Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 17 februari 2022, over Elektriciteitsnet, energie-infrastructuur & RES
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 282
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 4 maart 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 17 februari 2022 overleg
                  gevoerd over:
               
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 18 november 2021 inzake Garantieregeling Aardwarmte (RNES) 2022 en 2023 (Kamerstuk
                           31 239, nr. 339);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 26 november 2021 inzake Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat
                           (MIEK) (Kamerstukken 
                        29 826, 31 239 en
                        30 196, nr. 132);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 2 december 2021 inzake Verkenning aanlanding wind op zee 2030 (VAWOZ) (Kamerstuk
                           33 561, nr. 52);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
                           d.d. 9 december 2021 inzake voortgang van de Regionale Energiestrategieën (RES'en)
                           (Kamerstuk 32 813, nr. 956);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 8 februari 2022 inzake periodieke
                           update over de schaarse transportcapaciteit op het elektriciteitsnet (Kamerstuk 29 023, nr. 281).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Graus
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Boucke, Erkens, Graus, Grinwis,
                  Van Haga, Kröger, Leijten, Van Raan en Thijssen,
               
en de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Welkom bij het debat van de vaste commissie voor Economische
                     Zaken en Klimaat. Wij gaan het hebben over het elektriciteitsnet, de energie-infrastructuur
                     en de Regionale Energiestrategieën. Ik heet allereerst van harte welkom de mensen
                     die thuis kijken en/of luisteren. Ik heet ook welkom de Minister en zijn team, waarvan
                     het grootste deel in een andere zaal zit, maar ze zijn er wel. Ook een woord van welkom
                     aan de aanwezige Kamerleden.
                  
We zitten best ruim in de tijd, maar toch stel ik een spreektijd van vijf minuten
                     voor en twee interrupties in tweeën of vier losse. Dat laatste mogen jullie zelf bepalen.
                     Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Boucke, die spreekt namens de Democraten
                     66.
                  
De heer Boucke (D66):
Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen allemaal. In de komende decennia gaan we veel
                     meer stroom gebruiken. Dat is nodig om de doelstelling van 60% reductie in 2030 waar
                     te maken. Mensen kiezen steeds vaker voor warmtepompen en elektrische auto's, omdat
                     deze technieken snel goedkoper worden. Maar we zien nu al dat ons stroomnet de veranderingen
                     niet kan bijbenen. Mensen en bedrijven willen veel meer schone energie opwekken, maar
                     kunnen de stroom niet kwijt. Dat wordt alleen maar erger als we niet ingrijpen. Het
                     stroomnet simpelweg verzwaren lost slechts een deel van de problemen op en maakt de
                     kosten voor de samenleving onnodig hoog. D66 wil dat energie betaalbaar blijft voor
                     iedereen.
                  
Voorzitter. Het stroomnet heeft veel last van piekmomenten. Naast het verzwaren van
                     het net, waar dat nodig is, wil D66 daarom bevorderen dat we ook op een andere manier
                     met het elektriciteitsnet omgaan. We willen mensen stimuleren om gebruik te maken
                     van nieuwe mogelijkheden om het stroomnet te ontlasten. Hiervoor heeft mijn voorganger,
                     Matthijs Sienot, een initiatiefnota opgesteld. Vandaag wil ik een aantal elementen
                     uit deze initiatiefnota opnieuw aan de Minister voorleggen, want wij willen verder
                     met deze nota. Er staan hele goeie ideeën in. Wat ons betreft bouwen we daarop voort.
                     Ik zag vanochtend in het nieuws een plannetje van de ChristenUnie en de VVD. Dat is
                     een van de elementen uit die initiatiefnota. Ik zou zeggen: laten we het in een breder
                     kader bezien.
                  
Voorzitter. Ik begin vandaag graag met de mensen thuis. Hoe kunnen we mensen belonen
                     die zelf opgewekte stroom gaan opslaan in een thuisbatterij of een buurtbatterij of
                     in de accu van een elektrische auto? Hoe maken we thuisbatterijen en buurtbatterijen
                     goedkoper en zorgen we ervoor dat deze manier van het ontlasten van het net net zo
                     populair wordt als zonnepanelen? Hoe kunnen we zorgen dat thuis opgewekte stroom wordt
                     geleverd aan mensen en bedrijven in de buurt via een slim stroomnet?
                  
Voorzitter. Wij hebben eerder gepleit voor een flexibel nettarief. Hiermee kun je
                     piekbelasting voorkomen en mensen bijvoorbeeld 's nachts hun elektrische auto laten
                     opladen. Ik ben benieuwd hoe de Minister hiertegen aankijkt.
                  
Voorzitter. Mensen leggen zelf zonnepanelen op hun daken en kunnen daardoor meeverdienen
                     aan de opbrengsten van windmolens in hun gemeente. Ook industriegebieden werken hard
                     aan energieplannen. Overal in Nederland schieten de laadpalen voor auto's als paddenstoelen
                     uit de grond. De Regionale Energiestrategieën (RES'en) zijn hierin cruciaal. Ik wil
                     hier zeggen dat ik veel bewondering heb voor onze lokale bestuurders en voor mensen
                     die hier heel hard mee aan de slag zijn gegaan. Maar deze regionale plannen moeten
                     wel goed op elkaar aansluiten. Tijdens de technische briefing en de rondetafel over
                     dit onderwerp was er een duidelijke roep om meer regie vanuit het Rijk. Ik vraag de
                     Minister wat hij vindt van het idee van een rijksarchitect om op nationaal niveau
                     voor veel meer coördinatie te zorgen. Zo iemand kan ervoor zorgen dat de plannen van
                     het Rijk, van de provincies en van de gemeenten beter op elkaar afgestemd zijn. Ziet
                     de Minister mogelijkheden om voorrang te geven aan projecten op basis van impact op
                     de energietransitie?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb een vraag aan de heer Boucke over die technische briefing. Die ging deels over
                     de Regionale Energiestrategieën, maar ook over het Cluster Energiestrategie (CES).
                     Eigenlijk zag je in die RES'en het aanbod en in de CES min of meer de vraag van de
                     industrie. Wat opviel, was dat van de kant van de industrie klakkeloos de vraag om
                     energie werd neergelegd. Is de heer Boucke het met de Partij voor de Dieren eens dat
                     over die klakkeloosheid waarmee de industrie die vraag neerlegt – ik geloof dat het
                     90 petajoule was terwijl het aanbod 35 petajoule bedraagt – ook regie van de overheid
                     nodig is? Welke industrie willen wij hebben in Nederland? Welke industrie kunnen wij
                     ons in Nederland veroorloven?
                  
De heer Boucke (D66):
Dank aan de heer Van Raan voor deze vraag. Ja, ik vind dat de overheid veel meer leiderschap
                     moet nemen. Dat was ook de inzet van ons bij de verkiezingen. Dat was ook de inzet
                     van D66 bij de coalitieonderhandelingen. In het coalitieakkoord zie je heel duidelijk
                     terug dat wij gezegd hebben: er moeten maatwerkafspraken met de grote industrieën,
                     de grote industrieclusters gemaakt worden. Wat mij betreft is dit onderdeel van de
                     regie die wij moeten hebben. Wij moeten niet alleen maar kijken naar wat de bedrijven,
                     de industrieclusters op tafel leggen over wat ze nodig hebben of wat ze kunnen leveren.
                     Nee, we moeten ook aangeven wat er moet gebeuren en hoe we de toekomst van Nederland
                     zien. Wat voor bedrijven willen we nog hebben in een groene economie?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ik ben blij met dat antwoord, want dat betekent dat we een discussie gaan hebben over
                     de vraag welke bedrijven of welke clusters van bedrijven we wenselijk zouden vinden.
                     Ik zou de heer Boucke willen vragen om misschien nog één stapje verder te gaan en
                     zijn denkraam groter te maken. Kijk naar Tata Steel, dat met z'n plannen en met de
                     wijze waarop het jarenlang heeft geopereerd eigenlijk in hoog tempo zijn bestaansrecht
                     in Nederland verliest. Ik constateer dat 80% van dat staal geëxporteerd wordt, terwijl
                     bijna 70% van de ruwe grondstoffen op een hele inefficiënte manier geïmporteerd wordt.
                     Je zou je dus kunnen afvragen of die industrie in Nederland überhaupt op z'n plaats
                     is. Opent D66 het raam ook zover dat ze openstaan voor die discussie?
                  
De heer Boucke (D66):
Dank voor deze vervolgvraag. We hebben heel ambitieuze klimaatdoelen gesteld; we willen
                     in 2030 60% reductie bereiken. We zien dat er met name in de industrie veel moet gebeuren.
                     Daar vragen we veel van en we hangen ook een prijskaartje aan de vervuiling door de
                     industrie. De heer Van Raan begon zelf met te zeggen: er moet meer regie komen. Dat
                     is precies wat ik van het kabinet vraag: ga in gesprek met die bedrijven en kijk wat
                     er moet gebeuren bij de industrie; voor welke industrie is er nog plek? Maar wat we
                     precies níet moeten doen is nu een voorschot nemen op die discussie. Dus: ja, meneer
                     Van Raan, u vindt mij aan uw zijde; er moet meer regie komen en er moet gekeken worden
                     welke bedrijven wel en welke niet. Maar daar kunnen we nu nog geen uitspraak over
                     doen.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik word een beetje moe... Nee, laat ik het zo zeggen. Gaat de heer Boucke van D66
                     het nog hebben over de verantwoordelijkheid van bedrijven voor hun energieverbruik
                     en de omslag naar duurzame energie?
                  
De heer Boucke (D66):
Bij de beantwoording van de vraag van de heer Van Raan gaf ik aan dat de industrie
                     een forse opgave heeft om onze klimaatdoelen te halen. Voor D66 is de energiebehoefte
                     van bedrijven, en wat bedrijven gaan doen om ervoor te zorgen dat we zuiniger omgaan
                     met energie en we meer schone energie gaan gebruiken, onderdeel van de wederkerige
                     maatwerkafspraken die we gaan maken. Dus ik hoop niet dat mevrouw Leijten moe wordt
                     van mijn antwoord, maar dit is wel mijn antwoord.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Dan stel ik vast dat de collega van D66 al zijn tijd heeft besteed aan wat inwoners
                     van het land moeten doen voor de energieomslag. We weten dat maar een kleine 20% van
                     de energie door inwoners wordt verbruikt, dus de grootste opgave ligt elders. Doen
                     alsof klimaat- en energieomslag alleen te maken heeft met inwoners die het goede doen
                     en het goede kunnen doen, is je kop in het zand steken voor de resterende 80%, die
                     de verantwoordelijkheid moet dragen. En daar worden weinig maatregelen genomen. Het
                     principe van «de vervuiler betaalt», wordt ook niet nageleefd. Vanochtend konden we
                     in het Financieele Dagblad lezen hoe dat door VNO-NCW is weggespeeld in de afgelopen
                     jaren. Ziet D66 ook nog een mogelijkheid om de resterende 80% energiebehoefte aan
                     te gaan spreken op haar verantwoordelijkheid?
                  
De heer Boucke (D66):
Ik ben eigenlijk wel blij met deze tweede vraag van mevrouw Leijten, want het geeft
                     me nog een keer de gelegenheid om te zeggen hoeveel er moet gebeuren, en dat het met
                     name in de industrie moet gebeuren. Van de zes industrieclusters in Nederland zit
                     dáár de grootste CO2-uitstoot en dus ook de grootste opgave. Wel vind ik het belangrijk, en daarom begon
                     ik mijn betoog met wat mensen thuis kunnen doen, dat we de mensen thuis daarin meenemen.
                     We moeten de mensen thuis wel helpen om deze energietransitie mee te maken en er ook
                     beter van te worden. Daarom vraag ik de Minister wat we kunnen doen om het gebruik
                     van buurtbatterijen te stimuleren. Hoe kunnen we mensen helpen? We hebben het met
                     zonnepanelen gedaan; dat is een succes geworden. Ik vind zelf dat we woningen versneld
                     moeten gaan isoleren, zodat de energierekening van mensen omlaaggaat. Al die zaken
                     zullen we moeten doen, dus het is en-en-en.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
«En-en-en» klinkt heel mooi, maar in de antwoorden op Kamervragen kunnen we gewoon
                     lezen dat we nog steeds honderden miljoen uitgeven aan subsidie op biomassa. Daar
                     gaat het vandaag niet per se over, maar die honderden miljoenen kunnen we dus niet
                     gebruiken om inwoners van ons land klimaatmaatregelen in hun woningen te laten nemen.
                     Dus het klinkt allemaal hartstikke mooi, maar het is niet het beleid.
                  
De voorzitter:
Meneer Boucke, wilt u daar nog op reageren?
De heer Boucke (D66):
Ja, heel graag zelfs. Tegen mevrouw Leijten zou ik het volgende willen zeggen. Wij
                     hebben een akkoord gesloten waarin we niet alleen ambitieuze doelen hebben gesteld
                     maar ook acties hebben geformuleerd voor de bedrijven. Ook hebben we gezegd dat we
                     met de gebouwde omgeving én de mobiliteit aan de slag gaan. Daarnaast hebben we nog
                     een derde ding gedaan. We hebben 35 miljard vrij gemaakt, en een fors deel daarvan
                     gaat juist naar de mensen thuis. Met een nationaal isolatieprogramma gaan we ervoor
                     zorgen dat we woningen isoleren, met name en allereerst de woningen die het het hardst
                     nodig hebben. Het is dus wel degelijk en-en-en. We gaan de mensen thuis helpen hun
                     energierekening omlaag te brengen, maar we gaan ook met de industrie aan de slag en
                     we hebben er ook voor gezorgd dat de vervuiler nu wel meer gaat betalen. Dus ik denk
                     dat mevrouw Leijten op haar wenken bediend wordt.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, uw laatste interruptie.
Mevrouw Leijten (SP):
Tot slot. Het is gewoon niet waar. Slechts een schijntje – nog geen 1% van wat er
                     is vrijgemaakt aan subsidie, namelijk 35 miljard – gaat naar de verduurzaming van
                     huizen. Het is gewoon niet waar. Het staat wel op papier, maar daar wordt geen geld
                     en geen beleid bij geleverd. De slechtst geïsoleerde huurwoningen worden niet geïsoleerd
                     in dit land. Daar is geen programma voor.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik zal het kabinet kritisch volgen, maar het heeft een ambitieus coalitieprogramma
                     gesloten met hele ambitieuze plannen, juist ook voor de isolatie van woningen. Het
                     kabinet moet het wel gaan doen. Daar is de Minister verantwoordelijk voor die vandaag
                     hier bij ons zit, maar ook de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
                     en de andere Ministers uit dit kabinet. Dat wil ik mevrouw Leijten toegeven: er moet
                     nog heel veel gebeuren. Maar de plannen liggen er. Dat is wél waar, mevrouw Leijten.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik wil mevrouw Leijten toch even bijvallen. De afgelopen tientallen jaren is dat laaghangende
                     fruit helemaal niet geplukt. Dus er kan wel mooi weer gespeeld worden, maar er is
                     helemaal niets geïsoleerd. Dit is juist waar we op zouden moeten inzetten, maar dat
                     is helemaal niet gebeurd. En ik heb er ook geen enkel vertrouwen in dat dat nu, in
                     deze kabinetsperiode, gaat gebeuren. Nou, we hebben er natuurlijk alle vertrouwen
                     in dat deze Minister het op de een of andere manier wel gaat verbeteren, en ik hoop
                     inderdaad – zo hoor ik een collega zeggen – dat hij een toverstafje heeft, maar laten
                     we in ieder geval vaststellen dat er in de afgelopen tien jaar helemaal niets is gebeurd
                     op dit gebied. Dit is laaghangend fruit dat gewoon geplukt kan worden met een beetje
                     verstandig overheidsbeleid, maar er is niks gebeurd. Het punt dat ik wilde maken heeft
                     betrekking op iets anders, namelijk de thuis- en buurtbatterij. Door heel veel mensen
                     wordt dit te kust en te keur opgeworpen en wordt er gezegd: dit is een mooie oplossing
                     om de congestie op het elektriciteitsnet te mitigeren. Dat is makkelijk gezegd, maar
                     dat is helemaal niet zo'n eenvoudige oplossing, ten minste als je cradle-to-grave
                     een goede technische oplossing wilt implementeren. Zo'n batterij heeft een beperkt
                     aantal cycles, is moeilijk te recyclen en heeft vaak heel weinig capaciteit. Je kunt
                     het ietsje groter maken met de buurtbatterij, maar ook dan is er weinig capaciteit.
                     Het is ook duur en een tijdelijke oplossing voor een groter probleem. En wat voor
                     accu's ga je daarvoor gebruiken? Ga je daar lithiumaccu's voor gebruiken? We weten
                     allemaal dat voor lithium ongelofelijk veel water nodig is, dus het is ongelofelijk
                     slecht voor het milieu. Ik zou die buurt- of thuisbatterij, totdat er een fatsoenlijke
                     opslagmethode is gevonden, dus weglaten. Het lijkt een oplossing te zijn, maar is
                     cradle-to-grave slecht voor het milieu.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik hoorde geen vraag. Ik wil graag reageren, maar...
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Wat vindt de heer Boucke hiervan?
De heer Boucke (D66):
Dank je wel. Ik constateer dat de heer Van Haga goed in het onderwerp is ingevoerd.
                     Precies om die reden had ik heel veel vragen aan de Minister. Misschien kan de Minister
                     de heer Van Haga ook raadplegen bij het beantwoorden van die vragen. Waar het mij
                     om gaat, is dat wij geen enkele maatregel onbenut moeten laten. We zien dat thuis-
                     en buurtbatterijen daar een onderdeel van kunnen zijn. Je wilt dat mensen energie
                     kunnen gebruiken wanneer ze die nodig hebben, en opslag speelt daar wel een belangrijke
                     rol bij. Vandaar mijn vragen aan de Minister.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dit is niet echt een... Laat ik het anders formuleren. Het lokaal oplossen heeft natuurlijk
                     de voorkeur, maar laten we niet de fout maken dat we iets lokaal proberen op te lossen
                     omdat het leuk klinkt. «Biomassacentrales» klinkt ook heel groen, zalvend en leuk
                     – «GroenLinks» klinkt ook zalvend en leuk – maar het is allemaal niet leuk. Is D66
                     het dan in ieder geval met mij eens dat we niet een bepaalde thuisbatterij moeten
                     subsidiëren zolang uit technische doorrekeningen blijkt dat het netto-effect negatief
                     is voor het milieu, om te voorkomen dat heel Nederland vol komt te staan met thuisbatterijen
                     of buurtbatterijen die uiteindelijk slecht zijn voor ons milieu? Natuurlijk ben ik
                     het met u eens dat we het wel kunnen doen op het moment dat na doorrekening blijkt
                     dat het nettoresultaat positief is. Dan is dat goed, maar op dit moment is dat nog
                     niet mogelijk.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik wil graag van de heer Van Haga aannemen dat het nog niet mogelijk is. Waar ik naar
                     op zoek ben, zijn alle manieren om ervoor te zorgen dat we onze energietransitie en
                     de 60%-emissiereductie op een dusdanige manier halen dat mensen thuis dat ook kunnen
                     meemaken en dat hun energierekening omlaaggaat. De punten die de heer Van Haga aanhaalt,
                     vind ik heel valide. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister daarop reageert.
                  
De voorzitter:
Dus u geleidt de vragen meteen door naar de Minister. Er zijn geen interrupties meer.
                     U hebt nog 1 minuut en 24 seconden, ongeveer anderhalve minuut dus.
                  
De heer Boucke (D66):
Voorzitter. Ik zet mijn betoog voort en wil het graag hebben over de arbeidsmarkt.
                     In debatten heb ik al vaker gezegd dat dat de grootste uitdaging van deze energietransitie
                     is. Netbeheerders, en de aannemers die voor hen werkzaam zijn, verwachten dat we 6.000
                     tot 8.000 vacatures moeten vervullen om het huidige werkpakket tot 2025 volledig te
                     kunnen waarmaken. Ik heb daarover een paar vragen aan de Minister. Hebben we voldoende
                     aanbod van deze vakmensen binnen de Europese Unie? Of moeten we op een gegeven moment
                     ook daarbuiten gaan kijken? In 2018 heeft netbeheerder Alliander een grote groep statushouders
                     opgeleid tot elektriciteitsmonteur. Ziet de Minister meer kansen om samen met de sector
                     statushouders maar ook arbeidsmigranten en zijinstromers op te leiden? Ziet de Minister
                     kansen om samen met mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten meer mensen op
                     te leiden? En ziet de Minister kansen voor automatisering of robotisering van een
                     deel van de werkzaamheden?
                  
Voorzitter, ik sluit af. We kunnen onze klimaatambitie, en die is hoog, alleen halen
                     als we duurzame stroom ook daadwerkelijk bij onze huizen en onze bedrijven kunnen
                     brengen. En dat moeten we op een slimme manier doen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boucke van D66. Meneer Bontenbal, CDA. Sorry, er is nog een interruptie
                     van meneer Thijssen, PvdA.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik vraag mij even af wat D66 vindt van wat de grootste coalitiegenoot in de media
                     heeft gezegd over wind op land. Wind op land veroorzaakt hinder, net als snelwegen
                     en vliegvelden. Nu pleit de grootste coalitiegenoot voor een stop op de bouw van wind
                     op land en van de ontwikkeling van wind op land, terwijl het planbureau heel duidelijk
                     zegt dat in het ambitieuze regeerakkoord – nogmaals onze complimenten daarvoor – alles
                     op alles gezet moet worden om dat überhaupt te kunnen halen. Hoe beoordeelt D66 deze
                     uitspraak van de VVD? De heer Boucke zegt er helemaal niks over, maar ik neem toch
                     aan dat hij hier nogal verontwaardigd en verontrust over is? Want daar gaan de mooie
                     plannen van D66 en de mooie doelstellingen.
                  
De heer Boucke (D66):
Het compliment dat de heer Thijssen mij geeft, neem ik graag aan. Dat deel ik met
                     de coalitiegenoten, want er is door vier partijen heel hard gewerkt aan een akkoord
                     met echt hele ambitieuze doelen maar ook plannen. Daar hebben we de middelen ook voor
                     vrijgemaakt. Dat is nog niet eerder gebeurd. Daar ben ik samen met de coalitiegenoten
                     heel blij mee, en ik hoop dat de heer Thijssen dat ook is. Over wind op land. Ik heb
                     ook de Op1-uitzending gevolgd en ik heb ook gehoord wat mijn collega van de VVD heeft
                     gezegd hierover. Ik heb bewust in mijn betoog aangegeven dat ik heel trots ben op
                     wat onze lokale bestuurders doen, want er moet ongelooflijk veel gebeuren. Wij horen
                     ook de geluiden van bewoners die hinder ondervinden, en daar moeten we ook serieus
                     naar kijken. Voor mij zijn eigenlijk twee dingen belangrijk, en daar zal ik alle voorstellen
                     aan toetsen. Een: dat we een betrouwbare overheid zijn, want we staan aan de start
                     van een enorme transitie, en ik vind dat we als overheden op elkaar moeten kunnen
                     vertrouwen. Dat is een. En het tweede wat ik belangrijk vind, is dat ons doel van
                     60% niet in gevaar komt, want daar hebben we alle vier onze handtekening onder gezet.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Het is fijn dat de heer Boucke de complimenten in ontvangst neemt. En ik zal ze blijven
                     maken, ik denk tot over een jaar of zo, tot we de KEV hebben en weten of de doelen
                     ook gehaald worden of niet. Maar dit compliment is niet gratis, meneer Boucke. En
                     het PBL zegt heel duidelijk dat wat hier op tafel ligt, grenst aan het mogelijke.
                     Als we dan opties gaan wegstrepen die gewoon klaarstaan om uitgerold te worden...
                     Ik noem een windmolenpark in Staphorst dat met omwonenden wordt gebouwd, waar draagvlak
                     voor is. Ik noem een windmolenpark in Beuningen, waar de gemeente lokale normen heeft
                     gesteld, dus het is juridisch in orde met oog voor hinder, en het zorgt wel degelijk
                     voor uitrol van wind op land. Dus ik wil toch nog even kijken. U zegt: de 60%-doelstelling
                     is heel erg belangrijk voor D66. Uw grootste coalitiegenoot zegt «wind op land zetten
                     we even op pauze», waarmee die 60% in gevaar komt. Ik neem toch aan dat u zeer ontevreden
                     bent en dat u met de VVD aan de praat gaat om te zorgen dat dit onzalige idee van
                     tafel gaat?
                  
De voorzitter:
En voor de mensen thuis: met «KEV» bedoelt de heer Thijssen met aan zekerheid grenzende
                     waarschijnlijkheid: de Klimaat- en Energieverkenning.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u, voorzitter.
De heer Boucke (D66):
Ja, dank u wel, voorzitter. Inderdaad moeten we erop letten dat we afkortingen ook
                     uitleggen. Die 60% is voor ons heel belangrijk. En als er maatregelen uit vallen,
                     dan moeten daar andere voor in de plaats komen, want uiteindelijk moeten we onze doelen
                     wel halen. Ik kan me heel goed voorstellen dat het geen geruststelling is voor de
                     heer Thijssen, maar dat is wel de manier waarop ik kijk naar alle voorstellen die
                     gedaan worden.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Vier interrupties toch?
De voorzitter:
U hebt er nu dus nog twee. Gaat u nu van uw derde gebruikmaken?
De heer Thijssen (PvdA):
Nee, nee, dat ga ik niet doen. Helaas. Maar ik kom er wel op terug, meneer Boucke.
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de heer Bontenbal, namens het christenDemocratisch Appèl.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. De komende jaren zal de energietransitie in Nederland niet belemmerd
                     worden door een gebrek aan ambitie of door een gebrek aan financiële middelen, want
                     het coalitieakkoord is ambitieus en het kabinet is bereid om te investeren. De bottleneck
                     zit in de uitvoering. De schaarste aan netcapaciteit in grote delen van het land is
                     daar een voorbeeld van. Er zijn meer duurzame-energieprojecten dan het elektriciteitsnet
                     op dit moment aankan. In de voortgangsbrief wordt een flink aantal maatregelen beschreven
                     waaraan samen met de netbeheerders gewerkt wordt. Namens de CDA-fractie bied ik de
                     Minister graag een 12 puntenplan aan met creatieve oplossingen om de knelpunten op
                     het elektriciteitsnet voor een deel op te lossen. Het zijn vooral ideeën die nog geen
                     plek hebben gekregen in het huidige beleid, de maatregelen die u in de brief heeft
                     opgeschreven. Graag ontvang ik een reactie van de Minister op ons 12 puntenplan. En
                     ik heb het ook in het 12 puntenplan opgeschreven, omdat het anders zo veel spreektijd
                     zou vragen. Op die manier houd ik ook nog wat tijd over voor heel wat andere punten,
                     want vijf minuten is wel erg kort om dit megaprobleem te bespreken.
                  
De Minister schrijft in zijn brief dat er gesproken wordt met de netbeheerders over
                     de versterking van het eigen vermogen van de netbeheerders. Als fractie snappen wij
                     dat dat nodig is, maar de vraag is dan wel: onder welke voorwaarden? En laat ik daar
                     maar meteen op voorsorteren. Wat ons betreft maken we in ruil voor de versterking
                     van het eigen vermogen prestatieafspraken met de netbeheerders over de doorlooptijden
                     van het realiseren van aansluitingen, een focus op kerntaken, een stevigere samenwerking
                     tussen de netbeheerders onderling en een open houding naar marktpartijen voor het
                     oplossen van netproblemen. Ik overweeg daar ook een motie over in te dienen.
                  
Dan over het MIEK. Met het MIEK is een zorgvuldig proces gestart om energie-infrastructuur
                     van nationaal belang te gaan realiseren. In het coalitieakkoord is afgesproken om
                     maatwerkafspraken te maken met de grootste uitstoters. Hoe hangen deze samen met het
                     MIEK? Zou de infrastructuur die in deze maatwerkafspraken wordt overeengekomen niet
                     ook in het MIEK moeten staan of komen? Dus ik probeer te kijken: als we die maatwerkafspraken
                     gaan maken, dan moet het gezwaluwstaart worden – om dat rotwoord maar te gebruiken
                     – met dat MIEK. Hoe gaan we daarvoor zorgen?
                  
Hebben we goed nagedacht over de marktordening van deze energie-infrastructuur? Als
                     het gaat over CO2-opslag en CO2-transportinfrastructuur: wie wordt de eigenaar daarvan? Hoe voorkomen we dat bedrijven
                     straks overgeleverd zijn aan een of twee grote oliebedrijven, die de lege gasvelden
                     op de Noordzee in bezit hebben en ook de infrastructuur? Moet dat geen publieke infrastructuur
                     worden, of ten minste strak gereguleerd worden?
                  
Het Delta Corridorproject omvat een voorstel voor een nieuwe bundel buisleidingen
                     van Rotterdam via Moerdijk en Venlo richting Geleen, Chemelot, Noordrijn-Westfalen.
                     Dat gaat over het transport van lpg, propeen, waterstof, CO2. Het lijkt me een prima project. Het is een samenwerking in het ARRRA-cluster, dus
                     met Antwerpen; dus Duitsland, België en Nederland. Maar hoe kijkt de Minister aan
                     tegen het transporteren en opslaan van CO2uit Duitsland en België via Nederland onder de Noordzee? Is hij daar voorstander van?
                     Als CDA-fractie zeggen wij: laten we niet navelstaren op de postzegel Nederland, maar
                     samenwerken in Europa aan het oplossen van het klimaatprobleem. En nou ja, dat moet
                     een D66-Minister toch aanspreken, zou ik zeggen. De Minister schrijft ook: «Indien
                     bedrijven en overheden willen besluiten voor realisatie van de Delta Corridoraanpak
                     met een waterstofbuis dan zal voorafgaand een beleidsvisie over de import van groene
                     waterstof noodzakelijk zijn».
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Kröger.
De heer Bontenbal (CDA):
Mag ik nog één zin afmaken?
De voorzitter:
Zeker.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan is de alinea af. Is die beleidsvisie er al? En zo niet, bent u van plan die te
                     gaan maken?
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger, dat u even siste. De tafels zijn hier zo lang, en door covid
                     zit u allemaal nog verder weg, dus u zat buiten mijn gezichtsveld.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Alleen vrouwen mogen sissen om aandacht te krijgen.
Mijn vraag. We doen vier losse interrupties, toch?
De voorzitter:
Zoals ik altijd zeg in het begin: twee en twee, of vier losse, dat mag u zelf bepalen.
                     Het komt een beetje op hetzelfde neer.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Hangt af van het antwoord. Mijn vraag aan de heer Bontenbal. Wij hebben een presentatie
                     gehad van de wetenschapstoets door onder anderen professor De Koning. Daarin werd
                     heel duidelijk gezegd: ga nou echt sturen op die transitie naar een klimaatneutrale
                     economie in 2050; dat is eigenlijk je eindpunt, en vandaar moet je terug gaan kijken.
                     En nou is mijn zorg dat we aan de ene kant praten over een groene industriepolitiek,
                     maar dat het daarbij onduidelijk is of er ook pijnlijke keuzes gemaakt gaan worden
                     over welke sectoren er wel en niet in de klimaatneutrale economie van 2050 zitten,
                     en ondertussen een MIEK optuigen dat helemaal op basis van een soort zelfrapportage
                     is van «zo veel heeft de industrie nodig, en dat gaan we dan leveren». Die twee sluiten
                     eigenlijk niet op elkaar aan. Dus is de heer Bontenbal het met me eens dat slim klimaatbeleid
                     zou zijn: echt kijken naar klimaatneutrale economie in 2050; hoe ziet de industrie
                     er dan uit? En dan gaan we daarop voorsorteren met bijvoorbeeld een MIEK.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Idealiter zou je dat doen. Alleen, in deze werkelijkheid is het natuurlijk wat ingewikkeld
                     om dat plan helemaal voor 2050 te maken. En ik heb zelf in het verleden in meerdere
                     debatten ook gevraagd: laten we alsjeblieft verder kijken dan 2030. Over de toekomst
                     van het energiesysteem heb ik bijvoorbeeld moties ingediend over optimalisatiestudies.
                     Ik zal straks vragen om ook meer duidelijkheid te geven over wat we bijvoorbeeld met
                     de RES'en doen na 2030, dus die 35 terawattuur. Dus ik ben het heel erg met u eens
                     dat we veel verder moeten kijken dan 2030, alleen denk ik niet dat wij al precies
                     voor 2050 die plaat kunnen neerleggen van hoe die economie er dan precies uitziet.
                     Dan kun je gaan kijken naar no-regretmaatregelen, dus dingen die sowieso moeten gebeuren.
                     Die staan ook in het MIEK. Ik denk dat je daarvan kan beargumenteren dat ze ook in
                     de economie van de toekomst een plek hebben. Mijn grote vraag is wel: is dat voldoende?
                     Want we hebben, naast het feit dat we het robuust willen doen en geen domme keuzes
                     willen maken, ook heel veel haast. Dat is ook mijn zorg bij al deze plannen, het MIEK,
                     de CES'en en de hele reutemeteut aan structuurvisieplannen en heel veel andere dingen
                     nog, want uiteindelijk moeten er dit jaar besluiten worden genomen over heel veel
                     infrastructuur, en moeten we gewoon gaan bouwen. En ik denk dat we ook als Kamer eerlijk
                     naar elkaar moeten zijn. Als wij nu in negen jaar, tot 2030, eigenlijk een compleet
                     nieuwe energie-infrastructuur willen gaan neerleggen voor de economie van de toekomst...
                     Want dat is wat we doen. En dat rechtvaardigt wat mij betreft ook die 35 miljard,
                     zo zeg ik even tegen de economen die in kranten nogal gratuite stukjes hierover schrijven.
                     Maar we leggen dus in negen jaar die hele basisinfrastructuur neer, zoals we dat in
                     het verleden ook hebben gedaan, zodat we eigenlijk een nieuwe groene industrie kunnen
                     bouwen. En ik denk dat we er eerlijk over moeten zijn als Kamer dat we dus ook investeringen
                     zullen gaan doen die achteraf niet verstandig blijken te zijn geweest. Dat is het
                     risico van het tempo dat we nu gaan maken. Dus ja, dat plan moet er komen, daar moeten
                     we parallel aan werken, maar we gaan ook dingen doen waar we later spijt van hebben.
                     Want we gaan zo'n tempo maken, en ik zie niet in hoe dat anders zou moeten.
                  
De voorzitter:
Ook hier, voor de minder ter zake deskundigen: «MIEK» staat voor Meerjarenprogramma
                     Infrastructuur, Energie en Klimaat. Mevrouw Kröger.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, en dat is natuurlijk de spanning. We hebben ongelooflijke haast, en we willen
                     tempo maken, maar het moet ook een reëel verhaal zijn over een klimaatneutrale economie
                     in 2050. En als ik naar de CES'en kijk – dus die Cluster Energiestrategieën, voor
                     de ondertiteling – dan is het toch een beetje wonderlijk dat wij eigenlijk aan bedrijven
                     zelf vragen hoeveel energie ze nodig denken te gaan hebben. En dan faciliteren we
                     ook nog de groei van datacenters, en gaan we daarop prognosticeren. Dus we zeggen
                     niet: lever een plan aan voor hoe je klimaatneutraal in 2050 gaat zijn. Want er zijn
                     sectoren waar we toch wel best van kunnen zeggen dat die in 2050, in een klimaatneutrale
                     economie, er niet gaan zijn, of er heel anders gaan zijn. Dus ik daag de heer Bontenbal
                     toch uit. Ondanks de haast et cetera, moeten we toch echt wel strak aan de wind zeilen
                     om tegen de industrie te zeggen: kom met een plan voor klimaatneutraal 2050; hoe pas
                     jij in dat systeem?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat u nu wel een beetje onrecht doet aan de CES'en. Kijk, toen ik het debat
                     ging voorbereiden, had ik ook de neiging om heel specifiek op die projecten in te
                     gaan. Dat zie je overigens ook bij het MIRT gebeuren, dus dat elk Kamerlid er vanuit
                     zijn eigen provincie nog wel ergens een brug of tunnel in wil fietsen. Ik dacht: volgens
                     mij moeten wij vooral kijken naar het proces dat hier gelopen wordt. En dan zie ik
                     dat bij die Cluster Energiestrategieën niet alleen de input van bedrijven is meegenomen,
                     maar ook de checks van PBL, van TNO. Daarvan denk ik: dat moet dus die check zijn,
                     voor of het ook wel past in de economie van de toekomst. Kijk, we kunnen nu een heel
                     debat gaan voeren over groene industriepolitiek. Ik zou dat graag doen, maar ik vind
                     dat eigenlijk ook wel jammer van de tijd die we hebben om nu echt even over netcapaciteit
                     en infrastructuur te praten. Maar ik zou heel graag een heel lang debat van minstens
                     acht uur met u willen doen over groene industriepolitiek, want ik denk dat wij daar
                     wel een andere visie op hebben. Eén punt haal ik daaruit, en voor de rest verwijs
                     ik gewoon naar de blog die ik daar zopas over heb geschreven. Ja, ik doe wel mijn
                     huiswerk, voorzitter.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, punt van orde. Wij hebben hier een boek over gepubliceerd!
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Die neem ik terug. Die opmerking die ik net maakte, was niet netjes; die
                     was iets te arrogant. Dus bij dezen bied ik mijn excuses aan aan mevrouw Kröger. Maar
                     ik denk dat wij wel een verschillende visie hebben over groene industriepolitiek en
                     dat we daar binnenkort eens goed over moeten praten. Ik denk dat er bijvoorbeeld een
                     verschil van inzicht is over de rol die je ziet voor de interactie tussen de overheid
                     en het bedrijfsleven. Ik denk dat u het bedrijfsleven op veel meer afstand zou willen
                     laten staan van de overheid, en ik denk dat het verstandig is om de overheid en het
                     bedrijfsleven veel meer te laten samenwerken, omdat die overheid op heel veel punten
                     gewoon te weinig kennis heeft om die transitie goed te doen.
                  
De voorzitter:
De heer Thijssen wil graag zijn laatste interruptie inzetten.
De heer Thijssen (PvdA):
Nee.
De voorzitter:
Ik zag u twijfelen. Meneer Bontenbal, u kunt uw betoog vervolgen. U heeft nog anderhalve
                     minuut.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Dan ga ik naar de Verkenning aanlanding wind op zee, en specifiek de aanlanding van
                     wind op zee in Groningen. Vanuit de provincie is ons gevraagd waarom er niet groter
                     wordt gedacht dan de 4,7 gigawatt die nu is voorzien. Groningen heeft veel meer nodig
                     en er kan ook meer, en het is ook van economisch belang voor die regio. Moeten we
                     niet veel verder vooruitkijken, en ook niet rekening houden met windparken die in
                     de toekomst zouden komen, onder het motto «als we het doen, laten we het dan ook meteen
                     goed doen»?
                  
