Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 7 april 2022, over Verduurzaming industrie
29 826 Industriebeleid
               32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
         
Nr. 136 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 12 mei 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 7 april 2022 overleg
                  gevoerd met mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en de
                  heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, over:
               
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 26 november 2021 inzake resultaten 2020 Meerjarenafspraken energie-efficiëntie
                           MJA3 en MEE (Kamerstuk 30 196, nr. 773);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 1 december 2021 inzake
                           verduurzaming Tata Steel Nederland (Kamerstuk 32 813 en 33 009, nr. 969);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 3 december 2021 inzake monitoringsresultaten Addendum 9 PJ energiebesparing (Kamerstuk
                           30 196, nr. 775);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 6 december 2021 inzake
                           analyse Shellvonnis (Kamerstukken 32 813 en 32 637, nr. 940);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 10 december 2021 inzake stand van zaken Carbon Capture and Storage (CCS) (Kamerstuk
                           32 813, nr. 957);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 18 februari 2022 inzake aanpak
                           project Delta Corridor (Kamerstuk 29 826, nr. 134);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 5 april 2022 inzake
                           verduurzaming van de industrie (Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 135).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Agnes Mulder
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Boucke, Erkens, Grinwis,
                  Kröger, Agnes Mulder, Van Raan en Thijssen,
               
en mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Jetten,
                  Minister voor Klimaat en Energie.
               
Aanvang 10.05 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat.
                     We hebben vandaag een commissiedebat over de verduurzaming van de industrie. Dat is
                     de reden dat vandaag twee Ministers hier aanwezig zijn, van Economische Zaken en Klimaat
                     en voor Klimaat. We beginnen direct, want we hebben tot 14.00 uur en de ervaring leert
                     dat er veel vragen zijn. Ik geef vier mogelijkheden voor de vragen die de leden aan
                     elkaar willen stellen. Het is aan uzelf om in te vullen wanneer u dat wil. We beginnen
                     vandaag bij de collega van D66, de heer Boucke.
                  
De heer Boucke (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vier minuten is niet heel veel tijd voor zo'n groot onderwerp,
                     dus ik ga heel snel van start.
                  
Vandaag hebben we het over de grote banenmotor, maar ook onze grootste vervuiler:
                     de Nederlandse industrie. Die zorgt voor veel discussie en controverse, maar herbergt
                     ook een unieke kans in zich; een kans om Europa en de wereld te laten zien dat je
                     van vervuilend en fossiel naar schoon en koploper kan gaan. Daarnaast kunnen we met
                     minder energieverbruik en meer duurzame bronnen minder afhankelijk worden van Rusland.
                  
Dit debat komt ook in een hele moeilijke tijd voor de industrie. Veel industrie staat
                     deels uit, omdat het simpelweg te duur is. Ook schrijft de Minister in haar brief
                     dat bedrijven die niet mee kunnen komen met het verduurzamen, zullen verdwijnen. Ik
                     denk dan aan de werknemers van deze bedrijven. Ik vraag daarom aan de Minister of
                     bij een sluiting of faillissement van een energie-intensief bedrijf in een sociaal
                     plan als voorwaarde kan worden opgenomen dat werknemers worden omgeschoold naar groene
                     banen. Die hebben we namelijk heel hard nodig.
                  
Voorzitter. Er zijn op korte termijn mogelijkheden tot het besparen van energie. Daarom
                     hebben we de zogenaamde energiebesparingsplicht industrie. Welke energieprijzen worden
                     momenteel gehanteerd om de terugverdientijd te berekenen? Het is goed dat de Minister
                     deze plicht gaat uitbreiden naar ETS-bedrijven, maar hoe zit het met de glastuinbouw?
                     Kan de Minister vandaag toezeggen dat op korte termijn ook aan hen deze plicht wordt
                     opgelegd? De Minister schrijft in haar brief dat er extra middelen worden ingezet
                     voor het handhaven van deze plicht. Is het mogelijk om nog voor de winter een inspectie
                     uit te voeren bij alle bedrijven die nu onder de plicht vallen?
                  
Voorzitter. Dan de maatwerkafspraken. In de brief van de Minister lees ik veel tekst
                     uit het coalitieakkoord. Dat is mooi, maar die tekst kennen we al. We moeten echt
                     vaart maken, omdat we nú energie kunnen besparen en ook omdat we in 2030 het 60%-reductiedoel
                     moeten halen. Kan de Minister nader toelichten hoe het concept van wederkerigheid
                     wordt vormgegeven en wat de rol van de Kamer hierin wordt? Hoe verhouden de middelen
                     uit het klimaatfonds zich tot andere, reeds bestaande subsidies zoals de SDE++ die
                     de Minister in haar brief noemt? Hoe voorkomen we overstimulatie, die zeker bij hoge
                     energieprijzen snel zal ontstaan? Ten slotte: hoe voorkomen we dat we bedrijven subsidiëren
                     die daarna worden overgenomen door een ander bedrijf? Blijven de wederkerige afspraken
                     dan staan? En wat als deze nieuwe eigenaar het bedrijf anders wil inzetten of zelfs
                     wil opknippen?
                  
Mijn fractie vindt het goed dat in de maatwerkafspraken en de klimaataanpak ook aandacht
                     is voor de circulaire economie. De circulaire economie is een voorwaarde voor de energietransitie
                     en het garanderen van een veilige geopolitieke status van Nederland. Ik kijk uit naar
                     de beleidsbrief in mei, maar vooruitlopend daarop heb ik twee vragen die ik graag
                     opgenomen zou willen zien in deze beleidsbrief. Hoe gaat de Minister andere relevante
                     ministeries betrekken bij een circulaire strategie? Hoe kijkt de Minister aan tegen
                     een taskforce met alle relevante ministeries, waaronder IenW en BuHaOS, om de circulaire
                     economie te gebruiken voor bijvoorbeeld onze energietransitiedoelen? Hoe wordt IenW
                     precies betrokken bij de maatwerkafspraken?
                  
Ik sluit af, voorzitter. Laten we deze kans grijpen en onze industrie schoon en koploper
                     maken. Volgens mij delen we dat doel allemaal met elkaar, maar jullie, het kabinet,
                     zullen het wel moeten doen en snel ook.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. We horen nu de bel voor de plenaire vergadering. Voordat ik de heer
                     Thijssen voor een vraag het woord geef, schors ik kort.
                  
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
De heer Thijssen van de PvdA heeft een vraag aan de heer Boucke van D66.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank voor de inbreng van D66. We moeten inderdaad de industrie verduurzamen naar 2030
                     toe, maar we hebben ook nu een heel urgente opdracht. Dat hebben we ook gezien in
                     het IPCC-rapport. We hebben het Urgendadoel vorig jaar niet gehaald en alles ziet
                     ernaar uit dat we het dit jaar ook niet gaan halen. Vindt D66 dat er dit jaar extra
                     maatregelen genomen moeten worden, zodat de industrie haar bijdrage levert aan het
                     Urgendadoel?
                  
De heer Boucke (D66):
De heer Thijssen kent mij als een heel groot voorvechter van het halen van de doelen.
                     Ik ben inderdaad benieuwd waar het kabinet mee komt om ervoor te zorgen dat we de
                     doelen de komende jaren gaan halen. U vindt me dus zeker aan uw zijde als het gaat
                     om het halen van de doelen op de korte termijn, maar ook op de lange termijn.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, dat is mooi. Dat scheelt mij weer spreektekst. Dan gaan we horen wat het kabinet
                     daarvan zegt. Ik heb een andere vraag, over de maatwerkafspraken. Er is net een maatwerkafspraak
                     voor onze ogen uiteengespat, namelijk die met de kolencentrale van Onyx. Ik moet zeggen
                     dat daarmee mijn vertrouwen in de maatwerkafspraken weg is. Dit werkt dus niet. We
                     moeten gewoon normeren en belasten. Hoe ziet D66 dat? Hoe moeten we maatwerkafspraken
                     maken die wel werken, gelet op Onyx?
                  
De heer Boucke (D66):
Volgens mij verwart de heer Thijssen een paar dingen met elkaar. De afspraak met de
                     Onyxcentrale was geen maatwerkafspraak zoals we die nu bespreken. Ik vind het heel
                     spijtig wat daar gebeurd is. Ik vind het ook heel vervelend. Ik ben heel benieuwd
                     hoe het kabinet dit gaat oplossen, want we willen onder de streep wel onze doelen
                     halen. Ik heb net acht vragen aan de Minister gesteld over het maken van de maatwerkafspraken.
                     Ik ben heel benieuwd hoe het kabinet daarop zal reageren, maar ik ga nu niet op de
                     stoel van het kabinet zitten. Ik wil heel graag kritisch bijsturen als ik vind dat
                     het niet goed genoeg is of niet ver genoeg gaat, maar de bal ligt nu wel echt bij
                     het kabinet.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Voordat ik doorga met de heer Erkens van de VVD: ook hartelijk welkom
                     aan de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren. Alle leden hebben vier minuten
                     spreektijd en maximaal vier vragen in de eerste termijn. Het woord is aan de heer
                     Erkens van de VVD.
                  
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. De VVD vindt het belangrijk dat de industrie in Nederland gaat
                     verduurzamen. Hiermee brengen we onze ambitieuze klimaatdoelen dichterbij en versterken
                     we het verdienvermogen van Nederland. De aanleg van de benodigde duurzame infrastructuur
                     zal ook het vestigingsklimaat voor de duurzame groene maakindustrie van de toekomst
                     verstevigen. Vooroplopen biedt dus meerdere voordelen. Een sterke focus op de industrie
                     biedt onze huishoudens ook meer tijd om de transitie door te maken. De industrie heeft
                     een voorbeeldrol en moet die dan ook gaan nemen.
                  
De industrie moet wel de kans krijgen om te verduurzamen. De stok en de wortel zijn
                     hiervoor nodig. De overheid moet zorgen dat alle randvoorwaarden voor verduurzaming
                     aanwezig zijn: snelle vergunningsverlening, de benodigde infrastructuur en steun waar
                     die nodig is. Tegelijkertijd mogen we verwachten dat de industrie op een ambitieuze
                     manier gaat leveren wanneer die randvoorwaarden vanuit de overheid er zijn. Daarom
                     hebben we de stok in de vorm van een marginale CO2-heffing opgenomen in het coalitieakkoord.
                  
Wederkerigheid betekent dat zowel overheid als bedrijfsleven moet leveren. Hiermee
                     zorgen we voor een schone en toekomstbestendige industrie in Nederland en voorkomen
                     we verdere afhankelijkheid van landen als China. We moeten de verduurzaming van de
                     industrie dus in Nederland oplossen. Bedrijven zien vertrekken levert niks op voor
                     het klimaat. De uitwerking van de twintig maatwerkafspraken met de grootste uitstoters
                     is het belangrijkste nieuwe instrument om de industrie te verduurzamen. Ik moet eerlijk
                     zijn. Ik ben wel geschrokken van de lange tijdslijnen die het kabinet noemt in de
                     brief. Zo gaan we het niet redden richting 2030 met de doelen. De industrie die ik
                     spreek vindt het ook vrij langzaam en kan ook al sneller investeren. Het voorstel
                     is om eind 2023 joint letters of intent te hebben, zoals het heet. Dat is over een
                     kleine twee jaar. Dit zijn gedeelde ambities en de uitgesproken intentie om met elkaar
                     aan de slag te gaan. Dat zou dan pas over twee jaar zijn. De echte onderhandelingen
                     en de echte uitwerking moeten dan nog beginnen. Als we ook denken aan de begrotingscyclus,
                     dan komen we met die tijdslijn al snel uit in 2025 voordat we echt aan de slag gaan
                     met deze maatwerkafspraken. Zo gaan we de doelen van 2030 niet halen, denk ik. We
                     zouden hierin graag meer pragmatisme zien. Een aantal vragen daarover.
                  
Is er op dit moment een tekort aan capaciteit, ambtelijk in dit geval? Elke maatwerkafspraak
                     vergt immers een team van minimaal vijf of meer medewerkers. Dan kom je al snel op
                     meer dan 100 medewerkers uit die die moeten uitwerken. Het is nogal fors om dat snel
                     te kunnen opschalen. Dat is ook logisch. Als er onvoldoende capaciteit is, is de Minister
                     dan bereid om te kijken of er een consortium gevormd kan worden met TNO of externe
                     adviesbureaus? Dat is de enige manier om snel op te schalen. Als je al die 100 mensen
                     moet aannemen, dan ben je toch al snel een, twee jaar bezig voordat het echt op stoom
                     komt. Die tijd hebben we gewoon niet met elkaar. Als de Minister deze aanpak kiest
                     of een andere oplossingsrichting voor zich ziet, is zij dan bereid om als doel te
                     hebben dat die joint letters of intent er eind 2022 al zijn, zodat we volgend jaar
                     verder kunnen gaan met het uitwerken van de afspraken? En is de Minister bereid om
                     de afspraken in een aantal blokken te verdelen? We hebben het gehad over CO2-uitstoot, maar het zijn bredere afspraken: milieu-impact, werkgelegenheid. Ik kan
                     me zomaar voorstellen dat ook zorgt voor vertraging, als we wachten tot we al die
                     aspecten hebben uitonderhandeld met alle bedrijven. Ik denk de druk heel hoog is om
                     snel resultaat te kunnen leveren, met name op de CO2-uitstoot. De heer Thijssen zei het net ook al. Kan de Minister daar een toelichting
                     op geven? Kunnen we die afspraken opknippen? Kunnen we ze voor sommige bedrijven al
                     eerder uitwerken, als ze ook eerder kunnen investeren? Is dat pragmatisme mogelijk?
                  
De voorzitter:
Meneer Erkens, er is een vraag voor u van de heer Boucke.
De heer Boucke (D66):
Ik vind het heel opmerkelijk dat de VVD pleit voor een grotere overheid. Dat is bijna
                     historisch. Dat is volgens mij nog niet eerder voorgekomen. Ik sta hier overigens
                     volledig achter, want ik denk dat wij een sterker ambtelijk apparaat nodig hebben
                     om te versnellen. Het is heel goed dat dit even gemarkeerd wordt: de VVD voor een
                     grotere, sterkere overheid. Mijn vraag gaat over iets anders. Ik ben heel benieuwd
                     of de heer Erkens het met de Ministers eens is dat het sluiten van industrie ook onderdeel
                     kan zijn van de maatwerkafspraken.
                  
De heer Erkens (VVD):
Wij zijn voorstander van een sterke overheid. Op sommige vlakken vergt dat inderdaad
                     ook meer mankracht als dat nodig is om resultaat te bereiken, wat we met elkaar delen.
                     Ik wil voorkomen dat we penny wise, pound foolish zijn in deze transitie. We trekken
                     miljarden uit om de industrie te verduurzamen. Ik wil niet dat dit klem loopt op een
                     gebrek aan mankracht om die afspraken uit te voeren. Als we kijken naar sluiting van
                     de industrie, vind ik dat de overheid niet de rol heeft om de winnaars en verliezers
                     te kiezen en dat alle bedrijven een kans moeten krijgen om te verduurzamen. Dat is
                     ook de lijn die het kabinet kiest. Als onder aan de streep industrieën misschien kiezen
                     die route niet met ons af te leggen of door de concurrentiestrijd die we wereldwijd
                     al jarenlang zien er niet meer zijn, dan is dat een logisch gevolg. Maar ik vind niet
                     dat de overheid de keuze moet maken welke industrie moet blijven en welke niet moet
                     blijven, want daar heeft de overheid ook in het verleden niet echt het beste trackrecord
                     op gehad.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een vervolgvraag.
De heer Boucke (D66):
De heer Erkens zei in een andere context penny wise, pound foolish. Ik denk dat dit
                     ook geldt voor de maatwerkafspraken, maar ik denk dat we het daar wel over eens zijn.
                     Is de heer Erkens het met mij eens dat als een bedrijf beter kan sluiten, we daar
                     een heel goed sociaal plan voor nodig hebben, dat we dat al moeten opnemen in de plannen
                     die we nu maken en dat de omscholing naar groene banen daar onderdeel van moet zijn?
                  
De heer Erkens (VVD):
De omscholing naar groene banen is volgens mij sowieso breder nodig op de arbeidsmarkt,
                     dus daar zijn we wel voor. Maar nu al sociale plannen gaan opnemen, voelt voor mij
                     wel heel erg als voorsorteren op een overheid die toch gaat kiezen welke industrie
                     het niet haalt. Ik wil eerst kijken of we er uitkomen met die bedrijven en sectoren,
                     en dan kijken we verder. Mocht er uitkomen aan het einde van de rit dat sommige bedrijven
                     de transitie niet willen doormaken in Nederland, dan ga je wel naar dit soort maatregelen
                     kijken. Maar daar zijn we nu nog niet aan toe wat ons betreft.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger en daarna de heer Van Raan. Mevrouw Kröger, GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat roept toch wel vragen op wat de gevleugelde term «groene industriepolitiek» echt
                     betekent voor dit kabinet. Ik hoor de verschillende partijen dat toch heel anders
                     invullen. Ik zou denken dat je in ieder geval een beeld moet hebben van wat de economie
                     en de sectoren zijn die cruciaal zijn en die je nodig hebt in het Nederland van 2040.
                     Het gaat misschien niet over specifieke bedrijven kiezen, maar wel over sectoren waarvan
                     je zegt «die hebben we nodig, daar hebben we ruimte voor nodig» en sectoren waarvan
                     we zien dat we ze niet nodig hebben. Is de heer Erkens het met mij eens dat we zo'n
                     soort beeld moeten hebben van een economie?
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik vind niet dat het aan de politiek, in dit geval de Kamer, is om als een soort van
                     krijgsheer of krijgsvrouw gewoon sectoren weg te strepen die geen toekomst in Nederland
                     zouden moeten hebben omdat u vindt dat we een ander toekomstbeeld als Nederland hebben.
                     Ik vind dat het kabinet moet inzetten op een scherpe blik naar de toekomst welke industrieën
                     gaan groeien en potentie hebben. Daar gaan we op inzetten, ook om die hierheen te
                     halen en hier te behouden. Maar we gaan niet zeggen dat sectoren die hier al heel
                     lang zitten niet nodig zijn. Laten we heel eerlijk zijn. U noemt vaak de kunstmestproducent
                     Yara. Daar gaat het in deze discussie vaak over. Daar is veel discussie over, ook
                     politiek. Wij vinden niet dat de overheid een besluit moet nemen dat die sector hier
                     niet thuishoort, want het product is wel nodig. Met name als je kijkt naar de geopolitieke
                     crisis waarin we nu zitten, een mogelijke voedselcrisis, vinden wij als VVD het onverantwoord
                     om als overheid te zeggen: die sector, die hoeven we hier niet meer. We moeten wel
                     inzetten op de kansen van de toekomst en proactief proberen die hierheen te halen,
                     maar uiteindelijk is het aan die bedrijven zelf om de stap naar verduurzaming te maken.
                     De overheid moet de randvoorwaarden daarvoor bieden en dan zien we wel verder.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik snap het heel goed. We gaan nieuwe kansen hierheen halen. We gaan een transitie
                     proberen voor de bedrijven die we hier hebben waarvan we denken: dat zijn de sectoren
                     die we echt heel erg nodig hebben in Nederland. Maar als je niet ook iets afbouwt
                     of in ieder geval erkent dat voor bepaalde sectoren die geheel fossiel zijn Nederland
                     niet een logische vestigingsplaats is, dan haal je toch alleen maar extra hierheen?
                     Er zal toch ook schaarste zijn? We hebben in Nederland toch schaarste aan ruimte,
                     aan duurzame energie, aan gezondheidseffecten op mensen? Of ziet de VVD geen schaarste
                     en gaan we alleen maar extra hierheen halen? Hoe gaat dat passen?
                  
De heer Erkens (VVD):
De heer Boucke constateerde net dat de VVD voor een sterke overheid pleitte. We zijn
                     ook nog voor marktwerking. Dat mechanisme bepaalt uiteindelijk of industrieën veranderen,
                     zich aanpassen of inderdaad niet in Nederland blijven. Wanneer wij verduurzamen en
                     ervoor kiezen dat het schoner moet en als industrieën besluiten dat dat niet kan,
                     vinden dat hun bedrijfsmodel daar niet op past of niet bereid zijn daarin mee te gaan,
                     dan zul je zien dat de markt daar z'n consequenties uit trekt. Dat is een mechanisme
                     dat we gebruiken. Ik vind niet dat wij als Kamer hier die sectoren moeten wegstrepen,
                     ook omdat ik echt geloof dat we niet goed kunnen overzien wat de consequenties van
                     zo'n besluit zijn, of zo'n sector alsnog nodig blijkt te zijn, of we daarmee weer
                     afhankelijker worden van China. Dus nee, ik vind niet dat we nieuwe industrieën hierheen
                     halen en dat er niks verdwijnt. Daarvoor heb je ook marktwerking. De markt verandert
                     in Nederland. We innoveren en willen groener zijn. Daar passen sommige industrieën
                     uiteindelijk wel bij als ze zich aanpassen en andere niet. Maar de markt beslist dat
                     en niet de overheid.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
«En dan zien we wel verder.» We weten inmiddels dat de huidige fossiele infrastructuur
                     en de plannen die nog staan, zorgen voor een opwarming van 3,2 graden. Dat is, zeg
                     maar, nu de collectieve stand van zaken als er verder niks gebeurt. Je zou kunnen
                     zeggen: dat is de collectieve inspanning door markt en overheid samen. Ik hoor de
                     VVD duidelijk zeggen dat het niet aan de overheid is, dus kennelijk is het aan de
                     markt. Maar we weten ook dat de markt helemaal geen ethiek, helemaal geen streven
                     kent. Als ze dat hadden, dan zaten we niet in deze situatie. Ik snap niet goed dat
                     de heer Erkens zegt dat het niet de overheid is die dat wegstreept, maar dat het de
                     markt is die bepaalt op grond van ... Ja, van wat? Van de omstandigheden die de overheid
                     creëert?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij begrijpt de heer Van Raan mijn punt niet. De overheid zorgt ervoor, ook
                     de komende jaren gezien het coalitieakkoord, dat verduurzaming noodzakelijk is voor
                     de industrie in Nederland. De bedrijven krijgen de kans om zich daaraan aan te passen.
                     Dat is de context die de overheid creëert voor de markt om in te opereren. Als bedrijven
                     zich niet aanpassen, dan zijn er bijvoorbeeld zaken als de marginale CO2-heffing, het Europese ETS-systeem en ga maar door. Dan zal de markt een besluit moeten
                     nemen of die industrieën een toekomst hebben in Nederland of niet. Dat is dus de consequentie.
                     De overheid schept de randvoorwaarden. Ik vind niet dat het aan de overheid is om
                     hier vanuit Den Haag met een pennenstreek een hele sector weg te strepen en honderden
                     mensen de werkloosheid in te jagen. Ik vind dat geen rol van de overheid.
                  
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag.
De heer Van Raan (PvdD):
Dan denk ik dat we elkaar een heel eind kunnen vinden. Het blijkt inderdaad dat de
                     overheid tot nu toe wereldwijd maar ook in Nederland volstrekt gefaald heeft in het
                     zetten van die grenzen. Als dat niet zo geweest was, dan hadden we nu niet in deze
                     problemen gezeten. Kortom, als de VVD, de Partij voor de Dieren en andere partijen
                     zich kunnen vinden in die grenzen waar we nu tegenaan lopen en dat hele kleine raampje
                     van mogelijkheden die we nog hebben om onder de 1,5 graden te blijven, dan ben ik
                     heel benieuwd hoe de VVD zich de komende dagen gaat gedragen. Dat gaan we zien. Dat
                     hoeven we nu niet meteen helemaal uit te discussiëren en daar hebben we de tijd ook
                     niet voor. Het gaat met name om de erkenning dat we al 50 jaar, een halve eeuw sinds
                     de Club van Rome zou je kunnen zeggen, bezig zijn om dat te doen en dat we daarin
                     tot nu toe volledig, maar dan ook volledig gefaald hebben als overheid.
                  
De voorzitter:
Mag ik de leden verzoeken de vragen toch iets compacter te stellen, want anders redden
                     we het niet binnen de tijd en moet ik toch teruggaan naar drie interrupties. Dat zou
                     ik jammer vinden. De heer Erkens.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ja, voorzitter. Ik hoor geen vraag, maar een beschouwing van de heer Van Raan. Daarover
                     kunnen we volgens mij zeker een keer verder praten. Ik denk dat onze partij ook erkent
                     dat Nederland zijn steentje moet bijdragen en dat we daarom minimaal 55% en hopelijk
                     meer reductie kunnen bewerkstelligen op weg naar 2030. Daarom is het doel ook verhoogd.
                     Ja, het is een beschouwing.
                  
De voorzitter:
De heer Erkens vervolgt zijn betoog. Hij heeft nog een halve minuut.
De heer Erkens (VVD):
Een halve minuut? Dan zal ik even heel snel spreken, voorzitter.
Daarnaast vergt de verduurzaming van de industrie enorme hoeveelheden schone elektriciteit
                     en schone brandstof, zoals waterstof. De opbouw van de Nederlandse waterstofeconomie
                     kan dan ook niet los gezien worden van de maatwerkafspraken. Om het aanbod van de
                     grond te krijgen, zijn zekerheden nodig op het gebied van de vraag naar waterstof.
                     Ik heb een aantal vragen voor de Ministers. Is het mogelijk om een verplichte afname
                     van in Nederland geproduceerde waterstof onderdeel te maken van de maatwerkafspraken
                     via bijvoorbeeld PPA's? Of ziet de Minister andere mogelijke routes om via de maatwerkafspraken
                     vraag en aanbod te koppelen? We moeten de markt voor waterstof in Nederland immers
                     snel op gang krijgen om een grote afhankelijkheid van import te voorkomen.
                  
Dank u, voorzitter. Ik zie u kijken. Mijn tijd is op.
De voorzitter:
Ja. Ik wilde zeggen: uw slotzin is ... Maar u heeft hem al uitgesproken. Hartelijk
                     dank daarvoor. Het woord is aan de heer Thijssen van de PvdA.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We staan in Nederland voor een titanenklus. Het is goed dat
                     het kabinet voor die titanenklus de handschoen wil oppakken. Want inderdaad, de industrie
                     is in grote mate fossiel, zorgt voor heel veel CO2-uitstoot en moet de komende decennia totaal verduurzamen. Dat vergt een enorme transitie.
                     Het is goed dat het kabinet dat erkent.
                  
Het is, denk ik, ook goed dat het kabinet erkent dat sommige bedrijven die draai niet
                     zullen kunnen maken. Ik denk ook dat dat zo is. Ik denk dat sommige bedrijven wel
                     gaan verduurzamen en de toekomst hebben en andere bedrijven helaas niet. Dat is spijtig
                     voor die bedrijven, maar dat is vooral spijtig voor de werknemers die er werken. Zij
                     gaan niet over de besluiten die een bedrijf neemt, zij gaan niet over het snel genoeg
                     vergroenen van een bedrijf, maar zij zitten wel met de gebakken peren. Je zal maar
                     werken bij een benzinepomp, een olieraffinaderij of in de kolenoverslag. Heb je dan
                     nog een baan over drie jaar, of vijf jaar, of tien jaar? Kun je ervan uitgaan dat
                     je werkgever ervoor zorgt dat er een vangnet voor je is of dat je van baan naar baan
                     gaat met behoud van inkomen?
                  
De PvdA wil deze transitie heel graag steunen, want zij denkt dat die belangrijk is
                     en dat het belangrijk is dat de klimaatcrisis wordt opgelost, maar dat moet wel op
                     een sociaal rechtvaardige manier. Dat moet wel zo gebeuren dat de werknemers het allemaal
                     mee kunnen maken en met behoud van inkomen van baan naar baan kunnen gaan. Daarom
                     heeft de Partij van de Arbeid al eerder het voorstel gedaan om een werkgarantiefonds
                     in te stellen. Dat voorstel doe ik nu weer samen met GroenLinks. Uiteraard gaan we
                     proberen om gewoon tegen die bedrijven te zeggen: ga netjes met je mensen om en zorg
                     ervoor dat ze van baan naar baan gaan. Maar mocht dat niet lukken – bedrijven zijn
                     niet altijd even goed in omgaan met hun mensen – dan willen we dat er een werkgarantiefonds
                     is dat ervoor zorgt dat mensen met behoud van inkomen van baan naar baan gaan. Graag
                     hoor ik daarop een reactie van de Minister.
                  
