Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 10 februari 2022, over hoofdlijnen beleid minister van Economische Zaken en Klimaat
35 925 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022
Nr. 88 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 28 februari 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 10 februari 2022 overleg
                  gevoerd met mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, over:
               
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 7 februari 2022 inzake
                           hoofdlijnen beleid Minister van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 87).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Agnes Mulder
Griffier: Van Dijke
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Eerdmans, Graus, Van Haga,
                  Romke de Jong, Kröger, Leijten, Agnes Mulder, Rahimi, Van Strien, Teunissen en Thijssen,
               
en mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Vandaag is er een hoofdlijnendebat met de Minister van Economische Zaken en Klimaat
                     aan de orde. Ik heet de Minister natuurlijk van harte welkom. Ik heet ook de aanwezige
                     Kamerleden van harte welkom, net als iedereen die dit commissiedebat digitaal volgt.
                     Voor dit debat is drie uur ingeruimd. We hebben veel sprekers van de zijde van de
                     Kamer. De spreektijd in de eerste termijn is vastgesteld op vijf minuten per fractie.
                     Laten we maximaal vier vragen per fractie doen. Doet u dat dan wel bondig, dus houd
                     geen hele betogen, maar stel gewoon een korte vraag. We hebben vandaag ook collega
                     Van Haga van de Groep Van Haga in ons midden. Hij is officieel geen lid van deze commissie.
                     Vindt u het oké dat hij erbij is? Ja, dat is het geval. Ik moet dat altijd even vragen.
                     Hij krijgt ook gewoon vijf minuten. We beginnen snel bij hem.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Laten we maar snel beginnen, na deze vernederende maar wel
                     toegepaste regel. Welkom aan de nieuwe voorzitter. Ook welkom aan de Minister. We
                     hebben nog niet eerder met elkaar gedebatteerd. Ik heb er zin in.
                  
Voorzitter. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is voor BVNL een van de
                     belangrijkste ministeries. Door het geld dat hier wordt verdiend, worden bedrijven
                     groter en groeit onze economie. Aan dit ministerie de taak om de creativiteit en de
                     ambitie van de Nederlandse ondernemers te faciliteren. BVNL hoopt dan ook dat deze
                     nieuwe Minister bij al haar besluiten het belang van Nederland voorop zal stellen.
                  
Voorzitter. Het kabinet geeft aan dat de economie een veerkrachtig herstel laat zien.
                     De coalitie klopt zich inmiddels op de borst over de coronasteunpakketten. De werkelijkheid
                     is in veel sectoren totaal anders. Bij de horeca, de nachtclubs, de kermissen, de
                     sportscholen, de kappers en alle andere getroffen sectoren loopt het bloed over de
                     schoenen. De overheid heeft een slagveld aangericht van epische proporties. Ik zou
                     graag van deze Minister willen weten wat zij hieraan gaat doen.
                  
Daarnaast is door de nepindustrie van teststraten en bron- en contactonderzoek een
                     massa jongeren niet meer beschikbaar voor de gewone arbeidsmarkt, waar zij wel iets
                     zinnigs zouden kunnen bijdragen. Erkent de Minister dit probleem, en wat gaat zij
                     hieraan doen?
                  
Voorzitter. De economische nevenschade is nooit meegenomen bij de besluitvorming,
                     niet bij een lockdown, niet bij de avondklok en niet bij de quarantaineregels. Kan
                     de Minister er alstublieft voor zorgen dat dit voortaan wel gebeurt?
                  
Tot slot over de crisis in het mkb naar aanleiding van de coronamaatregelen zou ik
                     graag willen weten of de Minister de positionpaper van Hans Biesheuvel van ONL heeft
                     gelezen, en of zij het met ONL en BVNL eens is dat er een langetermijnherstelplan
                     moet komen voor het mkb.
                  
Dan de energietransitie en het Klimaatfonds. Het wanbeleid op het gebied van de energietransitie
                     kent geen grenzen. We hebben miljarden verkwist aan zinloze windmolens, zonneakkers
                     en vervuilende biomassacentrales. Overigens gaan we nu gelukkig stoppen met biomassacentrales,
                     maar dit soort fouten zijn ongelofelijk kostbaar en er heeft nog nooit iemand verantwoordelijkheid
                     voor genomen.
                  
Nederlanders gaan nu € 200 per maand meer betalen voor de energierekening, moeten
                     verplicht van het aardgas af en worden opgezadeld met inefficiënte warmtepompen. Het
                     Groningengasveld gaat dicht omdat we te beroerd zijn om de druk in het veld op peil
                     te houden, door bijvoorbeeld injectie van water of CO2 toe te passen. Gister hebben we daar een uitgebreid debat over gehad, maar ik zou
                     deze Minister toch ook willen vragen of zij het met BVNL eens is dat de seismische
                     activiteit vrijwel nul is en we gewoon door kunnen produceren als we de druk in het
                     Groningenveld op peil houden door middel van waterinjectie of CO2-injectie, en we dat combineren met een heel laag productieniveau. Door technische
                     incompetentie laten we nu 1.000 miljard euro in de grond zitten. Dat is een heel dure
                     fout.
                  
Voorzitter. Het Nederlandse energiebeleid kent eigenlijk alleen maar verliezers. Tot
                     overmaat van ramp komt er nu een Klimaatfonds van 35 miljard euro, waarvan we opnieuw
                     technisch slechte oplossingen gaan financieren die cradle to grave slecht zijn voor
                     ons milieu. In plaats van direct voor duurzame oplossingen te kiezen, zoals kernenergie
                     of in de toekomst misschien wel kernfusie- of thoriumcentrales, gaan we miljarden
                     verkwisten aan CCS, het afvangen en in de grond stoppen van CO2. In de VS stoppen ze al met deze waanzin, maar ons kabinet volhardt in deze nonsens.
                     Ondertussen betaalt de hardwerkende Nederlander een hoge prijs voor dit wanbeleid
                     in de vorm van inflatie door rekeningrijden, een hogere energierekening, vliegbelasting
                     en allerlei andere gelegenheidsbelastingen.
                  
Voorzitter. Ik weet dat stikstof bij de nieuwe Minister voor Stikstof thuishoort,
                     maar omdat stikstofgate grote invloed heeft op boeren, bouwers en andere ondernemers
                     vind ik toch dat ook deze Minister van EZK zich daarmee moet gaan bemoeien. De keizer
                     heeft geen kleren aan. Het stikstofprobleem is een grote klucht. Nederland is het
                     enige land met een stikstofprobleem, omdat we zo dom zijn geweest onze Natura 2000-gebieden
                     heide te noemen in plaats van bijvoorbeeld bos. Maar stikstofoxides zijn voedsel voor
                     onze voedselarme heidegebieden en als we niets doen dan verandert heide gewoon in
                     bos. Probleem opgelost. Er hoeft geen boer te verdwijnen, we kunnen maximaal woningen
                     bouwen en we kunnen prima 130 kilometer per uur op de snelweg rijden. Is de Minister
                     bereid om in het belang van Nederland nog eens met een frisse blik naar de stikstofgate
                     te kijken?
                  
Voorzitter. De overheid is op dit moment de grootste vijand van de ondernemer. Het
                     is vrijwel onmogelijk om iemand te ontslaan, en daarom zijn veel ondernemers zeer
                     terughoudend met het aannemen van mensen. Ook het verplicht twee jaar doorbetalen
                     door een ondernemer bij ziekte is een enorme rem op de bedrijvigheid. Ondertussen
                     is de overheid voornamelijk bezig met allerlei woke-onzin zoals genderneutrale wc's
                     en quota voor mensen met een baarmoeder en inclusiviteitstrainingen. Gecombineerd
                     met hoge belastingen, een enorme regeldruk en de slechtste bedrijfsopvolgingsregeling
                     van Europa is het voor ondernemers ronduit slecht geworden. Dat was vroeger echt anders.
                     Kan de Minister aangeven hoe zij het vestigingsklimaat in Nederland gaat verbeteren?
                  
Tot slot. BVNL hoopt van harte dat deze Minister meer realiteitszin in haar departement
                     zal brengen en dat zij al haar beslissingen zal nemen in het belang van Nederland.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik moet er nog even bij zeggen dat waarschijnlijk volgende week of
                     de week daarop een plenair debat zal plaatsvinden over de Klimaatnota. Heel veel onderwerpen
                     op het gebied van klimaat en energie zullen daar ook terugkomen. Het kan dus zijn
                     dat deze Minister daar vandaag niet op geprepareerd is. Dat laat ik verder aan haar,
                     maar ik wil dat wel even gezegd hebben. We gaan door naar de volgende spreker. Maar
                     eerst is er een vraag van de heer Amhaouch van het CDA.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Ik dank de heer Van Haga voor zijn inbreng. We hebben een nieuwe start, met een nieuw
                     coalitieakkoord. Dit is inderdaad de commissie der commissies; in de economie moet
                     het geld verdiend worden. Mensen die thuis zitten te kijken zouden kunnen denken:
                     er is niks fatsoenlijks opgeschreven, het is allemaal onzin, het is allemaal niet
                     goed. Maar ik ken de heer Van Haga heel goed. Als u nou een algemeen oordeel geeft
                     over de economieparagraaf in het coalitieakkoord, waarin wordt ingezet op gekwalificeerde
                     vakmensen – daar staat u ook voor – technisch, praktisch opgeleid personeel voor onze
                     maakindustrie, en het beschermen van onze industrie, wat is dan uw oordeel daarover?
                     Heeft u in elk geval een positief oordeel over de start? Geeft die u het vertrouwen
                     dat we dat gaan invullen? Of zegt u: dat is ook allemaal niks?
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank aan de heer Amhaouch voor deze interruptie. Achter de schermen zijn de heer Amhaouch
                     en ik het eigenlijk altijd eens. Evenals de VVD was het CDA vroeger natuurlijk ook
                     een partij die stond voor ondernemers, boeren en het mkb. Ik ben het vaak ook eens
                     met de verkiezingsprogramma's van het CDA en van de VVD, en ook met veel dingen uit
                     het regeerakkoord. Het grote probleem is alleen dat er in de afgelopen tien jaar bijna
                     niets is gedaan wat is beloofd en heel veel zaken ongelofelijk slecht hebben uitgepakt.
                     Heel veel zaken zijn ook technisch onvolkomen. We gaan nu 25 miljard besteden aan
                     die hele stikstofgate, en het is totale nonsens. Het is technisch onvolkomen, wat
                     ook uitlegbaar is, maar omdat de handtekening van het CDA en de VVD eronder staan,
                     gaan we 25 miljard in de sloot gooien. We gaan boeren uitkopen. Ik kan prima achter
                     heel veel dingen staan die beloofd zijn, maar ik doe ook de oproep aan de Minister
                     om er meer realiteitszin in te brengen en nog eens te kijken naar een aantal van die
                     dingen. Want het feit dat het in het regeerakkoord staat, wil niet zeggen dat het
                     goed is. Het sluiten van het gasveld in Groningen is een apert slecht besluit. Het
                     stikstofbesluit heb ik net genoemd: apert slecht. Het vestigingsklimaat is voor Nederlandse
                     ondernemers echt slechter geworden in de afgelopen tien jaar. Dus u vindt mij aan
                     uw zijde als u dat samen met mij wilt verbeteren. Zitten er goede dingen in? Ja, natuurlijk.
                     Kan het beter? Ja. En daartoe roep ik op.
                  
De voorzitter:
Hartelijk dank. U was zo gloedvol aan het betogen dat ik u niet heb onderbroken. Maar
                     ondertussen ging de vergaderbel, dus ik vind het wel een beetje jammer. Dan gaan we
                     door naar de volgende spreker, de heer De Jong van D66.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ook vanuit D66 van harte welkom aan de nieuwe voorzitter en
                     aan Onze Minister. Ik wil gelijk beginnen met een compliment. In tegenstelling tot
                     de heer Van Haga ben ik positief, want de thema's die voor mij belangrijk zijn – vernieuwen,
                     vergroenen en verdienen – zitten in de hele hoofdlijnenbrief. Dat is mooi en essentieel
                     voor het verdienvermogen en onze maatschappelijke opgave.
                  
Er zijn wel een paar zaken die ik mis en die ik de Minister graag zou willen meegeven.
                     Ik begin bij de start-ups, want ze brengen dynamiek en vernieuwing en zijn de banenmotor
                     van morgen. De Minister geeft aan dat ze zoekt naar oplossingsrichtingen voor financieringsproblemen.
                     Dat ga ik ook volgen, maar er is een ander slepend knelpunt – Prins Constantijn heeft
                     dat vanmorgen nog aangegeven – namelijk loonuitbetaling in aandelen. Ik vraag de Minister
                     om daar nog op te reageren. Kan ik ook rekenen op de toezegging om dat voortvarend
                     op te pakken?
                  
Dan de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. We laten kansen liggen
                     als we die kennis niet delen. Er is een gezamenlijk plan van universiteiten, umc's
                     en TNO om van Nederland de valorisatiehotspot van Europa te maken. Het coalitieakkoord
                     noemt als ambitie om de mainportstatus van de Brainport verder uit te bouwen, dus
                     ben ik benieuwd wanneer de kabinetsreactie op dit plan komt. Wanneer kunnen we die
                     nieuwe Brainportagenda verwachten?
                  
Tot slot de TO2-instellingen. De Minister komt met een brief over de vijf TO2-instellingen.
                     De Minister gaat voorbij aan de situatie bij Wetsus. Er ligt een advies van de evaluatiecommissie
                     om Wetsus de TO2-status te geven en als voorbeeld te nemen. Er is nu acuut een oplossing
                     nodig, want anders gaat Wetsus haar programma afbouwen. Ik wil van de Minister weten
                     of er een oplossing in de maak is.
                  
Dan het stukje vergroenen. Uit eerste hand als ondernemer weet ik dat het verduurzamen
                     van je bedrijf heel veel tijd kost. Want waar begin je en waar is je impact het grootst?
                     Niet elke ondernemer heeft daar de tijd voor. Ondernemers zijn bezig met hun klanten
                     en hun diensten, dus vraag ik de Minister om deze ondernemers concreet te helpen.
                     Laten we ervoor zorgen dat er iemand naast hen zit die hen kan helpen met de mogelijkheden
                     en de kansen. Ik heb eerder in de Kamer een motie ingediend over de groene boswachters
                     voor ondernemers die door de duurzame bomen het bos niet meer zien. Laten we ervoor
                     zorgen dat die ondernemer weet waarin die moet investeren. Is dat in een warmtepomp,
                     in elektrische auto's, in ledverlichting? Hoe kijkt de Minister aan tegen de motie
                     en hoe wil zij daar uitvoering aan geven?
                  
Voorzitter. We kijken ook met veel interesse uit naar het stukje verduurzaming van
                     het mkb, waar de Minister in haar brief over schrijft. Ik heb nog wel de vraag welke
                     belemmeringen de Minister voor het mkb ziet. En wat gaat zij doen om die belemmeringen
                     te laten verdwijnen? Gelukkig staat er ook iets in over de sleutelrol die de overheid
                     heeft als het gaat om het verduurzamen van aanbestedingen. We lezen in de brief dat
                     de Minister samen met VNO-NCW en MKB-Nederland een vierjarig programma Beter aanbesteden
                     opzet. Hoe worden hierin die duurzame criteria meegenomen? En krijgt het mkb daar
                     ook een prominente plek in?
                  
Als laatste het stukje verdienen. Dat klinkt makkelijker dan het is, want we komen
                     nu net uit de coronacrisis, en heel veel bedrijven hebben het nog ongelofelijk zwaar.
                     Ik kijk dan ook uit naar de middellangetermijnvisie die er aankomt voor het steun-
                     en herstelpakket. Wordt dat ook uitgewerkt per sector? Ik vraag daarbij specifiek
                     aandacht voor toerisme, kunst en cultuur, en horeca. Ook herhaal ik wat er in het
                     coalitieakkoord staat: «Daar waar financieel gezonde ondernemingen door corona niet
                     vooruitkomen door schulden moet er een oplossing komen». Daar ga ik dan ook op letten
                     bij de uitwerking van de visie. Maar de financieringsbehoefte kent meer problemen
                     dan alleen coronaschulden, dus ben ik ook benieuwd hoe we dat financieringsgat gaan
                     dichten. Ik denk dat de commissie daar ook uitgebreid op terugkomt in het commissiedebat
                     Bedrijfsfinancieringen, maar ik wil mijn zorgen daarover hier al met de Minister delen.
                  
