken als encryptie niet aan te tasten, en aan
                     de andere kant dat we zorgen dat de veiligheidsdiensten, die iedereen bij ons veilig
                     moeten houden, hun werk kunnen doen. Dat is het dilemma waar we al jaren in zitten.
                     Daar zitten we ook nog steeds in, aangezien die unicorn er nog niet is. Ik hoop wel
                     dat er, vanuit de veiligheidsdiensten, maar vooral vanuit technische ontwikkeling,
                     gejaagd blijft worden. Dat moet men daar doen. Dus hopelijk is die unicorn er op een
                     gegeven moment toch wel. De Cyber Security Raad, die eerlijk gezegd ook vooral aandacht
                     besteedt aan de alternatieven, zegt ook niet per se: je moet dingen uitsluiten. Die
                     zegt juist: je moet op zoek naar alternatieven. Dat zijn we nu goed aan het bestuderen.
                     Tegelijkertijd is er ook die EU-verordening over seksueel kindermisbruik, waarbij
                     de verantwoordelijkheid vooral bij bedrijven zelf wordt gelegd, zoals WhatsApp en
                     noem maar op. Maar zij moeten ook aangeven: hoe ga je er dan mee om? Wij moeten vervolgens
                     met elkaar weer bekijken hoe we dat wegen: vinden we dat er goed opgetreden kan worden
                     tegen online seksueel kindermisbruik, en beschermen we verder iedereen die we ook
                     willen beschermen? Dat zijn dus de dilemma's. Ik denk zeker niet dat ik er binnen
                     een paar dagen uit ben en dat dat helemaal uitgewerkt in die brief staat. Maar ik
                     wil die dilemma's wel schetsen, zodat we weten dat die óók spelen. Nou, deze commissie
                     weet dat zeer goed, maar dat komt dus allemaal terug in de brief. Die komt er vrij
                     snel aan.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Ginneken, een vervolgvraag.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Op het moment dat ik mijn vinger opstak voor de vervolgvraag, hoorde ik de Minister
                     zeggen: de brief komt er vrij snel aan. Ik zou het wat specifieker willen hebben.
                     Het betoog van de Minister stelt me eigenlijk nog weinig gerust dat er in de brief
                     dan wel een helder standpunt wordt ingenomen over het niet verzwakken van encryptie
                     en het wel najagen van alternatieven. Want in tegenstelling tot over het jagen op
                     de unicorn hoor ik wel positieve geluiden over alternatieven, die toch tegemoet kunnen
                     komen aan het signaleren van problemen, zonder encryptie te verzwakken en zonder de
                     privacy en bescherming van burgers en bedrijven aan te tasten. Ik vind het altijd
                     heel mooi als knappe koppen dit soort slimme dingen bedenken. Daar gloort van alles,
                     dus ik wil nogmaals een oproep doen aan de Minister: zet daar vol op in en kom in
                     de brief – ik hoor graag een datum – met een ferm standpunt over, wat mij betreft,
                     het niet aantasten van encryptie, en draag dat ook uit binnen Europa.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Wat mij betreft spreken we af dat ik al deze elementen meeneem en dat ik binnen maximaal
                     tien dagen, zo niet eerder, met de brief kom. Nogmaals, die had er eigenlijk nu al
                     moeten liggen. Ik besef dat dit een onhandige volgorde is, maar het is ook niet het
                     makkelijkste onderwerp, eerlijk gezegd. Als de Kamerleden het goed vinden, neem ik
                     al deze elementen mee in de brief. Die komt er dus heel snel aan.
                  