Dan een ander punt. Het kabinet trekt heel erg veel geld uit voor de verduurzaming
                     van de industrie. Wellicht is dat nodig, en dan wil de PvdA dat ook steunen, maar
                     de PvdA vindt wel dat de vervuiler moet betalen en dat het een beetje eerlijk moet.
                     We moeten kijken of de vervuilers een eerlijke bijdrage leveren. In de brief staat
                     dat er een herziening komt van de energiebelasting. Dat is goed. Daar horen we over
                     een jaar meer over, maar ik wil graag van de Minister weten met welke opdracht zij
                     haar ministerie nou aan het werk heeft gezet. Wat is nou een eerlijke bijdrage van
                     de twintig grote vervuilers in Nederland? Hoeveel miljard moet deze herziening van
                     het stelsel opleveren? Ik zie dat er nu 3 miljard ligt voor maatwerkafspraken en dat
                     er 16 miljard ligt voor hernieuwbare brandstoffen, vooral voor groene waterstof. Heel
                     veel daarvan zal toch naar de industrie gaan. Er is 4 à 5 miljard voor infra. Daarvan
                     zal toch ook heel veel naar de industrie gaan. Verder verwacht ik dat dit jaar 4 à
                     5 miljard uit de SDE naar CCS zal gaan. Dat is ook voor de industrie. En dan heb ik
                     het nog niet over de subsidies voor warmteboilers en over andere subsidies. Klopt
                     mijn gevoel dat tientallen miljarden naar de industrie zullen gaan? Kijk ik naar het
                     rapport van het PBL en de klimaatprijzen in Nederland, dan zie ik dat de industrie
                     eigenlijk niet bijdraagt. Zij draagt vrijwel niets bij via een energiebelasting of
                     een CO2-prijs. Is dit niet heel erg uit balans? Wij maken tientallen miljarden vrij, maar
                     zij dragen vrijwel niet bij aan de verduurzaming. Graag een reactie.
                  
Ik wil graag weten wat we dit jaar aan Urgenda gaan doen, maar die vraag had ik al
                     gesteld.
                  
Dan nog een laatste punt, voorzitter. Wat levert dit geld nou op? Ik wil heel graag
                     dat u even meerekent. Het Klimaatakkoord levert 14 megaton reductie op dankzij die
                     slimme of marginale CO2-heffing. Daar komt nu een extra opgave bij van 5 à 5,9 megaton. De marginale heffing
                     wordt aangepast om 4 megaton daarvan voor elkaar te krijgen. De resterende opgave
                     is dus 1 à 1,9 megaton. En daar trekken we 3 miljard voor uit. Als ik goed reken,
                     is dat € 1.500 tot € 3.000 per ton. Wat zijn we nu aan het doen? Kloppen deze getallen?
                     Is dit inderdaad waar dit kabinet op koerst? Of zit het anders in elkaar? Dit lijkt
                     mij geen goede besteding van het geld.
                  
Als laatste het Urgendadoel. Ik hoor heel graag wat we daar dit jaar aan gaan doen.
Ik heb nog heel veel heel belangrijke punten, maar gelukkig werken wij nauw samen
                     met GroenLinks en ik weet dat GroenLinks die punten nu op een excellente manier gaat
                     maken. Daar sluit mij dus bij dezen alvast graag bij aan.
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Voordat we overgaan naar GroenLinks gaan we naar de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben wel benieuwd naar het sommetje dat u zojuist heeft gemaakt. Heeft u daarin
                     ook de levensduur van technologie meegenomen? Een subsidie geldt voor vijftien jaar.
                     Heeft u gedeeld door een factor één of heeft u bijvoorbeeld gedeeld door een factor
                     vijftien? Want dan zou het sommetje er weleens heel anders uit kunnen zien.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dat zou inderdaad kunnen. Precies daarom heb ik deze vraag gesteld aan het kabinet.
                     Ik zie de tientallen miljarden in de rondte vliegen en ik heb een PBL-rapport waaruit
                     blijkt dat de industrie vrijwel niet bijdraagt via energiebelasting of CO2-heffingen. Ik maak me echt grote zorgen: geven we nou gestalte aan het principe dat
                     de vervuiler betaalt?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ja, maar wacht nou even: het sommetje klopt wel of het klopt niet. U gooit hier nu
                     een heel hoog bedrag per vermeden ton CO2-emissie op tafel, maar als u het door een factor één heeft gedeeld, dan klopt het
                     vermoedelijk niet. Heeft u het door een factor vijftien gedeeld, omdat een SDE-subsidie
                     bijvoorbeeld over een levensduur van vijftien jaar gaat, dan klopt het volgens mij
                     wel. Maar het lijkt erop dat u het door een factor één heeft gedeeld. U gooit dus
                     een getal op tafel dat volgens mij niet klopt.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, even precies dan. Ik zie tientallen miljarden staan waarvan een groot deel wordt
                     besteed aan de industrie. De resterende opgave van het kabinet is 1 tot 1,9 megaton
                     voor 2030, en daarvoor worden onder andere deze maatwerkafspraken gemaakt. Daar is
                     een bedrag van 3 miljard mee gemoeid. Ik weet niet hoe dat precies wordt ingezet en
                     of dat inderdaad een reductie oplevert tot het einde der dagen of voor vijf jaar of
                     voor één jaar, want ik ken de maatwerkafspraken niet. Op dit moment kent volgens mij
                     niemand de maatwerkafspraken. Ik zie dus heel veel miljarden, ik zie een reductie
                     en dan denk ik: waarom doet u dat laatste stukje, die 1 tot 1,9 megaton, niet ook
                     met die marginale heffing, want dan zijn we er toch? Dus ja, ik wil wel even duidelijk
                     hebben waar we nou al dit geld ... Op zich is de PvdA daar wel voor te porren, want
                     de PvdA wil ook dat de industrie blijft, dat de banen blijven en dat de verduurzaming
                     hier plaatsvindt, maar ik wil wel graag dat het geld doelmatig wordt besteed.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ga hier toch nog een van mijn interrupties aan besteden. Het zou namelijk ook zo
                     kunnen zijn dat u, als u het sommetje goed maakt, tot heel lage kosteneffectiviteitscijfers
                     komt. Die kunnen dan namelijk lager zijn dan wat we bijvoorbeeld naar de mobiliteitssector
                     sturen of naar de gebouwde omgeving. Vanuit het perspectief van de belastingbetaler
                     rechtvaardigt dit dus dat we inderdaad heel veel geld naar de industrie sturen. Ik
                     denk eigenlijk dat u met uw redenering in uw eigen zwaard valt. De meest kosteneffectieve
                     maatregelen liggen inderdaad vaak bij de industrie.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Laten we het hopen. Laten we hopen dat dit goed besteed geld is. Laten we hopen dat
                     de industrie op deze manier verduurzaamt en dat de banen in Nederland blijven. Laten
                     we hopen dat dalijk inderdaad blijkt dat de vervuilers op een eerlijke manier bijdragen.
                     Ik weet dat in de industrie op een relatief goedkope manier bespaard kan worden, maar
                     ik zie het de afgelopen jaren niet. De industrie stoot al tien jaar hetzelfde uit.
                     En ik zie al helemaal niet dat de industrie een eerlijke bijdrage levert. Maar laten
                     we goed luisteren naar de antwoorden van de Ministers; dan zullen we het horen.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik heb een relatief korte vraag. De heer Thijssen noemde ook de marginale heffing.
                     Hij vroeg waarom we die extra 1 tot 1,9 megaton niet via de marginale heffing halen.
                     Is hij het met de VVD eens dat de marginale heffing een stok moet zijn en vooral moet
                     bijten als bedrijven daadwerkelijk kunnen verduurzamen? Dus als de overheid de randvoorwaarden
                     niet realiseert ... Denk aan elektrificatie; er is bijvoorbeeld geen 380 kV-verbinding.
                     Is de heer Thijssen het met de VVD eens dat die heffing echt gebruikt moet worden
                     om bedrijven te prikkelen om de afspraken na te komen? Als de overheid infrastructuur
                     aanlegt, dan moeten ze inderdaad ook een stap maken.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, ik wil dat de industrie verduurzaamt. Ik zie dat het PBL van oordeel is dat deze
                     heffing heel effectief is. Dus dat is mooi. Maar ik vind ook dat vervuiling een prijs
                     moet krijgen en dat de vervuiler een eerlijke bijdrage moet leveren. Als je naar het
                     PBL-rapport kijkt, met daarin deze beroemde grafiek, dan zie je dat de industrie vrijwel
                     niet betaalt voor haar vervuiling en voor haar energie. En dat vind ik niet eerlijk.
                     Als zij zo'n grote bijdrage vragen van de Nederlandse belastingbetaler – 35 miljard! –
                     of als een groot deel van die 35 miljard naar de industrie zal gaan, dan mag de Nederlandse
                     belastingbetaler ook tegen de vervuilende industrie zeggen: en wat betalen jullie
                     dan, wat is jullie bijdrage? Want de afgelopen jaren hebben we die bijdrage niet gezien.
                     Daarom hebben de PvdA, GroenLinks en andere partijen altijd gezegd dat CO2 een prijs moet krijgen. Niet een marginale heffing, maar gewoon over de hele uitstoot.
                     Die moet gewoon over de hele uitstoot een prijs krijgen, want dan zorg je ervoor dat
                     én vervuiling een prijs krijgt én de industrie een eerlijke bijdrage levert.
                  
De heer Erkens (VVD):
U beantwoordt de vraag niet volledig. U geeft aan dat de PvdA wil dat de industrie
                     blijft, maar ook verduurzaamt. Volgens mij delen we dat met elkaar. Het gaat mij met
                     name over de marginale heffing, die best wel hard kan bijten en normaal gesproken
                     een hoge prijs op CO2 kan zetten. Vindt u dat die heffing ook moet bijten als de overheid niet op tijd
                     levert, als er geen vergunningen afgegeven worden? Dat is veel meer de vraag. Die
                     wederkerigheid komt van twee kanten. Deelt hij dat met mij?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Als de infrastructuur er niet is, dan kan de industrie het niet doen. Daarover ben
                     ik het met de VVD eens. Het is daarom heel erg belangrijk dat de overheid ook haar
                     deel van de afspraken nakomt. Dat laat onverlet dat de Partij van de Arbeid nog steeds
                     van mening is dat CO2 een prijs moet krijgen, ook voor de industrie, zodat de industrie in de komende jaren
                     een eerlijker bijdrage gaat betalen, want dat doet ze nu gewoon niet.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kröger van GroenLinks voor haar betoog. Ja, u bent gewoon
                     helemaal aan de beurt!
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik dacht: een interruptie bewaar ik voor andere partijen.
Voorzitter. Het verduurzamen van de industrie is cruciaal. Volgens mij zijn we het
                     daar allemaal over eens. Om klimaatverandering eerlijk aan te pakken moeten vooral
                     de grote vervuilers hun uitstoot snel terugdringen. Maar de data die de Minister van
                     Landbouw gisteren met de Kamer deelde, laten zien dat het dezelfde bedrijven zijn
                     die ook de meeste stikstof uitstoten: Tata, Dow Chemical, de raffinaderijen van Shell
                     en BP. En bij Tata is ook nog eens de schokkende impact van dit bedrijf op de gezondheid
                     van omwonenden in detail onderzocht. Bij andere bedrijven is dit niet onderzocht,
                     maar dat zou wellicht een goed idee zijn.
                  
De zware industrie heeft een grote impact op klimaat, natuur én gezondheid. Verduurzaming
                     is wat ons betreft dan ook geen kwestie van de lange termijn, met 2050 als horizon,
                     maar een kwestie van op echt kort termijn grote stappen zetten om vervuiling concreet
                     terug te dringen. Dat begint toch met de vraag: welke industrie past binnen de klimaatneutrale,
                     grondstofarme en natuurinclusieve economie in 2050? In Nederland hebben we een zeer
                     energie-intensieve industrie, omdat we decennialang heel goedkoop aardgas hebben gehad.
                     Maar het is wel de vraag of het logisch is om de heel energie-intensieve industrie
                     hier te hebben als de grote energiebronnen van de toekomst ook op andere plekken heel
                     ruim voorradig zijn. De vraag is dan: welke sectoren bouwen we om, welke sectoren
                     moeten we opbouwen en wat moeten we afbouwen?
                  
De Minister schrijft dat we accepteren dat bedrijven die deze transitie niet mee willen
                     of kunnen maken, op termijn zullen verdwijnen. Eigenlijk is dat hét zinnetje dat een
                     beeld geeft van wat groene industriepolitiek is, maar ik vind het wel een heel passieve
                     blik op groene industriepolitiek. We weten dat alle sectoren op het gebied van groene
                     waterstof, de productie van windmolens en zonnepanelen, die ook nu weer opkomt, en
                     het recyclen van grondstoffen, urban mining, in de economie van de toekomst cruciaal
                     zijn. Daar moeten we ruimte voor hebben. Maar wat bouwen we dan af? Hoe kijkt de Minister
                     nou naar de toekomst van bijvoorbeeld de raffinaderijen als we op korte termijn echt
                     van fossiel af moeten?
                  
In Nederland hebben we een grote kunstmestproducent die groene waterstof produceert
                     in bijvoorbeeld Saudi-Arabië, of all places. Als we die gaan importeren om hier kunstmest
                     te produceren en vervolgens weer exporteren, is dat dan het meest logische gebruik
                     van schaarse ruimte? Ik verneem heel graag een visie van de Minister hierop.
                  
Als ik de Kamerbrief lees, dan struikel ik eigenlijk over een woud van verschillende
                     potjes en stimuleringsmaatregelen om de industrie te verduurzamen. Daarbij gaat het
                     ook om bedrijven die er allang voor hadden kunnen kiezen om bepaalde investeringsbeslissingen
                     te nemen om voorbereid te zijn op de toekomst, maar die dat hebben uitgesteld. En
                     nu gaan we hun met publiek geld de mogelijkheid geven om die investeringen alsnog
                     te doen. Dan is wel de vraag: hoezo, marktwerking?
                  
Voorzitter. Mijn collega van de PvdA heeft net al een aantal vragen gesteld over eerlijk
                     meebetalen door de vervuiler. Ik heb wel een hele specifieke vraag: waarom is nou
                     niet het hele doel, die 5,9 megaton, onder de CO2-heffing geplaatst? Is dat nou omdat dat stukje met maatwerk wordt gedaan? Daar wordt
                     maar liefst 3 miljard voor uitgetrokken. Die gaan we uitgeven in kaders. Als ik brief
                     goed lees, zijn dat kaders die met name door de industrie zelf worden vastgesteld.
                     Het IPCC was maandag eigenlijk wel duidelijk: een van de grootste gevaren bij de aanpak
                     van klimaatverandering is een keiharde fossiele lobby die klimaatactie tegenhoudt.
                     De vraag is dan wel waarom wij de kaders voor subsidieregelingen vaststellen in samenspraak
                     met bedrijven. Wat betekent dat voor de harde eisen die wij in deze publieke zaak
                     stellen? Komt er een klimaatplicht, waarbij bedrijven een realistisch plan moeten
                     neerleggen waaruit blijkt hoe zij klimaatneutraal worden en van fossiele energie afgaan?
                     Hoe wordt een en ander op korte termijn geborgd op het vlak van de effecten op de
                     omgeving? Zitten bijvoorbeeld ook de lokale overheden aan tafel, bijvoorbeeld in het
                     geval van Tata? Ik lees dat er een tijdpad is waarin de meest vervuilende fabrieksonderdelen
                     pas na 2030 worden gesloten. Dat is wat mij betreft echt onacceptabel.
                  
De voorzitter:
En uw slotzin is?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn slotzin? Haha. Kan de Minister mij garanderen dat er een ambitieus tijdpad komt
                     dat echt op korte termijn tot verbetering leidt?
                  
Dan mijn slotzin. Ik heb eigenlijk nog een open vraag. Wij hebben met de Minister
                     voor Klimaat een debat gehad over de noodzaak om dit jaar heel veel energie te besparen.
                     Wat gaat de industrie leveren en wat gaat de Minister voor industrie daaraan bijdragen?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we bij de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Vandaag spreken we met het kabinet over de plannen voor de verduurzaming
                     van de industrie. Gisteren heb ik een actieplan gepresenteerd waarin mijn fractie
                     pleit voor het opzetten van een programma om ook in Nederland aan de slag te gaan
                     met kleine modulaire kernreactoren, want dat is een veelbelovende ontwikkeling.
                  
In ons coalitieakkoord hebben we terecht de deur weer opengezet naar kernenergie.
                     Als we serieus werk willen maken van de verduurzaming van Nederland, dan moeten we
                     ook aan de slag met kernenergie. Want duurzame energie en kernenergie zijn elkaars
                     bondgenoten in de strijd tegen fossiele energie. De zogenaamde small modular reactors
                     kunnen een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van onze industrieclusters.
                     Want één ding is duidelijk: voor de verduurzaming van de industrie hebben we heel
                     veel extra schone elektriciteit en veel waterstof nodig. Willen we niet te afhankelijk
                     worden van import, dan zal Nederland fors moeten inzetten op een eigen CO2-vrije elektriciteitsproductie. Dat doen we volop met wind- en zonne-energie, maar
                     voor de langere termijn is dat niet voldoende. Deze SMR's kunnen een rol spelen bij
                     het dicht bij de industrieclusters opwekken van schone elektriciteit, waterstof en
                     warmte die ter plaatse gebruikt kunnen worden. Ik vraag de Minister of hij wil reageren
                     op de aanbevelingen in ons actieplan. Hoe gaan we SMR's een plek geven in ons schone
                     energiesysteem van de toekomst?
                  
Dan de brief over de verduurzaming van de industrie. Ik zal eerlijk zijn, voorzitter.
                     Ik heb gemengde gevoelens bij deze brief. De brief begint met de stok en niet met
                     de wortel. Dat hebben we de afgelopen jaren steeds gezien. Het gaat allereerst over
                     het verhogen van de CO2-heffing en het verhogen van de energiebelasting voor de industrie. Daar ben ik niet
                     op tegen, maar dan moet er wel sprake zijn van voldoende handelingsperspectief voor
                     bedrijven. En daar zit mijn grote zorg. Ik ben bang dat dit kabinet heel snel is met
                     het verhogen van belastingen, maar de randvoorwaarden niet op tijd op orde heeft.
                     Dat vindt mijn fractie heel ingewikkeld. Ik kom bij bedrijven die graag willen verduurzamen;
                     zij worden geconfronteerd met hogere belastingen, maar hebben nog niet de mogelijkheid
                     om te verduurzamen, bijvoorbeeld omdat de SDE++ niet geschikt is voor een oplossing,
                     omdat het elektriciteitsnet ter plaatse niet op tijd verzwaard kan worden of omdat
                     er geen waterstofnetwerk komt te liggen. Wat zeggen we tegen deze bedrijven? «Pech
                     gehad»?
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: er is een vraag van de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.
De heer Van Raan (PvdD):
Ja, voorzitter, over de SMR's. Ik ga echt proberen om het kort te houden. Is de heer
                     Bontenbal het met de Partij voor de Dieren eens dat in de analyse bij de vraag of
                     die SMR's al dan niet gewenst zijn, ook meegenomen moeten worden: de tijd waarin ze
                     er komen te staan, de kosten en met name de opportuniteitskosten die daarmee gemoeid
                     zijn? Met andere woorden: in de tien jaar dat we die dingen bouwen, zal het window
                     of opportunity zich sluiten, terwijl ze dan terechtkomen bij de clusters die de heer
                     Bontenbal noemt. Neem Pernis. Dat is gewoon een kerkhof, terwijl het nog niet weet
                     dat het een kerkhof is. Daar, in de delta, SMR's gaan bouwen, heeft dus risico's.
                     Worden die ook meegenomen in de analyse waar hij om vraagt?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Wat mij betreft wel. We weten ongeveer wanneer die apparaten op de commerciële markt
                     kunnen komen; daar hebben we een indicatie van. Volgens mij moeten we kijken naar
                     de totale systeemkosten en de bouwtijd. Maar één ding weten we: in 2030 gaan we ten
                     minste naar 55% en dat betekent dat we daarna nog 45% te doen hebben. We weten ook
                     dat de elektrificatie van de industrie voornamelijk na 2030 heel hard zal gaan. We
                     hebben heel veel waterstof nodig, dus we hebben heel veel CO2-vrije elektriciteitsproductie nodig. Zoals u weet, zet mijn fractie op alle opties
                     in: veel wind, veel zon, heel veel andere dingen en kernenergie. Volgens mij is dat
                     een realistische koers.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik las ook in de krant over het plannetje van de heer Bontenbal. Hij werd genoemd
                     als energie-expert en dat is hij ook. Kan hij mij misschien vertellen hoe duur deze
                     SMR's zijn? Waar moeten we aan denken?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Zoals ik in mijn plan heb geschreven, zijn er wereldwijd meer dan 70 ontwerpen. Die
                     variëren van 10 megawatt – dat is categorie zeecontainer – tot 300 megawatt. Dat is
                     ongeveer de helft van Borssele. De prijs varieert dus heel sterk. Een van de meest
                     vergevorderde SMR's is die van GE Hitachi, de BWRX-300. Ik dacht dat de kosten daarvan
                     2.500 tot 3.000 dollar per kilowatt zijn. Dat is eigenlijk de helft van wat die hele
                     grote centrales kosten. Als je met dat soort cijfers gaat rekenen, dan blijkt dat
                     het heel kosteneffectief wordt. Alleen, ik weet ook wel dat dit in de folder staat
                     die we van GE Hitachi krijgen. Ik tel daar dus zelf nog een aantal tientallen procenten
                     bij op, maar ik denk dat het op termijn een commercieel interessante optie is.
                  
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Boucke.
De heer Boucke (D66):
Ja, inderdaad. Dank aan de heer Bontenbal voor de informatie. Mijn vervolgvraag is
                     wie die gaat betalen. Komt dat uit de 5 miljard die we in het coalitieakkoord hebben
                     afgesproken? Eigenlijk is de vraag dus wie ze gaat betalen. Komt dit uit het klimaatfonds,
                     waar geld voor gereserveerd is?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Daar praat ik natuurlijk heel graag over met collega Boucke en met de Minister. Volgens
                     mij zijn wij als coalitie altijd bereid om goede ideeën te omarmen. De vraag is of
                     de markt het niet zelf kan doen. In mijn plan heb ik opgeschreven dat commerciële
                     partijen daarin ook geïnteresseerd zijn, met name vanwege het modulaire karakter.
                     Men verwacht dat partijen liever dit zelf financieren dan die hele grote. Ik denk
                     dus dat daar partijen voor te vinden zijn, zeker als grote energiebedrijven daar ook
                     hun gewicht achter zetten. Je ziet het al gebeuren. In Nederland hoor je Vattenfall
                     niet zo vaak over kernenergie, maar Vattenfall heeft een minderheidsaandeel genomen
                     in het bedrijfje Fermi Energia, dat bijvoorbeeld in Finland actief is. Ik denk dus
                     dat er commerciële partijen te vinden zijn, in combinatie met energiebedrijven. Nu
                     koppelt industrie zich ook aan wind op zee. Ik denk dat, als je ze in de industrieclusters
                     plaatst, je ook daar dat soort constructies gaat krijgen. Het is natuurlijk opvallend
                     dat daar in het Verenigd Koninkrijk heel hard aan wordt gewerkt, net als in Canada
                     en de Verenigde Staten, en dat wij een beetje achterblijven. Ik denk dat we dat been
                     bij moeten trekken.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Bontenbal. U heeft nog twee minuten.
De heer Bontenbal (CDA):
De CO2-heffing die is ingevoerd, gaat over vermijdbare emissie. Mijn collega Erkens zei
                     het al. Maar dan moeten die emissies wel daadwerkelijk vermijdbaar zijn. Het gaat
                     er dus om dat het hele pakket ingeregeld is; dus niet alleen de stok en pas later
                     de wortel.
                  
Ik had meer voortgang verwacht op het gebied van de maatwerkafspraken, maar dat ligt
                     wellicht aan mijn eigen ongeduld. Ik vind het verstandig dat deze maatwerkafspraken
                     stapsgewijs worden gemaakt en uitgewerkt. Het is een nieuw beleidsinstrument en dan
                     is het verstandig om stapsgewijs te zoeken naar een optimaal resultaat. Kan de Minister
                     aangeven tegen welke barrières hij denkt aan te lopen? Gaan staatssteunregels bijvoorbeeld
                     een belemmering vormen?
                  
De maatwerkafspraken moeten over meer gaan dan alleen CO2-reductie. Wederkerigheid moet centraal staan en de scope moet breed zijn. Dat staat
                     ook goed in de brief. Maar hoe zorgen we ervoor dat de overheid ook zelf op tijd haar
                     afspraken nakomt? Hoe zorgen we ervoor dat de maatwerkafspraken in die zin ook wederkerig
                     zijn? Graag zou ik wat meer horen over het type afspraken dat dan in het mandje van
                     de maatwerkafspraken terechtkomt. Wat belooft het bedrijf en wat belooft de overheid?
                     Welke steun ontvangt een bedrijf en wat zijn de penalty's?
                  
In de brief staat een opvallende zin. «In het coalitieakkoord is een nationale wettelijke
                     CO2-reductie afgesproken van 55% (...)». Dan volgt een klein zinnetje over die 5 tot
                     5,9 megaton, en daar staat achter: eventueel opgehoogd door maatwerkafspraken. Daar
                     zou ik wel wat uitleg bij willen krijgen. Wat bedoelt u hiermee? Moet de volgorde
                     niet zijn: eerst maatwerkafspraken maken met bedrijven, dan zien tot welke extra CO2-reductie dit leidt en dan kijken of extra belastingen nodig zijn en hoe die worden
                     vormgegeven?
                  
Tot slot, voorzitter. Zonder een gezond bedrijfsleven gaan we de klimaattransitie
                     niet voor elkaar krijgen. Het coalitieakkoord is ook in die geest geschreven. De samenleving
                     en de politiek staan niet tegenover het bedrijfsleven. De klimaattransitie gaan we
                     alleen voor elkaar krijgen door samenwerking. Dat is de kern van het groene industriebeleid.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Er is een vraag van mevrouw Kröger, GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik ben blij dat ik gewacht heb met mijn interruptie tot dat laatste zinnetje over
                     de kern van groene industriepolitiek, want die beschrijft het CDA met «samenwerking».
                     Nou, ik denk dat het bedrijfsleven op EZK heel lang een heel dikke vinger in de pap
                     heeft gehad, om op allerlei manieren buiten schot te blijven en om dus heel lang niet
                     bij te dragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot. Maar goed, nu gaan we dus groene industriepolitiek voeren. Mijn vraag aan
                     het CDA is eigenlijk of we daarvoor niet ook een visie nodig hebben waaruit blijkt
                     welke economie en welke industrie we dan nodig hebben in 2040, zodat je daar ook op
                     kunt gaan sturen.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Het antwoord is: ja. Ik heb daar ook in een motie om gevraagd. De Minister heeft aangegeven
                     een visie op groen industriebeleid te schrijven. Ik verwacht dat dit soort type beschouwingen
                     daar ook in staat.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik weet dat het CDA en GroenLinks hier samen herhaaldelijk om hebben gevraagd. Wellicht
                     gebeurde dat vanuit andere perspectieven, maar we hebben in ieder geval wel gevraagd
                     om daarvan een beeld te geven. Een Kamerbrief waarin staat dat we nu maatwerkafspraken
                     gaan maken met de top twintig bevreemdt mij dan gewoon, want we weten nog geeneens
                     of al die twintig hier een toekomst hebben. Er is ook geen beeld waaruit blijkt wie
                     we nou eigenlijk echt nodig hebben en voor welke industrie die je wil aantrekken,
                     je nou geld opzij moet zetten. Het voelt alsof we nu met name heel veel geld gaan
                     stoppen in de huidige, energie-intensieve, op de aardgasbatenbubbel geënte industrie,
                     terwijl we geen visie hebben waaruit blijkt waar we heen moeten. Deelt de heer Bontenbal
                     die zorg?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Voor een deel. Omdat je zo'n tempo wil maken, zal een deel van de keuzes die je maakt
                     goed zijn, maar over een ander deel zal je achteraf bezien denken: dat hadden we anders
                     moeten doen. Volgens mij hoort dat gewoon bij deze onzekere situatie, waarin we eigenlijk
                     een hele industrie en de economische structuur van ons land aan het veranderen zijn.
                     De maatwerkafspraken zijn maar een onderdeel van het groene industriebeleid. Het gaat
                     over de eerste twintig, maar groen industriebeleid is veel meer dan alleen die maatwerkafspraken.
                     U vraagt bijvoorbeeld steeds terecht aandacht voor het nieuwe type bedrijvigheid.
                     Dat staat daarnaast. Ik ben ook in de Eemshaven geweest. Daar hebben ze twee heel
                     grote bedrijventerreinen. Een ervan richten ze helemaal in voor circulaire bedrijven
                     en het andere voor recycling. Dat is fantastisch. Ik verwacht in de brief over het
                     groene industriebeleid een verhaal waaruit blijkt hoe we omgaan met de incumbents,
                     met de huidige industrie, maar ook hoe we nieuwe bedrijven naar Nederland trekken.
                     Dat vind ik ook een heel interessant hoofdstuk. Ik zie bijvoorbeeld dat wij heel veel
                     kansen missen doordat het Ministerie van IenW aan allerlei bedrijven heel vaak heel
                     forse restricties oplegt. Ik zie bedrijven die zich in Frankrijk vestigen en 1 miljard
                     in circulariteit investeren, maar niet naar Nederland komen. Dat vind ik enorm zonde.
                  