Voorzitter. Ik heb het vaker gezegd: ondernemers moeten ondernemen. En het lijkt erop
                     dat het misschien ook in de nabije toekomst echt weer kan, voor alle ondernemers.
                     Samen moeten we ervoor zorgen dat dit kan, en ik kijk uit naar de samenwerking met
                     de Minister en deze commissie.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Er zijn vragen van mevrouw Leijten van de SP en de heer Van Haga.
Mevrouw Leijten (SP):
We zitten bij de commissie met een bijzonder beleidsprogramma op heel veel vlakken.
                     We zullen het niet veel over klimaat hebben, want de voorzitter heeft net al gezegd
                     dat dat nog in andere debatten aan de orde komt. Maar een van de dingen waar het Ministerie
                     van Economische Zaken natuurlijk verantwoordelijk voor is, is het heel veel verlenen
                     van subsidies aan startende bedrijven maar ook aan multinationals, en aan organisaties
                     zoals de NFIA om bedrijven binnen te halen. Wat is het oordeel van D66 over de doelmatigheid
                     van het subsidiebeleid van Economische Zaken?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Ik weet niet of ík het oordeel daarover moet geven. Wel wil ik nogmaals benadrukken
                     dat subsidies een heel belangrijk doel dienen, namelijk het helpen van bedrijven waar
                     de markt het laat liggen. Ik zie daarin kansen voor versimpeling en ik zie daarin
                     kansen om de koppositie van ons bedrijfsleven in Europa te behouden. Ik zie daar dus
                     in ieder geval heel veel kansen in. Dus als u mij vraagt hoe ik aankijk tegen het
                     subsidiebeleid, dan zeg ik: ja, dat kan doelmatiger. Sommige subsidies zijn wellicht
                     niet helemaal tot achter de komma te berekenen, maar gelet op het grotere plaatje
                     ben ik heel blij dat die subsidies er zijn. Ze zijn namelijk heel behulpzaam aan het
                     toekomstig verdienvermogen van Nederland.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Doelmatigheid betekent natuurlijk dat het doel waarvoor geld wordt gereserveerd, of
                     dat nou een subsidie is of wat dan ook, wordt behaald. «Kansen zien» is mij te vaag.
                     Ik zie allerlei kansen, maar dat kan betekenen dat je geld wegsmijt dat wel belastinggeld
                     van ons allemaal is. Dus ik zal het wat scherper stellen: vindt D66 niet ook dat het
                     subsidiebeleid, zeker dat van Economische Zaken, altijd doelmatig moet zijn en dus
                     in ieder geval goed geëvalueerd moet worden?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Ik ben het met mevrouw Leijten eens dat subsidies goed geëvalueerd moeten worden.
                     Maar ik zou de vraag ook meteen willen doorgeleiden naar het kabinet. Ik beluister
                     in uw vraag dat u meer wilt weten over de doelmatigheid van subsidies, en daarvoor
                     moet u toch echt bij het kabinet zijn.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, vooruit.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, ik heb gehoord dat u gezegd heb: vier vragen. Dat is prima, maar ik wil
                     niet dat dit als een vraag wordt geteld, want ik vind het flauw wat D66 hier doet.
                     Ik vroeg natuurlijk of de D66-fractie vindt dat het subsidiebeleid doelmatig moet
                     zijn, en dan zegt de D66-collega: ik geleid die vraag door naar het kabinet.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Laat ik dan helder zijn: ik vind dat subsidies een heel duidelijk doel moeten hebben.
                     Dat doel is zorgen voor versterking op momenten waar de markt het laat liggen. Dat
                     is mijn mening.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De heer De Jong van D66 heeft het over het verduurzamen van bedrijven en dan komt
                     hij met groene boswachters en heel veel staatsinvloed. Het resultaat daarvan is uiteindelijk
                     hogere lasten, de focus op stoppen met aardgas, zonne-akkers, windmolens, dure brandstof,
                     een hogere energierekening. Maar zou het nou niet beter zijn – misschien zou Hans
                     van Mierlo het wel met mij eens zijn geweest – om de vrijheid om de technisch juiste
                     oplossingen voor verduurzaming te kiezen, aan de ondernemer te laten? Want die ondernemer
                     is vaak beter geëquipeerd, beter opgeleid, vaak ook technischer onderlegd dan wij
                     met z'n allen – wij zijn toch een beetje een lekenbestuur. Dan laat je dat bij die
                     ondernemer. Dan leg je hem wat minder lasten op en dan zit het geld bij die ondernemer,
                     die dan zelf gaat bepalen of die gaat isoleren, of voor mijn part een warmtepomp gaat
                     kopen, maar ik denk niet dat dat dan nog gebeurt.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Met het laatste deel van de vraag van de heer Van Haga ben ik het helemaal eens: laat
                     de ondernemer de vrijheid, laat de keuze aan de ondernemer. Met het eerste deel, namelijk
                     dat dit hogere lasten zou opleveren, ben ik het absoluut niet eens. Kennelijk bezoeken
                     wij compleet andere bedrijven. Ik ben heel veel in het land, en ik zie dat daar verdienvermogen
                     ligt. Ik zie klanten die aan bedrijven vragen: wat doet u aan duurzaam ondernemen
                     en aan duurzaamheid? Dat wordt gewoon een inkoopcriterium. Dat is één: er ligt dus
                     een zakelijke kans. Twee: er liggen enorme besparingskansen voor het mkb. Die besparingskansen
                     wil ik ook heel graag pakken en delen met de commissie. De ondernemers waar u over
                     spreekt, zijn ook druk. Die hebben het ongelofelijk druk met hun werk en hun klanten.
                     Soms weten ze gewoon niet waar ze moeten beginnen. De ene ondernemer is inderdaad
                     technisch beter onderlegd dan de andere, maar geloof me: er zijn heel veel ondernemers
                     die zeggen dat ze heel graag willen, maar niet precies weten hoe. Als wij een handje
                     kunnen helpen om die ondernemer de tools te geven om die keuze te maken, de keuze
                     die meneer Van Haga zo belangrijk vindt, dan vind ik dat een prachtig uitgangspunt.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het ergste wat een ondernemer, of iedere burger, kan overkomen, is dat de overheid
                     opeens op de stoep staat en zegt: wij zijn hier om u te helpen. Want meestal helpen
                     ze je van de wal in de sloot. Dat zie je terug in alle subsidievormen. Er wordt gestuurd
                     op iets wat de overheid leuk vindt.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is? Want ik moet toch even ...
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik zal het heel kort doen. Er wordt gestuurd vanuit ideële motieven en niet vanuit
                     technisch onderlegde motieven. Als je dat geld gewoon bij de ondernemer laat, dan
                     kan die een ingenieursbureau inhuren en vragen: bekijk mijn pand eens. Dan komt er
                     iets anders uit dan wanneer wij dat gaat bepalen. Bent u het met mij eens dat wij
                     eigenlijk niet hier dit soort dingen moeten gaan regelen voor die ondernemer?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Die laatste zin valt mij dan wel weer tegen. Ik ben het helemaal met u eens dat wij
                     het aan de ondernemer moeten laten. Ik verwacht ook niet dat wij met een legertje
                     ambtenaren bij bedrijven langsgaan. Wat ik wel zie is dat er verschrikkelijk veel
                     goede initiatieven zijn, van bedrijfsadviseurs en ingenieurs die naast een ondernemer
                     gaan zitten en hem helpen met de vraagstukken waar hij niet aan toekomt of niet de
                     kennis over heeft. Ik zeg: laten we als overheid die ondernemers een handje helpen
                     die opzien tegen de drempel om iemand te vragen mee te kijken waar die kansen nou
                     liggen. Het is uiteindelijk aan die ondernemer zelf om te beslissen of hij of zij
                     daarmee iets wil. Maar ik zie daarin kansen en ook een rol voor ons als overheid.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik zie in het regeerakkoord toch wel een paar hele mooie dingen staan, waarvoor complimenten
                     ook aan collega De Jong. Een van de dingen waar deze Minister over gaat, is de verduurzaming
                     van de industrie. Daar moet de bulk van de CO2-reductie vandaan komen. Ik weet dat dat ook heel belangrijk is voor de partij van
                     de heer De Jong. Nu hebben we deze hoofdlijnenbrief gehad en daar staat hier wel iets
                     over in, maar het blijft toch vaag. Ook het regeerakkoord is natuurlijk op hoofdlijnen,
                     maar na een jaar formeren is het wel superbelangrijk dat die plannen nu duidelijk
                     worden. Er is een datum. 1 mei is de deadline voor de KEV, zodat we in het najaar
                     weten of we die klimaatdoelen gaan halen. Wil collega De Jong met mij aan de Minister
                     vragen dat haar plannen echt worden uitgewerkt en op 1 mei duidelijk zijn, zodat we
                     ze kunnen doorrekenen en echt te weten komen of die grote woorden uit het regeerakkoord
                     ook gehaald worden?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Ik ben heel blij dat de heer Thijssen mooie opmerkingen maakt over het regeerakkoord.
                     Ik ben het ook met de heer Thijssen eens dat we de Minister zeker kunnen vragen hoe
                     die concrete plannen eruitzien. Ik heb net ook al een aantal vragen gesteld aan de
                     Minister, omdat de brief bij mij ook meerdere vragen oproept. Die deadline durf ik
                     niet toe te zeggen; dat vind ik echt een vraag aan het kabinet. Natuurlijk is het
                     streven om zo snel mogelijk met plannen te komen, maar ik ga helaas niet over de agenda
                     van de Minister. Ik deel uw mening dat we het liefst zo snel mogelijk een uitwerking
                     zien van de verduurzamingsplannen voor de industrie.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Laten we dan heel even kijken wat de Minister gaat antwoorden. Anders ga ik u op dit
                     punt toch nog een keer bevragen in de tweede termijn. Dit is namelijk precies wat
                     er de afgelopen vier jaar fout is gegaan. Iedere keer kwamen er plannen. Die werden
                     doorgerekend en bleken niet genoeg te zijn, waarop het weer een jaar werd opgeschoven
                     en weer een jaar. Uiteindelijk heeft het planbureau gezegd: het kabinet-Rutte III
                     heeft eigenlijk de helft gedaan van het klimaatbeleid dat het beloofd had. Het is
                     dus superbelangrijk, zeker na die vertraging van een jaar, dat dit keer wel die deadline
                     van 1 mei wordt gehaald. We hebben steeds minder tijd om het klimaat te redden. Maar
                     laten we het vragen aan de Minister. Anders doen we in de tweede termijn nog een rondje.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Nogmaals, ik deel die mening en u hoort mij hier ook duidelijk zeggen dat ik de vergroening
                     van het bedrijfsleven verschrikkelijk belangrijk vind. U heeft mijn collega Boucke
                     dat ook vaker horen zeggen in de commissies die over het klimaat gaan. Wij delen die
                     mening.
                  
De voorzitter:
De KEV is de Klimaat- en Energieverkenning. Daarmee gaan we door naar de heer Eerdmans
                     van JA21.
                  
De heer Eerdmans (JA21):
Klopt. Dank u, voorzitter. Het is goed om met de nieuwe Minister te praten over de
                     hoofdlijnen van het economisch beleid. Dank voor de brief. Ik heb één opmerking over
                     de K. Ook vanuit onze kant zal ik mij beperken tot één ding. We zullen daar nader
                     over spreken met Minister Jetten, maar het klimaat en de energietransitie zien wij
                     eigenlijk als een onhaalbaar doel voor onze samenleving. Onbetaalbaar en met nauwelijks
                     effect op de wereldtemperatuur. Daar hebben we in de Tweede Kamer al heel vaak debatten
                     over gehad. Dat hoeven we nu niet over te doen, maar wat mij echt wel tegen de borst
                     stuit, is dit. Wij waren afgelopen zaterdag in Friesland en dan zie je dat daar windturbines
                     worden geplaatst – serieus! – op 300 meter afstand van het eerste boerderijtje. Dan
                     heb je die mensen gesproken en die zeggen: «Ja, ons huis of onze boerderij gaan wij
                     gewoon niet meer verkopen; dat is klaar.» Ze krijgen geloof ik wel een soort van schadevergoeding
                     van € 1.000 per jaar, maar het is triest om te zien dat dat er toch gewoon doorheen
                     gedrukt wordt. Ik wou dat toch even aan Minister Adriaansens vragen. Wij gaan als
                     JA21 op windturbinetournee om hier meer lawaai over te maken, om het lawaai van de
                     turbines te overstemmen, zeg maar. Maar wat vindt u hier nou van dat er op zo'n manier
                     met bewoners wordt omgegaan, dat die dingen worden neergezet, terwijl uzelf in het
                     kabinet nog nadenkt over de afstandsnormen die moeten gaan gelden voor het land? Dat
                     is één opmerking onzerzijds over het klimaat.
                  
Dan ga ik naar de economie. Wat wij als een groot probleem zien, is de regeldruk voor
                     ondernemers, voor het bedrijfsleven. Ik denk dat u dat ook ziet. Ik zie u knikken.
                     Het mkb heeft nu last van 20 miljard per jaar. Komt u met een meetbaar target? Onze
                     fractie zou erg hechten aan een target voor de reductie van die regels, zodat we kunnen
                     zeggen: dat is het doel dat wij willen bereiken. Ik hoor eigenlijk alle mensen uit
                     de bedrijven die ik spreek, klagen over de regels, over twaalf keer een enquête van
                     het CBS moeten invullen. Dat is helaas de laatste tijd echt niet verminderd, eerder
                     vermeerderd. Misschien kan de Minister daar stevig op in gaan zetten.
                  
Het tweede punt zijn de steunpakketten corona. Wij horen nog steeds drama's van mkb'ers,
                     van ondernemers die net geen steun krijgen voor de laatste lockdown, vanwege die vergelijking
                     met dat kwartaal december/januari. Ze vallen net buiten de boot en krijgen hun omzetverlies
                     dus niet gecompenseerd. Mevrouw Van Gennip, uw collega van Sociale Zaken, noemde dat
                     eerder al «wrang». Vindt de Minister van EZK ook dat we dit vrij snel moeten oplossen?
                     Graag uw antwoord daarop.
                  
Voorzitter. Het volgende punt is het vestigingsklimaat. Wij zijn laatst bij Shell
                     geweest en als je in gesprek met ze bent, zie je hoe het verlies van Royal Shell,
                     het verhuizen van het hoofdkantoor naar Engeland ook op hun eigen organisatie heeft
                     ingehakt. Ze voelen zich opgejaagd door de milieudefensiezaak Urgenda. Ik sprak de
                     voorzitter van VNO-NCW en die zegt dan: wij krijgen veel signalen van andere bedrijven
                     die zich ook afvragen of ze wel zullen blijven en of ze hun nieuwe investering nog
                     wel in Nederland zullen doen. Dat is een grote zorg, een enorme zorg voor uw departement,
                     voor uzelf, voor het ministerie en voor de stabiliteit van onze economie. Naast de
                     regeldruk lijkt het mij echt een hoofdpunt voor u voor de komende jaren, vanuit JA21
                     geredeneerd, om dat sentiment in het bedrijfsleven te keren. Dat negatieve sentiment
                     moet veranderd worden in een positief sentiment over het vestigingsklimaat, ook voor
                     nieuwe bedrijven.
                  
Voorzitter. Mijn laatste punt noem ik even «Ministerie Slim». Misschien kent u de
                     term. We moeten eigenlijk gewoon kijken naar het buitenland voor goede ideeën en innovaties.
                     Ik zie de woorden «innovatie» en «vernieuwing» vaak terugkomen en dat lijkt mij ook
                     heel verstandig. Kijk naar andere landen. Duitsland is, denk ik, een goed voorbeeld
                     als je het hebt over het mkb en omgaan met mkb'ers. Zo is daar bijvoorbeeld de Ziektewet
                     heel anders geregeld. Wij hebben zelf bijvoorbeeld ons asielbeleid in Denemarken afgekeken,
                     zeg ik maar even, al gaat u daar niet over. Gelukkig voor u, misschien wel. Maar daar
                     kun je heel veel van leren. Misschien wilt u de wereld eens bekijken, zonder daar
                     zelf elke dag het vliegtuig voor te nemen, om te zien wat er te leren valt van het
                     buitenland.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Ik krijg een briefje toegeschoven dat er een apart commissiedebat is
                     over regeldruk op 23 maart. Natuurlijk is het aan de Minister om te bepalen of zij
                     daar wel of niet op wil reageren, want het is hier inderdaad een hoofdlijnendebat.
                     Maar ik geef het toch maar even aan. Mevrouw Leijten.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Een hoofdlijnendebat gaat over alles, zou ik willen zeggen. Ik denk dat
                     we allemaal de K een beetje weglaten, maar als er zulke miljardenfondsen op de begroting
                     van een ministerie staan, dan gaat het daar natuurlijk ook over. Ik wil de Minister
                     bedanken voor de hoofdlijnenbrief die zij heeft gestuurd, maar ik mis daarin haar
                     visie op de economie in Nederland. We weten dat de helft van ons land wordt verdiend
                     in de publieke sector en de helft in de private sector. Ze hebben elkaar nodig. Er
                     staat in de brief «wederkerigheid», maar ik zie niet terug hoe dan. Ik zie eigenlijk
                     alleen maar eenzijdig; ik zie maar eenrichtingsverkeer.
                  
Ik zag laatst de resultaatcijfers van Tata Steel. Dat was voor belastingen en na belastingen
                     precies hetzelfde resultaat. We weten dat Tata Steel een gigantische weerslag heeft
                     op onze samenleving. Niet alleen in de controle van de uitstoot, maar ook gewoon door
                     de gevolgen van de uitstoot. Maar ze betalen dus geen belasting. Welke wederkerigheid
                     zit daarin? Tata Steel krijgt miljoenen aan subsidie, ieder jaar opnieuw, om te verduurzamen,
                     om allerlei dingen te ontwikkelen. O, o, o, onze Oranje trots! Maar het is niet eens
                     een Nederlands bedrijf! Hoe kijkt deze Minister van Economische Zaken naar dat soort
                     dingen? Waar zit dan de wederkerigheid?
                  
Ik zou het graag met de Minister willen hebben over het subsidiebeleid. Ik zou zeggen:
                     geen belastinggeld van ons allemaal naar bedrijven waaruit er niks terugkomt. Het
                     is hoopvol dat de nieuwe Kamer een motie heeft aangenomen van mijzelf en de Partij
                     voor de Dieren, die zegt: bij subsidies hoort in ieder geval gezondheidswinst. Maar
                     wat mij betreft moeten we ons, als het bijvoorbeeld over die klimaatsubsidies gaat,
                     eerst de vraag stellen of dat geld wel naar bedrijven moet gaan. Bedrijven benaderen
                     namelijk voor hun goede innovaties eerst de bank. Wil die niet, dan hebben we Invest-NL
                     daarvoor opgezet. Wil die of kan ook die niet, dan hebben we nog het Herstelfonds.
                     Dus hoezo zouden Tata Steel en Shell in de toekomst aan het klimaatsubsidie-infuus
                     gaan hangen, vraag ik deze Minister. Hoe ziet zij dat? Je zult daar wel een visie
                     op moeten hebben. De voorzitter van Invest-NL – ik geloof dat dat nu nog Wouter Bos
                     is – zegt: eigenlijk horen bedrijven voor die klimaatmiljarden niet in aanmerking
                     te komen. Een interessante stelling van hem. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
                  
Voorzitter. Ik heb een kriebel in mijn keel, dus ik neem even een slokje water. Anders
                     ga ik door mijn betoog heen hoesten.
                  
De voorzitter:
We zetten de tijd even stil.
Mevrouw Leijten (SP):
Dank, voorzitter. Dan zou ik het graag willen hebben over het Netherlands Foreign
                     Investment Agency, het NFIA. Ik heb van Invest-NL en van het NFIA een jaarverslag
                     gezien, maar ik heb er ook een evaluatie van gezien. Ik vraag de Minister waarom die
                     nooit actief met de Kamer gedeeld is. Waarom is er in die evaluatie, gemaakt door
                     de Universiteit van Leuven, nooit per aanbeveling ingegaan op wat het ministerie daarmee
                     doet? Er staan namelijk weliswaar mooie dingen in die evaluatie, maar er wordt daarin
                     ook de vraag gesteld hoe doelmatig de investeringen en de activiteiten van het NFIA
                     eigenlijk wel zijn.
                  
Als het gaat om bijvoorbeeld de datacenters in ons land, zijn wij als politiek nogal
                     overvallen door het actieve beleid dat onder Wiebes, de voorganger van deze Minister,
                     is gevoerd om die datacenters naar Nederland te halen. We zien maatschappelijke en
                     politieke weerstand, zowel lokaal als nationaal, maar staan voor voldongen feiten
                     omdat het NFIA overeenkomsten heeft gesloten, met wetenschap van de Minister. Wij
                     wachten nog op de beantwoording van Kamervragen. Die liggen er overigens al twee maanden,
                     dus ik zou in dit eerste hoofdlijnendebat dan ook tegen de Minister willen zeggen:
                     gooi de zweep er eens over, dat wij op een goed en fatsoenlijk tijdstip antwoorden
                     op Kamervragen krijgen. Ik zou van de Minister wel graag een fatsoenlijke reactie
                     op die evaluatie willen hebben. Ik kan mij voorstellen dat zij dat in dit hoofdlijnendebat
                     nu niet paraat heeft. Het mag van mij ook in een brief. Hoe staat het met het vervolgonderzoek
                     dat daarin wordt aangegeven? En hoe gaat de Minister daar verder mee om?
                  
Om heel eerlijk te zijn vindt de SP-fractie zo'n toerismebureau voor buitenlandse
                     bedrijven om te investeren in Nederland niet meer van deze tijd. We weten dat die
                     investeringen niet per se tot echt Nederlandse banen leiden voor de Nederlandse economie.
                     Misschien zijn ze goed voor de internationale economie, met expats die we ook nog
                     belastingkortingen geven. Maar wat voegt het toe voor onze Nederlandse economie? Dat
                     vraag ik ook in relatie tot de footprint die wij toch al hebben.
                  
Voorzitter. In de brief van deze Minister, die we natuurlijk goed hebben gelezen,
                     mis ik toch het aandeel van de winkelstraat. De andere sprekers hebben het dan over
                     de ondernemers. Natuurlijk moeten die kunnen ondernemen. Maar het gaat niet alleen
                     om het belang van mensen die moeten kunnen ondernemen, die niet te veel regels op
                     hun nek moeten hebben, die niet volgeladen moeten zijn met schulden of slapeloze nachten
                     hebben door schulden vanwege de coronacrisis. Het gaat ook om het belang voor onze
                     samenleving. Er zijn te veel gemeenschappen in Nederland, buiten de Randstad, die
                     niet meer leefbaar zijn, omdat daar de winkels, de banken en allerlei voorzieningen
                     weg zijn.
                  
Nu komt deze Minister met een regiovisie. Prima, maar ik zou daar graag in willen
                     zien dat die ook gaat over leefbaarheid. We moeten niet alleen maar subsidiegeld gooien
                     naar bedrijven die het niet nodig hebben, maar investeren in leefbaarheid voor het
                     land. Wij moeten kunnen zeggen: kijk, het gaat in ons land niet allen over wonen in
                     de Randstad, maar ook over wonen in de regio.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Van een groot deel van uw betoog was ik een beetje geschrokken, maar op het laatst
                     greep u me door te beginnen over de winkelstraat. Toen dacht ik: wat fijn dat daar
                     aandacht voor is. Ik vind het ook heel belangrijk dat de ondernemers, maar ook de
                     voorzieningen in dorpen overeind blijven. Maar we zien daar natuurlijk al jaren een
                     kentering in. Gemeenten proberen het anders op te lossen, met flexibele bestemmingsplannen,
                     misschien met wonen bij een winkel. Maar wat ik u eigenlijk hoor zeggen, is: we willen
                     zo veel mogelijk voorzieningen behouden. U zegt: alles gaat weg. Mijn vraag is: heeft
                     u dan ook een idee hóé we dat kunnen behouden? Want op een gegeven moment kan het
                     voor een ondernemer niet meer uit, dan stopt die met zijn winkel. Ik ben benieuwd
                     wat uw idee is om alles in de winkelstraat of in een dorp te houden.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Dat gaat over marktordening. Ik zou bijvoorbeeld zeggen: gooi de Europese regels inzake
                     marktordening en vestigingsklimaat maar even de deur uit. Er zijn genoeg kleine ondernemers
                     in winkelstraten van steden, maar zeker ook in de wat kleinere gemeenten. Dat zijn
                     dan wel steden, maar niet de grote steden, met 30.000, 35.000 of misschien 60.000
                     inwoners. Daar komt dan een grote Action aan de rand van de stad te liggen, maar gaat
                     de oude winkelstraat eraan. Als daartegen wordt geprotesteerd door een gemeenteraad
                     die daar geen vestigingsvergunning voor wil afgeven, dan is het: huppetee, Europese
                     regels, die vergunning moet er toch komen, want men moet zich vrij kunnen vestigen;
                     winkelstraat naar de kloten. Ik zou daar ook wel naar willen kijken, en dan gaat het
                     dus ook over sturing.
                  
