Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 16 juni 2022, over Adoptie
31 265 Adoptie
Nr. 107 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 18 juli 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 16 juni 2022 overleg gevoerd
met de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, over:
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 23 juni 2021 inzake toezegging
gedaan tijdens het commissiedebat Adoptie van 9 juni 2021, over de plaatsing van siblings
bij interlandelijke adoptie (Kamerstuk 31 265, nr. 94);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 9 november 2021 inzake beleidsreactie
op rapporten Commissie van onafhankelijke deskundigen inzake afstand en adoptie en
ADR (Kamerstuk 31 265, nr. 97);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 17 november 2021 inzake aangepast
rapport van de Commissie van onafhankelijke deskundigen inzake binnenlandse afstand
en adoptie (Kamerstuk 31 265, nr. 98);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 9 december 2021 inzake beleidsreactie
op rapporten van Commissie van onafhankelijke deskundigen inzake afstand en adoptie
en ADR (Kamerstuk 31 265, nr. 99);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 10 december 2021 inzake inhoudelijke
inrichting Expertisecentrum Interlandelijke Adoptie en vervolgtraject (Kamerstuk 31 265, nr. 100);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 17 december 2021 inzake reactie
op verzoek commissie over naleving Haags Kinderontvoeringsverdrag en verjaringstermijn
binnenlandse adoptie (Kamerstuk 31 265, nr. 101);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 11 april 2022 inzake standpunt
toekomst interlandelijke adoptie (Kamerstuk 31 265, nr. 103);
– de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 10 juni 2022 inzake voortgang
interlandelijke adoptie en binnenlandse afstand en adoptie (Kamerstuk 31 265, nr. 104).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Van Nispen
Griffier: Tripels
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Ellian, Van Ginneken, Knops, Mutluer,
Van Nispen en Van der Staaij,
en de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming.
Aanvang 15.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Justitie
en Veiligheid over adoptie. Ik heet allereerst de Minister voor Rechtsbescherming
en zijn aanwezige ondersteuning, hier en op andere plekken, van harte welkom. Ik heet
ook alle mensen op de publieke tribune van harte welkom. Welkom ook aan de collega-Kamerleden.
Adoptie is, zoals we allemaal weten, een gevoelig en complex onderwerp. Ik verzoek
ik u allemaal er een waardig en respectvol debat van te maken. Als ik u zo zie, dan
weet ik dat dat gaat lukken. De maximale spreektijden zijn vier minuten in de eerste
termijn. Volgens mij heb ik dan alles gezegd. We gaan van start met de heer Ellian,
die zal spreken namens de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dat is een mooie opening van u. Ik ga mijn best doen om aan
die waardigheid bij te dragen. Ik heb een jaar geleden ongeveer, toen we dit commissiedebat
ook hadden, mijn gevoel uitgedrukt en gezegd dat ik het een ontzettend lastig commissiedebat
vond om voor te bereiden omdat er zo veel emoties spelen bij mensen. Dat begrijp ik
ook. Ik heb veel e-mails gehad in het afgelopen jaar. Ik kan mij voorstellen dat je
ook als bewindspersoon ... Nou, ga er maar aan staan, een dossier waar zo veel emoties
spelen.
Voorzitter. Ik heb heel veel berichten gehad van mensen met hele mooie verhalen over
interlandelijke adopties. Daar ben ik blij om. Ik wens die mensen ook al het geluk
van de wereld. Maar ik heb ook veel verhalen gehad van mensen waarbij het wat minder
is gegaan en waarbij kinderen op zich heel gelukkig zijn geworden als volwassene,
maar wel met grote vragen zitten. Ik kan mij die vragen heel goed voorstellen, zoals
ik een jaar geleden ook zei. Ook de mensen die om welke reden dan ook nu ze volwassen
zijn vragen, twijfels hebben, wens ik al het geluk van de wereld en kracht bij de
eventuele zoektocht die ze nu ondernemen.
Voorzitter. Dit was een wat langere inleiding, maar bij zo'n gevoelig onderwerp kan
dat. De VVD steunt de lijn van de Minister. Die lijn is een beperkte hervatting, zou
ik willen zeggen. Soms is een compliment ook op zijn plaats. Waar we kritiek moeten
leveren doe ik dat, maar de weg die de Minister heeft gevonden, is gebalanceerd en
erg zorgvuldig. Die lijn kan de VVD steunen.
Wat ik de Minister zou willen meegeven namens de VVD-fractie, is het volgende. Met
betrekking tot het «nieuwe orgaan» dat de adopties moet gaan begeleiden, zo noem ik
het even, heeft het de voorkeur van de VVD dat een van de bestaande stichtingen doorontwikkeld
wordt. Dan kan de Minister een raad van toezicht benoemen om op die manier publiekrechtelijk
toezicht uit te oefenen. Er kan ook een raad van advies worden ingesteld. Wat in ieder
geval heel belangrijk is voor mijn fractie, is dat er geen verwevenheid is met projectactiviteiten
in het land van herkomst. Wat ook belangrijk is, is dat het verleden op een gegeven
moment het verleden wordt gelaten, maar dat daar wel erkenning en begrip voor is.
Empathie voor wat er is gebeurd, is wel van belang voor diegenen die nu in beperkte
mate de adoptie mogen hervatten.
Ik heb er vertrouwen in dat de Minister dit zorgvuldig doet. Wij hopen dan ook dat
een van de bestaande stichtingen met de kennis en kunde die zij hebben ... Ik heb
met diverse gesproken. Ik wil hier benadrukken dat mijn indruk is – ik ga niemand
bij naam noemen – dat met de beste intenties en intrinsieke motivatie gehandeld wordt.
Ik wil daarom ook wel benadrukken dat mijn fractie erop tegen is dat er nu allerlei
verantwoordelijkheden naar het ministerie zouden gaan, dat allerlei ambtenaren verantwoordelijk
zouden worden voor adoptie. Er is heel veel kennis en kunde bij de bemiddelingsbureaus.
Het heeft onze voorkeur als een van die stichtingen wordt doorontwikkeld met publiekrechtelijk
toezicht. Wij zijn ook tegen het oprichten van een zbo, omdat dat juist die verantwoordelijkheidsrelatie
vertroebelt.
Voorzitter, tot slot één vraag over Fiom. Wij kunnen de keuze begrijpen om het expertisecentrum
daarin onder te brengen, maar wij vragen de Minister wel om een reflectie. Fiom heeft
een betrokkenheid bij het verleden. Sommige mensen kunnen daar misschien niet meer
overheen stappen. Daar vraag ik nog een reflectie op van de Minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Ginneken van D66.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank, voorzitter. Dit waren mooie, waardige woorden van mijn collega.
Voorzitter. Elk kind verdient de beste kansen op een gelukkige toekomst, in welk land
het ook geboren wordt. Als dat niet lukt bij geboorteouders, bij familie of bij een
jeugdzorgvoorziening, dan kan interlandelijke adoptie het verschil maken. Het is mooi
dat er in ons land ook mensen zijn die een kind liefdevol in hun midden willen opnemen.
De commissie-Joustra rapporteerde serieuze misstanden bij adopties tussen 1967 en
1998. Ook de Nederlandse overheid heeft daarbij fouten gemaakt. Het is goed dat we
opnieuw zijn gaan nadenken over hoe je adoptie zo organiseert dat het de belangen
dient van het kind, de geboorteouders en de wensouders, en ook in die volgorde, wat
mij betreft.
Dat interlandelijke adoptie nu bijna anderhalf jaar stilligt, is moeilijk voor alle
betrokkenen. Ik ben dan ook blij dat deze Minister een knoop heeft doorgehakt. D66
steunt de keuze om door te gaan met interlandelijke adoptie. Wij zien het als een
relevante kinderbeschermingsmaatregel. D66 is er ook blij mee dat de Minister betere
waarborgen gaat inbouwen om misstanden te helpen voorkomen. Centraal staat daarbij
het subsidiariteitsbeginsel. Dat is een moeilijk woord, maar het gaat om de vraag
of een kind in diens specifieke situatie inderdaad het best geholpen is met interlandelijke
adoptie. Een plaatsing bij familie of een nationale adoptie is niet automatisch altijd
in het belang van het kind, zeker ook omdat het hier in toenemende mate gaat over
kinderen met speciale behoeften. Dat vraagt een individuele weging. Dat vraagt maatwerk.
Mijn eerste vraag aan de Minister is: hoe wil hij het subsidiariteitsbeginsel verder
gaan uitvoeren? Komen er bijvoorbeeld vaste criteria en hoe gedetailleerd wordt die
weging in het dossier vastgelegd, zodat het adoptiekind die later kan teruglezen?
Ten tweede. Voorziet de Minister dat de landenselectie eens in de zoveel tijd heroverwogen
zal worden, waarbij zowel landen toegevoegd als uitgesloten kunnen worden? Zou dit
een goede waarborg zijn? Wat doet de Minister als de criteria voor landenselectie
zo restrictief zijn dat interlandelijke adoptie de facto niet of nauwelijks meer kan
plaatsvinden?
Voorzitter. De Minister wil een nieuw adoptiestelsel invoeren met ingang van het nieuwe
jaar. Dat is vlot. Dat is fijn na de lange stilstand, maar als ik lees wat er allemaal
nog moet gebeuren, dan klinkt het nogal ambitieus, zeker ook omdat zorgvuldigheid
geboden is. Omdat op dit moment veel nog niet concreet is, kan ik nu moeilijk de consequenties
en risico's overzien. Daarom vraag ik de Minister: gaat het lukken dit alles op te
tuigen op deze korte termijn en, zo nee, wanneer hoort de Kamer dat? Wanneer kan de
Kamer de benodigde wetswijzigingen tegemoetzien? En hoe gaat de Minister borgen dat
de overdracht van lopende procedures zorgvuldig en transparant gebeurt?
Voorzitter. Het rapport-Joustra bevestigde dat er misstanden hebben plaatsgevonden.
Dat was voor veel van de geadopteerden een zware boodschap. Naast de excuses die het
kabinet vorig jaar maakte, is ook persoonlijke begeleiding en nazorg belangrijk. Fiom
zal als expertisecentrum deze rol gaan vervullen in de plannen van de Minister. De
Minister schreef dat dit voor sommige betrokkenen gevoelig ligt vanwege Fioms eerdere
betrokkenheid bij adoptie. Kan de Minister meer vertellen over de gevoelens die bij
zijn gesprekken met betrokkenen naar voren kwamen en heeft hij hun bezwaren volledig
kunnen wegnemen? Hoe borgt de Minister dat de geboden psychosociale zorg aan alle
vereisten van kwaliteit en onafhankelijkheid voldoet?
Voorzitter. Ook bij binnenlandse adoptie hoor ik dat betrokkenen niet blij zouden
zijn met een eventuele rol van Fiom bij het hernieuwde onderzoek naar de binnenlandse
adoptiepraktijken. Zal Fiom bij dat onderzoek betrokkenen blijven en, zo ja, hoe is
dit afgestemd met betrokkenen? D66 is overigens wel blij met de benoeming van Micha
de Winter als hoofd van die onderzoekscommissie. Hij is een deskundige van statuur,
zoals we ook gevraagd hebben.
Voorzitter, ik rond af. Kinderen de beste kans op een gelukkige toekomst geven binnen
de beste waarborgen: dat is waar adoptie over gaat. De Minister is voortvarend te
werk gegaan en in contact met betrokkenen. Ik hoop dat hij dat blijft doen, want het
komt nu aan op een goede uitvoering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik voer vandaag het woord namens de PvdA, maar ook namens
GroenLinks. Ik denk dat iedereen in deze zaal erkent dat we vandaag beginnen aan een
emotioneel beladen debat. Het is een gevoelig onderwerp dat de levens van betrokkenen
in de kern raakt. Vanaf deze plek wil ik dan ook alle geadopteerden, de adoptieouders
en alle aspirant-adoptieouders die door de gebeurtenissen in het heden of in het verleden
verdriet hebben gekend en die mij persoonlijk, via de mail, hebben benaderd, een extra
hart onder de riem steken.
Laat ik duidelijk maken: het welzijn van het kind staat altijd voorop. Kinderen die
opgroeien in een uitzichtloze, ongezonde, kansarme situatie, dienen te worden geholpen,
het liefst door het eigen land, maar als dat niet lukt, kan interlandelijke adoptie
als een kinderbeschermingsmiddel dienen. Maar ik ben niet blind voor de vreselijke
misstanden die door het rapport van commissie-Joustra naar buiten zijn gekomen, die
overigens als een bom zijn ingeslagen bij de adoptieouders en de kinderen, en tot
heel veel onzekerheid en schuldgevoelens hebben geleid. Kinderdiefstal, kinderhandel,
corruptie en onethisch handelen: ik krijg kippenvel als ik al deze dramatische misstanden
uitspreek.
Na een fundamentele herbezinning op de toekomst heeft deze Minister besloten om interlandelijke
adoptie weer op te starten. Het subsidiariteitsbeginsel, dat het kabinet als eis stelt,
is geen nieuw principe. Het wordt al genoemd in verdragen waar het huidige adoptiesysteem
op berust, met als belangrijkste het Haags Adoptieverdrag. Daarom vraag ik mij af
hoe we nu wel kunnen controleren of er voldoende is gezocht naar een passende opvang
in de omgeving waar het kind is geboren. Daarbij wil ik gezegd hebben dat tehuizen
en tijdelijke pleegzorg zeker geen gepaste opvang hoeven te zijn. Ik hoop dat de Minister
dat met mij eens is.
Een flink aantal landen heeft nog een lange weg te gaan om een permanente opvang te
kunnen organiseren. Tot die tijd wordt adoptie gezien als een laatste redmiddel en
zal de overheid het proces beter reguleren en controleren. Het kabinet stelt voor
om de bemiddelingsorganisaties die nu particulier opereren, te vangen onder één organisatie,
één stichting, die wel publiekrechtelijk geborgd is. Mijn vraag is: hoe ziet de Minister
zijn rol en die van het ministerie bij het monitoren hiervan? Hoe is de Minister van
plan om ons hiervan op de hoogte te houden?
