Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 20 juni 2022, over Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
36 062 Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 13
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 29 juni 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 20 juni 2022 overleg gevoerd over:
– de Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing
en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 36 062).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Voorzitter: Inge van Dijk
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bergkamp, Bromet, Dassen,
Inge van Dijk, Ellian, Leijten, Segers en Sneller,
alsmede mevrouw Roos, Griffier Tweede Kamer, en de heer Wit, hoofd Stafdienst Financieel
Economische Zaken.
Aanvang 11.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik wil beginnen met het wetgevingsoverleg over de Raming. Ik wil hartelijk
welkom heten: mevrouw Leijten van de SP, mevrouw Bromet van GroenLinks, meneer Sneller
van D66, de heer Van Baarle van DENK en meneer Segers van de ChristenUnie. Wellicht
komen er nog collega's binnenvallen, maar dat gaan we dan vanzelf meemaken. Ook een
welkom aan de Voorzitter, mevrouw Bergkamp. De indicatieve spreektijd is vijf minuten.
Ik wil daar niet te strak op gaan zitten, maar als iemand echt heel veel meer tijd
nodig lijkt te hebben, dan is het wel fijn om dat even aan te geven. Dat is van tevoren
ook even rondgestuurd, maar daar heeft verder niemand op gereageerd, dus ik ga ervan
uit dat vijf minuten akkoord is. Ik wil niet te strak omgaan met de interrupties op
elkaar. Mocht dat echt helemaal uit de klauwen lopen, dan zal ik tussentijds ingrijpen.
Ik wil het woord geven aan mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, bedankt. Vandaag hebben we het debat over de Tweede Kamer zelf, want we
bespreken de Raming, de begroting van de Tweede Kamer. Daar zou ik graag mee willen
beginnen, want daar heb ik wel wat vragen over. Ik zag ook dat Omtzigt daar in de
schriftelijke ronde vragen over stelde. We zien dat het van 150 miljoen in dit jaar
uitloopt naar 143 miljoen in 2027. Dat is minder. Het antwoord is dat er vooral extra
middelen zijn omdat we nu extra verdiepingen aan het klaarmaken zijn en er wat parlementaire
enquêtes zijn, maar dat het uiteindelijk structureel wel groeit. Ik kan dat nu niet
goed zien, dus ik zou de Voorzitter toch willen vragen om dat overzicht te geven.
Ik zag in het antwoord dat zij heeft gegeven op de vraag van Omtzigt hierover dat
er vanaf 2024 geen begrote middelen meer zijn voor parlementaire enquêtes. Dat lijkt
mij onverstandig. Ik denk niet dat de coronaenquête dan klaar zal zijn. Graag een
reactie daarop.
We hebben het veel gehad over hoe we onze positie kunnen versterken en hoe we om moeten
gaan met een Kamer met twintig fracties. Ik heb daar zo nog twee voorstellen over.
Het valt mij ook steeds vaker op dat wij aan de regering vragen iets te onderzoeken.
De regering doet dat dan, terwijl de regering eigenlijk onderwerp van dat onderzoek
is. Dan komt er weer een PwC. Dan komt er weer een KPMG. Daar moeten we lang op wachten.
Hoe is dat met de Sywertgelden gegaan? We leggen als instituut dus eigenlijk vaak
onze eigen onderzoeksrol neer bij de regering, die we zelf willen onderzoeken. Ik
zou willen vragen hoe de Voorzitter erover denkt om eens op zoek te gaan naar een
eigen onderzoeksinstituut. We hebben natuurlijk onze kennismedewerkers, maar die doen
niet zelf dat onderzoek. We zouden het zelf kunnen opbouwen, maar we zouden ook een
gelieerde universiteit of iets anders kunnen hebben die wat meer met de Tweede Kamer
samenwerkt en kijkt welk onderzoek we zelf ter hand kunnen nemen, zodat we het dus
niet weer vragen aan diezelfde regering, die we willen onderzoeken.
Dan kom ik op het werken met vele fracties en de vele werkzaamheden. Ik zou de oproep
willen doen om het mogelijk te maken om medewerkers bij besloten briefings, die vaak
worden gegeven door de Algemene Rekenkamer maar ook door andere instanties, toehoorders
te laten zijn. Nu is de regel dat, als het Kamerlid gaat, de medewerker mee mag, maar
soms heb ik ook dubbelingen. Dan is het kiezen tussen twee kwaden. Dan zou het heel
fijn zijn als mijn medewerker daarbij zit, want daar wordt toch iets meer context
gegeven bij een onderzoek. Het doet ook meer recht aan het werk van de Algemene Rekenkamer
als medewerkers van de fracties op de tribune kennis kunnen nemen van de discussie
aan tafel, al moeten ze natuurlijk nooit de vragen stellen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik was laatst bij een petitieaanbieding. Daar stond ook ineens een medewerker om de
petitie in ontvangst te nemen. Toen dacht ik wel: we moeten oppassen dat het ambt
van Kamerlid niet devalueert door steeds meer aan onze medewerkers over te laten.
Wij zijn degenen die hier gekozen zijn. Is het niet een hellend vlak om te gaan tornen
aan de verantwoordelijkheden van medewerkers en Kamerleden?
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou nooit een medewerker naar een petitie sturen. Ik denk dat je dan echt een grens
overgaat, want jij moet die als volksvertegenwoordiger aannemen. Dat kan een medewerker
nooit doen. Een medewerker kan ook nooit het gesprek voeren als er een besloten gesprek
is, maar wel toehoorder zijn. Dat mag nu niet. In het verleden is daar vaak een beetje
schappelijk mee omgegaan. Toen is het op een gegeven moment losgelaten omdat we zagen
dat er dan in plaats van het Kamerlid een medewerker kwam. Ik zou ook niet willen
tornen aan de afspraak dat minimaal vijf leden aanwezig zijn, zodat dat gesprek goed
gevoerd kan worden, maar wij weten allemaal hoe moeilijk het is met het dicht lopen
van de agenda. Juist op briefings als die van de Algemene Rekenkamer krijg je extra
context. Ik zou het heel goed vinden als een kleine fractie die in de plenaire zaal
staat, via een medewerker toch kennis kan nemen van de extra inkleuring die bijvoorbeeld
de Rekenkamer geeft. Mijn voorstel is om daar wat coulanter in te zijn. Maar het voorbeeld
dat u geeft, vind ik een grens overgaan. Dat vind ik echt ongewenst. Eigenlijk zou
het goed zijn als de griffier of de voorzitter van de commissie dan zegt: dit staan
we niet toe. Ik denk dat het goed is om daarop te handhaven.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik snap het voorstel van de SP dat er minimaal vijf Kamerleden aanwezig moeten zijn,
zodat er een gesprek gevoerd kan worden, en dat er toestemming kan worden gegeven
aan een medewerker om toehoorder te zijn. Dat gaat niet zo ver als ik in eerste instantie
dacht. Nog even over die petitie: ik was voorzitter in dat geval. Ik werd er echt
door overvallen, omdat ik er pas bij het voorstelrondje achter kwam dat het een medewerker
was. Dat is heel vervelend. Ik denk dat het goed is als we hier aandacht voor hebben,
want we moeten erop letten dat we een bepaalde status ontlenen aan het feit dat we
Kamerlid zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, gaat u verder.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk dat we het helemaal met elkaar eens zijn. Als het in het vervolg nog een keer
voorkomt, heeft de voorzitter alle steun van de SP om op te kunnen treden.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Dassen, die zich inmiddels bij ons gezelschap
heeft gevoegd.
De heer Dassen (Volt):
Ik vind het een mooi voorstel van mevrouw Leijten. Ik vraag me alleen wel af hoe het
dan bijvoorbeeld gaat met besloten briefings van Defensie. Mogen beleidsmedewerkers
daar dan ook bij aanwezig zijn of is dat wel alleen voor Kamerleden? Ik zoek even
naar waar de grens ligt.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb zelf geen ervaring met wat daar wordt gedeeld en hoe kwetsbaar het kan zijn
als medewerkers dat horen, maar in principe hebben medewerkers toegang tot dezelfde
informatie waar je als Kamerlid mee werkt. Ik zou daar dus ook coulance in willen
betrachten. Maar ik vind eigenlijk dat we zo min mogelijk geheime technische briefings
moeten houden. Dit gaat echt om gesprekken met de Rekenkamer of met de Ombudsman.
We hebben de wens om die openbaar te laten zijn, maar als dat niet kan, bijvoorbeeld
omdat het Rekenkamerrapport nog niet publiekelijk bekend is, dan accepteren we die
beslotenheid. Als het niet besloten is, kun je als medewerker gewoon op de tribune
gaan zitten, dus daarvoor hoeven we dat verzoek niet te doen. Het lijkt me wijs als
de commissie voor Defensie goed nadenkt over hoe ze dat invult. Die vraag kan ik hier
nu niet goed beantwoorden.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik wil daar even op aansluiten, want ik vind het ook een heel aansprekend voorstel.
Maar we hebben wel besloten informatiebijeenkomsten gehad, bijvoorbeeld over de steun
aan KLM of over nationalisaties, waarin soms alleen een woordvoerder of fractievoorzitter
werd meegenomen. Daar is later kritiek op gekomen, want dat zou eigenlijk breder moeten.
Op die manier kun je niet zeggen dat je het parlement geïnformeerd hebt. Tegelijkertijd
kan ik me voorstellen dat een kabinet aangeeft: dit willen we echt alleen met Kamerleden
bespreken. In principe kun je toestaan dat medewerkers erbij aansluiten, bijvoorbeeld
als een rapport aanstaande is maar het nog niet zover is en er vertrouwelijk gebrieft
wordt, maar dat lijkt me een andere setting dan wanneer er beursgevoelige of hele
gevoelige informatie qua veiligheidssituatie wordt gedeeld en de regering aangeeft:
dit is echt alleen voor Kamerleden bedoeld. Misschien kunnen we die nuance maken.
Ik ben benieuwd naar de reactie van collega Leijten op dat punt.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is het nu al zo dat besloten informatie niet ingezien of gelezen kan worden
door medewerkers, dus je zou het op die manier kunnen toepassen. Het gaat mij echt
om informatie die wordt verkregen in gesprekken die op verzoek van degene die iets
met de Kamer wil delen geheim zijn, maar waarvoor geen geheimhouding geldt voor Kamerleden,
zodat ze erover kunnen spreken. Dan is het handig als er medewerkers op de tribune
kunnen plaatsnemen. Ik noem bijvoorbeeld de gesprekken met de Algemene Rekenkamer.
Ik hoop dat het zo helder is.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer, dus gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Leijten (SP):
Oké.
Dan de spreektijd voor afsplitsers. «Afsplitsers» is een beetje een vervelende naam.
Sommigen voelen zich weggestuurd of zijn weggestuurd en sommigen voelen zich weggepest.
Toch heten ze «afsplitsers». We hebben in de vorige periode afgesproken dat daarop
geen bonus staat in de zin van dezelfde financiering en dezelfde spreektijd. Maar
nu staat er wel een grote straf op. Wat ik en de SP heel pijnlijk vinden, is dat als
een eenling een debat aanvraagt en daarin gesteund wordt door de Kamer... Die persoon
weet iets op eigen kracht te agenderen. Ik weet vanuit de oppositie hoe lastig het
is om daar een meerderheid voor te krijgen, maar als je alleen staat, is het al helemaal
knap als dat lukt. Nu krijg je dan toch maar de helft van de spreektijd. Ik zou de
Kamer willen voorstellen dat als een Kamerlid het voor elkaar krijgt om een debat
op de agenda te krijgen en daarin gesteund wordt door een meerderheid, er altijd de
volledige spreektijd wordt toegekend. Ik heb een beetje laten uitzoeken hoeveel debatten
dat betreft. In het afgelopen jaar gaat het om in totaal acht debatten die zijn gevoerd.
Daar loopt de agenda niet volledig van uit de rails, als een Kamerlid dan vier in
plaats van twee minuten spreektijd krijgt. Ik zou daar graag warme steun van de Voorzitter
voor krijgen. Wat zou het jammer zijn als we op dit soort dingen moties moeten gaan
indienen. Dat vergroot volgens mij te veel de verdeeldheid van de Kamer.
Tot slot heb ik nog een heel ander voorstel. Volgend jaar herdenken wij 150 jaar afschaffing
van de slavernij. Een commissie van Binnenlandse Zaken gaat al een aantal dingen organiseren,
zoals hoorzittingen. Ze gaat zelfs op werkbezoek, zowel binnenlands als naar de overzeese
gebieden. Maar in dit instituut is de slavernij uitgebreid besproken. In dit democratische
instituut is het gegaan over de afschaffing van de slavernij, over de voorwaarden
waaronder dat zou gebeuren en over hoe de slavenhouders uitgekocht werden omdat hun
economisch bezit verviel omdat mensen vrijheid kregen. Daar is volgens de SP wel iets
mee te doen binnen het herdenkingsjaar. Ik zou de Voorzitter willen vragen om samen
met de kunstcommissie te kijken naar wat wij daarvan nog uit het verleden hebben en
hoe wij volgend jaar tijdens het herdenkingsjaar daar in deze passage een mooie tentoonstelling
van kunnen maken, om te laten zien dat ook wij als parlement reflecteren op wat hier
in het parlement heeft gespeeld ten aanzien van deze heel pijnlijke geschiedenis van
ons land.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank je wel. Ondertussen heeft de heer Ellian van de VVD zich aangesloten. Welkom.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Allereerst wil ik beginnen met het bedanken van alle medewerkers. Er zijn
hier ook twee medewerkers van de Kamer aanwezig die ons altijd heel goed ondersteunen.
Zonder hun inzet zouden wij ons werk niet kunnen doen. Er zijn er drie, vier aanwezig.
Sorry! Ik let niet goed op. Vijf, zes. Allemaal reuze bedankt!
Bij deze Raming wil ik graag een paar zaken namens GroenLinks en de Partij van de
Arbeid inbrengen. Ondanks dat wij elkaar steeds bevestigen in onze stellingname dat
een tijdige en volledige informatievoorziening voor ons werk als Kamerleden van het
grootste belang is, blijkt dit telkens niet goed te gaan. Het is voor heel velen van
ons in dit huis een bron van ergernis, maar voor de democratie is het nog veel meer
dan een ergernis. Een van de grootste ergernissen wat mijn fractie en die van de Partij
van de Arbeid betreft is dat bijvoorbeeld media eerder op de hoogte gesteld worden
van plannen dan de Kamer, waardoor wij als Kamerleden moeten reageren op mediaberichten.
Een andere grote ergernis is de slechte en late beantwoording van concrete vragen,
zowel voorafgaand als tijdens debatten. De zwakke informatiepositie van de Kamer ondermijnt
ons parlementaire stelsel. Bijna alle fracties zijn hier gefrustreerd over, maar echt
goed gaat het helaas nog steeds niet. Graag hoor ik van de Voorzitter wat zij kan
doen om ervoor te zorgen dat het kabinet zich nu eindelijk eens goed aan de gemaakte
afspraken gaat houden.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik snap de vraag heel goed, en de frustratie ook, maar vorig jaar is de motie-Leijten/Arib
aangenomen. Daar is een werkgroep uit voortgekomen, onder leiding van de voorzitter
van deze vergadering, de werkgroep informatieafspraken. Die is hard aan het werk en
die heeft ook een brief gestuurd, zowel naar de commissie voor de Werkwijze als naar
het Presidium én naar de commissie Binnenlandse Zaken over wanneer zij hun werkzaamheden
denken af te ronden, juist ook omdat deze Raming daar ook over gaat. Dus we zijn daarmee
bezig. Als de Voorzitter deze vraag beantwoordt, zal ze dus verwijzen naar de commissie-Van
Dijk.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik weet het. Een fractiegenoot van mij, Senna Maatoug, zit ook in die commissie. Dat
is dus hartstikke goed, maar wij hebben elke dag, ook totdat de resultaten van de
commissie helder zijn, die informatie nodig; ook deze week hebben we die nodig. Het
is goed dat die commissie aan het werk is, maar ook deze week wil ik hier aandacht
voor vragen.
Voorzitter. Een ander terugkerend punt betreft de ondersteuning van de Kamer, zeker
als we die vergelijken met de ondersteuning van het kabinet. Ook wanneer we de omvang
van ons parlement vergelijken met die van buurlanden en andere landen in de Europese
Unie, zien we dat we hier behoorlijk achterlopen. Sinds de jaren vijftig van de vorige
eeuw heeft ons parlement dezelfde omvang, terwijl de bevolking fors is gegroeid. De
collega's Segers en Dassen pleitten vorige week vorige week voor een groter parlement.
Mijn fractie steunt dat pleidooi. De verhouding tussen het aantal kiezers en het aantal
Kamerleden moet weer hersteld worden, ook omdat alles om de Kamer heen de afgelopen
decennia wel gegroeid is. Maar ik zou er ook een kanttekening bij willen maken: als
een groter parlement leidt tot nog meer fracties, bijvoorbeeld 30 fracties, dan schieten
we er weinig mee op. Ik ben benieuwd hoe mijn collega's Segers en Dassen hierover
denken en natuurlijk ook naar hoe de Kamervoorzitter hiernaar kijkt.
De voorzitter:
Ik zie een aantal interrupties. Allereerst de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dan zijn wij natuurlijk heel benieuwd hoe GroenLinks ernaar kijkt. Wil GroenLinks
het dan combineren met een kiesdrempel? Wat is het precieze idee?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
GroenLinks zou hier heel graag met elkaar het gesprek over willen voeren. Ik denk
zelf dat alleen maar het vergroten van het parlement niet genoeg is, dus dat je er
aanvullende maatregelen bij moet treffen. Het instellen van een kiesdrempel kan er
een zijn, maar misschien zijn er ook andere ideeën. Het is het begin van het gesprek
hierover, zou ik zeggen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb eigenlijk dezelfde vraag. Ik snap de vraag van collega Sneller heel goed. Als
je het aantal zetels vergroot, verlaag je de kiesdrempel. Je zou er ook voor kunnen
kiezen om dezelfde kiesdrempel te houden, zodat het in ieder geval niet nóg makkelijker
wordt om een zetel te krijgen. Als je het combineert met het moeilijker maken om een
zetel te verkrijgen, betekent dat ook dat je geluiden in de samenleving de pas afsnijdt.
Ik had eigenlijk dezelfde vraag, namelijk hoe GroenLinks hierover denkt, maar ik begrijp
dat er veel openheid is en dat dit het begin is van een breder gesprek. Het lijkt
me heel nuttig dat we dit inderdaad met z'n allen voeren.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat is ook precies het dilemma waar GroenLinks mee worstelt. Wij willen niet groepen
kiezers de pas afsnijden, maar zien ook dat het aantal fracties dat nu in het parlement
zit, gewoon te veel is. Het wordt een soort van onwerkbaar. Daar moeten we met elkaar
over nadenken. Misschien zijn er deskundigen die ons daarbij kunnen helpen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het volgende punt waar ik graag aandacht voor vraag, is de werkwijze van de Kamer.
Zoals ik net al zei, zijn we met twintig fracties. We zien dat debatten erg lang duren
en dat er heel veel herhaald wordt. Daar zijn we natuurlijk allemaal bij en daar moeten
we met z'n allen alert op zijn, maar ik zou de Kamervoorzitter toch willen aanmoedigen
om hier nog wat strakker op te gaan zitten. Een concreet voorbeeld is de regeling
van werkzaamheden. Die duurt vaak lang omdat veel Kamerleden een heel betoog houden,
terwijl alleen gevraagd wordt of ze een verzoek steunen of niet.
Een ander punt van zorg voor mijn fractie blijven de omgangsvormen. We moeten hier
met z'n allen meer werk van maken. De voorzitters hebben hier een belangrijke rol
in. GroenLinks zal voorzitters die ingrijpen wanneer de omgangsvormen worden overschreden,
van harte blijven steunen.
Voorzitter. Dan nog enkele zaken van meer praktische aard. De eerste is eigenlijk
de verbazing die mij trof toen ik hier vier jaar geleden aantrad als Kamerlid. Ik
was afkomstig uit een gemeente waar ik wethouder was. Daar werkten wij al vier jaar
papierloos. Het was voor mij ook moeilijk om papierloos te gaan werken, want het is
heel fijn om dingen op papier te hebben en om er dingen bij te kunnen schrijven. Maar
het wende al heel snel. Bij regionale overleggen zag ik al mijn collega-wethouders
in andere gemeentes zonder papier werken. Ik kon ook heel makkelijk stukken uitwisselen.
Dat was echt een vooruitgang. Toen kwam ik hier. En hier wordt nog steeds alles uitgeprint.
Het is echt onvoorstelbaar dat de Eerste Kamer papierloos werkt, net als de waterschappen,
de gemeentes, de provincies – iedereen werkt papierloos – terwijl de Tweede Kamer
nog heel veel papier gebruikt. Mijn vraag aan de Kamervoorzitter is: hoeveel papier
wordt hier eigenlijk gebruikt? Waarom komt er niet gewoon een systeem op de iPad,
die we allemaal hebben? Daarmee kunnen we onze secretariaten een heleboel werk besparen
en onszelf ook, omdat we altijd de stukken bij de hand hebben en niet hoeven te zoeken
waar de stukken gebleven zijn. Graag een reactie.
Punt twee betreft het gebouw. We zitten nu bijna een jaar in B67. Sommige Kamerbewoners
zagen daartegen op. Het is geen Binnenhof, maar het gebouw voldoet behoorlijk. Wel
zijn er nog een paar punten die aandacht behoeven. Allereerst de toegankelijkheid
voor mensen met een beperking. Collega's Lisa Westerveld en Daan de Kort hebben samen
met enkele mensen met een beperking een ronde gemaakt door het gebouw. Daar zijn vaak
kleine, praktische punten uit naar voren gekomen om de toegankelijkheid te verbeteren.
Ik ontvang graag een toezegging dat het Presidium ermee aan de slag wil gaan om de
toegankelijkheid en ook de bewegwijzering te verbeteren. Soms, als je naar een andere
fractie moet of als er gasten zijn, is het echt heel moeilijk om te vinden waar een
bepaalde fractie zit. Een paar bordjes ophangen zou al heel behulpzaam zijn.
Tot slot. Er wordt een onderzoek gestart naar de manier waarop we hier in het gebouw
met elkaar omgaan. Waarom is ervoor gekozen om hier ook oud-medewerkers bij te betrekken?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank je wel. Dan ga ik over naar de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal mijn inbreng vanaf papier doen. Ik heb vier onderwerpen:
de ondersteuning, de fysieke veiligheid, de ICT en het College van onderzoek integriteit.
Ten eerste de ondersteuning van de Kamer. De motie-Jetten vergrootte de ondersteuning
voor de fracties een aantal jaar geleden. Het is goed dat er vorig jaar met het amendement
van het Presidium ook geld bij is gekomen voor de Dienst Analyse en Onderzoek. Tegelijkertijd
staat in het coalitieakkoord een reeks die oploopt naar 5 miljoen structureel. Die
zie ik niet terug in de Raming. Ik snap de vragen daarover uit de schriftelijke voorbereiding
en van collega Leijten. Mijn vraag is wat de reden daarachter nou is. Ik heb namelijk
toch de indruk dat de werkdruk van Kamerleden, hoewel dat 23.00 uur handhaven goed
gaat, toch nog behoorlijk hoog ligt. De werkdruk van het ambtelijk apparaat is niet
heel veel minder. Zeker met het rapport van de werkgroep-Van der Staaij, de tweede,
over de controlerende en de medewetgevende taak in de hand ligt er volgens mij een
duidelijke richting voor het Presidium waar die ondersteuning zou moeten komen. Ik
heb het gevoel dat het nu toch weer een beetje vooruit wordt geschoven. Het zou zonde
zijn als we zo meteen een onderuitputting ten opzichte van het coalitieakkoord laten
zien, terwijl we in de Kamer heel breed het gevoel hebben dat er meer ondersteuning
nodig is.
Dan de fysieke veiligheid. Het is mij tot nu toe bespaard gebleven, maar als ik zie
hoeveel collega's geïntimideerd en bedreigd worden en daarvan aangifte moeten doen,
is dat toch een zorgelijke ontwikkeling. Ik ben blij dat de BVA, de Beveiligingsautoriteit,
wordt opgericht en dat die serieuzer in een veiligheidsdriehoek, ook in de Kamer,
gaat worden vormgegeven. Ik wil de Voorzitter vragen of zij iets meer inzicht kan
geven in hoeveel aangiftes er door Kamerleden worden gedaan. Heeft zij dat inzicht?
Hoe vaak leidt dat tot rechtszaken of tot een veroordeling? Welke andere ondersteuning
kan er ook vanuit de Kamer komen? Ik zie namelijk de mentale impact op mijn collega's
die wel worden bedreigd. Ik denk dus bijvoorbeeld ook aan psychosociale hulp. Of zegt
de Voorzitter: nee, dat is iets wat ze toch vooral zelf moeten regelen of waar fracties
zelf verantwoordelijk voor zijn?
Voorzitter. Toen mensen mijn toenmalig fractievoorzitter Rob Jetten thuis opzochten,
dacht ik nog: dat is een incident; het is heel onwenselijk, maar het is een incident.
Helaas moeten we constateren dat het sindsdien vaker is voorgekomen. Farmers Defence
Force kondigde dit weekend ook gewoon in de krant aan: nee, wij zijn niet tot inkeer
gekomen; sterker nog, wij gaan onze acties opvoeren en wij gaan zo door. In het vragenuur
van vorige week noemde het kabinet dat onacceptabel. Tegelijkertijd constateerden
ze dat de politie met lege handen staat. Volgens mij kunnen we het daar niet bij laten
en moeten we ervoor zorgen dat er ook een wettelijke basis komt, zodat de politie
wél iets kan doen.
Mevrouw Leijten (SP):
Wat stelt D66 hier nu precies voor?
De heer Sneller (D66):
De vraag is hoe precies mevrouw Leijten de vraag bedoelt. Ik denk in ieder geval dat
het onaangekondigd en ongewenst thuis bezoeken van politici vanwege hun politieke
overtuiging of beleid verboden moet worden, of strafbaar gesteld, zo u wilt.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk dat we allemaal met afschuw kijken naar de incidenten die er zijn, maar we
zijn volksvertegenwoordigers. Ik ben weleens thuis opgezocht, door iemand die niet
dreigde en die ik direct kon helpen. Ik denk dan bij mezelf: waarom zou je politici
een status aparte moeten geven? Moeten we dan niet veel beter kijken naar dreigingsanalyses
die gemaakt worden en goed ingrijpen, voordat we enig demonstratierecht beperken en
Kamerleden of de plek waar ze wonen een soort no-goarea laten zijn? Dat zou ik heel
ongewenst vinden. Daarom ben ik wel benieuwd hoe dat verbod er dan precies uitziet.
De heer Sneller (D66):
Daar ben ik ook benieuwd naar. Dat is ook waarom ik denk dat het goed is als het kabinet
dat onderzoekt, want de juridische vormgeving kun je op verschillende manieren doen.