Dan over de RES'en. Er is binnen de regio's hard gewerkt aan de RES'en, door gemeenten,
                     provincies, netbeheerders enzovoort. De Raad van State heeft anderhalf jaar geleden
                     geschreven dat er sprake is van gebrekkige institutionele inbedding van de RES'en.
                     Dat is nog steeds een probleem. Ziet de Minister dat ook zo? Hoe kunnen we die inbedding
                     verstevigen, bijvoorbeeld door een stevigere rol van de provincie? Is het daarnaast
                     niet verstandig om duidelijkheid te geven over de opgave voor duurzame energie op
                     land na 2030? 35 terawattuur in 2030, maar wat daarna?
                  
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
Nog 30 seconden.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb nog één vraag die ik hier zou willen stellen, en dat is over het prioriteringskader,
                     omdat wij als CDA-fractie natuurlijk ook die motie hebben ingediend. De vraag is:
                     bent u echt daadwerkelijk met netbeheerders dat plan aan het maken, of bent u al tot
                     de conclusie gekomen dat dat niet kan? En ik zat ook nog te denken: is het niet mogelijk
                     om, anders dan via wat netbeheerders moeten aansluiten, bijvoorbeeld ruimtelijk ook
                     nog meer te sturen? Ik kan me voorstellen dat je bijvoorbeeld ruimtelijk kunt sturen
                     op de komst van datacenters. Dan hoef je dat misschien niet te doen op de wijze waarop
                     je aansluit. Tot zover mijn inbreng, voorzitter.
                  
De voorzitter:
De heer Erkens, Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. En dan de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Om het goed te begrijpen: volgens mij vroeg de heer Bontenbal
                     om ook voor na 2030 al te kijken naar wat er nodig is aan opwek op land. Ik zou daar
                     graag wat meer duidelijkheid van hem over krijgen. Want we worstelen nu al met de
                     uitwerking van de RES'en, met hoe we alles inpassen in een klein land: de afweging
                     tussen woningbouw, natuur; waar windmolens kunnen staan maar niet zonneweides; hoe
                     krijgen we de daken? Waarom die haast? Ook het elektriciteitsnet – en daar spreken
                     we vandaag ook over – loopt vol, heeft al veel moeite. Waarom toch die haast om nu
                     nog meer opwek op land te gaan inplannen?
                  
De voorzitter:
Dit is nou een korte, puntige vraag. Dank daarvoor. Meneer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Nou, dat heb ik niet gezegd. Ik heb wel gezegd dat je met je energiesysteem veel verder
                     moet kijken dan na 2030. Ik kan me voorstellen dat, als je als RES-regio druk bezig
                     bent met wind op land, zon op land enzovoort, je ook wilt weten: wat na 2030; blijft
                     het bij die 35 terawattuur, of heb ik daarna nog een opgave? Want je bent bezig met
                     zoekgebieden, met de interactie met inwoners. Dus ik denk dat je daar duidelijkheid
                     over moet geven. U heeft een punt gemaakt van wind op land. Ook daarvan zou ik zeggen:
                     kunnen we niet met elkaar een stip op de horizon bepalen, zodat het duidelijk is waar
                     we naartoe groeien? Is dat 10 gigawatt, 15 gigawatt, zoals ik in sommige scenario's
                     zie, of 20 gigawatt? Of zeggen we: bij 10 gigawatt is het wel voldoende in 2050, en
                     de rest doen we wind op zee? Maar ik denk dat het handig is dat we daar duidelijkheid
                     over scheppen, ook richting de lokale overheden.
                  
De voorzitter:
De heer Erkens knikt tevreden. Dan gaan we naar de heer Grinwis, ChristenUnie. Die
                     had ook nog een vraag aan u.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, dank u wel. Gisteren konden we bij De Hofbar de Minister zien optreden,
                     maar ook zien dat er een prachtig nieuw verzorgingscomplex voor warmtepompen op dieselaggregaten
                     werd aangedreven. Dus ja, over dat prioriteringskader ben ik het helemaal eens met
                     de heer Bontenbal. Mijn vraag is: de motie van de heer Bontenbal was een onderzoeksmotie,
                     maar moeten we daar niet gewoon veel meer in doorpakken en veel meer in durven, en
                     lef hebben, zoals bijvoorbeeld in Duitsland? En mijn andere vraag daarbij. De heer
                     Bontenbal schakelt gelijk door naar het ruimtelijk reserveren, of juist ruimtelijk
                     afsluiten van allerlei mogelijkheden. Dat vind ik heel goed. Als we naar de brief
                     van Hugo de Jonge kijken, dan lost dat nog niet het datacenter bij Zeewolde op. Dus
                     hoe gaan we dat dan oplossen? Gaan we hier dan gewoon duidelijk uitspreken dat het
                     prioriteringskader zodanig moet worden aangepast, dat dat verschrikkelijke datacenter
                     bij Zeewolde never nooit wordt aangesloten zolang er schaarste is op het net?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Soms krijg je weleens het idee dat er over een paar weken gemeenteraadsverkiezingen
                     zijn. Volgens mij moeten we het debat over datacenter Zeewolde op een andere plek
                     doen. Ik zou de heer Grinwis ook willen aanraden om nog eens dat kleine fragmentje
                     van VVD'er Remkes terug te kijken, want ik vind ook dat je als Tweede Kamer niet zomaar
                     een oekaze moet doen, als er lokaal een proces is gevolgd, en je daar even doorheen
                     kruist. Volgens mij is dat ook niet netjes richting lokale overheden. En we gaan al
                     zo vaak niet netjes om met de lokale overheden.
                  
Tja, dat eerste. Kijk, ik kan een motie indienen die nog harder is, maar dan moet
                     ik wel weten of het kan. En als de Minister zegt «dat kan juridisch niet, Europa staat
                     mij dat niet toe», dan kan ik moties indienen tot ik een ons weeg, maar daar bereik
                     ik dan niks mee. Dus als ik ergens een muizengaatje zie om wel degelijk te prioriteren
                     op aansluitingen waar meer maatschappelijke waarde aan vastzit dan andere, dan ga
                     ik dat proberen. Ik zie ook artikelen in de krant over een hele wijk die wordt opengelegd
                     omdat iemand in zijn schuur is begonnen met bitcoins minen. Dat is allemaal uitvoeringscapaciteit
                     die bij de netbeheerders wordt weggetrokken voor dingen waarvan ik denk: dat had je
                     ook ergens anders of niet kunnen doen. Maar we hebben ook een aantal principes, bijvoorbeeld
                     dat je niet mag discrimineren per aanvraag. Dat is ook een groot goed. Ik worstel
                     daar dus mee. Als ik een mogelijkheid zie, dan zal ik die benutten en dan zal ik bij
                     u langskomen om te vragen of u die motie ook mede wilt ondertekenen.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik prijs collega Bontenbal om zijn zorgvuldigheid. Tegelijkertijd roep ik hem op tot
                     iets meer dapperheid en helderheid over zo'n datacenter als bij Zeewolde. Het kan
                     wel zo zijn dat er lokaal wordt besloten over ruimtelijke keuzes, maar het is óns
                     net. We moeten die schaarste met z'n allen op een goede manier verdelen. Dan kan het
                     toch niet zo zijn dat een verzorgingstehuis op Urk, in diezelfde provincie, op achterstand
                     wordt gezet, terwijl een hyperscale datacenter van Facebook met meer dan een terawatt
                     per jaar wordt bediend? Ik hoop dat broeder Bontenbal in zijn volgende motie verder
                     gaat dan alleen onderzoek en echt een beetje de lijn hanteert van: beter achteraf
                     vergeving vragen dan vooraf toestemming.
                  
De voorzitter:
Broeder Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik vind het wel interessant om van een protestantse collega zo'n katholieke uitspraak
                     te horen: achteraf vergeving vragen nadat de zonde is begaan. U framet mij ook wel
                     een beetje. Net als u vind ik het natuurlijk ook idioot ... O, dat woord mochten we
                     niet meer gebruiken van de Kamervoorzitter. Ik vind het naar dat als een verzorgingstehuis
                     of een nieuwbouwwijk in de rij staat om aangesloten te worden, een datacenter wel
                     wordt aangesloten. Maar mijn punt is steeds geweest, ook richting u en ook achter
                     de schermen, als we het hadden over dat verfoeilijke datacenter in Zeewolde: dit moet
                     je als Rijk dan wel netjes bestuurlijk organiseren. Je moet gemeenten niet jarenlang
                     de mogelijkheid geven om dit zorgvuldig voor te bereiden, en dan achteraf als Tweede
                     Kamer zeggen: dat vonden we toch niet helemaal een goed idee. We moeten gewoon fatsoenlijk
                     ruimtelijk beleid maken met elkaar, zodat dit niet meer gebeurt. Dan vindt u mij aan
                     uw zijde.
                  
De voorzitter:
Volgens mij ging u uw boekje trouwens niet te buiten, want u vond een situatie idioot
                     en niet een persoon. Volgens mij mag dat volledig. De heer Grinwis is ook tevreden?
                     Niet helemaal.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Hij vindt het moeilijk om dat toe te geven.
De voorzitter:
Ik zal de kwalificaties achterwege laten. Meneer Van Haga namens de Groep Van Haga,
                     aan u het woord. Nee, de heer Van Raan komt er nog even tussendoor.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, u bent wat lastig te lezen, moet ik zeggen. Ik dacht dat u mij al toegeknikt
                     had, zo van: er komt een interruptie aan. Maar kennelijk was dat...
                  
De voorzitter:
Dat komt door de afstand, denk ik. Als ik bijvoorbeeld knik naar meneer Grinwis of
                     naar mevrouw Kröger, zou het zomaar kunnen dat ik dat ook naar u doe. Dat is omdat
                     jullie te veraf zitten. Dat klopt.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Dan denk ik dat u naar mij gekeken hebt, ja. En de bril spiegelt een beetje, dus u
                     bent moeilijk te lezen.
                  
De voorzitter:
Kijk. Dat doe ik graag. Ik wil niet dat de mensen mijn emoties zien tijdens deze debatten.
                     Meneer Van Raan.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb nog een vraag aan de heer Bontenbal. Dank voor het 12 puntenplan. Daar gaat
                     mijn vraag ook over. Ik heb het even snel doorgescand. Wat ik daarin mis, is het volgende.
                     Daar zou ik hem naar willen vragen, in de wetenschap dat er weer een rapport komt
                     waarin staat dat Nederland bijvoorbeeld zeven keer zijn eigen oppervlakte aan grondstoffen
                     nodig heeft en dat de manier waarop Nederland consumeert en produceert 3,1 wereldbollen
                     nodig heeft als we dat allemaal gaan doen. Het lijkt wel alsof dat besef in dat 12
                     puntenplan ontbreekt. Ik zou de heer Bontenbal dus willen vragen: voeg nou eens even
                     een paragraaf toe die zich daar bewust van is. Want nu leest het eigenlijk als een
                     12 puntenplan om die behoefte aan energie en die destructie van de leefomgeving mogelijk
                     te blijven maken. Dat kan niet de bedoeling zijn van de partij van de heer Bontenbal,
                     die rentmeesterschap zo hoog in het vaandel heeft staan. Dat is dus mijn vraag. Is
                     hij ertoe bereid om zich daar in ieder geval rekenschap van te geven?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Nu doet mijn gewaardeerde collega Van Raan dit plan wel erg onrecht. Dit zijn natuurlijk
                     gewoon hele praktische oplossingen voor iets waar we in Nederland nu mee te maken
                     hebben op de laagspannings-, middenspannings- en hoogspanningsnetten. Het gaat gewoon
                     over mensen die zonnepanelen installeren en wijken die niet meer worden aangesloten.
                     U vraagt mij eigenlijk om een beschouwing over hoe de Nederlandse economie er in de
                     toekomst uit moet zien. Volgens mij is dat een ander debat, een apart debat. Daar
                     zit dat hele vraagstuk over groene-industriepolitiek ook in. Als CDA hebben wij dat
                     een aantal maanden geleden ook opgeschreven in onze klimaatvisie. Dat staat natuurlijk
                     niet in dit 12 puntenplan, waarin gewoon hele concrete oplossingen worden aangedragen.
                     Maar een grotere beschouwing en een groter debat daarover vind ik altijd de moeite
                     waard.
                  
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Maar nogmaals, als de heer Bontenbal die beschouwing weglaat, dan is het gewoon een
                     12 puntenplan voor destructie. Dat kan niet de bedoeling zijn. Als je je daar geen
                     rekenschap van geeft – het CDA laat dat altijd na, op de een of andere manier – dan
                     is het een heel slecht plan, ongeacht de goede bedoelingen.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat ik me nu even moet beheersen en misschien tot tien tellen. Volgens mij
                     heb ik mijn best gedaan om gewoon heel concrete punten aan te leveren voor de problemen
                     die er nu zijn op het elektriciteitsnet. Dat is niet volledig. Dat zijn punten die
                     nog niet in de brief van de Minister zitten. Het zijn dus aanvullende maatregelen.
                     Daarnaast heeft ook het CDA in het coalitieakkoord geprobeerd een heel ambitieus pakket
                     neer te zetten. Het PBL zegt daarvan: dit grenst aan het maximaal uitvoerbare. Ik
                     denk dat ook mijn partij haar nek heeft uitgestoken, en ik zelf ook, om dat voor elkaar
                     te krijgen. Mijn collega's van de andere fracties hebben dat ook gedaan. Ik denk dus
                     dat wij daar als partij echt een beweging in hebben gemaakt en echt aan het proberen
                     zijn om het rentmeesterschap op een moderne manier in te vullen. Ik ben er eigenlijk
                     heel erg trots op hoe we dat de afgelopen maanden hebben gedaan.
                  
De voorzitter:
Er zijn geen interrupties meer. Dan gaan we luisteren naar meneer Van Haga namens
                     de Groep Van Haga. U heeft vijf minuten.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. De hele klimaatdiscussie is een bijna religieuze obsessie
                     geworden. Daarom kunnen we er maar beter van wegblijven. Nederland heeft op z'n best
                     een verwaarloosbare invloed op het klimaat, dus laten we ons beperken tot het milieu.
                     BVNL heeft een groot hart voor ons milieu, maar dan moeten we wel technisch de juiste
                     dingen doen. Helaas heeft de overheid een uitgebreide historie van het maken van foute
                     keuzes. Laten we dus alleen investeren in technieken die bewezen goed zijn voor ons
                     milieu, en niet omdat een paar Brusselse of Haagse bureaucraten iets verzinnen.
                  
Eén techniek die aantoonbaar goed werkt en waar we dus ook uitgebreid op moeten inzetten,
                     is het gebruik van aardwarmte oftewel geothermie. Vanavond is daar een debat over.
                     Geothermie kan op termijn een groot deel van onze warmtevraag leveren voor huizen,
                     bedrijven en lichte industrie. Daarnaast is het een kosteneffectieve en technisch
                     verantwoorde manier van energie winnen, en goed voor ons milieu. Bovendien hoeft de
                     elektrische infrastructuur er niet voor verzwaard te worden, en bouwen we redundantie
                     in in ons energiesysteem. BVNL moedigt het dan ook aan dat het kabinet hierop inzet.
                     Ik hoor graag van de Minister hoe hij de uitrol van geothermie gaat versnellen. Ook
                     hoor ik graag van de Minister wat de voornaamste obstakels zijn voor een spoedige
                     grootschalige uitrol van geothermie. Zou het niet beter zijn om vol in te zetten op
                     deze geothermie, in plaats van miljarden te besteden aan contraproductieve zaken als
                     biomassa en CCS, Carbon Capture and Storage?
                  
Voorzitter. Ons elektriciteitsnet zit op meerdere plekken helemaal vol. Het voornemen
                     om een groot deel van onze energiebehoefte te elektrificeren, zorgt ervoor dat dit
                     probleem steeds urgenter wordt. Een tekort aan technici en stroperige bureaucratische
                     procedures zorgen ervoor dat de uitbreiding van het net vele jaren in beslag gaat
                     nemen. Ik vraag me af wat de Minister hieraan gaat doen. Waar gaat hij die technici
                     vandaan halen? En wat gaat hij doen om de procedures te verkorten? Elektrificatie
                     is wat BVNL betreft niet de heilige graal. We zouden meer in moeten zetten op de ontwikkeling
                     van opslag en stabiele vormen van elektriciteitsopwekking die een lage piekbelasting
                     vragen. Ook energievormen als geothermie en aardgas moeten een belangrijke rol blijven
                     spelen.
                  
Over aardgas hebben we net natuurlijk een apart debat gehad, maar ik hecht eraan om
                     hier nogmaals te zeggen dat BVNL vindt dat het Groninger gasveld prima kan doorproduceren
                     als we bijvoorbeeld waterinjectie toepassen en de druk in het veld op peil houden.
                     Kan de Minister aangeven waarom hij vindt dat dit parallel aan al die andere dingen
                     niet toch zou kunnen? Het is belangrijk om parallelle energiesystemen te hebben, zodat
                     je congestieproblemen vermijdt en redundantie en balans in het systeem brengt. Om
                     dit te stimuleren zou je schotten kunnen aanbrengen in de SDE++, zodat het allemaal
                     naast elkaar ontwikkeld kan worden. Ik wil graag van de Minister weten hoe hij staat
                     tegenover het invoeren van die schotten in de SDE++.
                  
Voorzitter. Met de RES 1.0 planten we ons land vol met windmolens. Omwonenden zitten
                     hier vaak niet op te wachten, en de inspraakmomenten zijn vaak ook een wassen neus.
                     Kan de Minister aangeven hoe hij ervoor gaat zorgen dat mensen geen windmolens in
                     hun achtertuin krijgen als ze dat niet willen? De Raad van State heeft onlangs een
                     uitspraak gedaan waaruit blijkt dat vergunningen van windmolens niet voldoen aan Europese
                     eisen. Toch blijven de vergunningen van bestaande windmolenparken intact. Boeren moeten
                     verdwijnen om aan de belachelijke en onjuiste stikstofnormen te voldoen, maar windmolens
                     hebben op de een of andere manier een uitzonderingspositie. BVNL vindt dit willekeur.
                     Kan de Minister dit uitleggen?
                  
Voorzitter. Daarnaast verspillen we enorme hoeveelheden land met het plaatsen van
                     zonnevelden, terwijl een groot deel van de daken in Nederland nog niet bedekt is met
                     zonnepanelen. Kan de Minister mij uitleggen waarom we vruchtbare grond verspillen,
                     terwijl de daken nog niet vol liggen? Moeten we zon op dak niet met voorrang stimuleren?
                     Voor zon op dak is namelijk geen uitbreiding van de netcapaciteit nodig. Dat mes snijdt
                     dus aan twee kanten. En kan de Minister aangeven welk percentage van de daken volgens
                     hem uiteindelijk moet worden bedekt met zonnepanelen? De 50% tot 100% uit de RES is
                     een nogal brede schatting.
                  
Voorzitter. We gaan onze zeeën volbouwen met windmolens. Het plan is om nu nog eens
                     10 gigawatt extra te realiseren voor 2030, bovenop de 11 gigawatt die al gepland was.
                     Windmolens op zee zijn cradle-to-grave op dit moment niet duurzaam. Als je een windmolen
                     moet maken, installeren, onderhouden en na twintig jaar recyclen, is de netto-opbrengst
                     voor het milieu negatief. Bovendien verwoesten ze ecosystemen op zee en zijn ze schadelijk
                     voor vogels. Daarnaast moeten er kabels naar land worden getrokken en moeten die worden
                     aangesloten op het reeds overvolle net. Kan de Minister aangeven waarom hij denkt
                     dat windmolens op zee wél goed zijn voor het milieu, als je al deze parameters eerlijk
                     meeneemt?
                  
Voorzitter. Dan het MIEK. Ook de industrie gaat verduurzamen. Maar in plaats van direct
                     over te schakelen op echt duurzame oplossingen, wordt er vaak gekozen voor CCS, het
                     afvangen en opslaan van CO2. CCS kost heel veel energie en is slecht voor het milieu, maar deze techniek wordt
                     via de SDE++ nog steeds ruimhartig gesubsidieerd. Kan de Minister hier nog eens onderzoek
                     naar laten doen? Er zijn onderzoeken gedaan in de Verenigde Staten die aantonen dat
                     het slecht is. Hopelijk kunnen we dan stoppen met CCS en investeren in oplossingen
                     die wel direct goed zijn voor ons milieu. Dat alles in het belang van Nederland.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Onvoorstelbaar, meneer Van Haga, precies binnen de tijd. En dan duidt u de afkortingen
                     niet alleen; u vertaalt ze ook naar het Nederlands. Dank daarvoor. Een tien met een
                     griffel, zoals het vroeger werd genoemd.
                  
De heer Erkens namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.
De heer Erkens (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken we een belangrijk onderwerp. Het elektriciteitsnet
                     loopt vol, wat tot veel problemen leidt. De klimaattransitie komt daarmee in gevaar,
                     nieuwe woningbouw kan op sommige plekken niet aangesloten worden op het net, en bedrijven
                     moeten in sommige regio's jaren wachten op een aansluiting. De problemen stapelen
                     zich dus op. Het oplossen van de problemen rondom het net is dan ook een cruciale
                     randvoorwaarde voor het slagen van de energietransitie. Hiervoor moeten we de komende
                     decennia werken aan netuitbreiding. Bij netuitbreiding is tempo cruciaal. We steunen
                     daarnaast ook de benodigde investeringen daarin. Het zou kunnen helpen als de realisatietermijnen
                     voor netuitbreiding waar mogelijk versneld worden. Via een zogeheten fast lane kunnen
                     cruciale projecten snel worden opgepakt. Dat idee is ook geopperd door het Actieteam
                     Netcapaciteit. Is de Minister bereid om met dit idee aan de slag te gaan, zodat projecten
                     die van cruciaal belang zijn niet hoeven te wachten vanwege lange vertragingen vanuit
                     de overheid? Prioritering kan immers helpen om snel de grootste problemen en knelpunten
                     op te lossen.
                  
Daarnaast moeten we op korte termijn ook creatief omgaan met de bestaande mogelijkheden
                     op het net. Daarvoor zijn al een aantal ideeën van collega's langsgekomen, maar daarnaast
                     wil de VVD fors inzetten op thuisbatterijen. Samen met collega Grinwis van de ChristenUnie
                     heb ik daarvoor een actieplan opgesteld. De heer Bontenbal heeft ook een actieplan.
                     De Minister wordt vandaag overladen met actieplannen. Dat is natuurlijk een creatieve
                     manier van Kamerleden om binnen de spreektijd nóg meer te kunnen overhandigen. Thuisbatterijen
                     kunnen verlichting bieden op het net, omdat mensen daarmee thuis hun duurzame stroom,
                     die ze overdag zelf opgewekt hebben, kunnen gebruiken in de avond, bijvoorbeeld om
                     een wasje te draaien of te netflixen. Daarmee komt die overtollige stroom overdag
                     niet op het net terecht, maar in de thuisbatterij. Daarnaast helpt het mensen om meer
                     grip te krijgen op hun eigen energierekening en die te kunnen verlagen, omdat ze een
                     groot deel van het jaar – helaas niet elke maand, maar toch een groot deel van het
                     jaar – zelfvoorzienend kunnen zijn qua elektriciteit.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Het is natuurlijk heel charmant om over thuisbatterijen te beginnen. Ik denk dat heel
                     veel mensen dat qua techniek leuk vinden. Maar wij moeten natuurlijk wel dingen doen
                     die zinnig zijn voor het energiesysteem. Een thuisbatterij is een vrij dure oplossing
                     om het probleem met de netcapaciteit te verhelpen. Zo'n PV piekt maar op een heel
                     beperkt aantal uren en op een heel beperkt aantal dagen. Als je dat als oplossing
                     voor het probleem van de netcapaciteit presenteert, is het een hele dure oplossing.
                     U trekt daar blijkbaar 200 miljoen euro voor uit. Ik las in een nieuwsbericht van
                     RTL Nieuws dat 100.000 huishoudens daarvan voorzien zouden moeten worden. U rekent
                     met een subsidie van € 1.500 tot € 2.000, geloof ik. Dan kom ik op dat soort bedragen,
                     maar als het anders is, hoor ik dat graag. Dat is natuurlijk wel geld dat ten koste
                     gaat van iets anders, bijvoorbeeld het subsidiëren van groen gas, geothermie of iets
                     anders. Dan verwacht ik ook wel een onderbouwing waarom een thuisbatterij een goede
                     oplossing is om netcapaciteit aan te pakken.
                  
Daarnaast denk ik: als het ergens een oplossing voor is, dan is het dat eerder voor
                     het probleem van het salderen dat wordt afgebouwd. Dan gaat het over thuisopslag,
                     de kilowatturen thuis houden, als je minder krijgt voor de teruggeleverde energie.
                     Maar dan zou dit voorstel eigenlijk gedaan moeten worden bij een debat over de salderingsregeling.
                     Dan zou je ook kunnen zeggen: moet die salderingsregeling dan niet op een andere manier
                     vormgegeven worden of intact blijven? Ik zoek dus eigenlijk naar de onderbouwing om
                     nu met thuisbatterijen te komen. Ik snap wel dat het tot de verbeelding spreekt, maar
                     is het ook echt een verstandige oplossing?
                  
De heer Erkens (VVD):
Dat is een heel betoog. Volgens mij is de vraag uiteindelijk: is het een verstandige
                     oplossing voor de netproblematiek? Ik kan hier ook een verhaal van vijf minuten op
                     baseren om alle aspecten van dat van de heer Bontenbal tot zijn genoegen te beantwoorden,
                     maar zo vat ik ’m even samen. Wij vinden het wél zinnig, want de netcapaciteit is
                     een groot probleem. Op de korte termijn zal netverzwaring gewoon niet tot oplossingen
                     leiden. Het is geen silver bullet. Maar in het actieplan van de heer Bontenbal staan
                     ook twaalf losse punten. De heer Grinwis en ik geloven dat die thuisbatterijen in
                     ieder geval kunnen meehelpen bij dit probleem. De regering heeft inderdaad aangekondigd
                     dat de salderingsregeling binnenkort naar de Kamer komt. Ik verwacht, ook in combinatie
                     daarmee, dat we deze twee plannen bij elkaar moeten laten komen. Dit helpt zowel aan
                     de kant van de netcapaciteit als bij de vraag hoe we verder omgaan met de salderingsregeling.
                  
Het zorgt er ook nog eens voor dat de energierekening van mensen betaalbaarder blijft
                     en ze daar grip op blijven houden. Dat vind ik wel een belangrijk punt om hier nog
                     een keer te melden. Wij hebben het over de vraag: wat is nou een zinnige besteding
                     van geld? Maar ik vind dat we er ook voor moeten zorgen dat huishoudens het kunnen
                     meemaken. We zetten in het coalitieakkoord ook zwaar in op isolatie. Mevrouw Leijten
                     begon daar net terecht over. Ze zei dat een deel van de huishoudens daar nog niet
                     van mee kan profiteren. Als je kijkt naar hoeveel euro je uitgeeft voor een megaton
                     CO2-reductie, is CO2-opslag wellicht inderdaad een stuk goedkoper om grootschalig te doen. Daar hebben
                     we ook discussie over met elkaar. Maar wij vinden het van belang dat die huishoudens
                     deze transitie ook kunnen meemaken, van begin tot eind, en dat ze de voordelen er
                     ook van zien. Daar spelen thuisbatterijen een belangrijke rol in.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Nou ja, thuisbatterijen worden dan een oplossing voor mensen die al zonnepanelen hebben.
                     Dan zou ik zeggen: als je die 200 miljoen euro wil besteden, stop dat dan in betere
                     isolatie van sociale huurwoningen. Wat de netcapaciteit betreft: als je een zonnepark
                     of zonneweide voor 30% aftopt, dus aan curtailment doet, verlies je ongeveer 5% van
                     de kilowatturen. Het is nu ook al zo dat als er ergens te hoge spanning is op een
                     laagspanningsnet, de omvormers automatisch uitschakelen. Dus welk probleem lossen
                     we nou op met een thuisbatterij? Ook qua netcapaciteit lost het niet heel veel op,
                     denk ik. En als je vindt dat het een oplossing is, zul je ook moeten kijken naar de
                     alternatieven. Misschien af en toe 1%, 2% of 3% van je zonnestroom aftoppen zou qua
                     maatschappelijke kosten weleens veel beter kunnen uitpakken. Dan houden we geld over
                     om die sociale huurwoningen te isoleren.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik vind dit wel een beetje een drogreden: als u dat van belang vindt, ga dan meer
                     aan het isoleren van sociale huurwoningen uitgeven. Volgens mij geven we heel veel
                     uit aan klimaatbeleid. We geven veel uit aan CO2-opslag, aan wind op land et cetera. Dan kan ik nog wel een aantal andere potjes bedenken
                     waar ik liever in zou schuiven. Dit gaat om een voorstel voor thuisbatterijen. Momenteel
                     wekken mensen overdag met zonnepanelen op hun dak stroom op die ze 's avonds niet
                     gebruiken. Daarvoor kopen ze opnieuw in via het net. Daar is dit een oplossing voor,
                     wat ons betreft. Ik vind het prima om een keer een heel groot metadebat te hebben
                     met elkaar over de vraag welke maatregel het meest effectief is, maar wij vinden het
                     van belang dat die huishoudens het ook kunnen meemaken. Dit is wat ons betreft een
                     belangrijke maatregel daarin.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat we hier niet helemaal uit gaan komen. Maar zou de heer Erkens dan bereid
                     zijn om, voordat hij voorstelt om dit te gaan doen, eerst te laten uitzoeken of het
                     een verstandige maatregel is? Ik dien mijn 12 puntenplan in. Daarvan vraag ik: zijn
                     het verstandige maatregelen? Als de Minister zegt «elf van die twaalf zijn onzin,
                     en eentje is goed», en hij dat kan onderbouwen, dan streep ik die elf door, want ik
                     wil geen onverstandige maatregelen voorstellen. Dus zou u bereid zijn om, voordat
                     u echt voorstelt om het te gaan doen, eerst te onderzoeken of dit gewoon slim is om
                     te doen? Als het slim is, ben ik voor; is het niet slim, dan ben ik tegen.
                  
De voorzitter:
U mag antwoorden met ja of nee, meneer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Het is complexer dan ja of nee, voorzitter. Wij geloven dat dit een slim voorstel
                     is. In Duitsland gebeurt het al. In België gebeurt het al. In andere landen gebeurt
                     het ook al. Waar wij een reactie van de Minister op gaan vragen, is hoe we dit het
                     beste kunnen vormgeven in Nederland, zodat we er ook daadwerkelijk problemen mee oplossen.
                     Daar kunnen we met elkaar discussie over voeren, maar wij zijn hier gewoon voorstander
                     van.
                  
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Bontenbal (CDA):
Ja. Het is zonde van mijn laatste interruptie, maar zeggen dat Duitsland en België
                     het ook doen, vind ik niet echt een sterk argument, want België sluit kerncentrales
                     en Duitsland sluit kerncentrales, en daar lopen we ook niet achteraan, zou ik zeggen.
                     En in België en Duitsland is er natuurlijk ook een heel systeem daaromheen. De invoeringstarieven
                     in Duitsland zijn vele, vele, vele malen lager dan wat wij hier in Nederland aan salderingsregelingen
                     hebben. Dat gaat bij ons om die 21 cent, inmiddels hoger. In Duitsland gaat het om
                     invoeringstarieven, geloof ik, ergens richting de 6 à 7 cent. Dus Duitsland subsidieert
                     zonne-energie voor kleinverbruikers al bijna niet. En dan snap ik dat je dus iets
                     met thuisbatterijen doet, om daar een vorm van te compenseren. België heeft ook weer
                     allerlei andere regelingen en injectietarieven enzovoort. Dus je kunt niet zomaar
                     zeggen: in België en Duitsland doen ze het, en daarom doen wij het ook. Dat moet in
                     een pakket zitten, en ook in een pakket met: wat doen we met de salderingsregeling,
                     en helpt het echt iets voor het oplossen van de netcapaciteitsproblemen?
                  
De voorzitter:
Willen we voor de tweede storm thuis zijn, dan moeten de vragen en antwoorden korter
                     en puntiger worden. De heer Erkens.
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij hebben we hier gewoon een andere kijk op. Vanuit de VVD kijken we naar
                     de netproblematiek en ook naar hoe huishoudens die transitie kunnen meemaken. En daar
                     maken wij blijkbaar andere keuzes in dan het CDA. Ons perspectief gaat eerst naar
                     die huishoudens. En wij geloven dat thuisbatterijen verlichting bieden op de netproblematiek;
                     al lost het niet alles op, dat ben ik met de heer Bontenbal eens. En het zorgt er
                     gewoon voor dat ze de energietransitie meer kunnen meemaken, ook in het licht van
                     de discussie die we nog gaan voeren over de salderingsregeling. Ik denk dat we elkaar
                     daar gewoon niet volledig in gaan vinden.
                  
De voorzitter:
Eerst de heer Van Haga en dan de heer Boucke.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Ik had gehoopt dat na mijn identieke interruptie op de heer
                     Boucke niemand meer de thuisbatterij zou noemen, maar gelukkig vindt nu dezelfde discussie
                     plaats. En het verbaast me dat de VVD dan zegt: wij geloven dat het een goede oplossing
                     is. Ja, inderdaad, het is een soort religieuze obsessie geworden, maar die batterijen
                     zijn op dit moment slechts – en dat heeft de heer Bontenbal net mooi uitgelegd – een
                     soort kafkaëske bureaucratische oplossing voor een salderingsprobleem. Tja, als dat
                     het criterium is, dan moet je toch eerst de prioriteiten gaan bekijken, en dan is
                     inderdaad het isoleren van datzelfde huis veel beter. Of je zou kunnen denken aan
                     een off-grid solarsysteempje, want dan belast je het net ook niet.
                  
Maar om nu toch een vraag te kunnen stellen: de batterijen die nu gebruikt worden,
                     dat zijn over het algemeen lithiumbatterijen. Het aantal cycles, daar zijn nu problemen
                     mee: weinig capaciteit; het is duur. Het is een bureaucratische oplossing voor een
                     bureaucratisch probleem. Wat voor batterijen gaat de VVD dan installeren? Want als
                     je op dit moment batterijen gaat installeren, dan is dat, als je het helemaal doorrekent,
                     gewoon slecht voor het milieu.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik kan de heer Van Haga geruststellen dat de VVD ze niet zelf gaat installeren. Als
                     ik daarvoor naar iemands huis ga, zal dat niet ten goede komen van de brandveiligheid,
                     denk ik. Maar de vraag is wel terecht: hoe zorg je ervoor dat die thuisbatterijen
                     niet slecht voor het milieu zijn wat dat betreft? Daar heb ik goed nieuws voor. In
                     ons actieplan hebben we vijf punten staan, en op circulariteit met recycling van bestaande
                     batterijen, bijvoorbeeld die in auto's gebruikt worden, waarin veel ontwikkelingen
                     gaande zijn, willen we ook gaan inzetten. Ik ben verheugd om de heer Van Haga als
                     eerste dit actieplan te overhandigen. En wij zullen, misschien wel samen met de heer
                     Van Haga, bij de uitwerking van een dergelijk programma van de Minister – als hij
                     daartoe bereid is, uiteraard, maar dat gaan we dadelijk nog horen in de beantwoording
                     – scherp daarop letten. Want ik ben het wel eens met die zorg. Het moet niet zo zijn
                     dat die thuisbatterijen zorgen voor een negatieve impact op het milieu en het klimaat,
                     en daar kunnen wij volgens mij scherp op letten. Maar die ontwikkelingen staan gelukkig
                     niet stil.
                  
De voorzitter:
De heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik ga niet mijn laatste interruptie daaraan besteden, want ik moet dit natuurlijk
                     eerst lezen.
                  
De voorzitter:
Meneer Erkens, u vervolgt uw betoog.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben nu kwijt waar ik was, voorzitter.
De voorzitter:
U hebt nog drie minuten en tien seconden.
De heer Erkens (VVD):
Kijk. Dan zal ik doorlezen. Ik heb het meeste van mijn eigen tekst al gegeven in mijn
                     antwoorden, maar ik ga toch door. We hebben als doel vastgelegd dat in een nationaal
                     thuisbatterijakkoord met de sector in 2030 elke eigenaar van zonnepanelen een aanbod
                     krijgt voor een thuisbatterij. Dit zal vergen dat de Minister deze kabinetsperiode
                     die markt in Nederland van de grond krijgt. En daar draait het ons ook daadwerkelijk
                     om; niet om overal subsidie op te geven. Maar de markt in Nederland is nog kleinschalig,
                     hij moet nog geprofessionaliseerd worden en hij moet van de grond komen. Is de Minister
                     bereid om ons actieplan verder uit te werken en bijvoorbeeld voor de zomer een concreet
                     voorstel naar de Kamer te doen komen dat hier uitvoering aan kan geven? Is hij bereid
                     om hierbij te kijken hoe we kunnen inzetten op een kostendaling van die thuisbatterijen,
                     zodat het uiteindelijk voor mensen ook logisch wordt om ze zelf aan te schaffen, bijvoorbeeld
                     vanuit de ISDE of andere bestaande instrumenten? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. We eindigen met de plannen voor energieopwek op land. We hebben het er
                     net al over gehad: de RES'en, de Regionale Energiestrategieën. Specifiek over windmolens
                     op land. In het coalitieakkoord hebben we afgesproken dat er heldere afstandsnormen
                     komen voor wind op land. Dat is maar goed ook. Er zijn zorgen over de gezondheidseffecten
                     en nachtrust van omwonenden. En in een dichtbevolkt land moeten we gewoon vaak keuzes
                     maken: op welke plekken kan het wel en op welke plekken kan het niet? Afstandsnormen
                     maken dat duidelijk en zijn helder voor iedereen. Tegelijkertijd komen de normen pas
                     volgend jaar naar ons toe, begreep ik uit een brief van de Staatssecretaris van IenW,
                     volgens mij gezamenlijk met de Minister van EZK. Naar aanleiding van de uitspraak
                     van de Raad van State zijn er nu geen landelijke normen meer. Het kabinet heeft aangegeven
                     dat gemeenten en provincies nu zelf aan de slag kunnen met eigen normen. Dat vinden
                     wij onwenselijk, en dat heb ik ook aangegeven. Er werd net al aan gerefereerd in de
                     discussie tussen de heer Thijssen en de heer Boucke. Wij vinden het onwenselijk dat
                     iets in gemeente A wel zou mogen en in gemeente B niet. Dat leidt tot willekeur, en
                     dat voelt als willekeur. Wat er daarnaast zou kunnen gebeuren als we anderhalf jaar
                     zouden wachten, is dat alle projecten snel vergund worden en dat nieuwe, strengere
                     normen als mosterd na de maaltijd zouden komen. Ik heb daarom inderdaad een oproep
                     gedaan om bijvoorbeeld op een pauzeknop te duwen. Die oproep leidde tot veel reacties:
                     zorgen, met name vanuit bestuurders, maar ook veel steun van inwoners. En ik snap
                     de worsteling, waar vooral bestuurders tegenaan lopen, tussen snelheid en zorgvuldigheid
                     op dit dossier. Maar de enige manier waarop wij als VVD vinden dat we doorkunnen,
                     is als we in anticipatie op die landelijke normen, die volgend jaar definitief zullen
                     zijn, vanuit het Rijk misschien met tijdelijke strenge normen kunnen komen die afgesproken
                     kunnen worden met gemeenten en provincies, zodat we in ieder geval voorkomen dat er
                     nu een wildgroei aan lokale normen ontstaat. Heldere en strenge afstandsnormen die
                     meteen van toepassing kunnen zijn. Ik heb daar een aantal vragen voor de Minister
                     over. Herkent de Minister zich in het standpunt van de VVD dat het onwenselijk is
                     dat we nu allemaal met verschillende lokale normen komen, en dat er dan volgend jaar
                     nieuwe normen kunnen komen, die wellicht strenger zijn, vanuit het Rijk? Wat zou dat
                     betekenen voor het lokale draagvlak, maar ook voor de betreffende projecten die dan
                     weer buiten die rijksnormen zouden vallen en die net vergund zijn? Zijn er juridische
                     procedures mogelijk te zijner tijd? Is de Minister ook bereid om zo snel mogelijk
                     de regie te pakken en richting gemeenten, provincies en RES-regio's te komen met,
                     onder andere, tijdelijke afstandsnormen? En hoe kijkt de Minister hierbij naar het
                     voorbeeld van het Deense model? Denemarken is een wereldwijde voorloper op het gebied
                     van windenergie en bezit forse kennis en ervaring op dat vlak. Zij hebben daar andere
                     regels voor, en ik ben benieuwd hoe de Minister die regels apprecieert of interpreteert.
                  
