Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 24 maart 2022, over Leefstijlpreventie
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 604
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 22 april 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 24 maart 2022 overleg
gevoerd met de heer Van Ooijen, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
over:
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 januari
2021 inzake landelijk onderzoek naleving leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol
en tabak in 2020 (Kamerstuk 27 565, nr. 177);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 maart
2021 inzake RIVM-rapport «Nicotineproducten zonder tabak voor recreatief gebruik»
en stand van zaken omtrent de rookvrije onderwijsterreinen in 2020 (Kamerstuk 32 011, nr. 82);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 maart
2021 inzake reactie op de motie van de leden Van Esch en Ouwehand over effectief preventiebeleid
om de basisgezondheid van Nederland te verbeteren (Kamerstuk 25 295, nr. 1033);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 maart
2021 inzake gezonde schoollunch en beweegaanbod (Kamerstuk 32 793, nr. 548);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 april
2021 inzake factsheets roken en coronacrisis en smaakjes e-sigaretten (Kamerstuk 32 011, nr. 83);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 16 april 2021 inzake werken
vanuit drie randvoorwaarden voor het programma Gezonde Groene Leefomgeving (Kamerstuk
32 793, nr. 549);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 april
2021 inzake handhavings- en nalevingscijfers NVWA tabak 2020 (Kamerstuk 32 011, nr. 84);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 april
2021 inzake advies Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS): «Een eerlijke kans
op gezond leven» (Kamerstuk 32 793, nr. 550);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 20 mei 2021 inzake Nederland
vitaal en in beweging (Kamerstuk 32 793, nr. 552);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 mei
2021 inzake afsluiting Akkoord verbetering productsamenstelling (Kamerstuk 31 532, nr. 263);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juni
2021 inzake juridische mogelijkheden met betrekking tot gezonde voedselomgeving (Kamerstuk
32 793, nr. 551);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 juni
2021 inzake rapportage grenseffecten accijnsverhoging tabak (Kamerstuk 32 011, nr. 86);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni
2021 inzake verkoopbonussen tankstations en gedoogconstructie sluiting rookruimtes
(Kamerstuk 32 011, nr. 88);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 29 juni 2021 inzake «Voortgangsrapportage
Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2020» (Kamerstuk 31 532, nr. 264);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juli
2021 inzake toezegging, gedaan tijdens het algemeen overleg van 10 februari 2021 over
de initiatiefnota Diertens, over alternatieven btw-verlaging groente en fruit (Kamerstuk
31 532, nr. 265);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli
2021 inzake reactie op verzoek commissie over werken vanuit drie randvoorwaarden voor
het programma Gezonde Groene Leefomgeving (Kamerstuk 32 793, nr. 556);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli
2021 inzake voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2020 (Kamerstuk 32 793, nr. 557);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juli
2021 inzake bouwstenen voor een fundament onder toekomstig preventiebeleid (Kamerstuk
32 793, nr. 558);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juli
2021 inzake reactie op verzoek commissie inzake rapport «Nationaal Actieplan Huidkanker»
van IKNL, namens Stuurgroep Huidkankerzorg Nederland (Kamerstuk 32 793, nr. 559);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juli
2021 inzake rookvrije terrassen (Kamerstuk 32 793, nr. 563);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juli
2021 inzake voortgang Preventie in het zorgstelsel (Kamerstuk 32 793, nr. 562);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 oktober
2021 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Transitiecoalitie Voedsel
met betrekking tot juridische mogelijkheden voor een gezonde voedselomgeving (Kamerstuk
32 793, nr. 570);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 november
2021 inzake voedselaanbod; Schijf van Vijf, productverbetering en reclame (Kamerstuk
32 793, nr. 575);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 november
2021 inzake informatie over ontwikkelingen op het terrein van preventie en aanpak
van drugsgebruik (Kamerstuk 24 077, nr. 485);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 november
2021 inzake richtlijnen goede voeding bij diabetes type 2 (Kamerstuk 32 793, nr. 576);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december
2021 inzake factsheet monitor GLI najaar 2021 (Kamerstuk 32 793, nr. 577);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 december
2021 inzake preventie gehoorschade (Kamerstuk 32 793, nr. 578);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 december
2021 inzake onderzoek beperken tabaksverkoop tot tabaksspeciaalzaken (Kamerstuk 32 011, nr. 92);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december 2021
inzake opbrengsten steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl (Kamerstuk
25 295, nr. 1705);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 april
2021 inzake onderzoeken alcoholpreventie (Kamerstuk 27 565, nr. 179);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 februari
2022 inzake vijfde voortgangsrapportage actieprogramma Kansrijke Start (Kamerstuk
32 279, nr. 219);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 februari
2022 inzake antwoorden op vragen commissie over informatie over tabaks- en alcoholontmoediging
en het COP9 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) en MOP2 Protocol tot
Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten november 2021 (Kamerstuk 32 011, nr. 93);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 november
2021 inzake informatie over tabaks- en alcoholontmoediging (Kamerstuk 32 011, nr. 91);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 november
2021 inzake COP9 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) en MOP2 Protocol
tot Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten november 2021 (Kamerstuk
32 011, nr. 90);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 februari
2022 inzake informatie over toezending reactie op het rapport van de Gezondheidsraad
«Mentale gevolgen van de coronapandemie: een eerste inventarisatie» (Kamerstuk 25 295, nr. 1783);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 februari
2022 inzake RIVM-rapporten «Nieuwe criteria voor productverbetering» en «Zout- en
kaliuminname 2020/2021» (Kamerstuk 32 793, nr. 582);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 maart
2022 inzake preventiebrief ten behoeve van leefstijldebat 24 maart 2022 (Kamerstuk
32 793, nr. 584);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 maart
2022 inzake handhavings- en nalevingscijfers NVWA tabak 2021 (Kamerstuk 32 011, nr. 94).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Den Haan
Griffier: Heller
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bikker, Van Esch, Den Haan, Rudmer Heerema,
Kuik, Van der Laan, Maeijer, Mutluer, Van der Plas en Westerveld,
en de heer Van Ooijen, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 14.04 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Welkom aan de mensen die aan de andere kant van het scherm zitten
en daar dit commissiedebat over leefstijlpreventie volgen. Aan de orde is dus inderdaad
het commissiedebat over leefstijlpreventie. Ik heet van harte welkom de Staatssecretaris,
die bij ons te gast is, en zijn ambtenaren, die hem ondersteunen. Verder heet ik aan
de zijde van de Kamer van harte welkom: mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren,
de heer Rudmer Heerema van de VVD, mevrouw Bikker van de ChristenUnie, mevrouw Kuik
van het CDA, mevrouw Van der Laan van D66, mevrouw Westerveld van GroenLinks en mevrouw
Maeijer van de Partij voor de Vrijheid. Straks schuift ook nog meneer of mevrouw Mutluer
van de Partij van de Arbeid aan. Het is een mevrouw! Zij is nieuw. Tot slot schuift
mevrouw Van der Plas van de BBB nog bij ons aan.
Ik wil als eerste spreker het woord aan mevrouw Van Esch geven. Zij spreekt namens
de Partij voor de Dieren. Ik stel voor dat wij elkaar drie keer mogen interrumperen
en dat we straks vier vragen stellen aan de Staatssecretaris. Als het allemaal voortvarend
gaat, kunnen we daar enigszins coulant mee omgaan. Ik kijk even naar de collega's
of dat oké is. Ik hoor zeggen dat vier heel voorzichtig is. Ik zei daarstraks acht,
maar daar schrok de Staatssecretaris heel erg van. Ik dacht daarom: we beginnen met
vier. Maar als het goed gaat, dan doen we er gewoon vijf. Ik ben een hele gulle voorzitter,
maar alleen als iedereen zich netjes gedraagt en het debat voortvarend verloopt. Dus
ik waarschuw vast.
We hebben allemaal vier minuten spreektijd en ik geef als eerste het woord aan mevrouw
Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. «In een tijd van arbeidstekorten in bijna alle sectoren, kunnen
we het ons simpelweg niet veroorloven dat mensen langs de kant staan vanwege vermijdbare
aandoeningen.» Dat zijn niet mijn woorden, maar wel woorden van de gezondheidseconoom
Jochen Mierau, die afgelopen maandag aanwezig was bij het rondetafelgesprek over preventie,
ter voorbereiding op dit debat. Hij zegt ook dat ongezondheid een verdienmodel is
en de samenleving de prijs betaalt, namelijk een lagere arbeidsproductiviteit, meer
ziekteverzuim en vooral een minder goed leven. Afgelopen maandag stond dan ook de
vraag waarom we zulke ongezonde keuzes maken voorop in dat rondetafelgesprek.
Ook hersenwetenschapper Felix Kreier was maandag aanwezig. Hij vertelde ons hoe de
hamster in ons brein werkt. Ik vond dat fascinerend om te horen. Hij zei dat de hamster
in ons brein ons helpt om te overleven in een wereld van schaarste, maar dat die niet
gemaakt is voor een wereld vol snackbars, snoepautomaten en supermarkten. Vooral kinderen
en jongeren blijken nauwelijks in staat om de hamster in hun brein te temmen. Je kunt
je dan ook afvragen of het toeval is dat de Albert Heijn ons allemaal aan het hamsteren
wil krijgen. Verleidingen weerstaan blijkt heel moeilijk. Bedrijven hebben er echt
een verdienmodel van gemaakt. Maar we worden er niet gelukkiger of rijker van als
onze gezondheid hier niet tegen beschermd wordt.
Ik had gehoopt, en ik hoop misschien nog steeds wel, dat deze Staatssecretaris dat
meteen zou inzien. Ik vond het dan ook jammer om de plannen te zien die al zijn aangekondigd
voor het aanmoedigen van fabrikanten om minder suiker, vet en zout in hun producten
te gaan gebruiken. Het gaat me vooral om het «aanmoedigen», want in het coalitieakkoord
wordt er heel duidelijk gesproken over bindende afspraken met de industrie. Ik ben
dan ook benieuwd hoe die twee met elkaar te rijmen zijn. Wat mij betreft missen die
bindende afspraken over de productsamenstelling in de brief die in februari naar ons
gekomen is.
Dan nog iets anders, namelijk de coalitieafspraak om de verkoop van alcohol op veel
meer plekken toe te staan, oftewel blurring. Dat staat in het coalitieakkoord. Denk
bijvoorbeeld aan een glaasje champagne bij de aankoop van je nieuwe keuken of gezellig
met de kinderen naar een proeverij in de supermarkt gaan. Het kan straks allemaal
als dit plan doorgaat. Ik ben benieuwd hoe deze Staatssecretaris dat kan rijmen met
de wel degelijk forse preventiedoelen met betrekking tot het verminderen van alcoholgebruik.
Hoe gaan we een einde maken aan supermarkten, fastfoodbedrijven en voedselproducenten
die misbruik maken van de niet-volgroeide hersenen van kinderen en jongeren? Het is
namelijk te gek voor woorden dat youtubers nog steeds worden betaald, dat het mag
om in hun filmpjes in de McDonald's te gaan opnemen en dat er nog steeds tekenfilmfavorieten
van kleuters op grote snoepverpakkingen te zien zijn.
In het coalitieakkoord lezen we: we beschermen kinderen extra tegen niet-passende
onlinereclame en -marketing. Dat is alles wat ik tot nu toe weet. Maar in de planningsbrief
van deze Staatssecretaris komt kindermarketing helemaal niet voor. Ik ben dus benieuwd
wat deze Staatssecretaris hieraan gaat doen. Gaan we het hele goede voorbeeld van
Spanje volgen? Daar is een geheel verbod op kindermarketing en een verbod voor influencers
om ongezond eten te promoten. Ik ben benieuwd wanneer wij in Nederland zover gaan
zijn.
Hoe snel kunnen we de btw op groente en fruit gaan afschaffen in Nederland? We weten
dat de mogelijkheid bestaat. We kunnen bijvoorbeeld de accijns op brandstof al per
1 april omlaagbrengen. Kunnen we hier, met het oog op de op dit moment stijgende voedselprijzen,
ook haast mee gaan maken?
Artsen en wetenschappers deden deze week een oproep aan winkels om per direct te stoppen
met de verkoop van tabak. Waarom wachten we tot 2024 voor supermarkten en nog langer
voor tankstations en gemakswinkels? Ik ben benieuwd of deze Staatssecretaris wil overwegen
om dat geplande verkoopverbod naar voren te halen naar aanleiding van de oproep van
deze week van die vele artsen en wetenschappers.
Ik kom nog een keer terug op dat rondetafelgesprek van afgelopen maandag. Veel van
de sprekers daar, maar ook de koepel van bijvoorbeeld de GGD roepen op om een einde
te maken aan de vrijblijvendheid, aan alleen maar aanmoedigingsbeleid, aan de lapmiddelen
en aan het wachten tot we nog een paar ons extra wegen. Keer op keer halen we de doelen
uit het Preventieakkoord gewoon niet, met alle gevolgen van dien.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, wilt u afronden?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik ben bij mijn laatste zinnen, voorzitter. Ik ben ook benieuwd of deze Staatssecretaris
na vandaag wel bereid is om over te stappen op de noodzakelijke wettelijke verankering
van de gezondheidsdoelen, op verplichtingen voor fabrikanten die zo nodig zijn en
of hij de kinder- en jongerenmarketing aan banden wil leggen. Dat moet echt nu gebeuren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Het woord is aan de heer Heerema van de VVD.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Ik ben nu ruim zes jaar woordvoerder Sport van de VVD. In die periode
is het alleen maar duidelijker geworden hoe krachtig de preventieve werking van sport
en bewegen is. Het gaat om het voorkomen van overgewicht door voldoende bewegen, het
voorkomen van kanker door voldoende bewegen, het psychologische effect van bewegen
en sport, en het sneller herstellen door een actieve leefstijl. De kracht van sport
en bewegen is wetenschappelijk al volledig onderbouwd. Er is echt niet méér onderzoek
nodig om te bewijzen dat het waanzinnig belangrijk is dat we als samenleving meer
inzetten op sport en bewegen, niet alleen als doel, maar ook als middel bij bijvoorbeeld
preventie.
Daar is de afgelopen jaren iets misgegaan. Ondanks dat er in het regeerakkoord van
Rutte III expliciet vermeld stond dat sportbonden ook een rol zouden krijgen bij het
Preventieakkoord, is dit nauwelijks aan de orde geweest. Het debat van vandaag grijp
ik dan ook aan om dit te herstellen. Sport en bewegen, en een actieve leefstijl zijn
immers de allerbeste vormen van preventie. Sport en bewegen moet dus een veel stevigere
positie in het Preventieakkoord krijgen dan het tot nu toe had. We moeten niet alleen
kijken naar wat we kunnen verminderen, verbieden, verhogen en duurder kunnen maken,
maar juist ook naar wat we kunnen stimuleren en aantrekkelijker kunnen maken. Het
gaat om het belonen van goed gedrag. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris van plan
is om sport en bewegen een stevigere positie te geven naast de pijlers overgewicht,
alcohol en roken. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen wat hij daar precies
mee bedoelt. Wil hij bijvoorbeeld sport en bewegen als vierde pijler introduceren?
Dat zou ik heel interessant vinden.
Wat betreft de preventieve werking van sport en bewegen heb ik nog wel een suggestie
voor de Staatssecretaris. Uw collega Wiersma, Minister voor Primair en Voortgezet
onderwijs, heeft immers aangekondigd de sportvereniging nadrukkelijk te willen betrekken
bij scholen in het kader van de rijke schooldag. Nu is er reeds een bestaande fijnmazige
sportinfrastructuur van 25.000 sportverenigingen in Nederland, en er is een po- en
vo-structuur van 7.500 scholen. Dat lijken op het eerste gezicht twee entiteiten die
makkelijk zouden moeten kunnen samenwerken. Is de Staatssecretaris van plan om samen
met zijn collega te kijken hoe de sportvereniging op de allerbeste manier betrokken
kan worden bij het basisonderwijs en voortgezet onderwijs? Dan bedoel ik niet in plaats
van, maar als aanvulling op gym. De ambitie ligt er blijkbaar al. We moeten het alleen
nog vormgeven. Hoe meer kinderen namelijk meer plezier beleven aan verschillende takken
van sport, hoe meer kans dat ze juist in de kwetsbare leeftijd van 13 tot 17 jaar
blijven sporten. Dat is uiteindelijk de grootste preventiewinst die we kunnen behalen.
Een andere vraag op het snijvlak van preventie en onderwijs gaat over schoolfruit.
Veel kinderen zijn aangewezen op schoolfruit om een keer of een paar keer in de week
een banaantje of een appeltje te kunnen eten. Nu staat het project onder druk door
gestegen prijzen. Heeft de Staatssecretaris dit in beeld? Wat ligt er binnen zijn
mogelijkheden om hier ondersteuning te bieden?
Voorzitter. Dan een ander onderwerp. Ik ben in mijn leven vaak in Australië geweest.
Het is daar heel gewoon om naast de bakker, de slager en de groenteboer ook een huidkankerkliniek
in het winkelcentrum te hebben. Voor ons is het onvoorstelbaar, maar daar is het heel
normaal. In Australië heb ik geleerd hoe verwoestend de zon is voor onze huid en over
de sluipmoordenaar die huidkanker is. Het kabinet heeft eerder, naar aanleiding van
het Nationaal Actieplan Huidkanker, aangegeven met een voorlichtingscampagne te komen.
Welke stappen zijn inmiddels gezet om tot de beoogde voorlichtingscampagne te komen?
Hoeveel budget heeft u hiervoor gereserveerd?
Als we het over huidkanker hebben, dan is de stap naar buitensport snel gemaakt. Buitensport
is onderdeel van een gezonde leefstijl. Dat vindt de overheid ook. Het voorkomt bijvoorbeeld
overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en depressies. Buiten sporten is gezond,
maar juist bij buiten sporten is er sprake van een verhoogd risico op huidkanker.
Dat geldt in principe ook bij kinderdagverblijven en scholen. Kan en wil de Staatssecretaris
invulling geven aan het faciliteren van gezond, in dit geval zonveilig, sporten en,
zo ja, op welke manier?
Op hoeveel minuten zit ik, voorzitter?
De voorzitter:
U zit op vier minuten en acht seconden. Maar mevrouw Van Esch had ook iets langer,
dus ik geef u nog even tijd om af te ronden.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nee, ik geef het goede voorbeeld. Ik bewaar de rest voor mijn tweede termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
De leukste interruptie zou natuurlijk zijn om te vragen of hij zijn tekst afrondt,
maar dat vind ik voor mezelf niet de leukste interruptie. Ik hoorde nog niks over
gezonde voeding. Dat kan natuurlijk in de vier minuten tijd die er is. Ik was wel
benieuwd en werd getriggerd doordat er in het begin van de bijdrage over werd gesproken
dat we over sport eigenlijk voldoende onderzoek hebben en wel weten wat we moeten
doen. Bij voeding is dat eigenlijk net zo goed het geval. We hebben al heel veel onderzoeken
en we weten precies wat we moeten doen. Ik ben dus benieuwd of de VVD die lijn bij
sport doortrekt als het gaat om voeding.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik ben echt een groot voorstander van zorgen dat wij die gezonde generatie krijgen.
Er liggen genoeg onderzoeken die aantonen hoe verwoestend roken is voor je hersenen,
hoe verschrikkelijk het is om veel te veel suiker binnen te krijgen en dat we dus
moeten zorgen dat we dat verminderen in ons eten en ons drinken. De stappen die daarop
gezet worden, vind ik dus goed. Ik vind ze ook logisch. Ik vind ook dat we daar echt
slimme keuzes in moeten maken, bijvoorbeeld als het gaat om een flat tax of om een
progressieve taks voor suiker en frisdrank. Maar u zult mij volgens mij aan uw zijde
vinden als we gaan proberen om stappen te maken om het voedsel en het drinken dat
wij elke dag tot ons nemen, gezonder te krijgen en te maken. Als je kijkt naar een
schoolfoto met kinderen uit 1970 en je vergelijkt die met een foto van nu, dan zie
je de verschillen in gewicht. Dat is volgens mij een van de slechtste dingen die we
hebben, want alles wat wij voor het zesde jaar met kinderen doen als het gaat om voeding,
werkt hun hele leven door. Die eerste jaren zijn daarin dus zo belangrijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, die gaat over hetzelfde onderwerp. Ik waardeer de woorden van de heer Heerema
hoor. Het is natuurlijk heel erg goed dat we inzetten op gezond voedsel, net zoals
ik zijn inzet op het gebied van sport en bewegen ook deel. Maar de overheid kan natuurlijk
ook een stapje verder gaan, bijvoorbeeld door te reguleren dat in armere wijken meer
plekken komen waar gezond voedsel te verkrijgen is. De overheid kan bijvoorbeeld op
scholen maatregelen nemen om te voorkomen dat al die ongezonde snackautomaten overal
staan. Ik weet dat er plannen zijn voor een suikertaks, maar daar zouden we misschien
nog een paar stappen verder in moeten gaan. Ook via beprijzingen en andere zaken kan
de overheid misschien nog meer doen. Nu weet ik ook dat de VVD vaak de partij is van
de eigen verantwoordelijkheid en de vrije keuze, maar is de heer Heerema ook bereid
om met ons samen eens te kijken wat er nog meer kan gebeuren?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja. Dan wil ik vooral kijken naar wat de meest effectieve interventies zijn. Want
de Staatssecretaris heeft in zijn leefstijlbrief van afgelopen vrijdag, geloof ik,
aangegeven dat hij bijvoorbeeld wil kijken naar fastfood in de buurt van scholen.
Die staat op nummer vijftien van de meest effectieve interventies die je kan doen.
Blijkbaar kunnen we andere dingen slimmer en sneller doen. Ik zou dus heel graag willen
kijken naar wat er verstandiger is om eerst te doen. Toen ik in de vorige periode
woordvoerder onderwijs was, ging ik weleens bij scholen op bezoek. Dan had je een
gezonde schoolkantine waar dan groentepizza's werden aangeboden. Die waren hartstikke
slecht, maar die hadden het groene stickertje, want er zat groente op en dus was het
«gezond». Als we volgens mij nou ergens effectief kunnen interveniëren, dan is het
in het onderwijs. Dat kan met snackautomaten, maar ook kantines op scholen. Hoe krijgen
we die gezonder, zodat kinderen – als ze het van huis niet meekrijgen – in ieder geval
op school die gezonde samenleving meekrijgen? Daar zitten ze ook nog 30 uur in de
week.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Wie de Atlas van Afgehaakt Nederland bekijkt, weet één ding zeker:
gezondheid is vaak een van de grote problemen voor de mensen in Nederland die nu toch
al in de marge zitten. Daar hebben we het veel te weinig over. Of we het nu hebben
over Moerwijk in Den Haag, over Pekela of over Vinkhuizen in de stad Groningen: als
je even doorfietst naar een rijkere wijk of een rijker dorp, dan is het verschil in
levensverwachting al heel snel acht jaar. Dat is onvoorstelbaar veel.
Het maakt dus uit waar je opgroeit als kind. Voor de kinderen in de wijken die ik
noemde, zijn gezonde keuzes niet vanzelfsprekend. Maar juist voor hen klopt mijn hart.
Juist voor hen vind ik het echt heel belangrijk dat we preventie nog meer vorm gaan
geven. Daarom ben ik blij met de toon en de prioriteiten van deze Staatssecretaris
in de brief die hij aan de Kamer stuurde. Daar spreekt namelijk urgentie uit en dat
een gezonde leefstijl zich niet alleen beperkt tot individuele keuzes, maar een opgave
is voor de hele samenleving.
Daarmee is het niet alleen een opgave van VWS, van dit ministerie, maar ook van andere
ministeries. It takes a village to raise a child. Dat is met preventie net zo. Veel
onderwerpen moeten nog verder uitgewerkt worden. Daar kijkt de ChristenUniefractie
eerlijk gezegd met een gezonde lading ongeduld naar uit. Kom maar op met die plannen!
Ja, de acties uit het Nationaal Preventieakkoord lopen door, maar we weten ook dat
er meer nodig is om de doelen in 2040 te halen. Dat weet het kabinet. De urgentie
is groot. Ik maak me bijvoorbeeld toch zorgen over de vergoeding van de kinder-GLI,
die weer een jaar is uitgesteld. Kan dat echt niet sneller? Kinderen die nu ongezond
opgroeien, kunnen toch niet nog een jaar langer wachten? Graag een reactie van de
Staatssecretaris.
Voorzitter. Dan de mentale gezondheid van jongeren. Het is hoog tijd dat we werken
aan een hoopvol perspectief voor onze jongeren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik heb nog een interruptie op het vorige punt. Logischerwijs breek ik daarom in, zodat
mevrouw Bikker daarna door kan gaan. Ik ben namelijk benieuwd naar het volgende. Afgelopen
week kwam het onderzoek van KRO-Pointer, dat de afgelopen tijd meerdere programma's
heeft gemaakt over het schrikbarende aantal verkooppunten van ongezonde voeding. Dat
is juist in de wijken waar mevrouw Bikker het over had, met 30% toegenomen. Ik vond
het heel heftig om te lezen en te zien dat het ongezonde aanbod daar dus alleen maar
verder aan het stijgen is. Ik ben benieuwd wat de ChristenUnie qua mogelijkheden ziet
om daarin zo snel mogelijk in te grijpen en om gemeentes in ieder geval zo snel mogelijk
die mogelijkheid te bieden. Ik ben benieuwd of de ChristenUnie denkt: dat moet gewoon
niet nog tot volgend jaar duren.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank voor deze mooie vraag. Ik was vrijdag in Rotterdam-Zuid, in een wijk waar we
deze gezondheidsproblemen net zo hard zien. Het was vrij treurig dat ik wel alle snackbedrijven
zag waarnaar mijn kinderen vanuit de auto ook altijd gillen om de afslag te pakken,
maar verder geen aanbod van andere dingen voor een betaalbare prijs. Ik deel helemaal
met mevrouw Van Esch hoe slecht wij eigenlijk zorgen voor de kinderen die het het
hardste nodig hebben. Daarin moet de gemeenteraad ook stappen kunnen zetten. Daar
ben ik erg van. Als we iets lokaal kunnen fixen, laten we het dan ook lokaal fixen.
Het is niet dat ik tegen iedere snackbar ben, integendeel. Ik vind een frietje op
z'n tijd helemaal prima, maar het moet niet structureel in je leefstijl zitten, waardoor
mensen ongezond leven. Daarin hebben we in Nederland echt nog een slag te maken. We
zijn daarin niet de enige in de wereld, maar het is wel zo dat we bijvoorbeeld bij
obesitas, een van de ziekten die veel voorkomt, echt stappen moeten zetten. Ik vind
het verstandig dat de Staatssecretaris verkent wat daarbij effectief is. We kunnen
namelijk vanaf de kansel van alles vinden, maar dan blijkt het vervolgens onvoldoende
effectief te zijn. Ik moedig hem daarin dus aan. Maar we moeten niet alleen maar onderzoeken
en uiteindelijk niets behouden. Nee, dat doen we om het goede zo snel mogelijk tot
stand te brengen.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik snap het wel, maar vorig jaar is daar nog een motie over ingediend door mevrouw
Kuik en mijzelf. We zijn nu al een jaar verder. Gemeentes hebben nog steeds die mogelijkheden
niet. Ze roepen al een jaar: geef ons de juridische mogelijkheden om daarmee aan de
slag te gaan. Ik vind het juist nu aan deze Staatssecretaris om niet nog een keer
te zeggen dat hij de onmogelijkheden en mogelijkheden gaat verkennen. De gemeentes
geven al ruim anderhalf jaar aan ons door: geef ons nou die mogelijkheden om fastfoodketens
te weren op nieuwe locaties waar ze zich willen vestigen. Ik ben gewoon benieuwd:
vindt de ChristenUnie ook dat we nu echt niet kunnen wachten? Op het moment dat mevrouw
Kuik en ik bijvoorbeeld weer dezelfde motie gaan indienen, kunnen we dan gezamenlijk
dezelfde boodschap doorgeven, namelijk dat we dat nu gaan doen?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat ongeduld van mevrouw Van Esch deel ik helemaal. Ik ben het bijvoorbeeld ook met
haar eens over kinderreclames. Daar had zij een hele goede bijdrage over. We zien
te vaak dat ongezonde voeding wordt aangeprezen, terwijl we weten dat kinderen daar
gevoelig voor zijn. Ik deel het ongeduld. Ik moedig de Staatssecretaris aan om daar
waar het kan, zo snel mogelijk concrete stappen te zetten, maar wel altijd op een
manier die effectief is. Dat is de hele kleine slag om de arm die ik daarbij maak.
Ik moedig aan om juist voor de Gezonde Generatie echt te zorgen dat we daadwerkelijk
stappen zetten.
Ik zie de voorzitter naar me kijken alsof ze het fijn zou vinden als ik mijn inbreng
zou vervolgen.