De voorzitter:
Dat was al de laatste vraag van mevrouw Kröger. Ik zie dat ze wel graag door had willen
                     discussiëren, maar we gaan nu echt naar collega Grinwis van de ChristenUnie.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Verduurzaming raakt aan bijna alle aspecten van het leven.
                     De basis van bijna alles wat onze CO2-voetafdruk bepaalt – spullen, maar ook kunstmest voor ons voedsel, stoffen voor onze
                     kleding, voertuigen en brandstoffen voor onze reizen – begint bij de industrie. Een
                     slim vergroeningsbeleid voor de industrie is dus heel hard nodig.
                  
Er liggen genoeg mooie afspraken. We gaan de CO2-heffing in de marge aanscherpen. De ODE wordt aangepast. Elektrificeren wordt een
                     stuk slimmer en vriendelijker. Er komen maatwerkafspraken met de grootste uitstoters.
                     Overigens, als het kabinet de afspraken over ODE en het minder degressief maken van
                     de energiebelasting gaat uitvoeren, dan vraag ik het kabinet om dat alsjeblieft op
                     een goede, slimme manier te doen, zodat we de verduurzaming van sectoren zoals de
                     glastuinbouw of andere mkb-bedrijven niet frustreren. Daar zien de afspraken over
                     de ODE ook op. Gaan we bijvoorbeeld ook eens volumekortingen kritisch tegen het licht
                     houden? Bij de datacenters hebben we die natuurlijk ook op de korrel genomen.
                  
Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van mijn collega Bontenbal over de randvoorwaarden.
Wat de ChristenUnie betreft, accepteren we geen weglek. Daar is het klimaat niet mee
                     geholpen en Nederland ook niet. Sterker nog: laten we ervoor zorgen dat het internationale
                     effect van de besparingsmaatregelen nog groter is dan ons nationale effect.
                  
Vergroening van de industrie vraagt naast algemene subsidie- en besparingsmaatregelen
                     om een samenhangende aanpak gericht op vergroening van het hele cluster. Veel bedrijven
                     zijn immers van elkaar afhankelijk en zullen samen moeten ontwikkelen. Dat loont ook.
                     Denk aan smart grids, het delen van innovaties, gezamenlijke infrastructurele projecten
                     of groene-energieprojecten. Maatwerkafspraken moeten passen binnen die realiteit.
                     Wordt ook zo naar de industrie gekeken, dus per cluster, en naar het economisch ecosysteem
                     om de grote uitstoten heen? Dat is mijn vraag. Welke eisen worden gesteld bij maatwerkafspraken?
                     Vragen we alleen om CO2-resultaten in scope 1 en 2, of ook in scope 3? Verwachten we ook sociale resultaten?
                     Collega Thijssen had het al over het op peil houden van werkgelegenheid en het verbinden
                     met de lokale gemeenschap. Kan de Minister iets meer zeggen over haar inzet op dat
                     vlak?
                  
In 2030 gaat de industrie er anders uitzien, en al helemaal in 2050. Niet ieder bedrijfsproces
                     zal in de klimaatneutrale samenleving een plek hebben, door uitstoot of door gebrek
                     aan circulariteit. Het stellen van de vraag of en in hoeverre een bepaald bedrijfsproces
                     toekomst heeft is belangrijk, opdat niet onnodig miljoenen worden geïnvesteerd in
                     een toekomstpad dat eigenlijk een afbouwpad moet zijn. Hoe zal dit in de gesprekken
                     vormgegeven worden? 2030 is morgen, 2050 is overmorgen. Voor veel bedrijven is 2030
                     nog één investeringsronde weg en 2050 nog maar drie. Hoe speelt de Minister daarop
                     in?
                  
Energiebesparing. Dat is uiteindelijk de beste energie: de niet-opgewekte en de niet-nodige
                     energie. De uitbreiding van de wet over energiebesparing is een verstandige keuze.
                     Met de huidige hoge energieprijzen komen bovendien meer maatregelen binnen het bereik
                     van de terugverdientijd van vijf jaar. Denk bijvoorbeeld aan het isoleren van buisleidingen
                     en aan elektromotoraandrijvingen. Door de vaste energieprijzen in de wet zijn terugverdientijden
                     onnodig lang. De stelling van de ChristenUniefractie is dat we vaker een herijking
                     op basis van de werkelijke prijs nodig hebben. Dit zou bijvoorbeeld per kwartaal kunnen
                     gebeuren. Is de Minister bereid om daarnaar te kijken? Is er voor de Minister aanleiding
                     om ook eens te kijken naar een langere terugverdientijd?
                  
We zien dat handhavers bijvoorbeeld in de milieuwereld voor grote bedrijven geen partij
                     blijken te zijn. Met de uitbreiding van de wet naar grotere bedrijven moet daar wel
                     aandacht voor zijn. Het is nodig dat handhavers meer inhoudelijke kennis hebben en
                     er moet vaker worden gecontroleerd. Hoe wil de Minister dat realiseren? Is hier ook
                     aandacht voor bij het implementeren van de adviezen van de commissie-Van Aartsen?
                     Ik weet dat dit formeel bij IenW ligt, maar het heeft ook veel impact voor deze bewindspersonen.
                  
De hoge prijsvolatiliteit geeft een hoog investeringsrisico. Dat kan ondervangen worden
                     met bijvoorbeeld een vangnetregeling of door een compensatie bij plotseling dalende
                     energieprijzen. Wil de Minister daar ook naar kijken?
                  
De vaste rekenregels bieden bedrijven nu zoveel interpretatieruimte dat zij de mogelijkheid
                     hebben om de terugverdientijd van vijf jaar te berekenen op een manier die hun het
                     beste uitkomt. Een eenduidiger uitleg is nodig. Wil de Minister hier eens naar kijken?
                  
De voorzitter:
Uw slotzin, alstublieft.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
O, dat is helaas iets te snel.
De meerjarenafspraken met de middelgrote industriële bedrijven en het industrieel
                     mkb waren een succes, maar worden nu vervangen door een wettelijke besparingsplicht.
                     Onderzoek van TNO en KWA Bedrijfsadviseurs laat zien dat voortzetting van de sectorale
                     afspraken en ambities tot wel 1,5 megaton CO2-besparing kan opleveren. De middelgrote industrie vraagt dan ook om een opvolging
                     van de meerjarenafspraken. Mijn laatste vraag, voorzitter: is de Minister bereid om
                     met deze groep bedrijven aan tafel te gaan om te kijken wat het potentieel is qua
                     energiebesparing en hoe dat effectief gemaakt kan worden?
                  
De rest komt later.
De voorzitter:
U heeft er ruimschoots bij gesmokkeld, hoor. De vraag komt nu van de heer Thijssen
                     van de PvdA.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Vindt de ChristenUnie ook dat we dit jaar het Urgendadoel moeten halen? Vindt hij
                     dat de industrie daar ook een bijdrage aan moet leveren?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja. Ik vind dat we ons vooral moeten focussen op de doelen uit het Parijsakkoord en
                     de doelen die we voor 2030 en voor 2050 met elkaar hebben afgesproken. Wat we dit
                     jaar doen, moet dus bijdragen aan het halen van de langetermijndoelen en dus niet
                     een korte klap zijn die het bereiken van langetermijndoelen uiteindelijk frustreert.
                     Dus ja, ik ben niet primair gefocust op 0,1% boven of onder die 25%. Ik ben gefocust
                     op de vraag: halen wij onze doelen in 2030 en 2050? En nog belangrijker: is elke stap
                     die wij nu zetten, niet alleen maar gericht op een CO2-reductiedoel, maar ook op een echte transitie van onze samenleving en onze industrie,
                     zodat we binnen afzienbare tijd – hopelijk zo snel mogelijk – een echt schone samenleving
                     hebben, een schone economie met een schone industrie?
                  
De voorzitter:
De heer Thijssen, tot slot.
De heer Thijssen (PvdA):
Dit was een hele mooie aanpak geweest toen de rechter kwam met de eerste Urgenda-uitspraak.
                     Dat was in 2015, 2017? Toen hadden we nog tijd om iets in te zetten om in 2020 op
                     weg naar 2030 en 2050 de industrie te verduurzamen. Maar nu moet er gewoon gehoor
                     worden gegeven aan een rechterlijke uitspraak en moeten we als een razende CO2-reducties voor elkaar zien te krijgen. Kijk ook naar het IPCC-rapport van eerder
                     deze week. Ik verbaas me toch een beetje over deze uitspraak van de ChristenUnie.
                     Vindt u niet gewoon dat de Nederlandse Staat zich aan de uitspraak van de rechter
                     moet houden en dat dit jaar het Urgendadoel gehaald moet worden?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Natuurlijk vind ik dat de Nederlandse Staat zich aan een rechterlijke uitspraak moet
                     houden. Mijn antwoord zojuist impliceerde ook helemaal niet dat we ons niet aan uitspraken
                     moeten houden. Mijn antwoord impliceert: laten we elke maatregel die we nu treffen
                     en elke euro die we investeren, met belastinggeld ook, laten bijdragen aan de transitie
                     van onze economie en onze samenleving. Dan kan de consequentie zijn – ik snap dat
                     collega Thijssen erop wijst dat dit misschien op gespannen voet staat met net wel
                     of net niet aan een uitspraak voldoen – dat je dit jaar misschien net het Urgendadoel
                     mist, maar volgend jaar en over twee jaar en over drie jaar met extra veel kracht
                     daaraan werkt en nog verder gaat. Ik ben niet zozeer een kortetermijnpoliticus; ik
                     ben een politicus die vast wil koersen op de lange termijn en op korte termijn de
                     beste beslissingen daarvoor wil nemen.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we bij de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat vind ik mooi: geen kortetermijnpoliticus willen zijn. Ik had een vraag over die
                     MEE- en de MJA-afspraken. De convenanten hebben al die tijd deels wel gewerkt. Zouden
                     ze niet een plek kunnen krijgen in de maatwerkafspraak, in de zin dat de penalty's
                     die uiteindelijk aan bedrijven gegeven worden als ze dingen niet halen, voorwaardelijk
                     worden gemaakt? Een bedrijf krijgt bijvoorbeeld alleen een CO2-heffing om de oren op het moment dat bepaalde doelen niet gehaald worden. Die loop
                     zat ook in de MJA- en de MEE-afspraken. Zouden we zoiets ook niet moeten versleutelen
                     in de maatwerkafspraken?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat kan ik niet helemaal overzien. Wat ik wel heb begrepen, is dat die afspraken over
                     het algemeen voor de middelgrote industriële bedrijven goed hebben gewerkt, en die
                     bedrijven zitten niet automatisch in de maatwerkafspraken met de grote uitstoters.
                     Ik heb een aantal vragen gesteld aan de bewindspersonen om dat zo slim mogelijk in
                     te regelen door niet alleen te kijken naar de grote uitstoters, maar naar het hele
                     cluster – dan heb je het vaak ook over middelgrote industriële bedrijven – en om zo
                     slim mogelijk aanvullend op de Wet energiebesparingsplicht, die nu op vijf jaar terugverdientijd
                     wordt ingeregeld, te kijken wat je verder nog kunt afspreken. Of je dan vervolgens
                     een algemeen heffingsinstrument, dus heffing aan de marge, moet inregelen op of je
                     je wel of niet aan de afspraak houdt op individueel niveau of op sectorniveau? Ik
                     weet niet of dat verstandig is, omdat het wel een generiek heffingsinstrument is dat
                     je misschien niet al te specifiek per bedrijf kan gaan uitwerken. Maar als dat wel
                     kan, dan hoor ik het graag. Mij lijkt dat we het niet complexer moeten maken en dat
                     we vooral moeten doen wat nodig is om zo veel mogelijk energiebesparing te realiseren.
                     Volgens mij kunnen de meerjarenafspraken – dat laten TNO en KWA Bedrijfsadviseurs
                     ook zien – daar een bijdrage aan leveren.
                  
De heer Erkens (VVD):
Blij te horen van collega Grinwis van de ChristenUnie dat de weglek niet acceptabel
                     is omdat we daarmee het klimaat niet helpen en we het hier moeten oplossen. Eén vraag.
                     De marginale CO2-heffing kan inderdaad bijten. Ziet de ChristenUnie die marginale heffing als een
                     stok achter de deur om echt verduurzaming af te dwingen, of ziet hij het ook als een
                     forse nieuwe inkomstenbron voor de overheid?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De marginale heffing is nooit bedoeld als inkomstenbron voor de overheid, maar is
                     bedoeld – dat doen we niet alleen via een hogere prijs, maar ook door een aantal dispensatierechten
                     te beperken – om bedrijven niet alleen met een wortel, dus met geld uit het klimaat-
                     en transitiefonds, maar ook met een stok, namelijk heffing aan de marge, te pressen
                     tot verduurzamingsresultaten. Ik hoop dat die stok z'n werk doet en dus nul euro oplevert.
                     Maar als die onverhoopt wel geld oplevert, dan betekent dat dat bedrijven minder leveren
                     dan wij met elkaar beogen. Dat zal overigens nog wel een uitdaging worden voor solitaire
                     bedrijven langs rivieren. Collega Erkens kent ze wel: de baksteenproducenten et cetera.
                     Voor hen wordt het natuurlijk heel ingewikkeld om de duurzaamheidsdoelen te halen.
                     Maar in algemene zin: nee, het moet geen euro opleveren; het moet vooral duurzaamheidsresultaten
                     opleveren.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we bij de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.
De heer Van Raan (PvdD):
Ja, vragen voor deze langetermijnpoliticus. We weten natuurlijk dat 50 jaar industriepolitiek
                     geleid heeft tot waar we nu zijn: een klimaat- en biodiversiteitscrisis. Deze langetermijnpoliticus
                     zit vier jaar in het kabinet; de ChristenUnie nam ook deel aan het vorige kabinet.
                     Earth Overshoot Day is in vier jaar tijd met bijna een halve maand teruggelopen. Earth
                     Overshoot Day valt voor Nederland nu dus in april. Voelt deze langetermijnpoliticus
                     zich net zo verdrietig als deze langetermijnpoliticus over het volstrekte falen in
                     dat streven? Ik gun hem dat streven naar duurzaamheid, maar er komt gewoon helemaal
                     niets van terecht. Voelt hij zich daar nou ook persoonlijk door geraakt?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Maar natuurlijk. Ik heb mijn bijdrage net niet benut om vier minuten lang mijn persoonlijke
                     gevoelens onder woorden te brengen over «als ik naar buiten loop en zie hoe de natuur
                     lijdt onder veel te veel stikstofuitstoot door ons allemaal». Daar hadden we gisterenavond
                     een debat over. Natuurlijk, meneer Van Raan. Het is onze verantwoordelijkheid om goed
                     te zorgen voor ons gemeenschappelijke huis, wat wij in onze traditie «de schepping»
                     noemen. Ik vind dat we dat niet goed met elkaar doen. Daarom ben ik wel blij bij te
                     kunnen dragen aan een beleid dat niet alleen flink wat ambities heeft, maar ook aanscherpingen
                     teweegbrengt op het gebied van bijvoorbeeld groene-energiebeleid of het aanscherpen
                     van CO2-heffing. Mind you, we hebben in Europa een uniek ETS-systeem en CO2-beprijzingsinstrument en als Nederland zetten we daar met die heffing aan de marge
                     nog iets bovenop, om extra snel te gaan ten opzichte van onze Europese concullega's,
                     laat staan ten opzichte van de rest van de wereld. Hebben wij daarmee Earth Overshoot
                     Day op 31 december binnen handbereik? Nee, nog niet, dus daar moet iedere keer een
                     tandje bij. Maar binnen de marges die wij hier in dit ondermaatse hebben, doe ik mijn
                     best om Earth Overshoot Day zo veel mogelijk richting 31 december te krijgen, collega
                     Van Raan, samen met u.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we bij de termijn van de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Onmiddellijke en vergaande uitstootreducties, systeemverandering,
                     gedragsverandering: dat zijn de voornaamste aanbevelingen van het laatste IPCC-rapport.
                     Klimaatrapport op klimaatrapport wordt de boodschap urgenter. CEO's van grote vervuilers
                     weten al decennia dat ze hun verdienmodel moeten veranderen, maar dat hebben ze niet
                     of nauwelijks gedaan. In de hoorzittingen hier in de Tweede Kamer hebben we aan directeuren
                     van bedrijven als KLM, Shell en Tata Steel gevraagd hoe zij zich voorbereiden op een
                     krimpscenario dat past binnen de grenzen van de planeet. Hun schokkende antwoord was
                     in het slechtste geval: daar zijn wij niet mee bezig. Ik zou ze «struisvogel-CEO's»
                     willen noemen. De bedrijfsleiding die wegkijkt van deze onvermijdelijke transitie
                     kiest er dus bewust voor hun bedrijf niet toekomstbestendig te maken. Hoe past dat
                     in het maken van maatwerkafspraken en de wederkerigheid? Hoe past dit bij dat het
                     op kosten gaat van klimaat, natuur en milieu en toekomstige generaties, vaak met steun
                     van de overheid? Hoe lang is dat nog acceptabel voor deze Ministers?
                  
Als een bedrijf de brede welvaart maar blijft schaden, wanneer ze mooie praatjes hebben
                     maar smerige daden plegen, wanneer stopt dan hun licence to operate? Erkennen deze
                     Ministers dat bedrijven als Shell, Tata Steel, Yara Sluiskil en KLM hun licence to
                     operate in rap tempo aan het verliezen zijn, dat ze hard op weg zijn naar een Nokia-scenario,
                     en passant in sommige gevallen voorsorterend op ecocide? De grootindustrie horen we
                     vooral klagen over de door hunzelf veroorzaakte rechtszaken en we horen ze lobbyen
                     om de Groningers nog langer te teisteren met extra gaswinning, gesteund door partijen
                     in deze Kamer.
                  
Voorzitter. Dat wordt normaal gevonden, maar het is de omgekeerde wereld. Wanneer
                     de industrie zich op tijd had aangepast, waren die rechtszaken helemaal niet nodig
                     geweest en hadden de IPCC-rapporten er een stuk rooskleuriger uitgezien. Als de CEO's
                     het niet doen, is het kabinet dan bereid om de werknemers van deze struisvogel-CEO's
                     actief te benaderen en hen uit te nodigen om in een omscholingstraject te stappen
                     richting een baan die wél toekomstbestendig is?
                  
Dit brengt me op de verantwoordelijkheid van de overheid om grenzen te stellen en
                     te toetsen aan de hand van het bredewelvaartsbegrip. Is de Minister het daarmee eens?
                     Het is een verantwoordelijkheid van de overheid om aan te sturen op de gewenste gedragsverandering.
                     Is de Minister het daarmee eens? Het voorgenomen industriebeleid zit propvol fossiele
                     waterstof, biomassa en CCS, dat nooit door die aangekondigde generatietoets zou mogen
                     komen. Om onder de 1,5 graden te blijven dient er een systeemtransitie plaats te vinden.
                     Is het kabinet het daarmee eens? Het industriebeleid van deze regering geeft nog steeds
                     geen blijk van een onderliggende visie op het in samenhang oplossen van de klimaat-
                     en biodiversiteitscrisis. Daar wachten we al een tijd op. Wanneer komt dat? Het uitblijven
                     van integraal beleid is ondertussen niet zonder gevolgen. Verduurzaming gaat nu namelijk
                     gepaard met het uitbesteden van natuurvernietiging.
                  
Ik kom nu op mijn laatste punt. Ik krijg zorgwekkende signalen over een exportkredietverzekering
                     die Atradius DSB op het punt staat te verstrekken aan Boskalis voor de aanleg van
                     een nieuw vliegveld midden in de Filipijnse mangrovebossen. Het is maar een voorbeeld,
                     maar het gebeurt op dit moment aan de lopende band. Een voorbeeld van onduurzame industriepolitiek,
                     gezien de schade aan milieu en natuur die het project zou kunnen hebben.
                  
Voorzitter, tot slot. Over het bewuste schenden van het Urgendavonnis blijft het kabinet
                     het liefst zo stil mogelijk: de rechtsstaat geschonden, de toekomst onzeker. Het is
                     een blamage dat we het nog steeds hierover moeten hebben en ik vraag deze Minister
                     daarom per direct maatregelen te nemen die voor eens en altijd een einde maken aan
                     de vraag of we dit vonnis wel of niet zullen halen. Juist in de industrie liggen grote
                     kansen.
                  
Voorzitter. Verduurzaming van de industrie? Al een halve eeuw falen. Nederland verdient
                     beter, de toekomst verdient beter.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Daarmee komen we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer,
                     maar er is nog een vraag van de heer Grinwis van de ChristenUnie voor de Partij voor
                     de Dieren.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog één vraag. Het is altijd moeilijk te zien wat de consequenties zijn van de voorstellen
                     van de Partij voor de Dieren, omdat ze er niet voor kiezen – dat respecteer ik – hun
                     voorstellen door te laten rekenen. Hoeveel weglek accepteert meneer Van Raan bij de
                     voorstellen? Ik snap het; de Partij voor de Dieren heeft een radicaal perspectief
                     op onze planeet. Dat vind ik alleen maar te prijzen. Tegelijkertijd moet ook meneer
                     Van Raan als collega van ons nadenken over de consequenties van die voorstellen: wat
                     lekt er weg naar het buitenland?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Dat weglekeffect, dat is ook zo'n mooi narratief. Ik zou dat het «omgekeerde slavernijargument»
                     willen noemen: «Laten wij hier weer kinderarbeid invoeren. Laten wij dat goed doen
                     en laten wij die kinderen twaalf uur laten werken in plaats van zestien uur. Laten
                     we dat vooral doen, want wij kunnen dat veel beter. Anders gaat het misschien wel
                     naar het buitenland.» Het is ondenkbaar, zeg ik tegen de heer Grinwis, dat we dat
                     zouden doen. Dus ons laten gijzelen door dat weglekeffect is misschien wel de wortel
                     van al het kwaad, waardoor we dingen niet doen en dingen nalaten. We kunnen het ons
                     niet meer veroorloven. We zullen dat moeten doen en we hebben zelfs de plicht – dat
                     hebben we ondertekend, dat heeft het kabinet ondertekend: het verdrag van Parijs –
                     om andere landen daar zo snel mogelijk en zo veel mogelijk mee te helpen. Maar dat
                     eeuwige gebruik van het weglekargument is dodelijk geworden. Dat zou ik aan de heer
                     Grinwis willen meegeven.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Hier is gewoon sprake van een visieverschil. Het antwoord is geen inhoudelijk antwoord
                     maar een frame. Het is vooral heel veel framing. Natuurlijk moeten we lef tonen als
                     Nederland en dan kunnen we best een risico lopen als het gaat om bedrijvigheid die
                     we onder druk zetten om duurzaamheidsresultaten te boeken. Maar zoals de Partij voor
                     de Dieren ermee omgaat, vind ik echt een groot risico. Uiteindelijk schiet de planeet,
                     ben ik bang, er niets mee op. Er is geen enkele sprake van dat er een omgekeerd slavernijeffect
                     of zo bedoeld wordt met deze vraag. Dat werp ik echt verre van mij.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Nogmaals, zolang we – de heer Grinwis gebruikt «frame», zelf gebruik ik het woord
                     «narratief» – het hebben over het weglekeffect ... Ten eerste is dat er natuurlijk
                     altijd al geweest. Het risico bestaat dus altijd dat andere landen, zeker in het marktdenken
                     van de VVD, iets doen wat wij misschien beter zouden kunnen. Dat is er altijd al,
                     dus dat is geen argument om daar bang voor te zijn. Neem Tata Steel. Eigenlijk zitten
                     we nu in een soort verhaal gevangen waarin we Tata Steel nog de kans geven om te vergroenen,
                     en dan binnen de grenzen van wat Tata Steel vergroenen vindt, namelijk door ijzererts
                     vanaf verre plekken hiernaartoe te slepen, op hoge temperatuur te verbranden om er
                     ijzer van te maken en dat weer te exporteren. Dat is een volstrekt onhoudbaar systeem.
                     Dan willen we dat een beetje vergroenen met wat Tata Steel zelf wil, omdat er anders
                     misschien weleens ergens anders staal wordt geproduceerd. Ik kan u melden dat op andere
                     plekken al veel duurzamer staal wordt gemaakt. Het bedrijfsmodel van Tata Steel is
                     onhoudbaar. Op de manier waarop Tata Steel het nu zelf probeert te doen, kan het niet
                     meer. Er is misschien een kleine kans dat als je tegen Tata Steel zegt «je moet binnen
                     zoveel tijd 100% gaan recyclen» ... Er was gisteren weer een prachtig rapport: als
                     we alle verspilling van grondstoffen een radicale halt toeroepen, hoeven we twintig
                     jaar, twintig jaar, geen grondstoffen te delven. Daar moet je op inzetten, maar daar
                     hoor je Tata Steel niet over. Nee, die denken, vanwege de meepraters over het weglekeffect:
                     nou, we kunnen het best nog wel een tijdje in stand houden, want dan krijgen we subsidie.
                     Dat kan niet meer. Dat zou mijn antwoord zijn.
                  
De voorzitter:
Een laatste vraag voor de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Omdat ik toch wel geprikkeld word door de discussie tussen de heer Grinwis en de heer
                     Van Raan. Het doet me denken aan de luddieten in de negentiende eeuw in het Verenigd
                     Koninkrijk die alle machines kapotsloegen, omdat vooruitgang natuurlijk afschuwelijk
                     is. Een korte vraag, oprecht uit interesse. Welke industrie hoort volgens de heer
                     Van Raan in de toekomst nog wel in Nederland? Welke industrie heeft hier een toekomst?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Daar kan ik mooi aansluiten bij wat de heer Erkens zei. Het is niet aan ons om te
                     zeggen: die industrie wel en die niet. Maar we weten heel zeker dat die industrie
                     binnen de grenzen van klimaat, leefomgeving en veiligheid, dus binnen de grenzen van
                     de planeet, hoort te zitten. Een industrie die Earth Overshoot Day verder naar achteren
                     zet; dat soort industrieën. Industrieën die ons meer laten genieten van meer natuur,
                     van meer schone lucht. Het is wel grappig, Keynes had in de jaren dertig berekend:
                     met de huidige techniek – de techniek van de jaren dertig dus – zouden we met een
                     30-urige werkweek prima kunnen leven. Een prachtig vooruitzicht, een schitterend vooruitzicht.
                     De productiviteit is hoog genoeg; de jaren dertig. Wat zien we nu in 2022? Er wordt
                     alleen maar harder gewerkt. Het bestaan is onzekerder geworden. Hele volksstammen
                     leven in wat we inmiddels een nieuw klasse noemen, het «precariaat». Ze zijn onzeker
                     over hun bestaan, één hypotheekbetaling verwijderd van problemen. De Partij voor de
                     Dieren zegt: we produceren voldoende, er is voldoende productiecapaciteit om een bestaanszekerheid
                     te garanderen. Het zijn politieke keuzes. Industrieën die daaraan bijdragen, hebben
                     een hele mooie plek in Nederland.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De leden van het
                     kabinet hebben aangegeven ongeveer twintig minuten nodig te hebben. Ik schors tot
                     uiterlijk kwart voor, maar ik vraag de leden om ergens tussen twintig en kwart voor
                     hier te zijn, want als de bewindslieden onverhoopt heel snel terug zijn, kunnen we
                     vlot door met de vergadering.
                  
