Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 7 juli 20222, over politie
29 628 Politie
Nr. 1122 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 augustus 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 7 juli 2022 overleg gevoerd
met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 mei 2022 inzake brief
van de Inspectie Justitie en Veiligheid: Overkoepelend beeld van tien jaar toezicht
op de politieorganisatie (Kamerstuk 29 628, nr. 1096);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 31 mei 2022 inzake verslag
toezicht wettelijke hackbevoegdheid politie 2021 (Kamerstuk 29 628, nr. 1097);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 17 juni 2022 inzake eerste
halfjaarbericht 2022 politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1098);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 juni 2022 inzake voortgangsbrief
voetbal en veiligheid (Kamerstuk 25 232, nr. 71);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 juni 2022 inzake voortgangsbrief
boa's juni 2022 (Kamerstuk 29 628, nr. 1099);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 juni 2022 inzake toekomstagenda
korpscheftaken (Kamerstuk 29 628, nr. 1100);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 30 juni 2022 inzake reactie
op het eindadvies van de Adviescommissie voor de Landelijke Eenheid: Ruimte voor slagvaardig
politiewerk (Kamerstuk 29 628, nr. 1101).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Burger
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Azarkan, Ellemeet, Helder, Van Houwelingen,
Knops, Van Meenen, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Van der Plas, Sylvana Simons
en Van der Werf,
en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 9.58 uur.
De voorzitter:
Collega's, zullen we de tijd benutten en even kijken hoe we dit gaan doen? Velen van
jullie hebben nu een drieminutendebat en ik weet dat Michiel in ieder geval om 10.15
uur weg moet. Ik wil hem dus als eerste het woord geven. Ik hoor «elf uur» zeggen.
Is er iemand die nog voor elven weg moet? Maar wie heeft iets om 11.00 uur?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik moet er om 11.30 uur even een halfuurtje uit.
De voorzitter:
Dat is prima, want dan zijn we al een heel eind op streek. Nou, dan zorg ik dat jij
ook vroeg aan de beurt komt. Nog iemand die vroeg weg moet vanwege een tweeminutendebat?
Oké, dus we gaan eigenlijk alleen Michiel en Corinne eerst even het woord geven. Dan
gaan we zo beginnen.
Meneer Van Houwelingen, van harte welkom. Voordat we zo meteen van start gaan, moet
ik even vaststellen dat u geen lid bent van deze commissie. Daarom moet ik zo aan
de collega's vragen of er bezwaar is dat u het woord gaat voeren. Ik neem aan dat
niemand daar bezwaar tegen heeft. Oké. Dan hebben we die formaliteit ook gehad.
Ik stel voor dat we van start gaan. Aan de orde is het debat van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid met als onderwerp de politie. Ik heet de Minister en haar
ambtenaren van harte welkom, alsook de collega's, onze ondersteuning, de mensen op
de publieke tribune en degenen die dit debat elders volgen.
We hebben tot 13.00 uur de tijd. Dat is krap voor zo'n groot en belangrijk onderwerp,
maar dat zijn we hier wel gewend. We hebben spreektijden van vier minuten en ik zou
u willen vragen om u in eerste instantie te beperken tot maximaal twee vragen aan
elkaar. Ik verwacht namelijk nog wel wat meer leden. Als u daar geen bezwaar tegen
hebt, geef ik als eerste het woord aan de heer Van Nispen van de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Diensten van 21 uur werken, tot diep in de nacht, en de volgende
ochtend alweer klaarstaan voor je volgende dienst: politieagenten worden al jarenlang
overvraagd. In tijden waarin het halve land protesteert, moet de politie er staan.
Zó loyaal zijn ze aan een publieke taak, aan een werkgever en aan hun collega's. Des
te belachelijker is het dat de agenten zelf ook moesten protesteren tegen de hoge
werkdruk en voor een hoger salaris. En nog altijd horen we dat de benodigde middelen
niet volledig beschikbaar zijn. Hoe zit het nou met die 100 miljoen voor Bewaken en
Beveiligen?
Er zijn te weinig agenten en de samenstelling van het korps verandert. Veel nieuwe
agenten met vanzelfsprekend minder ervaring komen in de plaats van ervaren politieagenten.
De gevolgen worden pijnlijk duidelijk wanneer onervaren agenten op heftige incidenten
worden afgestuurd. Het risico dat de situatie escaleert is groter, wat slecht is voor
zowel de samenleving als de politie en het onderlinge vertrouwen. De kans op onnodige
slachtoffers is groter en de kans op PTSS bij agenten ook. Hoe ziet de Minister dit?
Voorzitter. Er is veel minder instroom dan gepland en de uitstroom is juist hoger.
De komende jaren gaan er naar verwachting geen 17.000 mensen uit maar mogelijk 20.000.
Dat is in ieder geval wat we inmiddels horen. En juist daar waar men van de problemen
op de werkvloer doordrongen zou moeten zijn, bij de politietop en op het ministerie,
wordt de ernst van deze problemen volgens mij nog steeds ontkend. En dat zorgt dus
ook voor vertraging om daadwerkelijk tot oplossingen te komen.
Er blijft belangrijk werk liggen. De politie verdwijnt uit de wijken. Zaken liggen
eindeloos op de plank. Daders worden niet opgepakt. En dan helpt het niet om te zeggen:
nog even twee jaar wachten en dan is het naar verwachting weer op orde. Dan moeten
er pijnlijke keuzes worden gemaakt! Maar zoals we wel vaker zien bij de kabinetten-Rutte
wordt het probleem vooruitgeschoven totdat het echt niet anders meer kan. Is de Minister
bereid om nu eindelijk met een realistisch plan te komen over hoe we de politieorganisaties
weer echt op orde krijgen, met investeringen in het politieonderwijs, met een vermindering
van de taken op de korte termijn en met meer collega's op de langere termijn?
Dat de politietop slecht op de hoogte lijkt te zijn van wat er op de werkvloer speelt
en nodig is, wordt pijnlijk zichtbaar door al die problemen bij de Landelijke Eenheid.
Na de commissie-Schneiders is het duidelijk: er zullen mensen weg moeten bij de politietop!
Maar hoe zal dit gaan en op welke termijn? Ook in de afgelopen weken werd pijnlijk
duidelijk dat de kloof tussen top en werkvloer groot is. Wob-verzoeken worden onder
het tapijt geveegd. Ongemakkelijke rapporten belanden in een la. Een benoeming van
een bestuurder achter de schermen bij Europol kon op forse kritiek rekenen. Klokkenluiders
worden overgeplaatst. Mensen met PTSS worden slecht behandeld. Ik reken erop dat collega
Helder daar uitgebreid op in zal gaan. Racisme en discriminatie worden onvoldoende
aangepakt. Er is een kloof tussen de werkvloer en de top. Dat leiderschap heeft weerslag
op het politiekorps. Wat voor voorbeeld is dit nou voor de mensen op straat? Hoe kunnen
we verwachten dat problemen zie zij aankaarten goed worden opgepakt? Of, zoals het
rapport van deze week ook weer duidelijk maakte, hoe zorgen we ervoor dat welwillende
mensen die zich willen inzetten voor onze samenleving ook welkom zijn en zich welkom
voelen?
Het lijkt erop dat vriendjespolitiek veel te veel de boventoon voert of, zoals de
politievakbondwoordvoerder het verwoordde tijdens het rondetafelgesprek: waarom hebben
wij altijd mensen van buiten nodig om de problemen binnen op te lossen? Waarom doen
de leiders dat zelf niet? Als we de problemen bij de politie willen aanpakken, moeten
we volgens de SP ook die vriendjespolitiek aanpakken. Dat kan met een onderzoek naar
netwerkcorruptie. Dat is ontwikkeld met onder andere het Ministerie van Binnenlandse
Zaken. Is de Minister bereid deze zogeheten weerbaarheidsscan ook uit te voeren bij
de politie?
De voorzitter:
Nog een halve minuut.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u. Dat onderzoek kan ook helpen bij het aanpakken van racisme en discriminatie
binnen het politiekorps. We weten allang dat dit bij verschillende eenheden ontzettend
fout gaat. De Blauwe Familie bevestigde dat nog eens, en het rapport van eergisteren
ook. Nu krijgen we serieuze signalen dat mensen met een migratieachtergrond ook stelselmatig
onderwerp zijn van integriteitsonderzoeken. Zij zijn gewoon altijd, per definitie,
bij voorbaat extra verdacht. Dat voedt het wantrouwen natuurlijk enorm. Nu zegt het
ministerie: er zijn geen cijfers over bekend, omdat achtergrond hierbij niet bijgehouden
wordt. Maar dat kan eigenlijk niet, want dat doen ze voor de diversiteitsdoelstelling
ook. Kent de Minister die signalen? Is ze bereid om dat tot op de bodem uit te zoeken?
Voorzitter, ten slotte. De SP wil graag een onderzoek naar de vorming van een nationale
politie, omdat we weten hoeveel fouten daarbij zijn gemaakt en welke lessen daaruit
kunnen worden getrokken. Dat is dus het voorstel wat ik doe.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Helder van de PVV.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Zoals ik in het vorige commissiedebat had beloofd, blijf ik
beginnen met de PTSS-dossiers zolang die niet naar behoren zijn afgehandeld. In bijlage
2 van het halfjaarbericht staat: «In haar advies doet de commissie nu een algemene
uitspraak over het al dan niet toestaan van de verrekening van smartengeld en niet
over of het voorstel in dit individuele geval redelijk en billijk was. Daarom is de
paritaire commissie gevraagd om hier aanvullend advies over te geven.» Excuus voor
de diplomatieke uitdrukking: dat zou me eerlijk gezegd worst wezen. Het is nu juist
vanwege het feit dat het een algemene uitspraak is dat al die langlopende dossiers
daarin moeten volgen. Want die uitspraak is heel duidelijk: verrekening van immateriële
schadevergoeding kan wettelijk niet. Mijn verzoek aan de Minister is dus de volgende.
Laat de korpsleiding stoppen met dit spelletje. Betaal de PTSS'ers nu eindelijk waar
ze recht op hebben zonder verrekening.
Voorzitter. Deze belofte om er steeds op terug te komen totdat het geregeld is, vul
ik aan met een nieuwe. Dat is ook naar aanleiding van een aangenomen Kamermotie. Dat
betreft de afhandeling van het dossier van de undercoveragent. Ook hier gebeurt hetzelfde:
schuilen achter de dikke deuren van het hoofdbureau. De korpschef heeft een passende
vergoeding toegezegd. Daaropvolgend schreef de Minister aan de Kamer dat ze de hoop
heeft dat een procedure hiermee wordt voorkomen. Dat is ook precies wat ik in de motie
vroeg die dankzij de collega's ook is aangenomen. Die passende vergoeding – let wel:
passend voor de nabestaanden – wordt niet geboden. Sterker nog, ze worden geschoffeerd.
Ik zal hier niet in detail treden, maar ik kan de Minister het dossier natuurlijk
wel in overleg geven. Hier volsta ik met de vraag: wat gaat zij eraan doen?
Dan de beleidsreactie op het eindrapport van de commissie-Schneiders. Ik ben het helemaal
eens met de beleidsreactie van de Minister en het overnemen van alle aanbevelingen.
Mijn kritiek zit echter op de uitvoering daarvan. Twee passages uit de brief. «De
nieuwe landelijke eenheden zullen toekomstbestendig zijn als gelijktijdig een cultuuromslag
plaatsvindt en maatregelen worden getroffen ten aanzien van de werkcultuur en het
leiderschap.» Het tweede citaat. «De leiding heeft een voorbeeldrol en speelt een
essentiële rol in de cultuuromslag.» Naar mijn mening kan die grote opgave van de
transitie – de voorzitter van de Nederlandse Politiebond had het zelfs over een reorganisatie –
van de huidige Landelijke Eenheid naar twee eenheden, met de daarbij gelijktijdig
te vervullen randvoorwaarden, niet worden gedaan door de huidige korpschef. Dat is
om meerdere redenen. Er is een enorm belast verleden met drie zelfdodingen. De ellende
bij de Landelijke Eenheid duurde voort totdat er uiteindelijk onder druk van de bonden
onderzoeken kwamen. Eentje loopt er nog. Sterker nog, hij hield de toenmalige eenheidschef
de hand boven het hoofd en beloont haar nu met een voordracht voor een topfunctie
bij Interpol. Dat is de oude cultuur van vriendjespolitiek. Dat kan dus echt niet.
Als top of the bill – dat is geen goed Nederlands, excuus – de snoeiharde conclusie
van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar aanleiding van tien jaar toezicht op
de nationale politie. Er is geen visie op de taakuitvoering, geen visie op de langetermijntaakuitvoering,
geen integrale sturing, geen helder referentiekader en geen strategie voor de doorontwikkeling
van de politie als organisatie met een bijbehorende leiderschapscultuur. Oftewel kortgezegd:
een schip zonder roer, zonder bekwame stuurlui en zelfs zonder kompas. En zonder kompas
kom je nergens. Dan wordt er alleen achteraf en dus reactief gehandeld, precies hoe
het gaat in de dossiers die ik net noemde. Schuilen achter de deuren van het hoofdbureau
en de luiken steeds verder sluiten als de eigen mensen op de werkvloer in het nauw
komen!
En zij verdienen beter. De Minister greep eerder terecht in bij het Multidisciplinair
Interventie Team. Er zijn veel problemen die daar het hoofd moeten worden geboden
en dat zal een zaak van lange adem zijn. Maar dat kan niet met een korpschef en een
korpsleiding zonder visie, zonder daadkracht, zonder draagvlak op de werkvloer en
ook zonder draagvlak in de Kamer. En dat kan zeker niet als de leiding allereerst
aan haar eigen belang denkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Het woord is aan mevrouw Michon van de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Politiemensen doen een stap vooruit als wij een stap terug doen. Sinds
10 juni doen zij veel stappen vooruit en dat verdient vanuit deze plek alle waardering.
Zoals collega Van Nispen ook zei: zij maken hele lange diensten en ze staan echt letterlijk,
om het maar in goed Nederlands te zeggen, in the heat of the fire. Ik wil ze echt
van harte ondersteunen bij het zware werk dat ze doen. In dat kader vind ik de column
van Bob Hoogenboom van afgelopen vrijdag in het NRC heel mooi. Hij beschreef daarin
prachtig hoe de politie altijd de-escalerend optreedt en waar nodig ook zo moet optreden.
Dat hebben we van de week ook weer gezien, hoe vreselijk ook.
Voorzitter. Het eindrapport van de commissie-Schneiders over de Landelijke Eenheid
en het rapport van de inspectie over tien jaar toezicht op de politieorganisatie geven
een eerlijk maar ook ontluisterend beeld. Sommige zaken die heel logisch lijken, zijn
bij de politie niet op orde. Ik noem de registratie van personeelssysteem, maar ook
de opmerking dat wijkagenten niet getraind zijn om signalen van ondermijning te herkennen.
Voorzitter. Ik zie beide rapporten als een kans om een aantal hardnekkige punten vanuit
deze adviezen nu stevig op te pakken. De commissie-Schneiders adviseert een structuurwijziging
bij de Landelijke Eenheid en dat voorstel ondersteunt mijn fractie. Maar naast de
structuur zit het ook in cultuur en leiderschap. Ik hoor graag hoe de Minister hierop
gaat sturen. De politieorganisatie vraagt tijd en ruimte, maar hoe weten we nou dat
daadwerkelijk gebeurt wat nodig is? Tegelijkertijd horen we namelijk van de heer Struijs
dat de aanbevelingen, ook die van de commissie-Kuijken, maar heel magertjes worden
opgevolgd. Dus tijd is nodig, maar uitvoeringskracht is minstens zo belangrijk. Hoe
gaat de Minister daarop sturen, zowel op cultuur en leiderschap als ook op al die
punten in het inspectierapport? En hoe informeert zij de Kamer?
Voorzitter. We hebben het al heel vaak over de sterkte gehad. We hebben nog twee jaar
te gaan waarin de politiecapaciteit niet op orde is.
De voorzitter:
We onderbreken even voor de bel. Die bel duurt een minuut en geeft aan dat de vergadering
in de plenaire zaal begint.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Mevrouw Michon, gaat u verder. U heeft tot nu toe 2 minuten en 9 seconden gebruikt.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik heb het hier al heel vaak over de sterkte gehad. Hoe komen we deze
twee jaren door, jaren waarin de capaciteit niet op orde is? In lijn met de aanbevelingen
van de inspectie heb ik een brief, waarover we later zullen spreken, langs zien komen.
In die brief worden de contouren geschetst van een visie op de politie. Waar is de
politie voor bedoeld en hoe kan de politie slim samenwerken met partners, zowel boa's
als private organisaties? Ik ondersteun dat van harte, want ik heb daar heel vaak
om gevraagd. Maar met deze visie hebben we deze aankomende twee jaar geen wijkagent
in de wijk. Dus wat doen we concreet om ervoor te zorgen dat de politie de aankomende
twee jaar kan doen wat er nodig is?
Ik wil heel specifiek aandacht vragen voor regio's waarin de sterkte niet op orde
is. Dat zijn Oost-Nederland, Oost-Brabant en ook Limburg. We hebben een brief gekregen
van een aantal burgemeesters uit Limburg, die heel treffend zeggen hoe zij eigenlijk
met hun handen op de rug toch het werk doen dat nodig is. Kent de Minister deze brief
van Limburg? Wat doen wij om specifiek in deze eenheden de sterkte versneld op te
krijgen?
De voorzitter:
Een interruptie voor u van mevrouw Mutluer. O, eerst van mevrouw Ellemeet. Excuses.
Gaat uw gang.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Mevrouw Michon vraagt terecht aan de Minister wat wij gaan doen voor de politie zodat
zij deze twee moeilijke jaren doorkomen. Ik ben benieuwd of de VVD daar zelf ook ideeën
over heeft. Ik denk dat we die allemaal moeten hebben of ontwikkelen. Wat zouden we
nou kunnen doen om die moeilijke jaren door te komen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan mevrouw Ellemeet voor deze vraag. Ik vraag hier eigenlijk in elk politiedebat
aandacht voor. Wat mij betreft moeten we deze twee jaren slim samenwerken met alle
partners in de veiligheidsorganisatie. Dat zijn de boa's. Dat zijn de private beveiligersorganisaties,
omdat je ziet dat er bijvoorbeeld in elk basisteam capaciteit wordt weggetrokken voor
bewaken en beveiligen. Dat is nodig en daar doe ik ook niets aan af. Dat moeten we
doen, want het is het vreselijk dat het nodig is, maar het is nodig. Maar dan moet
je kijken of dat ook op een andere manier georganiseerd kan worden, zodat die basisteams
niet jarenlang worden gekort en die wijkagent het werk kan doen dat hij eigenlijk
wil doen. Dat is een voorbeeld. Ik denk dat er meer zijn, bijvoorbeeld ook flexibele
instroom bij de politie, door experts wellicht niet helemaal door de politieacademie
te leiden maar sneller in te laten stromen. Dat soort creatieve ideeën, zou ik zeggen.
We moeten alles, alles uit de kast halen om nu deze twee moeilijke jaren door te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer had ook een vraag voor u.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Zeker. Ik wilde mijn collega even helpen, want ik heb ook een oplossingsrichting.
Ik ben benieuwd hoe ze daar als een van de grootste coalitiepartners tegen aankijkt.
De politie gaat inderdaad een hele lastige tijd tegemoet. Ze geven ook aan dat ze
structureel 100 miljoen nodig hebben. Dat komen ze alleen al voor de eigen begroting
tekort, los van bewaken en beveiligen. Bent u bereid om u samen met ons hard te maken
om bij de begroting die structurele middelen voor de politie voor elkaar te krijgen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben vanaf de begroting voor vorig jaar en zeker ook met het regeerakkoord substantieel
extra geld naar de politie toe geleid, bijvoorbeeld voor ICT-problematiek en de capaciteit
bij de meldkamers. Er is dus heel veel extra geld, ook structureel geld, want in het
verleden ging het vaak om incidenteel geld, waar we overigens ook goede dingen mee
hebben gedaan. Maar er is nu structureel geld bij de politie. Het kost ook weer tijd
om dat structurele geld netjes weg te zetten. In die zin zit het probleem juist niet
in geld. Ik denk dat het probleem veel meer zit in de vraag wat voor soort politieorganisatie
we nodig hebben. Wat is eigenlijk de politieagent 2.0? Wat is de politieorganisatie
2.0? Wat is daarvoor nodig? Ik denk dat dat helemaal niet per se in geld zit. Ik denk
dat het veel meer zit in slimmer samenwerken, zoals ik ...
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
... net ook reageerde op het antwoord van mevrouw Ellemeet.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb geen vraag, maar het is meer dat ik het niet eens ben met mijn collega en dat
de politie dat zelf aangeeft.
De voorzitter:
Dat mag u zo ...
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik ga dat zo in mijn eigen bijdrage doen.
De voorzitter:
Dat lijkt me verstandig, ja. Gaat u verder. Nog 40 seconden.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het laatste punt dat ik hier wil maken, gaat over voetbal. Daar was ook een brief
over die vandaag voorligt. We hebben het vreselijke incident gezien bij de wedstrijd
ADO-Excelsior. Voetbal moet natuurlijk gewoon veilig en leuk zijn. Je moet daar met
je gezin in het stadion kunnen zitten. Wat mij steekt, is dat een club verantwoordelijk
is voor de veiligheid in een stadion. De club moet zorgen voor voldoende stewards
en voor slimme camera's, en moet zorgen dat mensen met een stadionverbod niet binnen
zitten. Hoe kan het nou dat keer op keer een aantal hardnekkige relschoppers de boel
verziekt? Ik wil de Minister dus vragen wat zij eraan kan doen, in overleg met de
KNVB en de clubs, om ervoor te zorgen dat die clubs meer hun verantwoordelijkheid
gaan nemen en ervoor zorgen dat het veilig is in het stadion, zodat het niet nodig
zou moeten zijn dat de politie, die natuurlijk buiten het stadion de orde bewaakt,
in het geval van deze wedstrijd met z'n allen het stadion in moet om daar de boel
veilig te houden en te zorgen dat iedereen veilig naar huis kan. Ik vind dat onacceptabel
en ik vind dat we daar echt met elkaar een punt van moeten maken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Nispen is even naar de plenaire zaal, leg ik even uit voor
de mensen die denken «waar is-ie?», want daar zijn ook debatten. Sorry? Nee, hij heeft
geen ruzie met mevrouw Helder, en ook niet met mij. Om diezelfde reden, omdat mevrouw
Ellemeet daar zo meteen ook moet zijn, ga ik haar nu het woord geven voor haar bijdrage.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank en dank aan de collega's. Een paar weken terug was ik bij de première van De
blauwe familie. Er zijn van die momenten die je niet vergeet. Dit was een van die
momenten, want ik vond het zo'n aangrijpende documentaire en zo moedig van mensen
die daaraan hebben meegedaan om bloot te leggen hoe hardnekkig en ingrijpend racisme
en discriminatie binnen de politie zijn. Er wordt vaak gesproken over een familie
– daarom heet de documentaire natuurlijk ook De blauwe familie – maar wat voor familie
ben je als sommige mensen niet mee mogen doen, als sommige mensen worden weggepest?
We zien ook uit recent onderzoek dat mensen met een migratieachtergrond die instromen,
weer heel snel weg zijn, omdat ze geen onderdeel uitmaken van die familie. We hebben
terecht een apart debat hierover na het zomerreces. Dan zal ik er ook uitgebreider
bij stilstaan, maar ik wilde het hier toch wel noemen, omdat het zo ingrijpend is.
Het staat in zekere zin ook symbool, zou je kunnen zeggen, voor de problemen die de
commissie-Schneiders aankaart als het gaat om de Landelijke Eenheid, over geen familie
zijn, geen oog hebben voor je mensen, geen signalen opvangen, bezig zijn met je eigen
positie bewaken en beschermen, in plaats van de positie van je mensen, die afhankelijk
van jou zijn. Ik wil complimenten maken aan de heer Schneiders en zijn team voor het
uitstekende advies. Ik ben ook blij dat de Minister de aanbevelingen overneemt. Ik
heb er nog wel wat vragen over, namelijk: hoe gaat de Minister monitoren, ook op langere
termijn, dat de voorstellen die gedaan zijn, goed ingevoerd worden? We hebben als
Kamer natuurlijk gezegd dat de heer Schneiders aangesteld moet blijven om in de gaten
te houden hoe de aanbevelingen uitgevoerd worden. Maar dit is een project van de lange
adem. Ik vraag aan de Minister hoe zij een vinger aan de pols gaat houden. De voorzitter
van de Nederlandse Politiebond zei ook terecht: we hebben die vreemde ogen nodig;
die vreemde ogen dwingen. Hoe zorgen we dat we, inclusief de Minister, erbovenop blijven
zitten?