De voorzitter:
U begrijpt mij zonder woorden. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik was gebleven bij de mentale gezondheid van jongeren. Het is echt hoog tijd dat
we werken aan een hoopvol perspectief voor onze jongeren, want heel veel jongeren
hebben te maken met psychische klachten en mentale druk. De belofte dat het wel goed
met je komt als je maar hard werkt, is failliet. Samen met collega Westerveld van
GroenLinks en onze jongerenorganisaties hebben wij daarom in een manifest negen punten
benoemd waarvan wij zeggen: maak daar nou werk van om de mentale weerbaarheid van
jongeren te bevorderen. Laat het taboe ervan afgaan. Zorg dat het gesprek wordt gevoerd
en zorg dat jongeren zelf meepraten over wat zij nodig hebben om meer mentale sterkte
en gezondheid te vinden. Daarom ben ik blij dat onze Staatssecretaris kennis heeft
gemaakt met het jongerenpanel mentale gezondheid en dat dat mee gaat denken, want
dat is heel hard nodig. Jongeren ervaren prestatiedruk, financiële druk en zijn eerlijk
gezegd best vaak eenzaam. De coronatijd heeft geen goed gedaan.
Voorzitter. Dat heeft ook gevolgen voor het middelengebruik. Is de Staatssecretaris
het met ons eens dat de mentale kwetsbaarheid van jongeren een symptoom is van hoe
onze samenleving is ingericht? Op welke manier denkt hij juist op dit punt een omslag
in onze samenleving te kunnen bevorderen? Minder druk, minder maakbaarheidsdenken
en meer ruimte om af en toe een foutje te kunnen maken. Hoe gaat hij dat vormgeven
in het Nationaal Preventieakkoord, aangezien hij zegt dat mentale gezondheid daar
een onderdeel van is.
Voorzitter. Ik had het al over middelengebruik en verslaving. Ik ben benieuwd hoe
de Staatssecretaris het nationaal rapporteurschap verslavingen voor zich ziet. Wil
hij daar ook gokverslaving bij betrekken? Er ligt een aangenomen motie-Van der Graaf,
die zegt dat de preventie van gokverslaving niet alleen bij Justitie ligt, maar dat
die ook bij VWS meer vorm zou moeten krijgen. Hoe geeft de Staatssecretaris daar een
vervolg aan?
Voorzitter. Ik begon met de gezondheidsverschillen. Onze wijze adviseurs, de WRR en
het RIVM, hebben het er allemaal over hoeveel winst in gezonde levensjaren we kunnen
boeken als de preventiemaatregelen op orde zijn. Maar als wij ons verkiezingsprogramma
laten doorrekenen, dan rekent het CPB dat helemaal niet positief mee. Sterker nog,
het kost alleen maar geld. Daar gaat echt iets mis. Is de Staatssecretaris bereid
om te verkennen wat er nodig is om dit te verbeteren en veranderen? Ook de Sociaal-Economische
Raad, de SER, droeg dit aan. Zouden preventiemaatregelen in ieder geval een plek kunnen
krijgen in de Monitor Brede Welvaart? En wat zou ervoor nodig zijn om ze een positieve
plek te geven in de CPB-berekeningen?
Voorzitter. Er is al het nodige gezegd over de gezondheidsverschillen en roken. Ik
kan mij daarbij aansluiten. Ik zou de Staatssecretaris wel het volgende willen vragen.
We hebben heel veel mailtjes gehad van kleine supermarkten die zeggen: help, wij gaan
failliet als wij geen tabak mogen verkopen. Het is vreselijk dat die zaken slechts
kunnen bestaan door de verkoop van tabak. Ik schrok daar eerlijk gezegd van. Ik zou
de Staatssecretaris willen vragen om de leefbaarheid op het platteland overeind te
houden. Kan hij daarover in gesprek gaan met zijn collega's, zodat we die tabaksverkooppunten
zo snel mogelijk kunnen sluiten? Want dat steunt mijn fractie van harte. Wij willen
juist op een andere manier invulling geven aan de leefbaarheid op het platteland.
Voorzitter. Vier minuten voor zo'n mooi thema is veel te weinig, maar ik houd het
voor dit moment hierbij.
De voorzitter:
Dat klopt. Daarom zat u ook iets over die vier minuten heen, bijna een minuut. Mevrouw
Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Je wordt niet geboren als een rokende, bierdrinkende bankhanger
met een zak chips in de hand en een joint aan de lippen. Dat is aangeleerd gedrag.
De gezondheidsverschillen in onze samenleving zijn heel groot en wij vinden dat echt
onacceptabel. Kwetsbare mensen leven vijftien jaar langer in minder goede gezondheid
en zeven jaar korter. Kinderen die ongezond opgroeien, staan veelal op achterstand.
We hebben dus wat te doen. We hebben een ambitie.
Ongezond ouder worden zorgt er ook voor dat de zorgkosten de pan uit rijzen. We repareren
graag en hebben graag een snelle oplossing, en dat wordt alleen maar erger. De ambitie
is een gezonde generatie in 2040, met een focus op de jeugd door sport, voeding en
bewegen.
Voor het CDA is de focus vooral gericht op kinderen. Wij moeten hen beschermen tegen
dat aangeleerde gedrag, want kinderen zijn geneigd om ons na te doen. Zien roken,
doet roken; dat is de slogan. Het is goed om ons te realiseren dat je eigenlijk nooit
alleen consumeert. Het gaat vaak om aantrekkelijk gedrag en je omgeving heeft daar
invloed op. Ik vraag de Staatssecretaris om te voorkomen dat we mensen in hokjes duwen,
dat we alles in een apart hokje behandelen, want een mens is meer dan dat ene hokje.
Kijk naar het hele figuur. Kijk naar roken, overmatig alcoholgebruik, voedsel en drugs.
Het hangt allemaal met elkaar samen. Je moet mensen niet vierendelen. Dat werkt niet.
De veranderingsprocessen zijn vaak hetzelfde.
De vraag is hoe groot het consumptieprobleem precies is. Ik hoorde van verslavingsarts
Van de Graaf dat een lijkschouwer elk halfuur iemand moet lijkschouwen die te vroeg
is overleden door roken. Ieder halfuur. Dat heeft natuurlijk ook een sociaal ontwrichtend
effect, laat staan de maatschappelijke ontwrichting die drugs heeft op onze samenleving.
Laat ik daar nu maar niet over beginnen. Ongeveer 50% van de Nederlanders heeft overgewicht.
Voorzitter. Wij slaan vaak door. Mevrouw Van Esch zei het heel mooi: die hamster zit
in ons brein. Ons brein is niet veranderd. Onze verre voorouders waren jagers en verzamelaars.
In je hersenen zit een systeem waardoor je noodzakelijke buffers op wilt bouwen. Dat
deel in onze hersenen is niet veranderd, maar de omgeving wel. In de huidige tijd
is het niet moeilijk om suikerrijk of hoogcalorisch voedsel te krijgen. Eten kan op
ieder moment en de fysieke inspanning die geleverd wordt, is in de afgelopen decennia
stukken minder geworden. Ik vraag de Staatssecretaris om door te zetten op de doelen
van het Preventieakkoord, maar ik vraag hem ook of hij de integrale gedachte deelt
dat we moeten voorkomen dat we in hokjes blijven denken. Departementen moeten met
elkaar aan de slag gaan.
Voor het CDA zit dat niet alleen in wet- en regelgeving, maar ook in de energie van
de samenleving: de community en de lokale preventieakkoorden. Het zit ook in regelgeving
en de pppb-benadering: prijs, plaats, product en de omgekeerde p, de b van bewegen.
Voorzitter. We investeren ook in extra onderzoek naar de aanpak van alzheimer, obesitas
en kanker. We zijn er heel blij mee dat we investeren in die grote volksziektes. Het
CDA heeft met brede steun vanuit de Kamer een nationaal actieplan tegen kanker ingediend.
Kan de Staatssecretaris ingaan op hoe dat loopt? Er lagen al plannen klaar, maar we
horen daar eigenlijk vrij weinig over. Ik hoor in de wandelgangen dat het niet zo
lekker loopt. We steunen dit met z'n allen, dus ik krijg graag een reactie daarop.
Voorzitter. Tot slot lachgas. Ik druk hier al een flink aantal jaren op. Wanneer gaan
we wetgeving krijgen om lachgas te verbieden? Ik zie dat de Kamer daarin vertraagt.
Er zijn partijen die daar niks in zien en die vraag op vraag stellen. Kom maar door
met die wetgeving. Laten we die gewoon behandelen, want we zien heel veel verkeersongelukken.
Revalidatieartsen en neurologen schreeuwen om hulp. Ook de burgemeesters zeggen: geef
ons die wetgeving. Ik krijg die wetgeving dus graag zo snel mogelijk hier.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Het woord is nu aan mevrouw Van der Laan van D66.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Een grote groep mensen kampt met aandoeningen als diabetes,
artrose, nierfalen of hart- en vaatziekten. Dat zijn stuk voor stuk aandoeningen die
ook beïnvloed worden door een ongezonde leefstijl. De aanname, de voorspelling, is
dat steeds meer mensen hier last van zullen krijgen. Natuurlijk proberen we dat om
te buigen, onder andere door het Nationaal Preventieakkoord, maar helaas blijkt uit
recente cijfers van het CBS dat de pijlers overgewicht, roken en drankgebruik nauwelijks
zijn gedaald. Dat vraagt wat mij betreft om een reflectie van het kabinet. Daarom
vraag ik de Staatssecretaris hoe hij deze cijfers ziet en, belangrijker nog, hoe hij
ervoor gaat zorgen dat de voorgenomen doelstellingen uit het Preventieakkoord daadwerkelijk
worden gerealiseerd. Hoe is hij van plan om de Kamer te betrekken bij bijvoorbeeld
het vormgeven van de pijler mentale gezondheid?
Voorzitter. De grootste boosdoener blijft roken. Roken is nog steeds de belangrijkste
oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland. Ter voorbereiding op dit debat hebben
wij twee rondetafels georganiseerd. De ene ging over beweegarmoede en de andere, afgelopen
week, ging over leefstijlpreventie, met name ingezoomd op een gezonde voedselomgeving.
Als sportfanaat blijf ik ervoor strijden dat we meer moeten gaan bewegen. Dat is evident.
Ik denk dat mijn collega's hier dat allemaal met me delen. Ik vraag dus naar de koppeling
met het Nationaal Sportakkoord. Kan de Staatssecretaris daar een reflectie op geven?
Vandaag wil ik het verder over voeding hebben. Ik zal daar dus ook mee doorgaan. Ongezonde
voeding veroorzaakt 8,1% van de ziektelast en 6 miljard aan zorgkosten. Onze stelling
is dat een fundamentele verandering in onze voedselomgeving nodig is. Ik denk dat
we een grote klapper kunnen maken in en om de supermarkt, omdat jong en oud daar komen.
De afgelopen jaren hebben de afspraken over productverbetering namelijk niet echt
geleid tot veel gezondere producten. Het opbouwen van smaak, met het toevoegen van
suiker en zout, is veel makkelijker dan het omgekeerde proces, het afbouwen. Dat duurt
al jaren. Producenten en supermarkten zijn namelijk bang dat ze klanten verliezen,
want als jouw product aan smaak verliest, kan de consument zo naar de concurrent gaan.
Daarom is een gelijk speelveld nodig, maar wel met een sturende rol van de overheid.
Nu is er een nieuwe aanpak van het RIVM om producten te verbeteren, maar wat zijn
nu de vervolgstappen volgens het kabinet? Want uiteindelijk moeten we het toch samen
met de markt doen; het is een publiek-private samenwerking. Ik heb gesproken met supermarkten
en producenten. Zij geven eigenlijk allemaal aan dat ze snel aan de slag willen met
de Nutri-Score, maar dat ze wachten op een go van het ministerie. Volgens mij is het
hoog tijd om dit proces te versnellen. Wat is nu de status van het implementatieproces
van de Nutri-Score in Nederland? Want in Frankrijk werkt het. Bent u van plan om de
Nutri-Score ooit verplicht te stellen?
Voorzitter. We zien heel veel marketing gericht op kinderen, maar ook veel aanbiedingen
van ongezond eten. Dat maakt het natuurlijk best lastig om een gezonde keuze te maken.
Daar hebben collega's ook al aandacht aan besteed. Onze kinderen krijgen veel sluikreclame
binnen via de socials. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: ziet u een opening om
hierover het gesprek op gang te brengen, om toch ook iets met de reclame via de socials
te doen? Ik doe even aan omdenken: kunnen we marktpartijen niet meer ruimte geven
om gezond eten te promoten? Want Europese regels geven nu aan dat je pas een gezondheidsclaim
mag doen bij een zout- of suikerreductie van 30%. Ik ben het daar wel mee eens, maar
zijn er geen manieren om hier toch wat handiger mee om te gaan? Kijk bijvoorbeeld
naar Zwitserland, waar men tijdelijke claims van een jaar toestaat. Is de Staatssecretaris
bereid om dit in kaart te brengen? Kunnen we deze claims bijvoorbeeld koppelen aan
de nieuwe aanpak van productverbetering, zodat je, als je doelstellingen haalt, daar
eerder tijdelijk – en «tijdelijk» staat dan tussen haakjes – over mag communiceren?
Ik zou deze suggestie zien als een extra prikkel, want ik vind het wel goed als een
leerling van een onvoldoende richting een voldoende gaat. Dat wil je natuurlijk ergens
stimuleren en belonen.
Tot slot, voorzitter. Ik vind het heel belangrijk dat we gaan inzetten op de Gezonde
Generatie. Wat ons betreft doen we dat met zo veel mogelijk bewezen effectieve maatregelen
en schaken we op verschillende borden. Ik herhaal: een fundamentele verandering in
onze voedselomgeving is nodig, maar dat moeten we wel met elkaar doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld. Nee,
ik zie allemaal handen omhooggaan. Wie was het eerst? Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, voorzitter, want ik hoor mevrouw Van der Laan echt spreken over voeding en de
Gezonde Generatie. Nou hebben de vorige periode mevrouw Van Esch en ik een motie ingediend
om in kaart te brengen hoe gemeenten een betere balans kunnen creëren in hun omgeving
als het gaat om fastfoodketens, omdat het soms gewoon een overkill is waar je veel
makkelijker aan een hamburger komt dan überhaupt nog aan een appel. Daar heeft D66
toen tegen gestemd, en dat verbaasde mij toen. Die werd net niet aangenomen. Kan mevrouw
Van der Laan ingaan op hoe zij daar nu anders naar kijkt, en of ze dat ook als instrument
zou kunnen zien in die strategie?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb me hier natuurlijk op voorbereid: ik heb die twee moties hier liggen. Toentertijd
waren er twee moties, inderdaad uw motie en die van mevrouw Van Esch. Die hebben we
niet kunnen steunen, omdat er een directe koppeling werd gemaakt, naast het in kaart
brengen, met daarna gelijk een wetsvoorstel opstellen en die richting de Kamer sturen.
Nou, dat oorzakelijke verband ging ons op dat moment te ver. We hebben wel de motie
van mevrouw Sazias en mevrouw Van Esch gesteund om in samenspraak met gemeenten te
bezien hoe wettelijk verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten krijgen
om te sturen op die gezonde voedselomgeving. Dus volgens mij is onze opvatting of
stelling of houding daarin niet veranderd. Wij staan er zeker voor open om te kijken
naar wat gemeenten nodig hebben om daar eventueel meer sturend in te kunnen optreden.
Mevrouw Kuik (CDA):
Gemeenten geven juist aan dat ze dit nodig hebben, dus dat was al vrij duidelijk.
En dan was het ook nog eens een keer bijvoorbeeld een wethouder van D66, volgens mij
uit Amsterdam, die dit juist aangaf. Ik wil dus voorkomen dat we onderzoek op onderzoek
hebben, terwijl helder is wat er nodig is.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik vind ook niet dat je onderzoek op onderzoek moet doen, en ook niet onnodig onderzoek.
Maar volgens mij heeft de Staatssecretaris een keurig vervolg gegeven aan de uitvoering
van die motie om nader te bezien wat er nodig is om bijvoorbeeld fastfood te weren
in de wijken waarin er te veel aanbod is. Nou, voor mij is dat een route die we kunnen
volgen, dus wacht ik op de Staatssecretaris voor een gedegen voorstel daarvoor.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik probeerde nog even te kauwen op uw opmerking dat er bijvoorbeeld met het Nationaal
Sportakkoord een link gelegd moet worden, en wat de relatie daartussen precies is.
Het Nationaal Sportakkoord heeft – uit mijn hoofd – ongeveer 150 ondertekenaars, waarbij
nog helemaal niet duidelijk is wat welke ondertekenaar precies heeft bijgedragen aan
het Nationaal Sportakkoord. En waar ik nou eigenlijk zo bang voor ben, is dat het,
als we dat alleen groter optuigen, steeds onduidelijker wordt wat de effectiviteit
van zo'n groot opgetuigd akkoord wordt. Dus zou het niet veel verstandiger zijn om,
in plaats van te kijken waar de linken tussen Preventieakkoord en Sportakkoord liggen
– wat ik op lokaal niveau overigens wel snap – op nationaal niveau sport en bewegen
een veel prominentere rol in het Preventieakkoord te geven, in plaats van die twee
akkoorden te verknopen?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik weet ook niet of ik de twee akkoorden wil verknopen, hoor, dus ik wacht op de reactie
van de Staatssecretaris. Maar ik ben het wel met de heer Heerema eens dat ik het onderwerp
bewegen, dat als nieuw onderdeel al deel uitmaakt van het Nationaal Preventieakkoord,
veel groter wil zien. Dat hoort ook bij preventie. En daarnaast mag ieder departement
zich bemoeien met bewegingsstimulering.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Ik zag nog een hand van mevrouw Van Esch, maar haar
interrupties zijn op. Maar misschien kunnen we wel met elkaar afspreken dat we, als
we het rondje afhebben en er nog ruimte voor vragen is, die alsnog behandelen. Mevrouw
Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, dank u wel. Een mooi pleidooi van mevrouw Van der Laan voor de gezondheid
van jongeren, en ook wel een pleidooi om bijvoorbeeld te luisteren naar gemeenten,
voor wat zij nodig hebben. En juist op dat punt heb ik nog een vraag over lachgas.
Want zo veel burgemeesters, uit allerlei plaatsen, ook D66-burgemeesters bijvoorbeeld
uit de Achterhoek, hebben gezegd: alsjeblieft, kom met dat verbod op lachgas, omdat
we de gevolgen zien voor onze jongeren, die daar langdurige schade van ondervinden.
Dus de urgentie is hoog. Ik ben benieuwd of D66 die urgentie ook ervaart en met ons
meedoet om nu tot een snel verbod te komen. Er is een Kamermeerderheid, het geld is
er, dus hoe ziet mevrouw Van der Laan dat?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Wij hebben een andere woordvoerder op lachgas. Ik ga geen flauw antwoord geven, want
ik wil hier wel gewoon een reactie op geven. Maar op dit moment kan ik niet toezeggen
of we hierin meegaan of hierin gaan versnellen, omdat het echt wel aan de woordvoerder
is om daar uiteindelijk het debat over te voeren. Dus zoals mijn collega hiernaast
al zei: laat dat debat dan maar plaatsvinden. Prima, maar het is wel aan mijn collega-woordvoerder
om daar een stelling over in te nemen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik vraag dit met reden, omdat de D66-fractie juist geregeld opnieuw om een schriftelijk
overleg heeft gevraagd, terwijl op een gegeven moment alle feiten wel gewisseld zijn.
Dus dan zou ik in ieder geval ook deze woordvoerder van de D66-fractie, die juist
zo bewogen is op gezondheid – en dat delen wij – willen aanmoedigen om in ieder geval,
daar waar het kan, met ons mee te duwen, om die snelheid te maken. Desnoods dat we
als Kamer hierin een harde afweging maken: heeft dit een meerderheid, ja dan nee?
Zodat al die burgemeesters die hierom vragen, juist met het oog op hun jongeren, weten
waar ze aan toe zijn en kunnen gaan handhaven.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van der Laan knikken, dus dat ze dit terug meeneemt naar de woordvoerder
van de fractie van D66. Dank u wel. Mevrouw Van der Plas had nog een interruptie?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dat klopt. Ik was ontzettend blij deze week dat mevrouw Van der Laan de motie
van mij wilde meeondertekenen om prioriteit te stellen aan de gezonde samenleving
– even kort door de bocht gezegd. En eigenlijk was ik ook benieuwd. Want ik heb eerder
dit jaar of vorig jaar een motie ingediend om te kijken, of te onderzoeken – het was
een vraag om onderzoek – hoe structureel voedselonderwijs en kooklessen op school
zouden kunnen bijdragen aan een gezonde leefstijl. Daar heeft D66 toen tegen gestemd.
Ik vroeg mij eigenlijk af hoe mevrouw Van der Laan daartegenover staat. Want in mijn
beleving is het zo dat je al vanaf groep 1 begint met voedseleducatie, inclusief kooklessen,
en dat je dan eigenlijk aan het begin staat en kinderen zo dus ook vroeg zo'n gezonde
leefstijl leren.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ja, ik denk dat informatievoorziening ontzettend belangrijk is. Dus dat. En ja, ik
betwijfel – en heb toen ook tegengestemd – of dat via het onderwijs moet, of we daadwerkelijk
een inmenging moeten hebben in het curriculum, dus dat we moeten voorschrijven waar
het onderwijs het dan over zou moeten hebben. Dat ging voor ons op dat moment te ver.
Ik vind wel dat, als je het hebt over voedselkennis, we daar veel meer op moeten inzetten.
Maar of dat via het onderwijs moet, zoals u expliciet vroeg in de motie, of dat dat
eerst generiek via informatievoorziening vanuit VWS opgestart kan worden, daar ben
ik nog niet over uit, maar wel dat ik het onderwijs op dat moment niet een juist vehikel
vind.
De voorzitter:
Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Van der Plas?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee.
De voorzitter:
Goed, dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Er is iets waar we ons in dit welvarende land dat we zijn,
collectief voor mogen schamen. Dat is dat je gezonde levensjaren afhangen van je postcode
en van de dikte van je portemonnee. Dat is dat mensen die simpelweg minder geluk hebben
in het leven of die niet hebben gestudeerd en minder geld te besteden hebben, bijna
zeven jaar korter leven. Bovendien leven ze vijftien jaar minder in goede gezondheid.
Voor mensen met een beperking zijn deze cijfers nog veel slechter. Als we het over
leefstijlpreventie hebben, dan zouden we ons moeten richten op deze groepen, op de
groepen die minder goed toegang hebben tot gezondheid. En hoe komt dat dan? Dat komt
door de manier waarop wij de samenleving hebben ingericht. Dat komt door geld. Want
om gezond te leven, heb je geld nodig. Gezond eten en sport zijn duur. In Nederland
bepaalt veel te vaak je portemonnee dus je gezondheid.
Voorzitter. Uit onderzoek van Pointer blijkt dat we dat ook terugzien in het straatbeeld.
In arme buurten heb je twee keer zoveel zaken die fastfood verkopen en lopen ook twee
keer zoveel mensen met obesitas rond. Als in een straat veel slecht voedsel te koop
is en als veel wordt geadverteerd voor een vette hap, dan wordt er ook meer ongezond
voedsel verkocht. Het is dus niet alleen het inkomen, maar ook het aanbod dat bepaalt
of mensen ongezond eten. Wij vinden dat het kabinet veel te weinig doet aan de ongelijkheid
in ons land. Maar laten we wel stappen zetten – en dat doet deze Staatssecretaris
ook deels – om de omgeving gezonder te maken. En er kan misschien nog wel meer gebeuren.
Ik lees in een brief van de vorige bewindspersoon, van de heer Blokhuis, dat we bijvoorbeeld
ook meer kunnen doen aan het weren van ongezond voedsel op scholen. Ik vraag deze
Staatssecretaris: waar wachten we dan nog op? Wanneer wordt de btw op groente en fruit
teruggebracht tot 0%, want zeker nu de EU ook al heeft laten weten dat zij daar geen
probleem mee heeft, zouden we dat toch eigenlijk zo snel mogelijk moeten regelen?
En breng net zoals bij tabak is gebeurd, het aantal verkooppunten van junkfood ook
drastisch terug door bijvoorbeeld de Omgevingswet aan te passen. Wij lazen dat de
wettelijke mogelijkheden al zijn uitgewerkt. Nu is het, wat ons betreft, tijd voor
actie.
Voorzitter. Ongezond voedsel kan misschien ook wel wat minder ongezond worden. Is
de Staatssecretaris bereid om de hoeveelheid suiker, zout en vet in voedsel te normeren
en misschien ook nog meer stappen te zetten om dat extra te belasten?
De ambtsvoorganger van de Staatssecretaris schreef ook dat de nationale overheid stevig
moet inzetten op het gezonder maken van de voedselomgeving. Ik wil van deze Staatssecretaris
graag weten welke voorstellen hij bereid is te omarmen. Ik zie dat zelf ook terug.
Ik ben samen mijn collega Laura Bromet een voedseltour gestart. Zij doet heel erg
veel op het gebied van groen. Zij houdt zich bezig met onderwerpen met betrekking
tot voedselproductie. Ik zit meer aan, zoals we dat bij GroenLinks noemen, de rode
kant. Dit is dus een onderwerp dat ons beiden raakt. We komen op plekken waar we van
lokale leveranciers horen dat ze heel graag willen leveren, bijvoorbeeld aan scholen
of aan instellingen, maar dat dat soms niet goed lukt. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris
bereid is om te kijken hoe we die lokale producten veel beter onder de aandacht kunnen
brengen. Ik vraag dit ook omdat lokale producten vaak gezond zijn, zeker als ze ook
lokaal worden geproduceerd.
Voorzitter. Dan sport en beweging. Een gezonde omgeving is ook een omgeving die uitnodigt
om te bewegen, die wandelen en fietsen stimuleert en waar een sportvereniging in de
buurt is. Dat betekent dus ook dat je auto's zo veel mogelijk moet weren, dat je de
aanleg van fiets- en wandelpaden moet stimuleren. Je moet stimuleren dat kinderen
op de fiets naar school worden gebracht. Daarmee slaan we ook twee vliegen in één
klap. Want minder auto's betekent schonere lucht en dat betekent minder longziekten.
Hoe zoekt deze Staatssecretaris de verbinding met het Ministerie van IenW en met provincies
en gemeenten om ook juist dat bewegen te stimuleren, om ervoor te zorgen dat meer
mensen op de fiets kunnen stappen en andere belemmeringen worden weggenomen.
Voorzitter. Deze problemen zijn nog groter voor mensen met een verstandelijke of fysieke
beperking. Dit is een groep die het vaak al niet breed heeft, waardoor ongezond eten
meer aan de orde kan zijn. De sport- en beweegaccommodaties zijn minder goed te bereiken.
Die liggen vaak verder weg, wat het ook weer duurder maakt. Over sport en bewegen
hebben we het natuurlijk met de andere bewindspersoon, maar ik wil wel graag een specifieke
vraag stellen aan deze Staatssecretaris. Wat zijn de eisen die worden gesteld aan
gezond voedsel, ook in bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg, in verpleeghuizen en in
ziekenhuizen? Wij zijn op zoek gegaan naar richtlijnen en wij hebben er eentje kunnen
vinden over voeding. Die heb ik hier voor me liggen. Die is uit 2009. Eigenlijk het
enige wat erin staat over vers voedsel, is dat je het na 24 uur moet weggooien. Ik
wil de Staatssecretaris dus vragen of dit soort richtlijnen bestaan. Kunnen we met
ziekenhuizen en andere instellingen afspraken maken over het aanbieden van gezond
voedsel in de gehele zorgsector?
Voorzitter. Ik rond bijna af. Ik ben aan mijn laatste punt gekomen. Ik sluit me gemakshalve
aan bij de woorden van mevrouw Bikker over mentale gezondheid. We moeten een cultuuromslag
hebben. We moeten ervoor zorgen dat kinderen worden gestimuleerd om op de juiste plek
terecht te komen – of dat nou sport of onderwijs is; op welke plek dan ook – ook om
te voorkomen dat zij ten onder gaan aan prestatiedruk.
Voorzitter. Dan nu echt mijn laatste zinnen. Wij zeggen met z'n allen dat geld niet
gelukkig maakt en dat gezondheid het allerbelangrijkst is. Maar in Nederland is alleen
als je geld hebt, gezondheid niet duur. Ik ben heel benieuwd naar de plannen van de
Staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Maeijer van de Partij
voor de Vrijheid.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank u, voorzitter. Vandaag spreken we over preventie, over het voorkomen van ziek
worden. Gezondheid is niet maakbaar, maar er zijn dingen waar je zelf invloed op kunt
uitoefenen. Je bepaalt zelf of je rookt, drinkt en beweegt en hoeveel en wat je eet.
Het is de taak van de overheid om voorlichting te geven, gevaren te benoemen en te
helpen. Maar het is niet de taak van de overheid om voor te schrijven hoe mensen hun
leven moeten vormgeven.
Voorzitter. Uit cijfers blijkt dat overgewicht, roken en alcoholgebruik nauwelijks
zijn gedaald sinds 2018. Ook zien we dat 2,5 miljoen mensen tijdens de coronacrisis
deels zijn gestopt met sporten. De gezondheidsverschillen tussen verschillende lagen
van de bevolking zijn al jarenlang groot. Dat is al door meer collega's gezegd. Zo
zei hoogleraar Seidell in 2015 al: «Arme mensen leven korter en langer in ongezondheid.
Mensen met meer inkomen leven gemiddeld soms zeven jaar langer en vijftien jaar minder
in ongezondheid.» Hoe zijn die verhoudingen nu? Heeft de Staatssecretaris ook actuelere
cijfers?