Dat was mijn inbreng, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens. En ook dank aan u dat u de afkortingen duidt. Dat wordt
                     enorm gewaardeerd door de mensen thuis, die het anders niet kunnen volgen. De heer
                     Van Haga.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik heb inmiddels het 5 puntenplan van de VVD gelezen.
                     Nou, het is heel ambitieus: we gaan een aanjaagsubsidie geven van 30% bij de aanschaf
                     van een batterij; energieleveranciers moeten voor 2030 iedere eigenaar een aanbod
                     doen; we gaan stimuleren dat er thuis een buurtbatterij geïnstalleerd wordt. Dat zijn
                     allemaal mooie dingen, maar punt 4 is eigenlijk het enige waar het om draait: maak
                     de batterij echt duurzaam door een focus op circulariteit. Dus is het echt, cradle-to-grave,
                     groen? En dan is de volgorde natuurlijk belangrijk. Kan de heer Erkens van de VVD
                     toezeggen dat eerst punt 4 helemaal wordt uitgekauwd? En tot die tijd doen we allemaal
                     hele andere dingen, zoals het isoleren van slecht geïsoleerde woningen, en we laten
                     daarna pas al die subsidies losbarsten, want die zijn op dit moment volledig zinloos.
                     Dus of de heer Erkens dat kan toezeggen, dat we eerst gaan kijken of een lithiumbatterij
                     inderdaad wel goed is? Of misschien heeft u andere materialen waarmee u gaat werken?
                     Maar dat we dus eerst punt 4 helemaal afronden, dat moet klip-en-klaar zijn, en pas
                     dan subsidies gaan geven.
                  
De heer Erkens (VVD):
Dat kan ik deels toezeggen aan de heer Van Haga. Ik vind niet dat we moeten wachten
                     tot we alles uitgewerkt en uitgekauwd hebben. U weet zelf ook hoelang dat vaak kan
                     duren. Ik vind wel dat we, parallel aan de uitwerking van het programma, meteen die
                     circulariteit moeten meenemen, meteen moeten uitdenken hoe we dat kunnen gaan borgen.
                     Dat vergt niet dat we alles – zeg maar – on hold zetten, dus op de pauzeknop drukken,
                     maar het zegt gewoon wel dat het een serieus punt is dat de Minister moet gaan uitwerken.
                     Dat zullen we beoordelen wanneer dat terugkomt, en dan kunnen we ook kijken of we
                     daar voldoende vertrouwen in hebben met elkaar.
                  
De heer Boucke (D66):
De heer Erkens had het over de grote uitdaging die wij hebben om het elektriciteitsnet
                     klaar te maken voor die schone toekomst. Hij noemde één hele belangrijke niet, die
                     ik in mijn betoog wel noemde, en daar heb ik een vraag over: de arbeidsmarkt; het
                     tekort van mensen op de arbeidsmarkt. Mijn vraag aan de heer Erkens is: ziet hij ook
                     dat enorme tekort? En als blijkt dat wij binnen Nederland en binnen de EU onvoldoende
                     mensen hebben, is hij dan ook bereid om daarbuiten te kijken?
                  
De voorzitter:
Bent u daartoe bereid, meneer Erkens?
De heer Erkens (VVD):
De VVD kijkt inderdaad het liefst eerst of we hier nog mensen aan de slag kunnen krijgen,
                     of we ze kunnen omscholen, en ook of er binnen de Europese Unie technici zijn die
                     hier graag willen meehelpen. Volgens mij hebben D66 en de VVD daar een iets andere
                     kijk op.
                  
De heer Boucke (D66):
Dank voor het antwoord. De energiebedrijven, met name de netbeheerders, geven aan
                     dat ze in Nederland niet meer voldoende mensen kunnen vinden en dat het zelfs binnen
                     de EU al lastig wordt. De vraag dient zich dus eigenlijk al aan. Zijn de VVD en de
                     heer Erkens bereid om ook buiten de EU te kijken? Dat is de vraag.
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij heb ik die vraag net al beantwoord. Dat is niet onze voorkeursroute. Niet
                     alleen de netbeheerders hebben een tekort aan mensen. Volgens mij zien we dat ook
                     in de zorg, bij Defensie, bij de politie, bij de leerkrachten en ga zo maar door.
                     Volgens mij is dit een prima onderwerp voor een aantal andere woordvoerders, die meer
                     op migratie of arbeidsmigratie zitten, om misschien een keer een plenair debat over
                     te hebben, want dit onderwerp is veel breder dan alleen de netproblematiek.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke nog? Nee, u bewaart ’m? Dat is goed.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik heb goed geluisterd naar de heer Erkens, zowel in dit debat als bij Op1. Ik wil
                     de heer Erkens nogmaals complimenten geven voor het regeerakkoord en de klimaatambities
                     die daarin staan. Die zijn echt heel erg ambitieus. Ik denk ook dat het heel belangrijk
                     is dat we, zoals de heer Erkens zegt, moeten kijken naar hinder – van windmolens,
                     maar ook van heel veel andere activiteiten in ons dichtbevolkte land. We hebben allemaal
                     een technische briefing gekregen van het RIVM. Daar stond ook in dat er bij hinder
                     door geluid van omgevingsbronnen 50 of 100 keer meer hinder is door wegverkeer en
                     vliegverkeer. De heer Erkens is erg bezorgd over de hinder van windmolens. Ik deel
                     dat overigens helemaal, en ik vind dat de subsidie voor energiecoöperaties, die vaak
                     heel snel is uitgeput, vooral moet worden verhoogd, zodat de omgeving wordt betrokken
                     bij het ontwikkelen van windenergie en die hinder tot een minimum kan worden beperkt.
                     Dat is meteen een oproep aan de Minister. Maar als de heer Erkens de hinder van dat
                     geluid zo erg vindt, is hij het dan met mij eens dat we dan ook een stop moeten zetten
                     op de bouw van wegen en dat we naar Schiphol moeten gaan en moeten zeggen «teruggroeien
                     naar het niveau van voor corona moeten we maar niet doen», omdat vliegverkeer de grootste
                     bron van ergernis is? Is dat dan nu ook de positie van de VVD? Of geldt dit alleen
                     voor wind en niet voor fossiele bronnen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Deze manier van argumenteren kun je natuurlijk toepassen op een heleboel andere onderwerpen
                     waar we vandaag over spreken. U trekt een parallel vanuit een andere commissie en
                     een ander beleidsdomein, en geeft daarmee aan: dan moeten die windmolens ook tot overlast
                     kunnen leiden. Volgens mij wordt dit debat ook binnen de commissie voor IenW gevoerd.
                     We hebben het nu specifiek over de RES-regio's en wind op land. Daar hebben we het
                     nu over met elkaar, en daar wil ik het ook bij laten.
                  
De voorzitter:
IenW staat voor Infrastructuur en Waterstaat. Uw laatste interruptie, meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Het is dan even in het midden of er met twee maten wordt gemeten bij de VVD, of auto's
                     en vliegtuigen meer geluidsoverlast mogen veroorzaken dan windmolens. Maar dan even
                     terug naar mijn complimenten voor het regeerakkoord en de klimaatambities. Want die
                     zijn niet gratis. Het PBL zegt heel duidelijk dat alles op alles gezet moet worden
                     om die te halen. Wind op land is daar een essentieel onderdeel van. Er zijn windmolens
                     in Staphorst en er is een windmolenpark in Beuningen waarbij men ondanks de uitspraak
                     van de Raad van State in goed overleg met goede normen is gekomen, zodat daar met
                     draagvlak windmolens kunnen worden gebouwd. Eigenlijk constateer ik hier dus dat de
                     VVD het regeerakkoord loslaat en over die klimaatambities zegt: «Nou ja, we hebben
                     het wel gezegd, maar dat was toch meer iets van D66. Wij zijn daar eigenlijk niet
                     voor. We willen niet dat die windmolens er komen en we willen niet dat die klimaatambities
                     worden gehaald.» Begrijp ik goed dat dit eigenlijk de positie is van de VVD en dat
                     dit nu al – hoelang is de regering er, vijf weken? – de ontmaskering is van de VVD?
                     Mooie praatjes, maar geen groene daden als het gaat over klimaat?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij begrijpt de heer Thijssen het dan niet goed. Ik vind het wel een spannende
                     opbouw, hoe hij het vertelt. «De ontmaskering», dat klinkt bijna als een theatervoorstelling.
                     Ik snap dat het op deze manier wel heel spannend wordt in deze commissie. Maar in
                     het coalitieakkoord staat gewoon dat er afstandsnormen komen voor windmolens. De VVD
                     wil, ook naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State, ervoor zorgen dat
                     die er snel komen, zodat we snel duidelijkheid creëren en uitvoering geven aan die
                     afspraak uit het coalitieakkoord. Daarnaast wordt vaak deze tegenstelling geschetst
                     als je zegt dat sommige windmolens niet te dicht op woonwijken moeten komen. Dan wordt
                     er gezegd: als je daar niet toe bereid bent, dan neem je het klimaat niet serieus.
                     Volgens mij kunnen we dan ook andere keuzes maken, misschien om wat meer windmolens
                     op zee te zetten of wat meer daken met zonnepanelen te vullen. De VVD zou daar in
                     de toekomst graag nog een extra kerncentrale bij zetten. Die discussie gaan we nu
                     niet met elkaar voeren, maar je kunt keuzes maken in die energiemix. In een klein
                     land als Nederland is opwekken op land nou eenmaal een stukje moeilijker en moeten
                     we in die energiemix misschien andere keuzes maken. Het doel wordt daarbij echt niet
                     betwist, meneer Thijssen, maar we hebben wel een andere blik op de manier waarop we
                     invulling geven aan de energiemix.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ook op dit punt wil ik inhaken. De VVD zegt namelijk: je kan andere keuzes maken.
                     Dat is uiteraard waar. Het voorbeeld waar hij dan mee komt, een kerncentrale, gaat
                     alleen niks doen voor de doelen van 2030. Er ligt een hele ambitieuze opgave. Ook
                     ik wil de Minister daarmee complimenteren en ook heel veel succes wensen. Dat betekent
                     dat we echt alle zeilen bij moeten zetten. Dan vind ik het gewoon heel pijnlijk dat
                     het enige waarvoor de VVD zich vier jaar lang inzette tijdens debatten in de Kamer
                     over aangetoonde gezondheidsschade bij Schiphol, «groei, groei, groei» was. En nu
                     gaat het over windmolens. Het RIVM zegt duidelijk dat er strengere normen zijn voor
                     windmolens. Er is lokaal maatwerk nodig. Je moet met mensen om tafel gaan zitten.
                     Betrek er mensen bij; je kan mensen er ook financieel bij betrekken. Dat gebeurt bij
                     Schiphol niet. Omwonenden van Schiphol krijgen niet een deel van de opbrengst van
                     Schiphol uitgekeerd, maar goed. En dan zegt de VVD: pauzeknop op wind. Er wordt totaal
                     geen verantwoordelijkheid genomen voor het halen van die doelstelling. Dat is toch
                     niet eerlijk, vraag ik aan de heer Erkens.
                  
De heer Erkens (VVD):
Wederom hoor ik die tegenstelling dat als je zorgen hebt over de locatie van windmolens
                     op land en hoe dicht bij woonwijken die komen, je daarmee klimaatbeleid en energiebeleid
                     niet serieus neemt. Wij hebben inderdaad geopperd dat een pauzeknop daarvoor misschien
                     logisch is. De RES-plannen worden verder uitgewerkt. Daar zit nog van alles in de
                     pijplijn qua projecten. Er zijn nu meer biedingen binnengekomen dan het doel dat we
                     daarvoor met elkaar gesteld hebben. Wij staan ook voor dat doel. Ik zie niet per se
                     hoe kritischer zijn op waar die windmolens terechtkomen een probleem is voor het halen
                     van die 35 terawattuur. Misschien kan de Minister daar dadelijk ook nog een antwoord
                     op geven en kom ik dan tot de conclusie dat ik helemaal fout zit hierin, maar dat
                     betwijfel ik. De RES-plannen zijn nu uitgewerkt. Er zijn zoekgebieden. In die zoekgebieden
                     is ook nog een keuze te maken.
                  
Ik constateer dat GroenLinks en ook de PvdA, aangezien ze natuurlijk samen optrekken
                     op dit onderwerp, daar gewoon een andere kijk op hebben. Zij vinden het prima als
                     er geen draagvlak rondom die woonwijk is voor die windparken, en wij maken ons daar
                     wel zorgen om. U kunt nee schudden. Ik merk aan uw reactie dat u toch wil doorduwen.
                     In Amsterdam zien we bijvoorbeeld ook die discussie spelen vanuit GroenLinks. Dus
                     ja, wij kijken daar gewoon anders naar. Daar mogen we het over oneens zijn, maar wij
                     zijn er in ieder geval trots op dat we die doelen in het coalitieakkoord in 2030 gewoon
                     met onze plannen kunnen halen. We zetten zwaar in op aardwarmte, waterstof, de opwekking
                     op land binnen de RES-regio's, wind op zee, en ga zo maar door. Er zit ontzettend
                     veel in het pakket. Als wij op één klein onderdeel daarvan zorgvuldigheid vragen,
                     is dat niet de ambitie ter discussie stellen, mevrouw Kröger.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u zet ook de joker in: de laatste interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Zeker, voorzitter. Ik vind het lastig dat het zo feitenvrij wordt. Als je kijkt naar
                     de opgave van de RES'en, dan zie je dat die nog gekoppeld was aan de vorige doelstelling
                     van het kabinet. Dit kabinet zegt: we gaan sturen op 60%. Dat betekent natuurlijk
                     ook wat voor hoeveel duurzame energie je moet gaan opwekken. Wat betreft het draagvlak
                     zijn het de vorige kabinetten die allemaal ingezet hebben op een kiloknallerbeleid
                     binnen de SDE-regeling. Dat betekent dat je juist niet inzet op die energiecoöperaties,
                     waarbij mensen echt goed betrokken zijn bij zo'n windmolen en daar echt ook van profiteren.
                     Dat zou dus mijn oproep aan de Minister zijn: ga staan voor wind op land met draagvlak.
                     Dat is mogelijk. Dan is het ook mogelijk om dat met locatiespecifieke normen te doen.
                     Maar de VVD trekt eigenlijk haar handen ervan af en neemt vervolgens ook geen verantwoordelijk
                     voor de manier waarop je wel dat doel haalt. De heer Erkens heeft namelijk geen antwoord
                     op de vraag hoe je de 60% haalt op het moment dat je geen lokale energie meer gaat
                     opwekken.
                  
De heer Erkens (VVD):
Het is natuurlijk makkelijk om er gewoon een zwart-witframe op te plakken dat wij
                     tegen windmolens op land en opwekken op land zijn, en dat we de RES niet zouden willen.
                     Dat klopt allemaal gewoon niet. Het enige wat wij zeggen, is dat wij in de plannen
                     die gemaakt zijn voor wind op land binnen de RES, snel heldere normen vanuit het Rijk
                     willen die duidelijk zijn voor burgers en goed onderbouwd zijn. Als daar draagvlak
                     voor is en burgers financieel participeren, dan zijn we niet tegen windmolens op land.
                     Maar sommige projecten zijn gewoon niet goed doordacht, en daar willen we snel regels
                     voor hebben. Dat betekent echt niet dat we alles ter discussie stellen. U kunt blijven
                     proberen dat frame op ons te plakken, maar het plakt niet en het klopt niet.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording. Dan gaan we nu naar de Socialistische Partij, vertegenwoordigd
                     door de enige echte mevrouw Leijten.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. We hebben het vandaag over het elektriciteitsnet, de energie-infrastructuur
                     en de Regionale Energiestrategieën, de RES'en. De voorzitter zei het al: «Het is een
                     feest van allerlei afkortingen. Het is een feest van allerlei techniek. Het is een
                     feest van micromanagement.» Daar doet deze commissie ook heel erg aan mee. We hebben
                     het nu specifieker over deze drie onderwerpen om er dieper op in te kunnen gaan. Dat
                     is goed.
                  
Alleen, ik zou ook de stap terug willen nemen. Hoe zijn we nou in de problemen gekomen?
                     Denk bijvoorbeeld aan het energienet, dat nu te vol is. Dat heeft te maken met verwaarlozing
                     in de afgelopen jaren. Dat heeft te maken met individualisering in het beleid. «Als
                     iedereen maar zijn eigen zonnepanelen aanschaft, dan komt het wel goed.» Nee, het
                     energienet kan het niet aan en we halen de doelstellingen niet. Je zult dus na moeten
                     denken over regie, over collectiviteiten. Waarom liggen die daken nog niet vol, hoor
                     ik mensen hier vragen. Ja, omdat dat allemaal individuele keuzes zijn en omdat er
                     niet wordt gezegd: we leggen die scholen vol; we leggen die bedrijvenparken vol. Als
                     we dat zouden doen, dan zouden de windmolenparken – daar zijn nu heel veel discussies
                     over en daar is veel weerstand tegen; juridisch worden die nu inderdaad ook stilgelegd
                     – al gerealiseerd zijn. Ik zou van deze Minister daar toch ook wel een blik op willen
                     hebben.
                  
We hebben een hele mooie brief van hem gekregen met een bijlage erbij met allerlei
                     planningen. Maar ik zie nergens daarin de rol van de overheid ten opzichte van die
                     van de markt. Ik maak me er zorgen over dat daar zo weinig over na wordt gedacht,
                     want we mogen wel betalen, maar we mogen weinig bepalen. Dat voelen mensen ook. De
                     discussie die je hier net hoort over de windmolens, vind ik dus echt de karikatuur
                     die er is. Het is niet een geval van: whatever it takes, gooi alles maar vol met windmolens,
                     en als je daar kritisch op bent, dan ben je een klimaatontkenner. Nee, iedereen moet
                     mee kunnen doen! Als wij zien dat uit de evaluatie van de RES'en, de Regionale Energiestrategieën
                     – die zijn bedacht om mensen mee te laten spreken – komt dat mensen onvoldoende betrokken
                     zijn, dat er toch wordt doorgeduwd en dat lokale bestuurders zich overvallen voelen,
                     dan doen we dat dus niet goed. Dan missen we de regie van het Rijk. Er zijn duurzame
                     projecten gerealiseerd, vaak met inspraak maar heel vaak ook zonder, maar dan komt
                     er een datacentrum in Zeewolde en dat stekkert lekker al die energie weg. Daar ga
                     je met je draagvlak. Dat heeft ook te maken met regie. Die wordt niet genomen, niet
                     als het gaat over de energie-infrastructuur en ook niet als het gaat over het energienetwerk.
                     Dat vind ik zorgelijk. Dan kun je het hebben over batterijen bij mensen thuis, maar
                     dat is diezelfde individualisering waarmee je er niet komt volgens de SP.
                  
Voorzitter. Hoe dan verder? Wat ons betreft geldt dus: op dak. Ga dat nou echt aanpakken.
                     Ga aan de slag met de huizen. Ga niet 814 miljoen investeren in de biocentrales. Ik
                     weet dat deze Minister tegen contracten aanloopt die er al waren. Maar het is wel
                     een veelvoud van, zo niet 100% meer dan wat er voor isolatie wordt gereserveerd in
                     vier jaar. 814 miljoen in één jaar; dat gaat niet naar de woningen. Was het waar maar!
                     Er wordt wel gezegd dat er een isolatieprogramma is, maar dat is er niet. Het zijn
                     afspraken met woningbouwcorporaties. Die hebben gezegd: we brengen onze woningen gemiddeld
                     tot B. Daarbij zien we dat ze de meest verduurzaamde woningen nog extra verduurzamen
                     en dat ze niets doen aan de doorwaaiwoningen. Ik zou het echt de heer Boucke en de
                     heer Bontenbal gunnen om ook eens bij die mensen langs te gaan om te zien hoe erbarmelijk
                     dat is. Die mensen wordt gevraagd extra belasting te betalen. Die mensen zien dat
                     er 35 miljard wordt vrijgemaakt voor het grote bedrijfsleven en zelf zien ze hun energierekening
                     stijgen. Doei draagvlak, zou ik willen zeggen.
                  
Dat komt ook uit het onderzoek dat de TU Delft heeft gedaan. Mensen zijn ervan doordrongen
                     dat klimaatmaatregelen nodig zijn. Ze zijn ook bereid die te nemen. Ze willen alleen
                     niet dat het de armoede vergroot. Ze willen dat het met proportionaliteit wordt gebruikt,
                     dus ze willen niet het idee hebben dat zij gehinderd worden, terwijl de happy few
                     weer weglopen met gevulde zakken. Dat is wel het klimaatbeleid op dit moment. Daarom
                     vindt de SP ook dat de pauzeknop er moet komen voor wind op land. Dat is niet om wind
                     op land voor altijd uit te sluiten, maar wel om te zorgen dat je straks niet door
                     juridische procedures te maken krijgt met het misschien wel weer weghalen van windmolens.
                     Dat vindt de SP juist omdat we in die planning zien dat er zo veel andere keuzes nu
                     voorrang kunnen krijgen. We moeten goede normen krijgen. Dan kun je op een verstandige
                     manier verder met wind op land, waarbij gezondheid, natuur en klimaatwinst hand in
                     hand horen te gaan.
                  
Voorzitter, dan tot slot. Ik heb nog vijftien seconden, zie ik. Ik zou graag willen
                     weten hoe de Minister reageert op het artikel van vandaag in Het Financieele Dagblad,
                     waarin het van oudsher kroonlid zegt: VNO-NCW heeft weggekaart wat echt werkt, namelijk
                     de vervuiler betaalt. We zien het zogenaamde enorm ambitieuze klimaatprogramma van
                     nu. Het is vooral lenen van de toekomst. Het is vooral subsidiëren van het grote bedrijfsleven.
                     De vervuiler betaalt niet. Ik zou de Minister in overweging willen geven dat nog toe
                     te voegen aan zijn beleid. Anders zal de SP daarop blijven aandringen en blijven hameren
                     totdat het er komt.
                  
De voorzitter:
Dank mevrouw Leijten voor uw inbreng namens de Socialistische Partij. Dan gaan we
                     naar uw buurman, de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Hoe geloofwaardig is het dat Rutte IV de fouten van Rutte
                     I, II en III gaat goedmaken? Dat sprak ik gisteren uit en ik spreek het hier weer
                     uit.
                  
Voorzitter. De afgelopen tijd hebben we met de terechte ophef rondom het hyperscale
                     datacenter in Zeewolde kunnen zien wat er gebeurt als de schaarste in het elektriciteitsnet
                     toeneemt, terwijl de regels voor het aansluiten nog gebaseerd lijken te zijn op oneindige
                     beschikbaarheid. Ik wil twee dingen aankaarten aan de hand van dit Zeewoldedrama,
                     of eigenlijk Facebookdrama. Eén: vraag en aanbod in het elektriciteitsnetwerk. Twee:
                     de aansluitvolgordeproblematiek.
                  
Voorzitter. In de technische briefing over de Regionale Energiestrategieën en het
                     Cluster Energiestrategie ging het eigenlijk over vraag en aanbod. Die kwamen daar
                     samen.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over de eerste zin van collega Van Raan. Ik snap namelijk heel goed
                     wat hij zegt over hoe geloofwaardig het is. Tegelijkertijd hebben we hier wel heel
                     harde afspraken over gemaakt. We trekken juist miljarden uit voor een isolatieprogramma.
                     Daarbij beginnen we op de plekken waar de energiearmoede het grootst is en pakken
                     we slechte, tochtige woningen als eerste aan. Ik begrijp de houding dat we eerst moeten
                     zien en dan geloven. Maar om daarmee gelijk best harde afspraken in een coalitieakkoord
                     en in een budgettaire bijlage weg te zetten, zo ken ik de heer Van Raan niet. Wil
                     hij samen met mij als een bok op de haverkist zitten om de regering, om deze Minister
                     en zijn collega's, ertoe aan te zetten dat zo snel mogelijk uit te voeren, zodat huishoudens
                     met lage inkomens, slecht geïsoleerde huizen en tochtige en vochtige huizen als eerste
                     wat gaan merken van de energietransitie in plaats van dat het weer een ongelijkmaker
                     wordt? De afspraken zijn toch mooi? Laten we er alsjeblieft voor zorgen dat die snel
                     worden uitgevoerd.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
De heer Grinwis zegt: eerst zien en dan geloven. Nou, we hebben het eerst gezien.
                     Nu staat de geloofwaardigheid echt ter discussie, want drie kabinetten-Rutte hebben
                     gewoon niet gedaan wat nodig is voor het klimaat en voor een rechtvaardige energietransitie.
                     Sterker nog, van de keiharde afspraken die u noemt, zijn de afspraken die de fossiele
                     industrie bevoordelen keihard. Maar de afspraken die de gewone burger betreffen, zijn
                     veel zachter. Dus ja, ik wil best samen gezellig als een bok op de haverkist ... Ik
                     weet niet of je als bok op een haverkist wil staan, maar dat even daargelaten. Maar
                     dat de geloofwaardigheid ter discussie staat, lijkt me als een paal boven water staan.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Je kunt altijd twisten over hardheid. Ik ben ook erg van de school «laten we het eerst
                     zien en dan geloven», maar er staan gewoon miljarden in de budgettaire bijlage. Dat
                     is echt niet alleen voor de energie-infrastructuur en het bedrijfsleven, maar nadrukkelijk
                     ook voor het isoleren van slecht geïsoleerde huizen – dan beginnen we bij de mensen
                     met een laag inkomen en in zo'n huis – en voor hybride warmtepompen. Verhuurders die
                     een huis gaan verhuren, moeten voortaan een goed product verhuren dat dus goed geïsoleerd
                     is en een fatsoenlijk energielabel heeft. Dat zijn allemaal harde afspraken. Ik wil
                     dat deze Minister en zijn collega's die afspraken zo snel mogelijk uitvoeren, net
                     als u. Mijn oproep is: laten we daar achteraan blijven jagen en niet op voorhand deze
                     Minister, die koud een paar weken bezig is, diskwalificeren.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ik val een beetje in herhaling, want terwijl er dus bij wijze van spreken een zwembad
                     aan fossiele subsidies wordt gegeven, is er maar een glaasje water voor isolatie als
                     je kijkt naar de verhouding tussen de getallen. De heer Grinwis doet een dappere poging
                     om de geloofwaardigheid al vast te stellen, maar hij begint weer met de vraag: zullen
                     we het eerst even zien en dan geloven? Maar we hebben het de afgelopen twaalf jaar
                     gezien. We zien het regeerakkoord. We zien de stevige afspraken. We zien de getallen
                     voor de subsidies voor bijvoorbeeld biomassa. Ik denk dus dat de vraag terecht is.
                     Ik denk dat zelfs deze Minister zegt: inderdaad, de geloofwaardigheid moeten we bewijzen.
                     Ik denk dat hij de eerste is die zal erkennen dat dat nodig is. Maar nogmaals, dat
                     die ter discussie staat, is niet zo vreemd, gezien het gedrag.
                  
De voorzitter:
Kunt u uw betoog vervolgen, meneer Van Raan?
De heer Van Raan (PvdD):
Ja, voorzitter. Ik wil twee zaken aankaarten: vraag en aanbod in het elektriciteitsnet
                     en de aansluitvolgorde. Waar de RES'en, de Regionale Energiestrategieën, het aanbod
                     verwoorden en de manier waarop de regio's dat gaan realiseren, gaat de Cluster Energiestrategie
                     min of meer over de vraag van de industrie. Daar bleken een paar zaken. Ten eerste
                     bleek natuurlijk dat het aanbod achterblijft bij de vraag. Dat is geen nieuw gegeven,
                     maar het is belangrijker dat de vraag van de CES'en ongeclausuleerd min of meer de
                     verwachte vraag van de industrie betreft als er tegemoetgekomen wordt aan de vraag
                     van de industrie. Dat schiet eigenlijk op twee manieren tekort. De eerste manier is
                     dat we klakkeloos aannemen dat de plannen van de industrie de juiste zijn. Met andere
                     woorden, de energiebehoeften van Tata Steel, Yara of Meta kunnen leidend zijn. Dat
                     kan helemaal niet. Als het aan hen ligt, denken ze immers alleen aan hun eigen economische
                     kortetermijnbelangen. We hadden het er gisteren over in het IenW-debat. Dat is geen
                     goede leidraad gebleken.
                  
Het zou een betere leidraad kunnen zijn dat we kijken welke industrie we willen hebben
                     in Nederland. Bedrijven als Tata Steel verliezen in rap tempo hun bestaansrecht met
                     hun onhoudbare gedrag. Van bedrijven als Yara, die kunstmest maken, is het maar net
                     de vraag of dat wel wenselijk is. Eigenlijk is het niet de vraag of het wenselijk
                     is; het is gewoon onwenselijk. Maar de vraag is dus in hoeverre ze de omvang die ze
                     hebben, mogen hebben. Daar komt bij dat industriegrond duurder is dan landbouwgrond.
                     Daardoor dreigt een energietransitie zich eerder op landbouwgrond af te spelen, terwijl
                     we die grond juist nodig hebben voor de extensivering van het voedselsysteem, de eiwittransitie
                     en de broodnodige uitbreiding van natuurgebieden. Een duidelijk voorbeeld is de situatie
                     in Zeeland. Daar laten de grootgrondbezitters zoals het havenbedrijf en het Rijksvastgoedbedrijf
                     grond liever braak liggen dan dat ze die beschikbaar stellen voor de duurzame energietransitie.
                  
Voorzitter. De tweede manier is lastig, maar die gaat in op de vraag naar energie
                     van industrie die we nu nog niet goed of niet goed genoeg kennen. Dan heb ik het over
                     de start-ups, de kleine bedrijven met nieuwe diensten en producten. Hoe wordt daar
                     rekening mee gehouden? Kortom, klakkeloos overnemen wat de industrie zichzelf meent
                     toe te moeten eigenen, is geen goede maatstaf. Is de Minister het daarmee eens? Hoe
                     gaat hij dat aanpakken?
                  
Voorzitter. Dan de aansluitvolgorde. Het elektriciteitsnetwerk zal sowieso fors moeten
                     worden verzwaard. Om de toename van duurzame decentrale productie van elektrificatie,
                     met inachtneming van alle sectoren, te kunnen realiseren, moet de aansluitvolgorde
                     veranderen. Het gaat niet snel genoeg. Er zal een periode zijn van schaarste, zowel
                     wat betreft het aansluiten van zon- en windelektriciteit als wat betreft de elektriciteitsvraag
                     van burgers en bedrijven. In de zomer en waarschijnlijk ook in de winter is het volstrekt
                     normaal dat er regels worden ingesteld voor watergebruik wanneer er sprake is van
                     droogte. Die regels worden in de tijd ook steeds aangescherpt. Het principe van «wie
                     het eerst komt, die het eerst maalt» is voor het aansluiten van elektriciteit noch
                     efficiënt, noch effectief in de schaarste die we nu aantreffen.
                  
Nu zijn er natuurlijk Europese regels, maar Europese regels of niet, we zullen toch
                     een soort ladder van aansluiting moeten gaan ontwerpen. Je kan je twee situaties voorstellen,
                     namelijk regels voor gebruik in een gebied met schaarste aan netcapaciteit of regels
                     voor aansluiten in een gebied met schaarste aan netcapaciteit. Soms vallen die samen.
                     Deze regels zullen een combinatie zijn van technische zaken, maar zullen ook van maatschappelijke
                     aard zijn. Zo ligt voor de hand dat burgers altijd elektriciteit kunnen gebruiken
                     en altijd tot een bepaald maximum terug kunnen leveren en dat nieuwe bedrijven die
                     een aansluiting willen, geen voorrang krijgen op projecten van energiecollectieven.
                     Daar moet een hoop voor worden uitgezocht en afgesproken. Is de Minister het er op
                     z'n minst mee eens dat de aansluitregel «wie het eerst komt, die het eerst maalt»
                     zijn langste tijd gehad heeft? Kan hij toezeggen dat hij met een plan komt om dit
                     te veranderen?
                  
Voorzitter. Dan zoals altijd als laatste punt: hoeveel werk maakt deze Minister van
                     het handhaven op de energiebeparingsplicht? Want daar ligt nog een hoop te doen.
                  
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Raan. Meneer Thijssen namens de Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat we over deze belangrijke onderwerpen in debat
                     gaan. Ik wil nogmaals mijn complimenten maken aan de Minister voor de grote en ambitieuze
                     doelstellingen die in het regeerakkoord staan. Volgens mij is het nog net niet genoeg
                     om Parijs en de 1,5 graad te halen, maar het is wel weer een flinke stap beter. Complimenten
                     daarvoor.
                  
De infrastructuur waar we het vandaag over hebben, moet dat natuurlijk allemaal mogelijk
                     maken en faciliteren. Het is heel belangrijk dat we daar heel snel en voortvarend
                     mee aan de slag gaan. Maar ik heb ook wel te doen met de Minister, want hij is vijf
                     weken in functie en de grootste coalitiepartij begint al te knabbelen aan de doelstellingen.
                     Ik wil vragen hoe de Minister hiermee om denkt te gaan. Het is natuurlijk heel erg
                     belangrijk dat windmolens op een zorgvuldige wijze worden geplaatst en dat dat gebeurt
                     met de participatie van en in goed overleg met omwonenden. Na de uitspraak van de
                     Raad van State zijn er twee parken, in Staphorst en in Beuningen – die ken ik – die
                     gewoon met draagvlak, met steun van de gemeenteraad en met goede normen nu gebouwd
                     kunnen gaan worden. Als het aan de VVD ligt, dan gaat dat niet gebeuren, maar komt
                     er eerst een pauzeknop. Dan is het de vraag wanneer het komt en dan komt ook de doelstelling
                     voor 2030 echt onder druk te staan. Ik denk dus dat dit een test is voor de Minister.
                     Want we hebben de afgelopen vier jaar natuurlijk ook gezien dat de VVD eigenlijk niet
                     wilde en dat de mooie plannen van Rutte III, waar ook D66 voor gepleit heeft, maar
                     voor de helft zijn uitgevoerd. Dus ik denk dat dit een test is voor de Minister. Gaat
                     hij zijn grootste coalitiegenoot dan ook tot de orde roepen zodat dit onzalige plan
                     van tafel gaat? Volgens het PBL moeten we namelijk alles op alles zetten om het doel
                     te halen. Graag een reactie.
                  