Wat betreft dat beter naar de analyses kijken: ik vond het ongelofelijk dat de Staatssecretaris
in het vragenuur van vorige week zei «nee, we hadden dit niet zien aankomen». We moeten
dus ook kijken naar die dreigingsanalyses, en het recht om te demonstreren is inderdaad
een heel groot goed. Maar ik heb de indruk dat mevrouw Leijten in het voorbeeld dat
zij noemt niet per se werd opgezocht in een poging om haar politieke overtuiging te
wijzigen. Ik denk: als je contact zoekt met een politicus – die benaderbaarheid is
ook belangrijk – dan zijn we allemaal per e-mail bereikbaar. We hebben allemaal 80
manieren om ons te bereiken. We zijn allemaal in dit gebouw, lokale politici hebben
hun gemeentehuizen en Ministers en Staatssecretarissen hebben hun ministeries. Er
zijn heel veel manieren om politici te benaderen, maar het onaangekondigd en ongewenst
thuis bezoeken is voor mij de grens over, omdat we hier uiteindelijk geen regels maken
op basis van wie er het meest geïntimideerd wordt, maar op basis van verkiezingen
en wetten.
Mevrouw Leijten (SP):
We moeten geen wetten maken op basis van incidenten. En we moeten wetten maken die
voor alle inwoners van Nederland gelden, dus niet met een status aparte voor politici.
Daarom worstelt de SP hier dus enorm mee. Er zijn heel veel dreigende situaties die
mensen meemaken in contact met de overheid. Als je een boete niet betaald hebt, kan
je huis helemaal leeggehaald worden of kan je in hechtenis worden genomen. Wij maken
best wel hele strenge regels die heel diep ingrijpen in mensenlevens, en nu wijzelf
daar onderdeel van kunnen zijn – ik roep vooral de opsporings- en veiligheidsdiensten
op om daar alerter op te zijn – willen we de regels wijzigen. Het voelt voor de SP
een beetje als gelegenheidsargumentatie. Terwijl ik niets af wil doen aan de dreigende
situaties en intimidatie, vind ik dat er toch wel ongemakkelijk aan.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij zijn dit vier à vijf verschillende punten. Eén: als het een incident was
geweest – dat zei ik ook in mijn eigen inbreng – dan had ik dit ook niet voorgesteld.
Dit heb ik destijds ook niet voorgesteld. Maar het is duidelijk geen incident, dus
volgens mij moeten we het dan ook structureler bekijken en een structurelere oplossing
zoeken. Dan: wetten moeten gelden voor alle Nederlanders. Voor de veilige publieke
taak is er natuurlijk ook een strafverzwaring als het gaat om mensen met een publieke
taak. Dat is niet voor alle Nederlanders. Dat is omdat we zeggen: sommige mensen verdienen
extra bescherming of hebben die extra bescherming nodig. Ik denk dat het uiteindelijk
wel de kern van de democratie is dat politici en bestuurders besluiten nemen op basis
van verkiezingen, en niet op basis van hoeveel ze geïntimideerd worden. Wat betreft
de opsporingsdiensten heeft het kabinet vorige week in de Kamer ook expliciet gezegd
dat er geen strafbaar feit geconstateerd is. Als we vinden dat de opsporingsdiensten
hier wel iets zouden moeten kunnen doen, dan moeten we ze dat in handen geven. Dat
is mijn voorstel.
De voorzitter:
De heer Ellian, van de VVD, had al eerder om een interruptie gevraagd. Meneer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Juist vandaag moeten we het goede voorbeeld geven, dus ik moet niet in herhaling vallen
en sluit me gemakshalve even voor een groot deel aan bij het betoog van mevrouw Leijten.
Ik wil het toch graag wel even specifiek hebben over het volgende, ook als het gaat
om het geven van het goede voorbeeld; dat zie ik juist collega Sneller vaak doen.
We hebben het vandaag over de Raming. We praten met de Voorzitter van de Tweede Kamer,
ook in haar hoedanigheid als lid van het Presidium. Dat er een verantwoordelijkheid
is voor de Voorzitter in het licht van onze veiligheid is duidelijk, maar u vraagt
hier om te onderzoeken of er een nieuwe strafbepaling geïntroduceerd kan worden. Dan
heb ik toch even de vraag aan u: vindt u dit nou de goede plek en, ten tweede, heeft
u er ook niet enig ongemak bij dat we het hier dan over onszelf hebben en een aparte
strafbepaling over ons gaan toevoegen? Dat is toch een beetje gek.
De heer Sneller (D66):
Ik zei al: zelf heb ik er tot nu toe gelukkig geen last van gehad. Ik denk dat burgemeesters
in den lande ook onze bescherming verdienen en dat we het hier wel degelijk hebben
over de kern van de democratie, namelijk of politici zonder last, en dus ook vrijelijk,
kunnen besturen en beleid kunnen bepalen op basis van hun overtuiging of het kiezersmandaat,
en niet op basis van de vraag of zij geïntimideerd worden en wie daar het verste in
zou willen gaan of ermee weg kan komen. Dat is namelijk het recht van de sterkste
en volgens mij staat dat haaks op de democratie. Daar is het in het vragenuur ook
al uitgebreid over gegaan. Op deze agenda staat die fysieke veiligheid ook, dus dit
leek mij een hele goede gelegenheid om het hierover te hebben.
De heer Ellian (VVD):
Om misverstanden te voorkomen: natuurlijk is wat er nu gebeurt erg zorgwekkend. En
het publiekelijk aankondigen dat bewindspersonen geïntimideerd zullen worden, hoort
niet. Volgens mij zijn we het daarover eens, maar ik wil toch één ding aan collega
Sneller meegegeven. Als je zoiets inbrengt, moet het wel precies zijn en kloppen.
U vraagt om een specifieke strafbepaling en dat is nogal wat. U zegt ook dat de opsporingsdiensten
meer mogelijkheden moeten hebben, maar die hebben ze. Ik vraag ook even uw reflectie
op het volgende. Als iemand bij de hockeyclub van mijn zoon roept «ik zoek u thuis
op», tja, dan is dat een heel grijs gebied. Ik word daar niet vrolijk van, en mijn
vriendin overigens ook niet. Maar dat geldt voor alle Nederlanders. Als iemand dat
bij de hockeyclub roept tegen de coach van de tegenstander, voelt die zich ook heel
geïntimideerd. Ik zoek dus echt even naar wat u wilt, met waardering voor uw intentie.
Het is fijn om te horen dat we wel een zorgwekkend pad opgaan; volgens mij delen we
dat met elkaar. Maar ik vraag u toch of dan een nieuwe strafbepaling de oplossing
is.
De heer Sneller (D66):
Ik vind het wel zorgelijk dat het nu is: ja, het is wel zorgelijk en het moet niet
voorkomen, maar ja, we laten het bij een morele veroordeling. Kijk, er zijn een heleboel
dingen die ik moreel verwerpelijk vind maar toch niet wil verbieden, maar dit raakt
de kern van de democratie. We moeten ervoor zorgen dat de opsporingsdiensten en de
politie iets in handen hebben. De politie stond erbij en keek ernaar, want er werd
geen strafbaar feit begaan. Dat is voor mijn onbestaanbaar. Ik heb het niet helemaal
uitgeschreven qua wetsartikel, strafmaat et cetera, maar als we de intentie delen,
moeten we het kabinet gezamenlijk vragen om te zorgen dat dit goed wordt uitgezocht
en er zo'n bepaling komt. En of dat in de Wet openbare manifestaties op een bepaalde
manier wordt geregeld of dat het in het Wetboek van Strafrecht komt, daar wil ik het
graag uitgebreid over hebben, maar volgens mij is het wel belangrijk om het principe
te markeren. Als we dat niet kunnen doen, is het ook helder, maar ik hoop toch dat
we daar wel gezamenlijk voor kiezen, omwille van die democratie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik deel de frustratie van D66 dat je iets wat zeer ongewenst is wel moreel kunt verwerpen
maar je er geen instrumenten tegenover kunt stellen. Of dat een verandering in het
Wetboek van Strafrecht is, weet ik niet. Of dat alleen moet gaan over het opzoeken
van politici thuis weet ik ook niet. Ik wil wel de stemmingmakerij wegnemen dat wij
onszelf ongelijk behandeld willen hebben of beter beschermd willen hebben dan gewone
Nederlanders. Want ik deel die suggestie niet. Het gaat om de bedreiging van de democratie.
Je moet heel sterk in je schoenen staan als er, zoals bij mij, bijna elk weekend toeterend
langsgereden wordt om twee uur 's nachts, of als er vuurwerk in je tuin gegooid wordt
als de kinderen alleen thuis zijn. Het is echt moeilijk om ... Ik kan me voorstellen
dat er volksvertegenwoordigers zijn die denken: ik doe het niet meer. Of ze denken:
ik ga niet meer helemaal zeggen wat ik vind, want dat betekent dat mijn kinderen onder
druk staan. Ik weet ook niet wat de oplossing is, maar het is heel erg dreigend, misschien
niet eens voor de politicus zelf, die ervoor gekozen heeft, maar wel voor de gezinsleden:
die moeten ook beschermd worden.
Ik spreek mensen er zelf ook weleens op aan als ze dingen bij mij doen. Dan houden
ze er een tijdje mee op en daarna gaan ze er weer mee verder. Dan zeg ik: zou jij
willen dat je kinderen 's nachts bang zijn, of dat ze elke nacht wakker worden van
dat getoeter?
De voorzitter:
En uw vraag is ...?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De vraag aan de heer Sneller is: moeten we niet veel breder kijken naar intimidatie
van politici? Want niet die politici zijn slachtoffer, maar de democratie.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten wil hier heel even op reageren.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil even persoonlijk zeggen dat ik de suggestie die mevrouw Bromet deed dat ik
het niet erg zou vinden, wil wegnemen. Ik vind het alleen heel erg kwetsbaar als we
uitzonderingsposities maken voor ons. Ik vind ook dat we demonstreren moeten koesteren.
Intimideren is al strafbaar. Laten we het wel heel zuiver houden. We zijn nu allemaal
geschrokken van wat er gebeurt rond Farmers Defence Force en wat ze aankondigen. Wat
mevrouw Bromet meemaakt, vind ik ook echt supernaar om te horen. Maar het is niet
iets van alleen deze tijd. Ik kan me echt nog herinneren dat er ook rond de tijd van
Pim Fortuyn en daarna veel politici bedreigd werden en in safehouses zaten. Toen is
ook niet overgegaan tot de beslissing dat dit nodig was. Dus wat maakt die situatie
dan anders? Er is een hoop bedreigend in het vak van politicus, maar laten we ook
niet doen alsof het nu iets nieuws of een nieuw fenomeen is.
De heer Sneller (D66):
Ik ben te jong om me de tijd van Aad Koster echt goed te herinneren. De persoon die
met een fakkel voor de deur van Sigrid Kaag stond, is gewoon veroordeeld. Dat is echt
intimidatie volgens het Wetboek van Strafrecht. De trekkers die bij de Minister voor
Stikstof stonden, waren intimiderend in de volksmond, maar niet volgens de wet. Dat
constateerde de politie die erbij stond. Volgens mij moeten wij ervoor zorgen dat
dat ook volgens de wet intimiderend is. Richting collega Bromet zeg ik dat ik het
ermee eens ben dat we breder aandacht moeten hebben voor de weerbaarheid van politici
en ook voor hun bescherming. We moeten ervoor zorgen dat intimidatie wordt verminderd
of voorkomen, maar in ieder geval kan worden aangepakt.
De voorzitter:
De heer Ellian had nog een opmerking.
De heer Ellian (VVD):
Het is de eerste keer dat ik dit doe, maar ik vind het nodig om een persoonlijk feit
te maken. De fractievoorzitter van GroenLinks zei in dit gebouw: als Ellian senior
iets overkomt, dan hebben wij een discussie met elkaar. Ik was 14 toen de DKDB bij
mij voor de deur stond. Ik weet dus wat de prijs van democratie is. Hier wordt een
beetje een vervelende suggestie gewekt. Ik steun de intentie van de heer Sneller ten
volle. Het is alleen mijn plicht als volksvertegenwoordiger om te vragen of de oplossing
hij kiest, de goede is. Ik weet beter dan een heleboel mensen in dit gebouw wat die
prijs kan zijn. De persoonlijke feit wil ik maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb geen vraag van u gehoord. Mevrouw Bromet wilde volgens mij nog
een vraag stellen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik bedoelde eigenlijk iets anders dan waar de heer Sneller nu antwoord op geeft. Ik
bedoelde te vragen of het niet veel te beperkend is om te kijken naar een strafmaat
voor huisbezoeken van politici, als intimidatie op vele manieren kan plaatsvinden.
Als intimidatie inderdaad strafbaar is, wie bepaalt dan of iets intimiderend is? Hoe
kijkt de heer Sneller daarnaar?
De heer Sneller (D66):
Allereerst zeg ik richting collega Ellian: ik hoop niet dat ik aanleiding hiertoe
heb gegeven; in dat geval excuses. Dat was zeker niet de bedoeling. Tegen collega
Bromet zeg ik dat het prima is om er breder naar te kijken. Ik ken weinig andere voorbeelden
waarvan ik denk: daar gaat het niet de wettelijke grens over, maar is het wel iets
waarvan ik denk dat het verboden zou moeten worden. Maar als daar voorbeelden van
zijn, dan ben ik uiteraard van harte bereid om daarover mee te denken en daarnaar
te kijken.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Van Baarle nog een interruptie wil plegen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ook de fractie van DENK zit met het dilemma waar andere sprekers aan refereerden.
Natuurlijk keuren wij het thuis opzoeken en het intimideren van politici ten stelligste
af. Uiteindelijk is de democratie daarbij de grootste verliezer; volgens mij zijn
we het daar allemaal over eens. Ik heb wel een vraag aan de heer Sneller. Voordat
je eventueel overgaat tot het invoeren van een verbod met een bepaalde categorie voor
volksvertegenwoordigers is het zaak om even te kijken wat de huidige instrumenten
zijn. Ik ben er niet van overtuigd dat bijvoorbeeld een burgemeester, als mensen op
trekkers een politicus in een woonwijk opzoeken, niet de mogelijkheid zou hebben om
te zeggen: «Dit is een demonstratie zonder kennisgeving. Dit leidt tot wanordelijkheden.
Ik verbied dit.» De lokale autoriteiten hadden wellicht ook in dit geval meer kunnen
doen om dit te voorkomen. Zou de heer Sneller daar misschien op in kunnen gaan?
De heer Sneller (D66):
Volgens mij hebben we de analyses over het voorkomen hiervan gemaakt, maar de politie
stond erbij en zij stond met lege handen. Dat is voor mij voldoende bewijs dat dit
soort gedragingen, die wij allemaal ten stelligste afkeuren, volgens de wet blijkbaar
mogen. Ik zeg: dat raakt de kern van de democratie en dat moeten we dus verbieden
of strafbaar stellen. De motie die ik heb voorbereid, is een onderzoeksmotie, opdat
in ieder geval het verbieden of het strafbaar stellen hiervan wordt bekeken. Dat heb
ik ook in antwoord op collega Ellian gezegd. Dat is dus niet meteen al zoiets als
«dit is het artikel dat u nu moet invoeren». Nogmaals, als wij de intentie of de strekking
delen dat wij ervoor moeten zorgen dat dit onmogelijk wordt, dan lijkt mij dát de
weg.
De voorzitter:
Nog een interruptie van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik onderschrijf de intentie; dit moet niet kunnen. Ik vind het uiterst verwerpelijk
en ik vind het schadelijk voor de democratie. Deelt de heer Sneller in ieder geval
met mij de analyse dat de burgemeester had kunnen zeggen: «Dit is een demonstratie
zonder kennisgeving. Ik verbied dit. U dient zich te verplaatsen. Dit is een woonwijk
en dit leidt tot wanordelijkheden. Dit leidt tot onveiligheid. Dit kan niet.»? Dat
is mijn kernvraag. Er is dus eigenlijk al een manier om dit soort verschrikkelijke
intimidaties aan te pakken.
De heer Sneller (D66):
Ik vind het altijd lastig om vanuit de Tweede Kamer de inschatting van de burgemeester
van dat moment over te doen, maar dan krijg je dat mensen die niet in een woonwijk
wonen – op de beelden zag het er in ieder geval uit als een woonwijk – anders worden
behandeld, terwijl je daarbij dezelfde grens zou willen trekken. Dus nee, vooralsnog
ben ik daar dus niet van overtuigd.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Sneller (D66):
Voorzitter. Hoeveel minuten heb ik nog? Nog twee, hoor ik.
Er zijn Kamerleden geweest die mensen die door hen waren uitgenodigd, vrij in dit
gebouw hebben laten rondlopen. Mijn vraag aan de Voorzitter is wat daaraan gedaan
is of wat daartegen gedaan wordt, want dat lijkt mij onwenselijk.
Voorzitter. Dan de ICT. Vorig jaar heb ik een uitgebreid pleidooi gehouden voor verbeteringen
van de ICT. Ik heb daar nog weinig van gemerkt, in het kader van werkdruk, in het
kader van ... Ik heb hier opgeschreven «er schuilt een Hugo de Jonge in ons allemaal»,
want ook ik ga dan toch maar via andere instrumenten communiceren, met alle informatiebeveiligingsgevolgen
van dien. Dat is volgens mij niet de bedoeling. Ik ben heel blij dat het Open Data
Portaal per september eindelijk voor iedereen toegankelijk wordt, ook voor externen.
Ik hoop ook echt dat we die deadline nu wel gaan halen, want dit pleidooi doe ik al
vier jaar. Ik denk dat het heel mooi is om zo wat meer inzicht te krijgen in ons eigen
werk en dat laat de Staat van de Kamer ook weer zien.
Ten slotte het College van onderzoek integriteit. De Voorzitter zegt «we gaan het
evalueren», maar we zien gewoon dat er collega-Kamerleden zijn die zeggen: ik erken
het gezag niet en ik werk er niet aan mee. Maar het staat gewoon in het reglement.
Daarmee hebben we het als Kamer ingesteld. Daarom moeten we het volgens mij niet al
te lang voor ons uitschuiven. Want we doen onszelf tekort met elke dag dat het gewoon
kan, maar dat dat openlijk wordt gezegd.
Voorzitter. Ik heb er ook schriftelijk naar gevraagd: je kan niet anoniem een klacht
indienen. Dat is nog tot daaraan toe, want alleen Nederlanders kunnen volgens dat
reglement een klacht indienen. Maar het is wat mij betreft een te hoge drempel dat
degene over wie je klaagt jouw naam moet weten. Dat is gewoon een te hoge drempel
voor mensen buiten deze Kamer die wel een klacht willen indienen maar angst hebben
voor eventuele represailles. Dus dat zou eruit moeten.
Ten slotte, voorzitter, wil ik ingaan op de ondersteuning van het college, maar ook
van de adviseur, op het gebied van integriteit. Ik heb de indruk – ik heb dat ook
bij het instellen ervan gezegd – dat de doorlooptijden soms te lang zijn. Dat is niet
goed voor het Kamerlid over wie de klacht wordt ingediend, maar ook niet voor het
idee dat je zo snel mogelijk na een eventuele overtreding tot een sanctieoplegging
moet overgaan.
De voorzitter:
Dank je wel. Ik geef het woord aan de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Namens de fractie van DENK allereerst een groot woord van
dank aan alle medewerkers van de Kamer, onder wie de bodes en de technische dienst,
die ervoor zorgen dat wij ons werk kunnen doen.
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Leijten en de heer Sneller over
de begroting en over de terugloop van uitgaven, en bij het verzoek aan de Voorzitter
of er nadere uitleg kan komen over hoe dit precies zit.
Voorzitter. DENK heeft bij de vorige Raming een motie ingediend om iedere fractie
de mogelijkheid te bieden om zitting te nemen in het Presidium. Toen was de reactie
van de Voorzitter: we hebben op dit moment een buddysysteem en grotere fracties proberen
de mening van de kleinere fracties mee te nemen in het Presidium. In alle eerlijkheid
kan ik u zeggen dat wij daar niks van merken. Sterker nog, ik heb het gevoel dat de
besluiten van het Presidium over ons uitgestrooid worden. Het is niet zozeer zo dat
wij moeten tekenen bij het kruisje. Dat hele kruisje is gewoon al een voldongen feit.
Wij zijn het dus niet eens met het buddysysteem. Wij vinden dat democratie betekent
dat ook de kleine fracties mogen meepraten en meebesluiten. We zouden toch wel iets
meer betrokkenheid willen hebben bij de inrichting van het reilen en zeilen in dit
huis. Daar graag een reflectie op van u als Voorzitter.
De heer Dassen (Volt):
Ik vraag me af of de heer Van Baarle daar wellicht een concrete suggestie voor heeft.
Wellicht is het een idee dat er één vertegenwoordiger namens de kleine fractie is,
in plaats van dat de kleine fracties in het Presidium vertegenwoordigd worden door
een buddy. Zo kun je dat geluid daar ook echt altijd laten horen.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat vind ik een goede suggestie. Onze oplossing is dat elke fractie die dat wil gewoon
de mogelijkheid moet hebben om in het Presidium te zitten. Ik ben dat ook gewend vanuit
mijn rol als lid van de gemeenteraad. Daar zat gewoon iedere fractie in het Presidium.
Dat doet echt niks af aan de besluitvorming. Sterker nog, die wordt er alleen maar
beter van, want dan kan je ieder perspectief meenemen. Maar als dat geen meerderheid
krijgt, dan is de optie die de heer Dassen voorstelt ook een denkbare. Dat zou al
beter zijn dan hoe het nu is.
Voorzitter. Een aantal sprekers hebben het gehad over de hoeveelheid fracties in dit
huis en over de werkbaarheid. Ik vind mijn werk aantoonbaar werkbaarder geworden sinds
er meer fracties zijn in het parlement. Dat heeft er alles mee te maken dat ik als
volksvertegenwoordiger nu geconfronteerd word met een pluriformiteit aan opvattingen,
en ook met nieuwe ideeën, waardoor ik mijn controlerende functie beter kan uitvoeren.
Dat apprecieer ik zeer. Dus ik ga niet mee in de opties die ik lees. Ik lees in de
brief van de Voorzitter dat we misschien instrumenten als moties moeten begrenzen.
Wij zijn daar niet voor. Laat de pluriformiteit zijn werk doen. Misschien moeten we
elkaar als Kamer wat meer aanspreken op de instrumenten die we inzetten in plaats
van dat we er met de botte hamer op gaan slaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik wil helemaal niet met een botte hamer ergens op slaan, maar ik merk wel dat de
animo heel mager is voor een heleboel bijeenkomsten die wij als Kamerleden organiseren
en die wat minder in de publieke belangstelling staan. Er komen te weinig mensen naar
rondetafels. Er gaan werkbezoeken niet door omdat mensen geen tijd hebben. Maar neem
ook de commissie voor beroep en bezwaarschriften, die heel belangrijk is voor de Kamer.
Kamerleden, inclusief ikzelf, kunnen daar eigenlijk geen tijd voor vrijmaken. Is dat
niet iets wat de heer Van Baarle zelf ook ziet?
De heer Van Baarle (DENK):
Ik zie heel duidelijk de werkdruk, de werklast. Dan kan je twee dingen doen. Je kunt
kijken naar die werkdruk en werklast. Ik denk dat we zelf af en toe ook weleens wat
kritischer mogen kijken naar onze eigen agenda en wat we doen. Maar ik denk ten tweede
dat de suggestie die mevrouw Leijten net deed, bijvoorbeeld om medewerkers toe te
staan om briefings et cetera bij te wonen, een heel goeie is. Ik denk dat je er daarmee
voor kunt zorgen dat een Kamerlid meer tijd kan vrijmaken om bijvoorbeeld de belangrijke
commissies bij te wonen en functies uit te oefenen die mevrouw Bromet net noemde.
Dat is een beetje de manier van denken die ik heb. In plaats van dat we heel veel
dingen met elkaar gaan begrenzen, zoals een maximaal aantal debataanvragen en moties,
denk ik dat we er met relatief kleine interventies voor kunnen zorgen dat we dit prachtige
systeem prima kunnen laten functioneren, namelijk het meest pluriforme parlement dat
we ooit gehad hebben met het meest veelzijdige aantal meningen ooit.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik twijfel daarover. De heer Van Baarle was er de vorige periode niet bij, waarin
we kennelijk een minder pluriforme volksvertegenwoordiging zouden hebben. Maar ik
kijk dan ook naar de discussies in mijn eigen fractie of de gezamenlijke fracties,
in die van PvdA en GroenLinks. We zijn redelijk eensgezind, maar hebben ook heel veel
verschillende kleuren. Ik heb wel bezwaar tegen de manier waarop de werkdruk toeneemt.
Dat heeft er ook mee te maken dat er aan de randen van de dag steeds meer activiteiten
worden ingepland. Vroeger begonnen we om 10.00 uur, zodat mensen die ver weg wonen
nog konden reizen. Nu beginnen we om 9.00 uur. Dan moet ik om 7.00 uur weg. We gaan
door tot 23.00 uur. Dan ben ik om 1.00 uur thuis. Ziet de heer Van Baarle ook niet
dat we iets moeten doen aan de gezondheid van de Kamerleden, om dit allemaal vol te
houden? We zijn allemaal bevlogen, welke kleur we ook hebben, maar we moeten ook overeind
blijven.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ben dat helemaal met mevrouw Bromet eens. Alleen, ik zie een andere oplossingsrichting
voor me dan bijvoorbeeld de suggesties van volgens mij de commissie-Van der Staaij,
waarin wordt gezegd: maximeer zaken zoals moties, dus ga echt op zoek naar een knop
in de regelgeving en in de beperking van de instrumenten om aan te draaien. Daar ben
ik het niet mee eens. Als we het gaan zoeken in extra ondersteuning, als we het gaan
zoeken in kritisch kijken naar wat er op de agenda staat en hoeveel dingen we met
elkaar op de agenda zetten – kunnen we dat efficiënter doen, kunnen we dat op een
ander moment bespreken en samenvoegen tijdens een ander overleg, moeten we daar nog
een heel nieuw overleg voor inplannen? – dan ben ik het daar helemaal mee eens. Volgens
mij verschillen mevrouw Bromet en ik niet zozeer van mening, alleen vond ik het nodig
om namens de fractie van DENK even a een kanttekening te plaatsen en b ons uit te
spreken tegen een aantal suggesties die ik lees in de stukken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Excuses. U heeft nog een interruptie van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ja, heel even, omdat het rapport van de werkgroep-Van der Staaij wordt genoemd. Daar
staat natuurlijk niet: we gaan het aantal moties beperken. Daar staat: denk goed na
over de bijeffecten van te veel moties. Misschien zou een norm van twee per Kamerlid
per debat wel goed zijn om eens over na te denken voor jezelf. We hebben heel expliciet
juist niet gezegd dat we het aantal gaan maximeren of zo, omdat het een individueel
recht is.
