Verslag van een hoorzitting / rondetafelgesprek : Verslag van een technische briefing, gehouden op 21 december 2021, over update coronavirus
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1716 VERSLAG VAN EEN TECHNISCHE BRIEFING
Vastgesteld 19 januari 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 21 december 2021
gesprekken gevoerd over Update coronavirus.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Smals
Griffier: Heller
Aanwezig zijn zestien leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Bikker, Gündoğan,
Den Haan, Van Haga, Hijink, Jansen, Paternotte, Van der Plas, Pouw-Verweij, Smals,
Van der Staaij, Aukje de Vries, Wassenberg en Westerveld,
alsmede mevrouw Van Blankers, de heer Van Dissel, de heer Eikelboom en de heer Kuipers.
Aanvang 9.30 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik open de vergadering. Welkom bij de technische briefing inzake corona
van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. We hebben twee blokken.
Het eerste blok, van een halfuur, is met de heer Kuipers. Welkom aan de collega-Kamerleden.
We hebben daarna nog een blok, blok 2, met drie sprekers. Om 12.00 uur begint plenair
het coronadebat, dus we zitten wat in een tijdsklem. Ik wil daarom voorstellen om
te beginnen met één vraag per persoon. Als we tijd hebben, dan sta ik u graag nog
een tweede vraag toe. Laten we dan maar snel beginnen.
Blok 1
Gesprek met:
– de heer Kuipers, voorzitter van het Landelijk Netwerk Acute Zorg
De voorzitter:
Meneer Kuipers, gaat uw gang.
De heer Kuipers:
Dank u wel. Ik heb een aantal dia's voor u die eigenlijk van hetzelfde format zijn
als de vorige keer, dus ik hoef ze nauwelijks meer toe te lichten. Ik heb ze er wel
bij gedaan als update, zodat we weer het allerlaatste plaatje hebben. Maar ik hoef
er eigenlijk niet echt bij stil te staan. Natuurlijk ben ik bereid om er een vraag
over te beantwoorden als die er is.
Dit toont het bekende plaatje. Als u kijkt naar die rode curve in de tijd vanaf het
najaar, dan ziet u het zevendaagse gemiddelde van de ziekenhuisopnames, de klinische
opnames. U ziet dat we al eind oktober door de drempel waren van 100 opnames per dag,
dat we de hoogste piek bereikten op 2 december en dat de daling, die ik ook de vorige
weken rapporteerde, zich gestaag doorzet. Op de y-as ziet u dat we op dit moment een
zevendaags gemiddelde hebben van ongeveer 200 opnames per dag, dus zo'n 1.400 per
week.
Hetzelfde geldt hier voor de ic-opnames. Hier is het verstandig om die huidige waarde
even in gedachten gehouden. Dan ziet u dat die ondertussen zit op zo'n 35 opnames
per dag gemiddeld. Die is dalende, en dat is gunstig. U kunt zelf het sommetje maken.
Doe het keer een gemiddelde opnameduur van ongeveer zestien dagen; dan weet u hoeveel
patiënten er op een ic liggen. Ook hier gaan we richting die drempelwaarde, maar dat
gaat in de tijd maar langzaam. De piek was op 2 december. We gaan nu richting de kerst
en we zijn nog niet in de buurt van die drempelwaarde. Het gaat de goede kant uit.
Dat betekent het volgende voor de bezetting. Het hoogste niveau was op 30 november
en daarna daalde het, eerst heel langzaam en de afgelopen dagen zette het verder door.
Dat zien we hier in een percentuele verandering per week. Aan het meest rechterdeel
van de curve zie je dat de hoogste bezetting in de ziekenhuizen op 30 november was,
met 2.853 patiënten. Daarna daalde het in een week met een percentage van ruim 10%.
De afgelopen dagen ging het wat langzamer met ongeveer 4%. Het is vaak benoemd, maar
ik herhaal nog een keer dat dit de getallen zijn van ziekenhuizen, maar dat dit het
topje van de ijsberg is. We zien in de ziekenhuizen een automatische reflectie van
de drukte op de huisartsenpost, in de huisartsenpraktijk, in de vvt of in de wijkzorg.
Deze getallen zijn makkelijk omdat we ze per dag exact hebben, maar het is een automatische
weerspiegeling, en de drukte op die andere plekken is dan over het algemeen nog veel
groter. Het is echt maar een topje van de ijsberg van de patiënten in de ziekenhuizen.
Dat vertaalt zich dan ook in de druk in de tijd in de kritiek planbare zorg. Dit is
weer een update van vorige week. Hetzelfde geldt voor de afschaling van de ok-capaciteit.
Als je hier iets positiefs wil benoemen, dan is die afschaling niet verder omhooggegaan
en is er een lichte neiging tot het weer oppakken van alle ok-activiteiten.
Dat zien we hier in een plaatje terug. Dit toont gegevens van de Nederlandse Zorgautoriteit
op basis van data van DHD, een grote ziekenhuisdatabase. Hier is gekeken naar het
aantal operaties in de Nederlandse ziekenhuizen in drie categorieën: niet-urgent,
urgent en planbaar. Die laatste categorie is wel kritiek, dus kritiek planbare zorg.
Hier staat «binnen een maand», maar met de ziekenhuizen houden wij als termijn over
het algemeen «binnen zes weken» aan. Dat hebt u eerder gehoord. De groene curve is
van 2019, de donkerblauwe van 2020 en de lichtblauwe van 2021. De belangrijkste verschillen
zijn de volgende. Als je 2020 en 2021 vergelijkt en je naar de middelste curve kijkt,
dan zie je dat we die hele grote dip van voor de zomer van vorig jaar, van de tweede
helft van de winter tot aan de zomer, deze winter niet hebben gehad, ondanks de hoge
bezetting door patiënten met covid. Dus er is toen anders gecombineerd. Daarna volgen
we eigenlijk grotendeels de curve van 2020. De getallen voor de lichtblauwe lijnen,
die helemaal rechts telkens naar beneden gaan, hebben ook te maken met het nog updaten
van de gegevens. Dus dat zal nog bijtrekken.
Dan komen we bij twee plaatjes die voor nu het meest belangrijk zijn, denk ik. Die
gaan over het effect van de huidige maatregelen en het boosterprogramma op de druk
op de zorg. Die gaan ook over de aantallen patiënten die zodanig ziek worden dat ze
hulp nodig hebben, opnieuw even gebaseerd op ziekenhuisgetallen. Ik gebruik hier als
één indicator de intensivecareopnames. Ik kan het ook laten zien voor klinische opnames.
We zouden bij wijze van spreken hetzelfde kunnen doen voor de druk op de huisartsenpraktijken
et cetera. Dan krijgen we iedere keer dezelfde curve.
Twee plaatjes. Het linker plaatje toont op de x-as de tijd en op de y-as een R-waarde.
Dat is niet de R-waarde van besmettingen, maar van ziekenhuisopnames. Dat is dezelfde
replicatiefactor. Een R-waarde van 1 wil logischerwijs zeggen dat het aantal ziekenhuisopnames
in de tijd iedere dag precies hetzelfde blijft. Een R-waarde van 1,5 betekent dat
het aantal ziekenhuisopnames per vier dagen stijgt met 50%. Dus als het er 100 zijn,
of 200 van het huidige niveau waarvan ik u net het plaatje liet zien, dan zou dat
betekenen dat het er over vier dagen 300 per dag zijn, over acht dagen 450 per dag
en zo verder.
Waarom is de R-waarde van de ziekenhuisopnames niet per se hetzelfde als die van de
besmettingen? Over het algemeen zou je verwachten dat het precies hetzelfde is, maar
dan een paar weken of een week opgeschoven. Ja, dat is zo. Er zitten wel varianten
doorheen. Als er een andere variant komt die bijvoorbeeld minder ziekmakend is, dan
kunnen de besmettingen heel erg omhooggaan en daalt het aantal ziekenhuisopnames.
Of als er heel veel besmettingen onder jongeren zijn – dat hebben we eerder in de
pandemie gezien – dan is de R-waarde voor de besmettingen heel hoog en de R-waarde
voor de ziekenhuisopnames veel lager. Vanuit het LCPS rekenen wij dus ook altijd met
de R-waarde van de ziekenhuisopname, want dat is wat we moeten.
Dat ziet u hier terug. Ik begin bij het linkerplaatje. Links ziet u dat we op 20 december
een R-waarde hadden van 0,88, gebaseerd op de dagen ervoor. Met andere woorden: het
aantal ziekenhuisopnames daalde in vier dagen tijd met 12%. Dat doet het al even.
Verder in de tijd zit die R-waarde stabiel op die 0,88, met een hele langzame neiging
om omhoog te gaan. Dat is gebaseerd op de aannames over het opkomen van de omikronvariant.
Die aannames, over het tempo waarmee dat gaat en over hoe ziekmakend het is, zijn
allemaal gebaseerd op en nauw afgestemd met het RIVM. Het RIVM geeft input aan de
ziekenhuizen voor het model met de volgende vragen. Hoeveel omikron hebben we al?
Hoe snel neemt die variant toe? Neemt die de overhand? En waar moeten we van uitgaan
ten aanzien van ziekmakendheid? Wat betreft dat laatste is onze aanname nu, bij gebrek
aan betere gegevens, dat die net zo ziekmakend is als de deltavariant. Dat zit dus
aan de serieuze kant van de aanname, omdat we onvoldoende comfort hebben om te zeggen
dat we ervan uit mogen gaan dat die variant veel minder ziekmakend is.
Dan gaat de R-waarde met het langzaam opkomen van de omikronvariant dus weer langzaam
omhoog, weer richting de 1. Die zou daarboven komen, maar vanaf afgelopen zaterdag
hebben we stevige maatregelen. Dat betekent dat die R tussen kerst en oud en nieuw
door het vertragende effect op de ziekenhuisopnames een knik naar beneden gaat maken.