Dat zijn dingen die wij overigens als SP in het verleden heel vaak aan de orde hebben
                     gesteld. Wij hebben heel vaak aandacht gevraagd voor juist de kleine ondernemers,
                     met niet zo veel medewerkers, die niet opgekocht wordt door beursgenoteerde bedrijven
                     of beleggingsfondsen. Die hebben het ontzettend moeilijk. Die hebben het moeilijk
                     met het betalen van hun huur in de gewone winkelcentra, die hebben het moeilijk met
                     het bijbenen van de regels die verschillende gemeenten opleggen aan kleine ondernemers.
                     Het gaat mij om de slager en de fietsenmaker, en minder om de HEMA's en de Bijenkorven,
                     want die hebben al genoeg woordvoerders in deze Kamer om voor hun belangen op te komen.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Over de uitwerking kunnen we nog wel van mening verschillen, maar ik ben wel heel
                     blij met het geluid dat de SP hier laat horen. We komen ook op voor die kleine ondernemer,
                     voor de leefbaarheid in de dorpen. Ik kom zelf uit een heel klein dorp met 6.000 inwoners.
                     Ik weet hoe het is als de helft van de winkeltjes weggaat. En die fietsenmaker ís
                     belangrijk, geloof me. Ik hoop dat we dit SP-geluid ook bij de volgende debatten mogen
                     horen als het gaat over die kleine winkelstraat.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik kan de heer De Jong geruststellen. Toen er bijvoorbeeld winkeliers waren die op
                     zondag open moesten van hun winkelcentrum en dat niet konden bijbenen, organiseerden
                     wij de actie met deze winkeliers. Dat heeft geleid tot een wet waardoor dat niet meer
                     moet. De SP doet dat dus al en doet dat al jaren. Wat de SP alleen niet gelooft, is
                     dat je aan economische ontwikkeling doet als je geld gooit naar de beursgenoteerde
                     ondernemingen dan wel de multinationals. Daarvoor hebben we de banken al. Als de banken
                     het niet willen, is er Invest-NL. Ik zal de heer De Jong zeggen dat de SP daar ook
                     een grote rol in heeft gespeeld, in die investeringsbank die de overheid mede mogelijk
                     maakt. Dan heb je nog het Herstelfonds. Volgens mij zijn er juist voor de beursgenoteerde
                     bedrijven en de multinationals voldoende manieren om via de overheid geld te krijgen
                     als de markt het niet levert. Ik zal dus vooral naar de kleine bedrijven blijven kijken,
                     omdat die de leefbaarheid in onze samenleving mogelijk maken, maar het ook mogelijk
                     maken dat iemand gewoon een onderneming en een gezin kan hebben zonder dat hij slapeloze
                     nachten heeft door de schulden die hij door de bank dan wel de verhuurder opgelegd
                     krijgt.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Mevrouw Leijten komt natuurlijk heel erg op voor de gewone man en vrouw en houdt een
                     beetje een tirade tegen de multinationals en de grote bedrijven. Zo'n Tata Steel is
                     misschien wel een buitenlands bedrijf, maar er hangen tienduizenden banen omheen.
                     Ook om een bedrijf als Shell, met misschien enkele duizenden directe banen, hangen
                     tienduizenden indirecte banen. Als je de gemiddelde taxichauffeur in Den Haag spreekt,
                     is het wegvallen van Shell – dat is nu aan het wegvallen – een drama. Realiseert mevrouw
                     Leijten zich dat het hier gaat over tienduizenden Nederlandse banen van gewone mensen
                     die ervan afhankelijk zijn? Als die bedrijven worden weggepest, wat we nu aan het
                     doen zijn, gaan die banen weg. Dan zijn we straks allemaal ambtenaar, betaalt er niemand
                     meer belasting en is de gewone man de klos.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Wat de heer Van Haga hier doet, is precies wat er niet gebeurt. Dat is precies het
                     verhaal dat de Shells en Unilevers van deze wereld graag willen doen geloven. Die
                     ambtenaar betaalt belasting. Die taxichauffeur betaalt belasting. Shell en Tata Steel
                     betalen geen belasting. Als ik een rondje geef aan de heer Van Haga als de terrassen
                     straks weer fijn open zijn – laten we het hopen – of als we een nacht gaan stappen
                     in de nachthoreca, die hopelijk snel weer open kan, dan betaal ik meer belasting over
                     de rondjes die ik aan de heer Van Haga geef dan Shell in een heel jaar betaalt over
                     zijn winst. Laten we het daar eens over hebben. Dat heeft te maken met die wederkerigheid.
                     Ik vind het prima als hier grote bedrijven, multinationals en beursgenoteerde bedrijven
                     zitten, maar ze betalen wel mee aan onze voorzieningen, want ze gebruiken onze snelwegen,
                     ze gebruiken onze voorzieningen, ze gebruiken ons goede onderwijs en als ze ziek zijn,
                     mogen ze ook in het ziekenhuis liggen. Dat vind ik allemaal prima, dat ga ik allemaal
                     niet ter discussie stellen, maar ik zeg wel dat ze belasting moeten betalen. Dat heeft
                     niets te maken met wegpesten. Dat heeft te maken met die wederkerigheid.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil daar toch op doorgaan. Op zich kunnen wij ons vaak vinden in de lijn van de
                     SP als het over wederkerigheid gaat. Dat is een terechte opmerking. Er is een wisselwerking
                     tussen de overheid en bedrijven, in zowel het verdienvermogen als de verduurzaming
                     en het maatschappelijk verantwoord ondernemen. In het verleden waren de SP en de Partij
                     van de Arbeid echt de partijen die het opnamen voor de arbeiders, voor de blue-collar
                     workers, voor de mensen op de werkvloer. Maar in alle economische debatten hoor ik
                     ze daar niet meer over. Ik hoor ze wel over de verduurzaming, want dat doen we met
                     z'n allen. Maar ik mis het investeren in bedrijven: dat we de bedrijven meehelpen
                     om te verduurzamen, dat we naar de inhoud van de projecten kijken en dat we de werkgevers
                     en werknemers erin meenemen. We zitten hier vandaag voor een eerste debat, een hoofdlijnendebat.
                     Ik zou een oproep willen doen, waarop ik de reactie van mevrouw Leijten vraag. Kunnen
                     we ook aan de toon werken? Als wij alleen maar inzetten op het bashen van het bedrijfsleven,
                     maken we eigenlijk al een valse start. Ik wil echt, van links tot rechts en van rechts
                     tot links, vanuit verschillende invalshoeken over het vestigingsklimaat en het bedrijfsleven
                     in Nederland praten. Maar laten we niet beginnen met het bashen van het bedrijfsleven,
                     waar onze families werken – iedereen hier kent mensen die in het bedrijfsleven werken –
                     want dat zou een valse start zijn.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vraag me echt af waar de heer Amhaouch naar heeft geluisterd. Ik heb ze niet gebasht.
                     Ik heb gezegd: zullen we ervoor zorgen dat ze belasting betalen? Zullen we ervoor
                     zorgen dat op het moment dat ze subsidie krijgen, er ook wederkerigheid is? Dat als
                     we betalen voor kennis, die kennis ook voor ons allemaal beschikbaar is? Kijk nou
                     eens wat er gebeurt met bijvoorbeeld het ontwikkelen van geneesmiddelen. Daar zit
                     heel veel geld in van de belastingbetaler, van de juf in de klas en van de fietsenmaker
                     in de winkelstraat. Op het moment dat die medicijnen zijn ontwikkeld, mag een privaat
                     bedrijf op die kennis gaan zitten. Het hoeft die kennis niet meer te delen en maakt
                     massamiljarden winst, waarover het vervolgens geen belasting betaalt. Dat is geen
                     goed economisch model. Dat heeft niks te maken met mensen die daar werken. Dat heeft
                     niks te maken met bedrijven die willen innoveren en daarvoor de ruimte moeten krijgen
                     binnen de grenzen van onze samenleving. Het heeft ermee te maken dat we met z'n allen
                     voor de samenleving betalen. Doen alsof je dat niet hoeft te doen als je beursgenoteerd
                     bent of jezelf multinational noemt, is echt de verkeerde economie. Dat is de economie
                     van het vorige decennium. Dat is de economie van de Zuidas. Ik heb altijd gezegd dat
                     we van de Zuidas het beste sociale woningbouw zouden kunnen maken, want dat biedt
                     Amsterdam echt toegevoegde waarde. Alles wat de Zuidas doet, is binnen twee minuten
                     weer weg en voegt niet zo veel toe aan onze samenleving. De winkelstraat voegt wél
                     iets toe aan onze samenleving. Daar gaat het mij om en daarom heb ik de Minister hiernaar
                     gevraagd.
                  
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, graag.
De heer Amhaouch (CDA):
Mevrouw Leijten begon inderdaad met een andere toon; dank daarvoor. Ik ga niet in
                     op die wederkerigheid, want daar sluit ik me bij aan. Toch maakt mevrouw Leijten een
                     karikatuur van het Nederlandse bedrijfsleven. Er zijn duizenden bedrijven in Nederland
                     – middenbedrijf, kleinbedrijf en grote bedrijven – die miljarden omzet boeken en zelfs
                     honderden miljoenen aan belasting betalen. Om daar één of twee uit te pikken ... Die
                     discussie moeten we aangaan. Als dat met Shell is, maakt het me niet uit welke naam
                     er op de gevel staat. Dan gaan we die wederkerigheidsdiscussie aan. Maar nogmaals,
                     mevrouw Leijten creëert een karikatuur van het Nederlandse bedrijfsleven. Ik ben ervan
                     overtuigd dat het Nederlandse bedrijfsleven ook op het vlak van verduurzaming of maatschappelijk
                     verantwoord ondernemen aan de top van de wereld meedraait, als vierde economie van
                     Europa en de zeventiende van de wereld. Dat steekt mij. Ik hoop inderdaad dat wij
                     op inhoud de discussie kunnen voeren. Daar waar ze vervuilen, maken we ze schoon.
                     Daar waar ze niet goed omgaan met het personeel, grijpen we daarop in. Laten we de
                     handen ineenslaan en er een mooie start van maken.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ja, maar dit is nou precies het probleem. Deze opmerking legt precies het probleem
                     bloot van de discussie van de afgelopen jaren. Op freeriders die geen belasting betalen
                     en die subsidies krijgen die niet naar onze economie gaan maar naar aandeelhouders
                     in India, mag je geen kritiek hebben omdat er ook wel goede bedrijven zijn. Ook die
                     goede bedrijven, juist de schoenmaker bij mij om de hoek of de horecaondernemer die
                     nu zit te kijken hoe hij de coronacrisis overleeft, worden genaaid door ons politiek-economische
                     systeem, waarin er veel bedrijven zijn die geen belasting betalen. In de strijd tegen
                     de bedrijven die geen belasting betalen en wel vangen maar niet bijdragen, hebben
                     zij meer gemeen met de working class heroes dan met de top van VNO-NCW, die helemaal
                     niks wil en geen belasting wil betalen. Die is er niet voor de kleine bedrijven en
                     de middelgrote bedrijven, die inderdaad wel belasting betalen en die zuchten onder
                     de regeldruk. We moeten het hebben over de multinationals en de beursgenoteerde bedrijven, die freeriders zijn in onze economie. Daar
                     gaat het mij om. Daar heb ik de Minister naar gevraagd. Daarover heb ik de visie van
                     de Minister gevraagd. Daarmee heb ik niet alle ondernemers weggezet, want dat zou
                     echt onzin zijn.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we bij de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank. Ik kijk uit naar de komende drie jaar om hier samen invulling aan
                     te geven. Dat is ook het welkomstwoord aan de Minister: welkom in deze commissie.
                     Ik zei net al dat dit eigenlijk het ministerie der ministeries is. Dat zou het de
                     komende periode moeten zijn, want wij moeten echt geld gaan verdienen, zodat wij dat
                     ook kunnen uitgeven aan de verduurzaming, aan de zorg, aan onze veiligheid en aan
                     onderwijs. Er is geen gratis geld. Bij de enorme transitie komt nog dat de wereld
                     om ons heen niet stilstaat. De economische ontwikkelingen en machtsverhoudingen in
                     de wereld zijn zeer grillig en daardoor zijn de banen van vandaag niet vanzelfsprekend
                     voor morgen. De coronacrisis heeft veel bedrijven in de problemen gebracht. Tegelijkertijd
                     zullen we nog veel plezier hebben van de creatieve ideeën die juist in de coronacrisis
                     zijn ontstaan.
                  
Voorzitter. Daarom is de agenda van het CDA een agenda voor een eerlijke economie,
                     een economie van wederkerigheid – daar heb je ’m weer – waarin wordt samengewerkt,
                     een economie waarin iedereen, ongeacht waar zijn wieg stond, keihard nodig is. Een
                     paar mooie punten uit het coalitieakkoord zijn het ondersteunen en continueren van
                     familiebedrijven en het doorzetten van het wetsvoorstel over de bvm's, de maatschappelijk
                     verantwoorde ondernemingen. Ook de regiodeals zijn heel belangrijk. Ik zeg het vaker:
                     als we heel Nederland willen optillen, moeten we alle regio's optillen. Er is weer
                     900 miljoen beschikbaar gekomen om de regio's te versterken. Maar liefst zeven van
                     de twaalf Nederlandse provincies grenzen aan Duitsland en/of België. Dat verdient
                     een andere kijk. Het is niet allemaal Randstad. Dat wil niet zeggen dat we ze tegen
                     elkaar op moeten zetten, maar het verdient gewoon een andere aanpak. Natuurlijk moeten
                     we ook onze broeders en zusters in Caribisch Nederland niet vergeten. De vraag aan
                     de Minister is dus hoeveel energie zij in huis heeft. Hoe groot zijn haar ambities?
                     Wat gaat zij morgen anders doen dan vandaag om voortvarend uitvoering te geven aan
                     dit mooie hoofdstuk in ons coalitieakkoord?
                  
Voorzitter. Ik wil er drie punten uit halen: het midden- en kleinbedrijf, waaronder
                     de familiebedrijven, de maakindustrie, waarin maar liefst 800.000 mensen werken, en
                     natuurlijk innovatie en de regio's.
                  
Wat is de visie van de Minister op de coronaschuldenproblematiek? Is zij bereid om
                     ter uitwerking van het coalitieakkoord een verkenning te doen naar de staat van de
                     schulden? In de coronacrisis hebben heel veel bedrijven belasting-, bank- en huurschulden
                     opgebouwd. Zeker mensen die tegen het pensioen aan zitten hebben niet meer de tijd
                     om dat allemaal terug te betalen. Kunnen we daar specifieke aandacht aan besteden?
                     Graag een reactie van de Minister. Ook moet er natuurlijk goede toegang zijn tot financiering.
                     Het CDA heeft vaker gezegd eigenlijk een mkb-bank te willen hebben. Je kunt het er
                     dan over hebben of die fysiek in elke regio aanwezig moet zijn, maar ik pleit in ieder
                     geval voor een mkb-formule die financiering toegankelijker maakt voor de brede mkb-ondernemer
                     en voor het opschalen van mooie bedrijven, de nieuwe pareltjes.
                  
Hoe zorgen we ervoor dat de digitalisering in het mkb echt een schaalsprong gaat maken?
                     Wij lopen achter. De RRF vraagt de lidstaten om minimaal 20% van de miljarden die
                     zij krijgen, te besteden aan digitalisering. Hoe gaat de Minister haar aandeel hier
                     claimen? Wederom: de Minister der Ministers.
                  
Hier komen de winkelstraten van mijn buurvrouw. In de vorige periode hebben we ingezet
                     op de leefbaarheid in de winkelstraten. De coronacrisis heeft flink wat sporen achtergelaten.
                     We hebben 150 miljoen ter beschikking gesteld om hier samen met provincies en gemeenten
                     werk van te maken. De vraag aan de Minister is of dat voldoende is. Liggen er goede
                     plannen? Als er goede plannen liggen en er iets meer geld bij moet, gaan we wat ons
                     betreft met de gemeenten en provincies kijken hoe we dat kunnen doen.
                  
Voorzitter. Ik kom bij de maakindustrie, waarin 30% van ons bnp wordt verdiend. De
                     nieuwe blue-collar workers – ik noem ze de light blue-collar workers – gaan daar het
                     geld verdienen op de werkvloer: de mbo'er, de hbo'er en de universitaire geschoolde.
                     We moeten dan wel echt met een aanvalsplan komen voor het tekort aan technisch en
                     praktisch personeel. Ik heb daar eerder moties over ingediend. Ik vraag de Minister
                     om echt out of the box te gaan denken met collega's en met mensen uit het maatschappelijk
                     middenveld. Als we hetzelfde gaan doen maar dan alleen een beetje meer, gaan we dit
                     probleem niet oplossen. Hetzelfde geldt voor de leveringszekerheid. Ook daarover liggen
                     er moties. Wat gaan we doen met die moties om onze maakindustrie te versterken? Het
                     CDA zal met een initiatiefnota komen over de maakindustrie. Hoe kunnen we onze bedrijven
                     hier houden en hoe kunnen we bedrijven terughalen? Dan moeten we ook inzetten op productie-innovatie.
                     Gisteren was er bij RTL een prachtige documentaire over C&A, over de spijkerbroeken
                     die op maat zijn gemaakt en niet meer worden gewassen met vervuilende stoffen. Dat
                     moet een aantal mensen hier ook als muziek in de oren klinken. Dat is de nieuwe maakindustrie
                     voor Nederland: slimmer en arbeidsintensiever.
                  
Voorzitter. Dan ...
De voorzitter:
Bijna uw slotzinnen.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, ik kom bij het slot: de naïviteit van Nederland. Het stoort me nog steeds enorm
                     dat HTC, de High Tech Campus in de Brainportregio, in eigendom is van een buitenlands
                     staatsbedrijf, terwijl dit onze parel is waaraan we jarenlang gewerkt hebben. Daar
                     worden de meeste patenten gemaakt ...
                  
De voorzitter:
U moet echt afronden, hoor.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja. Ik vraag echt aan de Minister: kom met wetgeving. Laten we niet naïef zijn en
                     onze toekomstige innovatieve bedrijven beschermen. Brainport is een hele belangrijke,
                     maar er zijn ook andere. Daar kom ik dadelijk in de tweede termijn op terug.
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. We staan aan het begin van een grote verbouwing, de verbouwing van onze
                     grijze fossiele economie naar een toekomstbestendige, klimaatbestendige economie.
                     Het is een verbouwing die stevig ingrijpt. Ik ben dan ook blij dat we vandaag dit
                     hoofdlijnendebat voeren, aan het begin van zo'n spannende periode. Om onze economie
                     om te bouwen is allereerst een duidelijke visie nodig op hoe onze economie er in 2040
                     uitziet. We zijn nu een land met veel zware fossiele industrie, grote doorvoerhavens
                     voor producten, bijvoorbeeld gelinkt aan ontbossing, intensieve veehouderij en bijvoorbeeld
                     een megavliegveld. Dit heeft een grote impact op de gezondheid van de omwonenden,
                     op de stikstofuitstoot, op de natuur en op het klimaat en is daarom niet houdbaar.
                  
Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook hoe zij de economie van de toekomst ziet.
                     Wat is nou de visie waar we op sturen? Wat mij betreft is die vraag cruciaal, want
                     anders wordt de groene-energiepolitiek zoals genoemd in het regeerakkoord al snel:
                     het bestaande grijze een beetje opgroenen. Op dit moment veroorzaakt de zware industrie
                     een kwart van onze CO2-uitstoot. Die uitstoot daalt al tien jaar nauwelijks. Groene-energiepolitiek is dan
                     ook cruciaal voor zowel het klimaat als de bescherming van de gezondheid van inwoners,
                     maar ook om ervoor te zorgen dat de Nederlandse industrie een kans van bestaan heeft
                     in een wereld waar klimaatneutraliteit de norm wordt. Daarbij moeten niet de gevestigde
                     belangen, maar moet de missie centraal staan, zoals de econoom Mariana Mazzucato betoogt.
                     Die missie is niet groei om de groei, maar het aanjagen van brede welvaart en het
                     niet verder laten oplopen van de opwarming van de aarde dan 1,5 graad. Bedrijven die
                     door de overheid gesteund worden in hun transitie moeten die missie ook dienen. Doen
                     ze dat niet, dan is het verduurzamen van die bedrijven eigenlijk geldverspilling.
                  