De voorzitter:
Dank. Het zou ook mooi zijn als de brief eindigt met een of twee zinnen conclusie.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Daar zal ik mijn best voor doen.
Dan ben ik bij het mapje over de integratie van de verschillende organisaties die
                     ons online veilig en cyberveilig houden. De eerste vraag die voor mij ligt, ging over
                     de aansturing en de verantwoording. Die vraag was van mevrouw Van Ginneken, maar die
                     werd volgens mij ook door anderen gesteld. Ook mevrouw Van Weerdenburg had daar volgens
                     mij duidelijke vragen over, namelijk: hoe gaan we dat nou precies doen? Daar zit ook
                     een zelfstandig bestuursorgaan. Hoe gaan we dat vormgeven? Dat zijn precies de elementen
                     waar we nu mee aan het puzzelen zijn. Daar zijn ook verschillende vormen voor denkbaar.
                     De uitkomsten van de verkenningen worden nu verder uitgewerkt in een programmaplan.
                     In de brief van ik meen gisteren staan ook de verschillende actielijnen die we daarvoor
                     hanteren. De inrichting van de aansturing en de verantwoording van de nieuwe organisatie
                     worden onderdeel van dit programmaplan. Het kan zijn dat de verantwoording per onderdeel
                     richting een ander gaat, bijvoorbeeld richting een Minister, dus dat het een onafhankelijke
                     entiteit is en dat het dus op een andere manier gaat. Maar je kunt ook zeggen: er
                     moet uiteindelijk nog een eindverantwoordelijke zijn. We bekijken nu welke elementen
                     uiteindelijk het beste werken. Zoals we ook al hebben aangegeven in de brief van 7 september
                     en zoals ik al zei, is de kern dat die nieuwe organisatie onafhankelijk is en ook
                     met meerdere opdrachtgevers kan werken. Daarmee behoud je wel de expertise en nut
                     en noodzaak die er zijn. Dan moet je kijken welke organisatievorm daar het best bij
                     past. Dat is een puzzel waar we nu mee bezig zijn. Ik denk dat dit ook in het verlengde
                     ligt van de vraag van de VVD over hoe je ervoor zorgt dat de expertise, kennis en
                     manier van werken van in ieder geval het DTC met betrekking tot het mkb behouden blijven.
                     Dat is ook precies waarom er verschillende kolommen zijn, waarbij ze geïntegreerd
                     samenwerken maar de expertise niet verliezen. De opzet van de nieuwe organisatie is
                     erop gericht dat ook de doelgroepkennis en de onderscheidene benaderingen van de drie
                     organisaties behouden worden, maar dat ze veel beter met elkaar kunnen samenwerken.
                     Je gaat dat dus niet wissen door er maar één organisatie van te maken waarbij al die
                     kennis dan weer verdwijnt. Dat zal dus betekenen dat al die elementen bij elkaar – vitaal,
                     niet vitaal en al die zaken die ze nu los doen – daar nog steeds heel sterk geborgd
                     zijn. Ik denk dat ik die vraag daarmee het beste heb beantwoord.
                  
Dan de integratie van de drie organisaties. Daarover was er de vraag van mevrouw Van
                     Weerdenburg hoe zij 2026 moet lezen. Daar waren ook andere vragen van D66 over. Het
                     is inderdaad zo dat er nu volop wordt ingezet op de uitwerking van die programmalijnen
                     en die integratie. Dat ligt dus helemaal niet stil. Dat is precies wat er nu gaande
                     is. Gedurende het traject zal de dienstverlening van de drie organisaties overigens
                     onverminderd doorgaan en op niveau worden voortgezet om de weerbaarheid te behouden
                     en ook te blijven versterken. Dat betekent – ik kijk even naar rechts om te zien of
                     ik dat goed zeg – dat we nu het hele traject volop inzetten. In 2026 – dat is die
                     einddatum – is het allemaal gereed. Dan zijn al die stappen dus gezet. Er zijn wellicht
                     ook stappen die wettelijk of organisatorisch gezet moeten worden. Er wordt nu ook
                     een programmamanager gezocht. Zo hebben we het geprobeerd te zeggen: in 2026 – of
                     eerder; dat kan ook – is dat helemaal rond.
                  
Volgens mij zit er nog een vraag van mevrouw Van Weerdenburg in mijn mapje. Zij zei:
                     dit komt met de cijfers van de securitystrategie mee, maar wat is de verantwoording
                     daarvan? Wij willen de monitoring daarvan elk jaar delen. Uiterlijk half oktober krijgt
                     u de strategie van mij. Die komt er dus aan. Dat betekent dat we volgend jaar na de
                     zomer de eerste monitoring bundelen, waarbij we ook deze elementen betrekken. Zeg
                     ik dat goed? Ja.
                  
