Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 10 maart 2022, over Wereldwijde aanpak COVID-19
33 625 Hulp, handel en investeringen
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 334
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 31 maart 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 10 maart 2022 overleg gevoerd
met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
1 maart 2022 inzake update wereldwijde COVID-19-aanpak (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 333).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Smals
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Meijers
Voorzitter: Klink
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Hammelburg, Klink, Kuik, Simons en Thijssen,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 14.03 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij het commissiedebat over de wereldwijde aanpak van COVID-19.
Welkom aan de Minister en aan de ambtenaren voor de ondersteuning.
Namens de Kamer zijn aanwezig mevrouw Kuik van de CDA-fractie, mevrouw Simons van
BIJ1, de heer Hammelburg van D66 en meneer Thijssen van de PvdA of van de PvdA en
GroenLinks. Hij zal straks zelf aangeven hoe het zit. Ik ben Jan Klink, aanwezig namens
de VVD-fractie.
Helaas zijn onze voorzitter en plaatsvervangend voorzitter allebei niet aanwezig.
Ze zijn namelijk woordvoerder op hetzelfde domein en daarover is er op dit moment
ook een debat, dus vandaar dat we het binnen de commissie zelf oplossen.
Ik stel vier minuten spreektijd en drie interrupties voor. We gaan wat mij betreft
het rijtje af, dus dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Dit is ook gelijk het eerste debat dat ik met de Minister heb. Het
is goed om elkaar hier te treffen.
Voorzitter. In juli 2020 hadden wij met deze commissie het eerste debat over de wereldwijde
aanpak van COVID-19. We hebben toen Kamerbreed ingezet op meer solidariteit in de
wereld. We zijn nu bijna twee jaar verder. Na een moeilijke winter hebben we het hier
behoorlijk onder controle, durf ik wel te zeggen. Het is natuurlijk nog maar de vraag
of dat voor de rest van de wereld ook geldt, met een vaccinatiegraad van 9% in lage-inkomenslanden.
In de tussentijd hebben wij hier ook een motie ingediend, die breed gesteund werd,
waarin gevraagd is om een Global Health Strategie uit te werken en in te zetten op
het verbeteren van het mondiale gezondheidssysteem. Dit ook om toekomstige pandemieën
aan te pakken, maar ook vanwege de strijd tegen andere ziekten.
Mijn vragen zullen vooral gaan over wat nu de stand van zaken op verschillende terreinen
is. Maar ik vind ook dat we moeten kijken wat we kunnen leren van de afgelopen twee
jaar. De cijfers die de Minister deelt over onze inzet zijn echt hoopvol. Maar ik
zou wel willen dat we ook de komende tijd de focus houden op de mondiale gezondheidsissues
en dat we die hoog op onze prioriteitenagenda laten staan.
In EU-verband richt de Nederlandse inzet zich op de totstandkoming van een pandemieverdrag,
stelt de Minister. Wat moet ik me precies voorstellen bij zo'n pandemieverdrag? Wat
is dat en wat is de inzet van Nederland? Nederland onderzoekt ook de mogelijkheid
om technische of juridische steun te geven voor de opbouw van een infrastructuur voor
vaccinproductie in Afrika. Hoever staat dat onderzoek en wanneer verwacht de Minister
dat dat afgerond is? Wat kunnen Nederlandse bedrijven hierin betekenen? Is dit bijvoorbeeld
ook ter sprake gekomen bij het rondetafelgesprek met VNO-NCW, waar de Minister aan
refereert?
Het AIV-advies over de kaders voor een Nederlandse Global Health Strategie zal in
april verschijnen. Ik wil een klein voorschot nemen op de resultaten van dit advies
en benadrukken dat ook het interdepartementale karakter van de Nederlandse Global
Health Strategie essentieel is voor mijn fractie. Dat blijkt in feite ook wel uit
de brief van de Minister, waarin ze aangeeft dat het versterken van gezondheidssystemen
veel meer inhoudt dan alleen het leveren van medicijnen. Het gaat ook om meer dan
alleen covid. Het gaat ook over educatie en aanwezigheid van relevante medische producten.
De gezondheidsinfrastructuur is belangrijk. De Minister heeft eerder in een brief
aangegeven in het najaar met een beleidsnota te komen over hoe de Global Health Strategie
in te vullen, maar dat is dan na de begrotingsbehandeling en -onderhandelingen. Ik
verzoek de Minister om wel middelen vrij te maken binnen de begroting om in het najaar
ook concreet met beleid aan de slag te kunnen. Kan zij hierop ingaan?
Voorzitter. De Minister geeft aan dat de CEPI ook ingezet zal worden ter bestrijding
van andere ziekten. In het regeerakkoord zetten we in op een hiv- en tbc-vrije wereld
in 2030. Kan de Minister aangeven of beide infectieziekten daar dus onderdeel van
uit gaan maken? Hierop aansluitend stelt de Minister dat er een nieuwe meerjarenfinanciering
is voorzien voor het Product Development Partnership, de PDP's. Kan de Minister aangeven
of ze al een indicatie heeft om hoeveel dit gaat en of we dat ook terug gaan zien
in de Voorjaarsnota?
Tot slot heb ik nog een vraag over de Nederlandse overzeese gebieden. Als ik het goed
heb, vallen deze niet onder het COVAX-programma. Kan de Minister aangeven wat de vaccinatiegraad
op de Antillen en in Suriname is? Is de Minister bereid om daar extra op in te zetten?
Dank.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kuik. Dat was heel mooi binnen de tijd. Ik zie toch nog een interruptie
van de heer Thijssen van de PvdA.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank aan mevrouw Kuik voor haar bijdrage. Ik heb een vraag over de Access to COVID-19
Tools van de Wereldgezondheidsorganisatie. Nederland droeg vorig jaar 35% en dit jaar
20% bij, terwijl er ook landen zijn als Zweden, Duitsland en Canada die meer dan 100%
bijdragen. Is het CDA van mening dat Nederland de bijdrage zou moeten ophogen tot
100% of misschien zelfs wel meer, zoals Duitsland doet?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik snap de vraag. Op een heleboel gebieden vergelijken we onszelf met andere landen
in de wereld. Dan kijken we hoe we in de staatjes staan. Als je kijkt naar de staatjes,
dan vind ik dat wat beloofd is, door het kabinet, door de regering, ook geleverd is.
Ik kijk dus ook gewoon naar wat onze doelstellingen waren en of we die hebben behaald.
Ik snap dat er altijd de vraag is: kan het nog meer? Maar dat is natuurlijk op alle
punten zo. Dat is eigenlijk mijn antwoord. De doelstellingen die we hadden, hebben
we behaald. Daar ben ik blij mee. En ja, het is nooit genoeg; daarover ben ik het
eens met de heer Thijssen.
De voorzitter:
De tweede interruptie van meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Het is fijn dat we onze beloftes nakomen. Dat is mooi. Dat doet de regering ook niet
altijd. Maar dit gaat natuurlijk niet over of we onze beloftes nakomen. Dit gaat erover
dat we willen zorgen dat de vaccinatiegraad in ontwikkelingslanden omhoog gaat, om
heel veel leed en heel veel doden te voorkomen, maar ook om mutaties te voorkomen
die dan misschien wel weer in Nederland terechtkomen. Daar gaat dit om. De Wereldgezondheidsorganisatie
heeft berekend wat de fair share van alle landen daarvoor is. Daar doen we dit jaar
20% van. Dat zorgt er dus voor dat we daarmee niet onze fair share bijdragen om te
zorgen dat het leed in die landen minder wordt, maar ook dat die mutaties misschien
wel weer naar Nederland komen. Dus om corona wereldwijd echt aan te pakken, denk ik
dat het verstandig is dat het CDA, net als de PvdA, vindt dat er een tandje bij moet.
Mevrouw Kuik (CDA):
Wij zetten niet voor niets echt in op die globale gezondheidsstrategie. We moeten
er ook voor oppassen dat we niet alleen maar focussen op covid, terwijl indirecte
effecten gigantisch veel groter kunnen zijn. Er zijn andere ziektes en vaccinaties
waar nu veel minder aandacht voor is. Ik ben zelf tbc-ambassadeur. «Teringambassadeur»
zeggen we dan ook wel. We zien wat voor gevolgen dat heeft. Dus wij willen als CDA
vol inzetten op die brede aanpak. We willen niet alleen maar focussen op datgene waar
iedereen nu voor staat, maar we willen juist zorgen dat we de basis heel goed op orde
hebben. Daar zullen we ons deel in moeten doen. Niet voor niets hebben wij zo'n globale
gezondheidsstrategie aangevraagd om dat verder uit te werken.
De voorzitter:
Ik zie geen bewegingen meer. Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan is nu het woord aan mevrouw
Simons van BIJ1.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter. Tijdens het vorige commissiedebat zei ik: niemand is veilig voor
het virus als we niet snel en effectief internationaal samenwerken om de pandemie
te stoppen. Dat geldt nog steeds, ook al gooien we hier in Nederland de boel weer
open. We moeten echt stoppen met denken dat we in een bubbel leven. Onze inzet over
de grens is geen liefdadigheid; het is pure noodzaak.
Het eerste dat mij opvalt aan de Kamerbrief van de Ministers is dat het motto «get
one, give one» helaas geen lang leven beschoren was. Vorig jaar werd namelijk nog
trots vermeld dat we voor ieder vaccin dat we in Nederland toedienen, er ook een zouden
schenken aan lage-inkomenslanden om de vaccinatieongelijkheid aan te pakken. Maar die ongelijkheid is onverminderd
groot. In hoge-inkomenslanden is de vaccinatiegraad gemiddeld boven de 70% en in lage-inkomenslanden
onder de 9%, zoals mijn collega van het CDA al zei. De collega van de Partij van de
Arbeid schetste zojuist hoe belangrijk het verhogen van die vaccinatiegraad is voor
ons allen. Dat is ook in ons eigen belang. BIJ1 vindt het dan ook goed dat er een
internationale commitment is om voor juli dit jaar lage-inkomenslanden tot die 70%
te brengen. Ik vraag de Minister om in meer detail uit te leggen waarom Nederland
geen extra steun toezegt aan dit essentiële initiatief. Waarom is er voor dit jaar
geen donatiedoelstelling van vaccins meer? Waarom geven we maar 20% van onze fair
share aan ACT-A, terwijl landen als Duitsland, Noorwegen en Zweden meer dan 100% gaven?
Waarom wachten we met het inzetten van de ODA-middelen die hiervoor zijn toegezegd
in het coalitieakkoord?
Het tweede dat me opvalt aan de brief is dat er met geen woord gerept wordt over het
gedeeld intellectueel eigendom of het breken van patenten op vaccins. Dit is een absolute
voorwaarde voor een eerlijke en goedkope toegang tot vaccins in lage-inkomenslanden.
De vergrote lokale productiecapaciteit waar de Minister aan refereert, is grotendeels
in handen van bedrijven die lage-inkomenslanden juist achter in de rij hebben gezet
bij distributie en vaccins. Dus de monopoliepositie van grote farmaceuten is gewoon
een gevaar voor de volksgezondheid en moet zo snel mogelijk worden doorbroken. Er
zijn meerdere initiatieven die hieraan bijdragen, zoals de TRIPs-waiver, C-TAP en
de mRNA technology transfer hub. Die worden alle drie niet genoemd in de kaderbrief.
Ja, het is wat! Gelukkig spreek ik een klein woordje over de grens. Zou de Minister
toch willen toelichten hoe Nederland dan alsnog aan deze initiatieven kan bijdragen?