Deze Minister heeft een verzorgingsstaat voor het fossiele bedrijfsleven geërfd. Nog
                     steeds zijn er allerlei fiscale instrumenten die natuurlijk vooral «fossiel» steunen.
                     Hoe gaat ze met haar collega samenwerken om dit echt te transformeren? Is de Minister
                     het met mij eens dat er harde eisen moeten worden gesteld aan bedrijven die in de
                     transitie geholpen worden, zowel op het gebied van klimaat als van gezondheid van
                     omwonenden? Is zij dan ook voornemens om dat te gaan doen? Wat betekent dit dan bijvoorbeeld
                     voor een bedrijf als Tata? Komen er concrete, handhaafbare doelen om de gezondheid
                     van omwonenden te verbeteren op het moment dat wij in gesprek gaan met dat bedrijf?
                  
Echte groene-energiepolitiek is wat ons betreft meer dan wat wissels verzetten. Het
                     is een ingrijpende verbouwing van hoe wij leven, werken en produceren. Het gaat dan
                     niet alleen om Nederland en wat wij in Nederland doen, maar ook om onze rol wereldwijd
                     als belangrijk handelsland. Via onze havens komen diesel, steenkolen, soja en palmolie
                     Europa binnen. Hoe gaat de Minister samenwerken met de Minister voor Buitenlandse
                     Handel om ook de rol van Nederland in het buitenland in lijn te krijgen met het klimaatakkoord
                     van Parijs? Wat zijn de plannen van de Minister om ook doelen op het gebied van circulaire
                     economie – 50% minder grondstofgebruik in 2030 – leidend te laten zijn in haar beleid?
                     Hoe werkt ze met die collega samen? Wat betekent dat dan weer voor onze havens?
                  
Ook gaat groene-industriepolitiek over de nieuwe industrie die we zich de komende
                     jaren zien vestigen in Nederland. Het heftige debat rond de komst van de zeer energie-intensieve
                     datacenters laat zien dat het sturen op een klimaatneutrale economie ook onderdeel
                     moet zijn van ons vestigingsbeleid. Wat zijn op dit moment de beleidsdoelen van het
                     Netherlands Foreign Investment Agency ten aanzien van klimaat? Hoe hebben we de datacenters
                     op deze manier kunnen laten ontstaan? De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
                     schrijft in zijn advies Naar een duurzame economie dat economische transformaties
                     bestaan uit opbouw, ombouw en afbouw. Die opbouw draait natuurlijk om innovatie aanjagen
                     en nieuwe bedrijven een kans geven. Het gaat er ook om hoe we de Nederlandse maakindustrie
                     echt gaan aanjagen. De ombouw gaat bijvoorbeeld over hoe we van de fossiele staalproductie
                     naar groen staal gaan en wat dat allemaal betekent. Maar we zullen ook afbouw zien.
                     Er zullen sectoren zijn die in de economie van 2040 geen plek kennen. Zo zal de raffinagesector
                     gedecimeerd worden op het moment dat de vraag naar fossiele brandstoffen verdwijnt.
                     Willen we mensen meekrijgen in die transformatie, dan moeten we open en eerlijk zijn
                     over de gevolgen en daar begeleiding en perspectief in bieden. Hoe ziet de Minister
                     dat? Hoe gaat ze hierbij samenwerken met haar collega van Sociale Zaken?
                  
Voorzitter. Het zijn een heleboel vragen, die eigenlijk de hele tijd draaien om hoe
                     de Minister met andere collega's gaat samenwerken om de economie van de toekomst vorm
                     te geven. Ik ben heel erg benieuwd naar de visie van de Minister. Ik zie ernaar uit.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we toe aan de heer Van Strien van de VVD.
De heer Van Strien (VVD):
Voorzitter. Laat ik beginnen om onze gast, de nieuwe Minister van Economische Zaken
                     en Klimaat, van harte welkom te heten. Als VVD zijn we verheugd dat het pakket van
                     deze Minister zich richt op de EZ van EZK. De opdracht die de VVD de Minister zou
                     willen meegeven, komt in de hoofdlijnenbrief dan ook helder naar voren. Houd ons bedrijfsleven
                     concurrerend, innovatief, toonaangevend. Zorg voor een goed vestigingsklimaat, zodat
                     de investeringen uitmunten in ICT en kennisinfrastructuur. Werk aan het in huis houden
                     van strategische kennis en kunde én een gelijk speelveld. Blijf zorgen voor minder
                     regeldruk. Ondersteun het bedrijfsleven, klein en groot, bij de grote transities waarvoor
                     we staan.
                  
Bij dit debat wil ik focussen op vier zaken: vestigingsklimaat, innovatie, samenwerking
                     en mkb. Over dat laatste punt zal mijn collega Rahimi een gloedvol betoog houden.
                  
Ten eerste het vestigingsklimaat. Er komt in april een debat – ik ben de voorzitter
                     alvast voor – over het vestigingsklimaat. De VVD wil nu alvast markeren dat dit prioriteit
                     één moet zijn voor de Minister. Ons vestigingsklimaat moet namelijk beter. We hebben
                     met onze digitale infrastructuur, hoge opleidingsniveau, deltapositie, mainport en
                     brainport Schiphol en ecosystemen echt goud in handen, om het maar eens olympisch
                     uit te drukken, maar het is geen natuurwet. We zien barstjes in het bastion. De Minister
                     onderkent het belang, maar verwijst naar interdepartementale afstemmingstrajecten.
                     Dat is me wat te zuinigjes. Waar gaat de Minister nou eigenlijk concreet op inzetten?
                     Kan ze daar al een tipje van de sluier over oplichten?
                  
Ik geef een voorbeeld, waaraan de heer De Jong ook al refereerde. We hebben de ambitie
                     om het sterkste start-up/scale-upsysteem van Europa te worden. Ik voeg daar meteen
                     aan toe: werkt de Minister dan ook aan oplossingen voor een gunstiger fiscaal vestigingsklimaat
                     voor start-ups en scale-ups?
                  
De voorzitter:
Daarover heeft mevrouw Leijten een vraag voor u.
De heer Van Strien (VVD):
Ja, die verwachtte ik al!
Mevrouw Leijten (SP):
Dat worden leuke debatten de komende jaren over het Nederlandse vestigingsklimaat.
De heer Van Strien (VVD):
Ik heb er ook zin in.
Mevrouw Leijten (SP):
Zeker omdat er een evaluatie ligt van het NFIA; het Nederlandse toeristenbureau voor
                     grote bedrijven. Heb ik dat weleens genoemd.
                  
De heer Van Strien (VVD):
Het heet officieel: Netherlands Foreign Investment Agency.
Mevrouw Leijten (SP):
Ja, maar ik vind dat je in het Nederlandse parlement eigenlijk Nederlands moet praten.
                     Maar los daarvan: er ligt een evaluatie van 5 maart 2020, maar die is eigenlijk nooit
                     officieel naar de Kamer gekomen. Die is ooit een keer als een bijlage meegestuurd
                     in antwoord op een aantal vragen die D66, het CDA en de SP hebben gesteld over de
                     fiscale strategie voor het vestigingsklimaat. Dat is wel een heel lijvige evaluatie,
                     waarin staat dat de doelmatigheid van het NFIA moeilijk te bepalen is. Zou het niet
                     heel goed zijn als er een eerlijke reactie op komt? Er staan zeven aanbevelingen in.
                     Er wordt ook gezegd dat er vervolgonderzoek zou moeten plaatsvinden. Zou dat niet
                     ook moeten gebeuren? Hoe kijkt de VVD daartegen aan?
                  
De heer Van Strien (VVD):
Ik ben altijd voor het uitvoeren van evaluaties. De evaluatie die u net noemt, ken
                     ik niet. Zoals u zei, is die niet plenair aangeboden of iets dergelijks. Ik vind evalueren
                     altijd heel goed. Volgens mij is het Netherlands Foreign Investment Agency een vehikel
                     dat heel veel goed heeft gedaan, ook rond de brexit. Het heeft goede bedrijven hiernaartoe
                     gehaald. Als we dat kunnen evalueren en daar lessen uit kunnen trekken, ben ik daar
                     altijd voorstander van.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou een vervolgvraag willen stellen. Dat is mijn laatste vraag; ik weet het, voorzitter.
                     Is de VVD het met mij eens dat je, op het moment dat er geïnvesteerd wordt maar ook
                     subsidie wordt gegeven aan bedrijven, ook bij het Ministerie van Economische Zaken
                     hoog moet houden dat het doelmatig is? Je moet dus goede doelen stellen en achteraf,
                     bij de evaluaties die je daarvan maakt, ook eerlijk en oprecht die doelmatigheid willen
                     weergeven. Dat moet dus niet weggemoffeld worden in een soort bijlage bij schriftelijke
                     vragen die gesteld zijn door het CDA, D66 en de SP. Je moet daar gewoon eerlijk en
                     transparant over zijn, ook om te voorkomen dat de suggestie gewekt kan worden dat
                     je hier te maken hebt met een organisatie die weliswaar overal pleit voor belastingverlaging,
                     maar eigenlijk weinig doelmatig is als het gaat over onze Nederlandse economie.
                  
De heer Van Strien (VVD):
Mevrouw Leijten schetst altijd zo'n dystopisch beeld, waar je het dan natuurlijk nooit
                     mee eens kan zijn. Maar even terug naar uw concrete vraag. Op 4 november 2021 heb
                     ik een motie ingediend over de doelmatigheid van het subsidie-instrumentarium van
                     EZK, met de vraag om dat integraal te bezien en daarover te rapporteren aan de Kamer.
                     Die motie werd toen niet medeondertekend door de SP, maar ik ben blij dat we het nu
                     alsnog eens zijn.
                  
De voorzitter:
En daarmee vervolgt de heer Van Strien zijn betoog. Wilt u uw microfoon aanzetten?
De heer Van Strien (VVD):
Heel graag zelfs.
De voorzitter:
Maar voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks. Wilt
                     u uw microfoon dus toch weer uitzetten? Dank u!
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn vraag gaat ook over het Foreign Investment Agency. Het komt op mij over alsof
                     één poot van EZK bezig is met onze economie richting klimaatneutraal krijgen, of daar
                     in ieder geval pogingen toe doet, terwijl we ondertussen een vestigingsbeleid hebben
                     dat daar op geen enkele manier rekening mee houdt. Anders hadden we de hyperscale-invasie
                     niet op ons zien afkomen. Hoe kijkt de VVD daarnaar? Moet het investeringsbeleid niet
                     ook gewoon kloppen en in ieder geval congruent zijn met wat de rest van EZK doet?
                  
De heer Van Strien (VVD):
Als er mos op de kades van Rotterdamse haven staat, er gras ligt op de landingsbanen
                     van Schiphol en er barstjes zitten in het asfalt van de A2, dan stopt onze economie.
                     We hebben dus een heel brede vorm van bedrijvigheid nodig. Het NFIA haalt hier goede
                     bedrijven naartoe, die boterhammen, banen en inkomsten garanderen. Volgens mij is
                     dat gewoon een geïntegreerd verhaal. EZK zorgt er zelf ook voor dat juist de nieuwe
                     economie hiernaartoe gehaald wordt, zoals de start-ups en scale-ups waar ik al over
                     begon. Volgens mij is het ook een van de doelstellingen van het NFIA. Ik zie die integraliteit
                     dus zeker wel.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Wellicht is dit het geval. Alleen, de praktijk is dat er hier een aantal hyperscales
                     zijn gekomen en we ons nu met z'n allen realiseren dat die een disproportioneel beslag
                     gaat leggen op de energievraag en ons energienet daar eigenlijk ook niet op toegerust
                     is. Hebben we dus niet toch kaders nodig voor de economie van de toekomst, met een
                     groene-industriepolitiek voor waar we heen sturen, die we het Foreign Investment Agency
                     meegeven?
                  
De heer Van Strien (VVD):
U focust alleen op die hyperscales. Dat is een voorbeeld, maar er staat een prachtige
                     zin over in het coalitieakkoord, namelijk dat we echt even integraal moeten gaan zien
                     wat die bijdragen aan de economie. Ze hebben inderdaad een groot beslag op energie
                     en op de omgeving. Het punt dat u probeert te maken, staat volgens mij dus in het
                     coalitieakkoord. Daar wordt dus ook naar gekeken. We moeten altijd een afweging maken:
                     wat we hiernaartoe halen, levert dat voldoende op ten opzichte van wat het ons kost?
                  
De voorzitter:
Derde vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik geef die hyperscales als voorbeeld. Omdat er zoveel maatschappelijk rumoer was,
                     is er natuurlijk een zinnetje over opgenomen in het coalitieakkoord. Mijn vraag is
                     breder. Wij weten niet welke bedrijven, wellicht heel energie-intensieve bedrijvigheid,
                     er naar Nederland gehaald worden door het Foreign Investment Agency. Op het moment
                     dat deze Minister aan de slag gaat met een groene industriepolitiek, moet dat dan
                     niet een geïntegreerd onderdeel van het Foreign Investment Agency zijn? We kunnen
                     niet aan de ene kant de bestaande energie vergroenen en ondertussen eigenlijk zonder
                     enige visie nieuwe bedrijven hierheen halen die dat weer ondermijnen. Het moet dus
                     vanuit dezelfde visie op een klimaatneutrale economie gestuurd worden.
                  
De heer Van Strien (VVD):
Dat lijkt mij een prachtig onderwerp om mee te nemen in de evaluatie die mevrouw Leijten
                     ook heeft gevraagd.
                  
De voorzitter:
Dan nog de laatste vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Van Strien noemde net ook weer de Brainportregio, die ook terugkwam bij de
                     heer De Jong. De Brainportregio is een voorbeeld, maar ook Zuid-Holland – Leiden,
                     Delft, Rotterdam – kent het. De vraagstukken rond economische ontwikkelingen zijn
                     heel complex en heel groot. Moeten we niet kijken naar een andere aanpak? De stakeholders
                     uit die regio's zouden een zwaar loket moeten hebben in Den Haag om de integraliteit
                     te waarborgen als het om bereikbaarheid, economische ontwikkeling, innovatie en woningbouw
                     gaat. We zouden samen inhoud moeten geven aan een aantal masterplannen, in plaats
                     van dat we elke keer regionale bestuurders van het ene naar het andere loketje sturen.
                  
De heer Van Strien (VVD):
Zoals Monty Python ooit zei: I have this terrible feeling of déjà vu. Naar aanleiding
                     van de motie-Bontenbal hebben we exact deze discussie gevoerd bij de begrotingsbehandeling
                     EZK, met de voorganger van deze Minister. Volgens mij is EZK in zichzelf een belangrijk
                     en zwaar loket waar al die regio's naartoe kunnen. Maar ik zal de heer Amhaouch geruststellen:
                     ik kom wat verder in mijn inbreng nog op dit punt.
                  
De voorzitter:
De heer Van Strien vervolgt zijn betoog. Hij heeft 1 minuut 40 seconden volgemaakt.
De heer Van Strien (VVD):
Ik weet niet wat ik met die informatie moet doen, maar ik dank u wel.
Ik was gebleven bij het ecosysteem en sprak over start-ups en scale-ups. Ik zou de
                     Minister, als die ambitie waargemaakt wordt, ook willen vragen of zij kijkt naar het
                     oplossen van de start-upvisaproblematiek. We hebben vanochtend al de kritiek van de
                     ambassadeur van Techleap tot ons kunnen nemen. Daar werd ook al aan gerefereerd. Speaking
                     of: hoe gaan we de ambitie die we hebben op dit vlak verwezenlijken zonder een aanjager
                     als Techleap? Graag een reactie.
                  
Als de Minister een traject ingaat voor het vestigingsklimaat, gaat ze dan ook in
                     kaart brengen wat eigenlijk de bredere maatschappelijke bijdrage is van multinationals,
                     en ook het hele ecosysteem eromheen? Hoeveel banen scheppen ze? Wat doen ze aan innovatie?
                     Wat is hun bijdrage aan de sponsoring van sport en cultuur et cetera?
                  
Het tweede punt is innovatie. Innovatie is een rode draad door de hoofdlijnenbrief.
                     Dat is een goede zaak. Met de intensivering van het Groeifonds en een nog op te richten
                     fonds voor onderzoek en wetenschap heeft het kabinet ook de financiële armslag die
                     nodig is om innovatie aan te jagen. Ik heb daarbij wel vier punten.
                  
Hoe maakt de Minister deze geldstroom bereikbaar voor kleine bedrijven, zoals mkb,
                     start-ups en scale-ups? Met welke instrumenten en hulpmiddelen gaat ze dat doen?
                  
Als het om innovatie gaat, speelt wat de VVD betreft ook valorisatie een belangrijke
                     rol, evenals de aanjagende functie die innovatieve ecosystemen en campussen hebben.
                     Dit is een stukje zelfbevlekking wat ik nu ga doen, maar zou u misschien kunnen aangeven
                     hoe het staat met de uitwerking van de motie-Van Strien c.s. over deze twee onderwerpen?
                  
Kan de Minister ook al iets zeggen over de wijze waarop de geldstromen in het kader
                     van het geïntensiveerde Groeifonds en het fonds voor onderzoek en wetenschap gebruikt
                     kunnen worden voor de verwezenlijking van deze ambitie?
                  
Als we het hebben over de verwezenlijking van ambitie, wil ik het ook hebben over
                     ruimtevaart; die is nog niet aan bod gekomen. Hoe staat het met de ambities die wij
                     op dat vlak hebben? Het coalitieakkoord is daar duidelijk over. Ik begrijp dat er
                     op korte termijn financiële besluiten over genomen moeten worden. We begrijpen echter
                     dat de bijdrage juist daalt in plaats van toeneemt. Graag een reactie daarop.
                  
Het laatste punt, dat ook al een aantal keer is aangehaald, is samenwerking. De Minister
                     schrijft een waar woord in haar brief, namelijk: «De succesvolle uitwerking is afhankelijk
                     van de inzet van vele partijen.» Die samenwerking begint hier in Den Haag. De afgelopen
                     tijd hebben we te vaak gezien dat door verschotting tussen departementen zaken blijven
                     liggen. Dat moet voorbij zijn. OCW en EZK moeten samenwerken op het gebied van valorisatie,
                     campusstrategie, fieldlabs en het opleiden van jongeren voor een baan met toekomst.
                     Ik had een lijstje van vier voorbeelden waar het beter zou moeten, voorzitter, maar
                     ik ga dat terugbrengen tot één, namelijk het voorbeeld dat ik net noemde. Mijn vraag:
                     hoe gaat de Minister door de verschotting heen breken bij al die verschillende elementen
                     en een centrale, coördinerende rol pakken in de geïntegreerde aanpak die ons toekomstige
                     verdienvermogen moet versterken?
                  
Als ik spreek over het toekomstige verdienvermogen, heb ik het automatisch over het
                     mkb, voorzitter.
                  
De voorzitter:
Dan heeft uw collega nog 40 seconden over, maar laat ik dat tot een minuut ophogen.
De heer Rahimi (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Wij danken de Minister voor haar aanwezigheid, net als voor
                     de brief en de lijn die hierin wordt uitgezet. Hoewel niet geheel gebruikelijk, delen
                     wij onze spreektekst op, omdat we juist in het debat waarin we de hoofdlijnen voor
                     de komende jaren bespreken het mkb als VVD apart willen benoemen. Ik ben er trots
                     op dat ik voor al die bijzondere mensen – dat vergeten wij weleens: ondernemers zijn
                     gewoon mensen – het woord mag voeren in de Kamer. Ik zeg dat omdat ik weet hoe het
                     is om te ondernemen, om met nul euro te beginnen en je idee uit te bouwen tot een
                     bedrijf waar andere mensen hun boterham in kunnen verdienen. Ik heb dat tien jaar
                     lang mogen doen en hoop met diezelfde passie hier voor het mkb de komende jaren te
                     kunnen knokken.
                  