De maatregelen dempen de verspreiding. De omikronvariant neemt het nog steeds over,
maar tijdelijk krijg je een extra naar beneden duwend effect van de aantallen patiënten
in de ziekenhuizen. De omikronvariant neemt het steeds verder over. De aanname is
dat die, als die gelijkmatig ziekmakend is en sneller wordt overgenomen, ook weer
zal leiden tot een toename van het aantal besmettingen, en dus tot een nieuwe steady
state van de aantallen ziekenhuisopnames, zonder dat er verdere maatregelen worden
genomen.
U ziet dat de R duidelijk boven de 1 zit. In het rekensommetje dat ik zonet maakte,
gaat het dan per vier dagen heel hard. Dat vertaalt zich, met de grote mate van onzekerheid
die er is, dan in het rechterplaatje. Hier gaat het om het aantal ic-opnames. We zagen
al een dalende trend. Die heb ik zonet laten zien. Zolang die R onder de 1 is, gaan
de aantallen opnames per dag logischerwijs steeds verder omlaag. Als je richting die
drempelwaarde gaat van 20 opnames per dag, maar de R-waarde op een gegeven moment
boven de 1 ligt, dan krijg je een exponentiële curve, die in de grafiek is afgetopt
op 80 opnames per dag. Maar «exponentieel» wil zeggen dat hij door kan gaan tot ruim
boven de curve. Dat kun je ook tekenen, maar 80 opnames per dag is al een heel groot
aantal patiënten.
De heer Hijink (SP):
Ik heb een technische vraag. Gaat dit scenario ervan uit dat de maatregelen na 14 januari
stoppen of dat ze doorgetrokken worden?
De heer Kuipers:
Nee, dit gaat uit van een stabiele set van maatregelen, dus welke varianten erop zitten.
Waar dit van uitgaat, is dat de R-waarde van omikron ondanks de maatregelen boven
de 1 blijft. Je hebt maar een beperkte demping. Omikron is zoveel meer besmettelijk.
Je dempt het wel, maar de R-waarde van omikron blijft boven de 1. Dat merk je niet
op het totaal, zolang omikron eigenlijk weinig voorkomt en dus maar een klein deel
van het totaal is. Op het moment dat omikron dominant is, ga je het ook op het totaal
merken. Dat ga je in de tijd dan ook in de ziekenhuisopnames zien. Het blijft dan
stabiel. Wat hier dus niet in zit, zijn eventuele aanvullende maatregelen en een andere
vorm van naleving. Wat hier ook niet in zit is het effect van boosteren. Dat is een
apart item. Wat gebeurt er in de tijd als je een nieuwe steady state bereikt? Het
aantal ziekenhuisopnames gaat bij slechts 30% effect van demping heel erg hoog worden.
Ik heb op sheet 10 precies hetzelfde plaatje met dezelfde set-up, maar met een aanvullend
punt. Als de huidige maatregelen leiden tot een demping van 50%, dan gaat het eerst
verder naar beneden. Je hebt nu al een sterker duwend effect. Als omikron dan overneemt,
krijg je een langzamere stijging of, afhankelijk van de mate waarin de omikronvariant
echt verschilt van de deltavariant, zelfs een soort van stabilisatie. Wat dit in ieder
geval toont, zeker als je deze sheet erbij pakt, is dat de tijd die je met maatregelen
koopt en die leidt tot een extra stabilisatie, in de tijd beperkt is. U ziet hier
een window van ongeveer tien à twaalf dagen. Dat is de tijd die je sowieso extra hebt
om het boosterprogramma te versnellen, want het drukkend effect van dit geheel, het
naar beneden terugdrukken van de R-waarde en daarmee ook het naar beneden terugdrukken
van die ziekenhuisopnames, moet dan additioneel komen van het zo snel mogelijk boosteren.
Tot zover mijn presentatie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuipers. Voor de leden die nog wat later binnenkwamen: we hebben
afgesproken dat we, omdat we drie sprekers hebben, beginnen met één vraag. Als er
tijd over is, dan mag er natuurlijk nog een tweede vraag gesteld worden. Dat doe ik
graag. Ik kijk even om mij heen. Ik begin links, bij de heer Van Haga. Heeft hij een
vraag of bewaart hij zijn vraag?
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Als je maar één vraag hebt, wordt het heel lastig. We hebben dus een window van twaalf
dagen dat we kopen door deze gigantische lockdown. Aan de ene kant hebben we de gebrekkige
ic-capaciteit. Aan de andere kant zijn we dus héél laat begonnen met boosteren, als
laatste van heel Europa. Is mijn conclusie dan terecht dat we nu dus maximaal twaalf
dagen kopen als gevolg van het feit dat we én de ic-capaciteit niet op orde hebben
én te laat zijn gaan boosteren, en dat zich daardoor dit dramatische scenario ontrolt?
De heer Kuipers:
De tijd die je koopt is inderdaad twaalf dagen. Dat is het effect in de twaalf dagen,
althans in de berekening, het model, met alle onzekerheid die er zit, want we missen
eigenlijk nog heel veel gegevens over omikron. Het is belangrijk om te bedenken dat
twaalf dagen met een R-waarde per vier dagen drie cycli zijn. Dat is in termen van
besmettingen en daarna ook ziekenhuisopnames heel erg veel. Dat is dat exponentiële
effect. Als je bijvoorbeeld een R-waarde hebt van 1,5 en dat keer anderhalf keer anderhalf
doet, dan ga je in de weken daarna al heel snel qua aantallen patiënten en overigens
ook qua aantallen besmettingen, door een plafond heen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Maar de ziekenhuisopnames dalen al.
De heer Kuipers:
Ja, ze dalen op dit moment. Dat heeft te maken met het feit dat we al maatregelen
hadden waar de bestaande dominante variant voldoende op reageert. We gingen dus naar
beneden, maar we hadden alle reden om aan te nemen dat de omikronvariant zich daar
te weinig van aantrekt. Die nam heel snel de overhand en verspreidde zich ook in absoluut
aantal. Dan zit je met een lastige situatie. We kunnen het aankijken. We kunnen wachten
tot de besmettingen weer boven de 20.000 zijn. Als je dan je maatregelen neemt en
hetzelfde window hebt, dan ga je in de twaalf dagen daarna tot enorm grote hoogte.
Je moet dus een besluit nemen: óf wachten, dat laten gebeuren en zien wat er gebeurt,
óf zeggen dat we maatregelen instellen en die dagen, die periode, gebruiken voor zo
snel mogelijk boosteren. Dat is het dilemma.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Agema, PVV.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag naar aanleiding van sheet 9. De omikronvariant
is niet de laatste variant die dominant zal worden. Mijn vrees is ook dat dit niet
de laatste lockdown wordt, als het beleid niet structureel wordt veranderd. Ik begrijp
aan de hand van sheet 9 dat zelfs in uw gunstigste scenario het aantal ic-opnames
per dag best behoorlijk hoog zal blijven. Ook op die onderste is het nog steeds zestien
per dag. Uw verzadiging zit bij 80 ic-bedden per dag. Hoeveel ic-bedden structureel
erbij zorgen ervoor dat wij niet dit soort paniekscenario's krijgen iedere keer?
De heer Kuipers:
Met de onderste curve, die zestien opnames per dag, zitten we ruim onder de drempelwaarde.
Dan kun je dit in de ziekenhuizen – dat geldt ook op veel andere plekken – combineren
met de reguliere zorg. Dan combineer je het met covid. Maar het is voor nu niet verstandig
om alleen daarvan uit te gaan. Voor de toekomst zullen we absoluut extra capaciteit
moeten creëren, want we moeten er rekening mee houden dat covid, in welke vorm dan
ook, niet meer weggaat. Net zoals we ieder jaar al influenza hebben, zullen er ieder
jaar covidpatiënten zijn. Laten we hopen dat dat telkens, net als met influenza tegenwoordig,
een korte periode in de winter is. Influenza is meestal acht tot tien weken. Dan krijg
je bijvoorbeeld 200 patiënten op de ic. Alleen al als we dat voor covid erbij zouden
krijgen, hebben we die extra capaciteit nodig. Want in Nederland was het in de winter
altijd al krap. En dat is een conservatief scenario, dus er moet extra capaciteit
bij komen, niet alleen op de ic maar ook op andere plekken. Kunnen we dan in januari
naar 200, of 500, of 1.000 extra ic-bedden? Het vergt echt langere tijd om dat structureel
te creëren, neer te zetten. In dit soort curves koop je daar een paar dagen mee, en
niet meer dan dat.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van den Berg heeft abusievelijk het verkeerde naambordje staan,
maar dat wordt zo vast wel veranderd. Ik begrijp dat u uw vraag even bewaart. Meneer
Hijink ook. Meneer Van der Staaij? Mevrouw Westerveld? Mevrouw Gündoğan? Mevrouw Den
Haan? Meneer Jansen?
De heer Jansen (FVD):
Ik heb een vraag over de orde. Is het de bedoeling om één vraag per blokje te stellen?
Of per alle blokjes?
De voorzitter:
Vooralsnog per alle blokjes, en aan het eind, als er tijd is, nog een tweede. Maar
het is dus per alle blokjes. Meneer Jansen, zegt u het maar.
De heer Jansen (FVD):
Dan bewaar ik ’m ook even, dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Bikker? Gaat uw gang.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Je verwacht de boodschap, maar toch is die pittig, eerlijk
gezegd. Maar dank voor de presentatie. Ik vraag me ook af hoe het personeel hiernaar
kijkt. Dit geeft heel veel zorg, ook voor een nieuwe, lange winter. Mijn grootste
zorg is eerlijk gezegd ... Natuurlijk kijken we heel erg naar de ic-capaciteit en
de ziekenhuisopnames, maar ook verder in de zorg is de druk groot. Hoe wordt dat gewogen?
Op welke manier moet dat ook meespelen in het langetermijnbeleid? Ik hoorde net uitspraken
over de ic-capaciteit, dat daarnaar gekeken moet worden, maar ik denk dat dit een
groter vraagstuk is dan alleen dat.