Voorzitter. Steeds meer mensen komen op financiële achterstand. Zij zijn bezig met
overleven, en niet met preventie. Dit zijn mensen die misschien wel twee banen nodig
hebben om rond te komen en dagelijks moeten omgaan met stress en vermoeidheid. Het
zijn mensen die zorg mijden vanwege de kosten. Ze zijn bezig met de vraag hoe ze aan
het einde van de maand de energierekening en de huur kunnen betalen. Ze zijn niet
bezig met de vraag of er genoeg groente op het bord ligt of meegaat in de broodtrommel.
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat ook deze mensen, als zij dat willen, gezonde
keuzes kunnen maken?
Ik lees net op de site van De Telegraaf dat Staatssecretaris Van Rij zegt dat de ICT
bij de Belastingdienst over drie jaar op orde is voor grote wijzigingen. Betekent
dit dan ook dat de aangekondigde verlaging van de btw op groente en fruit ook nog
drie jaar op zich laat wachten? Het pleiten voor sport en beweging en het eten van
meer groente en fruit is natuurlijk makkelijk als je je een abonnement op de fitness
en een volle boodschappenmand van de groenteafdeling kunt veroorloven.
Voorzitter. Uit onderzoek in opdracht van JOC blijkt dat Nederlanders het belangrijk
vinden dat kinderen en jongeren geholpen worden met gezond leven. Want jong geleerd
is oud gedaan. In Nederland is er onder andere een verbod op het kopen van alcohol
en tabak onder de 18 jaar. Maar toch kunnen, zo lees ik, vier op de tien jongeren
nog steeds sigaretten kopen. Ditzelfde geldt voor de onlineverkoop van alcohol. Deze
neemt al jaren toe, terwijl de leeftijdsverificatie te wensen overlaat. De leeftijdsgrens
bij alcoholverkoop in de horeca wordt door 38% van de zaken nageleefd. Hoe gaat de
Staatssecretaris ervoor zorgen dat de huidige leeftijdsgrens de norm is en nageleefd
wordt in plaats van maatregel op maatregel te stapelen?
Leefstijl is ook onlosmakelijk verbonden met de verantwoordelijkheid van de ouders.
Erkent de Staatssecretaris dat? Als het kabinet hen in staat stelt om gezonde keuzes
te maken, kunnen zij hun kinderen stimuleren om dat ook te doen. Dat kan het kabinet
doen door ervoor te zorgen dat de financiële ruimte er is en door te zorgen voor kennis
over de gevaren van een ongezonde leefstijl.
Voorzitter. In de supermarkt kan de gezonde keuze bijvoorbeeld gestimuleerd worden
met de Nutri-Score. Hoe staat het daarmee? Is deze nu aangepast op onze Schijf van
Vijf? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen ideeën als het stimuleren van supermarkten
om promoties meer te richten op de Schijf van Vijf? Welke mogelijkheden ziet hij nog
meer om afspraken te maken met producenten over het terugdringen van suiker, vet en
zout in hun producten?
Voorzitter. Voorlichting is belangrijk. Wat is de Staatssecretaris van plan om op
dit punt te gaan doen? Staan er al campagnes in de steigers? Herkent hij het beeld
zoals geschetst door oncologisch chirurgen dat de voorlichting over ziekmakende factoren
in leefstijl veel breder kan en moet? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat een campagne
ook echt de doelgroep bereikt?
Voorzitter. 75% van de kinderen tussen 4 en 18 jaar is minder gaan bewegen tijdens
de coronacrisis. En onder de 4- tot 12-jarigen is er opnieuw een stijging van het
aantal kinderen dat met overgewicht kampt. Welke rol ziet de Staatssecretaris hier
voor het stimuleren en bereikbaar maken van sport en bijvoorbeeld ook voor misschien
wat simpelere dingen als het aantrekkelijk maken om lekker buiten te spelen?
Voorzitter. Tot slot. Gezondheid is niet maakbaar en Den Haag bepaalt niet wat er
op tafel staat. De overheid moet ook geen leefstijl aanpraten, maar voorlichten, gevaren
benoemen en ondersteunen. Want uiteindelijk kiezen mensen zelf. Als zij achter hun
keuzes staan, kunnen ze het veel beter volhouden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer. Er zijn interrupties van de heer Heerema en daarna mevrouw
Bikker.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik hoor mevrouw Maeijer van de PVV goede en mooie dingen zeggen over sport en bewegen.
Ik hoor haar vooral de vraag stellen aan de Staatssecretaris wat hij van plan is hieraan
te gaan doen. Ik was even benieuwd in hoeverre mevrouw Maeijer vindt dat er ook door
ons oplossingen aangedragen kunnen worden. Denk aan sportverenigingen of de aanleg
van meer wandelpaden. Welke oplossingen zouden er volgens de PVV aangedragen moeten
worden als de Staatssecretaris er misschien niet helemaal uit komt?
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik ben allereerst natuurlijk heel benieuwd naar de antwoorden van de Staatssecretaris.
Ik deel de zorgen die de heer Heerema uitsprak over het stoppen met bewegen en het
algehele stoppen met sporten ten tijde van een coronacrisis. Ik vind het belangrijk
om te zeggen – daar begon ik mijn bijdrage ook mee – dat het veelal een bepaalde groep
is die stopt met sporten of die helemaal niet sport. Daar gaan we toch best vaak aan
voorbij. Dat zijn toch de mensen uit een lagere sociaaleconomische klasse die niet
de mogelijkheid hebben om te gaan sporten. Mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris
was dan ook: hoe krijgen we die mensen, die ouders en daarmee hun kinderen, in de
positie om dat wel te gaan doen? Hoe zorgen we dat zij zich niet alleen zorgen maken
over de vraag hoe ze aan het eind van de maand genoeg geld over hebben om de huur
te betalen, maar dat zij er ook voor kunnen zorgen dat hun kind naar voetbal kan en
wat dan ook? Ik zou dus in eerste instantie de Staatssecretaris willen vragen om voor
meer koopkracht te zorgen. Ik weet dat dat niet helemaal uw pakkie-an is, maar de
btw-verlaging op groente en fruit is wel uw pakkie-an. Ik lees net op de site van
De Telegraaf – als ik het goed interpreteer, want je moet niet alles geloven wat in
de media staat – dat die misschien nog wel even op zich kan laten wachten. Daar maak
ik me dan wel zorgen over.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat zijn dan keuzes die mensen kunnen maken. Wat vooral mijn pakkie-an is, is dat
wij bijvoorbeeld door het inzetten van sportverenigingen bij scholen alle kinderen
van Nederland kunnen bereiken, want elk kind zit op een school, afgezien van een paar
duizend thuiszitters. Ik hoop dat we die snel naar het onderwijs toe kunnen krijgen.
Is dat dan een maatregel waarvan de PVV zegt: dat vinden we interessant om over na
te denken en om over mee te denken? Want als we die 25.000 verenigingen kunnen koppelen
aan het onderwijs, dan hebben we niet alleen ongelofelijk veel jongeren die bijvoorbeeld
helpen bij het begeleiden van kinderen op de basisschool, maar die komen ook in aanraking
met allerlei verschillende takken van sport. Daardoor kunnen ze vinden wat ze leuk
vinden, in plaats van dat ze maar een of twee takken proberen en dan zeggen: sporten
is eigenlijk niks voor mij. Er is altijd wel iets wat een kind leuk vindt.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dat klinkt op zich aantrekkelijk, al kan ik er niet helemaal doorheen prikken hoe
de heer Heerema zo'n koppeling dan uiteindelijk precies voor zich ziet. Ik vind wel
dat we niet alles op het bord van de school moeten neerleggen. De school is er om
kinderen te leren lezen, rekenen en schrijven, dus we moeten er wel voor waken dat
we die niet allerlei sporttaken gaan geven met misschien nog meer onbevoegde leraren
of wat dan ook. Als u een voorstel heeft, dan zal ik daar welwillend naar kijken,
want het klinkt aantrekkelijk, maar het moet niet ten koste gaan van ons onderwijs.
Voor mij staat voorop dat kinderen kunnen lezen, rekenen en schrijven als ze van school
af komen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik word vrolijk als ik mevrouw Maeijer hoor spreken over hoe wij kinderen gezonder
krijgen. Daarin delen wij veel. Tegelijkertijd hamert ze dan zo op de individuele
keuze die mensen maken, terwijl we ook weten dat op dit moment voor veel mensen die
kilo frikandellen nog steeds goedkoper is dan die kilo appels. In hoeverre is dan
de individuele keuze een daadwerkelijke keuze? Daarom heb ik de volgende vraag. Als
ik het goed beluister, is de PVV dus voor de verlaging van het btw-tarief op groente
en fruit. Maar is de PVV dan ook voor het inzetten van een suikertaks om de individuele
keuze te bevorderen? Dan ga je immers juist ook bevorderen dat er minder suiker in
voeding zit.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Mijn partij zou het liefst zien dat de btw op alle boodschappen omlaaggaat, maar een
verlaging op groente en fruit is in ieder geval een goed begin. Ik zie dat voorstel
welwillend tegemoet. Ik ben benieuwd of dat inderdaad niet nog drie jaar op zich laat
wachten. Wat ik wel interessant vind aan de positie van mevrouw Bikker, is het volgende.
Het is inderdaad een bepaalde groep mensen, namelijk mensen die wat lager op de sociaaleconomische
ladder staan. Die komen nu ook in een steeds benardere positie. Dat komt onder andere
door de keuzes die het kabinet maakt, waar u deel van uitmaakt. U drukt ze in de positie
waarin zij minder geld hebben om gezonde keuzes te kunnen maken als zij dat willen.
Als je steeds minder geld overhoudt aan het eind van de maand, dan wordt het kopen
van zo'n pak frikandellen misschien inderdaad aantrekkelijker als daar één appel tegenover
staat. Ik zou zeggen: het is prima dat u ervoor pleit om de aandacht op deze groep
hardwerkende Nederlanders te richten, maar doe daar dan concreet wat voor. Zorg dan
ook dat zij meer geld in de portemonnee hebben om andere keuzes te maken als ze dat
willen. Dat voeg ik er wel aan toe: als ze dat willen. Uiteindelijk blijft het namelijk
de eigen verantwoordelijkheid van mensen om die keuze te kunnen maken.
Voorzitter, ik zal afronden, want ik ben een beetje langdradig, merk ik. Nee, wij
zijn niet voor een suikertaks. Ik ben niet voor prijsmaatregelen in de zin van verhogingen
om mensen te ontmoedigen. Ik zet ook vraagtekens bij bijvoorbeeld de effectiviteit
ervan. In de media zien we overal dat de successen in het Verenigd Koninkrijk worden
aangehaald. Suiker in frisdrank neemt inderdaad af, maar ik zie nog geen causaal verband
met de afname van overgewicht, terwijl dat een van de doelstellingen is om zo'n taks
in te voeren. Wij zijn er niet voor, maar ik wil wel heel graag concreet weten wat
u er precies mee wilt bereiken. Als de winst is dat er minder suiker in zit, dan is
er misschien nog wel veel meer te halen in het maken van afspraken met producenten
om minder suiker toe te voegen.
De voorzitter:
Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Bikker? Ja.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, want het begon zo mooi met de aanmoediging van mevrouw Maeijer om juist op te
komen voor mensen in de kwetsbare wijken en ervoor te zorgen dat zij voldoende middelen
in de portemonnee hebben om goed te kunnen leven. In het overbruggen van de kloof
vinden wij elkaar heel snel, denk ik. Maar het eindigde een beetje treurig, want als
het over een maatregel gaat die echt werkt om de voorraad suiker in voeding te verminderen
– dat heeft dus positieve gevolgen voor de gezondheid van mensen – dan haakt zij af
op het feit dat in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat er inderdaad minder suiker in
die voedingsmiddelen zit. We weten dat het schadelijk is. Toch wil ze eerst nog meer
bewijs zien voordat ze tot die stap overgaat. Dat betreur ik. Ik hoop dat de PVV op
dat punt nog langszij komt. Dan kunnen we elkaar vinden in de strijd voor mensen die
absoluut een slechtere gezondheid hebben en waar we nog heel veel kunnen winnen als
overheid. Daarin vind ik al die aanmoedigingen, die soms een beetje stekelig waren,
helemaal niet erg als we samen kunnen optrekken om die mensen in een betere toestand
te krijgen.
De voorzitter:
Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Maeijer? Kort.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Heel kort dan, om mijn langdradige verhaal van net een beetje goed te maken. Wij zijn
niet voor een suikertaks. Laat ik dat eventjes heel helder zeggen: geen suikertaks.
De voorzitter:
Geen suikertaks vanuit de Partij voor de Vrijheid, mevrouw Bikker. We doen het op
volgorde van binnenkomst. Mevrouw Van der Plas was iets eerder. Ik kom straks bij
u terug, mevrouw Mutluer. Dan geef ik u nu het woord, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Voorzitter en burgers van Nederland. Bij leefstijl denken we al snel aan
het individu. Je eet te veel. Je rookt te veel. Je drinkt te veel. Je beweegt te weinig.
Eigen schuld, dikke bult. We straffen zo het individu, maar vergeten dat de samenleving
als geheel moet veranderen. Het is niet zo dat mensen allemaal slechte keuzes maken.
Het is eerder zo dat er vaak te weinig te kiezen valt of dat men nooit heeft geleerd
wat een goede keuze is. Dat moeten we ons allemaal aanrekenen.
Vroeger wisten we bijvoorbeeld niet dat roken slecht was. De sigaretten stonden bij
feestjes op tafel. Nu weten we het wel. Toch starten 15.000 kinderen per jaar met
roken, ondanks een verbod om aan kinderen onder de 18 jaar tabak te verkopen en het
steeds meer verdwijnen van de sigaret uit ons straatbeeld. De lobby om het verbod
op tabaksverkoop in de supermarkt per direct in te voeren, snap ik echter niet. Het
argument is: kinderen moeten niet laagdrempelig in aanraking komen met sigarettenverkoop.
Maar dat komen ze volgens mij niet, want tabak is in de supermarkt al verdwenen achter
ondoorzichtig glas of in lades. Reclames zijn er al niet meer. Roken op schoolpleinen
is al verboden. Merknamen zijn al van de pakjes verdwenen. Uit onderzoek van voormalig
Staatssecretaris Blokhuis blijkt dat deze maatregel mogelijk tot het failliet leidt
van 500 kleinere supermarkten. Het gaat om de dorpssupermarkt, de buurtsuper, veelal
op het platteland. Wordt daarover nagedacht, vraag ik de Staatssecretaris. De plaatselijke
supermarkt is in dorpen namelijk ook een ontmoetingsplek voor dorpsbewoners. De jeugd
heeft er z'n eerste baantje. Hier de tabaksverkoop weghalen, betekent voor die supermarkten
mogelijk dat ze het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Mensen gaan wellicht
in andere plaatsen waar wel een speciaalzaak is, hun tabak halen en gaan daar ook
de boodschappen doen. Dat betekent dus nog meer omzetverlies. Sluiting dreigt. Dit
heeft een domino-effect op andere winkels in het dorp, bijvoorbeeld de plaatselijke
bakker en slager. Met de sluiting verdwijnt dan ook het postpakketpunt, de betaalautomaat
of de stomerijservice. De plaatselijke sportclubs en het verenigingsleven verliezen
hun sponsors, want de buurtsuper sponsort vaak veel lokale activiteiten.
Voorzitter. Dit verbod doorvoeren, betekent mogelijk dat in honderden dorpen en wijken
de leefbaarheid en sociale binding verder verschraalt. Leidt dit echt tot minder rokers?
Ik geloof daar eerlijk gezegd niks van. Mensen gaan hun tabak gewoon elders halen.
Laten we het verbod alsjeblieft van tafel halen en zorgen dat de kleine ondernemers
het cement in de betonmolen kunnen blijven op het platteland, want ook dat is gezonde
leefstijl.
De voorzitter:
Ik zie de hand van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag op dit punt. Wij ontvangen ook de mails van de supermarkten. Mevrouw
Bikker had daar in haar bijdrage al aandacht voor. Ik kan het pleidooi van mevrouw
Van der Plas alleen niet helemaal rijmen met de motie waaraan zij eerder in dit debat
refereerde, die de regering vraagt om juist prioriteit te maken van een gezonde leefstijl.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan me voorstellen dat u vindt dat dat schuurt. Mij gaat het erom dat dit specifieke
verbod niet gaat leiden tot minder rokers. Zoals ik al zei, kom je in die supermarkten
al niet meer in aanraking met sigaretten. Ze staan al nergens meer. Er zijn geen reclames
meer in supermarkten. De pakjes zijn uit het zicht verdwenen. Er zijn heel veel andere
maatregelen genomen, die ik van harte toejuich, zoals het verbod op roken op het schoolplein.
Ik juich het toe dat we niet meer mogen roken in de cafés en publieke ruimtes, dat
we niet meer mogen roken in de trein en dat we niet meer mogen roken op het werk.
Die maatregelen hebben zichtbaar effect gehad. Maar ik denk eigenlijk gewoon dat deze
maatregel niet gaat helpen, maar wel ontzettend veel gevolgen heeft voor met name
de kleine buurt- en dorpssupermarkten op het platteland. Grote franchises of de Albert
Heijn XL zal er niet zo veel van merken, maar heel veel ondernemers met een eigen
supermarkt vallend onder PLUS of Jumbo – ik moet ze nu allemaal noemen, want anders
is het reclame – gaan er gewoon onder lijden. Daar wil ik toch een lans voor breken.
Ik sluit het antwoord af, voorzitter. Als ik had gedacht dat het echt een doorbraak
zou zijn en we het hiermee zouden redden, dan had ik daar anders in gestaan. Maar
ik denk niet dat we het gaan redden. Alcohol gaat ook niet uit de supermarkten verdwijnen,
terwijl elk jaar 2.000 tot 6.000 mensen daar indirect aan overlijden.
De voorzitter:
Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Westerveld?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Graag, want mevrouw Van der Plas zegt steeds: ik denk dat dit niet gaat helpen. Maar
het kabinet denkt natuurlijk niet voor niets – dit kabinet zet dat door na het vorige
kabinet – na over hoe we de zichtbaarheid van tabakswaren kunnen verminderen. Alleen
maar laten verkopen op speciale punten is daar een onderdeel van, omdat het kabinet
wel denkt dat het helpt. Zien roken doet ook roken, zoals iemand hiervoor zei. Dat
is natuurlijk niet op niets gebaseerd. Het is onderzocht. Ik zou mevrouw Van der Plas
dus graag willen vragen: denkt ze dat het niet gaat helpen, of heeft ze daar ook aanwijzingen
voor? Ik begrijp de lobby van de kleine supermarkten natuurlijk ook heel goed, maar
de vraag is of je dat moet afwegen tegen onze volksgezondheid, waarom het hier gaat.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vind het gewoon symboolpolitiek. Het spijt me dat te zeggen. Ik snap dat dit een
heel onwelgevallige mening is voor heel veel mensen. Ik ben voor een rookvrije generatie.
Ik heb ook tegen mijn kinderen gezegd: begin er niet aan. Ik zal heel eerlijk zijn
– dat zal ik dan ook maar gelijk vertellen – dat ik een roker ben. Dat is niet waarom
ik dit zo wil houden, want ik vind het prima dat er heel veel rookverboden zijn. Ik
zie alleen niet dat het weghalen bij met name de kleine dorpswinkels voor een grote
doorbraak gaat zorgen. Waarom gaan kinderen roken? Omdat het stoer is. Dat was in
mijn tijd al zo. Ik ben begonnen met roken toen ik 14 was. Dat het stoer is, is met
name waarom kinderen beginnen. Dat hoor je nu ook om je heen. Ze willen er toch bij
horen en vinden het toch stoer. Ik zou kinderen van harte willen oproepen om er niet
aan te beginnen, want het is ongezond en hartstikke duur. Ik heb uitgerekend – ik
zit dan aan de lage kant – dat ik in mijn leven ongeveer 15.000 pakjes sigaretten
heb gerookt. Dat zijn circa 300.000 sigaretten. Dat klinkt verschrikkelijk en is het
misschien ook wel. Laten we zeggen dat die pakjes gemiddeld € 4 hebben gekost. Dan
kan ik stellen dat ik ongeveer € 60.000 heb uitgegeven aan roken. Daar zou ik nu een
lange wereldreis op een superdeluxe cruiseschip van kunnen maken. Dus los van de gezondheid
zou ik hier ook de jeugd, als die kijkt, willen oproepen, om het niet te doen, want
het is naast ook ongezond ook hartstikke duur. Maar ik blijf bij mijn mening dat door
dit specifieke verbod die buurtsupers in de problemen dreigen te komen en zullen moeten
sluiten, wat weer neveneffecten heeft voor dorpen, niet alleen voor de ondernemers,
maar ook voor de sociale binding op het platteland. Want dan gaan mensen gewoon ergens
anders naartoe.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u bent door uw interrupties heen. U mag nog even kort reageren.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het kan natuurlijk zo zijn dat we afwegen dat het belang van kleine buurtsupers belangrijker
is dan het belang van de volksgezondheid. Dat kan. Maar ik maak er wel bezwaar tegen
dat we doen alsof het een mening is dat het weghalen van tabakswaren niet zou helpen
om het aantal rokers te verminderen. Het kabinet heeft dat vrij helder gemaakt, ook
al in de vorige periode. Het is niet een mening. Het is vrij aannemelijk dat het leidt
tot minder rokers. Ik vind dat we in dit geval moeten uitkijken en niet meningen en
onderzoeken door elkaar moeten halen, want het gaat om de volksgezondheid.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O, ik wilde er eigenlijk nog wel even op reageren.
De voorzitter:
Dat mag ook.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is niet zo. Ik vind het ook een beetje symboolpolitiek, hè. Als ik in de supermarkt
kom, word ik net zoals iedereen niet meer geconfronteerd met een pakje sigaretten,
en ook nergens anders meer in mijn leven, behalve bij mij thuis. Ik zie die meerwaarde
dus niet. Ik zou dat wel gelijk aan de Staatssecretaris willen vragen, want ik zou
er graag verduidelijking over willen. Is dit de doorbraak die we gaan bereiken, of
kunnen we op veel andere manieren kinderen beïnvloeden om niet te gaan roken? Ik wil
best wel een influencer zijn om niet te gaan roken. Als ervaringsdeskundige bied ik
mij hierbij aan. Daar heb ik een goed verhaal over. Maar ik blijf erbij dat het weghalen
uit de buurtsupermarkten niet de doorbraak is. Vooral daar gaat het mij om.
De voorzitter:
Ik hoor mevrouw Van der Plas heel duidelijk aangeven dat zij dit van mening is. Mevrouw
Westerveld heeft het over feiten en onderzoeken. Mevrouw Mutluer, u heeft nog een
interruptie voor mevrouw Van der Plas, zag ik.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Die had ik net, maar ik wil me nu eigenlijk aansluiten bij GroenLinks. Misschien herinnert
u zich ook nog dat vanuit het landelijke werd besloten om in de horeca een rookverbod
te implementeren. Toen zeiden heel veel restauranteigenaren en horecaondernemers ook:
dat moet je niet doen, want dan gaan we failliet omdat we heel veel mensen gaan mislopen.
En zie het resultaat: ik kan me niet meer voorstellen dat ik naar een restaurant ga
en er dan gerookt wordt. Mijn vraag is: vindt u niet dat alles een beetje helpt? In
dit geval zou de volksgezondheid, met name de gezondheid van jeugdigen, veel belangrijker
moeten zijn dan al dat gelobby en het commerciële belang die met de tabaksindustrie
gemoeid zijn. Ik snap de zorgen van de buurtwinkels, maar ik vind het heel lastig
te geloven dat zij daadwerkelijk failliet gaan. Ik ga ervan uit dat zij andere producten
verkopen om uiteindelijk hun continuïteit te waarborgen. Dat zeg ik eigenlijk ter
aanvulling en ondersteuning van mijn collega.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb een beetje moeite met de term «al dat gelobby». Iedereen lobbyt hier, ook Greenpeace,
Milieudefensie en andere groene organisaties. Iedereen loopt de deur plat in de Tweede
Kamer. Dan moet je gewoon zeggen: er mag helemaal niet meer gelobbyd worden. Elke
ondernemer in Nederland, elke burger in Nederland heeft het recht om op te komen voor
zijn belangen en daar ook politici over te informeren. Er moet dan niet worden gezegd:
dat is een smerige lobby die allemaal dingen wil. Ik ben hiervoor niet benaderd door
de tabakslobby. Echt totaal niet. Er wordt gesuggereerd dat hier de tabakslobby achter
zit, maar dat is totaal niet zo. Ik ben eigenlijk gewoon tegen roken, ondanks dat
ik zelf een roker ben, wat misschien heel raar klinkt, maar ik wou dat ik er nooit
aan begonnen was. Nooit. En wat die horeca betreft: daar komen mensen niet andere
dingen doen. Ze komen daar niet hun pak brengen voor de stomerij of postpakketten
ophalen. Het is in die kleine buurtsupers een extra bron van inkomen. Stel dat die
buurtsupers daardoor met sluiting worden bedreigd. Uit onderzoek blijkt dat mogelijk
een faillissement dreigt voor 500 van die kleine winkels. Dan gaan mensen ergens anders
naartoe. Ze gaan dan naar een plaats buiten hun eigen dorp om hun tabak te kopen.
Maar dan gaan die mensen daar ook boodschappen doen. De plaatselijke slager en bakker,
die nu om de buurtsuper heen zitten, zullen dat ook gaan merken. Andere winkels zullen
dat ook gaan merken. Dat is mijn pleidooi. Ik vraag in ieder geval of erover nagedacht
is: kennen we daarvan de gevolgen? En nogmaals, als dit zou betekenen dat er in Nederland
geen kind meer aan een sigaret zou komen, dan zou ik zeggen: dan is het misschien
collateral damage, want de andere kosten en gevolgen zijn nog veel groter. Maar ik
zie dat persoonlijk niet. En nogmaals, aan de Staatssecretaris is mijn vraag om dat
inzichtelijk te maken en duidelijk te maken hoe het dan wel kan op een goeie manier.
Ik zeg niet: jongens, ga allemaal aan de sigaret. Absoluut niet. Integendeel, zelfs.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, wilt u daar nog op reageren?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik geloof in de creativiteit van ondernemers. Als iets niet meer wordt toegestaan,
proberen ze op een andere manier hun bedrijfscontinuïteit te borgen. Ik hoor mevrouw
Van der Plas aan, maar volgens mij heb ik nadrukkelijk aan de orde gesteld dat wij
de volksgezondheid in dezen wat belangrijker achten.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik reageer even op die laatste opmerking, over de creativiteit van ondernemers om
hun bestaansrecht te waarborgen. Wij hebben wel de luxe dat we elke maand een vast
inkomen hebben. Dat geldt voor ambtenaren en andere mensen in loondienst ook, maar
als je ondernemer bent, is het anders. Zij steken er gewoon ontzettend veel geld in.
Vaak zijn het familiebedrijven. Daar zit zo veel meer achter. Het zou fijn zijn als
er in de toekomst meer mensen in de Tweede Kamer zouden komen die zelf ondernemer
zijn geweest, zodat je je daar zelf wat meer in kan verplaatsen. Wij redeneren altijd
vanuit onze veilige hoek, maar ondernemers hebben echt wel met andere dingen te maken.
Zij moeten er gewoon voor zorgen dat hun bedrijf elke maand levensvatbaar is. Dat
respecteer ik.
Dan ga ik verder met mijn betoog. Ik zei net al dat ik best een influencer wil worden
om kinderen niet aan het roken te krijgen. Nu we het toch over die influencers hebben:
op sociale media spelen influencers natuurlijk een grote rol bij het promoten van
ongezonde voeding. Daarbij sluit ik me van harte aan bij mevrouw Van der Laan. Als
ze ongezonde voeding kunnen promoten, kunnen ze namelijk ook gezonde voeding promoten,
bijvoorbeeld vers voedsel van onze boeren, tuinders, telers en vissers. Welke ideeën
heeft de Staatssecretaris daarover?
Ik denk dat de land- en tuinbouwsector heel graag meedenken en meewerken hieraan.
Ik kom dan automatisch weer bij onze diepgekoesterde wens voor structureel voedselonderwijs,
te beginnen in groep 1 van de basisschool. Ik doel op voedselonderwijs en kooklessen.
Er moet al vroeg worden begonnen met lessen over gezonde producten en hoe je die lekker
kan bereiden. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe het er nu voor staat ten aanzien
van structurele voedseleducatie op onze lagere scholen en middelbare scholen. Dan
doel ik niet op het programma de Gezonde School; dat programma ken ik. Ik doel op
structureel voedselonderwijs inclusief kooklessen. Valt daarover te praten met het
Ministerie van OCW?
Voorzitter, tot slot. De allergrootste uitdaging in mijn ogen is de ongelijkheid in
de gezondheid tussen mensen in de lagere en de hogere sociaaleconomische klasse. Die
ongelijkheid is niet alleen uit te leggen door een verschil in inkomen; de omgeving
speelt ook een grote rol. Leefstijlpreventie kan daarom niet los worden gezien van
het Ministerie van Sociale Zaken, SZW. Ik hoor graag in hoeverre er sprake is van
een gezamenlijke aanpak op dit thema.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Mutluer van
de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Er zit wel wat teleurstelling bij mij over het preventiebeleid,
want de gestelde doelen worden niet behaald. Het aantal mensen met overgewicht is
niet afgenomen en het aantal rokers daalt niet meer. Zo komt er zonder die extra maatregelen
inderdaad geen rookvrije generatie in 2040. Er wordt nog veel gedronken. Alleen in
Nieuw-Zeeland en Frankrijk wordt er meer gedronken dan in Nederland. Met andere woorden,
volgens mij moeten we echt aan de bak met preventie. Voor de PvdA is preventie van
belang. Daarom zijn we ook voor een gezonde leefstijl. Dat vraagt om een duurzame
gedragsverandering en cultuurverandering in onze samenleving.