Ik wil het vandaag even niet hebben over de steunpakketten, want hoewel broodnodig
                     zitten de ondernemers daar niet op te wachten. Zij willen gewoon zonder gedoe hun
                     zaak kunnen draaien. Dus ja, we moeten nog veel doen om ondernemend Nederland goed
                     uit de coronaperiode te krijgen, maar het is juist ook daarna belangrijk dat we voor
                     hen meer gaan doen. Want zo lekker ging het niet voor de crisis. We moeten de problemen
                     die al leven er dus weer bij pakken en daarvoor oplossingen aandragen. Met een mkb-toets
                     alleen zijn we er niet. Zo moet het mkb ook beschermd worden tegen oneerlijke concurrentie
                     van onder andere techgiganten en staatsgeleide bedrijven, waar niet tegenop te boksen
                     valt.
                  
Daarnaast moeten de wegen die onze mkb'ers moeten bewandelen om geld te kunnen lenen,
                     eenvoudiger en goedkoper worden. De coalitie wil werk maken van het wegnemen van onnodige
                     belemmeringen bij financiering en het dichten van een financieringskloof. Dat is een
                     goede zaak. Voor de VVD is het essentieel om onze ondernemers, die echt de ruggengraat
                     zijn van onze economie, een kickstart te geven na corona.
                  
Als laatste: daarnaast vragen wij als VVD al langer om ondernemers en mkb'ers weerbaar
                     te maken tegen cybercriminelen. Dat zeg ik als oud-IT-ondernemer. Het blijft voor
                     de VVD een belangrijke inzet voor de komende jaren. Daarom willen wij graag de uitwerking
                     en een laatste stand van zaken krijgen van de motie-Hermans over ondernemers beschermen
                     tegen cybercrime, ingediend bij het debat over de regeringsverklaring. Voor ons is
                     dit een zeer urgente zaak. Wij willen dat de Minister hier snel werk van maakt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het was niet helemaal vijf minuten in totaal, maar u heeft ook bijna geen
                     interrupties gedaan. Dan komen we bij mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Ook namens de Partij voor de Dieren van harte welkom aan de nieuwe Minister
                     in de commissie Economische Zaken en Klimaat. We hebben goede hoop dat er nieuwe kansen
                     liggen om te werken aan een economie binnen ecologische grenzen, en niet eentje die
                     er ver overheen gaat, zoals nu. Een paar van haar partijgenoten hebben ook laten zien
                     dat het kan. Zo wijs ik op de VVD-Ministers Winsemius en Nijpels, die in de jaren
                     zeventig en tachtig succesvol milieubeleid voerden. Nijpels publiceerde in 1989 het
                     eerste nationale milieubeleidsplan. Dat was gebaseerd op onder andere een circulaire
                     economie en energiebesparing met het oog op klimaatverandering. Aan het begin van
                     dit decennium hadden we Minister van Aartsen, die een groot saneringsplan voor de
                     varkenshouderij maakte. Deze Ministers zagen dat de economie anders ingericht moet
                     worden om tot een leefbare samenleving te komen. Maar 50 jaar na het rapport «Grenzen
                     aan de groei» van de Club van Rome is het probleem feitelijk nog hetzelfde, alleen
                     dan erger. Want de planetaire grenzen zijn nog erger overschreden. Dat zien we bij
                     Tata Steel. Dat zien we bij het stikstofprobleem, de klimaatcrisis en het biodiversiteitsverlies.
                     Toch adresseert de Minister de spanning tussen economische groei en ecologische grenzen
                     niet in de hoofdlijnenbrief. Wij missen die visie. Er staat wel in dat zij economische
                     groei wil stimuleren en tegelijkertijd maatschappelijke vraagstukken als klimaat en
                     stikstof wil aanpakken. Heeft de Minister zich afgevraagd waardoor deze problemen
                     zijn ontstaan? Dat komt juist doordat het belang van economische groei altijd voorrang
                     heeft gekregen boven het oplossen van het klimaatprobleem en doordat Nederland het
                     belang van het zijn van de slager en de melkboer van de wereld boven het belang van
                     de natuur stelt. De CO2-uitstoot kan pas echt omlaag als de grenzen aan de groei worden erkend als uitgangspunt.
                     Is de Minister bereid om de grenzen aan de groei te erkennen en de ecologische grenzen
                     als uitgangspunt van het beleid te hanteren? Dit is des te belangrijker omdat de bewindspersonen
                     op andere terreinen anders in de problemen komen. Denk aan de natuurdoelen, stikstof
                     en gezondheid.
                  
Voorzitter. Dat brengt mij vervolgens op het industriebeleid. Ook daarin moeten we
                     systeemkeuzes maken. Mijn vragen aan de Minister zijn: hoe ziet zij de economie van
                     de toekomst? Wij zien dat dat ook ontbreekt in de hoofdlijnenbrief. Hoe groot is onze
                     behoefte aan energie eigenlijk? Hoeveel kunnen we besparen? Welke sectoren kunnen
                     onderdeel zijn van een duurzame toekomst en welke niet? We kunnen met heel wat minder
                     energie, terwijl er dan nog genoeg is om aan onze noodzakelijke behoefte te voldoen.
                     Wij hoeven in Nederland geen energieslurpende en gigaverspillende bioindustrie. Wij
                     hoeven geen kunstmestfabrieken als we overstappen op een duurzame landbouw. Wij hoeven
                     ook geen vluchten Amsterdam-Parijs. Wij hoeven ook geen energieverspillende datacenters.
                     Heeft de Minister zich weleens afgevraagd welke bedrijven wel en welke bedrijven geen
                     toekomst hebben in de nieuwe economie?
                  
Voorzitter. In het coalitieakkoord staat het voornemen om bindende maatwerkafspraken
                     met de industrie te maken. Waarom is er voor maatwerkafspraken gekozen, en niet voor
                     een klimaatplicht om aan Parijs te voldoen? Is dat niet veel doeltreffender? Wat zijn
                     de criteria op basis waarvan bedrijven worden geselecteerd voor maatwerkafspraken?
                     Is dat bijvoorbeeld alleen op basis van de uitstoot in Nederland of ook op basis van
                     hun uitstoot in het buitenland? Shell is daarop ook veroordeeld door de rechter. Kan
                     zij hierop ingaan in de industriebrief die komt?
                  
Dan tot slot, voorzitter. Kan de Minister aangeven wanneer die industriebrief komt?
                     Want er staat «voor het zomerreces», maar dan zijn we inmiddels anderhalf jaar verder.
                     Het kabinet moet voldoen aan dat Urgendavonnis, ook in de toekomst. We praten nu al
                     een jaar over de plannen, maar er moet nu echt actie komen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan kom ik bij de heer Thijssen van de PvdA.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor een prachtig regeerakkoord en voor
                     de hoofdlijnenbrief. Ik lees in het regeerakkoord dat er een hoop moois staat te gebeuren.
                     Er staat ook in dat de regering het Parijsklimaatakkoord en de 1,5 graad omarmt. Dat
                     is gewoon hartstikke goed. Complimenten daarvoor. Misschien begin ik het debat voortaan
                     wel met 30 seconden aan complimenten, want volgens mij gaat er een hele hoop goeds
                     gebeuren. Maar ik denk dat het ook belangrijk is om te kijken waar dan nog de onduidelijkheden
                     zitten of waar het niet goed genoeg gaat, want dat is de afgelopen vier jaar met deze
                     vier partijen natuurlijk ook wel gebleken. Maar nogmaals, er staat in dat de 1,5 graad
                     omarmd wordt. Er staat een CO2-reductiedoelstelling in, die bijna in lijn is met Parijs. Nu is het tijd om aan de
                     slag te gaan.
                  
Als ik dan kijk naar de hoofdlijnenbrief, dan zie ik dat de Minister inzet op meer
                     economische groei, meer bedrijvigheid en meer arbeidsproductiviteit, en dat zij wil
                     sturen op brede welvaart. Maar het wordt mij eigenlijk niet duidelijk welke economie
                     de Minister voor zich ziet. We weten dat onze Minister-President zijn best doet om
                     een megadistributiecentrum van Alibaba hier te krijgen. We hebben gezien dat er inspanningen
                     zijn om datacentra hier te krijgen. We weten dat multinationals weinig tot geen belasting
                     betalen, dat ze eindeloos toegang hebben tot uw ministerie en dat ze ook hele lage
                     energieprijzen hebben, terwijl we ook zien dat pakketbezorgers bijna niet kunnen plassen
                     overdag, omdat ze 200 pakketjes per dag rond moeten brengen. We zien dat mkb-bedrijven
                     worstelen met corona en moordende concurrentie. Dat is ook nog een vraag: wat gaan
                     we dadelijk doen met de schrijnende gevallen die ongetwijfeld naar boven gaan komen
                     bij het mkb vanwege corona? Ik zou dus graag een gesprek met de Minister willen over
                     welke economie zij de komende jaren voor zich ziet als ze de brede welvaart wil bevorderen.
                     Waar gaat ze zich voor inzetten en waar gaat ze al het geld dat er is, voor inzetten?
                  
De Minister geeft aan dat er een totale verbouwing van Nederland komt, want we moeten
                     van fossiel naar duurzaam, naar groen. Complimenten daarvoor. Mijn fractie denkt ook
                     dat dat moet gebeuren. Ik sluit me heel erg aan bij de woorden van mijn collega van
                     GroenLinks. Wij werken nauw samen. We hebben gisteren ook een mooie doorrekening gepresenteerd.
                     Ik sluit me dus van harte aan bij de woorden van collega Kröger. Ik wil daar nog iets
                     aan toevoegen. Als wij de Nederlandse samenleving en de Nederlandse economie gaan
                     verbouwen van een fossiele naar een groene, dan is dat heel erg goed. Maar je zal
                     maar werken bij een raffinaderij, bij een pompstation, bij een kolencentrale. Wat
                     gebeurt er dan met je baan over drie, vijf of acht jaar? Het is goed dat de Minister
                     zich erover uitspreekt dat we weg moeten van fossiel, maar ik denk dat we ook de zorgen
                     die leven bij deze mensen, serieus moeten nemen.
                  
Uw voorganger heeft een kolencentrale gesloten. Dat is op zich een heel goed idee,
                     maar terwijl de werknemers nog aan het onderhandelen waren over een sociaal plan,
                     stond het nieuws al in de krant. Dat kan natuurlijk niet. Dat levert nou precies de
                     onzekerheid in deze samenleving op die we niet moeten hebben. Dat levert onzekerheid
                     op bij deze transitie. Dat moeten we voorkomen. Daarom heeft de Partij van de Arbeid
                     samen met GroenLinks ook een voorstel gedaan om een werkgarantiefonds in te stellen.
                     In principe moeten bedrijven het gewoon doen. In principe gaat het ook goed, want
                     er is een tekort op de arbeidsmarkt. Ik denk dus dat er niet heel veel gebruik van
                     gemaakt gaat worden, maar laten we een werkgarantiefonds instellen, zodat mensen weten:
                     «Ik kan met behoud van inkomen van fossiel naar groen. Als mijn bedrijf me laat vallen,
                     dan is er een overheid die me opvangt.» Creëer die rust op de arbeidsmarkt, zodat
                     we ons inderdaad kunnen richten op de omschakeling van fossiel naar groen.
                  
Dan de 35 miljard. Het is een enorm bedrag. Complimenten daarvoor, want ik denk dat
                     er inderdaad heel veel nodig om deze verbouwing voor elkaar te krijgen. Maar hoe gaat
                     de Minister dit nou doen? Er komen maatwerkafspraken. Ik stel me dan voor dat de Minister
                     tegenover Shell zit en zegt: Shell, je moet je raffinaderij verbouwen. En Shell zegt:
                     «Dat is goed. Dat kost 2 miljard. Mag ik even vangen?» Hoe gaat de Minister dan zorgen
                     dat Shell levert en dat het niet te veel subsidie is? Misschien kan Shell die financiering
                     wel uit de markt halen. Ik sluit me aan bij de opmerkingen van collega Leijten. De
                     CEO van Invest-NL heeft hierover gezegd: ze moeten dat geld gewoon zo veel mogelijk
                     uit de markt halen. Dus hoe doen we dat nou? Hoe zorgen we dat we niet gekke Henkie
                     zijn en met miljarden strooien naar bedrijven die dat eigenlijk helemaal niet nodig
                     hebben? Hoe gaat de Minister dat doen?
                  
Als er voorwaarden zitten aan de 35 miljard om te verduurzamen, kunnen we dan ook
                     menselijke voorwaarden stellen? Kunnen we dan bij die subsidies voorwaarden stellen
                     voor gezondheid – dat zei collega Leijten al – maar ook voor de contracten die er
                     dan moeten zijn? Denk aan de pakketbezorgers die dus niet meer 200 pakketjes per dag
                     moeten leveren en eigenlijk niet naar het toilet kunnen. Dus dat er gewoon behoorlijk
                     werk wordt afgesproken als bedrijven dit soort subsidies gaan krijgen.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Eerdmans van JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik wil eigenlijk iets vragen over het werkgarantiefonds, als ik dat zo goed heb verstaan
                     van GroenLinks. Heeft u enig idee welke bedragen daar nou in omgaan? Kijk naar een
                     bedrijf als Shell. Als we die mensen allemaal werkgarantieplekken moeten geven – ik
                     vraag me af of die banen er zijn, maar u wil ze in ieder geval blijven betalen – dan
                     kun je ze ook gewoon in een soort schaduwwerkloosheid neerzetten. Heeft GroenLinks
                     enig idee wat het prijskaartje wordt van zo'n plan, naast de 35 miljard die we al
                     in het fonds hebben zitten? Er komt dus blijkbaar nog een stoot geld bij van de overheid
                     om mensen in de touwen te houden, omdat ze straks geen baan meer hebben.
                  
De voorzitter:
De heer Thijssen, PvdA.
De heer Thijssen (PvdA):
We werken nauw samen met GroenLinks, maar we zijn nog altijd de Partij van de Arbeid!
                     Maar complimenten voor die naadloze samenwerking doen ons wel goed. Toch, collega
                     Kröger? Kijk, daaraan hebben we al zitten rekenen. Het ligt er natuurlijk heel erg
                     aan hoeveel mensen hier precies gebruik van gaan maken. In de huidige arbeidsmarkt
                     met het enorme, schreeuwende tekort aan technici voor de groene revolutie denk ik
                     dat heel veel mensen met behoud van inkomen van baan naar baan kunnen. Ik vind ook
                     dat ze bedrijven er gewoon aan moeten houden dat ze goed zorgen voor hun werknemers
                     en dat dat gebeurt. Mijn fractie denkt dus dat het een goed idee zou zijn als er een
                     fonds wordt gecreëerd van een paar honderd miljoen euro, zodat er een vangnet wordt
                     gecreëerd in de samenleving. Dan weten we dat als iemand tussen wal en schip valt,
                     als bedrijven over de kop gaan of als bedrijven niet goed voor hun werknemers zorgen,
                     deze werknemers dan worden geholpen om weer aan een nieuwe baan te komen. Er komt
                     dus geen schaduwwerkloosheid. Mensen worden in staat gesteld om nieuwe, groene skills
                     te leren en om bij te dragen aan een mooiere wereld, zodat ze hun geld kunnen verdienen
                     en ze tegelijkertijd zorgen dat we een beetje in balans komen te wonen op deze planeet.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Shell heeft natuurlijk een businessmodel. Shell is geen departement waar je kan zeggen:
                     Pietje en Jantje gaan dit doen. Dat moet een business zijn. Er moet een business zijn
                     voor de groene industrie. Als je Shell zijn gang laat gaan, kan dat in de loop van
                     de tijd misschien gebeuren. Ik heb dat gesprek ook gevoerd met de bazen van Shell.
                     Maar u probeert een soort verborgen werkloosheid af te dwingen. Dat vind ik zorgelijk.
                     U gaat mensen straks betalen om werkloos te zijn. Dat noemen we volgens mij «een uitkering
                     geven». Dat is typisch een tandem van de PvdA en GroenLinks die ik hier naar boven
                     zie komen. Dat vind ik een treurig geluid voor de economie van Nederland en ook voor
                     de mensen van Shell.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
«Het is code rood voor de mensheid», zegt de secretaris-generaal van de Verenigde
                     Naties. Dat betekent dat de wereld en ook Nederland klimaatneutraal gaan worden. Dat
                     betekent dat we afscheid gaan nemen van fossiele activiteiten, zoals Shell op dit
                     moment doet. En dat betekent ook dat er dus heel veel bedrijvigheid komt om het op
                     een duurzame en groene manier te doen. De Nederlandse Vereniging Duurzame Energie
                     zegt dus steeds, ieder jaar weer: wij hebben een schreeuwend tekort aan mensen. Dat
                     is geen verborgen werkloosheid; dat zijn gewoon mannen en vrouwen die aan de slag
                     gaan om ervoor te zorgen dat deze economie op een duurzame manier gaat draaien.
                  
Er is dus een schreeuwend tekort aan mensen. Er zijn heel veel echte, goede banen
                     waarin mensen kunnen gaan werken. Dat is volgens mij de toekomst waar we naartoe gaan.
                     De Partij van de Arbeid wil dat mensen in de toekomst daar vooral aan de slag gaan.
                     Maar we willen voorkomen dat een bedrijf als Shell of fossiele bedrijven die draai
                     niet op tijd maken, niet op tijd zien dat ze ook klimaatneutraal moeten worden, en
                     mensen dan tussen wal en schip vallen. We willen dat de Minister dan kan zeggen: «Geen
                     nood, er is een vangnet. We gaan ervoor zorgen dat je met behoud van inkomen je fossiele
                     skills achter je kunt laten, dat je groene skills kunt aanleren en dat je een nieuwe
                     baan krijgt in de Nederlandse economie.»
                  
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer Thijssen zijn betoog. Dat duurt ongeveer nog een kleine halve
                     minuut. U zit op 4 minuten en 46 seconden; dat heb ik hier staan. Maar u hebt bijna
                     geen interrupties gepleegd. Ik wil dus iets coulant zijn, maar niet met twee minuten
                     of zo.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is aardig. Dank u wel, voorzitter. Dan heb ik nog twee punten, die gericht zijn
                     aan de Minister. Het eerste punt is dat in heel veel overzichten te zien is dat de
                     grote vervuilers in Nederland niet eerlijk bijdragen aan de Nederlandse economie.
                     Ook in het regeerakkoord zien we dat er geen CO2-heffing komt waardoor de vervuilers inderdaad gaan betalen. Dat vinden we oneerlijk.
                     We hebben gisteren in onze doorrekening ook laten zien dat als de grote vervuilers,
                     én de rijken én de grote bedrijven, wel mee gaan betalen, de koopkracht van de Nederlanders
                     dan wél vooruit kan. Graag een reactie daarop van de Minister.
                  
Tot slot het punt dat ik ook al maakte richting collega De Jong, namelijk: wanneer
                     zien we nou wel de precieze invulling van de plannen van de Minister? Er is een deadline
                     van 1 mei voor de Klimaat- en Energieverkenning, zodat we in het najaar weten waar
                     we staan en of we die hele ambitieuze klimaatdoelen gaan halen, waarvoor nogmaals
                     complimenten. Als we over de datum van 1 mei heen schieten, dan weten we het namelijk
                     pas eind 2023. En ja, dan zijn de verkiezingen alweer bijna. Zo veel tijd hebben we
                     niet meer met het klimaat. Gaat u dus leveren vóór 1 mei?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. Daarmee kom ik bij de heer Graus van de PVV.
De heer Graus (PVV):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik weet dat dit debat over hoofdlijnen behoort
                     te gaan, maar wat hoofdlijnen zijn in het Westen, hoeven geen hoofdlijnen voor een
                     Limburger te betekenen. Limburg is hier in het Westen vaak niet belangrijk, maar ik
                     vind Limburg wel het belangrijkst; vandaar dat ik mijn eigen hoofdlijnen bepaal. Uiteraard
                     is de Minister zelf gerechtigd om daar al dan niet antwoord op te geven.
                  
Allereerst natuurlijk onze ondernemers. Die kregen niet alleen te maken met covid,
                     hoge energieprijzen en een tekort aan grondstoffen en personeel, maar ook met de klimaat-
                     en stikstofproblematiek. We willen daarop toch om wat acties vragen. Wij hebben in
                     de afgelopen vijftien jaar eigenlijk altijd om dezelfde gevraagd, maar soms worden
                     er weleens een paar afgevinkt. De kracht zit ’m dus in de herhaling. Maar hoe gaat
                     deze kersverse Minister ervoor zorgen dat het verdienvermogen van ondernemers versterkt
                     wordt en dat het vestigingsklimaat verbeterd wordt? Daar mag ze uiteraard in hoofdlijnen
                     op antwoorden.
                  