De heer Kuipers:
Ik wil het graag nog een keer benoemen. Ik heb het al vaker gedaan, ook zonet, maar
ik denk dat het echt belangrijk is: een ic is beeldend, omdat we er het beeld bij
hebben van intensieve zorg, een bed, een beademingsapparaat et cetera. Maar, zoals
ik eerder ook al zei, het is echt maar het topje van de ijsberg van de totale zorg
voor covidpatiënten. Die moet al heel lang gecombineerd worden met reguliere zorg
en inhaalzorg. Het personeel kijkt dan ook naar dit soort curves en probeert voor
nu, terwijl de aantallen dalen, het echt zo veel mogelijk te combineren met het weer
inhalen van de kritiek planbare zorg. En in een huisartsenpraktijk probeert men het
weer te combineren met andere zaken die men graag nog voor de kerst of het einde van
het jaar wil doen. Dan kijken ze naar: hoe kunnen we helpen? Hoe kunnen we zorgen
dat het boosterprogramma zo snel mogelijk verloopt?
Dat zijn ook de geluiden die je overal hoort van huisartsen en ziekenhuizen: «Vertel
maar wat we moeten doen. De GGD is de partij die dit moet trekken, maar hoe kunnen
we helpen om te zorgen dat die boosters zo snel mogelijk gaan? Zet dan ook een heel
duidelijke deadline. En als u deze curve ziet, moet je niet de deadline op het einde
van de derde week van januari zetten, maar moet je die naar voren halen. Kan het het
eind van de tweede week zijn? Kan het het eind van de eerste week zijn? Waar moeten
we op af en welke hulp heb je dan nodig?» Zo kijkt het personeel ernaar, omdat ze
dan het een en ander kunnen berekenen. Het geeft hun enig zicht op wanneer er capaciteit
vrijkomt voor niet-covid, die je weer kunt inzetten voor wat anders. Want dat is wat
iedereen wil doen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuipers. Meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb nog een vraag over pagina 7. Je ziet daar grote regionale verschillen. Je ziet
dat in het westen van het land een kwart tot een derde van de ok-capaciteit wordt
afgeschaald; in het oosten van het land is dat de helft of meer. Dat is nog voordat
omikron dominant aan het worden is. Dat zal dus waarschijnlijk nog sterk gaan toenemen
in de komende weken. Is er een mogelijkheid om dat wat te spreiden? De pijn wordt
overal gevoeld, maar is er een mogelijkheid om ervoor te zorgen dat dadelijk de zorg
in het oosten van het land niet helemaal gaat overlopen?
De heer Kuipers:
Dat doen we om te beginnen door hier rekening mee te houden bij het spreiden van de
covidpatiënten. Dat spreiden verloopt op dit moment overigens op zich goed. In specifieke
gevallen, waarbij het gaat om zorg die maar in een enkel ziekenhuis per regio wordt
gegeven, zoals bij openhartchirurgie of transplantaties, wordt er ook tussen de hartcentra
onderling overlegd over hoe het staat met de capaciteit, met wachtlijsten en of er
zo nodig ingesprongen moet worden. Dat gebeurt door elkaar te ontzien voor covid dan
wel door patiënten voor een andere aandoening naar een ander centrum te verwijzen.
Deze getallen zijn dus nadrukkelijk een onderwerp van discussie binnen het hele spreidingsbeleid.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb toch nog een vraag over de sheets 9 en 10. Ik begrijp goed dat als de middelste
lijn gehanteerd wordt, de verwachting is dat die gaat lopen zoals de middelste lijn
in het tweede deel van het plaatje verloopt. Maar hoe realistisch is die 50% demping?
Is daar iets over te zeggen? Wat zou de invloed van de booster op deze plaatjes dan
nog kunnen zijn? U geeft aan dat het zo veel mogelijk naar voren moet worden gehaald.
Ik denk dat iedereen daar voorstander van is, maar welke invloed heeft dat dan op
deze plaatjes?
De heer Kuipers:
De onzekerheden heb ik al benoemd. U kunt het me bijna andersom vragen: waarom laat
u een curve zien met zo'n groot grijs vlak? Dat doen we omdat dit is wat we nu hebben
en we dat per dag met nieuwe gegevens van het RIVM telkens weer bijstellen. Zulke
plaatjes worden dus ook met het RIVM teruggekoppeld: dit is wat er uit het model komt
als we jullie input gebruiken en past dat ook bij jullie aannames? Het antwoord is
dan: ja. Morgen kan er weer een nieuwe curve komen en overmorgen weer een nieuwe.
Het is realistisch om aan te nemen dat je het, door de huidige maatregelen te combineren
met zo snel mogelijk boosteren, zeker 50% kunt dempen. Dat is een realistische aanname.
In de figuren loopt er een lijn bijna tegen het plafond aan – hij stopt in de curve,
tenzij je de Y-as groter zou maken. Maar wat er in de figuren niet zit is het op een
gegeven moment terugbuigen door het effect van het boosteren, omdat we nog niet weten
hoe snel het boosteren in de tijd verloopt. Maar we moeten ervan uitgaan dat het boosteren
de lijn dus echt weer sterk naar beneden zal duwen. Dus hoe sneller dat gebeurt, hoe
sterker ook het dempend effect zal zijn. Stel dat het lukt om het op het niveau van
50% te krijgen, dan kun je die aantallen en die R-waarde ook lange tijd laag houden.
De voorzitter:
Mevrouw De Vries heeft een verhelderende vraag. Kort graag.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Er zit volgens mij een hele grote onzekerheidsmarge in het grijze gebied, vooral aan
de bovenkant. Waarvan is die marge afhankelijk? Is dat puur op basis van waar je dan
in de R zit? Of is dat op grond van dingen die we nu nog niet weten over de omikronvariant?
De heer Kuipers:
Dat laatste. We weten niet exact hoeveel besmettelijker die omikronvariant is. Daar
zit het ’m in. Dus wat er is geplot in die lijn, is dat die variant tweeënhalf keer
zo besmettelijk is. Maar als dat straks met meer gegevens anders blijkt te zijn, dan
moet je ... Vandaar dat ik zeg: je kunt datzelfde model iedere keer opnieuw bijstellen.
Het is het ziekenhuismodel dat we ondertussen al heel lang gebruiken en dat ik in
het voorjaar ook bij de briefings liet zien, toen met een Britse en een andere variant.
Maar de onzekerheid zit ’m in de vraag hoe besmettelijk en ziekmakend die variant
nou precies is. Feitelijk blijkt dat uit de voortgang in de tijd. Jaap van Dissel
zal daar veel over vertellen, verwacht ik. Je kijkt naar het buitenland. Engeland
en Denemarken lopen bijvoorbeeld op ons voor. Maar ook in Engeland en Denemarken moet
je voldoende data hebben van mensen van 50 jaar en ouder die besmet zijn met omikron
en die enige tijd gevolgd zijn, voordat je kunt zeggen of het meer of minder ziekmakend
is. Dat zijn echt belangrijke gegevens. Als je twee dagen verder bent, heb je al weer
meer info, en vier dagen verder nog meer.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Pouw-Verweij.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik heb ook alleen een korte verhelderende vraag, in aanvulling daarop. Er wordt dus
uitgegaan van het R-getal dat in de sheets staat. De andere factor is de ziekmakendheid.
Van wat voor soort ziekmakendheid wordt er uitgegaan? Is die hetzelfde als bij delta?
De heer Kuipers:
Voor nu is het antwoord daarop «ja», omdat dat voor nu het enige veilige is om te
doen. Als we zouden zeggen «deze variant leidt tot de helft van het aantal ziekenhuisopnames»,
krijg je lagere curves. Maar als het vervolgens toch niet zo blijkt te zijn, ben je
onaangenaam verrast. We kunnen voor nu dus even niet anders.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het St Jansdalziekenhuis in Harderwijk, maar ook andere ziekenhuizen, geven aan dat
ze min of meer in de startblokken staan om de covidzorg daar te concentreren. Minister
De Jonge heeft begin december gezegd dat hij «ná de winter wel twee of drie plekken
wil uitproberen». Het lijkt erop dat we weer enorm achter de feiten aan blijven lopen.
Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar de mening van de heer Kuipers over het zo snel
mogelijk inrichten van covidziekenhuizen.
De heer Kuipers:
Ik denk dat het ontzettend relevant is om dat te onderzoeken, met de nadrukkelijke
aanname dat, en de opdracht om te onderzoeken of concentratie van covidzorg netto
tot meer capaciteit leidt. Neem uw voorbeeld. Als het St Jansdal voor de regio het
covidziekenhuis zou zijn, wat moet er dan gebeuren met de reguliere patiënten van
het St Jansdal? Komen die ergens anders terecht, en kan dat? Leidt het overall, helemaal
onder aan de streep, tot meer capaciteit? Of leidt het alleen maar tot het verplaatsen
van capaciteit, waarmee je het nog complexer maakt? Dan moet je niet alleen covidpatiënten
verdelen, maar ook andere patiënten, met alle verhalen die daarachter zitten van patiënten,
verpleegkundigen en teams die op elkaar ingespeeld zijn. Het is zinvol om dat te onderzoeken,
maar ik wil daarbij twee kanttekeningen maken. Veel van de covidpatiënten die in het
ziekenhuis terechtkomen, zijn patiënten met onderliggende ziekten. Ze komen dus voor
covid, maar ze hebben ook een hartprobleem, een neurologische ziekte of worden behandeld
voor kanker of iets anders. Alleen covidzorg verlenen gaat dus niet op. Je moet complete
teams en bijvoorbeeld een goede röntgenafdeling hebben. Met andere woorden, je moet
een compleet ziekenhuis hebben. Als je covidpatiënten meer concentreert, kan het zo
zijn dat je met dezelfde hoeveelheid personeel voor meer patiënten kunt zorgen, maar
dat blijft de grote vraag. Het antwoord daarop heb ik tot nu toe nog niet.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Even verduidelijkend. De heer Kuipers zegt dus eigenlijk dat we het zo snel mogelijk
moeten onderzoeken en we dus niet moeten doen wat de Minister zei, namelijk «ná de
winter weleens kijken of we dat ergens kunnen uitproberen»? Want de urgentie lijkt
me hoog als ik uw antwoord beluister, ondanks alle mitsen en maren.