Voorzitter. Dat gaat niet vanzelf. We zien dat met name inwoners die het niet breed
hebben, niet altijd een gezonde keuze kunnen maken. Langdurige stress, bijvoorbeeld
over het inkomen of over de woonsituatie, leidt tot ongezonde keuzes. Voor die doelgroepen
wordt de situatie in de komende jaren niet makkelijker. De kansenongelijkheid neemt
toe en daarmee ook het risico op gezondheidsverschillen. In onze beleving moet je
veel breder gaan kijken dan alleen naar die drie leefstijlthema's. Daarmee ga ik een
stapje verder dan het Nationaal Preventieakkoord. Ik mis echte aandacht voor de achterliggende
problematiek van het maken van ongezonde keuzes. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is: hoe gaat hij daar nou daadwerkelijk mee aan de slag?
Een stevige basis ontbreekt. We rennen van project naar project. Onze Staatssecretaris
was zelf wethouder. Je had het project Gezonde School, de JOGG, de impulsregelingen,
Nu Niet Zwanger. Ik kan een hele lijst van projecten noemen waar je als wethouder
helemaal gek van werd. Ze waren enorm versplinterd, vaak ook incidenteel en niemand
droeg er verantwoordelijkheid voor. Vorig jaar werd de motie-Kuiken/Renkema Kamerbreed
aangenomen. Die motie roept op om gezondheidsdoelen vast te leggen in de wet. Wij
vragen ons af wanneer de Kamer een voorstel krijgt over hoe die gezondheidsdoelen
wettelijk worden vastgelegd en hoe de Staatssecretaris de integriteit gaat borgen.
Welke doorzettingskracht en -macht heeft de Staatssecretaris voor zijn interdepartementale
en integrale beleid? Een interessant idee zou zijn om in samenspraak met andere departementen
een preventiebudget aan gemeenten te geven. Zij kunnen zelf bepalen wat ze daarmee
doen, uiteraard aangestuurd door VWS. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een
dergelijk idee?
Dan zoom ik toch in op de drie onderwerpen van het Preventieakkoord: roken, drinken
en overwicht. Op die gebieden moet meer gebeuren. Deze week riepen artsen op om zo
snel mogelijk te stoppen met de verkoop van tabak bij benzinestations, gemakswinkels
en supermarkten. Bij benzinestations en gemakswinkels kan dat nog tot 2030. Wat ons
betreft moet dat veel sneller kunnen. Deelt u die mening, Staatssecretaris? Om een
rookvrije generatie te bereiken, zijn hardere maatregelen nodig. Welke stappen wil
de Staatssecretaris nemen? Kijkt hij daarbij ook naar voorbeelden uit andere landen?
Een lagere btw op fruit en groente, de invoering van een suikertas: leg je dat niet
van bovenaf op, dan gebeurt er niks. De bindende afspraken met de industrie werken
niet. Die gaan niet ver genoeg. Kan de Staatssecretaris aangeven wat we kunnen verwachten
van de suikertas? Hoe zorgt hij ervoor dat de industrie niet op de rem gaat staan?
De Staatssecretaris geeft aan dat hij aan de slag wil met bewezen effectieve maatregelen
om alcoholgebruik te verminderen. Staat de Staatssecretaris open voor het verhogen
van de algemene accijns op alcohol? Hoe verhoudt blurring – dat is grensvervaging
van branches of branchevervaging, in normale woorden – zich tot het doel van de regering
om alcoholgebruik te verminderen?
Waar wij als PvdA echt wel gecharmeerd door zijn, is het IJslandse preventiemodel.
Dat kan misschien heel goed samengaan met het VVD-voorstel om sportverenigingen daaraan
te koppelen. Volgens mij zijn daar wat pilots mee gestart. Is de Staatssecretaris
bereid om dat model verder uit te rollen, opdat jongeren in een kansrijke omgeving
opgroeien?
Tot slot, voorzitter, de rol van de partners die wel profiteren van de baten, maar
daar geen bijdrage aan leveren. Bij gezondheidsbevordering zijn namelijk ook de zorgsector
en de zorgverzekeraars en -kantoren van essentieel belang. Zij profiteren van de gezondheidsbevordering,
maar hebben geen prikkel om te investeren. De zorgverzekeraar zegt: ik heb geen betaalmiddel
en -titel. De PvdA wil dit wettelijk verankeren. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen
aan? Met andere woorden – dit zijn mijn laatste woorden – als we preventie echt serieus
nemen, dan moeten we daar werk van maken, met een stevigere rol voor de jgz, de sportverenigingen
en het onderwijs. Uiteindelijk is voorkomen beter dan genezen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid. Ik geef het voorzitterschap
even over aan mevrouw Van Esch. Dan kan ik mijn eigen bijdrage leveren.
Voorzitter: Van Esch
De voorzitter:
Dan geef ik, als voorzitter, bij dezen als laatste het woord aan mevrouw Den Haan
van de Fractie Den Haan. Gaat uw gang.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Goed oud worden, betekent zo gezond mogelijk oud worden
met een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. Een gezonde leefstijl is daarbij essentieel.
We weten allemaal dat bijvoorbeeld minder roken en gezond eten veel gezondheidswinst
opleveren, maar vaak wordt gezegd: we leven in een vrij land, dus mensen kunnen zelf
wel beslissen wat ze kiezen en of ze gezond leven. Dat is echt een denkfout, met het
oog op het onderwerp leefstijl. Eigenlijk zeggen we dan dat mensen zelf heel bewust
ongezonde keuzes maken. De voedselindustrie heeft niet voor niets een gigantisch marketingbudget
om mensen te verleiden zo veel mogelijk van hun producten te kopen. Hoe vrij zijn
die keuzes dan eigenlijk? Wat het voor veel mensen ook heel moeilijk maakt, is de
situatie waarin zij verkeren. Als je schulden hebt, geen baan, een slechte woning
of andere zorgen, dan staat bijvoorbeeld gezond eten of stoppen met roken niet heel
hoog op je prioriteitenlijstje.
Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt dat hij gaat werken aan een interdepartementale
aanpak om de gezondheidsachterstanden terug te dringen. Wanneer kunnen we die aanpak
verwachten? Hij geeft ook aan dat hij wil inzetten op de rol van gemeenten. Kan hij
dat wat meer specificeren? Ik maak mij daar eerlijk gezegd wel een beetje zorgen over,
want als we ons blijven verschuilen achter de beleidsvrijheid van gemeenten op dit
onderwerp, dan weet ik niet of dat tot de gewenste resultaten leidt.
Wat mij betreft zijn er, los van de afspraken met gemeentes, ook bindende afspraken
nodig met de verschillende partijen in de voedselindustrie over suiker, vet en zout;
mevrouw Westerveld zei het al. Maak ook afspraken met supermarkten om de winkel zo
gezond mogelijk in te richten, zodat mensen worden verleid om gezonde keuzes te maken.
Daar hebben we het bij het rondetafelgesprek afgelopen maandag ook al duidelijk over
gehad. Er zijn gelukkig al supermarkten die interventies doen. Hoe ziet de Staatssecretaris
dit? Kan dit nog beter?
De Staatssecretaris schrijft dat goede initiatieven vaak stranden omdat er een gebrek
is aan initiatiefnemers, mensen en middelen. Hij noemt daarbij ook de GGD. Ik heb
er al eerder een punt van gemaakt: laten we bijvoorbeeld GGD-medewerkers die nu worden
ingezet in teststraten en vaccinatielocaties, inzetten op het gebied van leefstijlpreventie
en het geven van voorlichting hierover. De vorige Staatssecretaris had al eerste stappen
gemaakt om de GGD een meer centrale rol te geven op het gebied van gezondheidsbevordering.
Hoe ziet deze Staatssecretaris dat?
Een andere plek waar gezondheidsbevordering ook thuis zou kunnen horen, is bij de
bevolkingsonderzoeken. Dat is een ideaal moment om het gesprek aan te gaan over leefstijl.
Ook als iemand een diagnose krijgt van een ernstige ziekte, zoals kanker, is het belangrijk
om toch nog steeds in te zetten op preventie, een gezonde leefstijl en goede psychosociale
zorg, om de kans op terugkeer te verkleinen. Zo zou je bijvoorbeeld kunnen denken
aan een leefstijlloket in een ziekenhuis, zodat informatie over leefstijl zeer toegankelijk
wordt voor mensen. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
Verder schrijft de Staatssecretaris dat hij wil inzetten op een preventieve aanpak
van mentale gezondheid. Hij noemt werkenden, jongeren en jongvolwassenen. Ik vind
dat natuurlijk ook heel belangrijk, maar ik mis in dat rijtje de ouderen. Ik heb van
113 Zelfmoordpreventie begrepen dat een derde van de zelfmoorden wegens problemen
met mentale gezondheid, gepleegd wordt door mensen van 65 jaar en ouder. Ik wil de
Staatssecretaris vragen of hij ook ouderen wil meenemen in die aanpak.
Dan nog een onderwerp dat mij zeer ter harte gaat: beroertepreventie. Elk jaar worden
er 40.000 mensen in ons land getroffen door een beroerte. Dat zijn er 110 per dag.
Dat zijn er echt ontzettend veel; dat is een enorme hoeveelheid. Ik snap niet dat
er zo weinig aandacht is voor beroertepreventie als gevolg van boezemfibrilleren.
Een stolsel vanuit het hart als gevolg van boezemfibrilleren is gemiddeld groter dan
andere stolsels. Daardoor zijn beroertes als gevolg van boezemfibrilleren veel ernstiger
en leiden ze tot zware invaliditeit, maar ook tot vermindering van kwaliteit van leven.
Ze hebben een enorm grote impact op de patiënt, maar ook op de omgeving. Naast het
menselijke leed brengt het ook hele hoge zorgkosten met zich mee. De oplossing is
eigenlijk heel eenvoudig en heeft te maken met de behandeling en de inzet van directe
orale anticoagulantia. Is de Staatssecretaris hiervan op de hoogte en, zo ja, heeft
hij plannen om hier iets mee te gaan doen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik bij dezen het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Den Haan.
Voorzitter: Den Haan
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb met de Staatssecretaris afgesproken dat hij vijftien minuten nodig
heeft om met zijn ambtenaar te overleggen en de antwoorden op de vragen voor te bereiden.
De vergadering wordt van 15.28 uur tot 15.47 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor
de beantwoording van de vragen. Ik breng nog even in herinnering aan de collega's
dat wij vier interrupties hebben afgesproken.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dank u wel, voorzitter. Veertien?
De voorzitter:
Vier, Staatssecretaris. Vier!
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dank ook aan alle woordvoerders voor hun bijdrage. Er blijkt al een grote gemene deler
onder alle fracties te zijn, namelijk hoe enorm belangrijk onze gezondheid is. Een
goede gezondheid maakt ons productiever, gelukkiger en minder kwetsbaar. Kortom, iedereen
onderkent het belang van gezondheid.
Als we dan kijken naar de doelen die we hadden voor de gezonde leefstijl, dan blijkt
wel dat er nog echt werk aan de winkel is. Uit recente cijfers van het CBS blijkt
dat nog steeds ruim een vijfde, 21%, van de Nederlanders rookt, dat ongeveer de helft
kampt met overgewicht, en dat ongeveer 7% van de Nederlanders overmatig drinkt en
8% zwaar. Kortom, we zitten nog behoorlijk ver af van de ambities uit het Nationaal
Preventieakkoord. Een van de vragen was ook: hoe gaat u die doelen nu wél halen? Volgens
mij vroeg mevrouw Van der Laan dat. Dat is wat mij betreft precies waar het in dit
debat over gaat. Ik zal zo meteen ook meermaals refereren aan wat we op dat punt gaan
doen.
Ik moet in ieder geval zeggen, en dat onderstreep ik hier dan ook, dat het kabinet
de ambities van het Preventieakkoord en de doelen onverkort doorzet. Dat betekent
nogal wat als we kijken naar wat dat voor maatregelen in zich heeft. De belastingen
op tabak en frisdrank gaan omhoog, waarbij ook het laagste tarief op bier, op alcohol,
wordt verhoogd, zodat we niet minder accijns op bier betalen dan op frisdrank. Maar
het RIVM heeft ook geïnventariseerd welke maatregelen mogelijk zijn om een inhaalslag
te maken.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb door deze introductie wel meteen een vraag. Ik ben voorstander van het verlagen
van suiker in frisdrank en het aanscherpen van de verbruiksbelasting op niet-alcoholische
dranken. Maar dit heeft wel een onbedoeld effect op alcoholvrij bier. Volgens mij
willen wij als overheid juist stimuleren dat mensen alcoholvrij bier drinken in plaats
van alcoholrijk bier. De vraag is dan of die verhoging van de suikertaks ook tot een
verhoging van de prijs van alcoholvrij bier leidt. Kunnen we dat onbedoelde neveneffect
inperken?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Hier zijn eigenlijk twee dingen over te zeggen. Ik ga daar zo meteen nog wat nader
op in. Allereerst over de door ons gewenste suikertaks op frisdranken. In het coalitieakkoord
is eigenlijk de meest eenvoudige maatregel getroffen, namelijk de bestaande belasting
meteen verhogen. U heeft gelijk dat dat leidt tot een aantal neveneffecten die we
nu niet kunnen repareren. Ik zie hier bijvoorbeeld flesjes water op tafel staan. Het
is misschien goed om te zeggen dat water daarmee ook wat duurder wordt. Het is namelijk
de meest simpele belastingmaatregel die getroffen is en die ook opgenomen is in het
coalitieakkoord, waar ook de financiële effecten van zijn doorgerekend. Maar dat is
ook goed, want daarmee zetten we meteen een stap en wachten we niet af. Kortom, ik
steun ook de afspraak die in het coalitieakkoord gemaakt is. Die laat zien dat de
urgentie meteen vraagt om maatregelen.
Tegelijkertijd moeten we dit in de verdere toekomst natuurlijk slimmer gaan doen.
Dan moeten we zorgen dat die neveneffecten zoals u die noemt, in het vervolg niet
gaan optreden. Dat is waarom we op dit moment kijken naar een slimmere belasting.
Dat vraagt net even wat meer en ook een specifiekere uitwerking. Daar kom ik voor
de zomer op terug, om ook geen tijd te verliezen. Ik vind dat u zelf een goede invulling
hebt gegeven van hoe die slimmere belasting eruitziet, namelijk een progressieve heffing,
waardoor je zwaardere suikers zwaarder belast en lagere suikers zo min mogelijk belast.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Concluderend, wij krijgen dus voor de zomer een reactie van de Minister over hoe we
die onbedoelde neveneffecten voor bijvoorbeeld niet-alcoholische dranken kunnen aanpakken.
Dat zal dan geen reparatie zijn, als ik hem goed beluister, maar dat zal gaan over
hoe we dat in de toekomst beter kunnen doen. Ik denk dat we hier dan wel moeten accepteren
dat deze verhoging generiek is en ook zal gaan gelden voor alcoholvrij bier of water.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Op dit moment moeten we inderdaad accepteren dat de snelheid ons noopt dat we de ongewenste
effecten niet kunnen repareren. Daar heeft u inderdaad gelijk in. Maar de snelheid
is nodig, gezien waar we staan met de doelen. Wat dat betreft snap ik de keuze die
daarover gemaakt is ook heel goed. Maar in het vervolg moeten we inderdaad kijken
hoe we dit soort ongewenste neveneffecten kunnen voorkomen. Daarom komen we voor de
zomer met een slimmere invulling van de belastingmaatregelen op dat gebied.
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik was nog even bezig met mijn introductie. Een aantal dingen wil ik vooraf even aanstippen.
Ik heb al gezegd dat het RIVM ook kijkt waar het nodig is en waar het mogelijk is
om een inhaalslag te maken. Zij kijken dan ook sec naar wat er effectief is. Ze kijken
dus niet naar wat er allemaal nuttig en soms noodzakelijk is, maar ze kijken naar
wat er daadwerkelijk effectief is om de doelstellingen te realiseren. Een van de dingen
die ik vorige week ook heb aangekondigd, is om te onderzoeken hoe we de overload aan
verleidingen van ongezond eten kunnen tegengaan.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik denk dat het goed is om meteen even een correctie te maken op wat we net gewisseld
hebben, want er werd expliciet gezegd dat de belasting op water ook omhoog zou gaan.
In het coalitieakkoord staat letterlijk: «Aanscherpen verbruiksbelasting niet-alcoholische
drank: de maatregel betreft het aanscherpen van de verbruiksbelasting op niet-alcoholische
dranken exclusief mineraalwater.» Ik denk dat we dat hier goed met elkaar moeten wisselen,
want het staat letterlijk in het regeerakkoord.
De voorzitter:
Dat is in ieder geval een hele opluchting, meneer Heerema.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Heel goed dat u dat constateert. Ik ga het even checken en dan kom ik daar in de tweede
termijn op terug. Het coalitieakkoord is wel helder, maar ik ga ook kijken hoe dit
nu in de regelgeving wordt ingevoerd. Kortom, ik kom daar in de tweede termijn op
terug.
Ik had het over de aanvullende maatregelen, die onder andere gaan over de inhaalslag
waar we voor staan, en over dat de balans wat mij betreft zoek is. We zoeken dus naar
die effectieve maatregelen. Dat vraagt soms echt om keuzes te maken, waardoor we juist
de vrije keuze bevorderen. Heel vaak worden onze keuzes namelijk niet bepaald door
wat we zelf willen, maar door wat onze omgeving ons meegeeft. Mensen worden onbewust
beïnvloed, veel meer dan ze doorhebben. Dat speelt inderdaad met name bij kinderen.
Dat zou ik ook als prioriteit willen benoemen. In de dagelijkse omgeving van kinderen,
op scholen, zijn er wat mij betreft de belangrijkste prioriteiten te stellen. De Gezonde
Generatie staat bovenaan op de agenda.
Ik wil toch even één voorbeeld uit de praktijk noemen. Afgelopen week bracht ik namelijk
zelf een bezoek aan een school in IJsselstein. De school is bezig een gezonde school
en een gezonde schoolkantine te realiseren. Maar terwijl je het schoolplein afloopt,
zie je tegelijkertijd wel dat de pizzabezorgfietsen al klaarstaan, gewoon direct aan
het plein of net buiten het plein. Je moet haast wel een soort bovenmenselijke krachten
hebben om met die overload aan verleidingen vervolgens toch nog de gezonde keuzes
te maken.
Ik noem toch nog een ander voorbeeld. Ik was onlangs in Maastricht. Ik sprak daar
een moeder. Zij was enorm geholpen door een programma dat door de gemeente werd aangeboden,
waardoor ze zelf in de supermarkt de goede en gezonde keuzes kon maken. Dat programma
ging over de boodschappensafari. Vooraf nadenken welke keuzes je maakt in plaats van
pas op het moment zelf, leidde voor deze moeder tot gezondere keuzes, die uiteindelijk
leiden tot minder overgewicht thuis.
Maar de preventieaanpak is breder dan het terrein van voeding en overgewicht, alcohol
of tabak. Dan komen we op twee onderwerpen die ik hier ook zeker vooraf nog wil aanstippen:
mentale gezondheid, en sport en bewegen. Samen met andere departementen gaan we met
beide onderwerpen aan de slag, om grote stappen te zetten. Als het gaat om sport en
bewegen, hebben we immers de ambitie dat 75% van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijn.
Ook dat is een doelstelling die we willen halen. Kortom, het zijn veel onderwerpen.
Ik wil afsluiten met de algemene opmerking dat laag- of praktisch opgeleide mensen
op dit moment gemiddeld veertien jaar minder in goede gezondheid leven en ook vier
jaar korter. Dat laat volgens mij echt de urgentie van dit onderwerp zien. Laagopgeleide
volwassenen hebben drie keer zo vaak een angststoornis of een depressie. Kortom, dat
zijn cijfers waar we ons om moeten bekommeren. Er is geen eenvoudige oplossing. De
Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heeft vorig jaar aanbevelingen gedaan op
dit specifieke onderwerp. Ook daar ga ik zo meteen nog iets over zeggen. Ook hier
geldt dat we samen met de departementen van SZW en OCW de verbinding gaan leggen voor
de aanpak van schulden, armoede, onderwijs, huisvesting en de leefomgeving.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik dacht: ik wacht even de inleidende woorden van de Staatssecretaris af. Ik ben nog
op zoek naar het volgende. Dit zijn op zich mooie voorbeelden van hoe het in de praktijk
gaat wat betreft voeding. Het is helemaal niet verkeerd dat moeders worden geholpen
om gezonde keuzes te maken in de supermarkt, maar volgens mij weten we na jarenlange
wetenschappelijke onderzoeken dat artsen en gezondheidsorganisaties oproepen om, naast
stimulerende prikkels, ook daadwerkelijk te komen met juridisch bindende en wettelijk
vastgelegde doelstellingen, maar ook verplichtingen. Ik ben daar wel naar op zoek.
Ik vind dit mooie voorbeelden, maar volgens mij wordt er al jarenlang terecht geschreeuwd
en geroepen dat de tijd van vrijblijvendheid een beetje voorbij is. Dat kwam ook naar
voren in het rondetafelgesprek van maandag. In hoeverre is de Staatssecretaris bereid
om ook die stappen te zetten?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Generiek gesproken heeft u natuurlijk gelijk: niet alles kan alleen door dingen te
stimuleren, mogelijk te maken of te faciliteren. Soms zul je als overheid ook de norm
moeten stellen. Generiek gesproken heeft u dus gelijk. Het zal wat mij betreft wel
altijd hand in hand gaan. De maatregelen voor bijvoorbeeld roken die wat meer beperkend
zijn – je mag niet overal roken – moeten altijd hand in hand gaan met mogelijkheden
om te stoppen met roken of programma's die dat mogelijk maken. Generiek gesproken
heeft u gelijk, ja. Er zijn soms ook wettelijke maatregelen van een normstellende
overheid nodig. Het gaat wel altijd hand in hand met stimuleren en faciliteren.
Dan kom ik bij de beantwoording. Ik heb zes blokjes. Allereerst ga ik kort in op sporten
en bewegen. Het tweede blokje gaat over gezonde voeding, onder andere marketing. Het
derde blokje gaat over mentale gezondheid. Vervolgens gaat het over alcohol en ten
slotte over tabak.
De voorzitter:
Ik tel er vijf.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Inderdaad. Het laatste blokje is namelijk het blokje overig. Daar zitten best heel
veel onderwerpen in, dus ook het overige blokje zal nog wel wat stevigheid vragen
als het gaat om de tijd. Ook voeding is een onderwerp waar ik wat meer tijd voor nodig
heb.
Voorzitter. Ik begin met sport en bewegen. Ik begin dan bij meneer Heerema. Hij vroeg
mij of er mogelijkheden waren voor een vierde pijler in het Preventieakkoord. Op dit
moment verkennen wij inderdaad een aanpak van sporten en bewegen die past bij het
Preventieakkoord. Wij doen dat in hele nauwe samenwerking, de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport en ik als Staatssecretaris vanuit de preventieaanpak. Daarbij kijken
we er zeker naar om dit als vierde pijler op te nemen, naast een vijfde pijler, namelijk
mentale gezondheid. Het is dan apart op tafel, inclusief hoe we het gaan organiseren
met betrokkenheid van het veld. Als onderdeel daarvan onderzoeken we een brede beweegalliantie
met gemeenten, sportondernemers en sportkoepels – kortom, een zeer brede variëteit
aan partijen – om sporten en bewegen verder te stimuleren.
U vroeg ook of het mogelijk is om sportverenigingen te betrekken in het p.o. en het
vo. De beste mogelijkheid daartoe ligt bij de ontwikkeling en de uitwerking van de
rijke schooldag. Daarbij moet worden benadrukt dat er ook op dit moment gelukkig al
op heel veel plekken goede samenwerkingsrelaties zijn tussen sportverenigingen en
onderwijs, maar er zijn nog heel veel mooie voorbeelden waarmee we dat kunnen versterken.
Zoals u zelf ook aangeeft, blijft het aanbieden van bewegingsonderwijs natuurlijk
een taak van bevoegde docenten.
Dan ga ik naar de vraag over bewegen en fietsen van mevrouw Westerveld.
De voorzitter:
Wilt u nog heel even wachten, Staatssecretaris? Meneer Heerema heeft nog een vraag
aan u.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, want ik zat te wachten op de toezegging dat de Staatssecretaris in nauw contact
met zijn collega voor p.o. en vo, de Minister, gaat kijken hoe daar invulling aan
kan worden gegeven. U heeft er wel globaal iets over gezegd, zoals dat u samenwerkt
met andere ministeries, maar ik hoor graag expliciet op dit onderwerp hoe we de 25.000
verenigingen betrekken bij de 7.500 scholen. Ik zou de toezegging willen dat de Minister
in de brief die hij voor de zomer gaat sturen, ook een stukje opneemt over de gesprekken
die hij heeft gevoerd, wat dat heeft opgeleverd en wat we kunnen verwachten. Er moet
niet worden gestuurd op een incidentele mooie samenwerking, maar op structurele samenwerking
tussen sport en onderwijs.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dat lijkt mij niet te veel gevraagd, meneer Heerema. Uitstekend. Bij de uitwerking
van de rijke schooldag kom ik specifiek bij u terug op de wijze waarop we sportverenigingen
daarbij gaan betrekken. Uiteraard ligt de regie dan bij de Minister voor p.o. en vo,
maar met hem kom ik er graag bij u op terug hoe we dit verder handen en voeten kunnen
geven. Ik kan niet bevestigen of dit voor de zomer komt. Dat laat ik even bij de Minister,
omdat hij specifieker weet wanneer hij terugkomt op de rijke schooldag. Dat is de
planning die we volgen.
Dan kom ik op het bewegen, het lopen en het fietsen. Dit gaat eigenlijk om een gezonde
leefomgeving in de fysieke infrastructuur. In de brief over Nederland vitaal en in
beweging, die in mei naar de Tweede Kamer is gestuurd, hebben we al laten zien hoe
dit zou kunnen, samen met de andere departementen. Vanuit het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat lopen er ondertussen diverse initiatieven en programma's, onder andere
gericht op fietsstimulering, waarbij ook de provincies zijn betrokken. Een van de
programma's die ik zou willen noemen, is het programma Doortrappen voor ouderen. De
komende tijd wil ik het opzetten van een brede beweegalliantie nader verkennen. Daarin
kunnen we dit punt verder meenemen.
D66 vroeg naar de verbinding tussen preventie en de sportakkoorden. Moeten die met
elkaar worden geïntegreerd? Hoe zien we dat voor ons? Hier is belangrijk dat van oorsprong
ieder akkoord aandacht heeft voor specifieke thema's en vraagstukken. Zo werkt het
uiteindelijk ook in de gemeenten. Er is ook overlap tussen de akkoorden, bijvoorbeeld
als het gaat over jeugd met overgewicht in relatie tot sport en bewegen. Als gemeenten
dat doen, is dat uitstekend. Landelijk zien wij het zo voor ons dat wij de drie bestaande
onderwerpen hebben, een vierde tafel met sport en bewegen en een vijfde tafel met
mentale gezondheid.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik zou zeggen: hoe meer integrale aandacht voor voldoende beweging, hoe beter. Dank
dus voor dit antwoord. Mijn vervolgvraag is misschien wat voorbarig, maar ik had ook
gevraagd hoe u de Kamer erbij betrekt. Ik hoorde u zeggen dat u een vierde en een
vijfde pijler wilt toevoegen. Ik heb u horen zeggen dat u partijen daarbij wilt betrekken,
maar hoe wordt de Kamer erbij betrokken?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Misschien dat ik er zo nog iets meer over zeg, maar dit geldt eigenlijk voor elk van
de onderwerpen op specifieke deelgebieden. Als het gaat om mentale gezondheid, kom
ik voor de zomer met een aanpak om dat onderwerp neer te zetten. Dan komen we op dat
onderwerp terug bij de Kamer. Dat geldt ook voor de sport- en bewegenaanpak. Wij ontwikkelen
die aanpak met partijen in het veld en leggen die vervolgens bij u terug. Dan kunt
u er aanvullingen of aanpassingen op doen, al naar gelang de Kamer dat noodzakelijk
acht.
Dan ga ik naar de PVV, die een vraag stelde over de toegankelijkheid van bewegen,
vooral sporten en buitenspelen voor jongeren, juist als ze in een kwetsbare positie
verkeren. Er lopen al diverse integrale programma's, zoals JOGG, de Gezonde School
– genoemd door mevrouw Van der Plas – en Gezonde buurten. Kortom, op veel terreinen
zetten we in op meer bewegen voor jongeren. Ook via de pijler «inclusief» van het
Sportakkoord hebben we hier al langere tijd aandacht voor. Het gaat dan om financiële
toegankelijkheid, onder andere via het Jeugdfonds, maar ook om de fysieke en de sociale
toegankelijkheid. Omdat de financiële toegankelijkheid van sport voor jongeren een
belangrijk onderwerp is, kom ik er specifiek op terug in de brief die ik noemde in
mijn reactie op mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Er werd net aangegeven dat de vrijblijvendheid eraf moet. U noemde net het project
Gezonde School. Niet elke school hoeft een gezonde school te zijn. Niet elke gemeente
is een JOGG-gemeente. Het zijn vaak incidentele middelen. Het zijn dus mooie voorbeelden,
maar zetten die zoden aan de dijk? Daarom stel ik via u, voorzitter, de volgende vraag
aan de Staatssecretaris. Het zijn mooie projecten, maar mist u net als wij de samenhang?