De vergadering wordt van 11.19 uur tot 11.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan beide Ministers, eerst aan mevrouw Adriaansens.
Minister Adriaansens:
Voorzitter, dank u. Voor de beantwoording wil ik graag in een heel korte introductie
                     reageren in algemene zin. Daarna zal ik de vragen beantwoorden aan de hand van vier
                     blokjes. Ik zat eraan te denken om het lijnen te noemen, maar dat is weer verwarrend
                     want die staan ook in de brief. Het worden dus de blokjes. Het eerste blokje zijn
                     de vragen over de visie, toekomst en ambitie. De doelstellingen horen daar ook bij.
                     Het tweede gaat kort over het generieke instrumentarium. Het derde gaat over de maatwerkafspraken,
                     waarover het een en ander is gevraagd. Het vierde blokje zijn de vragen rondom circulair
                     en wat daarmee samenhangt.
                  
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken? Ik zou in principe vier vragen aan de leden willen gunnen,
                     maar er komen natuurlijk ook nog blokjes van de andere Minister. Die heeft er drie.
                     Dan weet u hoe u rekening moet houden met uw verdeling. Welke blokjes zijn dat, vraag
                     ik aan de heer Jetten.
                  
Minister Jetten:
Ik heb een blok over klimaatbeleid in algemene zin, een blok over energiebesparing
                     en tot slot de vragen over kernenergie en biomassa.
                  
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we nu verder met Minister Adriaansens.
Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Het is eigenlijk een bijzonder moment. Ik merk dat alle leden
                     van uw commissie de urgentie voelen. Dat wordt breed gedeeld door het kabinet en het
                     is ook geformuleerd in het coalitieakkoord. We staan eigenlijk op een uniek moment
                     in de ontwikkeling van onze economie en alles wat daarmee samenhangt in de uitdaging
                     om te verduurzamen. Daar hebben we geen discussie meer over. Ik denk dat we soms onderschatten
                     dat dat een onvoorstelbaar groot verschil uitmaakt. We hebben er ook nog geld voor
                     uitgetrokken. Nu hebben we met elkaar de uitdaging om te zorgen dat we dat goed gaan
                     besteden en dat we de goede stappen zetten. Maar ik ben ook blij dat een aantal van
                     uw commissieleden hebben gezegd: we zullen niet alleen maar rechtuit gaan, maar ook
                     af en toe een stapje opzij moeten zetten en moeten bijschakelen. Waarom? Om de manier
                     waarop wij met elkaar leven en wat wij produceren om te leven. Wij zijn verslaafd
                     geraakt. Meneer Van Raan sprak over de slavernij. Toen dacht ik: ja, wij zijn inderdaad
                     verslaafd. Wij zijn verslaafd aan olie en alles wat daarmee samenhangt. Daar moeten
                     we van af. Dat is een verslaving die we met elkaar moeten keren. Die uitdaging hebben
                     we met elkaar aan te gaan. Het zit echt in alles wat wij met elkaar consumeren: in
                     medicijnen, in de producten die we iedere dag gebruiken, van de tandenborstel tot
                     het vervoer dat we kiezen. Het is gewoon een onmisbaar element in ons dagelijks leven.
                     Het ombouwen daarvan vraagt tijd, aandacht en scherpte. We hebben elkaar daarbij heel
                     hard nodig om de scherpte te behouden.
                  
De industrie waar we het over hebben – het is een beetje een no-brainer – zorgt ook
                     voor veel banen. Ik lok een vraag uit, zie ik.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
De eerste van vier. Ik denk dat de Minister gelijk heeft dat het een uniek moment
                     is, maar je zou kunnen zeggen dat elk moment uniek is. 1972 was ook uniek, de Club
                     van Rome. Misschien kan de Minister het nog iets meer duiden. Het IPCC zegt bijvoorbeeld
                     heel duidelijk: het unieke hieraan is dat we echt in de problemen zijn, omdat we afstevenen
                     op 3,2 graden. Dat vindt het IPCC het unieke daaraan. Misschien vindt de Minister
                     er wel uniek aan dat we nu de kans hebben om enorm veel kernenergie te gaan gebruiken.
                     Wat is nou de gronduniciteit van dit moment? Wat is nou het specifieke?
                  
Minister Adriaansens:
Ik bedoelde met «uniek» dat we met z'n allen zien dat het hartstikke fout gaat als
                     wij niks doen en dat het water ons aan de lippen staat. Daar is helemaal geen discussie
                     meer over. Die beleving wordt breed gedeeld.
                  
De voorzitter:
De tweede vraag.
De heer Van Raan (PvdD):
De tweede vraag is meer een uitnodiging aan de Minister. De Minister is nieuw. Het
                     komt ook aan op de mindset waarmee je dit gaat aanpakken. De Minister zegt: dan gaat
                     het mis. Zou het niet veel eerlijker zijn om te zeggen: het is verschrikkelijk aan
                     het misgaan, al een tijd geleden? Dan kun je nog steeds van mening verschillen over
                     hoe je het moet aanpakken. Maar de gedachte dat het nu goed zou gaan en dat het misgaat
                     als we niks doen, dat is toch een bepaalde mindset. Is de Minister het met mij eens
                     dat die mindset misschien niet helemaal gewenst is, gezien de urgentie? Het is al
                     verschrikkelijk misgegaan. Hoe dat dan komt, is weer een heel ander verhaal; daar
                     hoeven we het nu niet over te hebben. Is de Minister bereid daar eens over na te denken?
                  
Minister Adriaansens:
Dat nadenken, wat meneer Van Raan bedoelt, gebeurt zeker. De vraag is hoe je het benoemt
                     en hoe je het duidt. Op dit moment geef ik aan dat wij de urgentie delen. Ik heb niet
                     zo'n behoefte aan een schuldvraag. Ik zeg dat het een uniek moment is in die zin dat
                     eigenlijk over het hele breedte van onze samenleving die urgentie wordt beleefd en
                     dat we met elkaar aan de lat staan om te zorgen dat we het gaan keren. Dat is een
                     uitdaging die we met elkaar aan moeten gaan.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. We hebben die bijzondere opgave te doen. Daarom hebben we de ambities
                     van het klimaatbeleid verhoogd, ook in lijn met de Europese Green Deal. We willen
                     met elkaar de energie- en grondstoffenafhankelijkheid verminderen door verduurzaming
                     en door circulariteit te versnellen. In de brief hebben we vier lijnen aangegeven.
                     Die ga ik hier niet herhalen; die heeft u gezien. Heel belangrijk in de aanpak die
                     we kiezen, is dat we het samen doen met alle bedrijven in Nederland en met name de
                     industrie. Ik denk dat dat een heel belangrijk vertrekpunt is voor de aanpak die wij
                     kiezen.
                  
Voorzitter. Ik kom bij het blokje ambitie en alles wat daarmee samenhangt. Er waren
                     met name vragen van mevrouw Kröger en de heer Bontenbal. De heer Bontenbal vroeg of
                     de volgorde niet zou moeten zijn om maatwerkafspraken te maken met bedrijven, te bezien
                     tot welke extra CO2-reductie dat leidt en dan te kijken of er extra belastingen nodig zijn. Wij hebben
                     aangegeven dat de opgave voor de industrie 5 tot 5,9 megaton is, die eventueel verhoogd
                     kan worden door maatwerkafspraken. We bedoelen daarmee dat we in ieder geval 4 megaton
                     van die 5 tot 5,9 megaton borgen door de CO2-heffing en dat er minimaal nog 1 tot 1,9 megaton behaald moet worden door de maatwerkafspraken.
                     Daarboven kan zeker nog een boel gebeuren. Dat gaan we bekijken terwijl we die afspraken
                     maken. Wij zullen inzetten op zo veel mogelijk reductie, maar dit is nu in ieder geval
                     ons vertrekpunt.
                  
Mevrouw Kröger vraagt waarom 5,9 megaton niet helemaal onder de heffing valt. Het
                     probleem is dat dan ook de kleine industrie heel hard wordt geraakt en niet alleen
                     de grote uitstoters. De keuze in het beleid is geweest om nu vooral te kijken naar
                     de hele grote uitstoters en daar de extra reductie te halen. De top twintig stoot
                     ruim 60% van de CO2 uit en heeft meer handelingsperspectief om dat te reduceren. Wij kiezen dus beleidsmatig
                     voor de aanpak om die 1 tot 1,9 megaton te halen bij de grote uitstoters.
                  
Voorzitter. Als we het hebben over de visie en de toekomst ... Moet ik een pauze houden
                     voor een vraag?
                  
De voorzitter:
Jazeker. Mevrouw Kröger van GroenLinks wil graag een vraag stellen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het antwoord van de Minister verbaast me een beetje. Als we koersen op 60% CO2-reductie in 2030 en de industrie een eerlijk aandeel moet leveren, dan is die 5,9 megaton
                     additionele reductie toch nodig? Waarom zou je je CO2-heffing dan niet gebruiken als instrument om de industrie daadwerkelijk te krijgen
                     waar we ze hebben moeten? Waarom zou je dat stukje, die 1,9 megaton, doen via peperdure
                     maatwerkafspraken? Dan kom ik toch een beetje op de vraag van de heer Thijssen over
                     kosteneffectiviteit.
                  
Minister Adriaansens:
Het zal u niet verbazen, maar ik ben best heel enthousiast over de keuze die we maken
                     om het op deze manier te doen en juist niet alles via de CO2-heffing te doen. Waarom? Omdat we met die bedrijven echt op maat tot in de diepte
                     gaan om te begrijpen wat zij nodig hebben om de transitie door te maken. We zijn gecommitteerd,
                     we zijn medeplichtig om te zorgen dat we dat voor elkaar krijgen. Je zou als overheid
                     passief kunnen zeggen: we gaan achterover hangen, we doen een CO2-heffing en laat ze het maar voor elkaar krijgen. Maar dat is te makkelijk. We hebben
                     bewust gekozen voor die gezamenlijke aanpak, omdat we menen dat we daarmee die versnelling
                     kunnen realiseren en dat die impact zal hebben voor het hele bedrijfsleven.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger. Anders ga ik naar de heer Bontenbal.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Maar het feit dat er wordt gekozen voor maatwerk, naast het hele woud van andere manieren
                     waarop het bedrijfsleven gestimuleerd wordt om te verduurzamen, staat toch los van
                     of je zegt: dit is het doel waar de industrie aan moet voldoen voor die 60% en daar
                     regelen we de CO2-heffing op in? Dat is toch de meest kosteneffectieve manier om die CO2-reductie te boeken? Ik snap het dus werkelijk niet. Is dit niet eigenlijk een manier
                     om te zeggen: we verlagen de doelstelling voor de industrie een beetje? Want met die
                     4 megaton ga je die 60% nooit halen. Dat weet de Minister en dat weet de Minister
                     voor Klimaat zeker, in ieder geval. En eigenlijk laat je die 1,9 over; daar trek je
                     miljarden voor uit. Dit is toch een heel wonderlijke manier van industriepolitiek
                     bedrijven, laat staan van het halen van je klimaatdoelen?
                  
Minister Adriaansens:
Voor alle helderheid: ik krijg net te horen dat we met de CO2-heffing ongeveer 59% van die reductie gaan behalen. Het is dus niet zo dat dit niet
                     gebeurt. Dat staat ook in de rapporten van het PBL; die kunt u nalezen. Even voor
                     alle helderheid. Er zijn 300 ETS-bedrijven die onder de CO2-heffingen vallen en we gaan nu daarenboven extra afspraken maken met de grote uitstoters,
                     dus boven op wat we al gaan halen volgens de voorspellingen; die moeten immers nog
                     maar gerealiseerd worden. Het mooie daarvan is dat we verdergaan dan 2030. Het gaat
                     dus echt over energieneutraal zijn in 2050.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Volgens mij moeten we dit helderder maken. Volgens mij kun je dit namelijk helemaal
                     niet knippen. Er is een totaalpakket aan belastingen, de CO2-heffing, maatwerkafspraken en nog allerlei andere generieke dingen zoals de SDE++
                     en de VEKI. Dat leidt tot een aantal megaton in 2030. Maar omdat ze allemaal onder
                     hetzelfde ETS vallen, kun je niet zeggen: 4 megaton gaat via CO2-heffing en de rest gaat via maatwerkafspraken. Die maatwerkafspraken zullen tot reductie
                     leiden. Dat zit gewoon weer in diezelfde bedrijven die onder die heffing vallen. Dit
                     kun je dus volgens mij zo niet zeggen. Je moet gewoon zeggen: we maken een totaalpakket
                     van wortel en stok; dat moet kloppen en dat moet tot een aantal megatonnen leiden
                     waarvan we denken dat het kosteneffectief is, vergeleken met andere sectoren. Ik ben
                     heel bang dat we eerst heel groot die CO2-heffing inregelen en dat er vervolgens van alles overblijft. Ik denk dat het een
                     totaalpakket moet zijn. Daar volgt dan een doel in megatonnen uit.
                  
Minister Adriaansens:
Ik kan mij zeer zeker vinden in de wijze waarop de heer Bontenbal het formuleert.
                     Maar wij hebben in de brief wel indicaties gegeven waar wij de opbrengst verwachten.
                     Ik denk dus dat het elkaar in die zin niet zo veel ontloopt. We streven met elkaar
                     naar die reductie en we sturen op die 4 megaton uit die CO2-heffing. Daarenboven gaan de maatwerkafspraken meer opleveren. Ik voel me niet belemmerd
                     door die grens van 1,9. Het zou geweldig zijn als het meer is.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik blijf het toch een wonderlijk antwoord vinden, eerlijk gezegd. Ik snap het niet.
                     We hebben een effectief instrument, namelijk die CO2-heffing, waar het PBL en het kabinet helemaal lyrisch over zijn, en we komen nog
                     een klein beetje tekort. Ik snap niet dat die heffing dan niet gewoon wordt ingesteld,
                     zodat die laatste 1,9 megaton ook wordt gehaald en we daar niet 3 miljard euro aan
                     gaan uitgeven. De Minister zegt: we gaan nu in gesprek met de grote vervuilers en
                     we weten tot na 2030 in heel diepe analyses wat zij precies nodig hebben. Niets staat
                     u in de weg om dat toch sowieso te doen? Ik snap ook niet zo goed dat die 280 andere
                     bedrijven moeten worden ontzien en dat daarom die knip wordt gemaakt. Dat was de andere
                     reden die de Minister noemde. Zij zei: dat is de kleine industrie. Dat zijn wel gewoon
                     280 ETS-bedrijven. Ik snap dat gewoon niet. Waarom doen we het niet gewoon met de
                     CO2-heffing?
                  
Minister Adriaansens:
Er is meer te behalen met maatwerkafspraken dan wij denken. Maar het heeft vooral
                     te maken met inzicht in wat er nodig is om de transitie door te maken. De vraag is
                     waar we die 3 miljard aan gaan uitgeven. Als wij de doelstellingen niet snel genoeg
                     halen, dan zullen we inderdaad moeten bekijken of andere instrumenten zoals wellicht
                     de CO2-heffing aangescherpt moeten worden. Maar de insteek is nu dat we zeggen: we gaan
                     met die bedrijven dit traject in, om ook ervoor te zorgen dat we na 2030 doorontwikkelen
                     naar die energieneutrale technologieën. Daar gaat het immers over.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik geloof dat ik er steeds minder van begin te snappen. Ik snap het werkelijk niet.
                     Ik snap niet waarom de CO2-heffing niet zo kan worden ingeregeld dat de hele doelstelling gewoon wordt gehaald.
                     Het lijkt me heel verstandig dat u gesprekken heeft met die bedrijven om te snappen
                     hoe zij klimaatneutraal worden in 2050. Dat moet u vooral doen.
                  
Eerlijk gezegd is mijn tussenconclusie: de CO2-heffing wordt ingeregeld voor een heel groot stuk, dan houden we nog 2 megaton over
                     en dan gaan we met twintig bedrijven kletsen en gaan we daar 3 miljard aan uitgeven.
                     Dat is gewoon een hand-out aan de grootste vervuilers van het land, die het minste
                     bijdragen. Daar gaan we dan nu nog eens extra 3 miljard naartoe schuiven om in maatwerkafspraken
                     aan ze te geven. Ik snap het werkelijk niet. U heeft zo'n krachtig instrument in handen.
                  
Minister Adriaansens:
Ik denk niet dat ik er met de heer Thijssen en mevrouw Kröger uitkom over waar je
                     op moet inzetten om het te bereiken. Wij hebben gekozen voor deze verdeling van instrumenten.
                     Volgens mij is het aan ons om nu te kijken hoe we de voortgang goed kunnen monitoren.
                     Ik hoop daar dan ook heel transparant over te kunnen spreken met u. We zijn gericht
                     op hetzelfde doel en wij hebben ervoor gekozen om het op deze manier in te richten.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik zal ook mijn steentje aan deze discussie bijdragen. Die heffing realiseert natuurlijk
                     alleen reductie wanneer er inderdaad handelingsperspectief is voor bedrijven om te
                     kunnen verduurzamen. Het laaghangend fruit pakken ze sowieso al op door een heffing
                     en nu ook door de hoge energieprijzen, maar er komt een punt waarop die bedrijven
                     ook naar de overheid kijken om technologieën te kunnen implementeren die gewoon nog
                     niet volledig marktrijp zijn, waar meer risico's in zitten of die bepaalde infrastructurele
                     randvoorwaarden in zich hebben. Simpelweg die heffing opdraaien en dan maar geloven
                     dat al die bedrijven dat kunnen doen, is ook gewoon naïef, in alle eerlijkheid. In
                     het verleden hebben we niet voor niks de SDE++ ingezet, effectief, om veel stappen
                     te zetten. Je ziet dat bij die grote clusters – Tata is daar een voorbeeld van; dat
                     heeft studie van Roland Berger ook gezegd – dat daar het instrumentarium niet goed
                     op past. Hoe ik die maatwerkafspraken voor me zie, is om daar invulling aan te geven,
                     aan die grote unieke situaties, om meer te vragen van die bedrijven dan ze in bijna
                     elk land van de wereld nu moeten gaan doen. Zweden loopt inderdaad voorop daarin,
                     maar er zijn heel veel landen die dat niet doen. Wij willen eigenlijk dezelfde richting
                     inslaan. Hoe zorgen we dat de industrie die stap zet? In principe zie ik de CO2-heffing op die manier ook als de stok die ervoor moet zorgen dat ze het gaan doen.
                     Maar de overheid moet er wel voor zorgen dat de bedrijven de stap kunnen zetten, want
                     anders ga je die heffing hoger en hoger maken en dan vallen ze uiteindelijk om.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Erkens (VVD):
Bent u het daarmee eens, Minister?
Minister Adriaansens:
Ik zou het af kunnen doen met ja. De kern van het verhaal is inderdaad dat die wederkerigheid
                     echt goed vormgegeven moet worden. Dat is denk ik ook een reactie op een aantal van
                     uw eerdere inbrengen. De verontwaardiging of de verbazing over waarom we dat niet
                     eerder in een goed tempo voor elkaar hebben gekregen, heeft daar natuurlijk ook heel
                     veel mee te maken. Je hebt gewoon een backbone nodig en waterstof. Je hebt CCS nodig.
                     Je hebt allerlei middelen nodig om tot die betere productie te komen en dat moeten
                     we samen doen. Dus hier zit een wederkerigheid in die ons allemaal gaat helpen.
                  
De voorzitter:
Ik zag eerst de heer Van Raan en daarna de heer Bontenbal.
De heer Van Raan (PvdD):
Over die wederkerigheid. Ik neem aan dat de Minister de conclusies van het IPC in
                     zijn laatste rapport onderschrijft: systeemtransitie, gedragsverandering. Wat ik begrijp
                     van de verduurzamingsplannen van bijvoorbeeld Tata Steel is dat die weliswaar in hun
                     ogen gaan verduurzamen, maar dat het onderliggende bedrijfsmodel van Tata Steel nog
                     steeds is ijzererts van de andere kant van de wereld halen, hier naartoe vervoeren
                     met schepen die überhaupt niet onder Parijs vallen, het hier met hele hoge temperaturen
                     met een beetje groen aardgas, wat dat er dan is, wat eerst bruin waterstof is, gaan
                     omsmelten naar staal dat vervolgens weer voor 80% wordt geëxporteerd. Ik hoor de Minister
                     heel weinig over de onderliggende systeemtransitie die nodig is.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is? Er zijn nu twee leden achter elkaar die best wel betogen aan het houden
                     zijn. Dat is eigenlijk niet de bedoeling. Uw vraag is?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ja. Ik zal niet vragen: bent u het daarmee eens? Hoort bij die wederkerigheid dan
                     ook dat dat bedrijfsmodel, het huidige bedrijfsmodel van bijvoorbeeld Tata Steel,
                     niet meer thuishoort in Nederland? Is dat ook het uitgangspunt van dit kabinet? Of
                     niet?
                  
Minister Adriaansens:
Wij gaan niet hier een planeconomische uitspraak doen. Zo zit dit kabinet niet in
                     de wedstrijd. Over het bedrijfsmodel dat Tata Steel gaat voorstellen, ga ik nu geen
                     mening vormen. Ik ken het namelijk niet. Ze zijn bezig met hun plannen en wij verwachten
                     voor de zomer daar de eerste schetsen van te zien. We zullen dat toetsen, we zullen
                     dat valideren en we zullen dat ook delen met uw Kamer.
                  
De voorzitter:
Derde vraag, meneer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Dat is inderdaad het gevaar als je een voorbeeld noemt, want dan gaan Ministers meestal
                     dat ene voorbeeld helemaal uitvergroten en vervolgens uitleggen waarom ze er niks
                     over kunnen zeggen. Dat snap ik. Mijn fout, excuus daarvoor! Laat ik ’m anders stellen:
                     hoort bij die wederkerigheid ook een grondige systeemanalyse en een uitspraak over
                     de systeemtransitie en de gedragsverandering? Daarover zegt de wetenschap dat we die
                     door moeten gaan in die wederkerigheid. Hoe zien we dat terug in die maatwerkafspraken?
                  
Minister Adriaansens:
Ik kom zo nog even terug op die maatwerkafspraken in het afsprakenkader dat we daarvoor
                     willen maken. In andere debatten heb ik onder andere in reactie op vragen van mevrouw
                     Kröger al gedeeld dat het heel erg belangrijk is dat we met elkaar ook wat meer uitspraken
                     durven te doen over de economie die je in dit land in 2040 zou willen hebben. Dat
                     moeten we doen, zonder dat je voorschrijft: ik wil het ene bedrijf wel en het andere
                     niet. Maar dan heb je het veel meer over de bijdrage die een bedrijf in ons land zou
                     moeten leveren. Dat gaat over veel meer dan over het verdienvermogen sec. Dat gaat,
                     en volgens mij refereerde u daar zelf ook aan, over de bredere welvaart. Om even een
                     ander voorbeeld te noemen, in de doelstelling van het Groeifonds zie je dat naast
                     het verdienvermogen ook wordt gevraagd dat de projecten die we voor innovatie gaan
                     subsidiëren, bijdragen aan klimaat, milieu en de bredere welvaart zoals we die met
                     elkaar hebben omschreven. Die beweging maken we en ik bedoel dat dat ook echt een
                     omslag is in het economisch denken.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
De CO2-heffing zoals die is ingericht, gaat volgens mij over 14,3 megaton. Dat was het effect
                     van dat instrument. Stel nu dat u er na een rondgang langs allerlei bedrijven, bijvoorbeeld
                     die twintig, achter komt dat als we flink aan de slag gaan met de juiste stimulering,
                     we op 20 of zelfs wel op 25 uit kunnen komen. Bent u dan bereid om ook dat hele instrumentarium,
                     bijvoorbeeld zo'n CO2-heffing, opnieuw te bekijken? Er zit gewoon een afruil tussen en volgens mij is het
                     uitgangspunt dat de stok en de wortel in balans moeten zijn. Dus hoe hard is die 4 megaton?
                  
Minister Adriaansens:
Voorzitter, de stok en de wortel! Drie maanden geleden wist ik niet wat dat betekende.
                     Ik ben er inmiddels wel achter dat dat met elkaar in verband staat.
                  
Ja, ik denk dat we dat moeten doen. We zetten nu een instrumentarium in, waarmee we
                     doelstellingen hopen te behalen, en we moeten dat echt heel strak monitoren om te
                     bepalen wat het effect is van wat. In die zin zou ik het debat ook iets meer willen
                     keren naar «zijn we nou de goede dingen aan het doen?» in plaats van ons continu vast
                     te pinnen op een megatonnetje meer of minder. Als de reductie eroverheen gaat, zijn
                     we volgens mij allemaal heel erg blij. En daar sturen we ook op.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik heb een vraag om even wat meer duidelijkheid te krijgen. In het coalitieakkoord
                     hebben we afgesproken dat we een CO2-heffing nodig hebben om onze ambities waar te maken. De ervaring van de afgelopen
                     tien, vijftien, jaar is dat een voldoende hoge prijsprikkel heel effectief is. Is
                     de Minister het met mij eens dat die CO2-heffing juist kan bijdragen aan die maatwerkafspraken? Dat is eigenlijk de basis
                     onder het beleid dat jullie gaan maken in opdracht van de coalitie.
                  
Minister Adriaansens:
In antwoord op de vraag van de heer Boucke: ja, dat is inderdaad de basis onder het
                     beleid. Die CO2-heffing is effectief en kan heel effectief zijn. Dat wordt ook aan alle kanten bevestigd.
                     De uitdaging is natuurlijk wel om niet iedereen kapot te prijzen en te zorgen dat
                     we onze economie in stand houden. We zijn een exportland en we moeten zorgen dat we
                     met elkaar het geld genereren dat nodig is om die vernieuwing te blijven vormgeven,
                     te kunnen blijven leven en onze zorg te kunnen betalen. Ik kan zo nog wel even doorgaan,
                     maar het is dus wel een balans die we zoeken. Je kunt die CO2-heffing wel oneindig opvoeren, maar daarmee hol je het land ook uit. We moeten dus
                     die balans zoeken.
                  
De heer Boucke (D66):
Dank voor het antwoord, want dat schept inderdaad duidelijkheid. Ik wil het net iets
                     scherper hebben, want het gaat mij erom dat het wel de basis onder ons beleid moet
                     zijn. Dat we bedrijven niet kapot moeten maken, daar zijn we het zeker over eens.
                     Maar het is wel de basis die we met elkaar gekozen hebben om tot maatwerkafspraken
                     en emissiereductie te komen.
                  
Minister Adriaansens:
Het antwoord is ja.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is echt wel lastig, want we gaan nog een heel debat voeren en we hebben maar vier
                     interrupties. Alleen is dit toch wel een beetje het fundament. We hebben een industrie
                     en die levert niet op CO2-reductie. Daar hebben we een groot probleem. De vervuiler ... Nou ja, goed. Als je
                     kijkt naar hoe de CO2-uitstoot van de industrie afneemt, zitten we op een soort – hoe heet dat? – flatliner.
                     De vraag is als volgt. We willen een systeem waarin de vervuiler eindelijk gaat betalen.
                     Dit kabinet trekt een heleboel geld uit om de industrie te gaan verduurzamen. En hét
                     instrument waarmee je dat op een eerlijke manier kan doen, is een CO2-heffing. Die is bewezen effectief, maar we koersen desalniettemin niet op wat nodig
                     is voor 60%. Het kabinet gaat immers bewust lager zitten, namelijk op die 4 megaton
                     extra. En over wat je nodig hebt, zeggen we: nee, dat doen we met die 3 miljard maatwerk
                     voor de twintig grootste vervuilers. Dit is een onbegrijpelijke keuze!
                  