Voorzitter. Een belangrijk onderdeel in het advies gaat over cultuur en cultuurverandering.
Het is toch heel merkwaardig – een collega maakte daar ook al een opmerking over –
dat de vorige leidinggevende van de Landelijke Eenheid nu weggepromoveerd gaat worden
met hulp van de korpschef. Het is hier geen gebruik om het te hebben over individuen,
maar ik wilde dat hier toch noemen. Ik vind dat merkwaardig en ik vraag aan de Minister
hoe zij hierin staat en wat zij kan doen.
Dan nog een opmerking over de hackbevoegdheid van de politie. We hebben in een brief
kunnen lezen dat de politie de wettelijke bevoegdheid heeft om in te breken in computersystemen,
maar dat de software van een commerciële leverancier gebruikt wordt en dat we niet
kunnen uitsluiten dat die ook meekijkt bij de inzet van de politie. Dit kan niet de
bedoeling zijn. Ik vraag aan de Minister: hoe gaat zij hiermee om en hoe gaat zij
om met de spanning met het rechtskader dat er is?
Voorzitter. De problemen die de commissie-Schneiders benoemt, zien we ook breder in
de hele politieorganisatie. We hebben het advies en het rapport van de inspectie kunnen
lezen over tien jaar politie. Ik vraag de Minister dan ook hoe zij de aanbevelingen
van de inspectie en de problemen gaat aanpakken. Dan hebben we het over onvoldoende
sturing om beschikbare noodzakelijke randvoorwaarden te kunnen implementeren. We hebben
het over onvoldoende samenwerking, waardoor onderlinge versterking achterblijft. We
hebben het over kortetermijnoplossingen, waardoor de onderliggende structurele problemen
onopgelost blijven. Dat zijn megagrote vraagstukken. Ik vraag de Minister: wat gaat
zij hieraan doen?
De voorzitter:
Nog een halve minuut.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik ga heel snel door. Ik ben vergeten te zeggen dat ik ook spreek namens de Partij
voor de Dieren. Daarom sta ik stil bij de politiehonden; dat zult u begrijpen.
De voorzitter:
Dat levert geen extra tijd op.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ook namens de Partij voor de Dieren heb ik de volgende vraag over de politiehonden.
Er is gezegd: minder nadruk op de politiehond als geweldsmiddel; de politiehond zal
niet meer ingezet worden bij lichte vergrijpen en tegen verwarde mensen. Ik vraag
de Minister hoe het daarmee staat. Hoe gaat de politie ervoor zorgen dat het aantal
incidenten met ernstige bijtwonden gaat dalen? En hoe staat het met het plan om een
gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden op te zetten?
Ten slotte zedenzaken, een groot probleem, met grote wachtlijsten. Mevrouw Van Toorenburg
heeft eerder een motie ingediend om te kijken hoe het gaat met slachtofferhulp bij
slachtofferadvocaten. Daar is een implementatiemanager mee aan de slag. Ik vraag de
Minister: wat kunnen we daarvan verwachten?
Voorzitter. Mijn allerlaatste zin gaat over de bestrijding van online kindermisbruik.
Daarvoor is geld gereserveerd voor 2024, maar dat geld is nu al nodig. Kan dat naar
voren worden gehaald?
De voorzitter:
Ja, nou, ...
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel.
De voorzitter:
Het is dat het de laatste dag is. U kent mij. Ik ben altijd in een goede bui. Toch?
Ja, ik ben mild, dus vooruit maar. Maar dat moet na de vakantie echt beter, anders
moet u op mijn timemanagementcursus.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik ga er rekening mee houden, voorzitter.
De voorzitter:
Ik ga het woord geven aan mevrouw Van der Plas van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Burgers van Nederland en speciaal onze agenten. Ik wil beginnen
met het volgende. De politie ligt vaak onder de loep. Alles wordt tegenwoordig gefilmd.
Beelden verspreiden zich razendsnel via sociale media. Namen en adressen van agenten
worden verspreid. Foto's van agenten worden verspreid. 17 miljoen hoofdcommissarissen
hebben een mening of een oordeel. Onze politieagenten overal in Nederland, maar ook
de agenten die in deze Kamer waken over uw en onze veiligheid, zijn een van de weinige
beroepsgroepen die 's ochtends vroeg een reële kans hebben om 's avonds niet meer
thuis te komen. Los van alle risico's die wij ook allemaal lopen in het dagelijkse
leven, lopen zij nog extra risico's. Deze agenten, die steeds vaker worden beschimpt,
bespuugd en uitgescholden omdat zij een uniform dragen, verdienen meer waardering.
Individueel zullen zij wat dit betreft niet in het openbaar voor zichzelf opkomen,
maar ik wil dit wel doen. Natuurlijk gaan er dingen mis. Ook politieagenten kunnen
fouten maken. Maar realiseer je elke dag dat de agent die jij uitscheldt, beschimpt,
of naar wie jij vuurwerk gooit, de agent kan zijn die jou morgen helpt als je in elkaar
geslagen bent, die jouw moeder, die mishandeld is door haar partner, in veiligheid
brengt, die jouw zieke oma van driehoog naar beneden helpt te takelen, die jouw dochtertje
na een aanrijding troost en opvangt, of die jouw vriend of vriendin helpt te redden
uit een te water geraakte auto. Stop ermee om alles in een uniform vogelvrij te verklaren.
Agenten staan vaak onder zware druk en krijgen niet genoeg betaald voor het werk dat
zij doen, maar zij zullen in bovenstaande noodsituaties u altijd helpen, ook als ze
door u zijn uitgescholden, beschimpt, aangevallen of zelfs als u zijn naam of haar
adres heeft rondgestuurd in sociale media.
Voorzitter, dan verder. Ik heb het hier eerder gezegd ...
De voorzitter:
Een ogenblik. Is dit een natuurlijk moment om even een interruptie toe te staan?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zeker.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben het totaal eens met de woorden die mevrouw Van der Plas hier uitspreekt over
het zware werk dat de politie doet, en waarmee ik zelf ook mijn bijdrage begon. Is
mevrouw Van der Plas het dan ook met mij eens dat we terughoudend moeten zijn om hier
in de debatten te oordelen over het individuele optreden van de politie? Want inderdaad,
er zijn 17 miljoen hoofdcommissarissen. Er circuleren veel filmpjes. Is zij het dan
met de VVD-fractie eens dat we ons terughoudend moeten opstellen en hier niet over
individuele acties moeten oordelen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja.
De voorzitter:
Kijk, daar hou ik van.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb het volgens mij ook niet gedaan, maar ...
De voorzitter:
Gaat u verder. Maar dat is de vraag ook niet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
... daar ben ik het mee eens.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O. Ja ...
De voorzitter:
Nee nee nee, gaat u verder, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan zou ik wel graag willen dat mevrouw Michon in de microfoon spreekt en niet even
snel iets in mijn oor fluistert.
De voorzitter:
Oké, want anders kunnen we het namelijk ook helemaal niet volgen: of mevrouw Michon
herhaalt het, of we gaan nu verder.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan herhaal ik mijn vraag, want anders vind ik het niet eerlijk tegenover mevrouw
Van der Plas. Ik refereerde aan het debat dat zij gisteren aanvroeg over het politieoptreden
van deze week. Eerder deze week deed ze dat via de commissie. In beide gevallen heb
ik daar negatief op gereageerd, juist om ervoor te zorgen dat wij hier niet het individuele
optreden van de politie gaan becommentariëren. Daar refereerde ik aan.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan herhaal ik nog maar eens wat ik heel vaak zeg. Ik praat volgens mij Chinees, want
mensen hier verstaan mij niet. Ik heb namelijk helemaal geen debat aangevraagd over
het schietincident. Ik heb een debat aangevraagd over de onrust in de samenleving
en wat we daaraan gaan doen. Gisteravond heb ik de heer Struijs gezien op NPO1. Die
viel mij bij. Die zei: er is een veenbrand in Nederland. Het is heel hard nodig dat
we daar een debat over voeren. Ik heb dus niet gezegd: we moeten het hebben over het
schietincident. Maar goed. Nogmaals, ik praat kennelijk een andere taal dan sommige
andere Kamerleden.
De voorzitter:
Oké, nee, maar dat is helder.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja?
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan ga ik verder. Nou ben ik ... Nee hoor, ik ben niet van mijn à propos. Ik was even
een papiertje aan het zoeken.
Voorzitter, dan verder. Ik heb het hier eerder gezegd, maar de veiligheidssituatie
op het platteland is nijpend. Het is voor BBB cruciaal dat we de plattelandsposten
weer terugbrengen. In het rapport Politie ter plaatse zegt de Algemene Rekenkamer:
«De praktijk is dat inzetbaarheid en inplanbaarheid ongelijk verdeeld zijn tussen
eenheden en basisteams. Hierdoor komt de politie in bepaalde gebieden in de knel bij
het uitvoeren van de vele politietaken.» Mijn medewerkers en ik hebben geprobeerd
een exact beeld te krijgen van hoe de financiering van het budget dat wij hier vaststellen,
loopt naar de regionale eenheden en verder naar de basisteams. Dit is ons niet gelukt,
omdat we stuitten op informatie die momenteel niet openbaar beschikbaar is. Kunnen
wij van de Minister een duidelijk overzicht krijgen van hoe deze geldstromen lopen
en op welke basis die verdelingen worden gemaakt? We laten de individuele agenten
op het platteland nu te vaak in de steek. Dat zagen we de afgelopen week ook. Regionale
eenheden en basisteams zijn decennialang uitgekleed en staan nu onderbemand, zonder
het juiste materieel en zonder de juiste netwerken, met de rug tegen de muur. Veel
agenten die de orde moeten handhaven, zien ook de wanhoop van hun boerenbuurman. Heel
veel agenten doen het op honderden plekken prima, overleggen met boeren en zorgen
voor de-escalatie. Het vertrouwen tussen plattelanders en hun agenten blijft groot,
maar het roer vanuit Den Haag moet voor de politie op het platteland om naar meer
posten en meer dorpsagenten en erfagenten.
Voorzitter. Om af te sluiten heb ik twee vragen. Hoe kijkt de Minister naar een afdeling
binnen de Landelijke Eenheid die met verantwoordelijkheden die verdergaan dan momenteel,
op nationaal niveau ondermijning kan bestrijden en daarmee regionale eenheden kan
ontlasten? En hoe zorgen we ervoor dat de politie daarin niet wordt overbelast?
Hoe kijkt de Minister naar het duurder worden van de brandstof, waardoor politievoertuigen
meer geld kosten dan begroot? Betekent dit dat er straks minder auto's kunnen worden
ingezet? En hoe zit het met de adequate huisvesting van politiebureaus nu de grondstoffenprijzen
voor de bouw zo zijn gestegen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer ... Had u een interruptie, meneer Azarkan?
De heer Azarkan (DENK):
Nee, hoor, voorzitter, het was een schijnbeweging.
De voorzitter:
Ik ga u het woord geven. Meneer Azarkan is van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Wat betreft de politiesterkte sluit ik me graag aan bij de woorden
van collega Van Nispen. U weet dat dat voor mij ook een belangrijk punt is. Wat betreft
PTSS sluit ik me aan bij de hele goede woorden die mevrouw Helder heeft uitgesproken.
Dat geeft mij in ieder geval de gelegenheid een aantal andere thema's te bespreken.
Voorzitter. Ik begin bij de afdoening van de motie die gaat over het informeren van
de Kamer over de verzamelde gegevens door de Proco-app met betrekking tot professioneel
controleren. U weet het nog wel. Onderzoek van de eigen organisatie toonde aan dat
4% van de agenten het kader kende. We hebben daar een debat over gehad met de vorige
Minister. Het was schandalig: je voert een programma in, je onderzoekt hoe dat landt
in de organisatie en dan zeggen 4 van de 100 agenten dat ze het kennen. De Minister
heeft aangegeven dat te willen optrekken naar 50%. Maar ik heb ook gevraagd of er
uitvoering kan worden gegeven aan het verzamelen van de gegevens. Het is buitengewoon
triest. Het is echt de Kamer met een kluitje het riet in sturen als de Minister zegt:
het is een aangenomen Kamermotie, maar ik ga nog even kijken op welke termijn de politie
prioriteit kan geven aan het delen van deze informatie. Ik vind het echt onacceptabel.
Ik heb mede om die reden een tweeminutendebat aangevraagd, althans een vooraankondiging
gedaan, omdat ik voornemens ben daar ook nog een motie over in te dienen.
Voorzitter. In het commissiedebat heeft de Minister mij ook toegezegd ons te informeren
over hoe de politie omgaat met het uitgevoerde onderzoek naar mensen die door toedoen
van de politie omkomen. In 42 van de 50 gevallen betrof dat verwarde personen, maar
we zagen ook een oververtegenwoordiging van mensen met een migrantenafkomst. De Minister
had aangegeven dat inderdaad te onderzoeken. Ook hier heb ik weer het gevoel dat ik
met een kluitje in het riet gestuurd wordt, want er zou een onderzoek naar komen,
maar eigenlijk zegt de Minister: ik zie dat er geen primaire relatie is tussen etnische
achtergrond en fatale afloop. Ja, dat lijkt me nogal wiedes, want het is niet onderzocht.
Ik had gevraagd om een nader onderzoek. Dat is er niet. De Minister zegt: ik zie dat
niet. Nee, want dat onderzoek is er niet. Ik zou de Minister dus willen vragen om
daar toch nader onderzoek naar te doen.
Voorzitter. Een commissie van de Eerste Kamer publiceerde vorige week een onderzoek
naar antidiscriminatiewetgeving. Een van de vier deelrapporten – ik zou de collega's
willen aanbevelen om die eens goed door te lezen – ging in zijn geheel over de politieorganisatie.
De commissie concludeert dat etnisch profileren en discriminatie in stand worden gehouden
bij de politie door onduidelijke normstelling, leiderschap en professionalisering,
een politiecultuur en de afhandeling van de klachten. Dat zien we eigenlijk breed
binnen de organisatie, ook bij de problemen bij de Landelijke Eenheid. Kan de Minister
aangeven of zij bereid is om in ieder geval te kijken naar de klachtenprocedure? Ik
heb daar in het verleden over gesproken. Dat is te veel de slager die zijn eigen vlees
keurt. Dan nog de aanbevelingen: voer stopformulieren in, zet in op een integrale
aanpak waarbij een veilige en inclusieve werkvloer bevorderd wordt en hand in hand
gaat met maatregelen tegen etnisch profileren, en stop met het gebruik van proxy's
voor etnische afkomst in risicoprofielen.
Voorzitter. Ik kom tot slot tot het punt: de politie is er niet voor iedereen. Het
is eigenlijk heel paradoxaal dat de politie waakt over onze veiligheid – ik ben elke
dag dankbaar dat ze dat doen – maar dat een groep mensen binnen de organisatie die
veiligheid niet ervaart. Dat kan niet zo zijn. Gerard Bouman zei in 2015: er sluipt
een gif van discriminatie en uitsluiting de nationale politie binnen. We zagen in
2017 een zwartboek van 26 agenten. We zagen de racistische appjes op de Hoefkade.
We zagen de documentaire «Verdacht», waarin mensen met een andere huidskleur zeggen
aangehouden te worden en uit hun auto te worden getrokken door een eigen collega.
We zagen ook de racistische appjes in Rotterdam. We zagen de docu De blauwe familie.
Ik vind het mooi dat we zeggen dat dat allemaal heel erg belangrijk is – dat zegt
de korpschef ook – maar wat gebeurt er? We zullen hier na de vakantie uitgebreid op
terugkomen in het debat dat ik aangevraagd heb.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
In het plenair debat zullen we daar inderdaad uitgebreid op terugkomen. Ik heb mijn
spreektekst daarvoor al klaar; dat zal u niet verbazen. Ik ben een beetje fanatiek.
Daarom weet ik dus ook dat korpschef Bouman dat niet letterlijk zo heeft gezegd. Hij
heeft niet letterlijk gezegd: er sluipt een gif van discriminatie en uitsluiting de
organisatie binnen. Hij heeft gezegd: er sluipt een gif de organisatie binnen, en
dat is uitsluiting. Dat is niet binnen het kader van – dat vul ik zelf aan – blauwe
broeken passen. Hij zegt letterlijk: het gaat niet alleen om agenten met een moslimachtergrond.
Het gaat ook om zijinstromers, om mensen die niet passen binnen de opleiding of binnen
het kader van zo veel blauwe broeken versleten te hebben. Dat wil ik toch wel even
opgemerkt hebben, want korpschef Bouman kan zichzelf hier niet meer verdedigen.
De voorzitter:
Daar heeft u gelijk in.
De heer Azarkan (DENK):
Ik heb last van hetzelfde syndroom als collega Van der Plas: mij worden ook altijd
dingen in de mond gelegd die ik nooit gezegd of gesuggereerd heb. De heer Struik zei
naar aanleiding van het rondetafelgesprek dat toen de documentaire De blauwe familie
werd uitgezonden, zich ruim 100 mensen hebben gemeld. Daar zitten drie of vier categorieën
in; de drie belangrijkste zijn: mensen met een andere huidskleur, mensen met een andere
religie en ouderen. Ook ouderen worden op deze manier gepakt. Van mensen met een lhbti-achtergrond
gaf hij zelf een voorbeeld in De blauwe familie. Hij gaf aan dat iemand eindelijk
uit de kast kwam en durfde te erkennen dat hij ging samenwonen met zijn vriend. De
eerste grap was: ga jij dan ook naar het vrouwentoilet? Daar wordt niet op ingegrepen.
Als ik het heb over een veilige politie, dan heb ik het erover dat alle mensen dat
zo moeten ervaren, of je nu vrouw bent, een andere seksuele geaardheid hebt, een andere
afkomst hebt of een andere huidskleur hebt. Ik zou willen dat mevrouw Helder aan mijn
kant gaat staan. Ik houd van onze samenleving. Ik vind dat de politie er voor iedereen
moet zijn, zodat iedereen zich erin kan herkennen en we voldoende sterkte hebben.
De voorzitter:
Volgens mij bent u het eens, of mag ik dat niet zeggen?
Mevrouw Helder (PVV):
Nou, nee. Wij zijn het niet eens. We zijn het wel eens in de zin dat we wel voor een
goed functionerende politieorganisatie zijn, maar de heer Azarkan en ik vinden elkaar
niet als altijd de indruk wordt gewekt dat 65.000 agenten racistisch zijn. Dat blijft
ik dus steeds benadrukken. Daarom wilde ik dit punt toch even maken. We kunnen dat
in het plenaire debat verder bespreken.
De voorzitter:
Meneer Azarkan, heel kort.
De heer Azarkan (DENK):
U mag mij altijd afrekenen op de woorden die ik spreek, maar niet op de indruk die
ze wekken.
De voorzitter:
Prima. U was aan het einde van uw betoog gekomen, toch?
De heer Azarkan (DENK):
Hoe lang heb ik nog?
De voorzitter:
Nee, nee, sorry voor deze vergissing. Het woord is aan mevrouw Van der Werf van D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Al wekenlang wordt de politie bijna onafgebroken aan het werk
gehouden door de boerenprotesten, van snelwegblokkades tot huisbezoeken aan politici.
En de coronaprotesten zijn nog maar net achter de rug. Het toont weer aan hoezeer
wij bouwen op onze politie voor onze veiligheid. Het toont ook aan hoe belangrijk
het is om het personeelstekort waar de organisatie al jaren mee worstelt, op te lossen.
Helaas zal de bezetting pas in 2024, 2025 weer op orde zijn, als het meezit. Vorig
jaar kwamen er per saldo slechts vijftien agenten bij. De forse instroom van aspiranten
uit de basisopleiding wordt weggestreept tegen een nog forsere uitstroom ten gevolge
van pensionering.
De vraag is dan ook: hoe krijgen we meer politieagenten op de juiste plek? Daarvoor
moeten we niet alleen de instroom verhogen, maar ook de uitstroom verlagen. Die bestaat
niet alleen uit gepensioneerden. Het zijn ook agenten die de organisatie al na een
paar jaar gefrustreerd verlaten, omdat ze bijvoorbeeld niet kunnen doorgroeien. Zowel
het vasthouden van medewerkers als het verhogen van nieuwe instroom wordt nu belemmerd
door een veel te starre organisatie. Als je niet precies past binnen het Landelijk
Functiegebouw Nederlandse Politie kom je er niet doorheen, met alle gevolgen van dien.
Medewerkers die alle competenties hebben om door te groeien, maar niet alle vinkjes.
Politievrijwilligers die in de praktijk al alles doen wat een beroepskracht doet,
en meer, maar zelfs datzelfde werk niet fulltime mogen doen. Afdelingen als de zedenrecherche,
die heel hard mensen nodig hebben en creatieve oplossingen zouden willen toepassen,
maar dat niet kunnen, omdat ze gebonden zijn aan het bestaande functiehuis.
Al in 2017 constateerde de commissie-Kuijken dat er meer flexibiliteit en maatwerk
nodig zijn in de organisatie, maar daar lijkt nog weinig van terecht te komen. Daarom
de volgende vragen aan de Minister. Herkent en erkent zij deze problemen? Is zij bereid
om te bezien hoe er meer ruimte kan worden gecreëerd om af te wijken van het functiehuis?
Zou de politie daarbij niet een manier van werken kunnen inrichten die zich specifiek
richt op al die mensen die nu buiten de gebaande paden vallen, naar voorbeeld van
bijvoorbeeld het Bureau Bijzondere Instroom bij Defensie?
Voorzitter. Na twee jaar van onderzoek en vele debatten gaat de Landelijke Eenheid
nu flink op de schop. Ik ben blij dat de twee moties die ik eerder indiende over het
toezicht op die transitie serieus lijken te worden uitgevoerd. De Minister schrijft
dat de commissie-Schneiders elke vier maanden zal rapporteren en daarnaast wanneer
zij dat zelf nodig acht. Ik heb wel één vraag. Ik lees ook: de wijze waarop de commissie-Schneiders
contact houdt met de werkvloer, wordt later uitgewerkt. Ik mag toch hopen dat de commissie-Schneiders
kan praten met wie zij wil en dat we niet terechtkomen in een soort teamsessies. Gewoon
een kopje koffie met de agent die zijn of haar hand opsteekt.
De voorzitter:
Een ogenblik, mevrouw Van der Plas heeft een interruptie voor u.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoorde mevrouw Van der Werf beginnen met de protesten en de demonstraties van de
boeren, maar ook met de coronaprotesten. Kan mevrouw Van der Werf een analyse geven
van waar die protesten en emoties vandaan komen?
De voorzitter:
En dat dan wel kort.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Er zijn mensen in de samenleving die het ergens niet mee eens zijn, graag hun mening
laten horen en daarvoor de straat op gaan.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Is dit serieus de analyse van D66? Dat mensen het ergens niet mee eens zijn en dan
de straat op gaan?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vraag mij af of dit een serieuze vraag is van mevrouw Van der Plas, want ...
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, zeker.
Mevrouw Van der Werf (D66):
... zij wekt hier de indruk dat wij als politici niet zouden zien welke onrust er
in de samenleving speelt en ik moet nu in haar straatje deze vraag gaan beantwoorden.
Daar zit ik helemaal niet zo op te wachten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, tot slot. De documentaire De blauwe familie maakte pijnlijk duidelijk
dat onveilige werksituaties helaas niet alleen bij de Landelijke Eenheid voorkomen.
Ik zou vandaag graag een oproep willen doen aan alle leidinggevenden bij de politie.
Kijk naar de aanbevelingen van de commissie-Schneiders. Kijk naar De blauwe familie
en stel jezelf de vraag: heb ík alles gedaan om de veiligheid in mijn team te waarborgen?
En ja, er is door de hoge werkdruk soms heel weinig tijd, maar laten we niet met z'n
allen wachten tot het volgende rapport waarin weer dit soort pijnlijke conclusies
worden getrokken.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Knops van het CDA.
De heer Knops (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Als we over de politie spreken, hebben we het over alle mannen
en vrouwen die dagelijks op straat staan en voor dag en dauw in de weer zijn voor
onze veiligheid. Daar kunnen we alleen maar groot respect voor hebben. Het schept
ook een verantwoordelijkheid voor iedereen die daar een verantwoordelijkheid in heeft.
Dat is niet alleen het kabinet, maar ook de Tweede Kamer.