De heer Van Baarle (DENK):
Maximeren, een norm: dat is natuurlijk een discussie over een woord. Er gaat iets
van uit als je zo'n norm stelt. Ik zou niet aan het instrument willen tornen. Ik vind
dat we elkaar in dit huis af en toe best wat kritischer mogen aanspreken, van: u dient
een motie in; dat is letterlijk de toezegging die de Minister net heeft gedaan. Ik
vind dat we elkaar best een keer wat kritischer kunnen aanspreken, van: u dient een
motie in die u nu al voor de zevende keer indient. Maar fracties als uitgesproken
norm opleggen dat je maar twee moties mag indienen terwijl het inderdaad een instrument,
een recht, is om de regering te controleren, vind ik echt een paar stappen te ver
gaan. Ik vind dat daar een werking van uitgaat die mij als Kamerlid in mijn instrumenten
beperkt.
De heer Sneller (D66):
De constatering, de analyse, is volgens mij dat wij onze eigen instrumenten bot maken.
Uiteindelijk, hoe meer fracties en groepen we hebben, als je de optelsom maakt, dan
blijkt dat we nu op 43.000 zitten ... Sorry, niet 43.000; dat wordt het nog als de
heer Van Baarle zijn zin krijgt. Dan kom je op 4.388 moties, terwijl het er in de
jaren negentig een stuk of 300, 400 waren. Het is nauwelijks bij te benen wat er allemaal
wordt ingediend en of het nog wordt uitgevoerd. Dat vermindert gewoon de impact. Daarom
moeten we elkaar daarop aanspreken, zodat we elkaars instrumenten scherp houden. Want
uiteindelijk is dat volgens mij de kracht van het parlement: als de Kamer een motie
aanneemt, dan heeft dat ook een betekenis en dan kennen we daaraan ook gewicht toe.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ga er niet in mee dat een toegenomen hoeveelheid moties per definitie te maken
heeft met verminderde kwaliteit of een toename van werkdruk. Een toegenomen aantal
moties kan ook betekenen dat we een Kamer hebben die de eigen rol serieuzer neemt,
dat we een Kamer hebben waarin het debat misschien politieker van aard is dan in het
verleden. Dat zou juist ook een teken kunnen zijn van een parlementaire democratie
die meer tot haar recht komt, een Kamer die meer in the lead is.
Wat betreft de vraag hoe we die stukkenstroom kunnen bijbenen: ik denk dat we daar
goede interventies voor zien. De voorzitter is bezig met een motievolgsysteem. Daar
had ik ook een vraag over. Ik denk dat dat heel erg goed is. Als je scherper bent
op de afdoening van een motie, geef je een motie ook meer gewicht. Het CDA heeft ook
vragen gesteld over dat motievolgsysteem. Ik vind dat een heel erg positieve ontwikkeling.
Maar ik ga niet mee in de analyse dat de hoeveelheid moties an sich iets negatiefs
moet zijn. Het zou ook een Kamer kunnen zijn die zichzelf serieuzer neemt, die meer
in positie is om mee te sturen, en een politieke cultuur die juist getuigt van meer
dualisme.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten had ook nog een vraag aan u.
Mevrouw Leijten (SP):
De dingen die u uitspreekt over de dualistische cultuur en noem allemaal maar op,
onderschrijf ik volledig. Ik denk dat het heel goed is om de suggestie van de commissie-Van
der Staaij, die zegt dat twee de max is, weg te nemen. Dat hebben we namelijk niet
gezegd. Daar is wel een motie over ingediend, maar die is aangehouden, omdat die geen
meerderheid zou halen. Dat was volgens mij de motie-Bisschop in het debat over de
versterking van de Kamer.
Wat mij en de SP vaak opvalt, is het volgende. Als je in een debat moties indient
die niet uitgediscussieerd zijn, je daarmee eigenlijk niet goed weet wat de indiener
precies bedoelt en wat de afweging is om een motie af te wijzen, kun je eigenlijk
heel moeilijk besluiten nemen. Het staat iedereen vrij om moties in te dienen, bij
ieder debat. Maar soms, en dat is wel heel lastig, worden moties ingediend die uit
de lucht komen vallen en waarover je wel moet oordelen. Ik denk dat je op dat moment
je instrumentarium bot maakt. Ik denk dat je juist de pluriformiteit die u zo toejuicht
– ik doel op het goede voorstel dat onvoldoende uitgediscussieerd is – wegstemt. Maar
als je het in een ander debat uitgebreid bediscussieerd had en het dan had geleid
tot een motie, dan had die het gehaald. Dat wilde ik alleen nog maar even meegeven
aan de fractie van DENK.
De voorzitter:
De heer Van Baarle wil daar nog even reageren, zie ik.
De heer Van Baarle (DENK):
Met liefde wil ik daarop reageren. In de beginperiode van mijn huidige Kamerlidmaatschap
diende ik een motie in. Toen sprak mevrouw Leijten mij aan en zij zei: ik voel mij
er wat ongemakkelijk bij, want we hebben dit in de commissievergadering voor het debat
niet uitvoerig besproken. Dat is precies wat ik net zei: we kunnen elkaar prima aanspreken
op de manier waarop we met elkaars instrumenten omgaan. Ik was toen beginnend Kamerlid.
Mevrouw Leijten is oudgediende. Ik leer nog weleens wat van u. Dat is prima. In die
zin vind ik dat een goed voorbeeld.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ga verder, voorzitter. Ik had een vraag gesteld over de uitgaven. Er zijn wat vragen
gesteld over de informatiepositie. Ook op dat punt is er een commissie aan de slag
gegaan. Ik zou aan de Voorzitter willen vragen of zij buiten het werk van deze commissie
wat kan vertellen over haar eigen inspanningen, over de afspraken die zij heeft gemaakt
en de afspraken die zij op korte termijn voornemens is te maken met het kabinet over
de informatievoorziening.
Voorzitter. Dan over de aanbevelingen van GRECO. Daar las ik een passage over in de
brief. Daarin stond dat alle aanbevelingen van GRECO zijn opgevolgd. Ik vroeg mij
af of de Voorzitter bereid is om met een lijstje te komen van welke aanbevelingen
zijn gedaan in de richting van het parlement en hoe die precies zijn opgevolgd, zodat
we daarop kunnen controleren. Ik doel even op het totaalplaatje van de aanbevelingen
van GRECO.
Voorzitter. Dan een punt over diversiteit. De Voorzitter heeft op verzoek van de fractie
van DENK in de brief een passage gewijd aan dit onderwerp. Dat appreciëren wij zeer,
waarvoor dank. Is de website over werkgeverschap al in de lucht? Als die nog niet
in de lucht is, wanneer kunnen we die dan verwachten? Werkt de Tweede Kamer met wervingsprotocollen
om ervoor te zorgen dat werving objectief gebeurt? Dat moeten we binnenkort gaan invoeren
op grond van de wet over gelijke behandeling bij werving en selectie. Hebben we die
al? Als we die niet hebben, is het misschien goed om die in te voeren.
Voorzitter. In de brief zie ik aantoonbaar getallen over diversiteit tussen man en
vrouw. Het is heel erg goed dat dat wordt bijgehouden. Wat zijn de inspanningen om
diversiteit in de Tweede Kamerorganisatie in bredere zin te bewerkstelligen?
Ik sluit mij van harte aan bij het pleidooi van mevrouw Leijten over de herdenking
van de afschaffing van de slavernij. Het is een zeer goede suggestie om daar als parlement
aandacht aan te besteden.
Voorzitter. Traditioneel heb ik bij de Raming ook altijd een punt dat we meekrijgen
van de medewerkers. Dit is een heel concreet punt. Wij vragen ons af of het mogelijk
is om in dit gebouw een stilteruimte in te richten. Op dit moment zijn er bij ons
medewerkers die bidden. Zij bidden in een kolfruimte. Ik vroeg me af of er niet iets
ingericht kan worden zodat medewerkers die daar behoefte aan hebben, om welke reden
dan ook, dat kan voor gebed zijn maar ook omdat zij even rust nodig hebben, gebruik
kunnen maken van een stilteruimte.
Voorzitter. Daarmee heb ik de punten van mijn inbreng gehad. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Segers.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik spreek hier vandaag als vervanger van collega
Van der Graaf, die lid is van de parlementaire enquêtecommissie over Groningen en
dus volop bezig is met de controlerende taak van de Kamer. Vandaar dat ik hier zit.
Ik wil beginnen met een woord van waardering en dank. We hebben een verhuizing achter
de rug en dat is echt een enorme operatie geweest. Ik vond het moment waarop we de
historische plek verlieten heel verdrietig; ik denk dat we allemaal gemengde gevoelens
hadden. Maar de manier waarop het ging, is echt een enorm compliment waard. Ook waardering
voor het Presidium daar waar dingen ter hand zijn genomen, denk bijvoorbeeld aan het
handhaven van de eindtijd van 23.00 uur. We moeten elkaar een beetje heel houden.
Je ziet ook aan collega's dat dit werk soms heel veel vraagt. Ook medewerkers lopen
soms op hun tenen. Dus we moeten elkaar ook echt daarin ontzien en een beetje genadig
zijn voor elkaar, vooral voor onze geliefden thuis, zodat we nog een beetje leven
overhouden.
Ook «woensdag, wetgevingsdag» is ter hand genomen. Het is mooi dat dat een plek heeft
gekregen en het is goed om dat te handhaven. Ik zie nu dat aanstaande woensdag het
debat over de Europese top wordt gevoerd. Soms is het niet anders qua planning, maar
het is wel goed om vast te houden aan de ingezette lijn.
Ik heb met collega Dassen een artikel in de Volkskrant geschreven waarin we vroegen
– die suggestie is al vaker en breder gedaan – of we grote beleidsdebatten vaker een
plek kunnen geven. Kan daar een zekere regelmaat in komen? We doen het al als het
gaat over klimaatbeleid; de Klimaatwet verplicht ons om geregeld tegen het licht te
houden waar we staan waar het het klimaatbeleid betreft. Maar dat zou je ook kunnen
doen over onderwerpen als vermogensongelijkheid, bestaanszekerheid, veiligheid in
Europa en de energievoorziening. Grote onderwerpen verdienen ook grote debatten. Vandaar
dat wij deze suggestie hebben gedaan. Ik zou het mooi vinden als dergelijke debatten
een plek in het schema zouden kunnen krijgen.
De Voorzitter heeft vorig jaar in een interview een pleidooi gedaan dat mij uit het
hart gegrepen is, een pleidooi voor slow politics. Bedachtzaam. Goed doordacht. De
commissie-Van der Staaij heeft hier voorstellen voor gedaan. Het is goed om elkaar
ook in dit opzicht scherp te houden, om soms wat meer tijd te nemen voor wetgeving,
om meer tijd te nemen tussen behandeling en stemming, zodat je alle amendementen echt
goed kunt doornemen. Dat komt de kwaliteit van ons werk echt ten goede. In dat kader
omarmde de Voorzitter een dualismeakkoord, een voorstel dat ik eerder heb gedaan.
Zij zei dat het haar heel goed leek. Er komt een informatieprotocol. Omvat dat dat
dualismeakkoord? Is dat inderdaad een manier om daar vorm aan te geven? Dat protocol
gaat over het delen van informatie, besloten overleg – collega Leijten stelde er al
een vraag over – inzage van geheime stukken, het stellen en beantwoorden van vragen.
Weten we zo echt goed van elkaar wat de afspraken zijn, ook met het kabinet?
Ik zou in dit kader de Voorzitter het volgende willen vragen. Ik merk bij debatten
dat we heel vaak vastzitten aan tijden – dat is ook een beetje zelfbeperking – maar
soms ook aan een aantal interrupties. Dat levert soms wat ongemak op. Het gaat mij
niet zozeer om het aantal interrupties, want als ik één vraag stel waar ik onmiddellijk
antwoord op krijg, heb ik helemaal geen drie interrupties nodig. Het is me niet te
doen om meer informatie, want soms worden we echt overladen met informatie, krijgen
we te veel informatie. Maar ik wil wel antwoord op vragen. Wij willen antwoord op
vragen en dat de voorzitter daarop toeziet. Dat wanneer je een vraag stelt in een
plenair debat, het niet zo is dat de voorzitter zegt: ik heb geturfd dat u nu drie
keer een vraag heeft gesteld; u moet nu echt gaan zitten. Nee, het zou zo moeten zijn
dat gekeken wordt of de bewindspersoon echt antwoord heeft gegeven op de vraag die
wij stelden. Ik denk dat dat een gevoel is dat we allemaal willen hebben. Dit is ook
een vraag naar dat dualismeakkoord: wat houdt dat dan in? Wordt dit ondervangen door
dat informatieprotocol?
We hebben redelijk recent een nieuw instrument toegevoegd, de parlementaire ondervraging.
Dat was destijds een voorstel van onze fractie. De bedoeling was dat dit instrument
sneller zou werken dan een enquête, maar minder vrijblijvend zou zijn dan een hoorzitting.
Het zit er ergens tussenin. Er is nu een evaluatie gaande. In die zin neem ik er een
klein voorschot op, maar toch even een hartenkreet van mijn kant. Ik heb zelf onderdeel
uitgemaakt van een parlementaire ondervraging die meer dan een jaar bezig was. Dat
ging over buitenlandse financiering. Dat was echt een heel groot parlementair onderzoek
of bijna een soort enquête. De lat ligt hoog. Het is snel heel erg beladen. Dus ik
denk dat we er wel over kunnen nadenken om de lat iets lager te leggen en het iets
vaker in te zetten, zodat we beter beslagen ten ijs komen bij een groot debat. Misschien
heb je bijvoorbeeld geen absolute meerderheid meer nodig, maar zou een grote minderheid
dat instrument ook kunnen inzetten. Ik hoor graag hoe de Voorzitter daarover denkt.
Dan het punt van de uitbreiding van de Tweede Kamer. Dat is natuurlijk ook een grote
vraag. Ik vind het mooi dat de fractie van GroenLinks – en ik neem aan ook die van
de PvdA – daar positief op reageert. En ik neem aan de PvdA ook. Ik heb dat één keer
schoorvoetend eerder voorgesteld, omdat het wel lastig is. Het is net alsof je nog
meer politici wil, en dat in een tijd waarin het vertrouwen in ons nou niet torenhoog
is. Toch zit er een verband tussen de kwaliteit van ons werk en de hoeveelheid mensen
waarmee wij dat moeten doen. Als je een vergelijking maakt tussen het aantal inwoners
en de omvang van een parlement en je dat omrekent naar de Nederlandse maatstaven,
dan zijn wij by far het kleinste parlement. In combinatie met de hoeveelheid fracties
die we nu hebben, zorgt dat voor een versnippering. Bij een gesprek met veteranen
vorige week zat één vertegenwoordiger van ons. Dat is zo pijnlijk. Dat is geen onwil,
want iedereen werkt knetterhard, maar je ziet toch dat bij een paar grote debatten
veel fracties aansluiten en dat er bij kleinere debatten, die soms ook heel erg belangrijk
zijn, veel minder Kamerleden zijn, omdat het ook gewoon niet anders kan. Wij hebben
zelf vijf leden. Een van ons zit in een parlementaire enquêtecommissie, dus dan moet
je eigenlijk met z'n vieren de rest van het werk doen.
De voorzitter:
Meneer Segers, zou u langzaamaan willen afronden?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ja, ik heb nog twee hele belangrijke punten, maar dat ga ik dan wel doen.
De voorzitter:
Als u dat kort doet.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ja, dat ga ik heel kort doen. Ik heb wel de vraag aan de Voorzitter of we op een of
andere manier ruimte kunnen bieden aan dat debat. Het is een heel groot debat, dus
ik ga ook geen motie indienen die zegt dat we het nu moeten fiksen. Het is een grondwetswijziging,
dus ik hoor ook graag van andere collega's hoe ze daarover denken, maar ik hoor ook
graag van de Voorzitter een reflectie op dat punt.
Tot slot, twee punten. Wat betreft afsplitsingen sluit ik me even aan bij de vraag
van collega Leijten. Ik heb groot ongemak bij de beperkingen die we aan hen hebben
opgelegd. Ik vind niet dat er een premie moet komen op afsplitsing – dat was in het
verleden zo – maar de straf die er nu op zit, zorgt wel voor ongemak. Wij hebben daar
eerder een advies over gevraagd aan de commissie-Bisschop. Misschien moeten we een
nieuw advies vragen, want ik heb een groot ongemak bij de ondersteuning en de spreektijd.
Helemaal aan het eind sluit ik me kortheidshalve aan bij het pleidooi van collega
Leijten over de omgang met het slavernijverleden. We gaan een herdenkingsjaar in.
Ik zou het mooi vinden als dat ook echt een plek krijgt in de Tweede Kamer.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik lees kranten. Daar stond een mooi opiniestuk in van de heer Segers, samen met de
heer Dassen. De titel was: we moeten minder debatteren over de ophef en meer over
de inhoud. Daar werd ik wel eventjes ziek van, om even heel eerlijk te zijn. Want
dit altijd maar blijven benadrukken maakt de Kamer juist zwakker. Dit is hoe de macht
de Kamer het liefst neerzet: als een ophefmachine. Maar kijk naar wat er allemaal
achter schermen gebeurt. U stelt een dualismeakkoord voor; daar is een werkgroep voor.
Met alle andere voorstellen is eigenlijk ook al iets gedaan of ze zijn in onderzoek.
Waarom benadrukt de heer Segers dit frame zo, dat bewust over de Kamer wordt gelegd,
waardoor hij de positie van de Kamer verzwakt?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik vind het van belang om het niet zozeer over onszelf te hebben, want het gaat helemaal
niet over onszelf, maar het gaat over het praten over ons instituut. Het parlement,
de Tweede Kamer, is een instituut dat cruciaal is in een democratische rechtsstaat.
De afspraak is dat wij onze verschillen op een vreedzame manier met woorden in het
parlement uitvechten en niet buiten op straat. Dat vraagt altijd om onderhoud, zeker
in een tijd van polarisatie. Zeker in een tijd dat het vertrouwen in de politiek laag
is, kun je naar iedereen wijzen en iedereen de maat nemen, maar dan denk ik dat het
ook van belang is dat wij aan zelfreflectie doen en dat wij ook nadenken over hoe
wij debatteren. Ik ben bijna tien jaar lid van deze Kamer. Dat is buitengewoon eervol,
maar ik heb wel een verandering gezien in die tien jaar. We hebben een heel turbulent
jaar achter de rug. Ik heb daar zelf ook een rol in gespeeld, dus ik moet ook aan
zelfreflectie doen. Welke bijdrage lever ik daaraan en hoe zorg ik ervoor dat het
wél over de inhoud gaat en over de politieke meningsverschillen? Daarover moeten we
op het allerscherpst debatten voeren en wat mij betreft mag het er nog scherper aan
toe gaan dan nu. Maar het moet minder over personen gaan. Soms is het heel persoonlijk,
maar het is ook persoonlijker en harder geworden, en daarover voel ik een groot ongemak.
Ik vind dat iedereen aan zelfreflectie moet doen en als je dat zegt, dan moet je het
ook zelf doen. Het artikel dat wij hebben geschreven, was een poging van mijn kant
om daaraan een bijdrage te leveren.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is de Kamer heel druk bezig geweest met zelfreflectie. Het is een beetje
een moral high ground waar de heer Segers en de heer Dassen op zijn gaan staan, alsof
zij de eersten zijn die daarover nadenken. Zo kwam het op mij over. Ik vind dat jammer,
want bijvoorbeeld het dualismeakkoord: ik zie het niet. Wij hebben gevraagd om de
aangenomen motie-Omtzigt/Marijnissen uit te voeren zodat een uithuisplaatsing binnen
een halfjaar wordt bekeken – dat zijn de wettelijke kaders – maar de coalitie stemde
tegen, terwijl het dan over de inhoud gaat. In het artikel wordt gedaan alsof de Kamer
het alleen maar over de ophef heeft. Ik vind het zonde dat de heer Segers en de heer
Dassen in dat frame stappen. Ik herken dat niet. Ja, er wordt over de ophef gesproken.
Ja, het is verschrikkelijk als het op de man gebeurt. En ja, het zou meer over de
inhoud moeten gaan. De Minister-President zei vorige week doodleuk: nee, een liberalistisch
land zijn we niet; daarin zou ik niet willen wonen. Mevrouw Bromet zit te lachen.
Iedereen zat erom te lachen, maar er stond maar één iemand op dat moment een inhoudelijk
interruptiedebat te voeren met de Minister-President. Maar op het moment dat iemand
een tassendrager wordt genoemd, meldt iedereen zich om te zeggen: oeh, dat mag niet!
Natuurlijk moet je zelfreflectie toepassen, maar ik vind dit artikel in de krant eigenlijk
een beetje een steek onder water richting iedereen die dat achter de schermen probeert
te doen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het is helemaal geen steek onder water. Het is een poging tot zelfreflectie van ons
allemaal, en van ons in de eerste plaats. De vragen die mevrouw Leijten stelt, zijn
een beetje een mengeling van inhoud en reflectie op de reflectie. De inhoud parkeer
ik even. U heeft het over hoe wij over een motie hebben gestemd, maar dan moet men
even naar de achtergrond van die motie kijken, naar het debat zelf.
Ik heb heel veel gemengde gevoelens over het jaar dat achter ons ligt, over het onvermogen
om te kunnen samenwerken, over de manier waarop de formatie heeft plaatsgevonden,
over de debatten die we hebben gevoerd en over de intensiteit daarvan. Ik zeg niet
dat het alleen maar over personen ging, maar het is wel te veel over personen gegaan
en te weinig over de inhoud. Dat is de taxatie. Het is heel mooi dat die reflectie
ook elders plaatsvindt, maar die reflectie moet óók in het publieke domein plaatsvinden.
Vandaar het artikel. Wij moeten daar hardop over nadenken, maar dat is geen moral
high ground. Ik ga ook bij mezelf te rade en houd ook mijn eigen rol kritisch tegen
het licht. Mevrouw Leijten kan met haar hoofd schudden, maar dat is wat ik doe. Ik
neem ons allemaal de maat, en mijzelf in de eerste plaats. Wat heb ik gedaan? Ik heb
in het afgelopen jaar ook een rol gespeeld. Mijn hoop is dat we scherper op de inhoud
gaan debatteren. En inderdaad, ik was bij datzelfde debat vorige week. Toen ging het
over politieke verschillen en ook over politieke verschillen binnen de coalitie. Ik
heb bijvoorbeeld een interruptie geplaatst over arbeidsmigratie, waarover ik anders
denk dan D66. Dat moet je in de openbaarheid bediscussiëren, maar in de maatvorming
mag het wat mij betreft minder over de personen gaan en meer over de politieke inhoud.
De heer Sneller (D66):
Het gaat nu over ongemak en reflecties. Mijn ongemak over het artikel zit in het volgende.
In de afgelopen jaren hebben we verschillende werkgroepen gehad. Ik kom daar nooit
de ChristenUnie tegen. Ik weet hoe hard de Kamerleden van de ChristenUnie werken,
maar... Ik noem de werkgroep-Van der Staaij, de werkgroep over informatieafspraken,
waar we nu mee bezig zijn, de werkgroep over effectief opereren in crisissituaties,
de rapporteurs voor de jaarverslagen, de voorzitterschappen en de enquête over fraudebeleid
en dienstverlening. Ik zie de ChristenUnie nooit. Nu stelt de heer Segers, ook even
tussen neus en lippen door, opnieuw een werkgroep-Bisschop voor. Dan vindt er inderdaad
al dat werk achter de schermen plaats, waar collega-Leijten het over heeft, en dan
zegt-ie: ik heb het in de krant geschreven. We hebben eindeloos debatten over de staatscommissie-Remkes
en debatten over de omvang van het parlement gevoerd. Volgende week hebben we de Staat
van de rechtsstaat op de plenaire agenda staan. Dat is een beleidsdebat, zoals ook
een aanbeveling van die werkgroep-Van der Staaij luidde, die de zelfreflectie uit
2007 opnieuw heeft gedaan. Dus ik zoek op dat punt ook naar reflectie en of het, zeker
in combinatie met dat pleidooi voor een grotere Kamer ... De heer Segers zegt dat
het geen onwil is, maar het is wel een politieke cultuur die moet veranderen, als
je elkaar in een groter parlement niet gek wilt maken maar vervolgens niet meedoet
als die motie moet worden uitgevoerd.
De heer Segers (ChristenUnie):
Hier word ik echt een beetje kwaad om. Onze fractie heeft vijf leden. Gelet op wat
wij doen bij enquêtes, bij ondervragingen, deze week voor de Dag van de Publieke Dienstverlening,
en gelet op wat wij verder allemaal achter de schermen doen – ikzelf heb deel uitgemaakt
van voorbereidingsgroepen bij Onderwijs – moet ik mijn collega's eerder afremmen dan
aanmoedigen om nog meer te doen. Dat we niet hetzelfde kunnen doen als bij 24 of 9
zetels is evident, maar wij proberen ons eerlijke aandeel te leveren in hetgeen achter
de schermen en hetgeen voor de schermen moet gebeuren. Om dan te zeggen «joh, ik heb
je daar en daar niet gezien» vind ik echt kleinzielig. Verder moeten wij, in alle
openheid, nadenken over onszelf en het gesprek voeren over hoe wij het afgelopen jaar
over inhoud en over personen hebben gesproken, over hoe wij het grote aantal spoeddebatten
dat wordt aangevraagd mogelijk maken en hoe wij de wens om grotere beleidsdebatten
te voeren, in de praktijk brengen. Het vergroten van de Kamer naar 200 Kamerleden
en het krachtiger maken van de Kamer heb ik eerder, bij het publieke debat over de
commissie-Van der Staaij, voorgesteld. Dat resoneerde nog niet erg. We hebben het
nu opnieuw voorgesteld. Het resoneert ietsje meer. Dat is een gesprek dat publiek
moet worden gevoerd, want het gaat over de vertegenwoordiging van het volk, van ons
allemaal. We zullen dat vaker en langer moeten bespreken, voordat je tot zo'n keus
zou kunnen komen. Dat is de bijdrage die we hebben geleverd. Kom dan niet aan met
een – ik vind het echt een beetje kleinzielig – verwijt aan een fractie die zich echt
het snot voor de ogen werkt.
De heer Sneller (D66):
Dat is letterlijk wat ik heb gezegd in mijn vraag, namelijk dat ik zie hoe hard de
Kamerleden van de ChristenUnie werken. Tegelijkertijd mis ik hier compleet de zelfreflectie
op de gevolgen van het aannemen van dit soort moties over het instellen van dit soort
werkgroepen. Het werk moet namelijk wel gedaan worden. Sommige collega's zie ik daar
iedere keer terug en dat wilde ik toch graag met de heer Segers delen, zeker in combinatie
met het wel via de pers brengen van dit soort stukken.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ja, omdat het debat ook publiekelijk moet worden gevoerd! Wij zijn publiek bezit.
Dit instituut gaat over ons allemaal. Dat gaat over 17 miljoen Nederlanders. Dat moet
je ook in het openbaar bespreken. Ik zit dat debat hier, vandaag ook te voeren, als
vervanger van collega Van der Graaf, die dus in een parlementaire enquêtecommissie
zit. En als ik op andere plekken ook een bijdrage kan leveren, zal ik dat graag doen.
De voorzitter:
Ik wil het woord geven aan de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Mooi dat we vandaag over de Raming spreken. Dat is deels terugblikken
maar toch vooral ook met elkaar vooruitblikken op hoe wij hier het werk doen. Het
was inderdaad een bewogen jaar, waarin we van het Binnenhof naar B67 verhuisd zijn.