Minister Adriaansens:
De beeldvorming dat bedrijven niks doen, wil ik echt bestrijden. Dat is niet waar.
                     Dat is ook niet correct. Ik zoek nog even naar die cijfers, maar anders moet ik die
                     dadelijk in de tweede termijn even geven. Dat gaat dan om de verhouding tussen die
                     4 megaton en het exacte percentage. Anders zitten we nu allerlei bedragen en percentages
                     over elkaar heen uit te storten en dat is volgens mij niet effectief. Ik wil bestrijden
                     dat bedrijven daar niet voldoende aan doen. Zij doen dat, alleen worden zij ook geremd,
                     doordat de vergunningaanvragen megalang duren en doordat de infrastructuur niet op
                     orde is. Laten we wel wezen, het is vaak een onrendabele top om nieuwe technologieën
                     te implementeren. Wij zien dat ze tegen belemmeringen aanlopen. Daar zijn wij dus
                     ook aan zet met elkaar. Die weg moeten wij gaan. Dat is ook wat er wordt voorgesteld
                     in de brief.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Even voor alle helderheid. Ik vraag eigenlijk om een reactie van de Minister op wat
                     ik nu ga zeggen. Voor mij zijn de maatwerkafspraken en de aanscherping van de heffing
                     en de marge twee zijden van dezelfde medaille. De maatwerkafspraken zijn de bedding
                     waarmee wij wederkerig tot CO2-reductie en tot een transitie van onze economie en industrie willen komen. De methode
                     waarmee je dat op papier afdekt, bijvoorbeeld bij een planbureau, is een aanscherping
                     van de heffing aan de marge, want iemand die een maatwerkafspraak moet doorrekenen,
                     zal daar nooit een megatonnetje CO2-reductie aan hangen. Maar bij een aanscherping van de CO2-heffing aan de marge dan wel het verminderen van het aantal dispensatierechten gebeurt
                     dat wel. Dat is toch hoe het werkt? Het zijn toch zeker twee zijden van dezelfde medaille,
                     samenhangende instrumenten?
                  
Minister Adriaansens:
Volgens mij zeggen we met andere woorden hetzelfde. Ik ben dat eens met de heer Grinwis.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. Ik kom bij een vraag van mevrouw Kröger. Zij vroeg of we de raffinaderijen
                     niet zouden moeten sluiten. Maar ik zie nu mevrouw Kröger non-verbaal aangeven dat
                     ik waarschijnlijk de vraag verkeerd heb begrepen, maar ik denk dat zij mij dan wel
                     zal corrigeren.
                  
Op dit moment heeft het, zoals ik net al aangaf, nog steeds een belangrijke rol in
                     ons functioneren: weg-, zee- en luchttransport, de hele industrie en de toeleveranciers
                     van de chemiesector. De raffinaderijen moeten zich aanpassen. Ik heb u al aangegeven
                     dat het belangrijk is dat we daar iets meer richting aan geven door aan te geven wat
                     zij moeten doen. En daar zijn we mee bezig.
                  
GroenLinks vroeg of er een plaats is voor kunstmestbedrijven die draaien op groene
                     waterstof. In een groenewaterstofeconomie zullen ook nieuwe logistieke modellen ontstaan
                     en voor een aantal bedrijven is de prijs van groene waterstof van groot belang. Op
                     dit moment vindt een hele snelle technologische en businessontwikkeling plaats van
                     groene waterstof, zowel qua kostprijs als qua hoeveelheid. We kunnen nu nog niet zeggen
                     of groene kunstmest levensvatbaar is, maar dat is wel waar op dit moment aan wordt
                     gewerkt. Het is aan de bedrijven zelf om met goede voorstellen voor die levensvatbaarheid
                     te komen. In de maatwerkafspraken kunnen wij dan kijken of wij die als volwaardig
                     toetsen, zowel op levensvatbaarheid als op de inhoud van het plan en de bijdrage aan
                     besparingen en reducties.
                  
Volgens mij hebben we al het nodige over de versnelling gezegd. Doordat we met de
                     maatwerkafspraken en wederkerigheid aan de slag gaan, staan wij ook heel erg aan de
                     lat om de infrastructuur te versnellen. Daar zal de heer Jetten ook het nodige over
                     zeggen. Die processen lopen, zoals u ook weet, in bijvoorbeeld het MIEK en de clusterplannen.
                  
De heer Bontenbal vroeg naar de volgordelijkheid en de samenhang der dingen. Daar
                     heb ik in de interrupties volgens mij al het nodige over gezegd. U zegt, meneer Bontenbal,
                     dat er een hele grote samenhang is tussen de wortel en de stok. Dat ben ik volledig
                     met u eens. Ik denk dat we elkaar op deze manier ook heel erg scherp houden. Dat is
                     terecht, want we moeten leveren en zorgen dat die faciliteiten op orde zijn. Daaronder
                     valt bijvoorbeeld ook de vergunningverlening. Daarin zullen we gezamenlijk moeten
                     optrekken, bijvoorbeeld met de Staatssecretaris van IenW.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Om het concreet te maken: stel je bent een papierfabriek in Gelderland en er is niet
                     op tijd een waterstofbackbone, dan word je straks wel aangeslagen voor een hoge CO2-heffing. Er zijn gewoon bedrijven die straks niet de infrastructuur of een geschikte
                     SDE++ hebben, maar wel met die CO2-heffing worden aangeslagen. Er zullen verder ook bedrijven zijn die rekenen op de
                     overheid en denken dat die waterstofbackbone in 2026 voor de deur zal liggen. En dan
                     blijkt de overheid dat pas in 2028 te doen. Ondertussen telt die CO2-heffing dan gewoon door. Ik ben daarom bang dat wij die CO2-heffing als eerste inregelen, maar dat er bij de rest tegenslagen komen. Bedrijven
                     zijn daardoor dan wel het haasje. Ik vind daarom dat dat bij elkaar hoort. Een bedrijf
                     krijgt de keus om te verduurzamen in Nederland. Het wordt dan geholpen en krijgt de
                     penalty's. Maar als de emissies niet vermijdbaar zijn, vind ik het heel lastig om
                     die bedrijven zo hard aan te pakken met een heffing. Bent u het daarmee eens?
                  
Minister Adriaansens:
Het is heel goed dat de heer Bontenbal ons daarin scherp houdt. Ik denk inderdaad
                     dat hier een bepaalde spanning op zit. Het is niet zo dat wij dat nu niet overzien
                     en niet weten. Wij kennen de clusterplannen, wij kennen de CES en wij hebben de MIEK.
                     We weten waar de behoeftes liggen. Dus daar kunnen wij rekening mee houden als we
                     investeringen doen. Maar het is niet zo dat je op dit moment kan garanderen dat iedereen
                     daar op elk moment of op het gelijke moment profijt van kan hebben. Dus we zullen
                     goed moeten bewaken dat wat we vragen redelijk blijft. Daar kunnen we elkaar bij helpen,
                     denk ik.
                  
De heer Erkens (VVD):
Een korte vervolgvraag. We kiezen ervoor om die maatwerkafspraken in te regelen met
                     de grote vervuilers, de grote bedrijven. Dat is ook logisch als je de CO2-uitstoot wilt verminderen, want daar komt de meeste CO2-uitstoot vandaan. Tegelijkertijd zal die spanning dus wel meer komen te liggen op
                     de kleinere industrie en de kleinere ETS-bedrijven. Ik denk dat het in een groot deel
                     van de gevallen specifiek het zesde cluster zal raken. Om nou overal maatwerk te gaan
                     afspreken lijkt me ook ondoenlijk, gezien de snelheid die we willen bewerkstelligen.
                     Tegelijkertijd hebben we met de glastuinbouw in het verleden sectorafspraken gemaakt.
                     Zou het misschien een oplossingsrichting zijn om ook voor die zesde industrie, bijvoorbeeld
                     de papierindustrie of de baksteenindustrie, in ieder geval te kijken naar sectorale
                     afspraken? Dan komt er namelijk wel een soort duidelijkheid op de lange termijn, misschien
                     nog iets meer hoog-over, en weten ze wel waar ze aan toe zijn en wanneer ze aan de
                     beurt zijn. Dan kunnen ze dus hun investeringen beter plannen.
                  
Minister Adriaansens:
Ik denk dat het goed is dat de heer Jetten daar zo dadelijk even op doorgaat. Maar
                     het is zeker een goede suggestie en we zullen daar zo wat dieper op ingaan.
                  
Voorzitter. Ik kom bij de vraag van de heer Boucke. Maar ook de heer Thijssen vroeg
                     wat we doen als een bedrijf niet kan voldoen aan de eisen of aan de prijsverhogingen
                     die samenhangen met CO2. Dat kan leiden tot opheffing, verplaatsing of een faillissement. Wat gebeurt er
                     dan met de werknemers? Zijn die overgeleverd aan dit soort ontwikkelingen? En zo ja,
                     wat kunnen we daar dan aan doen? We hebben het hier eerder in een ander debat al over
                     gehad en ook toen heb ik hierover met de heer Thijssen gesproken, maar voor alle helderheid:
                     het initiatief voor een sociaal plan ligt bij werkgevers en werknemers. Hij weet heel
                     goed hoe dat werkt. Wij hebben daar als Rijk geen rol in, maar wij kunnen wel andere
                     dingen doen. Wij kunnen wel zorgen dat we mensen helpen om om te scholen. Wij kunnen
                     wel zorgen dat we voldoende prikkels hebben in het systeem en de arbeidsmarkt, zodat
                     mensen daarover op tijd geïnformeerd worden, op tijd voorlichting krijgen en op tijd
                     geholpen worden om een ander vak te leren.
                  
We zullen hen zo in staat stellen om daarin te bewegen. Het is niet zo dat we op dit
                     moment te maken hebben met te weinig arbeidsplaatsen. Er is een overvloed aan plekken
                     waar je kunt werken, maar we moeten mensen wel in staat stellen om daarbij te komen.
                     We hebben op dit moment al heel veel initiatieven om mensen te helpen. We hebben een
                     instrumentarium rond een leven lang ontwikkelen, het STAP-budget. We hebben omscholing
                     naar kansrijke beroepen in de ICT en de techniek. En we hebben het Techniekpact en
                     de Techniekcoalitie Limburg. Het is nu zaak om te kijken welke van deze initiatieven
                     succesvol zijn en welke we kunnen opschalen. Dat is de volgende stap. Ik zal daarover
                     een brief sturen aan de Kamer. Die heet dan heel mooi Aanvalsplan arbeidsmarktkrapte.
                     Soms lijkt het alsof je meer doet als je agressievere woorden gebruikt, maar volgens
                     mij doen we echt een heleboel. Daar wil ik nu graag even naar verwijzen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank voor het antwoord van de Minister. Ik kreeg net al tweetjes van sectoren als
                     de energiecorporaties waarin staat: nou, als er mensen over zijn, dan willen wij ze
                     wel, want het gaat als een tierelier. Dus in deze arbeidsmarkt gaat het makkelijk.
                     Maar we hebben het over een transitie van twintig jaar en 1,7 miljoen banen. Ik ben
                     het eens met de Minister dat een sociaal plan aan de bedrijven is, maar daar ligt
                     ook precies mijn zorg. Bedrijven gaan niet altijd netjes om met hun mensen, zeker
                     bedrijven met verre buitenlandse aandeelhouders niet. Kijk maar hoe het is gegaan
                     bij de Onyx Power Centrale. Daar was de FNV ook niet heel erg blij met hoe het allemaal
                     ging. We gaan een enorme transitie in en ik denk ... Nee, «ik denk» niet, want macro-economisch
                     is het een succesverhaal. Er komen meer mensen bij en we zouden daarom kunnen zeggen:
                     maak je geen zorgen. Maar het gaat precies over de mensen die nu wel een fossiele
                     baan hebben en denken: ja, maar hoe gaat het dan straks? Daarom is het voorstel van
                     de Partij van de Arbeid: zorg nou gewoon voor rust. Zorg nou gewoon voor zekerheid.
                     Zorg er nou gewoon voor dat we met een werkgarantiefonds al die bedrijven op de huid
                     gaan zitten, zodat ze zorgen voor een goed sociaal plan. Dan kunnen mensen met behoud
                     van inkomen van werk naar werk. Maar mocht het misgaan, dan is er een overheid die
                     vangt. De overheid zegt dan: we zitten in een grote transitie en deze rust willen
                     we garanderen. Dus toch nog een keer: creëer een werkgarantiefonds en zorg voor rust.
                  
Minister Adriaansens:
Hoe sympathiek het idee van de heer Thijssen ook is – dat meen ik oprecht – ik denk
                     dat het een beetje gek is om dat te gaan regelen op het moment dat het nog helemaal
                     niet aan de orde is. Ik vind het toch ook een beetje ... Ik vind het eigenlijk heel
                     gek om daar nu op deze manier over na te denken. De lijn die wij nu volgen, is dat
                     wij middelen inzetten om mensen te verbreden en om mensen aan te zetten na te denken
                     over de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en wat dat voor hen betekent. Dat is de lijn
                     die wij nu volgen, maar ik wil de heer Thijssen wel toezeggen dat wij heel strak in
                     de gaten houden of er grote gevolgen zijn voor werknemers bij bedrijven die niet meekunnen
                     in de energietransitie. Op dit moment is dat overigens heel individueel aan de orde
                     en niet in grote mate. Het is overigens ook nog maar de vraag waardoor een bedrijf
                     het dan niet zou halen. Het is ingewikkeld om dat aan te tonen, maar dat terzijde.
                     Ik wil daar echt een hele belangrijke verantwoordelijkheid in nemen door dat in de
                     gaten te houden. Wij zullen als overheid dus bewaken dat we mensen voldoende middelen
                     geven om daarop te anticiperen.
                  
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is natuurlijk niet waar. De werknemers van Tata maken zich heel erg veel zorgen
                     over de toekomst van Tata. Daarom hebben ze Roland Berger ingehuurd en daarom zeggen
                     ze: moeten we nou fossiel staal maken met CO2-opslag of moeten we groen staal maken? Je zal maar werken in een kolencentrale. Ik
                     denk niet dat je dan op dit moment je baan zeker bent, en terecht. Dus het is niet
                     zo dat dit nu niet speelt. Het speelt nu juist wel. Het staat in de brief van de Minister:
                     niet alle bedrijven zullen dit meemaken. Dus dit zijn mensen die nu nadenken over
                     hoe hun baan er dan uit gaat zien.
                  
Dit gaat eigenlijk over je visie op transitie, je visie op hoe we deze samenleving
                     gaan veranderen. Het lijkt mij nou juist verschrikkelijk belangrijk dat de Minister
                     kan zeggen: «Ik heb de vakbonden naast me staan. Die hebben heel veel leden met fossiele
                     banen, maar ik heb met hen een regeling weten te treffen waardoor zij zeggen dat ze
                     het heel spannend vinden, maar dat ze ook snappen dat er wat moet gebeuren.» Dat vinden
                     ze ook, maar we moeten er dan wel voor zorgen dat die mensen met behoud van inkomen
                     van fossiel naar groen kunnen. Echt waar, koop nou deze zekerheid voor deze samenleving!
                     Dan kunnen we vooruit.
                  
Minister Adriaansens:
Op het moment dat de heer Thijssen spreekt over een groot veranderingsproces en gedragsverandering,
                     heeft hij volstrekt een punt. Veiligheid en je geen zorgen hoeven maken zijn hele
                     belangrijke voorwaarden om je te kunnen ontwikkelen. Dus dat zijn wij ook met elkaar
                     eens. Wat zal ik doen? Ik zal dit expliciet bespreken met de bonden. Laten we het
                     gesprek maar voeren over wat een goede manier is om deze medewerkers te begeleiden
                     en wat er in onze aanpak niet volledig zou aansluiten bij de behoefte.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Die gelegenheid mag er zijn. Dan gaan we verder met de Minister.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. Ik had in mijn stapeltje nog de vraag van de heer Van Raan over het bredewelvaartsbegrip.
                     Ik heb die vraag net al deels beantwoord, maar misschien is het goed om aanvullend
                     daarop even te melden dat we ook nog de Monitor Brede Welvaart van het CBS hebben.
                     Die sturen wij jaarlijks aan de Kamer en volgens mij komt de volgende versie 18 mei.
                     Laten we dan heel goed kijken hoe we daar stappen in maken.
                  
Voorzitter. Dan kom ik bij de maatwerkafspraken. Allereerst vroeg de heer Erkens naar
                     de timing. Hij heeft volledig gelijk dat dit een groot programma en een groot, groot,
                     traject is, waarbij we moeten zorgen dat we niet alleen de tijd goed in de gaten houden,
                     maar ook de capaciteit. Dat is iets waar hij ook naar vroeg. Het is niet zo dat we
                     pas eind 2023 komen met de letters of intent. Dat is in ieder geval de einddatum die
                     wij in gedachten hebben voor het maken van die letters of intent, maar we gaan ze
                     veel eerder maken. Wij zijn op dit moment ook al in gesprek met een aantal grote uitstoters
                     om te kijken wat de planning kan zijn voor het maken van die afspraken. Het kost wel
                     heel veel tijd. Het tempo zal ook verschillen tussen het ene en het andere bedrijf.
                     Er zijn overigens ook bedrijven die al klaar zijn voor die investeringsbeslissing.
                     Daar heeft de heer Erkens ook gelijk in. We proberen dat nu zo veel mogelijk binnen
                     het bestaande subsidie-instrumentarium, SDE++, op te lossen en ook de bestaande plannen
                     voor de infrastructuur mee te nemen. Dus het is niet zo dat we stilstaan.
                  
Even voor de helderheid: we willen voor de zomer een brief sturen aan uw Kamer waarin
                     we dat afsprakenkader toelichten. Ik denk dat het ook goed is dat we dan even goed
                     kijken of dat voldoende helder is, waarbij we ook de validatie-aanpak bespreken en
                     de eerste resultaten zullen geven van de inventarisatiefase. Aan het einde van het
                     jaar zou ik dan een verzamelbrief willen maken met een update van de afspraken die
                     we met de bedrijven hebben kunnen maken of met de inzichten die we dan hebben. Ik
                     denk dat het sowieso goed is om dat in het hele traject periodiek te doen.
                  
Voorzitter. De heer Erkens vraagt naar de organisatie. Het is een zeer terechte vraag,
                     want het is een arbeidsintensief traject. Wij richten een aparte programmaorganisatie
                     in. Die is nu zo goed als klaar. Daarin worden alle activiteiten gebundeld en daarin
                     werken we ook samen met RVO. Op het moment dat wij zien dat we daar capaciteit of
                     expertise tekortkomen, zal ik zeker niet dralen met inhuren, al ben ik aan de andere
                     kant ook wel weer voorzichtig, want de middelen daarvoor moeten heel effectief en
                     efficiënt besteed worden. Maar in dit geval hebben we ook kennis nodig. We gaan in
                     ieder geval voor die validatie externe expertise inhuren, want ik zou toch niet zelf
                     willen beoordelen of het plan goed genoeg is. Dus daar wil ik wel wat checks op hebben.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik vind het ook belangrijk dat we het geld efficiënt en effectief besteden. Mij bekruipt
                     wel nog steeds het gevoel dat we penny wise, pound foolish zijn. We hebben net een
                     discussie gehad over 3 miljard voor maatwerkafspraken. Dat is een enorm bedrag, wat
                     dat betreft. Dan zou ik het uitlegbaar vinden dat een aantal miljoen daarvan nodig
                     is om tijdelijk de capaciteit op te schalen om ervoor te zorgen dat die plannen op
                     tijd worden uitgewerkt om ervoor te zorgen dat ze niet als mosterd na de maaltijd
                     komen. We hebben ander instrumentarium dat we al inzetten. We hebben net over de CO2-heffing gesproken. Ik kan het misschien heel concreet maken: is de Minister wel bereid
                     om in de brief voor de zomer heel expliciet op te nemen welke mogelijkheden er voor
                     versnelling zijn, ook pragmatisch bekeken, en ook wat er dan qua capaciteit nog nodig
                     is? Of dat via TNO gebeurt of nog externer dan dat of binnen de overheid, maakt me
                     allemaal niet zo veel uit, in alle eerlijkheid. Maar vanuit ons zou ik wel mee willen
                     geven: als daar geld voor nodig is, dan vind ik dat wel goed besteed geld, want dan
                     gaan die resultaten ook eerder bereikt worden.
                  
Minister Adriaansens:
Ik zal dat meenemen in de brief. Er komen een aantal dingen samen. Ik zal dat niet
                     herhalen, maar ik zal in de brief ingaan op hoe we dat doen qua tijdsbesteding, expertise-inhuur
                     en de planning daarvan.
                  
Voorzitter. De heer Bontenbal vroeg expliciet of ik kon aangeven tegen welke barrières
                     ik denk aan te lopen. Volgens mij heb ik daar al een paar van genoemd. Ik denk inderdaad
                     dat er spanning zit op het op tijd op orde hebben van die infrastructuur en op de
                     vergunningverlening. Dat zijn gewoon heel tijdrovende processen, dus die zullen we
                     heel strak moeten monitoren en in de gaten moeten houden en we zullen u daarover informeren.
                  
De staatssteunregels zouden theoretisch ook een belemmering kunnen vormen. Dat kost
                     ook tijd. Omdat we ook al vermoeden dat het op een aantal onderdelen gaat spannen,
                     zullen we vooral bekijken wat we nou uit die inventarisatie naar boven krijgen dat
                     wellicht weer tot generiek instrumentarium zou kunnen leiden. Dat heeft wel de voorkeur,
                     omdat je daarmee dan ook sneller kan handelen.
                  
De heer Grinwis vroeg naar de rol van de Kamer. Hoe geven we die wederkerigheid vorm?
                     Sorry, het waren twee vragen. Het ging over het vormgeven van de wederkerigheid en
                     de rol van de Kamer. Die wederkerigheid is eigenlijk het principe. We zijn samen aan
                     zet. In ruil voor die ondersteuning en facilitering – financieel, infra, vergunningen –
                     maken we die bindende afspraken met bedrijven in bredere zin, over verduurzaming en
                     circulaire economie, maar ook bijvoorbeeld over vermindering van de impact die een
                     bedrijf heeft op de leefomgeving in negatieve zin, het opleiden van personeel en verantwoord
                     ondernemen. Dat soort zaken zullen we meenemen in het afsprakenkader dat ik met u
                     zal delen. Ik heb net aangegeven welk tijdpad ik daarvoor hanteer.
                  
De heer Bontenbal vroeg ook naar wat de onderdelen zouden zijn van dat afsprakenkader.
                     Daar heb ik net het nodige over gezegd. Hij vroeg ook wat de penalty's zijn. We moeten
                     volgens mij even heel goed kijken op welke wijze we dat juridisch zorgvuldig kunnen
                     inrichten. Dat geldt overigens ook voor het risico dat net benoemd werd door de heer
                     Boucke, die zei: er is een risico dat het bedrijf wordt overgenomen of een deel van
                     het bedrijf wordt afgestoten of naar het buitenland verdwijnt. Ja, dat zijn reële
                     risico's, dus ik ga niet zeggen dat dat niet aan de orde is. Maar ik denk altijd:
                     bij een risico is het op zich niet erg dat het er is, als je het maar kent. Dan kun
                     je daar ook bij het maken van de afspraken goede regelingen voor treffen. Dat wil
                     niet zeggen dat je het risico kunt wegnemen, maar je kunt het wel beheersen en beperken.
                     Dat zal dus ook de insteek zijn. Ik zal me daar ook juridisch goed over laten adviseren.
                  
De heer Bontenbal vroeg ook hoe de overheid zelf ervoor kan zorgen dat ze op tijd
                     haar werk doet. Daar heb ik net over gezegd dat dat inderdaad ook een spanning is
                     die wij ervaren. Het goede is in ieder geval dat wij hier samen zitten. Ik denk dat
                     dat ook een bevestiging is richting uw Kamer dat alle Ministers die hierbij betrokken
                     zijn en overigens ook de Staatssecretaris van IenW, met z'n drieën daarin optrekken.
                     We zullen ook zorgen dat we elkaar daar scherp op houden, want ik wil die afspraken
                     realiseren met de industrie. Daar hebben we de infrastructuur, en overigens ook het
                     vergunningenkader, voor nodig.
                  
De vraag van de heer Van Raan was hoe we de toekomstbestendigheid gaan toetsen. Dat
                     is in de brede zin met die bredewelvaartdiscussie. We zullen in dat afsprakenkader
                     ook afspraken maken over wat een bedrijf doet in de omgeving en in de bredere zin
                     voor de welvaart. Maar van de financiële toekomstbestendigheid – en dat is weer het
                     risico dat de heer Boucke aankaartte – zullen we ook een analyse maken.
                  
Voorzitter. Ik denk dat het terecht is om nog even in te gaan op de vraag van de heer
                     Grinwis. Hij vroeg in het kader van de toekomstbestendigheid in hoeverre een bedrijf
                     toekomst heeft in Nederland en hoe dat wordt vormgegeven in de gesprekken. Wij gaan
                     ook een analyse loslaten op de levensvatbaarheid, niet alleen in financiële zin, maar
                     ook zeker in financiële zin.
                  
De biogrondstoffen kunnen ook onderdeel zijn van de maatwerkafspraken. Dat was een
                     vraag van de heer Boucke. Die kunnen doelmatig bijdragen aan de CO2-reductie van een bedrijf, als dat aan de orde is bij de productie door dat bedrijf,
                     wel conform de huidige beleidskaders die we daar hebben.
                  
Voorzitter. De heer Erkens vroeg nog naar waterstof. Hij vroeg of het mogelijk was
                     om een verplichte afname van in Nederland geproduceerde waterstof onderdeel te laten
                     uitmaken van de maatwerkafspraken. Er ligt op dit moment een voorstel van de Europese
                     Commissie voor een verplichting van 50% waterstofgebruik in de industrie in 2030,
                     voordat het groen moet zijn. Die onderhandelingen lopen nog. Dat Commissievoorstel
                     ziet op het gebruik van groene waterstof in de industrie die in Nederland is geproduceerd
                     of wordt ingevoerd. Indien zo'n verplichting in zo'n Richtlijn hernieuwbare energie
                     wordt opgenomen, dan zal dat uiteraard worden omgezet in nationaal beleid, bijvoorbeeld
                     door invoering van een afnameverplichting voor groene waterstof in de industrie. Dan
                     is het weer generiek beleid en niet specifiek beleid. Dus we kijken even naar de ontwikkeling
                     van die richtlijn en in hoeverre het die uitkomst heeft.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik vind dit een logische lijn. In alle eerlijkheid zou ik de Minister nog één stapje
                     verder willen zien zetten. Het gaat er dan ook over of je het gaat importeren of nationaal
                     gaat produceren. Een van de grote ambities die we hebben, is die waterstofproductie
                     in Nederland van de grond krijgen. PPA's, power purchase agreements, zijn daar wel
                     een instrument voor. Dus is de Minister bereid in die uitwerking mee te nemen welke
                     mogelijkheden er zijn, mocht die verplichting er komen?
                  
Minister Adriaansens:
Ik had een «samenspraakje» met de heer Jetten. Mijn insteek zou zijn: zo veel mogelijk
                     doen wat we hier kunnen, want het geeft ons land ook een heel sterke positie. Kijk
                     naar de hele transitie die wij doormaken. Nederland is ook een sterk land door de
                     ligging op de aardbol en doordat we altijd die toegang hebben gehad tot water. Dat
                     was een heel belangrijke factor in het transport en de export tot, zeg maar, eind
                     vorige eeuw. Nu krijg je nieuwe infrastructuur die daar belangrijk in is. Wij willen
                     daar een dominante rol in spelen. Wij willen daar eigenlijk een voorbeeldrol in vervullen.
                     Dus in eerste instantie zou ik volmondig «ja» zeggen. Voor de realiseerbaarheid ga
                     ik toch even kijken naar de heer Jetten, want anders doorlopen wij hier elkaars portefeuille.
                     Dat was het antwoord op die vraag, voorzitter.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op het volgende blokje. Ik ben het nummer van het blokje kwijt.
                     Ik denk dat dit het derde of vierde blokje is. Het gaat over hoe ik aankijk tegen
                     het betrekken van andere departementen bij de circulaire strategie. Voor alle helderheid:
                     de Staatssecretaris van IenW is verantwoordelijk voor de versnelling van de circulaire
                     economie, maar dat doet zij in nauwe samenspraak met alle departementen. Met name
                     de heer Boucke vroeg om een taskforce en die is dus eigenlijk een feit. We hebben
                     in ieder geval met elkaar afgesproken, zowel de heer Jetten als ik, om alles wat hier
                     speelt periodiek te monitoren. Daar sluit ook de Staatssecretaris IenW op gezette
                     tijden bij aan. Er is geen discussie over. In het coalitieakkoord is ook echt benadrukt
                     dat de circulaire economie gekoppeld moet worden aan het klimaat. Ik heb begrepen
                     dat IenW voor de zomer de Kamer zal informeren over nadere inzet op circulaire economie.
                     Even voor alle helderheid: voor zover we circulaire productie kunnen betrekken bij
                     de maatwerkafspraken, zullen we dat ook doen.
                  