Er waren daarover verschillende vragen, eigenlijk van iedereen hier. Neem ik daarin
                     ook alle in eerdere debatten en nu genoemde elementen mee? Ik zal in die strategie
                     alles meenemen, ook elementen waarvan ik misschien denk: dat heb ik gehoord, maar
                     ik maak om die en die reden een andere keuze. Dan zorg ik dat voor de Kamerleden in
                     ieder geval goed te zien is wat er met hun opmerkingen is gedaan: of ze zijn geborgd
                     in de strategie of er is een andere keuze gemaakt, met een toelichting van die keuze.
                     Dan kan iedereen daar uiteraard van alles van vinden.
                  
Mevrouw Rajkowski had een specifieke vraag over duidelijke rollen tijdens crises.
                     Die komen niet per se op die manier in de strategie; die komen terug in het Nationaal
                     Crisisplan Digitaal. Dat wordt in december met uw Kamer gedeeld. Alle andere elementen
                     zullen navolgbaar terugkomen in de strategie. Ik denk dat we kijken of we daar een
                     oplegger of een bijlage bij doen als dingen op een andere manier zijn teruggekomen.
                     Ik kan me voorstellen dat het fijn is om dat in ieder geval te kunnen volgen.
                  
Ik denk dat ik nog twee vragen te behandelen heb. Mevrouw Van Ginneken vroeg of ik
                     kan nadenken over een verplichting voor een cybersecurityparagraaf of -hoofdstuk in
                     de jaarverslagen. De mogelijkheid om een verplichting op te leggen op basis van het
                     bestuursverslag in het jaarrekeningenrecht is reeds onderzocht. Dit is gedaan naar
                     aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid waarin dit een van
                     de aanbevelingen is. Momenteel ben ik samen met het Ministerie van Economische Zaken
                     in gesprek met de monitoringscommissie van de Corporate Governance Code om te bespreken
                     in hoeverre de Corporate Governance Code aansluit bij de aanbevelingen van de onderzoeksraad.
                     Kortom, dit was een duidelijke aanbeveling. Ook de vraag van mevrouw Van Ginneken
                     was duidelijk. Ik ben dus samen met EZK aan het onderzoeken hoe we dit kunnen integreren
                     en implementeren en wat dit betekent. Hebben wij een idee wanneer dat richting de
                     Kamer komt? Kunnen we dat zeggen? Daar gaan we samen met de cybersecuritystrategie
                     op in. Wordt dus vervolgd.
                  
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Koekkoek over de strategische kennispositie van
                     de Nederlandse overheid: hoe kunnen we die nog beter borgen en hoe zie ik dat? Het
                     versterken van de cybersecuritykennis en innovatie is uiteraard van heel groot belang
                     voor alles wat we hier in de toekomst met elkaar aan oplossingen verzinnen en moeten
                     verankeren. Daarvoor is het publiek-private samenwerkingsplatform dcypher opgericht.
                     U weet: als het bij cybersecurity niet Engels is en geen afkorting kent – het liefst
                     allebei – dan bestaat het niet. Ik heb begrepen dat dcypher gewoon een naam is, geen
                     afkorting. Het is ook heel hip geschreven: d-c-y-p-h-e-r. Wel heel belangrijk is het
                     om daarover vooral de inhoudelijke informatie te geven: daarbinnen wordt samengewerkt
                     tussen het bedrijfsleven, de wetenschap en de overheid om die hele innovatieketen
                     van fundamenteel onderzoek, maar ook toegepast onderzoek en innovatieve cybersecurityproducten
                     en -diensten te versterken. Daar komt het allemaal bij elkaar. We zorgen ook dat een
                     deel van de middelen uit het coalitieakkoord daaraan wordt besteed. Op die manier
                     wordt dit dus verankerd.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Mijn vraag stelde ik met name omdat ik me hier soms zorgen over maak. Samenwerking
                     met derden is goed. Een nadeel daarvan kan zijn dat de kennis die je opdoet, uiteindelijk
                     ook weer buiten de ministeries blijft. Mijn zorg hangt samen met het feit dat Nederland
                     zichzelf met name nationaal moet versterken door die kennis binnen verschillende departementen
                     te houden, juist ook omdat het vaak gaat over veiligheidsonderwerpen, die je dus niet
                     alleen bij derden wil beleggen. Ik ben benieuwd hoe dat in deze samenwerking gewaarborgd
                     wordt.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zat even op te halen wat volgens mij al klopte. Volgens mij is dat redelijk het
                     geval. Dat scheelt dus; het was een goede toets. Er wordt juist heel erg aan gewerkt
                     om dit ook te borgen binnen de overheid. Wat we zouden kunnen doen, is dat wij in
                     een volgende brief voor een volgend debat dat wij hebben, nader ingaan op hoe dat
                     wordt geborgd vanuit dit idee, maar ook vanuit de zorgen en de vragen van mevrouw
                     Koekkoek over hoe we dit denken te borgen. Dan kunnen we het wellicht specifieker
                     met elkaar hierover hebben, mocht zij dat niet voldoende vinden. Maar er wordt samen
                     met EZK en BZK ook juist bekeken hoe we dit binnen de overheid kunnen borgen. Is het
                     goed als ik dit opneem in een voortgangsbrief? Er zijn vast brieven die ik moet sturen
                     voor een volgend debat. We zorgen dus dat dit terugkomt. Ik hoor nu dat ik het iets
                     te veel naar me toe trek: óf het komt van de Staatssecretaris digitale zaken. Maar
                     er komt in ieder geval informatie naar u.
                  