Ik ben blij met de extra middelen die er gekomen zijn voor de politie. Ik realiseer
me terdege dat er altijd meer vragen zijn en dat er nog steeds een groot beroep wordt
gedaan op de flexibiliteit van de politieorganisatie. In een organisatie waar gewerkt
wordt, waar grote werkdruk is, waar iedereen meekijkt – ik was het heel erg eens met
de analyse van mevrouw Van der Plas op dat punt – worden ook fouten gemaakt. Ik wil
op geen enkele wijze de dingen die gebeurd zijn, zeker niet de zeer ernstige voorvallen,
bagatelliseren, maar ik wil ook begrip vragen voor de mensen die vaak op jonge leeftijd
voor ongelofelijk complexe situaties komen te staan. Ik zou de oproep willen doen,
ook aan politici: probeer je eens voor te stellen wat het met je zou doen en hoe je
zou reageren als je daar zelf zou staan.
Dat neemt niet weg dat er wel geleerd moet worden van de fouten die gemaakt zijn.
Ik ben heel blij met het rapport van de commissie-Schneiders. Ik heb gisteren in het
rondetafelgesprek gehoord dat er breed draagvlak is om snel aan de slag te gaan met
die conclusies. Ik ben ook blij met de brief die de Minister op dat punt geschreven
heeft, maar het gaat er uiteindelijk om dat het ook geïmplementeerd wordt, dat daadwerkelijk
werk wordt gemaakt van de cultuurverandering, van meer aandacht voor leiderschap en
ook meer aandacht en zorg voor mensen in de organisatie, ook voor mensen die onder
druk staan. Mijn vraag aan de Minister op dit punt is dan ook met name hoe zij ten
aanzien van de flexibiliteit en wendbaarheid met de medewerkers in de organisatie
aan de slag gaat, samen met de korpsleiding, om ervoor te zorgen dat die cultuuromslag
en verandering succesvol worden afgerond. Daar heeft zij middelen beschikbaar voor
gesteld: 20 miljoen. De vraag is of dat voldoende is. Heeft zij een beeld van wanneer
dat afgerond kan zijn? Een van de politiefunctionarissen zei deze week: we moeten
geen wonderen verwachten; geef ons ook de tijd en ruimte. Dat zou ik zeer willen onderschrijven,
maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat we het op de lange baan schuiven. De
implementatie daarvan moet wel boven aan de agenda blijven staan.
Dan de boa's. Daar hebben we eerder al over gesproken. Er is een nieuwe voortgangsbrief.
Boa's zijn ontzettend belangrijk voor de handhaving. Ze zijn een soort verlengstuk,
zou je kunnen zeggen, van de politie voor taken die de politie zelf niet kan doen
en waarvan gemeentes en andere organisaties gebruikmaken voor het bewaken van de veiligheid.
Er zou een AMvB komen; dat is op basis van de moties die zijn aangenomen, toegezegd
door de Minister. Mijn vraag is: wanneer komt die AMvB? Want ook hier is geen tijd
te verliezen. Ik zou graag voortvarendheid zien op dat punt.
Dan de informatiedeling. Ook daarover zijn moties aangenomen, onder anderen van collega
Mutluer. Mijn vraag is of de Minister voornemens is om te kijken of meer informatiedeling
tussen politie, boa's en andere diensten mogelijk is om ervoor te zorgen dat mensen
die vaak helemaal alleen geconfronteerd worden met overtredingen of criminaliteit,
de mogelijkheid hebben om snel te schakelen.
Dan de verkeershandhaving. Het aantal ernstige verkeersgewonden is nog steeds stabiel.
Dat klinkt heel positief, maar het zijn er wel 20.000. Dat zijn enorme aantallen.
Ik heb er eerder al aan gerefereerd dat in het afgelopen jaar minder geld dan begroot
is uitgegeven aan de verkeershandhaving. Ik zie zelf ook steeds minder handhaving
op de weg als ik op de weg rijd. Ik zie allerlei aso's die allerlei levensgevaarlijke
acties uithalen en vervolgens niet bestraft worden. Wat gaat de Minister concreet
doen om het aantal verkeersslachtoffers terug te brengen?
Tot slot, voorzitter. Voor voetbal en veiligheid sluit ik me aan bij de vragen die
mevrouw Michon daarover gesteld heeft. Ik vind echt dat de clubs en de KNVB zelf meer
moeten doen, want er gaat ongelofelijk veel politiecapaciteit verloren om dingen te
doen die anderen zouden moeten doen. Ik vind het onbestaanbaar dat mensen met een
stadionverbod gewoon nog steeds het stadion in kunnen. Mijn vraag aan de Minister
is dus wat zij eraan gaat doen om dat tegen te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
We hebben vier minuten spreektijd en er moet ontzettend veel besproken worden, dus
ik kan me voorstellen dat de heer Knops geen tijd meer had voor de zedenpolitie. Bij
dat onderwerp hebben GroenLinks en het CDA in het verleden goed samen opgetrokken.
Ik noemde al even mevrouw Van Toorenburg, die het verzoek had gedaan om te kijken
wat slachtofferadvocaten kunnen doen aan preventie en het doornemen van alle opties
met vrouwen die overwegen om een melding te doen. Een implementatiemanager – zo heet
die, geloof ik – is ermee aan de slag gegaan om te kijken wat hiermee kan gebeuren.
Dat klinkt allemaal heel mooi, maar het is nog wel heel bureaucratisch. Mijn vraag
aan de Minister was: zorg nou dat die advocaten ermee aan de slag kunnen. Dat betekent
ook dat ze daar budget voor nodig hebben. Ik zou de heer Knops willen vragen of hij
zich verdiept heeft in dit onderwerp en of hij zich kan vinden in de lijn van zijn
voorganger, mevrouw Van Toorenburg, om hier werk van te maken.
De heer Knops (CDA):
Op die laatste vraag zou ik niet eens «nee» durven antwoorden, dus het antwoord wordt
«ja».
De voorzitter:
Ik wou zeggen ...
De heer Knops (CDA):
Ten aanzien van de zedenzaken: dat onderwerp ligt bij mijn collega. Dat wil niet zeggen
dat ik me er niet mee bezighoud. Ik ga me de komende recesperiode uitermate verdiepen
in alle werkzaamheden van de politie. Daar heb ik ook al afspraken over gemaakt. Op
dit punt zou ik graag de samenwerking met GroenLinks – en met de hele Kamer; daar
ga ik van uit, want het is een ontzettend belangrijk onderwerp – willen voorzetten.
De voorzitter:
Dat is, geloof ik, voldoende voor mevrouw Ellemeet. Nou, heel kort nog.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
We zitten met één woordvoerder van het CDA, dus vandaar dat ik deze vraag aan de heer
Knops stel. Ik wil het nog een heel klein beetje inkleuren. Nu maken vrouwen een melding
bij de politie en krijgen ze van een politieagent soms te horen: zou je niet moeten
kiezen voor mediation? Dan denkt zo'n vrouw: ik zit hier om melding te doen van verkrachting,
dus mediation lijkt me niet echt op z'n plek. Het leidt dus tot heel veel onbegrip,
weerstand en moedeloosheid bij vrouwen dat dit soort zaken met de politie besproken
worden, terwijl het veel beter kan zijn om de opties met een advocaat door te nemen.
Dat dus nog ter onderschrijving van het belang van het in positie brengen van slachtofferadvocaten
in plaats van de politie.
De heer Knops (CDA):
Met dat laatste ben ik het van harte eens. Ik ben ook heel blij dat er de afgelopen
jaren veel meer aandacht is gekomen voor de positie van het slachtoffer in allerlei
soorten zaken. Mediation kan daar een belangrijke rol in spelen. Het lijkt me niet
de meest geëigende vorm om tegenover slachtoffers meteen over mediation te beginnen
in het proces, maar dan gaan we al heel erg in op de details. Het kan in het verloop
van zo'n proces natuurlijk wel een belangrijke rol spelen om een soort erkenning te
krijgen van wat er is gebeurd en om dader en slachtoffer met elkaar in contact te
brengen. Dat kan in sommige situaties, maar in andere situaties is dat veel lastiger.
Ik was vorige week bij Slachtofferhulp en er zijn hele mooie voorbeelden van hoe dat
in de praktijk werkt. Ik zou die graag willen omarmen en ik wil ook graag kijken hoe
we het kunnen verbeteren. Ik ga ervan uit dat de vraag die aan mij gesteld werd, ook
door de Minister beantwoord wordt, zodat we erover door kunnen spreken.
De voorzitter:
Dank u zeer. Ik ga het woord geven aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik draag de politieorganisatie en met name de politiemensen
een zeer warm hart toe. Toch zijn er de afgelopen tijd heel veel alarmerende rapporten
geweest. Recent was er het alarmerende eindrapport van de commissie-Schneiders, met
veel aanbevelingen voor de structuur van de Landelijke Eenheid. De Minister neemt
alle aanbevelingen over. De commissie gaat de vinger aan de pols houden, hartstikke
goed. Maar er is veel nodig om te zorgen dat de Landelijke Eenheid, en in feite de
hele politieorganisatie, een open, transparante organisatie wordt, waarin het veilig
werken is en waarin vanuit visie en leiderschap de grootste uitdagingen van ons land
worden aangekaart. De inspectie spreekt over een toekomstvisie met een onafhankelijke
monitor, bewaker. Wanneer mogen we die toekomstvisie verwachten, inclusief een visie
op de aanbevelingen die zijn gedaan? Voor de transitie waar de commissie-Scheiders
op doelt, zijn tijd en geld nodig en ook – dat is in mijn beleving minstens zo belangrijk –
de moed en het lef om over de eigen schaduwen en ego's heen te springen.
Ik wil even kort ingaan op de aanbevelingen. Er komen twee separate, gelijkwaardige
landelijke eenheden. In de eerste plaats ben ik benieuwd hoe de Minister de gelijkwaardigheid
tussen de landelijke eenheid voor operaties en die voor opsporing wil borgen, zodat
er geen concurrerende eenheden ontstaan. Verder wordt in dat verband het MIT na jaren
afgeschaald naar een Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit. Die
gaat zich richten op de georganiseerde criminaliteit, maar dan zonder de operationele
bevoegdheden. Mijn vraag is: hoe verhoudt dat zich tot de Landelijke Eenheid nieuwe
stijl? De nationale opsporingseenheid wordt, ik citeer Jan Struijs, «de Nederlandse
variant van de FBI». Dreigt er, met die eenheid naast zo'n Nationale Samenwerking
tegen Ondermijnende Criminaliteit, niet toch versnippering? Wie staat dan aan het
roer?
Het gaat niet alleen om de structuur, zei mijn collega. Inderdaad, het gaat ook om
cultuur. Hardnekkige, negatieve cultuurpatronen in een politiefamilie gaan niet vanzelf
weg, zeker niet in een gesloten cultuur met veel loyaliteit. Hoe gaat dat veranderen?
Welke rol ziet de Minister daarin voor zichzelf weggelegd?
De commissie zegt ook dat niet alle huidige leidinggevenden geschikt zijn om de omslag
naar een nieuwe cultuur te maken. Hoe wordt voorkomen dat zij de hakken in het zand
zetten? Hoe wordt er gezorgd voor nieuwe leiderschapsprofielen, met leiders die elkaar
niet de hand boven het hoofd houden en elkaar niet een andere positie toekennen? Ik
heb mij in dat opzicht net zo geërgerd aan het feit dat de korpschef een opgestapte
baas van de Landelijke Eenheid doorschoof naar INTERPOL, met allerlei diplomatieke
rellen tot gevolg. Dat geeft niet bepaald vertrouwen. Wat mag ik dus verwachten van
het transitieplan van de korpschef en welke rol ziet de Minister ook daarin voor zichzelf?
Vergeet vooral niet te luisteren naar wat er op de werkvloer gebeurt, naar de agenten
op straat, naar de vakbonden en naar de or.
Dan de financiën. Zoals de ondernemingsraad terecht opmerkte, zijn de financiën het
fundament onder alle speerpunten. Deze evolutie kost tijd en geld, maar dat mag niet
ten koste gaan van de toch al schaarse middelen die de politie heeft voor ondersteuning
en politievoertuigen. Ze komen 100 miljoen structureel tekort. 100 miljoen voor bewaken
en beveiligen. Als je het niveau wilt opkrikken en de span of control wilt verkleinen,
dan is, met alle respect, die 20 miljoen eenmalig toch nooit voldoende? Moet je het
niet structureel regelen? Want met een gesloten beurs kun je geen blijvende verbeteringsslag
maken.
Tot slot. Ooit was de leus: de politie is je beste vriend. Dat moet zij weer worden.
Natuurlijk niet voor de Holleeders en Taghi's van deze wereld, maar wel in de buurten,
door niet etnisch te profileren, door die CBS-data eindelijk, na tien jaar, te koppelen
aan de politiedata over de staandehoudingen. Want het kan toch niet waar zijn dat
dat geen prioriteit krijgt?
Daarnaast moet de organisatie ook intern veilig zijn. Dat gaat niet lukken zolang
40% van de agenten zich binnen de eigen organisatie gepest of gediscrimineerd voelt
en ook niet zolang een op de vier agenten met een andere achtergrond de opleiding
binnen een jaar verlaat. We weten al jaren dat diversiteit en inclusiviteit en de
politie moeilijk te verenigen zijn. Het moet anders. Mijn vraag is: wie gaat dit lostrekken?
Ziet de Minister hierin een rol weggelegd voor de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie
en Racisme?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Houwelingen van Form voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Nils Melzer is VN-rapporteur op het gebied van marteling en foltering.
Hij heeft beelden bekeken van de coronademonstraties en het optreden van de politie.
Daarover heeft hij een groot rapport geschreven, dat begin dit jaar verschenen is.
Hij is zich een hoedje geschrokken. Hij heeft de beelden gezien en zei: wat hier gebeurt,
is duidelijk excessief politiegeweld. Ik haal even twee voorbeelden aan die hij in
zijn rapport beschrijft. Een mevrouw uit Eindhoven staat daar gewoon bij een demonstratie.
Van vijf meter afstand krijgt zij water uit een waterkanon vol in haar gezicht gespoten.
Zij slaat met haar hoofd tegen een betonnen muur. Het is een wonder dat ze het overleefd
heeft. Een ander voorbeeld: een man in Den Haag, bij een andere coronademonstratie,
die geen bedreiging vormt, wordt door politiehonden gebeten terwijl er op hem wordt
in geslagen.
Nou is mijn punt, en het punt van Melzer, waar hij zich heel veel zorgen over maakt,
dat daar niets mee gebeurt. Er wordt geen onderzoek ingesteld, er komt geen vervolg,
er worden geen disciplinaire maatregelen getroffen. Hij ziet hier in zijn rapport
– hij heeft er een uitgebreid rapport over geschreven – een structuurprobleem bij
de Nederlandse politie. Over het jaar 2020 telt hij bijna 27.000 zogenaamde geweldshandelingen
van de politie. Volgens hem zijn 236 van die handelingen van de Nederlandse politie
niet professioneel. In 6 gevallen – dat is dus 0,022% – wordt er een maatregel getroffen,
een disciplinaire maatregel. Dan merkt Melzer in zijn rapport op: dat kan helemaal
niet. Het is al gezegd: waar gehakt wordt, vallen spaanders. Er worden fouten gemaakt,
ook door de Nederlandse politie, dus het kan niet zo zijn dat het foutenpercentage
zo laag ligt. Dat kan helemaal niet, statistisch. Zijn vraag aan de Minister in dat
rapport is onder andere: wat gaat u eraan doen? Dit kan niet kloppen, dus wat gaat
de Nederlandse politie doen om ervoor te zorgen dat er goed intern wordt opgetreden
hiertegen?
De voorzitter:
Een ogenblik, er is een interruptie van mevrouw Simons.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Ik zou aan de heer Van Houwelingen willen vragen of dit de eerste keer is dat hem
is opgevallen dat de politie haar boekje weleens te buiten gaat als het gaat om geweld.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor de vraag. Ik kom daar verder in mijn betoog nog op, maar het valt mij steeds
vaker op, ja. De politie doet goed werk. De individuele agenten zijn allemaal mensen
die hun best doen. Daar heb ik ontzettend veel respect voor. Maar, in antwoord op
de vraag, het probleem zit ’m in, denken wij, in de politieorganisatie, in de aansturing.
Die is volkomen verkeerd. De nationale politie, van start gegaan in 2013, is natuurlijk
een totale ramp. Die werkt niet. Allerlei rapporten laten dat nu zien. We moeten terug
naar de regiokorpsen of misschien zelfs naar de gemeentepolitie van 1993. De politie
heeft een organisatieprobleem; de aansturing is een probleem, wat ons betreft. Dat
is ons inderdaad al eerder opgevallen, dus dank voor uw vraag.
De voorzitter:
Mevrouw Simons nog? Nee. Een ogenblikje, we wachten even tot de bel is afgelopen.
Gaat uw gang.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mijn vraag aan de Minister is dus: wat gaat zij met dat rapport doen?
Een andere aanbeveling uit het rapport is het dragen van ID-tags door de Nederlandse
politie, zodat men snel geïdentificeerd kan worden. In andere landen is dat gebruikelijk.
Is de Minister bereid om die aanbeveling over te nemen? Dat is de vraag.
Waarom zijn de vragen uit het rapport niet beantwoord? Het rapport is aan het begin
van dit jaar opgeleverd. Toen heeft Melzer gezegd: geef alstublieft binnen 60 dagen
antwoord. Maar dat is niet gebeurd. Wanneer gaat dat gebeuren? Waarom worden die vragen
niet beantwoord?
Een andere vraag die we hebben, gaat over de zogenaamde Romeo's. Dat zijn agenten
in burger. Daarvan zien we allemaal beelden op sociale media. Ze komen opeens een
busje uit gespurt, pakken een demonstrant, die vaak gewoon ergens staat of zit, en
sleuren die met geweld het busje in. Mijn vraag aan de Minister, via de voorzitter,
is: wat is dit in godsnaam? Wat gebeurt hier? Wie zijn die mensen? Waarom doen ze
dit? Hoe vaak worden ze ingezet? Welke instructies hebben ze? Kunt u dus nader ingaan
op de Romeo's?
Eergisteren – het is net al genoemd; we gaan van dieptepunt naar dieptepunt – is een
minderjarige jongen op een tractor beschoten, met echte munitie. Op beeld is heel
duidelijk zichtbaar – het is van verschillende kanten gefilmd – dat hij geen enkele
bedreiging vormde. De eerste reactie van de politieorganisatie is: hij was een gevaar.
Iets wat op beeld heel duidelijk niet zichtbaar is. Graag een reactie van de Minister
op dit incident.
Tot slot iets wat ons helemaal zorgen baart, voorzitter. We zien dat er steeds harder
wordt opgetreden tegen demonstranten die hun gerechtvaardigde gevoelens van onvrede
duidelijk maken; het is heel goed dat ze dat doen. Er worden nu zelfs – het lijkt
China wel, en dat bij Justitie! – dissidenten van hun bed gelicht. Dat hebben we bijvoorbeeld
gezien bij Willem Engel. Een paar dagen geleden is Jan Bonte, een kritische neuroloog,
ook opgepakt en gevangengezet. De Minister kan wel lachen, maar dit is heel ernstig;
heel ernstig. Zijn Twitteraccount is afgesloten door de Staat, zo begrijpen we. Waarom
is dat gebeurd? Hoe vaak gebeurt dat? Sinds wanneer bepaalt de Staat dat Twitteraccounts
worden afgesloten? Daar krijg ik ook graag een reactie op.
Wat we zien – ik rond af, voorzitter – is een diepbedroevend patroon. We zien dat
het regime steeds meer zijn tanden laat zien en wij zijn daar zeer bezorgd over. Dat
moet ook wel, want de totalitaire samenleving wordt langzaam maar zeker uitgebouwd.
Het enige wat de overheid blijkbaar nog kan doen, is harder en harder optreden. Dat
is diep- en dieptriest.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik hoor de heer Van Houwelingen hier beginnen over name tags die agenten in Nederland
zouden moeten gaan dragen. Vervolgens beklaagt hij zich over agenten in burger die
naar demonstraties en andere gevaarlijke plekken gaan. Wat stelt de heer Van Houwelingen
hier nou eigenlijk voor? Dat politiemensen die gewoon hun werk doen, vogelvrij zijn?
Wat is uw betoog nou eigenlijk?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Natuurlijk niet dat ze vogelvrij zijn, maar zoals dat in andere landen gebruikelijk
is bij de politie in uniform. Daar heb ik het over. Die Romeo's – dat heb ik net al
gezegd – vind ik nog bizarder. Daarom staat die vraag uit. Ik heb het over politie
in uniform, dus niet over undercoveragenten. Het is wat onhandig als je bij een drugsdeal
een ID-tag op hebt. Dank voor uw ontzettend slimme inbreng. Nee, het gaat erom dat
politieagenten in uniform, zoals in andere landen gebruikelijk is en zoals de aanbeveling
van deze VN-commissaris is, allemaal een ID-tag hebben die zichtbaar is. Is dat misschien
te veel gevraagd? Dat is dus onze vraag aan de Minister. Dank.
De voorzitter:
Ik zag mevrouw Michon nog. Zij ziet ervan af. Iemand nog? Nee? Dan dank ik u zeer.
Het woord is aan mevrouw Simons van BIJ1.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter. Het is er al even over gegaan: het demonstratierecht in Nederland
geldt niet voor iedereen, in ieder geval niet op dezelfde manier. Dat werd de afgelopen
weken nog eens pijnlijk duidelijk. Want als je een tractor hebt, zijn er geen grenzen.
Dan krijg je zo immens veel ruimte dat alles volledig uit de hand kan lopen en escalatie
uiteindelijk onvermijdelijk wordt, hoe treurig ook. Hoe groot is dan het contrast
met mensen die vreedzaam de straat op gaan voor een betaalbare woning? Die worden
in dit land preventief opgepakt. Mensen die op een vreedzame manier hun zorg uitspreken
over de klimaatcrisis worden keer op keer met geweld weggesleept. Ik vraag me hardop
af hoe de Minister naar deze verhoudingen kijkt. Ziet zij inmiddels een patroon?
Veel van de problematiek bij de politie heeft – het is een wonderlijke dag, want ook
de heer Van Houwelingen zei dat – met patronen te maken. Die moeten we erkennen alvorens
we daadwerkelijk iets kunnen doen. Het gaat bijvoorbeeld om de structurele discriminatie,
het seksisme en de pesterijen binnen de organisatie. Ook de documentaire De blauwe
familie is al genoemd. Die heeft hier nogmaals een broodnodige schijnwerper op gezet.
Klokkenluiders waren zo dapper om daarin over hun ervaring te spreken. Dat is een
ervaring die door velen gedeeld wordt, door mensen binnen en buiten de organisatie.
Ik, en met mij ook andere partijen in dit huis, hebben daar al vaak op gewezen. Ik
verzocht zelfs om een breder onderzoek, maar toen gaf de Minister niet thuis. Hoe
kijkt zij naar het feit dat dit zo lang onverstoord heeft kunnen dooretteren? Hoe
kijkt zij naar hoe dergelijke misstanden door de organisatie onder het tapijt zijn
geveegd? Ziet zij naar aanleiding van de documentaire nu wel een patroon, of nog steeds
niet?
Naar aanleiding van de uitzending kwam de politie al snel met een «one strike out»-beleid.
Ik heb hierover schriftelijke vragen gesteld, nog steeds zonder antwoord. Ik probeer
het dus eventjes zo. Kan de Minister aangeven of het nu pas introduceren van dit beleid
betekent dat er voorheen geen concrete consequenties waren? Hoe gaat zij erop toezien
dat er daadwerkelijk naar zal worden gehandeld? Er wordt namelijk gesproken over lerend
vermogen als uitzondering op de sanctie. Maar wie gaat dat beoordelen? Wie bepalen
er eigenlijk wat wel of niet racistisch is? Gaat het dan alleen om racisme, of ook
om bredere uitsluitingsmechanismen jegens bijvoorbeeld geloof, geaardheid, geslacht,
gender en ga zo maar door? Graag een reactie.
Voorzitter. Ondanks mijn kritiek ben ik wel blij dat de politietop in ieder geval
deels wordt opgeschoond. Ik wil daarbij wel direct vermelden dat het daar natuurlijk
niet bij kan blijven. Hoe gaat de Minister garanderen dat vervangende mensen dezelfde
patronen niet alsnog in stand houden? Hoe wordt het toezicht vormgegeven en door wie?
Hoe wordt aandacht besteed aan het feit dat deze problematiek vele malen dieper gaat
dan dat het alleen speelt bij de mensen aan de top? Er is hier al een suggestie gedaan.