Dan het mkb-herstelplan. Dat zou het liefst in een samenwerking moeten gebeuren met
                     MKB-Nederland, VNO-NCW en Ondernemend Nederland, ONL. Ik zou het enorm waarderen als
                     op dat punt ook enige toezeggingen kunnen komen, want het is natuurlijk een kleine
                     moeite om dat te gaan doen. We willen ook graag een verbetering van de financieringsmogelijkheden.
                     Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik het over de Belgische win-winregeling en over
                     de mkb-bank gehad. Ik vind dat die bank er nog altijd moet komen. Dat is ook niet
                     te moeilijk.
                  
Dan de vermindering van de lasten. Er komt nog een apart commissiedebat over regeldruk,
                     maar waarom doen we niet: één erbij en twee ervanaf? Simpeler kan het eigenlijk niet.
                     Dat kan ook al worden toegezegd. Wij willen natuurlijk ook dat de belasting, de btw
                     en de accijnzen verlaagd worden. Ik ben zelf een Limburger. Wij hebben de meeste kilometers
                     grens. We hebben alleen maar last van die lagere accijnzen, lagere btw en lagere belastingen
                     in Duitsland en België. Ik zie gewoon de weglekeffecten. De mensen gaan er namelijk
                     niet alleen tanken, maar ze doen er ook hun boodschappen, ze halen er ook hun aardappeltjes
                     en ze halen er ook hun kratje bier en alles. Het is gewoon gigantisch wat daar gebeurt.
                     Daar hebben met name wij in het Zuiden veel last van. Op welke manier gaat de Minister
                     de transitie voor de Nederlandse ondernemers bestendiger maken, ook aangaande digitalisering?
                     Dat is een onderwerp dat ook mijn collega Danai van Weerdenburg nog wel ter sprake
                     zal brengen in het debat in dezen. We willen ook oproepen om het herstel, nu en in
                     het postcoronatijdperk, te laten prevaleren boven verduurzaming, want de nood is nu
                     gewoon aan de man. Het is ook code rood voor de ondernemers.
                  
We willen ook dat er oplossingen komen voor de coronaschulden. Ik ga er dadelijk nog
                     apart op in voor Limburg. Ik weet niet hoelang ik nog heb, mevrouw de voorzitter,
                     maar ik ...
                  
De voorzitter:
U zit op 2 minuten en 30 seconden, dus u heeft nog tijd.
De heer Graus (PVV):
Prima, dank u wel. Ik wilde ook nog vragen naar het opzetten van een loket voor de
                     coronaschulden. Dat is namelijk echt dringend nodig. De mensen wisten in het begin
                     vaak niet precies hoe en waar ze het moesten aanvragen. Dat was allemaal heel lastig.
                     Het was allemaal niet simpel om dat te doen. Ook weten ze niet hoe ze er op een goede
                     manier van af moeten komen en dat ze er advies in kunnen krijgen. We zouden daar graag
                     een loket voor willen hebben. Misschien kan de Minister dat ook toezeggen.
                  
Dan de terugbetaling van de coronasteun. Hoelang mogen de Grieken er ook alweer over
                     doen? Tientallen jaren, geloof ik. Waarom wordt het voor onze ondernemers niet verspreid
                     over in ieder geval maanden tot jaren? Wij zouden het ontzettend sympathiek vinden
                     als ze daar meer tijd voor krijgen.
                  
Dan de bedrijfsopvolgingsregeling, de BOR. Wij willen dat die behouden blijft of dat
                     er in ieder geval een gelijkwaardig alternatief voor komt. Er is in een aangenomen
                     motie-Graus verzocht om het gebruik van de mkb-toets. Heel veel mkb'ers weten niet
                     dat de vakbladen ons daarin bashen, maar die motie kwam toch echt wel bij de PVV vandaan.
                     De mkb-toets moet breder worden, ook bij de toetsing van bestaande wet- en regelgeving.
                     Ik hoop dat de Minister die mkb-toets veel breder gaat inzetten, ook bij de huidige
                     wetgeving, met het oog op de betaalbaarheid, de werkbaarheid en de uitvoerbaarheid.
                  
Ik heb de horeca altijd apart aangehaald. Dit wordt iets te veel micromanagen misschien,
                     maar toch zou ik graag willen dat de Minister daar specifiek mee in gesprek gaat.
                     Ik heb dat ook al gedaan voor de kermissen, de horeca en de kappersbranche. Zij zitten
                     met specifieke problemen. Ik kan er nu niet te veel over uitweiden omdat dit een hoofdlijnendebat
                     is, maar zou de Minister ook daar ruimhartig mee in gesprek kunnen gaan?
                  
Mevrouw de voorzitter, dan kom ik op het laatste onderwerp: Limburg. Dat is voor mij
                     natuurlijk een hoofdlijn. Limburg heeft niet alleen te maken gehad met coronaproblemen
                     en coronanekslagen – daar hebben alle ondernemers in Limburg mee te maken gehad –
                     maar in het Zuiden hebben de ondernemers ook een enorme economische klap gehad naar
                     aanleiding van de watersnoodramp. Ik heb dat zelf natuurlijk meegemaakt. Ook in het
                     verleden is dit weleens gebeurd in het Zuiden. De bedrijven zitten giga in de knel
                     door die twee rampen. Ik heb een motie ingediend over ruimhartige steun voor de ondernemers.
                     Die motie is met dank aan alle Kamerleden – dank daarvoor – unaniem aangenomen. Nu
                     heb ik begrepen dat de Minister in gesprek gaat met de gedeputeerden en ook met de
                     burgemeester des vaderlands Daan Prevoo, de burgemeester van Valkenburg. Hij is misschien
                     wel de beste burgemeester van Nederland; van Limburg is hij het zeker. Wij hebben
                     echt om een ruimhartige vergoeding gevraagd. Ik wil geen broedende kip storen. Aan
                     de ene kant zou ik dus liever niks willen zeggen, maar ik wil de Minister wel meegeven
                     dat ze niet alleen het eerste kwartaal van 2022 moet meenemen, maar ook echt het derde
                     en vierde kwartaal. Het moet ook niet om 10% gaan, maar zeker om 30%. Zo heeft de
                     Kamer het namelijk begrepen. Daar heeft zij mij in gesteund. Het zou om een ruimhartige
                     vergoeding gaan.
                  
Daar wil ik het bij laten. Ik wacht het even af. Ik wil de Minister nogmaals danken
                     dat ze de moeite neemt om naar ons mooie Limburg te komen om daar met de actoren te
                     praten.
                  
De voorzitter:
De heer Van Haga heeft daar nog een vraag over.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De heer Graus begon over de BOR. Mensen gaan niet alleen naar België om te tanken
                     en hun inkopen te doen, maar mensen, voornamelijk eigenaren van familiebedrijven,
                     verplaatsen hun hele bedrijf nu naar België. Dat is een vergeten item. We hebben het
                     daar vaker over gehad. Wat moet er volgens de PVV worden verbeterd aan de BOR? BVNL
                     wil erf- en schenkbelasting compleet afschaffen. Wat wil de PVV?
                  
De heer Graus (PVV):
Ik hoop dat u naar de tandarts gaat als u kiespijn heeft en dat u naar een cardioloog
                     gaat als u hartklachten heeft. U vraagt dit nu natuurlijk aan de woordvoerder mkb,
                     dierenwelzijn en luchtvaart. Het is altijd een beetje lastig om namens anderen te
                     spreken. Maar u weet waarschijnlijk – ik heb dat al genoemd – dat wij ook voor het
                     afschaffen van bepaalde heffingen en voor de verlaging van belastingen zijn. Daarbij
                     zult u ons altijd aan uw zijde vinden. Maar ik ben vaak niet de woordvoerder bij dat
                     soort debatten. Dat zult u met mijn collega's Edgar Mulder en Teun van Dijck moeten
                     doen. Ik heb ook ooit in die commissie gezeten. Ik meen ook dat ik u altijd gesteund
                     heb. We hebben hierin ook samen opgetrokken, ook bij de begrotingsbehandeling. Ik
                     ben de afgelopen vijftien jaar altijd heel consequent en consistent geweest. Dus geen
                     zorgen daarover.
                  
Tot slot. Dank aan de Minister dat zij naar Limburg gaat. Daar ben ik heel blij mee.
                     Jullie moeten er ook een beetje samen uit komen. Wij hoeven niet altijd te micromanagen.
                     Maar dit gaat niet om micromanagement, dit gaat om hele belangrijke zaken.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nu we toch op een vrij specifieke casus in Limburg inzoomen, heb ik ook een vraag
                     aan de heer Graus over de situatie rond VDL Nedcar en de kap van het Sterrebos. De
                     heer Graus heeft daarover in oktober 2020 een motie ingediend. Op dat moment was niet
                     duidelijk dat zo veel oud, waardevol bos gekapt zou moeten worden voor een fabriekshal.
                     Zou het niet veel sterker zijn als er nu toch gekeken wordt, misschien ook wel vanuit
                     het Rijk, maar samen met het lokale bevoegd gezag en het bedrijf, hoe je toch een
                     oplossing kunt vinden die goed is voor én het bos én het bedrijf? Ik weet dat de heer
                     Graus de dieren een warm hart toedraagt.
                  
De heer Graus (PVV):
Dat was inderdaad mijn motie. Die is destijds unaniem aangenomen. Die is dus destijds
                     ook door de fractie van mevrouw Kröger gesteund. Logischerwijs kun je niet van tevoren
                     alle gevolgen overzien. Ik weet dat de familie Van der Leegte, zowel senior als junior,
                     natuurliefhebbers zijn en ook van bos en dieren houden. Ik kan er niet op vooruitlopen.
                     Misschien bent u daar momenteel beter van op de hoogte dan ik. Ik heb de klokken momenteel
                     niet gelijkgezet. Ik weet ook niet wat de andere mogelijkheden zijn. Ik kan er nu
                     niets over zeggen. Daar ben ik heel eerlijk over.
                  
Ik hou trouwens ook heel erg van bomen. Maar het is niet zo dat als we een boom omzagen,
                     er dan altijd een eekhoorntje in zit dat helemaal in paniek raakt. Dat is dan natuurlijk
                     allang weg. Dus we moeten het ook niet te veel overdrijven. Een bos kun je elders
                     ook weer aanplanten. Ik koester zelf mijn planten en bomen ook. Dat zijn allemaal
                     levende dingen. Dus ik deel dat allemaal met u. Maar soms moet je ook weleens keuzes
                     maken die minder leuk zijn, ook voor de natuur inderdaad. Gelukkig kunnen we elders
                     nieuwe natuur creëren. Kijk naar de Oostvaardersplassen, waar ik altijd zo op tegen
                     was. Dat noemt iedereen – ook uw partij – natuur, maar ik vind dat een tupperwaregebied.
                     Nogmaals, wat is natuur nog vandaag de dag? We zijn één groot dorp. Volgens mij bestaat
                     er in Nederland geen echte natuur meer.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk
                     even naar de klok. De Minister heeft aangegeven dat zij een kleine twintig minuten
                     nodig heeft. Ik zou dus willen schorsen tot 11.50 uur. U weet allen dat er straks
                     om 12.30 uur hoofdelijke stemmingen plaatsvinden. Ik zou willen proberen om de eerste
                     termijn in ieder geval om 12.30 uur afgerond te hebben. Ik denk dat het niet reëel
                     is om ervan uit te gaan dat we de tweede termijn dan ook al gedaan hebben. Dat zou
                     een beetje krap worden. We hebben normaal gesproken drie uur voor zo'n debat, en dat
                     is toch met zo veel partijen een uitdaging. We gaan nu schorsen.
                  
De vergadering wordt van 11.34 uur tot 11.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik vraag de leden of zij stil kunnen zijn, zodat de volledige aandacht
                     kan uitgaan naar de Minister. Dan kan zij met haar beantwoording beginnen. We kijken
                     even hoever we kunnen komen voordat de bel voor de hoofdelijke stemmingen gaat. De
                     leden mogen twee vragen stellen. Ik stel voor dat die worden gesteld naar aanleiding
                     van een bepaald thema of blokje. Het is maar net hoe de Minister haar beantwoording
                     wil indelen. Het is handig als de leden even weten welke thema's er worden behandeld,
                     zodat zij ook weten wanneer zij hun vragen kunnen stellen.
                  
Het woord is aan de Minister.
Minister Adriaansens:
Voorzitter, dank. Dank aan de leden voor de betrokkenheid bij het onderwerp. Het is
                     erg leuk om zo gemotiveerd te worden, ook door uw leden. Ik heb een aantal blokjes.
                     Ik begin met het vestigingsklimaat en zeg in algemene zin iets over de randvoorwaarden.
                     Dan ga ik wat dieper in op het industriebeleid, waar een aantal vragen over zijn gesteld.
                     Vervolgens gaat het over innovatie, digitale economie en ondernemerschap. En tot slot
                     zijn er nog wat overige punten.
                  
Ik zal eerst iets in algemene zin zeggen. Een aantal leden vroeg hoe ik aankijk tegen
                     de economie, de economische ontwikkelingen en het feit dat we nu drie bewindspersonen
                     hebben en EZ weer stevig aanwezig is op het departement. Dat kwam ook in een aantal
                     vragen aan de orde. Het gaat echt over de missie, de «why»: waarom wil je dit doen,
                     waarom word je hier heel enthousiast van? Nederland is een prachtig land. Wij doen
                     het waanzinnig goed in de wereld als je naar alle rangordes kijkt, maar we zitten
                     in een ontzettend spannend tijdperk waarin we ervoor moeten gaan zorgen dat we onze
                     planeet behouden voor de toekomst. Het gaat niet meer alleen over geld. Ik ben ontzettend
                     blij met het regeerakkoord, dat dit zo onderschrijft. We hebben er heel veel geld
                     voor uitgetrokken. Dat wil nog niet zeggen dat het automatisch goed gaat, want het
                     vraagt om visie. We zijn een klein land en hebben relatief weinig geld te besteden,
                     ook al is dat voor ons heel veel. Dus we zullen goede keuzes moeten maken. Eigenlijk
                     zou ik ook niet de pretentie willen hebben dat ik weet hoe dat moet.
                  
Ik weet wel waar ik trots op ben. Ik ben trots op alle mensen in Nederland die heel
                     hard werken, zowel bij de kleine bedrijven, de eenmanszaken als de grote bedrijven.
                     Ik zie de meerwaarde. Ik heb dat ook zelf ervaren in organisaties. Ik zie wat mensen
                     doen als ze werk leveren. Ik zie dat mensen daar blij van worden, maar dat het ook
                     de samenleving veel kan opleveren. De kunst is om met die kracht van de Nederlanders
                     de goede, volgende fase in te gaan, die ook gezond en duurzaam is en goed voor ons
                     klimaat en onze medemensen. De kunst is om daar richting aan te geven, maar ook om
                     ze te laten doen waar ze goed in zijn. Dus we gaan het niet dichtregelen; we gaan
                     ze verleiden.
                  
Ik ben het er volledig mee eens dat subsidies doelmatig moeten zijn, maar ik geloof
                     wel in een lerende samenleving. Dus als een subsidie minder effectief is geweest,
                     moeten we dat evalueren en ervoor zorgen dat we het de volgende keer beter doen. Dus
                     met dat in het vizier en met de mooie richting die ook in de brief staat – het missiegedreven
                     innovatiebeleid – sturen op duurzaam, sturen op digitaal. Daar zitten onze groeiperspectieven.
                     Dat geeft richting aan mijn werk de komende jaren. En inderdaad, dat zal ik samen
                     moeten doen met mijn collega's. Dat kan niet alleen. Dus dat komt op een aantal punten
                     nog terug.
                  
Ik maak nu een bruggetje naar het vestigingsklimaat. Een aantal leden heeft daar vragen
                     over gesteld. Dat is randvoorwaardelijk en misschien ook wel het meest ingewikkelde
                     dat er is. Want het bestaat uit verschillende onderdelen. Het gaat over Nederland
                     waarin er sprake is van een hoog opleidingsniveau. Dus je moet goed werken aan het
                     behoud van ons onderwijssysteem. Je moet ervoor zorgen – dat is misschien nog wel
                     de lastigste uitdaging op dit moment – dat er voldoende mensen op de arbeidsmarkt
                     zijn, dat die goed geschoold zijn en dat het aanbod aansluit op de vraag. Maar het
                     heeft ook te maken met het sentiment dat er leeft in Nederland. Dat is heel belangrijk.
                     Ik ben blij dat een aantal van u dat ook genoemd heeft.
                  
Je zult op alle vlakken moeten schakelen en ik heb niet de knop in handen om die in
                     één keer om te zetten. Als bedrijven willen vertrekken vanwege bepaalde redenen, bijvoorbeeld
                     vanwege te weinig mogelijkheden om uit te bouwen, dan hebben we daar gewoon mee te
                     maken. Maar aan mij is wel de opdracht om ervoor te zorgen dat ik op die verschillende
                     vlakken ga werken en verbeteringen ga aanbrengen. Ik noem bijvoorbeeld de stabiliteit
                     in ons land. Dat is een hele belangrijke factor voor een bedrijf om voor Nederland
                     te kiezen of er te blijven. Ik zal mijn best doen om ervoor te zorgen dat we niet
                     te veel wiebelend beleid voeren, ook niet fiscaal. Dat is niet direct mijn portefeuille,
                     maar ik zal binnenkort spreken met de Staatssecretaris Fiscaliteit om ervoor te zorgen
                     dat we ook voor het vestigingsklimaat blijven nadenken over wat aansluit en wat kan.
                  
Ik noem bijvoorbeeld ook het maken van maatwerkafspraken. Als je met een groot bedrijf
                     afspraken kan maken, dan doe je dat op basis van wederkerigheid en voor meerdere jaren.
                     De wijze waarop je daarin samen optrekt, kan ook voor een bedrijf het verschil maken
                     om te blijven. Dat kan vervolgens ook weer voor andere bedrijven aantrekkelijk zijn
                     om hier te komen en te blijven.
                  
Het Groeifonds helpt ook bij het verstevigen van ons vestigingsklimaat, omdat we Nederland
                     daarmee vooraan in de race willen krijgen als het gaat om duurzaamheid en groene-industriepolitiek.
                     We willen meewerken en meedenken, niet omdat we weten wat we precies overal moeten
                     doen, maar omdat we met elkaar willen werken aan verbeteringen en omdat we daar eerlijk
                     en kritisch in willen zijn. Ik zou dat echt samen met de bedrijven willen doen. We
                     zijn daarover goed in gesprek met VNO-NCW en MKB-Nederland. Ik laat mij voeden door
                     de ervaringen. Aanstaande maandag spreek ik zelf met de boegbeelden van de topsectoren.
                     Ik ben benieuwd hoe zij ertegen aankijken. Ik laat mij daarin graag verrassen.
                  
Meneer Eerdmans vroeg of we willen kijken naar het buitenland. Hij heeft daar volledig
                     gelijk in. Er gebeuren al heel veel goede dingen. Ik zou bijna zeggen: goed gejat
                     is beter dan verkeerd verzonnen. Dat moeten we dus doen. We moeten onze ogen vooral
                     openhouden. Ik heb al één informele top gehad met de Ministers van Economische Zaken
                     uit andere landen. Ik merkte dat het daar ook heel erg ging over wat er buiten Europa
                     gebeurt. We moeten daar een antwoord op hebben, maar we kunnen daar ook van leren.
                     We hebben bijvoorbeeld ook een innovatieattachénetwerk met daarin 60 mensen in zestien
                     landen die hoogtechnologisch ontwikkeld zijn. Daar hebben wij contact mee, dus wij
                     laten ons ook op die manier inspireren.
                  
Er zijn veel vragen gesteld over het NFIA. U sprak die naam allemaal heel mooi uit.
                     Er zijn Kamervragen gesteld over datacenters. Ik heb ze gezien, maar die moeten nu
                     door de Minister van VRO worden verzonden. Ze liggen daar en ze komen snel naar u
                     toe. In april 2020 is de nieuwe strategie van dit orgaan voor de jaren 2020–2025 met
                     uw Kamer gedeeld. Niet iedereen was toen al lid van deze commissie, dus ik kan me
                     voorstellen dat niet iedereen die brief heeft gezien, maar die is er wel. Het is de
                     taak van het NFIA om bedrijven te helpen als zij interesse hebben in Nederland. Zij
                     zullen die bedrijven adviseren en begeleiden, maar niet proactief naar Nederland halen.
                     Zij zorgen ook voor de verbinding met overheden, waar de vragen terechtkomen. Het
                     gaat dan niet alleen over werkgelegenheid, maar ook over voorlichting op het gebied
                     van digitalisering en verduurzaming. Wat zijn de eisen in Nederland en welke ontwikkelingen
                     spelen daar? Een bedrijf moet kijken of het zich daar senang bij voelt.
                  