De voorzitter:
Dank. U was aan het einde. Zijn er geen vragen blijven liggen? Of kunnen die naar
                     een tweede termijn? Gaan we nu dan gelijk over naar de tweede termijn? Mevrouw Rajkowski
                     en mevrouw Koekkoek hebben geen behoefte aan een tweede termijn, maar mevrouw Van
                     Ginneken wel.
                  
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Ja, ik zat driftig te knikken, want ik wil wel een tweede termijn voor een reflectie
                     op dit debat, want ik denk dat die belangrijk is. Ik ben heel blij dat we dit debat
                     startten met vijf Kamerleden; helaas kon collega Van Raan er niet de hele tijd bij
                     blijven. Ik ben ook heel blij met de onderwerpen die we hier besproken hebben, want
                     dat zijn allemaal hele relevante onderwerpen om onze samenleving digitaal veilig te
                     houden op een manier die ook de privacy van burgers en bedrijven beschermt. Maar ik
                     heb aan het einde van dit debat ook wel een onbevredigd gevoel, want ik zou dit debat
                     willen typeren als iets wat heel erg lijkt op een procedurevergadering. De Minister
                     heeft ons ontzettend veel brieven toegezegd, sommige al op een hele korte termijn.
                     Dat is hartstikke fijn, maar hoe zou dit debat verlopen zijn als we die brieven al
                     gehad hadden? Dus wat gaat hier nou mis in de timing en de afstemming van hoe snel
                     de Minister dingen kan leveren en het moment waarop wij debatten prikken? Ik zou het
                     fijner vinden als wij alle brieven over integratie, de cybersecuritystrategie en de
                     visie op encryptie gekregen hadden voor dit debat, zodat we ook over de inhoud daarvan
                     met elkaar in gesprek hadden kunnen gaan. Dat heb ik een beetje gemist. Ik heb dus
                     een beetje een leeg gevoel. Misschien kan de Minister erop reflecteren hoe zij dit
                     ziet en hoe zij dit voor de toekomst zou kunnen oplossen.
                  
De voorzitter:
Dank. Er is voor ons als commissie voor Digitale Zaken natuurlijk ook de mogelijkheid
                     om een volgend debat tussentijds in te lassen. Ik zie dat mevrouw Rajkowski hierop
                     wil reageren.
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Ik begrijp het wel. Ik denk dat de Minister niet van tevoren had
                     kunnen weten waarover ik brieven en onderzoeken zou willen hebben. Dat snap ik dus.
                     Volgens mij hebben we het hier vorige week in de procedurevergadering ook over gehad;
                     ik steek de hand dus ook even in eigen boezem. Er komt nog een cybersecuritystrategie
                     naar de Kamer en we missen nog wat informatie; gaan we dat debat nu dan wel inplannen
                     of later? Toen ben ik een van degenen geweest die hebben gezegd: ik heb ook nog onderwerpen
                     die verder gaan dan alleen cybersecurity; wat mij betreft kan het dus. Ik ben natuurlijk
                     altijd nieuwsgierig naar het antwoord van de Minister, maar misschien is dit iets
                     wat we eerder in een soort strategische procedurevergadering met elkaar bespreken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik vraag mevrouw Rajkowski om het voorzitterschap nu tijdelijk over te
                     nemen.
                  