De RES'en. Dankzij de vorige VVD-Minister...
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Leijten. Mevrouw Leijten, u bent door uw interrupties
                     heen. Ik kan die alleen toestaan met permissie van de hele Kamer, want ik kan niet
                     iedereen een vijfde interruptie geven, want daar hebben we eenvoudigweg de tijd niet
                     voor. Dus als de Kamerleden er geen moeite mee hebben, wil ik dit toestaan als het
                     iets kleins of iets ter verduidelijking is. Als de leden akkoord gaan, kan ik mevrouw
                     Leijten het woord geven, want in principe heeft ze geen interrupties meer. Mevrouw
                     Leijten, iedereen knikt instemmend. U bent geliefd, dus maak er gebruik van.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het nogal wat dat een Kamerlid een Minister oproept om andere Kamerleden tot
                     de orde te roepen. Dat is een staatsrechtelijk punt. Dat moet een Kamerlid zelf doen;
                     dat heeft de heer Thijssen net ook gedaan. Maar ik vind dat hij er een karikatuur
                     van maakt. Als iemand zich zorgen maakt over de bescherming van de gezondheid van
                     mensen en zegt «totdat dat goed geregeld is, moet je pas op de plaats maken», dan
                     moet je dat niet doortrekken tot: daardoor wil je helemaal nooit meer wind op land.
                     Dat is namelijk onjuist. Dat antwoord heeft de heer Thijssen net twee keer gekregen
                     van de heer Erkens. De heer Erkens heeft er ook twee keer op geantwoord toen mevrouw
                     Kröger die vraag stelde. Als je op zo'n manier het debat voert, vind ik dat je geen
                     recht doet aan de inhoud. Dat zou ik de heer Thijssen willen meegeven.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik zeg niet dat de VVD nooit meer wind op land wil. Wat ik wel hoor, is dat de VVD
                     zorgen heeft over de hinder die mensen ervaren van het geluid van windturbines. Ik
                     zeg dat ik die zorgen snap, maar ik zeg ook dat we een technische briefing hebben
                     gehad waaruit blijkt dat de hinder vanwege vliegverkeer 50 tot 100 keer groter is.
                     Daarom check ik bij de VVD of we nou met twee maten meten. Dus de bouw van windturbines
                     zetten we wel op pauze, maar bij de uitbreiding van snelwegen en het weer toenemen
                     van de vluchten op Schiphol drukken we niet op de pauzeknop? Dan blijkt dat de VVD
                     die hinder eigenlijk niet zo belangrijk vindt. Eigenlijk vinden ze de hinder van vliegtuigen
                     en autowegen niet zo belangrijk, maar die van windmolens wel. Ik vind dat dat meten
                     met twee maten is. Dan trek ik de redenering inderdaad door en zeg ik: oké, als je
                     op een pauzeknop wilt drukken, omdat je je zorgen maakt over de gezondheid van mensen
                     – wat een legitiem standpunt is – doe dat dan ook voor die andere bronnen van geluid;
                     als je dat niet doet, plaats ik er wel vraagtekens bij. Want nu komt wel de klimaatdoelstelling
                     van dit kabinet in gevaar.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u hebt met permissie en bij gratie van alle Kamerleden een vijfde
                     interruptie gekregen. Ik kan echt geen zesde geven; dat kan ik echt niet doen. Dat
                     kunt u mij echt niet kwalijk nemen, want er is u al veel gegund. Maar er komt wel
                     een tweede termijn; dan kunt u het nog even aanhalen. Meneer Thijssen, vervolgt u
                     uw betoog alstublieft.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil nog wel even reageren op wat mevrouw Leijten zei over het tot de orde roepen
                     van een Kamerlid. Waar het mij om gaat, is het volgende. Volgens mij hebben deze partijen
                     na bijna een jaar onderhandelen een regeerakkoord gesloten. Dat heeft lang genoeg
                     geduurd. Nu hebben we echt haast met de uitvoering. Als de grootste coalitiegenoot
                     dan alweer gaat knabbelen aan een belangrijk stukje van het regeerakkoord, vraag ik
                     de Minister om leiderschap te tonen – want dat is nodig in deze klimaatdiscussie –
                     en tegen de VVD te zeggen: afspraak is afspraak, we gaan de doelen halen; ik denk
                     dat wind op land op een verantwoorde manier uitgerold kan worden; daarvoor sta ik
                     aan de lat, en ik wil de steun van de VVD-fractie.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik kan het nog wel vijf keer tegen de heer Thijssen zeggen, maar volgens mij wíl hij
                     het niet horen. Ik ben het mevrouw Leijten eens dat het geen pas geeft om de Minister
                     op te roepen Kamerleden tot de orde te roepen. Volgens mij kunnen coalitiepartijen
                     dat in de Kamer in een debat of achter de schermen wel doen. Dat zou dan de heer Boucke
                     zijn en niet de heer Jetten. Misschien moet u nog een keer kijken wat onze rol wat
                     dat betreft staatsrechtelijk is. Maar nogmaals, er wordt een karikatuur geschetst
                     in de trant van: als je iets zorgvuldig wilt borgen, iets wat ook in het regeerakkoord
                     staat, namelijk de afstandsnormen voor wind op land, dan zou je tegen de doelen zijn
                     en aan het coalitieakkoord knibbelen. Ik weet niet of de heer Thijssen het niet snapt
                     of bewust doet alsof hij het niet snapt. Maar het begint ondertussen wel een beetje
                     irritant te worden.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Nou begin ik toch ook wel getergd te raken. 50 tot 100 keer meer geluidsoverlast is
                     er van weg- en vliegverkeer! Als wij een discussie hebben over Schiphol, geeft de
                     VVD niet thuis. Als we hier praten over windmolens, waarvoor strengere normen gelden
                     dan voor weg- en vliegverkeer, dan zegt de VVD: dan moeten we maar eens even op de
                     pauzeknop drukken. Ik vind het meten met twee maten. Ik vind dat dit geen recht doet
                     aan de enorme hoeveelheid mensen die overlast ondervinden van bijvoorbeeld Schiphol.
                     Ik vind dat er ook bij wind op land zo min mogelijk sprake van hinder moet zijn en
                     dat er recht moet worden gedaan aan alle omwonenden. Er zijn nu twee voorbeelden,
                     in Staphorst en in Beuningen, waar dat volgens mij op een hele nette manier is gedaan.
                     Ook daar wil de VVD op de pauzeknop drukken. Dan kan ik niet anders dan concluderen
                     dat u geen wind op land wil, dat u die klimaatambities niet wil. Dat is mijn betoog.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen, dank voor het feit dat u ondanks dat u zich getergd voelt, toch waardig
                     blijft praten. Daar prijs ik u voor. U kunt uw betoog vervolgen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dan nog iets meer over de RES'en. Het is inderdaad zo dat
                     de vorige Minister, een VVD-Minister, een kiloknallerregeling heeft bedacht met zo
                     veel mogelijk CO2-reductie voor zo min mogelijk euro's, terwijl het nu juist bij opwek op land belangrijk
                     is dat de omgeving daarbij betrokken wordt. Is de Minister daarom bereid om de SDE-regeling
                     voor de RES'en aan te passen, zodat er inderdaad ruimte komt om te luisteren naar
                     omwonenden, en om op die manier duurzame energieprojecten enigszins aan te passen,
                     zodat die hinder wordt voorkomen?
                  
Er is een regeling voor energiecoöperaties, die ieder jaar al halverwege het jaar
                     is opgebruikt, terwijl dat bij uitstek de subsidieregeling is om met omwonenden, in
                     energiecoöperaties van omwonenden, duurzame energieprojecten te ontwikkelen. Is de
                     Minister bereid om deze te verhogen?
                  
Ook ben ik benieuwd naar de visie van de Minister op de cap van 35 terawattuur die
                     op dit moment geldt voor de RES'en, terwijl in het regeerakkoord de doelstelling wordt
                     verhoogd. Ik neem dus aan dat we dan ook de doelstelling voor de opwek van duurzame
                     energie op land verhogen. Ik krijg graag een reactie.
                  
Dan het elektriciteitsnet voor 2030. Daar is al een hoop over gezegd. We gaan inderdaad
                     veel meer elektriciteit gebruiken: huishoudens, auto's, industrie. In een uitgebreide
                     brief benoemt de Minister al deze aspecten en de vele zorgen over het elektriciteitsnet
                     – dank daarvoor – maar er staat toch wel heel veel in de trant van «we gaan kijken,
                     we gaan het bestuderen» in. Wat gaat er nou concreet gebeuren om al deze problemen
                     op te lossen? Ik noem drie punten. Eén. De doorlooptijd om het stroomnet te kunnen
                     uitbreiden is nu heel vaak wel tien jaar. Ik ben benieuwd hoe het staat met de uitvoering
                     van mijn motie om te kijken hoe deze periode verkort kan worden en hoe bijvoorbeeld
                     de uitvoeringscapaciteit bij de Raad van State en bij overheden vergroot kan worden.
                     Twee. Hoe staat het met de financiering van regionale netbeheerders? Die geven aan
                     dat ze als ze de komende maanden geen duidelijkheid krijgen, niet de belangrijke keuzes
                     kunnen maken en investeringen kunnen doen om de problemen op te lossen. Dan het laatste
                     punt. Iedereen wil af van het «first come, first served»-principe. De Minister geeft
                     aan dat dat niet kan vanwege Europese regels, maar volgens mij doet Duitsland het
                     wel. Waarom kunnen wij het dan niet doen? Hoogleraar Michiel de Vries – ik meen dat
                     hij een bekende van de Minister is – zegt dat dit gewoon kan en dat daarvoor juridisch
                     de ruimte is. Dus wil de Minister tot het gaatje gaan om dit voor mekaar te krijgen?
                  
Tot slot. Het aanpakken van klimaatverandering stopt niet in 2030. We moeten daarna
                     door naar een klimaatneutrale samenleving. Dat staat ook in het regeerakkoord. Juist
                     bij deze infrastructurele besluiten is het zo belangrijk om terug te redeneren vanuit
                     2050. Dat is niet alleen vanwege de klimaatverandering van belang, maar ook voor de
                     bedrijvigheid in Nederland. Het is niet voor niks dat de FNV zich heeft bemoeid met
                     de toekomstplannen van Tata, omdat de FNV zich zorgen maakt over de banen daar. Tata
                     wilde fossiel staal met CO2-opslag, maar toen een externe ernaar keek werd het al gauw groene staal en hebben
                     ze die hele fossiele stap overgeslagen. Daarom mijn oproep, die ook door verschillende
                     andere partijen wordt gedaan: maak nou een plan voor 2050 en laat dat checken door
                     andere partijen dan de industrie. Want de industrie zegt: kortetermijnwinst is toch
                     ietsje belangrijker dan het welzijn van Nederland in 2050 en wat voor Nederland in
                     2050 belangrijk is.
                  
De voorzitter:
U dient af te ronden, meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, ik rond af. Is de Minister bereid om een externe check te doen op wat voor plan
                     we in 2050 willen en wat voor bedrijvigheid we dan willen, en wat dit betekent voor
                     de infrastructurele investeringen die we nu moeten doen?
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen, voor uw inbreng namens de PvdA. Eerst meneer Boucke en
                     dan meneer Erkens.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik wil graag terugkomen op een punt waarop de heer Thijssen mij bevroeg. Dat raakt
                     aan het laatste punt dat hij aansneed. We zijn het erover eens dat de klimaatambitie
                     groot is en dat er heel veel in de industrie moet gebeuren. De industrie moet snel
                     vergroenen, maar we moeten ons ook de vraag durven stellen of er in Nederland straks
                     nog ruimte is voor alle industrietakken die we hier nu hebben. De heer Thijssen stelde
                     mij daarover een hele duidelijke vraag. Ik zou hem een wedervraag willen stellen.
                     Ziet de heer Thijssen in de toekomst nog ruimte voor een bedrijf als Tata?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is the million dollar question. Dan moet het echt wel op een hele andere manier
                     gaan gebeuren. Kijk, het is natuurlijk een prachtig bedrijf dat een product maakt
                     – staal – dat we ook in de toekomst echt nodig hebben, bijvoorbeeld voor windmolens
                     of meer treinen. Maar daarvoor is wel nodig dat het groen staal wordt en geen fossiel
                     staal meer is. Wat de banen betreft die daarmee gemoeid zijn... Ik ben van de Partij
                     van de Arbeid, dus ik wil ook heel graag dat die mooie banen voor Nederland behouden
                     blijven. Er ligt nu een plan om groen staal te gaan maken. We wachten maar op de Minister
                     van Economische Zaken en Klimaat om te horen of we gaan helpen bij het verwezenlijken
                     daarvan. Daarnaast is er op de kortere termijn het probleem van de lokale vervuiling.
                     We wachten maar op een andere Minister om te horen wat een acceptabel gezondheidsrisico
                     is en wat acceptabele vervuilingsniveaus zijn. Door de oogharen zien we eigenlijk
                     al dat bepaalde delen van de fabriek zo snel mogelijk gesloten moeten worden. Dat
                     plan voor Tata moet er nu echt eens komen. Volgens mij staan de vragen uit bij de
                     juiste bewindslieden en moet zo snel mogelijk het «hoe» op tafel komen. Volgens mij
                     kan Tata op een schone manier staal maken, waarbij de vervuiling op de korte termijn
                     minder wordt en de banen behouden blijven, maar dan moeten we nu wel vaart gaan maken
                     en zorgen dat dat echt gaat gebeuren.
                  
De heer Boucke (D66):
Dit is mijn laatste interruptie. Ik ben blij met dit antwoord van de heer Thijssen,
                     want toen hij mij de vraag stelde kreeg ik het idee dat hij nu al voor zichzelf opgemaakt
                     had welke bedrijven wel en welke niet door kunnen. Ik constateer, en daar ben ik echt
                     heel blij om, dat wij het met elkaar eens zijn dat we er wel naar moeten kijken of
                     er in een groene economie toekomst is voor alle bedrijven zoals we die nu hebben.
                     Daar moeten we echt zorgvuldig naar kijken, maar daar hebben we niet alle tijd voor,
                     omdat er inderdaad acute problemen, in sommige gevallen gezondheidsproblemen zijn.
                     Dat was geen vraag, maar wel nog een reactie.
                  
De voorzitter:
Wilt u daar nog op reageren, meneer Thijssen? Dat mag.
De heer Thijssen (PvdA):
Nou ja, er is een plenair debat aangevraagd over groene industriepolitiek. Laten we
                     hopen dat we dat debat ergens in de komende weken kunnen voeren, nu de Minister ook
                     plannen aan het maken is om het regeerakkoord uit te voeren. Volgens mij zou dat de
                     perfecte timing zijn om hierover door te praten.
                  
De voorzitter:
We gaan het zien en horen.
De heer Erkens (VVD):
We hebben het net gehad over wind op land en de pauzeknop. Laten we proberen elkaar
                     niet meer te tergen. Dat is volgens mij een mooie intentie in deze commissiezaal.
                     Ik heb net ook de deur opengezet door te zeggen: laten we kijken of we in ieder geval
                     tijdelijke normen kunnen instellen om ervoor te zorgen dat we niet te veel vertraging
                     oplopen; maar projecten waar twijfel over is moeten wel wachten. Volgens mij zou dat
                     een mooie tussenoplossing kunnen zijn om de snelheid te borgen. Maar ik hoor de heer
                     Thijssen ook over CCS beginnen. CCS staat in het coalitieakkoord en het Klimaatakkoord
                     genoemd als een van de technieken die op vrij korte termijn tot veel CO2-reductie kunnen leiden. De heer Thijssen vraagt om een extern onderzoek en om te
                     wachten met het nemen van een besluit daarover. Hoe rijmt de heer Thijssen dat met
                     elkaar? Als de heer Thijssen niet bereid is om nu die handtekening onder de CCS-plannen
                     te zetten en als hij zijn handen aftrekt van CCS, hoe gaat hij dan de doelen van 2030
                     halen?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
De PvdA heeft een plan, doorgerekend en wel. Dat is meer dan de VVD heeft. Dus ik
                     heb een plan hoe dat kan. Maar laten we even over CCS praten. CCS betekent dat de
                     fossiele industrie doorgaat met fossiele energie en dat we de CO2-vervuiling vervolgens met heel veel belastinggeld onder de grond opslaan. De industrie
                     zegt zelf ook: dat kunnen we doen, maar dat is tijdelijk, want uiteindelijk moeten
                     we naar een volledig groene economie en een groene industrie. Maar als u aan mij vraagt
                     of ik de CO2 liever in de lucht of onder de grond heb, dan heb ik het liever over de grond, want
                     gevaarlijke klimaatverandering moeten we te allen tijde voorkomen.
                  
Het interessante is dat de grootste CO2-vervuiler in Nederland ook voor deze keuze stond. Samen met de vorige Minister heeft
                     die gezegd: van fossiel staal gaan we de CO2onder de grond opslaan. Toen is onder druk van de FNV en de milieubeweging in drie
                     maanden tijd door Roland Berger onderzocht of dat nou een slimme keuze is of dat men
                     niet toch beter meteen voor groen staal kon gaan. Het antwoord was: ga toch maar voor
                     groen staal; dan kun je ook tot hele snelle CO2-reductie komen en kun je in één keer de overstap maken. Mijn vraag aan de Minister,
                     maar ook aan u, is: moeten we die check niet ook doen bij de CES'en? Moeten we niet
                     even aan de boom rammelen en heel even checken of de plannen die we nu krijgen van
                     de industrie, die een heel ander belang heeft dan de vereniging Nederland, de beste
                     plannen zijn voor Nederland of de beste plannen voor die bedrijven? Als daaruit komt
                     dat het CCS moet zijn – ik wil ook gevaarlijke klimaatverandering stoppen – dan moeten
                     we CCS doen. Maar laten we die check wel doen voor Nederland.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het best wel een terechte oproep van collega Thijssen om het ministerie en
                     de Kamer een publieke belangenafweging te laten maken, om ervoor te zorgen dat we
                     de goede keuzes maken en de goede dingen gaan doen. Tegelijkertijd past daar ook bij
                     dat je hier niet dogmatisch naar kijkt. Je kunt wel zeggen «wij gaan gelijk naar de
                     groene waterstofroute», maar daarmee heb je nog geen groene waterstof. We weten dat
                     de komende jaren niet alleen de elektriciteitsproductie enorm zal toenemen, maar ook
                     de vraag naar elektriciteit. Het wordt een mijl op zeven om in 2030 voldoende groene
                     waterstof te hebben. Mijn oproep aan collega Thijssen is als volgt. Als hij de oproep
                     doet om nog eens heel goed te checken of we de juiste dingen doen, om hier in Den
                     Haag een goede publieke belangenafweging te maken en om niet zomaar onze oren laten
                     hangen naar de eerste de beste industrie, dan vraag ik hem om ook aan de andere kant
                     de ietwat dogmatische benadering van CCS of andere technologieën even op te bergen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik hoor iets moois ontstaan. Ik zou heel graag elkaar de hand geven. Laten we ervoor
                     zorgen dat deze publieke belangenafweging wordt gedaan. Dat kan volgens mij snel.
                     Dat hoeft volgens mij niet de doelstellingen of het regeerakkoord in gevaar te brengen.
                     Volgens mij kent iedereen in de Kamer de doorrekening van de PvdA. Daar staat ook
                     wel een beetje CCS in. Het is dus niet zo dat ik categorisch nee zeg tegen CCS. Het
                     enige waartoe ik oproep, beste collega's, is: kunnen we alsjeblieft de fossiele industrie
                     in dit land uitdagen en kijken of we CCS moeten doen of dat we hier en daar toch versneld
                     naar de groene economie kunnen gaan, die we allemaal nodig hebben in 2050?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had me zo voorgenomen de heer Thijssen niet meer te plagen met die 11 megaton,
                     maar hij begon er zelf over.
                  
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Kröger namens GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We gaan Nederland verbouwen, van fossiel naar een schoon en
                     duurzaam energiesysteem, van grijs naar groen. Ik proef de ambitie in het regeerakkoord
                     en de energie van de Minister zelf. Dat is ook hard nodig, want er is werk aan de
                     winkel. Dat hebben volgens mij alle sprekers vóór mij bevestigd.
                  
Ik begin met de netcapaciteit. We hebben ons als Kamer breed laten informeren. Het
                     beeld vanuit alle verschillende partijen is duidelijk: het aanpakken van netcongestie
                     heeft prioriteit. Er is volgens mij breed draagvlak om daarmee aan de slag te gaan.
                     Ik sluit mij aan bij de oproep om goed te kijken naar het «first come first served»-principe
                     en om medeoverheden meer bevoegdheid te geven om ook te kunnen beslissen over aansluitingen.
                     Ik las dat de gemeente Drimmelen onlangs door de Raad van State werd teruggefloten
                     omdat ze een dorpsinitiatief voor een zonnepark niet mocht voortrekken. Maar je wilt
                     natuurlijk dat initiatieven met veel lokale steun eerder doorgaan dan commerciële
                     initiatieven. Graag een reactie.
                  
We moeten ook zorgen voor voldoende personeel, met grote omscholingsprogramma's en
                     het werkgarantiefonds. Ook moeten we lokale opslag stimuleren. Ik hoor heel graag
                     een reactie op de plannen die door de andere partijen zijn ingediend. Is de Minister
                     bereid om met dit soort concrete suggesties aan de slag te gaan? Ik zie ernaar uit.
                  
Voorzitter. Dan wil ik special aandacht vragen voor energiebesparing. Dat zal ik bij
                     elk debat blijven doen, want in de ladder van prioriteiten van deze Minister staat
                     wat mij betreft besparing echt op één. Alle energie die we niet gebruiken, hoeft ook
                     niet te worden opgewekt. Dat is winst, want opwek kost altijd weer ruimte, grondstoffen
                     én energie. Welke extra stappen gaat deze Minister zetten op besparing? Want als ik
                     naar het MIEK kijk, dan zie ik dat het wel heel erg uitgaat van de huidige energievraag
                     van de industrie, plus de additionele vraag vanuit elektrificatie. Maar groene industriepolitiek
                     – het is al een paar keer gewisseld – betekent ook keuzes maken. Welke sectoren passen
                     binnen de klimaatneutrale economie van 2040 of 2050 en welke niet? Hoe hangt de agenda
                     van de Minister van Economische Zaken rond groene industriepolitiek samen met het
                     in kaart brengen van de vraag in het MIEK? Wat zijn de mogelijkheden om ervoor te
                     zorgen dat bedrijven met een grote additionele energievraag, zoals de datacenters,
                     toch een soort vergunning krijgen, zodat we grip krijgen op welke additionele energievragen
                     op ons afkomen? Ik wil heel graag de Minister vragen om te reflecteren op de wetenschapstoets
                     die wij hebben gekregen. Daarin wordt gezegd: ga sturen op de systeemverandering richting
                     2050 en niet alleen op 2030.
                  
Voorzitter. Dan de discussie over de lokale opwek en de RES'en. Lokale overheden,
                     energiecoöperaties en bewoners hebben keihard gewerkt om de Regionale Energiestrategie
                     neer te leggen. Dat was op verzoek van het Rijk. Dat gebeurde met weinig ondersteuning
                     en vaak tegen de wind in. Zij voelen zich nu in de kou staan door dit regeerakkoord.
                     Misschien is dat onbedoeld, maar ik denk dat het belangrijk is voor de Minister om
                     heel duidelijk te maken wat de steun is vanuit het Rijk voor die RES'en en voor die
                     hele aanpak. Hoe gaat de Minister die steun aan al die lokale bestuurders duidelijk
                     maken?
                  
In het regeerakkoord worden de nieuwe afstandsnormen voor wind op land aangekondigd,
                     terwijl we eigenlijk midden in een proces zitten van de planMER naar aanleiding van
                     het Nevelearrest. Mijn vraag aan de Minister is: hoe gaan die twee samenvallen en
                     in hoeverre is een afstandsnorm werkelijk beter voor de bescherming van omwonenden?
                     Een geluidsnorm is eigenlijk wat heel vaak innovatie meer aanjaagt. De huidige situatie
                     schept heel veel onduidelijkheid en ondermijnt al het werk van bijvoorbeeld energiecoöperaties
                     die met veel draagvlak en locatiespecifieke normen – de voorbeelden zijn al een paar
                     keer genoemd – klaarstaan om met een windmolen aan de slag te gaan. Uit al het onderzoek
                     blijkt dat windmolens waar mensen direct bij betrokken zijn, meer draagvlak hebben
                     en leiden tot minder overlast. Dus welk concreet plan gaat deze Minister uitrollen
                     om wind op land met draagvlak mogelijk te maken? Ik hoor dat heel graag.
                  
Dan een vraag over de opwek van duurzame energie. Dat moet hand in hand gaan met natuurbehoud
                     en het oplossen van de biodiversiteitscrisis. Vanuit het Nationaal Programma RES is
                     daar een aantal suggesties voor gedaan. Een daarvan was het integrale gebiedsproces,
                     waarbij ook de stikstofopgave, klimaatadaptatie en andere ruimtelijke ordeningsprocessen
                     worden meegenomen en waarbij je geldstromen zou kunnen bundelen. Heel graag een reactie
                     hierop van de Minister.
                  
Voorzitter. Tot slot. Ik ben benieuwd wat het betekent voor het plafond van 35 terawattuur
                     op land als we serieus kijken naar het doel van 60% CO2-reductie in 2030. Hoe gaat de Minister daarmee om? Is er meer ruimte? Wat wil de
                     Minister daarin stimuleren? Wil hij bijvoorbeeld ook kijken naar innovatieve, nieuwe
                     vormen, zoals energie uit water, om dat verder te gaan stimuleren? We wonen in een
                     bijzonder waterrijk land. Dan kunnen we op een prachtige manier energie opwekken,
                     met weinig ruimtelijke impact. Komt er eindelijk een concreet nationaal doel voor
                     energie uit water? Hoe geven we ook andere innovaties een kans, ook als ze nu niet
                     rendabel zijn? Hoe zorgen we ervoor dat ons stimuleringsbeleid niet alleen de kiloknaller
                     is die louter stuurt op kostenefficiëntie, zoals de SDE heeft gewerkt, maar dat we
                     die juist ook met innovatie en draagvlak kunnen aanjagen?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger namens GroenLinks. Hij vormt regelmatig de opmaat naar
                     de pauze ... Ik wilde u gaan aankondigen, meneer Grinwis, maar meneer Erkens maakt
                     gebruik van zijn laatste interruptie. We gaan ons in de tweede termijn trouwens houden
                     aan twee interrupties, want anders gaan we het niet halen. Dan weet u dat alvast.
                     U maakt te veel gebruik van vier interrupties. Mevrouw Leijten had er zelfs vijf.
                     Dat gaat ’m niet worden.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik heb één korte vraag aan mevrouw Kröger. Ik ben werkelijk benieuwd naar het antwoord.
                     Stel dat wij aan nieuwe normen werken. Volgend jaar zouden die nieuwe normen volgens
                     mij vastgesteld worden. Daar loopt op dit moment volgens mij ook een MER op. Hoe kijkt
                     GroenLinks naar de plaatsing van wind op land rondom of in natuurgebieden? Ziet zij
                     daar liever ook aanscherping op? Of vindt zij dat op dit moment voldoende geborgd?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij is de oproep – dat is precies de vraag die ik aan de Minister stelde –
                     om te kijken naar de aanbevelingen die gedaan zijn door natuur- en milieuorganisaties.
                     Daarbij gaat het er natuurlijk om hoe je de windmolen gaat inpassen. Houd je daarmee
                     ook rekening met natuur en biodiversiteit? Het proces dat nu gaande is rond het Nevelearrest
                     gaat om een planMER voor de normen. Dat is wat er nu gaande is. Mijn vraag aan de
                     Minister is in hoeverre dit soort aspecten in de planMER aan bod komen.
                  
De voorzitter:
We horen het later, na de pauze, van de Minister. Meneer Grinwis van de ChristenUnie,
                     u zit altijd als enige op hetzelfde plekje. Mocht u een stamkroeg hebben, dan zult
                     u ook een vast plekje of krukje aan de bar hebben, denk ik. Dat is hier ook zo. Aan
                     u het woord. Uw vijf minuten lopen. U bent de opmaat naar de pauze.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het is een mooi politiek debat vandaag, en terecht ook, want
                     het thema energietransitie verdient een mooi debat. De energietransitie is namelijk
                     een opgave van en voor ons allemaal. Het is niet alleen maar een technische transitie,
                     zeg ik bijvoorbeeld tegen collega Bontenbal, maar ook een sociale transitie die van
                     onderop begint. En ja, daar horen ook keuzes bij, zoals de keuze voor het isoleren
                     van woningen. Daar begint het mee, en bij voorkeur bij de tochtige en vochtige woningen
                     in Moerwijk. Ik heb daar nota bene samen met de heer Bontenbal en met collega Bromet
                     een voorstel voor gedaan.
                  
En ja, het aantrekkelijk maken van het zelf gebruiken van de door jezelf opgewekte
                     stroom hoort daar ook bij. Mijn collega Erkens en ik hebben daar vandaag een fantastisch
                     voorstel voor gedaan, waarop we de reactie van de Minister met vertrouwen tegemoetzien.
                     Dat voorstel is uit-en-te-na toegelicht door collega Erkens. Ik zal daar dus niet
                     zoveel woorden meer aan vuilmaken, of aan schoonmaken. Ik heb nog wel een paar aanvullende
                     vragen aan de Minister. Hoe wil hij huishoudens helpen en energieleveranciers ertoe
                     aanzetten om het aanbod gestand te doen? Is hij het met collega Erkens en mij eens
                     dat we ook echt moeten gaan inzetten op het bevorderen van de productie van batterijen
                     zodat ze goedkoper worden, op de circulariteit ervan en op de brandveiligheid? Ik
                     zeg met nadruk dat het hierbij niet alleen om de thuisbatterij gaat – heel veel mensen
                     zijn natuurlijk niet in staat om zelf even een thuisbatterij te plaatsen – maar ook
                     om de buurtbatterij, om het opwekken in de buurt. Het actieplan heeft met nadruk het
                     doel om dit te bevorderen. Wat is de reactie van de Minister op ons plan? Die vraag
                     is al gesteld. Is de Minister bereid om binnenkort een reactie te geven, ook gelet
                     op de nota van wijziging waar hij volgens mij nog mee komt bij de salderingsregeling?
                     Daar past dat mooi bij.
                  
Opslag is gewoon een van de vele oplossingen die we nodig hebben, ook bij het probleem
                     dat we vandaag bespreken: netcongestie. Daarnaast is congestiemanagement heel belangrijk.
                     Mijn vraag aan de Minister is hoe hij netbeheerders gaat stimuleren om hier echt werk
                     van te maken. Ik noem ook de transporttarieven. Het zit niet in ons plan – dat richt
                     zich meer op de consument, op de huishoudens – maar op dit moment valt de levering
                     vanuit een accu onder het hoge transporttarief van gebruikers. Soms kost die miljoenen
                     en haalt die de businesscase van lokale opslag bij zon- en windparken onderuit. Wil
                     de Minister daarover in gesprek gaan met de netbeheerders, opdat ook dit wordt aangepast?
                     Een gezamenlijke opslag door netbeheerders in een buurtbatterij is op dit moment nog
                     wettelijk verboden. Is de Minister bereid om dit op te lossen?
                  
Dat wij pleiten voor de buurtbatterij wil niet zeggen dat collega Erkens en ik alleen
                     maar aandacht hebben voor lokale elektriciteitsopslag. Onze aandacht gaat natuurlijk
                     ook uit naar lokale warmteopslag. Hoe wil de Minister die bevorderen?
                  
Over markt en overheid had ik een hele passage, maar eigenlijk is die al deels uitgesproken
                     door collega Leijten. Ik sluit mij daar zeer bij aan. Zorgen voor netcapaciteit is
                     een van de grootste opgaven voor de komende decennia. De energietransitie is nog maar
                     net begonnen. De vraag naar elektriciteit moet nog fors gaan stijgen, maar ons kleine
                     netje barst nu al uit zijn voegen. We staan aan het begin van meerdere decennia van
                     schaarste. Hoe moet het over tien jaar, als heel veel huishoudens en industrie zijn
                     geëlektrificeerd of gaan elektrificeren en de vraag naar stroom echt gigantisch is
                     gestegen? Denk alleen al aan het aantal elektrische auto's en het aantal laadpalen,
                     en de industrie die elektrificeert. Dat brengt mij op de vraag hoe het kan dat wij
                     in de afgelopen jaren bij de splitsing van de energiebedrijven het netbeheer in publieke
                     handen hebben gehouden. De ChristenUnie vond dat niet zo'n goed idee, maar oké, we
                     hebben het in publieke handen gehouden met het doel de netbeheerders een rol te laten
                     spelen in de energietransitie. Toch hebben we vandaag de dag een energienetvraagstuk.
                     Hoe kan dat? Waarom is er niet geanticipeerd? Waarom is marktdenken hier leidend geweest?
                     En hoe gaan we dat in de toekomst voorkomen? We moeten dus durven afstappen van het
                     dominante marktdenken en beter kijken wat alle actoren nodig hebben, aan bevoegdheden,
                     aan flexibiliteit, om beter op elkaar in te spelen met als doel die energietransitie
                     met elkaar te fixen. Ik zie consultaties alom; van de week was er weer eentje over
                     waterstof. Maar het risico daarvan is dat de rol van bijvoorbeeld onze staatsdeelnemingen,
                     die een fantastische rol kunnen spelen, te klein wordt en dat logische ketens in stukken
                     opgehakt dreigen te worden. Hoe ziet de Minister dit?
                  
Over «first come, first served» is genoeg gezegd. De Hofbar had daar gisteren een
                     mooie, treffende uitzending over. Het kan toch niet zo zijn dat een nieuw verzorgingscomplex
                     in Urk achter het net vist, om het zo te zeggen, terwijl Meta bij Zeewolde straks
                     wel vrolijk fluitend op het stroomnet wordt aangesloten? Kan de Minister toezeggen
                     dat het verzorgingscomplex in Urk en het bedrijventerrein bij Alkmaar eerder op het
                     net worden aangesloten dan welk nieuw datacenter dan ook? Mijn oproep is: zet in tijd
                     en in regio's met grote schaarste «first come, first served» op de helling. De aansluitvolgorde
                     moet echt anders. Mijn collega's hebben dat ook al gezegd. Ik verwijs nog maar eens
                     naar de verdringingsreeks bij zoet water of naar de zonneladder. Het kan echt anders.
                  
De voorzitter:
U dient af te ronden, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik moet afronden. Dan de SDE. Maak de SDE slimmer door netoplossingen zoals opslag
                     te belonen en door systeemkosten mee te nemen in het kostenplaatje.
                  
Als laatste de RES. Als raadslid vond ik de RES best wel verschrikkelijk. Ik vond
                     het een vorm van zienswijzedemocratie die eigenlijk niet goed past in het huis van
                     Thorbecke. Ik ben wel benieuwd hoe de Minister tegen de toekomst aankijkt.
                  
Mijn laatste korte vraag gaat over lokaal eigenaarschap. Dat komt onvoldoende van
                     de grond. Bij het vervangen van bestaande kleine windturbines door grote wordt dan
                     gezegd: daarvoor geldt het niet. Dat kan toch niet waar zijn?
                  
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis van de ChristenUnie. We gaan nu schorsen tot 12.40 uur.
                     We gaan een sanitaire pitstop maken en de innerlijke mens verwennen. De Minister moet
                     dat allemaal combineren met het voorbereiden van de beantwoording van de vragen. We
                     zien elkaar om 12.40 uur.
                  
De vergadering wordt van 12.08 uur tot 12.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het debat van de commissie voor Economische Zaken. Het woord is nu aan
                     de Minister voor Klimaat en Energie voor de beantwoording. Ik stel voor om echt maximaal
                     twee goede interrupties toe te staan, want anders gaan we het niet redden. De Minister
                     gaat proberen om kort en puntig te antwoorden. Als jullie daar allemaal mee akkoord
                     zijn, geef ik nu het woord aan de Minister voor Klimaat en Energie. Mevrouw Kröger.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Twee in tweeën?
De voorzitter:
Nee, nu echt twee interrupties. In de eerste termijn hebben we vier losse interrupties
                     toegestaan en dat is qua tijd totaal uitgelopen.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Persoonlijk vind ik het debat met de bewindspersoon, zeker zo'n startdebat, belangrijker
                     dan onze eigen inbreng in de tweede termijn. Ik heb dus liever de mogelijkheid om
                     de Minister vier keer te interrumperen. Er is vast iemand die een tweeminutendebat
                     aanvraagt. Dan kunnen we in het tweeminutendebat de tweede termijn houden.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen stelde dat ook al bilateraal voor. Zijn er nog meer leden die hierop
                     willen reageren? Meneer Bontenbal.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben het daar helemaal mee eens. En ik vraag graag het tweeminutendebat aan.
De voorzitter:
Dat kan pas in tweede termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Hij leert snel, die Bontenbal!
De voorzitter:
Meneer Boucke krijgt als eerste die eer. Meneer Van Haga, wilde u nog iets zeggen
                     of niet? Nee. Prima. Nou, dan gaan we het zo waarschijnlijk doen. Dat stel ik weer
                     voor: twee in tweeën. Laten we het dan zo doen. Dan komt alles goed.
                  
Meneer de Minister, aan u het woord.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor een zeer boeiend en levendig debat
                     in eerste termijn. Ik ben blij te zien dat in zulke groten getale aan dit commissiedebat
                     wordt deelgenomen, want wij hebben zeer grote klimaatambities voor 2030 en 2050, zoals
                     ook door een aantal leden is onderstreept. «Elektriciteitsnet» of «netcapaciteit»
                     is misschien niet de meest sexy term die komt bovendrijven als je aan het klimaat-
                     en energieprogramma denkt, maar dat net, die netcapaciteit, is wel echt een cruciale
                     randvoorwaarde voor het halen van de klimaatdoelstellingen. Het is dus zeer terecht
                     dat vandaag op dat gebied veel kritische vragen op mij zijn afgevuurd en dat ik ben
                     aangespoord om van dit thema echt een topprioriteit te maken.
                  
Voorzitter, daar wil ik ook mee beginnen. Ik ben coördinerend Minister voor Klimaat.
                     Ik heb de Kamer al eerder beloofd dat ik mijn collega's in het kabinet op de huid
                     zal zitten om ervoor te zorgen dat we vanuit al die verschillende thema's de klimaatdoelen
                     ook daadwerkelijk gaan halen. Maar ik heb ook een andere pet op, en dat is die van
                     Minister voor Energie. Ik zie op dat vlak een hele grote opgave weggelegd voor mijzelf
                     en voor mijn team op het Ministerie van EZK, maar ook in samenwerking met alle netbeheerders,
                     gemeentes, provincies en iedereen die betrokken is bij de opwek van groene energie,
                     het vergroten van de netcapaciteit en allerlei nieuwe innovatieve oplossingen die
                     ons de komende jaren daarbij gaan helpen.
                  
Ik zal antwoorden aan de hand van een aantal befaamde blokjes. Ik zal beginnen met
                     een aantal algemene vragen en opmerkingen over netcapaciteit. Daarna ga ik in op opslag
                     en batterijen in relatie tot de netcapaciteit en de arbeidsmarkt. Dan is er een blok
                     groene-industriepolitiek. Daarbij zal ik ook ingaan op de hele verduurzaming van de
                     industrie en de energievraag die daarbij komt kijken. Dan ga ik in op de Regionale
                     Energiestrategieën, inclusief wind op land. Daarna is er een blok overig.
                  