Hoe kunnen we er zorg voor dragen dat het een veel minder vrijblijvend en een meer
duurzaam en structureel karakter krijgt?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik ben het met u eens. In het Preventieakkoord is juist ook gezocht naar crossovers,
zodat niet alles als los zand naast elkaar bestaat maar dat ook wordt gekeken hoe
het zich in zijn totaliteit opbouwt tot de doelstellingen voor een gezonde generatie
in 2040. Juist dat brede gremium van het Preventieakkoord, dat een aantal jaren geleden
is afgesloten maar nog steeds zo functioneert, zorgt ervoor dat wordt voorkomen dat
incidentele financiering wegvalt of dat projecten helemaal op zichzelf staan en geen
goede links hebben met andere onderwerpen. Via dit gremium proberen we dat wel zo
veel mogelijk te voorkomen. We zijn ook bezig met het opschalen van een aantal van
de projecten die ik noemde. Inderdaad is niet iedere gemeente een JOGG-gemeente, maar
we zijn juist bezig om te verkennen hoe we het gros van de gemeenten die nog geen
JOGG-gemeente zijn erbij kunnen betrekken, zodat zij ook onderdeel zijn van de bredere
beweging. Dat doen we bij veel van deze programma's: de olievlek breder trekken in
plaats van voorkomen dat hij zich terugtrekt.
De voorzitter:
Vervolgt u de beantwoording.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik heb in dit blokje nog één vraag staan, namelijk over de beweegvriendelijke leefomgeving.
Specifiek in aanvulling op wat mevrouw Westerveld hier eerder over vroeg, zeg ik dat
de departementen van VWS, van IenW en van LNV op dit moment het programma Gezonde
Groene Leefomgeving opzetten. Ook daarmee gaan de lokale, regionale en landelijke
overheid faciliteren om werk te maken van een groene en gezonde leefomgeving. Hierbij
wordt een aantal concrete tools aangereikt, bijvoorbeeld door bij veranderingen in
de fysieke leefomgeving ontwerpprincipes mee te geven waardoor het automatisch bewegen
in de openbare ruimte wordt versterkt. Kortom, op dit vlak zijn we nog verder bezig
om gemeenten tools aan te reiken in het programma Gezonde Groene Leefomgeving.
Dan ga ik naar het tweede blokje, dat over voeding gaat. Ik begin dan bij mevrouw
Van Esch, die in haar bijdrage begon over de aanpak van productverbetering. Hoe zijn
aanmoedigingen enerzijds en bindende afspraken rond productverbetering anderzijds
met elkaar te rijmen? De industrie werkt in het kader van het Nationaal Preventieakkoord
aan een verbeterd productaanbod. De nieuwe Nationale Aanpak Productverbetering, die
onlangs is gepubliceerd, geeft daar ook een nieuwe impuls aan. Die nieuwe aanpak moet
ertoe leiden dat er in 2030 over de gehele breedte van productgroepen verbetering
is gerealiseerd in de samenstelling. Bedrijven krijgen de mogelijkheid om productverbetering
in meerdere stappen door te voeren. De overheid gaat monitoren hoe de voortgang verloopt
en analyseren of de reductiestappen haalbaar zijn en hoe ze gestimuleerd kunnen worden.
In het regeerakkoord is inderdaad afgesproken dat we bindende afspraken zullen maken
met de industrie. Wij verkennen hoe we dit verder vormgeven.
De voorzitter:
Staatssecretaris, mevrouw Van Esch heeft een vraag voor u.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Hartelijk dank voor het antwoord, maar ik blijf het toch wel bijzonder vinden. We
weten ook – het RIVM heeft die conclusie al getrokken – dat tot nu toe de aanpak productverbetering,
die al een tijd loopt ... Want dat moeten we ook constateren: die is al in 2014 gestart.
Vanaf 2014 is, met de afspraken die er nu zijn, bereikt: een snufje minder zout en
twee suikerklontjes minder. Het RIVM zegt eigenlijk dat het onvoldoende werkt. Er
wordt sterk de nadruk op gelegd dat we moeten kijken naar wat het RIVM zegt en daaraan
conclusies moeten verbinden. Ik snap dan niet dat in de brief van de Staatssecretaris
alleen maar staat dat we doorgaan op de ingezette weg, ondanks dat we hebben gezien
dat de ingezette weg tot nu toe nauwelijks iets heeft bijgedragen. Allerlei wetenschappers
en onderzoekers dragen aan dat we moeten komen tot het formuleren van een ambitieuze
hoofddoelstelling en tussenreductiedoelstellingen per jaar. Al die opties liggen er.
Ik snap dus niet waarom we, wetende dat het tot nu toe niet heeft gewerkt, de opties
die er nu liggen niet gewoon doorvoeren in het beleid, terwijl het zo'n haast heeft.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Misschien is het goed om te zeggen dat we niet alleen doorgaan op de bekende weg.
Ik heb ook nadrukkelijk gezegd dat we op basis van de afspraken in het coalitieakkoord
ook wel degelijk verkennen welke bindende afspraken erbovenop zouden kunnen worden
gemaakt. Tegelijkertijd moeten we het wel samen blijven doen. Inderdaad verkennen
we welke bindende afspraken we kunnen maken. We monitoren ook hoe de voortgang verloopt.
We analyseren of reductiestappen overal haalbaar zijn. We rollen eigenlijk langzaamaan
verder op de bestaande weg en onderzoeken verder welke stappen daar extra bovenop
nodig zijn.
De voorzitter:
U heeft nog twee interrupties, mevrouw Van Esch. Die wilt u nog even bewaren? Ja?
Goed.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dan ga ik naar mevrouw Van der Laan, die vroeg naar de claim van producenten en de
koppeling daarvan met de nieuwe aanpak van productverbetering, dus dat als je doelstellingen
haalt, je daar ook over mag communiceren. Allereerst wil ik zeggen dat ik een groot
voorstander ben van de promotie van gezond voedsel. Het zou natuurlijk fantastisch
zijn als alles wat werkt voor ongezond voedsel, veel vaker wordt toegepast bij gezond
voedsel. Het moet natuurlijk wel altijd passen binnen de Europese regelgeving. Een
alternatieve claim is daarom lastig. Daarbij is het van belang dat het etiket leesbaar
blijft en niet overvol is met allerlei extra zaken. We kunnen wel onderzoeken hoe
we de communicatie, ook van bedrijven, op dit vlak kunnen stimuleren en vervolgstappen
kunnen zetten.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Maar deelt de Staatssecretaris dan wel mijn opvatting dat het voor het stimuleren
van het maken van een gezonde keuze, een toegevoegde waarde kan hebben om tussentijds
te communiceren over gezondheidsclaims of productverbetering, al dan niet tijdelijk?
Dat heb ik niet gehoord.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Nogmaals, ik doe het even heel precies, want we moeten wel oppassen dat we niet buiten
de Europese regelgeving treden. Dat is wel denkbaar. In algemene zin ben ik zeer voorstander
van marketing van gezond eten, zoals groente, fruit en noem maar op. We kijken wel
degelijk wat we binnen de bestaande wetgeving aan vervolgstappen kunnen zetten, dus
hoe we misschien net even op die rand kunnen gaan staan, maar we moeten er wel binnen
blijven. Anders zouden we op een gegeven moment naar Europa toe moeten om de mogelijkheid
te krijgen om een innovatie door te voeren. We kunnen ook zeggen: wat kunnen we nu
al doen en hoe kunnen we daar de handen voor op elkaar krijgen?
Mevrouw Maeijer stelde ook een vraag over productverbetering, namelijk welke mogelijkheden
er zijn om producenten minder suiker, vet en zout te laten toevoegen aan hun producten.
Wat kunnen we met hen afspreken? Met de nieuwe Nationale Aanpak Productverbetering,
die ik net al even introduceerde, wil ik het verbeteren van de samenstelling van bewerkte
voedingsmiddelen versnellen en verbreden naar alle bewerkte voedingsmiddelen. De nieuwe
aanpak stelt doelen die zowel ambitieus als haalbaar moeten zijn. Daarin zitten zowel
voorlopers als achterblijvers. De achterblijvers zullen we zeker stimuleren. Om bedrijven
de mogelijkheid te geven om productverbetering door te voeren, is de termijn voor
het behalen van de doelstellingen op dit moment geplaatst in 2030. Maar de voortgang
blijven wij tot die periode natuurlijk ook monitoren.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik heb een korte vraag. Vallen de huismerken hier ook onder? Worden die hierin ook
meegenomen?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik zie geen reden om die hiervan uit te zonderen, maar ik kom er even specifiek bij
u op terug. Maar volgens mij vallen die hier ook gewoon onder, ja.
De voorzitter:
Heeft u nog een reflectie, mevrouw Maeijer?
Mevrouw Maeijer (PVV):
Nou, ja. Volgens mij heb ik namelijk ergens gelezen dat waar u op inzet, dus het maken
van afspraken voor het terugdringen van zout en suiker, met name bij huismerken vaak
achterblijft. Ik vroeg me dus af op welke manier je nu afspraken kunt maken om dat
te verbeteren.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dat is dus die brede aanpak productverbetering die we met elkaar neerzetten. Nogmaals,
ik zie geen reden om de huismerken daarvan uit te zonderen. Kortom, in die aanpak
zouden ook de huismerken mee moeten gaan in deze verbeteringen. De doelstelling staan
wel voor 2030, dus wat dat betreft hebben we ook echt wel de tijd om die doelen te
realiseren. Ondertussen houden we dus de vinger aan de pols.
Dat is eigenlijk ook een vraag die mevrouw Den Haan stelde, namelijk over de bindende
afspraken met partijen in de voedselindustrie. Ook hier wil ik zeggen dat de aanpak
die we nu voor ogen hebben over het verbeterde productaanbod niet vrijblijvend is.
Alle partijen in het Preventieakkoord hebben zich namelijk ook achter de aanpak geschaard.
De afspraken zijn dus bindend, maar – let hier op – niet juridisch afdwingbaar. Als
stok achter de deur kijken wij wel naar wettelijke maatregelen en wettelijke mogelijkheden.
Dat zijn eigenlijk die verbeterstappen daarop.
Dan ga ik naar een ander deelonderwerp binnen voeding; dat gaat over marketing. En
dan begin ik bij kindermarketing.
Dat is eigenlijk de vraag van mevrouw Van Esch: hoe gaan we er nou eigenlijk een einde
aan maken dat supermarkten en producenten misbruik maken van de onvolgroeide hersenen
van jongeren? In het Nationaal Preventieakkoord hebben we afgesproken dat erkende
kinderidolen vanaf 2020 van verpakkingen verdwenen moeten zijn. Volgens de Monitor
Kindermarketing hebben de meeste bedrijven hun verpakkingen kinderidoolvrij gemaakt.
Dit is een stap, maar er is nog veel meer nodig. De afspraken over kindermarketing
zijn vastgelegd in de reclamecode voor voedingsmiddelen. De FNLI is eigenaar van de
code. Kortom, er is sprake van zelfregulering. Ik ben kritisch op de ruimte die de
huidige reclamecode biedt, waardoor kinderen alsnog blootgesteld kunnen worden aan
allerlei typen marketing voor ongezonde producten. Stapsgewijs moeten we de geldende
regels toch aanscherpen om kinderen beter te beschermen; ik denk bijvoorbeeld aan
de verhoging van de leeftijdsgrens van de reclamecode en het alleen toestaan van kindermarketing
op de Schijf van Vijf. Daarom blijf ik met de FNLI in gesprek over deze onderwerpen.
Daarnaast neem ik ook kindermarketing mee in de verkenning naar wettelijke mogelijkheden
in de voedselomgeving, die ik in de brief heb aangekondigd.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik val zelf gewoon een beetje over het woordje «stapsgewijs», want ik snap dat gewoon
niet zo goed meer. Ik denk: waarom stapsgewijs, na zo veel jaren te weinig doen en
terwijl uit de cijfers blijkt dat we nog te weinig doen en het aantal kinderen met
overgewicht niet daalt in Nederland? We zien in Spanje dat ze daar wel gewoon een
geheelverbod op kindermarketing hebben. En je hebt ook die influencers, die zo populair
zijn op YouTube en waarnaar kinderen meekijken. Je kunt daarvoor leeftijdsgrenzen
stellen, maar die hoeven natuurlijk totaal niet te worden gehandhaafd, aangezien je
gewoon met je broertje van 12 kan meekijken als je 8 bent. Wat heeft het dus voor
nut als we er geen totaalverbod op instellen? Ik snap niet waarom we dit stapsgewijs
zouden doen.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik weet niet of stapsgewijs eigenlijk wel de goede samenvatting is van de aanpak die
we voorstellen. Eigenlijk stellen we het volgende voor. Er zijn een aantal dingen
in gang gezet. Die zetten we door, en vervolgens kijken we wat daarbovenop nodig is
en of er soms ook een wettelijk versteviging nodig is. Dat is ook wat we hier doen.
Dus ja: er is een stap gezet, maar wij denken dat die stap eigenlijk steviger moet
en dat gaan we dus ook met de FNLI bespreken. Daarbij kijken we niet alleen naar wat
daar misschien steviger moet, maar ook of er op een gegeven moment inderdaad wettelijke
afspraken over dit onderwerp moeten komen. Dat nemen we dan dus ook mee. Dus stapsgewijs
... Onze doelstellingen zijn het richtsnoer en we kijken wat er aan effectieve maatregelen
nodig is om die doelstellingen ook te realiseren.
U vroeg inderdaad ook specifiek nog naar het voorbeeld van Spanje. Ik zou eigenlijk
willen zeggen: in die verkenning van de wettelijke mogelijkheden nemen we dus ook
het voorbeeld van Spanje mee.
Mevrouw Van der Laan vroeg ook naar de kindermarketing en een opening om met partijen
in gesprek te gaan over de reclame op social media. Wat kunnen we doen om meer ruimte
te geven om gezonde reclames te maken? Daar heb ik al iets over teruggegeven. Ook
over dit onderwerp blijf ik in gesprek met de sector, ook over de social media.
Bij hetzelfde onderwerp kwam het inzetten van influencers om gezonde voeding te promoten
terug, evenals het misschien wel beperken van de invloed van influencers op dit onderwerp.
Ik zou willen zeggen: we kijken heel goed naar wat effectief is en we nemen het onderwerp
marketing zeker mee, ook de marketing gericht op kinderen. We kijken hoe we reclame
beter kunnen inzetten voor gezonde producten. We nemen het mee aan de overgewichttafel
van het Nationaal Preventieakkoord.
Mevrouw Bikker vroeg naar het uitstel van de ketenaanpak overgewicht voor kinderen:
waarom wordt die eigenlijk uitgesteld, want we kunnen daar toch niet op wachten? Ik
snap uw teleurstelling, moet ik zeggen; laat ik daarmee beginnen. Hoewel er keihard
is gewerkt door het veld om de implementatie per 1 januari in het pakket te krijgen,
is dat niet mogelijk gebleken. De belangrijkste afweging daarbij was dat kinderen
niet geholpen zijn als niet ieder onderdeel van de ketenaanpak goed kan worden aangeboden.
Daarom is er gekozen voor stevige sturing op landelijke invoering, inderdaad één jaar
later, dus per 2024. In de tussentijd breiden we de lopende pilots uit, zodat zo snel
mogelijk zo veel mogelijk kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Regio's
die al klaar zijn om de ketenaanpak aan te bieden, kunnen zich aansluiten bij de bestaande
pilots. Regio's die in 2022 en 2023 niet deelnemen, bereiden zich voor op de landelijke
invoering en worden ondersteund door VWS. Ik denk nu onder andere aan een mogelijke
financiële ondersteuning via een SPUK-uitkering. Daarover ben ik in overleg met de
VNG.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik baal daar inderdaad van, omdat het voor kwetsbare kinderen, die dit juist zo goed
zouden kunnen gebruiken, erg afhankelijk is van de inzet van je regio of je hier al
gebruik van kan maken, en je wordt toch weer een jaartje ouder. Daarmee is het voor
die kinderen dus minder effectief. Ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen welke
mogelijkheden hij nog ziet. Ik hoor de mooie uitnodiging van VWS aan regio's om nog
aan te haken in heel 2022, als ik het goed begrijp. Welke mogelijkheden ziet hij om
zo veel mogelijk regio's in de benen te krijgen? Want we moeten zorgen dat zo min
mogelijk kinderen de dupe worden van deze vertraging.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik denk dat de specifieke uitkering die ik noemde, hierbij wel kan helpen, want een
financiële stimulans kan gemeenten en regio's echt in de stand zetten: laten we het
door dat uitstel niet naar achteren schuiven, maar laten we het juist naar voren halen,
dus laten we kijken wat we nu al kunnen doen, in dit jaar, 2022, en in 2023. Ik denk
dat financiële ondersteuning daar echt behulpzaam bij kan zijn. Van uitstel komt in
dit geval geen afstel, zou ik willen zeggen. 01-01-2023 halen we niet, maar 01-01-2024
gaan we wel realiseren. Ik denk dat ik knollen voor citroenen verkoop als ik u toch
ga beloven om te kijken wat we voor 01-01-2023 kunnen doen, want ik denk dat we dat
gewoon niet gaan halen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, ik heb even een vraag. Loopt u de vragen per woordvoerder af?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Nee, per blokje, en we zijn bij het blokje over voeding.
De voorzitter:
Prima.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik ben op dit moment bij de ketenaanpak overgewicht van kinderen. Daarover was een
vraag van de Partij van de Arbeid, over de zorgkantoren en de verzekeraars en over
een prikkel om te investeren. Wat zouden we daaraan kunnen doen? Wij zijn in gesprek
met de VNG en de verzekeraars over een verduidelijking van de taken gericht op gezondheidsbevordering
in de wet. Wij kijken wat daarbij behulpzaam zou zijn; daar werken wij dus samen met
hen aan. Onder andere met de NZa en het Zorginstituut Nederland werken we aan een
concretisering: wat kan bijvoorbeeld verstaan worden onder «geïndiceerde preventie»?
Dat is een van de zaken waar we nu aan denken. Ik ben overigens voornemens om u hierover
voor de zomer nog een brief te sturen, waarin we onder andere ingaan op de bredere
aanpak van leefstijlgeneeskunde.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik wil wel duidelijkheid en dat de Staatssecretaris iets concreter is. Mijn vraag
was concreet: is hij het met de Partij van de Arbeid eens dat er een perverse prikkel
zit in hoe we het hebben geregeld? Zorgverzekeraars en zorgkantoren gaan er namelijk
wel met de baten vandoor, maar leveren op dit moment alleen na een goed gesprek met
gemeenten heel misschien met heel veel moeite een bijdrage. Een brief is prima, maar
wat vindt de Staatssecretaris van het idee van de PvdA om in ieder geval in de wet
die betaaltitel wel te creëren, zodat een dergelijke argumentatie, in dit geval door
de zorgverzekeraar of het zorgkantoor, niet meer kan worden gegeven? Ik vraag dat,
omdat zij in mijn beleving net zo verantwoordelijk zijn voor preventie als de overheid.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik denk toch dat ik iets zou willen teruggeven. In mijn eerste kennismaking vanuit
deze rol met de verzekeraars heb ik eigenlijk geconstateerd dat zij zeer gemotiveerd
zijn om te werken aan preventie. Waar je van oudsher misschien het gevoel hebt dat
die verzekeraars een beetje achter de feiten aan lopen en dat ze meer van de zorg
dan van preventie zijn, heb ik geconstateerd dat zij een hoge motivatie hebben om
op dit onderwerp meters te maken. Wij moeten dan inderdaad wel zorgen dat het stelsel
hen niet tegenwerkt maar voor hen werkt. Dat ben ik met u eens, maar dan hebben we
het eigenlijk over preventie in het zorgstelsel. Hoe voorkomen we dat de prikkels
voor hen verkeerd zijn? Dat deel ik volledig met u. Wat ik hier heb gezegd is dat
een van de dingen waar wij naar kijken, is of het misschien zou kunnen helpen om in
de wet een aantal ankerpunten op te nemen, zodat we die prikkels verminderen. Op dat
onderwerp kom ik voor de zomer in de brief terug.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Mutluer. Is dat concreet genoeg voor u?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik ga erover nadenken, maar voor nu dank.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Er zijn meerdere vragen gesteld over de btw op groente en fruit. Ik heb al een paar
keer aangegeven dat voor die uitvoering vooral een duidelijke definitie en afbakening
noodzakelijk zijn. Daarover ben ik al in gesprek met Staatssecretaris Van Rij. Wij
zien daar ook echt wel behoorlijk wat mogelijkheden en wij komen daar ook zeker voor
de zomer op terug. Ik ga er nu alleen niet op vooruitlopen hoe dat zou kunnen. Maar
voor de zomer willen wij bij u terugbrengen hoe wij dit denken te kunnen afbakenen
en hoe we die btw inderdaad van 9% naar 0% gaan krijgen. Het is een hartstikke belangrijk
onderwerp en ik ben zeer gemotiveerd om het snel te doen, maar het moet wel zorgvuldig
en het moet ook werken.
Voorzitter, ik zie dat de PVV daarover een vraag wil stellen.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik heb daar toch nog een vraag over. Wij zien liever een algehele verlaging van de
btw op boodschappen, maar het kabinet kiest dus specifiek voor een verlaging van de
btw op groente en fruit. De heer Van Ooijen verwijst naar gesprekken met Staatssecretaris
Van Rij, maar in de krant staat dat de ICT pas over drie jaar op orde is voor grote
stelselwijzigingen. En daar wordt deze btw-verlaging specifiek bij genoemd. Het is
fijn dat u het allemaal heel snel wilt regelen en dat we voor de zomer nóg een brief
krijgen, maar kunt u misschien toch iets meer zeggen over de termijn? Anders is het
toch zeker een grote wassen neus wat mensen wordt voorgehouden?
De voorzitter:
De Staatssecretaris. Dank voor de ondersteuning bij de interrupties!
Staatssecretaris Van Ooijen:
Het wordt geen wassen neus, zou ik tegen de PVV willen zeggen. Dit wordt geen wassen
neus. Ik denk dat de ICT op dit vlak wel degelijk onze vriend en niet onze vijand
is. Het 0%-tarief is namelijk op zich geen probleem voor de Belastingdienst en het
zou dan ook moeten gaan werken. Dat specifieke punt over de ICT-systemen lijkt hier
dus niet aan de orde, maar ik houd een slag om de arm, want het is pas zeker als we
het echt met elkaar hebben doorgevoerd. Ik kom daar dus voor de zomer nog op terug,
maar zoals ik al eerder heb aangegeven lijken de ICT-systemen van de Belastingdienst
niet de bottleneck. Wat veel meer de bottleneck is, is een goede definitie en afbakening.
Dat lijkt misschien eenvoudig, maar dat is in de praktijk, waar het uiteindelijk wel
moet gaan werken, best ingewikkeld. Daar zit eigenlijk veel meer de vraag waaraan
collega Van Rij en ik een zo kundig mogelijke invulling proberen te geven.
Ik ga naar schoolfruit, om maar bij groente en fruit te blijven. De heer Heerema zei:
het staat eigenlijk onder druk en wat kunnen we daaraan doen? Het Ministerie van LNV
houdt op dit vlak met name de prijsontwikkeling in de gaten. Bij problemen zal er
ook actie worden ondernomen om binnen het huidige budget – dat is wel de randvoorwaarde
– te kijken welke oplossingen er mogelijk zijn. Maar de belastingverlaging waarover
we het hadden, gaat natuurlijk wel helpen om de druk te verminderen.
De Partij van de Arbeid heeft een vraag gesteld over de suikertaks: wat kunnen we
verwachten van de suikertaks en hoe gaat u ervoor zorgen dat de industrie die niet
tegenhoudt? Ik heb al een beetje aangegeven in welke richting ik denk en eigenlijk
komt die zeer overeen met wat de heer Heerema daarover zei. Een progressieve suikertaks
zou eigenlijk het meest logisch zijn, ook om het gewenste gezondheidseffect te realiseren.
Mevrouw Westerveld vroeg naar de gezonde voedselomgeving. Wat kunnen we doen om de
voedselomgeving gezonder te maken en welke voorstellen is de Staatssecretaris bereid
te omarmen? In de brief hebben we natuurlijk al aangekondigd dat we gaan kijken wat
zou kunnen helpen en wat we nu in de wet zouden kunnen opnemen. Dat hebben we gedaan
op basis van een motie die eerder is aangenomen, maar ook op basis van informatie
die mijn voorganger heeft opgehaald. Hiervoor hebben we echt nog een aantal tussenstappen
nodig. Wat is precies de juridische basis die gemeenten nodig hebben? Hoe helpen we
hen ook daadwerkelijk? Zo'n wet zal er dan ook niet van de ene op de andere dag zijn.
Bovendien gaan we al helemaal niet al het ongezonde aanbod verbieden. We zoeken eigenlijk
naar een goede balans tussen gezonde en soms ook ongezonde keuzes, zodat er daadwerkelijk
iets te kiezen valt.
Mevrouw Westerveld vroeg welke lokale producten we beter onder de aandacht kunnen
brengen, omdat die ook gezond zijn. Op dit punt werk ik nauw samen met de Minister
van LNV om die gezonde en duurzame keuzes makkelijker te maken. Het gaat dan om onbewerkte
producten. Ik moet er nog wel bij zeggen dat waar een product vandaan komt, op zichzelf
ook niet zo heel veel zegt over de voedingswaarde ervan en de gezondheid. Dat is ook
wel van belang. Lokale producten zijn toch iets vaker duurzame producten, bijvoorbeeld
vanwege het aantal kilometers dat zo'n product heeft afgelegd. Maar bij de voedingswaarde
is er niet per se een relatie met lokale of internationale producten.
Gezonde voeding in de zorgsector. Wat kunnen we daaraan doen en kan de richtlijn niet
een keer opgeschoond worden? Het Voedingscentrum heeft een Richtlijn Gezondere Eetomgevingen,
met criteria voor maaltijden, die door alle aanbieders van eten gebruikt kan worden.
Vanuit het Preventieakkoord wordt gewerkt aan het gezond maken van het voedingsaanbod.
Dat doen we dus ook aan de tafels daar. Kennis en instrumenten van deze aanpak zijn
in de volle breedte beschikbaar voor alle zorginstellingen, waaronder ook revalidatie-instellingen
en de ggz.
Dan ga ik naar de Nutri-Score, een onderwerp dat ook meermaals terugkwam.
De voorzitter:
Voordat u dat doet, is er nog een vraag van mevrouw Westerveld voor u.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben toch op zoek naar een... Ik wou zeggen «een concreter antwoord», maar de Staatssecretaris
heeft natuurlijk helder antwoord gegeven. Ik wil eigenlijk concretere actie. Ik begrijp
aan de ene kant heel goed dat het ministerie er niet over gaat wat er nu precies in
de ziekenhuizen, in de jeugdzorginstellingen en in andere zorglocaties op het bord
ligt. Aan de andere kant hoor ik hierover heel erg veel verhalen van mensen die in
jeugdzorginstellingen zitten en van patiënten in ziekenhuizen. Zij geven gewoon aan
dat het eten niet bepaald gezond is, terwijl we weten hoe belangrijk het is voor deze
groepen om wél gezond eten te krijgen. Dus ik ben heel erg op zoek – misschien kan
de Staatssecretaris daarbij helpen – naar een manier om er toch voor te zorgen dat
instellingen niet alleen een vrijblijvende richtlijn wordt voorgelegd, maar er ook
daadwerkelijk gezond en vers voedsel op die borden ligt. Misschien zou ook daar een
verbinding kunnen worden gelegd met de lokale productie. Misschien kunnen boeren uit
de omgeving grote zorginstellingen gaan bevoorraden. Zou de Staatssecretaris daar
concreet over willen meedenken?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik had al aangegeven dat er vanuit het Preventieakkoord wordt gewerkt aan het gezond
maken van het voedingsaanbod, met name in de ziekenhuizen. Ik denk dat het goed is
om te kijken in hoeverre we dat wat nu al geïnitieerd wordt, kunnen verbreden. Dan
kunnen – dat zei ik al – ook andere zorgaanbieders, zorginstellingen, gebruikmaken
van de kennis, de expertise en het netwerk dat daar ontwikkeld wordt. Dat zou ik dus
graag willen voorstellen. Kunnen we wat er al gebeurt in de ziekenhuizen in het kader
van het Preventieakkoord ook van toepassing laten zijn op of breder beschikbaar maken
voor de zorgsector?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan zou ik de Staatssecretaris echt willen vragen om breed te kijken. Ik noemde net
in mijn bijdrage de voedseltour die ik met mijn collega Laura Bromet aan het maken
ben. Daarbij kregen we een heel concreet voorbeeld van iemand die in de jeugdzorg
werkt, in een gesloten instelling. Zij vertelde: jongeren krijgen bij ons tussen de
middag iedere keer een broodje kroket of een broodje frikandel; elke dag. Dat wil
je natuurlijk niet in een gesloten instelling. Bovendien zijn dat jongeren die minder
toegang hebben tot sport en bewegen, omdat ze niet naar een vereniging toe kunnen.