Van de Raming van vorig jaar weet ik nog dat er veel verschillende onderwerpen voorbijkwamen.
Dat is dit jaar ook het geval. En daar zal ik nog een enkel onderwerp aan toevoegen.
Allereerst wil ik iedereen die ons helpt bij dit werk enorm bedanken, want zonder
hen is het onmogelijk om dit werk te doen. Kamerleden zeggen vaak dat er lange dagen
worden gedraaid, maar dat kan allemaal alleen met de fantastische ondersteuning die
dat niet alleen bevlogen maar altijd ook met een grote glimlacht doet. Ik denk dat
dat er in ieder geval voor zorgt dat wij dat werk hier kunnen blijven doen.
Ik heb een paar punten. Laat ik beginnen met de omgeving, B67. Ik lees dat er met
het instellen van een gedragscode en een College van onderzoek integriteit van de
Tweede Kamer voldaan wordt aan de aanbevelingen van GRECO. Ik sluit me allereerst
aan bij de vragen die de heer Sneller net stelde. Ik vraag me af of GRECO al een review
heeft gedaan op deze uitvoering. Zo ja, wat is daaruit gekomen?
Dan heb ik een vraag over het lobbyregister. Dit is voor het laatst op 7 juni geüpdatet.
Dat is positief, want dat was eerst nog weleens anders. Fijn dat dit bijgehouden wordt.
Ik vraag me wel af of er ergens bekeken wordt hoe we als Kamer willen omgaan met dit
onderwerp. Wat is de mening van de Voorzitter zelf daarover? Het is nu een heel statisch
document. Ik vraag me af en toe af wat op dit moment de bijdrage is van dit lobbyregister
aan de Tweede Kamer.
Dan energiebesparing. De oorlog in Oekraïne woedt door. De urgentie om zo snel mogelijk
energie te besparen voelen wij volgens mij allemaal. Wat doen we daar zelf als Tweede
Kamer aan? Ik zie bijvoorbeeld overal tl-bakken hangen. Is dat ledverlichting of is
dat nog de oude verlichting? Welke andere maatregelen worden daarin genomen? Als we
als politiek ertoe oproepen om zo snel mogelijk energie te besparen en de noodzaak
daartoe zien, dan moeten we hier in dit gebouw toch in ieder geval het goede voorbeeld
geven.
Afgelopen jaar hadden we ook het debat over de omgangsvormen. Daarin hebben we al
eerder gesproken over de manier waarop we te werk gaan als Kamer. Ik vraag me af hoe
de Voorzitter sinds dat debat tegen de ontwikkelingen aankijkt. Is zij tevreden met
de manier waarop wij met elkaar omgaan en ook met haar eigen rol? Daar is immers toch
veel over te doen geweest. Daarom vraag ik me af of zij voldoende wordt ondersteund
vanuit de Kamer. Vindt zij dat wij daar zelf scherp genoeg op zijn? Hoe kijkt zij
daar zelf naar?
De Voorzitter gaf aan zich te omringen met staatsgeleerden. Ik vraag me af of dit
gelukt is. Wat wordt daarmee gedaan? Wat haalt zij daaruit? Wat wordt daar besproken
en welke feedback krijgt zij terug? Zou zij die ook met ons willen delen?
De heer Segers begon er net al over: samen met de ChristenUnie hebben we vorige week
enkele voorstellen gedaan, die hopelijk bijdragen aan slow politics. Ik zal verder
niet al te veel ingaan op de voorstellen zelf, maar wel even op de interrupties die
net gepleegd werden. Ik denk dat dit op dit moment belangrijker is. Aan de ene kant
begrijp ik wat mevrouw Leijten zegt: we moeten voorkomen dat we daarmee het parlement
verzwakken. Maar dat is volgens mij niet de oproep die we wilden doen met dit artikel.
Juist niet. We geven in dat artikel toch echt aan dat het dalende vertrouwen deels
veroorzaakt wordt door te debatteren over die halve en hele onwaarheden vanuit bewindspersonen.
Dat is iets waar we als Kamer superkritisch op moeten zijn, om te voorkomen dat dit
gebeurt. Vandaar het verzoek over dat dualismeakkoord.
De Staat van de rechtsstaat is een heel mooi voorbeeld van hoe zo'n beleidsdebat eruit
zou kunnen zien. In andere landen heb je bijvoorbeeld grote debatten over de toekomstige
relatie met China. Zo'n debat gaat niet alleen over het hier en nu, maar juist ook
over de langere termijn. In de aanloop daarnaartoe worden daar dagen georganiseerd
die gaan over grondstoffenafhankelijkheid, technologische afhankelijkheid en de mensenrechtensituatie,
om daar vervolgens op de lange termijn een debat over te voeren.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
De heer Dassen gaat in op de interrupties van net. Als ik naar het afgelopen jaar
kijk, was het in de beeldvorming inderdaad een verschrikkelijk jaar. Over de omgang
heb ik al eerder in debatten het volgende gezegd. Dat deed ik toen het weer over de
omgangsvormen ging, want daar praten we ons ook suf over. We moeten gewoon één keer
per jaar het debat over de Raming en over de werkzaamheden van de Kamer hebben en
niet vijf keer per jaar; het wordt dan ook een selffulfilling prophecy. Het afgelopen
jaar hebben we de commissie Rijksuitgaven opgezet, op basis van samenwerking tussen
Kamerleden om een goede commissie te hebben. We hebben ook de commissie Digitale Zaken
opgezet. Die bestaat uit samenwerkende Kamerleden die goede besluiten namen. Er zijn
allerlei werkgroepen geweest. Het is helemaal niet zo dat het parlement alleen maar
bezig is met de ophef van de dag. Dat komt in de krant of in de politieke podcast;
dat weten we. Maar wil je dat nou versterken met zo'n opinieartikel? Of wil je nou
juist laten zien wat het instituut allemaal doet? Dan vraag ik wel waar Volt staat.
De heer Dassen (Volt):
Volgens mij – ik heb daar het afgelopen jaar vaker met mevrouw Leijten over gesproken
– willen we dit instituut juist versterken. Dat is ook wat we met deze opinie willen
bewerkstelligen. Onze eerste motie in de Kamer ging over artikel 68. We zijn daar
daarna met meerdere zaken mee bezig geweest. We waren daarbij juist ook heel kritisch
op de bewindspersonen. Er was bijvoorbeeld de initiatiefnota van de GRECO om er ook
vanuit daar aan te werken. Ons hele pleidooi is daarop geënt: om te zorgen dat het
instituut versterkt en verbeterd wordt.
Mevrouw Leijten (SP):
De Kamer wordt weggezet als «ophefmachine» waardoor wij geen tijd zouden nemen voor
wetten. Ik behandel op dit moment heel vaak wetten, omdat we meer wetten inplannen.
Het valt mij op dat je binnen Binnenlandse Zaken veel wetten hebt. Maar daar zijn
vaak maar vier fracties, hoor. Er wordt meer wetgeving behandeld, maar er is weinig
bijdrage. De Kamer is een ophefmachine, daardoor behandelt ze wetten niet goed genoeg,
daardoor gaat de uitvoering fout. Dat is een frame dat al heel lang tegen ons aan
geduwd wordt, terwijl er heel veel dingen fout gaan in de uitvoering waar wij juist
vaak voor hebben gewaarschuwd of Kamervragen over hebben gesteld. Dat gebeurde door
verschillende fracties op verschillende punten. Of we proberen dingen te agenderen
waarover de andere kant zegt: nee, dat herkennen we niet. Noem het allemaal maar op.
Het toeslagenschandaal springt het meest in het oog, maar zo zijn er zat dingen. De
crises die we nu hebben, de energiecrisis, de asielcrisis en noem allemaal maar op,
zijn niet zomaar uit de lucht komen vallen. Daar is door meerdere fracties voor gewaarschuwd.
Als je dan als Kamerleden zelf in het frame «het is een opheffabriek en daardoor loopt
het vast in het land» blijft hangen, denk ik dat je ons schade berokkent. Ik weet
dat de heer Dassen dat niet bedoelt, maar ik hoop dat daar in de toekomst beter over
wordt nagedacht.
De heer Dassen (Volt):
Ik ben blij dat mevrouw Leijten in ieder geval afsloot met de opmerking dat ze weet
dat ik dat niet bedoel. Dat is inderdaad iets wat ik nooit zou bedoelen. Ik denk ook
niet dat het opiniestuk zo gelezen moet worden. We zijn daarin juist ook heel erg
kritisch op bewindspersonen en ook op de rol die de media daarbij spelen. Mevrouw
Leijten benoemde dat net ook terecht. Ik denk dat we op die punten kritisch moeten
zijn met elkaar. Ons pleidooi is om een discussie te starten over die voorstellen.
Er is namelijk inderdaad vaak gewaarschuwd voor die energieafhankelijkheid. In 2010
werd er door verschillende adviesraden al gezegd: pas nou op, want de afhankelijkheid
van Russisch gas gaat een heel groot probleem vormen. Daar is uiteindelijk nooit iets
mee gedaan. Dat is in mijn optiek wel heel zorgwekkend. Daar komt ook uit voort dat
je in mijn optiek vaker beleidsdebatten zou moeten hebben die echt gaan over die tien
jaar vooruit en niet alleen maar over de korte termijn, waarin dilemma's en scenario's
met de Minister worden besproken en dit soort afhankelijkheden dus ook veel meer worden
besproken.
Dat gezegd hebbende zou ik graag doorgaan.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Dassen (Volt):
De heer Segers heeft net al voldoende gezegd over de parlementaire ondervragingscommissie.
Dat geldt ook voor het uitbreiden van het parlement. Daar zijn ook al meerdere reacties
op gekomen. Ik denk dat het goed is dat we die discussie met elkaar gaan voeren als
parlement. Het vergroten van het aantal Kamerleden vereist inderdaad een grondwetswijziging.
Dat gaan we dus niet op korte termijn regelen. Maar de complexiteit van Europa en
de wereld zouden we natuurlijk wel verder kunnen doorgronden. Wat mij betreft zouden
we nu in ieder geval al moeten inzetten op het uitbreiden van de ondersteuning op
EU-gebied, want er wordt op dit punt fantastisch werk gedaan door de staf, maar we
spreken in de Kamer toch ook vaak uit dat we het óf te vroeg óf te laat over EU-wetgeving
hebben. Er zijn ook EU-specialisten die meerdere commissies en Raden moeten volgen,
wat er in mijn optiek voor zorgt dat er daar te weinig capaciteit is. De voorbereiding
zou nóg beter kunnen zijn en we zouden al die verschillende pakketten kunnen volgen.
Mijn voorstel zou dus in ieder geval zijn om één EU-specialist per commissie in te
kunnen zetten. Ik zou daar graag een reactie van de Voorzitter op willen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nog even iets over het voorstel van de ChristenUnie en Volt dat we in de krant hebben
kunnen lezen. Ja, we moeten de discussie hierover voeren, maar een grondwetswijziging
kost tijd. Daar moet je dus ook niet te lang mee wachten. Is Volt van plan om met
een initiatiefvoorstel te komen?
De heer Dassen (Volt):
Ja, daar zijn we zeker naar aan het kijken, ook omdat er positief gereageerd wordt
op het voorstel, zowel buiten de Kamer als in de Kamer zelf. Dat is dus inderdaad
iets waar wij naar aan het kijken zijn op dit moment.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties meer, dus ik wil het woord geven aan de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Het was in alle opzichten een bijzonder en veelbewogen jaar, ook
voor de Kamerorganisatie. Collega's memoreerden het al: een verhuizing, een lange
formatie, en dat alles ten tijde van de coronapandemie en alle beperkingen en uitdagingen
die dat met zich meebracht. Een groot woord van dank aan alle Kamermedewerkers. Als
persoonlijke noot: juist die vriendelijkheid en die glimlach maken de dag soms, zeker
op de dagen dat het er hier wat harder aan toe gaat, een stukje prettiger. Dus dank
daarvoor.
Voorzitter. We waren nog maar amper uit de lockdown, of we werden geconfronteerd met
een oorlog op het Europese continent, waarvan we ook in Nederland de effecten voelen.
De strijd in Oekraïne laat ook maar weer eens zien dat vrijheid, veiligheid en democratische
instituties niet vanzelfsprekend zijn. Daar moeten we zuinig op zijn en daar hebben
wij als Kamer een belangrijke rol in. Het behoeft, denk ik, geen nadere toelichting
dat er ook hier voor ons echt werk aan de winkel is. Het vertrouwen in de politiek
was nog nooit zo laag, en dat in een periode waarin we voor grote uitdagingen staan.
Voorzitter. Het debat mag scherp. En ja, in de Kamer moet je veel, zo niet alles kunnen
zeggen, maar dat moet wel met respect voor elkaar en zeker ook met respect voor het
ambt gebeuren, want zonder dat respect zal het vertrouwen, dat ik net benoemde, alleen
maar verder dalen. De consequenties daarvan kunnen diepgaand zijn. Dat moeten we niet
onderschatten.
Voorzitter. Gelukkig biedt het rapport van de commissie-Van der Staaij een heel aantal
goede handvatten om ons werk beter te kunnen doen. Zo vraagt het rapport aandacht
voor de samenstelling van de plenaire agenda en meer aandacht voor het debat op hoofdlijnen.
Zouden we het werk in de commissies even zwaar moeten waarderen als een plenair debat?
Zouden we vaker en beter kunnen samenwerken of gebruik kunnen maken van rapporteurs?
Het rapport roept bovenal op om zuinig te zijn met onze instrumenten, zoals moties,
zodat die niet bot of hol worden. Kan de Voorzitter nog eens reflecteren op die aanbevelingen
en aangeven in hoeverre zij vindt dat deze voldoende zijn opgepakt en waar zij nog
ruimte voor verbetering ziet? Hoe kijkt ze naar de hoeveelheid tweeminutendebatten?
Het aanvragen daarvan lijkt nu eerder de regel dan de uitzondering. Datzelfde geldt
eigenlijk ook voor het deelnemen aan tweeminutendebatten door partijen die niet aan
het debat zelf hebben deelgenomen. Dat zou toch eigenlijk de uitzondering moeten zijn?
Hoe kijkt de Voorzitter naar de lengte van de debatten? We boeken al wat winst, merk
ik op. Mijn eerste werkdag was op 1 april; dat was een late nacht. Maar in commissiezalen
lukt het wél om binnen de tijd blijven. Hoe kijkt de Voorzitter daartegen aan?
Voorzitter. Zoals gezegd heeft corona ook dit jaar weer veel effect gehad op het functioneren
van de Kamer. Gelukkig heeft het Kamerwerk niet stilgelegen en heeft het op sommige
punten een werkwijze geïntroduceerd die we in de toekomst kunnen behouden, zoals het
voortzetten van de motie-Dijkhoff; dat heeft toch wel wat meer rust en stabiliteit
in de volle agenda gebracht en dat is winst. Hoe kijkt de Voorzitter terug op deze
periode? Zijn er nog lessen of werkwijzen die we buiten crisistijd kunnen behouden,
ook in relatie tot de uitvoering van de motie-Van Gent?
Voorzitter. Dan de andere werkgroepen. Die zijn veel gememoreerd door collega's. Het
zijn belangrijke werkgroepen, zoals de werkgroep-Leijten/Arib, maar ook alle andere
werkgroepen die al genoemd zijn. Zou de Voorzitter misschien een klein inkijkje kunnen
geven in hoe het ervoor staat, bijvoorbeeld ook met de werkgroep die het instrument
parlementaire ondervraging evalueert, juist ook naar aanleiding van de discussie die
we hier zojuist hadden? Hoeveel voortgang boeken we en wanneer kunnen we daadwerkelijke
aanbevelingen verwachten?
Voorzitter. Dan de ondersteuning van de Kamerleden zelf. Naar aanleiding van de motie-Jetten
zijn er aanvullende middelen beschikbaar gekomen voor fracties en zijn er ook extra
middelen beschikbaar gekomen voor de versterking van de Griffie. De commissie-Van
der Staaij heeft hierop voortgeborduurd en heeft geadviseerd te kijken of de ondersteuning
nog verder versterkt moet worden. Kan de Kamervoorzitter toelichten op welke wijze
ze hieraan invulling heeft gegeven? Is ze voornemens aanvullende zaken in gang te
zetten? Eigenlijk aansluitend op het punt van collega Dassen, vragen wij bijzondere
aandacht voor de EU-adviseurs, inclusief de liaison in Brussel. Zij doen goed werk.
Hoe kijkt de Voorzitter hiernaar? Is de capaciteit op orde? Is bijvoorbeeld één persoon
in Brussel niet wat kwetsbaar?
Voorzitter, dan tot slot. We hebben het er al over gehad: de veiligheid. Die is een
groot punt van zorg. Zou de Voorzitter een inkijkje kunnen geven in haar visie op
veiligheid? Dan gaat het er met name om waar uiteindelijk de verantwoordelijkheid
ligt. Wat wordt er van het Kamerlid zelf verwacht in welke situatie in relatie tot
de diverse actoren, de BVA en natuurlijk de NCTV?
Voorzitter. Als het dan gaat om de NCTV, moet mijn fractie het volgende van haar hart.
Er wordt veel gezegd over de NCTV, vandaag ook weer indirect, maar wij willen wel
graag benadrukken dat zij, juist als het gaat om de veiligheid van iedereen in deze
zaal en in dit gebouw, zich wel elke dag tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen
dat wij ons werk veilig kunnen doen. Dat verdient ook een compliment en dat mag soms
óók benoemd worden, ongeacht de dingen die natuurlijk beter kunnen, die al in andere
debatten zijn benoemd.
Voorzitter. Dan een wat specifiekere vraag op dit punt, die wel enorm leeft bij collega's.
Dat is de toegankelijkheid van de parkeergarage en de aanlooproute. Die worden niet
altijd als even prettig ervaren, niet omdat ze moeilijk zouden zijn, maar vanwege
de omstanders die zich daar soms kunnen ophouden. Ik hoor graag hoe de voorzitter
daartegen aankijkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Ik ben vergeten om het aan jullie te vragen aan het begin
van het debat, maar met jullie goedvinden zou ik even het voorzitterschap over willen
dragen aan mevrouw Leijten voor mijn inbreng namens de fractie van het CDA.
Voorzitter: Leijten
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Inge van Dijk voor haar bijdrage namens de CDA-fractie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Voordat ik mijn inbreng begin, wil ik ook graag dank je wel
zeggen. Dank je wel aan alle medewerkers van de Kamer en de fractie, die ons dagelijks
werk mogelijk en ook aangenaam maken, van beveiliging tot Griffie en van schoonmaak
tot restaurant. Vooral ook de vriendelijkheid van de mensen die hier werken is echt
bijzonder. Daar mogen wij echt trots op zijn en ook dankbaar voor zijn. Wij in de
Kamer moeten op onze beurt ook zorg voor hen hebben en onze bijdrage leveren om voor
hen een veilige en gezonde werkomgeving te scheppen. Dat betekent ook dat we oog moeten
hebben voor de werkdruk van medewerkers van de Kamer en de fracties. Debatten, rondetafelgesprekken,
werkbezoeken en parlementaire onderzoeken vragen gewoon ook veel tijd en energie van
medewerkers. En mensen zijn schaars. Ook wat dat betreft zal de Kamer scherpere keuzes
moeten maken. Is het Presidium bereid om kritisch na te denken over de inzet van onze
mensen?
Voorzitter. In het schriftelijk overleg heeft de CDA-fractie vragen gesteld over de
toegankelijkheid van het Kamergebouw voor Kamerleden en medewerkers met een beperking.
Het antwoord is: «De toegankelijkheid van de tijdelijke huisvesting van de Tweede
Kamer is tijdens de projectfase niet voor het hele pand conform de Integrale Toegankelijkheid
Standaard uitgevoerd. De focus van het RVB lag alleen bij het toegankelijk maken van
de openbare ruimtes.» Eerlijk gezegd vindt onze fractie dat niet acceptabel. Wij hebben
een medewerker die sinds de verhuizing niet meer kan komen werken en daar hebben wij
gewoon echt last van, ook omdat we onze collega er gewoon graag bij willen hebben.
Gelet op de ervaringen in de tijdelijke huisvesting rijst de vraag welke eisen er
worden gesteld aan het Binnenhof na de verbouwing. Gaan we dit daar ook meemaken?
Voorzitter. Dan de vergaderzalen op de derde verdieping. Ze zijn beter herkenbaar
geworden. De SGP heeft volgens mij dit punt ook al opgemerkt: er zijn hier portretten
– of zijn het cartoons? – van de naamgevers van de zalen op de glaswanden aangebracht.
De CDA-fractie is wel verbaasd dat bij de naam van Hendrik Tilanus het portret van
zijn zoon Arnold is aangebracht. Toen een van de kamers in het gebouw Koloniën in
1981 de naam Tilanuskamer kreeg, sprak de zoon: «Toen ik in 1963 mijn vader opvolgde
in deze Kamer, beschikte iedere fractie over één vertrek. Er waren geen fractiemedewerkers
en geen assistenten van de leden. Wie een brief getypt wilde hebben, moest aan de
Griffie vragen of iemand er even tijd voor had.» Overigens schreef hij zijn brieven
altijd met de hand. Is het Presidium bereid het portret van de juiste Tilanus bij
de Tilanuskamer te laten aanbrengen? Dat is mijn vraag.
Voorzitter. Over de informatievoorziening van het kabinet aan de Kamer kunnen we spreken
op een principieel niveau en op een praktisch niveau. Beide onderwerpen zijn van belang
en hebben onze bijzondere interesse. Op het eerste niveau komen we in de komende tijd
nog uitgebreid te spreken over dit onderwerp. Maar toch ook nog even iets praktisch
over Parlis. De CDA-fractie is blij met de voortzetting van de Klankbordgroep Parlis.
Daar worden praktische problemen met de Griffie en ICT'ers doorgesproken. Is het Presidium
bereid die werkwijze ook toe te passen bij de doorontwikkeling van de digitale werkplek?
Dan gaat het dus om verbeteren van onderop.
Voorzitter. In het kader van het verbeteren van het werk in deze Kamer noem ik een
interessant punt uit het rapport van het Montesquieu Instituut. Het is een beetje
een lange inbreng; ik heb het ook een beetje letterlijk overgenomen. Maar ik vond
het toch wel een interessante gedachte. Daar wordt geschreven over een eigen budgetoffice
voor de Kamer en wordt gezegd: «Het lijkt erop dat het parlement afhankelijker lijkt
te zijn geworden van de planbureaus waar het gaat om het ontwikkelen en doorgronden
van beleid, hun gevolgen en alternatieven. Een onafhankelijk instituut als het CPB
kan het parlement helpen om beter geïnformeerd het budgetrecht uit te voeren.» Maar
wil je hier afhankelijk van zijn en is dat goed? «Zeker Kamerleden van kleinere fracties
en hun ondersteuning moeten hun tijd en middelen meer spreiden. Hier speelt een afhankelijkheidsspiraal.
Hoe meer versplinterd het parlement raakt, hoe sterker de parlementaire behoefte wordt
aan bijvoorbeeld een CPB-analyse, terwijl parlementariërs steeds minder expertise
hebben om de sterktes en zwaktes van deze analyses te doorgronden. Daarom vragen ze
naar meer ambtelijke ondersteuning. Hoe ver voert dit? In de meest vergaande situatie
wordt de uitvoerende macht niet meer gecontroleerd door politici en hun medewerkers,
maar door ambtenaren van het CPB en de Kamergriffie, waarbij de alternatieven voor
de voorstellen door de politiek moeten worden opgezocht in ambtelijke menukaarten.»
Toch kan het voor de controlerende taak van de Tweede Kamer zeer waardevol zijn om
een eigen wetenschappelijk sterk opgetuigd financieel-economisch bureau in te richten.
Dat is het zogenaamde budgetoffice, waar ik al over sprak. Dat moet structurele capaciteit
en expertise krijgen om voldragen wetenschappelijke beleidsanalyses te maken. Verschillende
landen hebben al zoiets. Ik ben heel erg benieuwd hoe onze Voorzitter hiernaar kijkt.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op van de heer Segers.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik vind dit een heel belangrijk punt. Bij het CPB krijgen we bij kansrijk beleid eigenlijk
een soort catalogus, zo van: kies maar wat jij interessant vindt en wij weten wat
de effecten daarvan zijn. Je mag dus in hun winkel winkelen, maar je mag hooguit nog
je eigen gangpad kiezen. Het is een soort gedwongen winkelnering om te kiezen uit
beleidsopties. Daarom is het des te belangrijker om zelf aan het stuur te zitten en
op basis van een politieke overtuiging te kunnen sturen. Ik vraag toch om een kleine
reflectie hierop. Collega Leijten vroeg dat ook al. Is het voorstel nu om de Kamer
een instituut te geven dat daar iets naast zet? Dat vraagt natuurlijk om zelfstandige
politieke sturing om op basis van je eigen overtuiging te zeggen: wij vinden iets
belangrijk of we vinden iets juist minder belangrijk en daarom maken wij een andere
keuze. Moet je dan eigenlijk partijen en fracties versterken in plaats van de Kamer?
Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Beide kunnen zinvol zijn. In dit rapport kwam dit toevallig naar voren en toen dacht
ik: we hebben nu het debat over de Raming en ik vind dit een dermate interessant punt
dat ik hier wel heel erg benieuwd naar ben en dat ik hierop wil reflecteren met de
Voorzitter. Ik ben ook blij met uw vraag, want dat is een punt waar we ook gewoon
even goed over na moeten denken, als we iets dergelijks zouden willen. Ons lijkt het
gewoon heel goed als we ook die planbureaus zouden kunnen uitdagen en kritisch bevragen
over bepaalde keuzes, bijvoorbeeld tot het opstellen van een rapport. Is dat inderdaad
hoe wij graag het debat met elkaar willen voeren?
De heer Segers (ChristenUnie):
Heel kort, voorzitter. Anders krijg je inderdaad een technocratie. Dan praten wij
hier inderdaad alleen over technische voorstellen van de planbureaus. Nou ja, daar
kunnen we dan nog een beetje in shoppen, maar dat is het dan zo ongeveer. Het is dus
des te belangrijker om eigen ideeën en alternatieven voor te stellen. Een sterkere
Tweede Kamer zou daar inderdaad bij kunnen helpen, maar dan zou ik zeggen: neem dan
ook het aspect mee van sterke partijen en fracties die ook zelfstandig voorstellen
kunnen overdenken en doordenken.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoorde geen vraag, maar vooral een aanmoediging om dit in het bredere debat, dat
we vast nog over deze onderwerpen gaan voeren, mee te nemen.
De voorzitter:
Dan vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
In het kader van punten vanuit de medewerkers: ik heb er ook eentje. Met weemoed heeft
de Kamer de historische omgeving van het Binnenhof en het Plein tijdelijk moeten verlaten.
Maar ook aan de Bezuidenhoutseweg zit de Kamer in een historische omgeving: vlakbij
het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek. Het lijkt de CDA-fractie goed
dat de Kamer samen met de buren de historie van rechtsstaat en democratie presenteert.