De heer Kuipers:
Als we nu – in de huidige fase, met de huidige bezetting en met de huidige druk op
de kritiek planbare zorg – ziekenhuizen de opdracht zouden geven om dat uit te proberen,
dan zullen alle ziekenhuizen, ook het mijne, zeggen: «Mogen we daar nu, hoe lastig
ook, even mee wachten? Ik weet de uitkomst niet, maar ik weet wel dat we het voor
de huidige situatie zo optimaal mogelijk hebben ingericht om het maximale te kunnen
doen. Ik kan best oefenen, ik kan best piloten, maar doe dat nou niet in deze fase
van de pandemie, want ik heb niet veel speelruimte. Ik kan me niet veroorloven om
bij zo'n oefening even 5% aan capaciteit te verliezen.» Mijn antwoord is dus: ja,
je moet het doen, maar doe het niet nu.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuipers. Dank u wel voor uw komst hier naar de Kamer om ons te
informeren. Ik schors kort om de drie nieuwe sprekers te laten plaatsnemen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Blok 2
Gesprek met:
– de heer Eikelboom, directeur COVID-19-programmaorganisatie bij de GGD GHOR Nederland
– mevrouw Van Blankers, programmadirecteur van het COVID-19-vaccinatieprogramma van
het RIVM
– de heer Van Dissel, directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM
De voorzitter:
Ik heet de drie nieuwe sprekers van harte welkom. De sprekers zijn de heer Van Dissel,
die, denk ik, welbekend is, mevrouw Van Blankers, programmadirecteur van het COVID-19-vaccinatieprogramma
van het RIVM, en de heer Eikelboom, directeur van de COVID-19-programmaorganisatie
bij de GGD GHOR Nederland. Laten we maar direct doorgaan. Ik geef als eerste de heer
Van Dissel het woord.
De heer Van Dissel:
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde kort met u doornemen waar we nu staan, maar ik wil
ook met name vooruitblikken op de omikronvariant. Waar staan we nu? Allereerst zien
we een daling van het aantal positieve testen en een daling van de ziekenhuis- en
ic-opnames, ofschoon de algemene belasting van de zorg nog steeds hoog is. We zien
een relatieve afname van de deltavariant en een opkomst van de omikronvariant. In
Nederland veroorzaakt omikron inmiddels zo tussen de 10% en 15% van de gevallen. We
verwachten dat die variant binnen enkele weken dominant is. U heeft misschien gelezen
dat die in Amerika inmiddels al zo'n 70% van de gevallen veroorzaakt. In Engeland
is dat eigenlijk hetzelfde. Dan kom ik met name terug op de onzekerheden die we hebben
ten aanzien van de omikronvariant en de voorspellingen die we met onzekerheden en
onzekere aannames moeten doen. In een «worst possible case»-scenario zijn die voorspellingen
zorgwekkend. Dat was natuurlijk ook de reden om te adviseren om de maatregelen aan
te scherpen. Ten slotte laat ik u zien waarom een booster waarschijnlijk kan helpen
tegen de verspreiding en de gevolgen van de omikronvariant.
Het volgende met betrekking tot de varianten in de kiemsurveillance in Nederland.
Aan de linkerzijde van de sheet ziet u een grafiek. Die is niet volledig bijgewerkt,
maar het gaat even om de opeenvolgende pieken en de opeenvolgende kleuren die u ziet,
allereerst van de wildtype. Dat was in Nederland de variant uit Noord-Italië en Oostenrijk.
Vervolgens hadden we een jaar geleden de alfavariant uit Engeland en later de deltavariant,
die zijn origine in India had. Inmiddels is er de omikronvariant, die zeer waarschijnlijk
uit Zuid-Afrika komt. U ziet dus die opeenvolgende varianten, waarvan u steeds ziet
dat ze de voorafgaande varianten wegdrukken omdat ze besmettelijker zijn.
Dat is weergegeven in de grafiek aan de rechterzijde, waarin u weer opnieuw achtereenvolgens
de alfa- en de deltavariant ziet. U ziet dat er ook nog een aantal was dat het in
Nederland niet echt heeft gered. Die varianten zitten helemaal aan de onderzijde van
de as. U ziet in paars de opkomst van de omikronvariant, die buitengewoon snel gaat
en in Nederland ongeveer elke tweeëneenhalve dag een verdubbeling kent. Dat is echt
heel erg kort. In andere landen gaat dat zelfs nog sneller en je verwacht dan dat
die variant procentueel gezien een steeds groter deel gaat uitmaken van het totale
aantal infecties. Inmiddels zijn dus rond de 10% à 15% van de infecties omikroninfecties.
In Amsterdam ligt dat overigens al wat hoger en elders in Nederland ligt het weer
wat lager. Maar de voorspelling is dat de omikronvariant over korte tijd, al dan niet
rondom kerst, eigenlijk 100% van de gevallen in Nederland zal veroorzaken.
De voorzitter:
Meneer Van Wassenberg. Een hele korte, verduidelijkende vraag.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, dank voorzitter. Ik heb even een vraag bij het vorige plaatje. Klopt het dat de
deltavariant eigenlijk helemaal niet afneemt, en dus niet verdrongen wordt? Want je
ziet bij al die andere curves een duidelijke afname, maar de deltacurve lijkt toch
redelijk stabiel te zijn.
De heer Van Dissel:
Ja. Maar ik zei u al dat dit plaatje nog niet bijgewerkt is, dus dit gaat nog tot
de discopiek en kort daarna, en stopt dacht ik in september. Ik had gewoon geen bijgewerkt
plaatje. U ziet natuurlijk dat we inmiddels veel verder zitten. Dan zie je dat effect
wel ontstaan. Ik hoop dat ik de volgende keer een geüpdatet plaatje kan laten zien,
maar het was meer even om u mee te nemen in de verdringen van de ene variant door
de andere variant.
Hier in de volgende grafiek ziet u dat weer, maar dan alleen maar voor de delta- en
de omikronvariant. We verwachten dus dat de omikron voor januari dominant is en dat
de delta daarmee verdrongen wordt. Wat natuurlijk de grote onbekende in het geheel
is, is of de omikronvariant even ziekmakend is. Word je er even ziek van als van de
deltavariant? De percentages van mensen die met ziekte thuis kunnen blijven en met
ziekte naar het ziekenhuis of zelfs naar de ic moeten, zijn de percentages die we
kennen van de alfa en de delta. De vraag is natuurlijk hoe die percentages liggen
bij de omikronvariant. Zal straks blijken dat die toch minder ziekmakend is? En zal
het percentage mensen dat in het ziekenhuis moet worden opgenomen, afnemen? U kunt
zich voorstellen dat dat belangrijke consequenties heeft voor de druk op de zorg.
Het kan ook zo zijn dat die gelijk blijft aan delta. We weten het eigenlijk nog niet
zeker. Ik zal u aan het eind van het verhaal de meest recente getallen vanuit verschillende
landen laten zien. Die geven daar eigenlijk ook nog geen zekerheid over.
Dan heel kort de huidige situatie. Er waren de afgelopen week weer zo'n 20% minder
meldingen dan de week ervoor. Er zijn ook minder testen verricht. U weet dat de mix
van de testen wat anders geworden is met de zelftesten en je daar minder op kan varen,
maar het is duidelijk dat het aantal positieve testen in ieder geval wel afneemt bij
de GGD'en. Aan de rechterzijde ziet u de bedbezetting. In het kleine grafiekje, in
het midden daarvan, ziet u het aantal opnames. U ziet dat het aantal opnames aan het
afnemen is. Met enige vertraging vindt u dat ook terug in de bedbezetting. Men is
nu eenmaal gedurende één week à twee weken opgenomen, dus het duurt altijd enige tijd
voordat een afname in opnamen zich vertaalt in een afname in bedbezetting. Maar het
moge duidelijk zijn dat het beeld ten aanzien van delta toch is dat het over de piek
heen is. Er was natuurlijk ook voorspeld dat we daar komende week nog een daling in
zullen zien. De belangrijkste vraag is natuurlijk wanneer die daling weer gaat omslaan
in een toename ten gevolge van de omikronvariant.
Dan neem ik u nog kort mee naar de effecten van vaccinatie, in dit geval natuurlijk
op de delta. We hebben weer even de besmettingsmatrices bijgewerkt met informatie
over wie wie besmet, waarbij de bron op de x-as, de horizontale as, staat en degene
die besmet wordt op de verticale as. We hebben een matrix voor oktober en een matrix
voor november, en daarbinnen is onderscheid gemaakt in wel gevaccineerden en niet-gevaccineerden.
Dat kan uiteraard zowel de bron als de ontvanger betreffen. Bij deze plaatjes ziet
u de grootte aan de cirkel, dus aan hoe groot de bollen zijn. Dat stelt het aantal
voor. U moet zich realiseren dat dat geput wordt uit een bevolking die voor iets meer
dan driekwart gevaccineerd is – het betreft de hele bevolking – en voor een ongeveer
een kwart niet.
Ik wilde u even meenemen in wat hieraan onder andere te zien is, ook vanwege de schoolsluitingen.
Wanneer u in de matrix over oktober naar de bron kijkt, ziet u helemaal links onderin
bolletjes. Dat zijn de kinderen die kinderen besmetten. Als u in de matrix verder
naar boven kijkt, ziet u dat de kinderen van 0 tot 12, die natuurlijk niet gevaccineerd
zijn, ook een bolletje veroorzaken bij hun ouders, die deels gevaccineerd zijn. En
u ziet omgekeerd aan de twee bolletjes op de x-as bij 30- tot 40-jarigen dat de gevaccineerde
ouders soms ook weer besmettingen bij de kinderen veroorzaken. De scholen waren dus
toch een haard van besmettingen, waarbij kinderen elkaar onderling besmetten, maar
er ook wel degelijk besmettingen tussen ouders en kinderen waren.