Ik sluit me aan bij die vraag: gaat de Nationaal Coördinator daar nog een rol in spelen?
Voorzitter. We moeten echt breken met het gif in die organisatie, ook richting klokkenluiders.
Dat is tevens mijn laatste vraag aan de Minister. Hoe kijkt zij naar de bewering dat
Fatima Aboulouafa, die racisme aan de kaak stelde binnen haar korps, terecht ontslagen
zou zijn? Hoe kunnen wij in een goed functionerende rechtsstaat ooit beweren dat iemand
die dergelijke misstanden aan het licht brengt zelf verantwoordelijk is voor het verstoren
van een arbeidsverhouding?
Ik loop wellicht vooruit op vragen die ik aan het voorbereiden ben. Ik ben ook erg
benieuwd of er een structuur is vormgegeven en hoe die eruitziet op het moment dat
mensen misstanden melden. Hoe kun je als organisatie paraderen met een «one strike
out»-principe om vervolgens niet te overtreden, maar de melder te ontslaan? Hoe verwacht
deze Minister dat klokkenluiders op deze manier beschermd zijn? Ik vind het oprecht
schokkend. Ik verzoek de Minister om op deze puinhoop in te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de Minister. Twintig minuten? Ik schors tot 11.20 uur.
De vergadering wordt van 11.02 uur tot 11.20 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn bij de eerste termijn van de zijde van de Minister van Justitie en Veiligheid.
Ik geef haar graag het woord.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Voorzitter, veel dank. Ik wilde graag beginnen met de afgelopen dagen, maar ik ga
met iets anders beginnen. Ik heb goed naar de inbrengen hier geluisterd. Iedereen
heeft alle recht om kritisch te zijn op onze politie en op de organisatie. Dat zijn
we ook met elkaar. We werken er ook hard aan om dingen die niet goed gaan goed te
krijgen. Maar als je niet beter zou weten en je naar sommige Kamerleden hier luistert,
dan lijkt het als volgt. Het lijkt een politieorganisatie die in en in verrot is,
waarin iedereen discrimineert. «De politie was vroeger je beste vriend, maar nu niet
meer. De politie is er niet voor iedereen.» Het zou niet veilig zijn om de politie
te bellen als je ze nodig zou hebben. Ik vind dat echt heel erg zonde en jammer, met
name richting de 60.000 agenten, politiemensen en iedereen die daar werkt en die dag
en nacht zijn of haar best doet om voor onze veiligheid te staan. Nogmaals, over de
misstanden gaan we uitgebreid spreken. Dat deden we de afgelopen zes maanden al. Maar
ik neem op alle mogelijke manier afstand van het wegzetten van de hele politieorganisatie
en al die politiemensen op die manier, alsof we in een of ander totalitair regime
zouden leven waarin politiemensen op die manier de straat op worden gestuurd. Ik sta
voor de politiemensen. Ik sta voor onze democratische rechtsstaat. Daarbinnen kijken
we wat beter kan.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, ik zie dat u nu al een interruptie heeft. Ik zou willen afspreken
om maximaal drie vragen aan de Minister te stellen. Blijkbaar wordt dit uw eerste.
Gaat uw gang.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik maak bezwaar tegen deze inleiding over de politie. Dat doe ik mede namens een aantal
van mijn collega's. Volgens mij heb ik iedereen hier horen zeggen dat we allemaal
al die politiemensen die keihard werken een warm hart toedragen. Nu wordt die tegenstellingen
groot gemaakt, alsof wij tegen de politie zijn. Wij nemen hier de misstanden met elkaar
door, want die zijn er. Daar kunnen we ook niet blind voor zijn. Er is een heel inspectierapport.
Er is een heel commissierapport van Schneiders. U hoort mijn emotie, want ik word
hier echt boos over. Ik maak hier echt bezwaar tegen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat hoor ik dan. Ik heb namelijk goed geluisterd. Ik hoorde mensen ook zeggen: het
gaat niet over de indruk die mijn woorden wekken. Ja, daar gaat het wel om. Daar gaat
het ook om. Ik sta voor die agenten. Ik weet wat ze de afgelopen dagen meemaakten.
Ik weet hoeveel shit zij over zich heen krijgen. Ik weet dat heel veel Kamerleden
hier het ook niet zo bedoelen. Maar ik vind het wel mijn werk om te onderstrepen dat
we aan de misstanden keihard werken, maar dat we wat mij betreft niet gaan uitstralen
– ik zou dat in ieder geval nooit willen doen – dat het een in en in verrotte organisatie
is die maar wat doet of aangestuurd wordt door een of ander dictatoriaal regime. Als
het niet over mensen zou gaan, zou het bijna lachwekkend zijn.
De heer Azarkan (DENK):
Ik zeg dat ik dankbaar ben voor alle agenten die elke dag bezig zijn om Nederland
veilig te houden. Vervolgens krijg ik een interruptie zoals ik die altijd krijg van
de PVV als ik het over racisme en discriminatie heb. Dat is volgens mij nu voor het
eerst ook erkend als een structureel probleem, terwijl het al die jaren gezien werd
als een soort optelsom van incidenten. Dan vind ik het wel tekenend dat de Minister
zegt: ja, dat is de indruk die ik wek. Dat de PVV altijd de neiging heeft om mijn
woorden op die manier te interpreteren, laat ik aan hen. Maar als de Minister dat
gaat doen, dan vind ik dat niet netjes. Ik sta voor al de agenten die keihard werken
om Nederland veilig te maken. Ik wil dat dat er nog veel meer zijn; dat is mijn inzet.
Ik wil dat we daar veel harder voor werken. Ik wil ook dat agenten uit allerlei samenlevingen
die Nederland rijk is met trots kunnen zeggen: ik kom die kant op. Mijn vraag aan
de Minister is de volgende. Ze had het over dat «door en door verrot» zijn. We hebben
de heer Struijs in de documentaire De blauwe familie horen zeggen: en daar begint
dat verrottingsproces. Deelt zij de woorden dat dat deels aan de hand is als het gaat
om een veiliger werkklimaat voor alle agenten?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begon mijn inleiding, mijn betoog, met het feit dat ik die problemen niet ontken.
Dat deed ik de afgelopen zes maanden overigens ook niet. Ik vind het prima dat die
vraag wordt gesteld, maar er kan nooit een moment zijn geweest waarop wie dan ook
kan zeggen: hier stapt ze eroverheen. We kunnen wel verschillend kijken naar de oplossingen,
naar de aanpak en naar hoe je een probleem op tafel brengt. Dat kan. Daarvoor zitten
we hier ook, denk ik. Ik ontken helemaal niks. Ik zou iedereen willen uitnodigen om
terug te luisteren hoe de eerste ronde hier ging. Dan kan het voor een agent die meeluistert
– ik weet dat mensen dat doen – heel, heel hard, heftig en confronterend klinken als
je hoort hoe een deel van de Kamer naar die organisatie kijkt. Die organisatie bestaat
uit mensen. Een organisatie op zich is niks. Ik vind het wel belangrijk hoe dat klinkt
en hoe dat overkomt. Ik gun ze echt veel meer en veel beter dan dat. Ik gun het ze
dat we de problemen niet ontkennen. Maar ik gun het ze ook dat we niet met één zin
beginnen, namelijk «ik steun ze allemaal», en we ze daarna volledig de grond in boren.
Daar moet wat mij betreft een balans in zijn. Dat vind ik ook mijn taak. Daar wil
ik graag mee beginnen. Dat is ook waarom ik het heb opgebracht.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vind het heel erg mooi dat de Minister zo goed en specifiek haar inleiding gebruikt
om op te komen voor haar mensen, om het zo maar te zeggen. Dat is ook de taak van
de Minister. Ik wou dat er meer Ministers waren die dat op deze manier in een inleiding
doen. Natuurlijk mag je kritisch zijn en kiest iedereen zijn eigen woorden. Dat moeten
we ook gewoon blijven doen. Maar ik wil er wel op wijzen dat er hier ook Kamerleden
zijn die de politieagenten tot op het bot afbreken. Maar diezelfde politieagenten
staan hier in de Kamer elke dag te waken over de veiligheid van diezelfde Kamerleden.
Ik vind dat dat ook weleens een keer mag doordringen. Die mensen staan hier voor ons.
Ik wil de Minister bedanken voor de woorden die zij geeft aan de agenten. Je mag zeker
kritisch zijn; ik denk dat de Minister daar helemaal voor openstaat en dat de politieagenten
daar ook voor openstaan. Maar nogmaals, ik wou dat er meer Ministers waren die in
een inleiding zo achter hun achterban zouden staan als deze Minister.
De voorzitter:
Voordat we hier allemaal getuigenissen krijgen, zou ik toch willen voorstellen om
verder te gaan met het betoog van de Minister. Ik zie dat daarmee wordt ingestemd.
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik wil eigenlijk beginnen met de stikstofprotesten in een korte inleiding, voorzitter.
Daarna wil ik gewoon netjes naar alle vragen en antwoorden gaan, zoals u van mij gewend
bent. De afgelopen dagen hebben we diverse acties gezien in het kader van de stikstofprotesten.
Er zijn meerdere distributiecentra, snelwegen en N-wegen geblokkeerd. Verschillende
burgemeesters hebben noodverordeningen afgegeven. Er hebben vreedzame acties plaatsgevonden.
In onze democratische rechtsstaat is er natuurlijk alle ruimte voor mensen die het
niet met ons eens zijn, die balen van wat hier gebeurt of van wat dan ook, om hun
stem te laten horen. Ik heb het de afgelopen week vaker gezegd: dat hoeft niet netjes
en beleefd. Doe je ding, als het maar binnen de grenzen van de wet is. Daar is een
rechtsstaat voor. Maar op sommige plaatsen zijn rellers echt volledig doorgeslagen.
Politieagenten zijn aangevallen, vandalen hebben spullen en zaken gesloopt.
Voorzitter. Dat heeft mij geraakt. De mannen en vrouwen van de politie werken hard
om samen met burgemeesters en het OM de openbare orde te kunnen waarborgen. Twee woorden
daarbij. Online zie ik veel mensen vragen of de Minister van Justitie in het land
vervolgens elke gemeente aanstuurt wat betreft wie daar wat moet doen. Het lijkt me
heel goed om wederom mijn respect uit te spreken richting alle burgemeesters, waarbij
de verantwoordelijkheid ligt om op te treden. Ze hebben dat ook op een hele goede
manier gedaan. Ik zie ook veel mensen online reageren met de vraag of ik het OM opdracht
geef om mensen vervolgens op te pakken of vrij te laten. In een democratische rechtsstaat
werkt dat gelukkig niet zo. Dat gebeurt onafhankelijk. Zo moet het ook blijven.
We zien dat onze mannen en vrouwen van de politie getraind zijn om in elke situatie
een afweging te maken om de veiligheid van zowel burgers als politiemensen te beschermen.
Het gebruik van geweldsmiddelen wordt hierbij alleen toegepast binnen de kaders – zo
hebben we het met elkaar afgesproken – wanneer de situatie dit van ze vraagt. Op het
moment dat er geweldsmiddelen worden gebruikt en er bijvoorbeeld een dienstwapen wordt
getrokken, dan wordt er ook onderzoek naar gedaan. Dat is ook zoals dat weer werkt
in een rechtsstaat. Dan gaan we dus niet online beelden delen en daarbij onze eigen
ideeën vormen. We weten niet wat eromheen gebeurt. We weten niet wat er vooraf is
gebeurd. We gaan niet namen van agenten delen en zeggen: je gaat ze opzoeken. We gaan
ook niet online zeggen dat de politie per definitie liegt en bedriegt.
Voorzitter. Ik denk dat het goed is om direct door te gaan naar de vele vragen die
er natuurlijk zijn. Ik begin met hele actuele punten, terwijl de Kamerleden het terecht
ook hadden over heel veel andere actuele zaken. Die stonden misschien iets minder
in de krant de afgelopen week, maar daar is heel fundamenteel ook het een en ander
aan de hand en gebeurd. Mijn eerste set gaat over de landelijke eenheid. De tweede
set gaat over politiepersoneel. Dan heb ik een mapje over discriminatie. Als laatste
heb ik een mapje met andere hele belangrijke zaken.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb nog één vraag over de intro van de Minister. Ik heb mij afgelopen week verbaasd,
omdat ik een politiechef in NRC het volgende zag zeggen. «Ik zeg: geef boeren meer
perspectief, anders worden ze wanhopig en dan krijg je dit. Ook de aanpak en tolerantie
vanuit de politie zal niet veel afwijken van de afgelopen weken.» Ik was benieuwd
hoe de Minister dit had gelezen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank voor deze vraag. Ik kan daar heel duidelijk over zijn. Ik heb dat de afgelopen
week, weken inmiddels, aangegeven. Ik zei net ook: ik zie hier twee groepen. Ik zie
boeren die zich zorgen maken, die boos zijn, die het hier niet mee eens zijn – alle
emoties zitten ertussen – en die hun stem laten horen. Daar is ook alle ruimte voor.
Ik zie ook steeds meer actievoerders die misbruik maken van het recht om te demonstreren
en die vervolgens agenten belagen, journalisten bedreigen en andere ondernemers in
de problemen brengen. Je ziet dat onze politie wereldwijd bekendstaat om het de-escalerend
vermogen: zorgen dat dingen niet uit de hand lopen, zorgen dat andere mensen eromheen,
bijvoorbeeld weggebruikers, niet in gevaar komen en daarna wellicht kunnen beboeten
en handhaven. We hebben het ook zo ingericht in ons land dat dat aanvankelijk zal
gebeuren. Maar naarmate het uit de hand liep ... Het OM heeft vorige week een heel
duidelijk persbericht uitgebracht en gezegd: dit is onacceptabel; we zullen optreden.
Dat is precies hoe ik er ook in sta. Het is niet zo dat je wegkomt met de belaging
van agenten. Als op dat moment de-escalerend wordt gewerkt, dan word je daarna uit
je bed gelicht. Dat hebben we ook gezien. Alle boeren – en iedereen zegt dat – zeggen:
we zijn het gewoon totaal niet eens met wat ze in Den Haag doen. Er is alle ruimte
om het op die manier duidelijk te maken binnen de grenzen van de wet. Ik heb de politie
ook zien handelen binnen deze lijnen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De Minister geeft nu haar eigen mening. Die vat ik even samen als: niemand staat in
dit land boven de wet, ook de boeren niet. Dat deel ik helemaal. Maar ik vroeg haar
naar haar mening over de uitspraken van de politiechef. Want ik heb me er wel over
verbaasd. Ik heb gedacht: is het nou beleid dat de politie hier toch op de inhoud
op ingaat? Ik vond er ook een signaal van uitgaan alsof er toch net ietsjes meer mogelijk
was. Dat vond ik, met alle respect voor de hele grote groep boeren die hier niet aan
mee heeft gedaan op deze manier, een gek signaal. Ik was benieuwd of de Minister daar
nog iemand op aangesproken heeft.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik heb de politiechef zelf niet gesproken de afgelopen dagen, dus sinds dat interview.
Ik heb hem daar niet over gesproken. Ik heb dat interview gelezen als dat hij sprak
vanuit zijn professie, vanuit de-escaleren. Ik heb de afgelopen dagen ook heel veel
van de politiemensen gehoord dat zij ontiegelijk balen van de positie waarin zij zitten.
Want de Nederlandse politie staat naast de mensen. De afgelopen dagen zag je dat ze
door de acties die vervolgens volledig uit de hand liepen – dan heb ik het specifiek
over die acties; er zijn er natuurlijk ook heel veel vreedzaam geweest – steeds het
gevoel kregen: we worden tegenover mensen gezet door wat er nu gebeurt. Dat gaat het
niet om het stikstofbeleid. Nee, dat gebeurt vanuit hoe de Nederlandse politie gewend
is te werken. Zo heb ik het dus gehoord. Ik ben blij dat ik met mijn antwoord in ieder
geval kan aanscherpen hoe ik dat heb gelezen en hoe ik daarnaar kijk.
De voorzitter:
Gaat u verder. O, er zijn nog interrupties. Ik heb het niet helemaal kunnen volgen.
Ik ga eerst naar mevrouw Simons.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Ik ging ervan uit dat de Minister daar later in een van de andere blokjes op in zou
gaan. Maar het gaat nu wel over het volgende. Ik heb in mijn bijdrage ook niet alleen
gerefereerd aan de houding van de politie tijdens de boerenprotesten, maar vooral
aan de relatie tussen die houding en diezelfde houding bij andere protesten. Dat zijn
namelijk vreedzame protesten waarbij mensen bijvoorbeeld strijden voor een veilig
dak boven hun hoofd of waarbij ze zich verzetten tegen het gif dat racisme heet. Ik
heb de Minister gevraagd hoe zij die verhoudingen ziet.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De Nederlandse politie doet niet aan selectief handhaven.
De voorzitter:
Oké. Mevrouw Simons, wees voorzichtig; u heeft drie vragen.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Ja, voorzitter. Maar mijn hemel! Voor iedereen is duidelijk dat de houding in het
ene geval is dat mensen preventief worden aangehouden en zoals in Rotterdam met geweld
worden benaderd terwijl daar geen enkele aanleiding toe was, maar het misschien zou
kunnen escaleren. Dat staat tegenover de houding zoals in het interview waar mevrouw
Van der Werf naar verwijst. Dan kan ik natuurlijk niet genoegen nemen met het antwoord:
de Nederlandse politie is niet selectief in haar handelen. Dat is zij wel. Dat kaarten
we hier ook aan. Dat doet niets af aan al die agenten die verder prima werk doen,
waar ik ook baat bij heb als Kamerlid. Dat staat buiten die orde. Maar ik kan niet
werken met een Minister die weigert te zien dat er wel degelijk verschil is in hoe
de politie de afgelopen weken heeft opgetreden versus hoe de politie optreedt tegen
een aantal anders burgers die ook niet tevreden zijn met het overheidsbeleid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De politie zal altijd samen met de burgemeesters, het OM en het lokaal gezag – het
is altijd aan het lokaal gezag als het gaat over de openbare orde en veiligheid –
bezien wat er aan de hand is. Zij maken ook samen de afweging: hoe kunnen we hier
het beste handelen, handhaven of de verbinding zoeken en de-escaleren? Dat zal per
gebeurtenis, per incident, verschillen. Dat heeft te maken met de locatie, de omstandigheden,
het aantal mensen en de spullen die ze bij zich hebben. Dat betekent dat de politie
dus niet doet aan selectief handhaven, maar dat die per incident, locatie, gemeente
en demonstratie de afweging maakt hoe daar het beste te handelen. Dat is de reden
waarom ik afgelopen week het volgende zei. Ik heb elke dag vragen gehad van de media
over één specifieke gemeente. Elke dag was het een andere gemeente. «Waarom is daar
niet gehandeld? Waarom is daar wel gehandeld?» Dat kan ik nooit vanuit Den Haag gaan
bepalen; dat gebeurt altijd lokaal.
Mevrouw Simons begon ermee dat er door de politie met geweld, zonder enkele aanleiding,
random mensen worden gearresteerd. Daarbij zegt ze: dat doet niks af aan al die agenten
die daar werken. Maar dat is dus precies waarom ik mijn inleiding begon zoals ik die
begon: dat doet het wel. Dat hebben al die mensen, die niet alleen een degelijke opleiding
hebben gevolgd, echt een blauw hart hebben en heel bewust voor het vak hebben gekozen,
niet gedaan omdat ze denken: ik sta elke ochtend op om zonder enkele aanleiding geweld
te gebruiken op burgers waar ik eigenlijk naast wil staan in plaats van tegenover.
Die beide waarheden kunnen niet naast elkaar bestaan, en zeker niet in een rechtsstaat.
Dat kan niet in een democratische rechtsstaat waarin wij allen, de politie en alle
andere diensten gebonden zijn aan wettelijke kaders die we met elkaar hebben afgesproken.
Ik neem daar dus wederom echt, echt afstand van.
De voorzitter:
Meneer Van Houwelingen, of ziet u ervan af? Ja. Gaat u verder met uw beantwoording.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Er waren een aantal vragen over de Landelijke Eenheid, waaronder van de VVD en GroenLinks.
Zij vroegen: hoe gaat u sturen op de benodigde wijziging in cultuur en leiderschap
naast de structuurwijziging? Voor degenen die dit onderwerp langer volgen, is dat
een hele logische vraag. Ik zeg één zin vooraf. Er is heel veel gebeurd bij de Landelijke
Eenheid waar we niet trots op zijn. Er zijn ook afdelingen, diensten en delen bij
de Landelijke Eenheid die uitzonderlijk goed werk doen. Volgens mij doen alle individuen
daar dat. Maar als je kijk naar wat er de afgelopen jaren gebeurd is, dan doet dat
ons pijn.
Ik ben blij met de onderzoeken die er liggen en met de aanbevelingen van de commissie-Schneiders.
Die geeft aan dat de structuurwijziging wijs is. Maar die geeft ook heel duidelijk
aan: er is een wijziging in de cultuur nodig en in het leiderschap. Kamerleden zeggen
terecht: «Dat is wat lastiger in te richten vanaf hier. Een structuurwijziging kun
je invullen, maar hoe doe je dit nou? Hoe gaan we dit met elkaar volgen? Hoe wordt
de Kamer geïnformeerd?» Ik ben het zeer eens met de leden als Michon-Derkzen en Ellemeet
die hier die vraag stelden, maar ook met anderen, dat het ontzettend belangrijk is
om zicht te houden op de uitvoering van de aanbevelingen. Zoals ik ook in het vorige
commissiedebat Politie tegen de Kamer zei: ik zit erbovenop. Dit is niet iets waarvan
ik denk: het komt wel goed nu we die aanbevelingen hebben. Het luistert natuurlijk
heel erg nauw.
Ik heb de korpschef gevraagd om in het transitieplan aan te geven hoe hij opvolging
zal geven aan de aanbevelingen. Dat gaat natuurlijk ook over leiding en de cultuurverandering
die er daarmee ook moet komen. De commissie-Schneiders is gevraagd om dit te monitoren
en om hier gevraagd en ongevraagd advies over te geven aan mij. Dit gebeurt periodiek,
maar ik heb met de heer Schneiders afgesproken dat hij altijd bij, in dit geval, mij
terechtkan als hij tussendoor denkt: dit is nu nodig. Daarnaast heb ik natuurlijk
mijn reguliere gesprekken met de korpschef. Dit is uiteraard een terugkerend thema.
Daarnaast is er natuurlijk ook het stelsel van toezicht en waarborgen, waarbij verschillende
toezichthouders zoals de inspectie zicht houden op de taakuitvoering. Dat gaat dus
ook gewoon door. Wij zullen ook conform moties, meen ik, en toezegging richting de
Kamer per halfjaarbericht continu rapporteren hoe het staat met de voortgang van de
transitie.
Heel veel Kamerleden vragen: hoe gaan we de werkcultuur verbeteren? Cultuur is ongeveer
het lastigste om te veranderen in een organisatie. Ik ben er dus heel blij mee dat
de commissie-Schneiders wel echt enkele hele praktische aanbevelingen meegegeven heeft
voor het inzetten van een cultuuromslag. Dat is wel heel waardevol. Al deze aanbevelingen
worden overgenomen. Dat betekent bijvoorbeeld het volgende. De commissie adviseert
om gewenst en ongewenst gedrag heel expliciet te formuleren, zodat je met elkaar een
gedeeld kader hebt van wat gewenst en ongewenst gedrag is. De commissie adviseert
ook om te bezien of leidinggevenden hun voorbeeldrol kunnen vervullen en om beleid
op te stellen voor leidinggevenden die niet mee willen of kunnen in de cultuuromslag.
Ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is om dat aan de voorkant letterlijk te benoemen.
Ik heb in veel organisaties gewerkt. Ik ben geen jurist, maar ik heb dit deel, cultuuromslag,
wel gestudeerd. Dat scheelt. Volgens mij komt het zelden voor dat je dit zo letterlijk
aan de voorkant benoemt en aanwijst, en dat je ook zegt tegen degenen die niet mee
kunnen komen: dan hebben we gewoon een ander plan voor u, maar dan gaat het hier niet
gebeuren. Het is al heel waardevol dat dat aan de voorkant wordt gezegd. Daarmee is
het nog niet geregeld, maar dat hebben we dan wel binnen.
Mag ik daar nog twee dingen aan toevoegen, voorzitter? Want dan ben ik klaar met deze
specifieke vraag. Dat komt ook in het transitieplan terug. Dan kunnen we met elkaar
volgen: hoe dan? Nogmaals, dit zeggen is leuk, maar hoe gaan we het dan vervolgens
doen? Ik zal die cultuuromslag zelf monitoren, in mijn formele gesprekken met de korpschef
en met de heer Schneiders, maar ook – ik weet dat de Kamerleden dat ook doen – in
alle gesprekken die ik on the record en off the record heb met alle mensen die daar
werken. Dat is natuurlijk heel belangrijk. Want uiteindelijk doen we dit allemaal
voor hen die dat veilig moeten kunnen doen.