Ik denk dan bijvoorbeeld aan de geboortepapieren van Nederland: het Plakkaat van Verlatinghe,
de Unie van Utrecht en de Apologie van Willem van Oranje. Welke initiatieven heeft
het Presidium al genomen en welke plannen staan nog op stapel?
Dank je wel.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Nee, het gaat eigenlijk nog om de tekening van de heer Tilanus. Het is heel mooi dat
hier tekeningen van verschillende oud-politici aan de muur hangen. Wat opvalt, is
dat het allemaal mannen zijn. Van de vrouwelijke politici die hier een naamgeving
hebben – daar hebben we er maar een paar van – is er geen tekening. De Voorzitter
zegt van wel, maar die hebben we, geloof ik, niet van hen allemaal. Ik vroeg mij af
of mevrouw Van Dijk dat ook mee zou willen nemen.
De voorzitter:
En de vrouwenzaaltjes zijn alweer in een hoekje weggestopt, inderdaad. Mevrouw Van
Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Iedere vrouw verdient een fantastisch portret. Als die er niet zijn, dan vind ik zeker
dat we daar iets mee moeten.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik dank mevrouw Van Dijk voor haar betoog en geef het voorzitterschap aan haar terug.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Dank u wel. Ik krijg het verzoek om tot 14.00 uur te schorsen, dus met jullie goedvinden
zien wij elkaar om 14.00 uur weer hier terug.
De vergadering wordt van 12.44 uur tot 14.00 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan over naar de beantwoording van de vragen van de Kamer. Het verzoek is om de
interrupties alstublieft kort te houden. We hebben nog twee uur. Ik heb begrepen dat
een aantal leden wellicht iets eerder moeten vertrekken. Dat is geen reden om de vergadering
af te raffelen, maar als de interrupties kort kunnen, dan helpt ons dat allemaal.
Dank je wel.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng, eerst schriftelijk en nu
mondeling, tijdens dit debat over de Raming 2023 van de Tweede Kamer. Hieruit spreekt
een grote betrokkenheid bij de Tweede Kamer en ook bij de Kamerorganisatie. Ik wil
graag een korte inleiding houden. Vervolgens wil ik de vragen beantwoorden aan de
hand van elf thema's: de werkgroep-Van der Staaij, de werkwijze van de Tweede Kamer,
de onderzoeksinstrumenten van de Tweede Kamer, de uitbreiding van de Kamerorganisatie,
de informatiepositie van de Tweede Kamer, de omgangsvormen, integriteit en sociale
veiligheid, transparantie, integrale veiligheid, de renovatie van het Binnenhof en
overige. Ik ga snel van start.
Voorzitter. Ik ben heel erg blij dat we vanaf het meireces weer normaal met elkaar
kunnen vergaderen. Alle vergaderzalen zijn weer volop in gebruik en er is ook weer
ruimte voor werkbezoeken en fysieke petities. Er lopen ook weer groepen scholieren
door het pand. Het pand leeft weer; er zit meer dynamiek in. Een aantal leden hebben
het ook al aangegeven: het is aan onze staf, ondersteuning en Kamerorganisatie te
danken dat het hier allemaal zo goed reilt en zeilt. Daardoor kunnen wij als Kamerleden
ons werk zo goed mogelijk doen.
Vorig jaar is best wel heel opvallend geweest; ik wil het niet «bizar» noemen. Het
was coronatijd, we moesten verhuizen, er waren een recordaantal fracties en heel veel
nieuwe leden. Die verhuizing – ik ben heel erg blij dat daaraan gerefereerd werd –
is hartstikke goed gegaan. Daarom hebben we er misschien minder over gelezen, maar
u mag best van mij weten dat ik echt blij was en dat ik het best spannend vond om
op die dinsdag in september het mondelinge vragenuur aan te kondigen. Dat is echt
te denken aan al die mensen, ook van het Rijksvastgoedbedrijf, die daar knetterhard
aan gewerkt hebben. Er is dus heel veel werk verzet. Ik kom daar straks op terug als
het gaat over werkdruk. Daar zijn ook een aantal vragen over gesteld.
Voorzitter. Een aantal leden gaven aan dat het dalende vertrouwen in de politiek een
zorgpunt is. Dat is niet nieuw, maar een trend die al langer zichtbaar is. Het is
belangrijk om dat signaal serieus te nemen, maar het allerbelangrijkste is dat we
ons met elkaar inspannen om de Kamer verder te versterken. We moeten daar ook realistisch
in zijn, want democratie is altijd werk in uitvoering. Toch vind ik het belangrijk
om er iets tegenover te stellen, wat mevrouw Leijten in haar betoog volgens mij ook
aangaf. Ik wil namelijk ook wel – dat zeg ik niet om onszelf op de schouders te kloppen
– al het goede en belangrijke werk dat we hier doen benadrukken.
Er lopen op dit moment twee parlementaire enquêtes. Eén enquête gaat over de aardgaswinning
in Groningen. Dat is natuurlijk een onderwerp dat veel mensen in het noorden raakt.
Überhaupt is het een onderwerp dat ons allemaal raakt, gelet op de oorlog in Oekraïne
en alles wat er gebeurt op het gebied van energie en aardgas. Maar de enquête en de
uitkomsten zijn natuurlijk met name van groot belang voor de mensen in het noorden.
Daarnaast hebben we ook een andere belangrijke enquête, over fraudebestrijding bij
uitvoeringsorganisaties. Die bouwt eigenlijk door op wat eerder is vastgesteld over
de kinderopvangtoeslag. We weten allemaal – daar refereren we ook aan in meerdere
debatten – dat dit diepe sporen heeft nagelaten in de levens van de slachtoffers en
dat het ook het vertrouwen in de overheid en de rechtsstaat heeft geschaad. Ik hoop
dan ook dat de enquête leidt tot meer herstel van vertrouwen in de overheid.
Woensdag heeft het Presidium een vergadering. Dan staat er een andere enquête op de
agenda, namelijk de parlementaire enquête naar corona. Ook dat is een belangrijk onderwerp,
dat ons allemaal heeft geraakt, de een natuurlijk wat meer dan de ander. Met andere
woorden, er wordt hard gewerkt op allerlei terreinen, politiek en ambtelijk. De politiek
en het ambtelijk apparaat zijn communicerende vaten; dat is ook al eerder aangegeven.
Als wij het heel erg druk hebben, en dat hebben we, dan leidt dat ook tot drukte bij
de ambtenaren.
Ik vind het toch wel belangrijk om een aantal dingen die we verder hebben gedaan kort
de revue te laten passeren. We hebben de werkgroep-Van der Staaij. Daar zal ik als
eerste bij stilstaan. We hebben de Dienst Analyse en Onderzoek met 10 fte uitgebreid.
Voor de ondersteuning van Kamerleden hebben we voor het eerst een bedrijfsarts en
een bedrijfsmaatschappelijk werker. We zijn bezig om de beveiliging verder te professionaliseren
en te organiseren. Er komt een bureau BVA. Er is een breed onderzoek gelanceerd naar
de sociale veiligheid in het gebouw. Het is ook belangrijk om aan te geven dat we
– je zou het niet zeggen – wat meer rust hebben in onze agenda. Dat heeft ermee te
maken dat we nu één keer per week een regeling van werkzaamheden hebben. Er is ook
wat meer rust gekomen als het gaat over stemmingen. We stemmen in principe op dinsdag;
anders moet er bij de regeling worden aangekondigd dat we het op een ander moment
doen. Kijk ook naar de hoofdelijke stemmingen. Menig Kamerlid dat hier al wat langer
zit, kan zich nog de nachten herinneren dat wij moesten vertoeven in het Kamergebouw
met de vrees van een hoofdelijke stemming. Ik denk dat we dat nu, ook als lessons
learned van de coronacrisis, goed hebben geïmplementeerd. Een hoofdelijke stemming
is natuurlijk een recht van een Kamerlid, maar we hebben met elkaar afgesproken dat
we een hoofdelijke stemming meteen op dinsdag doen. Moet het op een woensdag of donderdag,
dan bekijken we of het op een andere dag kan, of we schorsen. Ik merk bij de Kamerleden
dat dit meer rust oplevert. Daarnaast zijn we ontzettend actief als medewetgever en
controleur. Menig collega die hier zit, zit in meerdere werkgroepen, parlementaire
enquêtes of onderzoeken. Dat is van onschatbare waarde. Bij de Raming zit een overzicht
dat meer aangeeft over de kwantiteit van ons Kamerwerk, om maar aan te geven dat wij
met elkaar heel veel doen.
Ik start nu snel met de vragen die gesteld zijn. Het eerste thema is de implementatie
van de werkgroep-Van der Staaij. Ik vind het belangrijk om de collega's, allereerst
de heer Van der Staaij, mevrouw Kamminga, de heer Sneller, de heer Geurts, mevrouw
Leijten en mevrouw Van der Plas, mijn erkentelijkheid aan te geven voor het feit dat
zij geparticipeerd hebben in deze werkgroep. Dit is een van de eerste dingen die ik
geïnitieerd heb als nieuwe Voorzitter. Dan ben je aan het lezen en denk je: hoe kan
je de Kamer verder versterken? Dan zie je dat daar heel veel rapporten en reflecties
over geschreven zijn. De vraag kwam op: oké, wat gaan we dan doen? En, zoals de heer
Van der Staaij vaker heeft gezegd: hoe dan? Dat heeft vorig jaar voor kerst geleid
tot een, vind ik, heel mooi rapport, met allerlei concrete aanbevelingen. Ik heb daar
op 12 april met de commissievoorzitters over gesproken. Ik heb de ambitie om er echt
voor te zorgen – dat moeten we natuurlijk met elkaar doen – dat het niet verloren
gaat en dat het rapport niet zomaar de lade ingaat, maar dat we daar echt wat mee
doen.
Een aantal zaken worden ook al geïmplementeerd. Daar werd ook naar gevraagd door een
aantal leden: is er al wat nieuws over wat we doen? Een belangrijk onderwerp zijn
de strategische procedurevergaderingen in de commissies. Het is belangrijk dat je
verder kijkt dan het hier en nu en dat je ook kijkt naar wat er op ons af komt aan
gesprekken met de bewindspersonen op het gebied van wetgeving. We hebben meer rapporteurs.
Als je het vergelijkt met 2020 en 2021, dan hebben we echt meer rapporteurs. We zijn
nu ook aan het experimenteren met wetgevingsrapporteurs. Dat is ook heel mooi.
Wat moties betreft deel ik helemaal wat de heer Van Baarle aangaf, namelijk dat het
een recht is van een Kamerlid, maar tegelijkertijd deel ik ook wat mevrouw Leijten
zei, namelijk dat we goed met onze instrumenten moeten omgaan en ervoor moeten zorgen
dat ze niet sleets worden, want dat willen we volgens mij allemaal niet. Dat heeft
ertoe geleid dat ik zelf heb aangegeven, in samenspraak met de commissie voor de Werkwijze
en het Presidium, dat we ernaar moeten streven om te zien of we niet meer moties kunnen
laten overnemen. Ik heb ook de bewindspersonen daar een brief over geschreven: als
een motie staand beleid raakt, neem ’m dan over. Een Kamerlid kan zich daartegen verzetten.
Dan komt de motie wel in stemming en wordt er «oordeel Kamer» gegeven. Ook belangrijk
is dat er na de zomer een toezeggingenregister komt waarin je de toezeggingen kan
vinden, ook op de website. Ik zie een vraag van de heer Dassen daarover.
De heer Dassen (Volt):
Ik denk dat het heel mooi is dat het toezeggingenregister er komt. Ik denk dat het
ook mooi is als hier op een gegeven moment een soort cultuur ontstaat dat het mooier
is om een toezegging te krijgen dan een motie. Dan is het misschien ook mooi om een
motie die overgenomen wordt, te beschouwen als een toezegging, zodat die ook daarin
opgenomen wordt. Dat maakt het misschien voor mensen ook wat makkelijker om te zeggen:
dan neem ik hem over. Dan wordt dat in ieder geval ook ergens geregistreerd.
Mevrouw Bergkamp (D66):
We zouden dat kunnen doorontwikkelen. Op dit moment is het een formele appreciatie
die we met elkaar hebben vastgesteld, maar ik kan me zo voorstellen, en daar is het
natuurlijk ook op gericht, dat een toezegging net zo mooi is als een motie – dan kan
je daaraan refereren en dan kunnen bewindspersonen daarop wijzen in een brief – in
de hoop dat we met elkaar nog effectiever en sterker kunnen zijn wat onze instrumenten
betreft.
De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven heeft de aanbevelingen
van de werkgroep-Van der Staaij ook overgenomen en kijkt of er in alle reacties van
burgers een rode lijn zit, zodat we als Tweede Kamer een soort waarschuwing krijgen
als het over een bepaald onderwerp gaat. Ik denk dat dat mooi is. Zij zijn ook bezig
met een werkgroep. Daarnaast ben ik zelf als voorzitter van de commissie voor de Werkwijze
daarnaar aan het kijken. Daar komen we straks nog op terug naar aanleiding van de
vragen van de heer Segers en de heer Dassen over meer themadebatten.
Er gebeurt dus al heel veel met betrekking tot de commissie-Van der Staaij en de werkgroep.
Aan het einde van het jaar krijg ik een tussentijdse rapportage. Het is heel fijn
dat de leden van de werkgroep hebben aangegeven dat ze ambassadeurs van die werkgroep
blijven. Ik hoop dat ze dat deze periode blijven doen. Ik denk dat het werkt om collega's
aan te spreken. Ik denk dat we het inderdaad niet altijd moeten hebben van begrenzing,
maar ook van gewoon elkaar aanspreken.
Daar zijn nog een aantal concrete vragen over gesteld. Ik ga even reageren op de vragen
van de heren Segers en Dassen over hun opiniestuk in de Volkskrant, waarin ze een
aantal suggesties doen. Ik heb al eerder aangegeven dat ik het dualismeakkoord een
heel interessant onderwerp vind. De werkgroep waaraan mevrouw Inge van Dijk leidinggeeft,
gaat daar ook naar kijken. Ik denk dat het handig en ook belangrijk is dat we die
discussie voeren op het moment dat de werkgroep van mevrouw Inge van Dijk daarmee
komt. De planning is na de zomer. Dat lijkt me heel goed. Ik kom straks nog bij het
onderwerp informatiepositie Kamer, want zoals ook is gesteld, gaat die informatiepositie
natuurlijk door. Daar wil ik dus ook wel een aantal dingen over zeggen, maar in ieder
gaat de werkgroep van mevrouw Van Dijk wat zeggen over het dualismeakkoord. In het
artikel werd ook gesproken over vertrouwelijke stukken. Weet dat dat een van de eerste
dingen is die ik heb opgepakt, omdat er een aantal moties waren van de heren Van der
Molen, Omtzigt en Van Nispen. Dat heeft geleid tot een aanpassing van de Regeling
vertrouwelijke stukken, die nu ook is geïmplementeerd, waardoor er ook een escalatiemogelijkheid
is als je in de commissie zit. Als je twijfelt of iets echt vertrouwelijk is of moet,
dan kan de commissie vervolgens uitleg vragen aan het kabinet. Dat kan besproken worden.
Er kan ook om een Kameruitspraak worden gevraagd. Dat zijn dingen die lopen. We hebben
in de commissie voor de Werkwijze afgesproken dat we na een periode gaan evalueren
hoe dat loopt.
Dan het onderwerp plenair beleidsdebat. Daarover was een vraag van de heren Dassen
en Segers. In de commissies vinden heel veel beleidsdebatten en hoofdlijnendebatten
plaats. Willen we de gelijkwaardigheid tussen een plenair debat en een commissiedebat
aangeven, dan is het goed om elke keer te benadrukken dat we heel veel beleidsdebatten
doen. Dat geldt ook plenair. We hebben deze week het debat over de rechtsstaat. We
hebben binnenkort een debat over digitale zaken. Dat is een hoofdlijnendebat. Maar
ik ben wel van mening dat het goed is om nog eens gerichter te kijken naar de plenaire
agenda. Ik heb met de commissie voor de Werkwijze afgesproken dat we dat in het najaar
nog eens gaan bezien, in combinatie met de evaluatie van het behandelen van wetgeving
op woensdag.
Misschien kan ik daar alvast een eerste reactie op geven. Toen de motie daarover werd
ingediend, dacht ik in het begin wel even: hoe gaat dat lopen? Maar ik ben daar wel
tevreden over. Niet alles kan op de woensdag; daar ben ik eerlijk in. Ik heb diep
respect voor de Griffie plenair als het gaat om hoe die de puzzel elke week weer rond
krijgt. We doen ons best voor de woensdag. Een debat over de Europese top kan bijvoorbeeld
niet anders dan op woensdag, want op donderdag is de top en op dinsdag kan de Minister-President
echt niet. Dan blijft woensdag dus over. We gaan het na de zomer evalueren. Het is
een aanbeveling van Van der Staaij en ook een wens van mij om te kijken hoe we die
hoofdlijndebatten en themadebatten meer plenair kunnen doen en ook in de commissie.
De voorzitter:
De heer Segers heeft een vraag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank voor deze zoektocht naar hoe alles een plek te geven. Begrijp ik goed dat er
in het najaar dus een evaluatie is van hoe het plenaire schema loopt en hoe we dat
kunnen inpassen? We hebben inderdaad al die themadebatten. We zijn begonnen met de
hoofdlijnenbrieven, maar dat kan ook weer heel snel klaar zijn. Op een gegeven moment
zijn de hoofdlijnen klaar en dan komt de uitwerking. Maar als dat daarin een plek
krijgt, is het goed om daarover te spreken in het najaar. In welk kader kunnen we
daarover dan besluiten? Pakt het Presidium dat op? Of ligt dat nog voor in de Kamer?
Hoe geven we daar gevolg aan?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is een terechte vraag. De evaluatie van vergaderen op woensdag was naar aanleiding
van een motie. We gaan de Kamer daar dus ook over informeren. Het lijkt mij heel goed
om in de commissie voor de Werkwijze te bespreken hoe we dat gaan organiseren en of
die ruimte er is, en om dat vervolgens te communiceren richting de Kamer. Ik wil daarbij
wel één winstwaarschuwing aangeven. Op het moment dat je nog verder in de agenda blokken
maakt, neemt je flexibiliteit af. Het vereist van ons allemaal een zekere terughoudendheid
wat betreft welke debatten we wel of niet steunen. Ik merk dat de aanpassing in het
Reglement van Orde, waardoor sommige debatten na verloop van tijd vervallen, echt
helpt om wat leegte te krijgen. Maar we hebben in de commissie voor de Werkwijze afgesproken
om dit in het najaar verder te bezien.
Er was ook een vraag over de informatiepositie van de Kamer. Denk aan parlementaire
ondervraging. Ik wil niet alleen daarnaar wijzen, maar daarvoor is er een werkgroep
onder leiding van mevrouw Belhaj. Die heeft daar uitgebreid naar gekeken met de leden.
Ik heb zelf een gesprek gehad met de heer Van der Staaij over het rapport. Dat rapport
krijg ik zeer binnenkort aangeboden, op 29 juni. Dan komt het in handen van de commissie
voor de Werkwijze en van de Kamer. Het lijkt mij heel goed om de discussie daar in
gang te zetten, want ik snap de behoefte. De werkgroep heeft daar echt heel goed naar
gekeken en heeft het van alle kanten bezien, zo heb ik ook gemerkt in het gesprek.
De uitbreiding van de Tweede Kamer naar 200 leden vraagt natuurlijk echt om een politieke
uitspraak en een politiek debat. Dat is niet aan mij. Voor mij is 150 leden een gegeven.
Wat mij wel triggerde in het verhaal van de heer Segers was de vraag hoe we dit soort
onderwerpen kunnen bespreken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het rapport van het
Montesquieu Instituut, dat echt een aantal interessante dingen zegt. De kernvraag
is: wat willen we zijn als Kamer? Ik ga even zoeken hoe we dat een keer op een goede
manier met elkaar kunnen bespreken. Daar kom ik zeker op terug. Maar het is niet aan
mij om een standpunt in te nemen over de 200.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Segers.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat laatste snap ik heel goed, want het is een debat van ons allemaal. Ik denk dat
het goed is om op zoek te gaan naar een goede analyse. De complexiteit van de samenleving
vraagt om een nadere analyse en een Europese vergelijking van het aantal ambtenaren
en bewindspersonen. Is dat iets wat het Presidium zou kunnen doen? Is dat iets wat
we aan de Minister van Binnenlandse Zaken zouden moeten vragen? Kan de Voorzitter
die vraag in de overwegingen meenemen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het lijkt me heel goed om deze vragen daarin mee te nemen. Een internationale vergelijking
is echter heel lastig. Voordat je het weet, ga je namelijk appels met peren vergelijken.
We weten niet altijd waar geld aan besteed wordt. We hebben een fractiekostenregeling,
waarbij geld naar de stichtingen gaat. We vragen daar niet bij: waar wordt dat geld
aan besteed? Die informatie hebben we niet. Het is dus best een ingewikkeld vraagstuk.
Desondanks lijkt het me goed om te kijken naar het bestel. Dat is natuurlijk al meerdere
keren gebeurd. Ik concentreer me nu even op de ondersteuning van de Kamer. Ik wil
wel met u nadenken over de vraag wanneer we daar een gerichter debat over kunnen hebben.
De heer Segers (ChristenUnie):
Heel kort. Ik bedoelde ook een internationale vergelijking van de omvang van de parlementen,
en niet van de ondersteuning. Er is inderdaad een zekere curve. Italië heeft bijvoorbeeld
heel veel parlementariërs, maar weet dat ook en brengt dat aantal nu terug. Wij zitten
echter helemaal onderaan die curve. Een internationale vergelijking zou wel heel handig
zijn, denk ik.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat onderzoek kunnen we zelf doen. We kunnen DAO verzoeken om dat een keer te vergelijken.
Dat kan bijvoorbeeld via de commissie voor Binnenlandse Zaken. Het is dus mogelijk
dat we zo'n onderzoek zelf doen. We kunnen gegevens van andere parlementen krijgen.
Nogmaals, ik ga nadenken over hoe we het een en ander kunnen bespreken, ook in combinatie
met wat het Montesquieu Instituut heeft aangegeven.
De heer Ellian vroeg: hoe zit het met de andere werkgroepen? De meeste werkgroepen
komen na de zomer met hun bevindingen. Ik heb het al gehad over de werkgroep van mevrouw
Inge van Dijk over de informatieafspraken. De werkgroep over effectief opereren in
crisissituaties, onder leiding van de heer Sneller, komt ook na het zomerreces met
een reflectie. We verwachten dat de werkgroep-Van der Staaij rond het herfstreces
met een tussentijdse evaluatie komt. Ik heb aangegeven dat ik het rapport over het
Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging voor het zomerreces aangeboden krijg.
Daarna komt het in handen van de Kamer.
De heer Ellian (VVD):
Ik heb geen vraag, maar wel een kort dankwoord aan alle collega's die hieraan bijdragen.
Ik weet dat iedereen dat doet bovenop de drukte van de dag. Ik kan dat alleen maar
waarderen. Dank aan het Presidium en alle anderen die daarbij meehelpen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat zijn mooie en ook terechte woorden. Het zijn namelijk onderwerpen waar misschien
niet altijd de schijnwerpers op staan, maar die wel helpen om de Tweede Kamer te versterken.
Dat is zeker een compliment waard.
De vraag van de heer Ellian over de aanbeveling van de heer Van der Staaij heb ik
al beantwoord.
Dan gaan we naar de werkwijze van de Kamer. Daar zijn ook een aantal vragen over gesteld.
Ik heb aangegeven dat we kijken naar de structuur van de plenaire debatten. Ik heb
gezegd dat er een toename in de rapporteurschappen is, namelijk van 38 naar 65. Dat
is ook heel mooi. We gaan de motie-Paternotte/Bisschop om op de woensdag wetgevingsoverleggen
te hebben, na het zomerreces evalueren.
Mevrouw Leijten en de heer Segers vroegen naar de spreektijd van afsplitsers. Ik realiseer
me dat dit onderwerp regelmatig in debatten terugkomt. Het wordt ook door afsplitsers
zelf opgebracht. Ik heb contact met de afsplitsers. Het is een onderwerp dat leeft.
Daarover leven ook politieke opvattingen. Mevrouw Leijten stelde voor om soepel te
zijn met de spreektijden als een afsplitser een debat aanvraagt. Ik vind dat een aardig
voorstel. Alleen, ik ga niet in m'n eentje over de spreektijden. Ik wil mevrouw Leijten
wel toezeggen dat ik dit onderwerp met het Presidium zal bespreken. Vervolgens moet
de Kamer daar ook iets van vinden, want spreektijden zijn iets waar we als Kamer over
gaan. Het is al een paar keer gezegd dat het rapport-Bisschop, volgens mij uit 2016,
natuurlijk voor ons werk heeft gedaan betreffende de financiële ondersteuning en de
spreektijden. Het lijkt mij goed dat ik zo'n onderwerp eruit pak, in dit geval het
voorstel van mevrouw Leijten, om te bespreken in het Presidium.
Er zijn eerder twee moties ingediend die vervolgens zijn aangehouden, een motie van
mevrouw Van der Plas en een motie van de heer Omtzigt zelf. Ik kan me ook voorstellen
– dat is ook een route – dat er een motie wordt ingediend, bijvoorbeeld over dit onderwerp,
om een Kameruitspraak te vragen.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat is precies wat ik zou willen vragen aan de Voorzitter. Ze had het over de bereidheid
om dit te bespreken in het Presidium, maar ze weet hoe ik dat vaak kwalificeer: het
Presidium is toch het zwarte gat van deze Kamer, daar kan iets helemaal in verdwijnen
of helemaal in veranderen zonder dat wij daar enige invloed of enig zicht op hebben.
Zou het dus helpen als er een motie wordt ingediend en we gewoon kunnen kijken hoe
de Kamer daarover stemt, zodat de Voorzitter sterker staat als zij het in het Presidium
bespreekt?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja.
Dan is er een vraag gesteld door mevrouw Leijten over de aanwezigheid van fractiemedewerkers
bij besloten technische briefings. Weet dat dit in 2017 al een keer besproken is in
het toenmalige Presidium. Er is toen besloten om er geen verandering in aan te brengen.
Ook hier zou ik willen zeggen dat 2017 alweer een tijd geleden is en dat we nu ook
een andere werkelijkheid hebben, gezien het aantal fracties. Ik ben dus voornemens
om dit ook in het Presidium te bespreken en de voor- en nadelen te bezien. Eerlijk
gezegd hebben de interrupties hierover voor mij wat meer geconcretiseerd waar het
’m in zit en wat je niet zou moeten doen wat betreft vertrouwelijkheid voor Kamerleden.
Met die context wil ik het meenemen naar het Presidium. Ik zal u natuurlijk informeren
over de uitkomst daarvan.
Dan vroeg mevrouw Bromet of de Voorzitter niet wat strakker kan zijn bij de regeling
van werkzaamheden, kijkend naar de betogen. Ik neem dit mee. Ik snap het. Weet wel
dat het vragenuur en de regeling van werkzaamheden door heel veel mensen thuis actief
worden bekeken en zij die vaak zien als een van de leukste onderdelen van de politiek.