Ik wil recht doen aan de positieve en hartverwarmende verhalen waaruit geconcludeerd
kan worden dat adoptie een kind uit een kansarme situatie kan redden, maar ik maak
me echt wel zorgen over de waterdichtheid van een adoptiesysteem. We lezen die zorgen
ook in de verklaringen van bijvoorbeeld Defense for Children, CoMensha en Kinderombudsman.
Je hebt te maken met veel verschillende kwetsbare herkomstlanden die opereren in een
ander regime met een andere organisatie. Wat is de reactie van de Minister op deze
verklaringen van deze gerenommeerde instanties? Hoe gaat hij borgen dat misstanden
daadwerkelijk worden voorkomen in het systeem dat hij voorstelt?
De Minister wil een Expertisecentrum Interlandelijke Adoptie inrichten. Daar gaat
heel veel geld naartoe, namelijk 36 miljoen. Het centrum organiseert een centraal
loket voor alle geadopteerden die vragen hebben rondom hun adoptie. Het voornemen
is om dat te beleggen bij Fiom. Hoe kunnen wij garanderen dat dat geld ook daadwerkelijk
bij herkomstonderzoeken en eigen initiatieven van geadopteerden terechtkomt? Deelt
de Minister het voornemen en mijn wens om aan zo'n adviesraad ook geadopteerden en
adoptieouders te laten deelnemen? Hoe zwaarwegend zal het advies van zo'n adviesraad
zijn?
Ik rond af, voorzitter, in lijn met mijn vorige punt. Wat de kinderen nodig hebben,
is dat zij antwoord krijgen. Een deel daarvan wil dat in ieder geval heel erg graag.
Excuus aan de groep slachtoffers van het bewezen krakende adoptiebeleid dient te leiden
tot financiële steun in hun zoektocht naar hun identiteit. Ik ben heel erg benieuwd
hoe de Minister daartegen aankijkt.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Na een lange periode van onzekerheid over de toekomst van
interlandelijke adoptie is het goed dat er na een zorgvuldig proces duidelijkheid
gekomen is. Dat komt neer op een zorgvuldige voortzetting van interlandelijke adoptie
van kinderen waarvoor de natuurlijke ouders echt niet kunnen zorgen, met extra alertheid
op goede waarborgen. De SGP steunt deze richting.
Ik zeg er ter reflectie wel bij: jammer dat er in de afgelopen jaren zo weinig haast
is gemaakt met het verder bij de tijd brengen van de Wobka, de Wet opneming buitenlandse
kinderen ter adoptie. Er zouden al eerder extra waarborgen in die wet komen, maar
dat duurde maar en dat duurde maar. Nu heb je eerst een soort noodstop gehad en wordt
alsnog op deze wet verdergegaan. Laat het vooral nu wel prioriteit houden, zodat het
niet wegzakt naar onzekerheid over hoe het nu verder gaat. Dat is de les die ik eraan
wil verbinden. Zorg ervoor dat hier zorgvuldig, maar ook voortvarend verder in wordt
gegaan.
De route die nu wordt gevolgd, is in lijn met het Haags Adoptieverdrag, waarvan het
uitgangspunt is dat kinderen zo veel mogelijk bij de natuurlijke ouders opgroeien
óf voor binnenlandse adoptie in aanmerking komen. Het uitgangspunt moet zijn en blijven
«ouders zoeken voor kinderen» en niet «kinderen zoeken voor ouders». Ik denk dat dat
heel fundamenteel is. Ik zeg dat niet alleen als SGP-woordvoerder. Velen van u weten
dat ik ook adoptieouder ben van twee kinderen. Zij zijn inmiddels meerderjarig. Ook
als adoptieouder vind ik het ontzettend belangrijk dat het juridisch is vormgegeven
als kinderbeschermingsmaatregel.
In het Haags Adoptieverdrag is heel goed nagedacht over het subsidiariteitsbeginsel.
Dat is bij de tijd gebracht, opgenomen en verder uitgewerkt, evenals het accent op
het aanbrengen van verbeteringen in de landen van herkomst. Het begrip «passende opvang»
komt in deze brief van de Minister nu naar voren in die zin dat er kinderen zijn voor
wie nog geen passende opvang voorhanden is. Hoe legt de Minister dat uit? Ligt dat
in het spoor van het Haags Adoptieverdrag en gaat het erom hoe daar in nadere regels
invulling aan is gegeven, of krijgt het een andere invulling? Dat is nog wel belangrijk
voor de praktijk, denk ik.
Voorzitter. Ik hoor ook graag van de Minister hoe hij invulling heeft gegeven aan
een motie die vorig jaar steun van de Kamer kreeg, om te verkennen wat de mogelijkheden
zijn om in internationaal verband de goede naleving van het Haags Adoptieverdrag te
versterken. Het verdrag zit goed in elkaar, maar de implementatie is natuurlijk wel
cruciaal voor de praktijk. Daar mag, of moet, nog wel wat extra inspanning voor verricht
worden.
Een belangrijke wijziging in de adoptieprocedure is de vorming van één bemiddelingsorganisatie
in plaats van een aantal private organisaties. Wij steunen dat, ook tegen de achtergrond
dat je eigenlijk sowieso de weg op zou moeten gaan van een steeds kleiner aantal adoptiekinderen
en een aantal organisaties die maar met kleine aantallen te maken hebben. Wij denken
dus dat de beweging richting een publiek ingebedde centrale bemiddelingsorganisatie
een goede zaak is. Het is ook wel weer de vraag wanneer er meer duidelijkheid komt
over de vormgeving. Wanneer kan de herstart van de adopties plaatsvinden voor mensen
die daar nu eigenlijk al mee aan de gang wilden gaan? Vaak is zo'n stop natuurlijk
makkelijker gerealiseerd dan het opnieuw opstarten van de procedure.
Een belangrijk beslispunt met grote gevolgen voor de praktijk, is met welke landen
uiteindelijk een adoptierelatie behouden blijft. Kan de Minister al meer inkleuring
geven aan de voorwaarden die hij daaraan wil verbinden?
Tot slot het expertisecentrum. Ik zie dat het lastig wordt gevonden dat het zich in
de praktijk op de hele groep van geadopteerden richt, maar dat het nog wel verschil
maakt of iemand in het verleden te maken heeft gehad met echte misstanden en tekortschietende
procedures of dat dat niet zozeer aan de orde is. Zo worden eigenlijk hele verschillende
doelgroepen met elkaar vermengd. Is dat niet iets wat nog bijzondere aandacht vraagt
in de verdere implementatie van het expertisecentrum, vraag ik de Minister.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Knops van het CDA.
De heer Knops (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad een heel gevoelig onderwerp, omdat het gaat
over kwetsbare kinderen, die een hele toekomst voor zich hebben en voor wie door bepaalde
besluiten bepaald wordt waar die toekomst zich afspeelt. Het is al door velen gezegd.
Ook de mails die we gekregen hebben in de aanloop naar dit debat maken duidelijk dat
het een onderwerp is dat veel mensen bezighoudt. Ik vind het mooie van het werk dat
wij mogen doen dat we ook over dit soort zaken in alle oprechtheid afwegingen moeten
kunnen maken. Ik realiseer me, ook op basis van het onderzoek van Joustra, heel goed
dat er ervaringen zijn van mensen vanuit het verleden die negatieve connotaties oproepen
bij adoptie. Tegelijkertijd zijn er ook heel veel mensen die dankbaar en blij zijn
dat ze dankzij adoptie een nieuwe toekomst tegemoet zijn gegaan. Ik vind het ook van
belang dat het Haags Adoptieverdrag, dat natuurlijk nog relatief jong is, ook continu
als uitgangspunt blijft dienen, en dat het belang van het kind altijd vooropstaat.
We hebben gezien dat door de commotie, door het onderzoek, eigenlijk alles on hold
is gezet en stop is gezet. Ik denk dat dat een verstandig besluit was, maar ik denk
ook – laat ik dat meteen maar zeggen – dat het goed is dat de Minister met die brief
die hij naar de Kamer heeft gestuurd, op een verantwoorde manier verdergaat. We moeten
ons namelijk realiseren dat door het on hold zetten alle procedures die liepen of
die zouden worden opgestart, ook volgens de daarvoor geldende regels, gewoon stop
zijn gezet. Daarmee is het ook on hold gezet voor kinderen die nu nog op zoek zijn
naar een betere toekomst. Mijn vraag aan de Minister is hoe hij ervoor zorgt dat het
in zekere zin dichtslibben van het systeem en van de procedures zo snel mogelijk weer
opgepakt en ingehaald kan worden, omdat er nog steeds kinderen in nood zijn. Natuurlijk
geldt daarvoor de regel: eerst in de regio en dan pas interlandelijke adoptie. Daar
is onze fractie het van harte mee eens.
Over het expertisecentrum heb ik toch wel wat vragen aan de Minister. Dat gaat er
met name over dat er een fors bedrag mee gemoeid is. Hoe ziet hij dat voor zich? Wat
gaat het nu precies doen? Hoe werkt het samen met de organisaties die nu al betrokken
zijn bij adoptie? Op welke manier wordt in het toezicht geborgd dat de ervaringen
van mensen die betrokken zijn geweest, die kennis hebben, daar een plek in krijgen?
Dat vind ik heel belangrijk. We moeten het niet alleen maar puur wetenschappelijk
aanvliegen. Juist omdat het zo'n gevoelig onderwerp is, wil je daar vanuit alle denominaties,
zou ik bijna willen zeggen, een vorm van toezicht op.
Ik was een beetje verbaasd over één zin in de brief. Ik ga die brief niet op zinsniveau
ontleden, maar ik zou een reactie van de Minister op dat punt willen. Er staat onderaan
pagina 1: «Het is immers in het belang van het kind om veilig te kunnen opgroeien
in de eigen cultuur en het eigen land, vlakbij de biologische familie.» Ik vroeg me
daarbij af hoe dat gezien wordt door mensen die ook van ver naar Nederland komen en
hier in Nederland een toekomst proberen op te bouwen, en hoe ik dat dan moet lezen.
Ik kan me namelijk voorstellen dat zo'n zin 50 jaar geleden misschien logisch was,
maar als je uitgaat van het belang van het kind, dan kan het zijn dat in het land
zelf geen mogelijkheden zijn om die toekomst te borgen. Graag een reflectie van de
Minister op dat punt.
Wat betreft het toezicht sluit ik me aan bij de woorden van de heer Ellian. De lijn
die de Minister daarin kiest, lijkt me een goede lijn. Laten we dat, met alle respect,
geen ambtenarenclub laten worden die dat gaat doen, maar laten we het ook echt op
afstand beleggen met de juiste waarborgen. Deze Minister heeft de volle steun van
onze fractie voor het zo snel mogelijk opstarten van interlandelijke adoptie, onder
de condities zoals die beschreven zijn in de brief.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vraag ik aan de heer Ellian om tijdelijk het voorzitterschap over
te nemen.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan meneer Van Nispen namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ik ben niet zo enthousiast over de brief van de Minister en het beleid.
Ik vind het vaag. Ik vind het weinig concreet. Adoptie wordt hervat, maar wat gebeurt
er nou precies? Mensen kunnen zich weer aanmelden voor nieuwe procedures, maar voorlichting
over nieuwe procedures kan nog niet, omdat er nog helemaal niet duidelijk is met welke
landen we doorgaan. Met welke landen wordt definitief gestopt? Wanneer worden er conclusies
getrokken uit de landenanalyses? Wat verandert er precies aan de controle in de landen
van herkomst? Hoe worden misstanden in het buitenland voortaan opgespoord? En hoe
worden landen van herkomst concreet geholpen met het opzetten van jeugdbescherming,
zodat adoptie in de toekomst overbodig zou worden? Wanneer gaat dat volgens de Minister
lukken? Het helpt daarbij toch niet als je doorgaat met het in stand houden van dit
systeem van interlandelijke adoptie? De brief van de Minister had voor meer duidelijkheid
moeten zorgen, maar heeft eigenlijk het tegenovergestelde bereikt, behalve dan dat
adoptie door moet gaan.
Als je kritisch per land gaat kijken of het verantwoord is om door te gaan, dan kom
je mogelijk tot een ongemakkelijke conclusie, namelijk dat het met een aantal armere
landen moeilijk is om integer zaken te doen en te controleren of alles zorgvuldig
verloopt. En ten aanzien van de wat rijkere landen geldt dat doorgaan met adoptie
niet kan, omdat er een binnenlands alternatief is. De Minister presenteert het subsidiariteitsbeginsel
als iets nieuws, maar dat geldt toch al jaren? Het is toch eigenlijk niet uit te leggen
dat er landen zijn die tegelijkertijd zowel zendend als ontvangend land zijn? Waarom
is ter voorbereiding op dit besluit alleen met voorstanders van interlandelijke adoptie
gesproken? Er wordt met deze brief van de Minister geen recht gedaan aan de conclusies
van de commissie-Joustra en eerder al van de RSJ. Want hoeveel verandert er nou echt?
Het blijft toch fraudegevoelig? Ook Joustra zelf heeft kritisch gereageerd. Het klinkt
hard, maar ik kan dit moeilijk anders zien dan een politiek antwoord op een inhoudelijk
vraagstuk. Staat nou de inhoud voorop en het belang van het kind, of de politieke
steun van de coalitiepartijen? Kortom, de SP steunt het hervatten van adopties niet.
Ik ben het eens met de argumenten in de inhoudelijk sterke brief van maandag 13 juni
van kinderrechtenorganisaties, wetenschappers en geadopteerden. Is de Minister bereid
ook met hen, met deze ondertekenaars, in gesprek te gaan?