Mevrouw Helder (PVV):
Misschien komt de Minister er nog op terug, maar ik wil de vraag toch hier stellen.
Ik heb gezegd: ik onderschrijf de aanbevelingen. Maar dat betekent dus ook het volgende.
Er worden nu nieuwe leiderschapsprofielen opgesteld, maar dat treft voornamelijk de
tactisch leidinggevenden. Die hebben vaker richting de strategisch leidinggevenden
– ik noem toch altijd maar weer de korpsstaf en de korpschef – aangegeven dat het
niet goed gaat. Zij zitten nu eigenlijk te wachten: val ik binnen het nieuwe profiel?
Zo gaat dat nu eenmaal. Ik ben daar ook helemaal voor. Maar ik vind het dan wel heel
vreemd dat de kapitein aan het roer met de Minister het transitieplan gaat maken.
Naar mijn mening kan dat dus gewoon niet.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ken de mening van mevrouw Helder. Ik heb ook in een van de voorgaande debatten
aan de hand van een motie – een deel van de Kamer was het daarover ook met mevrouw
Helder eens – gezegd: «Ik zie het. Ik neem daar kennis van.» Volgens mij is dat ook
een duidelijk signaal. Ik heb vertrouwen in de korpsleiding dat zij dit kunnen en
dat ze dit goed zullen doen. Ik denk daarbij het volgende. Ik weet dat dat niet door
iedereen wordt gedeeld. De elementen die ik net noemde zijn als waarborgen opgezet.
Die zijn überhaupt belangrijk in zo'n structuur, maar ook als je deze vraag stelt.
Die elementen zullen er denk ik bij helpen om het met elkaar in de gaten te houden
en ervoor te zorgen dat het echt vooruitgaat. Ik heb er echt alle vertrouwen in dat
de korpsleiding daar volledig achter staat en dit ook echt oppakt als een eigen ambitie
en verantwoordelijkheid. Maar ik denk ook dat we voor degenen die dat vertrouwen niet
hebben, heel veel waarborgen hebben ingebouwd om dat te kunnen volgen.
Mevrouw Helder (PVV):
Dan spits ik het toe op de voorbeeldfunctie. Dat staat ook gewoon in het rapport van
de commissie-Schneiders. Het kan niet zo zijn dat iemand onder wie het allemaal is
gebeurd, die vervolgens de gewezen chef van de Landelijke Eenheid was onder wie het
allemaal heeft voortbestaan naar een vicevoorzitterschap van Interpol wil katapulteren,
degene is die de voorbeeldfunctie alsnog weer moet gaan vervullen. Dat is eigenlijk
niet eens een vraag. Ik heb feiten genoemd op basis waarvan het vertrouwen van de
PVV er in ieder geval niet is. Als het gaat om de voorbeeldfunctie: een blind paard
kan nog wel zien dat dit natuurlijk niet gaat lukken.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Wellicht staat mevrouw Helder mij toe – nogmaals, ik ken het standpunt – dat ik in
ieder geval inga op de specifieke vragen van haar en van haar collega's over al die
elementen. De heer Van Nispen vroeg bijvoorbeeld: hoe gaan we het doen als mensen
weg moeten bij de politietop? Dat zijn zaken waar we wel met elkaar op kunnen sturen
en waar we naar kunnen kijken. Ik probeer erg weg te blijven bij welke specifieke
personen je waar neerzet, omdat dat simpelweg ook niet mijn taak is. Maar ik heb er
natuurlijk wel antwoorden op hoe we de structuren met elkaar gaan inrichten en hoe
we dat met elkaar gaan volgen. Dat is namelijk wel mijn taak. Ook dat kan de Kamer
goed volgen. Dat is de bedoeling.
De voorzitter:
Dat komt zo.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat komt nu allemaal.
De voorzitter:
Maar er is nu nog een interruptie van de heer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Het is fijn dat de Minister ook echt wat kan bijdragen als het gaat om de cultuuromslag.
Ik weet inderdaad dat ze daar in het verleden wat mee gedaan heeft en dat ze dat zelfs
heeft gestudeerd. Ze sprak over een onduidelijke normstelling. Dat wordt ook gesteld
in de commissie van de Eerste Kamer. Het gaat over de samenhang tussen de onduidelijke
normstelling, leiderschap, professionalisering, de politiecultuur en klachtenprocedures.
Het is eigenlijk opvallend, want je kunt zeggen: dat is al jaren aan de hand. Mijn
vraag is heel concreet: is er bij de politie een anti-pestprotocol?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Op de vraag of er zo'n specifiek protocol is kom ik straks terug, als dat mag. Dat
check ik. Ik heb oprecht geen idee.
De voorzitter:
Dat nemen we even op in de administratie. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik had die ene vraag van de heer Azarkan over de klachtenprocedure en het onderzoek
van de Eerste Kamer er al even bij gepakt, maar daar kom ik straks op terug.
De heer Van Nispen zei: er moeten mensen weg bij de politietop. Hoe zal dit gaan?
Op welke termijn? Hoe wordt dat dan ingericht? Zoals gezegd heb ik de korpschef gevraagd
om een transitieplan te maken. Wij krijgen dat binnenkort, na de zomer. Het ligt wat
mij betreft in de rede dat de schouw van de leiding een van de eerste stappen is in
de transitie. Dan gaat het om de capaciteiten en de kwaliteiten; het zal uiteraard
niet gaan over de namen. De rol van de leiding is zeer bepalend, in het bijzonder
in de transitieperiode. Ik vind het zelf heel belangrijk dat de mensen die ingezet
worden een frisse blik hebben en er op die manier naar kunnen kijken. Ik denk echt
dat de Landelijke Eenheid dat verdient. Hoe dat er dan precies uit moet zien, wie
dat dan zijn en noem maar op, dat wil ik deels in het transitieplan zien en deels
is dat aan de organisatie. Maar ik denk dat heel helder is wat we hier zoeken en wat
de commissie-Schneiders daarover adviseert. Het is ongelofelijk cruciaal dat deze
mensen het vertrouwen van de werkvloer moeten hebben. Ik denk dat wij vanuit Den Haag
lastiger kunnen bepalen wie dat zijn, dus dat moeten we niet doen, maar het moet daar
wel heel goed zitten. We praten nu over mensen die mee kunnen en die niet mee kunnen.
Uiteindelijk zijn het allemaal mensen die daar hun best hebben gedaan. Ik denk dat
het voor alle leidinggevenden ontzettend belangrijk is dat er snel duidelijkheid is
over hun toekomst, zodat we het netjes kunnen regelen als die mensen geen toekomst
hebben bij de Landelijke Eenheid.
De heer Van Nispen (SP):
Nog niet eerder is zo duidelijk geworden, zowel uit het rapport van de commissie-Schneiders
alsook uit de kabinetsreactie, dat er wat moet veranderen en dat er dus mensen zullen
moeten vertrekken bij de politietop. Dat is voor die mensen zelf van belang en daar
moet respectvol mee worden omgegaan, maar het zal ook een verlichting zijn voor de
werkvloer. Ik ben dus heel blij dat de Minister zijn dat de werkvloer daar natuurlijk
uitdrukkelijk bij betrokken moet worden. Ik ben benieuwd hoe dat gaat gebeuren. En
ik wil nog graag van de Minister weten of ons voorstel voor een onderzoek naar netwerkcorruptie
– dat klinkt heel eng, maar het gaat eigenlijk over de weerbaarheidsscan die onder
andere door het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt gebruikt – daar een rol bij
kan spelen om vriendjespolitiek te beëindigen. Als dat zo is, dan is het verstandig
om dat snel in te zetten. Want dan kan beter bepaald worden om welke mensen het mogelijk
zou moeten gaan.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Op die specifieke vraag over netwerkcorruptie kom ik nog terug. Die heb ik wel gezien,
maar volgens mij heb ik die niet in mijn setje. Uiteindelijk is het een opgave voor
de korpsleiding om te zorgen, met deze inrichting met de twee aparte takken van de
LE, dat er echt draagvlak is op de werkvloer voor degenen die daar worden neergezet
en daar in charge komen.
Ik kom straks op die ene vraag terug, maar wellicht is het goed om een bruggetje te
maken naar de vraag van mevrouw Van der Werf. Zij had ook een vraag over de werkvloer:
we zien dat er nog wordt nagedacht over in wat voor structuur die contacten zijn,
maar wat betekent het en is daar dan een-op-een contact? Het is goed om te benadrukken
dat de monitoringscommissie een onafhankelijke commissie is en zelf bepaalt waar adviezen
naartoe gaan maar ook hoe de contacten zijn op de werkvloer. Ik ga de commissie niet
vooraf beperken in op wat voor wijze die contacten gelegd moeten worden. Er werken
6.000 mensen bij de Landelijke Eenheid, dus het is wel handig om mee te denken over:
hoe kan je organiseren dat in ieder geval de contacten zo zijn dat veel mensen gehoord
worden? Maar de commissie zal dat niet per se een-op-een-op-een-op-een doen, want
het zijn er 6.000. Die opmerking is dus meer zo bedoeld. Het kan ook gaan over teamsessies
en we hebben de ondernemingsraad. Maar ik ga de commissie niet vooraf beperken. De
commissie kan in die zin doen wat ze wil. Ik kom op die ene vraag straks terug.
De voorzitter:
Ja, die komt straks terug. Ik zou u willen vragen om echt korter te antwoorden.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zal dat sneller doen.
De voorzitter:
Ik begrijp uw betrokkenheid en we zijn allemaal heel geïnteresseerd, maar het is ook
van belang dat we overal goed antwoord op krijgen. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Mutluer had ook een vraag over dat niet alle leidinggevenden mee kunnen. Dat
heb ik nu in een interruptiedebat gezegd. Inderdaad, we zijn daar ook gewoon eerlijk
over. Ook dat moet zorgvuldig gaan. Uiteindelijk verdienen die mensen ook dat ze duidelijkheid
hebben en verder kunnen met hun leven. Dat moet goed geborgd zijn in het transitieplan
en natuurlijk ook achter de schermen.
Mevrouw Van der Werf vroeg: hoe gaat de Minister ten aanzien van flexibiliteit en
wendbaarheid met de medewerkers aan de slag om te zorgen dat de cultuuromslag succesvol
wordt afgerond? Ik denk dat met de aanbevelingen van de commissie-Schneiders en ook
de bereidheid van de korpschef ... Was de vraag van de heer Knops? Sorry, jullie lijken
ook erg op elkaar. Het is voor allebei een compliment. Het wordt dus op die manier
daar geborgd. De monitoringscommissie zal in nauwe verbinding staan met de medewerkers
op de werkvloer om te kunnen zien: hoe gaat dit dan? Dat is denk ik een hele belangrijke
waarborg.
Mevrouw Van der Plas vroeg nog specifiek over de Landelijke Eenheid: hoe borg je de
aanpak van ondermijning en georganiseerde misdaad? Zo heb ik haar vraag verstaan.
De Dienst Landelijke Recherche is op dit moment een onderdeel van de Landelijke Eenheid
en houdt zich bezig met de aanpak van zware en georganiseerde criminaliteit en ondermijning.
Vele van de successen die we in de krant lezen, zijn mede te danken aan de landelijke
recherche. Er zijn dus echt heel grote successen die onder de Landelijke Eenheid vallen.
De commissie-Schneiders adviseert een structuurwijziging bij de Landelijke Eenheid.
We zijn nu aan het kijken hoe je deze rol daarin borgt. Je krijgt één Landelijke Eenheid,
die specifiek is gericht op de opsporing van zware en georganiseerde criminaliteit.
Daar zal de landelijke recherche, die dan misschien net iets anders komt te heten,
een heel belangrijke rol in hebben. Dat wordt dus geborgd, even wat korter gezegd.
Mevrouw Mutluer vroeg: hoe ga je ervoor zorgen dat die twee LE's gelijkwaardig zijn
en dat het gelijk oploopt? Dat is inderdaad absoluut het uitgangspunt. Zoals gezegd
richt de ene eenheid zich op opsporing en de andere op specialistische en coördinerende
taken. Wat de bedoeling is, wat de insteek is en wat zo meteen ook de invulling wordt,
is dat het elkaar niet bijt maar juist elkaar versterkt en dat dat gelijk oploopt.
Dat moet ook benadrukt worden, omdat de specialistische ondersteuning en de coördinerende
taken even belangrijk zijn als de opsporingseenheid. Die ga je dan ook gelijk inzetten.
Het is ook de bedoeling dat ze de regionale eenheden gelijk versterken. Vanuit de
inzet nu, de adviezen en de opbouw moet dat zo oplopen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik begrijp de Minister. Ik stelde deze vraag overigens ook aan Schneiders, want hij
had bewust het woordje «gelijkwaardig» opgenomen in zijn rapport, omdat ik denk dat
hij zich daar ook zorgen om maakt. Op het moment dat je een Landelijke Eenheid hebt
die over de operaties gaat, bewaken en beveiligen op 1–0 achterstand staat omdat die
100 miljoen er niet is en je een landelijke opsporing hebt, vraag ik me af hoe die
gelijkwaardigheid geborgd wordt. Mijn specifieke vraag aan u is: hoe ziet u uw rol
daarin? Ik denk dat u het ook wil, maar we weten allebei dat het best ingewikkeld
gaat worden. Hoe wilt u dat doen?
De voorzitter:
Hoe wil de Minister dat doen?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik denk dat in ieder geval met mijn reactie op het transitieplan straks ... Ik kan
sowieso richting mevrouw Mutluer toezeggen dat ik dan nader hierop zal ingaan, want
dan heb ik het plan waarvan de organisatie hopelijk zegt: dit dragen wij, wij zijn
het er volledig mee eens en zo gaan we het doen. Dan kan ik ook mijn rol daarbij beter
formuleren. Wat mevrouw Mutluer aan mij merkt, al vanaf het begin dat we deze debatten
hebben, is dat ik daar geen taken wil overnemen die ik helemaal niet kan overnemen
omdat ik veel te ver van de organisatie af sta. Plus het is mijn bevoegdheid niet,
maar dat wil je ook helemaal niet. Tegelijkertijd moet ik niet alleen monitoren, maar
ook bijsturen als het niet uitpakt zoals we dat samen willen. Als mevrouw Mutluer
het goedvindt dat ik daar nader op terugkom, dan hebben we het dan concreet over:
dit is het transitieplan, zo zie ik mijn rol en zo zie ik de rol en de ruimte voor
de Kamer. Ik denk dat dat het makkelijkst is.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dat lijkt mij een concrete toezegging van de Minister via u, voorzitter. Dus als dat
genoteerd wordt, graag.
De voorzitter:
Ja, daar mag u van uitgaan. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan heb ik de vraag van de heer Knops over de 20 miljoen voor de transitie: is dat
genoeg voor de transitie van de Landelijke Eenheid? Dat is op dit moment nog niet
te zeggen, eerlijk gezegd. Dat heeft ook te maken met de invulling van het transitieplan
en hoe dat eruitziet. Als je het goed wilt doen, is het een fundamentele verandering.
Gelukkig is er via de motie-Hermans structureel 20 miljoen beschikbaar gesteld voor
de verbeteringsslag bij de Landelijke Eenheid. We zullen precies moeten zien welke
kosten daar nog bovenop komen of niet. Ik hoop dat met het transitieplan scherper
te hebben.
Dan heb ik nog de vraag van mevrouw Ellemeet over de hackbevoegdheid. Die heb ik bij
de Landelijke Eenheid gedaan, omdat degenen die zich daarmee bezighouden, de besten
van de wereld, bij de Landelijke Eenheid zitten. Het leek dus logisch om dat te doen.
Zij vroeg: hoe gaat de Minister om met de uitvoering van de hackbevoegdheid van de
politie en het feit dat de leverancier kan meekijken in het geldend rechtskader? Onmisbare
expertise op dit terrein ligt bij commerciële partijen. Dat is wel wat het is. De
Nederlandse overheid is in die zin vaker afhankelijk van goede samenwerking met commerciële
partijen vanwege de onmisbare expertise. Daar heb ik het vaker over gehad in deze
commissie. Het zal ook vaker gebeuren, maar dat is de realiteit waar we mee te dealen
hebben. Door screening door de AIVD van leveranciers van commerciële software en het
maken van bindende contractuele afspraken met leveranciers wordt wel de integere uitvoering
geborgd. Op die manier hebben we altijd de borging geregeld. Er komt overigens een
evaluatierapport van het WODC over de Wet computercriminaliteit. Dat komt na de zomer.
Mogelijk zullen we er dan ook hier verder op ingaan.
Dan ben ik bij het volgende deel: politiepersoneel.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een vraag over een punt over de Landelijke Eenheid dat ik belangrijk vind om geëxpliciteerd
te hebben, en dat is de uitvoeringskracht van de politie. Je ziet dat er in het inspectierapport
over tien jaar inspectie nog zo veel kleine dingetjes worden genoemd die nog niet
op orde zouden zijn. Ook Struijs noemde van de week over de evaluatie nationale politie
van de commissie-Kuijken dat hij blij zou zijn als daar nu 20% tot 30% van is uitgevoerd.
Ik hoor het u allemaal zeggen: de rapportage-Schneiders, uw gesprekken, het halfjaarbericht.
Hoe zorgen we dat, met alle goede intenties, nu daadwerkelijk gaat gebeuren wat er
moet gebeuren? Want daar heeft de politie niet het allerbeste trackrecord in.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Volgens mij doen we dat op een paar manieren. Ten eerste, en dat is misschien ook
het bruggetje straks naar het volgende mapje: dat deze coalitie en de voorgaande coalitie
hebben gedaan, is fors investeren in de politie en ook fors investeren in elementen
– daar hebben we het de vorige keer over gehad – die misschien wat minder sexy klinken,
zoals ICT-programma's. Maar als je dat niet doet en vervolgens onze agenten, of het
nou binnen de Landelijke Eenheid is of op straat, op pad stuurt met «nou, succes met
je werk», dan is dat echt niet fair. We hebben dat wel gedaan. Er wordt fors geïnvesteerd
in extra mensen. Dat gaan we met z'n allen niet morgen al merken, maar hopelijk wel
de komende jaren. Ik zeg «hopelijk», maar ik ga daarvan uit en daar zetten we alles
op in. Tegelijkertijd is de ambitie ... Weet u, de problemen zijn wel heel helder.
Die rapporten, die voor ons allemaal heel pijnlijk waren om te lezen, hebben dat wel
heel erg duidelijk op tafel gelegd. De aanbevelingen zijn heel erg strak geformuleerd
en we zijn er met z'n allen bij. Volgens mij heeft niemand hier in deze ruimte het
gevoel: nu komt het wel goed, laat maar. Ik denk dat we op deze manier dit kunnen
waarborgen.
Ik zeg nog één ding. De urgentie wordt zeer gevoeld. Het zal wel tijd kosten. Dat
zegt ook de heer Dros, die dit op dit moment trekt: het zal tijd kosten. Ik denk dat
we ze de rust moeten gunnen om dat vervolgens intern goed te kunnen regelen. Alleen
zo krijgen we een cultuuromslag, niet omdat wij vanuit Den Haag zeggen dat het moet.
Zo bedoelde mevrouw Michon het niet, maar ik denk dat dat wel een kritieke factor
is voor succes als wij ze het vertrouwen en de rust gunnen om dat te kunnen doen op
een manier dat we het wel kunnen monitoren.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan was ik dus bij het volgende mapje: politiepersoneel en alle vragen daarover. Mevrouw
Van der Werf had een vraag over het Bureau Bijzondere Instroom: is de Minister bereid
om zo'n bureau op te richten? Ze verwees naar Defensie, dat zo'n bureau heeft. Kandidaten
die op één onderdeel het selectieproces niet op de juiste manier hebben kunnen afronden
– dat worden dan «positieve missers» genoemd – kunnen worden teruggeplaatst in het
selectieproces. Er is dus ruimte om wederom een kans te krijgen. Door een actieve
werving en begeleiding van kandidaten gedurende het selectieproces is het mogelijk
om meer goede kandidaten te werven. De Politieonderwijsraad heeft ook geadviseerd
om kandidaten die bekend zijn bij de afdeling werving en selectie een steuntje in
de rug in de vorm van begeleiding te geven om alsnog toegang tot het politieonderwijs
te verwerven. Ik steun dat idee. Dit is allemaal geen antwoord op de vraag van mevrouw
Van der Werf of ik wil kijken naar zo'n bureau. Ik denk dat het goed is om te onderzoeken
op welke manieren er nog meer flexibiliteit kan worden gecreëerd in het personeelsbeleid.
Ik kijk graag naar dat idee van Defensie en wellicht nog andere ideeën. Het is wellicht
wel goed om een winstwaarschuwing te geven. Ik denk dat er door de beperkte capaciteit
bij de politie weinig mogelijkheden zijn voor het oprichten van een heel speciaal
bureau en dat het weinig toegevoegde waarde heeft. Maar volgens mij bedoelt mevrouw
Van der Werf: kan je ook leren van andere organisaties om je heen waar ook bepaalde
tekorten zijn en kan je daar creatief mee omgaan? Ik ben zeer bereid om toe te zeggen
dat ik dat onderzoek ga doen.
De voorzitter:
Ik ga ervanuit dat u te zijner tijd met een brief daarover naar de Kamer komt.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Zeker, ja.
De voorzitter:
Het laat zich nog moeilijk voorspellen wanneer dat zal zijn. Dit jaar nog?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik denk dat we er dit najaar sowieso een eerste reactie op kunnen geven.
De voorzitter:
Voor de begroting?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
En of dat dan een degelijk uitgevoerd onderzoek is of dat we dan de eerste ideeën
mee kunnen geven, dat moet ik even in het midden laten. Maar ik zorg dat we in het
tweede deel van het jaar dat sowieso in het volgende halfjaarbericht kunnen verwerken.
De voorzitter:
Voor de begroting? Ik vraag het maar even voor de helderheid. In het najaar kennen
we altijd twee momenten: voor en na de begroting.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Voor het einde van het jaar.
De voorzitter:
Voor het einde van het jaar. Prima. Wilt u hier nog over doorgaan, mevrouw Van der
Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik aarzel of ik mijn laatste interruptie moet opmaken aan een reactie.
De voorzitter:
Ik zou het niet doen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dan doe ik het niet en dan zeg ik dat in mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Doet u dat. Heel verstandig. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ook een winstwaarschuwing. Dank.
Dan had ik hier een vraag van de heer Nispen en mevrouw Van der Werf over: hoe gaan
we de organisatie op orde krijgen? Ik begrijp die behoefte wel. De heer Van Nispen
had het over een realistisch plan. Volgens mij hebben we een heel realistisch plan
en doet het een beetje pijn, omdat de realiteit ons laat zien dat het niet morgen
rond is. Dat is even de worsteling waar ik ook in zit. Ik zou het ook liever veel
sneller doen. Maar we investeren fors, zoals ik al richting mevrouw Michon zei. Dat
doet dit kabinet, maar het vorige deed dat ook. We zien steeds meer stappen vooruit
bij de politie. Dan gaat het niet alleen over meer blauw op straat, maar ook over
de systemen. Dan gaat het ook over de middelen die de politie krijgt. Samen met de
Politieacademie, waar natuurlijk ook veel gedaan is, de politieorganisatie en de vakorganisaties
zet ik mij echt in om de instroom en doorstroom binnen de politieorganisatie te bevorderen.
Dat betekent dat alles op alles wordt gezet om agenten versneld in te laten stromen
in de politieorganisatie. Ik weet dat de heer Van Nispen dit met mij deelt, dat hij
dit snel wil maar ook wil zorgen dat de mensen die vervolgens instromen en weer uitstromen,
de straat op, de vaardigheden hebben. Daar hebben we nu een balans in gevonden. De
instroom in de Politieacademie is in 2021 verviervoudigd ten opzichte van 2014. Nogmaals,
we willen meer; dat zie ik. Maar ik wil ook even benadrukken wat er allemaal al gedaan
wordt. De afgelopen jaren zijn er heel veel verschillende capaciteitsbevorderende
maatregelen ingevoerd en is het personeelsbeleid geflexibiliseerd op het gebied van
zowel zijinstroom als instroom en doorstroom.