Voorzitter. Ik begin met de netcapaciteit. In de Kamerbrief die onlangs naar de Kamer
                     is gestuurd, ben ik bewust begonnen met een passage waarin ik, net als veel Kamerleden
                     vandaag, echt onderstreep hoe groot de opgave de komende jaren is. Ik ben ook blij
                     vandaag niemand te horen claimen dat we dit met een simpele oplossing op hele korte
                     termijn kunnen oplossen. Als je kijkt naar de kaartjes van Nederland met daarop de
                     netcapaciteit, dan zie je dat de kaart van Nederland op twee manieren rood wordt.
                     Aan de ene kant is er een ontzettend snel stijgend aanbod aan duurzame-energieopwekking.
                     Dat leidt tot meer aanbod op het net. Aan de andere kant gaat de elektrificatie van
                     de industrie, de gebouwde omgeving en de mobiliteitssector veel harder dan we hadden
                     voorspeld. Dat is de andere reden waarom de netcapaciteit zo snel onder druk is komen
                     te staan. De afgelopen weken heb ik zelf even teruggekeken naar de voorspellingen
                     van de afgelopen jaren. Je ziet dan dat het op heel veel onderdelen van deze energietransitie
                     veel sneller gaat dan we vorig jaar, twee jaar geleden, drie jaar geleden of vijf
                     jaar geleden hebben voorspeld, ondanks de enorme inspanningen die door iedereen worden
                     gepleegd. Ik zal in het programma klimaat en energie, dat op 1 mei aan het PBL zal
                     worden aangeboden, een verdere uitwerking opnemen van de thema's die in deze Kamerbrief
                     staan. Ik zal dat vervolgens aan het PBL aanbieden voor de doorrekening. Ik denk dat
                     ik veel suggesties die vandaag zijn ingebracht door de Kamerleden, kan meenemen in
                     die verdere uitwerking.
                  
Een aantal vragen. De heer Boucke vroeg mij hoe we ervoor zorgen dat opgewekte stroom
                     via een slim stroomnet... Ja, hoe we een slim stroomnet ook kunnen inzetten om die
                     netcapaciteit te helpen oplossen. Een aantal andere vragen zijn er gesteld over de
                     inzet van batterijen. Een slim net is een belangrijk onderdeel van de puzzel die we
                     moeten leggen. Er zijn al hele mooie initiatieven van marktpartijen, waarbij we consumenten
                     en bedrijven ook meer kunnen helpen en kunnen uitdagen om efficiënt om te gaan met
                     de beschikbare elektriciteit die wordt opgewekt. Dat kunnen we onder andere doen door
                     het verder stimuleren van het gebruik van cable pooling, waarbij meerdere partijen
                     gebruikmaken van dezelfde aansluiting, zodat we ook efficiënter kunnen omgaan met
                     de beschikbare netcapaciteit.
                  
Onder anderen de heer Boucke vroeg naar een flexibel nettarief. Een terechte en begrijpelijke
                     vraag, maar aanpassing van de tariefstructuur is natuurlijk wel een bevoegdheid van
                     de ACM. Netbeheerders hebben samen met marktpartijen een traject lopen om de tariefstructuur
                     te herzien en ze zullen ook een voorstel voorleggen aan de ACM. Zodra dat er is, zal
                     ik daar actief over worden geïnformeerd. Maar ik zal de Kamer daar natuurlijk ook
                     in meenemen.
                  
Veel Kamerleden hebben ervoor gepleit om op nationaal niveau meer te gaan redeneren
                     vanuit 2050. Dat is precies wat we aan het doen zijn. Met het programma energiesysteem
                     proberen we vanuit 2050 terug te redeneren naar wat we in de komende decennia moeten
                     doen. Wij hebben niet een perfect 100% plan voor 2050, maar door daar te beginnen
                     kun je wellicht in de komende jaren wel andere keuzes maken. Dat programma geeft ook
                     heel veel richting aan wat we in ieder geval tot 2030 moeten doen. En via het Meerjarenprogramma
                     Infrastructuur, Energie en Klimaat kunnen we ook beter gaan programmeren en kijken
                     waar we kunnen versnellen. Dat doen we als rijksoverheid samen met medeoverheden en
                     netbeheerders. De Kamer heeft hier onlangs een technische briefing over gehad. Ik
                     ga de komende tijd zelf nog verder kijken hoe we dat meerjarenprogramma nog verdere
                     sturing kunnen geven.
                  
Ik denk dat de suggestie die werd gedaan voor een rijksarchitect, niet nodig is, omdat
                     we eigenlijk op een andere manier die sturing en die regierol gaan versterken. Dat
                     gaan we doen door nog veel beter te kijken hoe we kunnen prioriteren in de projecten
                     die in het MIEK, dat meerjarige programma, zitten. Ik zal vanuit mijn rol kijken hoe
                     we aan de kant van de Rijkscoördinatieregeling, de vergunningverlening en de inpassing
                     van tracés in gebieden onze capaciteit verder kunnen versterken, ook ter ondersteuning
                     van medeoverheden.
                  
Volgens mij wees de heer Thijssen erop dat een ander onderdeel hiervan is dat we kijken
                     hoe we de Raad van State de komende jaren meer capaciteit kunnen geven om ook dat
                     onderdeel van de doorlooptijd van die grootschalige projecten en programma's te versnellen.
                     Daarover heb ik het gesprek met de Raad van State gestart en dat zal ik de komende
                     weken ook verder vervolgen.
                  
Ziet de Minister mogelijkheden om voorrang te geven aan projecten op basis van de
                     impact op de energietransitie? Dat vroegen onder anderen de heer Van Raan en de heer
                     Boucke. Dat zit eigenlijk breder in de discussie over waar ga je nou prioriteren.
                     Het was de heer Grinwis die een aantal hele specifieke projecten noemde waar nu echt
                     de vraag van de concrete netaansluiting speelt. Ik vind het persoonlijk eerlijk gezegd
                     te laat als we pas gaan prioriteren helemaal aan het eind van de rit. Mijn inzet zal
                     de komende tijd vooral gericht zijn op hoe we veel eerder in het proces kunnen kijken
                     vanuit ruimtelijke ordening naar wat we waar in dit land doen. Hoe zorgen we ervoor
                     dat we plannen van gemeentes, provincies en netbeheerders goed op elkaar laten aansluiten?
                     Hoe zorgen we ervoor dat de ontwikkeling van het aanbod van duurzame energie ook enigszins
                     gelijk oploopt met de vraag naar duurzame energie in diezelfde regio's? Op die manier
                     kunnen we denk ik met medeoverheden veel beter rekening houden met de volgorde van
                     de investeringen die we de komende jaren moeten doen, zodat we deze problematiek van
                     netaansluitingen aan het eind van de rit zo veel mogelijk voor zijn.
                  
Ik hoor eigenlijk bijna iedereen in de Kamer de oproep doen: kun je toch naast deze
                     inzet ook kijken of je je aan het eind van de rit nog meer kan stretchen dan je tot
                     nu hebt gedaan als rijksoverheid? Het «first come, first served»-principe: de eerste
                     die een netaansluiting aanvraagt, kan ’m ook krijgen. Ik wil nogmaals onderstrepen
                     dat de ruimte om te discrimineren op het energienet door de Europese regelgeving zeer
                     beperkt is. Maar Nederland staat ook bekend als een land waar we gewoon een heel betrouwbaar
                     elektriciteitsnet hebben en waar onder andere zo'n snelle aansluiting, zonder dat
                     daar een subjectief oordeel vanuit de overheid aan hangt, een heel belangrijke reden
                     is voor een goed vestigingsklimaat. In heel veel gevallen kunnen we dat ook gewoon
                     goed faciliteren. Maar ik ga zelf binnenkort op werkbezoek in Duitsland. Een aantal
                     van u heeft gerefereerd aan de maatregelen die in Duitsland zijn doorgevoerd. Ik zal
                     dan ook zeker dit onderwerp met mijn Duitse collega's bespreken om te kijken of we
                     in Nederland misschien toch nog iets van de oosterburen kunnen leren om ook dit stukje
                     van het proces nog verder te verbeteren. Maar mijn inspanningen zullen er de komende
                     tijd dus vooral op gericht zijn om in samenwerking met de Minister voor Ruimtelijke
                     Ordening, medeoverheden en netbeheerders te kijken hoe we vooral in de eerdere fase
                     van de planning beter kunnen prioriteren om deze problemen voor te zijn.
                  
De voorzitter:
Excuses, meneer de Minister. We zijn nog niet aan het einde van het blokje. Meneer
                     Boucke, meneer Bontenbal, mevrouw Leijten en de heer Grinwis staan al genoteerd, maar
                     we gaan voortaan op het einde van het blokje pas interrumperen.
                  
Meneer de Minister, misschien kunt u ook even aangeven wanneer u aan het einde van
                     een blokje bent gekomen.
                  
Minister Jetten:
Dit is het grootste blokje.
De voorzitter:
Gaat u rustig uw gang.
Minister Jetten:
Tot slot op het punt van dit «first come, first served»-principe. Ik denk overigens
                     dat we daar een betere Nederlandse term voor moeten bedenken. Maar daarover ben ik
                     in gesprek met de medeoverheden, zodat zij de komende tijd juist bij de grote woningbouwopgave
                     die er ligt en bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, et cetera... Ik
                     daag ook echt gemeentes en provincies uit om ook zelf veel beter te kijken naar de
                     beschikbare netcapaciteit, niet alleen nu maar ook in de komende jaren, zodat we allemaal
                     onze rol pakken in die betere planning.
                  
Zoals ik net al zei in antwoord op de heer Thijssen kijken we bij de uitvoeringscapaciteit
                     niet alleen naar het Rijk en de medeoverheden, maar ook naar de capaciteit bij de
                     Raad van State. Ik kijk verder hoe we de ruimtelijke coördinatieregeling vaker kunnen
                     inzetten, juist ook voor energie-infrastructuur.
                  
De heer Bontenbal en de heer Thijssen vroegen mij ook wat netbeheerders nou nog meer
                     kunnen doen en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat zij geëquipeerd zijn om hun rol te
                     pakken. Ik wil onderstrepen dat netbeheerders de afgelopen jaren al vele miljarden
                     extra zijn gaan investeren in uitbreiding van de netcapaciteit en dat ook netbeheerders
                     samen kijken hoe ze onder andere het congestiemanagement beter vorm kunnen geven.
                     Maar ik heb de afgelopen weken ook weer een paar voorbeelden gekregen. Bijvoorbeeld
                     in de regio Amsterdam worden op dit moment in tien maanden tijd meer aanvragen gedaan
                     voor netcapaciteit dan ze daarvoor echt in vele, vele, jaren hebben gezien. Dus die
                     ontwikkeling gaat gewoon heel snel. Ondanks die miljardeninvesteringen die netbeheerders
                     al extra doen, kunnen ze het op dit moment eigenlijk bijna niet bijbenen.
                  
Er ligt een vraag voor versterking van het eigen vermogen. Dat is cruciaal om de energietransitie
                     ook met elkaar waar te maken. We staan op dit moment voor de principiële keuze of
                     het Rijk meer kapitaal wil verschaffen aan de netbeheerders. Het gaat dan met name
                     om de drie grote netbeheerders. Eén netbeheerder heeft daar iets meer urgentie dan
                     de andere twee. Ik werk samen met de Minister van Financiën op dit punt. We zijn in
                     constructief overleg met de netbeheerders en ik hoop dat we hier op korte termijn
                     een knoop over kunnen doorhakken.
                  
Voorzitter. Ik heb met veel plezier het 12 puntenplan van de heer Botenbal in ontvangst
                     genomen. Ik heb hier eigenlijk op alle twaalf punten een eerste appreciatie liggen.
                     Ik weet niet of ik daar iedereen blij mee maak. Ik maak er de heer Bontenbal vast
                     heel blij mee als ik dat nu ga doen, maar ik heb de voorzitter beloofd dat ik ga proberen
                     om binnen een uur klaar te zijn met mijn beantwoording. Ik zal er later in volgende
                     brieven specifieker op ingaan, maar er zitten gewoon een aantal hele concrete en praktische
                     punten in die zeker kunnen helpen bij de verdere uitwerking. Veel van de inhoudelijke
                     punten van de heer Bontenbal herken ik ook uit de gesprekken die we vanuit EZK hebben
                     met onder andere netbeheerders en medeoverheden.
                  
Ik zal dan ook oppakken wat u, meneer Bontenbal, heeft aangedragen. Ik zie met name
                     op een aantal punten de mogelijkheid om in de aanpassingen van de Energiewet, die
                     ik hopelijk dit jaar kan afronden en naar de Kamer kan sturen, een groot deel van
                     deze twaalf punten mee te nemen. Ik vermoed zomaar dat we in mei bij het programma
                     klimaat en energie ook een aantal van de door u geadresseerde punten kunnen meenemen.
                     Er zitten wel een aantal suggesties in die tot de exclusieve bevoegdheid van de ACM
                     behoren. Dat is ook door de uitspraak van het Europese Hof van september 2021 nog
                     exclusiever aan het ACM ... Dan gaat het onder andere over volumecorrecties op de
                     nettarieven, het producententarief; de heer Bontenbal weet wel dat het ACM daar een
                     belangrijke rol in speelt. Ik denk wel dat we vanuit ons programma klimaat en energie
                     enige richting kunnen geven aan hoe we die zaken willen adresseren.
                  
Ik ben bijna aan het einde van dit blokje, voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg mij om
                     te reflecteren op de wetenschapstoets die we hebben gekregen, of we kunnen sturen
                     op de systeemverandering 2050 en dan niet alleen 2030. Daar heb ik net ook al wat
                     over gezegd. We werken aan een nationaal plan voor het energiesysteem in 2050. Daarbij
                     vraag ik een onafhankelijk expertteam om een advies aan het kabinet op te stellen
                     over de ontwikkelpaden richting 2050. We zorgen ervoor dat er in dat onafhankelijke
                     expertteam natuurlijk een aantal gerenommeerde wetenschappers zitten die ons daar
                     echt onafhankelijk over kunnen adviseren. We gaan vanuit het coalitieakkoord überhaupt
                     een onafhankelijke wetenschappelijke raad instellen die ons gaat adviseren over dit
                     soort langetermijnontwikkelingen binnen het klimaatbeleid. Ik kan me zomaar voorstellen
                     dat het energiesysteem bijzondere aandacht gaat krijgen van die nieuwe wetenschappelijke
                     adviesraad.
                  
Dan had de heer Grinwis nog twee vragen. Hoe kan het dat we netbeheerders in publieke
                     handen hebben gehouden, maar toch een energievraagstuk hebben? Dat komt onder meer
                     door de ontwikkeling die ik net beschreef. Deels kan ik de analyse van de heer Grinwis
                     wel volgen dat we een tijdlang misschien met iets te veel afstand naar het energienet
                     hebben gekeken. Maar we zitten nu in zo'n snelle ontwikkeling, een bijna disruptieve
                     fase. We hebben het niet helemaal kunnen bijbenen. We hebben nu met het nieuwe coalitieakkoord
                     en het klimaatfonds de bereidheid om meer te sturen, maar ook de financiële middelen
                     om deze transitie te helpen versnellen. We kunnen daar een grotere rol in gaan vervullen.
                     Ik ben het eens met de heer Grinwis dat staatsdeelnemingen zoals TenneT en Gasunie
                     echt een cruciale rol hebben om de komende jaren die transitie waar te maken, zowel
                     als het gaat om de elektronen als om groen gas en waterstof. Het is vandaag heel weinig
                     over waterstof gegaan, maar ik wil ook dit jaar ten aanzien van waterstof en de bijbehorende
                     infrastructuur de marktordening meer richting gaan geven, zodat onder andere Gasunie
                     die rol goed kan gaan pakken.
                  
Tot slot beantwoord ik de concrete vragen over Zeewolde en Urk. Ik moet een paar dingen
                     even uit elkaar trekken. Onder anderen de heer Van Raan vroeg naar hyperscale datacentra.
                     Daar heeft de Minister voor Ruimtelijke Ordening nu echt regie gepakt door voor de
                     komende negen maanden de pauzeknop in te drukken als het gaat om de realisatie van
                     dit soort hyperscale datacentra. In die tussentijd wil ik ook vanuit mijn verantwoordelijkheid
                     met de Minister voor Ruimtelijke Ordening kijken wat voor randvoorwaarden en normen
                     we vanuit elektriciteit en energie aan dat soort locaties kunnen verbinden. Ik denk
                     dat het wel goed is om in het onderscheid scherp te hebben dat het hyperscale datacenter
                     in Zeewolde wordt aangesloten op het hoogspanningsnet van TenneT. In Urk hebben we
                     te maken met een totaal andere discussie, namelijk over het lokale laagspanningsnet.
                     Dat weet de heer Grinwis ook. Ik snap de vergelijking, maar het zijn wel echt verschillende
                     discussies die ook om verschillende afwegingen vragen. Ik begrijp natuurlijk dat het
                     een heel vervelend beeld is dat er in Urk twee dieselgeneratoren staan, terwijl daar
                     ook een duurzame oplossing voorhanden is. Voor mij is het alleen maar extra reden
                     om de grote inspanningen die we voor ons hebben met extra veel energie op te pakken.
                     Dat ten aanzien van het eerste blok over netcapaciteit, voorzitter.
                  
Dan kom ik zo nog specifieker terug op opslagbatterijen en de arbeidsmarkt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer de Minister. We gaan op volgorde van aanmelding en de heer Boucke
                     was als eerste met een interruptie.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik wilde het heel even hebben over meer regie bij het Rijk. De Minister beantwoordde
                     mijn vraag, maar voor mijn gevoel ging hij er wel heel snel doorheen. Hij gaf aan
                     dat een rijksarchitect niet nodig is. In mijn woorden gezegd: dat pakken we binnen
                     de bestaande organisatie wel op. Er moet heel veel gebeuren. We hebben de RES'en,
                     we hebben de CES'en: de Regionale Energiestrategieën en de Cluster Energiestrategieën.
                     We hebben een elektriciteitsnet dat niet toekomstbestendig is. Tegelijkertijd willen
                     we ook aan de slag met waterstof; op land maar ook op zee. Er moet heel veel gebeuren
                     en ik ben nog niet gerustgesteld door de Minister dat hij dit met de huidige organisatie
                     kan. Mijn pleidooi voor een rijksarchitect blijft staan, tenzij de Minister mij in
                     dit debat of middels een brief kan overtuigen dat hij een heel goed beeld heeft van
                     wat die regie inhoudt, wat er moet gebeuren en hoe hij dat gaat organiseren.
                  
Minister Jetten:
Laat ik ’m dan iets anders aanvliegen. Ik interpreteerde het heel specifiek als «een
                     rijksarchitect»: je wijst één iemand aan die die rol gaat vervullen. Ik denk dat dit
                     niet nodig is in de bredere aanpak die we nu kiezen. We zullen vanuit Klimaat en Energie
                     samen met de Minister voor Ruimtelijke Ordening die regierol op ons nemen. Daarbij
                     zullen we vanuit de Regionale Energiestrategieën en vanuit het meerjarig investeringsprogramma
                     voor de industrie echt op een planmatige wijze met de medeoverheden gaan kijken wat
                     we waar en wanneer doen, hoe we daar beter in kunnen prioriteren, hoe we daar capaciteit
                     op kunnen afstemmen en hoe we ervoor zorgen dat netbeheerders en andere partijen ook
                     in staat zijn om daar uitvoering aan te geven. Ik heb nu in mijn beantwoording niet
                     de hele lijst afgelopen die ik in de Kamerbrief uiteen heb gezet.
                  
Onlangs is een actieplan aangeboden door onder andere de netbeheerders met een achttal
                     hele concrete suggesties over hoe we dit probleem kunnen oplossen. Daar zie ik voor
                     mijzelf een aantal taken naast die rijksarchitectenrol die ik samen met de Minister
                     voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wil invullen. Dat is onder andere het
                     voorzien in essentiële voorwaarden zoals het aanjagen van de arbeidsmarkt, waar ik
                     zo meteen op terugkom, en het versterken van het kapitaal van de regionale netwerkbedrijven.
                     Het tweede punt gaat echt over het verder versnellen van die uitvoering met de rijkscoördinatieregeling,
                     het versterken van de capaciteit bij de Raad van State, samen met de medeoverheden
                     meer plannen, zorgen dat we efficiënter gebruik kunnen maken van de beschikbare capaciteit
                     en vanuit 2050 dus verder terug redeneren wat je de komende twee decennia nodig hebt.
                     Wat past daar dan eventueel ook nog aan extra ambities voor de Regionale Energiestrategieën
                     na 2030 in? Dat alles samen zie ik eigenlijk als die rijksarchitectenrol die ik dus
                     bij mezelf en bij de Minister voor Ruimtelijke Ordening zie.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik heb goed geluisterd naar de Minister en hij probeert heel volledig te zijn. Waar
                     mijn zorg misschien zit, is dat deze Minister heel veel op zijn bordje heeft en nu
                     zegt dat hij deze regierol zelf op zich gaat nemen. Ik moet bekennen dat die zorg
                     nog niet helemaal weg is. Na de technische briefing en het rondetafelgesprek dat we
                     gehad hebben, was het pleidooi voor meer rijksregie heel groot. Deze Minister heeft
                     een hele volle agenda. Dus eigenlijk heeft hij mijn zorgen alleen nog iets groter
                     gemaakt dan kleiner.
                  
Minister Jetten:
Maar dan, voorzitter, als ik mag... Wat mij de afgelopen vijf weken ook wel is opgevallen
                     aan mijn eigen inwerkprogramma is de veelheid aan overlegstructuren, bestuurlijke
                     overleggen, het uitvoeringsoverleg vanuit het Klimaatakkoord en allerlei programma's
                     die er lopen. Wat ik sowieso wil doen – maar met deze aansporing van de heer Boucke
                     zal ik daar extra aandacht aan besteden – bij de uitwerking van het programma klimaat
                     en energie is beter schetsen hoe het een met het ander samenhangt en welke rol er
                     dan vanuit Klimaat en Energie en door de Minister voor Ruimtelijke Ordening moet worden
                     gepakt. Ik wil daarbij naar een zo simpel mogelijke organisatie met hele strakke aansturing.
                     Als ik bij de uitwerking daarvan tot de conclusie kom dat er te veel op mijn bordje
                     komt en daar nog extra hulp bij nodig is, dan zal ik daar in de brief nader op ingaan.
                  
De voorzitter:
Zijn uw zorgen daarmee weggenomen, meneer Boucke?
De heer Boucke (D66):
Ik ben wat meer gerustgesteld, maar is dat een toezegging?
De voorzitter:
De griffier houdt alles heel nauwkeurig bij en we gaan dat op het einde allemaal voorlezen,
                     dus u hoeft zich daar geen zorgen over te maken. Meneer Bontenbal.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
De Minister had het ook over «aan de voorkant sturen» van grote netinvesteringen zodat
                     dat maatschappelijk optimaal is. De vraag is natuurlijk wel – zoals hij later zelf
                     ook al zei – hoeveel invloed je daar als Minister, als ministerie, op hebt. Al dat
                     soort plannen worden op dit moment natuurlijk getoetst door de ACM. Juist door die
                     rechterlijke uitspraak is er weer iets meer afstand ontstaan tussen EZK en de ACM.
                     Netbeheerders maken dus investeringsplannen en die worden met stakeholders besproken.
                     Vervolgens worden ze getoetst door de ACM, maar u – even heel flauw gezegd – of de
                     politiek kan daar eigenlijk weinig invloed op uitoefenen. Hoe zorgen we toch dat die
                     urgentie, die wij allemaal voelen, in die plannen terechtkomt? Want die plannen zijn
                     niet altijd up-to-date. Daarbij wordt gerekend met investeringen die zich op korte
                     termijn aandienen, maar nog niet altijd met die hele grote investeringen die we ook
                     met elkaar verwachten, omdat de netbeheerders zich soms ook, terecht, denk ik, afvragen
                     of ze het in de tarieven kunnen versleutelen enzovoorts. Daarom zit het niet in die
                     plannen. Hoe zorgen we er dus voor dat die plannen echt up-to-date zijn als ze alleen
                     maar door de ACM worden gecontroleerd en niet door uzelf?
                  
De voorzitter:
«U» dat ben ik en ik ga niks doen, maar u bedoelt waarschijnlijk meneer de Minister.
                     Die gaat nu antwoorden.
                  
Minister Jetten:
De ACM heeft die onafhankelijke rol, maar wat wij wel kunnen doen, is zorgen dat we
                     vanuit het meerjarig investeringsprogramma voor de korte en de middellange termijn
                     en vanuit het programma energie voor 2050 vanuit de overheid veel meer richting gaan
                     geven dan we tot nu toe hebben gedaan. Daar ga ik dan natuurlijk ook met de ACM over
                     in gesprek, dus over hoe wij dat voor ons zien in de komende vijf tot tien jaar maar
                     ook op de langere termijn, zodat de ACM dat ook kan meewegen in de rol die zij moet
                     invullen.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Dat laatste gebeurt natuurlijk in uw rol als Minister, die met een ACM in gesprek
                     kan en de netbeheerders reguleert, maar u heeft straks misschien ook een rol als aandeelhouder,
                     omdat u nadenkt ... Omdat de Minister nadenkt – sorry voorzitter, u heeft geen rol
                     daarin – over het versterken van het eigen vermogen van netbeheerders. Dan bent u
                     wellicht aandeelhouder en dan kunt u daar als aandeelhouder wellicht via prestatieafspraken
                     meer sturing aan geven. Daar ging mijn vraag in het debat ook over. Dat zou namelijk
                     ook weer een argument kunnen zijn om aandeelhouder te worden.
                  
Minister Jetten:
Ik had inderdaad op die specifieke vraag nog niet geantwoord. Op dit moment ben ik
                     ervan overtuigd, ook op basis van mijn eerste gesprekken met de netbeheerders, dat
                     we via de samenwerking heel ver kunnen komen. De urgentie wordt aan beide kanten begrepen
                     en er is overeenstemming over de oplossingsrichting en over het gegeven dat zowel
                     de rijksoverheid als de netbeheerders de schouders er flink onder moeten zetten. Ik
                     wil de komende tijd dus verdere afspraken met hen maken, onder andere naar aanleiding
                     van het actieprogramma dat zij mij hebben aangeboden. Dat doe ik dan vanuit mijn beleidsverantwoordelijkheid.
                     Of we als aandeelhouder of potentiële aandeelhouder van die bedrijven meer moeten
                     sturen, daar wil ik nu niet op vooruitlopen, want dat is ook gewoon onderdeel van
                     de gesprekken die we met Financiën, EZK en de netbeheerders hebben. Maar ik zal deze
                     partijen er in ieder geval vanuit de inhoud op aanspreken – u noemde het prestatieafspraken
                     – welke rol en verantwoordelijkheid zij hebben, zoals zij mij ook mogen aanspreken
                     op hetgeen wij vanuit de rijksoverheid moeten faciliteren.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, ik heb kort gevolgd wat u zei over de interrupties, maar was het twee
                     om twee of twee?
                  
De voorzitter:
We hadden inderdaad twee afgesproken en dat had ik ook in de eerste termijn gezegd,
                     maar u heeft het onder anderen aan mevrouw Kröger te danken dat we hebben besloten
                     om twee in tweeën te doen of vier losse. Mogelijk vervalt daarmee de tweede termijn,
                     maar we gaan nog naar de plenaire zaal.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ja, en we gaan sowieso volgende week nog een groot hoofdlijnendebat voeren, voorzitter,
                     dus we komen nog wel aan onze trekken. Dat is het punt niet. Mijn vraag is wie er
                     aangesloten wordt op het netwerk. Ik had verzuimd om daarover een vraag te stellen,
                     maar dat kan ik natuurlijk nu wel doen. De Minister zegt dat er vanwege allerlei Europese
                     regels geen voorrang geregeld mag worden, maar ik zou hem toch willen vragen om daar
                     nader naar te kijken, zeker als het gaat over de gewone toegangsverlening voor normale
                     maatschappelijke voorzieningen als onderwijs, zorg en openbaar vervoer. Zijn daar
                     toch geen voorrangsregels voor te formuleren? Het komt op mij namelijk raar over dat
                     dat zou worden belemmerd door Europese regels.
                  
Minister Jetten:
Net zoals ik in Duitsland mijn inspiratie ophaal als ik daar op werkbezoek ben, kunnen
                     wij natuurlijk ook kijken of er op andere plekken zo'n onderscheid wordt gemaakt,
                     maar ik zeg daar nogmaals het volgende bij. De afgelopen weken zagen we vaak het voorbeeld
                     van het casino versus het verzorgingstehuis. Daarbij voelt iedereen aan z'n onderbuik
                     wel aan welk van die twee je het liefst als eerste zou aansluiten. Maar dat is een
                     heel makkelijk zwart-witvoorbeeld en ik denk dat je heel vaak in een grijs gebied
                     zit. De problematiek van de volgorde van aansluiting is nu eigenlijk bijna nooit aan
                     de orde in de gebouwde omgeving bij uitbreiding van woningen en van de maatschappelijke
                     initiatieven die mevrouw Leijten noemt. Het is echt de grootschalige aansluitbehoefte
                     waarin nu de knelpunten zitten en waarbij we dus echt heel erg aan de voorkant moeten
                     gaan sturen: wat doe je waar en wanneer? Ik heb hier vandaag de aansporing gehoord
                     om me niet te makkelijk neer te leggen bij het antwoord «het mag niet van Europa»
                     en te kijken wat we binnen het maximale kunnen doen als het gaat om de volgorde van
                     aansluiting. Maar ik kan me ook niet voorstellen dat deze Kamer enthousiast wordt
                     over alternatieven zoals een soort veiling van de beschikbare capaciteit, die je op
                     andere plekken wel ziet. Dan is namelijk degene die het meest betaalt degene die als
                     eerste wordt aangesloten. In die zin is het «first come, first served»-principe dat
                     we nu in Nederland hebben nog het meest eerlijk en minst subjectief. Maar ik heb de
                     Kamer vandaag gehoord en ik zal me dus met open vizier hierop blijven oriënteren.
                  
De voorzitter:
Daar houden we van, een open vizier.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, u weet dit zelf ook, want in de commissie voor Economische Zaken is het
                     debat hier vaker over gegaan: de aanbestedingsregels zouden eisen dat je allerlei
                     diensten die wij als overheid aanbesteden, altijd aan de markt over moet laten. Later
                     bleek dat die aanbestedingsregels vanuit de Europese Unie helemaal niet zo zijn als
                     het gaat over maatschappelijke initiatieven, diensten van algemeen belang en de leefbaarheid.
                     Ik zou de Minister willen aansporen om hierop echt tot het gaatje te gaan. Niemand
                     vraagt hier om een veiling, maar iedereen zegt hier eigenlijk dat we moeten afstappen
                     van «wie het eerst komt, het eerst maalt». We zien allemaal dat de grote industrie
                     beter is in de planning dan misschien die middelbare school die ook in die wijk moet
                     komen die nog gebouwd moet worden en we willen niet dat die school daardoor achteraan
                     staat. Iedereen had het hier gisteren over De Hofbar. Ik ben ervan overtuigd dat wij
                     op het moment dat we tot het gaatje gaan in die Europese regelgeving, juist als het
                     gaat over diensten van algemeen belang de aanvliegroute kunnen hebben dat het dan
                     niet zo moeilijk is. Ik wil de Minister dus eigenlijk wel om een toezegging vragen
                     daarop. Ik wil de toezegging dat hij dat goed gaat uitzoeken met zijn juristen. Hij
                     gaat het ook bekijken tijdens het werkbezoek in Duitsland. Dat is allemaal tot je
                     dienst, maar zeggen dat het nu eenmaal de markt is en dat de samenleving er daarom
                     ook onderdeel van is, is niet hoe de Europese regelgeving over het algemeen werkt.
                  
De voorzitter:
Minister, bent u bereid tot het gaatje te gaan en deze toezegging te doen? Dan moet
                     die namelijk ook genoteerd worden.
                  
Minister Jetten:
Nou, allereerst zou ik dit niet als een markt willen beschouwen. Dit is gewoon de
                     samenleving, die als basisbehoefte energie heeft. Dat is gewoon een basisbehoefte
                     van mensen en van bedrijven, en zij willen zo snel mogelijk hun aansluiting kunnen
                     krijgen als ze die nodig hebben. De brief die we vandaag bespreken is niet de eerste,
                     want er wordt al heel lang aan gewerkt vanuit EZK, maar die is wel het startschot
                     voor de grote ambities die we de komende tijd hebben. Ik zal daarbij nogmaals kijken
                     of er nog meer mogelijkheden zijn voor dit soort initiatieven van maatschappelijk
                     belang, maar ik geef hier wel de winstwaarschuwing dat ik ook de afgelopen weken al
                     flink heb doorgevraagd en nog geen andere oplossing heb gevonden dan die ik u nu heb
                     gegeven. Maar in de volgende brief zal ik daar weer op terugkomen.
                  
De voorzitter:
Eerst meneer Grinwis en dan meneer Thijssen en mevrouw Kröger.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor de heldere antwoorden. Tegelijkertijd ben ik op zoek naar iets meer hardheid
                     in de toezegging, die nog wat procedureel was, over het «first come, first served»-principe.
                     De Minister zei dat hij bereid was om naar Duitsland te gaan en daar zijn licht op
                     te steken. Dat is altijd goed, maar ik moedig hem aan om toch iets verder te gaan
                     in zijn toezegging. Hij had gelijk dat Urk en Zeewolde ongelijksoortige voorbeelden
                     zijn, maar ik ken ook voorbeelden van hetzelfde onderstation in Amsterdam waarin niet
                     zomaar doorgeleend kan worden terwijl de een overcapaciteit heeft en de ander vraag.
                     Mijn vraag aan de wethouder... O, sorry. Aan de Minister!
                  
(Hilariteit)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Excuus, soms zit ik nog in mijn raadslidmodus. Excuus, voorzitter, excuus. Herstel:
                     mijn vraag aan de Minister voor Klimaat en Energie is om, één, in zijn ambtelijk apparaat
                     echt iedere keer de vraag te stellen «wat kan wel?» en om niet te wachten op «ja,
                     maar», bezwaren en gevaren. Ten tweede vraag ik hem om ook bij de zaak die open is
                     gebleven echt de regie te pakken. Dat gaat bijvoorbeeld om de stop die Minister De
                     Jonge wel heeft gezet op overige datacenters, waardoor Zeewolde nu min of meer ergens
                     in een soort niemandsland zit en waardoor wij ruimtelijk niet zo veel meer kunnen.
                     Dat wil zegen dat hij geïnspireerd door de verdringingsreeks bij zoetwater of de zonneladder
                     echt, echt, echt, verder gaat dan alleen maar een procedurele toezegging. Hij zal
                     alles in het werk moeten stellen om dat «first come, first served»-principe niet alleen
                     maar op te lossen via een ruimtelijk spoor, maar ook echt via het eigen domein en
                     het eigen ministerie.
                  
De voorzitter:
Wethouder is overigens net zo'n eervolle taak, hoor. Maar als u het niet erg vindt,
                     blijf ik mijn buurman toch «meneer de Minister» noemen.
                  
Meneer de Minister!
Minister Jetten:
We hebben misschien allemaal wel af en toe de gemeenteraadsverkiezingen een beetje
                     in ons hoofd zitten. Dus ik begrijp de verspreking wel. Ik moet ook eerlijk bekennen
                     dat ik af en toe zelf nog schrik wanneer iemand mij met «Minister» aanspreekt.
                  
Mevrouw Leijten en de heer Grinwis vragen bij mij door op dat «first come, first served»-principe.
                     Wat mijn suggestie in hun richting zou zijn, is dat ik specifiek over dit punt een
                     technische briefing voor deze Kamercommissie laat verzorgen. Ik ben al flink aan het
                     doorvragen geweest en ik heb ook geen genoegen genomen met het eerste het beste antwoord.
                     Maar ik denk dat we dit onderwerp in de breedte in een technische briefing verder
                     kunnen uitdiepen, zodat we er op een later moment verder met elkaar over van gedachten
                     kunnen wisselen. Zoals ik net al heb toegezegd zal ik in de tussentijd mijn licht
                     hierover ook elders opsteken. Ik zou dus op die manier antwoord willen geven op de
                     vraag van mevrouw Leijten en de heer Grinwis. Dat wil dus zeggen: in een technische
                     briefing dit onderwerp samen even verder beetpakken.
                  
De voorzitter:
Tevreden, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voor nu wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar meneer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, u overvalt me een beetje, want u noemde eerst nog de namen Kröger en Thijssen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger komt na u.
De heer Van Raan (PvdD):
Nou, dank. Ik had eigenlijk een ander punt, maar laat ik hier toch even op doorgaan.
                     In de aansporingen die mijn collega's ook geven... Ik verwijs daarmee naar de schouders
                     waar deze Minister wellicht op staat, namelijk de schouders van de heer Van Weyenberg.
                     Hij heeft bijvoorbeeld over Tata Steel gezegd: misschien moeten we wel de grenzen
                     van de wet op gaan zoeken. Dus ga maar eens gewoon die voorkeursregel wel toepassen
                     op een manier waarvan de Minister denkt... Kijk dan maar eens wat er gebeurt. Is hij
                     daartoe ook bereid? Want het is eigenlijk te belangrijk om dat op een beetje academische
                     en theoretisch-bestuurlijke manier uit te gaan zoeken. Is de Minister bereid om het
                     gewoon maar eens te gaan doen? Dat is eigenlijk mijn eerste vraag, voorzitter. Ik
                     heb er hierna nog eentje.
                  
Minister Jetten:
Dan is de heer Van Raan mij denk ik echt wel aan het overvragen. Ik heb net toegezegd
                     om eerst met elkaar deze problematiek wat verder uit te diepen. Ik vind dat sowieso
                     belangrijk bij deze grote opgave, maar ik zal daarbij ook de dilemma's schetsen. Om
                     het even zo te zeggen: als je dit zou gaan toepassen, wie is er dan de dupe van? Is
                     dat dan een maatschappelijk effect dat we met elkaar acceptabel vinden? Ik ga liever
                     dat gesprek verder met u aan, onder andere via zo'n technische briefing, dan dat ik
                     nu al deze toezegging aan de heer Van Raan doe.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raan, u had de microfoon al aanstaan en u kunt dus gewoon doorpraten.
De heer Van Raan (PvdD):
Precies, voorzitter, dat heeft u goed gezien. Mijn tweede punt gaat over wat de Minister
                     al eerder zei, namelijk dat er op een pauzeknop gedrukt moet zijn met betrekking tot
                     die datacenters. Dankzij mijn collega's in de provinciale staten van Noord-Holland
                     lees ik dan dat de omgevingsdienst vandaag gewoon weer een gedoogvergunning heeft
                     afgegeven om het datacenter van Microsoft uit te breiden. Dus het gaat gewoon door.
                     Die pauzeknop zou ik dan ook graag wat nader gedefinieerd willen zien. Over Zeewolde
                     is er, onder anderen door de collega van de VVD, ook al gezegd: we drukken wel op
                     een pauzeknop, maar de bestaande situaties kunnen gewoon doorgaan. Met andere woorden,
                     dat is dan geen pauzeknop, maar gewoon een gedoogknop. Hoe zit dat?
                  