Voorzitter: Rajkowski
De voorzitter:
Mevrouw Van Weerdenburg voor haar tweede termijn.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dank, voorzitter. Ik begin even met een reactie op dat laatste. Ik heb liever dat
                     we een keer méér met de Minister spreken en dan iets korter, dan dat we een debat
                     uitstellen, vervolgens twintig stukken op de agenda hebben staan en allemaal langs
                     elkaar heen zitten te praten. Want we hebben nu wel echt een gesprek over bepaalde
                     heikele punten. Dit is een mooi bruggetje naar een van die heikele punten.
                  
Goed, de brief over encryptie is er niet. Die hadden we wel graag gehad. De Minister
                     heeft haar excuses gemaakt. Dat is allemaal prima, maar ik ben er nog niet gerust
                     op. De Minister schetst de dilemma's. Die zijn ons allemaal bekend. Daar hikken we
                     al jaren tegen aan, dus ik wil niet weer een brief van zes kantjes met een opsomming
                     van de dilemma's. Ik ben zo bang dat daar niet onomwonden in staat dat de deur voorlopig
                     dichtzit totdat de «technische eenhoorn» – sorry, laatste keer – aanklopt, aanbelt.
                     Natuurlijk, dan gaan we opendoen, kijken enzovoort enzovoort. Maar tot die tijd ...
                     De Cyber Security Raad had ten eerste de opdracht om te kijken naar de alternatieven,
                     maar ik hoor de Minister in een bijzin toch weer een beetje zeggen dat de raad niet
                     heel duidelijk heeft gezegd: stop met morrelen aan encryptie; afzwakking van encryptie
                     is niet aan de orde. Zo lees ik zijn advies dan wel. Maar goed, de CSR is niet specifiek
                     gevraagd om dat te zeggen, maar ik hoop natuurlijk wel dat dat de conclusie is in
                     de brief over encryptie. Dat wil ik dus even meegeven.
                  
Ik heb de Minister ook niet gehoord over de opt-outoptie. Ik ben wel heel benieuwd
                     hoe de discussie in Europa verdergaat. Mocht de Minister geen allianties kunnen smeden
                     in haar strijd om encryptie niet te verzwakken, dan hoor ik graag van haar wat ze
                     gaat doen om in Brussel duidelijk te maken dat Nederland dat niet wil. Dat hoor ik
                     dus nog graag.
                  
Tot slot ga ik in op de integratie van de drie organisaties. Ik heb de Minister gehoord.
                     We worden in de eerste voortgangsrapportage geïnformeerd over de Nederlandse Cyber
                     Security Strategie, maar dat is pas eind 2023. Als ik de eerdere brief goed lees,
                     dan moet de integratie van het CSIRT-DSP en het NCSC in januari 2024 gereed zijn.
                     Dat is de planning. We worden dus pas een paar maanden voordat die gereed zou moeten
                     zijn, voor het eerst geïnformeerd over de voortgang. Excuses, maar ik vind dat dus
                     echt te laat. Namens de PVV verzoek ik dus om een check tussentijds, misschien over
                     een halfjaar, in het voorjaar van volgend jaar. Dat hoeft geen lange brief te zijn
                     en daar hoeft niet een heel debat over gevoerd te worden. Gewoon eventjes een check.
                     Ik hoor dat nu verkenningen zijn gedaan en dat er een programmaplan komt. Ik heb de
                     schrik – dat bespreken we ook altijd met de Staatssecretaris – dat daar dan weer een
                     routekaart uit volgt en weer een ... Nou ja, dat hebben we vaker gewisseld: niet steeds
                     weer een beleidsinstrumentje. Op een gegeven moment moet er ook iets gedaan worden.
                     Ik wil daarbij dus iets meer de vinger aan de pols houden. Ik hoor dat dus graag op
                     z'n laatst over een halfjaar.
                  