De brief van de Minister is door critici «een draak van een compromis dat de structurele
misstanden niet oplost» genoemd. Ik ben bang dat ik het hiermee eens ben. Dat vind
ik eigenlijk pijnlijk, na al die discussies die we hebben gehad. Ik vind het vooral
pijnlijk voor al die betrokkenen. Ik vind het ook pijnlijk en teleurstellend dat er
geen concrete plannen zijn voor een financiële tegemoetkoming voor geadopteerden bij
wie zaken in het verleden zijn misgegaan en waarvoor de overheid verantwoordelijkheid
draagt. Ik heb hier vaak aandacht voor gevraagd. Wat mij betreft hebben deze mensen
daar gewoon recht op, maar het ministerie dwingt mensen als het ware om rechtszaken
te starten. Is dat nu de houding van een staat die er voor zijn mensen is?
Financiële ondersteuning is wat de SP betreft ook zeker op zijn plaats wanneer mensen
op zoek willen naar hun roots. Waarom geven we de mensen geen eigen regie bij de zoektochten
naar hun herkomst, waar dan een financiële tegemoetkoming bij hoort? Zorg voor een
onafhankelijk rootsfonds, waar iemand op eigen houtje of via een belangenorganisatie
aanspraak op kan maken, zodat hij of zij onderzoek kan doen naar zijn of haar achtergrond.
De Minister schrijft in zijn brief dat als een belangenorganisatie een projectvoorstel
indient voor een zoektocht en rootsreizen in het land van herkomst, hiervoor subsidie
wordt toegekend. Maar wat betekent dat nou? Is dat nou precies dat rootsfonds dat
de SP al jaren bepleit of is het toch weer iets anders? Graag uitleg daarover.
Ik doe nogmaals een beroep op de Minister om zorgvuldig om te gaan met mensen die
gelijk hebben gekregen van de rechter, zoals Patrick Noordoven. Na een slopende procedure,
een jarenlange strijd, eindelijk een rechter die je gelijk geeft, die oordeelt dat
de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. En wat doet de Staat? Die gaat in hoger beroep.
Dat kan niet! Ik doe echt een klemmend beroep op de Minister. Bent u bereid af te
zien van een hoger beroep in deze zaak? Hoeveel andere zaken lopen er? Is de Minister
bereid om te schikken en mogelijke beroepen in te trekken?
Ten slotte wil ik wat zeggen over het onderzoek naar binnenlandse adoptie. We hebben
een brief gekregen van Stichting Verleden in Zicht, die de belangen behartigt van
Nederlandse afstandskinderen en binnenlands geadopteerden. Kan de Minister ingaan
op de zorgen die zij in hun brief hebben geuit? Kan de Minister toezeggen dat deze
organisatie nadrukkelijk betrokken wordt bij het onderzoek van de nog in te stellen
commissie-De Winter? Deze mensen wachten namelijk al heel lang. Dit moet in één keer
goed en zorgvuldig gedaan worden.
Ten slotte hechten wij zeer aan de onverkorte uitvoering van de aangenomen motie van
de SP en de SGP om geen beroep te doen op verjaring bij adoptiezaken, vanwege de verantwoordelijkheid
van de Staat. Ook daarop graag een reactie.
Ik dank u wel.
(Applaus)
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Ik verzoek de mensen op de publieke tribune om niet te reageren, alhoewel ik mij kan
voorstellen dat bepaalde reacties gevoelens van ofwel goedkeuring ofwel afkeuring
oproepen. Ik doe een vriendelijk beroep op u. Dit is namelijk niet toegestaan bij
debatten van de Tweede Kamer.
De Minister heeft gevraagd om een schorsing. Dat komt omdat hij een eindje moet lopen
naar de zaal waar hij de antwoorden moet voorbereiden. Wij schorsen deze vergadering
voor 30 minuten, dus tot 16.00 uur.
De vergadering wordt van 15.29 uur tot 16.00 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat over adoptie. Aan de orde is de beantwoording
van de Minister voor Rechtsbescherming in de eerste termijn. Ik stel voor aan de Kamerleden
dat zij per persoon vier vragen mogen stellen aan de Minister. Dat zijn of twee interrupties
in tweeën of vier losse vragen. Dat is aan u. U heeft vier spreekmomenten. Ik stel
voor dat we het allemaal heel kort houden, zodat we straks nog een tweede termijn
hebben. Ik geef het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming.
Minister Weerwind:
Meneer de voorzitter, dank u wel. In lijn met het goede voorbeeld dat u allen hebt
gegeven, richt ik mij eerst tot de adoptieouders, de adoptiekinderen, de biologische
moeders, de biologische ouders. Ik begrijp donders goed dat dit een meer dan gevoelig
en belangrijk onderwerp voor u allen is. Dat is ook de reden dat ik dit met hoge prioriteit
heb opgepakt toen ik dit ambt aanvaardde in januari 2022, ook doordat de Kamerleden
mij hier nadrukkelijk om hebben gevraagd.
Meneer de voorzitter. Na deze woorden start ik met een algemene inleiding. Vervolgens
zal ik ingaan op het nieuwe interlandelijke adoptiesysteem. Er zijn veel vragen gesteld
over de structuur en de organisatie daarvan. Het tweede onderwerp waar ik op in zal
gaan, gaat over het draagvlak, het Fiom en het expertisecentrum. Dan ga ik in op binnenlandse
afstand en adoptie. Dan heb ik onder een kopje de overige vragen geplaatst. Er zijn
vragen, met name van het Kamerlid Knops, die ik eventueel in tweede instantie wil
beantwoorden, omdat ik die echt goed wil beantwoorden. Ik doe een poging en een beroep
op geduld.
Voorzitter. We spreken over de toekomst van interlandelijke adoptie. Het is een beladen
thema. Weinig gebeurtenissen zijn zo ingrijpend op de levens van kinderen, maar ook
van ouders, als adoptie. De opinie over adoptie onder betrokkenen en professionals
loopt flink uiteen. Dit is mij duidelijk geworden uit de gesprekken met geadopteerden,
deskundigen en betrokken organisaties. Ik heb voor- en tegenstanders gesproken. Voor
mij staat het belang van het kind voorop. Ik quoot de woorden van Kamerlid Van der
Staaij: «Het uitgangspunt moet zijn: ouders zoeken voor kinderen.» Ik deel dat met
hem. Het belang van het kind staat voorop. Een kind moet in een veilige omgeving kunnen
opgroeien en zich vrij en volledig kunnen ontwikkelen. Ik wil me hier hard voor maken.
Ik trek dan ook lering uit het verleden. In het verleden hebben zich ernstige misstanden
voorgedaan bij interlandelijke adoptie. Dit is een harde conclusie, waarvoor het vorige
kabinet, Rutte III, excuses heeft gemaakt. Met het rapport van de commissie-Joustra
in de hand is nagedacht over de toekomst van interlandelijke adoptie. Op 11 april
heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop dit kabinet hieraan invulling wil geven.
Ik zal daar eerst op ingaan. Vervolgens houd ik me aan de punten zoals ik die zojuist
genoemd heb.
Een nieuw interlandelijk adoptiesysteem. De investeringen voor een nieuw systeem zijn
fors: fors in tijd, fors in geld en fors in wetgeving. Ik wil daar eerlijk over zijn
in uw richting. Maar het levert op dat we kinderen die nog niet veilig kunnen opgroeien
in hun land van herkomst, helpen door ze een gezin te bieden. Dat benadruk ik nog
maar een keer. Er is de afgelopen periode gewerkt aan het concreter invullen van de
stappen richting het nieuwe systeem met striktere voorwaarden.
Ik zal het concretiseren. De voorlichting aan en de screening van aspirant-adoptiefouders
zal op zodanige wijze worden hervat dat er meer aandacht is voor de behoeften en identiteit
van de geadopteerde. Zo zal er bij de screening scherper getoetst worden op risicofactoren
bij aspirant-adoptiefouders en wordt vaker aanvullend onderzoek verricht. In september
2022 starten de nieuwe voorlichtingsbijeenkomsten, waarna vanaf begin oktober weer
wordt gescreend door de raad. Verder wordt bemiddeling bij interlandelijke adoptie
samengebracht in één bemiddelingsorganisatie, met hierop versterkt overheidsgezag.
Ik spreek niet over een zelfstandig bestuursorgaan, een zbo. Andersson Elffers Felix
heeft de opdracht gekregen om de exacte vormgeving hiervan uit te werken. Er wordt
daarbij gekeken naar twee vormen, namelijk het onderbrengen van de activiteiten bij
een bestaande rechtspersoon en het oprichten van een nieuwe rechtspersoon. Ik maak
uiterlijk in september een keuze. Het streven is dat aspirant-adoptieouders er per
januari 2023 terechtkunnen. Ook vereenvoudig en versterk ik het toezicht op de interlandelijke
adoptieprocedures in Nederland. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zal worden aangewezen
als toezichthouder. Waar het toezicht vooral zag op de vergunninghouder, beslaat dat
in de toekomst het hele systeem. Ik ben inderdaad op zoek naar hoe ik die handhavingsmogelijkheden
meer kan verruimen.
Daarnaast stel ik aan de selectie van herkomstlanden hogere eisen. Bij de beoordeling
wordt ook de kwaliteit van de jeugdbescherming meegenomen. Dit is aanvullend ten opzichte
van de bestaande beoordeling. Op grond van de strikte beoordeling hierop en op kwaliteit,
betrouwbaarheid en transparantie van de procedures, wordt bepaald met welke landen
nog zal worden samengewerkt. De landenanalyse biedt hiervoor een goede basis.
Meneer de voorzitter. Ik heb de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
gevraagd te adviseren over de methodiek die is gebruikt. Van de RSJ, de Raad voor
Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, verwacht ik het advies te zullen krijgen
voor 1 september van dit jaar. Op basis van het advies van de RSJ stel ik dan de definitieve
criteria vast. Uiteraard zal ik uw Kamer daarin meenemen en daarover informeren. Dat
doe ik dan in de maand september van dit jaar. Op grond van die criteria neemt de
Centrale autoriteit een besluit over de samenwerking met herkomstlanden. Adoptierelaties
die niet voldoen aan de hogere eisen, worden beëindigd. Vooruitlopend hierop heeft
de Centrale autoriteit besloten de relatie met Haïti op te schorten vanwege de onveiligheid
aldaar.
Ook wordt de internationale samenwerking met landen waarmee de adoptierelatie behouden
blijft, geïntensiveerd. Dit doe ik door de frequentie en reikwijdte van de missies
naar landen te vergroten. Ik zal het VN-Kinderrechtencomité ook vragen hiervoor expliciet
aandacht te hebben bij het beoordelen van landen. U mag van mij verwachten dat ik
in internationaal verband vaker samen zal optrekken richting landen van herkomst.
Zo kan meer zicht worden verkregen op de procedures. Daarnaast kan het Permanent Bureau
van de Haagse Conferentie landen ondersteunen bij het handelen naar het Haags Adoptieverdrag,
waaronder het door velen van u genoemde subsidiariteitsbeginsel. Dit draagt bij aan
opvang in eigen land. Periodiek wordt beoordeeld in hoeverre landen in staat zijn
opvang te verzorgen. Ik ga daar zo direct dieper op in.
De komende tijd wordt verder gewerkt aan het daadwerkelijk invoeren van deze waarborgen.
U hoort in mijn zinnen: ik kan dat niet alleen; ik heb de betrokken en genoemde instanties
daarvoor nodig. Ik vind het ook van belang de stem van de geadopteerden te blijven
betrekken. Hiervoor richt ik een panel in met een aantal geadopteerden. Het moge duidelijk
zijn: ik tracht de dingen goed te doen, maar ik zal moeten blijven toekijken of de
dingen ook goed worden uitgevoerd.
Voorzitter, ik ga in op het beginsel subsidiariteit. Er is mij gevraagd: hoe ga je
dat uitvoeren? En er zijn diverse andere vragen. Sinds de opschorting van 8 februari
2021 beoordeelt de Centrale autoriteit adoptievoorstellen strikter. Daarvoor hanteert
ze diverse criteria in een multidisciplinair team. Dit beginsel is een van de belangrijke
criteria. In alle gevallen moet in de dossiers helder zijn beschreven welke stappen
zijn ondernomen om de mogelijkheden voor plaatsing in het land van herkomst te realiseren.
Waar vroeger in z'n algemeenheid werd beschreven hoe een land van herkomst omgaat
met het beginsel, wordt nu verwacht dat beschreven wordt wélke pogingen zijn ondernomen
tot plaatsing in eigen land, specifiek voor dat betreffende kind. Zo dient onderzocht
te zijn of plaatsing bij familie, in de gemeenschap of in een perspectief biedend
pleeggezin tot de mogelijkheden behoren. Dit moet allemaal zijn weergegeven in het
dossier van het kind, zodat dit later inzichtelijk is, ook voor het kind.
Ten aanzien van de landenselectie is mij gevraagd naar de tussentijdse heroverweging.
Als ik mij niet vergis, was dat een vraag vanuit D66. De landenanalyse is zeker niet
in beton gegoten. Dat betekent dan ook dat periodiek een heroverweging van het landenpakket
zal moeten plaatsvinden. Het uiteindelijke doel is om interlandelijke adoptie op den
duur overbodig te laten zijn. Ik kan dat niet in de tijd plaatsen; dat zult u begrijpen.
Het aangaan van adoptierelaties met nieuwe landen van herkomst verhoudt zich dan ook
niet logisch tot het doel dat ik net noemde. In beginsel zal de Centrale autoriteit
dan ook terughoudend zijn met het starten van nieuwe samenwerkingsverbanden. Ik zeg
«in beginsel», omdat ik niet volledig uitsluit dat, als er zwaarwegende redenen zijn
vanuit het belang van het kind, een samenwerking onder strikte eisen opgestart kan
worden. Hierbij dient dan wel opgemerkt te worden dat het toezicht op en de samenwerking
met landen van herkomst behapbaar moet blijven. Een grote toename van het aantal landen
waarmee wordt samengewerkt, ligt in mijn opinie dan ook niet voor de hand.