Verder ziet u dat er besmettingen zijn tussen de ongevaccineerde bronnen en ongevaccineerde
ontvangers, maar ook tussen gevaccineerde bronnen en gevaccineerde ontvangers. Daarbij
moet u zich dus realiseren dat die bollen gelijk lijken, maar de groep gevaccineerden
natuurlijk wel drie keer zo groot is. Uiteindelijk is er dus vooral een uitbraak van
delta geweest onder ongevaccineerde personen.
Dan hebben we de afgelopen tijd ook kunnen beoordelen hoe effectief de vaccinaties
nou tegen de besmettingen waren.
Mevrouw Agema (PVV):
Mag ik een verduidelijkende vraag stellen?
De voorzitter:
Mevrouw Agema. Een korte, verduidelijkende vraag.
Mevrouw Agema (PVV):
Ja, ik heb een korte verduidelijkende vraag. Het gaat over de vorige matrix, met de
bolletjes. De aanname dat de kinderen opa's en oma's besmetten, lijkt mij hier niet
duidelijk bevestigd te worden. Misschien kunt u daar iets over zeggen?
De heer Van Dissel:
Dat is aanzienlijk minder. Daar heeft u gelijk in. Het zijn dus vooral de ouders.
U ziet kleinere bolletjes ... Ja, ik begrijp dat het voor u helder is.
Ik wilde u verder even meenemen naar onderzoeken die het RIVM nog heeft verricht ten
aanzien van de effectiviteit van de vaccinatie – dan bedoel ik niet de booster maar
twee vaccins, de gewone vaccinatiereeks – tegen infectie met klachten. Soms is de
infectie ook zonder klachten, en dan wordt de persoon opgespoord in het kader van
bron- en contactonderzoek door de GGD. U ziet hier samengevat dat de vaccineffectiviteit
zonder booster eigenlijk al heel erg hoog is: 80% tot 85% tegen infectie met klachten.
U ziet ook dat die voor de oudere personen, 70-plussers, wat lager is. Hetzelfde getal
vind je terug wanneer je je concentreert op een geselecteerde groep die soms wordt
getest nog zonder klachten te hebben. Dan ziet u dat die vaccineffectiviteit wat minder
is.
Dat vertaalt zich ook naar deze grafieken. Deze grafieken tonen aan de linkerzijde
de effectiviteit van vaccinatie in de tijd binnen verschillende leeftijdscohorten.
Aan de rechterzijde tonen ze precies hetzelfde, maar dan op grond van inventarisatie
bij personen die in het kader van bron- en contactonderzoek worden getest. In het
grafiekje met het bruine vierkant eromheen zie je dat de vaccineffectiviteit overall
best redelijk is tegen infectie met klachten. Die ligt boven de 75%. Dat start rond
de 80 jaar. Die effectiviteit neemt in de loop van de tijd langzaam af. Dat is wat
de x-as voorstelt. De groep die er uitspringt, is de groep van 70-plussers. Die effectiviteit
begint wat lager en lijkt ook wat eerder te dalen. Hetzelfde ziet u terug aan de andere
kant.
Daaronder hebben we de verschillende vaccins individueel uitvergroot. Bij alle vaccins
ziet u het beeld. Er is één opmerkelijke uitslag en die is van vaccinatie door Janssen,
want daar gebeurt het tegenovergestelde. Kort na vaccinatie is de effectiviteit relatief
laag, maar om de een of andere reden is dat blijkbaar een vaccin dat op de wat langere
termijn immuniteit oproept. Die lijn kruipt omhoog, interessant genoeg ook in de grafiek
van de hoogste leeftijdsgroep, al is het aantal bepalingen daar gering en de onzekerheid
dus groot. Samengevat, u ziet een goede tot redelijke effectiviteit van alle vaccins,
u ziet een afname in de tijd – dat geldt niet voor Janssen – en u ziet dat bij de
ouderen de vaccineffectiviteit wat lager is, terwijl die voor Janssen wat lijkt toe
te nemen. Maar nogmaals, die aantallen zijn kleiner en de onzekerheid is groter.
De voorzitter:
Mevrouw Pouw-Verweij. Een korte vraag.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik vroeg me af of u hier nog iets meer toelichting bij kunt geven. Eerdere onderzoeken
lieten juist zien dat Janssen het heel slecht deed, waardoor er zelfs gesproken werd
over de vraag of mensen uit de Janssengroep niet eerder geboosterd moeten worden.
Dit is zo'n totaal ander beeld. Kan daar iets van toelichting op komen?
De heer Van Dissel:
Dit zijn de getallen van het aantal personen dat wel of niet geïnfecteerd raakt. Dus
even los van wat je allemaal gelezen hebt over reageerbuizen, experimenten en dergelijke
en wel of geen Janssen, is dit uiteindelijk het effect van die vaccinaties in de praktijk.
Van Janssen was vanaf het begin natuurlijk al wel bekend dat dat vaccin waarschijnlijk
een opbouwperiode nodig had – dat is ook in het begin wel gezegd – en dat de bescherming
kort na vaccinatie misschien wat lager zou liggen dan bij de andere vaccins. Eigenlijk
ziet u dat hier allemaal terug. Over de vraag wat de immunologische onderliggende
reden is – waarom reageert het lichaam zo? – laat ik u straks wat zien, maar dat zal
gewoon onderzocht moeten worden. Maar dit is uiteindelijk het effect van de vaccinaties
in real life. Dit is een wat gunstiger beeld van alle vaccins dan ik had gedacht,
want als een vaccin al voor 85% werkt, dan moet je je natuurlijk ook afvragen wat
de toegevoegde waarde is van een booster, bijvoorbeeld tegen de deltavariant. U ziet
ook dat de vaccinreactiviteit bij de alleroudsten lager is en sneller daalt. Het zou
best kunnen dat je in die specifieke groep het positieve effect van boosters gaat
ophalen.
De voorzitter:
Meneer Van der Staaij, u gaf aan ook nog een vraag te hebben, maar ik wil u wel vragen
om de heer Van Dissel zo veel mogelijk het verhaal te laten afmaken. Gaat uw gang.
De heer Van der Staaij (SGP):
Heel kort. Hebben we ook plaatjes van de effectiviteit van een doorgemaakte infectie?
De heer Van Dissel:
Nee, die heb ik hier niet. Die zouden we apart moeten maken. Ik wil best kijken of
we dat voor de volgende keer kunnen doen. Want daar liggen natuurlijk ook, zeker na
de omikron, weer heel interessante vragen. Daar zeg ik iets over, maar die effectiviteit
is in ieder geval niet in dit plaatje opgenomen.
Nog even kort samengevat – maar ik ga er kort overheen, want dit heb ik u de vorige
week ook laten zien. De vaccineffectiviteit is tot 70 jaar best heel goed, zowel voor
ziekenhuisopname als voor ic. Boven de 70 valt die effectiviteit wat lager uit en
is die gemiddeld 90% tot 95%.
Het volgende plaatje sla ik gezien de tijd over. Dat heb ik de vorige keer ook toegelicht.
De essentie hiervan is dat je ziet dat de ziekenhuisopnames en de ic-opnames toch
vooral uit de groep personen komen die niet gevaccineerd zijn. Dat zie je natuurlijk
het beste wanneer je het corrigeert voor het aantal personen dat in Nederland wel
of niet gevaccineerd is. Dat kun je op dit plaatje in de twee rechter grafieken het
beste zien.
Dan nog even een vooruitblik. We maken van dezelfde technieken ook gebruik om te kijken
of we al iets kunnen voorspellen over dezelfde vaccineffectiviteit – voor de duidelijkheid:
zonder booster – ten aanzien van omikron. Daarvan ziet u hier een analyse, die er
kortweg op neerkomt dat we verwachten dat de vaccineffectiviteit tegen de omikronvariant
ongeveer vier tot vijf keer lager ligt dan de vaccineffectiviteit tegen de deltavariant,
die ik u net heb laten zien. Aan de linkerzijde ziet u een aantal bepalingen van PCR,
waarbij de lijn de toename van de omikronvariant weergeeft. U ziet dat dat in deze
twee laboratoria, van Saltro en Synlab, ongeveer op 12,5% kwam in deze fase van de
analyse. Dan kun je vervolgens nagaan of men wel of niet gevaccineerd is. Daarvoor
zijn uiteindelijk zogenaamde odds ratios te bepalen en kun je ten slotte terugbepalen
wat de vaccineffectiviteit is.
Dus waar ik u net eigenlijk een gunstig beeld toonde van de deltavariant van een reeks
van twee vaccins zonder booster, laat ik u hier zien dat dat voor de omikron niet
zal opgaan. Ik kom straks nog even terug op wat daarvan misschien de achterliggende
reden is.
Dan de samenvatting van de epidemiologie over de piek van de ziekenhuis- en ic-opnames
heen, ook over de piek van het aantal meldingen heen. Er liggen natuurlijk ook nog
wel een aantal patiënten in Duitsland. De oversterfte lijkt licht te dalen; dat heb
ik u verder niet laten zien. Het aantal testen daalt, met name ook het aantal positieve
testen. Met betrekking tot de vaccineffectiviteit heb ik u laten zien dat de basisreeks
tegen delta eigenlijk best redelijk tot goed werkte, dat dat met name in de alleroudste
groep minder was en dat dezelfde basisreeks tegen de omikronvariant zeer waarschijnlijk
veel minder zal werken. De eerste gegevens daarvan kunnen we ook in de Nederlandse
situatie ophalen.
Op de booster zal mijn collega zo ingaan. De bereidheid tot zo'n booster is sterk
gestegen, wat we als heel positief zien, al zie ik 80% nog liever op 100%.