Het NFIA is niet proactief betrokken geweest bij het datacenter in Zeewolde. Ze zijn
                     wel op enig moment benaderd om contact te leggen met de rijksoverheid. Dat was volgens
                     mij een vraag van GroenLinks.
                  
De SP vroeg waarom die evaluatie niet is gedeeld. Volgens mij heb ik die vraag al
                     beantwoord. Die brief is wel gedeeld, in maart 2020.
                  
Meneer Van Haga vroeg waarom de economische nevenschade niet is meegenomen. Het ging
                     daarbij over corona. Corona is eigenlijk het volgende blokje. Wat gaan we daaraan
                     doen? Ik zit precies vandaag pas vier weken op deze plek. Ik heb het ook aan de andere
                     kant mogen meemaken. De zorg is inderdaad bovenliggend geweest in de besluitvorming.
                     Ik vind het heel fijn dat we in de afgelopen weken hard aan de slag zijn gegaan met
                     de middellangetermijnvisie. Die komt binnenkort uw kant op. De belangen van het maatschappelijk
                     en sociaaleconomisch denken en alle impact die dat heeft, gaan we naast de zorgafweging
                     zetten. Die worden dus gelijkwaardig. Daar ben ik heel blij mee, maar het is nog wel
                     even puzzelen hoe we dat goed gaan doen. We moeten daar de goede indicatoren en organen
                     voor hebben, en scherpte in het debat, want als er druk op komt, blijft het altijd
                     spannend. Maar we hebben wel met z'n allen, ook de Minister van VWS, uitgesproken
                     dat we niet door kunnen gaan met deze manier van ingrijpen en de gevolgen daarvan
                     voor de economie en, niet te vergeten, voor mensen.
                  
Meneer Van Haga had het over een schade van epische proporties. We hebben een indrukwekkend
                     steunpakket neergelegd. Dat vind ik zelf oprecht ook. Alleen, daarmee is niet gezegd
                     dat er geen schade is. Er zijn echt ondernemers, bedrijven en mensen die hier persoonlijk
                     onder lijden. Niet iedereen past in de regeling; er zijn verschillen. Ik heb wel begrepen
                     – daar heb ik mij in de afgelopen weken echt heel erg in verdiept – dat er aan alle
                     kanten heel hard wordt gewerkt om zo veel mogelijk ondernemers en bedrijven mee te
                     laten gaan in de regelingen die er zijn. Dat is één kant van het verhaal.
                  
De andere kant van het verhaal is: wat doen we met de opgebouwde schulden? U heeft
                     in de brieven kunnen lezen dat de fiscus heeft gezegd: pas vanaf 1 oktober gaan we
                     beginnen met invorderen en daar nemen we een lange periode voor, namelijk vijf jaar.
                     Ze zijn zelfs bereid om bij de homologatie van onderhandse akkoorden geen preferente
                     rol te vervullen. We hebben best wel wat regelingen in Nederland waarbij je de schulden
                     kunt regelen. Er zijn dus een heleboel zaken die geregeld worden om de schuldenproblematiek
                     behapbaar te maken. Maar terwijl ik dit zeg, weet ik dat dit niet voor iedereen een
                     oplossing gaat zijn. We brengen nu in kaart hoe groot de schuldenproblematiek is.
                     Waar hebben we het over? En kunnen mensen geholpen worden met de regelingen die we
                     hebben?
                  
De andere kant van het verhaal is dat mensen zo goed mogelijk geholpen moeten worden.
                     Iemand verwees naar een loket waar je terechtkunt. Dat loket is er, maar we hebben
                     er af en toe alleen een beetje veel. Dat is niet altijd even overzichtelijk. We zijn
                     aan het kijken of we dat wat beter kunnen stroomlijnen. De Kamer van Koophandel en
                     de RVO doen overigens hele goede dingen. Daar heb ik mijzelf in verdiept. Ik heb gezien
                     dat daar waanzinnig veel energie in zit, maar dat wil niet direct zeggen dat iedereen
                     geholpen is. Daar moeten we alert op blijven, want dat is niet hetzelfde. In dit kwartaal
                     zal ik samen met de Minister van Sociale Zaken met een Kamerbrief komen over de middellangetermijnvisie.
                     Daarin zullen we met name ingaan op deze kant van het verhaal.
                  
D66 vroeg of we de steun- en herstelpakketten kunnen uitwerken voor verschillende
                     sectoren. Er wordt inderdaad heel hard nagedacht over een sectorale benadering, maar
                     het blijkt ongelofelijk ingewikkeld te zijn om een goede indeling te maken. We hebben
                     daar codes en systemen voor. Een boekhandel die ook koffie schenkt, past bijvoorbeeld
                     niet in het goede categorietje. Dat is allemaal vreselijk bureaucratisch en verschrikkelijk.
                     Op het moment dat je het sectoraal gaat indelen, moet je er wel voor zorgen dat je
                     daarna niet allemaal discussies hebt over de vraag of iemand wel in de goede sector
                     zit. Dus ja, ik ben het eens met de intentie. Ik denk dat we daarnaartoe moeten, ook
                     op de lange termijn. Je kunt niet met generieke steunpakketten blijven werken, maar
                     we moeten goed nadenken over hoe we het dan wel gaan doen. Mijn collega's in de driehoek,
                     maar met name Sociale Zaken en ik, zijn er heel alert op of we niet te snel gaan zonder
                     dat we de goede oplossingen hebben.
                  
Er werd ook gevraagd of ik wil praten met alle sectoren. Ik doe mijn best. Afgelopen
                     maandag was ik onder andere bij de nachthoreca en de detailhandel, de winkels in Rotterdam.
                     Ook daar kwam het thema van de leefbaarheid van binnensteden aan bod. In het coalitieakkoord
                     staat overigens ook dat we daar aandacht voor moeten hebben. Een aantal van u kaartte
                     dat aan of bevestigde dat ook. Mevrouw Leijten vroeg daar expliciet naar. Zij is nu
                     niet aanwezig, maar ik zal haar toch een antwoord geven: ja, dat is ontzettend belangrijk
                     voor de leefbaarheid van een stad of dorp. Ik moet eerlijk zeggen dat ik onder de
                     indruk was van het gesprek dat ik maandag had. Ondernemers en gemeentes zijn er zelf
                     al hard mee bezig, maar zij geven aan dat ze soms tegen knelpunten aanlopen die te
                     maken hebben met regelgeving, mededinging en dat soort zaken. We hebben afgesproken
                     dat we die knelpunten delen. Ik denk dat het de rol van de centrale overheid is om
                     te kijken waar we kunnen meedenken. Er komt in ieder geval een potje van 100 miljoen.
                     Dat hebben we bestemd om lokale plannen te ondersteunen. Voor zover het om geld gaat,
                     is er dus wel iets van ruimte. Het is ook heel goed om de kennis die in bepaalde gemeenten
                     wordt opgedaan, te delen, zodat we met elkaar leren van de goede oplossingen, van
                     de best practices, zoals dat altijd zo mooi wordt gezegd.
                  
Ik denk dat ik de vragen ... U wilde een reactie per blokje, toch?
De voorzitter:
Ja. Geleidelijk aan was vestigingsklimaat overgelopen in corona. Maar ik dacht dat
                     er nog wat meer vragen waren op het gebied van vestigingsklimaat. Daar wacht ik dus
                     eigenlijk nog even op. Eerst de heer Eerdmans en dan mevrouw Kröger.
                  
De heer Eerdmans (JA21):
In het kader van het vestigingsbeleid was ik wel benieuwd hoe de Minister reflecteert
                     op de uitspraken van haar collega van Financiën, mevrouw Kaag, die onlangs over KLM
                     zei: misschien moeten wij, gelet op de klimaatverandering, toch eens afstappen van
                     het overstapmodel, dus geen vluchten meer naar verre bestemmingen als China of Zuid-Amerika.
                     Dat heeft nogal wat gevolgen. Daar zou KLM zomaar 70% van haar reizigers mee kunnen
                     verliezen. Daar is door KLM ook met boosheid op gereageerd. Hoe reflecteert u op die
                     uitspraak?
                  
Minister Adriaansens:
Het is mooi dat we ook een beetje dualisme hebben in het kabinet. Zij mag dat zeggen
                     met haar achtergrond. Vanuit mijn positie in mijn portefeuille – we zullen dit zeker
                     nog wel bespreken – is het ook heel belangrijk om de impact van dit soort eventuele
                     oplossingen heel goed te doordenken. Ik begrijp heel goed het belang van het punt
                     over de uitstoot rondom Schiphol of de maatschappelijke kosten die gepaard gaan met
                     dit soort grote luchtvaartbewegingen, maar we moeten wel kijken wat voor waarde KLM
                     en Schiphol in de brede zin hebben voor Nederland. Daar zijn onderzoeken naar gedaan.
                     Ik heb vanochtend nog gevraagd of ik er een paar nog eens goed kon bekijken. Als dat
                     onvoldoende antwoord geeft, moeten we het verdiepen. Die discussie moet je zorgvuldig
                     voeren, want als het eenmaal weg is, is het weg.
                  
De voorzitter:
De laatste vraag voor de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Daar ben ik het geheel mee eens. Maar u bent dus niet zo blij met die uitspraak?
Minister Adriaansens:
Ik denk dat wij alles moeten onderzoeken om te zien hoe je verantwoord naar de klimaatdoelen
                     kunt en hoe je verantwoord stappen kunt nemen, maar ik denk wel – daarom ben ik ook
                     heel blij dat ik op deze portefeuille zit, met het accent op economie – dat ook dat
                     andere geluid wat duidelijker meegenomen moet worden in de discussie.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nou, «het accent op economie». Ik vroeg wat de blik is van deze Minister, wat de visie
                     is op de economie in 2040. Ik doel op een klimaatneutrale en gezonde economie, ook
                     voor de omwonenden van bijvoorbeeld Schiphol of Tata. Ik hoop toch niet dat in die
                     zin het accent op economie ligt of dat het accent anders in ieder geval ligt op een
                     groene economie. Wat is nou die visie en hoe past ons vestigingsbeleid daarbij?
                  
Minister Adriaansens:
U heeft volledig gelijk, mevrouw Kröger. Het is een samenhang. Het moet duurzaam zijn.
                     Het moet op de lange termijn. We hebben doelen gesteld: 2030 en 2050. Maar we staan
                     wel waar we nu staan. De oplossing is niet alles meteen weggooien zonder goede alternatieven
                     te hebben. Ik geloof heel erg in een transitieperiode. Wij zijn het volgens mij wel
                     eens over de doelen en over wat Nederland moet zijn, namelijk schoon en verantwoord,
                     ook voor de leefomgeving. Het is altijd een spannend pad hoe je daar komt. In zo'n
                     discussie hebben we vaak de neiging om dat wat heel erg belastend is direct aan de
                     kant te schuiven. Dat begrijp ik. Ik begrijp de discussie rondom Schiphol of Tata.
                     Maar stel je voor dat we met Tata de slag kunnen maken naar een gezonde productielijn.
                     Daar hebben we tijd voor nodig. Is dat haalbaar? Er is een heel traject te gaan, maar
                     als dat haalbaar is, dan doen we ook wat goed is voor de samenleving in brede zin,
                     ook verder dan Nederland. Wij kunnen dat. Wij hebben de energie en de ambitie. We
                     moeten dat dus zeker met elkaar onderzoeken, maar dat is niet ten koste van alles.
                     Daarbij ga ik zeker niet zeggen dat economie bovenliggend is. We moeten zorgen dat
                     we het gezamenlijk doen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, laatste vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik neem aan dat het interrupties in tweeën zijn. Toch?
De voorzitter:
Nee, het zijn nu twee vragen in deze termijn, want we hebben tot 12.40 uur de gelegenheid
                     en er zijn een stuk of zes blokjes. Ik wil dus toch even geconcentreerd aan de slag.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, dan toch even een punt van orde. We gaan toch niet het hoofdlijnendebat
                     met betrekking tot de startperiode van deze Minister zo inrichten dat wij als Kamer
                     maar twee vragen kunnen stellen? We hadden net toch afgesproken dat we het debat gaan
                     voeren en dat we een vervolg inplannen als we het niet afkrijgen? Ik wil prima nu
                     nog een vraag stellen, maar ik ga er dan van uit dat er later nog een mogelijkheid
                     is om de andere vragen te stellen.
                  
De voorzitter:
Maar dan zou het ook zijn: nu een gedeelte, met de verdeling twee vragen en vervolgens
                     twee vragen in het vervolg van hetzelfde eerste blok. Dan krijgt u in het vervolg
                     op deze vergadering weer die twee vragen, maar dan zit ik nu grosso modo ook op twee.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, ik zal mijn vraag stellen. Ik hoor de Minister de contouren schetsen.
                     Volgens mij is dat precies het risico waarin we terechtkomen. Ik bedoel dat we allemaal
                     de contouren schetsen en «én groen én klimaatneutraal én gezond voor de leefomgeving
                     én goed voor de natuur én goed voor de economie van Nederland» zeggen, maar zonder
                     de pijnlijke keuzes te benoemen. We hebben een van de grootste vliegvelden van Europa,
                     we hebben een van de grootste staalproducenten van Europa, we hebben een intensieve
                     landbouw en we hebben een zware industrie, in een heel klein land waarin we nu keihard
                     tegen de grenzen aan lopen. Mijn uitdaging aan de Minister is om toch een beeld voor
                     mij te schetsen van de economie van 2040: ombouw, opbouw, afbouw. Wat hebben we niet?
                     Hoe ziet het eruit?
                  
Minister Adriaansens:
Mevrouw Kröger maakt de vraag heel scherp en ik denk dat dat terecht is. Ik denk dat
                     we uiteindelijk keuzes moeten maken in deze samenloop van doelen. Mijn visie is in
                     ieder geval dat ik dat samen met bedrijven wil doen. Ik ga hier niet vanaf mijn stoel
                     zeggen welk bedrijf daar wel of niet aan kan voldoen. We hebben best strakke verwachtingen
                     voor de komende periode. Er moeten plannen worden gemaakt. Daar zijn zij ook mee bezig.
                     In samenspraak zullen wij kijken of die haalbaar zijn en of het voldoende is. We gaan
                     niet normeren vanaf een stoel. We gaan met de partijen in gesprek. In die zin is het
                     heel mooi dat we ook een Minister voor Klimaat hebben, die heel strak zal zijn in
                     de normering. We houden elkaar daar dus heel scherp in, maar het is aan mij om ervoor
                     te zorgen dat we dit land nog wel levend en bruisend hebben, dus dat we niet iedereen
                     wegdrukken. We geven iedereen de kans om mee te doen om de doelen te behalen. Daar
                     sta ik voor. We zullen daarin ook impulsen geven. Daar hebben we ook geld voor. We
                     kunnen daarin investeren, maar wel als het verantwoord is.
                  
De voorzitter:
Dan komen we eerst bij de heer Amhaouch, daarna mevrouw Teunissen en daarna de heer
                     Thijssen. Zou u misschien uw microfoon uit willen doen, Minister? De heer Amhaouch,
                     CDA.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Het is goed dat wij nu twee vragen kunnen stellen en de volgende keer twee, want dat
                     zijn er samen vier. Een van die vragen besteed ik aan de schuldenproblematiek van
                     de brede mkb'ers. Het is fijn dat de Minister zegt dat ze de schulden in kaart gaat
                     brengen – wij noemden dat: de staat van de schulden – om daar goed naar te kunnen
                     kijken, zodat wij ook kunnen acteren op de feiten. De vraag aan de Minister is of
                     ze verder wil gaan. Wil ze ook het maatschappelijk middenveld, zoals de economen en
                     het bedrijfsleven, erbij betrekken om de kosten- en de batenkant inzichtelijk te krijgen
                     en niet alleen te blijven hangen in wat de regels nu toestaan? Juist voor onze nationale
                     economie is het van belang hoe dat plaatje, die foto eruitziet en wat we kunnen doen
                     in het voordeel van Nederland om die schulden af te bouwen. De termijn kan er eentje
                     zijn, maar misschien zijn er nog een aantal andere slimme dingen. Die toezegging vraag
                     ik: betrek anderen erbij om daar breed naar te kijken, kom naar de Kamer met een aantal
                     scenario's en blijf niet hangen in de huidige mogelijkheden.
                  
Minister Adriaansens:
Ik doe de heer Amhaouch graag de toezegging dat ik dat samen met het veld doe. We
                     hebben wel een mooi pakket, dus er is echt heel veel ruimte om schulden te saneren,
                     maar ik weet dat niet iedereen daar toegang toe heeft en dat het niet iedereen helpt.
                     Dat raakt mij ook, want ik weet dat als je je niet vrij kan gedragen en je niet vrij
                     voelt, je ook niet goed kan presteren. Uiteindelijk helpt dat niemand, in eerste instantie
                     niet de persoon die het betreft. Het is dus aan ons om te kijken of we toch oplossingen
                     kunnen vinden. Daar laat ik me ook graag bij helpen door anderen.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Gedurende het antwoord van de Minister ben ik toch wel steeds meer bezorgd geraakt
                     over de toekomst van onze economie, als zij er zo in staat. Zij zegt dat zij het bedrijfsleven
                     en consumenten de ruimte wil geven en samen met bedrijven wil kijken. We hebben net
                     geconstateerd dat er een spanningsveld is tussen vestigingsklimaatbeleid en klimaatbeleid.
                     Als zij nou geen helder beeld heeft van de nieuwe economie waar we naartoe gaan, aan
                     welke criteria gaat zij dan toetsen? Met welke criteria gaat zij dan het gesprek aan
                     met de bedrijven?
                  
Minister Adriaansens:
Dat is een heel goede vraag van mevrouw Teunissen, want daar heb je ook een zorgvuldig
                     afwegingskader voor nodig. Dat afwegingskader is in de maak. Zodra dat beschikbaar
                     is ... Ik moet even kijken wanneer wij de brief over de omgang met de maatwerkafspraken
                     kunnen sturen. Dat wordt waarschijnlijk mei. Waarom is dat ingewikkeld? Omdat we deze
                     afweging goed moeten doen en ook bij alle bedrijven op dezelfde wijze moeten doen.
                     Ik zie het niet als twee tegenover elkaar staande belangen. De kunst is juist om ze
                     bij elkaar te brengen. Als je naar bedrijven, organisaties en ondernemers kijkt, zie
                     je ook dat iedereen bezig is met verduurzamen en dat iedereen bezig is om daar stappen
                     in te zetten. Op allerlei vlakken gebeurt dat. Dat gebeurt Europees. Er komen dadelijk
                     ook richtlijnen aan voor de verslaglegging ervan. Er zijn SDG-doelen waar heel veel
                     bedrijven zich spontaan naar richten en allerlei activiteiten op ontplooien. De vraag
                     is of het genoeg is. Ik wil dus vooral de energie die er is, aanwakkeren. In de brief
                     hebben we aangegeven wat daarbij onze accenten zullen zijn. We denken dat we een heleboel
                     kunnen bereiken als we investeren in groei, digitalisering en duurzaamheid. Er gebeurt
                     echt al een heleboel. Ik zou ervoor willen pleiten om niet te denken dat we stilstaan,
                     want dat is niet zo. De vraag is of het genoeg is, en die zorgen deel ik met u. Daarom
                     zal ik erbovenop zitten om ervoor te zorgen dat we de goede afspraken gaan maken,
                     met name met de partijen met een grote uitstoot in ons kleine landje.
                  
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Minister zegt dat de belangen van economie en klimaat niet tegengesteld hoeven
                     te zijn. Dat ben ik helemaal met haar eens, maar zoals zij het nu presenteert, is
                     dat juist wel het geval, want zij zegt dat we aan de ene kant klimaatdoelen hebben
                     en dat zij aan de andere kant ruimte wil geven aan de economie. Maar wij hebben een
                     harde norm. We hebben namelijk het Akkoord van Parijs. We hebben die 1,5 graad waar
                     we aan moeten voldoen. Ik hoor de Minister ook zeggen: mijn collega voor Klimaat en
                     Energie, de heer Jetten, normeert. Kan ik dan in ieder geval bevestigd krijgen dat
                     de harde norm van 1,5 graad ook voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat
                     geldt en niet alleen maar voor de Minister voor Klimaat en Energie? Je brengt hem
                     namelijk in een heel lastig parket als dat doel, als die norm, niet gelijk is.
                  