Niks ten nadele van de mening dat kort en bondig belangrijk is, dat vind ik ook, maar
enige sjeu moet er natuurlijk wel in blijven. Maar ik denk dat mevrouw Bromet dat
met mij eens is.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nou, dit is meer een aanmoediging om mijn eigen inbreng wat langer te maken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is dan ook weer niet de bedoeling. Maar ik denk dat het soms een beetje zoeken
is hoe je het kort kunt houden zonder dat het allemaal too much wordt. Het heeft ook
te maken met de opmerking van de heer Segers over het aantal interrupties. Het liefst
wil je het vrijlaten, maar dan verwacht je van mensen ook terughoudendheid in het
aantal en de duur van de interrupties. Daar heb ik goede en minder goede ervaringen
mee. Het is soms ook een beetje spelen, kijkend naar de aard van het debat en hoeveel
tijd er is. Commissiedebatten gaan vaak heel goed binnen de tijd, maar ik weet wel
dat het voor commissievoorzitters vaak hard werken is om dat voor elkaar te krijgen.
Bij plenaire debatten gebeuren er echter toch vaak dingen waardoor die grenzeloosheid
kan ontstaan. Maar ik neem uw opmerkingen mee. Zie wat ik zei niet als uitnodiging
om langer te zijn, maar meer als een zoektocht van deze Voorzitter om er balans in
te vinden.
De voorzitter:
De heer Segers heeft ook nog een vraag.
De heer Segers (ChristenUnie):
U kunt ons wel helpen. Want soms stel je een vraag en als de bewindspersoon dan maar
drie keer eromheen kletst, het van zich afschuift en wel woorden produceert maar geen
antwoord, sta je machteloos. Terwijl je soms ook echt toekunt met één vraag. U kunt
dan helpen door te zeggen: geef alsjeblief antwoord op de vraag. Ook al is het soms
niet het antwoord dat we leuk vinden.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat deel ik. Ik zie dit ook als een aanmoediging. De andere kant is dat ik soms een
antwoord hoor maar het desbetreffende Kamerlid niet. Dus het is ook subjectief. Maar
als het evident is, kunt u van een voorzitter verwachten dat die daar actie op onderneemt.
Dus ook dit punt neem ik tot mij.
Dan heeft de heer Van Baarle een vraag gesteld over het Presidium. Niet om uit te
lokken, voorzitter, maar we hebben een buddysysteem. Ik vroeg me af wie uw buddy is,
meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb geen buddy.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan werkt het dus niet. Vroeger hadden we in het Presidium een collega van de ChristenUnie,
de heer Voordewind, die de kleine fracties onder zich had. Daar hebben we ervaring
mee opgebouwd. We hebben nu gezegd: er zijn zo veel kleine fracties dat het heel lastig
wordt om één collega daarvoor verantwoordelijk te maken. Dus we hebben een buddysysteem.
Mijn voorstel zou zijn dat u eerst een buddy gaat zoeken en kijkt hoe dat werkt, en
dat we vervolgens samen een gesprek hebben over hoe dat in de praktijk werkt. Ik merk
dat er soms ook echt tevredenheid is met het buddysysteem.
De heer Van Baarle (DENK):
We hebben in de afgelopen periode natuurlijk wel wat ervaring opgedaan met dat buddysysteem.
Niets ten nadele van de heer Segers, maar dat was destijds de heer Voordewind. De
heer Segers geeft aan dat hij voor ons heeft gevochten. Onze impressie van het buddysysteem
was wat anders. Ook dat wil ik niet persoonlijk ten nadele van de heer Voordewind
zeggen, maar het was nu eenmaal de heer Voordewind. Blijkbaar is er een buddysysteem,
maar het feit dat wij als fractie nu dan zelf actief op zoek moeten naar een buddy
en moeten ontdekken hoe je iets bij het Presidium moet krijgen, vind ik weinig inclusief
van het Presidium. Laat ik het zo zeggen. Je kan jezelf er ook wel een beetje van
vergewissen dat er kleinere fracties zijn waar je ook wat moet ophalen als het gaat
om besluiten die majeure impact hebben op de werkwijze van de Kamer. Laat ik dat dan
even als cri du coeur meegeven.
Mevrouw Bergkamp (D66):
De input van kleine fracties is zeker ook belangrijk. Ik weet ook dat er vanuit ons
gepoogd is u een buddy te geven. Dus ik zou zeggen: pak die handschoen op. Laten we
kijken hoe dat gaat in de praktijk en laten we elkaar dan na verloop van tijd spreken
over hoe dat in de praktijk werkt. Dat zou ik willen meegeven.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Bromet over waarom moties op papier nog steeds
in de zaal... Nee, hè? Dat dacht ik al. Die vraag kwam me ook niet bekend voor.
Dan de vraag van de heer Dassen over de staatsrechtgeleerden door wie ik mij laat
omringen. Dat valt nog wel tegen in de praktijk. Ik heb over dilemma's de volgende
afspraak gemaakt. We hebben de situatie gehad met Staatssecretarissen die onderdeel
waren van het kabinet én de Kamer. Dat was een unieke situatie waarvan ik achteraf
dacht dat het handig was geweest om, naast de blik van onze eigen interne staf – die
mensen hebben trouwens ontzettend veel verstand van staatsrecht – ook nog de blik
van buiten naar binnen te hebben. In dat soort situaties zou het goed zijn als je
een beroep kunt doen op die staatsrechtgeleerden. Die situaties zijn daarna niet meer
voorgekomen, maar ik heb aan onze eigen staatsrechtgeleerden wel gevraagd om mij ook
te voeden met onderwerpen die er leven en dilemma's die er zijn, zodat ik daar wat
meer op kan anticiperen. Maar als er unieke dilemma's zijn, vind ik die blik van buiten
naar binnen altijd belangrijk. Zo heb ik trouwens altijd gewerkt in alle functies,
ook om te voorkomen dat ik in mijn eigen bubbel leef. En we hebben hier gelukkig ook
intern zeer veel expertise.
De heer Ellian vroeg hoe ik terugkijk op de Kameragenda in de coronaperiode. De werkgroep
onder leiding van de heer Sneller gaat daarnaar kijken. Het lijkt mij goed dat die
commissie, die werkgroep, eerst haar werk gaat doen. Ik heb ook een interview met
ze gehad waarin ik mijn input heb gegeven, maar het lijkt mij heel goed om die werkgroep
af te wachten. Ik kan er wel over zeggen dat dingen achteraf altijd makkelijker zijn
dan als je midden in een unieke situatie zit. Daarom vind ik het ook zo goed dat de
werkgroep vanuit het hier en nu gaat kijken wat we daarvan kunnen leren. Ik ben dus
heel benieuwd wat de aanbevelingen na het reces zullen zijn.
Dan was er een vraag van de heer Ellian over het aantal tweeminutendebatten. Wij gaan
dat in de Commissie voor de Werkwijze met elkaar bespreken. Wat mij wel opvalt – maar
dat is meer een gevoel, dus dat kan ik nog niet helemaal onderbouwen – is dat wel
heel veel commissiedebatten leiden tot een tweeminutendebat. Eerst was er een soort
gêne om in commissiedebatten een tweeminutendebat aan te vragen om een motie in te
dienen. Die gêne is er nu veel minder of eigenlijk niet. Dat valt dus wel op. Ik wil
met de voorzitters van de commissies bespreken wat hun rol daarin kan zijn.
Verder hebben we natuurlijk de regel dat als je het debat niet hebt bijgewoond, je
toestemming moet vragen aan de collega's. Dat is een lastige regel in de praktijk,
want uiteindelijk zeggen collega's vaak toch: doe maar. We hebben het hier ook over
gehad in de commissie voor de Werkwijze. We hebben gezegd: het is eigenlijk nog een
beetje te kort dag om daar wat van te vinden, maar laten we wel kijken hoe dit in
de praktijk gaat werken. Ikzelf denk: we zeggen óf «het is wat het is» óf we zeggen
«als je niet hebt meegedaan aan het debat, dan doe je ook niet mee aan het tweeminutendebat».
Het zit er nu een beetje tussenin, wat het lastig maakt, ook voor de Griffie.
De heer Ellian (VVD):
Dat is een helder antwoord van de Kamervoorzitter. Ik zag een mooie analyse langskomen
van hoe moties worden herbeoordeeld. Ik heb in de gemeenteraad gezeten. Als je daar
een toezegging kreeg, dan was dat pico bello en als de wethouder die toezegging niet
nakwam, dan kon die erop rekenen dat hij daarop stevig bevraagd zou worden. Ik zoek
zelf altijd een beetje naar de balans daarin. Denkt u dat dat ook kan helpen bij het
verminderen van het aantal tweeminutendebatten? Want het zijn er echt veel. Ik heb
zelf nog niet meegemaakt dat ze allemaal in de laatste dag van het reces gepropt worden,
want zolang loop ik hier nog niet rond. Maar het valt me wel op dat er veel tweeminutendebatten
zijn.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het zijn er heel veel en die tweeminutendebatten leiden ook tot moties die niet altijd
uitgediscussieerd zijn. Soms zit er ook wat tijd tussen en is er sprake van actualiteiten.
Ik hoop dat het toezeggingenregister even zwaar weegt als de behoefte om een tweeminutendebat
te houden om een motie in te kunnen dienen, maar dat zal de praktijk moeten uitwijzen.
Mevrouw Leijten (SP):
In de strategische procedurevergaderingen die nu plaatsvinden, vindt ook het gesprek
plaats tussen Kamerleden onderling over de vraag of ieder commissiedebat in een tweeminutendebat
moet uitmonden. Ook daar zijn we allemaal bij. Ik kan me nog een commissiedebat herinneren
met de heer Van Baarle over discriminatie en racisme. De week daarna zouden we daar
nog een debat over hebben. Toen hebben we besloten: we doen geen tweeminutendebat,
want het kan daar ook. Ik denk dat het goed is als we daar zelf ook scherp op zijn.
Het is mijn ervaring dat debatten over energie en klimaat, en eigenlijk alle debatten
bij EZK, altijd uitmonden in een tweeminutendebat en dat is echt niet altijd nodig,
bijvoorbeeld omdat er nog een brief komt of omdat we nog op een onderzoek wachten.
Je kunt ook daarna kijken of er nog een motie nodig is. Het hebben van een tweeminutendebat
lokt inderdaad ook moties uit.
De heer Dassen (Volt):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Leijten. Ik merk dat zelf ook vaak in commissies.
Ik weet niet hoe het hiervoor altijd is geweest, dus ik ben benieuwd naar de analyse
van de Voorzitter of dat veranderd is. Het lijkt erop dat mensen zo snel mogelijk
aanwezig zijn bij een commissiedebat om een tweeminutendebat aan te kunnen vragen.
Sinds ik hier zit, ervaar ik precies het tegenovergestelde. Daar ben ik dus benieuwd
naar.
De tweede opmerking begreep ik niet helemaal, maar misschien heb ik niet goed op zitten
letten. Ik was in de veronderstelling dat je sowieso niet mee kan doen aan een tweeminutendebat
als je niet bij het debat zelf bent geweest.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Houd dat laatste vast!
Dat je in een commissiedebat graag als eerste een tweeminutendebat wilt aanvragen,
is inderdaad niet nieuw. Ik kijk ook even naar mevrouw Leijten. Dat is onderdeel van
de cultuur. Ik heb weleens collega's een uur van tevoren alleen in de zaal zien zitten
om als eerste te kunnen zijn. Dat is niet nieuw. Wat wel gegroeid is in de afgelopen
jaren, is de vanzelfsprekendheid waarmee een commissiedebat tot een tweeminutendebat
leidt. Als er een tweeminutendebat is, dan ga je ook nadenken over wat je gaat indienen.
Het stimuleert het indienen van moties. Mevrouw Leijten zegt terecht dat je elkaar
daarop moet aanspreken en dat je het onderwerp in de strategische procedurevergadering
moet bespreken. We moeten met elkaar kijken hoe we deze geest weer in de fles kunnen
krijgen. Dat is wat we kunnen doen. We gaan zelf nog kijken naar de regel of je wel
of niet mag meedoen aan het tweeminutendebat als je niet hebt meegedaan aan het debat.
Aan de ene kant heb je als Kamerlid het recht om een motie in te dienen, maar dat
is ook weer zowat als je niet betrokken bent geweest bij het hele debat. Dat is een
van de dilemma's. We kunnen de wereld niet meteen in één jaar wijzigen. Soms moeten
dingen een beetje de tijd krijgen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik zie de Voorzitter haar mapje wegleggen. Ik hoor een opmerking over moties die op
papier werden uitgedeeld. Dat was niet mijn punt. Papierloos werken is meer dan een
motie uitprinten. Het gaat om een heel vergadersysteem. Ik wist van tevoren ook niet
wat het was, totdat ik er zelf mee ging werken. Het is een agenda, met alle stukken
erbij. Het betekent dat je vat hebt op je informatievoorziening. Dat heb ik hier de
afgelopen vier jaar nog steeds niet gekregen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik had inderdaad een ander mapje genomen. Dan ga ik even kriskras door de ICT-onderwerpen
heen. Misschien is dat goed, want daar heeft het heel erg mee te maken. Wat de transparantie
van ons Kamerwerk betreft hebben we aan de ene kant natuurlijk de Woo. Daar zijn geen
vragen over gesteld; ik denk dat dat komt doordat we daar de afgelopen periode heel
veel over hebben gecommuniceerd. Maar die transparantie zit ’m ook in een aantal andere
vragen. Laat ik de vraag van de heer Sneller dan ook meteen beantwoorden. Daarna kom
ik bij uw vraag over papierloos werken.
Allereerst het Open Data Portaal, waarvan ik me realiseer dat de heer Sneller daar
al vier jaar lang vragen over stelt. We hadden gecommuniceerd dat we dit drempelloze
ODP in september gelanceerd willen hebben. Ik heb goed nieuws, want het wordt iets
eerder dan verwacht: deze week of volgende week gaan we ermee van start. Het is dus
iets eerder dan verwacht, maar ik wil niet zeggen «jee, wat geweldig», want ik vind
ook dat het erg lang geduurd heeft. Maar ik ben wel heel blij dat ik dit nu kan aankondigen.
We gaan kijken hoe dat valt en hoe dat allemaal gaat, maar in ieder geval deze of
volgende week hebben we een Open Data Portaal. Ik hoop ook dat de mensen die er gebruik
van maken, daar blij mee zijn. Waarom heeft het zo lang geduurd? Dat ligt aan een
combinatie van factoren. Het heeft te maken met veiligheid in de cloud. Ook wil je
er klaar voor zijn als er heel veel gebruik van wordt gemaakt, en wil je dat het drempelloos
en ongehinderd werkt. Ook heeft de coronatijd voor vertraging gezorgd en noem het
verder allemaal maar op. Maar ik ben erg blij dat de mensen die hieraan getrokken
hebben, nu tegen mij konden zeggen: je kunt dit in alle veiligheid zeggen.
Dan het papierloos werken. Dat heeft ook te maken met de vraag die de heer Sneller
al eerder had gesteld over de moderne digitale, plaats- en tijdsonafhankelijke werkomgeving.
Tijdens corona hebben we gezien hoe fijn en belangrijk het is als je overal kunt werken,
ongeacht of je een laptop, een smartphone of een tablet gebruikt. Ook hebben we goed
gesproken – dat was ook een van de vragen in het schriftelijke overleg – met de gebruikers.
Dat werd ook zeer gewaardeerd. We hebben onder anderen gesproken met de heer Klaver,
die ook fervent voorstander is van een digitale werkplek. We hebben dat gedaan om
alle input met elkaar te kunnen verzamelen. Dat heeft ertoe geleid dat het nu ontworpen
wordt. Ik ben wat voorzichtig om daar nu al hele concrete data voor te geven, maar
ik weet dat het fundament in de zomer wordt getest door de CISO en onze Dienst Automatisering.
Op basis van die testen gaan we bij enkele gebruikers kijken hoe dat in de praktijk
werkt, zodat we dat in 2023 kunnen doorontwikkelen en we echt een digitale werkplek
hebben. De gesprekken hebben we dus gehad, het ontwerp is gemaakt, we gaan het in
de zomer verder testen, later met een aantal gebruikers, en daarna komt het in de
uitvoeringsfase. We hopen dat dat er een bijdrage aan levert dat we minder met papier
en meer digitaal werken. Dat is gedeeltelijk een antwoord op uw vraag. Wel is het
zo dat een aantal dingen al digitaal kunnen. In Parlis is alles digitaal beschikbaar,
maar niet op alle instrumenten die we hebben. Ik hoop dat dat met dat digitaal werken
wel gaat gebeuren. Dat is wat ik er nu over kan zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet heeft er nog een vraag over.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Een digitale werkplek: ik weet niet wat dat is en ik weet niet of dat gaat werken
zoals al die andere overheden al werken. Daarvoor hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden
te worden, want dat bestaat gewoon al. Wat ik heel graag wil, is dat ik m'n telefoon
's ochtends opendoe, dat ik dan een agenda zie waarin staat «je gaat nu naar een vergadering
over de Raming» en dat daar dan alle stukken bij zitten. En als er iemand anders uitgenodigd
wordt, dan krijgt die ook automatisch al die stukken. Dat is eigenlijk waar ik behoefte
aan heb. Misschien kunnen er nog wel veel mooiere dingen – wat je niet kent, dat mis
je ook niet – maar wat ik wel ken, was in ieder geval een stuk beter dan hoe we nu
werken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat drempelloze en het gegeven dat je eigenlijk verschillende instrumenten hebt waarmee
je al je informatie ... Het is daarbij ook meer maatwerk. We willen het dus ook wat
meer op de persoon gaan toespitsen. Dat is allemaal onderdeel van die moderne, digitale
werkplekomgeving. Ik zal kijken of ik ook – dat is namelijk sowieso ook een vraag
van mij aan onze ICT-afdeling – kan kijken wat daar dan in zit. Wat is de doorontwikkeling?
Wat kunnen Kamerleden wel en niet krijgen? Als u het goedvindt, wil ik deze vraag
graag schriftelijk verder beantwoorden. De behoefte is er namelijk, maar kijkend naar
de verwachting die we na vier jaar gecreëerd hebben met het Open Data Portaal ben
ook heel voorzichtig. We gaan dat nu doen. Ik ben daarom ook voorzichtig met het noemen
van deadlines. Ik snap de vraag helemaal en ik wil daar ook een gericht, schriftelijk
antwoord op geven.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat is prima. Ik weet niet wat de opmerkingen over het Open Data Portaal betekenen.
Maar ik heb in het verleden vaak gehoord dat er zorgen waren over de veiligheid, terwijl
wij hier in het overgrote deel van de vergaderingen – ik denk 99% van de vergaderingen
– vergaderen over stukken die gewoon openbaar zijn. Er is dan helemaal geen gevaar.
Ik zou dus zeggen dat we, voor die paar geheime stukken die we hebben, geen heel vergadersysteem
op hoeven te houden.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Die opmerking neem ik mee.
Dan gaan we naar het onderwerp onderzoeksinstrumenten. Daarover zijn ook een paar
vragen gesteld. Mevrouw Leijten had een vraag over het doen van onderzoek. Zij zei:
vaak zijn we te veel afhankelijk van het kabinet; waarom zou de Kamer zelf niet wat
meer onderzoek kunnen doen? Onze eigen afdeling, Dienst Analyse en Onderzoek, kan
zelf onderzoek doen. Dat gebeurt ook al. We hebben natuurlijk ook onze eigen commissies
gehad, bijvoorbeeld de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties. Via het kennisbudget
kan onderzoek ook uitbesteed worden aan universiteiten of aan andere onderzoeksinstellingen.
Die kunnen ingehuurd worden. Daarvoor heeft de commissie ook een kennisbudget. Er
wordt ook veel samengewerkt met andere universiteiten en instituten. We hebben ook
een samenwerking tussen parlement en wetenschap. Ik kijk even naar mevrouw Leijten.
Er zijn mogelijkheden.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou toch nog denken aan iets aanvullends. Nu komt het heel vaak voor dat we onderzoek
willen laten doen naar iets wat we constateren. Mogelijk is dat zelfs op ministeries.
Dan moet je daar mensen bevragen of noem allemaal maar op. Dan zijn we eigenlijk altijd
aangewezen op de regering die zichzelf onderzoekt. Dan hebben we een motie waarin
de Kamer aan de regering vraagt om iets te onderzoeken. Dat wordt dan meestal een
consultancy- of een accountancybureau. Die bureaus zijn vaak ook betrokken geweest,
bijvoorbeeld bij het adviseren over het beleid dat wij nu onderzocht willen hebben.
Dat wil ik eigenlijk doorbreken. Dat is dus wat anders dan de kennisagenda. Die bouwen
we namelijk met elkaar en daar komt allerlei onderzoek uit voort, maar die kunnen
we minder ad hoc inzetten. Als je een verzoek doet aan de regering om iets te onderzoeken,
zouden we eigenlijk willen dat we een verzoek doen aan de Kamer om iets te onderzoeken
of aan een instituut gelieerd aan de Kamer of in dienst van de Kamer. We zouden willen
dat dat automatischer zo gaat.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het gaat dan inderdaad niet zozeer om de kennis, maar om echt een onafhankelijk onderzoek
naar iets. Volgens mij kunnen we dat. Het is alleen de vraag of die opdracht wordt
gegeven en wordt vastgesteld door de Kamer. Ik ben het wel met u eens, zeg ik via
de voorzitter. Ik zie vaak dat aan het kabinet wordt gevraagd om een aantal dingen
uit te zoeken, maar volgens mij kunnen we dat als Kamer ook en hebben we ook de tools.
Via de DAO kan van alles worden ingekocht. Ik heb zelf als Kamerlid bijvoorbeeld een
keer aan de Ombudsman gevraagd om een onderzoek naar iets te doen. Volgens mij kan
dat dus. Alleen, die opdracht moet dan wel geformuleerd worden. Ik kan ook eens bij
onze eigen afdeling DAO kijken of dit soort onderzoeken kan. Misschien kan in daar
in tweede termijn nog even op terugkomen. Volgens mij is dat wel zo, maar ik ga dat
nog even laten bevestigen.
Mevrouw Leijten (SP):
Zeker, het kan, en we doen het ook wel. Alleen, we lopen dan wel altijd tegen de volgende
trap aan. Ik vraag me af of dat zo wenselijk is. Het is een verzoek aan het Presidium.
Het Presidium geeft het terug aan een commissie. Van de commissie gaat het naar een
werkgroep. Die werkgroep gaat iets uitzoeken en geeft een advies aan de commissie.
De commissie moet dan naar het Presidium en het Presidium geeft er een klap op. We
verliezen in die procedures best wel veel tijd. En als een onderzoek heel groot en
heel duur gaat worden, dan is er al heel snel terughoudendheid. Dat vreet namelijk
andere dingen op die ook lopen, terwijl er, als wij een verzoek doen aan de regering,
voor miljoenen een accountancybureau wordt ingehuurd. Dat zien we allemaal niet. Misschien
kunnen we daar dus toch over nadenken. Dat is ook een oproep aan onszelf om kritischer
te zijn wanneer we de regering om een onderzoek vragen en ons dan af te vragen of
we dat niet zelf moeten doen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik snap de vraag. Als het gaat over controle van het kabinet, vind ik het ook wel
een relevante vraag. Het is goed om daarover na te denken en het ook een keer met
elkaar uit te proberen, denk ik.
Dan was er een vraag van onder anderen mevrouw Inge van Dijk, geïnspireerd door het
Montesquieu Instituut. Die ging over een eigen budget office voor de Kamer. De Kamer
maakt nu inderdaad vaak gebruik van de budgettaire ramingen van het Centraal Planbureau.
We hebben ook het onafhankelijk begrotingstoezicht dat is ondergebracht bij de Afdeling
advisering van de Raad van State. Maar er zijn ook landen, zoals de Verenigde Staten
en andere landen, die echt een eigen bureau hebben dat wetenschappelijke modellen,
analyses en zo maakt. Dat hebben we niet. We kunnen wel heel veel, zeg ik ook weer
refererend aan onze Dienst Analyse en Onderzoek, maar we hebben geen apart bureau
dat daarmee te vergelijken is, zeker niet qua positionering. Wat kan? Op het moment
dat u – dat is ook een vraag van mevrouw Van Dijk – dat verder wil verkennen, zou
mijn idee zijn om aan de staf van de commissie voor de Rijksuitgaven te vragen om
in samenspraak met DAO te kijken wat nou de voor- en nadelen zijn en ook nog even
in te zoomen op de vraag waar dan behoefte aan is. Ik merk namelijk soms ook dat we
al heel veel hebben en kunnen, en misschien is het niet nodig. Dat vind ik trouwens
een van de waardevolle tips vanuit het Montesquieu Instituut: kijk ook naar de precisering.
Waar wil je het dan aan besteden? Wat is dan de vraag? Ik zou dus de suggestie willen
meegeven om die behoefte, als die er is, te bespreken in de commissie voor de Rijksuitgaven
met de staf daar. Dan kunnen we in samenspraak met DAO kijken wat daar de voor- en
nadelen van zijn. Maar dan zou de vraag wel wat meer gepreciseerd moeten worden.
Dan ga ik, met uw permissie, voorzitter, naar het onderwerp uitbreiding van de Kamerorganisatie
– daar zijn ook best wel wat vragen over gesteld – en het thema van de werkdruk. Ik
sluit me trouwens wel aan bij wat de heer Van Baarle aangaf: het kan soms ook wel
minder. Ik denk dat we dat met de strategische procedurevergaderingen doen en ik heb
dat in mijn contact met de voorzitters van de commissies besproken. We doen erg veel
en ik denk dat we soms beter wat minder dingen goed kunnen doen dan heel veel dingen
minder goed, omdat we ook gewoon minder grote fracties hebben. Het voorbeeld over
de veteranenbijeenkomst is al aangehaald. We hadden laatst ook een NAVO-bijeenkomst
waar ook maar heel weinig mensen zaten. Van tevoren wordt er dan gezegd «we zijn er
met z'n vijven», maar dan zijn er toch andere debatten of andere activiteiten, dus
ik denk dat we daar met elkaar toch nog wat strenger in moeten zijn. Laten we dingen
doorgaan of niet? Willen we zo veel als we willen? Uiteindelijk is het natuurlijk
aan de Kamer zelf om daarover te besluiten.
Maar als het gaat over de werkdruk in de Kamer zie ik – dat verschilt natuurlijk per
afdeling – dat de werkdruk vrij hoog is, met twee parlementaire enquêtes en een derde
die er misschien aankomt. We zien dat ook aan Kamerleden. Er vallen soms ook Kamerleden
uit. Ook dat is het altijd een samenspel tussen persoonlijkheid en druk, maar niks
is onbegrensd. Een mens heeft grenzen en de staf heeft daarin ook grenzen, dus ik
vind het wel belangrijk om dit ook mee te geven. Gelukkig hebben we nu ook bedrijfsmaatschappelijk
werk, waarmee gesproken kan worden, en we hebben ook een bedrijfsarts. Natuurlijk
kan de fractie dat zelf ook altijd faciliteren, heb je je eigen huisarts en kan je
jezelf ook laten doorverwijzen, maar wij als Kamer organiseren in ieder geval de bedrijfsarts
en het bedrijfsmaatschappelijk werk.