Zo moeten we dus heel breed veel beter letten op de gezondheid van juist deze jongeren.
Ik noem nu jeugdzorg als voorbeeld, maar datzelfde geldt natuurlijk ook voor bijvoorbeeld
de gehandicaptenzorg. Het geldt voor mensen die in de verpleeghuizen zitten en die
soms te weinig kunnen bewegen. Zou de Staatssecretaris specifiek die groepen echt
op zijn netvlies kunnen hebben als we het hebben over brede afspraken over preventie
in de zorgsector?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Volgens mij is het een terechte hartenkreet. Die neem ik ter harte. Ik zou het volgende
willen zeggen. We hebben een aparte voedseltafel bij het Preventieakkoord, en daar
wordt nu nagedacht over de vraag wat we bij de ziekenhuizen kunnen doen. Dan het voorbeeld
dat u noemt. Hoe kunnen we er ook in jeugdzorginstellingen voor zorgen dat het breder
beschikbaar komt? Misschien moeten we ook nog eens met het Voedingscentrum kijken
of die richtlijn specifiek kan worden gemaakt voor zorgaanbieders in een iets breder
verband.
Ik heb meerdere vragen gehad over de Nutri-Score, onder andere van de PVV en D66.
Wat is de status? Eind 2019 is door mijn ambtsvoorganger het besluit genomen om de
Nutri-Score in Nederland in te voeren, mits het achterliggende algoritme zodanig wordt
aangepast dat het logo beter aansluit bij de voedingsrichtlijnen. Een internationaal
wetenschappelijk comité werkt aan verbetervoorstellen om het logo beter te laten aansluiten
op de voedingsrichtlijnen. Daarna volgt een reflectie op de uitkomsten door onze eigen
Gezondheidsraad. Nadat het comité is afgerond en de Gr ernaar gekeken heeft, kan vervolgens
een besluit worden genomen om het logo inderdaad in Nederland in te voeren. Dan denkt
u: maar ik zie het toch al in de supermarkten? Dat zou inderdaad kunnen. Ondertussen
zijn we namelijk bezig met het voorbereiden van de implementatie. Daartoe zijn er
onder andere pilots om te kijken hoe de Nutri-Score in de praktijk werkt. Maar we
bereiden ondertussen ook de brede voorlichtingscampagne voor, net als websites voor
bedrijven die gebruik willen maken van de Nutri-Score.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat is een fijne beantwoording. Dank u wel, Staatssecretaris. Ik heb nog wel even
een vraag over de planning. U bent stappen aan het nemen, maar uiteindelijk vinden
wij dat het gewoon ingevoerd moet worden. Dat kan op twee manieren. We kunnen net
zo lang praten tot het helemaal af is – dat kan natuurlijk nog heel lang duren – of
we gaan het enigszins proefondervindelijk implementeren.
Staatssecretaris Van Ooijen:
We hebben de stappen die ik noemde al. Allereerst het wetenschappelijk comité, want
het moet natuurlijk wel echt wetenschappelijk gegrond zijn. Dan de reflectie van onze
Gezondheidsraad. Ik heb niet helemaal in de hand wanneer die twee stappen zijn afgerond.
Laat ik even voorzichtig aangeven waar ik aan denk. We proberen toch wel in dit najaar,
aan het einde van het jaar, in een afrondende fase te zitten. Maar dat is echt afhankelijk
van derden, dus ik kan niet meer toezeggen dan dit.
De PVV vroeg of de Nutri-Score aan de Schijf van Vijf is aangepast. Ik wil daarbij
aangeven dat we vooral in internationaal wetenschappelijk verband met de Nutri-Score
werken. Zij zorgen ervoor dat het zo goed mogelijk aansluit op de voedingsrichtlijnen.
Dan een vraag van GroenLinks over het normeren van suiker, vet en zout in voedsel.
Op dit vlak werken we aan de bredere aanpak productverbetering. Stapsgewijs gaan we
de producten verbeteren. Er zijn al afspraken over gemaakt in het Nationaal Preventieakkoord.
Wij kijken of die stappen verder verstevigd moeten worden. Zoals ik al aan mevrouw
Van Esch heb aangegeven, kijken we vervolgens of er een juridische verankering en
versteviging nodig is.
Dan ben ik bijna klaar met het blokje over voeding. Mevrouw Den Haan vroeg naar de
bindende afspraken om mensen te verleiden om gezond te kiezen. Ook op dat vlak kan
ik verwijzen naar mijn eerdere inleiding. We hebben inderdaad bindende afspraken nodig,
maar we doen het wel altijd hand in hand met stimuleren en faciliteren. Over de gezonde
voedselomgeving heb ik ten slotte al aangegeven dat de juridische verankering daarvan,
en wat er mogelijk is, voor de zomer naar u toe komt.
Ten slotte nog een laatste vraag van mevrouw Van der Plas over het voedselonderwijs.
Hoe staat het er nu voor met het structureel voedselonderwijs, inclusief kooklessen,
op scholen? Voedselonderwijs valt onder het thema gezondheid. Dat is onderdeel van
het curriculum. Daarnaast stimuleren we voedselonderwijs onder andere met de programma's
Gezonde School – u noemde het al – en Jongeren Op Gezond Gewicht. Ook het Voedingscentrum
zelf biedt een aantal diverse en educatieve programma's aan. Scholen kunnen met de
subsidieregeling Lekker naar buiten! van Jong Leren Eten onder andere een kookworkshop
volgen. Wageningen University & Research verzorgt vanuit het Voedseleducatie Platform
de lesprogramma's smaaklessen en smaakmissies.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Een aantal van die initiatieven zijn mij natuurlijk bekend. Alleen, het volgende zit
gewoon steeds in mijn hoofd. Vroeger – oma vertelt – had je bijvoorbeeld de huishoudschool.
Daar gingen meisjes naartoe. Die leerden over het huishouden. Die leerden op de middelbare
school bijvoorbeeld koken. Die leerden met verse producten werken. Daarom gingen wij
op zondag ook graag naar onze oma toe. Dat klinkt misschien een beetje ouderwets voor
de jongeren onder ons. Zij kon namelijk die heerlijke sukadelapjes maken, want zij
wist hoe dat moest. Zij wist hoe je de spruitjes moest koken. Dan kreeg je verse producten
op tafel. Zo word je opgevoed met gezonde producten. Dat zit nog steeds in mijn hoofd.
Kunnen we op de een of andere manier die kooklessen niet structureel doen? Ik ben
er namelijk van overtuigd dat als kinderen vanaf jonge leeftijd daarmee in aanraking
komen – dat komen ze thuis vaak niet – ze als ze ouder zijn automatisch voor die gezondere
producten gaan kiezen, omdat ze weten wat ze daarmee moeten doen. Een kookworkshop
is hartstikke leuk, maar ik zoek meer naar dat structurele. Bovendien is een mooie
bijkomstigheid dat het voedselverspilling tegengaat, want als je letterlijk en figuurlijk
weet wat de waarde van voedsel is door het te bereiden, gooi je het ook minder snel
weg. Ik zoek dus een beetje naar dat structurele. Dat hoeft niet nu afgekaart te worden,
maar ik blijf in deze debatten wel steeds benadrukken of we kunnen kijken naar een
wat structurelere manier.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik hoor in ieder geval uw volhardendheid. Die is zonder enige twijfel duidelijk. Het
is in die zin dus al onderdeel van het curriculum, omdat het onderdeel is van het
thema gezondheid. Dat is onderdeel van het curriculum. In dat opzicht is er sprake
van een borging. Tegelijkertijd denk ik dat scholen een bepaalde vrijheid hebben om
te kijken op welke manier ze daar invulling aan geven. Daar hebben we dus een palet
aan mogelijkheden voor, variërend van de daadwerkelijke kookles op de school tot en
met wat meer algemene of meer voorlichtingstechnische programma's. Kortom, het thema
is structureel verankerd en voor de uitwerking hebben scholen een variëteit aan mogelijkheden
waar ze voor kunnen kiezen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar het blokje mentale gezondheid, als het goed is.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Inderdaad, voorzitter. Het kopje mentale gezondheid. Hierover zijn een aantal belangrijke
vragen gesteld, maar het wordt ook echt een pijler binnen het Preventieakkoord. Daarom
neem ik het even specifiek mee.
Eerst de mentale gezondheid van de jeugd. De vraag van mevrouw Bikker was: hebben
de mentale problemen te maken met hoe onze samenleving is ingericht? Denk aan prestatiedruk,
stress, vechten voor je kansen. Hoe kunnen we dat een onderdeel maken van een omslag
in de samenleving? Ik moet het bevestigen. Mentale problematiek kan versterkt worden
door hoe onze samenleving is ingericht. Ik hoor zelf ook van veel jongeren, bijvoorbeeld
bij het panel dat u noemde, dat er een grote druk is om te presteren. Het is niet
alleen dat. Er is ook een angst om te falen en om niet mee te kunnen in die race.
Ik heb hier al met diverse collega's in het kabinet over gesproken, met name met de
collega's van OCW en SZW. Daarom wil ik een bredere beweging starten op het onderwerp
mentale gezondheid, het maatschappelijk debat verder aanwakkeren en concrete acties
in gang gaan zetten. Ik heb u al eerder aangegeven dat ik in ieder geval voor de zomer,
maar eigenlijk zo snel mogelijk – ik hoop zelfs voor het meireces, maar het zal denk
ik ietsje later zijn – met de aanpak bij u terugkom.
Dat was ook een vraag die mevrouw Westerveld stelde: kunt u al iets meer vertellen
over de plannen voor mentale gezondheid? Ik richt me specifiek op jongeren en jongvolwassenen.
Dat is niet omdat ik de ouderen niet belangrijk vind, zeg ik tegen mijn buurvrouw
en de voorzitter. Maar dat heeft er alles mee te maken dat als we nu kijken naar de
cijfers, we dan zien dat de mentale gezondheid van jongeren echt het meest en het
stevigst onder druk staat. Die is proportioneel laag. Daarom is dit wel echt een van
de onderwerpen of doelgroepen die aandacht vraagt. Dat is al helemaal zo als er sprake
is van sommige specifiek verergerende situaties, bijvoorbeeld een lagere sociaaleconomische
status. Ik werk de aanpak verder uit en ik kom daar zo snel mogelijk op terug in de
Kamer.
De vraag van mevrouw Van der Laan was ook: hoe betrekt u de Kamer daarbij? U krijgt
deze plannen. Dan hoop ik dat u daar natuurlijk weer het gesprek over aangaat. Ik
ben altijd benieuwd naar uw suggesties en aanpassingen of aanvullingen. Tot zover
over mentale gezondheid.
Dan ga ik naar het kopje alcohol. Daarover heb ik een aantal vragen gekregen, onder
andere over blurring en accijnzen. Ik begin even bij blurring. Hoe kunt u blurring
rijmen met de preventiedoelstellingen voor het alcoholgebruik? Het is redelijk eenvoudig.
Blurring is onderdeel geworden van het coalitieakkoord en van de afspraken om alle
opdrachten voor preventie en leefstijl uit te voeren. Het toestaan van mengformules
wijst erop dat het drinken van alcohol normaal en breed geaccepteerd is in deze samenleving.
Ik ben het met u eens dat we geregeld de gevolgen en de risico's van alcoholgebruik
onderschatten. Daarom zal ik vooral kijken – dat is ook de afspraak – hoe we de invoering
van mengformules gepaard laten gaan met het zo veel mogelijk voorkomen van uitwassen,
en hoe we in principe voorkomen dat het tot uitwassen leidt.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Hier sla ik wel op aan, omdat ik weet en omdat we horen dat alcoholmisbruik in onze
samenleving al 2 tot 6 miljard euro per jaar kost. We weten dat er nu al heel veel
auto-ongelukken gebeuren door het gebruik van alcohol. Politie, justitie en boa's
in gemeentes hebben al aangegeven dat zij helemaal geen mankracht of mogelijkheden
hebben om hierop te handhaven of om überhaupt die immense hoeveelheid aan vergunningen
te kunnen controleren. Dat wordt straks door blurring nog complexer. Ik vind het mooie
woorden, maar komt er in de praktijk dan meer budget voor onder andere boa's in de
gemeente? Of komt er meer budget voor politie om hierop te handhaven? Want zonder
dit soort financiële mogelijkheden gaan we nog meer alcoholschade erbij brengen in
onze samenleving. Dat is echt al onderzocht. Die schade is al immens.
Staatssecretaris Van Ooijen:
In die zin snap ik uw zorgen en dat is ook de opdracht die ik heb: hoe kunnen we het
toestaan van mengformules zodanig vormgeven dat het niet leidt tot meer alcoholschade?
Dat is de opdracht zoals ik die voor me zie: hoe kan het zodanig dat het niet leidt
tot meer schade vanwege alcohol? Dat zal misschien ook iets vragen van de specificering
van hoe we deze uitwerking voor ons zie. Het is natuurlijk een initiatief vanuit de
Kamer. Daar zal ik graag vanuit het kabinet de suggesties en de mogelijkheden voor
aanwijzen.
Er was ook een vraag van de Partij van de Arbeid over de accijnzen op alcohol. Het
verhogen van de prijs van alcohol is een van de drie best buys van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Het is een van de meest kosteneffectieve maatregelen om schadelijk alcoholgebruik
tegen te gaan. Ik noemde al even de afspraak over de verbruiksbelasting. Met die afspraak
over niet-alcoholische dranken is de verbruiksbelasting ook iets verhoogd voor bier,
om te voorkomen dat bier daardoor goedkoper zou worden. Kortom, in die zin hebben
we al een stapje gezet.
De PVV vroeg naar de naleving van de leeftijdsgrens: hoe gaat u ervoor zorgen dat
de huidige leeftijdsgrens voor alcohol beter wordt nageleefd? Eigenlijk ben ik het
geheel met de PVV eens dat die inderdaad slecht wordt nageleefd. Dat mag je toch wel
zeggen met 38%. Dat is inderdaad zorgelijk. We hebben de afgelopen jaren al diverse
initiatieven gestart om gemeenten en verstrekkers te ondersteunen in het verbeteren
van de naleving. Ondanks deze initiatieven zijn die cijfers inderdaad nog niet veel
verbeterd. De afspraak in het Preventieakkoord is om uiteindelijk op 100% uit te komen.
Dat is de doelstelling van het Nationaal Preventieakkoord, maar wel in 2030. Ik informeer
u verder over de vervolgacties die we hierop kunnen inzetten. Op een gegeven moment
hebben we informatie over het nalevingsonderzoek over 2021. Dan weten we beter of
we met alle ingezette acties misschien al een lichte stijging gaan zien. Dat was het
blokje over alcohol.
Dan gaan we naar het laatste blokje, namelijk over tabak, althans voor het blokje
overige vragen. Het hoofdonderwerp hier was toch: hoe gaan we nu eigenlijk om met
het verkoopverbod voor tabak in de supermarkten en hoe doen we dat met name in de
kernen, op plekken waar het echt nodig is om te voorkomen dat supermarkten omvallen?
Op dit moment kijken we inderdaad zo goed als mogelijk hoe deze verandering gepaard
gaat met het voorkomen van het omvallen van supermarkten. Tegelijkertijd moet ik zeggen
dat ik het ook een ongemakkelijke werkelijkheid vind dat de verkoop van tabak een
randvoorwaarde is om de leefbaarheid te beschermen, want die twee staan toch enigszins
op gespannen voet met elkaar. We kijken dus heel goed wat we met supermarkten kunnen
doen, juist op die plekken waar faillissement dreigt, om te voorkomen dat dat plaatsvindt.
Tegen mevrouw Van der Plas wil ik over dit onderwerp het volgende zeggen. We weten
ondertussen wat effectief is. Althans, we weten steeds beter wat effectief is. Een
van de effectieve maatregelen om het gebruik van tabak te ontmoedigen, is het verminderen
van het aantal verkooppunten. Er zijn heel veel dingen die niet zo effectief zijn,
maar het aantal verkooppunten naar beneden brengen is een van de dingen waarvan we
na al die jaren van onderzoek, ook internationaal, weten dat het effectief is. Er
is meermaals gevraagd om effectieve maatregelen. Dit is een van de stappen waarvan
we met veel wetenschappelijk bewijs moeten zeggen: als je echt een grote stap wil
zetten op de ontmoediging van tabak en vooral ook op het voorkomen dat kinderen beginnen
met roken, dan is dit een heel noodzakelijke stap.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is niet zo, ahum. Sorry, een rokersstemmetje. Nee, dit zijn nog de gevolgen van
mijn covidbesmetting. Dat is niet zo. Ik heb gekeken naar een onderzoek van Trimbos
uit 2014 en een ander onderzoek van SEO Economisch Onderzoek. Die schrijven zelf dat
er in onderzoeken weinig aandacht is voor de directe relatie tussen verkooppunten
en roken. Er zijn helemaal geen studies die die effecten rechtstreeks hebben onderzocht.
Er bestaan wat onderzoeken uit Amerika over rookgedrag en de nabijheid bij scholen,
over dat jonge kinderen dan eerder toegang hadden tot tabak. Maar dat speelde zich
af in een heel andere tijd. Het is ook niet te vergelijken met Nederland, waar helemaal
geen uitingen meer zijn over roken. Als er een supermarkt in de buurt is die ook tabak
verkoopt, dan gaan die jongeren daarnaartoe om roze koeken te kopen of frikandelbroodjes.
Ook niet leuk, ongezonde voeding, maar dat doen ze wel. Ze zien daar inmiddels helemaal
niet meer dat er sigaretten liggen. Dat is helemaal niet meer zichtbaar. Er is helemaal
geen reclame meer. Ik wil die onderzoeken dan wel graag zien waar dat rechtstreekse
effect in zit, zeker op het platteland. In de onderzoeken die ik heb gezien, is de
relatie tussen de verkoop in de buurt en het roken van jonge kinderen beperkt. Het
is ook nog eens inconsistent, schrijven de onderzoekers. Er is beperkt bewijs en dat
is eerder indicatief dan dat het sluitend bewijs is. De Staatssecretaris zegt hier:
de wetenschap zegt dat het zo is en er zijn heel veel onderzoeken, ook internationaal.
Ik wil die onderzoeken dan wel zien. Ik vraag me ook af hoe de Staatssecretaris dan
denkt over onze eigen onderzoeken, bijvoorbeeld van het Trimbos-instituut en dat andere
onderzoek van SEO.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Wij weten uit diverse onderzoeken – ik zou u zeker ook de onderzoeken van het RIVM
op dit punt aanraden – dat het aantal verkooppunten van belang is. Daar wijs ik op.
We weten dat het verminderen van het aantal verkooppunten zeer effectief is in het
verminderen van het aantal rokers. Het gaat om het aantal verkooppunten. Als je het
aantal verkooppunten naar beneden brengt, dan zul je ook zien dat het aantal rokers
naar beneden wordt gebracht. Dat is de wetenschappelijke basis waar ik op wijs.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben dan wel benieuwd welke dat zijn, want de onderzoeken die ik net noemde, schrijven
ook: er zijn slechts drie studies waarin wordt onderzocht wat die relatie is en in
geen van die studies waren er significante verbanden met dat kinderen niet gaan roken
omdat ze dat niet bij de supermarkt kunnen kopen. Dan wil ik wel weten waar dat is
onderzocht. De onderzoeken die mij bekend zijn en die waarschijnlijk ook de Staatssecretaris
bekend zijn, geven geen rechtstreeks verband daartussen aan. Dat is waar ik naar zoek.
Als ik zou weten «luister eens, huppetee, kijk naar dit onderzoek, daaruit is het
gebleken», ook bezien in de huidige tijd... Die onderzoeken zijn vaak oud. Toen waren
er nog reclames op televisie. Toen waren er nog reclames in de winkels. Toen kon je
een pakje sigaretten nog in de schappen zien. Dat is allemaal niet meer zo.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik ben van harte bereid om u een aantal van deze onderzoeken te doen toekomen. Dat
is prima. Als u een specifiek onderzoek vraagt, doe ik dat met liefde. Ik zei al even
dat het RIVM hier meermaals naar heeft gekeken. Het is misschien een ongemakkelijke
werkelijkheid, maar het is helaas wel waar: het aantal verkooppunten naar beneden
brengen is een zeer effectieve maatregel. Ik kan er in algemene zin een ding over
zeggen. Er zijn drie effectieve maatregelen om roken tegen te gaan: prijs, beschikbaarheid
en marketing. U noemde al reclame. Dat gaat over wat je ziet. Er zijn al maatregelen
genomen zodat je het niet meer kan zien. Het is heel goed dat we die stap al gezet
hebben. U noemde ook al prijs. U noemde een gemiddeld bedrag van, dacht ik, € 4 voor
een pakje sigaretten. Ja, 40 jaar, dus daar zitten we gelukkig niet meer op en dat
zal ook de komende jaren verder stijgen. Dat is een tweede: als het duurder wordt,
zeggen mensen vaker «dat is me toch te veel, dat ga ik niet doen». Het derde is beschikbaarheid:
hoe snel kom ik eraan, op hoeveel plekken om de hoek kan ik tabak kopen? Dit zijn
de drie gouden knoppen. Zodoende kijken we ook nadrukkelijk naar deze maatregel. Ik
wil u wel in die zin geruststellen dat we ook heel goed kijken naar de effecten op
leefbaarheid. Wat kunnen we doen, juist voor deze specifieke plekken, om het effect
iets te verminderen? Kunnen we het effect dempen? Kunnen we in gesprek over alternatieven?
Wat is er mogelijk voor deze supermarkten om te blijven bestaan? We kijken nadrukkelijk
samen met de Ministeries van EZK en Binnenlandse Zaken naar wat er kan om faillissementen
te voorkomen, maar dat betekent niet dat we de maatregelen overboord zetten.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Van der Plas. U heeft nog één interruptie. Wilt u die hieraan
besteden?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, die wil ik hier wel aan besteden. Inderdaad, ik pleit er wel voor... Nogmaals,
ook voor de mensen buiten deze zaal die kijken: ik promoot geen tabak. Ik zeg niet:
er moeten overal sigaretten worden verkocht. Ik wil alleen kijken: heeft dat dan echt
een zodanig goed effect dat het de leefbaarheid op het platteland of het faillissement
van zo'n supermarkt allemaal waard is? Nogmaals, het heeft een domino-effect op winkels
die daar in de buurt zitten, op een horecabedrijf dat misschien ook minder klandizie
heeft. Weten we wat de gevolgen daarvan zijn in relatie tot het effect dat het heeft?
Als grotere supermarkten zoals de Albert Heijn XL geen tabak meer mogen verkopen,
dan heb ik daar helemaal niet zo veel problemen mee. Het gaat mij echt met name om
die kleine dorpswinkels, om die kleine buurtsupers. Wat kunnen zij inderdaad doen
om hun omzet op peil te houden zodat ze kunnen blijven? Met het verdwijnen van de
buurtsuper trekken bijvoorbeeld jongeren weg van het platteland. Jongeren hebben we
nodig op het platteland, want we willen niet dat het platteland vergrijst. Er zit
zo veel meer achter. Daar wil ik graag aandacht voor.
De voorzitter:
Helder, mevrouw Van der Plas. Voordat we in herhaling vallen, kijk ik nog even naar
de Staatssecretaris of hij hierop wil reageren. Ja, dat hebben we al gedaan, maar
nog een keer.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Volgens mij heb ik alles erover gezegd, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris. Ik kijk nog even naar mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Eerlijk gezegd weet ik gewoon dat het beperken van het aantal verkooppunten ertoe
leidt dat minder jongeren beginnen met roken. Dus misschien duurt het effect even,
maar ik heb vorige week nog een student gesproken die zich ervoor geneerde dat hij
op de fiets naar het tankstation moest, een heel stuk verder in de stad, om tabak
te vinden. Daarom heb ik de volgende vraag. Ik vind het eerlijk gezegd treurig als
we een bepaald aantal rokers zouden moeten houden om de buurtwinkels in stand te houden.
Dat is het omgekeerde van wat mevrouw Van der Plas betoogt. Ik ben absoluut voor de
leefbaarheid van kleine kernen en maak daar op andere plekken ook heel graag werk
van, maar het moet niet zo zijn dat we dat overeind houden door de verkoop van tabak.
Ik wil de Staatssecretaris daarom vragen dat juist het sluiten van de tabaksverkooppunten
niet geremd wordt omdat we maar bezig blijven met hoe we dit precies gaan invullen.
Ik vind het heel belangrijk dat er een aanpak komt voor die kleine kernen. Dat ligt
veel breder dan deze portefeuille van VWS. Maar het moet niet zo zijn dat jongeren
daardoor in de gelegenheid komen om te gaan roken, want jong begonnen betekent in
heel veel gevallen helaas een verslaving die levenslang voortduurt.
De voorzitter:
Ik heb de Staatssecretaris dat horen zeggen, maar misschien wil hij dat nog een keer
bevestigen.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Er was ook nog een vraag van de Partij van de Arbeid die precies de tegenovergestelde
kant opging: kan het niet eerder dan 2024? We hebben twee kanten van het debat. We
richten ons nu echt op 2024. Dat heeft er namelijk ook mee te maken dat wij ondernemers
de tijd willen geven om zich voor te bereiden en hun klandizie aan te passen op deze
wijziging. We richten ons dus op 2024. Maar ik zou toch ook één ding willen zeggen.
Als een supermarkt kijkt en denkt «waarom, ik kan dit stoppen», dan zou ik zeggen:
stop ermee, vandaag. Er is niets en niemand die je in de weg staat om vandaag te stoppen
met de verkoop van tabak. Niets en niemand. Wij richten ons op wetgeving op 1-1-2024.
Maar tegen eenieder die vandaag denkt «ik stop ermee», zeg ik dat niets en niemand
diegene zal tegenhouden. Dat waren alle vragen over tabak.
De voorzitter:
Dan hebben we nog het blokje overig.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dan hebben we nog het blok overig, en daar zitten best veel diverse vragen in. Allereerst
ga ik naar de vraag van mevrouw Van Esch over de verankering van preventiedoelen in
de wet. Vooraf wil ik zeggen dat ik mij er onverminderd voor inspan om de preventiedoelen
te realiseren. In het regeerakkoord zijn stevige maatregelen afgesproken om de doelen
te kunnen behalen. De gedachte om preventiedoelen vervolgens in de wet vast te leggen
lijkt aantrekkelijk, maar ik vraag me af of het heel effectief is om de doelen te
behalen. De wet is een zwaar juridisch instrument voor een doelstelling. Het doet
geen recht aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen. Je hebt op die manier
namelijk een grotere mogelijkheid om weg te lopen dan als je een gezamenlijke verantwoordelijkheid
ervaart door aan een preventieakkoordtafel plaats te nemen. Bovendien hangt de haalbaarheid
van doelen ook af van de keuzes die mensen zelf maken. Er zijn natuurlijk doelstellingen
die je tot op het laatste precisieniveau kan bereiken door wetgeving, maar op dit
vlak maakt een individuele burger uiteindelijk een keuze om iets wel of niet te nuttigen.
Dat is een verschil met andere wettelijk verankerde doelstellingen.
Dan een vraag van de heer Heerema over huidkanker...
De voorzitter:
Mevrouw Esch, u heeft geen interruptie meer, mevrouw Mutluer nog wel.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Volgens mij heb ik er nog één?
De voorzitter:
Op mijn lijstje heeft u er nog twee.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
O, kijk. Mooi, dan ga ik daar gebruik van maken. Ik hoor de Staatssecretaris weer
geen concreet antwoord geven. Zegt hij nou dat hij de motie niet gaat uitvoeren...
Dat wil ik even goed horen. U gaf wel een aantal belemmeringen en beperkingen aan
om die gezondheidsdoelen wettelijk te laten vastleggen. Ik wil daar gewoon een antwoord
op.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Nee, ik zeg niet dat ik deze motie niet ga uitvoeren. Dat misverstand wil ik graag
wegnemen. Ik zeg wel dat we terughoudend moeten zijn met het in de wet verankeren
van specifieke prestatiedoelstellingen. Daar zou ik zeer terughoudend mee zijn. Ik
heb bijvoorbeeld ook aangegeven dat het nuttig zou kunnen zijn om bepaalde preventiedoelstellingen
in de wet te verankeren. We bekijken onder andere die mogelijkheden, maar ik ben buitengewoon
terughoudend als het gaat om het in de wet verankeren van prestatiedoelen zoals die
in het Preventieakkoord zijn afgesproken.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
De Staatssecretaris heeft in relatie hiermee nog geen antwoord gegeven op de vraag
wanneer wij die voorstellen kunnen verwachten. Dat zat volgens mij ook bij een van
mijn vragen. Kan hij daar nog antwoord op geven?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Daar kom ik in de tweede termijn even op terug. Ik heb net al aangegeven aan welke
termijn ik dacht, maar ik kom daar even op terug. Ik heb het nu niet scherp, en anders
ga ik twee verschillende termijnen noemen.
Dan een vraag van de heer Heerema over huidkanker: welke stappen zijn er gezet om
tot de campagne te komen en hoeveel budget is er beschikbaar? Mijn voorganger heeft
op 7 juli jongstleden een reactie gestuurd op het Nationaal Actieplan Huidkanker en
de motie van het lid Diertens. Hierin is aangegeven dat het RIVM onderzoekt hoe een
effectieve voorlichtingscampagne vormgegeven kan worden. Ik verwacht hun advies binnen
enkele weken; dat staat eigenlijk op het punt om naar ons toe komen. Op basis van
dit advies zullen concrete plannen gemaakt worden voor de campagne en ook voor de
noodzakelijke financiële kant daarvan.