Wat ik als derde in de brief mis, is een visie op het betrekken van het maatschappelijk
middenveld en lokale gemeenschappen in de aanpak van corona. Zoals ervaringen met
de hiv-bestrijding ons al hebben laten zien, is dat essentieel voor een effectieve
bestrijding tijdens een pandemie. Hoe gaat de Minister de lessen uit de hiv-periode
toepassen? Op welke wijze worden lokale gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld
betrokken in de internationale corona-aanpak?
Voorzitter. De Ministers zien duidelijk dat indirecte effecten van de pandemie op
de gezondheid in lage-inkomenslanden enorm zijn en dat de impact op vrouwen en kinderen
het grootst is. Voor elk sterfgeval aan COVID-19 sterven twee keer zoveel vrouwen
... Voorzitter, ik hoor nu van collega Hammelburg dat hij daar ook aan zal refereren.
Ja, het is een schokkend feit. Geen enkel probleem. Ik krijg vast wat extra seconden
van de voorzitter om toch mijn bijdrage af te maken.
De voorzitter:
Gaat u door, mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u. Voor elk sterfgeval aan covid sterven twee keer zoveel vrouwen en kinderen
ook aan de gevolgen van gebrekkige gezondheidszorg, en met name gebrekkige seksuele
en reproductieve gezondheidszorg. Nederland is internationaal koploper op dit gebied.
Waarom wordt hierin niet extra geïnvesteerd, juist omdat we kennis en netwerken hebben?
We blijven nu hangen in oude commitments. Volgens mij is duidelijk dat die niet genoeg
zijn.
Voorzitter. Tot slot zou ik, zoals altijd, van de aanwezige Minister willen weten
hoe zij de wereldwijde aanpak van corona gaat inbedden in een bredere langetermijnstrategie,
zowel vanuit VWS als vanuit Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik denk
dat die interdepartementale samenwerking de enige manier is om de gevolgen van langetermijncovid
voor mensen in de lage-inkomenslanden te beperken. Naast natuurlijk de versterking
van de globale gezondheidssystemen hoor ik heel graag ook iets over de inzet op armoedebestrijding
en de aanpak van onderliggende oorzaken van pandemieën, die waarschijnlijk nader benoemd
zouden worden als de Partij voor de Dieren in de ruimte was. Maar dan weet u een beetje
in welke richting ik denk als het gaat om die onderliggende oorzaken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Simons. Ik zie verder geen vragen. Dan gaan we door met de heer
Hammelburg van de D66-fractie.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik mevrouw Simons een beetje
afleidde, maar ik zag in mijn tekst een heel stuk herkenning, erkenning en overeenkomsten
met BIJ1 op dit thema, zeker waar het betreft het betrekken van het maatschappelijk
middenveld, het belang van SRGR en de zaken die we in de brief van de Minister nog
missen. Dat zijn andere tools dan ACT-A. Dus die vraag stel ik dan bij dezen namens
D66 samen met BIJ1.
Voorzitter. Het Afrikaanse Centre for Disease Control and Prevention deed vorige week
een in onze oren nogal vreemde oproep. Dat was de oproep: stop tijdelijk met het doneren
van vaccins; we krijgen ze niet geprikt en we willen geen verspilling. En dat is nogal
wat. Ondanks dat de vaccindonatie nog steeds van belang is, gezien de vaccinatiegraad
van 9,3% in voornamelijk lage-inkomenslanden – het gat met ons, met het Westen, is
gigantisch – markeert de groep van de Afrikaanse CDC een nieuwe fase van de pandemie.
D66 wil daar graag in meedenken. We hebben de afgelopen twee jaar natuurlijk in crisisstand
gestaan. Mevrouw Kuik zegt het eigenlijk ook heel goed: moeten we niet de omslag maken
van het crisisdenken naar de focus op de structurele oplossingen, zeker als het gaat
over structurele investeringen in gezondheidssystemen in lage-inkomenslanden? Daar
doen we al veel. Moeten we dat niet versterken? Om het makkelijk te maken, sluit ik
me grotendeels aan bij de vragen van mevrouw Kuik op dat gebied.
Voorzitter. Het niet kunnen prikken van gedoneerde vaccins is één symptoom van tekortschietende
gezondheidssystemen. Het ontbreken van de reguliere gezondheidszorg vanwege de focus
op de covid is een ander symptoom. Daardoor worden vooral vrouwen, kinderen en kwetsbare,
gemarginaliseerde groepen keihard geraakt, vaak ook door discriminatie en uitsluiting.
Zoals mevrouw Simons ook al zei: tegenover ieder covidsterfgeval staan 2,7 sterfgevallen
onder vrouwen en kinderen door onderbroken reguliere zorg, waarbij die kwetsbare groepen
in het bijzonder geraakt worden, voornamelijk op het gebied van SRGR. Zonder sterke,
lokale gezondheidssystemen is het daadwerkelijk onmogelijk om de COVID-19-pandemie
aan te pakken, nu en in de toekomst, zeker als we te maken krijgen met nieuwe mutaties
of nieuwe virussen, zoals mevrouw Kuik ook zei. Dan gaan die vaccins daar niet tegen
helpen. Er is dus nog meer nodig dan we nu al moeten doen. Het is onmogelijk om de
mondiale gezondheid op lange termijn te waarborgen met alleen een crisisstand.
Wat betreft de vragen die zijn gesteld specifiek over de brief, sluit ik me aan bij
mevrouw Simons. Ik maak me ook zorgen. Ik ben blij met de investeringen die Nederland
doet, maar ik maak me tegelijkertijd zorgen over de investeringen die we vorig jaar
nog wel deden en dit jaar niet meer. Ik zie daarin nogal een verschil, ook in bedrag.
We hebben ons in het coalitieakkoord helder uitgesproken over het belang van investeren
van COVAX in de wereldwijde pandemie, maar ook in de pandemische paraatheid in Nederland.
Maar dat geldt natuurlijk ook voor de pandemische paraatheid wereldwijd, vooral in
lage-inkomenslanden en zeker ook in de focuslanden waar Nederland een bijzondere relatie
mee heeft.
Ik heb nog één aanvullende vraag op de vragen die mevrouw Kuik en mevrouw Simons hebben
gesteld over dit onderwerp. Als het gaat over de Global Health Strategy, waar mevrouw
Kuik terecht voor strijdt, is de vraag hoe SRGR daarin wordt meegenomen. Mevrouw Kuik
heeft het al over hiv en aids gehad, maar SRGR is natuurlijk veel breder dan dat.
Nederland heeft daarin een specialisme en staat daarom bekend. Er zijn weinig landen
die de boer op durven te gaan met SRGR. Nederland heeft dat altijd gedaan. Dat is
echt een van onze krachten. Laten we dat ook vooral zo doorzetten en het een prominente
plek geven in de Global Health Strategy. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister daarnaar
kijkt.
Voorzitter. Dan een laatste punt en dat gaat over het versterken van de lokale productiecapaciteit
van vaccins en medicijnen. Ik realiseer me dat ik snel door mijn tijd heen ga, dus
ik ga gelijk door naar de vragen die ik hierover heb. De afgelopen twee jaar is heel
erg duidelijk geweest dat het delen van kennis door farmaceuten, die voornamelijk
in het Westen zijn gevestigd, erg ingewikkeld is. Ik snap de technische beperkingen
ervan en ik snap dat het echt niet van vandaag op morgen is geregeld. We zijn nu zover
in de crisis en we hebben gezien dat het een structureel probleem is. Covid blijft
onder ons. We weten niet hoe het zich verder gaat ontwikkelen. Ik ben heel blij met
het nieuws van de Wereldhandelsorganisatie dat ze in zes Afrikaanse landen projecten
hebben opgestart om lokaal productiecapaciteit op te zetten, maar dat lijkt nog niet
voldoende. We moeten daar harder op inzetten. Ik heb dan vooral een vraag over de
status van ...
De voorzitter:
Dat is uw laatste vraag, meneer Hammelburg?
De heer Hammelburg (D66):
Ja, voorzitter, dat is mijn laatste vraag.
De voorzitter:
Dat is een tijdsindicatie. U bent al over uw tijd heen.
De heer Hammelburg (D66):
Dat is mijn laatste vraag, die ik dan wel heel erg ga uitsmeren, zoals ik van u heb
geleerd.
De voorzitter:
Nee, u moet nu wel tot een afronding komen.
De heer Hammelburg (D66):
Ik ga tot een afronding komen, voorzitter. We hebben het afgelopen jaar met de voorganger
van de Minister een discussie gehad over sublicenties en dwanglicenties. We weten
hoe die discussie binnen de Europese Commissie en de Unie is verlopen. Ik had daar
veel liever veel hardere actie gezien. Ik zou heel graag van de Minister een update
krijgen over de laatste stand van zaken, want ik heb gehoord dat het hele proces is
doodgebloed. Mijn vraag aan de Minister is: hoe gaan we ervoor zorgen dat we, in het
licht en in de geest van het voorstel van Zuid-Afrika en India, alsnog voort kunnen
maken met het van de plank krijgen van die lokale productiecapaciteit? Dat gaat in
Europa even niet goed en ook de Commissie heeft dat een beetje laten liggen op dit
moment. Ik wil dus hernieuwde actie.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van meneer Thijssen. Dat is uw derde.
De heer Thijssen (PvdA):
Ook aan de collega van D66 heb ik dezelfde vraag. Voor de vele vaccins die klaarliggen
om weggeprikt te worden, is er het ACT-A-programma. Daaraan draagt Nederland zijn
fair share niet bij: 25% vorig jaar, 20% dit jaar. Vindt D66 ook dat Nederland zijn
fair share en dus gewoon 100% moet bijdragen, zodat de vaccins geprikt kunnen worden?
De heer Hammelburg (D66):
Ik vind die vraag heel simpel en heel makkelijk te beantwoorden. De PvdA kijkt nu
naar ACT-A. Dat is één. Ik zie die cijfers ook, 35%, en ik heb het rekensommetje ook
gemaakt, maar er zitten ook nog andere tools in, waar mevrouw Simons het ook over
had. Ik wil gewoon van de Minister weten of we, als het gaat over het totale pakket
van wereldwijde pandemiebestrijding, waaronder COVID-19, voldoen aan de fair share
en aan de internationale commitments. Ik heb daar mijn zorgen over en die spreek ik
meermaals uit. Als de Partij van de Arbeid dat bedoelt, dan zeg ik: ja, daar maak
ik me ook zorgen over. Maar dat wil ik wel loskoppelen van de ACT-A. We moeten binnen
ons beperkte budget keuzes maken en het kan zo zijn dat we als Nederland meer daarin
investeren, omdat andere landen dat nalaten. Ik denk bijvoorbeeld aan SRGR. Maar laat
ik het zo zeggen: ja, ik maak me veel zorgen, zeker met alle uitdagingen – ook gezien
Oekraïne – die nu op ons afkomen en de financiële beperkingen daarvan. Dus laten we
daarnaar kijken en laten we die vraag gezamenlijk aan de Minister stellen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Thijssen van de PvdA-fractie.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is leuk om voor de eerste keer in debat te gaan met deze
Minister. Ik heb het in de interruptiedebatjes al gehad over ACT-A en over waarom
het zo belangrijk is dat dat wereldwijd goed wordt uitgerold. Dat is omdat het veel
leed kan voorkomen in heel veel landen, maar ook omdat we weten dat het coronavirus
blijft muteren en het best weleens zo zou kunnen zijn dat er op een gegeven moment
een mutatie komt die ook naar Nederland komt, waardoor wij weer in de ellende raken.