We hebben ontzettend bevlogen en gemotiveerde mensen. Ik ben zelf ook ontzettend blij
dat we nu wat meer rust hebben in die agenda als het gaat over de werk-privébalans,
maar dat wil niet zeggen dat we er niet allemaal verantwoordelijkheid in hebben om
aan die slow politics, waar ik groot voorstander van ben, te doen. Soms heb je namelijk
ook echt tijd in je hoofd nodig om over dingen na te denken. Als het gaat over versterking
van de Kamer, wordt wel gesproken over de ondersteuning en staf in vergelijking met
andere landen. Onze afdeling DAO heeft ook met verschillende fracties gesprekken gehad
over waar ze behoefte aan hebben, want je wil natuurlijk niet aanbodgericht zijn als
staf en zeggen: kijk nou wat er in onze winkel ligt. Je wil vraaggericht werken. Maar
wij merken dat Kamerleden soms echt niet de ruimte in hun hoofd hebben om na te denken
over waar ze behoefte aan hebben, dus dan kun je wel met heel veel meer informatie
en heel veel meer mensen komen, maar daar zit op dit moment niet de hele oplossing
in.
Daarom wil ik twee dingen doen. Aan de ene kant heb ik DAO namens het Presidium via
een amendement uitgebreid met 10 fte. Dat is belangrijk. Daardoor kunnen we ook wat
meer de individuele vragen beantwoorden en wetgevingsoverleggen en het parlementaire
werk ondersteunen, maar kunnen we ons ook meer richten op overkoepelende onderwerpen,
zoals sociale en internationale onderwerpen en het klimaat, en ons ook richten op
onderwerpen waarop we wat minder expertise hadden, de dienst Justitie en Veiligheid
of de rijksuitgaven bijvoorbeeld. Dat was gewoon nodig. Dus die mensen hebben we gelukkig.
Ik wil – daar heeft het Presidium onlangs ook toe besloten – dat we een pilot gaan
doen om een aantal beleidsjuristen aan te trekken om dat wetgevingsproces en die wetgevingsrapporteurs
te ondersteunen, met twee informatieanalisten en wat ondersteuning erbij. Deze mensen
worden trouwens ondergebracht bij DAO, want daar zit alle expertise, dus dan kun je
veel meer dwarsverbanden en samenwerking krijgen. Waarom een pilot? Om gericht de
vraag te stellen, ook naar aanleiding van de commissie-Van der Staaij en de aanbevelingen:
waar is nou gericht behoefte aan? Dat is eigenlijk ook wat het Montesquieu Instituut
zegt: hoe wil je die middelen besteden? Ik wil dus een beetje af van «we moeten versterken
en we moeten meer». Ik wil vragen: waar? En dat gaan we met elkaar ontdekken, in samenspraak
met de Kamerleden, de commissies en DAO.
Aan het einde van het jaar krijg ik de tussentijdse rapportage van wat er gebeurt
met de aanbevelingen van Van der Staaij. Dan kunnen we ook veel gerichter kijken wat
er nodig is, en wat de wisselwerking is tussen de beleidsjuristen en bijvoorbeeld
de Griffie. Als er namelijk meer informatie komt en meer analyses gemaakt moeten worden,
betekent dat ook meer werk voor de griffie van de commissies. Dat willen we dus doen:
goed evalueren met elkaar en dat bespreken. Ik denk dat dat een hele belangrijke is.
De heer Sneller (D66):
Ik verwees al even naar de financiële bijlage van het regeerakkoord. Ik begrijp dus
dat de vraag vooral is waar we het precies aan gaan uitgeven, en niet hoe we het geld
vinden. Ik begrijp dus dat er nog wel ruimte is.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja. Kijk, het bedrag vanuit de coalitie, waarvoor dank ... Het is wel belangrijk om
vanuit de zuiverheid en de scheiding der machten aan te geven dat wij over onze eigen
begroting gaan. Het zou niet goed zijn als wij als Tweede Kamer afhankelijk zouden
zijn van de coalitie. Dat zou niet zuiver zijn. Het bedrag dat wij vanuit het coalitieakkoord
hebben gekregen, besteden we aan de mutaties, zoals u heeft kunnen lezen in de Raming.
Vervolgens gaan we kijken wat er meer nodig is, en vinden we dat in het totale budget.
Het budget vanuit de coalitie is dus toegevoegd aan de begroting. Ik zal straks nog
een aantal specifieke vragen daarover beantwoorden. Je ziet ook een stijging van de
begroting. Daarbinnen gaan we zoeken waar we behoefte aan hebben. En vervolgens vinden
we die financiële ruimte met elkaar, binnen de grenzen van wat we nu hebben of eventueel
met een ophoging van de begroting. Maar het is ook belastinggeld, dus we bekijken
heel kritisch waar we het aan willen besteden en ook wat Kamerleden aankunnen. Daar
ben ik ook eerlijk in. Er moet ook ruimte en tijd zijn om wat met de informatie en
de adviezen te doen.
Dan was er een vraag van de heer Van Baarle over diversiteit. Bij het blokje varia
kom ik dan nog te spreken over een aantal financiële vragen.
De voorzitter:
Eén momentje. Meneer Dassen, gaat het nog over het vorige onderwerp?
De heer Dassen (Volt):
Inderdaad even over het vorige punt. De heer Ellian en ikzelf hadden ook nog wat vragen
gesteld over EU-specialisten bij de ondersteuning. Dus ik vroeg me af: komt u daar
dadelijk op terug?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Daar kom ik op terug.
De heer Dassen (Volt):
Ik vroeg me af of dat anders hier aan de orde moest komen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Daar kom ik zeker nog op terug. Het is ook een belangrijke vraag.
Dan had de heer Van Baarle een vraag over diversiteit, over de website over werkgeverschap.
Ik ben verheugd om aan te geven dat op 28 juni onze website live gaat: werken bij
de Tweede Kamer. Sowieso hebben we heel veel specifieke activiteiten, want er is een
krappe arbeidsmarkt. Dus ook wij moeten moeite doen om goede, gekwalificeerde mensen
in dienst te krijgen. Dus die site gaat binnenkort gelanceerd worden. We hebben ook
een wervingsprotocol om ervoor te zorgen dat de procedure van werving en selectie
inzichtelijk en controleerbaar is. Wat ook belangrijk is en waar we goed contact over
hebben met onze hr-afdeling, is dat onze selecteurs een training krijgen in onbevooroordeeld
werven en selecteren. Je bent geneigd om «jezelf» te selecteren, omdat dat een goeie
is. Maar je moet soms juist kijken naar «anders». Daar worden mensen in getraind.
We kijken ook bij de vacatures. We hebben ook een aparte headhunter, om echt wat meer
moeite te doen om goede mensen te vinden.
Ik vind diversiteit belangrijk. Mensen moeten zichtbaar zichzelf kunnen zijn in de
Tweede Kamer, wie je ook bent. Dus een veilige omgeving is belangrijk en ook die diversiteit.
De verhouding vrouwen tegenover mannen is goed. Het kan altijd beter, maar we halen
het streefcijfer. Op het gebied van participatiebanen doen we het ook goed. Dat kan
ook altijd beter, maar we voldoen aan de streefcijfers. Op het gebied van multiculturele
achtergrond kijken we of we iets meer informatie kunnen krijgen via het Centraal Bureau
voor de Statistiek. Maar los van cijfers moet je gewoon werven en moet je breder kijken.
Dus we moeten echt gebruikmaken van de kanalen die we hebben. We hopen dat onder andere
de site daaraan bijdraagt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Diversiteit is altijd een interessant thema. Ik vind de elementen die de Voorzitter
noemt terecht. Dat zijn inderdaad elementen van diversiteit. Maar diversiteit is ook
nog diverser dan dat. Ik zat een keer in de trein na een demonstratie van boeren op
het Malieveld. Toen zag ik boeren door het middenpad van de trein lopen en dacht ik:
deze mensen zijn nooit in Den Haag en de mensen in Den Haag, die hier in die torens
zitten en over hen beslissen, zijn nooit bij hen. Ook daar is een kloof. Soms moet
diversiteit ook regionaal opgepakt worden en misschien ook qua schoolopleiding of
anderszins. Het is nog wel diverser dan we soms geneigd zijn om te definiëren. Ik
ben benieuwd naar een reactie van de Voorzitter daarop.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik vind wat u zegt heel mooi. U heeft daar helemaal gelijk in. Ik denk dat dit heel
belangrijk is. Wij proberen met allerlei acties de kloof die er soms gevoeld wordt
en er soms ook is, tussen Den Haag en de samenleving, te verkleinen. Dat doet u door
mailtjes en reacties van mensen te beantwoorden. Soms zijn mensen er heel verbaasd
over dat ze antwoord krijgen van een Kamerlid. Dan zeggen ze: wat leuk! U doet dat
ook door petities in ontvangst te nemen en werkbezoeken af te leggen. We doen daar
van alles in, maar ik vind ook dat de Tweede Kamer nog wel wat meer kan doen om ook
daarin diversiteit te krijgen. Ik ben met de staf en de ondersteuning aan het kijken
of we wat meer acties in dit verband kunnen doen. Ik vind het heel leuk dat we ons
richten op jeugd en op kinderen, want kinderen zijn de toekomst. We zijn ook bezig
met een groot project met brieven aan de Tweede Kamer, waarin kinderen boodschappen
kunnen meegeven aan de Tweede Kamer. We proberen mensen daar dus op verschillende
vlakken in mee te krijgen, maar ik vind dat de heer Segers een waardevolle opmerking
maakt door zich af te vragen hoe we het regionale soms wat meer daarin kunnen meenemen.
Ik neem dit dus mee. Ik vind dit een waardevolle suggestie. Ja, dat is een toezegging.
Een Raming is zo belangrijk, omdat je daar ook input krijgt. Dit triggert mij om te
kijken of onze site over werken bij de Tweede Kamer ook die diversiteit aangeeft.
Ik ga daar gewoon eens naar kijken.
Ik kom nu al bij de vraag van de heer Ellian en de heer Dassen over ondersteuning
op EU-gebied.
De voorzitter:
De heer Van Baarle heeft nog een vraag.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb toch nog een vraag. Ik ben blij dat de Voorzitter aangeeft dat we een wervingsprotocol
hebben, ondanks het feit dat dit nog niet hoeft van de wet. Dat is mooi. De Voorzitter
geeft aan dat het op aantal elementen van representativiteit goed gaat, maar dat we
op andere elementen nog uitdagingen hebben. Wij hebben het geapprecieerd dat in deze
brief bij de raming de voortgang werd aangegeven. Kan de Voorzitter toezeggen dat
ook bij de volgende raming de voortgang op dat thema wordt aangegeven, zodat we dat
een beetje kunnen monitoren?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja. Dat vind ik een hele goede. Dat gaan we doen. We hebben dit één keer gedaan naar
aanleiding van uw suggestie. Daar blijven we dus mee doorgaan.
De heer Ellian en de heer Dassen vroegen naar de ondersteuning op het gebied van de
EU. Het klopt dat er niet voor elke Kamercommissie een eigen EU-adviseur beschikbaar
is. Er is ook een vaste Kamercommissie die deze niet heeft, en dat is de vaste commissie
voor Europese Zaken. Nou, dat is logisch. Op dit moment heeft de Tweede Kamer acht
EU-adviseurs, die zestien Kamercommissie ondersteunen. Ik ben wel bereid om via het
Presidium te onderzoeken of er meer behoefte is aan ondersteuning en versterking.
Daar kan ik nu nog weinig over zeggen. Dat wil ik echt even bekijken. Het sluit ook
aan bij een van de aanbevelingen van de werkgroep-Van der Staaij. Het is wel belangrijk
om aan te geven dat niet iedere Kamercommissie heel actief is op het gebied van de
EU. We moeten er dus voor oppassen dat we geen dingen doen waar misschien geen behoefte
aan is, maar ik ben bereid om dat te onderzoeken en te kijken hoe dat loopt en of
versterking nodig is.
De heer Dassen (Volt):
Fijn om te horen dat de Kamervoorzitter bereid is om dat te onderzoeken. Ik denk dat
we juist moeten beseffen dat er in de afgelopen jaren steeds meer wetgeving uit de
Europese Unie komt. Ik ben ook wel benieuwd of u dat scherp heeft. Ik hoor mevrouw
Leijten al een lijstje opdreunen. Dat wordt alleen maar meer. Er is nu een EU-specialist
die zowel landbouw als VWS doet. Nou, op beide dossiers komen er gigantische pakketten
aan. Ik denk dus dat die behoefte er zeker is. Ik ben even zoekende: wat gaat «onderzoeken»
dan precies betekenen? Mijn angst is een beetje dat dat vrij lang gaat duren, terwijl
het gesprek in de Kamer vaak is: we zijn te vroeg, we zijn te laat, dat hadden we
niet helemaal scherp of we zijn niet helemaal of voldoende geïnformeerd. De ambtelijke
informatienotities die we krijgen zijn ontzettend waardevol, maar daarnaast hebben
we nu een Europees Parlement dat de conventie triggert. Daar komt mogelijk nog veel
meer werk uit voort. Ik zou zelf dus wat verder willen gaan dan alleen maar onderzoeken
en toch echt willen bekijken of elke commissie in de Kamer gewoon een EU-specialist
kan hebben en of het kantoor in Brussel uitgebreid kan worden.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Met «onderzoeken» bedoel ik dat ik ga kijken waaraan behoefte is, hoe die behoefte
eruitziet en of het voldoende is. Eerlijk gezegd, neem ik van de heer Dassen aan dat
versterking nodig is, maar ik vind het wel belangrijk om echt breder te kijken: hoe
hebben we het nu georganiseerd en zijn er knelpunten? Ik weet dat mevrouw Kamminga
als rapporteur op het gebied van de EU veel werk heeft gedaan. Zij heeft ook onderzocht
wat we nu allemaal hebben. Ik wil haar er bijvoorbeeld ook bij betrekken. Zij heeft
ook een aantal aanbevelingen gedaan waaruit blijkt hoe je een aantal zaken kunt versterken.
Zij heeft al een aantal analyses gemaakt. Dus weet dat dit niet heel erg lang hoeft
te duren, maar het is wel goed om even gericht te kijken: hoe is het nu, welke aanbevelingen
zijn eerder geformuleerd en waar is er echt behoefte om te versterken?
De heer Dassen (Volt):
Ik ben even zoekende. Zou het helpen om daar vandaag een motie over in te dienen,
zodat dat onderzoek meteen afgerond kan worden?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is een toezegging, hè? Kijk, als u, via de voorzitter, zegt dat iedere commissie
nu een EU-adviseur moet hebben, dan zou ik zeggen: laten we dat niet doen. Laten we
eerst even kijken hoe het nu georganiseerd is en waaraan behoefte is. Dan kunt u,
via de voorzitter, altijd nog een motie over dit onderwerp indienen. U gaat daar natuurlijk
zelf over, maar ik heb geen aanmoediging nodig om dit op te pakken, want ik deel dat
er heel veel wet- en regelgeving uit Europa komt. Absoluut.
Ik krijg nog iets door over de doorontwikkeling van de werkplek. Daar zal ik schriftelijk
op ingaan. Dat heb ik ook tegen mevrouw Bromet gezegd. Ik heb er ook voor gewaarschuwd
dat dit tijd kost, omdat dit echt ingewikkeld is. Maar volgens mij had ik dat ook
al aangegeven.
Op de versterking ben ik al ingegaan.
Dan de informatiepositie van de Kamer, het volgende blokje.
De voorzitter:
De heer Ellian heeft nog een vraag.
De heer Ellian (VVD):
Ik heb een punt van orde. De Kamervoorzitter kondigde elf blokjes aan, maar ik moet
me excuseren, want ik moet echt eerder weg. Ik moet een ander overleg voorzitten.
De voorzitter:
Welk blokje heeft dan uw bijzondere interesse?
De heer Ellian (VVD):
Het enige goede antwoord is natuurlijk: elk blokje! Maar ik moet gewoon weg. Het is
een initiatiefvoorstel van een collega en ik vind dat ik daar moet zijn.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat snap ik. Ik ga er vrij snel doorheen. Ik ben bij het vijfde blokje. Ik heb ook
al heel veel beantwoord.
Mevrouw Bromet en de heer Van Baarle hebben gevraagd wat ik zelf heb gedaan wat betreft
de informatiepositie van de Kamer. Ik heb verwezen naar de commissie van mevrouw Van
Dijk naar aanleiding van de motie van mevrouw Leijten. Zelf ben ik bij de start van
het kabinet met alle bewindspersonen in gesprek gegaan over de informatiepositie.
Ik heb ook een brief gestuurd met alle afspraken. Ik spreek een bewindspersonen erop
aan op het moment dat het misgaat. Daar zien we helaas ook voorbeelden van, namelijk
wanneer de media eerder wordt geïnformeerd dan de Kamer. Soms stuur ik zelfs ook een
brief. Daar blijf ik mee doorgaan. Ik erger me er ook aan als de pers eerder wordt
geïnformeerd. Dan denk ik: «Waarom nou? Je beschadigt je eigen positie daar ook mee.
Het is zó niet nodig.» Dat gesprek hebben we dan met elkaar. Daar blijf ik mee doorgaan.
Over de omgangsvormen werd een vraag gesteld door de heer Ellian, die er gelukkig
nog zit, en de heer Dassen. Volgens mij was het met name de heer Dassen die vroeg
hoe ik terugkijk op de omgangsvormen en wat er verder nog nodig is. Ik vind het goed
dat ik vorig jaar die notitie over omgangsvormen heb geschreven, niet omdat ik het
zelf heb gedaan, maar omdat ik het echt belangrijk vind. Ik ben ook in gesprek gegaan
met alle fractievoorzitters. We hebben het debat met elkaar gevoerd en hebben een
soort common ground gevonden. Ik merkte in ieder geval dat het debat een aanmoediging
was om waar nodig te normeren, op basis van ons Reglement van Orde. Maar we doen het
ook met elkaar. Het is soms een grijs gebied. Dat betekent dat je elkaar soms moet
bevragen. Ik vind het goed dat we dat gedaan hebben. Ik merk ook dat dat gaat lopen.
Nogmaals, ieder debat is een wedstrijd. Ik moet fluiten en heb kaarten, terwijl u
als speler rondloopt. Er is geen VAR, dus het is soms ook een momentopname. Maar ik
ben niet ontevreden over hoe we dat debat met elkaar gevoerd hebben en over de afdronk
ervan. We weten allemaal dat die geest al heel lang uit de fles is. Het is dus ook
niet iets waarvan je zegt: appeltje-eitje; we hebben het debat gehad en het is nu
zoals het is. Maar ik denk wel dat we, ondanks alle verschillende meningen in de Kamer,
een soort common ground met elkaar gevonden hebben. Nu is het een kwestie van volhouden
met elkaar en het debat voeren op de inhoud. Dat is mijn korte samenvatting. Ik zou
er nog veel meer over kunnen zeggen, maar we hebben tot 16.00 uur.
Over integriteit zijn een aantal vragen gesteld, met name door de heer Sneller. Ik
zeg eerlijk dat er wat betreft de ondersteuning van het college en onze integriteitsadviseur
wat opstartproblemen waren. Het was een beetje zoeken: hoe gaan we het doen en wat
zijn de verwachtingen over en weer? Maar ik kan nu wel zeggen dat we qua ondersteuning
een frisse, nieuwe start hebben gehad. Ik heb ook wel de verwachting en de hoop dat
dat goed gaat komen, want ondersteuning is heel belangrijk. Ik moet zeggen dat de
Griffier, die naast mij zit, daar erg veel werk in heeft zitten. Dus als het niet
goed gaat, dan ... Nee, dat is een grapje! De Griffier heeft daar heel veel werk in
gestopt om het goed te krijgen. Ik ben erg blij dat dat zo gelukt is. Het is voor
ons ook belangrijk. Mensen – denk aan de integriteitsadviseur – doen dat naar eer
en geweten, voor ons als Kamer. Dan moet dat ook goed georganiseerd zijn. Dus mijn
dank aan de Griffier.
De heer Sneller heeft gevraagd waarom de naam van de klager bekend moet worden gemaakt.
Dat vind ik een hele terechte vraag. Het staat niet in de gedragscode, maar het is
een interpretatie van het college, dat daarin onafhankelijk functioneert en zijn eigen
werkwijze bepaalt. Maar ik wil dit punt wel opnemen in de evaluatie van het college
en de gedragscode. Als de heer Sneller daar niet op wil wachten, vraag ik hem om daar
een uitspraak over te vragen aan de Kamer. Maar ik vind het wel fair om met het college
te praten over hoe zij dat zien. Dan kan ik hun visie ook horen. Ik wil dit punt dus
meenemen in de evaluatie.
De voorzitter:
De heer Sneller wil een interruptie plaatsen.
De heer Sneller (D66):
Wanneer is die evaluatie? Dat werd mij ook uit de schriftelijke beantwoording nog
niet duidelijk.
Mevrouw Bergkamp (D66):
De evaluatie van de gedragscode en het college is er na twee jaar. Dat is zo afgesproken.
Ik ga kijken of ik dat iets kan versnellen, want na een jaar weet je ook wel een beetje
hoe dingen lopen. Ik kan dus bekijken of ik het wat kan versnellen.
Er is een vraag gesteld over de aanbevelingen die GRECO heeft gedaan. Ik zal de heer
Van Baarle schriftelijk doen toekomen welke aanbevelingen er zijn gedaan, en welke
daarvan voor ons en voor het kabinet zijn. Het kabinet heeft de Kamer op 14 december
2021 het nieuwste nalevingsverslag van GRECO doen toekomen. Daarin wordt aandacht
besteed aan de zeven aanbevelingen die aan Nederland zijn gedaan. Vier zagen toe op
de Staten-Generaal. GRECO concludeert daarin dat wij de aanbevelingen volledig hebben
geïmplementeerd. Ik zal dat even op een rij zetten en u doen toekomen. Het is natuurlijk
heel fijn dat we daaraan voldoen.
Mevrouw Bromet heeft gevraagd naar het onderzoek dat we doen naar sociale veiligheid.
Zij vroeg waarom er ook voor gekozen is om oud-medewerkers te bevragen. Hiermee wordt
getracht om een beter beeld te krijgen van wat er speelt als het gaat over sociale
onveiligheid. Patronen in organisaties gaan vaak over een aantal jaren. Ook oud-medewerkers,
die dus zijn weggegaan, kunnen een bijdrage leveren en hun ervaringen delen met de
onderzoekers. Daardoor krijgen wij een completer beeld. Geen idee of oud-medewerkers
daarvan gebruikmaken. Het is niet zo dat we ze allemaal afgaan. Ze kunnen zich melden.
Het is aan de onderzoekers zelf. Het onderzoek is onafhankelijk. Wel sporen we de
huidige medewerkers aan om mee te doen aan het onderzoek. Ik hoop dat u dat ook wilt
doen. Wij zullen dat ook doen, ook via de Griffier. Het is natuurlijk mooi als er
een hoge respons is. Dat is het verhaal.
Mevrouw Leijten (SP):
Er zit wel iets lastigs in dat tevredenheidsonderzoek, want dat we dat doen onder
mensen die hier voor ons allemaal werken, is best logisch en daar kan een hoop uit
komen. Maar medewerkers van een fractie zijn wel medewerkers van een fractie. Daar
heeft de Kamerorganisatie uiteindelijk natuurlijk weinig reikwijdte en ook weinig
zeggenschap op. Hoe gaan we daar dan mee om als de uitkomst is: op één bepaalde gang
is het wel heel onveilig, maar ja, daar hebben we geen rechtsmiddelen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat laatste, van «die gang», kan er niet uitkomen. Het is niet zo dat het geconcentreerd
is op een fractie of op een afdeling. Het is geanonimiseerd, dus het gaat om algemene
aanbevelingen die we daaruit krijgen en die we ook met elkaar delen. Het is uiteindelijk
aan de fracties zelf om te besluiten wat ze daarmee gaan doen. Daar komt het op neer.
Dan gaan we naar het onderwerp integrale veiligheid. Daar zijn ook veel vragen over
gesteld. Misschien kan de heer Ellian nog bij dit punt aanwezig zijn. We hadden vroeger
één BVA. Iedereen kent hem: Marten Hatzmann. Vervolgens hebben we dat uitgebreid met
één iemand erbij. We zijn nu bezig, ook weer met dank aan de Griffier, om een BVA-organisatie
op te zetten. Daar ben ik niet blij om, want dat geeft aan dat er heel veel werk is,
dat er veel gebeurt, met veel impact op mensen. Toch is het nodig, want ik geef het
voorbeeld van de acties van de boeren. Dat leidt tot heel veel vragen, onzekerheid
en onrust, ook bij Kamerleden. We doen daarin een paar dingen. Er is natuurlijk –
dat heeft u ook gemerkt – vanuit onze BVA informatie naar u gestuurd over het beveiligen
van adressen. Dat is nog een keer herhaald. Het allerbelangrijkste is: wees zelf ook
scherp. Bij onrust of dreigementen of dingen waar u zich niet prettig bij voelt: neem
contact op met de BVA. Gelukkig doen veel collega's dat ook.
We organiseren zaken met betrekking tot weerbaarheid. Dat is ook heel belangrijk.
Wat doe je nou als iemand voor je deur staat? Het is heel erg dat we dat moeten organiseren,
maar we doen het wel. Daar leer je heel veel van. Wat we daarin ook doen, is het volgende.
Je hebt fysieke veiligheid, je hebt digitale veiligheid en je hebt verschillende vormen
van veiligheid van het gebouw. Laat ik het even in drieën verdelen.
Allereerst de veiligheid van Kamerleden wanneer het gaat over bezoeken thuis. De heer
Sneller is even weg, maar zijn vraagstuk over strafbaarstelling is natuurlijk echt
aan de Kamer. Dat is een politiek vraagstuk. Wat wij wel doen, is kijken hoe we mensen
zo goed mogelijk kunnen beschermen. Wij vallen als Kamerleden onder het stelsel bewaken
en beveiligen. De NCTV speelt daar natuurlijk een hele belangrijke rol bij. De BVA
heeft ook regelmatig contact met de NCTV. Ik denk dat het terecht is dat de heer Ellian
daar ook zijn waardering voor uitsprak, want dat is echt belangrijk als het gaat over
veiligheid van mensen. Signalen worden over en weer doorgegeven. Als er advies komt
over beveiliging thuis – ik kan natuurlijk geen details noemen – dan vindt die ook
plaats. Kamerleden worden ook altijd geïnformeerd door de BVA en de NCTV.