Minister Adriaansens:
Ik kan hier volmondig «ja» op antwoorden, want dat is waar ik me op richt. Die doelen
                     moeten we met elkaar halen. Dat staat buiten kijf.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik denk dat de bedrijven inderdaad echt wel kunnen helpen bij de omslag naar groen.
                     Ik maak me alleen wel zorgen als de Minister aan tafel gaat met de fossiele industrie
                     om te spreken over hoe de fossiele industrie niet meer fossiel moet zijn. De vorige
                     coalitie heeft een preventieakkoord gesloten. De afspraak was expliciet dat de tabakslobby
                     niet meer aan tafel mocht, want de tabakslobby heeft niets te maken met gezondheid.
                     Dat geldt natuurlijk voor fossiele bedrijven. Die hebben niets te maken met ... Tja,
                     die willen meer fossiel, niet groen. Ik maak mij dus zorgen over de maatwerkafspraken.
                     Hoe moet dat nou? Ik denk dat een afwegingskader daar heel erg bij kan helpen. Kan
                     de Minister zeggen hoe dat afwegingskader tot stand komt? Wordt dat opgesteld met
                     VNO en met Shell? Of wordt dat opgesteld met Greenpeace en Milieudefensie?
                  
Minister Adriaansens:
Het zou heel interessant zijn om wat breder te kijken en te toetsen. Ik wil dit dus
                     wel oppakken en kijken hoe we dat afwegingskader gedragen kunnen krijgen. Dat is,
                     denk ik, heel belangrijk. Maar het komt ook bij uw Kamer. Wij zullen dat dus ook hier
                     met elkaar bespreken. Als iedereen ter plekke stopt met roken, dan is dat alleen vervelend
                     voor de tabaksproducenten, voor degenen die tabakswaren maken, maar als Shell nu stopt
                     met fossiele brandstof, dan ligt een heel groot deel van onze samenleving stil. We
                     zijn dus nog niet op het punt waarop we dat kunnen. Dat zouden we wel willen, maar
                     dat is niet zo. Daarom zei ik ook dat het normeren hiervan goed is / fout is. Dat
                     geldt voor allerlei dingen. Daar moet je wel even over doordenken. Wat betekent dat?
                     Dat ze mee moeten met de beweging en dat ze binnen de termijn naar de doelstellingen
                     moeten gaan handelen. Daar heb ik geen discussie over. Dat moet gebeuren. Maar we
                     moeten heel goed nadenken over het hoe: wat staat hun in de weg als zij dat niet kunnen
                     of niet snel genoeg kunnen en kunnen wij daar iets in betekenen?
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Adriaansens:
Impliciet werd gevraagd of de industrie het klimaatdoel zou kunnen halen en hoe slecht
                     de industrie is in het behalen van het klimaatdoel van 14,3 megaton. Ik begrijp dat
                     er een raming is van het PBL waarin wordt aangegeven dat de industrie-uitstoot in
                     2030 13 megaton lager is dan volgens de voorgaande raming en dat de industrie dat
                     doel dus in principe zou kunnen halen. Maar dat is natuurlijk niet het enige waar
                     we mee te maken hebben. We liggen dus op koers, maar in 2030 is het nog niet helemaal
                     neutraal, dus we moeten nog verder.
                  
Dan de vraag over de brede welvaart. Misschien herhaal ik mijzelf – ik denk aan de
                     tijd, voorzitter – maar voor mij is brede welvaart echt brede welvaart. Die gaat echt
                     over alles wat we in dit land hebben. Dat staat ook duidelijk in de hoofdlijnenbrief.
                     Het is altijd moeilijk om met dat soort containerbegrippen te werken, maar het gaat
                     gewoon over mensen. Het gaat over hoe wij hier met elkaar wonen, met elkaar leven.
                     Het gaat over dieren, het gaat over natuur en het gaat over zorgen voor voldoende
                     middelen om dit niveau van leven in stand te houden. Daar hebben we iedereen bij nodig.
                  
Volgens mij vroegen meneer Thijssen en mevrouw Kröger naar het mooie fonds. Ik ben
                     even de naam kwijt. Hoe komen mensen die bijvoorbeeld werken bij Shell of bij een
                     ander bedrijf in de fossiele industrie, aan ander werk als zaken worden afgestoten?
                     Er wordt ook nagedacht over begeleiding en omscholing. Daar is best wel veel gaande.
                     Ik weet niet of dat direct ook in een fonds moet zitten, want we hebben best wel veel
                     geld vrijgemaakt. Maar de begeleiding van mensen ... Op dit moment is er bijvoorbeeld
                     het Techniekpact, waarbij mensen worden omgeschoold voor technisch werk. Dat willen
                     we opschalen, omdat dat een heel goede manier is om mensen naar markten te krijgen
                     die duurzaam zijn of digitaal. Daar is dus absoluut aandacht voor. Ik zal zelf nog
                     eens kijken naar wat u daarbij heeft voorgesteld en of wij aspecten daarvan in onze
                     benadering zouden kunnen meenemen.
                  
Ik heb net gezegd dat ik u nader zal informeren over de verduurzaming van de industrie.
                     Dat was ook een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks. Dat debat hebben we op 7 april.
                     Voor zover mevrouw Kröger nog iets had over Tata: we hebben natuurlijk al eerder een
                     debat gevoerd over Tata. Volgens mij was zij daar ook bij en hebben we het daarover
                     gehad. Ik zit daar genuanceerd in, zeg maar. Er ligt nu een goed plan van Tata om
                     stappen te zetten. Of dat haalbaar is en of wij daar wat aan kunnen bijdragen, zullen
                     we heel voorzichtig en zorgvuldig bekijken. Dat is niet een automatisme. Op dit moment
                     wachten wij op hun plannen om gefaseerd over te gaan naar waterstofenergie.
                  
Meneer Amhaouch vroeg met name naar het tekort aan personeel, vooral in de maakindustrie,
                     maar niet alleen daar. Wij zullen het aanvalsplan presenteren. Ik moet zeggen dat
                     we de afgelopen weken daarover ook al met mijn andere collega's een gesprek hebben
                     gehad. Het is wel een heel erg lastig thema, dus met de «kort door de bocht»-oplossingen
                     komen wij er niet. Dit is wel een van de punten waar ik mij heel erg veel zorgen over
                     maak. We kunnen allemaal ambities hebben, maar als we de mensen niet hebben, dan schiet
                     het niet op. Op dit moment is dat echt een groot probleem. We zien dat we met het
                     Techniekpact en met andere instrumenten die we de afgelopen jaren hebben uitgeprobeerd,
                     best wel beweginkjes kunnen maken. We gaan kijken of we de activiteiten die succesvol
                     waren, kunnen opschalen. U zei ook: kijk er onorthodox naar. Dat ben ik met u eens.
                     Daar heb ik wel mijn andere collega's bij nodig, maar ik zal mij er heel erg voor
                     inspannen om dat gesprek in gang te zetten, want daarbij moet je echt verder denken
                     dan vandaag. Wellicht moet je wel denken: wat is er over tien jaar nog nodig en kunnen
                     we niet nu al stappen zetten om mensen op een verantwoorde manier in beweging te krijgen?
                     Want we hebben echt een chronisch tekort aan technisch geschoold personeel. Dat klopt.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat ... We hebben natuurlijk een verdeling over twee momenten. Mevrouw
                     Kröger wil het liefst al haar vragen vandaag stellen, omdat het om onderwerpen gaat
                     die voor haar belangrijk zijn. Ik geef nu dus het woord aan mevrouw Kröger voor haar
                     derde vraag.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. En dank u wel voor de flexibiliteit. Ik wil toch even een
                     verbinding maken tussen het eerste gesprek dat we net hadden over de visie op de economie
                     van 2040 en de concrete casus Tata. Wat ik lastig vind, is het volgende. Als ik de
                     Minister goed hoor, zegt zij: we gaan in gesprek met het bedrijfsleven en we gaan
                     iedereen de kans geven om mee te doen. Alleen, wat wij nodig hebben in 2040, komt
                     wellicht volstrekt niet overeen met de economie zoals die er nu uitziet. Er moet toch
                     een beeld zijn, zo van «dit hebben we nodig in 2040»? Staalproductie past daar bijvoorbeeld
                     wel of niet heel goed bij. Of een ander soort circulair bedrijf past daar heel goed
                     bij, en Tata kan dat wellicht worden. Die visie hebben we toch nodig voordat we allemaal
                     dingen in werking gaan zetten waar veel geld mee gemoeid is en die veel impact hebben
                     op de omgeving? Naar die visie vraag ik de Minister. Dat is dus iets anders dan zeggen:
                     ik ga in gesprek met de bedrijven.
                  
Minister Adriaansens:
Die visie is dat wij behoefte hebben aan een maakindustrie en dat wij behoefte hebben
                     aan basisindustrie. Dat staat ook in de hoofdlijnenbrief. Daarnaast hebben we andere
                     takken van sport nodig om in dit land welvarend te kunnen blijven en om aan onze doelstellingen
                     te kunnen voldoen. Dat dient meerdere doelen. Daarom doen we ook moeite voor Tata.
                     Dat is belangrijk. In het vorige debat heb ik tegen u gezegd: stel dat wij Tata sluiten,
                     dan komt er staal van buiten en staal van buiten is nog vele malen erger. Dus we moeten
                     ook blijven nadenken over wat we eigenlijk aan het doen zijn. Als wij het hier allemaal
                     beter weten, maar het vervolgens buiten Nederland helemaal niet goed gaat ... Nee,
                     wij geloven in een model waarbij we hier technologie ontwikkelen waar de hele wereld
                     uiteindelijk baat bij heeft. Dat is misschien een heel hoog doel, maar laat het ons
                     proberen. Wij hebben hier te maken met een bedrijf dat wil, wat een belangrijke voorwaarde
                     is. Of het haalbaar is, moeten we goed bekijken. Daar moeten we zeker niet te makkelijk
                     in meegaan. Daar moeten we heel kritisch op zijn en dat moeten we valideren. Dat is
                     dus de aanpak waarvoor we kiezen.
                  
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De Minister zoomt gretig in op dit specifieke voorbeeld. Ik begrijp dat het antwoord
                     op mijn vraag er kennelijk niet is. Ik daag haar eigenlijk uit om met dat antwoord
                     te komen als we verdere gesprekken over groene-industriepolitiek hebben. Dat Nederland
                     een maakindustrie nodig heeft, daarvan zou ik bijna willen zeggen: dat is een gegeven.
                     We hebben nu een economie die een bepaalde impact heeft, met bepaalde sectoren die
                     impact hebben op stikstof, op de natuur, op klimaat, op de gezondheid van omwonenden,
                     én op de werkgelegenheid en onze positie in het internationaal speelveld. We hebben
                     toch een beeld nodig van hoe die economie er in 2040 uit moet zien als het volledig
                     anders is, als we een klimaatneutraal speelveld hebben, binnen de grenzen van de natuur?
                     Dat is een andere situatie. Dan kunnen we toch niet gewoon zeggen: we gaan al het
                     grijze van nu een beetje omkatten naar groen zolang ze mee willen doen?
                  
Minister Adriaansens:
Zo werkt in mijn beeld de economie niet. Wij wisten tien of vijftien jaar geleden
                     ook niet dat ASML nu een van onze grootste visitekaartjes zou zijn. Het is wel belangrijk
                     dat we bedrijven en mensen de ruimte geven om te bewegen binnen de doelen die wíj
                     stellen en dat we niet gaan voorschrijven: we hebben 50% van dit soort bedrijven nodig
                     enzovoorts. Zo zit het niet in elkaar. Wat wij doen in de hoofdlijnenbrief ... Ik
                     zie dat mevrouw Kröger niet tevreden is met het antwoord, dus dan wacht ik graag nog
                     even een specifieke vraag af.
                  
De voorzitter:
Nee hoor, daarvoor heeft zij tijd in de tweede termijn. Dat weet ze zelf ook heel
                     goed. Dus gaat u door!
                  
Minister Adriaansens:
Ik verwijs toch nog even naar de hoofdlijnenbrief en denk dat wij daarin voldoende
                     richting hebben gegeven voor de ontwikkeling in de komende jaren. Er was nog een vraag
                     van mevrouw Leijten over de fiscale ... Er werd een paar keer gesuggereerd dat grote
                     bedrijven geen belasting zouden betalen. Dat is niet zo. De adviescommissie heeft
                     de belastingheffing bij multinationals onderzocht. Dat rapport is wel wat ouder, namelijk
                     uit 2017. Uit de analyse blijkt dat de winstgevende multinationals geen structureel
                     lagere fiscale, effectieve druk kennen dan binnenlandse ondernemingen. 70% van de
                     Vpb-opbrengst komt van internationaal georiënteerde bedrijven. Ons huidige statutaire
                     Vpb-tarief ligt 25,8% boven het OESO-gemiddelde. Dus dat daar niet betaald zou worden,
                     is niet waar.
                  
Mevrouw Kröger heeft gevraagd naar de circulaire economie en wat dat voor havens betekent.
                     Het flauwe antwoord is dat de formele verantwoordelijkheid voor circulaire economie
                     bij mijn collega van IenW ligt. Maar wij gaan daar samen in optrekken en er wordt
                     gewerkt vanuit de transitieagenda's en de routekaarten van de verschillende ministeries
                     daarvoor. Die zullen onderdeel zijn van het nationale Uitvoeringsprogramma Circulaire
                     Economie. Dat zal in het najaar naar deze Kamer worden gestuurd door de Staatssecretaris
                     van IenW. Ik denk dat dat een goed moment is om het daar nader over te hebben.
                  
De heer Amhaouch heeft gevraagd naar de toekomst van de maakindustrie. Daarop zal
                     ik ingaan in de industriebrief, die ik voor het zomerreces naar de Kamer zal sturen.
                     Daarbij zal ik dan ook ingaan op de leveringszekerheid en de open strategische autonomie.
                  
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind van het blokje industriebeleid. Meneer Amhaouch?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb iets niet goed gehoord, dus dit is geen interruptie, over de bijdrage van grote
                     bedrijven aan de Vpb.
                  
De voorzitter:
70%.
De heer Amhaouch (CDA):
Dus van alle Vpb-inkomsten in Nederland is 70% van de grote bedrijven. Is dat correct?
                     Ongeveer dan, ik pin u daar niet op vast.
                  
Minister Adriaansens:
Ja.
De voorzitter:
De Minister gaat verder met het blok innovatie.
Minister Adriaansens:
Onder anderen de heer De Jong van D66 vroeg naar de Brainportagenda. Daar moeten we
                     inderdaad nader naar kijken. Het is echt een ingewikkeld vraagstuk en dus lastig om
                     aan alle knelpunten die daarbij leven tegemoet te komen. Het zou ook heel gek zijn
                     als ik nu zou zeggen dat ik weet hoe ik de problematiek met de woningbouw, met de
                     infrastructuur en met alles wat daar nog meer bij speelt op ga lossen. Het is wel
                     belangrijk dat we daar vanuit één strategische agenda naar kijken. Ik ben daarover
                     in gesprek, en ik ga daarover het gesprek aan met de provincie Noord-Brabant, de gemeente
                     Eindhoven en de partijen aldaar. Maar dat zal ik ook moeten doen met al mijn collega's
                     die erbij betrokken zijn. In die zin is het gewoon een ingewikkeld dossier. Wel is
                     het heel belangrijk dat we daar goed met elkaar naar kijken. Ik zie het als een van
                     de grote uitdagingen om uit te zoeken hoe je dat integraal goed kunt aanpakken.
                  
De heer Van Strien vroeg naar de valorisatie. Dat staat volgens mij ook letterlijk
                     in de brief beschreven. Het betreft een knelpunt in het onderzoeks- en innovatiemodel.
                     Ik heb daar gisteren met de Minister van OCW over gesproken; wij beiden erkennen dat.
                     In die zin vind ik het ook heel fijn dat we daar beiden naar gaan kijken. We hebben
                     nu verschillende fondsen tot onze beschikking en de vraag is hoe we er zinnig mee
                     omgaan. We nemen dit aspect ook echt mee als we gaan kijken hoe we wat meer richting
                     kunnen geven aan de besteding van de middelen rondom kennis, de pijler van het Nationaal
                     Groeifonds en het fonds bij OCW voor kennisonderzoek en -ontwikkeling. We moeten er
                     dus heel goed voor zorgen dat de aanwezige kennis ook beschikbaar komt voor publiek,
                     organisaties en bedrijven zodat ze daarmee aan de slag kunnen gaan. Dat betreft overigens
                     ook de informatie die er bij TechLib is gekomen en de ROM's die daarmee bezig zijn,
                     dus we zullen het in brede zin moeten bekijken. Ik zal uw Kamer informeren over de
                     inzet. Dat betreft ook uw motie, dus daar kom ik nog schriftelijk op terug.
                  
Er is ook gevraagd hoe ik de geldstroom bereikbaar maak voor kleine bedrijven. Dat
                     is inderdaad een goeie vraag. Er zijn veel instrumenten, maar bereiken ze ook degenen
                     voor wie ze bedoeld zijn? Ik begrijp dat van die mooie speursubsidie, die Wbso-subsidie,
                     97% door het mkb wordt gebruikt. De MIT-regeling voor het mkb kende in 2020 1.840
                     gebruikers. Het innovatiekrediet, dat is bedoeld voor het innovatieve mkb, heeft nu
                     zo'n 20 tot 30 gebruikers per jaar. Daarvan kun je je afvragen of dat veel is of niet.
                     Daar heb ik op dit moment nog even geen oordeel over. Uit onderzoeken die gedaan worden
                     blijkt evenwel – verschillende partijen wijzen daar ook op – dat het niet altijd goed
                     toegankelijk is voor mkb'ers, met name niet voor de kleinere mkb-bedrijven; ze weten
                     niet goed hoe ze daar moeten komen. Ik wil de komende periode dan ook gebruiken om
                     de toegang daartoe te verbeteren.
                  
De voorzitter:
Op dit moment gaat de stemmingsbel, omdat om 12.40 uur de eerste stemmingsronde gaat
                     plaatsvinden. De Minister geeft aan niet veel vragen meer te hebben liggen op het
                     gebied van innovatie. Kan zijn de resterende vragen nog heel kort toelichten?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Ik heb nog een openstaande vraag bij innovatie, over Wetsus.
De voorzitter:
We ronden de vraag over Wetsus af en daarna sluiten we de vergadering. We vervolgen
                     het overleg op een ander moment. Bij de procedurevergadering zullen we bespreken wanneer
                     dat zal zijn.
                  
Minister Adriaansens:
Kan ik door de bel heen praten?
De voorzitter:
Ja.
Minister Adriaansens:
Er is een brief gestuurd over de financiering van dat instituut. Aan die financiering
                     zijn voorwaarden verbonden. Ik heb begrepen dat we in gesprek zijn met Wetsus. Ik
                     moet eerlijk zeggen dat ik daar in mijn korte tijd als Minister nog onvoldoende in
                     heb kunnen duiken. We zijn in gesprek om te kijken of het een oplossing zou kunnen
                     zijn voor een financieringsprobleem. Het lijkt me dus goed om daar nog op terug te
                     komen in de nadere brief. Het zal dan mijn aandacht hebben, en ik ben blij dat u het
                     ook onder de aandacht heeft gebracht.
                  
De voorzitter:
Een volgende keer gaan we door met de restantvragen over innovatie, met digitale economie,
                     ondernemerschap en het blokje overig. Daarvoor plannen we een vervolgoverleg in, zodat
                     er ook recht wordt gedaan aan alle vragen die zijn gesteld en we dit gesprek op hoofdlijnen
                     met deze Minister goed kunnen voeren. Ik dank haar hartelijk. De heer Van Strien heeft
                     nog een vraag?
                  
De heer Van Strien (VVD):
Een heel korte vraag. Mevrouw Kröger heeft eerder deze vergadering heel goed onderhandeld.
                     Als wij geen vragen hebben gesteld in deze ronde, krijgen wij de volgende ronde dan
                     nog de gelegenheid om onze vier vragen te stellen?
                  
De voorzitter:
Ja, hoor.
De heer Van Strien (VVD):
Super.
De voorzitter:
In totaal vier in de hele eerste termijn van de Kamer. Ik dank iedereen. Ik sluit
                     de vergadering en wens iedereen nog een gezegende dag.
                  
Sluiting 12.37 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.