Ik ben volgens mij inmiddels door de beantwoording heen, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kijk even: zijn er vragen aan deze Minister blijven liggen? Ik inventariseer even
                     kort welke vragen er dan zijn blijven liggen. Dan hebben we dat vast even in beeld.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb een specifieke vraag gesteld over Tata en een specifieke vraag over of de kaders
                     voor het maatwerk samen met bedrijven worden vastgesteld.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen, u had ook een vraag die is blijven liggen?
De heer Thijssen (PvdA):
Urgenda.
De heer Boucke (D66):
Ik had een vraag over de verhouding tussen de verschillende fondsen en het klimaatfonds
                     en over hoe overstimulatie te voorkomen met hoge energieprijzen. Misschien heb ik
                     de antwoorden gemist, hoor, maar dan hoor ik dat.
                  
De voorzitter:
Ik zag niet aankomen dat er deze ronde zo veel vragen waren blijven liggen. De heer
                     Erkens.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik vroeg of de letters of intent eind 2022 in plaats van 2023 af kunnen zijn.
De voorzitter:
De heer Van Raan zag ik volgens mij ook nog.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb deels antwoord gekregen op de vraag of die werknemers actief benaderd worden
                     om over te stappen, maar ik heb ook gevraagd hoe wat ik even de «CEO-struisvogels»
                     noemde daar een rol in spelen. En ik had gevraagd naar die exportkredietverzekeringen.
                     Ik snap dat de Minister dat misschien zelf niet weet, maar ik wil toch wel graag een
                     antwoord op die vraag hebben. Dank u wel.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had vragen over de energiebesparingsplicht. O, die komen via Minister Jetten, helder.
De voorzitter:
Dan weten we even welke vragen er zijn blijven liggen. Het kan dus zo zijn dat die
                     allemaal in de portefeuille zitten van collega ... Van Onze Minister moet ik zeggen,
                     en oud-collega; we hebben lang samengewerkt. Excuus hiervoor. Maar ik ga eerst even
                     naar de andere Minister.
                  
Minister Adriaansens:
Er zijn inderdaad een aantal vragen blijven liggen. De kaders. Wij halen ten aanzien
                     van het afsprakenkader veel informatie op in de inventarisatieronde, zodat wij de
                     kaders kunnen aanscherpen, maar we gaan die niet samen met de bedrijven vaststellen.
                     Wij stellen de kaders vast. Die zal ik met uw Kamer delen, zoals is gezegd, zodat
                     we die zo nodig kunnen aanscherpen. Maar wij gaan het afsprakenkader vaststellen,
                     en niet samen met de bedrijven. Vervolgens gaan zij kijken of ze daarin met ons tot
                     afspraken kunnen komen.
                  
De vraag over Urgenda gaat naar mijn collega-Minister Jetten.
Dan gaan we naar de samenhang in de fondsen. Daar is al meer naar gevraagd. Ik denk
                     dat het ook een terechte vraag is. Er zit wellicht enige overlap. Dus wij moeten daar
                     even goed naar kijken. Daar zullen we u nader over berichten. Ik heb even niet scherp
                     wanneer, maar het is wel belangrijk dat het duidelijk is waar het geld aan besteed
                     wordt.
                  
De heer Erkens vroeg naar letters of intent. Ik heb daar volgens mij wel op geantwoord,
                     misschien niet zoals hij wenste. Maar wij zullen streven naar zo snel mogelijk komen
                     tot letters of intent. Ik verwacht voor het einde van het jaar in ieder geval een
                     aantal te kunnen sluiten. Ik wil ze in ieder geval allemaal eind 2023 hebben. Dus
                     dat is de planning. Maar het is dus zo snel mogelijk als het kan. Er is wel veel werk
                     voor nodig om echt tot goede intentieafspraken te komen.
                  
Dan de Tatavraag. Ik zou eigenlijk aan mevrouw Kröger willen vragen of zij die vraag
                     nog even scherp kan stellen, want ik heb die niet meer helemaal scherp.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De vraag was of er concrete, harde afspraken gemaakt worden om de meest vervuilende
                     fabrieksonderdelen ruim voor 2030 te sluiten, en of het lokaal bevoegd gezag ook aan
                     tafel zit op het moment dat die gesprekken met Tata gevoerd worden.
                  
Minister Adriaansens:
We nemen de effecten voor de leefomgeving mee in de maatwerkafspraken. Voor het overige
                     gelden de vergunningen die op dit moment gelden, dus daar is op dit moment geen sluiting
                     aan de orde. Er wordt wel heel veel onderzoek naar gedaan. Ik ben er twee weken geleden
                     geweest en ook bij hen wordt gewoon hard gewerkt aan de transitieopgave. We zullen
                     dan kijken of dat aan alle eisen voldoet.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, dat kan naar de tweede termijn. Ik denk dat ik best wel coulant ben
                     geweest door iedereen nog even de gelegenheid te geven om vragen die zijn blijven
                     liggen nog even te kunnen stellen in deze ronde. Dan wou ik nu overgaan naar onze
                     andere Minister, en dat is de Minister voor Klimaat en Energie, de heer Jetten.
                  
Minister Adriaansens:
Ik had volgens mij nog één vraag over, als ik u mag onderbreken.
Er was een vraag van de Partij voor de Dieren of ik bereid was om werknemers van struisvogel-CEO's
                     uit te nodigen voor de overstap naar een baan die wel toekomstbestendig is. Heb ik
                     die vraag goed begrepen?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Bijna. Er werd al even aan gerefereerd dat u in gesprek gaat met de vakbonden. Dat
                     bracht de heer Thijssen ter sprake en dat kwam in wezen ook in ons betoog aan bod.
                     Gaat u die actief benaderen? Maar het gaat er natuurlijk ook om dat de leiding van
                     die bedrijven bij wijze van spreken echt decennialang, en zeker nu, verzuimd heeft
                     om hun bedrijf voor te bereiden op de toekomst. Hoe gaat u die struisvogel-CEO's dus
                     aanspreken?
                  
Minister Adriaansens:
Ik kende dit woord nog niet, maar het is een nieuw woord. Ik zeg toch even voor alle
                     helderheid: er wordt op dit moment ontzettend veel gedaan zodat bedrijven niet meer
                     kunnen wegduiken; als ze dat al zouden willen, wat ik heel erg betwijfel, want ik
                     heb nog niet vaak mensen ontmoet die echt wegduiken. Ze zullen er zeker zijn, maar
                     het merendeel is echt van goede wil. Er gebeurt heel veel als het gaat om transparantie
                     rondom sustainability. Er komt een Corporate Sustainability Reporting Directive aan
                     uit Europa. Volgens die richtlijn moet je dus publiceren over je bijdrage. Er komt
                     imvo-regelgeving uit Europa, waardoor je als bedrijf van een bepaalde omvang ook verplicht
                     wordt om te rapporteren over je ketens en waar daarin schade wordt berokkend aan milieu
                     of andere aspecten, en over de maatregelen die je daartegen neemt. Er komt een taxonomie
                     uit Europa waarin je kunt classificeren welke productieprocessen wel of niet groen
                     zijn. Daar kun je dan nog over discussiëren, want ik weet nu bijna al met welke wedervraag
                     de heer Van Raan terugkomt. Maar er zijn wel een heleboel instrumentaria waar je mee
                     moet omgaan, zodat het steeds minder makkelijk wordt om je daar niet toe te verhouden.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we, denk ik, toch echt bij de Minister voor Klimaat en Energie, de heer
                     Jetten.
                  
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Deze week is er veel aandacht voor duurzaamheid en klimaat.
                     Dat is ook meer dan terecht; afgelopen maandag verscheen er een alarmerend IPCC-rapport
                     dat ons met de neus op de feiten drukt. De opwarming van de aarde loopt al op tot
                     1,1 graad. Willen we het nog beperken tot 1,5 graad dan is dat technisch mogelijk
                     – er staan ook hele nuttige suggesties in van de IPCC-wetenschappers – maar willen
                     we dat halen, dan is het nu tijd voor actie, actie, actie.
                  
Daar zijn we ook mee bezig, ook hier in eigen land. Afgelopen weekend, ook na aanmoediging
                     van de Tweede Kamer, is de overheidscampagne voor energiebesparing gestart. Deze week
                     begint de nieuwe fase, met veel commercials op tv, radio en online. Natuurlijk zien
                     we elke dag de verschrikkelijke beelden van de oorlog in Oekraïne. Er is natuurlijk
                     terechte druk vanuit deze Kamer en vandaag ook vanuit het Europees Parlement, maar
                     ook vanuit het Nederlandse kabinet, om zo snel mogelijk onafhankelijk te worden van
                     kolen, olie en gas uit Rusland. De Europese Commissie heeft nu ook sancties aangekondigd
                     tegen de import van Russische kolen. Het Nederlandse kabinet ziet het liefst dat daar
                     op korte termijn ook olie aan toe wordt gevoegd.
                  
Voorzitter. Ik wil ook van deze gelegenheid gebruikmaken om Nederlandse bedrijven
                     nogmaals op te roepen om zelf alvast te stoppen met de import van kolen en olie uit
                     Rusland en om maximaal op gas te besparen. Een aantal bedrijven heeft die verantwoordelijkheid
                     de afgelopen weken al genomen. Dat juich ik toe. Andere bedrijven hoeven ook niet
                     te wachten tot er nieuwe sancties uit Brussel komen.
                  
Aanvullend op Minister Adriaansens heb ik ook een aantal ijzers in het vuur om de
                     verduurzaming van de industrie de komende tijd te versnellen, bijvoorbeeld met de
                     verantwoordelijkheid die ik draag voor het klimaatfonds van 35 miljard euro, waarmee
                     we ervoor gaan zorgen dat Nederland de leidende rol in Europa kan pakken in het tegengaan
                     van de opwarming van de aarde. Als Minister voor Energie zal ik me er vol voor inzetten
                     om zo snel mogelijk een goed functionerende energie-infrastructuur voor waterstof
                     te hebben, evenals een verzwaring van het elektriciteitsnet en meer windenergie vanaf
                     zee. Dat zijn allemaal zaken die van groot belang zijn om de verduurzaming van de
                     industrie de komende tijd echt waar te maken.
                  
Dan kom ik op een aantal concrete vragen op dit punt, voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg:
                     komt er ook een klimaatplicht voor bedrijven? Daar hebben we in een eerder debat volgens
                     mij ook al met elkaar over van gedachten gewisseld. In de Klimaatwet borgen we de
                     nationale reductiedoelen van ten minste 55% in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Daarbinnen
                     hebben we per sector natuurlijk sectordoelen afgesproken. Door de CO2-heffing, waar u net al lang over heeft gesproken, in combinatie met maatwerkafspraken
                     en andere maatregelen zorgen we dat de industrie haar bijdrage gaat leveren. Een aanvullende
                     klimaatplicht is wat mij betreft dan ook niet nodig. Met de Klimaatwet, met de governance,
                     die we veel strakker aan het inregelen zijn, per uitvoeringsoverleg van de verschillende
                     sectoren, en met mijn rol als coördinerend Minister die ook de vakcollega's daar scherp
                     op houdt, hebben we de borging dat die doelen daadwerkelijk gehaald zullen worden.
                  
De heer Thijssen, de heer Van Raan en de heer Grinwis vroegen mij hoeveel geld er
                     de komende jaren naar de industrie gaat. Wordt daarvoor een eerlijke bijdrage geleverd
                     in het meefinancieren van de kosten? In het klimaatfonds is natuurlijk ontzettend
                     veel geld gereserveerd. Daarvan is 3 miljard specifiek voor de maatwerkafspraken in
                     de industrie en voor innovatie in het mkb. We zullen bij de uitwerking van het programma
                     klimaat en energie kijken hoe de verdeling tussen de maatwerkafspraken en de innovatie
                     in het mkb gaat plaatsvinden.
                  
Daarnaast – de heer Thijssen noemde de specifieke bedragen allemaal – is veel geld
                     in het klimaatfonds bedoeld voor hernieuwbare energiedragers, een snellere opschaling
                     daarvan en de aanleg van een nieuwe energie-infrastructuur. Die is niet specifiek
                     alleen voor de industrie. Ik vind het dus te makkelijk om die miljarden aan de industrie
                     toe te rekenen, want de hernieuwbare energiedragers, zoals wind op zee, waterstof
                     en verzwaring van het net, zijn er ook voor al die EV-auto's, voor het zware transport
                     en voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. 3 miljard uit het klimaatfonds
                     is dus specifiek voor industrie en innovatie in het mkb.
                  
Terecht vraagt u dan: betaalt de vervuiler de komende jaren dan ook voldoende mee
                     aan dat geld dat we mee teruginvesteren? Ten eerste doen die bedrijven dat natuurlijk
                     met de investeringen die ze op hun eigen plants moeten gaan doen. Dat gaat vaak om
                     investeringen van vele miljoenen, soms honderden miljoenen en soms zelfs meer. Ik
                     wil er graag op wijzen dat het PBL-rapport, waar een aantal van u naar verwees, nog
                     uitgaat van een ETS-prijs van € 25 per ton. Dat is op dit moment € 75 per ton of meer,
                     een beetje afhankelijk van welke dag het is. Via de ETS-veilingen betalen bedrijven
                     al een heel groot deel van de verduurzaming zelf, al is het natuurlijk niet een-op-een
                     een storting in het klimaatfonds. Ten tweede doen ze dat via de energiebelasting en
                     de opslag duurzame energie. De energiebelasting wordt de komende jaren fors aangepast.
                     Ten derde doen ze dat via de CO2-heffing voor de industrie, de borging van het doel van deze sector. In het coalitieakkoord
                     is tevens een CO2-minimumprijs aangekondigd. Die hebben we al bij de elektriciteitsproductie en die
                     komt er ook voor de industrie. Voor beide sectoren ben ik met de Staatssecretaris
                     Fiscaliteit aan het kijken hoe die minimumprijs de komende jaren kan worden opgehoogd.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Bontenbal een vraag heeft, en u pauzeert zo mooi dat ik die kans
                     even grijp.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
En ik grijp de kans om te vragen of u wat u nu zegt, een keertje even goed in een
                     brief wilt zetten. Want dit verwijt, dat de industrie niks betaalt, komt elke week
                     langs, bij elk debat, en elke week geeft u hetzelfde antwoord en dan roepen een aantal
                     anderen in deze zaal: 13 miljard, ETS, enzovoort. Zou u een keer goed inzichtelijk
                     willen maken wat bedrijven ophoesten aan belastingen en wat erheen gaat aan subsidies,
                     het liefst een beetje uitgesplitst per sector? Want dan weten we waar het geld uit
                     de SDE-potten ongeveer terechtkomt. Daar kan namelijk ook de mismatch tussen zitten
                     dat het bedrijfsleven samen wel een hoop betaalt en een hoop ontvangt, maar dat er
                     tussen subsectoren veel verschil zit. Zou u dat inzichtelijk willen maken?
                  
De voorzitter:
Nee, meneer Thijssen, we gaan eerst naar de Minister.
Minister Jetten:
Helemaal goed. Maar meneer Thijssen zit zo met z'n vingers aan de knoppen.
De voorzitter:
Hij mag gaan zitten zoals hij wil, maar het woord is aan de Minister.
Minister Jetten:
U bent de baas, voorzitter.
In het programma klimaat en energie – de uitwerking daarvan komt in mei – zit een
                     uitgebreidere uitleg over de hele fiscaliteit, zowel stimulering van als betaling
                     door het bedrijfsleven. Daarnaast krijgt u in september het Belastingplan 2023 – daar
                     wilde ik eigenlijk net naartoe gaan – waarin een heel groot deel van de afspraken
                     uit het coalitieakkoord al is verwerkt door de Staatssecretaris Fiscaliteit. We kunnen
                     zowel bij het programma als bij het Belastingplan wel een schets geven van wat het
                     bedrijfsleven betaalt en wat het bedrijfsleven krijgt, om het zo maar te zeggen. Dat
                     helpt ook voor de scherpte in dit debat, want dan kunnen we met elkaar vaststellen
                     of we vinden dat we een eerlijke prijs hebben voor vervuiling en een fatsoenlijke
                     bijdrage leveren aan die vergroening. Het detailniveau waar de heer Bontenbal naar
                     vraagt, ga ik mezelf en m'n team even niet aandoen voor het programma klimaat en energie,
                     want dat moet over een paar weken af zijn. Maar ik denk dat we dit de komende tijd
                     steeds beter voor u in kaart kunnen brengen.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raan, uw laatste vraag, of was u niet naar mij aan het zwaaien omdat u
                     het woord wilde?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Jawel, maar volgens mij was de heer Thijssen eerder.
De voorzitter:
Die was al door zijn interrupties heen. Dit is uw laatste vraag, meneer Van Raan.
                     Daarna is de heer Boucke en dan de heer Grinwis.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ik ben blij met de vraag van de heer Bontenbal. Ik hoop dat die rapportage er inderdaad
                     komt. Ik zou de Minister voor Klimaat willen uitnodigen: baseer dat alstublieft op
                     het bredewelvaartsbegrip, de Monitor Brede Welvaart, en neem ook de externe kosten
                     mee. Dat aspect wordt namelijk altijd vergeten. In de vee-industrie betreft het 6,2 miljard
                     externe kosten. Die worden niet gedragen door de industrie, maar gratis afgewenteld
                     op de samenleving. Ik vraag dus om een verdieping van die externe kosten bij dat goede
                     verzoek van de heer Bontenbal. Dat zou zeer op prijs worden gesteld. Kan de Minister
                     dat toezeggen? Of kan hij in ieder geval een poging doen? Het hoeft niet tot drie
                     cijfers achter de komma, maar dat begrijpt u.
                  
Minister Jetten:
Zover als dat mogelijk is en kan, en raakt aan het beleidsterrein Klimaat en Energie.
                     De brede welvaart raakt namelijk zo'n beetje elk beleidsterrein. Ik zou u ook willen
                     adviseren om een advies van de Rekenkamer van een aantal jaren geleden te bekijken.
                     Dat heeft al heel goed in kaart gebracht welke fiscale instrumenten we in Nederland
                     inzetten en wat daarvan de maatschappelijke impact is, ten positieve en ten negatieve.
                     Daar zitten nog steeds heel veel aanknopingspunten in die uw Kamer zou kunnen benutten.
                  
Mag ik doorgaan, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, u mag nog niet door, want ik heb de heer Boucke nog voor u.
De heer Boucke (D66):
Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Van Raan. Ik ben dus ook blij met de toezegging
                     van de Minister. De vraag is: wat is de prijs van vervuiling? Dan kun je daar niet
                     één stukje uit lichten. Je moet het geheel bezien. Ik snap dat dat heel moeilijk is,
                     maar ik wil het voor de Minister even specifiek maken. Als hij in een brief aan de
                     Kamer gaat opschrijven wat er opgehaald wordt met ETS, met de rechten, kan de Minister
                     daar dan ook het geld dat bedrijven ophalen met gratis verstrekte rechten bij betrekken?
                     Er zijn namelijk gigantische windfall profits gemaakt in het afgelopen decennium.
                     De rapporten zijn er. Ik kan die het ministerie toesturen, hoor, als het die niet
                     heeft. Maar die zijn gigantisch. Die lopen in de miljarden. Die moet je ook meenemen
                     in het overzicht. Ik zou dus graag zien dat u dat daarbij betrekt.
                  
Minister Jetten:
Dat kan. Ik zeg daar wel meteen bij dat de aanpak van de uitgifte van die gratis rechten
                     natuurlijk in Europees verband moet gebeuren. Het is dus nuttig om dat inzichtelijk
                     te maken, maar de oplossing ligt dan niet in mijn eigen programma klimaat en energie,
                     maar in het zo snel mogelijk aannemen van Fit for 55 en het zo snel mogelijk afbouwen
                     van die gratis rechtenuitgifte. Dat is daar een onderdeel van. Maar het gaat om het
                     overzicht, voor de scherpte in het debat. Dat ben ik met u eens.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag is wat overzichtelijker. Op weg naar het Belastingplan 2023 moeten er een
                     heel aantal keuzes worden gemaakt over de doorvertaling van de afspraken uit het coalitieakkoord,
                     over die marginale heffing, over het minder degressief maken van de energiebelasting,
                     over het verlagen van de ODE op elektriciteit in de tweede en de derde schijf, over
                     al dat soort zaken. Zien we de exacte maatvoering pas in het Belastingplan 2023? Of
                     is de Minister bereid om samen met de Staatssecretaris voor Fiscaliteit misschien
                     al voorafgaand daaraan een brief te schrijven met wat meer duidelijkheid over de richting
                     die wordt gekozen in de technische uitwerking? Want als het allemaal nog in het najaar
                     bediscussieerd moet gaan worden, dan is de tijd misschien kort, terwijl er dingen
                     snel moeten worden ingeregeld. Wat is er mogelijk? Kunt u ons bijvoorbeeld al voor
                     de zomer wat meer duidelijkheid geven over de uitwerking van de verschillende fiscale
                     instrumenten?
                  
Minister Jetten:
Daarom wilde ik net doorgaan met de beantwoording, omdat ik zo'n beetje bij dit punt
                     aankwam. In het coalitieakkoord is natuurlijk al met vrij veel details afgesproken
                     hoe die fiscale vergroening er de komende jaren uit moet zien. Ik zal straks opnoemen
                     wat er in het Belastingplan 2023 zit en wat iets later komt. Ik ben op dit moment
                     met de Staatssecretaris Fiscaliteit en ook in overleg met de andere vakcollega's bezig
                     met het afronden van dat fiscale vergroeningspakket, zodat dat in het Belastingplan
                     kan worden verwerkt. In het programma klimaat en energie kan ik al in iets meer dan
                     hoofdlijnen schetsen hoe dat er precies uitziet. Ik weet nu even niet uit mijn hoofd
                     of de Staatssecretaris nog voor de zomer met een aparte brief komt. Dat gaan we even
                     na. Als ik daar vandaag nog een concreter antwoord op heb, krijgt u dat straks van
                     mij, maar het coalitieakkoord is echt het uitgangspunt. Dat is voor een groot deel
                     ook al inzichtelijk in het programma klimaat en energie.
                  
Als onderdeel van dit antwoord beantwoord ik ook de vraag van de heer Thijssen en
                     de heer Grinwis hoe dat eruitziet. In het coalitieakkoord zijn verschillende maatregelen
                     aangekondigd om de energiebelasting en de ODE beter te laten aansluiten bij die energietransitie.
                     Bedrijven vragen ons ook om die knoppen beter om te zetten, zodat zij makkelijker
                     rendabele businesscases voor die verduurzaming kunnen maken. Dat betreft enerzijds
                     het verhogen van tarieven in de hogere verbruiksschijven om de tariefstructuur daarmee
                     minder degressief te maken, lasten eerlijker te verdelen en ook alvast te voldoen
                     aan wat er vanuit Fit for 55 aan zit te komen. Anderzijds verlagen we de tarieven
                     voor elektriciteit, zodat de prikkelwerking beter wordt ingericht om elektrificatie
                     te stimuleren. In het coalitieakkoord is ook afgesproken om per 1 januari 2025 de
                     vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés af te schaffen, het
                     verlaagde tarief voor de glastuinbouw af te schaffen en de inputvrijstelling voor
                     wkk's te beperken. Dat doen we dus niet in het Belastingplan 2023, maar met ingang
                     van 1 januari 2025.
                  
Dan kom ik op het punt dat de heer Bontenbal eerder heeft aangehaald: hoe zorg je
                     nou dat wortel en stok met elkaar in balans zijn? Door sommige dingen wel al in het
                     eerstvolgende Belastingplan te zetten, want daarmee prikkel je die positieve businesscase
                     en geef je de duidelijkheid dat er per 1 januari 2025 een aantal fiscale prikkels
                     achteraankomen, met in de tussentijd ruimte om je daar ook goed op voor te bereiden.
                     Samen met Minister Staghouwer van LNV zijn we voor de glastuinbouw een integraal pakket
                     aan het maken dat ook in het programma klimaat en energie wordt opgenomen.
                  
De eerlijke bijdrage van de twintig grote vervuilers zit dus eigenlijk in dit hele
                     scala aan beprijzing van CO2-minimumprijs en marginale heffing, maar ook echt in die aanpak van die energiebelasting.
                     Zoals ik net al zei, wordt daarmee in het Belastingplan 2023 de grootste stap gezet.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan stel ik toch ook maar aan de Minister voor Klimaat en Energie de vraag die ik
                     net had aan de andere Minister. We willen 60% CO2 besparen. Daarbij is de inzet van het kabinet dat de industrie 5,9 megaton extra
                     moet gaan doen. Vraag één is natuurlijk of dat genoeg is voor die 60%. Als dat is
                     wat er moet gebeuren, waarom zouden we die 5,9 megaton dan niet onder de CO2-heffing brengen? Waarom wordt er een soort uitzondering gemaakt voor 1,9 megaton
                     die we met 3 miljard maatwerk voor elkaar proberen te krijgen? Op welke manier is
                     dit een eerlijk verhaal in de klimaattransitie?
                  
Minister Jetten:
Ik heb met heel veel interesse het uitgebreide interruptiedebat gevolgd. Allereerst
                     zou ik erop willen wijzen dat wij samen in deze brief over vergroening van de industrie,
                     maar straks ook in het programma klimaat en energie voor een heel groot deel het coalitieakkoord
                     doorvertalen in concrete maatregelen die in dat programma landen. Het PBL gaat dat
                     programma doorrekenen. In het najaar komt dan de Klimaat- en Energieverkenning. Het
                     PBL zal vast heel kritisch op ons zijn. Dan scherpen we een aantal maatregelen en
                     afspraken aan om uiteindelijk op ons doel uit te komen. De getallen die vandaag ook
                     veel rondgingen, staan voor het grootste deel op pagina 49 en pagina 50 van het coalitieakkoord.
                     Dat is dus niet iets wat we nu maar even hebben bedacht omdat we dat leuk vonden.
                     Er is in de formatie lang over gesproken en dat landt ook in deze aanpak.
                  
Maar ik zou er ook nog een paar dingen uit willen lichten. Er is een overkoepelend
                     nationaal reductiedoel van 55% tot 60%. De industrie levert daar een zeer belangrijke
                     bijdrage aan. Dat heeft zij ook de afgelopen jaren al gedaan. Richting 2030 moet 18,3 megaton
                     emissiereductie zeker zijn gesteld. Daarvan wordt 14,3 megaton uiteindelijk sowieso
                     gerealiseerd door die CO2-heffing; we borgen dus 14,3 megaton met die CO2-heffing. 4 megaton komt door de aanscherping daarvan. Daarmee komt de industrie al
                     op een reductie van 58% ten opzichte van 1990. In de tabel op de pagina's 49 en 50
                     van het coalitieakkoord staan naast datgene waar u het al veel over heeft gehad, namelijk
                     de CO2-heffing en de maatwerkafspraken, nog allerlei andere zaken, zoals toezicht en handhaving
                     op de energiebesparingsplicht van 0,5 megaton en een stimuleringsprogramma voor opschaling
                     van recycling met 0,1 megaton. Ik ga het niet helemaal voor u voorlezen, want u kent
                     die tabel, maar in de formatie is dus een breed scala aan maatregelen bedacht waarmee
                     we uiteindelijk op die 18,3 megaton moeten uitkomen.
                  
Ik wil ook nogmaals onderstrepen dat het programma klimaat en energie met de indicatieve
                     tonnenverdeling nu naar het PBL gaat. Dan zal het PBL beoordelen of het voldoende
                     kosteneffectief is en of het überhaupt de gewenste reductie van 55% tot 60% oplevert.
                     Als het te weinig is, zal ik als coördinerend Minister voor Klimaat bij alle collega's
                     en bij mezelf als Minister voor Energie langs moeten om ervoor te zorgen dat we met
                     extra maatregelen toch de doelen gaan halen.
                  
Volgens mij is het dus goed dat u ons beiden prikkelt ten aanzien van de maatregelen
                     die we kiezen en de vraag of die effectief en kostenefficiënt zijn, maar ik vind het
                     nog steeds wel goed te verdedigen dat we nu, in deze fase, deze aanpak en verdeling
                     hebben gekozen. Neem die 3 miljard die we voor het maatwerk en voor innovatie in het
                     mkb uittrekken, en die minimaal 1,9 megaton moet opleveren. Ik ben het helemaal met
                     Minister Adriaansens eens dat we er uiteindelijk alleen maar blij mee zijn als het
                     meer oplevert. Die 3 miljard komt uiteindelijk neer op € 105 per ton vermeden CO2,bij een economische levensduur van de installaties van zo'n vijftien jaar. Vergeleken
                     met en afgezet tegen andere maatregelen uit bijvoorbeeld de SDE++, is dat gewoon een
                     zeer kosteneffectieve aanpak.
                  