Daarom is het zo belangrijk om de vaccinatiegraad omhoog te krijgen. Volgens mij zijn
we het daar allemaal over eens. Maar dat gaat niet vanzelf. Daarom heeft de Wereldhandelsorganisatie
gezegd een fair share te berekenen voor ieder land. We komen tot de conclusie dat
Nederland zijn fair share niet bijdraagt. Ik wil daar graag een reactie op van de
Minister. Waarom blijven wij dit jaar steken op 20%, terwijl landen als Zweden, Duitsland
en Canada meer dan 100% doen? Ook Italië doet 64%. Ik heb in het regeerakkoord gezien
dat er geld is, dus waarom zetten we dat hier dan niet voor in? Een ander feit waarmee
ik de Minister wel wil helpen, is het volgende. De ontwikkelingsorganisaties hebben
een peiling gedaan onder Nederlanders. Die peiling liet vorig jaar zien dat er 63%
steun is om andere landen te helpen om de vaccinatiegraad omhoog te krijgen. Afgelopen
jaar is die steun 73%. De mensen in Nederland willen dus heel erg graag helpen in
de rest van de wereld. Graag een reactie van de Minister.
Dan de patenten. Er is een aangenomen motie van mijn partijgenoot Piri om te pleiten
voor het tijdelijk opheffen van de patenten, zodat andere landen daar ook gebruik
van kunnen maken, en om daarin leiderschap te tonen. Ik ben benieuwd hoe het daarmee
staat. Hoe gaat die discussie in Europa? Gaat dit nu gebeuren of niet? En als het
niet gaat gebeuren, waarom dan niet?
De voorzitter:
Op het punt van patenten zie ik de heer Hammelburg zijn vinger opsteken.
De heer Hammelburg (D66):
Ja, want dit is de discussie van driekwart jaar geleden. Onder de motie-Piri stond
ook de naam Hammelburg. Ook D66 vond dat de patenten tijdelijk moesten worden vrijgegeven
om te zorgen dat die vaccins ook daadwerkelijk naar de lage-inkomenslanden in Afrika
gaan. Toenmalig Minister De Bruijn is de boer opgegaan in Brussel en hij heeft het
geprobeerd, maar hij stond daar helemaal alleen. Daar is een proces uit voortgekomen.
Is de Partij van de Arbeid zich bewust van dit proces? We hebben daarover in deze
commissie heel vaak gesproken en ik had graag gehad dat u daar bij was geweest, want
als ik heel eerlijk ben, vind ik dat wel een frustratie. Mijn vraag is: wat is het
proces nu en waar staan we nu? Dat was ook mijn vraag aan de Minister, want ik maak
me daar zorgen over. Ik wil dat Nederland, in de geest van de motie-Piri/Hammelburg
cum suis, weer naar Brussel gaat om dat voor elkaar te krijgen, maar wel op een realistische
manier, zodat we het ook voor elkaar krijgen. Nu was het pad van de motie-Piri/Hammelburg
cum suis een doodlopend pad. Helaas, maar waar.
De heer Thijssen (PvdA):
Het zou fijn zijn als de Minister alsnog naar Europa kan gaan en kijkt wat er wel
mogelijk is. Daar vraag ik de Minister ook naar. Waar staat het op dit moment en welke
mogelijkheden ziet de Minister nog? Misschien kan de heer Hammelburg mij dan ook steunen
in de volgende vraag die ik aan de Minister wilde stellen. Als het dan niet lukt om
het in Europa te regelen, dan zijn er wel landen die vrijwillige initiatieven ondersteunen.
België ondersteunt bijvoorbeeld het COVID-19 Technology Access Pool-initiatief met
8 miljoen. Dat zou Nederland ook kunnen doen als het niet lukt om patenten tijdelijk
vrijgegeven te krijgen, zodat landen zelf die mRNA-vaccins kunnen ontwikkelen. Eenzelfde
mRNA-hub is er in Zuid-Afrika, waar mooie resultaten worden geboekt. Kijkt de Minister
daarnaar? Zijn daar misschien extra middelen voor beschikbaar, zodat we niet echt
de patenten omzeilen maar de landen op die manier wel in staat stellen om het zelf
te doen?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Of was dit alweer onderdeel van uw betoog? Ik neem aan dat u
dit allemaal gebruikte als reactie op de interruptie. U vervolgt uw betoog.
De heer Thijssen (PvdA):
Het was precies het volgende stukje van mijn betoog. Zo winnen we tijd.
De voorzitter:
Dan kunt u doorgaan.
De heer Thijssen (PvdA):
We hebben in de Westerse wereld gezien dat het coronavirus een enorme economische
impact heeft. In heel veel landen, waaronder Nederland, is het gelukt om heel veel
steun te geven om de economie overeind te houden en ons erdoorheen te trekken. Het
is goed dat dat is gebeurd. Heel veel andere landen hebben die mogelijkheid en die
financiële ruimte niet. We kunnen kijken hoe we die landen in staat kunnen stellen
om dat wel te doen. Daarvoor zijn er de Special Drawing Rights. Die kunnen ervoor
zorgen dat andere landen meer ruimte krijgen om dat te doen. Ook daarvoor heb ik weer
lijstjes, want ik vind het wel inspirerend om te zien hoe andere landen daar ruimhartiger
in zijn dan Nederland. Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk geven 20% van
die Drawing Rights aan lage-inkomenslanden, zodat zij meer financiële ruimte krijgen,
waardoor zij hun economie weer op poten kunnen krijgen. Nederland doet een schamele
4%. Daarom is mijn vraag aan de Minister of we daarin niet een stapje extra kunnen
zetten, net zoals andere landen dat doen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ja, tot slot, voorzitter. Ik ben heel erg van de lijstjes en de percentages en ik
wil dat Nederland koploper in Europa en de wereld wordt voor noodhulp en ontwikkelingssamenwerking.
Zeker in dagen als deze zien we hoe verschrikkelijk belangrijk het is dat we ons steentje
bijdragen, want juist door een conflict zo dicht in de buurt kunnen we ons voorstellen
hoe conflicten en problemen elders in de wereld tot hartverscheurende situaties leiden.
De lijstjes die de Partij van de Arbeid nu opnoemt, zijn wel interessant. Het liefst
zou ik meer willen; dat weet de PvdA ook. Maar Nederland staat alsnog echt wel in
de top vijf of top zes van donateurs als het gaat om het percentage van het bnp. Voor
totale noodhulp doen wij het relatief goed en ook beter dan de landen die u net noemde.
Laten we dus niet alleen kijken naar de budgetten en de fair shares waar grote organisaties
mee op ons afkomen. Mijn oproep aan de Minister en mijn vraag aan de Partij van de
Arbeid in deze hele lange interruptie is: bent u het niet met mij eens dat we niet
alleen moeten kijken naar waar de grote organisaties die ons makkelijk kunnen bereiken
om vragen, maar dat het ministerie heel goed moet kijken naar waar de behoefte precies
ligt? Want dan kunnen we ervoor zorgen dat we het relatief grote budget, dat wat mij
betreft nog veel groter mag zijn – dat weet iedereen; daar zal ik ook geen geheim
van maken – op heel verstandige wijze inzetten. We moeten niet, zoals sommige andere
landen ...
De voorzitter:
Kunt u het iets meer samenvatten en to the point komen, en uw vraag stellen aan meneer
Thijssen, in plaats van extra spreektijd op te souperen? Meneer Thijssen, een korte
reactie en daarna vervolgt u uw betoog.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik hoorde niet echt een vraag, dus ik ben het er wel mee eens.
De voorzitter:
Dan kunt u direct doorgaan met uw betoog.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik snap dat ik nu een aantal vergelijkingen maak met een aantal andere landen en dat
het hele verhaal over hoe we andere landen helpen, breder is dan dat. Het staat de
Minister natuurlijk vrij om daarin te laten zien: kijk, dit is wat Nederland allemaal
doet; dit is het overzicht. Maar er is nu wel een, hopelijk tijdelijke, situatie met
corona, die tijdelijk extra inzet vraagt. Daarom vind ik het niet heel gek dat ik
toch een aantal van deze zaken vergelijk met wat andere landen doen. Ik zou, gezien
de enorme schade die we de afgelopen paar jaar in Nederland hebben opgelopen, verwachten
dat we niet één stapje, maar echt wel zes stapjes extra zetten om een volgende corona-uitbraak
te voorkomen.
Voorzitter. Mijn laatste vraag gaat over de Global Health Strategie en de pandemic
treaty. Ik sluit me aan bij de vragen van de CDA-collega: wat is dat precies? Een
van de dingen die ik me afvraag, is dan: kun we daarin regelen dat bij een volgende
pandemie de patenten tijdelijk of helemaal worden vrijgegeven, zodat de uitrol van
een vaccin veel sneller en efficiënter kan gaan?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan verzoek ik collega Hammelburg om het voorzitterschap even over te
nemen, zodat ik namens de VVD-fractie mijn bijdrage kan leveren.
Voorzitter: Hammelburg
De voorzitter:
Dat doe ik met plezier. Ik zal scherp zijn op uw spreektijd. Gaat uw gang.
De heer Klink (VVD):
Ik heb veel toegestaan, dus ik verwacht daar iets voor terug.
Voorzitter. Het is van belang dat iedereen in de wereld gevaccineerd kan worden, zodat
we zo snel mogelijk van de corona-ellende afkomen. Dat is in het belang van alle mensen
in de wereld, maar dat doen we ook voor onze eigen gezondheid, veiligheid en economie.
Het is belangrijk dat iedereen in de wereld gevaccineerd kan worden. De vaccinatiegraad
in landen met gemiddeld lage inkomens is veelal heel erg laag. De vaccins zijn er.
Het is nu zaak dat de distributie van de vaccins in de lage- en middeninkomenslanden
zal verbeteren, zodat iedereen in de wereld gevaccineerd kan worden. De Wereldgezondheidsorganisatie
zou samen met de Wereldbank – ik denk aan de Global Financing Facility – een leidende
rol kunnen pakken. Het is logisch dat de Europese Unie de lagere-inkomenslanden buiten
de EU helpt met vaccineren en hierin eensgezind optrekt.
Voorzitter. De leden van de VVD-fractie vinden het zinnig om de constructieve opstelling
van de EU, gericht op handel en gezondheid, te steunen. Na het uitbreken van de COVID-19-crisis
was er namelijk sprake van een mondiale toename van exportbeperkingen op medische
producten. In reactie hierop heeft de EU, mede op aandringen van Nederland, gewerkt
aan voorstellen om in WTO-verband afspraken te maken om de handel in essentiële medische
goederen zo open mogelijk te laten verlopen en om bij te dragen aan weerbare waardeketens.
Daar moeten we vooral mee doorgaan. We moeten niet uit het oog verliezen dat het primair
gaat om de vaccinatie van mensen en niet om de discussie over patenten. De leden van
de VVD-fractie vragen aandacht voor de bescherming van het intellectueel eigendom.
Laat bedrijven vaccins ontwikkelen en samenwerken met bedrijven in alle delen van
de wereld, zodat er zo snel mogelijk een middel is en we deze pandemie kunnen beëindigen.
Voorzitter. Nu de productie van het aantal vaccins niet meer de grootste uitdaging
is, is het verstandig om ons meer te richten op de distributie van de vaccins in met
name de lage-inkomenslanden. Er zijn kansen om de distributie van vaccins te verbeteren.
In landen als Rwanda en Ghana worden vaccins nu al via drones verspreid. Nederland
zou een leidende rol kunnen faciliteren door verschillende sectoren samen te brengen.