Ik ga nu in op de criteria bij de landenselectie en het niet of nauwelijks meer plaatsvinden
ervan. Bij mijn besluit over de interlandelijke adoptie heb ik net gesteld dat het
belang van het kind centraal staat. Ik heb u meegenomen in de methodiek van hoe we
daartoe komen. Ik moet nog stellen dat er vijf landen zullen worden toegevoegd. Ik
zeg het even uit mijn hoofd: dat zijn Peru, Colombia ... Ik kom er later op terug.
Veel belangrijker is het volgende. Als ik naar de voorliggende landenanalyse kijk,
ligt het niet voor de hand dat dit bij alle landen het geval zal zijn. Dus ik verwacht
dat we wel degelijk landen overhouden met mogelijkheden voor adoptie.
Een terechte vraag die mij gesteld is, ook vanuit D66, is als volgt. Er is wel werk
verzet, maar er moet nog ontzettend veel gebeuren. In de afgelopen maanden heb ik
bewust de voorstanders, de tegenstanders en de wetenschap gehoord en beseft hoe belangrijk
het besluit is dat nu voorligt en nu genomen moet worden. Maar er moet nog veel gebeuren.
U hoort mij ook zaken in de tijd plaatsen. Laat ik vooropstellen: uw Kamer wil ik
medio september nadrukkelijk informeren over waar we op dat moment staan. Ik heb de
stappen net genoemd, maar u wil terecht een vinger aan de pols houden. Ik wil u ook
informeren, om de dialoog zo transparant en open mogelijk te laten zijn.
De benodigde wetswijzigingen. Het nieuwe stelsel vergt nog een heel groot aantal beleidskeuzes.
Komend halfjaar inventariseer ik – Kamerlid Van der Staaij vroeg daar ook al naar –
welke wetswijzigingen hiervoor nodig zijn. Hij noemde de Wobka. Ik zal uw Kamer daarna,
als we die inventarisatie hebben gedaan, informeren over de voortgang van het wetsvoorstel,
zodat u mij kunt monitoren. Ik verwacht, als ik er nu naar kijk, rond de zomer van
2023 een wetsvoorstel in internetconsultatie te kunnen brengen.
De borging dat de overdracht van lopende procedures zorgvuldig en transparant verloopt ...
De voorzitter:
Het vorige punt riep een interruptie op. Er is een vraag van de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Als er in het verleden wijzigingen van de Wobka aan de orde waren, duurde dat vaak
lang, ook omdat als we ernaar terugvroegen, bewindslieden op een gegeven moment zeiden:
maar een heel beperkt aantal mensen heeft die expertise, en die hebben ook allerlei
andere dingen te doen, dus we kunnen dat niet zomaar versnellen. Mijn vraag is: is
gewaarborgd dat er voldoende capaciteit is om hier met voortvarendheid aan te kunnen
werken, volgens het tijdpad dat de Minister noemt?
Minister Weerwind:
Dit heeft prioriteit en het antwoord daarop is ja. Ik heb niet veel meer capaciteit,
maar ik heb dit afronden wel een hoge prioriteit gegeven.
Meneer de voorzitter, mag ik continueren? Ik was gebleven bij de vraag naar lopende
procedures. Die kwam van Kamerlid Van Ginneken. Ik denk dat u een belangrijk punt
aanstipt. Ik vind ook dat de overdracht van lopende procedures zorgvuldig en transparant
moet verlopen. Ik heb dan ook aandacht voor die transitie en wil afspraken maken met
de vergunninghouders. Ik stel een programma van eisen vast waaraan de nieuwe centrale
bemiddelingsorganisatie moet voldoen. Via deze weg zal ook worden geselecteerd op
de bereidheid om samen te werken met de bestaande vergunninghouders tijdens de periode
van overgang. Mijn doel is in september 2022 een keuze voor die organisatie te maken.
Ik heb daar net uiting aan gegeven. Dit kabinet beseft ook dat plannen mooi zijn,
maar dat je ze ook moet kunnen uitvoeren. Je moet ook kunnen doen wat je zegt. Daarom
wil ik, wanneer een dossier wordt overgedragen, dat betrokkenen hier actief over worden
geïnformeerd, zodat er heldere eenduidige communicatie is. Mede ten behoeve van het
proces bezie ik hoe, vooruitlopend op deze centrale organisatie, al meer kan worden
samengewerkt tussen de vergunninghouders. Ik ga later dieper in op die vergunninghouders
omdat daar een vraag over gesteld is door de heer Ellian van de VVD.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank aan de Minister voor de uitleg over de overdracht van dossiers. Hoor ik hem nu
zeggen dat het voor eventuele herkomstvragen die later ontstaan, geen gevolgen zal
hebben dat die dossiers overgedragen zijn en dat alle zachte informatie rondom zo'n
dossier ook goed en warm overgedragen wordt?
Minister Weerwind:
Alle informatie die beschikbaar is, wil je overdragen in het nieuwe dossier, zodat
alles compleet is. U hoort mij zeggen wat ik wens. Of dat in de onvoltooid tegenwoordige
toekomende tijd ook werkelijkheid is, moeten we monitoren. Daar moeten we een vinger
aan de pols houden.
Meneer de voorzitter, ik scan meteen of ik niks dubbels doe, want dan leg ik beslag
op uw tijd, wat ik niet wil.
Passende opvang. Sinds de opschorting van 8 februari 2021 beoordeelt de Centrale autoriteit
adoptievoorstellen strikter. Ik heb net gezegd hoe. Ik heb ook aangegeven wat in alle
gevallen in de dossiers beschreven moet zijn. Ik heb u ook verteld wat er allemaal
mogelijk moet zijn. Dit moet allemaal zijn weergegeven in het dossier van het kind
zodat dit later inzichtelijk is voor het kind. Dan is de logische vervolgvraag wat
onder passende opvang wordt verstaan. Dit moet per situatie worden bekeken. In meer
algemene zin zie ik een binnenlandse adoptie of een perspectief biedende pleegzorgplaatsing
als passend, in tegenstelling tot – laat ik het wat zwaarder aanzetten – vele opeenvolgende
pleegzorgplaatsingen of een heel lang verblijf in een kindertehuis. Ik dacht dat het
Kamerlid Mutluer eenzelfde opmerking maakte en wilde weten of ik dat deelde. Bij dezen.
Mij is ook gevraagd of ik nu al kan aangeven met welke landen de adoptierelatie behouden
blijft, of ik dat zou kunnen inkleuren. Neen. Die heroverweging moet nog plaatsvinden.
Over Haïti ben ik net duidelijk geweest. Daar is vanwege de veiligheidssituatie besloten
om de adoptierelatie op te schorten. Ik heb aangegeven dat de RSJ gevraagd is te adviseren
over de criteria die zijn gebruikt bij de landenanalyse. Voor 1 september verwacht
ik dat advies. U hoort dat er vaart zit in het proces. Daarna zal ik de criteria vaststellen.
Dan kom ik terug naar uw Kamer. Nadat dat allemaal is vastgesteld, zal de Centrale
autoriteit met behulp van de criteria de heroverweging maken.
De voorzitter:
Dit leidt tot een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb nadrukkelijk gevraagd in hoeverre het systeem waterdicht kan zijn. Passende
opvang is daar een voorbeeld van. U geeft het antwoord dat ik wilde horen, namelijk
dat het geen tijdelijke pleegzorg of tehuizen moeten zijn. Maar in hoeverre kun je
zoiets borgen? Dat is mijn concrete vraag, want dat is amper te controleren. Mijn
zorg begrijpt u volgens mij.
Minister Weerwind:
Ik kan uw zorg niet voor de volle honderd procent wegnemen, want dan overspeel ik
mijn hand, maar u heeft mij net horen zeggen dat ik de missies naar de landen waar
we een herkomstrelatie mee hebben en opbouwen, frequenter en gerichter ga uitvoeren
wanneer hier scherper naar gekeken moet worden. Dan zal dit punt continu onder de
aandacht moeten zijn. Ik kijk even naar mijn ambtenaren rechts; ik zit op de goede
lijn.
Ik was u bij de landenanalyse nog het antwoord schuldig op de vraag met welke vijf
landen wij een actieve adoptierelatie hebben. Dat zijn Portugal, Slowakije, Tsjechië,
Peru en Colombia.
De heer Ellian (VVD):
Sorry, voorzitter, dit ging wat snel. Wat is er met die vijf landen?
De voorzitter:
Die worden nog toegevoegd aan de landenanalyse. Zou de Minister die vijf landen nog
in een iets rustiger tempo kunnen noemen? Ik waardeer zijn voortvarendheid – we zitten
altijd in tijdnood – maar dit ging ook ons net iets te snel. Dus dank als u de landen
nog wilt opsommen.
Minister Weerwind:
Meneer Van Nispen, u brengt mij in spontane verlegenheid, want ik ga nooit te snel
voor u. De vijf landen zijn Portugal, Slowakije, Tsjechië, Peru en Colombia.
De heer Ellian (VVD):
Ik vraag dit omdat ik het graag precies wil snappen, want met sommige van deze landen
bestaat op dit moment toch geen relatie? O, wel? Met al deze landen? Dat was mij eerlijk
gezegd onbekend. Ik reageer even zo, want ik vind dat ik als Kamerlid moet uitkijken
met een oordeel over landen, maar hier zitten landen tussen waar ik rechtsstatelijk
wel wat vragen bij heb. Ik zie dat er druk overlegd wordt.
Minister Weerwind:
Er wordt op gewezen. Ik heb er gisteravond ook nog een keer over gelezen in het rapport
van de commissie-Joustra, waarin deze vijf landen ook worden genoemd. In hoofdstuk
9 van het rapport staat dat er tussen 2019 en 2022 een adoptierelatie is ontstaan
met deze landen. Nee, ik moet het als volgt formuleren: er zijn geadopteerden uit
deze landen naar Nederland gekomen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik wil nog even terugkomen op het begrip «passende opvang». Die term werd tot nu toe
niet zozeer gebruikt. Dat roept de vraag op: wat verstaat u daar precies onder? Begrijp
ik de Minister goed dat het wordt ingevuld op basis van het subsidiariteitsbeginsel
zoals we dat kennen vanuit het Haags Adoptieverdrag, maar dat het nu ook meer op individueel
niveau wordt bekeken in plaats van op landenniveau? Blijven de subsidiariteitsladder
van het Haags Adoptieverdrag en de uitwerking in de Guide to Good Practice dus nog
wel steeds het richtsnoer?
Minister Weerwind:
Daar kan ik volmondig ja op antwoorden.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Ja, ik doe het nu. Ik had niet helemaal verwacht dat deze landen ter sprake zouden
komen. Ik heb een jaar geleden iets gezegd wat voor mijn fractie heel belangrijk is,
namelijk dat de rechtsstatelijke waarborgen voor landen waarvan je zou kunnen overwegen
om er nog adoptie uit toe te staan, bijna gelijk zouden moeten zijn aan de rechtsstatelijke
waarborgen die Nederland kent. Dat is evident, want als je dat niet hebt, is het risico
op misstanden beduidend groter. Ik benadruk dit toch nog een keer. Voorzitter, dank
overigens dat u mij een langere interruptie toestaat; ik heb hierna ook niet per se
heel veel meer te zeggen. De Minister noemt nu twee landen. Ik heb op internet even
heel snel gekeken naar de rechtsstaatrapporten over die landen. Ik begrijp niet helemaal
goed waarom u die twee landen noemt. Ik twijfel of ik ze per se moet noemen, maar
ik doe het toch maar: het gaat om Colombia en Peru. De rechtsstatelijke waarborgen
zijn daar evident veel lager dan hier. Als deze landen toch overwogen worden, maak
ik me wel zorgen, even los van het punt van collega Van Nispen – dan hou ik op, voorzitter –
over wat het zegt als je uit welvarende landen adopteert. Toch even concreet over
Colombia en Peru: de rechtsstaat daar is echt anders ingericht dan hier, dus waarom
gaan we die landen herbeoordelen?
Minister Weerwind:
Ik constateer dat er in de periode 2019–2022 kinderen uit die vijf landen geadopteerd
zijn. Dat is de reden dat ik die landen noem. Ik begrijp wat u zegt, namelijk: kijk
ook naar de kwaliteit van de rechtsstaat én naar de rechten van het kind. Dat criterium
kan je zeker meenemen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's om te zien of ik mijzelf een vraag mag toestaan. Ja?
Dank. Ik heb juist een vraag over die andere drie landen. Uit Europese landen zou
eigenlijk ook niet geadopteerd moeten worden. Die landen in kwestie zouden zelf passende
opvang kunnen regelen. Juist dat roept bij mij vragen op, aanvullend op de terechte
vragen van de heer Ellian. Ik snap iets niet, want volgens mij gaat het verkeerd om.
Het besluit is genomen om adoptie te hervatten. Vervolgens worden daar landen bij
gezocht. Maar wat is dan het beeld van de Minister? Kunnen dat er twintig worden?
Kunnen dat vijf landen worden? Of kunnen het er ook nul worden? Kan het besluit ook
nog worden dat adoptie níét wordt hervat? Dat laatste zou ik namelijk wel consequent
vinden. Als we per land gaan kijken of het wel of niet verantwoord is, dan zou het
ook op nul kunnen eindigen. Want anders staat het al vast en worden er landen gezocht
bij een besluit dat al genomen is. Graag een reactie.
Minister Weerwind:
Als kinderen kunnen worden opgevangen in de landen zelf, en naar die situatie streef
je, dan ben je op nul. Dan worden de kinderen ook beschermd. Dan krijgen de kinderen
het recht om in welzijn en in welvaart goed op te groeien. Is dat op dit moment gelijk
in alle 27 Europese lidstaten of in alle andere landen van de wereld? Neen, dat is
het niet. Dat is geen rocketscience. Tegelijkertijd zeg ik tegen u: uit deze vijf
landen zijn in de afgelopen jaren kinderen naar Nederland geadopteerd. Daarom noem
ik deze landen. Daarom horen deze drie Europese landen erbij. Ik onthoud u geen informatie.