Dan ben ik bijna aan het eind van dit blokje, voorzitter. Ik kan meteen de heer Grinwis
                     bedienen. Vóór de zomer, bij de brief over de Voorjaarsnota, krijgt u al in veel meer
                     detail de voorbereiding voor het Belastingplan. Dan kunt u de Staatssecretaris daar
                     bij de Voorjaarsnota nog het een en ander in meegeven. Dan komt dat bij het Belastingplan
                     in detail terug.
                  
Dan nog twee vragen in dit blokje. Dan wil ik tot slot nog heel even kort wat zeggen
                     over waterstof en het zesde cluster. De heer Van Raan vroeg: is het niet een blamage
                     dat het kabinet nog altijd niet aan het Urgendavonnis voldoet? Ik heb ook even enorm
                     zitten balen van de voorlopige cijfers die onlangs werden gepubliceerd. De Staat dient
                     zich aan uitspraken van de rechter te houden. Die was klip-en-klaar: wij moeten vanaf
                     2020 de CO2-uitstoot met minimaal 25% reduceren ten opzichte van 1990. Ik ben er ook helemaal
                     klaar mee dat we zo'n doel alleen maar op bepaalde momenten halen omdat we even economische
                     krimp hadden door een pandemie, omdat we een zachte winter hadden of omdat de energieprijzen
                     hoog zijn. Als je door dat soort externe factoren aan een rechterlijke uitspraak voldoet,
                     dan heb je in de afgelopen tien jaar gewoon te weinig gedaan. We proberen nu een enorme
                     inhaalslag te maken. Ik geef ook meteen de winstwaarschuwing af dat ik er zelf mentaal
                     rekening mee hou dat ik in de drie jaar dat ik Minister voor Klimaat ben, ook af en
                     toe een doelstelling niet zal halen, omdat we niet in één keer die grote achterstand
                     hebben ingelopen. Maar we blijven ons daar natuurlijk wel voor inzetten.
                  
We hebben vorig jaar bij de Miljoenennota 7 miljard extra uitgetrokken voor maatregelen
                     die nu effect gaan hebben. We zijn bezig met de uitwerking van het programma klimaat
                     en energie. We hebben ook de ogen geopend voor energiebesparing, zowel bij de overheid,
                     bij huishoudens als bij bedrijven. Ik ben naar aanleiding van de laatste cijfers van
                     Urgenda aan het kijken of we in het programma klimaat en energie nog een extra versnelling
                     in een aantal maatregelen kunnen aanbrengen om dat Urgendadoel toch ook in dit jaar
                     en volgend jaar weer dichterbij te brengen. Maar ik geef u helaas geen honderd procent
                     garantie dat het in één keer gaat lukken.
                  
De heer Boucke vroeg: hoe verhouden de fondsen uit het klimaatfonds zich tot bestaande
                     subsidies? Minister Adriaansens heeft daarover net ook al het een en ander gezegd.
                     We kijken naar het brede scala aan generieke instrumenten dat we hebben. Wij denken
                     allebei dat een groot deel van die generieke instrumenten ook voldoende gaat zijn
                     om een groot deel van het bedrijfsleven te helpen bij die verduurzamingsslag. Alleen
                     voor de plekken waar dat niet met generieke instrumenten kan, gaan we kijken of daar
                     maatwerk aan moet worden toegevoegd. Als fondsbeheerder van het klimaatfonds zal ik
                     erop toezien dat elke euro die we daaraan uitgeven, ook daadwerkelijk leidt tot extra
                     CO2-reductie. Waar we het in de komende jaren allemaal simpeler kunnen maken, zullen
                     we dat natuurlijk niet nalaten.
                  
Ik was heel blij dat er in dit debat ook aandacht was voor het zesde cluster. De heer
                     Erkens stond daarbij stil en de heer Bontenbal deed dat impliciet met wat voorbeelden.
                     Ik kom zelf uit een regio waar veel van dat soort cluster 6-bedrijven zitten. Dat
                     zijn vaak prachtige bedrijven met een rijke historie. Denk aan familiebedrijven die
                     soms al meer dan honderd jaar bestaan. Het zijn soms ook relatief kleine bedrijven
                     als je het afzet tegen wat er bijvoorbeeld in Rotterdam plaatsvindt. Tegelijkertijd
                     zijn dat vaak hele gave maakbedrijven die over de hele wereld gewoon toonaangevend
                     zijn in het product dat ze produceren. Je wilt die bedrijven met een vaak grote rol
                     in werkgelegenheid in de regio ook helpen te verduurzamen. Maar het gaat ons niet
                     lukken om met al die honderden bedrijven maatwerkafspraken te maken. We moeten daar
                     dus een goede generieke aanpak voor vinden.
                  
Ik zou mijn waardering willen uitspreken richting de heer Koopman en mevrouw Huneman,
                     die mij twee weken geleden de CES-aanpak voor cluster 6 hebben overhandigd. Ze hebben
                     naast hun gewone baan ook heel veel tijd besteed aan gesprekken met tientallen bedrijven
                     uit het zesde cluster om scherp te krijgen wat daar de behoefte is om die verduurzamingsslag
                     de komende tijd waar te maken. Daar gaan we nu mee aan de slag. We gaan vooral aan
                     de slag met een pilot met de provincie Gelderland, waarbij de provincie Gelderland
                     voorop gaat lopen in de vraag: hoe kun je voor het zesde cluster een soort van regionale
                     MIEK-aanpak maken? Zoals we vanuit het MIEK voor de nationale infrastructuur er echt
                     bovenop zitten met een hele strakke planning en prioritering en een uitgebreide samenwerking
                     met medeoverheden en bedrijven, gaat de provincie Gelderland dat uittesten voor hun
                     zesdeclusterbedrijven. Als die aanpak daar goed werkt, dan kunnen we die heel snel
                     opschalen naar alle twaalf provincies. Ik ben erg enthousiast over die uitwerking.
                     Zodra we weer een van de reguliere brieven hebben over de stand van zaken van de clusteraanpak
                     en de MIEK'en ga ik u natuurlijk uitgebreider hierover informeren.
                  
Voorzitter. Ik ga in dit blokje ook nog maar even in op waterstof, want ik denk dat
                     daarnet al bijna alles is gewisseld. Twee kleine aanvullingen. We zetten natuurlijk
                     vol in op de productie van groene waterstof in de Europese Unie. Noordwest-Europa
                     speelt daarin een belangrijke rol vanwege wind op zee en het zuiden van Europa speelt
                     een belangrijke rol vanwege zonne-energie. Het zou natuurlijk vanuit de open strategische
                     autonomie heel mooi zijn als we een groot deel van de groene waterstof op ons eigen
                     continent kunnen produceren, maar we weten ook dat het op andere plekken in de wereld
                     waarschijnlijk tegen nog veel lagere tarieven kan. Uiteindelijk wil je – dat is ook
                     de les van de Oekraïneoorlog – naar een meer diverse supply chain. Je wilt bijvoorbeeld
                     niet de afhankelijkheid van Rusland inruilen voor de afhankelijkheid van één land
                     in het Midden-Oosten.
                  
Ik ga meedoen aan het H2Global-initiatief, zo heb ik afgelopen maandag met mijn Duitse
                     collega afgesproken. Rotterdam doet dat overigens ook al met heel veel samenwerkingsverbanden
                     met landen als Chili en Namibië. We gaan dus echt actief meedoen aan het opbouwen
                     van relaties met andere landen in de wereld die tegen hele lage tarieven groene waterstof
                     kunnen gaan produceren. Ik zeg hier nogmaals: de Nederlandse infrastructuur is natuurlijk
                     echt geweldig om hier die groene waterstof te laten aanlanden. Onze havens, onze gasinfrastructuur
                     die we ombouwen tot een waterstofbackbone, zijn straks de poort naar een heel groot
                     deel van Europa. We hebben een geweldige uitgangspositie om daarmee onze eigen industrie
                     te helpen vergroenen, maar ook doorvoerland te zijn naar de buurlanden, die daar ook
                     enorm van kunnen meeprofiteren.
                  
Voorzitter. Energiebesparing is een hot topic de laatste tijd. Dat is maar goed ook,
                     want alle energie die we besparen, hoeven we niet op te wekken of te transporteren.
                     Ik ben erg blij dat de Kamer er bij mij echt bovenop zit, want dat heeft extra scherpte
                     aangebracht in alles wat we doen. We hebben daar gisteren in tweeminutendebatten ook
                     al bij stilgestaan. Er zijn een paar specifieke vragen, waaronder van de heren Boucke
                     en Grinwis. Welke energieprijzen worden momenteel gehanteerd om de terugverdientijd
                     voor maatregelen te berekenen? Momenteer hanteren we de prijzen uit 2019. Bij de actualisatie
                     per 2023 worden die prijzen opnieuw vastgesteld. De heer Grinwis vroeg mij of dat
                     per kwartaal kan. Dat zou ik echt niet doen, want dan moet je niet alleen een prijsaanpassing
                     doen, maar dan moet je eigenlijk de hele lijst met maatregelen aanpassen. Ik denk
                     dat het dan voor bedrijven echt niet bij te benen is. Maar de aanpassing die we eind
                     dit jaar, begin volgend jaar doen, is natuurlijk een hele forse aanpassing. Dat geeft
                     een zeer zware prikkel voor de komende tijd.
                  
Wij merken overigens beiden dat door die energiebesparingscampagne de telefoon nu
                     roodgloeiend staat. MKB-Nederland, VNO, de NVDE en andere brancheorganisaties zeggen:
                     zullen we samen versnellingsteams oprichten die de komende tijd bedrijven gaan bezoeken
                     om te helpen die maatregelen ook daadwerkelijk meteen door te voeren?
                  
De conceptlijst van geactualiseerde maatregelen met een terugverdientijd van vijf
                     jaar wordt naar verwachting aankomende zomer voor internetconsultatie aangeboden.
                     Ik zou ook tegen bedrijven willen zeggen: als je weet hoe die conceptlijst eruitziet,
                     ga dan alvast nadenken hoe je daarmee aan de slag kan en wacht niet tot de aanscherping
                     die per 1 januari ingaat. Er wordt gerekend met een prognose van de energieprijzen
                     uit september 2021 voor 2022, en dan weer van 2022 voor 2023.
                  
De heer Boucke vroeg mij of het mogelijk is om voor deze winter bij alle bedrijven
                     die onder de plicht vallen een inspectie uit te voeren. Het gaat om 90.000 bedrijven.
                     Dat gaat ons dus echt niet lukken voor aankomende winter. Dan zou ik zo'n 1.000 fte
                     aan toezichthouders nodig hebben en die zijn er niet. Maar in het rijksinformatieplichtsysteem
                     is een prioritering aangebracht waardoor het bevoegd gezag makkelijker in staat is
                     om die bedrijven eruit te lichten waar veel energie wordt verbruikt en waar waarschijnlijk
                     ook nog veel potentie is om energie te besparen. Ik ben – dat heb ik eerder toegezegd
                     aan mevrouw Kröger – aan het kijken of we de data over het energieverbruik beter met
                     de milieudiensten en omgevingsdiensten kunnen uitwisselen. De heer Bontenbal heeft
                     me daar laatst nogmaals op gewezen. We moeten waarschijnlijk een paar dingen aanpassen
                     in de wet, maar daar zijn we dus ook volop mee bezig. Ik denk dat we op deze manier
                     dit jaar in ieder geval 10% van de doelgroep kunnen bereiken. Dat is ook de groep
                     waar het grootste rendement zit. Maar zoals ik net ook al zei: er zijn nu heel veel
                     partijen met ons in gesprek om te kijken of we, anders dan via de omgevingsdiensten
                     en de formele inspecties, bedrijfsbezoeken kunnen brengen om die bedrijven te helpen
                     nu al veel van die maatregelen te nemen.
                  
De heer Boucke vroeg mij of ik kan toezeggen om de glastuinbouw ook onder de energiebesparingsplicht
                     te laten vallen. De energiebesparingsplicht wordt sowieso uitgebreid naar alle andere
                     ETS-bedrijven die er nu nog niet onder zijn gebracht. We kunnen bij die stap ook de
                     glastuinbouw overwegen. De glastuinbouw is nu nog uitgezonderd omdat ze een eigen
                     CO2-sectorsysteem hebben, maar ik ben dat sectorsysteem aan het herzien met de Minister
                     van LNV. Dat komt in het programma klimaat en energie terug. Ik ga nu dus niet beloven
                     dat de glastuinbouw onder de energiebesparingsplicht komt te vallen, want misschien
                     bedenken we in de komende weken een andere systematiek voor de glastuinbouw die nog
                     veel effectiever is. We gaan dus dit voorjaar een integraal pakket aan u opleveren,
                     waarbij borging van de CO2-reductieafspraken de kern is. U hoort over een aantal weken meer van mij en Minister
                     Staghouwer. We nemen deze suggestie mee, maar of we er ook daadwerkelijk op gaan uitkomen,
                     weet ik nu nog niet, want misschien bedenken we iets slimmers.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik heb nog één interruptie. Het gaat mij om het principe van gelijke monniken, gelijke
                     kappen. We gaan de energiebesparingsplicht uitbreiden naar de ETS-sectoren. Dan is
                     het, denk ik, ook belangrijk om daarin een sector mee te nemen die een eigen systeem
                     heeft. Het gaat erom dat we allemaal gaan besparen, ook de glastuinbouw. Is de Minister
                     het daarmee eens?
                  
Minister Jetten:
Ik vind in ieder geval dat het eigen systeem minimaal even goed moet functioneren.
                     We hebben de afgelopen jaren veel discussies gehad over het systeem van de glastuinbouw.
                     Er lopen ook nog enorme discussies over de afprijzing van het jaar 2018, zeg ik even
                     uit mijn hoofd. Ik wil uit de dynamiek dat die sector en verschillende ministeries
                     elke keer weer met elkaar in discussie zijn over hoe we regelingen moeten interpreteren
                     en wie er nou wel of niet ergens nog een boete voor moet opleggen. Of het eigen systeem
                     van de glastuinbouw wordt zo veel beter dat we echt geborgd hebben dat ook daar de
                     doelen worden gehaald, of we kijken of de glastuinbouw onder de generieke instrumenten
                     moet komen te vallen.
                  
De heer Grinwis vroeg ook nog of de handhavers wel voldoende partij zijn voor grote
                     bedrijven en of ze voldoende kennis hebben. Hij vroeg ook hoe we de adviezen van de
                     commissie-Van Aartsen toepassen. Versteviging van het toezicht is onderdeel van de
                     Urgendamaatregelen. Voor opbouw van kennis en capaciteit trekken we extra geld uit.
                     Ik kan u hopelijk op korte termijn informeren over hoe we dat extra geld besteden
                     om de omgevingsdiensten te versterken. EZK geeft jaarlijks opdracht aan Rijkswaterstaat,
                     informeel, om toezichthouders van provincies en gemeentes op te leiden om dat adequate
                     toezicht zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren. Dat heeft zowel betrekking op de techniek
                     van de maatregelen als op de competenties die je nodig hebt om op een ad remme manier
                     het gesprek met bedrijven te voeren als je ergens op bedrijfsbezoek bent.
                  
Tot slot vroeg de heer Grinwis op dit punt aan mij of de terugverdientijd anders kan,
                     met een meer eenduidige berekening. De vraag welke maatregelen onder de vijf jaar
                     terugverdientijd vallen, is zeker niet vrijblijvend. Maatregelen die op de door RVO
                     erkende lijst staan, moeten verplicht worden genomen. Bij de maatregelen die daar
                     niet op staan, zal het bedrijf moeten aantonen hoe het daarmee aan de verplichtingen
                     kan voldoen. Ik denk zelf eerlijk gezegd dat met de huidige energieprijzen en de huidige
                     ETS-prijzen de meeste bedrijven in hun eigen portemonnee de prikkel voelen om ook
                     maatregelen te treffen die misschien een iets andere terugverdientijd hebben dan we
                     in deze plicht al hebben opgenomen.
                  
Voorzitter. Tot slot twee vragen over energie en energiedragers. De heer Bontenbal
                     heeft een actieplan gepresenteerd voor SMR's, kleinschalige modulaire reactoren voor
                     kernenergie. Ik heb het nog niet in detail gelezen, maar volgens datgene wat ik er
                     via de media uit meekreeg, sluit het voor een deel aan op suggesties die de heer Erkens
                     heeft gedaan. Ik zal u beider actieplannen dus bestuderen omdat ik u medio dit jaar
                     al heb toegezegd de scenariostudie over de opschaling van kernenergie en de rol die
                     kernenergie kan spelen in de energiemix 2030–2050 te doen toekomen. Ik zal in die
                     scenariostudie ook de mogelijke rol van SMR's beschrijven. Ik wil eraan toevoegen
                     dat de verwachting wel als volgt is. En dat is ook een beetje mijn zoektocht, maar
                     laten we als we het debat hebben over die scenariostudie daar wat uitgebreider bij
                     stilstaan. U heeft als Kamer mij eerder ook de opdracht gegeven om, als uit die scenariostudie
                     blijkt dat kernenergie een goede toevoeging kan zijn aan de energiemix, niet te gaan
                     experimenteren met allerlei technieken die nog niet bewezen zijn, omdat we hebben
                     gezien in Groot-Brittannië, Frankrijk en Finland dat de doorlooptijd en de prijs wel
                     heel erg kunnen oplopen. Dus ik focus me vooralsnog wel op bewezen technieken en de
                     afspraak die in het coalitieakkoord staat om als het mogelijk is twee nieuwe kerncentrales
                     te ontwikkelen.
                  
Wat we nu weten van die SMR's op basis van de generatie 3-technologie is dat het naar
                     verwachting in de periode 2027–2033 een bewezen technologie gaat zijn. Dan is de vraag
                     hoe snel het daarna ook daadwerkelijk commercieel beschikbaar komt. Maar laten we,
                     wanneer we daar in de scenariostudie uitgebreider op ingaan, meer in de diepte met
                     elkaar daarover van gedachten wisselen.
                  
Tot slot, voorzitter. Biomassa. De heer Van Raan noemde een aantal zaken, waaronder
                     biomassa en CCS en de relatie met de generatietoets. Doorstaan dat soort technieken
                     die generatietoets vanuit de gedachte dat we echt een fundamentele systeemtransitie
                     nodig hebben om te voldoen aan die adviezen van IPCC? Ik ben het er allereerst helemaal
                     mee eens dat het echt een fundamentele transitie is, wil je uiterlijk in 2050 en bij
                     voorkeur eerder klimaatneutraal zijn. We zullen ook veel kritischer moeten kijken
                     naar wat we de afgelopen jaren hebben bestempeld als een «transitietechniek». Is dat
                     echt zo of was dat een mooi verhaal, maar moeten we ook in het licht van de geopolitieke
                     situatie toch nog even iets kritischer zijn op wat we nog inzetten en wat niet? U
                     vraagt ook zeer terecht elke keer weer aandacht voor die combinatie van de klimaatcrisis
                     en de biodiversiteitscrisis. Ik ben met de Minister voor Natuur en de Staatssecretaris
                     van IenW bezig om dat veel meer een rode draad door ons klimaatbeleid te laten zijn.
                  
Ik wil u er wel op wijzen dat ook in het IPCC-rapport CCS wordt genoemd als een acceptabele
                     techniek om in de komende acht jaar enorme stappen te zetten en dat de hoogwaardige
                     toepassing van biogrondstoffen ook een acceptabele techniek is. Dus ik ga dat afbouwpad
                     voor houtige biomassa binnenkort aan u leveren. Maar hoogwaardige inzet van biogrondstoffen
                     en tijdelijke inzet van CCS zijn ook volgens de wetenschappers van IPCC nodig om die
                     1,5 graad nog in beeld te houden.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan komen we daarmee bij de tweede termijn van de Kamer. U heeft 1
                     minuut 20 voor uw inbreng. Het woord is aan de heer Boucke, D66.
                  
De heer Boucke (D66):
Dat is kort. Dank u wel, voorzitter. Wat mij in dit debat opvalt, is dat de Kamer
                     uit de startblokken is als het gaat om die enorme kans die we hebben om de industrie
                     te verduurzamen. Ik zie ook in de gesprekken die we hebben dat de industrie eigenlijk
                     al langer uit de startblokken is. Het kabinet staat op het punt uit de startblokken
                     te komen. Dus mijn oproep is: zorg ervoor dat we gaan versnellen. De verduurzaming
                     van onze sector is een unieke kans. Het is ook een unieke kans om nu echt werk te
                     maken van de circulaire economie. Volgens mij moeten we die 35 miljard en alle inspanningen
                     die we doen ook gebruiken om aan die circulaire economie te gaan werken. Ik ben daarom
                     ook blij dat de Minister aangaf dat de taskforce er al is. Ik hoop ook dat naar buiten
                     toe duidelijk wordt dat het een taskforce is en wie het voortouw heeft, want ownership
                     is wel heel belangrijk. Dat hebben we bij het klimaat ook gezien.
                  
Ten slotte. Het is ook een unieke kans om de sociale transitie goed vorm te geven
                     en met name bij de transitie ervoor te zorgen dat we die groene banen ook gaan creëren.
                     Gebruik die unieke kans dus om en-en-en te doen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Twee punten van mijn kant. De doelmatigheid is cruciaal bij de
                     besteding van overheidsgeld dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld. Maar zoals ik
                     al eerder zei: laten we voorkomen dat we hierin penny wise, pound foolish gaan handelen.
                     De bedragen zijn groot. De ambities zijn hoog. Snelheid zal spanning gaan hebben met
                     zorgvuldigheid. Volgens mij beseffen we dat allemaal. Er ligt wat dat betreft ook
                     een verantwoordelijkheid bij de Kamer. Wij vragen om die snelheid en ambitie. Wij
                     vragen u dan ook om pragmatisme. Die ruimte moeten wij vanuit de Kamer volgens mij
                     ook geven. Ik hoop dus dat u daarmee aan de slag gaat. Volgens mij is dat een breed
                     gedeelde emotie en mening die wij hier hebben met elkaar.
                  
Nog heel kort over kernenergie. De Minister gaf aan in te zetten op bewezen technieken.
                     Volgens mij is het een logische lijn om dat nu te doen. Tegelijkertijd moeten we het
                     innovatiespoor in blijven zetten, daarnaar kijken en daaraan meewerken.
                  
Daar wil ik het bij laten, voorzitter. De heer Boucke heeft mij nog de ruimte gegeven
                     om een tweeminutendebat aan te vragen, want ik heb nog wel een motie in gedachten.
                     Dus dank aan de heer Boucke daarvoor.
                  
De voorzitter:
Ik laat het even aan u om in deze termijn onderling af te spreken wie van u als eerste
                     spreekt bij dat tweeminutendebat. Ik ga ondertussen naar de heer Thijssen van de Partij
                     van de Arbeid.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u, voorzitter. Het is goed om dit debat te voeren. Ik ben blij met de toezegging
                     van de Minister om in gesprek te gaan met de bonden. Ik ben ook blij met de toezegging
                     van de andere Minister om inzichtelijk te maken hoeveel de industrie nu bijdraagt.
                     Houd dan vooral rekening met die gratis CO2-rechten. Dan maakt het niet uit of het € 75 of € 25 per ton is, want ze zijn toch
                     gratis voor die bedrijven. Mijn vraag is wel om dan ook inzichtelijk te maken wat
                     de twaalf grote vervuilers betalen. Daar zit de pijn. Zij hebben eindeloos veel uitzonderingen
                     om geen energiebelasting of niet voor CO2 te betalen. Ik hoor graag of de Minister dat kan overnemen.
                  
Ik heb nog een vraag aan de Minister, over het Belastingplan. Het is goed dat dat
                     er komt, maar eigenlijk aan beide Ministers vraag ik: wat is de opdracht voor de vormgeving
                     van dat Belastingplan? Ik snap dat er een verschuiving komt van gas naar elektriciteit,
                     maar hoeveel gaan deze bedrijven nu extra betalen? Welk doel heeft u met die wijziging
                     in de belasting?
                  
Ik heb ook nog een vraag over Urgenda. Ik ben blij te horen dat de Minister vindt
                     dat we ons aan Urgenda-uitspraken moeten houden. Dat gaan we dit jaar volgens mij
                     niet doen. Ik heb ooit bij BNR gehoord dat er noodscenario's zijn. Overweegt de Minister
                     nu om die noodscenario's in te zetten, of gaat dat vijf jaar duren en gaan we vijf
                     jaar lang het Urgendadoel missen?
                  
Als laatste de maatwerkafspraken. Ik snap dat er een maatwerkafsprakenkader komt.
                     Ik ben heel benieuwd naar de brief daarover. Ik vroeg me wel af of de Minister iets
                     kan zeggen over hoe we ellende als met de Onyx-centrale gaan voorkomen, waarbij we
                     een-op-een afspraken proberen te maken maar het, floep, in één keer weg is en we de
                     doelen niet halen. Kan daar wel iets over gezegd worden voordat de brief komt?
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Kröger, GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Wat mij van dit debat het meest is bijgebleven, is het gebrek
                     aan visie op de groene, klimaatneutrale economie die we moeten hebben. Op het moment
                     dat ik daarnaar vraag met een aantal voorbeelden, wuift de Minister dat weg door over
                     specifieke bedrijven iets te zeggen, maar het gaat natuurlijk om de vraag waar we
                     op afkoersen. Het is mij duidelijk geworden dat dit kabinet daar geen beeld bij heeft.
                     Dat vind ik zorgelijk. Dat baart ook zorgen over het maatwerk. Als het kabinet die
                     60% serieus neemt – die moeten we, als je het IPCC maandag hebt gehoord, heel, heel
                     serieus nemen – dan snap ik werkelijk niet waarom we niet de gehele opgave van de
                     industrie onder de CO2-heffing brengen, want dat biedt de zekerheid dat je doelen gaat halen.
                  
Nu zonderen we eigenlijk 1,9 megaton uit. We koersen daarop met nog volstrekt onduidelijke
                     maatwerkafspraken. Ik maak me er dan ook zorgen over dat de kaders voor dat maatwerk
                     worden gemaakt met de fossiele industrie zelf. Ik heb gevraagd naar de harde afspraken
                     waarmee de leefomgeving beter wordt, maar de vraag aan de Minister blijft staan of
                     het lokale bevoegd gezag aan tafel zit om te zorgen dat bijvoorbeeld bij Tata die
                     Kooksfabriek 2 echt zo snel mogelijk dichtgaat.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Volgens mij is de kern van het coalitieakkoord dat we onder andere
                     verduurzamen via groene industriepolitiek. Volgens mij is er daarbij sprake van een
                     balans tussen het organiseren van een goed vestigingsklimaat voor bedrijven, zodat
                     ze hier een heel duidelijk toekomstperspectief hebben, en vergroenen. Daarbij wordt
                     elk bedrijf dat wil vergroenen geholpen en gaat een bedrijf dat dit niet wil het hier
                     moeilijk krijgen. Dat is volgens mij de essentie van het coalitieakkoord. We willen
                     allerlei heffingen gaan inregelen. Ik vind dat we steeds goed moeten kijken of de
                     balans tussen het ondersteunend en faciliterend beleid en die heffingen klopt. Daar
                     maak ik me nog steeds wel zorgen over, maar ik wacht het af.
                  
Ik vind dat er te snel weer gelijk naar de CO2-heffing gegrepen wordt. Ik ben daar nooit een heel grote fan van geweest. Overigens
                     leidt dat ook niet automatisch tot die reductie, want het is volgens mij geen cap-and-trade
                     system. Je kunt dus niet rekenen op precieze megatonnen.
                  