Dan zijn er ten slotte een aantal verschillen tussen de delta- en de omikronvariant
weer te geven. Ik ga straks natuurlijk in op de voorspellingen. Terugkijkend op de
deltavariant zien we dat een heleboel infecties hebben plaatsgevonden onder de groep
die niet gevaccineerd was. Uiteindelijk is dus het niet bereiken van een voldoende
hoge vaccinatiegraad in onze ogen de belangrijkste reden voor de delta-uitbraak. Binnen
de groep die wel gevaccineerd was, heb je een groep die minder reageert op de vaccins
dan de overige groepen. Dat zijn eigenlijk de alleroudsten, wat ook de groep was die
vooral in het ziekenhuis werd opgenomen en daar voor ongeveer de helft van de gevallen
verantwoordelijk was met onderliggende medische problemen. Maar ook toch in twee derde
van de gevallen met eigenlijk een hele redelijke antistofreactie, waardoor het opnieuw
op dit moment nog moeilijk is om te zeggen in hoeverre die vaccins ook daar echt gefaald
hebben. Het herstel na booster hebben we eigenlijk nog niet teruggevonden in de getallen,
maar u ziet dat de getallen in ieder geval wel dalen. Voor die oudste groep is het
waarschijnlijk dat ze minder reageren op de vaccins, waardoor het deels toch een gevoelige
groep is gebleken. Die omikronvariant heeft echt andere kenmerken. Die verspreidt
zich aanzienlijk sneller. In twee tot drie dagen zien we een verdubbeling. Dat is
natuurlijk echt heel erg snel, aanzienlijker sneller dan de deltavariant.
Er zijn nog een groot aantal onzekerheden. De belangrijkste is: hoe ziek word je er
nou eigenlijk van? Dat weten we nog niet zeker. Dat er ziekenhuisopnames zijn, is
wel duidelijk. Dat zal ik u straks laten zien. Er zijn inmiddels ook ic-opnames. Ook
is een aantal personen komen te overlijden. Maar omdat die omikronvariant zich nog
niet breed genoeg onder de bevolking heeft verspreid, en dus ook nog niet alle kwetsbare
groepen heeft bereikt – dat is ook nog niet in Engeland gebeurd, voor de duidelijkheid –
weten we dus eigenlijk nog niet in hoeverre dat leidt tot ziekenhuisopnames van met
name die kwetsbare groepen. Een belangrijke vraag is natuurlijk toch: in hoeverre
bieden de vaccinaties die nu gegeven zijn, al of niet versterkt door een booster,
bescherming tegen die omikronvariant? En ten slotte – de heer Van der Staaij verwees
er net naar – is een belangrijke vraag: maakt het uit of je een eerdere infectie hebt
doorgemaakt?
Ik zal met u snel de verschillende modellen doorlopen die zijn gebruikt. Die voorspellen
op langere termijn echt een behoorlijke ziekenhuisbelasting. Allereerst is de R-waarde
een belangrijk gegeven. Die zit nu onder de 0,9; dat geldt voor de deltavariant, voor
de duidelijkheid. Daar zie je de effectiviteit van de maatregelen die eind november
genomen zijn in terug.
We hebben allereerst de voorspelling op basis van de meldingen nu. De gedachte daarbij
is eigenlijk heel rechtlijnig: je weet hoeveel meldingen er vandaag zijn, je weet
dat die meldingen eventueel leiden tot ziekte die ziekenhuisopname behoeft over circa
een week, je kan die relatie vaststellen op grond van de afgelopen weken en dan kan
je gaan voorspellen hoeveel opnames het worden. Dat houdt uiteraard geen rekening
met gedragsveranderingen, met de booster of met andere maatregelen. Het verschilt
per leeftijdsgroep, maar daar kan je allemaal voor corrigeren. Uiteindelijk leidt
het tot dit soort overdrachtsfuncties, waarbij in de tijd het aantal personen dat
wordt opgenomen staat weergegeven als fractie van de hele groep meldingen van de verschillende
leeftijdscategorieën. Daarbij staat de hoogste leeftijdscategorie bovenaan, omdat
daarbij sprake is van de meeste opnames. De jongste leeftijdscategorieën ziet u aan
de onderzijde, want daar komen heel weinig ziekenhuisopnames uit voort. Dat is een
gegeven. Op grond van deze lijnen, die je kunt doortrekken, kan je dus ook gaan berekenen
of een melding van vandaag in een bepaalde leeftijdsgroep al of niet leidt tot een
ziekenhuisopname. Is men eenmaal in het ziekenhuis, dan ziet u dat de kans om naar
de ic te moeten, ongeveer gelijk is gebleven, namelijk één op de vijf patiënten, ongeveer
20%, dus 0,2.
Deze gegevens hebben geleid tot deze weergave van het aantal opnames per leeftijdscategorie.
U ziet dat er in de jongste leeftijdsgroepen – die ziet u linksboven – nauwelijks
ziekenhuisopnames zijn. Aan de onderzijde van de grafieken ziet u dat er in de oudere
leeftijdsgroepen in de verschillende golven behoorlijk wat ziekenhuisopnames zijn
geweest, ook in de 80-plusgroep, terwijl u die groep bijvoorbeeld weer nauwelijks
terugvindt op de ic. Dat is omdat we weten dat een ic-behandeling op die leeftijd
bij alle onderliggende medische problemen eigenlijk helemaal niet zinvol is. U ziet
dat op de ic dus wat jongere personen zijn opgenomen dan personen die in het ziekenhuis
opgenomen zijn geweest.
Waar leidt dit toe voor de komende week? Dat ziet u in deze grafiek weergegeven. Met
de zwarte bollen zijn de actuele getallen van enerzijds de ziekenhuisopnames aan de
linkerkant en anderzijds de ic-opnames aan de rechterzijde weergegeven. Dat zijn dus
de dagelijks gemeten getallen. Daardoorheen gefit zijn de getallen op grond van die
overdrachtsrelatie die ik net liet zien. Dat is de voorspelling voor een week vooruit,
op grond van de meldingen die de afgelopen dagen zijn binnengekomen. U ziet dat voor
de delta geldt dat we de komende week verwachten dat het alleen nog maar een weg omlaag
is, maar de vraag is natuurlijk wanneer we een knik gaan zien door de omikronvariant.
Dat laat ik u zien in het transmissiemodel. Dat is een complex model dat uitgaat van
onderlinge contacten, van overdracht van het virus en van veranderingen in gedrag.
In het model kunnen de boosters, de vaccinaties en de maatregelen worden meegenomen.
Het wordt steeds gefit op de actuele ic-opnames. Voor de omikronvariant zitten er
natuurlijk een heleboel onzekerheden in. Daar kom ik straks nog op terug. Maar met
de beste kennis van nu kunnen we die modellen natuurlijk wel een voorspelling laten
doen. Een van de belangrijke aannames heeft betrekking op hoe snel die omikron gaat
toenemen. U ziet hier dat de voorspelling voor de situatie in Nederland, in het paars,
en de situatie in België en in Denemarken op grond van internationaal uitgewisselde
gegevens voor alle landen ongeveer gelijk is. De lijn loopt in gelijke mate omhoog.
U kunt zien hoe snel de vermeerdering van de omikron in Nederland gaat. Daar krijgen
we dus een betrouwbaar getal uit.
Dan hebben we vervolgens een aantal getallen nodig met betrekking tot de effectiviteit
van de huidige vaccinaties tegen infectie en ziekenhuisopnames. U ziet hier weergegeven
welke schattingen in de modellen worden gebruikt met betrekking tot de effectiviteit
tegen zowel de deltavariant – die is er natuurlijk ook nog, dus die wordt ook in het
model meegenomen – als de omikronvariant in de verschillende situaties, met en zonder
booster. Aan de rechterzijde ziet u het model van het RIVM. U ziet ook welke getallen
de London School of Hygiene & Tropical Medicine en Imperial College London meenemen.
Dat zijn de twee grote modelleringsgroepen in het Verenigd Koninkrijk. U ziet eigenlijk
dat die getallen heel redelijk overeenkomen. Die zijn gebaseerd op schattingen die
zijn gedaan op basis van de actuele getallen, die in Nederland voor ons, en voor de
andere twee modelleursgroepen natuurlijk de getallen in Engeland.
Waar leidt dat dan toe? Dan kom ik nog even op de vaccinatie en de boosters.
De voorzitter:
Mevrouw Van de Berg. Een korte verduidelijkende vraag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja. Dank u wel, voorzitter. Bij omikron staat op de tweede regel 24 tot 44 bij de
London School of Hygiene en 25 bij het Imperial College, en dan kiezen wij voor 21,
wat daaronder zit. Kunt u daar wat over zeggen?
De heer Van Dissel:
Ja, dat waren de getallen die ik net toonde, waarbij we lieten zien dat het ongeveer
vijf keer minder wordt. Wij schatten het dus net iets lager in, maar het zijn geringe
verschillen. Het is echt een nuance. Maar het geeft wel aan dat er nog onzekerheden
zijn en dat het tegen kan vallen, maar dat het ook mee kan vallen. Ik zal u zo meteen
de beste voorspellingen op dit moment laten zien. Dat zijn wel sombere voorspellingen,
dus die gaan uit van de meest sombere aannames, als ik het zo mag zeggen.
Wat we natuurlijk ook nodig hebben, zijn de vaccinaties en de eventuele booster, ook
voor de toekomst natuurlijk. U ziet hier aan de linkerzijde de gegeven vaccinaties
met de verschillende vaccins. Aan de rechterzijde ziet u de voorspelling van hoe snel
de boostercampagne zal verlopen. Die gegevens hebben we uiteraard opgehaald bij het
programma voor het geven van die boosters. We gaan ervan uit dat uiteindelijk 80%
van de personen die een eerste vaccinatie hebben gehaald, de boostervaccinatie komt
halen. Als dat 100% is, dan heeft dat natuurlijk een iets gunstigere invloed op de
modellering.