Er is een vraag gesteld over hoe zit het met het aantal bedreigingen, aangiftes en
rechtszaken. Ik heb die vraag zelf ook al eerder gesteld. Dat wordt uitgezocht, dus
ik kan u daarover informeren, want dat wil ik zelf ook weten. Hoelang duurt het nou
voordat iets tot een rechtszaak komt? We weten allemaal dat er een stijging is, dus
dat hoef ik u niet te zeggen, maar ik wil vooral kijken hoeveel tijd er zit tussen
een aangifte en de rest van het proces. Het moge duidelijk zijn dat het in de hele
keten van beveiliging superdruk is en dat er ook personeelskrapte is. Helaas, zeg
ik er maar bij. We vissen allemaal in dezelfde vijver, ook de ministeries met hun
eigen BVA's. Over fysieke beveiliging zou ik willen zeggen: als er zaken spelen, neem
contact op met de BVA. De BVA stemt goed af met de NCTV. De BVA kan natuurlijk niet
alles overzien. Dat heb ik ook weleens tegen Kamerleden gezegd. Dat is soms teleurstellend,
maar het is niet zo dat de BVA de hele dag zit te kijken naar wat er allemaal op sociale
media gebeurt. Dat lukt ons gewoon niet. Daar hebben we gewoon niet de capaciteit
voor, dus van uzelf wordt ook een scherpte gevraagd om dat in de gaten te houden.
Natuurlijk, bij signalen of bedreigingen is de BVA aan zet, met de NCTV, in samenspraak
met het Kamerlid. Onze BVA wordt uitgebreid.
Over digitale veiligheid zijn geen vragen gesteld, maar weet dat ik zeer onder de
indruk ben van onze mensen van CISO, die daar zo veel werk voor doen. Dat is ons eigen
red team, alert team. Zij proberen te ondervangen wat er fysiek en digitaal allemaal
op ons afkomt – dat is niet te overzien – en wat er allemaal op dat vlak gebeurt.
Daar zijn ze erg goed in. Er zijn allerlei analyses geweest met betrekking tot de
beveiliging van dit gebouw. Er werd geanalyseerd of het gebouw veilig is. Dat is het.
Maar we hebben vorig jaar wel gemerkt dat dingen veranderen op het moment dat je in
het gebouw zit. Kijk naar de coronaprotesten, de demonstraties en de verharding. Dan
moet je wel nadenken over wat dat betekent voor je gebouw en de beveiliging daarvan.
Er is dagelijks overleg tussen de Koninklijke Marechaussee, de politie en onze eigen
mensen om te kijken wat er gebeurt en of er onaangekondigde demonstraties verwacht
worden of niet. Op basis daarvan worden de Kamerleden geïnformeerd. We hebben een
meldingsapp. Het is belangrijk om die goed in de gaten te houden.
We hebben vorig jaar veel contact gehad met de gemeente, omdat we merkten dat er toch
wel wat dingen in de omgeving moesten gebeuren. Ik zou er veel meer over willen zeggen.
Het is vreselijk dat mensen bedreigd worden. Ik weet ook dat het niet zo makkelijk
is om het echt een bedreiging te noemen, zodat het aangiftewaardig is. Heel veel dingen
zijn formeel geen bedreigingen, maar die komen wel binnen. Denk aan de vreselijkste
beledigingen van mensen en intimiderende opmerkingen. Het is om naar van te worden.
In mijn gesprekken met Kamerleden merk ik dat het hun raakt en dat het hun werk soms
beïnvloedt. Veiligheid is eigenlijk onze prioriteit. Ik mag wel zeggen dat veiligheid
terecht een heel groot gedeelte van onze tijd in beslag neemt. Dit is dus een ongoing
onderwerp.
Dan over het lobbyregister. Ik werd getriggerd door de vraag: wat doen we ermee? Het
is allemaal heel netjes geregistreerd. Met zo'n pas mag je in het beveiligde gebied
komen. Je moet wel een vog overleggen. O, ik hoor nu dat je in het niet-beveiligde
gebied mag. Nee, je mag in het semibeveiligde gebied komen. Je moet je vog laten zien.
Maar wat daar dan verder mee gebeurt ... Mag ik aan de heer Dassen vragen wat voor
verwachtingen hij heeft van dat lobbyregister? Dan kan ik dat namelijk iets beter
plaatsen en kan ik daar een beter antwoord op geven.
De voorzitter:
Meneer Dassen, wilt u daarop reageren?
De heer Dassen (Volt):
Ik ben zelf ook aan het nadenken over wat we daar als Tweede Kamer mee kunnen en willen.
We hebben een initiatiefvoorstel gedaan over hoe de bewindspersonen daarmee om zouden
moeten gaan. De vraag is natuurlijk of wij daar als Tweede Kamerleden niet ook nog
een keer kritisch naar moeten kijken. Ik ben benieuwd of u daar al over heeft nagedacht,
wat eventueel mijn gedachten verder zou kunnen scherpen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik zeg in alle eerlijkheid: nee. Ik ben wel bereid om daarover na te denken, ook als
u daar ideeën over heeft of een voorstel. Dit is een onderwerp waarvan ik denk ...
Door de vraag dacht ik: wat doen we daar verder eigenlijk mee? Het lobbyregister is
een politiek onderwerp. Denk aan de beperking daarin. Mochten er ideeën of voorstellen
zijn, dan is het volgens mij aan de Kamer om zich daarover uit te spreken.
Dan gaan we nu – we gaan heel snel nu, in een rap tempo – naar de parkeergarage en
de veiligheid. Onze staf is op dit moment in gesprek met het Rijksvastgoedbedrijf.
We willen kijken hoe we de toegang tot de parkeergarage en de parkeergarage zelf wat
veiliger kunnen krijgen, ook qua gevoel, dus niet alleen omdat het smal is en omdat
je heel snel tegen de muur rijdt. Het gaat ook om de subjectieve beleving, de verlichting
enzovoort. Dit ligt bij het Rijksvastgoedbedrijf. Dat zal ernaar kijken. Dat geldt
ook voor de toegang.
Dan de duurzaamheidsvraag van de heer Dassen: wat doen we allemaal aan energiebesparing?
Iemand hier maakte de opmerking: we hebben hier allemaal ledverlichting. Het is interessant
– inmiddels weet ik veel, maar dit wist ik ook niet – dat in de gangen de bestaande
tl-verlichting schoon wordt gemaakt in plaats van vervangen voor ledverlichting. Dat
is soberder en doelmatiger. Soms is het belangrijker en doelmatiger om het niet te
vervangen maar schoon te maken. Overigens hebben we wel ledverlichting in de vergaderzalen,
de fractiekamers, de commissiezalen en de plenaire zaal. Volgens mij voel je dat en
merk je dat ook wel een beetje aan je ogen.
Verder heeft mevrouw Van der Plas een motie ingediend over het verlagen van de energie.
Die is aangenomen. We hebben aan het Rijksvastgoedbedrijf gevraagd om de volgende
zaken op korte termijn te realiseren: het verlagen van de temperatuur in het hele
gebouw op centraal niveau met 1 graad en het inregelen van de verwarming en koeling
in de ruimte. De motie is natuurlijk aangenomen, dus we bespreken dit met het Rijksvastgoedbedrijf.
De heer Van Baarle vroeg naar een stilteruimte. Binnen de Tweede Kamer zijn er inderdaad
meerdere kolfruimtes, want dat is verplicht. Er zijn echter ook twee rustruimtes aanwezig.
Die zijn te vinden op de vierde en vijfde etage: D4.952 en D5.102. Ik heb er zelf
ook weleens naar gekeken. Ik heb namelijk al eerder de vraag gekregen of we dat soort
ruimtes hebben. Ik wil aan meneer Van Baarle vragen om eens te kijken of die ruimtes
voldoen aan de ideeën die leven. Dat hoop ik natuurlijk. Een moment voor jezelf kan
in deze dynamiek namelijk heel fijn en belangrijk zijn. We hebben dus twee stilteruimtes.
Mevrouw Inge van Dijk en mevrouw Bromet vroegen naar de toegankelijkheid van het gebouw.
De ontwerpers hebben gekeken naar de toegankelijkheid van het Binnenhof, en hebben
geprobeerd om die over te nemen. Alleen, de publieke ruimtes in B67 moeten voldoen
aan een certificaat van toegankelijkheid. Dat is een-op-een losgelaten op dit gebouw.
Ik vind wel dat we moeten kijken wat we toegankelijker kunnen maken. We hebben een
audiovisueel apparaat. We hebben een blindengeleidenlijn. Soms is er behoefte aan
maatwerk. Ik ben dus heel blij dat mensen meedenken. Als er nog dingen zijn die we
kunnen verbeteren of versterken, laat het mij weten. Ik denk dat u weet dat ik toegankelijkheid
een heel belangrijk onderwerp vind. Weet wel dat dit altijd in samenspraak moet met
de eigenaar van het gebouw: het Rijksvastgoedbedrijf. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft
op dit moment veel werk liggen. Ik hoop dat we deze ervaring met toegankelijkheid
weer meenemen naar het Binnenhof, naar het nieuwe gebouw.
Tot slot kom ik bij het blokje varia. Er zijn nog een paar losse vragen. Dan heb ik
mijn bijdrage geleverd.
Er was een vraag over de uitgaven. Klopt het dat er een daling is? Nee, dat klopt
niet. De begroting, de raming, stijgt met zo'n 12 miljoen per jaar. Alleen, in 2022
waren de uitgaven hoger. Dat heeft te maken met een aantal incidentele uitgaven. Daardoor
lijkt het alsof we minder gaan uitgeven. De incidentele uitgaven hadden te maken met
onder andere het vernieuwen van de Centrale Meldkamer en de achtste etage. Weet dat
we uiteindelijk een structurele stijging van de begroting hebben van 12 miljoen.
Waarom worden enquêtes niet meerjarig geraamd? Ik snap de vraag. Voor iedere enquête
wordt er een begroting opgesteld. Op basis daarvan wordt de begroting opgehoogd. We
hebben formeel nog geen klap gegeven op de begroting van het coronabeleid. Als dat
gebeurt, gaat de raming omhoog.
Mevrouw Leijten en de heer Segers vroegen naar de slavernij. Ik ga zelf naar de slavernijherdenking.
Ik neem ook een rapport in ontvangst. Als de Kamer een evenement wil, dan zou ik aan
mevrouw Leijten willen vragen om daar een voorstel voor in te dienen. Dat kan trouwens
via een motie. Veel Kamerleden denken: ja, dit moet. Er kunnen echter ook Kamerleden
zijn die het misschien niet willen. Het is dus heel goed om te kijken of daar een
voorstel voor ingediend kan worden. Als dat wordt aangenomen, zal ik mijn best doen
om daar iets heel moois van te maken.
Dan de aandacht voor de historíé. Historíé? Ik leg de klemtoon verkeerd, merk ik;
dat ik daar dan nog wel mee wil afsluiten ... Aandacht voor de geschiedenis, laat
ik het zo zeggen. Ik vond de vraag van mevrouw Van Dijk van het CDA erg leuk. Ik heb
er namelijk ook wat mee. En niet alleen ik persoonlijk; als je buren hebt die daar
heel veel in doen, zoals het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek, is het
heel mooi om te kijken of je daar ook samen iets in kunt doen. Ik ben daar nu twee
keer geweest en was zeer onder de indruk van hun collecties. Het is de moeite waard;
de fototentoonstelling van Breitner is echt geweldig. We hebben ook een basis gelegd
om te kijken of we soms samen kunnen werken waar het gaat om collecties en parlementaire
onderwerpen. Daar leent dit gebouw zich natuurlijk voor. Het is een modern gebouw,
maar dat wil niet zeggen dat je het niet kunt vermooien door een aantal mooie zaken
uitgeleend te krijgen. Dus die samenwerking is er en ik ga binnenkort kijken wat we
daarin kunnen doen.
Voorzitter. Dit waren volgens mij de antwoorden op de vragen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet heeft nog een vraag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik had ook gevraagd hoeveel papier er doorheen gaat.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat weten we niet. Als u er zeer veel waarde aan hecht, kan ik wel een keer kijken.
Dat lukt in ieder geval nu niet. Maar uw boodschap is volgens mij dat er minder papier
moet komen. Ik denk dat dat het belangrijkste is. Daarom heb ik ook gezegd dat ik
uw vraag over digitaal werken en papierloos werken wil beantwoorden. Ik wil daar graag
schriftelijk op terugkomen. Maar als u er veel waarde aan hecht om de papiervoorraad
in kaart gebracht te krijgen, moeten we dat echt even uitzoeken. Maar ik denk dat
dat andere veel belangrijker is.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Als de Kamervoorzitter er schriftelijk op terugkomt, zou ik dat getal wel willen weten.
We kopen het in, dus we weten ook hoeveel we verbruiken. Het is voor sommige collega's
misschien een motivatie om hier toch vaart mee te maken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ga mijn best doen.
De voorzitter:
Dank je voor de beantwoording. Er zijn een aantal Kamerleden die nu weg moeten. Ik
kreeg het verzoek of als zij nog een motie willen indienen, zij dat nu kunnen doen.
Ik wil die ruimte geven, met goedvinden van de rest van de Kamerleden.
Het woord is aan mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Over twee punten heb ik van de Voorzitter het verzoek gekregen om die
ter besluitvorming voor te leggen. Een daarvan heb ik in een motie verpakt. Ik zal
deze motie zo voorlezen. Wat het andere punt betreft zal ik de initiatiefnemer aanspreken
via de commissie Binnenlandse Zaken waarmee we al bezig zijn met allerlei initiatieven
rond het slavernijverleden. Ik hoop dan dat we daar iets moois van kunnen maken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat als een afgesplitst Kamerlid een plenair debat aanvraagt en toegewezen
krijgt, zij voldoende steun hebben gekregen van de Kamer;
constaterende dat ook in dat geval de aanvrager van een plenair debat de helft van
de spreektijd krijgt;
van mening dat dit geen recht doet aan het initiatief van Kamerleden;
verzoekt het Presidium om afgesplitste Kamerleden volledige spreektijd te geven tijdens
een debat als zij aanvrager zijn van het debat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.
Zij krijgt nr. 8 (36 062).
Ik kijk ook naar de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Heel kort en dank aan collega Bromet.
Fijn dat de evaluatie naar voren wordt gehaald en fijn dat er cijfers komen over die
rechtszaken. Ik heb één motie, over de veiligheid van politici, zoals ik in eerste
termijn had aangekondigd.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de afgelopen jaren zowel lokale als landelijke politici onaangekondigd
en ongewenst op hun huisadres zijn bezocht vanwege hun beleid of overtuigingen;
overwegende dat het recht op demonstratie cruciaal is in een democratie maar dat van
dit type bezoeken aan een privéadres altijd een intimiderende werking uitgaat en dat
die daarmee juist een bedreiging vormen voor het vrij functioneren van onze democratie;
van mening dat deze intimidatie onacceptabel is, maar dat burgemeester, politie en
Openbaar Ministerie vaak onvoldoende middelen in handen hebben om adequaat op te treden;
verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze het ongewenst en onaangekondigd
thuis bezoeken van politici vanwege hun politieke overtuigingen bij wet kan worden
verboden, en de Kamer hier voor het einde van 2022 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller en Van der Werf.
Zij krijgt nr. 9 (36 062).
De heer Sneller (D66):
Dan ga ik nu de heer Van Nispen het vuur na aan de schenen leggen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel. Ik zou de Voorzitter aanraden om een keertje te kijken in die bestaande
vergadersystemen. Mijn college Ellian, die dat al elders heeft gedaan, hoorde ik de
naam noemen van iBabs. Ik heb daar ook ervaring mee. Het gaat mij niet om dat systeem,
maar ik denk dat een heleboel collega's hier, omdat ze afkomstig zijn uit gemeenteraden,
al weten hoe het werkt. Ik heb voor de zekerheid een motie gemaakt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Tweede Kamer nog veel papier wordt gebruikt;
overwegende dat papierloos werken niet alleen papier bespaart, maar in veel gevallen
ook bijdraagt aan efficiënter werken;
overwegende dat de Eerste Kamer, diverse provinciale staten, de meeste gemeenteraden
en algemene besturen in waterschappen al geruime tijd papierloos werken;
verzoekt het Presidium een vergadersysteem in te voeren, vergelijkbaar met dat bij
de andere overheden, zodat ook in de Tweede Kamer papierloos kan worden gewerkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.
Zij krijgt nr. 10 (36 062).
Dank je wel. De heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Voorzitter voor de beantwoording. Wij zijn blij
met de toezegging dat we diversiteit ook de volgende keer bij de Raming weer blijven
monitoren, zodat we de inspanning kunnen blijven volgen. We zijn ook blij met het
feit dat de Voorzitter aangeeft dat ze daar werk van blijft maken. Het feit dat we
dat met elkaar volgend jaar weer in de brief zien, brengt zich mee dat ik als Kamerlid
afzie van mijn motierecht. Ik ben bediend, dus dank Voorzitter.
De voorzitter:
De heer Segers.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is een directe vrucht van de commissie-Van der Staaij. Voor mij geldt hetzelfde.
Dank voor de reactie van de Voorzitter. Het dualismeakkoord, de plek van beleidsdebatten
in de plenaire agenda en de evaluatie van de parlementaire ondervraging, die al voor
de zomer komt, hebben allemaal een plek waarop ze landen en waarop we daarover doorpraten.
Dat lijkt me mooi. Dat zal ik ook doen. Dank voor de toezegging – dat was inderdaad
een toezegging – om ook te kijken naar regionale diversiteit, om in die zin «diversiteit»
ook breder op te vatten. Dat vind ik mooi. Collega Leijten heeft al gezegd dat ze
de herdenking van het slavernijverleden in de Kamer via de commissie BZK aanhangig
zal maken. Dat lijkt mij mooi.
Het laatst punt waarover ik heb gesproken en waarop de Voorzitter reageerde, ging
om een mogelijke uitbreiding van de Tweede Kamer. Ze zegt: ik heb daar geen inhoudelijk
oordeel over; dat is aan de Kamer. Dat zal inderdaad om een breder debat vragen, maar
het is wel mooi om te kijken naar een manier waarop dat debat kan landen en om dat
ook gewoon in alle rust en met de brede bezinning die daarvoor nodig is ergens vorm
te geven. Ik denk er zelf ook over na hoe we dat kunnen doen. Misschien kunnen we
daar anderszins nog contact over hebben. Maar hierbij ook een uitnodiging aan mijn
collega's: mochten anderen daar ook over willen nadenken – want het gaat ons uiteindelijk
allemaal aan – dan zijn ze hartelijk welkom bij collega Dassen en mij.
Dank.
De voorzitter:
De heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. En dank inderdaad aan de Kamervoorzitter voor de beantwoording van
de veelzijdigheid aan vragen. Ook dank voor de toezegging om te gaan kijken naar de
uitbreiding van EU-capaciteit. Daarin zit ook meteen mijn worsteling, want ik heb
hier een motie voor me liggen die net wat anders wil dan wat de Kamervoorzitter gaat
doen. Ik ga die motie wel indienen – dat heb ik ook overlegd met de mede-indiener
– maar ik zal haar aanhouden. Want ik begrijp dat dit een Raming is, dat ik de motie
hier moet indienen en dat het anders daarna lastig gaat worden.
Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de complexiteit en omvang van Europese wet- en regelgeving en besluitvorming
toenemen;
overwegende dat de kennis van Europese aangelegenheden en de grip op Europese wet-
en regelgeving en besluitvorming vanuit de Tweede Kamer vergroot kunnen en moeten
worden;
verzoekt het Presidium om:
– de inhoudelijke ondersteuning op EU-gebied voor de hele Tweede Kamer te versterken
door toe te werken naar ten minste één EU-specialist per commissie;
– bij de personele uitbreiding van de DAO en de Griffie te investeren in internationale
ervaring en kennis;
– het uitbreiden van het parlementaire kantoor in Brussel met ten minste één fte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen en Sneller.
Zij krijgt nr. 11 (36 062).
Op verzoek van de heer Dassen stel ik voor zijn motie (36 062, nr. 11) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik neem het voorzitterschap nu even over, zodat mevrouw Van Dijk haar tweede termijn
kan doen.
Voorzitter: Bromet
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ik miste nog het antwoord op de vraag over het portret van
de zoon van de heer Tilanus. Daar zou ik nog graag een antwoord op willen.
Het antwoord over de toegankelijkheid heb ik gehoord. Het onderwerp is hier echt wel
bekend, want wij hebben het al meerdere malen ingebracht. De aanhouder wint, dus wij
zullen blijven aanhouden om ervoor te zorgen dat onze collega weer gewoon kan komen
werken.
Ik had ook een motie voorbereid over het budget office. Ik heb ook een antwoord gekregen.
Er werd verwezen naar de commissie voor de Rijksuitgaven. Daar zit ik in. Ik vind
ook dat ik dat moet doen. Ik ga de motie dus indienen, maar ook aanhouden. Mocht het
nodig zijn, dan kan ik haar alsnog uit de kast trekken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer voor het ontwikkelen en doorgronden van beleid, gevolgen
en alternatieven afhankelijk is van de planbureaus;
constaterende dat de capaciteit van de wetenschappelijke bureaus van politieke partijen
die de functie zouden kunnen vervullen de afgelopen jaren sterk is afgenomen;
overwegende dat het voor de controlerende taak van de Tweede Kamer waardevol kan zijn
om een eigen bureau in te richten met voldoende capaciteit en expertise om voldragen,
wetenschappelijke beleidsanalyses en modelleringen te maken;
verzoekt het Presidium te onderzoeken op welke wijze een parlementair «budget office»
kan worden ingericht om de Kamer te versterken, mede op basis van buitenlandse voorbeelden,
en de Kamer daarover te informeren bij de Raming voor 2024,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 12 (36 062).
Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (36 062, nr. 12) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan is nu weer het woord aan de Voorzitter.
Voorzitter: Inge van Dijk
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank. Er was inderdaad nog één vraag opengebleven over de afbeelding van de heer Tilanus.
Ik heb inderdaad begrepen dat dat een foutje was en dat dat ook gecorrigeerd zou worden.
De heer Van der Staaij wees mij daarop. Dus dat gaat gebeuren.
Nog één ding richting mevrouw Bromet, over iBabs, het vergaderstukkensysteem. Ik ga
daar schriftelijk op reageren, maar weet dat dat Parlis niet kan vervangen. Daar zit
een heel groot technisch probleem. Parlis wordt wel meegenomen in de doorontwikkeling,
maar dat ga ik u allemaal nog schriftelijk doen toekomen. U zegt: de gemeente heeft
dit systeem; vervang het daardoor. Dat is, kijkend naar ons Parlissysteem, niet mogelijk,
maar we kijken wel naar de doorontwikkeling, want ik snap uw vraag over papierloos
vergaderen.
Dat was het. Ik wil de leden bedanken voor hun input, waar wij weer mee verder kunnen.
De voorzitter:
De heer Dassen heeft toch nog een nabrander.
De heer Dassen (Volt):
De Kamervoorzitter gaf antwoord op de vraag over de heer Tilanus. Daar heb ik nog
een additionele vraag over gesteld, over de vrouwelijke schilderingen. Ik vroeg me
af of de Kamervoorzitter daar ook nog op kan antwoorden.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Daar ga ik naar kijken. Nu we toch bezig zijn met dingen weghalen en vervangen, gaan
we meteen een rondje maken. Ik vind de aankleding heel leuk. We hadden hier allemaal
een beetje anonieme kantoren, maar door de aankleding die we boven hebben, is het
heel leuk geworden. We gaan een rondje maken om te zien waar we vrouwelijke prominenten
kunnen afbeelden.
De voorzitter:
Ik denk dat er een paar minuten geschorst moet worden voor de appreciatie van de moties,
maar ik kijk heel even naar mijn buurvrouw.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik hoef geen appreciatie te geven van de moties, dus wat mij betreft kan de Kamer
gewoon gaan stemmen. Er zijn ook twee moties aangehouden.
De voorzitter:
Dan wil ik voor de volledigheid afsluiten met een hele lijst van toezeggingen die
gedaan zijn.
– Eind juni biedt de werkgroep evaluatie parlementaire ondervraging zijn rapport aan.
– In het najaar wordt de tussenevaluatie naar aanleiding van de werkgroep-Van der Staaij
aangeboden.
– De werkgroep effectief opereren in crisissituaties komt na de zomer met zijn aanbevelingen,
net als de werkgroep informatieafspraken.
– De Voorzitter zal het voorstel van het lid Leijten ten aanzien van de spreektijden
voor afsplitsers wanneer zij de aanvrager van een debat zijn, bespreken in het Presidium.
Dat betreft een motie van mevrouw Leijten.
– De Voorzitter zal het voorstel van het lid Leijten ten aanzien van de mogelijkheid
voor fractiemedewerkers om aanwezig te zijn bij besloten technische briefings agenderen
in het Presidium en de commissie daarover informeren.
– Naar aanleiding van vragen van het lid Sneller: het Open Data Portaal wordt volgende
week gelanceerd.
– Naar aanleiding van vragen van het lid Bromet: de Voorzitter zal nagaan hoe de doorontwikkeling
van de digitale werkplek via papierloos werken er precies uit komt te zien en de commissie
hier schriftelijk over informeren.
– Volgende week wordt de website werkenvoordetweedekamer.nl gelanceerd.
– De Voorzitter zal bij de volgende Raming weer een stand van zaken opnemen met betrekking
tot inclusie en diversiteit in brede zin, dus ook regionaal. Dat is een toezegging
aan de heren Van Baarle en Segers.
– Ten aanzien van de vragen over de versterking van de EU-ondersteuning zegt de Voorzitter
toe dat zij gaat onderzoeken waar behoefte aan is en waar versterking nodig is. Dat
is een toezegging aan de heren Dassen en Ellian.
– De evaluatie van de gedragscode door het College van onderzoek integriteit volgt zo
mogelijk eerder dan na twee jaar. Hierbij zal de vraag van het lid Sneller over het
niet anoniem kunnen doen van een melding worden meegenomen.
– Een overzicht van de GRECO-aanbevelingen gericht op het parlement en de wijze waarop
daaraan uitvoering is gegeven, zal aan de commissie worden gezonden. Dit naar aanleiding
van een vraag van de heer Van Baarle.
– De Voorzitter zal informatie met de Kamer delen over het proces van aangifte tot gerechtelijke
procedure bij incidenten met betrekking tot fysieke veiligheid. Dit naar aanleiding
van vragen van de heer Sneller.
– De Voorzitter gaat in overleg met de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief
over samenwerking. Dit naar aanleiding van de vraag van mevrouw Van Dijk.
– De Voorzitter zal nagaan of het mogelijk is om informatie te geven over de hoeveelheid
papiergebruik. Dit naar aanleiding van vragen van mevrouw Bromet.
De stemmingen over de moties zijn op 28 juni, behalve over de aangenomen moties op
de stukken nrs. 11 en 12. Excuses, die zijn aangehouden. Het zou mooi zijn als ze
waren aangenomen. De wens is de vader van de gedachte! Ik zie dat de heer Segers nog
wil interrumperen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik weet niet of ik het in de veelheid heb gemist, maar ik herinner me goed dat de
Voorzitter zei: ik ga op zoek naar een manier waarop het debat over een mogelijke
uitbreiding van de Tweede Kamer gevoerd kan worden. Dat was ook een toezegging. Ik
zou die graag in het toezeggingenregister willen hebben. Dat scheelt weer een motie.
De voorzitter:
Dat gaan we opnemen. Ik wil u allen danken voor uw aanwezigheid vanmorgen en vanmiddag.
Tot ziens.
Sluiting 15.44 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.