Minister Jetten:
Ik wil niet flauw zijn, maar de heer Van Raan is mij nu een klein beetje aan het overvragen;
                     de collega voor Ruimtelijke Ordening zit hier veel meer in de diepte in. Het laatste
                     nieuws dat hij nu noemt, ken ik niet, maar zoals ik het heb begrepen, is er een pauzeknop
                     ingedrukt voor de aanvraag van hyperscale datacentra in Nederland, met uitzondering
                     van enkele locaties die we al eerder hebben aangewezen voor dit soort bedrijvigheid.
                     Dat zijn locaties die zich aan de randen van het land bevinden, op plekken waar we
                     veel duurzame energie opwekken of waar die duurzame energie aan land komt. In een
                     andere commissie kunt u de discussie voeren over de vraag of u dat überhaupt wenselijk
                     vindt, maar voor nu is de pauzeknop zo bedoeld. In de tussentijd, in een periode van
                     negen maanden, zal de Minister voor Ruimtelijke Ordening nadere spelregels voor dit
                     soort datacentra uitwerken.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raan, met hartklachten ga je naar de cardioloog en met kiespijn naar de
                     tandarts. Vaak kan een bewindspersoon niet antwoorden als de vraag een andere portefeuille
                     betreft. U mag uiteraard vragen wat u wilt, maar de Minister gaat over zijn eigen
                     antwoord. Als u er nog een interruptie aan wilt wijden, gun ik u die graag.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, wat een rijke tips. Dank.
Ik zou toch het volgende willen zeggen tegen de Minister. Hij begon zelf over de pauzeknop
                     en de effectiviteit daarvan, of de vermeende effectiviteit daarvan, voor het probleem
                     waar we het vandaag over hebben, namelijk congestie op het net. Maar ondertussen wordt
                     het probleem alleen maar erger gemaakt doordat die pauzeknop niet is ingedrukt. Ik
                     vraag hem daar actie op te ondernemen: een brief te schrijven of te zeggen «Jongens,
                     dit kan niet» of «Dit is verkeerd gedaan». Maar Noord-Holland dendert gewoon door.
                     Zeewolde dendert gewoon door. Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de netcongestieproblematiek
                     moet de Minister ingrijpen. De vraag is: is hij bereid om dat te doen?
                  
Minister Jetten:
Bij Zeewolde speelt de problematiek van de netcapaciteit eigenlijk niet, maar Noord-Holland
                     ... U overvraagt mij op dit moment gewoon, omdat ik deze laatste ontwikkeling niet
                     ken. Ik ga ernaar kijken. Als er een tweede termijn is en ik er dan op kan terugkomen,
                     zal ik dat doen; anders zal ik het bij het volgende debat doen.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik ga toch door op dit punt, want het gaat wat mij betreft niet alleen om netcongestie.
                     Het gaat erom dat energie een schaars goed is. Duurzaam opgewekte energie is een schaars
                     goed. We hebben hele discussies over de impact van het opwekken van duurzame energie
                     en zo moeten we er ook echt naar gaan kijken. Wat mij betreft speelt dan het «first
                     come, first served»-principe. Ik hoor de toezegging. Ik zou heel graag ook de juridische
                     onderbouwing van de ambtenaren van EZK zien van wat er volgens Europa wel of niet
                     zou kunnen, want volgens mij heeft mevrouw Leijten helemaal gelijk. Ik had ook gevraagd:
                     zou je voor nieuwe, grote, energie-intensieve spelers ook voor energievragen niet
                     met een soort vergunningensysteem moeten werken? Want het past niet allemaal.
                  
Minister Jetten:
Ik heb nu eigenlijk de neiging om naar een van de volgende blokken te springen, naar
                     het blok over alles wat te maken heeft met de groene-industriepolitiek en het meerjarig
                     investeringsprogramma. De heer Van Raan en mevrouw Kröger hebben daar een aantal hele
                     terechte vragen over gesteld. Wat voor soort industrie wil je? Accepteer je de energiebehoefte
                     die nu op tafel wordt gelegd? Ook de heer Thijssen refereerde daaraan. Maar dat is
                     een heel blok, dus als u het goedvindt, ga ik hier zo meteen uitgebreid op in; dan
                     zal ik ook specifiek op de vraag van mevrouw Kröger ingaan.
                  
De voorzitter:
Akkoord, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat is akkoord. Dan bewaar ik de tweede helft van deze interruptie voor het antwoord.
De voorzitter:
Uiteraard. Dit telt dan inderdaad niet als interruptie; dat klopt.
Dan gaat de Minister naar het tweede blokje. Ik meen dat dat gaat over opslag, batterijen
                     en dergelijke.
                  
Minister Jetten:
Ik ga nog even door met de netcapaciteit ten aanzien van batterijen en opslag. Ik
                     heb vandaag een actieplan van onder andere de VVD en de ChristenUnie aangeboden gekregen,
                     waarvoor dank. Ik ga het met interesse bestuderen. Een aantal vragen spelen daardoorheen
                     en daarop is door andere Kamerleden in het debat ook al gereageerd. Ik wil er graag
                     een aantal punten uit pakken. Kunnen we mensen belonen om zelf opgewekte stroom eerst
                     thuis te gebruiken, dan in een thuisbatterij en eventueel in de elektrische auto?
                     Hoe maken we de thuisbatterij goedkoper? Hoe zorgen we ervoor dat we het succes dat
                     we met zon op dak hebben gezien, ook voor thuisopslag of buurtopslag voor elkaar gaan
                     krijgen?
                  
Allereerst onderschrijf ik volledig dat flexibiliteit een hele grote bijdrage kan
                     leveren aan het ontlasten van het net en het efficiënter gebruiken van dat net. Ik
                     wil die flexibiliteit dan ook in brede zin onderzoeken. Slim netmanagement en opslag
                     zullen daar onderdeel van zijn. CE Delft heeft daar onlangs al onderzoek naar gedaan
                     en heeft heel goed in kaart gebracht dat er op dit moment nog een onrendabele top
                     is voor thuisbatterijen. Ook zit er de suggestie in dat grootschalige opslag, bijvoorbeeld
                     met de buurt of op nog grotere schaal, efficiënter en goedkoper is dan alleen die
                     batterij thuis. Maar ik snap ook wel het pleidooi, het gevoel, dat je met zonnepanelen
                     op het dak en een thuisbatterij onafhankelijk bent met je huishouden of met je straat.
                     Zeker in deze tijden van energiecrisis door geopolitieke ontwikkelingen snap ik die
                     behoefte heel goed. Dat onderzoek naar manieren om de flexibiliteit beter te kunnen
                     organiseren, met inbegrip van opslag, verwacht ik in het najaar in ontvangst te kunnen
                     nemen. Ik zal het dan ook doorgeleiden naar de Kamer. In het najaar zal ik dan ook
                     ingaan op wat we zelf nog meer kunnen doen om de ontwikkeling van opslag en flexibiliteit
                     verder te ondersteunen.
                  
Terecht werd er in het debat door een aantal mensen op gewezen dat er niet alleen
                     een samenhang is met de netcapaciteit, maar ook met de salderingsregeling. Door de
                     lange demissionaire periode heeft ook de Kamer lang niet over de salderingsregeling
                     gesproken. Dat moeten we echt gaan doen, hopelijk nog in deze helft van het jaar.
                     Zodra wij een aangepast voorstel hebben, zal ik dat naar de Kamer sturen. Ik hoop
                     dat de Kamer dat dan snel kan behandelen. Dat gaat over de vraag: wat is een reële
                     terugverdientijd van eigen opwek en kan een vorm van opslag daar nog een rol in spelen?
                     Mevrouw Leijten heeft ons allemaal denk ik terecht gewezen op het belang van meer
                     collectieve oplossingen, in plaats van alleen maar individuele oplossingen. Dat moeten
                     we hierin zeker meenemen.
                  
Ik sluit me ook aan bij de heer Van Haga, die zei: als je batterijen en opslag meer
                     gaat stimuleren, thuis of in de buurt, kijk dan ook naar de lifecyclekosten, naar
                     het type batterij en wat daarvan de impact op het milieu is. We hebben vanuit de Nederlandse
                     overheid al een batterijenstrategie, om te helpen om betere batterijen met een minder
                     grote milieu-impact te ontwikkelen. In de regio Eindhoven zien we een aantal fascinerende
                     ontwikkelingen, met start-ups en scale-ups, waar de TU Delft en een aantal andere
                     partijen een grote rol in spelen. Ik zou dat dus echt in samenhang willen zien.
                  
Hoe kijkt de Minister aan tegen het transporteren en opslaan van CO2 ...
Sorry, voordat ik bij de CO2 kom, heb ik nog één punt over de thuisbatterij. Kan je de kostendaling helpen versnellen
                     door bijvoorbeeld de ISDE daarvoor in te zetten? Dat was een vraag van de heren Erkens
                     en Grinwis. Ik wil dus in de breedte, bij dat onderzoek naar flexibiliteit en bij
                     de aanpassing van de salderingsregeling, kijken hoe we opslag daarin een plek kunnen
                     geven en of het verstandig is om daar een subsidie aan toe te kennen om het op dit
                     moment goedkoper te maken voor de consument en daarmee de markt verder te stimuleren.
                     Daar wil ik op een later moment bij u op terugkomen. Ik wil wel waarschuwen dat thuisbatterijen,
                     net als alle andere oplossingen die we vandaag bespreken, niet de silver bullet zijn.
                     Dat weet u, maar voor de kijker thuis zeg ik het toch even: op de echt zonnige dagen
                     zit ook die thuisbatterij op een gegeven moment vol en zal er alsnog een aanbod op
                     het net zijn. Maar zoals ik aan het begin van mijn antwoord zei: het gevoel van autonomie,
                     van zelf met je straat of je huishouden helemaal onafhankelijk kunnen zijn, zie ik
                     zeer.
                  
Dan heb ik hier ook nog het antwoord op de vraag over CO2-opslag, maar misschien kan ik dat even apart doen.
De voorzitter:
Er zijn een paar interrupties. Eerst de heer Bontenbal en dan de heer Erkens.
De heer Bontenbal (CDA):
Is de Minister het met mij eens dat thuisbatterijen nooit een doel op zichzelf zouden
                     moeten zijn, maar dat het een oplossing voor een probleem is? Je kunt ook denken aan
                     netcapaciteit of zelfverbruik stimuleren. Thuisbatterijen zullen nooit een doel op
                     zich zijn, toch?
                  
Minister Jetten:
Dat ben ik met de heer Bontenbal eens. Thuisbatterijen kunnen in de mix helpen bij
                     het stimuleren van eigen gebruik van eigen opgewekte energie en kunnen helpen bij
                     de netcapaciteit, maar het is geen doel op zich om in elk huis een thuisbatterij op
                     te hangen. Maar dat heb ik ook de andere Kamerleden niet horen zeggen vandaag.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik vind het najaar, zoals de Minister aangeeft, wel laat. De salderingsregeling is
                     een aantal keren genoemd. De afbouw daarvan hangt boven de markt. Huishoudens die
                     zonnepanelen hebben aangeschaft, maken zich daar ook zorgen om: dan gaat hun energierekening
                     nog verder omhoog, terwijl ze ervan uitgingen dat de zonnepanelen hen zouden helpen
                     om de energierekening omlaag te brengen. Wij zouden dus graag zien dat het, in samenhang
                     met de salderingsregeling, rond dezelfde tijd naar de Kamer komt. Is de Minister daartoe
                     bereid?
                  
Minister Jetten:
Dan moet ik het iets preciezer formuleren. Bij de salderingsregeling streven we ernaar
                     om het voor de zomer naar de Kamer te sturen, wellicht zelfs al zo vroeg dat we het
                     ook voor de zomer kunnen behandelen. Bij de salderingsregeling zal ik ook opslag en
                     batterijen meenemen.
                  
In het najaar komt dan een breder analytisch onderzoek naar flexibiliteit, waarvan
                     opslag ook een onderdeel is. Dat komt deels voort uit het actieplan van netbeheerders
                     en medeoverheden dat ik in ontvangst heb genomen. Ik heb hen ertoe uitgedaagd om zelf
                     naar mij toe te komen met voorstellen voor hoe we de flexibiliteit beter kunnen organiseren.
                     Dat komt in het najaar. Dat kan ik volgens mij niet versnellen, maar het zal zeker
                     bij de salderingsregeling ook terugkomen.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Hierop doorgaand: afgelopen dinsdag heeft de Kamervoorzitter het wetsvoorstel voor
                     de salderingsregeling aangemeld voor plenaire behandeling. Dat komt er dus aanstonds
                     aan. Mijn oproep aan de Minister is om bij de nota van wijziging waar hij mee gaat
                     komen, ook de stimulering van lokale opslag te betrekken, zodat het geen parallelle
                     trajecten gaan worden. Want er is gewoon een hele directe relatie, zoals collega Erkens
                     al zei. Opslag in je buurt of thuis kan gewoon een welkome aanvulling en een interessante
                     optie zijn, juist als de salderingsregeling afgebouwd wordt. Ik wil dus meegeven:
                     stel het niet uit tot in het najaar, want voor je het weet, zit het dan in een volgende
                     begrotingscyclus, terwijl het moet worden meegenomen in de deze begrotingscyclus,
                     die eraan komt.
                  
Minister Jetten:
Dit is een nog iets uitgebreidere vraag dan die van de heer Erkens. Ik ga het gewoon
                     meenemen in de nota van wijziging, maar ik kan nu nog niet beloven hoe het er precies
                     uit gaat zien. Doordat we vertraging hebben opgelopen met de salderingsregeling heb
                     ik nog een aantal vragen te beantwoorden. Wanneer gaan we de afbouw inzetten? Hoe
                     zorgen we ervoor dat de terugverdientijd voor mensen die hebben geïnvesteerd in eigen
                     opwek op een acceptabel niveau blijft? En ook een beetje aangespoord door mevrouw
                     Leijten: hoe zorgen we ervoor dat we dit soort stimuleringen aan de hele samenleving
                     laten toekomen en niet alleen aan mensen die al bereid en in staat zijn om zelf te
                     investeren in de energietransitie?
                  
De voorzitter:
Meneer de Minister, dan zouden we naar blokje drie over de arbeidsmarkt gaan, maar
                     u zei dat u nog een vraag had liggen.
                  
Minister Jetten:
Ja, ik heb nog één vraag in dit blokje. Die ging niet zozeer over batterijen, maar
                     over CO2-opslag en -import. Het is mij bekend dat er zowel vanuit België als vanuit het westen
                     van Duitsland interesse is in CO2-export naar Nederland. Dat komt natuurlijk doordat we in ons land druk bezig zijn
                     met twee grote CCS-projecten – CCS staat voor Carbon Capture and Storage; dat is gewoon
                     opslag van CO2 – voor opslag van CO2 in lege gasvelden onder de Noordzee. Dit is onderdeel van mijn gesprekken met de
                     collega's uit de buurlanden. Samen met collega Vijlbrief, de Staatssecretaris Mijnbouw,
                     ben ik verantwoordelijk voor alle wet- en regelgeving voor CO2-opslag en de marktordening daaromtrent. De komende tijd zullen we met een nadere
                     uitwerking komen.
                  
De heer Bontenbal vroeg: moet het niet meer publiek, in plaats van privaat? We hebben
                     de fundamentele keuze gemaakt om voor de twee projecten Porthos en Aramis een publiek-private
                     samenwerking aan te gaan, maar er is natuurlijk een grote rol voor de overheid ten
                     aanzien van wet- en regelgeving. CO2 onder de grond stoppen wil je op een fatsoenlijke, ordentelijke manier doen, dus
                     daar hoort ook een zeer actieve rol van de overheid bij. Later komen we dus terug
                     op de vraag of we CO2-import willen toestaan en zo ja, onder welke voorwaarden.
                  
De voorzitter:
Meneer Bontenbal en dan meneer Van Haga.
De heer Bontenbal (CDA):
Misschien kunt u in antwoord op die laatste vraag toch iets meer kleur bekennen, met
                     wat voorbehouden dan. Ik ben namelijk wel benieuwd hoe u dat ziet. Als wij in Europa,
                     in West-Europa, echt een ambitieus klimaatbeleid willen inzetten, wat zou er dan op
                     tegen zijn om nauw samen te werken met Duitsland en België op het gebied van waterstof-
                     en CO2-transportinfrastructuur? Moeten we dat niet juist willen? Zou u daar geen voorvechter
                     van moeten zijn?
                  
Minister Jetten:
Ja, ik vind dat we zo veel mogelijk moeten kijken hoe we samen met de buurlanden kunnen
                     optrekken om de energietransitie voor elkaar te krijgen. In een ander debat, over
                     Fit for 55, heb ik genoemd dat we zo veel mogelijk gelijk moeten optrekken met Duitsland,
                     met de Benelux en met Frankrijk als het gaat om wet- en regelgeving voor met name
                     waterstof en CCS. Dat zijn industriële clusters die zich niet per se aan de grenzen
                     van onze landen houden en die heel afhankelijk van elkaar zijn in de hele keten, vanaf
                     de Rotterdamse haven tot aan het Duitse Ruhrgebied. Dan helpt het als je zo veel mogelijk
                     standaardiseert en normeert op het vlak van waterstof en CCS, zodat we hiermee de
                     komende jaren enorm veel tempo kunnen maken. Mijn bezoeken aan Parijs, Berlijn en
                     Brussel staan vooral in het teken van hoe we hierin gezamenlijk kunnen optrekken.
                     Vanuit de buurlanden komen dan natuurlijk meteen de vragen aan mij: hoe gaat het met
                     de ontwikkeling van jullie waterstofbackbone, hoe gaat het met de ontwikkeling van
                     de Delta Corridor en is Nederland bereid om België en Duitsland daarmee te helpen?
                     Misschien kunnen zij ons wel helpen op andere vlakken. Zeer eens met de heer Bontenbal
                     dus.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik had de Minister ook nog gevraagd om nog eens een onderzoek te laten doen naar CCS
                     in het algemeen. In de Verenigde Staten zijn ze daarmee ietsje verder dan wij en hebben
                     ze daarmee al iets meer geëxperimenteerd. Het afvangen, comprimeren en in de grond
                     pompen van CO2 blijkt uiteindelijk zo veel energie te vergen, dat ze hele energiecentrales ernaast
                     moeten gaan zetten, waardoor je in dat hele proces uiteindelijk netto meer CO2 uitstoot. Als dat zo is, zijn we natuurlijk gewoon een papieren werkelijkheid aan
                     het bevredigen en dat is niet de bedoeling. Ik zou het dus mooi vinden als wij als
                     Nederland daar nog eens goed naar zouden willen kijken. Als we zo inderdaad alleen
                     de bureaucratie helpen en het netto geen positief resultaat oplevert, moeten we het
                     echt niet doen. Dan moeten we direct overschakelen op dingen die wel echt duurzaam
                     zijn.
                  
Minister Jetten:
Ik heb deze week schriftelijke vragen, niet van de heer Van Haga maar van iemand anders,
                     beantwoord over een aantal projecten in Canada. Daar is het beeld dat de toepassing
                     van CCS leidt tot meer CO2-uitstoot. In de schriftelijke beantwoording hebben we hopelijk goed kunnen uitleggen
                     waarom dat niet het geval is. Daar wordt CCS toegepast op een specifiek onderdeel
                     van het productieproces, wat wel degelijk leidt tot een flinke reductie van de CO2-uitstoot; maar de totale fabrieksplant heeft wel een hogere CO2-uitstoot. Dat hebben we zo feitelijk mogelijk proberen uit te leggen.
                  
Ik gebruik deze vraag even als bruggetje naar het volgende blok, over de groene-industriepolitiek,
                     want in dat blok zitten nog een aantal vragen over CCS.
                  
De voorzitter:
Meneer de Minister, ik had begrepen dat het volgende blokje over de arbeidsmarkt zou
                     gaan, en dat u dan pas ... Maar dat gaat u omgooien?
                  
Minister Jetten:
Ja, dat ga ik even omgooien, want dan kan ik een aantal dingen samen pakken vanuit
                     de groene-industriepolitiek. Een van de grootste opgaven om de 60% CO2-reductie te bereiken, met behoud van onze welvaart en met een versterking van de
                     Nederlandse economie, is ervoor te zorgen dat onze industrie snel, veel sneller, vergroent
                     dan ze tot nu toe van plan was. Een aantal leden hebben vragen gesteld over de verhouding
                     tussen normeren, beprijzen, verleiden en subsidiëren. Ook zijn er vragen gesteld over
                     de kosten voor vervuiling die we in rekening brengen, en is er gevraagd: ga je nou
                     klakkeloos leveren wat er aan energie wordt gevraagd, of duw je die behoefte ook terug?
                  
Een aantal punten daarover. We hebben in het coalitieakkoord afgesproken om fors aan
                     de knop van de fiscaliteit te gaan draaien. De komende jaren – onze ambitie is om
                     dat in het aankomende Belastingplan al grotendeels te regelen – zullen de tarieven
                     in de energiebelastingen worden aangepast, zullen de vrijstellingen in de energiebelastingen
                     worden afgebouwd en zal de CO2-beprijzing worden aangescherpt. Daarmee samen hangt de op dit moment ontzettend hoge
                     prijs voor ETS, het Europese handelssysteem voor CO2-rechten. Het is maar goed ook dat die nu op dit hoge tarief staat, want hij heeft
                     veel te lang te laag gestaan. Dat is een ontzettende prikkel en aanjager voor het
                     bedrijfsleven om sneller te gaan vergroenen. Het artikel waar mevrouw Leijten aan
                     refereerde kijkt kritisch terug, en terecht, op hoe we in Nederland de afgelopen jaren
                     fossiel onvoldoende hebben beprijsd.
                  
Ik ben van mening dat we met dit coalitieakkoord en met de aanscherping van het ETS-handelssysteem
                     in Europa nu een enorme stap zetten die we de afgelopen jaren niet hebben durven zetten,
                     mede vanwege politieke keuzes die in het verleden zijn gemaakt. Als ik nu met bedrijven
                     spreek, zowel mkb-bedrijven als energie-intensieve bedrijven, in de industrie, de
                     chemie of de glastuinbouw, dan zeggen ze eigenlijk allemaal: we snappen dat het nodig
                     is, maar we vinden het wel heel spannend dat het kabinet zo hard aan die fiscale knop
                     gaat draaien; we kunnen nu niet anders dan versneld onze plannen voor verduurzaming
                     uitvoeren, dus hopen we dat beprijzing hand in hand gaat met normering en ondersteuning.
                     Ik vind het heel belangrijk om die fiscale knoppen in het aankomende Belastingplan
                     al meteen scherper te zetten, omdat het een hele belangrijke randvoorwaarde is voor
                     de businesscases die de bedrijven voor hun vergroening moeten opstellen.
                  
We gaan twee dingen doen: generieke maatregelen nemen en maatwerkafspraken maken om
                     de verduurzaming echt te ondersteunen. Generiek doen we dat via de aanleg van de backbone,
                     de hoofdinfrastructuur, voor waterstof. Dat doen we ook door voor CCS de randvoorwaarden
                     voor CO2-opslag onder de grond in de Noordzee goed te zetten. Vervolgens moeten bedrijven
                     zelf de afweging maken hoe ze met gebruikmaking van de CCS-infrastructuur of de waterstofinfrastructuur
                     of via elektrificatie de vergroening van hun eigen productieproces voor elkaar krijgen.
                     Een aantal bedrijven zal dan aangeven naast dit generieke instrumentarium ook nog
                     maatwerkafspraken nodig te hebben, omdat ze het anders niet gaan redden vanwege een
                     onrendabele top of vanwege hele specifieke aanpassingen die er aan de productielocatie
                     plaatsvinden. Samen met mijn collega, Micky Adriaansens, de Minister van Economische
                     Zaken, gaan wij heel kritisch kijken naar de behoefte aan maatwerkafspraken. We doen
                     ook een externe toets om te kijken of iets daadwerkelijk de hoogst haalbare technische
                     oplossing is om die stap naar verduurzaming te maken. Het moeten ook wederkerige afspraken
                     zijn. Om aanspraak te kunnen maken op geld uit het klimaatfonds voor die maatwerkafspraken,
                     moet je als bedrijf richting 2030 en 2050 wel significante stappen in je verduurzaming
                     zetten. In het coalitieakkoord is dit gekoppeld aan de bereidheid van bedrijven om
                     in Nederland te investeren en maatschappelijk verantwoord te ondernemen. De maatwerkafspraken
                     behelzen dus een breed en wederkerig pakket, waarbij de overheid bereid is om te helpen,
                     maar waar wel iets tegenover moet staan. Dat doen we aanvullend op betere fiscale
                     prikkels en scherpere normering om die vergroening van de industrie echt voor elkaar
                     te krijgen.
                  
Hoe hangt het MIEK, het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat, daarmee
                     samen? Onder anderen door de heer Thijssen is gevraagd of dat dan ook voldoende extern
                     is getoetst. TNO en het Planbureau voor de Leefomgeving hebben voor die industriële
                     clusters en voor de projecten uit het MIEK beoordeeld of nut en noodzaak daarvan zijn
                     aangetoond. We zijn nu bezig met het uitwerken van negen van die projecten. De Kamer
                     wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang daarvan. Wat mij betreft zullen we
                     elke keer bezien of nut en noodzaak nog steeds aanwezig zijn en of er sprake is van
                     wederkerigheid in de investeringen van overheid en bedrijfsleven.
                  
Terecht daagt met name mevrouw Kröger, maar anderen hebben dat ook gedaan, mij uit
                     om niet alleen maar uit te gaan van de behoefte die er is. Een van de koerswijzigingen
                     van dit kabinet ten opzichte van de afgelopen jaren is dat we naast de tonnenjacht
                     op CO2-reductie ook energie-efficiëntie en -besparing centraal stellen in ons klimaat- en
                     energiebeleid. We verhouden ons ook positiever en opener richting voorstellen op dat
                     vlak vanuit Brussel. In het programma voor klimaat en energie, dat we aan het uitwerken
                     zijn richting mei, zullen we ook echt veel aandacht aan energiebesparing en -efficiëntie
                     moeten besteden. In de bebouwde omgeving, in de mobiliteit en in de industrie is namelijk
                     echt meer nodig, gelet op het coalitieakkoord en Fit for 55. Als mevrouw Kröger mij
                     dus vraagt of ik klakkeloos de vraag ga leveren en faciliteren, zeg ik: nee, energiebesparing
                     is daar ook een belangrijk onderdeel van. Vanuit het coalitieakkoord is er ook extra
                     geld beschikbaar om die milieubesparing af te dwingen. De heer Van Raan vroeg daar
                     ook specifiek naar. We maken dus meer geld vrij voor capaciteit om bedrijven te bezoeken,
                     om ze te adviseren en om te controleren of zij voldoen aan de wettelijke plicht tot
                     energiebesparing.
                  
Voorzitter. Ik ben bijna klaar met dit blokje. Hoe houden we dan rekening met nieuwe
                     industrie? En wat voor type industrie willen we dan hebben? Dat is een hele interessante
                     vraag. Wij hebben binnenkort een apart debat met mijn collega van Economische Zaken
                     over hoe we die groene-industriepolitiek verder gaan uitwerken. We hadden het er net
                     over dat je bij het energiesysteem de netcapaciteit van 2050 wil terugredeneren naar
                     nu. We moeten onszelf uitdagen om dat ook te doen bij de economie. We willen klimaatneutraal
                     zijn in 2050. Wat betekent dat nou voor al die sectoren, ook de industrie? Welk type
                     industrie of bedrijvigheid wil je misschien juist naar Nederland toehalen, omdat die
                     past bij de nieuwe groene economie? We kunnen het acceptabel vinden dat we grote,
                     nieuwe bedrijven hiernaartoe halen, of dat we bepaalde start-ups gaan ondersteunen,
                     omdat die bij de groene economie passen. Van andere productieprocessen kunnen we misschien
                     veel kritischer de vraag gaan stellen: is dat echt nog wat we vinden passen bij de
                     economie van de toekomst? Dat gesprek zullen we de komende tijd, samen met de Minister
                     van Economische Zaken, voeren met het bedrijfsleven.
                  
Dat was het blok groene-industriepolitiek, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer de Minister, voor de duidelijkheid. We gaan eerst naar de heer
                     Bontenbal.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, ik had nog een interruptie. Daar was dit het antwoord op.
De voorzitter:
Ja, precies. U wilt nu een vervolgvraag stellen, bedoelt u? Dat mag u doen, zeker.
                     Dat had ik zo niet begrepen, mevrouw Kröger. Dan is aan u het woord.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. The devil zit natuurlijk in the details in het allerlaatste
                     stukje in het voor de rest heel interessante antwoord van de Minister, namelijk dat
                     hij daarover in overleg gaat met de Minister van Economische Zaken en het bedrijfsleven.
                     Dan krijg je toch weer een beetje dezelfde situatie als met het MIEK, namelijk dat
                     het bedrijfsleven zelf mag aangeven: zoveel energie hebben we nodig. Dat lijkt mij
                     toch vooral een gesprek om ook met de Kamer aan te gaan. Hoe ziet die economie van
                     2040 eruit? Wat hebben we dan nodig en op welk beeld gaan we sturen? Mijn concrete
                     vraag sluit eigenlijk aan bij de hele discussie over first come first served, de datacenters
                     en het MIEK: moeten we niet toch naar een soort systeem dat je bij hele grote, nieuwe,
                     energie-intensieve sectoren ook op de energievraag gaat vergunnen, zodat die niet
                     zomaar kunnen komen? Dat neemt ruimte in en energie is een schaars goed. Dat is de
                     realiteit van de 1,5 graadeconomie.
                  
Minister Jetten:
Voorzitter, als u mij toestaat, reageer ik ook even op het eerste deel van de interruptie
                     van mevrouw Kröger, want het was een goede, scherpe vraag. Ja, wij moeten vanuit het
                     kabinet met de Kamer het debat voeren over hoe die groene-energiepolitiek eruitziet
                     en wat voor type economie we willen hebben in 2030 en 2050. Dat is echt iets wat wij
                     met elkaar hier in dit huis moeten vaststellen. Als ik zeg «in gesprek met het bedrijfsleven»,
                     dan bedoel ik niet te veel polderen en eindeloos doorpraten, zoals we de afgelopen
                     tien jaar hebben gedaan. Wij hebben in dit coalitieakkoord aanvullend op het Klimaatakkoord
                     hele scherpe CO2-reductiedoelen met elkaar afgesproken en het bedrijfsleven moet daar een groot deel
                     van leveren. Het gesprek dat wij met het hen voeren is dus: toon ons aan hoe u gaat
                     vergroenen en alleen dan pas zijn wij bereid om maatwerkafspraken met u te maken.
                     Als ik dus net de indruk heb gewekt dat we daar eindeloos gaan zitten polderen en
                     faciliteren, dan is dat niet het geval. Wederkerigheid betekent ook dat we daar gewoon
                     scherpe eisen gaan neerleggen.
                  
Dan kom ik op de vraag: kan de energiebehoefte van een bedrijf of een nieuw type bedrijf
                     een rol spelen in de vraag of je je hier of op een bepaalde locatie mag vestigen?
                     Ik denk niet dat we dat op korte termijn kunnen doen, maar ik verwijs u toch naar
                     het eerste deel van dit debat. Ik vind echt dat we dat moeten doen. Dat heeft de Minister
                     voor Ruimtelijke Ordening bijvoorbeeld bij die hyperscale datacentra nu wel gedaan.
                     Waar in Nederland is er überhaupt ruimte voor zware energie-intensieve bedrijvigheid?
                  
Ik werd even afgeleid door iets wat er op de gang gebeurt. Het klinkt als een heel
                     enthousiast iemand hier in de gang achter mij.
                  
De voorzitter:
Excuses voor de verstoring, meneer de Minister. U mag vervolgen.
Minister Jetten:
Geeft niks, voorzitter. Een van de problemen met de netcapaciteit is dat we op de
                     ene plek van het land duurzame energie aan het opwekken zijn, om die vervolgens over
                     dat overvolle net helemaal naar de andere kant van het land te transporteren, omdat
                     daar de vraag zit. Ik ben het er dus mee eens dat we vraag en aanbod veel beter op
                     elkaar moeten laten aansluiten. We kunnen ook in onze ruimtelijke regie veel beter
                     kiezen waar we welk type bedrijvigheid willen hebben, zodat vraag en aanbod veel dichter
                     bij elkaar komen. Heb ik uw vraag verkeerd begrepen?
                  
De voorzitter:
U mag het toelichten, mevrouw Kröger, als het onduidelijk is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij is dit precies wat er net gebeurde in het gesprek over first come, first
                     served. De Minister poneert het als een ruimtelijk vraagstuk: waar gaan we wat faciliteren
                     en wat past er op het net? Volgens mij is het ook een kwestie van veel minder energie
                     gebruiken, als je naar 1,5 graad gaat. Het is een schaars goed, dus moet je keuzes
                     maken. Dat gaat over de bestaande industrie, maar mijn vraag over bijvoorbeeld die
                     datacenters was: moet je niet een systeem hebben waardoor je voor nieuwe energie-intensieve
                     industrie daadwerkelijk kan vergunnen? Het is dus niet een vraag over waar je het
                     kan inpassen.
                  
De voorzitter:
Omdat de Minister om verduidelijking vroeg, telt dit niet als een interruptie voor
                     u. Dat u dat weet.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
Minister Jetten:
Voorzitter, dank dat mevrouw Kröger dit nog nader mocht toelichten. Ik begrijp het
                     iets beter. Je moet ervoor oppassen dat bedrijven die hier al zijn, met ons het gesprek
                     mogen aangaan over hoe versneld vergroenen en hoe we dat faciliteren, maar nieuwe
                     bedrijven eigenlijk worden gediscrimineerd, omdat zij er niet meer bij mogen, vanwege
                     die schaarste. Dat zou ik echt willen voorkomen. Ik zou daarvoor echt een gelijk speelveld
                     willen organiseren voor bestaande bedrijven en nieuwe bedrijven. Ik kan dus niet veel
                     verder meegaan in het verhaal van mevrouw Kröger dan vanuit die ruimtelijke regie
                     kijken hoe je vraag en aanbod beter bij elkaar kan brengen.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen. Sorry, meneer Bontenbal, nu sla ik u als nummer één over. Na u is
                     meneer Thijssen. De heer Bontenbal. Meneer Erkens, u bent pas nummer vier.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik was in de Eemshaven. Daar speelt dit heel erg. Zij kijken naar nieuwe bedrijvigheid.
                     Het lukt hun op dit moment heel goed om allerlei typen nieuwe bedrijven op het gebied
                     van circulariteit en biobased zich te laten vestigen. Ik heb een heel dik boek over
                     hoe Nederland is opgebouwd qua industrialisatie. Ik las daarin bij de voorbereiding
                     op dit debat. In de jaren vijftig verscheen bijvoorbeeld de eerst nota inzake de industrialisatie
                     van Nederland. We hadden dus nota's industriebeleid. Dat is jarenlang doorgegaan.
                     Om de zoveel tijd verscheen er weer een zesde, zevende of achtste nota industriebeleid.
                     Het soort, hele terechte, vragen die net door collega Kröger werden gesteld over of
                     we niet te veel de status quo bevoordelen en hoe we die check goed doen, horen volgens
                     mij bij een visie op groene-industriepolitiek. GroenLinks heeft daar een verhaal over
                     gemaakt. Wij hebben daar zelf ook iets over geschreven. Dit staat natuurlijk in het
                     coalitieakkoord. Zou het niet goed zijn als er gewoon vanuit het Rijk ook een goede
                     visie op groene-industriepolitiek zou komen, die we om de zoveel tijd herijken? Dat
                     kan voor een deel voortborduren op de visie op de basisindustrie die eerder door collega
                     Wiebes is gepresenteerd. Dat lijkt mij misschien ook iets voor een mooie motie.
                  
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie in deze termijn, meneer Bontenbal.
Minister Jetten:
Gelukkig heb je als Minister goede hulplijnen bij dit soort debatten. Ik begrijp net
                     dat collega Adriaansens, de Minister van Economische Zaken, nog voor de zomer met
                     een brief komt over de uitwerking van groene-industriepolitiek. Ik zal de opmerkingen
                     van mevrouw Kröger en de heer Bontenbal aan mijn collega doorgeven, omdat ik het zeer
                     met hen eens ben dat dit vraagstuk ook in die brief thuishoort.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Volgens mij is dit een heel belangrijk debat om met elkaar verder plenair te voeren.
                     Ik ben benieuwd naar de brief die dan van de Minister komt. U zei net: we gaan een
                     plan maken voor 2050 en dan laten we ons adviseren door externe experts. Toen zei
                     u ook dat dat nu gebeurde bij het MIEK. Ik heb die vraag expliciet gesteld bij de
                     technische briefing. Dat is niet het geval. Ik begrijp dat er inderdaad is geïnventariseerd
                     wat alle industrieën willen. Dat wordt bij elkaar opgeteld en dan wordt er gekeken
                     door experts naar hoe we dat in kunnen passen, maar er wordt nadat we weten wat de
                     industrie wil, niet even gekeken naar wat de vereniging Nederland eigenlijk wil. Wat
                     is onze visie als land bij het deze kant op ontwikkelen? Daarom ben ik wel benieuwd
                     hoe dit bij elkaar gaat passen. Ik hoor dat de Minister een externe check wil van
                     experts. Die wil ik ook. Ik wil daarover hier heel graag een debat hebben. Maar wat
                     er nu wordt opgeteld, is volgens mij nog zonder die check. Gaat dat wel goed, is mijn
                     vraag.
                  
Minister Jetten:
Ik word zelf ook soms helemaal horendol van alle afkortingen. Bij de CES'en, de Cluster
                     Energiestrategieën, zijn er nu vijf af voor de vijf grote industriële clusters rondom
                     de havens en bij Chemelot. De zesde komt er binnenkort aan. Het zesde cluster is eigenlijk
                     verspreid over het land, zoals u weet. Daar zit wel een externe check op bij de vraag
                     die vanuit de Cluster Energiestrategie wordt opgeworpen. Ik wilde zelf in ieder geval
                     bij de MIEK-projecten die daaruit voortkomen, beter kunnen beoordelen of het inderdaad
                     een verstandige keuze is om zo'n project met zo veel inspanning uit te voeren. Hoe
                     ik dat precies ga doen, daar ben ik nog niet helemaal over uit. Wellicht kan ik daar
                     de heer Thijssen in meenemen. Hoe versterken we de regie op die MIEK-uitvoering verder?
                  