Tot slot de SMR's. Het heeft enige moeite gekost om sommige partijen ervan te overtuigen
                     om gewoon weer kernenergie te gaan doen in Nederland, maar ik denk dat de Minister
                     met een open mind gaat kijken naar die technologie. Ik denk dat er veel toekomst is
                     voor die technologie, zeker rond 2030, voor met name de vergroening van de industrie,
                     elektrificatie en waterstofproductie. Ik zie daar veel kansen. Internationaal denkt
                     men daar ook zo over.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan kom ik bij de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor de duidelijke antwoorden. Nog één punt
                     over de maatwerkafspraken. Die waren wat mij betreft niet bedoeld als nieuw bureaucratisch
                     instrument, maar als middel om snel slagen te maken in de energietransitie. Een bedrijf
                     kan daardoor van het Rijk duidelijkheid krijgen om snel grote investeringsbeslissingen
                     te kunnen nemen. Het Rijk kan zo van een bedrijf duidelijkheid krijgen over wanneer
                     welke transitie- en reductieslagen worden gemaakt, inclusief duidelijkheid over werkgelegenheid,
                     circulariteit et cetera. Volgens mij begrijpen we elkaar goed en zitten ook het ministerie
                     en de Minister er zo in. Maar na de beantwoording zit ik nog wel een beetje met de
                     vrees: oei, wordt het niet een traject voor de hele lange termijn, waarbij we er te
                     lang over doen en niet snel die duidelijkheid creëren? Ik krijg dus graag nog de bevestiging
                     dat dat inderdaad de inzet is van de Minister.
                  
Ik dank Minister Jetten voor al zijn antwoorden op het gebied van de energiebesparingsplicht
                     en hoe die gaat uitwerken. Er is volgens mij nog wel één vraag die niet beantwoord
                     is. Hoe wil hij verdergaan met de meerjarenafspraken in het kader van MJA3 met de
                     middelgrote industriële bedrijven en het industriële mkb?
                  
Tot zover.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan kom ik bij de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.
De heer Van Raan (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor het feit dat die CEO's in ieder geval worden meegenomen
                     in het verduurzamen en het overstappen naar andere sectoren die mogelijk wel toekomstbestendig
                     zijn. Dank aan de Minister voor Klimaat en Energie voor zijn antwoord over die brede
                     meting.
                  
Ik heb toch nog een aantal punten, voorzitter. Het eerste punt is dat de vervuiler
                     gewoon wordt betaald. Laten we er niet omheen draaien. Ik geef een voorbeeld. Het
                     convenant voor grote vervuilers liep af in 2020. Dan zie je toch weer dat de nieuwe
                     afspraken in 2023 ingaan, en dan komt er in één keer een overbrugging in de begroting
                     van 90 miljoen euro. Dat is raar. Misschien kan de Minister daarop reageren. Waar
                     komt die 90 miljoen vandaan?
                  
We kennen natuurlijk de bredewelvaartstoets. Eén element daarvan is de cumulatieve
                     CO2-uitstoot. Dat is een later kenmerk. Ik heb er eerlijk gezegd moeite mee om de Minister
                     te geloven. Ik zeg het maar eerlijk. In de brief staat: «Het klimaat is er niet bij
                     gebaat als bedrijvigheid en uitstoot worden verplaatst naar het buitenland.» Maar
                     daar hebben we nou net 50 jaar van achter de rug, gestimuleerd door allerlei vrijhandelsverdragen
                     en neoliberaal beleid. Dan denk ik dus: de Minister kan zich het einde van de wereld
                     zoals we die kennen dus beter voorstellen dan het einde van de economie zoals we die
                     kennen. Daar geeft de Minister zich wat mij betreft veel te weinig rekenschap van.
                     Noem mij nou drie ...
                  
De voorzitter:
Het einde van uw termijn kan ik me ook voorstellen.
De heer Van Raan (PvdD):
Als de Minister drie sancties kan noemen die staan op het niet nakomen van die verplichtingen
                     van alle afspraken, convenanten, mvo's et cetera die ze net noemde, dan zou ik al
                     een stuk geruster zijn. Misschien kan ze dus nog drie voorbeelden noemen.
                  
De voorzitter:
In dit debat, hè?
Minister Jetten:
Zouden wij de heer Van Raan mogen vragen over welke 90 miljoen hij het heeft? Want
                     dat is ons onduidelijk.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ja, dat kan ik mij voorstellen. Ik pak het er even bij. Het gaat om de energiebesparingsconvenanten
                     speciaal voor grote vervuilers, waaronder de ETS-bedrijven. Die liepen af in 2020.
                     In 2023 zou de doelgroep onder de normale besparingsplicht gaan vallen. Kennelijk
                     is er afgesproken om die termijn te overbruggen en bedrijven toch nog te verleiden
                     tot die besparingsplicht. Als voorbeeld van de vervuiler die betaald wordt: daarvoor
                     is 86,1 miljoen beschikbaar als overbruggingssubsidie. Dan vragen wij ons echt af:
                     wie betaalt nou wie? Daar duid ik op.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. We gaan snel door naar de Minister.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. Dank voor de tweede termijn. De versnellingsoproep nemen wij zeer ter
                     harte. We voelen allemaal die druk. Het is kort dag, dus ja, er moet voortgang worden
                     geboekt, maar wel zorgvuldig. We zullen dus het nodige doen en daar ook aan u over
                     rapporteren om te zorgen dat we onder andere de maatwerkafspraken, maar ook de monitoring
                     van de effecten van andere zaken, voortvarend blijven oppakken en daar snelheid in
                     maken. De wil daartoe is in ieder geval zeker meer dan aanwezig.
                  
Voorzitter. Dan even de specifiekere vragen. De heer Thijssen vroeg hoe wij ermee
                     omgaan als er bij zo'n Onyx-kolencentrale inderdaad in één keer iets anders gebeurt
                     dan wij wensen en voorzien hadden. Ik wil dat even meenemen in de brief die ik nog
                     ga sturen over het maatwerkafsprakenkader en daarin ook iets dieper ingaan op risico's
                     die daaromtrent kunnen spelen. Ik denk namelijk dat het in die categorie van vraagstukken
                     valt.
                  
Dan mevrouw Kröger. Over de visie op de industrie blijven wij in discussie. Ik meen
                     echt – sterker nog, dat heb ik toegezegd – dat wij daar stappen in gaan zetten en
                     dat wij daar meer duidelijkheid in moeten gaan geven, maar in die zin geef ik ook
                     een winstwaarschuwing: de duidelijkheid van mevrouw Kröger is waarschijnlijk niet
                     de duidelijkheid van mij. Ik wil het namelijk niet opleggen, maar prikkels en een
                     systeem creëren waarin bepaalde bedrijven kunnen floreren. Ik hoop dat we het over
                     de uitgangspunten daarvan dan wel eens worden. Ik verwacht rond de zomer een brief
                     te kunnen sturen over de industriepolitiek, waarin ik al een opmaat maak naar wat
                     meer kanttekeningen, dus zeg maar een visie op de economie rond 2040. Ik wil stakeholders
                     ook wat breder erbij betrekken, want ik denk dat het dan veel meer kracht krijgt.
                     Het gaat echt over een visie op de samenleving, breder dan alleen de economie. Die
                     wil ik dan aan het eind van het jaar – ik probeer het wat te versnellen – wat breder
                     neerzetten.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is om daar andere stakeholders bij te betrekken.
                     Mijn vraag is eigenlijk of het niet juist ook nuttig is om vanuit de wetenschap scenario's
                     te hebben voor het toekomstige verdienmodel van Nederland binnen de grenzen van natuur,
                     klimaat en gezondheid van omwonenden die we vervolgens als Kamer kunnen bespreken.
                     Dan hebben we in ieder geval een soort gedeeld beeld van waar we op zitten te sturen
                     met die groene industriepolitiek in plaats van de liberale marktorde van de VVD.
                  
Minister Adriaansens:
Dat vind ik een goede suggestie van mevrouw Kröger. Ik neem dat mee.
De heer Van Raan (PvdD):
Die verhandeling biedt inderdaad ook de gelegenheid om de onderliggende visie – mevrouw
                     Kröger zei het ook al eigenlijk, maar wij pleiten daar natuurlijk ook voor – te laten
                     zien. Nogmaals, als u schrijft dat het klimaat er niet bij gebaat is dat bedrijvigheid
                     en uitstoot naar het buitenland worden verplaatst terwijl je dat 50 jaar gedaan hebt,
                     hoop je ook op een soort revisie of een reflectie en daarna een duidelijk statement
                     over wat nou de onderliggende mores zijn, om het zo te noemen. Dus als dat erbij kan,
                     graag.
                  
Minister Adriaansens:
Ik hoor daar niet zozeer een vraag in als wel een bevestiging van dit traject. Zo
                     interpreteer ik het dan ook. Even ten aanzien van het verplaatsen naar het buitenland.
                     Volgens mij hebben we daar gewoon een visieverschil, dus we kunnen daar heel erg lang
                     over blijven praten. Wij vinden dat we die kaders, die normen en die maatregelen hier
                     moeten treffen in de veronderstelling en de verwachting dat het merendeel van de bedrijven
                     daarin die omslag maakt naar nieuwe technologie, waarbij we dus ook kunnen zorgen
                     dat we voor de rest van de wereld een koploperspositie hebben waar dan ook anderen
                     van kunnen profiteren.
                  
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
De Minister noemt het een visieverschil, maar het is natuurlijk een paradox als je
                     in je brief schrijft dat het klimaat er niet bij gebaat is dat bedrijvigheid en uitstoot
                     worden verplaatst naar het buitenland, terwijl we weten, dankzij de Monitor Brede
                     Welvaart overigens, dat juist door het decennialang verplaatsen daarvan, de uitstoot
                     die wordt veroorzaakt door Nederland in het elders – die wordt niet zo gemeten – 200 megaton
                     is. Dat is dus net zo veel als we hier deden in 1990. Het is dus niet zozeer een visieverschil.
                     Het is meer een paradox die de Minister zelf opschrijft. Het zou zo fijn zijn als
                     daar, overigens niet nu, een keer over gedachten kan worden gewisseld, want dat zegt
                     een hele hoop over hoe je staat in die industriepolitiek.
                  
Minister Adriaansens:
Dan pak ik die handschoen van de heer Van Raan op, want ik denk dat we daar dan even
                     een bredere context aan moeten geven, zoals ik ook net al geschetst heb.
                  
Ik ga nog even terug naar mevrouw Kröger. Die zei toch anders dan ik het volgens mij
                     heb gezegd hoe we tot het afsprakenkader komen. Dat afsprakenkader maakt de overheid,
                     maar wij gaan wel input halen bij de bedrijven die aansluiten. Wij delen dat afsprakenkader
                     met uw Kamer. We gaan het dus niet samen met bedrijven maken, maar we halen wel input.
                     Er is een groot verschil tussen meedenken en wie er uiteindelijk beslist. We betrekken
                     ook daadwerkelijk de overheden daarbij en met name de omgevingsdiensten, die dan ook
                     aan tafel zullen zitten om dat kader goed te maken.
                  
Verder vroeg de heer Van Raan nog naar de sancties. Hij had het over drie sancties.
                     Dat zit in de verschillende regelgeving. Ik denk dat het te ver gaat voor dit debat,
                     maar u bedoelt dat niet, zie ik aan u.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ter verduidelijking. Er zijn mvo-afspraken en internationale imvo-afspraken. Die worden
                     bindend genoemd, maar daar staan geen sancties op. Mijn vraag was: noem nou eens drie
                     sancties als gevolg van die regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan de groene taxonomie.
                     Imvo noemde ik al. Ik ken ze niet, maar misschien weet de Minister meer dan ik.
                  
Minister Adriaansens:
We hadden het net over gedragsverandering. Bij de taxonomie zal het vooral zo zijn
                     dat de grote beleggingsinstellingen veel minder of niet gaan investeren in dat wat
                     slecht gekleurd wordt door de taxonomie. Dat gebeurt al. Daarmee wordt dus al geselecteerd.
                     Dat zal uiteindelijk gevolgen hebben. Als je kijkt naar imvo, dus naar de regelgeving
                     die uit Brussel gaat komen, dan zie je dat daar wel degelijk een aansprakelijkheidsstelling
                     in zit. Daar zit een civiele aansprakelijkheidsstelling in. Laten we kijken bij de
                     behandeling van de implementatiewet of het op een goede manier kan. Dat is met name
                     ook iets waarover we het moeten hebben: of je alleen maar met straf het gedrag gaat
                     veranderen. Het raakt ook kleine organisaties. Ze moeten dan wel – dan kom ik weer
                     bij de heer Bontenbal – in staat zijn om zich daarnaar te kunnen gedragen.
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan kom ik bij de Minister voor Klimaat en Energie, de heer Jetten.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. De heer Boucke spoorde ons nogmaals aan: het moet en-en-en.
                     Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik hoop dat we in het programma klimaat en energie
                     die verschillende elementen zo veel mogelijk concreet kunnen laten zien. Het moet
                     groen, het moet sociaal, het moet circulair en het moet ook snel.
                  
De heer Erkens zei nogmaals: wees nou niet penny wise, pound foolish. In de uitwerking
                     van het klimaatfonds, dat ik samen met de Minister van Financiën in een aparte wet
                     aan uw Kamer doe toekomen, zullen we schetsen dat we bereid zijn om een klein deel
                     van het klimaatfonds voor uitvoeringskosten in te zetten. Want wil je in al die sectoren
                     CO2-reductie voor elkaar boksen, dan heb je een sterke overheid nodig die in staat is
                     op een aantal punten toe te zien. Dat betekent dat je soms extra mensen, extra man-
                     en vrouwkracht, nodig hebt in het team van Minister Adriaansens, in het team van mij,
                     in het team van Minister De Jonge en ga zo maar door. Daar gaan we een deel van dat
                     fonds voor inzetten. Maar ik ga er wel heel streng op toezien dat het tot een minimum
                     beperkt blijft, want ik wil dat die euro's zo veel mogelijk renderen in tonnen reductie.
                  
De heer Thijssen vroeg: wat is nou de opdracht met het Belastingplan? Dat is eigenlijk
                     drieledig: energiebelastingen moeten minder degressief, energiebelastingen krijgen
                     minder vrijstellingen en energiebelastingen moeten een sterkere prikkel geven tot
                     verduurzaming. Daar hebben we in het coalitieakkoord al heel veel richting aan gegeven.
                     De Staatssecretaris Fiscaliteit is tot in de details aan het uitwerken hoe dat dan
                     het beste uitwerkt. Maar ik denk dat het voor 90% een doorvertaling is van het coalitieakkoord.
                  
U vroeg ook of ik bij de bredere schets van fiscale stimulering of kosten voor bedrijven
                     ook voor de twaalf grootste emitters specifiek zou kunnen rapporteren. Dat kan ik
                     niet doen, want dan zou ik bedrijfsgevoelige informatie moeten publiceren. Dat gaat
                     dan onder andere om energiegebruik en de belastinggegevens van die bedrijven. Ik kan
                     dat dus niet zo specifiek doen. U wilt het op een iets hoger niveau. Ik kijk wat kan,
                     maar helemaal op bedrijfsniveau kan het niet.
                  
Dan over Urgenda. U vroeg mij naar de noodscenario's. De laatste Urgendacijfers laten
                     zien dat we er met het staande beleid gewoon nog niet gaan komen de komende paar jaar.
                     In de brief van mei, bij het programma klimaat en energie, zal ik dus ook specifiek
                     ingaan op het Urgendavonnis. Dan zal ik kijken welke maatregelen versneld kunnen worden
                     of geïntensiveerd kunnen worden om eerder CO2-reductie voor elkaar te krijgen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dat wordt een prachtbrief in mei. Ik ben heel benieuwd. Dat wordt de brief der brieven.
                     Ik heb nog één vraag over dat rapporteren over de energiekosten van de grote industrie.
                     Ik zou het heel leuk vinden om het van alle twaalf bedrijven afzonderlijk te krijgen,
                     maar het gaat mij meer over die twaalf bij elkaar. Ik doel op de geaggregeerde getallen
                     van de twaalf grootste vervuilers. Kunt u dat toezeggen?
                  
Minister Jetten:
Ik ga mijn best doen. Ik ga u zo veel mogelijk informatie geven die ik kan geven.
                     Dat is wat ik u toezeg.
                  
Mevrouw Kröger ging in de tweede termijn nogmaals even in op de doelstellingen. Ik
                     wil daarbij onderstrepen dat in mei – ik doe het mezelf natuurlijk aan – de brief
                     der brieven komt. Ik ben mentaal helemaal ingesteld op de systematiek die we in de
                     Klimaatwet met elkaar hebben afgesproken. Op vaste momenten in het jaar pinnen we
                     het klimaatbeleid vast en stellen we waar nodig bij. Het programma klimaat en energie
                     zal door het PBL worden doorgerekend. Zij gaan daar natuurlijk terecht heel kritisch
                     op toezien. Zij zullen ons bij de Klimaat- en Energieverkenning vertellen waar we
                     nog tekorten hebben. Dat gaat misschien over tekorten op het totale 60%-doel en misschien
                     tekorten in specifieke sectoren. Op basis van de Klimaat- en Energieverkenning zal
                     ik als coördinerend Minister met alle vakministers het gesprek aangaan over wat we
                     gaan bijplussen om uiteindelijk toch die 60% te borgen. Dat kan in de industrie tot
                     andere keuzes leiden en dat kan in de energiesector tot andere keuzes leiden. Dat
                     geldt ook voor alle andere sectoren. We kunnen in het najaar op basis van de KEV in
                     veel meer detail met elkaar doorpraten over alle vragen waarvan u nu denkt: ik ben
                     ontevreden met het antwoord. Maar wij proberen nu een programma te maken waarvan wij
                     zelf overtuigd zijn dat het voldoende is om de doelen te halen.
                  
De voorzitter:
Tot slot twee hele korte vervolgvragen – ik neem ze even samen – van mevrouw Kröger
                     en de heer Van Raan. Er zijn namelijk al best veel vragen gesteld in deze termijn.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Heel kort. Misschien is het ook wel buiten de orde.
De voorzitter:
Eigenlijk eerst mevrouw Kröger.
De heer Van Raan (PvdD):
O, sorry. God, wat erg. U heeft helemaal gelijk.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Wat is het toch een elegante ehm ... In de eerste termijn gaf de Minister heel duidelijk
                     aan, een beetje met een lach: nou, dan zullen we wel van het PBL horen dat het waarschijnlijk
                     niet genoeg is voor die 60%. Als je dan nu de urgentie hoort van het IPCC en als je
                     weet dat je die 5,9 megaton wilt halen, dan snap ik werkelijk niet waarom we tot september
                     of oktober moeten wachten en waarom we nu niet zeggen: we leggen die 5,9 megaton in
                     de CO2-heffing. Waarom zouden we niet voor dat instrument kiezen?
                  
Minister Jetten:
Mijn taak als coördinerend Minister voor Klimaat is een programma afleveren en elk
                     jaar bijstellen dat optelt tot 60%, zodat we tenminste die 55% gaan halen die we in
                     de Klimaatwet gaan verankeren. Het is de taak van de vakministers en -staatssecretarissen
                     om op hun beleidsterrein tot een pakket aan maatregelen te komen dat aan de megatonnen
                     voldoet dat het departement moet leveren. Dit is precies de dynamiek die we de komende
                     tijd moeten gaan vinden tussen kabinet en Kamer, en ook binnen het kabinet. We moeten
                     elkaar uitdagen om tot de beste maatregelen te komen om dat doel te halen. Ik heb
                     u net uitgelegd: 18,3 megaton voor de industrie. De CO2-heffing is een van de instrumenten om tot die 18,3 te komen. Als de industrie niet
                     levert, dan gaan we gewoon weer opnieuw het gesprek aan over hoe met bijstelling van
                     het beleid wel aan die megatonnen wordt voldaan. Het is heel duidelijk voor ons beiden
                     dat u zegt: ga dat hele megatonnendoel met de CO2-heffing bereiken. Wij hebben volgens mij vandaag betoogd dat het voor een heel groot
                     deel al in de CO2-heffing zit. We proberen met een aantal andere maatregelen – denk aan energiebelastingen,
                     maatwerkafspraken, circulaire inzet et cetera – tot die 18,3 te komen. Als het nog
                     veel meer is, dan is het natuurlijk hartstikke mooi meegenomen. Ik hoop dat het vooral
                     leidt tot een verdere versterking van het verdienvermogen in Nederland.
                  
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb eigenlijk een heel ander punt. Dat is volgens mij wel heel relevant voor deze
                     vergadering, maar wie ben ik? Ik lees net dat het Europees Parlement zojuist in meerderheid
                     tot een onmiddellijke boycot van Russisch gas en Russische olie heeft opgeroepen.
                     Waarschijnlijk zijn we allemaal benieuwd naar een reactie.
                  
De voorzitter:
Dat snap ik, maar hier is niet op geprepareerd.
De heer Van Raan (PvdD):
Dat snap ik, maar omdat we vanmiddag Fit for 55 bespreken, zou het wel fijn zijn om
                     dat te kunnen bespreken en om misschien al een soort eerste reactie te krijgen. Ik
                     bedoel niet dat we dat hier nu meteen behandelen.
                  
De voorzitter:
Ik denk al: we gaan heel de discussie weer overdoen en we hebben nog maar een kwartier.
                     Helder, meneer Van Raan. U denkt alvast mee met het kabinet voor een reactie straks.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Juist!
De voorzitter:
De Minister wil daar nu ook al op reageren.
Minister Jetten:
Ik moet ook nog één andere vraag beantwoorden. Ik heb net in mijn inleiding al kort
                     wat gezegd over het sanctiepakket, maar we kunnen daar vanmiddag en vanavond nog veel
                     uitgebreider over doorpraten.
                  
Voorzitter. Tot slot de vragen van de beide heren aan het eind, de heren Grinwis en
                     Van Raan, over de convenanten. We hebben in de industriebrief, die we vandaag bespreken,
                     al aangegeven dat we niet opnieuw die MEE- en MJA3-convenanten gaan afsluiten omdat
                     we ervan overtuigd zijn dat we met de aanscherping van de Wet milieubesparingsplicht
                     en de maatwerkafspraken hetzelfde doel borgen. Er zijn heel veel stappen gezet met
                     de convenanten, maar met de Wet milieubesparingsplicht en de maatwerkafspraken regelen
                     we het veel strakker in. Dan hoeven we geen nieuwe convenanten af te sluiten, maar
                     we hebben wel in reactie op dat deel van de brief ook vanuit de brancheorganisaties
                     het verzoek gekregen om de komende weken en maanden in het kader van de energiebesparingscampagne
                     die we aan het doen zijn, door te praten over welke versnellingen we daar in de komende
                     maanden al in kunnen aanbrengen. Dus dat gaan we sowieso doen.
                  
Het bedrag dat de heer Van Raan noemt, 90 miljoen, herkennen wij niet helemaal. Het
                     is denk ik een combinatie van subsidies die betrokken zijn geweest bij de convenanten,
                     maar ook extra geld voor de omgevingsdiensten voor de handhaving erop. Maar volgens
                     mij is het punt van de heer Van Raan vooral: waarom moet het allemaal weer via subsidies
                     en, in zijn woorden, «voordelen»? Dan is het antwoord: dat doen we vanaf nu met een
                     aangescherpte Wet milieubesparingsplicht. Dat is uiteindelijk de weg voorwaarts.
                  
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de
                     Ministers. Ik ga even de toezeggingen langslopen, maar niet dan nadat ik heb gezegd
                     dat mevrouw Renske Leijten van de SP zich heeft afgemeld voor deze vergadering. Ze
                     had er graag bij willen zijn, maar soms lukt dat even niet.
                  
Dan gaan we naar de toezeggingen van de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
– De Minister zegt toe in de zomerbrief verduurzaming industrie over de letters of intent
                           in te gaan op de stand van de ambtelijke capaciteit en de benodigdheden. Dat is een
                           toezegging aan de heer Erkens.
                        
– De Minister zegt toe de Kamer per brief te informeren over het klimaatfonds en de
                           mogelijke overlap en/of samenloop met de verschillende bestaande fondsen. Dat is een
                           toezegging aan de heer Boucke.
                        
De vraag is even wanneer deze brief over het fonds komt.
Minister Adriaansens:
Dat moeten we even afstemmen, want ik weet dat de Minister van Financiën ook een dergelijke
                     toezegging heeft gedaan. Ik moet even kijken hoe dat aansluit. Uiterlijk voor Prinsjesdag.
                  
De voorzitter:
Ik hoor uiterlijk voor Prinsjesdag. Dat is akkoord met degene aan wie de toezegging
                     is gedaan.
                  
– De Minister zegt toe in de zomerbrief verduurzaming industrie scenario's te schetsen
                           van de groene industriepolitiek voor mens, dier en natuur. Dat is een toezegging aan
                           mevrouw Kröger.
                        
Mevrouw Kröger heeft hier een toevoeging op.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vond het belangrijk dat de Minister aangaf dat ze er ook wetenschappelijke instituten
                     bij betrekt om de scenario's te schetsen.
                  
Minister Adriaansens:
Ja, maar dan even qua planning: als we dat echt goed willen doen, wordt het eerder
                     het najaar dan voor de zomer. Ik kan de outline van de richting wel geven. Dat wil
                     ik ook, omdat die richting geeft aan alles. Maar dan wordt het een gedetailleerdere
                     versie, verder uitgewerkt, met stakeholders die daarbij betrokken zijn geweest voor
                     het najaar, uiterlijk het eind van dit jaar.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het najaar.
Minister Adriaansens:
Het najaar. Dat is toch tot en met oktober?
De voorzitter:
Laten we gaan voor «tot en met oktober». Dat is de Kamer altijd, die dat graag ...
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Vóór de begrotingsbehandeling EZK.
De voorzitter:
Het najaar, en dan tot en met oktober.
– De Minister zegt toe in de zomerbrief verduurzaming industrie scenario's te schetsen
                           van de groene industriepolitiek. Die heb ik dus net voorgelezen. Die is aangescherpt.
                           Dat is hier genoteerd.
                        
Dan de toezeggingen van de Minister voor Klimaat en Energie.
– De Minister zegt toe in de Kamerbrief programma klimaat en energie begin mei de Kamer
                           ook te gaan informeren over de bijdrage van de industrie aan de klimaatkosten. Dat
                           is een toezegging aan de heer Bontenbal.
                        
– De Minister zegt toe in de Kamerbrief programma klimaat en energie begin mei de Kamer
                           ook te gaan informeren over subsidies die de industrie krijgt voor verduurzaming.
                           Dat is ook een toezegging richting de heer Bontenbal. Daarbij worden ook betrokken
                           de gratis verstrekte ETS-rechten, waar de heer Boucke mee kwam, en de brede welvaart,
                           voor zover op het gebied van klimaat en energie. Dat is een toezegging aan de heer
                           Van Raan. Daar wordt bij geknikt.
                        
– De Minister zegt toe in de Kamerbrief over de scenariostudie kernenergie ook in te
                           gaan op de rol van de SMR's, de small modular reactors. Dat is naar aanleiding van
                           een vraag van de heer Bontenbal.
                        
De vraag is even wanneer deze brief komt.
Minister Jetten:
Voor de zomer.
De voorzitter:
Voor de zomer. Dan hebben we dat allemaal genoteerd.
Ik wil de beide Ministers heel hartelijk danken voor hun inbreng. Ik zie nog twee
                     Kamerleden vol enthousiasme naar de microfoon gaan. Dat is in eerste instantie de
                     heer Thijssen van de PvdA.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij had de Minister toegezegd om een gesprek aan te
                     gaan met de bonden over wat nodig is om ervoor te zorgen dat zij de gevolgen van de
                     transitie goed kunnen dragen.
                  
De voorzitter:
Toen ik net was begonnen als Kamerlid, dacht ik ook: ik heb toch een toezegging gehoord?
                     Maar er is een verschil tussen een toezegging, zoals u die nu heeft gekregen, dat
                     iets in een gesprek wordt meegenomen en een toezegging dat er een brief aan de Kamer
                     wordt gestuurd over wat daarmee is gedaan. Dat is het verschil en daarom zit dit niet
                     in deze toezeggingen. Daar heeft het mee te maken. U heeft uw toezegging, maar die
                     wordt niet teruggekoppeld in een brief en daarom wordt die nu niet genoemd.
                  
Ik ga naar de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Na deze correctie ben ik ook heel bang, maar we gaan het zien. Het ging om de vraag
                     of het zesde cluster en of daar sectorafspraken mogelijk zijn in de brief kan worden
                     betrokken. Het hoeft niet per se als een toezegging, als die maar meegenomen wordt.
                     Hoe we het noteren maakt me niet veel uit, maar ik vind het wel belangrijk.
                  
De voorzitter:
Ja, ook die wordt meegenomen. Daarmee komen we dan aan het einde van deze termijn.
                     Ik dank alle Kamerleden voor hun inbreng en iedereen die thuis of ver van deze plek
                     het debat heeft gevolgd. Ik sluit de vergadering en wens iedereen nog een gezegende
                     dag.
                  
Sluiting 13.52 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