Zo zouden bijvoorbeeld de tulpentelers samengebracht kunnen worden met vaccinproducenten
en distributeurs om slimmer gekoelde en kleine hoeveelheden vaccins op de juiste plek
te krijgen. Het verzoek aan de Minister is dan ook om zich in te spannen om verschillende
sectoren samen te brengen en de Nederlandse kennis en kunde in te zetten om de distributie
van vaccins in lage- en middeninkomenslanden te bevorderen.
Voorzitter. Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor CEPI, de Coalition
for Epidemic Preparedness Innovations. Deze is al in 2017, dus voor de wereldwijde
COVID-19-uitbraak, opgericht. Het is een mondiaal partnerschap om vaccins te ontwikkelen
ter bestrijding van toekomstige pandemieën. CEPI wil zich richten op de ontwikkeling
van nieuwe vaccins voor COVID-19 maar ook andere ziektes en op het verbeteren van
de voorbereiding op pandemieën en samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.
Het kabinet heeft besloten de bijdrage aan CEPI naar nul euro terug te brengen. Mijn
vraag aan de Minister is: wat is de gedachte achter het besluit om de bijdrage aan
CEPI naar nul euro terug te brengen? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat
als we de pandemie willen oplossen of in de toekomst willen voorkomen, we mondiaal
moeten optrekken en inzetten op innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling. CEPI
is een logische partij om hier invulling aan te geven, waarbinnen organisaties als
de Wageningen Universiteit en Janssen Vaccines Leiden aan oplossingen werken. In het
verleden droeg Nederland hier substantieel aan bij. Bijna al onze buurlanden gaan
hier ook in de toekomst aan bijdragen, maar Nederland vooralsnog niet. Het verzoek
aan de Minister is dan ook om binnen het kabinet, dus breed, de middelen te zoeken,
zodat Nederland weer een substantiële bijdrage aan CEPI kan leveren.
Tot zover.
De voorzitter:
Dat was keurig binnen de tijd. Ik heb zelf nog een vraag namens D66, maar ik bedenk
me ook dat ik als plaatsvervangend voorzitter mijn interrupties al heb opgesoupeerd.
De heer Klink (VVD):
Ik zeg even als voorzitter dat u volgens mij nog één interruptie heeft. Dus dat mag.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik hoor uw laatste slotzin, waarin u zegt dat we dat kabinetsbreed moeten
oppakken. Dat is een interessante suggestie, want we hebben net in een interruptiedebat
tussen D66 en de PvdA ook al gezien dat het gaat over onze fair share en het totale
budget dat we beschikbaar hebben voor alle zaken die we hier belangrijk hebben geacht.
Dat is nogal wat, met al deze uitdagingen. U zegt: dat willen we kabinetsbreed oplossen,
zeker als het gaat over de wereldwijde covidbestrijding. Hoe ziet u dat voor zich?
Ik kan me voorstellen dat we daarbij ook kijken naar andere ministeries die daaraan
bijdragen, omdat het ook over het belang van en de volksgezondheid in Nederland gaat.
Bent u dat met me eens?
De heer Klink (VVD):
Ik heb al een paar keer dezelfde woorden uitgesproken. Een wereldwijde aanpak is belangrijk
voor onze eigen gezondheid, veiligheid en economie. Het is dus niet gek om daar breder
naar te kijken. De Minister geeft in de brief ook aan dat het niet per se zinnig is
om uitsluitend naar de BuHa-OS-begroting te kijken. Er is al iets geschreven over
de VWS-middelen die voor pandemische paraatheid beschikbaar zouden moeten worden gesteld.
Dat zou ik best logisch vinden. Maar we moeten ook de koppeling maken met de innovatie
van het Ministerie van EZK of met het Ministerie van OCW als het gaat om wetenschap.
Het maakt mij niet zo heel veel uit. Ik doe meer het verzoek aan de Minister om met
haar collega's om de tafel te gaan en te bekijken hoe we dit kunnen oplossen. Toen
hiermee in 2017 werd begonnen, was Nederland een trotse donateur. Dat was dus voor
de corona-uitbraak. Nu is het ineens gestopt, terwijl dit juist gaat om kennis en
kunde, om innovatie, en terwijl Nederlandse onderaannemers een prominente rol hebben.
Er is dus heel veel logica om hier vooral mee door te gaan.
De voorzitter:
Ik hoorde «ja, dat ben ik met u eens». Dank u wel. Volgens mij moet ik nog even voorzitter
blijven, want er is nog een interruptie van mevrouw Simons van BIJ1.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter Hammelburg. In het verlengde van de interruptie van de heer Hammelburg
wil ik van de VVD het volgende weten. Wij bespreken dit onderwerp nu hier in deze
commissie, in deze context. Ik heb me er eigenlijk vanaf dag 1 wel een beetje over
verbaasd dat wij dit bespreken in het kader van Buitenlandse Handel, en vooral in
het kader van Ontwikkelingssamenwerking. Ik hoor de VVD pleiten voor een goede interdepartementale
samenwerking en een kabinetsbrede aanpak en visie. Vindt de VVD ook niet dat we door
het hier te behandelen, er toch ook een beetje liefdadigheid van maken, terwijl we
het gewoon hebben over een wereldwijde volksgezondheidscrisis? Ik ben benieuwd naar
de visie van de VVD daarop.
De heer Klink (VVD):
Dank voor de vraag, mevrouw Simons. Het is een pandemie, dus het is iets wat alle
landen aangaat. Het gaat pas goed met ons en we zijn er pas vanaf als een groot gedeelte
van de wereldbevolking goed gevaccineerd zou kunnen worden. Die vaccinatiegraad ligt
nu gewoon nog veel te laag. Zeker met die toekomststrategie is die internationale
component dus heel belangrijk. Ik kan me best voorstellen dat we in deze commissie
hierover ook het gesprek voeren, omdat hier natuurlijk nu de focus ligt op lage- en
middeninkomenslanden. Maar het kan naar mijn mening niet zo zijn dat, als we het hebben
over een toekomstvisie voor de langere termijn voor wat we met pandemieën doen – pandemie
zegt het eigenlijk al; dat is wereldwijd – de internationale component daar niet in
staat. Dat hoort daar natuurlijk gewoon thuis. Daarom gaf ik net al in de suggestie
aan dat ik het kabinet oproep om, ook als het over CEPI gaat, daar breder naar te
kijken. Er zitten namelijk gewoon verschillende componenten in, en aan het oplossen
daarvan hebben uiteindelijk partijen binnen Nederland ook weer voordeel. Het is veel
meer dan alleen een stukje ontwikkelingssamenwerking of buitenlandse handel. Nogmaals,
het gaat ook om onze eigen gezondheid, onze eigen veiligheid en onze eigen economie.
We moeten er serieus naar kijken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Klink. Dan geef ik voorzitterschap weer terug aan u.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Dank u, voorzitter Hammelburg. Dan is hiermee een einde gekomen aan de eerste termijn
van de Kamer. Dan is nu het woord aan de Minister. Wilt u een schorsing van ... Ik
zal zelf een voorstel doen. Het is nu 14.40 uur. Kan het vijf minuten zijn of is dat
wel heel ambitieus kort? Tien minuten, tot 15.40 uur. Oké, vanwege het lopen. Dan
gaan we om 14.50 uur weer door. U kunt gaan om alvast te lopen, Minister. Mevrouw
Simons gaf aan dat er een uur later, om 15.50 uur een stemming is waar zij naartoe
moet.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ja. Als de lange bel gaat, zal ik maar zeggen, moet ik inderdaad naar de plenaire
zaal. Als alles goed gaat, kan ik daarna wel weer terugkomen. Ik begrijp dat het heel
moeilijk is om hier de tijd te plannen, met termijnen en beantwoording en zo. Wat
ik mis aan informatie kan ik natuurlijk terugkijken, maar ik meld het eventjes voor
de goede orde.
De voorzitter:
Dan heeft u dat bij dezen medegedeeld. Ik zie ook een, wellicht huishoudelijke, mededeling
van meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Twee zelfs. Ik mocht ook praten namens de GroenLinksfractie, maar dat is soms zo normaal
dat ik dat niet meer zeg.
De voorzitter:
Ik was er al van uitgegaan. Daarom zei ik het al tegen u in het begin.
De heer Thijssen (PvdA):
Het tweede is dat ik dadelijk nog een tweeminutendebat heb, waarbij ik een motie moet
indienen. Om 15.15 uur staat dat nu op de rol. We moeten even kijken hoe laat precies,
maar dan moet ik even weg. En dan kom ik weer terug.
De voorzitter:
Dat zien we dan gebeuren. Dan weten we waarom u eventjes wegloopt. Dank daarvoor.
We hebben nu een schorsing. Die is in principe al ingegaan. We beginnen om 14.50 uur
weer voor de eerste termijn van de Minister.
De vergadering wordt van 14.41 uur tot 14.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Inmiddels is het alweer 14.50 uur geweest. We zijn aangekomen bij de eerste termijn
van de Minister. Het woord is aan Minister Schreinemacher.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden voor het stellen van de vragen. Door
de vreselijke berichten die we op dagelijkse basis uit Oost-Europa krijgen, lijkt
het misschien alsof onze aandacht even van COVID-19 is afgeleid, maar dat is natuurlijk
niet zo. Ik ben dan ook heel blij dat het belang en de urgentie hier nog steeds worden
gevoeld, want ook in 2022 blijft COVID-19 onze aandacht vragen. De World Health Organization
heeft als doelstelling om mid 2022 ten minste 70% van de bevolking wereldwijd gevaccineerd
te hebben. Dat is heel ambitieus, maar wij willen als Nederland daar absoluut onze
bijdrage aan leveren. COVAX heeft intussen 1,2 miljard vaccindoses geleverd in 144
landen. Ook de productie van vaccins is sterk toegenomen.
Ik zal straks nog wat verder ingaan op waar nu precies die lage vaccinatiegraad door
komt. De meesten van uw leden noemden 9%. Inmiddels is dat in de lage-inkomenslanden
10%, maar dat is dus nog steeds ontzettend laag. Op dit moment is de beschikbaarheid
van vaccins niet meer het grootste probleem, maar de country readiness, dus het gereedmaken
van landen voor effectieve vaccinatieprogramma's. Hierbij kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan gekoelde opslag en transport naar verafgelegen gebieden, maar ook aan
de training van medisch personeel en de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmaterialen.
De laatste maanden is daar de lage vaccinatiebereidheid van de bevolking bijgekomen.
Als we het hebben over het vergroten van de country readiness, vind ik het echt heel
belangrijk om aandacht te besteden aan en te investeren in het vergroten van de vaccinatiebereidheid
door gerichte communicatiecampagnes door COVAX. Nederland investeert ook in die country
readiness. Daarnaast moeten we investeren in sterke gezondheidssystemen. Ook dat hebben
verschillende leden genoemd. Het is ook terecht een van de vier pijlers van het ACT-A-programma
om in de gezondheidssystemen zelf te investeren. Ook daar zal ik straks wat verder
op ingaan.
Ik zal de blokjes even noemen. Allereerst zal ik iets zeggen over COVAX en daarna
over de Nederlandse inzet in fair share, CEPI en PDP, het bedrijfsleven, de TRIPs
en de patenten, het pandemieverdrag en de Global Health Strategy. Als ik nog dingen
ben vergeten, dan hoor ik dat graag.
De voorzitter:
Dan zijn het vijf blokjes, als ik goed heb meegeteld.
Minister Schreinemacher:
Ik heb er zeven.
De voorzitter:
Ik heb sommige geslasht, maar goed.