Wat voor modellen en modellering levert dat op? Hier ziet u dat even voor de korte
termijn. Daarbij ziet u het hele beloop vanaf de allereerste golf. U ziet de deltagolf
helemaal aan de rechterzijde van de twee grafieken, en u ziet de ziekenhuisopnames
en de ziekenhuisbedbezetting. Het is duidelijk dat we nog in een golf omlaag zitten,
maar dat we verwachten dat we binnen hele korte tijd een golf omhoog krijgen. De omikronvariant
neemt de infecties van die golf voor z'n rekening. Er staat ook een vraagteken bij,
want u ziet de lijn omhoogschieten tot buiten de grafiek. Ik kom zo nog even terug
op hoe we denken dat het beloop daarvan is.
Hetzelfde kun je nu voor de ic-opnames plotten. Ook daarvoor zitten we momenteel nog
in een neergaande lijn, met de verwachting dat er deze week minder ic-opnames zullen
zijn en dat de bedbezetting uiteindelijk ook nog wat verder afneemt. Maar ook hier
ziet u weer een stijgende lijn vanwege de opkomst van die omikronvariant, die zich
veel sneller verspreidt en dus in korte tijd veel infecties veroorzaakt. En als er
veel infecties zijn, zal altijd een percentage daarvan voor opnames zorgen. Doordat
dat dan zo snel gaat, wordt in wezen die stijgende lijn veroorzaakt.
Hoe zien die lijnen er dan uit als je meer inzoomt? Hier staan weer een heleboel onzekerheden
weergegeven. De meeste heb ik genoemd, dus ik neem u meteen mee naar de voorspellingen.
Dan ziet u in deze grafiek de voorspellingen met betrekking tot ziekenhuisopnames,
en op de grafiek erna die met betrekking tot ic-opnames. Ik ga voor de presentatie
meteen door naar de ic-opnames. U ziet hier de doorgetrokken lijnen op grond van dat
transmissiemodel. Die lijnen lopen enkele maanden vooruit. Ik wil nogmaals benadrukken
dat er buitengewoon veel onzekerheden zijn, waarbij de onzekerheden hier meer naar
de sombere richting in het model ingevuld zijn dan naar een optimistische richting.
Maar u ziet dat we in zo'n «worst possible case»-scenario zelfs bij een snelle lockdown,
zoals nu gerealiseerd is, toch nog gedurende een belangrijke periode meer dan 100,
zelfs tot 150, ic-opnames per dag verwachten. Dat is natuurlijk mits – daar kom ik
zo nog even op terug – de omikron niet alleen tot ongeveer evenveel ziekenhuisopnames
leidt als de delta, maar ook tot evenveel ic-opnames vanuit het ziekenhuis. Dat zou
best kunnen wisselen. Maar dit zijn die sombere voorspellingen die natuurlijk ook
getoond zijn.
De voorzitter:
Een korte, verduidelijkende vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de blauwe lijn. Daar staat: «strenge lockdown vanaf kerstvakantie».
Wordt daarmee bedoeld: vanaf afgelopen zaterdag? Of is dat een lockdown vanaf komende
kerst?
De heer Van Dissel:
U ziet hier een berekening voor drie situaties, waarbij de ingang van de lockdown
een week later ligt dan we nu hebben gerealiseerd. De kennis op basis van deze grafieken
was namelijk dermate verontrustend dat het OMT erop heeft aangedrongen om het een
week eerder te doen, want die week eerder zou betekenen dat de piek toch weer wat
verder daalt. Dan knabbel je namelijk aan de achterzijde van de grafiek er weer wat
af, zeker als we erin slagen om de boostercampagne zo uit te voeren zoals nu is geprojecteerd.
U ziet ook dat de piek alleen maar hoger wordt als je te lang, in onze ogen, zou wachten
en dat de sterke beperking van sociale contacten en daarmee indirect ook de doorgifte
van het virus door middel van een strenge lockdown een positief effect heeft op de
verwachtingen. Deze getallen en grafieken deel ik ook met mijn internationale collegae.
Ik wilde dat trouwens nog even laten zien. Ik heb u vorige week laten zien wat men
in Engeland berekend had, want dat was toen net uit. Ik ga niet al deze grafieken
doorspreken, maar het komt erop neer dat je, als je de Engelse getallen projecteert
op een populatie van ongeveer 17,5 miljoen, uitkomt op de projecties die ik u net
liet zien.
In de internationale contacten valt natuurlijk op dat de OMT's van verschillende andere
landen dezelfde projecties geven, maar op de een of andere manier de politici er nog
niet van overtuigd hebben dat daar meer moet gebeuren. Maar u leest natuurlijk ook
in de kranten dat daar allerlei dingen gaande zijn. Engeland overweegt toch weer strengere
maatregelen. Denemarken is natuurlijk al een heel stuk in die richting. Duitsland,
België, Frankrijk. Iedereen kijkt natuurlijk naar die projecties en probeert in te
schatten wat dat betekent voor hun land, en probeert ook een inschatting te maken
– daar eindig ik straks mee – of het wel even ziekmakend is. Dat is natuurlijk een
belangrijk gegeven hier. Voor de duidelijkheid: stel dat het maar voor de helft ziekmakend
is, dan gaan deze grafieken natuurlijk dalen. Maar in alle realiteit, als je 125 ic-opnames
met de helft weet terug te brengen, kijk je altijd nog naar een grotere golf dan de
deltagolf. Dus helemaal geruststellend is dat ook niet. Zoals ik straks al heb laten
zien, weten we het gewoon nog niet, maar de eerste getallen zijn wat dat betreft helaas
niet erg geruststellend.
In de ziekenhuisprognoses en de ic-prognoses, maar in zijn algemeenheid voor de hele
zorg, want dit geldt ook voor de langdurige zorg, de verpleeghuizen en natuurlijk
ook voor de huisartsen en de wijkverpleging, kijken we naar een hoge piek ten gevolge
van een zeer snelle verspreiding. Die kan niet anders dan ertoe leiden dat in korte
tijd vele mensen ziek zijn. De ervaring heeft geleerd dat als vele mensen ziek zijn,
toch een bepaald percentage ervan in het ziekenhuis komt. Als die groep heel erg groot
is, kijk je altijd tegen een grotere groep aan die naar het ziekenhuis moet, ook al
is het ziekmakende vermogen uiteindelijk misschien wat minder. Daar zitten allemaal
onzekerheden in, maar u begrijpt dat we toch ook deze sombere scenario's doorgezet
hebben, om het urgentiegevoel dat omikron bij ons in ieder geval veroorzaakt heel
duidelijk door te geven.
Dan hebben de modelleurs ook uitgerekend welke leeftijdscategorieën je met name kunt
verwachten in de ziekenhuizen en op de ic. Die blijken eigenlijk niet veel anders
te zijn dan wat we momenteel ook hebben gehad, maar het geeft als het ware een focus
op de groepen die je zo snel mogelijk in beeld wilt hebben voor een boostervaccinatie.
U ziet dat het grofweg dezelfde groepen zijn, beginnende bij 50, 55 jaar. Mijn collega
zal u zo meenemen in hoe snel deze groepen kunnen worden gevaccineerd, denk ik. Dan
wilde ik toch nog heel even wat vertellen – daar was al een vraag over – over de achtergrond
ten aanzien van de werkzaamheid van de vaccins naar de deltavariant en naar de omikronvariant.
Het virus zelf ziet u helemaal rechtsboven. Ik heb de bolletjes met «delta» en «omikron»
omcirkeld. Dat zijn de zogenaamde spike-eiwitten waarmee het virus aanhecht aan de
lichaamscel. In het weekend heb ik daarvan gezegd: u moet zich voorstellen dat zo'n
virus een ander jasje aantrekt. Als dat jasje van blauw naar rood gaat, dan kunnen
de antistoffen het jasje eigenlijk niet meer herkennen en kan het virus dus deels
ontsnappen aan de afweer. Dat is eigenlijk ook wat je ziet gebeuren. Aan de linkerzijde
ziet u de grafiek die ik u vorige week ook heb getoond en die voor in dit geval de
Pfizervaccinatie aangeeft wat de effectiviteit is tegen delta. Ook ziet u de eerste
getallen voor omikron die uit Engeland komen. U ziet dat de effectiviteit tegen delta
afneemt en met de booster weer omhooggaat. Dat zijn de blokjes. In de cirkels ziet
u de vaccineffectiviteit tegen omikron, die initieel hoog is maar eigenlijk sneller
verloren gaat, vervolgens heel laag is en door de booster weer kan worden opgepept.
Datzelfde ziet u aan de rechterzijde weergegeven, voor een eerste en een tweede vaccinatie.
De rode lijn geeft als het ware aan wat de bereikte vaccineffectiviteit is tegen,
in de geel/bruine kleur, delta en tegen, in blauw, omikron. U moet zich daarbij realiseren
dat het vaccin überhaupt gemaakt is tegen de Wuhanvariant, die natuurlijk allang niet
meer circuleert. Elk volgend virus wijkt steeds meer af van de oorspronkelijke variant.
Het feit dat het tegen delta minder doet, betekent niet dat de afweer niet goed is,
want die is nog net zo goed, maar dan tegen de Wuhanvariant. Delta en vooral omikron
zijn zo afwijkend van het oorspronkelijke virus dat het domweg minder herkend wordt.
Dat kan je het vaccin niet verwijten, want dat probeert nog steeds het Wuhantype op
te pakken. Het is niet zo dat dit waning immunity is tegen omikron of delta, zoals
ik veel lees. Het virus wijkt domweg af van het oorspronkelijke virus. Je kan dus
ook eigenlijk niet verwachten dat het vaccin optimaal reageert. Desalniettemin ziet
u voor delta een redelijke activiteit. Daar hebben we natuurlijk ook gebruik van gemaakt
tijdens de afgelopen golf. Maar voor de omikronvariant ligt dat aanzienlijk pessimistischer.
Dat betekent dat iemand die net zijn tweede vaccin heeft gehad redelijk beschermd
lijkt, maar dat de verwachting is, zoals u ook aan de linkerzijde ziet en in het linker
grafiekje aan de rechterzijde, dat de effectiviteit daarna snel afneemt. Met de booster
kunnen we dat opplussen. Maar dan verwacht je natuurlijk ook weer dat dat met de tijd
weer wat zal afnemen, al is de verwachting van de immunologen dat dat minder snel
zal zijn dan na de eerste vaccinatie.