Ik heb de technische briefing teruggekeken en ik zag dat veel Kamerleden daar echt
                     nog meer tempo in willen en de regierol vanuit EZK strakker willen zien. Er hoort
                     een goede toets te zijn op of dat inderdaad verstandige investeringen zijn. Vanuit
                     het programma voor 2050 en de regionale microprogramma's, die vooral belangrijk zijn
                     voor dat zesde cluster, zullen we dat ook doen. Ik zou dus in antwoord op de heer
                     Thijssen willen zeggen: ik kan uitgebreider schetsen hoe we dat vorm kunnen geven
                     bij de verdere uitwerking in die programmabrief klimaat en energie.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dat lijkt me heel fijn. Ik vraag me dan alleen af of er ondertussen geen zaken in
                     gang worden gezet of besluiten worden genomen die al voor een deel voldongen feiten
                     zijn als de brief er eenmaal is. Kan misschien de uitleg van de Minister naar voren
                     worden gehaald, zodat wij eerder een brief krijgen over hoe hij die externe checks
                     zou wil verwerken? Volgens mij wordt het vrij Kamerbreed gedragen dat we die externe
                     checks graag willen hebben op deze grote besluiten die we nu gaan nemen.
                  
Minister Jetten:
Ik wil wel toezeggen dat, als ik de komende tijd grote besluiten moet nemen in dit
                     kader, ik de Kamer daar tijdig over zal informeren, zodat u met mij kan beoordelen
                     of het inderdaad een wenselijk project is om uit te voeren. Het is niet zo dat we
                     elke week dit soort beslissingen nemen, dus dat is te overzien. Maar er zitten ook
                     gewoon een aantal projecten tussen die puur te maken hebben met zware netverzwaringen
                     die ongeacht de vraag vanuit individuele bedrijven nodig zullen zijn. Ik vermoed dat
                     we bij veel van dit soort projecten helemaal niet zo veel discussie gaan krijgen.
                     Ik kan mij voorstellen dat u die discussie vooral wil voeren over het aanbod van andere
                     typen infrastructuur voor bijvoorbeeld CO2, waterstof of andere zaken, niet zozeer over netverzwaringen.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen knikt tevreden. Meneer Van Raan mag eerst en dan meneer Erkens. Meneer
                     Van Raan.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Ik zou de Minister toch willen uitnodigen om het hele verhaal eens te reduceren naar
                     de realiteit, of desnoods naar de waarheid. Industriepolitiek. In 2050 moet de uitstoot
                     nul zijn. In 2030 is het 60 megaton. Je ziet nu dat bedrijven als KLM doodleuk verklaren:
                     wij gaan 12 megaton uitstoten in 2030. Dat kan helemaal niet. Per generator is dat
                     ongeveer 2,5 megaton. Kan de Minister toezeggen dat in die brief ook aandacht wordt
                     besteed aan dat soort mismatches? Al die opstelsommen van al die afzonderlijke industrieën
                     kloppen gewoon niet. Die tellen tot meer op dan wat er nodig is. Ik zie de Minister
                     knikken, dus ik dank hem voor die inspanning. Dat was één.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raan, zet u even uw microfoon uit.
De heer Van Raan (PvdD):
Zeker, voorzitter.
Minister Jetten:
Ik heb twee opmerkingen daarover. Wij hebben aan de ene kant niet de luxe om het perfecte
                     plan te maken. Dat hoor ik u ook niet zeggen, maar dat is de hele tijd mijn eigen
                     worsteling. Hoe zorg je ervoor dat je nu voldoende tempo maakt met dingen die sowieso
                     moeten gebeuren en ondertussen kritisch blijft op wat er nog meer aan acties moeten
                     worden ingezet?
                  
De heer Van Raan wijst zeer terecht op de luchtvaartsector als voorbeeld. Het klimaatakkoord
                     van Parijs heeft de ambitie om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad.
                     Een aantal sectoren heeft zich daar destijds, bij het vaststellen van het klimaatakkoord,
                     goed tussenuit weten te onderhandelen. De luchtvaartsector en de internationale scheepvaartsector
                     zijn daar de meest in het oog springende voorbeelden van. Ook die ontkomen er de komende
                     jaren niet aan om veel meer te doen. Dit kabinet zal nationaal doen wat het kan met
                     luchtvaartemissieplafonds per luchthaven, een verhoging van de vliegtaks en het ondersteunen
                     van versnelde verduurzaming van de luchtvaartsector. Ook in internationaal verband
                     zullen we binnen de EU en in mondiale gremia pleiten voor strakkere klimaatafspraken
                     voor dit soort sectoren, zodat iedereen zijn fair share pakt.
                  
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie, meneer Van Raan. We gaan naar meneer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
We hebben het net gehad over een extra toets op de plannen van de industrie: de CES'en,
                     de Cluster Energiestrategieën. Ik snap de vraag van een aantal collega's of dit nou
                     de beste plannen zijn die we kunnen maken en of er alternatieven mogelijk zijn. Als
                     de Minister die extra toets doet, in dit geval met de Minister van Economische Zaken,
                     roep ik hem op om daarbij wel te kijken wat de implicaties zijn van de opstapeling
                     van al die plannen. Niet elk bedrijf kan elektrificeren in 2030. We hebben het net
                     over de netcapaciteit gehad. Niet elk bedrijf kan groene waterstof gebruiken. Daar
                     gaan we niet genoeg voor hebben. Ik heb dus vooral nog behoefte aan dat checkvraagje:
                     past dat allemaal wel? We zullen dan ook keuzes moeten maken. Sommige clusters zullen
                     misschien wel in 2030 CCS nodig moeten hebben, omdat het gewoon niet op het net past.
                     We moeten dan wel vrij snel de hele puzzel leggen.
                  
Minister Jetten:
Daar ben ik het zeer mee eens. Daarom is het ook goed dat we redeneren vanuit die
                     Cluster Energiestrategieën, waarin je eigenlijk de hele keten van industriële complexen
                     in een bepaald gebied samenpakt. Dan heb je het over de elektriciteitsbehoefte, over
                     de waterstofbehoefte en over de eventuele CCS-behoefte. Daar kies je inderdaad een
                     integrale aanvliegroute. Ik wil ook voorkomen dat het, terwijl we met toets op toets
                     op toets op toets tot het meest perfecte plan komen, dadelijk al 2030 is en we niets
                     voor elkaar hebben gebokst. Ik voel wel echt dat we in de komende twee jaar een aantal
                     hele grote besluiten moeten nemen, willen we de doelen nog halen.
                  
De voorzitter:
Meneer de Minister, gaan we nu naar de arbeidsmarkt of naar de regionale strategieën?
Minister Jetten:
Ik zal het blokje arbeidsmarkt nu pakken, voorzitter. We hebben nu de netcapaciteit
                     en de groene-energiepolitiek gehad, maar een cruciale randvoorwaarde is dat we voldoende
                     arbeidskrachten hebben om het voor elkaar te krijgen. Daarover is een aantal vragen
                     gesteld. Hebben we voldoende aanbod van deze vakmensen? Kunnen we meer statushouders,
                     arbeidsmigranten en zijinstromers verleiden om voor dit soort beroepen te kiezen?
                     Welke kansen zien we voor samenwerking met mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten en voor verdere automatisering en robotisering
                     van dit prachtige werkveld? Het moet eigenlijk allemaal gebeuren.
                  
Allereerst onderstreep ik dat netbeheerders en andere partijen in deze sector de afgelopen
                     tijd zelf ook al hun verantwoordelijkheid hebben gepakt, bijvoorbeeld als het gaat
                     om het opleiden van mensen. Je ziet dat veel mbo'ers met een techniekopleiding toch
                     nog niet exact de kennis en expertise hebben om bijvoorbeeld bij netbeheerders aan
                     de slag te gaan. De netbeheerders bieden dan specifieke opleidingen en opleidingstrajecten
                     aan. Je ziet ook dat een aantal netwerkbeheerders en netwerkbedrijven meer hebben
                     gedaan om statushouders en zijinstromers aan te nemen. Zij moeten daar ook mee doorgaan.
                     Vanuit het Rijk moeten we kijken hoe we dit nog beter kunnen ondersteunen. Vandaar
                     dat ik in mijn hoofdlijnenbrief ook aandacht heb voor een groenebanenplan, waarbij
                     ik OCW, SZW en EZK bij elkaar wil brengen, maar ook de vakbonden en werkgevers wil
                     betrekken om ervoor te zorgen dat het onderwijsveld en de arbeidsmarkt nog beter op
                     elkaar aansluiten.
                  
Tegelijkertijd daag ik de bedrijven vandaag uit om zelf ook nog meer te doen. We zien
                     dat veel mensen die beginnen aan een baan in de techniek of in de duurzame-energietransitie
                     binnen vijf jaar de sector weer verlaten. Dat is ook een signaal dat de werkgevers
                     nog meer kunnen doen om mensen langer vast te houden. Ik roep hen ertoe op om daar
                     goed over na te denken. Ik hoop dat we via de meer programmatische en planmatige aanpak,
                     met meer voorspelbaarheid ook, het makkelijker gaan maken om het werk goed in te plannen
                     en eerder te anticiperen op de behoefte die er is aan arbeidskrachten.
                  
Maar we zullen ook moeten kijken hoe we dingen slimmer organiseren, met automatisering,
                     met robotisering en met meer prefabontwikkelingen. In de gebouwde omgeving heb ik
                     mezelf ook weleens verbaasd bij de verduurzaming van mijn eigen huis of als ik dat
                     bij anderen zag. Als je bijvoorbeeld van het gas af wilt, moeten er vele monteurs
                     langskomen; de een voor je cv-ketel, de ander voor je warmtepomp, dan weer iemand
                     voor je aardgasafsluiting en ga zo maar door. We kunnen ook slimmer werk met werk
                     maken. Dat moeten de marktpartijen echt doen. Ze zijn daar ook over aan het nadenken,
                     maar dat moet in een hoger tempo. De komende maanden zal ik dus met de collega's van
                     OCW en SZW, en de dwarsdoorsnijdende tafel van het klimaatakkoord verder praten over
                     hoe we de arbeidsmarkt beter kunnen ondersteunen. Ook hierop zal ik in mei terugkomen
                     in het programma klimaat en energie.
                  
Dat was het blokje arbeidsmarkt, voorzitter.
De voorzitter:
Zijn er interrupties in het blokje arbeidsmarkt? Nee. Dan kunnen we meteen doorgaan
                     naar het blokje regionale strategieën. Het gelijk komt dadelijk nog aan de kant van
                     meneer Thijssen, want ik denk dat we wel een tweede termijn kunnen doen van een minuut
                     of anderhalve minuut per fractie.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
We zijn er nog niet!
Minister Jetten:
We zijn er nog niet, want ik kom nu bij de Regionale Energiestrategieën.
De voorzitter:
We zijn er nog niet. Ik ben misschien iets te optimistisch.
Minister Jetten:
Voorzitter, ik heb zo meteen nog een vrij overzichtelijk mapje overig. Nu kom ik bij
                     de Regionale Energiestrategieën en de discussie over zon en wind. Net als een groot
                     deel van de commissie begin ik met het uitspreken van grote waardering voor iedereen
                     die de afgelopen jaren betrokken is geweest bij de Regionale Energiestrategieën. Ik
                     heb ook de worsteling gezien, zeg ik tegen de heer Grinwis. Ik ben zelf ook oud-raadslid.
                     Het is best spannend als je boven het gemeentelijk niveau, in de regio met elkaar
                     moet samenwerken, zeker als het gaat om zo'n grote opgave die in de fysieke leefomgeving
                     speelt. Ondanks die grote ambitie als het gaat om de hoeveelheid duurzame-energieopwek,
                     ondanks de complexiteit van samenwerking tussen gemeenten en het organiseren van goede
                     participatie en betrokkenheid van inwoners, zijn de gemeentes er vanuit de Regionale
                     Energiestrategieën toch in geslaagd om een indrukwekkend aanbod te doen als het gaat
                     om het opwekken van duurzame energie op land.
                  
In mijn eerste weken als Minister heb ik meteen een werkbezoek gebracht aan de regio
                     West-Overijssel om te zien hoe ze dat daar hebben gedaan bij de realisatie van nieuwe
                     windmolens en hoe je de lusten en lasten op een goede manier kan verdelen. De komende
                     jaren zullen gemeentes, met provincies en waterschappen, aan de lat staan om de Regionale
                     Energiestrategieën ook daadwerkelijk uit te voeren. Ik wil dat vanuit het Rijk veel
                     meer gaan ondersteunen dan we tot nu toe hebben gedaan. Ik ben dus in gesprek met
                     de medeoverheden over hoe we vanuit het klimaatfonds een stuk uitvoeringscapaciteit
                     kunnen financieren, die de medeoverheden kunnen gebruiken voor de inpassing van deze
                     projecten maar bijvoorbeeld ook voor het goed blijven vormgeven van participatie en
                     betrokkenheid van bewoners en omwonenden.
                  
Daarnaast zal het kabinet een aantal zaken faciliteren die het makkelijker maken om
                     de Regionale Energiestrategieën uit te voeren. Ik begin dan even met zon, waarover
                     onder anderen de heer Van Haga en mevrouw Leijten opmerkingen hebben gemaakt. Ik ben
                     het zeer met hen eens dat er nog een enorme potentie ligt voor zon. In het coalitieakkoord
                     staat dat we daarbij willen voorkomen dat de opwek door zon op vruchtbare landbouwgronden
                     plaatsvindt. Er ligt een enorm potentieel aan daken in Nederland. Bij nieuwbouw verbaas
                     ik me er vaak over dat er huizen staan waar een of twee panelen op worden gelegd,
                     terwijl ik denk: waarom kan dat dak niet maximaal worden benut? Ik denk dat we allemaal
                     de ergernis delen over hele grote oppervlakten dak, bijvoorbeeld op logistieke terreinen
                     en bij datacentra, waarbij je denkt: waarom is hier niet meteen het hele dak voorzien
                     van zonnepanelen?
                  
Mevrouw Leijten vroeg waarom er eigenlijk niet meer collectieve oplossingen zijn,
                     waarbij we scholen of hele straten helpen om van zon op dak de norm te maken. Op korte
                     termijn wil ik een uitgebreide brief aan de Kamer sturen waarin ik alles voor u uitwerk
                     wat te maken heeft met zon. Dat stem ik ook af met de collega voor VRO en misschien
                     ook van IenW, maar dat laatste weet ik niet helemaal zeker. Wat mij betreft zit daar
                     meer duidelijkheid in over de normering voor zon op dak, alsmede een uitwerking van
                     de afspraken uit het coalitieakkoord over zon of land, maar ook meer duidelijkheid
                     over een grotere rol en verantwoordelijkheid van het Rijk als het gaat om het Rijksvastgoedbedrijf
                     en rijksgronden, die slimmer kunnen worden ingezet voor duurzame-energieopwek. Dat
                     wil ik dus op vrij korte termijn al naar uw Kamer sturen, omdat dit ons helpt om de
                     doelen te halen. Maar het helpt ook om richting en duidelijkheid te geven aan iedereen
                     die op lokaal niveau met de Regionale Energiestrategieën bezig is.
                  
Dan specifiek over windmolens ... Mag ik ’m afmaken, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, aan u het woord.
Minister Jetten:
Nee, voordat ik op windmolens kom, kom ik bij een vraag die een aantal mensen mij
                     heeft gesteld. Hoe ga ik om met het doel voor duurzame opwek na 2030 en het grotere
                     aanbod dat door medeoverheden is gedaan dan de 35 terawattuur die we met elkaar hadden
                     afgesproken? Ik ben er echt van onder de indruk dat er een groter aanbod ligt dan
                     35 terawattuur. Er zullen vast nog wel projecten zijn die om wat voor reden dan ook
                     afvallen of in een andere mate worden uitgevoerd, maar misschien dienen er zich ook
                     weer andere locaties aan. Ik wil dus in gesprek met de medeoverheden over hoe we met
                     het oog op de hogere ambities het ruimere aanbod uit de Regionale Energiestrategieën
                     kunnen benutten en welke afspraken er dan te maken zijn over de financiering die daarvoor
                     beschikbaar is en de ondersteuning die we de medeoverheden de komende jaren kunnen
                     bieden. Die gesprekken met de medeoverheden zijn nu gestart. Ik zal daar op een later
                     moment op terugkomen. Ik kan helaas nog niet zeggen wanneer precies.
                  
De energiecoöperaties spelen wat mij betreft een belangrijke rol bij de Regionale
                     Energiestrategieën. Ik ben ook blij dat veel Kamerleden daarbij hebben stilgestaan.
                     Ik geloof zelf enorm in de kracht van energiecoöperaties, aanvullend op wat grotere
                     bedrijven en organisaties al doen. Energiecoöperaties zijn er ook in alle vormen en
                     maten, maar ik vind het zelf altijd heel inspirerend om te zien als bewoners van een
                     wijk of een dorp gewoon tegen elkaar zeggen: wij willen meer duurzame energie gebruiken;
                     laten we die dan ook zelf opwekken en mede-eigenaar worden. Dat gebeurt vaak in goede
                     samenwerking met bijvoorbeeld een waterschap of een energiebedrijf. Waar kunnen we
                     hier een zonnepark of zon op dak realiseren? Kunnen we in onze eigen omgeving windmolens
                     realiseren? Kunnen we dan zelf aan het roer staan bij de vraag waar de projecten moeten
                     worden ontwikkeld? Hoe verdelen we naast de lasten ook de lusten?
                  
Bij mijn werkbezoek aan Nieuwleusen vond ik het mooi om te zien dat het eigenlijk
                     volledig in eigendom was van bewoners van de regio. Zij profiteerden als mede-eigenaar
                     dus ook van de opbrengsten van de windmolens. Er was ook een aantal direct omwonenden,
                     die helemaal niet in de energiecoöperatie wilden zitten omdat ze er – heel begrijpelijk
                     – kritisch over waren dat er windmolens vlak bij hun woning kwamen. Er is afgesproken
                     om een deel van de lusten gewoon te delen met de direct omwonenden. Je bent dan dus
                     niet eens lid van de energiecoöperatie, maar krijgt toch een deel van de winst die
                     de windmolen maakt omdat je omwonende bent. Je ziet dan echt dat je een heel ander
                     gesprek krijgt over de inpassing van het landschap. Dat is ook een manier om het draagvlak
                     voor energie-opwek op land voor elkaar te krijgen.
                  
Ben ik dan ook bereid om de regeling voor energiecoöperaties verder op te plussen?
                     Ja, dat ben ik. Bij de Miljoenennota van afgelopen jaar zijn hiervoor al extra middelen
                     vrijgemaakt. Ik kan u melden dat deze verruimde regeling op 1 maart opengaat. Bij
                     de volgende openstelling, voor 2023, zal het PBL mij opnieuw adviseren over de tarieven
                     en de financiële ruimte die we dit soort energiecoöperaties moeten bieden om dit verder
                     te ondersteunen. Dat ten aanzien van de energiecoöperaties.
                  
Dan kom ik nu echt bij wind op land, voorzitter. Dat was een boeiend debat, maar misschien
                     moet ik even pauzeren voordat ik daarover kom te spreken. Dat laat ik even aan u.
                  
De voorzitter:
Bent u nu helemaal klaar met het blokje Regionale Energiestrategieën?
Minister Jetten:
Met uitzondering van wind op land.
De voorzitter:
Oké. Dan zijn er een paar interrupties, allereerst van de heer Van Haga en daarna
                     van de heer Grinwis.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Toch nog even over zon op dak, want daar ligt natuurlijk nog heel veel terrein braak.
                     Uiteindelijk gaat het natuurlijk gewoon om het welbegrepen eigenbelang. Het mooie
                     is dat een aantal jaren geleden het energielabel voor de particuliere markt is aangepast,
                     waardoor zonnepanelen op dak voor particuliere eigenaren ontzettend zinvol werden,
                     ook voor de particuliere verhuurders. Maar de corporaties doen helemaal niets. Dat
                     is raar, want daar is een enorme businesscase voor te maken. De corporaties hebben
                     geld genoeg en kunnen dat makkelijk doen. Ik vraag me dan af hoe de Minister de corporaties
                     zover kan krijgen dat zij snappen dat dat een economisch verantwoorde situatie is.
                     Zij kunnen die huurders een ongelofelijk plezier doen door zonnepanelen op het dak
                     te leggen en de winst te delen. Dat gaat enorm in de kosten schelen. Dan heb je nog
                     de overheidsgebouwen zelf. Daar gebeurt helemaal niets. Alle overheden, gemeentelijk
                     of provinciaal, hebben allemaal een grote mond, maar er gebeurt vrijwel niets, behalve
                     een paar cosmetische dingetjes. Het is echt te treurig voor woorden. Dan het bedrijfsleven.
                     Ook daar geldt het welbegrepen eigenbelang. Stel dat daar een normaal teruglevertarief
                     is, een normale salderingsregeling. Natuurlijk gaan al die dozen langs de snelweg
                     dan volgestampt worden met zonnepanelen. Dat zou heel mooi zijn, maar dat gebeurt
                     nu niet. Dat ligt toch op uw bordje. Ik zou u willen vragen hoe u dit gaat doen.
                  
De voorzitter:
Het ligt gelukkig niet op mijn bordje, maar wel op dat van de Minister.
Minister Jetten:
Op alle punten die de heer Van Haga aanhaalt, zal ik in de brief terugkomen. Maar
                     om kort en puntig antwoord te geven op de onderwerpen die de heer Van Haga aanhaalt:
                     ja, de overheid moet een veel betere voorbeeldrol innemen, wij vanuit het Rijk, bij
                     het Rijksvastgoedbedrijf en bij de rijksgronden. Daar ben ik nu flink op aan het drukken,
                     samen met collega De Jonge van VRO. Bij medeoverheden zie ik de laatste tijd al best
                     veel ontwikkelingen, bijvoorbeeld om in provinciehuizen en gemeentehuizen het goede
                     voorbeeld te geven. Maar dat kan in een hoger tempo; dat ben ik met u eens. Zowel
                     bij bedrijven als bij woningcorporaties is het wat mij betreft een combinatie met
                     strenger normeren. Zon op dak moet gewoon de norm zijn. Voor bestaande daken kan dan
                     eventueel ondersteund worden met dakconstructies en dat soort zaken, om het daadwerkelijk
                     voor elkaar te krijgen.
                  
Mijn collega de Minister voor VRO zal met de woningcorporaties afspraken maken over
                     verduurzaming van het woningbezit, ook als onderdeel van de afbouw van de verhuurderheffing.
                     Dan moet het, en dat geef ik mevrouw Leijten echt mee ... Het kan niet zo zijn dat
                     we gemiddeld naar label B gaan, maar dat er ondertussen nog vele, vele Nederlandse
                     gezinnen in doorwaaiwoningen leven, zoals u dat volgens mij noemde. Dat allerslechtste
                     bezit moet ook worden aangepakt. Ik ben met de collega's van Sociale Zaken en van
                     VRO ook op dit specifieke punt in gesprek naar aanleiding van de discussie over de
                     energierekening. Het is natuurlijk hartstikke goed dat het vorige kabinet een tegemoetkoming
                     op de energierekening heeft geregeld vanwege de hoge energieprijzen, maar daar hangt
                     een enorm prijskaartje aan. Ik snap dat we dat echt nodig hadden in de acute situatie
                     in de winter. Maar mijn vraag is nu continu: wat doen we de volgende winter, de winter
                     daarna en de winter daarna? Als we elke keer achteraf moeten gaan compenseren, dan
                     is dat geen slimme besteding van belastinggeld. Dan kunnen we veel beter aan de voorkant
                     kijken hoe we dat bezit nog sneller verduurzamen, zodat mensen gewoon in een fatsoenlijke
                     woning wonen, met betere isolatie, meer wooncomfort en een lagere energierekening.
                     De kritische opmerkingen van de leden Van Haga en Leijten zie ik dus echt als een
                     enorme aansporing om op dit punt meer te doen, zowel als het gaat om zon als om het
                     verbeteren van de woningvoorraad in Nederland.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het is echt interessant dat de Minister het gemeente- of provinciehuis noemt, want
                     dat gaat precies om de cosmetische actie die veel van de gemeentes en provincies doen.
                     Dan leggen ze een paar zonnepanelen op het gemeentehuis en dan zeggen ze: kijk eens,
                     wat zijn wij lekker duurzaam. Maar in een stad als Amsterdam zijn duizenden gebouwen
                     gemeentelijk bezit. In een stad als Haarlem gaat het volgens mij om 460 gebouwen.
                     Daar wordt helemaal geen ruk aan gedaan. Nee, er wordt wat cosmetisch gedaan en dan
                     kloppen ze zichzelf op de borst.
                  
Ik had nog één vraag, die niet beantwoord is: kunnen we niet gewoon stoppen met de
                     zonneakkers voordat we dit hele braakliggende terrein hebben gedaan?
                  
Tot slot. U gaf ook geen antwoord op de vraag over de corporaties. Daar is natuurlijk
                     de grootste klap te maken. Daar kun je én via isolatie én via het aansporen van de
                     corporaties de huizen die nog het minst duurzaam zijn, verduurzamen. Als we daarop
                     inzetten, dan hebben we dat laaghangende fruit te pakken. Ik begrijp echt niet waarom
                     dat niet wordt gedaan.
                  
Minister Jetten:
Ik dacht dat ik aan het eind van de beantwoording wel op dat punt was ingegaan. Ik
                     ben de zonbrief verder aan het uitwerken met de collega's. Zodra die af is, komt die
                     naar de Kamer. Dat zal echt op relatief korte termijn gebeuren. Breder in de discussie
                     over de energierekening en verduurzaming van het woningbezit zal ik daar samen met
                     de Minister voor VRO op terugkomen. De heer Van Haga noemt de stad Amsterdam. Wat
                     ik de afgelopen jaren een hele interessante discussie vond, was hoe je omgaat met
                     zon op dak bij beschermd stadsgezicht, monumenten en een heel groot aantal gebouwen
                     die maatschappelijk vastgoed zijn. Dat is wat pionieren geweest. Daarbij lopen gemeentes
                     ook aan tegen landelijke regels. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor vragen over het eigendom
                     van het Rijksvastgoedbedrijf. Ik erken met de heer Van Haga dat er de afgelopen jaren
                     heel weinig meters zijn gemaakt, maar dat was deels door het pionieren en deels door
                     het ontbreken van goede normen en spelregels. Daar kom ik binnenkort bij u op terug.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Daar ga ik dan toch maar mijn laatste interruptie aan opmaken. De Minister triggert
                     mij. Hij begint over het verduurzamen van monumenten. Daar heb ik meerdere keren een
                     motie over ingediend en die is meerdere keren aangenomen. Wat schetst mijn verbazing?
                     Er is hier misschien wat mee gedaan, maar dat weet ik niet, want ik heb er nog niets
                     over gehoord. Maar ik merk in ieder geval dat er in de gemeentes niets doorrolt van
                     wat wij hier doen. We kunnen hier moties aannemen tot we blauw zien, maar er zijn
                     duizenden, tienduizenden monumenten en daarvoor is niets mogelijk. Dan denk ik: wat
                     is dat voor onzin? Er zijn heel veel welwillende mensen in Nederland die het allemaal
                     willen. We nemen hier met z'n allen een motie aan – volgens mij is die zelfs Kamerbreed
                     aangenomen – en er gebeurt al sinds ik hier ben, vijf jaar of zo, helemaal niks. Ik
                     zou de Minister willen vragen om die motie zo snel mogelijk uit te voeren of om in
                     ieder geval naar al die gemeentes een bericht te sturen: jongens, kom op, ga er wat
                     aan doen.
                  
Minister Jetten:
Ik ga specifiek op het punt van monumenten in overleg met de collega's van OCW en
                     VRO, om te kijken wat met uw aangenomen motie is gedaan.
                  
De voorzitter:
Dank daarvoor. Meneer Grinwis heeft nog een interruptie, meneer de Minister.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat laatste, over isoleren, is mij uit het hart gegrepen. Een van de punten uit het
                     manifest van GroenLinks, CDA en ChristenUnie was: haal welstand uit de nee-stand.
                     Juist bij monumenten is dat een puntje.
                  
Dan mijn vraag. Het is een beetje een bruginterruptie op de RES'en en wind op land.
                     Het gaat over lokaal eigenaarschap. In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat
                     we streven naar minstens 50% lokaal eigenaarschap. De een vindt een windturbine mooi,
                     de ander vindt haar lelijk. Maar als die lelijke windturbine van jou of van mij is,
                     dan zijn we bereid tot veel acceptatie. Het volgende frappeert mij. Ik heb er in mijn
                     bijdrage een vraag over gesteld, maar daar is nog geen antwoord op gegeven. Heel veel
                     windturbines zullen niet bijgeplaatst maar vervangen worden. Een kleine wordt vervangen
                     door een grotere. Bij het vervangen daarvan zou in één keer dat 50% lokaal eigenaarschap
                     geen opgeld doen. Ik was afgelopen zaterdag in het prachtige Zeeland, bij het Kanaal
                     door Zuid-Beveland. Daar staat Zeeuwind. Andere energiecoöperaties zijn klaar om daar
                     eigenaar te worden van die windturbines. Maar nee, dat kan dan niet. Ze kunnen er
                     op z'n best twee krijgen en de rest is voor commerciële partijen. Mijn oproep aan
                     de Minister is: doe daar wat aan. Zorg dat het lokaal eigenaarschap daar ook realiteit
                     gaat worden en dat de energiecoöperaties, en dus de bewoners, de kans krijgen om eigenaar
                     te zijn.
                  
Minister Jetten:
Ik had dit nog in mijn map zitten. Bij de Regionale Energiestrategieën zijn al veel
                     afspraken gemaakt over dat lokaal eigendom en hoe dat wordt vormgegeven. De heer Grinwis
                     vraagt naar het specifieke punt van vervanging. Ik heb zelf ook een aantal voorbeelden
                     gezien waarbij heel veel solitaire windmolens die bijvoorbeeld op het boerenerf staan,
                     worden gesaneerd, en dat er een groter windpark voor terugkomt op een andere locatie
                     in die regio. Hoe ga je dan om met dat lokale eigenaarschap? Dat wordt in de ene regio
                     concreter en beter opgepakt dan in de andere. Er is een aangenomen motie van de heer
                     Grinwis en mevrouw Agnes Mulder. Naar aanleiding van die motie zijn we nog in gesprek
                     met de sectorpartijen en de partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Programma
                     Regionale Energie Strategieën. Het staat dus nog bij ons op de actielijst.
                  
Voorzitter. Als ik dan meteen dat bruggetje van de heer Grinwis mag gebruiken ...
De voorzitter:
Als u mij toestaat, geef ik eerst het woord aan mevrouw Kröger, want die heeft ook
                     nog een interruptie in dezen.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, op ditzelfde punt, ook met een bruggetje naar lokale opwek met draagvlak. Volgens
                     mij is dat wat iedereen verbindt. We zeggen: ja, we hebben lokale opwek nodig en ja,
                     dat willen we doen met draagvlak. Daarin is lokaal eigenaarschap een cruciaal element.
                     Ik zou heel graag een reflectie van de Minister willen op de vraag welke instrumenten
                     allemaal in te zetten zijn om dat lokaal eigenaarschap veel steviger te borgen. Met
                     de huidige financiering komen op dit moment die projecten niet noodzakelijk het eerst
                     bovendrijven. 50% eigenaarschap is dus één aspect, maar er zijn natuurlijk een heleboel
                     manieren om energiecoöperaties en lokaal eigenaarschap veel steviger aan te jagen.
                     Wil de Minister hier eens een goede verkenning op uitvoeren en die snel met de Kamer
                     delen?
                  
Minister Jetten:
We moeten er sowieso voor zorgen dat de kleinschaligere projecten van energiecoöperaties
                     altijd financieel goed uitkomen. Daarom stellen we per 1 maart de subsidieregeling
                     weer open met een ruimer budget dan voorgaande jaren, zodat die projecten meer kans
                     maken in de toekenning van de gelden. Ik denk dat dat een van de allerbelangrijkste
                     dingen is. Je ziet volgens mij in elke RES-regio dat er heel veel initiatieven van
                     onderop zijn om de lokale opwekking ook echt lokaal te laten zijn met het mede-eigenaarschap.
                     Mijn eigen doel is om in de komende tijd veel werkbezoeken in regio's af te leggen,
                     juist bij dit soort projecten om dit soort goede voorbeelden ook echt in de spotlight
                     te zetten. Laatst was ik bij het project in Nieuwleusen. Daar delen niet alleen de
                     mensen die lid zijn van de energiecoöperatie in de winst. Ook omwonenden die geen
                     lid willen zijn, maar die wel last hebben van de windmolen omdat ze er vlakbij wonen,
                     krijgen een deel van de winst. De specifieke bewoner die ik sprak, woonde het dichtst
                     bij de windmolen. Dat staat even los van de discussie over de afstandsnorm. Die bewoner
                     kreeg enkele duizenden euro's per jaar als vergoeding daarvoor. Hij kon daarmee zijn
                     energierekening en andere zaken betalen en vond daarom dat de lusten en de lasten
                     in balans waren. Dat soort voorbeelden wil ik echt massaal delen met alle RES-regio's,
                     zodat die dat zo veel mogelijk toepassen. Ik denk dus dat de komende tijd de belangrijkste
                     prikkel aan de financieringskant zit om deze projecten goede kansen te geven.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, uw laatste interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Zeker, de financieringskant is ongelofelijk belangrijk. Dan gaat het volgens mij ook
                     over de vraag hoe je dat binnen de SDE financiert en over – ik maak toch even het
                     bruggetje – wind op land. Op het moment dat er overlast is, kan een windmolen bijvoorbeeld
                     minder gaan draaien, zodat er minder opbrengst is, maar dat financieel minder uitmaakt.
                     Er zitten een heleboel verschillende aspecten aan. Het gaat ook over het ondersteunen
                     van lokale gemeentes, zodat die de capaciteit hebben om energiecoöperaties op weg
                     te helpen. Het is meer dan alleen dat ene potje geld waar de Minister het nu over
                     heeft. Ik vind het mooi dat hij het land in gaat en mooie voorbeelden deelt, maar
                     hij is meer dan een ambassadeur. Hij kan beleid maken. Ik wil dus heel graag de beleidsopties
                     op tafel.
                  
Minister Jetten:
Ik ondersteun de medeoverheden door een stuk van de financiering voor de uitvoering
                     naar voren te halen, zodat gemeentes, provincies en waterschappen capaciteit in dienst
                     kunnen houden of nemen om de uitvoering van de Regionale Energiestrategieën te ondersteunen,
                     en ook om de energiecoöperaties daar goed bij te kunnen ondersteunen. Volgens mij
                     moeten we altijd blijven zoeken naar hoe we de ambitie van ten minste 50% lokaal eigenaarschap
                     maximaal voor elkaar krijgen. Ik wil u toezeggen dat ik daar in mijn volgende brieven
                     over het Nationaal Programma Regionale Energie Strategieën ook weer uitgebreider op
                     zal ingaan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geloof dat u zei dat u nog antwoorden had over windenergie op land,
                     voordat we naar het blokje overig gaan.
                  
Minister Jetten:
Zeker. Dat was toch een van de boeiendere politieke discussies die ik in de eerste
                     termijn aan de zijde van de Kamer heb gezien.
                  
Wind op land. In het coalitieakkoord is afgesproken dat er nieuwe afstandsnormen komen
                     voor wind op land. Door een rechterlijke uitspraak is dat nog belangrijker geworden.
                     Er loopt op dit moment een planMER. Er lopen verschillende onderzoeken naar onder
                     andere gezondheidseffecten bij wind op land en bij een goede inpassing van windmolens
                     op land. Dat zal ertoe leiden dat ik waarschijnlijk in het laatste kwartaal van dit
                     jaar een voorhang naar de Kamer kan sturen, waarbij we op basis van de milieueffectrapportage
                     die medio 2022 gereed is, een zorgvuldige afweging kunnen maken over het beschermingsniveau
                     voor alle relevante milieuaspecten. Het duurt even totdat het klaar is, maar dat komt
                     ook doordat we hier een zorgvuldige procedure doorlopen met brede participatie, internetconsultatie,
                     toetsen, een advies van de Commissie m.e.r. en een voorhang bij en advies van de Raad
                     van State. Na de voorhang in het laatste kwartaal van 2022 kunnen deze nieuwe regels
                     voor wind op land waarschijnlijk medio 2023 in werking treden. In het coalitieakkoord
                     staat de afspraak dat ik met afstandsnormen moet komen, maar ik trek dat iets breder
                     – dat heb ik ook al in een eerder debat gezegd – naar betere normen voor wind op land,
                     want naast afstand is het ook belangrijk om geluidshinder daarin mee te nemen. Daar
                     heeft een aantal van u ook op gewezen. Ik wil tot een goede, gecombineerde norm komen,
                     waarmee we wind op land op een zorgvuldige manier kunnen inpassen en waarbij we ook
                     oog hebben voor de lasten die mensen ervaren door wind-op-land-projecten.
                  
Er zitten soms hele concrete dingen in. Ik heb het voorbeeld eerder genoemd. Mensen
                     ergeren zich helemaal kapot aan bijvoorbeeld het rode lampje dat de hele avond en
                     nacht knippert. Er zijn innovaties mogelijk om dat op te lossen. Ik wil dat allemaal
                     meenemen in de nieuwe aanpak voor wind op land om ervoor te zorgen dat we de lasten
                     die mensen ervaren, zo veel mogelijk minimaliseren. Ik wil ook absoluut niet bagatelliseren
                     dat mensen hinder van wind op land kunnen ervaren. Dat is per persoon verschillend.
                     Sommige mensen hebben last van het geluid. Andere mensen hebben last van de slagschaduw.
                     Sommige mensen vinden het gewoon verschrikkelijk lelijk. Dat zijn allemaal gevoelens
                     en overwegingen die mensen heel terecht kunnen hebben. Die moeten we serieus meewegen.
                     Als we draagvlak voor de klimaat- en energietransitie willen houden, dan is het belangrijk
                     dat we ook oog hebben voor deze kant van wind-op-land-projecten.
                  
De heer Erkens stelde mij de vraag wat we in de tussentijd doen, totdat de nieuwe
                     regels voor wind op land er medio 2023 zijn. Daar is vervolgens een levendig debat
                     over geweest tussen de leden van uw commissie. Ik wil allereerst benadrukken dat er
                     op dit moment ook een zorgvuldige afweging plaatsvindt. Medeoverheden die nu een lokaal
                     inpassingsbesluit moeten maken, hebben daar heel veel werk aan, want die moeten dus
                     echt voor een specifieke locatie alle milieueffecten in kaart brengen en met goede
                     participatie van omwonenden beslissen of een locatie inderdaad geschikt is voor wind
                     op land. Je zou zelfs nog kunnen stellen dat deze maatwerkaanpak misschien nog wel
                     preciezer is dan de nieuwe, landelijke normen die we met elkaar aan het ontwikkelen
                     zijn. De lokale bestuurders die hiervoor verantwoordelijk zijn, hebben natuurlijk
                     ook te maken met mondige omwonenden en met de gemeenteraad die hen daar strak op controleert.
                     Ik wil dus echt mijn begrip uitspreken voor de enorme klus die er nu voor medeoverheden
                     ligt, omdat we tijdelijk geen landelijke normen hebben zoals we die eerder hadden.
                  