Minister Schreinemacher:
Ik vind het allereerst belangrijk om te noemen, en dat werd door mevrouw Simons en
de heer Hammelburg ook genoemd, dat we het natuurlijk steeds hebben over COVID-19
en de gevolgen daarvan, maar dat er op dit moment tegenover elk sterfgeval aan COVID-19
twee sterfgevallen van vrouwen en kinderen staan. Ik vind dat echt een belangrijk
element om te benoemen. Dat is natuurlijk heel schrijnend en daar moeten we met onze
inzet echt iets mee. Daarom vindt het kabinet het heel belangrijk om te investeren
in de country readiness, maar ook in de algemene gezondheidszorg, met name op het
gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, waar de heer Hammelburg, mevrouw
Simons en eigenlijk velen van u aan refereerden.
Ik wilde ook een punt maken over de cijfers. Ik kom daar straks nog verder op. We
hebben het nu de hele tijd over de lijstjes. Ik begrijp dat dat een manier is om te
meten wat Nederland doet en op welke plek in de wereld we staan, maar het is wel zo
dat je sommige cijfers niet helemaal met elkaar kunt vergelijken. Sommige landen tellen
bijvoorbeeld hun in-kindvaccins mee. Wat in natura wordt gedoneerd, wordt dus opgeteld
bij het bedrag dat ze doneren. Dat doen wij bijvoorbeeld niet. Dan gaat zo'n percentage
ook omlaag. Op die manier ben je op sommige momenten appels met peren aan het vergelijken.
Ik wil dus eigenlijk een beetje wegblijven bij de vraag waar wij op een ranglijstje
staan. Sommige landen hebben bijvoorbeeld heel veel geld vrijgemaakt voor covidbestrijding,
maar hebben dat weggehaald bij SRGR. Als Nederland vinden wij het juist heel belangrijk
om die sterfgevallen waar het eerder al over ging tegen te gaan. Wij zien daar nog
steeds een verantwoordelijkheid, ook namens Nederland, om daar onverminderd op in
te blijven zetten. Ik zal er zo nog verder op ingaan. Ik denk dat dit wel heel belangrijk
is.
Dan nog over de Nederlandse respons. In mijn begroting voor 2022 is een substantiële
extra bijdrage van 70 miljoen voorzien voor de Access to COVID-19 Tools Accelerator
met een goede balans tussen vaccins tegen covid aan de ene kant en de nadruk op country
readiness aan de andere kant. 20 miljoen is dus voor COVAX en 50 miljoen voor country
readiness. De bijdrage is niet geoormerkt, waardoor hij ingezet kan worden waar de
noden het grootst zijn.
Verder – de heer Thijssen refereerde daar al aan – is er in het coalitieakkoord ook
een extra bijdrage aangekondigd voor COVAX en het tegengaan van COVID-19. Hierover
wordt u in de Voorjaarsnota en in de eerste suppletoire begroting geïnformeerd. De
verdere uitwerking hiervan is nog onderdeel van de nog te verschijnen BHOS-nota. Over
de verdeling van het geld moeten we met het kabinet nog beslissen. Daar kan ik vandaag
dus nog niet te veel op vooruitlopen, maar natuurlijk is COVAX daar een heel belangrijk
onderdeel van.
Met financiële steun aan de Access to COVID-19 Tools Accelerator van 245 miljoen voor
de periode van 2020 tot 2022 en een donatie van 27 miljoen vaccins in natura, waarvan
22,5 miljoen via COVAX en 4,3 miljoen via bilaterale donaties, draagt Nederland echt
aanzienlijk bij aan de respons op COVID-19.
De Nederlandse inzet maakt ook onderdeel uit van de Europese respons.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Hammelburg, over dit punt, denk ik, dus het is goed
om die nu te doen. Ik ben net vergeten te zeggen dat er drie interrupties zijn.
De heer Hammelburg (D66):
Mijn vraag ging inderdaad over die ruim 27 miljoen vaccins die door Nederland worden
gedoneerd. Er komt steeds meer kritiek op donerende landen, niet alleen op Nederland,
dat de vaccins die wij doneren niet gefaseerd, niet getimed worden gedoneerd. Vaak
worden ze op het laatste moment, aan het einde van het jaar, gedoneerd en veelal dreigen
ze al te verlopen. Daardoor kunnen ze niet meer verspreid worden en zijn ze letterlijk
waardeloos. Hoe zit dat met de Nederlandse bijdrage? Vorig jaar hebben we voor de
zomer al een motie ingediend om te zorgen voor een gefaseerd donatieplan. We hebben
vorig jaar gezien dat onze donaties pas op het einde van het jaar op gang kwamen.
Zijn de vaccins die Nederland doneert – daar wil ik echt een garantie op – direct
bilateraal dan wel via COVAX, niet bijna verlopen en echt nog in te zetten? Dat is
echt wel essentieel, want anders is het natuurlijk een wassen neus.
De voorzitter:
De Minister. Hoe zit het met de Nederlandse bijdrage?
Minister Schreinemacher:
Dank aan de heer Hammelburg voor deze vraag. Het antwoord is: nee, ze zijn niet verlopen
en gewoon inzetbaar. Maar het is wel een reden voor ons om niet meer surplus in te
kopen naast onze eigen vaccins, maar inkoop door COVAX te subsidiëren en niet onze
spullen te verschepen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, Minister.
Minister Schreinemacher:
Ik had het over de Europese inzet. Team Europe heeft in totaal 5,1 miljard bijgedragen
aan de brede wereldwijde COVID-19-respons, waarvan 3,5 miljard aan COVAX. De EU is
daarmee dus wereldwijd de grootste donor. In het Europees kader wordt nadruk gelegd
op de versterking van lokale productie. Daartoe is ook Team Europe Initiatives gelanceerd.
Nederland speelt hierin een actieve rol en organiseert in samenwerking met de World
Health Organization het eerstvolgende World Local Production Forum om uitwisseling
van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te stimuleren.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Mijn interruptie betreft een of anderhalve punt hiervoor. Ik dacht «ik wacht even»,
maar dat is misschien helemaal niet handig. Ik wil nog even terugkomen op de country
awareness waarover de Minister spreekt, ook als het gaat over de algemene gezondheidszorg,
maar met name met betrekking tot de seksuele en reproductieve rechten. Ik mis nog
iets in de verdere toelichting. Als mensen zeggen dat ze daar onverminderd op gaan
inzetten, dan klinkt dat hoopgevend, maar dan weet ik eigenlijk nog niet precies wat
dat inhoudt. Het is hartstikke goed dat er meer op ingezet wordt, maar wat betekent
dat concreet?
Minister Schreinemacher:
Dat betekent concreet het volgende. In 2021 hebben we 525 miljoen op SRGR ingezet
en in 2022 gaat het om 529 miljoen. We zijn daarmee de zevende donor in gezondheidszorg
wereldwijd en we zijn de derde donor wereldwijd op het gebied van SRGR. Ik heb net
gezegd dat het «in lijstjes denken» soms een beetje is als het vergelijken van appels
met peren, maar we staan in ieder geval hoog op de ranglijsten wereldwijd, zeker als
het gaat om SRGR. We zijn er echt een voorvechter van. De heer Hammelburg zei het
ook nog: het staat in Europa en in de wereld echt onder druk. Ik denk dat het heel
belangrijk is dat we als Nederland daarop blijven inzetten. Dat komt natuurlijk ook
aan de orde in de nota met het nieuwe BuHa-OS-beleid, waar we het over een paar weken
over zullen hebben. Dit zal daarin zeker een hele duidelijk rol krijgen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Simons hier nog op wil reageren.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik heb nog een vervolgvraag. Hoewel ik zelf altijd probeer weg te blijven bij te veel
detaillisme – we hoeven echt niet vanuit deze zaal alles op de wereld tot in detail
te regelen – wil ik toch weten of wij daarbij ook genoeg inzetten op samenwerking
met lokale organisaties. De heer Hammelburg had het daar ook al over. Ik denk bijvoorbeeld
aan Afrikaanse rurale gebieden. We zijn natuurlijk ontzettend afhankelijk van wat
daar lokaal gebeurt.
De voorzitter:
De Minister in antwoord op een vraag over samenwerking met de lokale organisaties.
Minister Schreinemacher:
Die vraag kan ik absoluut bevestigend beantwoorden. Ja, dat doen wij. Dat is ook heel
belangrijk om juist die plekken te bereiken waar je als Nederlandse ngo hier vanuit
Den Haag misschien niet zo makkelijk toegang tot hebt. Ik zie het belang van het betrekken
van lokale gemeenschappen daarbij. Dat doen we dus ook zeker. Ik zal dat nog verder
in de nota uitwerken, maar dit is een punt waarvan ik zal zorgen dat dat ook aan bod
komt.
De voorzitter:
Een interruptie op hetzelfde punt van collega Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dat zijn aanmoedigende woorden, hoor. Want ik ben heel blij met het antwoord van de
Minister. De Minister weet dat mijn hart daar ook naar uitgaat. Ik neem aan dat we
dit dan ook moeten zien in het kader van de doorontwikkeling – hoe moeilijk dat soms
ook is – van Southern Leadership in alle programma's?
Minister Schreinemacher:
Ja, klopt. Ik kan dan misschien meteen de vraag van mevrouw Simons beantwoorden over
het betrekken van de lokale gemeenschap. We hadden het nu echt over SRGR, maar het
gaat natuurlijk ook verder. Het is ook voor preventie en voor de respons bij pandemieën
belangrijk om lokale gemeenschappen erbij te betrekken en gebruik te maken van die
lokale kennis en sociale netwerken. Ik heb het dan bijvoorbeeld over de vaccinatiebereidheid.
Het is belangrijk om daar ook de lokale kennis en kunde voor in te schakelen.
De voorzitter:
Dan is er ook nog een interruptie van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik weet niet of dit precies het goede moment is, maar het ging net over de lijstjes
en over de budgetten. Er werd gezegd dat we het op het ene vlak goed doen en op het
andere vlak, volgens mij, wat minder goed. Ik heb wel behoefte aan een overzicht.
Als je kijkt naar de coronapandemie, dan zou ik zeggen: daar moeten nog veel meer
middelen heen; zeker een rijk land als Nederland moet veel guller zijn in hoe we de
wereld helpen om zich hiertegen te verweren. Maar als dat niet helemaal aankomt, zou
ik zeggen: laten we dan een overzicht genereren en gewoon kijken of we inderdaad meer
moeten doen om onze fair share volgens de Wereldhandelsorganisatie bij te dragen.
De voorzitter:
Ik geef de Minister het woord om te reageren op deze vraag om een overzicht. Er is
in de brief al wel iets geschreven over de donor, maar de heer Thijssen bedoelt een
ander overzicht.
De heer Thijssen (PvdA):
In de brief staat natuurlijk iets over waar we hoog scoren. Dat zegt de Minister net
ook. Dat is dus fijn. Ik heb dan weer een ander lijstje waarop we niet zo hoog scoren.
Wat fair share betreft, doen we maar 20% van wat eigenlijk onze eerlijke bijdrage
zou moeten zijn. Terecht wordt er door de collega van D66 op gewezen dat je het wel
in een totaal moet zien. Oké, maar laten we dan een totaaloverzicht maken. Dan kunnen
we dat gesprek met elkaar voeren. Dan kunnen we de vraag stellen: leveren wij niet
alleen op het gebied van corona maar ook met betrekking tot andere zaken ons eerlijke
deel? Dan kunnen we daar een objectief debat over hebben.
De voorzitter:
In de brief staat natuurlijk iets over die 523 miljoen. Kan de Minister iets meer
duiding geven?