De voorzitter:
Dan heb ik toch een vervolgvraag. Volgens mij zou er niet geadopteerd moeten worden
uit Europese landen. Maar goed, het is inderdaad consequent dat ze nu opnieuw beoordeeld
worden als er in het verleden kinderen uit die landen zijn geadopteerd. Maar mijn
vraag is: staat nu vast dat adoptie wordt hervat? Of kan het ook op nul uitkomen omdat
uit een landenanalyse blijkt dat uit een aantal landen niet zorgvuldig geadopteerd
kan worden en dat een aantal landen strijdig zijn met het subsidiariteitsbeginsel?
Dat is mijn vraag. Ik wil hier meteen een andere vraag aan koppelen, dus het zijn
twee vragen in één. De Minister zegt dat hij met voor- en tegenstanders heeft gesproken.
Ik wil dat geloven, ik wil dat aannemen en ik wil het eerlijk gezegd ook kunnen controleren.
Ik zou dus heel graag een lijst van de Minister krijgen. Met welke betrokkenen, welke
partijen, welke organisaties is gesproken in aanloop naar dit besluit?
Minister Weerwind:
Alle landen zullen via een analyse tegen het licht worden gehouden. Laat ik daar helder
over zijn. Ten slotte, als alle landen daaraan voldoen, kan je naar nul gaan. Ik vrees
dat wij anders een semantische discussie krijgen. Dan begrijpen we elkaar niet. Uw
tweede vraag: geef mij een lijst van de voorstanders die je gesproken hebt, maar met
name ook van de tegenstanders. Ik wil dan wel een complete lijst geven. Dan krijgt
u die van mij en dan stel ik die graag beschikbaar aan de hele commissie.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
In aanvulling daarop. Ik snap waarom de collega die vraag stelt: omdat de tegenstanders
die ons hebben benaderd, zich niet gehoord voelen. Dat is wel even iets wat ik hier
wil voorleggen. Ik wens een toezegging van de bewindspersoon dat hij bereid is om
het gesprek aan te gaan met deze groep, veelal geadopteerden en een aantal belangenorganisaties,
die het gevoel heeft niet gehoord te worden, zodat we in september een veel afgewogener
beslissing kunnen nemen. Dat geef ik graag mee, in navolging van de vraag van collega
Van Nispen.
Minister Weerwind:
Ik deel eigenlijk uw opvatting, mevrouw Mutluer. Ik wil hen graag horen. Mijn ambtenaren
hebben een diner pensant gehouden. Dat was weliswaar voor mijn tijd, maar daar waren
voorstanders en er waren tegenstanders. Ik vind het ook van belang om ze te horen
tijdens het gehele proces, niet alleen toen, maar nu ook en in de toekomst ook. Dan
blijven we de dialoog openhouden met de samenleving en kunnen we kijken of we op de
goede weg zitten. Ik ben dus niet doof of blind voor de constructieve kritiek.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dat vind ik heel fijn, want ik ken uw intenties. Dit was een constructieve oproep
aan u, omdat de praktijk zich niet altijd goed gehoord voelde. Neem dat dus alstublieft
mee.
Minister Weerwind:
Helder, mevrouw Mutluer. En het is zo helder dat ik nu aangeef dat het onderdeel van
mijn policy is om altijd de dialoog open te houden met voorstanders en tegenstanders.
Er is mij een vraag gesteld over de misstanden. Hoe wordt geborgd dat misstanden voorkomen
kunnen worden? Allereerst verdient het notie dat het nieuwe systeem misstanden niet
voor de volle honderd procent kan voorkomen. Ik zeg het met klem: een waterdicht systeem
bestaat niet. Wel kan het risico worden verkleind door extra waarborgen. Ik heb u
net aangegeven welke waarborgen dat zijn; anders val ik in herhaling.
Er is een terechte vraag gesteld over de centrale bemiddelingsorganisatie. Ja, ik
ben druk bezig om te komen tot één centrale bemiddelingsorganisatie. Ik heb u net
aangegeven dat ik het bureau Andersson Elffers Felix heb gevraagd mij hierbij te ondersteunen
en te adviseren. Denkbaar is dat vanuit de huidige vier vergunninghouders voorstellen
komen om, al dan niet gezamenlijk, als centrale bemiddelingsorganisatie door te gaan.
Ik hoor dat dat de voorkeur heeft van de heer Ellian, om de kennis en de kunde optimaal
in te zetten. Het heeft ook mijn voorkeur als Minister, omdat het dan mogelijk is
om relatief snel een nieuwe centrale bemiddelingsorganisatie vorm te geven en opgebouwde
kennis en kunde ook in de toekomst goed te blijven benutten, mits uiteraard wordt
voldaan aan het programma van eisen. De beoogde organisatie moet kwalitatief hoogwaardig,
duurzaam en vertrouwenwekkend zijn.
U stelde ook nog een andere eis: er mag geen projectverwevenheid zijn met projectactiviteiten
in de landen van herkomst. Dat deel ik met u, meneer Ellian. Maar ja, om vaart in
het proces te houden, moet ik ook het volgende concluderen. Indien het vormgeven van
een nieuwe rechtspersoon het beste voorstel is, betekent dit dat het langer duurt
voordat deze rechtspersoon als nieuwe centrale bemiddelingsorganisatie operationeel
kan zijn, omdat er een specifieke procedure moet worden gevolgd. Onderdeel van de
procedure die ik dan moet volgen, is bekrachtiging door u, de Tweede Kamer, en de
Eerste Kamer. U hoorde mij net duidelijk stellen dat ik in september mijn keuze wil
hebben gemaakt. Dan zal de betreffende initiatiefnemer een plan van aanpak moeten
opstellen om te komen tot een inrichtingsplan, statuten, een raad van toezicht en
ministeriële betrokkenheid en verantwoording. De bemensing zal moeten worden geregeld,
evenals samenwerkingsafspraken met huidige vergunninghouders gedurende de overgangsfase
waarover ik sprak, kwaliteitsborging en al dat soort activiteiten. Ik heb u net aangegeven
hoe de inspectie toezicht zal houden op de kwaliteit van de nieuwe organisatie. Dat
gebeurt niet door ambtenaren van het Ministerie van JenV. De inzet is en blijft dat
eind dit jaar duidelijkheid kan worden gegeven over de concrete invulling van de nieuwe
centrale bemiddelingsorganisatie, inclusief de bijbehorende juridische onderbouwing.
Meneer de voorzitter. De voorlichting over nieuwe procedures vindt medio september
vanuit Fiom plaats. Ik heb u net aangegeven waarmee de RSJ zal komen in september.
Ik heb u ook het proces aangegeven.
Een vraag die is gesteld door de heer Van der Staaij, is hoe ik invulling geef aan
de motie over het in internationaal verband versterken van het onafhankelijk toezicht
op de naleving van het Haags Adoptieverdrag. Ik ben daar al op ingegaan. Ik heb genoemd
de frequentie, de reikwijdte en het vergroten van werkbezoeken aan de landen van herkomst.
De bij het Haags Adoptieverdrag aangesloten landen bespreken in juli daarnaast ook
nog instrumenten die helpen om misstanden te voorkomen, maar ook om misstanden te
adresseren. Daarbij wordt ook ingezet op een spoedige ingebruikneming van een toolkit
illicit practices. Ik durf u niet te vertellen wat er allemaal in die toolkit zit.
Als u dat wilt weten, dan geef ik u die informatie graag. Ook intensiveert Nederland
de samenwerking met andere ontvangende landen. Denk dan aan het actiever delen van
informatie en gezamenlijk onderzoek naar instanties en adoptieprocedures in landen
van herkomst. Tot slot worden gesprekken gevoerd met het Permanent Bureau over de
wijze waarop het ondersteuning en training kan bieden aan landen van herkomst. De
focus ligt daarbij op de juiste toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.
Ik heb u al toegezegd dat u een lijst krijgt met organisaties die we gesproken hebben,
weliswaar voor mijn tijd, zoals Defence for Children en CoMensha. Wij gaan die lijst
opstellen. Ik heb ook al benadrukt hoe belangrijk ik het vind dat we open in gesprek
met elkaar blijven.
Ik wilde nu overgaan naar Fiom, als u mij dat toestaat, meneer de voorzitter. Ik heb
hier meer tijd voor nodig, want er zijn veel vragen gesteld over Fiom. Het spijt me
dat ik lappen tekst moet gaan voorlezen, maar ik wil graag helder zijn en niets overslaan.
Er waren terechte vragen van u over het aanwezige draagvlak in het veld voor de positionering
van het expertisecentrum bij Fiom. Fiom is, lijkt mij, de meest logische keuze om
inhoudelijk op voort te bouwen en ook het expertisecentrum spoedig te realiseren.
Ik ben net als u bekend met het feit dat er onder geadopteerden bezwaren bestaan tegen
deze keuze. De betrokkenheid van Fiom bij interlandelijke adoptie in het heden en
ook in het verleden is een veelgehoorde gevoeligheid. Fiom biedt op dit moment bijvoorbeeld
voorlichting en nazorg aan adoptieouders. Ook is Fiom binnen Nederland het contactpunt
voor het International Social Service-netwerk, dat op dit moment ook wordt ingezet
voor zoektochten, maar in het verleden soms ook betrokken was bij de totstandkoming
van adopties, in sommige landen nog steeds. Deze betrokkenheid van Fiom bij adoptie
kan voor sommigen, temeer voor degenen die slachtoffer zijn van misstanden en hierbij
problemen ondervinden, een drempel zijn om bij het centrum aan te kloppen.
Dat is de reden dat ik een aantal randvoorwaarden aan Fiom heb meegegeven, zoals een
blijvende betrokkenheid van de geadopteerden zelf bij de diensten van het expertisecentrum.
Dat is één. Twee. Herkenbaarheid en een eigenstandige positie van het centrum, ook
op de lange termijn. Drie. Kwaliteit van de dienstverlening. Hoe maken we echt werk
van een professioneel centrum? Het plan van Fiom is op 19 mei van dit jaar getoetst
in een sessie met belangenorganisaties. Ik was daar zelf niet bij, maar formeel natuurlijk
wel, want mijn ambtenaren hebben dat gesprek gevoerd. Ik heb begrepen dat het een
open en constructief gesprek was. Maar daarmee is er geen volledig draagvlak. Dat
is ook niet haalbaar, denk ik. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de brief die voorafgaand
aan dit debat is verzonden door Defence for Children en is meeondertekend door meerdere
belangenorganisaties. Laat ik u hierop meegeven dat er bij de inrichting van het expertisecentrum
ongeveer twintig interactieve bijeenkomsten hebben plaatsgevonden. Hiervoor waren
ook belangenorganisaties uitgenodigd. Helaas was om verschillende hen moverende redenen
niet iedereen daar. Op de bijeenkomsten is op constructieve wijze invulling gegeven
aan de inhoudelijke contouren van het centrum, maar duidelijk is ook dat opvattingen
en ondersteuningsbehoeften verschillen. Dat heeft tot het inzicht geleid dat het in
de kern gaat om het bieden van goede ondersteuning voor de totale doelgroep van ongeveer
40.000 geadopteerden in Nederland. Dat kan op korte termijn door het centrum te positioneren
bij Fiom en daar maatwerk te bieden.
Meneer de voorzitter. Al met al, met ook oog voor de bezwaren, zie ik toch voldoende
basis om in gezamenlijkheid op voort te bouwen en om, zoals gezegd, via Fiom op korte
termijn het centrum te openen. Die roep is er. Die roep heb ik ook bij u gehoord.
Laten we aan de slag gaan. Fiom gaat samen met de betrokken partners aan de slag met
de realisatie. Ik doe dan ook vanaf hier een beroep op alle betrokkenen om zich hier
samen sterk voor te maken. Uiteraard zal vertrouwen in elkaar moeten groeien en zal
dit moeten blijken in de praktijk. Van mij mag u verwachten dat ik dat nadrukkelijk
blijf volgen.
Het Kamerlid Mutluer heeft de vraag gesteld of ik deel dat het voornemen zou moeten
zijn om in de adviesraad ook geadopteerden en ouders te laten plaatsnemen. Ik kan
kort zijn: ja, dat deel ik. Dat heb ik mijns inziens net al gezegd.
Dan het doel en budget van het expertisecentrum. Het is een fors bedrag; wat gaan
ze nou precies doen? Daar ben ik eerder op ingegaan. Ja, het is een bedrag van 36,4 miljoen euro,
dat beschikbaar is gesteld in 2021 om het duurzame expertisecentrum in te richten.
Dit is in eerste instantie voor een periode van tien jaar. Het is bedoeld voor de
inrichting van het centrum, maar ook voor de versterking van de belangenorganisaties
voor interlandelijke adopties met een subsidieregeling. Beide zijn essentieel voor
ondersteuning.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer heeft een vraag aan u.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Misschien komt de Minister er straks nog op terug, maar zowel voor- als tegenstanders
hebben toch hun bedenkingen geuit over de invulling van het expertisecentrum. Er zou
geen oog zijn voor de pijn die is geleden of om eventueel te kijken in hoeverre eerder
geadopteerden die met dit soort misstanden te maken hebben gehad, financiële compensatie
kunnen krijgen. Ook vragen voor- en tegenstanders zich af of het niet beter is dat
bij het expertisecentrum met name individueel wordt bekeken wat iemand nodig heeft,
zoals DNA-onderzoek of een reis naar het land van herkomst. Zou het expertisecentrum
daar niet meer een rol in moeten spelen in plaats van, zoals u aangeeft in uw brief,
subsidieregelingen te geven en te kijken of er generieke ondersteuning kan worden
geboden? Wilt u daar alstublieft even op ingaan?