Tegen de heer Erkens zeg ik dat ik nu geen tijdelijke norm kan maken die ik aan het
                     hele land kan opleggen, want ook een tijdelijke norm zou dat proces van zo'n planMER
                     vragen. Ik kan de nieuwe normen zo snel mogelijk proberen af te ronden, maar bij een
                     tijdelijke norm zou ik datzelfde zorgvuldige proces moeten doorlopen. Ik begrijp het
                     aspect van zijn vraag hoe je voorkomt dat iedereen in het land het wiel opnieuw moet
                     uitvinden, heel goed. Hoe voorkom je een gevoel van onrechtvaardigheid als er enorme
                     verschillen gaan ontstaan tussen gemeentes of tussen regio's? Ik zou aan hem willen
                     toezeggen dat ik in het gesprek dat ik sowieso al voer met gemeentes en provincies
                     over de nieuwe plannormen, met hen gezamenlijke uitgangspunten vaststel voor de tussenfase
                     totdat de nieuwe normen er medio 2023 zijn. Breder zou ik willen zeggen dat ik bij
                     de uitwerking van de nieuwe, landelijke normen kijk naar de normen die omringende
                     landen hebben opgesteld voor wind op land. De heer Erkens noemde zelf Denemarken,
                     waar ze een norm hebben in relatie tot de tiphoogte. Dat hebben andere Europese landen
                     ook, maar iedereen hanteert een andere formule voor de tiphoogte. Onze zuiderburen
                     hebben zelfs een norm die is gerelateerd aan de rotatiemotor van de windmolen, dus
                     je kunt van alles bedenken. Laten we vooral al die verschillende voorbeelden ophalen
                     om vervolgens te kijken wat past bij de specifieke Nederlandse situatie.
                  
Voorzitter. Kort samengevat werken we dus aan nieuwe landelijke normen vanuit het
                     coalitieakkoord. Eind 2022 is de voorhang. De nieuwe normen zouden medio 2023 kunnen
                     ingaan. In de tussentijd kan ik geen tijdelijke landelijke normen stellen omdat dat
                     ook een zorgvuldige planMER zou vragen, maar ik ben wel bereid om met de medeoverheden
                     in gesprek te gaan om gezamenlijke uitgangspunten vast te stellen, zodat we in deze
                     tussenfase zo veel mogelijk op dezelfde manier omgaan met wind-op-land-projecten.
                     Ik kijk dus in de volle breedte naar de lusten en lasten die mensen van wind op land
                     ervaren. Ik vind dat we ook goed moeten kijken naar de gezondheidseffecten en het
                     welzijn dat mensen ervaren door wind op land, zodat we ook recht kunnen doen aan die
                     gevoelens.
                  
De voorzitter:
Er zijn interrupties. Nu weet ik niet wie van jullie het eerst was, meneer Erkens
                     of mevrouw Leijten. Dames gaan altijd voor. Mevrouw Leijten.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Nou ja, van mij mag meneer Erkens ook. De Minister had het net over een dwarsdoorsnijdende
                     tafel die hij ging organiseren. Ik zou nou eigenlijk willen dat we hier een duidelijk
                     besluit over nemen. Natuurlijk zijn er een of twee projecten aan te wijzen waarbij
                     de totstandkoming van een nieuw windmolenpark in goede harmonie is gebeurd en er eigenlijk
                     geen klachtenprocedures zijn. We kennen die allemaal. Daar gaat het natuurlijk niet
                     om. Het gaat erom waar er weerstand wordt georganiseerd omdat het lokale bestuur zegt
                     «daar gaat hij komen» en er ontzettend veel vragen zijn of dat wel goed is. Er wordt
                     gevraagd naar gezondheid, hinder en al dat soort zaken. We hebben gezegd dat we dat
                     goed moeten onderzoeken. We zien dat er initiatieven juridisch zijn stilgelegd en
                     noem allemaal maar op. Dat komt over een jaar. Daar ben ik overigens blij mee. In
                     het overzicht dat ik van de Minister heb gekregen – dat interesseert u vast, voorzitter
                     – als bijlage bij een Kamerbrief over de uitwerking van het coalitieakkoord, gaat
                     het namelijk over 124 ambities. Ik hou ervan als een Minister ambities heeft, maar
                     bij nummer 34 staat de datum van 1-1-9999. Ik wist dat wij langetermijnplannen moesten
                     maken, maar zo ver weg kan ik zelfs niet denken! Ook de ambitie voor de heldere afstandsnormen
                     voor de bouw van windmolens staat op die datum. Ik ben dus blij dat dat volgend jaar
                     is. Ik zou het echt verstandig vinden als de Minister met de lokale bestuurders de
                     afspraak maakt om dit even stil te leggen, de pauzeknop in te drukken of hoe je het
                     ook wilt noemen. Ik snap dat hij dat niet kan verordonneren, maar leg het stil omwille
                     van de helderheid en ook omwille van draagvlak. Wat zou daarop tegen zijn?
                  
Minister Jetten:
Omdat ik er zelf van overtuigd ben dat we in Nederland ook op lokaal niveau in staat
                     zijn om dat zorgvuldige proces te doorlopen, met inspraak, met de gemeenteraad die
                     erbovenop zit en ook met alle medeoverheden. Die zijn er heel erg van doordrongen
                     dat als zij de komende jaren de Regionale Energiestrategie moeten uitvoeren, met een
                     grote opgave voor duurzame-energie-opwek op land, ze dat op een zorgvuldige manier
                     moeten doen, met draagvlak. Anders ga je als lokale overheid de komende jaren gewoon
                     tegen grote problemen aanlopen. Het is zonde als je zelf in dit proces weerstand organiseert.
                     Ik ga met de medeoverheden in gesprek over gezamenlijke uitgangspunten voor het komende
                     jaar. Ik zal de gemeentes dan ook wijzen op het belang van draagvlak en een goed participatieproces.
                     Dat kan ik nu wel doen, zeg ik in aanvulling op mijn eerdere antwoord.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
De uitgangspunten van die Regionale Energiestrategieën waren die lokale verbindingen.
                     Vlak voor de zomer zeiden ook de JKB en de Natuur en Milieufederatie dat burgers en
                     inwoners helemaal niet voldoende mee hebben gepraat. Het waren altijd maar selectieve
                     groepjes geïnteresseerde burgers. We kunnen wel doen alsof mensen die hier klachten
                     en vragen over hebben altijd klimaatontkenners zijn – dat doet geen recht aan de situatie
                     – of zich niet aan de normen willen houden, wat ook geen recht doet aan de situatie.
                     Als je dit nu allemaal doorduwt omdat bestuurders normen willen halen ... Die willen
                     zeggen: kijk eens even wat ik voor elkaar heb gekregen. Dat is namelijk de clash,
                     in plaats van verstandig te wachten tot er normen zijn zodat je straks geen juridische
                     procedures op je klep krijgt. De Minister heeft hier dan wel degelijk ook een rol.
                     Dat gaat dus niet over die een of twee zorgvuldig geformuleerde initiatieven in het
                     land die nu nog lopen. Er liggen er namelijk veel meer onder het vergrootglas bij
                     de Raad van State. Gisteren heeft de Raad van State zelfs nog een gemeente op de vingers
                     getikt voor een zonnepark. Als we die juridische strijd blijven organiseren in ons
                     land en we bestuurders op dat gebied niet tot bedaren brengen, dan werken we de vooruitgang
                     niet in de hand. Ik zou zo graag willen dat de Minister hier zegt: tot er landelijke
                     en juridisch houdbare normen zijn voor milieu, geluid en noem het allemaal maar op,
                     gaan wij waar er weerstand is nu geen wind op land doorduwen. Dat zou echt verstandig
                     zijn. We kunnen dan volgend jaar zien wat door kan gaan. Dan lopen we een jaar vertraging
                     op – dat is heel spijtig – maar we cancelen het niet en zorgen dat het houdbaar is
                     voor de toekomst. Anders is het misschien over een jaar weg.
                  
Minister Jetten:
We gaan niks erdoor duwen. Bij het energieakkoord hebben we dat op een paar plekken
                     in het land gedaan en daar hebben we nu nog steeds last van. De andere kant van de
                     medaille is dat heel veel mensen actief betrokken zijn bij de realisatie van deze
                     projecten voor duurzame opwek. Ja, er is zorg of het zorgvuldig gaat et cetera. Gemeentes
                     moeten dit locatiespecifiek helemaal in kaart brengen en nemen allerlei omgevingseffecten,
                     waar de heer Thijssen op wees, mee die daarmee samenhangen. Maar ik spreek ook heel
                     veel energiecoöperaties, wethouders en gedeputeerden die zeggen: als je nu te stevig
                     ingrijpt, raken we een deel van het draagvlak kwijt. Dat zijn al die mensen die de
                     afgelopen jaren heel actief zijn geweest bij het opstellen van de Regionale Energiestrategieën,
                     mensen die vrijwillig en in hun vrije tijd een energiecoöperatie hebben opgericht
                     en die nu op het punt staan om die projecten te realiseren. Die mensen willen we ook
                     niet kwijtraken. Ik ben dus op zoek naar de balans. Ik wil recht doen aan de zorgen
                     over de impact van wind op land en kijken hoe we in de tussenfase richting de nieuwe
                     normen met gezamenlijke uitgangspunten zo veel mogelijk gezamenlijk kunnen optrekken.
                     Tegelijkertijd wil ik niet die grote groep Nederlanders verliezen die juist met heel
                     veel plezier samen aan de slag zijn gegaan om meer duurzame energie op land op te
                     wekken.
                  
Daar zou ik het op dit moment bij willen laten, voorzitter.
De heer Erkens (VVD):
Laat ik vooropstellen dat ik blij ben dat de Minister bereid is om in gesprek te gaan
                     met de provincies en de gemeenten, en dat we in ieder geval niet één of anderhalf
                     jaar níét meecoördineren vanuit het Rijk.
                  
Ik snap dat hij zonder een planMER gemeentes en provincies niet zomaar nieuwe normen
                     kan opleggen. Tegelijkertijd denk ik dat, als het Rijk hier de regie op neemt en het
                     gesprek aangaat, de meeste gemeenten en provincies niet zullen zeggen: daar trekken
                     we ons niks van aan. Dat lijkt me heel onwaarschijnlijk als de Minister vrij duidelijk
                     aangeeft wat de uitgangspunten zijn.
                  
Voorzitter. Ik heb daar nog twee korte vragen over. Gezien de tijd die we hebben mag
                     u ze als twee interrupties tellen. Dan doe ik ze gewoon samen in één interruptie.
                     De eerste vraag gaat over de uitgangspunten. Wanneer is de Minister voornemens om
                     daar meer helderheid over te geven? Hij gaf aan dat hij gaat kijken hoe andere landen
                     dat doen. Volgens mij is dat prima. Ik zou er wel op willen aandringen om daar niet
                     tot na de zomer mee te wachten, want dan komen de nieuwe normen alweer bijna naar
                     de Kamer.
                  
De tweede vraag is: bent u het ermee eens dat we wel pragmatisch naar de uitgangspunten
                     moeten kijken, gegeven de discussie die we met elkaar hebben gehad? Er zijn ook veel
                     projecten die wél draagvlak hebben. Wij zijn er echt niet op tegen dat die gewoon
                     doorgang vinden en niet vertraagd worden. Er zullen een aantal projecten zijn die
                     wat dat betreft controversiëler liggen. Misschien moeten die in afwachting van de
                     definitieve normen inderdaad wél wachten. Ik ben ook wel benieuwd of de Minister de
                     komende week kan uitwerken om hoeveel projecten dat gaat. Wij horen de hele tijd verschillende
                     geluiden: gaat dit nou over bijna álle wind-op-land-projecten die hiermee in de knel
                     komen te zitten of over een aantal? Het debat dat we hier de hele tijd met elkaar
                     hebben is ook bijna filosofisch. Ik heb daarom wel behoefte om gewoon inzicht te krijgen
                     in al die plannen die in de pijplijn zitten en de rest. Hoe ver staan die van de gebouwde
                     omgeving af? Over hoeveel projecten hebben we het nu daadwerkelijk? De meest positieve
                     en negatieve projecten komen in het nieuws, maar ik ben heel benieuwd naar wat ertussenin
                     zit.
                  
Minister Jetten:
Mijn antwoord op de eerste vraag: dat kan en dat moet gewoon snel. Als ik in het vierde
                     kwartaal de voorhangprocedure wil starten, moet ik voor de zomer de tijdelijke oplossing
                     met de medeoverheden hebben geregeld, dus daar ga ik snel mee aan de slag. Voor zover
                     ik weet is er geen superdatabase bij ons beschikbaar waar al die projecten in zitten.
                     Ook zijn er vanuit de Regionale Energiestrategieën soms al wel zoekgebieden, maar
                     nog geen concrete locaties waar ze moeten komen. Ik durf nu dus niet helemaal toe
                     te geven in antwoord op uw vraag. Er wordt aan gewerkt, hoor ik naast mij. Ik moet
                     u binnenkort toch informeren over de tijdelijke uitgangspunten die we samen met de
                     medeoverheden opstellen, dus dan brengen we daarbij voor u in beeld hoeveel projecten
                     het betreft en waar die zich ongeveer bevinden, zodat u daar een gevoel bij heeft.
                     Ik denk dat dat zinnig is voor de discussie. Dan kunnen we dat gebruiken om de medeoverheden
                     uit te dagen om per project goed te bekijken of men daarmee door kan gaan omdat er
                     veel draagvlak voor is, of dat het een project is dat misschien wat spannender is
                     en waarmee men pragmatisch om moet gaan als medeoverheid, in afwachting van de landelijke
                     normen.
                  
De heer Erkens (VVD):
Misschien dan toch nog één hele korte feitelijke vraag hierover.
De voorzitter:
Dat is uw laatste interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Die gaat over de zoekgebieden. Ik ben ook nog wel benieuwd hoeveel ruimte er in die
                     zoekgebieden is. Kun je bijvoorbeeld binnen zo'n zoekgebied windmolens verder op afstand
                     zetten op een concrete locatie ten opzichte van een plek dichter bij de gebouwde omgeving?
                     Een zoekgebied is natuurlijk een ruimer gebied, waarin er ook nog keuzevrijheid is
                     voor de lokale overheden. Volgens mij kunnen we daar ook nog naar kijken.
                  
Minister Jetten:
Ik ga mijn best doen om u zo veel mogelijk informatie te geven, maar hoe precies het
                     wordt, kan ik nu nog niet zeggen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Even kijken, meneer Thijssen. Ik geloof dat u inderdaad nog een interruptie
                     over heeft. U heeft er zelfs nog twee.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is het werk van een Kamerlid: het plannen van je interrupties. Dank voor de zorgvuldige
                     beantwoording van de Minister over dit punt. Ik denk dat de Minister het heel goed
                     schetst: dit gaan we veel meer tegenkomen in de komende tien jaar, als we deze klimaatambities
                     gaan uitrollen. Want er gaan heel veel dingen veranderen in Nederland, en verandering
                     is best wel lastig. Soms merk je er niet zo veel van, als er bijvoorbeeld een windmolen
                     op zee komt, maar soms merk je er wel heel veel van, bijvoorbeeld als er een windmolen
                     bij je in de buurt komt, als er zonnepanelen komen, als ze je huis binnenkomen omdat
                     het huis geïsoleerd moet worden of omdat er een warmtenet in je huis komt. Er zijn
                     talloze dingen die moeten gebeuren. Daarbij moeten we niet wegpoetsen dat mensen daar
                     last van krijgen. We moeten juist in gesprek gaan met die mensen, hen helpen en naar
                     hen luisteren. Zo moeten we deze transitie vormgeven.
                  
Ik vind dat de Minister op een hele goede manier schetst wat hierbij de uitdagingen
                     zijn. Ik vind dat hij leiderschap toont als hij zegt: ik denk dat het wel moet gebeuren
                     en ik ga zelf, met de gemeentes en de provincies, leiderschap laten zien door het
                     gesprek aan te gaan en er echt op te sturen dat het zo veel mogelijk met draagvlak
                     gaat gebeuren. Ik vind het ook heel goed om te horen dat de regeling voor energiecoöperaties
                     verlengd zal worden en dat er dus ook een verhoging zal komen, want ik denk dat dat
                     inderdaad de beste manier is om de lokale energievoorziening te regelen. Dank aan
                     de Minister dus voor het leiderschap dat hij toont. Ik denk dat dit precies is wat
                     we de komende jaren nodig hebben van de Minister en van de leden van deze commissie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen. Meneer de Minister.
Minister Jetten:
Eh, ja, dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Er is namelijk nog één blokje, overig.
Minister Jetten:
Zal ik dat in hoog tempo doen?
De voorzitter:
Als het lukt, graag.
Minister Jetten:
Dat kan denk ik wel. Dan hoef ik niet meer schriftelijk terug te komen op die vragen.
                     Dan ga ik nu dus naar het blokje overig. Dat is echt van alles door elkaar, zo waarschuw
                     ik de leden van de commissie. De heer Bontenbal vroeg nog naar aanlanding van wind
                     op zee bij Groningen: waarom niet meer doen dan de 4,7 gigawatt? Dat heb ik onlangs
                     in het commissiedebat over de Wadden toegezegd. We zijn nu zeven scenario's in kaart
                     aan het brengen als alternatief voor de aanlanding die door Schiermonnikoog heen ging.
                     Bij die alternatieven kijken we al naar de grotere ambitie voor wind op zee ten noorden
                     van de Wadden, zodat we het in één keer goed kunnen doen.
                  
De beleidsvisie import groene waterstof is een onderwerp dat zeer mijn interesse heeft.
                     Daarbij wil ik zowel nationaal als in pentalateraal verband en EU-verband kijken hoe
                     we import van groene waterstof zo snel mogelijk van de grond kunnen krijgen. Dat vraagt
                     om regulering, certificering, standaardisering maar natuurlijk ook om de aanleg van
                     de infrastructuur. Daar hebben we in het Klimaatfonds ook middelen voor opgesteld.
                     Daarnaast werkt de Nederlandse overheid vanuit ons ministerie, samen met een aantal
                     partijen uit Nederland, aan het opzetten van importroutes. Daarvoor worden ook overeenkomsten
                     gesloten met verschillende landen over de gehele wereld waar veel potentie is voor
                     de productie van groene waterstof, die dan hopelijk ook naar Nederland kan worden
                     geëxporteerd.
                  
Wat doet de Minister om geothermie te versnellen? Dat was een vraag van de heer Van
                     Haga. Ik zou eigenlijk de bal willen terugkaatsen. Ik hoop dat de Kamer vanavond in
                     het debat met Staatssecretaris Vijlbrief de wetswijziging goed kan behandelen en hopelijk
                     ook kan aannemen, zodat we meer tempo met geothermie kunnen maken. Ik heb eerder al
                     een debatje gevoerd met onder anderen de heer Grinwis over hoe we ook binnen de SDE
                     zorgen voor goede schotten, zodat ook warmteprojecten met geothermie veel meer kans
                     maken en ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.
                  
We hadden het net al over windmolens, maar de heer Van Haga vroeg nog specifiek naar
                     de levenscyclus van windmolens op zee. Hij gebruikte de term «cradle to grave», maar
                     ik geef zelf de voorkeur aan cradle to cradle. Natuurlijk, bij alles wat wij doen
                     moeten we de brede welvaart in het oog houden. De heer Van Raan en ik hebben het daar
                     ook vaak met elkaar over gehad. De hele klimaatambitie is niet alleen een tonnenjacht
                     maar vereist ook dat je nadenkt over hoe je de samenleving en economie op een andere
                     manier vormgeeft. Daarvoor moet je kijken naar grondstoffengebruik en de milieu-impact
                     bij de winning van grondstoffen, maar ook naar de sociale componenten. Kijkend naar
                     de life cycle is het goede nieuws dat windturbines op zee, die ongeveer 25 jaar meegaan,
                     al na ongeveer negen maanden neutraal zijn. De eerste negen maanden moet je dus nog
                     compenseren voor de CO2-uitstoot die is ontstaan bij het maken van die windturbines, maar daarna gaan ze
                     dus 24 jaar en 3 maanden CO2-neutraal draaien. Volgens mij zijn er maar weinig fossiele projecten die dat ook
                     kunnen zeggen. Dus die bal wilde ik nog terugkaatsen naar de heer Van Haga, maar hij
                     is helaas al weg.
                  
Wat de schotten in de SDE betreft ben ik voornemens om de motie-Bontenbal/Grinwis
                     te verwerken in de SDE++ voor 2023. Ik kan u er binnenkort al over informeren hoe
                     die schotten er dan gaan uitzien. Er is later dit voorjaar een apart commissiedebat
                     door u georganiseerd dat specifiek over SDE++ gaat. Ik doe echt mijn best om voor
                     dat commissiedebat de brief klaar te hebben, zodat u kunt beoordelen of ik uw motie
                     voldoende heb uitgevoerd.
                  
Ten aanzien van innovaties bij de energieopwekking vroeg mevrouw Kröger mij ook nog
                     naar de kansen voor waterenergie in Nederland. Ik zou daar geen concreet subdoel aan
                     willen hangen. Dat doen we ook niet voor andere technieken. Maar we kunnen natuurlijk
                     wel kijken hoe we dit soort innovaties beter kunnen ondersteunen. We zijn daarover
                     al in gesprek met stakeholders, en TNO is daar ook bij betrokken. De potentie is in
                     Nederland wel relatief klein en de kosten zijn relatief hoog. Wij hebben veel water,
                     maar het is wel allemaal vlak, als je het vergelijkt met Scandinavië of andere bergachtige
                     landen. Maar er zijn ook technieken rondom brak water et cetera. Daarvoor wordt met
                     stakeholders samengewerkt; TNO is daarbij betrokken. Het zou natuurlijk mooi zijn
                     als we daar een nieuwe innovatieve bron kunnen aanboren.
                  
Mevrouw Kröger vroeg ook om natuurbehoud en de biodiversiteitscrisis hand in hand
                     te laten gaan met de klimaatopgave. Daar ben ik het zeer mee eens. Dat geldt ook voor
                     de Minister voor Natuur en Stikstof. Wij proberen in het Programma Landelijk Gebied
                     en de aanpak voor stikstof ook de samenhang met het programma klimaat en energie te
                     zoeken, zodat we twee vliegen in één klap slaan en niet alleen de CO2-reductiedoelen halen maar ook meteen goed oog hebben voor natuur- en biodiversiteitsdoelen.
                  
Ook is onder anderen door de heer Grinwis gevraagd naar het bevorderen van warmteopslag.
                     Er zijn een aantal innovatieve oplossingen, zoals in Nagele. Dat zit nu nog in de
                     innovatieve fase, maar daarvoor zijn innovatiegelden beschikbaar gesteld. Het is heel
                     interessant om te zien of die warmte-koudeopslag zich daar verder kan bewijzen, zodat
                     we daarna eventueel ook kunnen opschalen en het op anderen plekken kunnen toepassen.
                  
De heer Grinwis vroeg nog om de SDE slimmer te maken door netoplossingen te belonen.
                     Daar hebben we het in het begin van dit debat ook al over gehad: neem opslag- en systeemkosten
                     echt mee in het kostenplaatje. Dat doen we ook in de SDE++, met advies van het PBL.
                     Ik heb dit jaar het PBL om aanvullend advies over het aansluiten van zonprojecten
                     gevraagd. Het PBL onderzoekt of het daarbij verstandig is om zon niet aan te sluiten
                     op 100% van de piekcapaciteit. Ik denk dat dit in lijn is met de vraag die u stelt,
                     namelijk hoe we de toekenning van subsidies echt kunnen koppelen aan dat soort slimmere
                     oplossingen.
                  
Dan heb ik nog een aanvulling voor de heer Van Raan wat betreft de hyperscale datacentra.
                     Hollands Kroon is uitgezonderd van het voorbereidingsbesluit dat de Minister voor
                     VRO nu heeft genomen, omdat Hollands Kroon samen met de Eemshaven vanuit de NOVI een
                     van de locaties is voor die hyperscale datacentra. Dat staat ook verder uitgewerkt
                     in de brief van de Minister voor Ruimtelijke Ordening. Het punt dat de heer Van Raan
                     aansneed, was dus terecht. Maar dat past in de visie: we willen focussen op een beperkt
                     aantal locaties waar dit wel nog kan.
                  
Voorzitter. Daarmee heb ik hopelijk zo veel mogelijk of zelfs alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer de Minister. Er zijn nog twee vragen, van de heer Grinwis – dat
                     gaf hij net tenminste aan – en de heer Thijssen. Is uw vraag nog nodig, meneer Grinwis?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, die hoorde eigenlijk bij het SDE-debat thuis. De Minister kondigde net een brief
                     aan voor dat debat, althans hij zei dat hij daar heel erg zijn best voor gaat doen.
                     Mijn vraag is de volgende. Er wordt wéér 2023 gezegd, maar het gaat erom wat we in
                     2022 nog kunnen doen om warmteprojecten te stimuleren. We gaan er vanavond bij de
                     aardwarmtewet natuurlijk ook over spreken, maar het zou echt zonde zijn als we niet
                     alleen 2020 en 2021 aan ons voorbij laten gaan zonder één beschikking voor een duurzaam
                     warmteproject, maar ook 2022 een verloren jaar dreigt te worden. Mijn oproep aan de
                     Minister is: ga daarop in in die brief en zet alles op alles om te voorkomen dat 2022
                     een verloren jaar wordt.
                  
Minister Jetten:
Ik snap die aansporing. Marktpartijen moeten dan ook wel echt aanvragen indienen om
                     dit jaar aan de slag te gaan. Dat doen ze deels ook, maar... Ik ga u, hopelijk dus
                     voor dat debat, meer helderheid geven over de openstelling van de SDE++ voor 2023.
                     Er zitten een aantal hekjes in. Er zit meer ruimte voor warmte in. Er zit meer duidelijkheid
                     in over CCS. Ik heb met uw Kamer ook nog wel een discussie te voeren over biogrondstoffen
                     in relatie tot de SDE++. Het is dus best een grote opgave om hier met een goed pakket
                     te komen. In het kader van het programma klimaat en energie werk ik natuurlijk samen
                     met alle vakcollega's in het kabinet. Samen met mijn collega-Minister van Landbouw
                     heb ik natuurlijk bijzondere aandacht voor warmteprojecten in relatie tot de glastuinbouw,
                     en met de collega voor VRO heb ik bijzondere aandacht voor warmteprojecten in de gebouwde
                     omgeving. De heer Grinwis zal dit voorjaar dus op meerdere momenten nadere info van
                     mij krijgen over warmteprojecten. We doen echt ons best. Ik ben het met u eens dat
                     we op dat gebied de afgelopen jaren wel het een en ander hebben verloren. Ik hoop
                     dat we, vooral straks met de grote klap van de nieuwe Warmtewet, ook eindelijk helderheid
                     kunnen verschaffen over de marktordening, zodat gemeentes echt tempo kunnen gaan maken
                     met de warmtetransitie in de gebouwde omgeving.
                  
De voorzitter:
Tot slot de heer Thijssen. Kort, alstublieft, want we moeten de toezeggingen nog gaan
                     voorlezen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik heb toch nog even een vraag over de datacenters en het besluit dat gisteren is
                     gekomen van de Minister voor VRO. Hoe past dit nu in de groene-industriepolitiek die
                     de Minister voorstaat? In de Eemshaven en Hollands Kroon kunnen er dus nog wel hyperscale
                     datacenters komen, en ook nog extra. In de rest van Nederland kunnen er datacenters
                     komen die kleiner zijn dan 10 hectare, wat toch nog best wel groot is. Dit is toch
                     niet de bedrijvigheid die wij voor ons zien in een klimaatneutraal Nederland in 2050?
                     Moeten we hier niet wat méér leiderschap hebben van de Minister voor Klimaat richting
                     de Minister voor VRO?
                  
Minister Jetten:
De tussentijd van deze pauzeknop van de Minister voor VRO wordt negen maanden benut
                     door hem en de Minister van Economische Zaken om met elkaar tot beter beleid te komen
                     over het type datacentra dat past bij de nieuwe Nederlandse economie. Het is te makkelijk
                     om te zeggen dat er helemaal geen ruimte meer is voor datacentra, want we zitten allemaal
                     weleens op social media en zien ook enorme kansen voor digitale bedrijvigheid in Nederland.
                     Dat vraagt nou eenmaal ook om capaciteit van datacentra. Maar ik weet dat mijn collega's
                     daarbij wel heel kritisch gaan kijken wat echt van toegevoegde waarde is voor de Nederlandse
                     economie. We hoeven niet vanuit dit land het hele Europese continent van datacapaciteit
                     te voorzien. Daar kan dus kritischer naar worden gekeken. Ik probeer zo min mogelijk
                     dit antwoord te geven, maar mijn collega's zijn hier volop mee bezig. Ik kijk, zoals
                     ik net ook al zei, kritisch mee. Als je dan toch dit soort grote datacentra – dat
                     geldt overigens ook voor kleine datacentra – de komende jaren in Nederland gaat toestaan,
                     hoe zorgen we er dan voor dat op die locaties sprake is van energieopwekking op het
                     dak, warmte- en koudeterugwinning et cetera, zodat de energie-footprint van zo'n locatie
                     zo veel mogelijk beperkt blijft. Dat kan, denk ik, ook met betere normering.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Er gaat een tweeminutendebat plaatsvinden. We zullen het doorgeleiden
                     naar de Griffie plenair. Uiteraard zal meneer Boucke, nu we geen tweede termijn hebben,
                     daarvoor als eerste spreker genoteerd worden. Dat zou hij anders immers in de tweede
                     termijn hebben gedaan.
                  
Er zijn nog een paar toezeggingen, meneer de Minister. Zou u even goed mee willen
                     luisteren om te beoordelen of het allemaal goed geformuleerd is?
                  
– De Minister zegt toe in de brief over het programma energie – er zijn er twee, maar
                           zo noemt hij het – aandacht te besteden aan de benodigde acties en de organisatie
                           daarvan.
                        
Dan wil ik vragen wanneer deze brief komt. Is dat in mei? Ja.
– De Minister zegt toe nader te bestuderen welke mogelijkheden er zijn voor projecten
                           van nationaal maatschappelijk belang in het kader van toegang tot het elektriciteitsnet,
                           en hier in de volgende brief op terug te komen.
                        
Wanneer stuurt de Minister deze update?
Minister Jetten:
Dit hangt samen met die eerste toezegging, dus dat kan in dezelfde brief.
De voorzitter:
Dank u wel.
– De Minister zegt toe in het programma energie aandacht te besteden aan de externe
                           check bij projecten uit – dan komt ’t; ik zal even de afkortingen volledig oplezen
                           – de Cluster Energiestrategie en ook uit het MIEK, het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
                           Energie en Klimaat.
                        
Ik ben geen woordvoerder meer in deze commissie, dus ik moet het af en toe ook nog
                     allemaal opzoeken. Is dat akkoord, Minister? Ja.
                  
– De Minister zegt toe dat hij in de volgende brief over het Nationaal Programma Regionale
                           Energiestrategie uitgebreid in zal gaan op het lokaal eigenaarschap van de energie.
                        
Wanneer komt deze brief? Misschien kunt u daarover ook een toezegging doen, want dat
                     hebben wij altijd graag.
                  
Minister Jetten:
Dat wordt ondertussen even gecheckt, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
– De Minister zegt toe in gesprek te gaan met medeoverheden over gezamenlijke uitgangspunten
                           bij wind-op-land-projecten en daarbij het belang van draagvlak en participatie te
                           benadrukken, én bij de uitwerking van landelijke normen in 2023 inspiratie op te doen
                           bij buurlanden.
                        
Minister Jetten:
Ja, dat is correct. Wat betreft de vorige toezegging: de brief over het Nationaal
                     Programma RES komt nog voor de zomer naar de Kamer.
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik dank alle mensen ... O, ik zie dat mevrouw Leijten en de heer Van Raan waarschijnlijk
                     nog een nabrander hebben.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het eigenlijk nogal onzin dat er al een tweeminutendebat is aangekondigd.
                     Wij hebben naar aanleiding van het rapport van Van der Staaij – we zouden er eigenlijk
                     vandaag een debat over hebben, maar dat is volgende week, zo heb ik begrepen – gezegd
                     dat we moeten kijken of we minder moties kunnen indienen en of we kunnen afwegen of
                     dat terecht is. Ik vind eerlijk waar dat we dan beter het debat in discussie met elkaar
                     kunnen afronden, om te bezien of moties nodig zijn. We maken namelijk heel vaak mee,
                     zeker ook in deze commissie, dat er moties worden ingediend die niet zijn uitgediscussieerd.
                     Daar moeten we dan wel over stemmen. Soms stemmen we op één stemmingslijst zelfs over
                     twee tweeminutendebatten over een commissiedebat Klimaat en Energie. Volgende week
                     hebben we ook nog een hoofdlijnendebat. Ik zou dus eigenlijk een beroep willen doen
                     op de collega's om niet een tweeminutendebat aan te vragen, gezien de afspraken die
                     wij hebben gemaakt naar aanleiding van de commissie-Van der Staaij.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, wij kunnen u aanbieden, ook gezien de tijd, dat we het aanhouden
                     tot na het debat volgende week. Ik hoop dat meneer Boucke het daarmee eens is. Dan
                     is er nog tijd genoeg om met elkaar erover te spreken.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zag net gebeuren – ik regelde even iets anders, maar ik volgde het op het scherm
                     – dat hier werd afgesproken: dan verdagen we de tweede termijn wel en dan doen we
                     meteen moties. Anders had ik het op dat moment gedaan, omdat ik het ordetechnisch
                     ... Ik vind dat we een goed debat moeten voeren over onze eigen omgangsvormen. Nemen
                     we het debat serieus en dienen we moties in op punten waarop het echt schuurt, waarop
                     het echt nodig is? Eigenlijk moeten we dit goed bespreken in een procedurevergadering.
                     Als je nu al automatisch zegt «we zien de tweede termijn er niet van komen, dus we
                     doen maar een tweeminutendebat», dan daag je allerlei leden van de Kamer uit om toch
                     nog een motie in te dienen. Laten we het verdagen en laten we in de procedurevergadering
                     bekijken of het nodig is. Misschien is het niet nodig. Als het wel nodig is, dan gun
                     ik iedereen zijn of haar motie, maar ik vind dit automatisme niet verstandig.
                  
De voorzitter:
Dat gaat ook gebeuren. We gaan het aanhouden, zeker tot na het debat. U kunt nog onderling
                     overleggen. Ik heb de leden aan het woord gelaten. U was daar op dat moment niet bij,
                     omdat u andere verplichtingen had. Maar ik heb een meerderheid van de leden wel laten
                     beslissen. Ze waren unaniem. Meneer Bontenbal, ik hoop niet dat u ook nog een heel
                     verhaal gaat beginnen.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Nee, ik heb maar een minuut of tien nodig. Ik ben het eens met mevrouw Leijten. Volgens
                     mij is het goed dat we een keer stoppen met die motiediarree, maar dan moeten we dat
                     wel consequent doen. Dan moet dat niet alleen voor dit debat gelden, maar ook voor
                     alle andere debatten die nog gaan komen. Het moet niet selectief zijn, alleen bij
                     dit debat.
                  
De voorzitter:
Deze discussie moeten we nu niet aan het einde van dit debat gaan voeren. Mevrouw
                     Leijten heeft gewoon een punt. Ik raad u aan om daar in de procedurevergadering samen
                     uit te komen. Meneer Van Raan, ik liet meneer Bontenbal even reageren op mevrouw Leijten
                     en nu bent u aan de beurt, maar wel voor het laatst.
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Dank voor deze mooie verklaring, voorzitter. Ik accepteer die ook. Ik had volgens
                     mij een toezegging gehoord, maar misschien was dat wishful hearing. De Minister zal
                     in de brief die in mei komt, ook specifiek ingaan op de handhavingsplicht. Daar moet
                     echt wat aan gebeuren, want die loopt zo ver achter. Die stamt uit 1994. Er zijn te
                     weinig ambtenaren. Daar valt heel veel te halen. Ik meende dat ik de Minister hoorde
                     toezeggen dat hij daar speciaal aandacht aan zal besteden.
                  
Minister Jetten:
Ik probeerde te zeggen dat daar extra geld voor is uitgetrokken in de Miljoenennota
                     en het coalitieakkoord. Dat gaan we de komende tijd inzetten, zodat medeoverheden
                     en de omgevingsdiensten het toezicht op en de handhaving van de besparingsplicht nog
                     strakker kunnen uitvoeren. Ik wil dat best nog uitgebreider uitleggen in de volgende
                     brief, maar we zijn precies bezig met hetgeen u vraagt.
                  
De voorzitter:
Aldus de laatste woorden van de Minister. Althans, vandaag in deze zaal. Meneer Van
                     Raan?
                  
De heer Van Raan (PvdD):
Als we het hier hebben over het voorkomen van moties, schrijf dan even op wat de plannen
                     zijn en hoeveel inspecties we gaan doen. Wees wat gedetailleerder. Dat zou schelen.
                  
De voorzitter:
Ik ga hier nu een einde aan maken. Meneer Erkens, we moeten nu echt...
De heer Erkens (VVD):
Er ontbreekt een toezegging.
De voorzitter:
Welke toezegging is dat, meneer Erkens?
De heer Erkens (VVD):
De toezegging dat de Minister in gesprek zal gaan met de gemeenten en de provincies
                     over een tijdelijke oplossing om tot een afstandsnorm te komen.
                  
De voorzitter:
Die is genoemd.
De heer Erkens (VVD):
Wij zitten hier al vijf uur zonder zuurstof, voorzitter. Mijn excuses aan u en aan
                     de commissie.
                  
De voorzitter:
U lijdt vast aan uitdrogingsverschijnselen. Ik dank de mensen die thuis hebben meegeluisterd
                     en meegekeken via het digitale kanaal. Ik dank Onze Minister en zijn team, de Dienst
                     Verslag en Redactie en onze trouwe bodes. Ik dank alle Kamerleden van harte. Kom allemaal
                     veilig thuis.
                  
Sluiting 15.08 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