Minister Schreinemacher:
Ik ben even op zoek naar welk overzicht de heer Thijssen graag zou willen hebben.
Ik denk dan aan gezondheidszorg wereldwijd. Is dat het overzicht dat u graag zou willen
hebben?
De heer Thijssen (PvdA):
Eerlijk gezegd ben ik hierin een beetje zoekende. De Wereldgezondheidsorganisatie
zegt: Nederland, jouw fair share is ongeveer 240 miljoen euro hoger. Nederland betaalt
nu 20% van wat het fair share van Nederland zou moeten zijn. We zien dat er heel veel
meer middelen nodig zijn om die landen in staat te stellen om te prikken. We geven
de vaccins wel, maar er wordt niet geprikt. Dan krijg ik te horen: lijstjes, lijstjes,
er zijn zo veel lijstjes. Ja, dat zal zo zijn, maar ik zou zeggen: waarom verhogen
we niet dat budget van ACT-A met 240 miljoen, zodat we ons eerlijke deel bijdragen?
Dat is wat de wereld van ons vraagt.
Minister Schreinemacher:
In antwoord daarop: met het versterken van die basisgezondheidszorg bevorderen we
natuurlijk ook de mogelijkheden om te prikken en we bevorderen de opleidingen van
medisch deskundigen, dus van mensen die daadwerkelijk die spuit kunnen zetten. Naast
de logistiek, is dat ook nog een heel grote uitdaging. Het is dus de logistiek, het
is de bereidheid om een vaccin te nemen, maar het is ook degene die het vaccin in
de arm moet zetten. Dat is een van de dingen die wij wel doen door het versterken
van de gezondheidszorg. Ik wil dus graag met u verder nadenken over welke lijst we
zouden kunnen destilleren in Europees of in wereldwijd verband. Ik denk dan zelf aan
de donoren van gezondheidszorg wereldwijd.
De voorzitter:
Is het zo voldoende duidelijk voor meneer Thijssen? Ik hoor dat u er samen nog eens
over na kunt denken om dat verder vorm te geven. Is dat voldoende?
De heer Thijssen (PvdA):
Dat kunnen we doen. Ik constateer dat Nederland inderdaad een heel mooi programma
heeft om gezondheidszorg in lagelonenlanden te verbeteren. Volgens mij is dat inderdaad
een mooi programma vanuit Nederland. Ik snap ook dat dit helpt om vervolgens de coronapandemie
te bestrijden. Het punt is natuurlijk dat er naast dat programma in een keer een coronapandemie
overheen kwam. We hebben natuurlijk ook in Nederland gezien dat de coronapandemie
de gezondheidszorg juist heel erg onder druk zet. Er is dus iets extra's nodig. Vandaar
ook het fair share vanuit de Wereldgezondheidsorganisatie, zo van: beste landen, dit
is eigenlijk jullie fair share om het nog eens extra te helpen. Ik geloof dat ik moet
constateren dat de Minister zegt: «Dat gaat niet gebeuren. We hebben een mooi gezondheidsprogramma.
We geven 20% van onze fair share, maar nog eens een keer miljoen erbovenop gaan we
niet doen».
Minister Schreinemacher:
Het is niet alsof we niks extra doen. Ik heb net gezegd dat we sowieso in het coalitieakkoord
hebben afgesproken dat we nog meer aan bestrijding van COVID-19 gaan doen. We hebben
ook die 70 miljoen waar ik het over had, dus 20 aan vaccins en nog eens 50 extra aan
country readiness. Dat we niets extra's doen, daar herken ik mij dus niet in.
De voorzitter:
Minister, vervolgt u uw betoog.
Minister Schreinemacher:
Dan een vraag die door BIJ1 en D66 is gesteld. Deze gaat over het principe van «get
one, give one». Zoals ik net ook al zei, is op dit moment het wereldwijde vraagstuk
van vaccingelijkheid veranderd. Er zijn meer vaccins beschikbaar voor herverdeling.
Het grootste knelpunt is nu de absorptiecapaciteit van landen om vaccins effectief
te kunnen prikken. De Nederlandse inzet verschuift daarom ook naar het gereedmaken
van landen en het versterken van gezondheidssystemen om vaccins na ontvangst effectief
te kunnen prikken. Wij hebben daarom geen kwantitatieve doelstelling meer voor donaties.
We zullen natuurlijk ook in 2022 onze surplus blijven doneren, maar, zoals gezegd,
is dat niet de manier waarop we dat het liefst doen. We doneren geld, zodat COVAX
de vaccins kan inkopen.
Dan gaan we door naar het onderwerp CEPI en PDP. Mevrouw Kuik is er niet meer, maar
misschien kan ze onze reactie nog naluisteren. De heer Klink vroeg wat we gaan doen
met CEPI. Hij riep ons ook op verder te gaan met CEPI en daar verder in te investeren.
Dit is iets wat ik heel graag samen met mijn collega van VWS wil gaan bekijken. Dat
is ook wat u zelf aangaf: dit moet kabinetsbreed bekeken worden, omdat het niet alleen
gaat over COVID-19. Het gaat ook niet alleen maar over lagelonenlanden. Dit gaat veel
verder. Het gaat ook over ons. Het speelt wereldwijd. Daarbij heeft de OESO bepaald
dat bijdragen aan CEPI niet als ODA kunnen worden aangemerkt. Daarom werd de eerdere
bijdrage vanuit de VWS-begroting geregeld. Ik zou willen voorstellen dat ik met VWS
in gesprek ga over het feit dat betaling vanuit de OS-begroting niet direct voor de
hand ligt. Vanuit het OS-budget is er steun voor product development partnerships
ter voorkoming en bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen.
Op die manier zijn we hier wel mee bezig, al gaat dat niet via CEPI.
De voorzitter:
Ik ga daar toch even als lid op in, want dat is direct mijn vraag. Ik zie instemming.
Voorzitter: Hammelburg
De heer Klink (VVD):
Dank, Minister. Kan de Minister toezeggen dat zij dit daadwerkelijk met de Minister
van VWS oppakt? Kan zij toezeggen dat zij ons als Kamer over niet al te lange tijd
informeert over hoe dat afgelopen is, bijvoorbeeld voor het meireces?
Minister Schreinemacher:
Zeker.
De heer Klink (VVD):
Ik vraag dat ook met het oog op het realistische bedrag. Dat was ongeveer 125 miljoen
in vijf jaar, of 25 miljoen per jaar.
Minister Schreinemacher:
Ja, die toezeggingen doe ik hierbij aan de heer Klink. Ik zal hierover in gesprek
gaan met mijn collega van VWS en kijken wat wij kunnen doen aan beleid voor pandemische
paraatheid. We zullen uw Kamer daarover voor het meireces informeren.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Dank u wel. Als voorzitter zeg ik dan weer: u vervolgt uw betoog.
Minister Schreinemacher:
Er was nog een vraag van mevrouw Kuik over de financiering van de PDP's. Het streven
is het subsidieplafond voor een nieuw PDP-kader in april te publiceren. Via de voorzitter
van de PDP-coalitie en RVO zijn PDP's hiervan op de hoogte. Het betreft een open internationale
subsidietenderprocedure. Het budget is vergelijkbaar met PDP III. De verwachting is
dat PDP IV in september 2022 van start gaat.
Dan het bedrijfsleven. Daar was ook een vraag over van meneer Klink. Ziet de Minister
kans om de private sector via publiek-private samenwerking een rol te laten spelen?
Volgens mij is de distributie van vaccins via de tulpenkwekers, een van de voorbeelden
die u noemde, een heel mooi voorbeeld. Die distributie is echt een onderdeel van het
versterken van de gezondheidssystemen. De Nederlandse private sector kan inderdaad
technische kennis en assistentie leveren om distributiesystemen te versterken. Ik
ga daarover graag met het bedrijfsleven in gesprek. In gesprekken met bedrijven heb
ik al eerder besproken in hoeverre zij dachten dat ze een bijdrage of toegevoegde
waarde zouden kunnen hebben voor distributie. Ik zou het eigenlijk wel mooi vinden
om dat uit te werken in de Global Health Strategy. Ik ga later nog wat verder in op
de Global Health Strategy. Dit lijkt mij een punt om daarin op te nemen. Wel is het
belangrijk dat we altijd blijven kijken wat de vraag is en in hoeverre datgene wat
wij te bieden hebben, aansluit bij de behoefte die er daadwerkelijk lokaal is.
De voorzitter:
Ik wil een vraag stellen, maar ik zie dat de heer Hammelburg dat ook wil.
De heer Hammelburg (D66):
Ik denk dat u beter eerst uw interruptie kunt doen. Dan komt mijn interruptie daarna
wel.
De voorzitter:
Het is allemaal een beetje complex, zo met dat voorzitterschap. Ik geef dat dan even
over.
Voorzitter: Hammelburg
De voorzitter:
Gaat uw gang, meneer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dan ga ik hier eerst even als het lid Klink op reageren. Ik bedank de Minister voor
deze reactie. Ik beoogde hiermee eigenlijk het volgende. Ik kom zelf uit de landbouwhoek.
We hebben zelf weleens de landbouwsector met de designwereld samengebracht. Dat heet
Agri meets Design. Dan probeer je een probleem van twee verschillende sectoren op
te lossen. Maar wat je daarvoor nodig hebt, is juist een overheid als facilitator
om die partijen samen te brengen. Als je alleen maar zegt «bedrijfsleven, ik ga eens
polsen of dat een leuk idee is», dan is dat iets te weinig. Dus ik zou eigenlijk toch
wel een soort van toezegging willen horen dat verschillende partijen worden samengebracht.
Dan zou ook zeker moeten worden gekeken wat nodig is op de locatie zelf om die vaccins
zo goed mogelijk te distribueren. Die expertise is er natuurlijk ook binnen uw ministerie.
Anders doen we immers alsnog iets wat geen succes heeft. Ik geloof heel erg dat de
kennis wel bij het ministerie zit. Het gaat om partijen, om internationale ondernemers
die kleine pakketjes gekoeld heel fijnmazig kunnen verspreiden. Dan moet vooral de
connectie gezocht worden met degenen die dat ook daadwerkelijk doen, die in het veld
staan.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Klink (VVD):
Ik wil een toezegging van de Minister dat het ministerie daar een leidende rol in
heeft om dat te faciliteren. Ik wil dat dit ook weer voor het meireces gebeurt, want
anders zijn we veel te laat.
Minister Schreinemacher:
In reactie op de heer Klink wil ik die toezegging zeker doen. De toezegging is dan
dat we met het bedrijfsleven in gesprek en aan de slag gaan om te kijken hoe zij kunnen
bijdragen aan de distributie. We kijken ook ter plaatse waar precies behoefte aan
is en hoe we die dingen op elkaar kunnen binden. Maar ik wil dan wel graag dat we
iets meer tijd krijgen. Ik denk echt dat we het moeten opnemen in die Global Health
Strategie, waar we al tijdens het opstellen van de BuHa-OS-nota langzaam mee beginnen.
Dat betekent niet dat het niet sneller kan gaan. U vraagt mij nu om dat binnen twee
maanden te doen, terwijl ik dat eigenlijk in een breder geheel zou willen doen. Ik
hoop dus op uw begrip. Maar de toezegging dat ik het ga doen, die heeft u.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap weer terug aan de heer Klink en wil ik vervolgens
interrumperen.
Voorzitter: Klink
De voorzitter:
Ik vind het allemaal complex. U heeft een interruptie op het betoog van de Minister.