De heer Van Nispen (SP):
Of de investeringen echt fors zijn, daarover verschillen wel de meningen. Het is in
ieder geval zeker niet genoeg. Kijk alleen al naar de 100 miljoen die nu nodig zou
zijn voor bewaken en beveiligen, maar die er dus gewoon niet komt, in ieder geval
niet volledig komt. Dat antwoord hoop ik nog te krijgen. Met een realistisch plan
bedoel ik ook dat je volledig eerlijk bent. Dat verdienen de agenten en dat verdient
de samenleving. Volgens mij is het niet handig – dan druk ik mij heel netjes uit –
om vast te blijven houden aan het beeld dat in 2024 of in 2025 de boel op orde zal
zijn. We zien nu dat er steeds minder instroom is dan gepland en we horen ook dat
de uitstroom hoger is dan gepland. Tot nu toe dachten we steeds dat er 17.000 mensen
met pensioen zouden gaan, maar inmiddels blijkt dat de verwachting is dat het er 20.000
zijn. Volgens mij hebben we dan echt een megaprobleem. Ik vind het dan eerlijk – dat
gaat nog veel meer pijn doen dan de Minister nu eigenlijk al zegt – om te zeggen welke
taken de politie de komende tijd niet meer kan en zal gaan doen. Anders laten we het
gebeuren en dan is de politie niet meer in de wijken, dan worden boeven niet meer
gevangen en dan worden opsporingsonderzoeken stilgelegd. Het kan dus niet allemaal
meer, omdat er in het verleden niet voldoende is gebeurd en omdat er nu ook niet voldoende
gebeurt om de boel op orde te krijgen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik was het bijna eens, tot de laatste zin, want we doen echt alles wat we op dit moment
kunnen. Ik ben het met de heer Van Nispen eens; ik zou willen dat er meer kon. We
hebben ook te maken met het absorptievermogen van een organisatie. De heer Van Nispen
hoorde mij nu niet zeggen «2024, 2025», omdat ik hem de vorige keer heb beloofd om
de nieuwe prognose af te wachten. Die heb ik gewoon nu nog niet en daarom zeg ik er
nu ook niks over. De prognoses die we tot nu toe hebben, laten die jaartallen zien.
Ik deel met hem dat je opnieuw moet kijken: is dat nog steeds het geval, verandert
dat, hoe ziet dat eruit? De nieuwe prognose komt met Prinsjesdag in het beheerplan.
Ik hoop natuurlijk dat daarin staat «zo snel mogelijk», maar ik zal daarin ook wederom,
zoals de heer Van Nispen mij hopelijk inmiddels kent, eerlijk laten zien: hoe staat
het ervoor, waarom staat het er zo voor en welke zaken zouden we eventueel extra of
minder moeten doen? Ik doe eigenlijk precies wat hij zoekt, maar ik heb tijd nodig
om die informatie binnen te krijgen. Anders ga ik filosoferen en daar heeft u niks
aan. Ik wil graag die cijfers hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De heer Van Nispen had in zijn eerste termijn ook gevraagd naar de 100 miljoen voor
bewaken en beveiligen. Zoals de heer Van Nispen weet, is bewaken en beveiligen een
van mijn speerpunten. Dat gaat mij zeer aan het hart. Het wordt beschreven en komt
ook terug in de Voorjaarsnota, waar ik erg blij mee ben. De NCTV, de politie en de
Koninklijke Marechaussee zijn op dit moment druk bezig met het maken en uitwerken
van de plannen hoe we het geld dat vrijgekomen is dan kunnen vormgeven. Vanaf 2024
komt er 50 miljoen vrij en vanaf 2025 wordt dit structureel 100 miljoen. De plannen
worden nu gemaakt. Zodra ik daar meer over kan melden, gewoon vanuit de praktijk,
zal ik dat uiteraard doen.
De voorzitter:
Het is uw laatste vraag, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik had er nog een hoop, maar het is wat het is. Het is wel nodig. We vinden met elkaar
bewaken en beveiligen van belang. De Minister vindt het van ongelofelijk belang en
ik denk dat we dat allemaal van meer dan groot belang vinden. Het lijkt net alsof
die 100 miljoen die nodig is er komt, in stapjes. Volgens mij komt het net iets aan
de late kant, want waarom zou het er dan niet bijvoorbeeld volgend jaar al zijn? Dat
is een deel van de vraag. Maar als alleen al voor de politie 100 miljoen nodig is,
dan is het heel vreemd dat die 100 miljoen niet alleen voor de politie is. Want het
deel dat naar het OM gaat of dat naar de Koninklijke Marechaussee gaat, die onder
Defensie valt, komt ook allemaal uit dat budget. Dat zou eigenlijk niet moeten. Door
de politie is becijferd: wij hebben 100 miljoen nodig. Dan lijkt het net alsof het
kabinet dat beschikbaar stelt. Maar dat is niet zo, want het gaat deels naar andere
organisaties. Terecht, want die andere organisaties hebben dat ook nodig; begrijp
mij niet verkeerd. Maar dan zou het dus boven op die 100 miljoen moeten komen die
alleen al voor de politie nodig is. Dan snap ik niet waarom dat gebeurt, als we allemaal
dit van het allergrootste belang vinden. Dit mag geen politiek zijn; hier mogen geen
concessies aan gedaan worden. Dit moet gewoon geregeld zijn.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Helemaal eens. Dit moet geen politiek zijn. Dit moeten we gewoon regelen. Wat we op
dit moment aan het doen zijn, is op grote schaal, zo groot als mogelijk, mensen opleiden
en klaarstomen voor bewaken en beveiligen. Er zit een maximum aan hoeveel mensen je
daarvoor per keer kunt opleiden. Daarom is het gefaseerd, zodat je door kunt gaan
met opleiden en met nieuwe mensen. De heer Van Nispen heeft helemaal gelijk: het is
een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daar wil ik nog twee dingen specifiek over
zeggen. Je ziet dat de KMar nu ook al veel doet. Daarom is het heel erg belangrijk
dat de NCTV, de politie en de KMar samen kijken. Ik heb in mijn brief over Bewaken
en Beveiligen, ik meen in april, aangegeven dat ik vind dat het stelsel aan modernisering
toe is, en dat zei de commissie-Bos vorig jaar ook. We moeten kijken hoe je dat sneller
en beter kan inrichten. Dat betekent niet alleen dat je dan misschien meer capaciteit
vrij kunt spelen, maar ook dat je de personen die bewaakt en beveiligd moeten worden
wat meer ademruimte kunt geven door bijvoorbeeld in pakketten te kunnen switchen en
dergelijke. We hebben het daar uitvoerig over gehad, maar het is volgens mij een onderdeel
van dit hele verhaal, behalve alleen middelen of alleen voor de politie. Volgens mij
moet je het integraal bekijken en dat doen we nu ook volop. We leiden nu ook mensen
op met het geld dat we al hadden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan de vraag van mevrouw Helder over PTSS en het aanvullend advies dat nu gevraagd
is. Ik had niet verwacht dat mevrouw Helder er nu al heel blij mee zou zijn, maar
ik hoop wel dat ze ziet dat het in ieder geval een stap is. Ik deel met haar dat het
ontzettend belangrijk is dat lopende restschadezaken – dat klinkt heel afstandelijk
en zakelijk, maar het gaat gewoon over mensen – van mensen met PTSS snel op een goede
wijze worden afgehandeld. Dat vind ik ontzettend belangrijk. Ik heb nu gezocht naar
een manier om daar een stap in te kunnen zetten. We hebben de commissie gevraagd om
een aanvullend advies, want in het advies dat voorligt worden geen uitspraken gedaan
over het voorstel voor de minnelijke schikking en over of het in individuele gevallen
redelijk was. Dan blijven we met elkaar heen-en-weer gaan en dat wil ik niet. Om hier
een onafhankelijk oordeel over te krijgen, heb ik de commissie verzocht hier aanvullend
een uitspraak over te doen voor lopende en toekomstige zaken. En ik heb gevraagd,
als zij de manieren zien om dat te kunnen doen, om te zoeken naar een alternatieve
oplossing. Ik wil niet dat wij tegenover mensen met PTSS staan, maar tegelijkertijd
moet ik tot een oplossing kunnen komen binnen de kaders die ik heb. Daarom heb ik
de commissie om hulp gevraagd. Daar komt het op neer.
Mevrouw Helder (PVV):
Het is inderdaad een stap, namelijk een stap achteruit, want die commissie had er
helemaal niet mogen zijn. Die commissie is door de voormalige Minister ingesteld om
een Kamerbreed aangenomen motie te omzeilen waarin duidelijk staat: er wordt niet
verrekend in die langlopende dossiers. Ik zal het blijven herhalen: dit is een stap
achteruit, precies waar ik al bang voor was. Er is een algemene uitspraak: er mag
op basis van de wet niet verrekend worden. Dan is het gewoon einde verhaal. Ik ben
heel blij dat de commissie, die er helemaal niet had moeten zitten, dat heeft geoordeeld,
want dan zijn we precies terug bij de aangenomen Kamermotie over niet verrekenen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik denk dat we nu het advies van de commissie maar weer afwachten. Dan gaan wij het
er zeker over hebben. Ik ken absoluut het standpunt van mevrouw Helder. Nogmaals,
ik hoop dat ik haar in ieder geval mijn intentie heb mee kunnen geven. Ik neem aan,
ik ga er helemaal van uit dat het ook de intentie was van mijn voorganger dat we niet
tegenover elkaar staan. Dit zijn mensen die onze steun verdienen. Ik probeer dat op
een goede manier in te vullen. Maar er komt een advies en dan gaan we het er hier
met elkaar over hebben. Dan zou het zomaar kunnen dat we het nog niet helemaal eens
worden, maar hopelijk iets dichterbij komen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan heb ik een vraag van mevrouw Helder over de afhandeling van de suïcidezaak van
de undercoveragent. Ik kan hier in deze zaal alleen maar zeggen dat ik hoop dat de
zaak snel tot een goede afronding komt, want dit is natuurlijk verschrikkelijk, het
onderwerp en überhaupt het gesprek, voor de nabestaanden. Ik weet dat de politie doorlopend
in gesprek is met de nabestaanden. Het gesprek over de financiële vergoeding loopt
via een advocaat. Ik weet dat men daar nog niet uit is. Ik begrijp waarom mevrouw
Helder het aanhaalt, maar ik vind het wel heel lastig om over zo'n specifieke zaak
verder te spreken. Ik wil haar in ieder geval meegeven dat ik vanuit mijn rol er alles
aan doe om het op een zo goed mogelijke manier af te ronden, maar dat het gesprek
plaatsvindt daar waar het plaats moet vinden.
De voorzitter:
Gezien de aard van dit onderwerp sta ik u eenmalig toe om nog een heel korte vraag
te stellen.
Mevrouw Helder (PVV):
Heel kort. Die gesprekken lopen, maar waarom wordt de juridische aansprakelijkheid
ontkend?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is het lastige met zo'n onderwerp, want het gaat over één zaak en nabestaanden.
Ik moet daar toch een zakelijk en juridisch antwoord op geven. Dat vind ik vervelend,
maar ik moet het wel doen. Dat is omdat de politie rechtspersoonlijkheid heeft. Ik
kan niet namens de politie aansprakelijkheid erkennen of de korpschef daartoe een
aanwijzing geven. Dat ligt echt bij de politie. Zij beslist zelf of ze aansprakelijkheid
erkent of niet. Ook een zakelijk antwoord: als voor de nabestaanden de vaststelling
van de aansprakelijkheid cruciaal is, dan kan dat alleen via de rechter. Die kan dan
beslissen of de politie aansprakelijk is of niet.
De voorzitter:
Ik denk dat we het hier even bij laten. Daar is mevrouw Helder het ook mee eens. Gaat
u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dit is volgens mij de vraag van de heer Van Nispen waar ik op terug zou komen, over
de weerbaarheidsscan. Misschien eerst even heel kort met een paar zinnen. De heer
Van Nispen had het over onervaren agenten en PTSS: wat doen we nou om te zorgen dat
we zeker weten dat degenen die op straat staan of die aan de slag gaan, weerbaar zijn
en dat goed aan kunnen? In de werving en selectie wordt getoetst op weerbaarheid.
Om staande te blijven in het politiewerk is dit natuurlijk wel cruciaal en is een
goede balans tussen fysieke, mentale en morele weerbaarheid essentieel.
De voorzitter:
Wacht even. Meneer Van Nispen zegt: u heeft de vraag niet begrepen. Dat is niet onaardig
bedoeld, zegt hij. Maar voordat we hier veel tijd gaan verspillen aan een antwoord
op een vraag die niet gesteld is, herhaalt u de vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb inderdaad zorgen geuit over onervaren agenten. Dat is een vraag die ik heb
gesteld. Maar ik heb het in het kader van cultuur en vriendjespolitiek gehad over
een onderzoek naar hoe je dat kunt voorkomen. Dat is de weerbaarheidsscan die onder
andere door het Ministerie van Binnenlandse Zaken is opgezet. Misschien is het kort
dag en hebben we een tweede termijn of wat dan ook, maar ik ben van plan om daar een
motie over in te dienen. Ik hoop dat tussen nu en vanavond in ieder geval uitgezocht
kan worden of dat een verstandig voorstel is. Ik denk namelijk van wel.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Laten we het dan zo doen. Ik denk dat wij de vraag net wat anders hebben geïnterpreteerd,
dus ik probeer er in tweede termijn op terug te komen en anders gedurende de dag.
Ik begrijp dat er vanavond moties worden ingediend, dus ik kom erop terug.
De voorzitter:
Heel fijn. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan mevrouw Van der Plas: kunnen wij een overzicht krijgen van hoe geldstromen lopen
en hoe keuzes worden gemaakt? De geldstromen zijn onder andere verbonden met de verdeling
van de formatie. De formatie wordt verdeeld via het Besluit verdeling sterkte en middelen
politie. Dit ging specifiek over het platteland, meen ik. Er staat een verdeelsleutel
in het besluit. Aanvullende formatie wordt verdeeld door mij als Minister in goed
overleg met het LOVP. Dit is dan de verdeling over de eenheden. Binnen de eenheden
– ik denk dat dat iets relevanter is voor de vraag van mevrouw Van der Plas – wordt
de formatie verdeeld in overleg tussen de hoofdofficier van justitie, de regioburgemeester
en de politiechef. Binnen de eenheid heb ik in die zin geen rol. Hoeveel middelen
er dan aan personeel en materieel worden besteed, is terug te vinden in de begroting
en in het beheerplan. Daarin is ook inzichtelijk gemaakt hoe de middelen worden verdeeld
over de eenheden. Dat overzicht is op die verschillende niveaus zo te krijgen. Ik
weet dat mevrouw Van der Plan dit punt eerder heeft gemaakt. Als dat helpt, is ze
meer dan welkom op het ministerie om een keer door te nemen hoe dat technisch in elkaar
zit. Dat moet je namelijk ook maar weten.
Dan mevrouw Michon over de sterkteverdeling: hoe gaan we de komende twee jaar doorkomen;
is er ook specifiek aandacht voor de regio's waar je tekorten ziet? Dat is helemaal
waar. In diverse eenheden in Nederland zien we op dit moment onderbezetting. Het toedelen
van een groter percentage van de nieuwe sterkte van de politie aan een van de regionale
eenheden betekent automatisch dat andere weer minder krijgen. Bij het verdelen van
eventuele nieuwe sterkte wordt in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, het
LOVP, waar ik het zojuist richting mevrouw Van der Plas over had, overlegd met de
regioburgemeesters over de toedeling van de nieuwe sterkte. Daarbij is ook ruimte
voor het inbrengen van problematiek zoals eerder en ook vandaag door mevrouw Michon
is geschetst. Daar wordt dan ook specifiek naar gekeken. Het is wellicht wel goed
om nog eens te herhalen dat er ook hier in algemene zin de komende twee, drie jaar
tekorten zullen zijn. Maar op die manier wordt dat in ieder geval nu vormgegeven.
Dan ben ik bij het volgende ...
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Deze vraag had ik aan mijn collega Michon-Derkzen gericht en ik richt hem ook aan
de Minister. De politie gaat een lastige tijd tegemoet. Als je én een transitie of
een evolutie moet doormaken én een tekort van 100 miljoen in je begroting hebt, wat
ten koste kan gaan van je bezetting, van de inzet van politievoertuigen en van ondersteuning,
dan start je niet op de juiste wijze. Bent u bereid om te kijken of u ook die tekorten
in de begroting kan dekken, zodat ze in ieder geval een goede start kunnen maken?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ben het volledig eens met dat de politie op dit moment zware tijden meemaakt. Dat
zien we in de praktijk en dat zien we in de organisatie. Maar zoals gezegd, is die
start wel al gaande. Er wordt al fors geïnvesteerd. Ik ben met de politie aan het
kijken hoe we de middelen die ik vanuit deze coalitie heb gekregen en die we nog vrij
hebben kunnen maken met de Voorjaarsnota en al die stappen, op de beste manier kunnen
inzetten zodat alle agenten hun werk kunnen doen. Als de Kamer daarin nog iets anders
meegeeft, dan kijken we daar weer naar. Maar het is goed om te benoemen dat er al
heel veel geld is vrijgemaakt, niet alleen voor veiligheid – zo veel geld hebben we
volgens mij nog nooit gehad, zeker niet voor de aanpak van ondermijning bijvoorbeeld –
maar ook voor de politieorganisatie. We moeten ze de tijd en de ruimte gunnen om dat
goed weg te kunnen zetten. In die balans zijn we nu bezig.
De voorzitter:
Gaat u verder met het volgende mapje. O, mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik begrijp het antwoord van de Minister op de vraag die ik in de eerste termijn heb
gesteld niet helemaal. Ik noemde drie eenheden. Elke eenheid groeit iets, maar drie
eenheden lopen echt achter bij die groei. Ik hoor de Minister zeggen: dat komt straks
bij de verdeling van nieuwe sterkte. Maar hoe kunnen zij nog een extra stapje nemen?
Zij groeien niet zoals andere eenheden wel groeien. Wat zou de Minister kunnen zeggen
tegen die drie eenheden? Overal staat het water aan de lippen, maar hier nog erger
omdat die groei achterloopt. Dat haal ik uit de halfjaarrapportage die we vandaag
bespreken.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het lijkt me goed dat ik kijk of ik daar in de tweede termijn nog nader op kan ingaan.
Mevrouw Michon weet dat de verdeling, de inzet van de 700 extra agenten van de motie-Hermans
nu ook tot een afronding komt. De eenheden en de burgemeesters zijn ook aan het kijken
wat een goede verdeling is. Dan groeien de eenheden ook weer. Ik weet niet zeker of
zij dat bedoelde. Als zij dat niet specifiek bedoelt ... Ik zie haar «nee» schudden,
dus ik kijk heel even of we het in tweede termijn nog specifieker voor haar kunnen
maken of dat we schriftelijk op een ander moment haar vraag scherper kunnen krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met het volgende mapje: discriminatie.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan discriminatie. Daar zijn terecht ook weer heel veel vragen over gesteld. We hebben
ook nog een apart debat te gaan, meen ik. Als ik het goed heb, ligt daar een aanvraag
voor. We komen er dus vast nog uitgebreider over te spreken.
De heer Azarkan had het over De blauwe familie. Hij zei: veiligheid wordt niet door
iedereen gevoeld; wat gebeurt er nu, wat wordt er nou gedaan? Ik heb de documentaire
ook gezien. Ik heb enkele betrokkenen zelf gesproken. Ik moet zeggen dat het mij zeer
heeft geraakt. Dat heb ik toen ook gezegd in de media en volgens mij ook in andere
debatten. Het heeft mij zeer geraakt dat de politieorganisatie niet in alle gevallen
in staat is gebleken om mensen met, zoals ik het noem, zo'n blauw hart – het is bijna
een roeping, het is niet zomaar een baantje waar je voor kiest – niet kwijt te raken.
Dat heeft mij geraakt en ik ben diep onder de indruk van de moed van deze politiemensen
om op deze manier, voor een camera, vervolgens alles te vertellen. Discriminatie,
racisme en uitsluiting zijn absoluut ontoelaatbaar. Daar mag echt geen misverstand
over bestaan. Een werkplek moet veilig zijn. Dat is een essentiële voorwaarde van
goed werkgeverschap, al helemaal als het gaat over de politie. Ik ben blij dat de
politieleiding de documentaire omarmt en gaat gebruiken om het gesprek over dit ontzettend
belangrijke onderwerp verder te bevorderen. Ik zie dat de politie heel hard met dit
onderwerp bezig is. Ook hier gaat het om een cultuurverandering. Zeker met dit soort
elementen doe je dat niet aan de hand van checklistjes of zoiets; het gaat echt om
een cultuurverandering. De politie neemt maatregelen op het gebied van integriteit,
diversiteit en leiderschap om een veilig en inclusief werkklimaat te bevorderen, net
als de professionalisering van de verschillende netwerken binnen de politieorganisatie
onder het Netwerk Divers Vakmanschap. Er is een landelijk coördinator aangesteld binnen
de politie voor de bestrijding van racisme en discriminatie. Hij gaat helpen om alle
inspanningen te bundelen en met kracht voort te zetten. Het is iemand die veel vertrouwen
geniet van de politie, van binnenuit, dus daar is echt heel fundamenteel over nagedacht
en het is zo vormgegeven. Hij is betrokken bij alle meldingen en incidenten en heeft
de regie op de ontwikkeling van een landelijke eenduidige afdoening van zaken. Hij
werkt als onderdeel van het programma Politie voor Iedereen en ook in samenspraak
met de portefeuille integriteit. Dit alles was al voor een deel in beweging gezet,
maar de documentaire heeft het echt onderstreept. Ik denk echt dat we het vertrouwen
kunnen hebben dat de korpsleiding, de korpschef dit heel serieus oppakt. Ik zie een
interruptie aankomen.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Eerst even een soort van een misverstand. Als binnen de politie racisme en discriminatie
aangepakt worden, en dat op alle gronden, dan lijkt het alsof we dat doen voor die
groepen agenten die in de verdrukking komen, voor wie het eigenlijk onmogelijk is
om nog goed te functioneren, voor mensen die 30 jaar bij de politie werken, een blauw
hart hebben en gewoon kapot worden gemaakt omdat er feiten worden verdraaid, omdat
ze aangepakt worden. Dat weten we. Ik sprak een aantal van die agenten, die gemiddeld
25 jaar bij het politiekorps werken. Zij zeggen het volgende. Wij zien eigenlijk altijd
hetzelfde. Er is een documentaire. Het wordt zogenaamd omarmd. Vervolgens wordt er
iemand extern aangesteld en die gaat ermee aan de slag. Maar we blijven al 25 jaar
op diezelfde rotonde rondjes draaien. Wanneer nemen we nou eens die afslag om daar
daadwerkelijk korte metten mee te maken, niet voor die agenten, maar omdat we als
politiekorps, als samenleving tegen alles en iedereen zeggen: racisme en discriminatie,
dat bestrijden we? We doen dat niet voor anderen. De Minister heeft het over die gesprekken,
dat soort dingen. Volgens mij heeft de korpschef gezegd: we gaan nu eindelijk sanctioneren;
mensen die discrimineren, die racisme bezigen binnen ons korps, gaan wij ontslaan.
Hoe ziet dat eruit? Hoe ziet dat sanctioneren eruit, vraag ik aan de Minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ben het eens met de heer Azarkan dat er een enorme voorbeeldfunctie uitgaat van
de politieorganisatie; althans, zo vul ik hem in. Ik denk dat de heer Azarkan en ik
allebei zien dat het een grote organisatie is, met 60.000 mensen, dus er zullen altijd
misstanden blijven, zoals in elke organisatie overigens. Maar wat echt het verschil
maakt, is hoe je vervolgens optreedt, hoe je vervolgens leidinggeeft, hoe je vervolgens
de norm zet. Dat is wat het verschil maakt. Ik denk dat we dat volledig met elkaar
delen. Ik zie de stappen die nu gezet zijn en we komen er nog nader over te spreken
hoe dat er precies uit gaat zien. Ik heb zelf gezegd hoe ik het zou zien. In wat voor
organisatie zou ik willen werken? Dat is een organisatie waar, op het moment dat er
iets wordt gezegd of gedaan waarvan ik zeg «dit deugt niet om die en die reden; dit
is discriminerend» en de heer Azarkan zegt «zo heb ik het niet bedoeld», we daar dan
een gesprek over hebben. Dan hoeft hij voor mij niet op staande voet ontslagen te
worden, want dan hebben we er allebei misschien wat van geleerd. Of hij legt uit hoe
hij het wel bedoelde en dan vind ik er wat van. Op het moment dat je het hebt over
bewust en structureel racisme, discriminatie en uitsluiting en over iemand die niet
voor een gesprek vatbaar is maar het gewoon prima vindt, is het al klaar. Volgens
mij kan je daar niet duidelijk genoeg over zijn en had de politie in het verleden
duidelijker kunnen zijn. Dat zijn volgens mij niet alleen belangrijke uitspraken,
maar ook belangrijke stappen die nu worden vormgegeven. Daar komen we zeker over te
spreken in debatten die we samen gaan hebben, maar ook over wat de politie nu allemaal
aan ontwikkelingen meemaakt.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De heer Van Nispen had het over ... Hij is er niet. Ik wilde checken of ik zijn vraag
goed ...