Wilt u zonveilig sporten faciliteren? Dit valt in hetzelfde kader: huidkankerpreventie
tijdens het sporten. Ter preventie van huidkanker is het Zonkrachtactieplan in 2019
opgesteld door het RIVM in opdracht van VWS. Het RIVM werkt hierin samen met maatschappelijke
partners zoals het KNMI, het AMC, de Universiteit Maastricht en het Integraal Kankercentrum
Nederland. Ik zal het RIVM vragen de komende tijd ook aandacht te schenken aan zonveilig
sporten in het Zonkrachtactieplan uit 2019.
Dan een vraag van mevrouw Bikker over het doorrekenen van preventiemaatregelen...
De voorzitter:
Meneer Heerema heeft een punt van orde of een interruptie. U heeft al vier interrupties
gehad.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb een punt van orde gemaakt over het mineraalwater. Dat was geen interruptie.
De voorzitter:
Dan heeft u er nog één. U heeft gelijk.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dank u wel, ik heb ’m speciaal hiervoor opgespaard.
Voorzitter. Ik snap dat de Staatssecretaris het RIVM vraagt om een advies over zonveilig
sporten, maar ik zou hem toch ook echt willen vragen of we daar niet ook echt praktisch
mee aan de slag kunnen. In een land als Australië, maar ook in andere zonlanden als
Argentinië en Brazilië, is er gewoon een rol voor gemeenten en andere overheden. Die
zetten bijvoorbeeld dispensers bij sportvelden neer, zodat kinderen zich even kunnen
insmeren voordat ze gaan sporten. Is dat een denkrichting waar de Staatssecretaris
ook aan denkt of wacht hij echt louter het RIVM-advies af, voordat hij besluit hoe
hiermee om te gaan?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik stel voor dat we een aantal van de suggesties die het RIVM zal aanreiken, betrekken
bij de tafel sport en bewegen, die ik eerder aan u heb toegezegd. We kunnen dan kijken
of we bij de versterking van sport en bewegen ook nog specifiek kunnen kijken wat
we gaan doen aan zonveilig sporten, en dan met name bij buitensporters. Dus daar kunnen
we het wellicht verankeren en verder verspreiden.
Mevrouw Bikker vroeg naar het doorrekenen van preventiemaatregelen. Kan dat een plek
krijgen in de doorrekening van het CPB? Ik ga hierover graag het gesprek aan met het
CPB en het CBS, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de Monitor Brede
Welvaart. Het is belangrijk dat de baten van gezonde levensjaren, zoals langer leven
en een betere kwaliteit van leven, inderdaad meegenomen worden en betrokken worden.
Dat is zoals het RIVM het eigenlijk wel doet, zou je kunnen stellen. Preventie levert
namelijk niet alleen gezondheidswinst op, maar ook bredere maatschappelijke winst,
bijvoorbeeld de mogelijkheid te participeren in de samenleving. Dus ik ga het gesprek
met het CPB en het CBS hierover graag aan.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat is natuurlijk fantastisch. Daar ben ik blij mee, maar als Kamerlid wil je daar
dan ook altijd wat over terughoren. Dus... Ik hoop niet dat u dit als een interruptie
rekent, voorzitter. Ik ben gewoon benieuwd wanneer wij daar wat over horen.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik neem dat mee in de bredere preventieaanpak. Ik kom daar dus voor het einde van
het jaar op terug. Mevrouw Bikker, er moet natuurlijk wel wat voor gebeuren!
Over het instellen van een nationaal rapporteur verslavingen vroeg u specifiek of
gokverslavingen daarvan onderdeel kunnen worden. Wij kijken breed naar de maatschappelijke
impact van verslavingen. Er wordt een periodieke rapportage ingesteld en we kijken
verder nog naar de specifieke opdracht, zoals ik ook al twee weken geleden met u heb
gewisseld. We vinden dat de rapporteur een onafhankelijke positie dient te krijgen
en we kijken welke gebruikelijke beschikbare informatie hierbij kan worden gebruikt
door de rapporteur. Daarbij worden in ieder geval onder andere de Nationale Drug Monitor,
de wachtlijsten bij de NZa en LADIS betrokken. In de praktijk leidt dat waarschijnlijk
tot een heel goed en breed beeld van de stand van verslaving in Nederland.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik ben blij met dit antwoord. Mijn vraag over gokverslaving was nog iets breder. Het
is ooit zo gegroeid dat met name het Ministerie van Justitie verantwoordelijk is voor
de aanpak, terwijl alle expertise over het aanpakken van verslavingen bij VWS zit.
Er ligt een Kamermotie waarin wordt gezegd: ga nou bekijken of het niet beter bij
VWS kan worden neergelegd. In eerste termijn vroeg ik dus of de Staatssecretaris dat
nu ook gaat doen.
Staatssecretaris Van Ooijen:
We kijken nog even heel goed op welke manier dit mogelijk is. Wat het ingewikkeld
maakt, is dat Justitie en Veiligheid natuurlijk zelfstandig verantwoordelijk is voor
het kansspelbeleid en daarmee ook voor de preventie van kansspelverslavingen. Dat
is zijn stelselverantwoordelijkheid. Maar wij, VWS, zijn verantwoordelijk voor het
beleid voor verslavingszorg en verslavingspreventie. Kortom, wij bekijken dus breed
vanuit onze gezamenlijke verantwoordelijkheid hoe we hier zo goed mogelijk invulling
aan kunnen geven. Het is alleen onmogelijk om het helemaal naar VWS te trekken of
om te stellen dat alleen VenJ hiervoor aan de lat staat.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar dan beluister ik het antwoord toch wel zo dat waar ik in het verleden weleens
meemaakte dat de inzet van veel hardwerkende ambtenaren bij VWS, vergeef me, minder
existent was in de aanpak van gokverslavingen, maar dat ik daar echt volle betrokkenheid
op zie, juist ook omdat we het aantal probleemgokkers zien toenemen. Ik vind het dus
echt belangrijk dat die expertise wordt gebruikt, omdat zo veel jongeren hier gewoon
klem op lopen. Het is een veelal verborgen verslaving.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Even heel specifiek. Wij vragen dus ook de nationaal rapporteur om te adviseren over
gokverslaving. Omdat wij die verantwoordelijkheid invullen, zie je ook al dat die
verantwoordelijkheid bij VWS genomen wordt. Wat we daarin kunnen doen, is dat we dan
ook in gezamenlijkheid met Justitie verdere maatregelen zullen nemen. Maar het is
onmogelijk om het op één plek te beleggen. Het zal altijd in interdepartementale afstemming
moeten. Dat blijft.
Dan de vraag van mevrouw Kuik over het nationaal programma kanker, conform de aangenomen
moties van het CDA hierover. Er is inderdaad opgeroepen tot het instellen van een
nationaal programma kanker. Onder de vorige Minister van VWS is verkend wat de nieuwe
landelijke aanpak tegen kanker toevoegt aan de verschillende initiatieven die al lopen,
zoals passende zorg voor mensen met kanker en de Taskforce Oncologie. We nemen de
uitkomst hiervan mee in de mogelijkheden die er met de extra middelen voor de aanpak
en het onderzoek naar de preventie van kanker, obesitas en alzheimer gecreëerd zijn
in het coalitieakkoord. Rond Prinsjesdag kom ik met een voorstel over de besteding
van het budget voor de preventie van de genoemde volksziektes.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Laat ik hier direct maar op interrumperen, want het verzoek was om samen met KWF Kankerbestrijding
dat nationaal actieplan tegen kanker op te stellen. Dat is de opdracht. Mijn vraag
is: hoever staat het daar nu mee? Zijn daar überhaupt stappen in gezet, of niet? De
Staatssecretaris zegt: met Prinsjesdag ziet u meer. Maar ik mag toch hopen dat er
ondertussen wel een update is, want dit was februari vorig jaar.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Er is zeker gekeken naar wat een nationale aanpak zou kunnen toevoegen. We hebben
ook bekeken wat er al loopt en wat je aan versterking kunt toevoegen. Waarom ik het
koppel aan Prinsjesdag, is natuurlijk omdat er ook met de middelen in het coalitieakkoord
een mogelijkheid is om dat akkoord verder uit te werken en ook van budgetten te voorzien.
Dus nee, er is zeker werk gemaakt van de uitvoering van het actieplan. Met Prinsjesdag
krijgt u eigenlijk het eindproduct, voor zover dat dan gevorderd is als eindproduct.
Dan krijgt u het terug en dan ziet u dus ook wat we precies gaan doen en hoe dat ter
aanvulling is op de bestaande initiatieven.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik zou graag wel vóór die tijd echt even een stand-van-zakenbrief willen hebben. Ik
vind dat het heel lang duurt voordat ik er daadwerkelijk weer wat over hoor. Er is
schijnbaar al wat gebeurd. Kan de Staatssecretaris toezeggen om er schriftelijk op
terug te komen in een brief?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik ben nooit te beroerd om u een stand-van-zakenbrief toe te zeggen, dus dat is geen
probleem. Ik vraag me alleen wel af of het dan niet toch een klein beetje te veel
naar elkaar toe gaat lopen, want dan gaan we eigenlijk ook al waarschijnlijk iets
zeggen over hoe het actieplan eruit komt te zien. Dan kom je toch ook wel weer op
de middelen uit. Ik vraag me dus wel af wat het precies toevoegt. Dan zou ik willen
zeggen: laten we dan proberen dat moment van Prinsjesdag te combineren met uw stand-van-zakenbrief.
Anders krijgen we twee brieven heel kort na elkaar. Dat lijkt me niet zo heel zinvol.
Mevrouw Kuik (CDA):
Het klonk zo goed toen de Staatssecretaris begon met de toezegging, maar toen werd
het eigenlijk geen toezegging meer. Mijn vraag blijft wel echt gericht op voor die
tijd, want ik vind Prinsjesdag te laat. We hebben op 1 februari deze motie ingediend
en die werd breed gesteund. Er lagen ook al wel plannen vanuit het KWF, dus volgens
mij kan die stand van zaken eerder gegeven worden. Graag wil ik dat de toezegging
daarop gericht is.
De voorzitter:
De Staatssecretaris heeft het over Prinsjesdag. Het is nu maart en u wilt ’m eerder.
Ik neem dus aan ergens in juni? Voor de zomer? Ik kijk naar de Staatssecretaris of
dat mogelijk is.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik zeg het met liefde toe, maar ik hoop dan wel dat ik u niet teleurstel. Het kan
best weleens heel procedureel worden. De stand van zaken over wat we gedaan hebben
is natuurlijk altijd ... Ik doe het graag. Ik zal ervoor waken dat u goed zicht heeft
op het proces, maar het echte moment komt toch met Prinsjesdag, als we de invulling
geven van het actieplan. Zie het als een voorgerecht, zou ik willen zeggen. Het hoofdgerecht
komt toch echt iets later.
Voorzitter. Daarmee hoop ik toch naar de volgende vraag, ook van de CDA-fractie, te
mogen gaan, namelijk die over het hokjesdenken. Ik moest meteen aan De Hokjesman denken
toen ik uw vraag hoorde. Ik deel inderdaad met u dat we echt integraal moeten kijken
naar gezondheid. Daarom bekijk ik ook echt in de volle breedte van de departementen
hoe daar de betrokkenheid is en hoe we kunnen samenwerken. Ik heb al even wat gezegd
over mentale gezondheid en de Ministers van OCW. Ook heb ik al iets gezegd over gezondheid
en werk en het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en uiteindelijk natuurlijk
ook over de groene en gezonde leefomgeving met LNV en bijvoorbeeld IenW. Kortom: op
verschillende onderwerpen zullen we inderdaad ook echt in de volle breedte moeten
kijken naar de samenhang en de versterking.
Dan lachgas. Goed dat u ernaar vraagt. De regering streeft er namelijk naar dat het
verbod zo snel mogelijk in werking treedt. Tijdens de voorhangprocedure, afgelopen
najaar, heeft uw Kamer verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten in de voortgang
van het traject. Dat betekent dat het nu stilligt. Dat is dus een wens van de Kamer.
Uw Kamer heeft namelijk tijdens de voorhangprocedure een verslag van een schriftelijk
overleg aangevraagd en daarna een nader verslag van een schriftelijk overleg. De beantwoording
van dat laatste wordt nu voorbereid. Zodra uw Kamer van mening is dat het voorstel
voldoende behandeld is, zal het traject spoedig kunnen worden vervolgd.
Mevrouw Kuik (CDA):
Zo veel vragen waren er niet. Er was vooral één fractie die vragen had. Kom op, dit
moet toch snel kunnen, zou ik zeggen? Volgende week moet dit toch klaar zijn en dan
moeten we het toch kunnen behandelen?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Wij doen dit zo spoedig mogelijk. Laat daarover geen enkele twijfel bestaan. Dat kan
ik eigenlijk zeggen. Maar er zitten wel een aantal processtappen in waar – laat ik
het toch zo zeggen – het kabinet niet altijd invloed op heeft gehad. Wat kan het kabinet
dus doen om zo snel mogelijk aan de vraag te beantwoorden? Dat zullen we doen, maar
het is ook aan de Kamer om de voortgang te bewaken van de stappen die ertussen zitten,
die uiteindelijk ook te maken hebben met de behandeling hier in de Kamer.
Dan een vraag van de PVV, over de verantwoordelijkheid van ouders. Ik erken inderdaad
zeer dat ouders verantwoordelijk zijn voor het maken van gezamenlijke keuzes, maar
tegelijkertijd moeten we ouders soms ook steunen om die verantwoordelijkheid waar
te kunnen maken. Als experts zeggen dat in de voedselomgeving juist ook de sleutel
ligt voor gezond gedrag, dan kunnen we ouders juist een steun in de rug geven in plaats
van hen te dwarsbomen.
Dan een campagne. U vroeg over voorlichting. Wat gaan we doen op het campagnegebied?
Onderdeel van de inzet op een gezonde leefstijl is bewustwording en stimulering, om
een eerste stap te zetten naar een gezonde leefstijl. Dat is waar de campagne Fit
op jouw manier zich dan ook op richt. Het is belangrijk voor mensen om te weten dat
ze al met kleine veranderingen in hun leefstijl hun gezondheid kunnen verbeteren.
Voor 2022, dit jaar, is de inzet om vooral gebruik te maken van lopende campagnes
en om ze zo breed mogelijk onder de aandacht te brengen. Vanaf 2023 en verder wordt
bekeken hoe we verdergaan met alle campagnes op het gebied van leefstijl, inderdaad
dan ook in combinatie met de andere maatregelen die we in gang zetten.
Dan vroeg u ook naar de actuele cijfers over gezondheidsverschillen. Die heb ik hier
nog even bij de hand. De verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden, praktisch en
theoretisch opgeleiden, zijn 4,4 jaar wat betreft levensverwachting en 14,3 jaar wat
betreft een goede, ervaren gezondheid. Ik zou zeggen: dat is nogal heftig.
Dan gezondheidsverschillen en politiek leiderschap. Er zijn mensen met financiële
achterstanden. Zij kijken niet naar preventie. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen
dat deze mensen, als ze dat willen, ook gezonde keuzes kunnen maken? En inderdaad:
speelt bestaanszekerheid een rol? Het speelt een belangrijke rol bij gezondheidsverschillen.
Onder andere werk ik daarbij aan de GIDS-aanpak, de Gezond in de Stad-aanpak, waarin
lokale gemeenten zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen om die verschillen te reduceren,
want zij hebben daar vaak het beste zicht op. Op dit vlak waren er ook vragen van
mevrouw Van der Plas van de BoerBurgerBeweging over de gezamenlijke aanpak met SZW.
Daar heb ik op gereflecteerd. Zij zullen zeker betrokken worden bij verschillende
onderwerpen binnen het Preventieakkoord.
Dan vroeg de PvdA over gezondheidsverschillen. U vroeg naar een domeinoverstijgende
aanpak, zodat we inderdaad kijken naar alle domeinen en ons niet alleen blindstaren
op bijvoorbeeld voedingsaspecten. We kijken inderdaad naar die brede aanpak. Juist
daarom is de gezonde leefomgeving zo van belang. Iemand noemde ook nog het onderzoek
van Pointer. Het blijkt ook maar weer dat die gezonde leefomgeving zich ook voordoet
in bepaalde gebieden waar meer mensen wonen die het financieel wat minder hebben.
Dan het IJslandse model van de Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
U moet, denk ik, nog even terug naar het vorige antwoord. Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Er zat nog een aanvullende vraag bij. Ik had de vraag gesteld: wat is uw doorzettingsmacht
om voor dat interdepartementale en integrale beleid te gaan als Staatssecretaris?
Ook heb ik de suggestie gedaan om te kijken of je, nadat je met meerdere departementen
hebt gesproken en de koppelkansen van meerdere preventieve maatregelen in beeld hebt
gebracht, kan besluiten – dat was mijn suggestie in mijn bijdrage – of je bijvoorbeeld
gemeenten een preventiebudget geeft, zodat ze dat zelf kunnen invullen. Dan heb je
dat in plaats van al die versnipperingen van ZonMw en al die losse projecten waar
ze wel en niet aan mogen meedoen. Ik hoop dat u ook daar een antwoord op geeft.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Als het gaat om de doorzettingsmacht rond preventie heb ik in ieder geval geconstateerd
dat de bereidheid om stappen te zetten heel groot is, ook bij alle collega's binnen
het kabinet die daarover gesproken hebben, en ook bij gemeenten en breder in de samenleving.
Het gaat echt om urgente thema's die breed in de samenleving zo ervaren worden. Ik
begon het debat er ook mee dat die breed ervaren worden. Ik denk dat we in gezamenlijkheid
verder komen dan door vast te stellen wie nu eigenlijk in the end de beslissingen
neemt. Soms is het ook zo dat we samen echt verder komen, in plaats van door vooraf
aan te wijzen hoe de machtsverhouding in elkaar steekt.
Dan het preventiebudget. Daarvan heb ik al eerder toegezegd dat wij kijken op welke
manier de preventiedoelstellingen in de wet verankerd kunnen worden. We kunnen natuurlijk
ook kijken op welke manier het zich financieel tussen gemeenten en verzekeraars vertaalt
en wat het betekent in de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Daar zou
ik het dus graag aan willen koppelen.
Dan het IJslandse model. We staan nog in de pioniersfase van het IJslandse model in
Nederland. We hebben op dit moment, dacht ik, zo'n tien gemeenten die pionieren met
het IJslandse model. Het is een heel bijzondere en krachtige aanpak. We zoeken ook
naar mogelijkheden om die olievlek groter te maken en meer gemeenten te laten pionieren.
Maar het is een aanpak die echt helemaal tot in de haarvaten van de samenleving ingrijpt,
dus even uitrollen zit er niet in. Het zal op gemeentelijk niveau breed gedragen moeten
worden door partners, voordat je echt met het IJslandse model tot in de haarvaten
van de samenleving doordringt.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Voorzitter, mag ik ...
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen, mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik weet niet of het mag, maar ik wil de Staatssecretaris vragen om een toezegging
te doen om met een evaluatie te komen na die pilot, zodat we daar ook kennis van kunnen
nemen.
De voorzitter:
Ik snap dat u dat wil vragen, maar misschien kunt u dat bewaren voor de tweede termijn.
Staatssecretaris Van Ooijen:
We komen zeker terug op het IJslandse model, laat ik het even zo zeggen.
De fractie van mevrouw Den Haan vroeg naar de gezondheidsbevordering thuis en de combinatie
met de bevolkingsonderzoeken. Ik wil hier graag verwijzen naar mijn eerdere toezegging
over leefstijlgeneeskunde. Dat is een van de speerpunten bij het verder brengen van
preventie in het zorgstelsel. Via ZonMw zijn er tien onderzoeksconsortia gefinancierd
over het thema leefstijlgeneeskunde, waarvan één zich richt op het opzetten van een
leefstijlloket in twee ziekenhuizen. De kosteneffectiviteit van dit leefstijlloket
wordt getoetst bij twee verschillende patiëntenpopulaties: bij patiënten met hart-
en vaatziekten en bij patiënten met artrose. Om de beweging naar meer leefstijlgeneeskunde
meer kracht bij te zetten, heeft VWS samen met het Zorginstituut en de NZa een actieplan
opgesteld. Over dit actieplan krijgt u voor de zomer meer informatie.
U vroeg ook: waarom kunnen GGD-medewerkers die nu worden ingezet in teststraten en
op vaccinatielocaties niet ingezet worden op leefstijl? Het is een interessante gedachte,
maar het zomaar overplaatsen van personeel is ook weer niet zo praktisch haalbaar.
Niet iedereen heeft bijvoorbeeld de benodigde kwalificaties. Bovendien is het personeel
niet allemaal in vaste dienst of structureel beschikbaar.
Dan vroeg u naar suïcides onder de groep 65-plussers. Suïcidepreventie is inderdaad
een ontzettend belangrijk onderwerp. Ik ben zelf niet zo lang geleden bij 113 op bezoek
geweest. Er gebeurt veel op dit onderwerp. Ze doen buitengewoon goed werk. Als het
gaat om suïcide in algemene zin zijn er natuurlijk nog meer dingen die gebeuren, bijvoorbeeld
de aanpak Eén tegen eenzaamheid, waar ouderen een specifieke plek in hebben. Maar
er is ook een integrale netwerkaanpak, om samen met partners binnen en buiten de zorg
te kijken naar wat we kunnen doen aan het verminderen van suïcidepogingen en het aantal
suïcides zelf.
Ten slotte vroeg de voorzitter naar de preventie van beroertes. U vroeg naar mijn
specifieke inzet ten aanzien van deze behandeling. Artsen doen aan preventie van de
aandoening op basis van de CVRM-richtlijn. Dat is de aanpak die zij kiezen. Ik vind
het aan de beroepsgroep om te bepalen in hoeverre het gebruik van medicatie daarbij
gepast is. Ik wil wat bescheiden zijn om vanuit het ministerie of als Staatssecretaris
richtlijnen mee te geven.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Het waren er een
heleboel. Ik kijk naar mijn collega's om te zien of er behoefte is aan een tweede
termijn. Ik denk dat dat het geval is.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Mag ik een punt van orde maken om te kijken of we in de tweede termijn iets ruimhartiger
zouden kunnen zijn? Ik heb namelijk een paar vragen die ik niet in een interruptie
heb gesteld, maar die ik wel nog graag in de tweede termijn zou willen stellen.
De voorzitter:
U heeft in principe 1 minuut 20. Zullen we daar 2 minuten per fractie van maken?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dat lijkt me prima, als dat genoeg is.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik heb hierna nog een debat, dus het zou wel fijn zijn als we gewoon binnen de tijd
blijven. Volgens mij is er door de voorzitter ook ruimhartig omgegaan met interrupties.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Nou, volgens mij niet.
De voorzitter:
Binnen de tijd is tot 19.00 uur, want dit debat stond tot 19.00 uur gepland. Dat halen
we ruimschoots, denk ik. Het lijkt me dus goed om nu te zeggen: we doen 2 minuten.
Mocht het dan zo zijn dat er echt nog iets heel dringends is, dan denk ik dat daar
ook best ruimte voor is. Het staat u natuurlijk vrij om weg te gaan op het moment
dat u dat nodig vindt. Dan geef ik nu als eerste het woord aan mevrouw Van Esch voor
de tweede termijn.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Ik wil meteen even procedureel het tweeminutendebat aanvragen.
Dan hebben we dat meteen gedaan en kunnen we daar niet meer om strijden met elkaar.
Ik heb nog een aantal vragen, waaronder een vraag over de NAPV, de productverbetering.
Er werd gesproken over een verdere verbetering van de monitoring. Ik ben wel benieuwd
wat dat specifiek inhoudt. Komt er dan een jaarlijkse onafhankelijke monitoring aan?
Hoe ziet de Staatssecretaris dat voor zich?
Toch nog even over de blurring: ik vind het opmerkelijk dat er eigenlijk een soort
blurring wordt ingevoerd terwijl je zo min mogelijk alcoholschade wil. Als ik het
uitspreek, vind ik het al bizar, ook omdat de Staatssecretaris eigenlijk zegt dat
het drinken van alcohol zo normaal en breed geaccepteerd is en dat dat juist zou moeten
veranderen. Blurring doet precies het tegenovergestelde. Ik blijf er dus bij dat ik
het een bizarre gang van zaken vind, ook van deze Staatssecretaris. Hij zou er juist
op moeten inzetten om dat te veranderen. Blurring doet precies het tegenovergestelde.
Dat verbaast mij ten zeerste.
Ik heb de afgelopen jaren al een aantal moties ingediend op een aantal onderwerpen
die vandaag aan de orde zijn gesteld, ook door mijzelf. Die heb ik aangehouden; dat
deed ik toentertijd ook op advies van oud-Staatssecretaris Blokhuis. Het gaat onder
andere over kindermarketing. Ik ga kijken of we de motie van de heer Hijink en mezelf
van een tijdje geleden opnieuw in stemming zullen brengen. Die gaat ook over het verlagen
van de btw op groente en fruit. Ik snap dat daarnaar gekeken wordt, maar ik denk dat
haast daarbij echt essentieel is.
Mijn laatste punt kan over niets anders gaan dan over het vastleggen en de verankering
van die wettelijke doelen, die wat ons betreft essentieel zijn. Niet alleen wij zeggen
dat, maar wetenschappers, artsen en gezondheidsorganisaties zeggen allemaal dat dit
essentieel is om verder te komen. Ik blijf er dus bij. De laatste vraag die ik stel,
is: waarom zou het vastleggen van prestatieafspraken geen middel zijn om te komen
tot de verbeterstappen die we nodig hebben? Dat snap ik niet zo goed. Waarom zouden
al die artsen, wetenschappers en gezondheidsorganisaties die hier zo op drukken het
dan onjuist hebben?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Meneer Heerema van de VVD.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank. Ik ben tevreden over de antwoorden die de Staatssecretaris mij gegeven
heeft. Ik word daar enthousiast van. Ik kijk ook echt uit naar zijn reactie naar aanleiding
van het contact dat hij met de Minister van PO en VO gaat hebben over de rijke schooldag
en de rol van de sportvereniging daarin. Ik zie er echt de meerwaarde van in als wij
daarmee alle kinderen een veel prettigere ervaring met sport kunnen laten beleven
en dat zij daardoor veel langer in de sport kunnen blijven hangen.
Ik heb wel één vraag. De staatsecretaris gaf aan dat voor sport en bewegen de inzet
is dat 75% de beweegrichtlijn haalt. Volgens mij is dat een Sportakkoordafspraak.
Volgens mij zou het zo moeten zijn dat wij sport en bewegen bij het Preventieakkoord
inzetten als middel tegen overgewicht. Dat is echt een andere doelstelling. Daarover
ging mijn interruptiedebat met mevrouw Van der Laan. Dat zijn twee verschillende entiteiten,
namelijk sport en bewegen als doel en sport en bewegen als middel. In het Preventieakkoord
zijn dat nu eenmaal andere rollen. Ik zou het echt zonde vinden als we die te veel
met elkaar gaan vermengen.
Dan heb ik nog één vraag, over de btw-verlaging op groente en fruit. Ik zou het heel
zonde vinden als we daar lang mee wachten omdat we met een definitiekwestie zitten
in het grijze gebied. Als je de supermarkt in loopt, weet iedereen dat een appel,
een peer, een banaan, sla, komkommer en groente die daaromheen ligt, daar gewoon toe
behoort. Ja, er zal een definitiekwestie zijn in het grijze gebied. Wellicht kunt
u het in twee tranches doen; ik heb geen idee. Maar dat zou ik wel interessant vinden.
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
Een halve minuut.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
O, dat ga ik redden. Dan nog een laatste vraag over de leefstijlbrief van vrijdag
en de fastfoodban waarover we vragen gesteld hebben. In het Food-EPI-rapport staat
op pagina 26–28: «Beleidsacties voor de Nederlandse rijksoverheid voor het creëren
van een gezonde voedselomgeving in Nederland, aanbevolen door het expertpanel en weergegeven
in een volgorde van rangschikking op een combinatie van relevantie en haalbaarheid.»
Juridische maatregelen om het voedselverbod in gemeenten te verbeteren staat hier
vrij laag, op plek vijftien; we hebben het er al kort in een interruptiedebat over
gehad. Waarom overweegt de Staatssecretaris dan toch om deze maatregel te nemen, helemaal
aangezien het verlagen van de btw op groente en fruit op plek vijf staat? Dat is een
veel haalbaarder en effectiever middel om mee aan de slag te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heerema. Mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de Staatssecretaris voor zijn beantwoording en
voor zijn inzet om nog heel veel te bereiken. Er is nog heel veel aangekondigd, dus
we gaan hier nog heel vaak een debat over hebben, hoop ik. Maar ik hoop vooral te
zien dat we inderdaad bijdragen aan de gezondheid van zoveel mensen, in het bijzonder
de mensen die het al lastig genoeg hebben in Nederland. Ik dank de Staatssecretaris
voor de toezegging dat er voor de zomer een plan van aanpak komt ten aanzien van de
mentale gezondheid. Dat is de vierde pijler in het nationaal actieplan. Ik hoop dan
ook dat er een verbinding is met de andere doelen die we hebben rondom het Nationaal
Preventieakkoord.