Minister Weerwind:
Ik maak dan meteen gebruik van de vraag van mevrouw Mutluer om het bruggetje te leggen
naar het rootsfonds, want ook bij de subsidieregeling gaat het om generieke ondersteuning
aan geadopteerden. Daarbij ben ik voornemens – hier komt-ie – om ook ondersteuning
bij rootsreizen of aan groepen hieronder te laten vallen. Dit drukt indirect de kosten
van individuele geadopteerden. U kunt hierbij denken aan de inzet van een protocol
of aan praktische begeleiding tijdens een groepsreis naar een land van herkomst. Wanneer
treedt de subsidieregeling in werking? Dat is in oktober. Dat is mijn doel, mijn streefdatum.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dat roept een vervolgvraag op, de laatste in mijn geval. Ik kan me best voorstellen
dat de groepsreizen geen oplossing zijn, maar dat het beter zou zijn als het individueel
plaatsvindt. Ga je dan zeggen: dat doen we dan maar niet?
Minister Weerwind:
Mevrouw Mutluer, ik ga daar zo op in. Dat was het rootsfonds; dan heb ik dat ook meteen
meegenomen.
Meneer de voorzitter. Ik wil nu overgaan naar de binnenlandse afstand en adoptie.
De voorzitter:
Minister, bedoelde u dat u in uw tweede termijn terugkomt op de zojuist gestelde vragen
over het rootsfonds?
Minister Weerwind:
Jazeker.
De voorzitter:
U komt er in tweede termijn nader op terug. Dat is prima, dank u wel. Mevrouw Van
Ginneken heeft nog een vraag aan u.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Ik had de Minister ook nog een vraag gesteld over de manier waarop wordt geborgd dat
de psychosociale zorg die wordt geboden, voldoet aan alle vereisten van kwaliteit
en onafhankelijkheid die we ook buiten de adoptiecontext stellen. Die vraag is volgens
mij nog niet beantwoord.
Minister Weerwind:
Bij de psychosociale zorg zit je toch op individueel niveau, of op individuniveau;
zo moet ik het formuleren. Ik wil daar in tweede instantie op terugkomen. Ik neem
dat mee bij de vraag die mevrouw Mutluer heeft gesteld.
Meneer de voorzitter. Ik continueer met de binnenlandse afstand en adoptie. Ook dit
onderwerp verdient onze aandacht. Uw Kamer is hier in de afgelopen jaren meerdere
keren over geïnformeerd. Het onderzoek dat in 2019 is gestart, is stopgezet. In plaats
daarvan zal een onafhankelijke onderzoekscommissie het systeem onderzoeken waarin
binnenlandse afstand en adoptie hebben plaatsgevonden. Ik ben ook verheugd om van
enkelen van u te horen dat u meer dan ondersteunt dat professor Micha de Winter leiding
gaat geven aan deze onderzoekscommissie. Ik heb ook de gesprekken met hem gevoerd
en hij is bereid gevonden om de commissie voor te zitten. Hij bereidt zich voor en
verwacht aan het eind van de zomer te kunnen starten. Mijn ministerie verleent hem
alle medewerking om in volledige onafhankelijkheid te kunnen werken. Ik verwacht u
na de zomer te kunnen informeren over de formele instelling van de commissie. Ik kan
uw Kamer dan ook informeren over de uitkomst van de erkenningstafels, want deze tafels,
waarin met een zo breed mogelijke groep belanghebbenden wordt gesproken, worden door
de deelnemers gewaardeerd maar zijn zeker nog niet afgerond. Ik ben blij dat we hiermee,
en met de onafhankelijke onderzoekscommissie, concrete stappen naar erkenning zetten.
Dit zijn we aan alle belanghebbenden verplicht.
Belangenbehartigers hebben ook gevraagd of Fiom een uitvoerende rol krijgt bij het
onderzoek van de onderzoekscommissie. Hoewel ik niet kan en wil spreken voor deze
onafhankelijke commissie, kan ik wel het standpunt herhalen dat Fiom in een overleg
van maart aan ViZ en DNA duidelijk heeft gemaakt: dat Fiom geen rol speelt bij het
onderzoek. Net als het Ministerie van JenV neemt Fiom de positie in dat het onderzoek
onafhankelijk moet zijn en dat Fiom net als het ministerie onderwerp van onderzoek
is. Dan past het niet om tevens een andere rol op zich te nemen. Het antwoord op de
vraag die Kamerlid Van Ginneken stelde, is dus: er is geen uitvoerende rol van Fiom
bij het onderzoek.
Verleden in Zicht heeft een notitie gestuurd, waarin een aantal punten is genoemd.
Wij zijn binnen het departement bekend met de notitie van Verleden in Zicht. De punten
die Verleden in Zicht hierin noemt, heb ik al in eerdere brieven aan uw Kamer geadresseerd:
de brieven van 10 juni en 22 maart 2022. Mijn ambtsvoorganger heeft dat gedaan op
9 december 2021. Er zijn twee nieuwe punten in de notitie die ik nu mondeling met
u kan bespreken, namelijk de rol van de belangengroepen en Fiom bij het onderzoek
door de onderzoekscommissie onder voorzitterschap van Micha de Winter, en een aansprakelijkstelling
voor de fouten bij de inrichting van het aanmeldpunt.
In de eerste plaats de rol van belangengroepen en Fiom bij het onderzoek. Ik ben op
de hoogte van de wens van ViZ en andere belangengroepen. Ook de voorzitter van de
onderzoekscommissie is hiervan op de hoogte. Het is – daar wil ik heel duidelijk over
zijn – aan de onafhankelijke onderzoekscommissie om te bepalen hoe zij haar onderzoek
gaat uitvoeren en of en hoe zij in gesprek wil gaan met belangengroepen. De nadrukkelijke
wens bij de belangengroepen om onderzoek naar het systeem van binnenlandse afstand
en adoptie door een onafhankelijke onderzoekscommissie te laten uitvoeren, betekent
dat de commissie onafhankelijk is en ook hierin volledig vrij is. Ik respecteer de
onafhankelijkheid van de onderzoekscommissie en zal hier dus geen stappen ondernemen.
Dan de betrokkenheid van Fiom bij het onderzoek. Ik herhaal het standpunt dat Fiom
in het overleg van maart aan Verleden in Zicht en De Nederlandse Afstandsmoeder duidelijk
heeft gemaakt: Fiom speelt geen rol bij het onderzoek.
Dan het verzoek om schadevergoeding waarover Verleden in Zicht in zijn notitie rept.
De Staat is inderdaad door de stichtingen De Nederlandse Afstandsmoeder en Verleden
in Zicht aansprakelijk gesteld voor de problemen rond het aanmeldpunt en er is om
schadevergoeding gevraagd. Door de landsadvocaat zijn vragen gesteld naar aanleiding
van dat verzoek. Voor een collectief verzoek om schadevergoeding zoals ingediend door
De Nederlandse Afstandsmoeder en Verleden in Zicht is krachtens de AVG een mandaat
nodig namens alle betrokkenen. Zolang het vereiste mandaat niet aanwezig is, bestaat
er geen aanleiding voor een nader gesprek over het verzoek. Ik verzoek Verleden in
Zicht en De Nederlandse Afstandsmoeder dan ook om als ze hier verdere actie willen
ondernemen, dan ook de nodige stappen te zetten. Als betrokkenen menen dat ze aanwijsbaar
schade hebben geleden door de onterechte verwerking, kunnen zij zich overigens ook
– dat zeg ik tegen u – tot het ministerie wenden.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Meneer Van Nispen heeft een vraag aan u, Minister.
De heer Van Nispen (SP):
Ik begrijp dat de onafhankelijke commissie-De Winter vanzelfsprekend onafhankelijk
is en dat we haar dus niet kunnen opdragen: doe dit of doe dat. We kunnen hier wel
uitspreken – althans, laat ik dat dan doen – dat het niet goed denkbaar is dat de
betrokkenen, die precies weten wat er is gebeurd in het verleden en die precies weten
wat er onderzocht moet worden, niet betrokken zouden worden bij de opzet, dan wel
niet zou worden ingezet als klankbordgroep voor zo'n commissie. Misschien kan de Minister
daar toch nog iets over zeggen en mijn wens, of als anderen zich erbij aansluiten
de wens van de Kamer, meegeven. Vervolgens is het aan de commissie om daar een onafhankelijk
besluit over te nemen.
Ten tweede zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken om recht te zetten wat er
in het verleden is misgegaan ten aanzien van de privacyschendingen bij het uiteindelijk stopgezette onderzoek. Ik vind het wel heel onbevredigend
wat er nu gebeurt. Nu moeten eigenlijk al die individuen afzonderlijk het ministerie
aansprakelijk stellen omdat de landsadvocaat vindt dat gecontroleerd moet worden welke
personen zich allemaal gevoegd hebben. Dat is eigenlijk een nieuwe privacyschending
bij een aansprakelijkstelling van een privacyschending uit het verleden. Dat maakt
dit zo wrang, en dan druk ik mij mild uit. Dus is hier een oplossing voor, zodat het
ministerie toch in gesprek gaat met de betrokkenen over de afwikkeling van wat er
in het verleden fout is gegaan?
Minister Weerwind:
Ik weet zeker dat professor De Winter dit commissiedebat volgt en dat u zich ook rechtstreeks
tot hem uitspreekt met uw verzoek, uw wens. Maar het enige wat ik de commissie-De
Winter – laat ik het maar zo uitspreken – heb meegegeven, is dat ik wenste dat de
commissie zou bestaan uit een goede vertegenwoordiging van man en vrouw. Dat is wat
ik heb meegegeven. Voor de rest is Micha de Winter een erudiete persoonlijkheid met
kennis en kunde binnen dit domein. Hij wilde dat het een onafhankelijke commissie
zou zijn. Hij heeft me gevraagd om dat ook te respecteren en dat doe ik ook, vandaar
dat ik dat nog een keer met klem herhaal. Dan wat betreft wat u mij vraagt. Ik heb
net gezegd dat ik de wet in dezen volg; ik heb de landsadvocaat er niet voor niets
bij geroepen. Ik ga u ook niet gelukkig maken met mijn antwoord, zeg ik tegen de heer
Van Nispen. Dat kan ik niet. Mag ik door, voorzitter?
De heer Van Nispen (SP):
Het is niet anders.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
U mag zeker door.
Minister Weerwind:
Er is mij het volgende gevraagd. U heeft een casus genoemd. Ik herhaal even de naam
van de betrokkenen niet, maar ik weet exact wat u bedoelt. Dat was een vraag van het
Kamerlid Van Nispen. Het is een lopende zaak op dit moment. Daarom kan en mag ik daar
niet op ingaan. Hij is onder de rechter. Ik kan me voorstellen dat dat een weinig
bevredigend antwoord voor u is, maar ook hier zit ik vast aan de rol die ik de onafhankelijke
rechtspraak moet geven en die ik moet respecteren.
Dan de motie van de SP en de SGP, waaraan gerefereerd werd. Het is niet mijn bedoeling
om een motie naast me neer te leggen. Laat ik daar helder over zijn. In de motie lees
ik de oproep aan de regering, het kabinet, om niet weg te lopen voor de verantwoordelijkheid
in kwesties rondom de binnenlandse adopties. Ik heb ook met beide organisaties, ViZ
en DNA, aan tafel gezeten. Zij hebben mij ook duidelijk gemaakt waarom ze bestaan
en wat hun worsteling is. Ik heb daarvan ook goed kennisgenomen. In de motie lees
ik een oproep: loop niet weg voor je verantwoordelijkheid in kwesties rondom binnenlandse
adopties, regering. Ik neem die verantwoordelijkheid, maar daartoe laat ik allereerst
feiten goed onderzoeken. Ik heb hier ook toegezegd daaraan passende gevolgen te verbinden
indien dit onderzoek daartoe aanleiding geeft.
De motie geeft verder aan dat het niet passend zou zijn om een beroep te doen op verjaring.
Dat ligt, denk ik, zeker in het licht van het onderzoek dat wordt opgestart, genuanceerder.
Betrokkenen moeten in bepaalde gevallen ook worden beschermd tegen de belasting van
procedures die ongeschikt zijn voor hetgeen wordt nagestreefd. Een juridische procedure
is niet altijd geschikt om feiten uit een ver verleden vast te stellen en juridisch
te beoordelen. Mijn inzet is er juist op gericht om procedures niet nodig te maken.
Eerst wens ik de feiten op tafel te hebben. Met de resultaten van de erkenningstafels
en het onafhankelijke onderzoek verwacht ik dat we verdere stappen kunnen maken richting
het OM en richting betrokkenen. Stappen worden gezet. Ik ben voornemens om zonder
schroom of terughoudendheid erkenning te geven aan gedupeerden en verantwoordelijkheid
te nemen voor het verleden indien uit het onderzoek blijkt dat zich onder verantwoordelijkheid
van de Staat fouten of misstanden hebben voorgedaan.
In de motie wordt een begrijpelijk verband gelegd tussen zaken betreffende interlandelijke
en binnenlandse adoptie, maar u moet zich realiseren dat daar toch wezenlijke verschillen
tussen zitten. Allereerst moet op dit moment nog onderzoek worden verricht naar binnenlandse
adoptie. Het is op dit moment nog ongewis wat de inhoud en conclusies daarvan zijn.
Daarnaast betreft het bij binnenlandse adopties een groep eisers die veelal beschikt
over Nederlandse dossiers en die gebruik kan maken van het Nederlandse rechtssysteem.
Verder gaat het hier, anders dan bij de interlandelijke adopties, niet louter om kinderen,
maar ook om volwassenen, die eerder in staat geacht mogen worden om misstanden aan
de kaak te stellen. Ten slotte gaat de periode waar het bij binnenlandse adoptie over
gaat, nog verder terug dan bij interlandelijke adoptie, waardoor feiten nog moeilijker
vast te stellen zijn in een procedure.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Zodra het om verjaring gaat, dwalen mijn gedachten soms af naar mijn korte periode
als advocaat. Ik ga de Minister niet om een toezegging vragen, maar ik wil hem wel
één ding meegeven. De ervaring is dat de Staat niet altijd uitblinkt in het schrijven
van brieven waarin enige compassie wordt getoond voor de ontvanger van de brief. Die
compassie proefde ik net wel bij de Minister, maar een beroep op verjaring is vaak
vrij botweg: de Staat beroept zich op verjaring. Dat kan heel pijnlijk overkomen op
mensen, dus ik wil u meegeven dat als ... U zei net: feiten. Soms willen we mensen
tegen zichzelf in bescherming nemen. Dat kan. Daar ga ik niet over oordelen. Maar
alstublieft, laat de Staat dat dan met enig gevoel voor betrokkenen toelichten, zonder
een bot briefje te sturen met: wij beroepen ons op verjaring. Dat is overigens even
los van wat ik van dat beroep zou vinden.