Voorzitter. Volgens mij heb ik de rest allemaal al gezegd.
De voorzitter:
Oké, dank. Dan draag ik bij dezen het voorzitterschap weer aan u over.
Voorzitter: Van Weerdenburg
De voorzitter:
Dank. Ik kijk naar de Minister. Wil zij een schorsing?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik denk dat ik een end kom, voorzitter.
Ik begin met de opmerking van mevrouw Van Ginneken en met de discussie onderling.
                     Als ik kijk naar de agenda en naar wat hier had moeten gebeuren, dan zie ik dat de
                     encryptiebrief er in ieder geval eerder had moeten zijn. Maar goed, dat heb ik meteen
                     gezegd. Met alle andere elementen loopt het volgens mij zoals het op zich in een debat
                     loopt. Ik begrijp wel waarom zij dat zegt. Ik heb zelf ook liever dat we wat meer
                     en wat langer met elkaar spreken; daarbij kunnen wij het super met elkaar eens zijn
                     of af en toe van mening verschillen. Ik denk dat de Cyber Security Strategie en de
                     bulk aan inhoud die daarin zit – daar kunnen we echt met elkaar doorheen akkeren –
                     ons straks in een bepaald ritme gaat brengen. Dat hoop ik in ieder geval.
                  
Ik ben heel blij met het bestaan van deze commissie. Ze is nu natuurlijk niet meer
                     nieuw, maar voor de Kamer is zij relatief gezien wel nog steeds nieuw. Dat leidt er
                     inderdaad toe dat je soms heel veel en soms iets minder op de agenda hebt staan. Als
                     ik mij daarover een mening mag permitteren – het is uw agenda en daar gaat u zelf
                     over – dan zeg ik dat ik het wel erg eens ben met mevrouw Van Weerdenburg. Soms is
                     het ook fijn om gewoon van gedachten te kunnen wisselen zonder alleen maar van bam-bam-bam.
                     Laat ik het nog één keer zeggen: als wij dingen gewoon op tijd kunnen aanleveren,
                     zodat de commissie daarover het debat kan aangaan, dan doen wij dat uiteraard. Ik
                     was echt voornemens om deze brief op tijd bij de commissie te hebben, maar op een
                     gegeven moment dacht ik: nee, dit is volgens mij niet waar zij op wacht; ik moet daarover
                     echt nog wat beter afstemmen met mijn collega's. Ik heb hem dus zelf tegengehouden.
                     Ik dacht: dan ga ik maar «sorry» zeggen. Het werkt om die reden soms zo, maar ik hoop
                     niet voortaan.
                  
Mevrouw Van Weerdenburg, ik neem alle opmerkingen mee die u heeft gemaakt, ook uw
                     opmerking over uw behoefte op het vlak van encryptie. Dat wordt volgens mij ook erg
                     gedeeld. Niet zes kantjes en vaag. Dat heb ik opgeschreven. Dat ga ik sowieso waarmaken.
                     Al die elementen komen daarin terug. Als mevrouw Van Weerdenburg dat goedvindt, geldt
                     dat ook voor het element opt-out, want ik moet echt intern even bespreken welke opties
                     daar überhaupt voor zijn. Ik heb nu wel geleerd dat ik over Europese onderwerpen wel
                     van alles kan roepen, maar dat Europa iets anders werkt dan ik denk. Dat komt dus
                     nadrukkelijk en duidelijk terug in die brief.
                  
Dan het laatste punt. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Van Weerdenburg zegt: als ik
                     de informatie over de samenvoeging na het zomerreces in huis heb, heb ik dan nog genoeg
                     ruimte? Laten we afspreken dat we wat dit betreft de eerste stand van zaken voor het
                     zomerreces kenbaar maken en dat we dit daarna gewoon mee laten gaan met de monitoring
                     van de strategie. Dat is dan het ritme, en dan heeft mevrouw Van Weerdenburg en iedereen
                     die dat wenst, voor het zomerrecht al de stand van zaken. Dan is er nog ruim tijd
                     om daar wat van te vinden of om daarop te sturen als dat nodig blijkt.
                  