Sorry, voorzitter, ik ben toe aan koffie, maar dat komt straks. Over verslaving gesproken:
daar ga ik nu naartoe. Dan gaat het over kansspelverslaving; daar heb ik gelukkig
geen last van. De Staatssecretaris heeft heel goed geschetst wat het evenwicht is
tussen VWS en Justitie. Maar het gaat mij erom dat het Ministerie van VWS er geëigend
voor is om goed preventiebeleid te voeren ten aanzien van verslavingen. Er ligt een
Kameruitspraak, een motie, die oproept dat het Ministerie van VWS juist het preventiebeleid
mede vormgeeft. Ik zie dat te weinig. Ik wil dat VWS echt de expertise op dat gebied
benut. Ik moedig de Staatssecretaris dus nog één keer heel erg stevig aan om dat te
gaan doen. Ik hoop dat hij er zo enthousiast over spreekt dat ik dan ook niet meer
over moties hoef na te denken.
Voorzitter. Mijn laatste punt ziet op het berekenen van de winst ten aanzien van preventiemaatregelen
in financiële zin, als het gaat om het CPB en het CBS. De Staatssecretaris zei: ik
ga daarover het gesprek aan en kom voor het einde van dit jaar terug om te vertellen
hoe dat gesprek gegaan is. Dat vind ik wel erg langzaam. Ik denk erover of ik zelf
manieren zie om dat te versnellen. Maar mocht hij in de tussentijd mogelijkheden zien
om bijvoorbeeld een eerste bevinding te geven voor Prinsjesdag, dan zou dat zeer welkom
zijn. Overigens ben ik van mening dat het heel hard nodig is dat het aantal verkooppunten
van tabak verder wordt verminderd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ook allereerst dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Nog
even over hokjes. We hebben het over aangeleerd gedrag. Kan de Staatssecretaris er
nog even op ingaan dat roken, overmatig alcoholgebruik, voedsel en drugs wel bij elkaar
worden gepakt en dat dat niet alleen maar losse tafels zullen zijn, maar dat er een
integraal plan voor is? Want het is één mens. Je behandelt dat niet in allemaal verschillende
hokjes. Het is hetzelfde veranderproces dat nodig is.
Voorzitter. Dank voor de toezegging rond het nationaal actieplan kanker. Ik zie de
brief tegemoet.
We hopen de lachgaswet ook zo snel mogelijk te kunnen behandelen.
Voorzitter, tot slot. Tabak hoort niet in een super waar levensmiddelen worden verkocht.
Juist ook in de regio willen we inzetten op een betere gezondheid, waarbij we tabak
willen uitbannen en een rookvrije generatie willen bereiken.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van der Laan van D66.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil uiteraard de Staatssecretaris bedanken voor zijn
beantwoording. Het is goed om te horen dat u ambitieus bent en dat u met ons de doelstellingen
uit het Preventieakkoord, al dan niet aangescherpt, wil verzilveren. Qua productverbetering
verwacht ik echt nog wel stappen. Ik ben nog niet helemaal overtuigd in hoeverre bindende
afspraken worden gekoppeld aan meer mogelijkheden voor bijvoorbeeld supermarkten om
hierover te communiceren. Als we het doen – we gaan het ook doen – dan moeten we het
ook goed doen en dan moeten onze intenties ook impact hebben.
Daarnaast wil ik toch nog even stilstaan bij de Nutri-Score, want het veld staat er
gewoon om te springen. Ik heb goed naar de Staatssecretaris geluisterd. U geeft twee
dingen aan. Het eerste punt is dat het tijdpad richting het najaar, het einde van
het jaar is. Het tweede punt is dat u afhankelijk bent van derden. Ik ben het met
u eens dat het wetenschappelijk onderbouwd moet zijn; dat is evident. Maar u bent
de Staatssecretaris. U bent toch wel iemand die invloed heeft, dus ik wil u toch vragen
wat u vanuit uw positie kunt doen om dit proces te versnellen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Westerveld van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Luisterend naar dit debat, naar de inbreng van mij en de collega's
en naar de antwoorden van de Staatssecretaris, kunnen we volgens mij met elkaar constateren
dat alle intenties goed zijn, dat we allemaal willen dat iedereen meer toegang krijgt
tot gezond voedsel en tot meer bewegen. Maar er is natuurlijk ook actie nodig. Ik
hoor de Staatssecretaris ons allerlei brieven beloven. Er komen ook nieuwe richtlijnen
en hij gaat overleggen. Dat is ook allemaal goed, maar ik zou hem wel willen vragen
om in de brieven die hij ons stuurt, zo concreet mogelijk te zijn. Dit kabinet heeft
een paar jaar. Het heeft niet zo heel erg lang. Laten wij er dan samen met de Staatssecretaris
voor zorgen dat er deze kabinetsperiode actie komt, zodat de btw op groente en fruit
omlaag gaat, zodat er richtlijnen komen omtrent het aanbieden van gezond eten in verschillende
verzorgingstehuizen, in huizen waar gehandicapte mensen wonen en in gesloten jeugdzorg,
om een paar voorbeelden te noemen. Ik wil de Staatssecretaris dus vooral oproepen
tot actie.
Voorzitter, nog een afsluitende opmerking. Er kan ook heel erg veel als we onze steden,
onze gemeenten, anders inrichten. Ik noem een concreet voorbeeld. Ik ben gemeenteraadslid
geweest in Nijmegen. Daar is op een gegeven moment besloten om veel meer te investeren
in fietspaden. Dat heeft er concreet toe geleid dat er meer mensen met de fiets naar
het centrum komen en de auto laten staan. Dat kun je ook meten. Zo willen we natuurlijk
onze verschillende gemeenten verder gaan inrichten. Dat kan ook. Ik zou het heel goed
vinden als de Staatssecretaris daarover in overleg treedt.
Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat ik blij ben dat we eerder klaar zijn,
want dat betekent ook dat ik vanavond nog kan sporten. In het kader van dit debat
over leefstijlpreventie is het een heel goed voornemen om dat straks te gaan doen.
De voorzitter:
Heel belangrijk, mevrouw Westerveld. Het woord is aan mevrouw Maeijer van de Partij
voor de Vrijheid.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank. Bij dat laatste sluit ik mij aan.
Voorzitter. Ik heb nog twee punten. Ik stipte in mijn eerste termijn ook aan dat steeds
meer mensen echt grote moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Die mensen
hebben niet de luxe om hun boodschappenkar vol te laden met allerlei gezonde producten.
Zij maken zich druk of ze aan het eind van de maand de huur en de energierekening
wel kunnen betalen. Dus nogmaals mijn vraag: wat gaat het kabinet nou concreet doen
om ervoor te zorgen dat ook die mensen – als ze dat willen, want het blijft hun eigen
keuze om te kiezen voor gezond of ongezond – financieel de mogelijkheid hebben om
voor gezond te kiezen, om te gaan sporten et cetera?
Dan mijn tweede punt. Wij zien een heel belangrijke taak in voorlichting in plaats
van in het verbieden van allerlei dingen en het verhogen van de prijzen. De Staatssecretaris
gaf aan dat er dit jaar wordt ingezet op lopende campagnes. Mijn vraag is: bereiken
die campagnes de doelgroep echt voldoende, met name de mensen die sociaaleconomisch
wat achterblijven?
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Nog even terugkomend op het debat dat we hier hebben gehad en dat zich
bij mij uiteindelijk heeft geconcentreerd op de tabaksverkoop. Ik wil daar eigenlijk
nog iets over zeggen. Ik vind het wel jammer dat als je voor ondernemers opkomt, het
een beetje wordt weggezet alsof je dan zegt: die tabak maakt me allemaal niks uit.
Ik wil wel graag de discussie zuiver voeren, want daar gaat het helemaal niet om.
Ik kijk dan in het bijzonder even naar mevrouw Bikker. De supermarkten verkopen namelijk
ook chips, alcohol en allerlei andere ongezonde producten. Daar gaat het mij niet
om. We hebben het nu over tabak. Dit is gewoon het concrete voorbeeld waar we het
nu over hebben. Als we het over bier, chips of snacks zouden hebben, dan zou ik dat
naar voren brengen. Dan zou ik ook vragen: hoe gaan we dat doen met die ondernemers?
Ik wil helemaal niet dat iedereen aan het roken blijft. Dat heb ik hier enkele keren
expliciet gezegd. Ik wil dat beeld wegnemen. Dat wilde ik er als laatste nog over
zeggen. Ik wil eindigen met de oproep die ik ook in het debat heb gedaan aan de mensen
en zeker aan de jonge kinderen die overwegen om een sigaretje op te steken, omdat
het stoer is: doe het niet, want het kost heel veel geld, het is heel erg ongezond
en heel veel mensen gaan dood door longkanker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat laatste kan ik natuurlijk helemaal onderschrijven. Ik heb geenszins bedoeld om
mevrouw Van der Plas in welk hoekje of vakje dan ook te zetten. Ik heb haar pleidooi
echter zo beluisterd dat ze aangeeft dat winkels, verkooppunten, tabak moeten kunnen
blijven verkopen op het moment dat die verkooppunten anders dicht moeten, omdat ze
aangeven dat ze anders failliet gaan. Zo beluisterde ik haar pleidooi. Daarop heb
ik aangegeven dat ik het erg ongezond vind als een winkel alleen kan overleven op
grond van de tabaksverkoop. Dat betekent dat je telkens opnieuw mensen nodig hebt
die tabak kopen. Dat betekent ook dat jongeren sneller tabak zullen kopen, omdat het
verkooppunt dichterbij is. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken wat volgens mij het
gevolg is van het betoog en het verzoek van mevrouw Van der Plas. Ik strijd helemaal
met haar voor een leefbaar platteland en voor verkooppunten met een buurtfunctie,
maar wat mij betreft zonder tabak.
De voorzitter:
Volgens mij zijn beide standpunten helemaal helder. Ik kijk nog even naar mevrouw
Mutluer voor haar tweede termijn.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben absoluut overtuigd van de intenties van de Staatssecretaris,
maar ik daag hem ook uit om wat lef te tonen en snelheid te maken, want preventie
kan gewoon niet wachten. Ik wacht met smart op de voorstellen van de Staatssecretaris
voor de verankering van de gezondheidsdoelen in de wet en de koppeling daarvan met
die budgetten. Zorg ervoor dat er geen versnippering is. Zorg ervoor dat er ontschot
wordt. Dat pleidooi wil ik nogmaals houden.
In de bijdrage had ik af en toe het gevoel dat de Staatssecretaris hinkt op meerdere
gedachten. Hij was wat terughoudend en voorzichtig met de uitspraken die hij deed
– dat snap ik overigens – maar hij heeft onze steun als hij de handschoen wel oppakt.
Dat geldt enerzijds voor blurring, dat net ook werd genoemd, en anderzijds voor het
kijken hoe je alcoholgebruik kunt verminderen. Daar ligt mijn vraag, want daar voelde
ik wel een discrepantie. De Staatssecretaris zegt: het heeft effect, maar ik ga kleine
stappen nemen. In de Scandinavische landen zie je echt een effect. Misschien kan hij
iets meer uitweiden over de maatregelen die hij gaat treffen en de acties die hij
gaat ondernemen.
Mijn tweede vraag gaat over het antwoord ten aanzien van de suikertaks. Ik vraag me
af welke rol de Staatssecretaris voor de industrie ziet in de vormgeving van die taks.
We hebben in het verleden gezien dat de lobby van de alcoholindustrie veel invloed
had op de alcoholpreventie. Daar maken we ons wel zorgen over.
Tot slot dat IJslandse model. Daar komen alle ambities van de Staatssecretaris in
terug, namelijk dat kinderen na school gaan sporten, aan dagbesteding doen, geen alcohol
gebruiken en niet gaan roken. Ik hoop dat de Staatssecretaris inderdaad die tien gemeenten
kan uitbreiden naar meer en dat hij ons op korte termijn, dit jaar nog, informeert
over de stand van zaken, zodat we daar ook een besluit over kunnen nemen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mutluer. Ik draag het voorzitterschap even over aan mevrouw Van
Esch.
Voorzitter: Van Esch
De voorzitter:
Last but not least mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel. Staatssecretaris, dank voor de antwoorden. Ik had toch nog twee opmerkingen.
Voor de mentale gezondheid van ouderen verwijst u naar een aantal programma's, waaronder
bijvoorbeeld Eén tegen eenzaamheid. Ik heb gelezen dat dat programma vrij versnipperd
is en dat het weinig effect heeft. Nu is eenzaamheid een van de oorzaken waardoor
de mentale gezondheid van ouderen niet goed is. Maar u weet ook als geen ander dat
eenzaamheid in de taboesfeer ligt. Ik zou het daarom toch heel fijn vinden dat u een
tandje bijzet bij die mentale gezondheid. Ik vraag dat zeker ook, omdat u net als
ik bij 113 Zelfmoordpreventie bent geweest en weet dat een derde van de geslaagde
suïcides ouderen zijn.
De beroertepreventie. 110 mensen per dag vind ik echt heel veel. U geeft aan dat het
voornamelijk aan de beroepsgroep is. Ik ben het daar niet helemaal mee eens, want
het is ook uw verantwoordelijkheid om gezondheidswinst te boeken voor mensen. Het
is verder ook uw verantwoordelijkheid als Staatssecretaris van VWS om kosten te besparen
en ik denk dat hier echt heel veel kosten te besparen zijn. Maar als u vindt dat het
aan de beroepsgroep is, dan zou ik het erg op prijs stellen dat u hierover het gesprek
met haar aan zou gaan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Voorzitter, dan geef ik het stokje weer aan u terug.
Voorzitter: Den Haan
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb met de Staatssecretaris afgesproken dat we vijf minuten schorsen
voordat we overgaan tot de beantwoording van de vragen in tweede termijn.
De vergadering wordt van 17.52 uur tot 18.00 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met de vergadering en ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor
de antwoorden in de tweede termijn.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb veel leden van uw Kamer mij horen manen tot snelheid.
Dat lijkt me heel goed. Wij gaan ons best doen. Dat past wat mij betreft ook mooi
bij het onderwerp; bij sporten en bewegen gaat het ook vaak om snelheid, bijvoorbeeld
om snelheid van handelen. We gaan ook wat betreft preventie inzetten op snelheid.
Tegelijkertijd zeg ik erbij: het moet ook goed en zorgvuldig. Dat is wel de andere
kant van deze medaille. En het moet ook concreet. Dat heb ik ook goed gehoord.
Ik heb nog een aantal vragen openstaan in de tweede termijn.
Mevrouw Van Esch vroeg: hoe gaat de monitoring van de aanpak van productverbetering
er dan precies uitzien? Het RIVM gaat die monitoring op zich nemen en gaat de samenstelling
van bewerkte producten om de twee jaar monitoren. Deze cyclus geeft ook een goede
mogelijkheid om bij te sturen. Productverbetering kost tijd. Niet alle producten kunnen
tegelijk worden geherformuleerd. Veel bedrijven hebben ook zo'n tweejaarlijkse of
driejaarlijkse cyclus van herformulering, maar naast de RIVM-monitoring zal ik ook
tussentijdse evaluaties uitvoeren en per productgroep analyseren of bepaalde reductiestappen
haalbaar zijn en hoe deze gestimuleerd kunnen worden.
Dan had ik van de VVD nog twee vragen staan, ook nog eentje uit de eerste termijn,
namelijk over het uitzonderen van mineraalwater. Hoe dat precies zit, is als volgt.
Mineraalwaters worden inderdaad uitgezonderd, alleen doen we dat per 2024 terwijl
de belasting al ingaat per 2023. Daar zit dus even de spraakverwarring in. Vanwege
de uitvoerbaarheid is het niet haalbaar om dat meteen in 2023 te regelen. Dát is dus
wel een reparatie die we in 2024 organiseren.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Mag ik dan een bijna technische vraag stellen? Als u het kunt repareren voor mineraalwater,
waarom kunt u het dan niet repareren voor alcoholvrij bier?
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dat zal in de techniek zitten, schat ik in. Het is inderdaad een technische vraag.
Ik schat in dat het vanwege de definiëring wel haalbaar is om mineraalwaters uit te
zonderen en 0.0 niet. Laat ik u echter toezeggen dat wij ook de 0.0 meenemen als het
wel kan. Daar kom ik op terug, maar als het kan, dan zou dat natuurlijk uitstekend
zijn.
Dan vroeg u ook waarom de aangekondigde maatregelen op fastfood nu worden genomen,
aangezien die pas op nummer vijftien staan terwijl bijvoorbeeld btw-verlaging veel
hoger staat. Het gaat mij even om twee dingen op dit vlak. Allereerst gaat het niet
zozeer per definitie om fastfood, maar om die gezonde voedselomgeving. Dat is de insteek
die we kiezen, waarbij wij nadrukkelijk wettelijke mogelijkheden verkennen om die
gezonde voedselomgeving te bevorderen. We kijken niet naar een fastfoodwet of iets
dergelijks as such. Dat is er wel een klein beetje van gemaakt, maar dat is ook niet
wat de insteek is. We kijken naar een gezonde voedselomgeving; dat is de insteek.
Dan was er nog een andere vraag, over de 75%, namelijk de beweegnorm. Zit die nou
in het Sportakkoord of in het Preventieakkoord en hoe verhouden die zich tot elkaar?
De 75%-norm is onderdeel van het Preventieakkoord. Daarmee zeggen wij ook dat dat
onderdeel wordt van die tafel sport en bewegen, die onderdeel wordt van het Preventieakkoord.
Op lokaal niveau is het natuurlijk heel goed om een verknoping te maken tussen wat
je op preventie doet en sporten. Dan kan het heel goed zijn dat het een gezamenlijk
akkoord is, waarmee je dit als één doelstelling hanteert.
De voorzitter:
De heer Heerema had nog één suggestie aan u gegeven.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, dat waren die twee tranches met betrekking tot de verlaging van de btw. Als we
de supermarkt inlopen weten we namelijk allemaal wat groente en fruit is, maar dan
heb je zo'n grijs gebied waarover we twisten, waardoor het langer duurt.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik heb eigenlijk mee willen nemen in mijn algemene opmerking dat u, de goegemeente,
mij in groten getale aanmoedigt om snel te gaan en vooral niet te wachten. Ik zal
zo snel mogelijk gaan en vooral niet wachten, maar ik heb ook gezegd: zorgvuldigheid
en het in één keer goed doen, zijn hier ook onderdelen van. Dat geldt dus ook hiervoor,
voor de btw op groente en fruit.
Het CDA stelde nog een keer de vraag over die hokjes: het is toch hetzelfde veranderproces
en zie het daarom op dezelfde manier. Ik wil daar eigenlijk een koppeling leggen met
wat de PvdA eerder zei over het IJslandse model, want daar komen al die onderwerpen
natuurlijk ook samen. Je moet inderdaad soms specifiek kijken naar wat je op groente
en fruit doet en wat je wel of niet op lachgas doet. Dan moet je inderdaad echt even
naar de hokjes kijken. Maar in het IJslandse model komen eigenlijk al die hokjes samen
in een aanpak die uiteindelijk gaat over het echt bevorderen van een gezonde leefstijl,
en dan vooral bij jongeren en kinderen.
U vroeg natuurlijk ook naar het actieplan over kanker. We hadden al even het voorgerecht
en het hoofdgerecht genoemd, maar ik wil nog even specifiek benadrukken dat hier natuurlijk
ook de Minister aan zet is. Dat geldt vooral voor het punt van kanker, want daar gaat
de Minister van VWS u ook over informeren. Ik heb het even besproken en we kunnen
u als het lukt in ieder geval voor de zomer informeren over de stand van zaken bij
de inventarisatie. Zover zijn we dan toch met elkaar gekomen.
Mevrouw Bikker zei: het is allemaal leuk die gesprekken met CPB en CBS, maar «voor
het einde van het jaar» duurt me wel heel lang. Dat is ook een vraag om meer snelheid.
Nou, die gesprekken zullen er aanzienlijk eerder zijn. Maar we willen natuurlijk ook
dat ze ergens toe leiden en daarom sprak ik over een iets bredere tijdsmarge. Ik kom
in een van al die door mij aangekondigde brieven wel even terug op wat wij daar in
eerste instantie uit hebben opgehaald en welke mogelijkheden we zien. Ik kom dus eerder
terug op de uitkomst van die gesprekken. Dat zal dan rond de zomer zijn, schat ik
in.
De voorzitter:
Ik hoor de ambtenaar zeggen «na de zomer» en de Staatssecretaris «rond de zomer».
Dus dat is eigenlijk «voor de zomer».
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik reken op uiterlijk Prinsjesdag.
De voorzitter:
Dat is heel coulant.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dat lijkt me prima.
Uw opmerkingen over het evenwicht tussen VWS en JenV heb ik goed gehoord. We kijken
echt naar hoe we alle expertise die bij VWS beschikbaar is, kunnen inzetten om dit
onderwerp aan te pakken.
Mevrouw Van der Laan vroeg naar de Nutri-Score. Ook dat was een vraag om meer snelheid:
wat kunt u nou doen om te versnellen? Hier moet ik toch echt even voorzichtig zijn.
Ik zei al: er zijn derden bezig met hun proces. Dat is een wetenschappelijk comité.
We hebben hem al gevraagd om zo snel als mogelijk bij ons terug te rapporteren. Daarna
moet de Gezondheidsraad er echt zelf specifiek naar kijken en die heeft ook zijn tijd
nodig. Met «het najaar» kondigen we het echt geen maand te vroeg aan, want we hebben
die stappen echt nodig. Als het gaat om die Nutri-Score vind ik ook echt dat de zorgvuldigheid
heel erg belangrijk is, want het ondermijnt het vertrouwen in die score als die net
niet goed staat afgesteld. Ik wil het ook en daarom heb ik al tegen het comité gezegd:
doe dit zo snel als mogelijk. Ik weet dat het veld druk uitoefent om het snel te doen,
maar we moeten hier echt zorgvuldig zijn, want anders ondermijnt het het vertrouwen
in het logo zelf.
Mevrouw Maeijer vroeg nog naar de financiële keuze. «Voor gezond kiezen» en «gaan
sporten» noemde zij als twee voorbeelden. Voor gezond kiezen zou ik toch aan groente
en fruit willen refereren. Ik heb haar verder al toegezegd dat we «gaan sporten» meenemen
in die tafel over sporten en bewegen. Daar zullen we kijken hoe we daarbij de financiële
toegankelijkheid kunnen waarborgen. De twee voorbeelden die zij noemde, zijn beide
echt belegd.
Over de campagne zei u terecht: bereiken de campagnes nu echt de doelgroep of bereiken
die misschien mensen die allang bezig zijn met die gezonde leefstijl? Ik neem dat
gewoon als een vraag mee in mijn eigen werk, want het is terecht dat u daar scherp
op bent. En dat zal ik ook zelf zijn.
U of uw collega Mutluer vroeg naar de suikertaks en de rol van de industrie. Hoe krijgt
die een rol in de vormgeving van de taks? Nou ja, het is in principe iets wat de overheid
doet. Wij zijn als overheid aan zet en wij moeten dat bij de industrie toetsen op
uitvoerbaarheid en werkzaamheid. Maar de overheid neemt hier het voortouw en we gaan
het niet in een cocreatie maken. Maar we moeten natuurlijk wel met hen in gesprek
blijven over de onderwerpen die ik net noemde.
Mevrouw Den Haan had nog twee vragen over de mentale gezondheid van ouderen. U zei,
mevrouw Den Haan, dat Eén tegen eenzaamheid toch niet zo heel veel effect sorteerde.
Dat zou ik willen nuanceren en misschien zelfs wel willen betwisten. Ik denk dat het
programma heel veel lokale coalities heeft opgeleverd en dat heeft daadwerkelijk het
verschil gemaakt voor individuen. Maar het heeft ook een grote maatschappelijke beweging
op gang gebracht om eenzaamheid tegen te gaan. Maar u heeft gelijk over het daadwerkelijk
doordringen op het niveau van «wat betekent het voor je mentale weerbaarheid?» en
over wat het in het ultieme geval betekent voor suïcidepogingen en suïcidepreventie.
Daar is nog altijd een slag te winnen. Dan kom je ook uit bij de haarvaten van zo'n
aanpak. Maar breed maatschappelijk heeft het wel degelijk iets veranderd in de samenleving,
zou ik willen stellen.
Dan vroeg u ook naar het gesprek met de beroepsgroep zelf over het besparen op de
kosten door beroertepreventie. We zijn natuurlijk voortdurend in gesprek met de beroepsgroep
en over de effecten en de financiële effecten kunnen wij met hen het gesprek vervolgen.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Er is als het goed is één vraag blijven liggen van mevrouw Van Esch en ik zie ook
nog de hand van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik had nog gevraagd waarom je geen prestatieafspraken zou vastleggen en in hoeverre
wetenschap, artsen en gezondheidsorganisaties het mis zouden hebben als zij zich juist
wel heel erg richten op het vaststellen en het wettelijk verankeren van die doelen.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik dacht dat ik daarop had gereageerd, ook al in de eerste termijn. Bij het minder
vrijblijvend maken van gezondheidsbevordering, de koppeling ervan met preventiedoelen
en het op dat vlak nadenken over een wettelijke verankering denk ik dat de experts
het juiste pad wijzen. Dat is ook het pad dat ik op wil gaan. Maar over het verankeren
van prestatiedoelen ben ik terughoudender. Die prestatiedoelen doen namelijk geen
recht aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van maatschappij en overheid om te
werken aan die prestatiedoelen. Dan wordt het opeens een overheidsverantwoordelijkheid,
terwijl ik het echt zie als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. En nogmaals, verder
hangt het voor een deel ook echt af van de individuele keuzes die burgers maken. Daardoor
kun je ook niet op dat niveau juridisch afdwingen dat sommige burgers niet meer de
keuze maken die ze nu soms wel maken.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik had nog twee vragen. De eerste had betrekking op de gezondheidsdoelen en de manier
waarop die verankerd zouden worden in de wet. U komt met een voorstel en daarop zou
u in de tweede ronde terugkomen. Dus graag daar een reactie op.
Ik heb verder een vraag gesteld over de verhoging van de accijnzen op alcohol. U gaf
aan dat het wel effect heeft, maar ook dat u kleine stappen gaat nemen. In mijn bijdrage
vroeg ik of u ook openstaat voor verdere stappen en, zo ja, welke dat dan zijn.
Voorzitter, tot slot dat IJslandse model. Ik ga ervan uit dat dat wel in het verslag
terugkomt als een toezegging.
De voorzitter:
De Staatssecretaris heeft de vragen wel beantwoord, maar toen was u net heel even
weg. Maar we hebben nog wat tijd over en ik kijk dus even naar de Staatssecretaris
of hij dat alsnog wil doen.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Op de vraag over de gezondheidsdoelen, de verankering daarvan en de werkwijze komen
we na de zomer terug.
Op de stand van zaken rond het IJslandse model kom ik bij u terug. Dat is inderdaad
een toezegging.
De accijns op alcohol. In de brief die we hebben gestuurd, vooruitlopend op dit debat,
hebben we aangekondigd dat we sowieso terugkomen op de aanpak van alcohol. En dan
komen we ook terug op de vraag over de accijnzen.
De voorzitter:
Goed. Ik denk dat we daarmee aan het einde zijn gekomen van het commissiedebat over
leefstijlpreventie. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen.
Er zijn ook een aantal toezeggingen gedaan en die zal ik nu voorlezen. Er zijn overigens
ook toezeggingen gedaan in eerdere debatten over leefstijlpreventie. Dat zijn er negen
en als het goed is, heeft u die allemaal. Anders kunnen we die alsnog met u delen.
De toezeggingen die vandaag zijn gedaan, luiden als volgt.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de gesprekken over de samenwerking tussen sportverenigingen
en het onderwijs. Dat is een toezegging aan de heer Heerema.
– De Staatssecretaris deelt enkele onderzoeken met mevrouw Van der Plas over de relatie
tussen het aantal verkooppunten en tabaksgebruik.
– De Kamer ontvangt voor de zomer een brief over de stand van zaken rond de uitvoering
van de motie-Kuik c.s. over een nationaal actieplan kanker. Dat is een toezegging
aan mevrouw Kuik.
Staatssecretaris Van Ooijen:
«In overleg met de Minister», zou ik hier graag bij aanvullen.
De voorzitter:
«In overleg met de Minister» zetten we erbij, Staatssecretaris. De vierde toezegging:
– De Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden met betrekking tot het belasten
van alcoholvrij bier versus mineraalwater. Dat is een toezegging aan de heer Heerema.
– De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd over gesprekken met het CBS. Dat is een
toezegging aan mevrouw Bikker.
– De Kamer wordt geïnformeerd over het IJslandse model.
Dan is er een tweeminutendebat aangevraagd. Dat wordt binnenkort gepland.
Rest mij tot slot de Staatssecretaris nogmaals heel erg te danken voor zijn aanwezigheid
en de beantwoording van de vragen. Uiteraard ook dank aan de ambtenaren die de Staatssecretaris
hebben ondersteund. Dank aan mijn collega's voor hun bijdrage. Dank aan mijn fantastische
griffier. Dank aan de collega's van de bodedienst voor hun goede zorgen. En dank voor
het kijken naar dit commissiedebat.
Ik wens u allen een fijne avond.
Sluiting 18.16 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.