Minister Weerwind:
Ik ben het volstrekt met u eens. Het mag niet een koud, kil briefje zijn. Hier hoort
echt een menselijke warmte bij. Daar zal ik op toezien. Dat geef ik ook mee aan de
instructie voor de communicatie met betrokkenen.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Ik wil nog één punt opbrengen over het onderzoek naar binnenlandse adoptie die zich
in het verleden heeft afgespeeld. De Minister heeft zojuist een aantal onderwerpen
uit de recente brief van Verleden in Zicht benoemd, maar eentje niet. Daar zou ik
graag aandacht voor willen vragen. Dat betreft de privacy rondom de verslagen. Mijn
informatie is – dat staat ook in de notitie van Verleden in Zicht – dat verslagen
destijds ook zijn aangetroffen bij het Ministerie van Justitie. Ik hoorde anekdotisch
dat ook externen die destijds ingehuurd zijn om de gesprekken te voeren, de verslagen
mogelijk op hun eigen laptop hebben. In de eerdere terugkoppeling vanuit de Minister
is alleen aangegeven dat de verslagen bij Fiom en Verwey-Jonker verwijderd zijn, maar
dat zegt dus niets over de andere plekken. Daarmee is voor de betrokkenen, die hun
hart hebben uitgestort in de gesprekken, onduidelijk wie nou allemaal precies de verslagen
gelezen heeft en of ze nog te lezen zijn. Zou de Minister daar nog nadrukkelijk op
kunnen ingaan?
Minister Weerwind:
Ik vind het een ernstig punt. Als ik u goed en scherp beluister, vraagt u aan mij:
zijn er nog verslagen binnen het departement, en zijn die nog in te zien en te lezen
door ambtelijk functionarissen of derden actief op het ministerie? Zo interpreteer
ik uw vraag. Mij is te verstaan gegeven dat alle verslagen vernietigd zijn. Maar omdat
ik dit heel kwetsbare informatie vind, ga ik nog een extra check vragen – u mag dit
noteren, want ik vind dit heel belangrijk – dat daadwerkelijk alle verslagen vernietigd
zijn.
Voorzitter: Ellian
De heer Van Nispen (SP):
Mijn laatste interruptie gaat over het antwoord over de zaak die onder de rechter
zou zijn. Althans, dat kan worden betwist. De Minister wil niks zeggen over een individuele
zaak. De Minister gaat in hoger beroep – althans, de Staat gaat in hoger beroep –
tegen een meneer die gelijk heeft gekregen van de rechter, met alle enorme ellende
voor de betrokkenen in kwestie als gevolg. Op mijn vraag of de Minister bereid is
om het hoger beroep in te trekken, zegt de Minister hier vervolgens dat hij daar niks
over kan zeggen, omdat hij in hoger beroep is gegaan. Dat voelt toch bepaald onbevredigend.
Deze meneer heeft gelijk gekregen. Ik noemde zijn naam – ik heb daar toestemming voor –
maar het geldt voor meer mensen die gelijk krijgen van de rechter. De Staat gaat in
hoger beroep en die mensen gaan er gewoon kapot aan. Dat is de realiteit. Ik roep
de Minister op om ervoor te zorgen dat de Staat zich erbij neerlegt als mensen in
het gelijk worden gesteld. Het gaat over een onrechtmatige behandeling door de Staat,
een grote verantwoordelijkheid voor de Nederlandse overheid. Dat vind ik dus heel
erg kwalijk.
Daaraan gekoppeld nog het volgende. Er ligt een aangenomen motie van de heer Van der
Staaij en mij met het verzoek – dat ligt in het verlengde hiervan – aan de Staat om
zich niet te beroepen op verjaring. In plaats van dat de Minister hier ruiterlijk
toezegt «dat zullen we inderdaad niet doen; het is aan mensen zelf om te procederen;
als het niet kan worden bewezen, dan kan het niet worden bewezen, maar we gaan niet
op voorhand zeggen dat iemand geen zaak heeft», zegt de Minister «we willen mensen
tegen rechtszaken beschermen en daarom beroepen we ons op verjaring». Dat vind ik
niet kunnen. Ik roep de Minister op om zijn antwoorden op deze twee vragen te heroverwegen.
Minister Weerwind:
Er zijn momenten dat ik mij beraad. Ik ben geneigd om te zeggen: ik hou mij vast aan
het standpunt en het antwoord dat ik u net gegeven heb. Maar u had het over veel meer
soortgelijke zaken, zoals u dat schetst. Als er meer soortgelijke zaken zijn, kan
het niet de bedoeling zijn dat de Staat mensen extra leed laat doormaken doordat de
Staat in hoger beroep gaat. Daar vindt u mij in de piëteit. Tegelijkertijd loop ik
dan dwars door een proces, want ik heb ook het algemene belang te behartigen en daarnaar
te kijken. Dat doe ik ook als zodanig. Ik ga u niet toezeggen dat ik mijn standpunt
ga heroverwegen. Ik ga u wel aangeven dat ik de meerdere soortgelijke zaken goed tegen
het licht wil houden en mij goed wil laten informeren over hoe wij daarmee zijn omgegaan
en of dat terecht of onterecht is. Dat is het enige. Die beweging wil ik maken.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Dan bedank ik de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. We zijn toegekomen
aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Daarvoor hebben wij een derde van
de afgesproken spreektijd, dus ongeveer anderhalve minuut per persoon. Ik geef het
woord aan de heer Ellian. Gaat uw gang.
De heer Ellian (VVD):
Ik zal mijn stopwatch aanzetten om de tijd niet te overschrijden.
Dank, voorzitter. Ik bedank de Minister voor de beantwoording. Ik heb twee punten
in tweede termijn. Die verjaring houdt mij ook bezig. Collega Van Nispen is soms wat
directer dan ik, maar eigenlijk begrijp ik hem heel goed, ook vanuit juridisch perspectief.
Als je je beroept op verjaring, doen de redenen er namelijk niet zo veel toe. Het
is gewoon een keiharde blokkade van iemands vordering. Ik wil ook hier de Minister
vragen om het aan de rechter over te laten, ook al heeft hij moreel misschien goede
redenen om iemand in bescherming te nemen. Ik sluit me toch enigszins aan bij de woorden
van collega Van Nispen.
Voorzitter. Ik zit een beetje wiebelend, want ik heb nog 30 seconden. Ik ben echt
verbaasd, zeg ik u eerlijk, dat Colombia en Peru genoemd worden. Nogmaals, ik vind
het lastig om als parlementariër een oordeel te vellen over andere landen. Bij deze
twee landen is echter vrij evident – ik wil nu niet het hele debat heropenen – dat
de rechtsstatelijke waarborgen, dus ook de procedurele waarborgen, buitengewoon minimaal
zijn vergeleken met die van ons. Dat is de hele aanleiding waarom we hier zitten.
Goed, u voegt het toe aan de landenanalyse, maar ik geef u mee: als uit de analyse
komt dat landen als Colombia en Peru veilig worden bevonden, dan zou het kunnen dat
we een ander gesprek hebben met elkaar, zeg ik u heel eerlijk.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb toch een vraag, want ik heb zelf juist ervaring met Colombia. Het viel mij
op dat daar juist uitvoerige waarborgen zijn, die er in veel andere landen niet waren.
Als aspirant-adoptieouders moet je met de kinderbescherming daar een gesprek hebben.
Het is prima dat het kritisch doorgelicht wordt, maar ik denk dat we moeten oppassen
om vanuit een algemeen beeld van dé rechtsstaat in Colombia te zeggen of in deze specifieke
familierechtelijke zaken aanleiding is om te veronderstellen dat de procedures niet
goed zouden zijn.
De heer Ellian (VVD):
Laat ik het zo zeggen: procedures vallen of staan met de invulling daarvan. Het zijn
mensen. Daarom probeerde ik terughoudendheid te betrachten in mijn oordeel over dat
land. Ik vind me dat niet helemaal passen. Maar ik mag toch hopen dat collega Van
der Staaij met mij meevoelt dat als het gaat om de integriteit van de overheid aldaar,
het niet gek is dat ik me afvraag of er bij de procedures sprake is van een papieren
realiteit of dat er echt goede waarborgen in zitten. Ik heb daar bedenkingen bij.
U heeft gelijk als u zegt: meneer Ellian, wacht de analyse af. Maar ik vind het ongemakkelijk,
zeg ik in alle openheid.
De voorzitter:
Was u aan het eind gekomen van uw tweede termijn?
De heer Ellian (VVD):
Ja, ik had 1 minuut en 31 seconden.
De voorzitter:
Ja, ik zag het. Ik probeer enige coulance te betrachten. Mevrouw Van Ginneken, aan
u het woord.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank u, voorzitter. Ik ga proberen die ene seconde in te halen.
In het debat vandaag komt geheel terecht naar boven dat het in het verleden is misgegaan
en hoe groot de impact op mensen is als het henzelf betreft. Ik vind het mooi dat
we daar met elkaar uitgebreid over hebben gesproken. Toch wil ik ook even memoreren
dat een groot deel van de geadopteerden heel positief staat ten opzichte van interlandelijke
adoptie. Gelukkig gaat het dus ook heel vaak goed. Ik ben blij dat de Minister ziet
dat er een nieuw stelsel moet komen met veel meer waarborgen. Ik hoor dat hij dat
wil doen in betrokkenheid met de mensen om wie het gaat. Daar wil ik hem heel erg
in steunen en aanjagen. Ik houd vanzelfsprekend de vinger aan de pols om te zien of
dat goed blijft gaan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. U kunt zich vast voorstellen dat ik als Kamerlid bij dit dossier
heb gedacht: wat een enorme worsteling. De belangen zijn namelijk zo groot. Je hebt
de biologische ouders. Die zijn hier niet aanwezig, maar die voelen wel de pijn, omdat
hun kind van ze is afgepakt. Ik ken ook het verhaal van mijn collega De Hoop. Hij
is blij dat hij ooit door een Fries stel is geadopteerd. Ik heb hier ook de pijn gevoeld
van geadopteerden die zeggen: ik moet erkend worden; mijn pijn moet ook erkend worden.
Dat maakt dit dossier zo ingewikkeld.
Daarom heb ik kritische vragen gesteld, zoals: hoe gaan we hiermee door? Dat zit ’m
in de erkenning, in de financiële compensatie. Ik wil ook dat de Minister het wat
makkelijker maakt voor de gedupeerden om daar aanspraak op te kunnen maken. Ik wil
echt dat hij kijkt naar de individuele zaken, naar de individuele zoektochten, naar
de wens om DNA-onderzoek te doen. Die mogelijkheid moet worden geboden. Er moet niet
alleen maar gekeken worden naar het generieke.
Voorzitter. Wat is passende zorg? Wie controleert dat dan? Ik ben nog niet geheel
overtuigd van de antwoorden die de Minister gaf op die vragen. Ik wil de Minister
nogmaals vragen: wat is zijn rol? Wil hij dat met ons delen? De Inspectie Gezondheid
en Jeugd valt niet officieel onder zijn ministerie, terwijl die er uiteindelijk wel
verantwoordelijk voor is en blijft. Wil hij daar nog even op ingaan?
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag de Minister bedanken voor de zorgvuldige manier
waarop hij met dit onderwerp bezig wil blijven. Hij realiseert zich dat er veel belangen
en waarden meespelen. Het valt me ook steeds op dat hij zo nauw luistert. Het is geen
kwestie van voor of tegen. Dat is vaak veel te simpel.
In de preambule van het Haags Adoptieverdrag wordt mooi gezegd: «Eraan herinnerend
dat elke Staat bij voorrang passende maatregelen hoort te nemen opdat het kind in
zijn familie van herkomst kan blijven. Erkennende dat interlandelijke adoptie het
voordeel van een vast gezinsverband kan bieden aan een kind waarvoor geen geschikt
gezin kan worden gevonden in zijn Staat van herkomst. Overtuigd van de noodzaak maatregelen
te nemen om te waarborgen dat interlandelijke adopties plaatsvinden op zodanige wijze
dat het hoogste belang van het kind daarmee is gediend en dat zijn grondrechten worden
geëerbiedigd, en om ontvoering, verkoop van of handel in kinderen te voorkomen.»
Het kan dus heel dicht bij elkaar liggen. Als het misgaat, gaat het verschrikkelijk
mis, want dan kan het kinderhandel zijn. Als het goed gaat, kan het heel erg mooi
zijn, bijvoorbeeld in de gegeven omstandigheden voor de toekomst van de kinderen.
Dat is de ingewikkelde discussie die bij dit onderwerp steeds weer op de voorgrond
treedt. Daarom heb ik respect voor de manier waarop de Minister daarmee verder wil.
Er hangt natuurlijk nog veel van de uitwerking af. Het luistert nauw, ook in de uitwerking,
naar alle kanten toe.
Ik blijf nog aandacht vragen voor het Expertisecentrum Adoptie. Ik hoor van betrokkenen
terug dat er hier en daar afgehaakt wordt, omdat er wordt gezegd dat de doelgroepen
wel erg door elkaar heen lopen: van mensen die te maken hebben met misstanden in het
verleden tot nieuwe groepen geadopteerden die in een hele andere situatie zitten.
Laat dat een aandachtspunt zijn bij de verdere vormgeving.
Tot slot steun ik de heer Van Nispen in zijn oproep om geen beroep op verjaring te
doen. Ik denk dat een belangrijke sleutel is om op een royale manier om te gaan met
degenen die in het verleden in hun identiteit geraakt zijn door alle misstanden die
hebben plaatsgevonden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Knops.