De voorzitter:
De heer Van Nispen moest zich laten verontschuldigen. Hij moest weer andere dingen
doen. Een hele drukke man is dat.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja, ja. Ik zal in ieder geval het antwoord geven en dan horen we van hem wat hij ervan
vond. Ik weet zeker dat zijn medewerkers dit volgen. Het ging over signalen over integriteitsonderzoeken
en mensen met een migratieachtergrond en hij vroeg of ik deze signalen herken. Ik
herken de vraag en deze signalen niet. Er wordt bij integriteitsonderzoeken geen onderscheid
gemaakt tussen medewerkers of kandidaat-medewerkers met een migratieachtergrond of
zonder migratieachtergrond. Ik vind het ook niet wenselijk dat je daar weer allerlei
aparte groepen zou creëren, juist om een politie voor iedereen te kunnen zijn. Om
deze reden worden er geen cijfers over bijgehouden.
De heer Azarkan had het over het vervolgonderzoek naar aanleiding van Bureau Beke.
Ik begrijp de vraag. Wat ik de vorige keer heb toegezegd en wat nog steeds staat,
is dat ik na de zomer met de Kamer praat, en ook de gesprekken die ik nu heb met de
korpschef daarbij betrek, over discriminatie in den brede en dat we dan kijken of,
en zo ja, hoe zo'n vervolgonderzoek daar iets aan toevoegt of op welke wijze de politie
deze stappen extra wil kunnen zetten. Ik kom hierop terug. Ik begrijp dat hij me hier
weer aan herinnert, maar ik heb die nog voor mij op tafel liggen. Laat ik het zo zeggen.
Mevrouw Mutluer en mevrouw Simons vroegen of ik in dezen een rol zie voor de landelijk
coördinator discriminatie. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
heeft natuurlijk een belangrijke functie. Hij heeft zijn eigen rol geformuleerd als
verbinder, waakhond en aanjager. Maar ik denk dat bij de politie van binnenuit nu
zo veel relevante, belangrijke stappen worden gezet dat ik haar graag ruimte wil geven.
Op de directe vraag of er nu een rol is, zou ik zeggen: ongetwijfeld, maar ik heb
liever dat het op deze manier bij de politieorganisatie wordt opgepakt, want dat is
pas echt een cultuurverandering. Het antwoord is dus nee.
Mevrouw Simons vraagt: wanneer is iets racistisch, wie bepaalt dat? Er is vanochtend
een brief van mijn collega van BZK uitgegaan met een gehanteerde definitie van racisme.
Ik denk dat het goed is om daarnaar te verwijzen. Ik denk ook dat als we meer verdiepend
daarover willen spreken, het debat dat na de zomer gaat plaatsvinden een goede gelegenheid
daarvoor zou zijn.
Mevrouw Simons zei daarbij: er is een structuur vormgegeven; hoe ziet die eruit op
het moment dat mensen misstanden melden? Bij de politie zijn er verschillende mogelijkheden
om misstanden te melden. Primair kunnen politiemensen terecht bij hun eigen lijnverantwoordelijke
of directe collega's; dat is altijd de eerste stap. Er kan ook gemeld worden bij de
vertrouwenspersonen veiligheid, integriteit en klachten en de Ombudsfunctionaris politie.
Naast al die formele elementen bestaat indien nodig natuurlijk ook nog een bedrijfsmaatschappelijk
werker en een politiepsycholoog, maar dat hangt, denk ik, ook af van over wat voor
soort misstanden je het hebt en welk element op dat moment in beeld zou komen.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Simons, uw laatste.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Ik gebruik hem even om de Minister er ook aan te herinneren dat ik gevraagd heb naar
het «one strike out»-beleid. Daar heb ik nog geen reactie op gekregen. Ik heb gevraagd
naar klokkenluiders. Ik hoop dat zij daar nog op terugkomt. Zij reageert net op de
rol die de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme zou kunnen spelen,
waarbij zij ook zegt: ik ben zo blij dat het uit de organisatie zelf komt. Daar heb
ik grote moeite mee. De heer Azarkan zei het al: al 25 jaar hebben we de organisatie
zelf de gelegenheid gegeven grote misstanden aan te pakken en tot beleid te komen
dat werkt voor iedereen, en dat is niet gelukt. Ook tijdens deze vergadering verbaas
ik mij over het optimisme en het vertrouwen dat de Minister heeft dat het nu wel goed
zal komen. Ik heb iets meer nodig om tot datzelfde niveau van vertrouwen te komen.
Ik denk dat het heel gezond zou zijn om juist wél hard van buiten in te grijpen, omdat
het al zo lang duurt en we eigenlijk niet heel ver zijn gekomen, ook niet met een
in de kern mooi programma als Politie voor Iedereen. Ik zou dus zelf iets meer willen
van de Minister dan: het komt wel goed.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Zo zit ik er ook helemaal niet in: het komt wel goed. Ik spreek dagelijks agenten.
Ik spreek agenten die elementen herkennen, maar zeggen: ik ben heel erg gelukkig bij
de politieorganisatie. Ik spreek mensen die zeggen: ik heb zelf misstanden aangekaart
en ik speel nu een rol in het oplossen daarvan. En ik spreek helaas ook mensen die
weg zijn gegaan. Het is alle drie waar, het bestaat alle drie. Ik kijk er helemaal
niet naar als: het komt wel goed. Ik zeg: echte cultuurverandering waarbij leiders
echt optreden, waarbij men echt laat zien welk gedrag wel deugt en niet deugt, kan
je niet van buitenaf opleggen, zeker niet bij zo'n grote organisatie. Daar geloof
ik niet in. Ik begrijp wel wat mevrouw Simons zegt. Ze zegt: dit loopt al zo lang,
dus waarom zou ik het nu wel vertrouwen? Het is misschien goed om te benoemen dat
de politieorganisatie wat mij betreft nog veel diverser en in die zin dynamischer
kan, maar dat er ook heel veel is veranderd. Het aantal mensen die ik spreek en die
ook die taken oppakken, van welke achtergrond of op welke plek in de organisatie dan
ook, is heel erg uitgebreid. Ik heb dus ook in die zin vertrouwen in die nieuwe kracht
in die organisatie. Ik heb met de opmerkingen van de korpsleiding en ook naar aanleiding
van die documentaire vertrouwen dat ze die mensen de ruimte zullen geven, maar we
blijven het met elkaar monitoren. We blijven het met elkaar in de gaten houden. Het
is niet zo dat ik denk: nu slapen we weer gewoon rustig verder. Ik heb ook die beelden
gezien.
De voorzitter:
Ja.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik heb ook met mensen gesproken. Het raakt mij ook.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik wil ze de kans gunnen om dit goed te doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Simons had het over specifiek één zaak van een klokkenluider, maar ik denk
dat ze de vraag ook breder bedoelde, zoals ze net aangaf. Ik ben het volledig met
haar eens als het gaat om de belangrijke rol die de politie heeft bij de aanpak van
discriminatie, niet alleen binnen de eigen organisatie maar ook binnen onze samenleving.
Zoals gezegd, zijn er diverse loketten binnen de politieorganisatie waar klokkenluiders
terechtkunnen, zoals de vertrouwenspersoon en de ombudsfunctionaris. Ik denk ook dat
het vernieuwde stelsel Veiligheid, Integriteit en Klachten hieraan zal bijdragen.
Dat hoop ik echt. Ik kan niet heel specifiek op individuele gevallen ingaan. Dat is
niet aan mij. Maar het is wel de bedoeling dat al die elementen die ik net noemde
daar op een goede manier aan bijdragen.
Mevrouw Simons had naar aanleiding van onder andere De blauwe familie en klokkenluiders
de vraag waarom dit allemaal zo lang door heeft kunnen gaan. Ik denk dat de pijnlijke
waarheid is dat discriminatie en racisme plaatsvinden binnen de samenleving en dus
ook binnen de politie. Er zijn discriminerende politiemedewerkers, maar u heeft het
vaker van mij gehoord: ik zou de politie geen structureel discriminerende patronen
willen toeschrijven of de politie als een discriminerende organisatie willen benoemen.
Het doet ook onvoldoende recht aan de duizenden medewerkers die naar eer en geweten
iedere dag opnieuw werken aan de veiligheid van onze samenleving en in hun werk elke
dag respectvol omgaan met alle burgers.
Dan had ik volgens mij nog een vraag van de heer Azarkan. Hij zal dit vast terugluisteren.
Die vraag ging over de antidiscriminatiewetgeving, het deelrapport over de politieorganisatie
en hoe het staat met de klachtenprocedure. De parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit
antidiscriminatiewetgeving heeft op 14 juni van dit jaar het rapport «Gelijk recht
doen, een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden van de wetgever om discriminatie
tegen te gaan», uitgebracht. Het debat over dit rapport is voorzien op dinsdag 13 september
in de Eerste Kamer. Daarna wordt het rapport aan het kabinet aangeboden en dan kunnen
we daar op die manier op ingaan.
Dan ben ik bij de andere belangrijke zaken.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Michon en ook de heer Knops hadden het over het voetbal en alle ellende die
we daarin soms zien.
De voorzitter:
En onverminderd kort, hè? Het zijn allemaal belangrijke zaken, maar bespreek ze staccato
graag. We willen graag nog een tweede termijn.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Maar ik wilde eerst toch wel een heel betoog over Ajax houden.
De voorzitter:
Daar kan ik me niet tegen verzetten. Ik geef het op. Gaat uw gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zal het kort houden en alleen maar zeggen dat ik als voetballiefhebber ook baal
als er mensen zijn die de boel voor de liefhebbers verpesten. Mijn parlement is doorlopend
in gesprek met de KNVB, clubs en supporters. Ik heb die gesprekken zelf ook met alle
drie gevoerd. Ik vind het ook belangrijk om supporters aan tafel te hebben. Naar aanleiding
van de ongeregeldheden van eind vorig jaar zijn er al aanvullende afspraken gemaakt,
maar na het incident bij ADO zijn deze afspraken ook weer geïntensiveerd. Deze afspraken
houden ook in dat de clubs verantwoordelijkheid moeten nemen, niet alleen op papier
maar ze moeten ook in actie komen. In de recente algemene vergadering betaald voetbal
van de KNVB is een aantal voorstellen met de nodige impact aangenomen. Dat betekent
dat bijvoorbeeld de licentie-eisen ten aanzien van veiligheid zijn aangescherpt.
Voorzitter. Om het kort te houden, noem ik een paar voorbeelden. Er is een verplichting
om twee camera's permanent op het bezoekersvak en de eigen fanatieke aanhang te richten.
Maar er zijn ook nieuwe eisen voor het aantal veiligheidscoördinatoren en supporters,
liaison officers, die een club in dienst moet hebben. Zo hebben we ook een heleboel
andere afspraken gemaakt. Dat was volgens mij de primaire vraag van mevrouw Michon.
De heer Knops vroeg nog wat we gaan doen om te voorkomen dat mensen met een stadionverbod
het stadion inkomen. Ik vind het ook echt belachelijk als je dat hoort en ziet; dat
slaat helemaal nergens op. Je hebt niet voor niets een stadionverbod gekregen. Het
is wel goed om te zeggen dat de handhaving van stadionverboden in eerste instantie
de verantwoordelijkheid is van clubs. De burgemeester, het OM of de strafrechter kan
ook een aanvullend gebiedsverbod opleggen. Dit kunnen ze doen voor het gebied waar
bijvoorbeeld het stadion of een ander uitgaansgebied onder valt. Ik heb in een brief
van 15 juni ook toegelicht dat we met partners afgesproken hebben dit vaker te doen,
vooral bij toonaangevende en zwaardere voetbalvandalen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het is dus noodzakelijk dat clubs en lokale driehoeken hierin samenwerken. Dit hebben
we ook nadrukkelijk afgesproken en daar waar mogelijk zal ik dat ook monitoren en
terug laten komen in gesprekken, want ik ben het daar volledig mee eens.
Mevrouw Ellemeet had een vraag over de middelen uit de motie-Hermans voor de aanpak
van kinderporno. Het klopt. Er is 27,5 miljoen beschikbaar gesteld en deze middelen
zijn vooralsnog vanaf 2024 structureel voor mij beschikbaar. Als de Kamer daar iets
anders in besluit, gaan we daarmee om, maar dat is hoe ik het op dit moment heb gekregen,
zogezegd.
Dan nog een vraag van mevrouw Ellemeet over zeden. Er zijn terecht heel veel vragen
gesteld over Slachtofferhulp en slachtofferadvocaten. Tegen haar kan ik zeggen dat
in de districten Kennemerland en Gelderland-Midden in een pilot ervaring is opgedaan
met de actieve toewijzing van een slachtofferadvocaat aan slachtoffers van ernstige
gewelds- en zedenmisdrijven. Naast de bestaande doorverwijzing naar Slachtofferhulp
Nederland worden zedenslachtoffers na een informatief gesprek ook actief benaderd
door een slachtofferadvocaat. Bij slachtoffers van ernstig geweld gebeurt dat na de
aangifte. Ook is in deze pilot de taakverdeling tussen de slachtofferadvocatuur en
Slachtofferhulp Nederland nader bezien om slachtoffers steeds de ondersteuning te
kunnen bieden die op dat moment nodig is. De pilot is geëvalueerd en de uitkomst is
dat voor slachtoffers van zedenmisdrijven de voorbereidingen kunnen worden getroffen
om een werkwijze met actieve benadering door een slachtofferadvocaat landelijk uit
te rollen. Op dit moment wordt daar een plan van aanpak voor opgesteld.
Dan had mevrouw Ellemeet mede namens de Partij voor de Dieren een vraag over politiehonden.
Hoe staat het met de criteria voor de inzet van de honden als geweldsmiddel? In de
wijziging van de ambtsinstructie tweede tranche zijn aanvullende criteria opgenomen
over wanneer en onder welke voorwaarden de politiehond mag worden ingezet. De wijziging
is zeer recent, vorige week, op 1 juli, in werking getreden. Het nieuwe inzetkader
is met grote zorgvuldigheid, op basis van aanbevelingen van de Nationale ombudsman
en op basis van het adviesrapport De gebeten hond tot stand gekomen. Het inzetkader
is nu formeel vastgelegd.
Dan over de trainingsschool, ook gericht op de overheidshonden. Het is wat mij betreft
zeer belangrijk dat de honden binnen de politie goed verzorgd worden en op een goede,
zorgvuldige en diervriendelijke wijze worden getraind. U weet dat ik van de politie
en van honden houd en hier komen ze bij elkaar.
De voorzitter:
Ik wist wel dat u van de politie hield, maar dat u ook van honden houdt, wist ik nog
niet.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nee?
De voorzitter:
Maar dat is fijn om ook te weten.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zal zo de foto's laten zien.
Ik begrijp dat een gezamenlijke hondenschool daar mooi in zou passen. De politie heeft
globaal verkend wat de mogelijkheden zijn en geeft aan dat het voor nu iets te ambitieus
is, ook vanwege financiële investeringen die daarvoor nodig zijn.
Dank u wel, mevrouw Helder, voor het laten zien van mijn hond Moos aan de voorzitter.
De vragen waren natuurlijk wel heel erg serieus. Het gaat over dierenwelzijn en ik
hoop dat ik mevrouw Ellemeet en de Partij voor de Dieren in ieder geval mee heb kunnen
geven wat er op dit moment allemaal aan gedaan is.
Mevrouw Van der Plas had het over het duurder worden van de brandstof. Betekent dat
dat er minder politieauto's ingezet kunnen worden? Mevrouw Van der Plas heeft natuurlijk
gelijk. De ontwikkelingen treffen de hele maatschappij en daar is de politie gewoon
onderdeel van. Hogere brandstofkosten betekenen mogelijk dat er ook een grotere post
op de begroting nodig zal zijn, maar dat is op dit moment nog niet duidelijk. Misschien
kan ik mevrouw Van der Plas in ieder geval geruststellen als ik zeg dat er niet om
deze reden minder gereden wordt bij de politie. Als ze iets nodig hebben, zullen ze
gewoon de auto pakken en dat doen.
De politie is momenteel gehuisvest. Nieuwbouw- en renovatietrajecten zullen inderdaad
duurder zijn. Het precieze effect daarvan is ook nog niet duidelijk.
Dan heb ik nog een paar vragen van de heer Van Houwelingen. Er ging er een over de
VN-rapporteur Melzer. Hij zou aangegeven hebben dat er in Nederland een structureel
probleem is ten aanzien van onderzoek en opvolging naar aanleiding van politiegeweld.
Ik heb de vraag van de rapporteur ontvangen en zal deze op korte termijn beantwoorden.
Het is wel goed om te benadrukken dat het niet klopt dat er geen onderzoek zou zijn
naar incidenten waar Melzer op wijst. Dat zal zeker terugkomen in mijn beantwoording.
Zoals gezegd, leven we in een rechtsstaat; als er incidenten zijn, zal er altijd onderzoek
gedaan worden. Dat betekent ook opvolging en strafrechtelijk onderzoek door het OM.
In Nederland moet geweldgebruik zorgvuldig worden gemeld en getoetst. Bij ernstigere
gevallen wordt het ook gemeld bij het OM. Dat is hoe wij het in ons land hebben geregeld
en daar ben ik blij mee.
De voorzitter:
Een ogenblik. Meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat zijn dus geen antwoorden op mijn vraag. De vraag draait onder andere om het belachelijk
lage percentage dat uiteindelijk in disciplinaire maatregelen uitmondt. Kan de Minister
daarop reageren? Dat percentage kan toch nooit kloppen? Dat is wat Melzer zegt. Statistisch
gezien, kan het niet eens kloppen. Wilt u, via de voorzitter, daarop ingaan?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Daar zal ik schriftelijk op reageren. Als iets wordt onderzocht en het blijkt wel
binnen de kaders gebruikt te zijn, dan is het logisch dat er geen sanctie volgt. We
zullen daar goed op reageren in de schriftelijke beantwoording.
De voorzitter:
Dat zal dan na de zomer worden, denk ik.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja. Wel zo snel mogelijk na de zomer.
De voorzitter:
Net na de zomer. Prima. Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel. De heer Van Houwelingen vroeg: is de Minister bereid om de aanbevelingen
voor ID-tags over te nemen? Ik denk dat ik nu al wel kan zeggen dat ik niet bereid
ben om die over te nemen. Ik heb de afgelopen maanden heel hard gewerkt, en mijn voorganger
voor mij, aan bijvoorbeeld de wetsbehandeling – die komt ook binnenkort – over doxing.
We zien steeds vaker, ook afgelopen week weer, dat persoonsgegevens van agenten, hun
naam, adres, alles, online openbaar worden gemaakt met als doel ze vervolgens thuis
op te zoeken. Ik ben dus niet van plan om politieagenten ook nog hun naam op hun borst
te laten zetten. Dat ga ik niet doen. Op het moment dat een politieagent zich moet
identificeren, zal die dat altijd doen. Dat is ook met een dienstnummer. Ik ga geen
ID-tags op uniformen laten plaatsen.
Dan is er nog de vraag over de geheime agenten, de zogenaamde «romeo's». De heer Van
Houwelingen vraagt: wat houdt dat in? De politie wordt geacht de openbare orde te
bewaken en dat doet die ook tijdens demonstraties. Daarbij worden ook agenten in burger
ingezet. Deze staan ook wel bekend als romeo's. De taak van deze politieagenten is
om onopvallend in de gaten te houden wat er speelt tijdens demonstraties en om gericht
in te grijpen wanneer dat noodzakelijk is voor het handhaven van de openbare orde.
Ik erger me mateloos aan alle onlineverhalen en theorieën die rondgaan, alsof deze
mensen naar een demonstratie zouden gaan en deze vervolgens bewust zouden laten escaleren
en geweld zouden gebruiken. Ik vind dat walgelijke insinuaties en daar neem ik ook
afstand van. Dit zijn ook mensen die voor de politie werken. Die hebben allemaal ook
een gezin, kinderen, familie en vrienden. Daar willen ze ook veilig naar terug kunnen.
Zij hebben daar een specifieke taak en daarbij hebben ze zich ook te houden aan de
wettelijke kaders zoals we die in de democratische rechtsstaat met elkaar hebben afgesproken.
Ik sta dus volledig achter het belangrijke werk dat zij doen.
Dan had ik nog een vraag van de heer Knops over boa's. Daar is ook een brief over
uitgegaan, over de visie op boa's. Ik heb gelukkig een aantal stappen kunnen zetten
als het gaat over informatiedeling. De heer Knops zegt volgens mij: mooie, fijne stappen,
maar kan er meer? Voor boa's werkzaam in de publieke ruimte wordt nu met prioriteit
geregeld dat zij meer informatie kunnen delen met de politie. We zagen de afgelopen
jaren veel te veel voorbeelden waarbij boa's moesten wachten op de politie om iets
te kunnen toetsen of te kunnen handelen. Dat willen we niet. Publieke boa's uit de
domeinen 1, 2 en 4 krijgen toegang tot het rijbewijzenregister voor het kunnen doen
van identiteitscontroles, waarvoor ze nu een beroep moeten doen op de politie. Dat
is echt een megagrote wens van boa's geweest. Iedereen die een keer met een boa op
stap is gegaan, heeft deze ongetwijfeld gehoord. Ik ben dus heel blij dat we daar
in ieder geval een stap op hebben kunnen zetten. Er wordt ook onderzocht hoe dit tevens
voor private boa's geregeld kan worden. Zo zetten we in ieder geval belangrijkste
stappen richting informatiedeling.
De heer Knops vraagt: wanneer komt de Minister met een nieuwe AMvB bewapening en uitrusting
boa's? Daar wordt nu heel hard aan gewerkt. Ik verwacht het concept volgend jaar aan
uw Kamer te kunnen presenteren.
Dan mijn laatste. De heer Knops zegt: er is minder geld uitgegeven aan verkeershandhaving
en dat is niet best. Wat gaat u doen om het aantal slachtoffers te laten dalen in
het verkeer? Ik ben het helemaal eens met deze vraag. Verkeersveiligheid is zeer belangrijk.
Dat deel ik. Het is iets wat niet alleen mijn departement, mijn ministerie, aangaat,
maar meerdere. Wij zijn hierover in overleg met het departement van Infrastructuur
en Waterstaat. Op het moment dat we daar extra's op kunnen doen, zullen we dat ook
direct aan de Kamer melden.
De voorzitter:
Ik zie nog allerlei vingers en ik zie de klok. Wellicht is er behoefte aan tweede
termijn. Ik kijk even. Kan het ook in tweede termijn?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Twee vragen van mij zijn nog niet beantwoord. Als u mij niet afkapt als ik ze herhaal,
wil ik het best in tweede termijn meenemen. Twee vragen zijn niet beantwoord.
De voorzitter:
Dan nemen we dat even in tweede termijn mee. Meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ook al onze vragen zijn niet beantwoord. Ik wil er dan graag een alsnog stellen in
deze eerste termijn. Dat betreft dat incident, eergisteren, met die boerentrekker,
die jongen die werd beschoten. Ik heb de Minister gevraagd om daarop te reageren.
Ik hoop dat ze dat wil doen en dat ze dan niet met de dooddoener komt «dat moeten
we onderzoeken», want de beelden spreken voor zich. Mijn vraag is dus alsnog aan de
Minister: kunt u daarop reageren, want vindt u daarvan?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ben er niet voor om zelf voor rechtertje te spelen en te zeggen: de beelden spreken
voor zich. Dat is nou wat ik in mijn inleiding uitvoerig, dacht ik, aan de heer Van
Houwelingen duidelijk heb gemaakt. Die beelden kunnen niet voor zich spreken, want
wij weten net wat er omheen gebeurt, wij weten niet wat er vooraf gebeurd is en wij
kunnen niet inschatten wat de dreiging op dat moment was. Daarom zeg ik ook ... Ik
zeg niet «o, dat was per definitie goed van de politie, niks aan de hand» en ik zeg
niet per definitie «fout van de politie, drama». Ik zeg dat dit sowieso beelden zijn
die ik niet wil zien. Ik wil helemaal niet zien hoe dit soort dingen uit de hand lopen.