Ik wil eerst nog even reageren op wat de Minister net zei. Ik wil graag een definitie
van «iets meer», want dat is nog een beetje vaag. Ik ben heel blij met de toezegging
die de Minister zojuist gedaan heeft, maar ik zei: voor het meireces. Daarop zei de
Minister dat er iets meer tijd nodig is.
Minister Schreinemacher:
Ik zei: in de Global Health Strategy opnemen. We hebben de planningsbrief gestuurd.
Als ik me niet vergis, komt die net na het zomerreces uw kant op.
De voorzitter:
Maar dan wil ik wel dat er voor die tijd al gesproken wordt.
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Oké, dan neem ik nu echt het voorzitterschap weer terug. Dan is er ook nog een interruptie
van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dat betreft het blokje bedrijfsleven. Ik heb vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling
een motie ingediend en de Minister gevraagd om het bedrijfsleven weer bij elkaar te
brengen voor een nieuwe ronde aan funding. Dus niet alleen vanuit de overheid maar
ook vanuit de Nederlandse bedrijven, en dan wel de bedrijven die het in de covidperiode
juist goed hebben gedaan en meer winst hebben gemaakt. Ik heb het niet over de noodlijdende
ondernemers hier in Nederland, want die zou ik daar absoluut niet mee willen belasten.
Mijn vraag is: hoe zit het met de uitvoering van die motie?
Minister Schreinemacher:
Wat ik in ieder geval op dit moment weet, is dat de publieke donoren op dit moment
16,4 miljard dollar hebben gedoneerd. Vanuit de private sector is wereldwijd meer
dan 1 miljard bijgedragen aan de ACT-A-tool. Verder kunnen Nederlandse bedrijven natuurlijk
ook op andere manieren met knowhow bijdragen, maar wat donaties betreft, is dat nu
de stand van zaken.
De heer Hammelburg (D66):
Dat was niet precies waar de motie over ging. Dit was echt het opzetten van een nieuw
initiatief om ervoor te zorgen dat de bedrijven in Nederland weer even bij elkaar
komen om het gesprek over nieuwe commitments aan te gaan, zoals we dat het jaar daarvoor
ook hebben gehad. Een aantal Nederlandse bedrijven hebben echt fantastische bijdragen
geleverd. Dat kan ook dit jaar weer. Dat was de bedoeling van die motie. Dat mag financieel
en ook in natura.
Minister Schreinemacher:
Ik stel het aan de orde in gesprekken met het bedrijfsleven. Daarmee was ik in de
veronderstelling dat ik aan uw motie heb voldaan. Maar ik begrijp dat dit niet zo
is. Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen? Dank u wel.
De voorzitter:
Op een ander moment is ook goed, zie ik bij de heer Hammelburg. Dit punt is nu in
ieder geval geadresseerd. U vervolgt uw betoog, Minister.
Minister Schreinemacher:
Er is een aantal vragen gesteld over patenten en de mRNA-technologie. Wat is de stand
van zaken? De heer Hammelburg vroeg wat de stand van zaken is in Europa. Kunnen we
nog verdere stappen zetten? Zoals de heer Hammelburg zelf al aangaf, heeft mijn voorganger
gepleit voor een TRIPs-waiver. Die stond in Europa redelijk alleen hierin. Nou ja,
hij stond alleen. Maar de EU heeft inmiddels wel aangegeven bereid te zijn tot een
compromis, waarbij bepalingen in de TRIPs-overeenkomst worden verduidelijkt of opgeheven.
Het is nu al mogelijk om dwanglicenties te verlenen als toch zou blijken dat octrooien
een barrière vormen. In het EU-voorstel zou nog sneller en eenvoudiger toestemming
kunnen worden verleend wanneer dat nodig zou zijn. Het voorstel van de EU zou een
eventuele octrooibarrière snel en eenvoudig kunnen wegnemen, maar daarbij wel de stimulans
in stand houden om te innoveren en te investeren in onderzoek naar COVID-19-varianten
en andere ziekten. Een waiver gaat echter de grote meerderheid van lidstaten in de
EU echt te ver.
Zoals u zelf ook al aangaf, is dit ook een onderwerp dat binnen de WTO nog steeds
op tafel ligt. We hebben in de informele RBZ-Raad Handel een gesprek gehad met dokter
Ngozi van de WTO. Ook zij gaf aan: we hopen toch dat de EU het op de een of andere
manier gaat wegen, want anders komen we er gewoon niet en kunnen we niet voorwaarts.
We hebben er als Nederland ook voor gepleit om daar op een, op een ... Ik kom gewoon
niet op het woord. Ja: op een constructieve manier in te zitten. Je merkt dat de verschillende
lidstaten daar aan tafel een beetje op een andere manier in zitten. Maar het feit
dat de EU nu zo'n voorstel op tafel heeft liggen, biedt toch wel hoop.
De voorzitter:
Ik wil de heer Hammelburg nog wel een interruptie geven, maar ik wil ook wel een beetje
letten op het aantal interrupties. Eigenlijk bent u daar al ... Dit is uw laatste.
U mag er gebruik van maken, omdat de heer Thijssen en mevrouw Kuiken even weg zijn.
De heer Hammelburg (D66):
Het gaat over die hoop. Dat was precies mijn vraag in de eerste termijn. Ik heb gehoord
dat dit voorstel in Brussel gewoon – laten we het maar eerlijk op z'n Hollands zeggen
– op zijn gat ligt. Daar word ik wel moedeloos en chagrijnig van. Wat is nu de status?
Misschien kan de Minister dat nog later per brief toezenden. Wat zal het eerstkomende
moment zijn waarop Nederland opnieuw die slinger geeft aan deze discussie in Brussel?
Het mag per brief; het hoeft niet nu. Maar ik hoop er wel een wat duidelijker beeld
van te krijgen, want ik krijg echt slechte berichtgeving vanuit Brussel.
Minister Schreinemacher:
Ik wil wel een brief toezeggen, maar ik ben zo bang dat ik daarin niet veel meer kan
melden dan wat ik hierbij doe. Ik voer dat gesprek met collega's in de raden. Dat
hebben we dus nog een aantal weken geleden gedaan. Ik zal even kijken. Mag ik in de
tweede termijn terugkomen op wat eventueel een volgend aangewezen moment daarvoor
zou zijn? Als we dan constateren dat een brief misschien toch behulpzaam is ... Laat
me nog even kijken of ik in tweede termijn ...
De voorzitter:
Dat is prima. U komt er in tweede termijn op terug. Als dat niet lukt, doet u dat
via een brief. Ik zie instemmend geknik van de heer Hammelburg, die nu door al zijn
interrupties heen is. Dan mag de Minister uiteraard weer haar betoog vervolgen.
Minister Schreinemacher:
Dan de vraag van de heer Thijssen hoe patenten sneller vrij kunnen worden gegeven
bij de volgende pandemie. Ik zou daar toch wat terughoudend in willen zijn. De belangrijkste
reden voor die terughoudendheid is de onderliggende onjuiste veronderstelling dat
met het tijdelijk vrijgeven van octrooien op vaccins, die vaccins ook daadwerkelijk
sneller beschikbaar komen. Het gaat namelijk ook om de productiecapaciteit op een
geschikte locatie. Daarnaast is natuurlijk een octrooilicentie nodig, evenals overdracht
van kennis over de manier waarop je zo'n vaccin maakt. Het delen van dat soort kennis
kan, anders dan soms wordt gesuggereerd, niet worden afgedwongen. Het vrijgeven van
patenten biedt daarvoor ook geen oplossing. De bereidwilligheid om kennis te delen
zou zelfs kunnen afnemen bij het gedwongen vrijgeven van die octrooien.
Verschillende partijen vroegen naar de Global Health Strategy. Zoals ik al heb aangegeven,
komt die na het zomerreces. Dat gaan we interdepartementaal aanpakken. Dat zal ik
dus niet in splendid isolation doen, maar dat doen we samen met VWS en EZK. Er wordt
ook een gezamenlijke werkgroep voor opgericht, waarbij iedereen natuurlijk wel binnen
zijn eigen verantwoordelijkheden zal opereren. We gaan het dus zeker breed aanpakken
en dit zal voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer komen. Zoals gezegd, zullen
SRGR en hiv/aids er zeker onderdeel van uitmaken want Nederland is en blijft een donor
met durf. Daar zal ook het maatschappelijk middenveld bij worden betrokken.
Gevraagd is in hoeverre wij een bijdrage kunnen leveren aan de vaccinatiegraad in
de overzeese gebieden. Ongeveer 55% in Suriname heeft de eerste prik gehad. Daar groeit
de vaccinatiegraad langzaam; dat is nu 20%. De vaccinatiebereidheid is wel laag, wat
mede komt door desinformatie. Onze adviseur internationale gezondheidszorg staat gedurende
twee jaar de Surinaamse regering hierin bij.
Het CDA heeft gevraagd wat de inzet is van Nederland bij het pandemieverdrag. De onderhandelingen
voor een mondiaal pandemieverdrag gaan in augustus 2022 van start. De Europese Unie
zal namens de lidstaten onderhandelen en de inzet van het kabinet zal de komende maanden
worden vastgesteld. Ik coördineer dat niet, dat doet mijn collega van VWS. Belangrijk
is wel dat het een juridisch bindend instrument wordt. Wij willen dat dit verdrag
in ieder geval afspraken gaat omvatten over verbeterde preventie, paraatheid en de
aanpak van pandemieën door lidstaten in samenwerking met multilaterale instellingen.
Dat gaat om onderwerpen die buiten de reeds bestaande internationale gezondheidsregel
vallen.
Daarmee ben ik volgens mij gekomen aan het eind van mijn beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het nu tijd voor de tweede termijn van de Kamer. Het woord is aan
mevrouw Simons van BIJ1. Zij heeft twee minuten spreektijd.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter. Ik betwijfel overigens of ik die twee minuten vol ga praten. En
dat mag ook wel eens een keer, hè.
Ik wil nog terugkomen op het punt van het vrijgeven van octrooien. Ik begrijp alle
hordes die zich in dat domein voordoen en het tijdelijk vrijgeven van octrooien zorgt
inderdaad niet voor snellere beschikbaarheid, maar «I beg to differ» zou ik bijna
willen zeggen, want het is natuurlijk niet de enige maar wel een hele belangrijke
barrière in de toegang tot vaccins. Het monopolie van de farmaceutische bedrijven
is simpelweg gevaarlijk. Er zijn te weinig aanbieders. Zij stellen allemaal hun eigen
voorwaarden en daarmee komen ook de distributie en de toegang in gevaar. Ik zou dus
eigenlijk aan de Minister willen vragen of zij niet met mij van mening is dat we op
en-en moeten inzetten en dat we datzelfde moeten doen in het kader van het laatste
blokje dat zij beantwoordde. Dat ging over het pandemieverdrag met betrekking tot
preventie en paraatheid. Ik kan me voorstellen dat het heel goed zou zijn om nu alvast
de lessen die wij tot op heden hebben geleerd, in kaart te brengen en die mee te nemen
in de toekomstige plannen voor die pandemische paraatheid. Ik denk namelijk dat we
in dit geval, na twee jaar, niet bang hoeven te zijn dat we te vroeg conclusies trekken.
Daar zou ik de Minister dus graag nog over horen.
Voorzitter. Ik had beloofd het kort te houden. Ik laat het hierbij, ook al zal ik
naar grote waarschijnlijkheid uw beantwoording in dezen niet meer meemaken, Minister.