De heer Knops (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De Minister begon de beantwoording met dat hij nog een vraag
van mij zou beantwoorden. Volgens mij is dat niet gebeurd. Zou die nog in de tweede
termijn beantwoord kunnen worden? Ik had namelijk twee vragen gesteld. De ene vraag
ging over het Expertisecentrum Adoptie en de verdere uitwerking. De andere vraag ging
over de zin in de brief. Als dat mag, dan wacht ik de beantwoording daarvan even af.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Nispen. Hij spreekt namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Na alles wat we weten, zoals het RSJ-rapport, de commissie-Joustra, de excuses van
het kabinet, vind ik eigenlijk niet dat het verantwoord is om adoptie te hervatten.
Ik zie namelijk niet wat er nu echt gaat veranderen. Een beter toezicht om misstanden
te voorkomen wordt al minstens vijftien jaar beloofd. Het subsidiariteitsbeginsel
gold natuurlijk al. Dat is niet nieuw. Ik heb geen nieuwe vraag; ik ben het hier gewoon
echt mee oneens. De SP kan dit beleid dus niet steunen.
Dan over de financiële tegemoetkoming voor de zoektochten van geadopteerden. De SP
bepleit die al jaren. Die tegemoetkoming zit nu verweven in een subsidie voor belangenorganisaties,
maar op voorwaarde dat ze dan samenwerken met het expertisecentrum of Fiom. Niet iedereen
wil dat. Er is ook geen keuzevrijheid voor geadopteerden, omdat het per se via de
belangenorganisaties of het expertisecentrum moet lopen. Waar is dan de eigen regie
van de betrokkenen? Ik vind het zo jammer dat dat niet beter georganiseerd wordt.
U heeft misschien aan mij gemerkt dat ik niet tevreden ben over de manier waarop de
Staat tot nu toe is omgegaan met het instellen van hoger beroep tegen mensen die nota
bene in het gelijk gesteld zijn door de rechter. Hun leven staat daardoor nog steeds
op pauze, of erger dan dat. Ik stel het volgende wel op prijs. De Minister heeft niet
letterlijk gezegd: ik ga dat heroverwegen. Maar ik hoop wel dat ik hem aan het denken
heb gezet en ik hoop echt dat dat iets oplevert. Ik hoop ook dat dat geldt voor de
opmerkingen die onder anderen door de heer Van der Staaij en de heer Ellian over verjaring
zijn gemaakt. Er ligt namelijk ook een aangenomen motie; laten we wel wezen. Ik hoop
dus echt dat de Minister dat uiterst serieus neemt.
Over het onderwerp binnenlandse adoptie heb ik nog gemist of er nou een toezegging
is dat de betrokkenen en Stichting Verleden in Zicht op het ministerie mogen komen
om toe te lichten hoe het nou zit met het rechtzetten van wat in het verleden fout
is gegaan met betrekking tot die privacyschending uit het verleden.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
We schorsen de vergadering voor vijf minuten alvorens we gaan luisteren naar de beantwoording.
De vergadering wordt van 17.07 uur tot 17.14 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de beantwoording in tweede termijn door de Minister voor Rechtsbescherming.
Daar gaan wij nu dus naar luisteren. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Weerwind:
Voorzitter. Ik heb geluisterd naar de vragen en de onrust die ik veroorzaakte bij
het Kamerlid Ellian door Columbia en Peru als een van de vijf landen te noemen. Laat
ik vooropstellen dat een van de selectiecriteria de kwaliteit van de rechtsstaat is.
Dus daar zal wel degelijk naar worden gekeken in het proces.
Velen van u hebben gesproken over de thematiek van de verjaring. Zij hebben mij duidelijk
meegegeven wat ik heb toegezegd in eerste termijn, namelijk dat ik bepaalde zaken
onder een vergrootglas zal plaatsen en zal kijken of er meerdere zaken zijn in dezen.
Ik zie uw woorden als een steun in de rug. Ik zou in herhaling vallen als ik mijn
woorden bezig.
De psychosociale ondersteuning door het expertisecentrum. Het expertisecentrum zal
zelf in de eerste opvang hulp bieden. Het expertisecentrum leidt door naar zorgprofessionals,
daar waar het nodig is op individuniveau. Het expertisecentrum zorgt samen met de
belangenorganisaties ook voor voldoende kennis en kennisontwikkeling.
Er is een vraag gesteld over de inspectie, de IGJ. Die valt onder het departement
van VWS. Het is dan ook correct wat u zegt. Ze doen al het nodige voor mij in de jeugdbeschermingsketen.
Ik vind het alleen maar sterk dat ze op afstand staan en dat ze als zodanig een onafhankelijke
inspectie zijn. Daarnaast is ze nu ook toezichthouder. Alleen verruim en vergroot
ik in mijn nieuwe policy wel haar bevoegdheden. Ik weet niet of dat een antwoord is
op de vraag die mevrouw Mutluer stelde, maar ik hoop dat dit de juiste reactie is.
De voorzitter:
Dat gaan we horen. Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Mijn concrete vraag was: wat wordt nou de rol van deze bewindspersoon en hoe gaan
we het toezicht en de monitoring goed organiseren met een organisatie of een inspectie
die niet direct onder de verantwoordelijkheid van deze Minister valt? Kijk, er moeten
wel goede waarborgen zijn om dit goed te kunnen doen. Als je hiermee doorgaat, dan
moet je het expertisecentrum goed inrichten, maar ook een dergelijke toezichthouder
zijn werk laten doen. Maar de Minister heeft nog steeds een verantwoordelijkheid en
daar heb ik wat ik kritische vragen over gesteld, namelijk: hoe ziet de Minister zijn
rol daarin?
Minister Weerwind:
De inspectie kan aangeven dat ik mijn verantwoordelijkheid niet goed pak. Ziet u mij
in dezen maar als een soort van stelselverantwoordelijke. Op dat moment zal ze dat
ook aangeven als onafhankelijke inspectie en dan heb ik daar ook zeker kennis van
te nemen. Sterker nog, ik moet dat soort rapporten ook met u delen. En dan weet ik
ook dat u mij ter verantwoording zult roepen en mij zult vragen wat ik ermee heb gedaan.
Dus ik vind het alleen maar pure kracht dat ze op grotere afstand staat en niet rechtstreeks
onder mijn bevoegdheid valt.
Waarom geen individuele rootsreizen en waarom geen financiële ondersteuning? Mij is
duidelijk geworden dat bij alle landen van waaruit kinderen geadopteerd zijn, nadrukkelijk
de behoefte aan rootsreizen speelt. Deze rootsreizen hebben dan ook veel gemeenschappelijke
elementen. Een paar kernvragen: hoe zoek ik? Wat is nou precies de rol geweest van
de ambassade? Wat is de rol van de ambassade? Wat mag ik van de ambassade verwachten?
Waar moet ik beginnen? Als iedereen dit individueel moet uitzoeken, dan gaan we heel
veel werk dubbel doen. Dan kunnen geadopteerden elkaar ook niet helpen en dat is jammer,
want ze kunnen elkaar ongelofelijk ondersteunen met kennis en kunde. Door die gezamenlijke
rootsreis te organiseren in een klein verband – ik zeg dat er met klem bij – van laten
we zeggen circa vijf mensen kunnen mensen elkaar, denk ik, helpen en steunen door
met elkaar het gesprek aan te gaan. Zo zie ik dat. Ik kijk ook naar de mogelijkheden
die ik daar financieel in heb qua middelen en naar wat het meest effectief is. Dat
is de invulling die ik eraan wil geven.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dat zie ik anders, voorzitter, en ik overweeg dan ook een voorstel daarvoor. Ik weet
niet of een van mijn collega's een tweeminutendebat gaat aanvragen. Zo nee, dan is
dat hierbij gedaan.
Minister Weerwind:
Dan ga ik door, meneer de voorzitter.
Natuurlijk ga ik het gesprek aan met ViZ en DNA in verband met de aansprakelijkstelling.
Ik heb hen al eerder ontmoet en we zullen hen ook gewoon uitnodigen op het departement
om een gesprek aan te gaan daaromtrent. Laat dat helder zijn.
Voorzitter: Ellian
De heer Van Nispen (SP):
Dat vind ik een heldere toezegging. We moeten elkaar inderdaad niet verkeerd begrijpen.
Er ligt een aansprakelijkstelling namens 700 betrokkenen en de eerste reflex van de
landsadvocaat was: we moeten al die namen hebben om te kunnen controleren of hier
wel een geschikte massaclaim ligt. Maar dat gaan die mensen niet doen, want juist
hun privacy is in het verleden geschonden. Om 700 rechtszaken te voorkomen vind ik
het dus heel verstandig dat het doel van dat gesprek zou zijn om te kijken of eruit
gekomen kan worden. Ik leg de Minister niet op voorhand vast op het resultaat, want
dan is het geen open gesprek meer, maar wat mij betreft zou dat wel de intentie moeten
zijn van dat gesprek. Als de Minister dat in dat gesprek poogt te doen, dan dank ik
hem zeer voor die toezegging.
Minister Weerwind:
Wij gaan het gesprek met hen aan en fijn dat u het ook met mij eens bent dat ik nog
geen resultaat heb genoemd. Dank u wel.
Voorzitter: Van Nispen
Minister Weerwind:
Meneer de voorzitter, ik kijk nog even naar de vragen. O ja, natuurlijk! Meneer Knops,
excuus, want u had nog gevraagd om een reflectie op de passage over het opgroeien
in de eigen cultuur. Ik worstel echt met uw vraag, want hoe moet ik die nu zien en
wat wenst u precies? Kijk, bij adoptie praat je over «het kind centraal». We hebben
daar net al woorden over gebezigd. Aan migratie liggen altijd redenen ten grondslag.
Dat kan inkomen zijn. Dat kan huisvesting zijn. Dat kan kennis zijn. Dat kunnen humanitaire
redenen zijn. Over adoptie is in internationale verdragen nu juist afgesproken dat
dit de voorkeur heeft. De quotes die Kamerlid Van der Staaij gaf, kan ik eigenlijk
alleen maar onderstrepen. Ik kan zijn hele betoog daarover onderstrepen en daarom
maak ik dat onderscheid. Bij kennismigratie ligt het compleet anders en dan spelen
er ook hele andere argumenten.
De heer Knops (CDA):
Op zich begrijp ik dat verhaal over de familie uiteraard en ik sloeg dan ook aan op
dat woordje «cultuur». Als hele jonge kinderen van het ene naar het andere land gaan
op basis van een zorgvuldige toetsing, dan zou dat daarna eigenlijk geen rol meer
moeten spelen. Het zou mijn wensbeeld zijn dat kinderen hier opgroeien in een gezin
en dat het dan alleen nog maar gaat om de vraag of er een goede en stabiele gezinssituatie
is. Het zou dan niet meer moeten uitmaken waar je vandaan komt. Natuurlijk hoef je
je afkomst niet te verloochenen, maar ik vond het een beetje opgeschreven als een
tekst van wellicht 50 jaar geleden. Ik hoop en ik wens dat we inmiddels wat verder
zijn op dat vlak. Dat was de reden dat ik u daar een vraag over stelde.
Minister Weerwind:
Ik hoor hier een toelichting in op de vraag zoals die gesteld is. Ik respecteer de
mening van het Kamerlid Knops.
Meneer de voorzitter, ik heb even naar de mensen rechts van mij gekeken of ik een
vraag over het hoofd heb gezien. Volgens mij is dat niet het geval en heb ik alle
vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik kijk even of dat tot grote protesten leidt. Dat is niet het geval. Dat betekent
inderdaad dat de vragen zijn beantwoord, waarvoor veel dank.
Rest ons de toezeggingen door te nemen. Als de Kamerleden of de Minister horen dat
wij iets verkeerd hebben opgeschreven, dan hebt u nu de kans om dat te corrigeren.
De eerste:
– De Minister zal de Kamer in september 2022 de definitieve RSJ-criteria ten aanzien
van de herkomstlanden, de landenanalyse, sturen.
– Medio september 2022 krijgt de Kamer de stand van zaken inzake de landen van herkomst.
Dat gaat dan over de landenanalyse en het besluit van de Nederlandse Centrale autoriteit.
De derde:
– De Minister zal een lijst naar de Kamer sturen van de organisaties en de betrokkenen
waarmee is gesproken in aanloop naar het voorliggende besluit, de brief over interlandelijke
adoptie.
Kunnen we daar nog een termijn over afspreken? We werken hier altijd met termijnen,
zodat we die kunnen bewaken. Ik hoor de Minister zeggen: rond het zomerreces. Oké.
De laatste:
– De Minister gaat in gesprek met betrokkenen, zoals de Stichting Verleden in Zicht,
over de aansprakelijkstelling naar aanleiding van de privacyschending bij het onderzoek
naar binnenlandse adoptie.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Ik heb de Minister volgens mij ook de toezegging horen doen dat hij opnieuw gaat onderzoeken
of er op het departement zelf nog verslagen aanwezig en eventueel raadpleegbaar zijn.
Ik had dat verstaan als een toezegging.
Minister Weerwind:
U mag dat als een toezegging zien, maar ik vind het meer dan logisch dat ik dat nog
een keer naloop.
De voorzitter:
Prima. Dan noteren we dat ook als toezegging.
Daarmee is er een einde gekomen aan dit commissiedebat over adoptie. Ik bedank de
Minister voor Rechtsbescherming voor zijn beantwoording. Ik bedank verder zijn ondersteuning
en alle ondersteuning van de kant van de Kamer.
Er is een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Mutluer van de PvdA met mevrouw
Mutluer als eerste spreker. Dat wordt een dezer weken op de plenaire agenda geplaatst,
zodat daar een motie kan worden ingediend.
Ik wil alle betrokkenen op de publieke tribune, alle belangstellenden en iedereen
die dit debat op een andere wijze heeft gevolgd, bedanken voor hun belangstelling.
Ik wens iedereen nog een prettige dag.
Sluiting 17.24 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.