De voorzitter:
De ervaring die ik inmiddels heb, leert dat «voor het zomerreces» meestal leidt tot
                     een planning eind juni, begin juli en dat het dan heel makkelijk na het zomerreces
                     wordt. Zouden we «het voorjaar» af kunnen spreken? Dan hebben we altijd nog een maandje
                     speling.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat begrijp ik. Zullen we afspreken dat ons laatste debat sowieso voor de zomer plaatsvindt
                     – dat zal ergens tussen het meireces en eind juni zijn – en dat wij ervoor zorgen
                     dat de stand van zaken er voor dat debat is? Dan kan die bij dat debat betrokken worden.
                     Volgens mij is dat vooral waaraan behoefte is: als dat nodig is, willen we er nog
                     op tijd over kunnen spreken. Wij gaan met de Griffie na voor wanneer dit gepland is
                     en dan zorgen wij ervoor dat we dat op elkaar afstemmen.
                  
De voorzitter:
Dat was het? Zijn er nog dingen blijven liggen? Nee? Dan zijn we nu toe aan het voorlezen
                     van de toezeggingen. De volgende toezeggingen zijn genoteerd.
                  
– Een toezegging aan mevrouw Rajkowski van de VVD. De Minister informeert de Kamer in
                           het najaar over de stand van zaken wat betreft het onderzoek dat gedaan wordt naar
                           een voorziening voor burgemeesters bij de verwijdering van onlinecontent waarin wordt
                           opgeroepen tot geweld en rellen.
                        
– De tweede toezegging is gedaan aan de gehele commissie naar aanleiding van vragen
                           van de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren. De Minister komt zeer binnenkort,
                           binnen tien dagen, met een brief over de uitvoering van de motie-Van Raan inzake end-to-endencryptie.
                           In die brief, die niet al te lang zal zijn, gaat de Minister ook in op de mogelijkheden
                           in Europa en op de vraag wat we daar eventueel aan kunnen doen.
                        
– Een toezegging aan mevrouw Rajkowski van de VVD. Het Nationaal Crisisplan Digitaal
                           komt in december naar de Kamer. Daarin wordt ook ingegaan op een crisisnoodplan bij
                           cyberaanvallen.
                        
– Toezegging aan de hele commissie. De Cyber Security Strategie wordt half oktober naar
                           de Kamer gestuurd.
                        
– Een toezegging aan de PVV. De Minister zal de Kamer eerder informeren over de stand
                           van zaken met betrekking tot de integratie van het NCSC, het DTC en het CSIRT-DSP.
                           Dat is nu afgesproken voor ergens in juni, als we weer bijeenkomen voor een periodiek
                           overleg over onlineveiligheid en cybersecurity. De specifieke datum zullen we nog
                           afspreken. Het zal in ieder geval ruim voor het zomerreces van 2023 zijn.
                        
Ik kijk even rond. Hebben we iets gemist? Ja. Mevrouw Van Ginneken.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Ik heb de Minister horen toezeggen dat zij in de Cyber Security Strategie ook ingaat
                     op de vraag of jaarverslagplichtige bedrijven extra cybersecurityverslagplichten kunnen
                     krijgen.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja. Dat zit deels in de strategie en dat komt, zo hoor ik, ook terug in de reactie
                     op de aanbeveling van de OVV. Dat is ongeveer hetzelfde moment. Dat komt allemaal
                     rond dezelfde tijd, maar het zijn verschillende producten. Mevrouw Van Ginneken weet
                     het vast te vinden.
                  
De voorzitter:
Half oktober dus. Duidelijk. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
We hebben het eerder ook gehad over de samenwerking met de mooie naam en de borging
                     van kennis. Daarop zou ergens in een voortgangsbrief of iets dergelijks nog specifiek
                     worden ingegaan.
                  
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja, dat is mogelijk via de Staatssecretaris, maar dat geleiden we door en we zorgen
                     dat die toezegging daar vanuit ons landt.
                  
De voorzitter:
Oké. Dan zijn we er volgens mij. Ik dank iedereen hartelijk: de toeschouwers, zowel
                     hier als thuis, de Minister van Justitie en Veiligheid en haar staf en de Kamerleden.
                     Graag tot de volgende keer.
                  
Sluiting 11.41 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R.J. Kamminga, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken - 
              
                  Mede ondertekenaar
L. Boeve , griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.