Dat zeg ik via de voorzitter. Toch bedankt, ik zal het braaf terugkijken. Meld het
me eventueel schriftelijk als er nog vragen open blijven staan.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Simons. U had inderdaad nog vijftien seconden over, dus dat is
heel netjes gedaan. Meneer Hammelburg van D66.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor de volle inzet in de wereldwijde
bestrijding van COVID-19. Ik vind het nog ingewikkeld om te kunnen overzien hoe Nederland
bijdraagt aan de verschillende instrumenten. Dat moet ik eerlijk toegeven. Ik zie
nu dat we 70 miljoen investeren, maar het volle beeld van alle verzoeken die er liggen
en alle instrumenten die er zijn, vind ik nog wel een ingewikkelde, als ik heel eerlijk
ben. Misschien kan daar op een later moment nog meer duidelijkheid over komen vanuit
het ministerie middels een brief met een update of iets dergelijks. Hetzelfde geldt
natuurlijk voor de discussie zoals we die net al in een interruptiedebatje hadden
over de status van de gesprekken die nu in Brussel plaatsvinden over licenties en
hoe we daarmee omgaan. Daar wil ik toch wel streng in zijn. Ik hoop toch echt dat
we die update krijgen. Ik kan me echt goed voorstellen dat dat even tijd vergt en
dat de Minister ook in de tweede termijn nu niet meteen alle antwoorden daarop heeft.
Het kan ook zijn dat de Minister zegt: goh, volgende week is er een overleg; laten
we dat nog even afwachten. Qua timing snap ik dat dus, maar ik zou op de niet al te
lange termijn – om het dan maar eventjes zo vagelijk te zeggen – toch graag een update
krijgen vanuit het ministerie over hoe dat precies zit en wat de inzet van het kabinet
en van deze Minister is. Wat mij betreft is die inzet in lijn met eerder aangenomen
moties in de Kamer, om het maximaal haalbare te doen. Dat leidt me er nu toe om geen
tweeminutendebat aan te vragen om zo'n motie in te dienen. Ik wacht eventjes een update
vanuit het ministerie af.
Laat ik dan afsluiten door mijn zorgen uit te spreken over alles wat er op de wereld
en op Nederland afkomt. Dat geldt voor de Oekraïnecrisis die nu gaande is. Onze harten
zijn ook nog steeds betrokken bij wat er in Afghanistan aan de hand is. Laten we dat
niet vergeten. Dat is een andere crisis op de wereld. We rennen namelijk van de ene
crisis naar de andere, maar onze Nederlandse inzet is wereldwijd. Dat moeten we ook
zo houden. Ik heb met de ontwikkelingen van nu zorgen over de toereikendheid van budgetten.
Die leg ik hier gewoon op tafel. Maar ik zie dat de afwegingen die het ministerie
maakt, wel strategisch zijn. Daar wil ik een afsluitende opmerking over maken, ook
richting de Partij van de Arbeid: het geheelplaatje zien we natuurlijk terug in de
begroting en straks ook bij de Voorjaarsnota. Daar zal duidelijk worden hoe wij die
strategische keuzes maken en hoe deze Minister deze strategische keuzes maakt. Daar
zullen we dan ook streng op meekijken. Ik dank de Minister en ook alle ambtenaren
voor het harde werk, want wat zullen ze hard werken op dit moment.
De voorzitter:
Dank u, meneer Hammelburg. U heeft 40 seconden gesnoept, maar ik laat het toe. Meneer
Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u, voorzitter. Excuus dat ik even weg moest voor een tweeminutendebat. Ik zal
de beantwoording die ik gemist heb terugluisteren. Ik wil nog heel even terugkomen
op de discussie die we nu hadden over die fair share bij ACT-A. Ik heb het namelijk
even gecheckt en volgens mij zit die 70 miljoen waar de Minister het over had, al
in die 20% van de fair share. Volgens mij is die er niet bovenop gekomen, maar daarmee
bereiken we die 20%. Daarom toch nog mijn verzoek aan de Minister: kan de Minister
niet extra middelen vrijmaken? Er zijn in het regeerakkoord natuurlijk extra ODA-budgetten
gekomen. Kan dan niet een deel van die middelen worden vrijgemaakt om een forse extra
stap te zetten in ACT-A? Ik ben het namelijk eens met mijn collega van D66: het is
wereldwijd hoe Nederland zich inzet, maar we weten hoe verschrikkelijk urgent corona
is en hoe verschrikkelijk dat huishoudt in de lagelonenlanden en hoezeer ze onze hulp
daar kunnen gebruiken. Dus kunnen we niet een deel van die middelen vrijmaken zodat
de vaccins nu ook echt gezet kunnen gaan worden?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, meneer Thijssen. Ik ga zelf gewoon direct door.
Dank, Minister, voor de beantwoording en vooral ook voor het totaalbeeld dat er is.
Het blijft een heel belangrijk onderwerp, dat na dit debat zeker nog niet is afgerond.
Dit is echt een pandemie waar we nog lang mee bezig zijn. Dat is mijn beleving en
is mijn waarneming. Overal ter wereld moeten mensen gevaccineerd kunnen worden. Dat
doen we ook voor onze eigen gezondheid, voor onze eigen veiligheid en voor onze eigen
economie. Een bredere aanpak in het kabinet is op z'n plaats. Daarom dank ik ook voor
de toezegging die gedaan is om samen met Minister Kuipers te kijken hoe we onder andere
voor CEPI de juiste financiële middelen kunnen vinden. Vooral dank ik ook voor de
toezegging om breder te kijken, met andere sectoren, hoe de distributie verbeterd
kan worden. Ik vind het prima om dat aan Global Health Strategy te koppelen, maar
het is vooral ook goed om daar de komende periode, ver voor de zomer, al stappen in
te zetten.
Tot zover, wat dat betreft. Ik zie een vraag van de heer Thijssen, wellicht aan mijzelf?
De heer Thijssen (PvdA):
Ik was vergeten een tweeminutendebat aan te vragen, maar dat doe ik graag, als dat
mag.
De voorzitter:
Dat kan natuurlijk. Met als reden?
De heer Thijssen (PvdA):
Met als reden dat ik wel wil kijken of ik een meerderheid kan regelen voor ... Moet
ik nou van tevoren zeggen wat voor motie ik ga indienen?
De voorzitter:
Nee, maar kunt u de reden van het aanvragen van het tweeminutendebat noemen?
De heer Thijssen (PvdA):
Om een motie in te dienen.
De voorzitter:
Wat is dan ongeveer de hoofdstrekking van de motie die u in wilt dienen?
De heer Thijssen (PvdA):
Het gaat om ACT-A. Of we meer kunnen doen om de coronapandemie te bestrijden.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Dan hebben we de tweede termijn van de Kamer bij dezen gehad. Dan
is nu de tweede termijn voor de Minister. Heeft u nog behoefte aan een korte schorsing?
Twee minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de Minister voor de tweede termijn.
Minister Schreinemacher:
Dank. Ook van mijn kant is het heel prettig om vandaag met uw leden van gedachten
te wisselen over dit heel belangrijke onderwerp. We hebben ook alweer wat ideeën opgedaan
en meegenomen voor de Global Health Strategie. Dat is dus heel goed. Daar is het ook
nuttig voor geweest, maar ook om de Kamer verder te informeren over wat wij op dit
moment doen op het gebied van COVID-19.
Er is nog een klein aantal vragen gesteld. Er is een belangrijke vraag van de heer
Hammelburg, waaraan ook mevrouw Simons refereerde: de TRIPs-waiver en het krachtenveld
in Brussel en wanneer wij uw Kamer daarover nog verder kunnen informeren. We hebben
u ook in het schriftelijk overleg RBZ/OS geïnformeerd over de stand van zaken rondom
het krachtenveld in Brussel. Zoals gezegd is er op dit moment dus geen steun voor
een brede waiver, maar er is wel steun voor het verbeteren van de mogelijkheid tot
dwanglicenties. Hierover wordt nu dus ook onderhandeld in de TRIPs-raad in de WTO.
Dat gebeurt vandaag en dat gebeurde gisteren. Als daar iets uitkomt, dan zullen we
dat zeker met u delen. De volgende TRIPs-raad is op 8 en 9 juni. Dus we hebben nog
even, maar wij houden dat in de gaten. Als daar verschuivingen zijn, zullen we uw
Kamer daarover informeren. Er zijn daarover op dit moment nog geen nieuwe ontwikkelingen
mede te delen.
Mevrouw Simons vroeg ook of wij de lessons learned van de afgelopen twee jaar van
COVID-19 ook kunnen meenemen bij de pandemische paraatheid en ook bij het verdrag
en onze inzet daarvoor. Daar kan ik heel kort over zijn: ja, dat zullen we doen.
Dan is er nog een laatste vraag van de PvdA: in hoeverre kunnen we nog meer doen voor
ACT-A, bovenop die 70 miljoen? Wij hebben bij die 70 miljoen onze «in-kind»-donaties,
dus in natura, niet meegerekend. Ik wil toch nog een keer gezegd hebben dat dat op
gegoochel met cijfers lijkt, maar ik vind het toch wel belangrijk om dat te benadrukken.
Er komen dus nog extra middelen voor ACT-A. Die staan ook in het coalitieakkoord.
Die zijn onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming. Daarover wordt u dus nog geïnformeerd
bij de suppletoire begroting.
De heer Hammelburg (D66):
Misschien wel van de orde, voorzitter. Ik begrijp de behoefte van de Partij van de
Arbeid om hier strijdvaardig op te zijn. Tegelijkertijd denk ik voor wat betreft de
tweeminutendebatten over ACT-A: zouden we niet eerder de voorjaarsbesluitvorming moeten
afwachten en dan het debat daarover moeten voeren? Is dat niet de ordentelijke manier?
Dan heb je namelijk ook het overzicht op alle instrumenten waar het kabinet op in
gaat zetten, niet alleen op ACT-A, maar ook de andere instrumenten voor de wereldwijde
covidbestrijding. Dat lijkt mij voor de integrale afweging en voor de impact van de
Nederlandse inzet wel essentieel. Anders wordt het namelijk lastig om over moties
na te denken en daarover te debatteren in een tweeminutendebat.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, wilt u uw verzoek over het tweeminutendebat heroverwegen?
De heer Thijssen (PvdA):
Ik zal er nog over nadenken, maar ik denk het eigenlijk niet. Volgens mij is dit namelijk
het moment om de besluitvorming op het ministerie te beïnvloeden en kunnen we als
Kamer sturing geven aan wat er moet gebeuren. Volgens mij is dit dus een prima afweging
om met elkaar nu in de Kamer te maken.
De voorzitter:
Ik zie dat de Minister hier ook nog een reactie op heeft. Toch niet? Nee. Dan zijn
we aan het einde gekomen van dit debat. Ik zal nog even enkele conclusies, de toezeggingen
en het vervolg benoemen. Het lid Thijssen vraagt een tweeminutendebat aan over wat
er meer gedaan kan worden aan de pandemische bestrijding en ACT-A. Verder zijn er
nog twee toezeggingen.
– De Minister zegt toe om binnen het kabinet de middelen te zoeken zodat Nederland weer
een substantiële bijdrage kan leveren aan CEPI en om afspraken te maken over pandemische
paraatheid, inclusief een realistisch bedrag, vóór het meireces.
– De Minister zegt toe met het bedrijfsleven te overleggen wat bedrijven kunnen doen
bij de distributie van vaccins en informeert de Kamer daarover in de Global Health
Strategie-brief na het zomerreces.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen. Dank voor de Minister en dank voor de ambtenaren,
voor de ondersteuning. Dank voor de Kamerleden en de Griffie en tot een volgende keer.
Sluiting 15.45 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier -
Mede ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.