Dat wil ik helemaal niet. Vervolgens dient de Rijksrecherche – in dit geval doet de
Rijksrecherche dat ook – daar een degelijk onderzoek naar te doen. Alle speculaties
daaromheen zijn zo schadelijk, richting de politiemensen die er dag en nacht voor
ons staan en richting alle mensen die willen demonstreren. Doe dit niet. Doe dit niet.
Dit is ophitsen tegen de politie. Doe dit niet.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat is dus precies wat we de hele tijd willen betogen. Dit is dus meten met twee maten.
Want als er wordt gedemonstreerd in de buurt van een huis van een Minister, dan zijn
de Ministers de eersten om daar schande van de spreken, die zeggen «dat kan niet»,
zonder dat onderzoek of zo is gedaan. Dus als het niet uitkomt, wordt er niet gereageerd
en als het wel uitkomt wel. Dat is precies wat we de hele tijd met ons betoog bedoelen.
Er wordt met twee maten gemeten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik hoor geen vraag.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik hoor wel zeker een vraag. Ik hoor dat de heer Van Houwelingen graag wil dat ik
schande spreek. Ik spreek zeker schande uit over met je trekker inrijden op een politieauto,
honderd procent. Specifiek over het incident waar de heer Van Houwelingen naar verwijst,
kan ik niks zeggen, want daar moet gewoon onderzoek naar gedaan worden. Maar als hij
«schande» wil horen, heeft hij dat hierbij gehoord.
De voorzitter:
Dan heb ik nog mevrouw Van der Plas in mijn balboekje staan. Of kan het in de tweede
termijn? Want dan gaan we daar nu aan beginnen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wou ten eerste even vragen: hoe doen we dit? Om 13.00 uur zijn er stemmingen en
er zullen Kamerleden naar de stemmingen moeten.
De voorzitter:
Precies. U moet daar natuurlijk heen. U kunt niemand anders sturen. Dat begrijp ik.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
En mogelijk geldt dat ook voor andere Kamerleden.
De voorzitter:
We kunnen ook géén tweede termijn doen. Dan gaat u gewoon uw vraag stellen en dan
gaan we geen tweede termijn doen. Dan heeft u straks ongetwijfeld een tweeminutendebat.
We hebben ook nog twee vragen van mevrouw Mutluer. Ik hoor buiten de microfoon dat
er toch behoefte is aan een tweede termijn. Dan geef ik u als eerste het woord, mevrouw
Van der Plas. Zullen we het dan zo doen? Dan is dit de tweede termijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O, dit is al de tweede termijn.
De voorzitter:
Ja, en u bent aan de beurt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik had nog een vraag aan de Minister, maar dat kan inderdaad ook in de tweede termijn.
Het ging nog eventjes over de brandstofkosten. De ondernemingsraad van politie schrijft
zelf ook: «Als er geen verandering plaatsvindt, zal de politie met minder voertuigen
het werk moeten doen. Dat heeft verregaande consequenties voor capaciteit en mobiliteit
in zowel de operatie als de bedrijfsvoering. Het is een onwenselijke situatie, wat
de COR, betreft.» Dus daar zou ik eigenlijk nog wel graag wat specifieker wat over
willen weten. Zoals ik de Minister hoorde, is het eigenlijk «nou ja, de auto's blijven
wel rijden» maar hier lees ik toch wat anders.
Ik wil ook nog even ingaan op wat de Minister aanhaalde over het doxen van agenten.
Mensen die namen, adressen en foto's delen, via sociale media verspreiden, moeten
zich inderdaad – dat ben ik helemaal eens met de Minister – ook een keer gaan realiseren
dat die mensen ook een vrouw en kinderen hebben of een man en kinderen. Die gezinnen
worden daardoor ook gewoon ernstig geïntimideerd. Er heerst angst. Ik zou mensen echt
willen oproepen: stop daar gewoon eens een keertje mee. Je kan altijd met mensen in
gesprek gaan, maar ik vind echt dat het van kwaad tot erger wordt, het gemak waarmee
mensen denken zomaar privégegevens op straat te kunnen gooien van wie dan ook, of
het nou agenten zijn, bewindslieden of gewoon mensen thuis. Ik vind dat gewoon heel
erg zorgelijk. Ik wil daar hier ook heel erg graag afstand van nemen en mensen echt
oproepen om daarmee te stoppen. Ik wil mensen ook oproepen om dit niet te gedogen,
te stimuleren of wat dan ook.
De voorzitter:
Oké. Het is gehoord.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar houd ik het bij voor de tweede termijn. Dan verlaat ik de vergadering.
De voorzitter:
Ik denk de anderen niet. Moet u ook stemmen? Weet u het zeker? We hoeven niet allemaal
te stemmen, namelijk. Het gaat met een of twee per fractie. Als u aan de beurt bent,
had u het al geweten. U moet natuurlijk ook, mevrouw Simons. Dus u bent nu aan de
beurt.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Heel fijn, voorzitter, dank u wel. Want inderdaad, ook ik kan mijzelf niet in tweeën
dan wel vieren delen. Ik moet ook naar de plenaire zaal om te stemmen. Dus dank voor
de coulance.
Ik wil in de tweede termijn nog even terugkomen op hetgeen ik net al met de Minister
besprak, als het gaat over dat zelflerend vermogen en vooral hoe wij eventuele vooruitgang
monitoren. Waar zetten wij een punt en zeggen we: als we daar komen, als we dat met
elkaar gerealiseerd hebben, dan hebben we in ieder geval een punt bereikt van waaruit
we verder kunnen werken aan een veilige organisatie?
Ik heb in de eerste termijn ook een vraag gesteld over het «one strike out»-principe.
Hoe gaat dat er in de praktijk uitzien? Ik ben me terdege bewust van de dualiteit
in mijn wens om af te rekenen met seksisme en andere vormen van discriminatie. Ik
moet heel eerlijk zijn dat ik heel erg bang ben dat, als we een «one strike out»-principe
gaan uitvoeren, we heel weinig agenten overhouden, niet omdat ze allemáál fout zijn,
maar omdat wij allen, dus ook politieagenten, mensen zijn en fouten kunnen maken.
Hoe moet ik daarnaar kijken?
Ik heb respect voor het feit dat de Minister niet kan ingaan op individuele casussen,
maar ik hoor toch graag uitspraken over hoe wij vanaf vandaag in relatie tot dat «one
strike out»-principe omgaan met de veiligheid van klokkenluiders binnen de organisatie.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt de beantwoording van de Minister straks terugkijken. Dan kom ik
bij mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal snel tot de tekst overgaan. Ik begin met de transitie
van de Landelijke Eenheid. Ik heb de Minister horen zeggen: we hebben mensen met een
frisse blik en draagvlak op de werkvloer nodig. Maar de korpsleiding en met name de
korpschef hebben nou juist net beide niet. Laat er geen misverstand over bestaan:
het gaat mij niet om de poppetjes – ik had ook liever gehad dat ik deze tekst niet
uit hoefde te spreken – maar om de houding richting de eigen mensen. Als de vorige
korpschef zich zo zou hebben gedragen, had ik precies hetzelfde gezegd. Het gaat dus
om de houding richting de eigen mensen. Ik heb in de eerste termijn voorbeelden genoemd.
Voorzitter. Agenten verdienen beter, want waar zij nou juist net een stap vooruit
doen, daar doet de korpschef een stap achteruit. Hij verschuilt zichzelf ook achter
de Minister. Ik verwijs toch maar naar het dossier van de undercoveragent. Er is een
Kamermotie aangenomen die uitspreekt dat er zo veel mogelijk moet worden gedaan om
de aansprakelijkheid te erkennen, zodat jarenlange procedures worden voorkomen. Maar
dat is precies waar nu wel op wordt aangestuurd. De letterlijke tekst is: «Dan moet
de Minister mij maar een aanwijzing geven. Dan regel ik het.» Ik hoor de Minister
zeggen dat zij die aanwijzing niet kan geven. Maar dat kan wel, namelijk via artikel 31
van de Politiewet. Maar laten we alsjeblieft niet zo ver afdalen. Laat het nou gewoon
netjes afgehandeld worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor haar heldere beantwoording. Ik heb
drie kleine punten. We hadden het even over de sterktecijfers, die in Oost-Nederland,
Oost-Brabant en Limburg achterlopen. We hebben ook een brandbrief gekregen vanuit
een aantal gemeenten in Limburg. Als ik de Minister deze brief geef, mag ik haar dan
vragen om schriftelijk terug te komen op de vraag waar die achteruitgang in deze drie
eenheden zit? Want voor nu voert dat te ver, denk ik.
Ik wil de Minister ook vragen of zij die aangescherpte licentie-eisen voor de clubs
de Kamer kan doen toekomen. Kan zij daarbij ook specifiek ingaan op de handhaving
van stadionverboden bij clubs? Want in mijn ogen moet een stadionverbod gecombineerd
worden met de meldplicht. De Minister zei net: het kan in combinatie met de meldplicht,
maar natuurlijk in samenwerking met de burgemeester. Maar dat schiet wat mijn fractie
dus gewoon tekort.
Het derde punt: de boa's. Ik had gewoon geen tijd meer om daarop in te gaan. Die brief
wordt voor een volgend debat opnieuw geagendeerd. Dat hebben we gisteren met elkaar
besproken. Het enige wat ik in reactie op het antwoord op de vraag van de heer Knops
wil zeggen, is: kan er meer snelheid in de AMvB? Daar zitten namelijk heel veel boa's
op te wachten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Azarkan, aan u het woord.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik begrijp dat, als
het rapport van de Eerste Kamer in de Eerste Kamer besproken is, we daar nog een reactie
op krijgen. Daarna zullen we dat in de Tweede Kamer eventueel nog behandelen. Ik had
al gevraagd naar een reactie op de bevindingen, maar ik begrijp dus ook de volgorde.
Voorzitter. De Minister gaf aan dat de documentaire De blauwe familie haar enorm heeft
geraakt. Ik merkte wel een soort vermoeidheid bij haar. Die kan natuurlijk ook komen
door alle dossiers die er voor de komende jaren op stapel staan. Ik zou echt willen
– dat zullen we na de zomer ook doen – dat we, met feiten en cijfers, heel goed kijken
hoe het nou staat met die diversiteit en die «politie voor iedereen». Ik zou de Minister
willen vragen om dat eens te inventariseren. Dan kan intern ook een vraag zijn: hoeveel
mensen zijn er in de afgelopen tien jaar nou gesanctioneerd omdat ze een collega hebben
gepest, hebben gediscrimineerd of die op een andere wijze hebben bejegend die niet
toelaatbaar is? Daar ben ik gewoon heel benieuwd naar.
Tot slot, voorzitter. Er is veel gewisseld over de Landelijke Eenheid. Mijn partij
ziet ook dat er het nodige aan de hand is en er het nodige moet gebeuren. Wij zijn
bereid om die tijd en ruimte te geven. We vragen wel dat we in de volgorde ook goed
geïnformeerd worden. Dat zal ook een enorme opgave worden, maar het is goed dat dat
nu op die manier ook uitgevoerd gaat worden. De rest bewaar ik voor straks.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, ik zie dat u iets wilt zeggen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik moet zo gaan.
De voorzitter:
Moet u stemmen? Dan moet u gaan.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Maar ik wil wel mijn tweede inbreng doen.
De voorzitter:
Dat is aan u. Dat is uw keuze. De stemmingen gaan beginnen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Mag ik van mijn collega's nu mijn inbreng doen? Dat was mijn vraag.
De voorzitter:
O, sorry. Dat mag natuurlijk. Gaat uw gang.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, collega's. Ik zal mijn inleiding even opnieuw beginnen. Ik ben fan van
de politie. Sterker nog, als ik groot ben, ga ik bij de politie werken, nu nog niet.
Ik vind ook dat zij een organisatie verdienen die optimaal functioneert, die veilig
is, die voldoende financiële middelen heeft. Ik vind dat we dus alle signalen en rapporten
serieus moeten oppakken en dat we daar niet blind voor moeten zijn.
Voorzitter. Ik heb twee vragen gesteld die in mijn beleving nog niet beantwoord zijn.
Als je naar een veilige en toekomstbestendige politie wil, moet je in mijn beleving
ook het inspectieadvies volgen om een toekomstvisie op te stellen met een onafhankelijk
orgaan dat daarop monitort en adviseert. Die vraag is volgens mij nog niet beantwoord.
Wanneer kunnen we dat verwachten?
Mijn tweede vraag die volgens mij niet is beantwoord, gaat over – ik overweeg een
motie daarover – de Landelijke Eenheid Opsporing versus de Nationale Samenwerking
tegen Ondermijnende Criminaliteit. Hoe gaat dat dan samen? Moet je dat niet integreren?
Ik ga de beantwoording terugluisteren.
Verder ondersteun ik mijn collega Michon-Derkzen met al haar opmerkingen over het
stadionverbod. Daar ga ik haar in steunen.
Dan ga ik nu echt rennen.
De voorzitter:
Doe voorzichtig en succes met stemmen. Dan is het woord aan mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor haar heldere beantwoording.
Ik wil de belangrijkste punten van mijn inbreng nog iets meer verduidelijken. Ik dank
u voor de toezegging, maar misschien is het goed om ook nog even te zeggen waar het
vandaan komt en hoe wij het graag zouden willen zien. Ik begrijp het punt van de Minister
dat je met dit capaciteitsgebrek niet een hele nieuwe afdeling gaat optuigen. Zo is
het ook niet bedoeld. Maar die vragen zijn er nu natuurlijk al en die komen op dit
moment op het bordje van hr en het Politiedienstencentrum te liggen. Denk aan teamchefs
die graag iemand willen aannemen en vragen of daar niet een mouw aan gepast kan worden,
maar ook aan medewerkers die solliciteren op functies terwijl ze net niet aan de eisen
voldoen en er dan dus niet op komen. Het probleem is dat er nu niemand bij de personeelsdienst
is die dat maatwerk kan leveren of die met die creatieve oplossingen bezig gaat, waardoor
er dus heel vaak nee wordt verkocht. Omdat de tijd voor ruimte en uitzondering er
nu niet is, is mijn vraag dus vooral gericht op hoe je een klein gedeelte van deze
capaciteit die er al is, zo kan herinrichten dat dat maatwerk wel wordt geleverd.
Welke naam dat beestje krijgt, maakt mij niet zo veel uit. Maar dat is dus nog even
ter toelichting op het hoofdpunt van mijn inbreng.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de heer Knops.
De heer Knops (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording, ook voor haar
eerste reactie in haar beantwoording, die ik van harte onderschrijf. We moeten zuinig
zijn op de politie. Als het niet goed gaat, moeten we kritiek leveren, maar laten
we dat wel in proportie doen en laten we vooral kijken hoe het beter kan. We hebben
elke individuele agent keihard nodig.
Nog even refererend aan de beantwoording van de vragen die ik zelf gesteld heb. Allereerst
over voetbal. Ik heb de brief er nog even bij gepakt. Als het gaat om stadionverboden
is die brief heel mager. Ik begrijp niet dat als iemand een stadionverbod heeft, diegene
daarna toch ergens naar binnen kan. Dat kan ik gewoon niet begrijpen. Misschien kan
de Minister mij dat uitleggen, en ook hoe dat voorkomen kan worden.
Over de AMvB zei de Minister: volgend jaar. De voorzitter interrumpeerde haar niet
en vroeg niet wanneer, maar «volgend jaar» is heel ruim. Het lijkt mij een redelijk
overzichtelijke AMvB. Mijn vraag is of dat op wat kortere termijn kan.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Er zit heel veel woede en boosheid in de samenleving. Dat is volkomen
logisch. We komen natuurlijk uit een tijd, de coronatijd, waarin een groot deel van
onze samenleving niet kon meedoen vanwege een vaccinatiestatus. Daar is heel veel
onvrede over. Nu zijn de boeren aan de beurt. Die worden voor een groot deel onteigend.
Die zijn ook heel boos. Mensen gaan dan demonstreren en worden boos. Je ziet dat het
systeem, de Staat, steeds meer repressie en geweld moet gebruiken om dat in toom te
houden. Het is natuurlijk in- en intriest, ook voor de agenten die dat werk moeten
doen. Daar heb ik ook heel erg mee te doen. Dat krijg je ervan als je zo'n vreselijke
agenda uitvoert. Het is triest. Nu worden zelfs mensen opgepakt. Dat wil ik ook wel
even benadrukken. Jan Bonte en Willem Engel zijn opgepakt. Het is in- en intriest.
De weg die we opgaan, is niet fraai. We maken ons daar heel veel zorgen over.
De voorzitter:
Nou, daar is ie dan weer.
Dan kijk ik even naar u, Minister. Kunt u meteen reageren?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Yes.
De voorzitter:
Laat ik toch nog even constateren dat er al veel collega's weg zijn. Ik heb verschillende
woordvoerders horen zeggen dat ze een motie overwegen, maar er is geen tweeminutendebat
aangevraagd. De heer Azarkan heeft een vooraanmelding van een tweeminutendebat gedaan,
maar dat betekent niet automatisch dat het er dan ook komt. Ik zou u, meneer Azarkan,
daarom nu in de gelegenheid willen stellen om dat nu te doen, want anders komt er
formeel helemaal geen tweeminutendebat.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter, dat u de procedure bewaakt. Ik zou inderdaad graag een tweeminutendebat
aanvragen.
De voorzitter:
Prima. Dan kom ik bij de Minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga gezien de tijd alleen nog even in op de vragen, maar
natuurlijk dank voor alle toelichtingen en de uitgebreide opmerkingen over hoe we
bepaalde zaken met elkaar hebben besproken.
Mevrouw Van der Plas vroeg naar de brandstofkosten. Dat leeft dus breder in de samenleving
en ik neem aan dat daar in het najaar rond Prinsjesdag op ingegaan zal worden door
Financiën. We zullen deze specifieke opmerking over de politie aan Financiën doorgeven.
Mevrouw Simons vroeg hoe we de voortgang bij «veilige omgeving» gaan monitoren. Er
komt een plan van aanpak tegen racisme en discriminatie. Ik heb al uitgelegd dat de
coördinator daarmee bezig is. We zullen ervoor zorgen dat we aan hem doorgeven dat
we duidelijk willen communiceren hoe daarop ingegaan kan worden.
Wat mevrouw Helder zei, heb ik opgeschreven als een hartenkreet. Maar ik heb het allemaal
goed gehoord!
Mevrouw Michon gaat mij een brief over die specifieke eenheden doorsturen. Ik zal
daarop reageren. Zij vroeg naar twee zaken, waar de heer Knops ook naar vroeg, namelijk
de stadionverboden en de licentie-eisen. Daar komt dus een brief over. Voorzitter,
dat is een toezegging! Ik neem aan dat we dat net na de zomer kunnen doen. Dus laten
we het zo zeggen: net na de zomer een brief over de licentie-eisen en de stadionverboden
in het voetbal.
Ze hebben allebei gevraagd of de AMvB rond de boa's sneller kan. We doen het zo snel
als we kunnen, maar het kan niet nog sneller, want we moeten eerst een consultatie
en dergelijke doen. We hadden dus al de strakste planning die mogelijk was, maar waar
er een dag te winnen is, zullen we dat zeker doen. Wij zien dit dus ook als een hartenkreet
en die nemen we zeker mee.
Meneer Azarkan, alles behalve vermoeidheid! Ik ben nog nooit zo fit en vrolijk geweest.
En ik ben dankbaar dat ik me bezig mag houden met deze onderwerpen. Ik zeg dit niet
tegen de heer Azarkan, maar ik begon wel bewust het gesprek met de opmerking dat ik
er moe van word als we met z'n allen de politie gaan bashen. Daar word ik wel chagrijnig
en moe van. Dus misschien is dat het element dat de heer Azarkan heeft opgevangen.
Maar verder is er absoluut niets aan de hand.
De heer Azarkan vroeg of we nog terug kunnen kijken door cijfers op te halen over
hoeveel mensen er gesanctioneerd zijn en over hoe dat eruitziet. Ik stel voor dat
we dat meegeven aan de politie en aan de coördinator. De coördinator is hiermee bezig
en hij komt met een plan van aanpak. Wellicht kan daar ook een terugblik in komen
te staan, want een plan van aanpak moet natuurlijk bevatten wat je anders gaat doen.
Indien dat mogelijk is, zal het daarin terugkomen. Maar ik geef het in ieder geval
mee als een verzoek.
Volgens mij vroeg de heer Azarkan ook of hij periodiek geïnformeerd kon worden over
de ontwikkelingen bij de Landelijke Eenheid. Zo heb ik het althans opgeschreven. Zeker
weten! Dat gaan we zeker doen.
Mevrouw Mutluer had het specifiek over het opknippen van de Landelijke Eenheid. Ik
meen dat ze haar vraag richtte op de nieuwe zogenaamde NSOC, de Nationale Samenwerking
tegen Ondermijnende Criminaliteit. Ze zei: kunnen die niet in elkaar integreren? We
hebben die organisatie net van MIT naar NSOC omgetoverd en ik zou ze nu eerst de ruimte
willen geven om hun ding te doen. Het is ook wezenlijk anders dan waar de opsporingstak
van de Landelijke Eenheid over zal gaan. Het zijn zes organisaties naast de politie,
waaronder Douane, FIOD en de Belastingdienst. Die gaan daarin met elkaar aan de slag
om informatie te delen. Het doel van de NSOC is expliciet omschreven: ze moeten juist
voor de opsporing van meerwaarde zijn. In dit geval gaan het dan om de Landelijke
Recherche of de nieuwe vorm van de Landelijke Eenheid. Mijn advies zou daarom zijn
om daar juist niet meer in te gaan puzzelen. Volgens mij gaat dat goed.
Ik bedank mevrouw Van der Werf voor haar toelichting.
Ik denk dat ik de vraag van de heer Knops met de beantwoording van de vraag van mevrouw
Michon heb beantwoord.
De voorzitter:
Ja, dat is zo te zien het geval. Daarmee komen we precies om 13.00 uur aan het eind
van dit debat. Hoe is het mogelijk? Het is toch weer gelukt!
Ik stel vast dat er een tweeminutendebat is aangevraagd met als eerste spreker de
heer Azarkan van DENK.
Ik neem nog even de toezeggingen met u door.
– De Minister zegt toe in haar reactie op het transitieplan voor de Landelijke Eenheid
nader in te gaan op haar rol bij de transitie en de vraag hoe de gelijkwaardige positie
van twee toekomstige landelijke eenheden eruit komt te zien.
– De Minister zegt toe te onderzoeken hoe meer flexibiliteit kan worden toegepast bij
de instroom en daarbij ook te kijken naar het voorbeeld van het Bureau Bijzondere
Instroom van Defensie. Ze informeert de Kamer daarvoor voor het einde van het jaar.
Zo hebben wij het althans begrepen. Heet het zo? Zo heet het!
– De Minister zegt toe de Kamer na de zomer een reactie te doen toekomen op het rapport
over het politieoptreden van de speciale VN-rapporteur op het gebied van marteling.
– De Minister zegt toe de Kamer na de zomer een brief te sturen over de licentie-eisen
bij stadionverboden.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het is breder.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We krijgen de aangescherpte licentie-eisen en de Minister gaat daarbij in het bijzonder
in op de handhaving van de stadionverboden.
De voorzitter:
Juist, oké. Dat nemen we dan zo in de Handelingen op.
Mevrouw Michon, hoor ik u iets zeggen over nog een brief?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een brief over de drie eenheden Oost-Nederland, Oost-Brabant en Limburg. Die hoorde
ik even niet noemen.
De voorzitter:
Die gaan we ook nog even noteren. U kunt dat straks allemaal terugvinden in de Handelingen.
Meneer Azarkan, u mist ook een toezegging?
De heer Azarkan (DENK):
Ik kreeg een beetje aan de zijlijn de toezegging dat er in het nieuwe plan van aanpak
voor de bestrijding van racisme en discriminatie binnen het politiekorps ook een analyse
en een korte terugblik komen te staan: wat het heeft opgeleverd, cijfers et cetera.
De voorzitter:
Dat gaan we zo even in overleg met u noteren. Ik ga het nu niet proberen te herhalen.
De Minister zegt dat ze het herkent. Ze weet dus waar het over gaat en dat lijkt me
het belangrijkste.
Dat gezegd hebbende dank ik de Minister, haar ambtenaren, de leden, onze onvolprezen
ondersteuning in alle denkbare gedaanten, en natuurlijk de mensen op de publieke tribune,
de journalisten en iedereen die deze vergadering elders heeft gevolgd.
Ik wens u allen nog een goede en veilige dag toe.
Sluiting 13.11 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.