Mevrouw Agema (PVV):
Begrijp ik goed dat die booster nog steeds de booster is die gemaakt is voor de Wuhanvariant?
De heer Van Dissel:
Exact. Dat is een goede vraag. Blijkbaar pept het toch weer op en geeft het zo veel
min of meer aspecifieke kruisreactie dat je weer meer effectiviteit ziet. Omdat de
effectiviteit tegen omikron eigenlijk zo afhankelijk is van hoe snel je na die booster
zit, kan je ironisch genoeg beargumenteren dat de boostervaccinatie zo kort mogelijk
voor het opkomen van omikron moet. Want dan neem je als het ware de hoogste effectiviteit
mee tegen het omikronvirus, waarvan je verwacht dat het in de loop van weken tot maanden
weer zal afnemen. Vandaar dat we hebben aangegeven dat we eigenlijk moeten verwachten
dat er aangepaste vaccins worden gemaakt. Dat is uiteindelijk heel erg belangrijk.
Het zou kunnen, zeker als omikron over de hele wereld dominant wordt en ook weer kan
terugkomen, dat je eventueel weer een keer een vaccinatie met omikron moet geven,
omdat je dan wel heel specifiek kunt vaccineren. Dat is eigenlijk ook uw vraag.
De voorzitter:
Nog een hele korte verduidelijkende vraag. Maar nogmaals, ik wil u vragen om de heer
Van Dissel en andere sprekers zo veel mogelijk hun verhaal te laten houden en pas
daarna vragen te stellen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voor de omikronvariant gaat het lijntje op een gegeven moment door de nullijn en wordt
negatief. Hoe kan dat?
De heer Van Dissel:
U bedoelt van het onzekerheidsinterval.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ja, het onzekerheidsinterval.
De heer Van Dissel:
Dat kan natuurlijk, want dat gaat zowel omhoog als omlaag en dan kan het in theorie
best door de nul gaan. Maar dat betekent, voor de duidelijkheid, niet dat er patiënten
zijn waarbij het een negatief effect heeft. Het is gewoon het onzekerheidsinterval
dat groot is. Dat komt ook omdat het een relatief gering aantal personen is dat precies
in deze situatie zit. Public Health in Engeland heeft het dus zo berekend, maar de
onzekerheden zijn natuurlijk groot. De schatter, waar het eigenlijk om gaat, is de
cirkel. Daaraan ziet u gewoon dat Pfizer uiteindelijk tegen omikron een werkzaamheid
van tussen de 20% en de 30% zal hebben als je ruim een halfjaar na de initiële vaccinatie
zit. Dat toont deze afbeelding.
Dan wilde ik u kort laten zien dat dezelfde getallen niet alleen in Engeland maar
ook in Nederland worden verzameld. U ziet hier getallen van het Erasmus Medisch Centrum,
van de groep van Marion Koopmans, die u ook regelmatig ziet. Linksboven ziet u op
verschillende tijdstippen na vaccinatie met AstraZeneca, Janssen, Moderna en Pfizer
het beloop van de antistoffen. U ziet bij AstraZeneca dat de eerste groep hoger ligt
dan de tweede groep. Met andere woorden: in een aantal weken of maanden tijd is het
aantal antistoffen afgenomen. Wat ook interessant is, is dat u hier terugziet dat
dat voor Janssen veel constanter blijft c.q. lijkt op te lopen. Dat komt dus mooi
overeen met de reallifedata van patiënten die ik u net liet zien, waaraan je zag dat
het Janssenvaccin eigenlijk wat effectiever werd. Dat ziet u hier ook weergegeven
voor Pfizer en Moderna. Die beginnen wat hoger maar die dalen na enige tijd ook. En
aan de rechterzijde van de bovenste grafiek ziet u dat de afname van de reactiviteit
van bloedcellen daar veel minder duidelijk is. Dat zijn de zogenaamde T-cellen, die
in het bloed circuleren en die behoren tot het afweersysteem en een rol spelen bij
de afweer tegen virusinfecties. Die T-cellen behouden dus blijkbaar hun reactiviteit,
meer dan de antistoffen, die in aantal dalen.
Hetzelfde plaatje ziet u eigenlijk rechtsonder, waar het effect van de booster is
weergegeven. Voor de antistoffen heb ik omcirkeld de reactiviteit tegen omikron. U
ziet dat die boven de nullijn uitkomt. Die wordt dus wat opgepept door zo'n boostervaccinatie.
Maar wanneer je het vergelijkt met de andere varianten, delta en alfa, dan zie je
dat ze wel lager uitkomen. Dat heeft alles te maken met het feit dat die omikron inmiddels
een stuk veranderd is ten opzichte van delta, alfa en de oorspronkelijke virussen.
En opnieuw ziet u aan de rechterzijde dat de T-cellen nog wel goed reageren. In de
ene arm van de twee armen van het afweersysteem, de antistoffen, ziet u dus een afname,
behalve in dit geval van Janssen. En u ziet dat de cellulaire afweer via de afweercellen
in het bloed, de T-cellen, redelijk constant blijft.
Dan kom ik op de adviezen, en daarna sluit ik snel af met wat informatie uit het buitenland.
De adviezen waren helder. We zien een verontrustende toename van de belasting van
de zorg op ons afkomen. We kunnen dat vertragen en uitsmeren door zo snel mogelijk
de contacten ernstig te beperken. Dat betekent in dit geval dat we teruggaan naar
een lockdown met dezelfde karakteristieken als vorig jaar rond deze tijd. Het vertragen
en verlagen van de piek is daarbij het primaire doel. Uiteraard willen we ook de belasting
van de zorg zo veel mogelijk terugbrengen, om ruimte en lucht te creëren voor de omikron
en ook om de booster op stoom te krijgen en te houden en eventueel te versnellen,
zodat je de optimale afweer hebt in de bevolking om nog zo veel mogelijk van de infecties
tegen te gaan.
De overige klachten blijven eigenlijk precies gelijk; dat wil ik benadrukken. Die
hebben namelijk betrekking op het aantal contacten, en contacten kunnen potentieel
leiden tot overdracht van het virus. We hebben hier de vaccinatie aan toegevoegd,
want die is, met de booster, een zo belangrijk onderdeel geworden dat we die in de
pictogrammen opnemen.
Dan wilde ik u nu kort een aantal dingen tonen uit het buitenland. Allereerst zijn
dat natuurlijk de getallen zelf. Daarbij valt op dat zowel Denemarken als het Verenigd
Koninkrijk toch weer behoorlijk in een stijgende lijn zitten. Voor Denemarken is dat
natuurlijk nog goeddeels het deltavirus, maar omikron zal het daar steeds meer overnemen.
Maar je ziet dat ook Denemarken, dat een van de hoogste vaccinatiegraden heeft maar
ook een van de hoogste boostervaccinatiegraden tegen delta, desalniettemin nu ongeveer
het hoogste zit van Europa. Hetzelfde geldt voor het Verenigd Koninkrijk. Die zijn
zowel wat betreft de primaire vaccinaties als wat betreft de boosters ook een van
de hoogste in Europa, maar ook die zien inmiddels een toename. Die is wat betreft
de laatste twee weken natuurlijk aan omikron te wijten, maar voor de weken daarvoor
nog aan delta. In deze getallen ziet u terug dat de booster belangrijk is voor de
deltavariant maar dat het complexer is dan alleen dat. Hetzelfde geldt voor Frankrijk;
ook dat zit hoog maar ook daar ziet u de stijging. Nederland zit in een dalend been,
zoals wij dat noemen, net als België, maar al met al is het voor een aantal landen
in Europa toch een verontrustend beeld. Dat geldt zeker voor Denemarken en Engeland,
waar je toch een geweldige toename ziet en het dominant worden van een omikron, die
nog veel sneller gaat. Hoe gaat men dat opvangen als het toch leidt tot veel ziekenhuisopnames?
Wat betreft die ziekenhuisopnames hebben we drie bronnen, die voorlopen op Nederland
en waar we dus uit kunnen putten. De eerste bron is Zuid-Afrika. Ik heb van Public
Health in Zuid-Afrika helaas nog geen rapportages gezien. Er is wel een rapportage
van Discovery Health, een van de verzekeringsmaatschappijen, die zo'n 3 miljoen Zuid-Afrikanen
verzekert voor gezondheidsproblemen en de kosten daarvan, maar die is zeer beperkt.
U zie op deze sheet dat zij zeggen dat de vaccinaties nog wel wat helpen maar dat
dit toch verlaagd is tot zo'n 33%. En dan maken ze een vergelijking, want je moet
natuurlijk altijd een vergelijking maken, die naar mijn idee niet helemaal terecht
is, omdat het een vergelijking is met een golf die veel te vroeg ligt in de ontwikkelingen
in Zuid-Afrika. Dus die 33% moet u eigenlijk een beetje vergelijken met de 21% die
we in Nederland nog aanhouden. Dat is dus domweg heel erg laag. Je ziet dat het risico
op ziekenhuisopnames in dit onderzoek 29% lager ligt dan wat ze in de eerste golf
in Zuid-Afrika hadden. Dat was een golf met een ander type virus. Inmiddels is er
veel meer gevaccineerd en had ik eigenlijk een veel grotere reductie verwacht. Desalniettemin
is die maar 21%. Als je dit even neemt voor face value en zegt dat het ongeveer 30%
minder is, dan moet je van de curves die ik zonet liet zien zo'n 30% aftrekken. En
dan zit je toch nog steeds heel erg hoog. Dit is eigenlijk het enige wat we uit Zuid-Afrika
hebben.
Dan hebben we nog de getallen uit Engeland. Die worden elke week geüpdatet. Dit is
de update van gisteren. Allereerst ziet u aan de linkerzijde de toename, in groen,
van het omikronvirus in de tijd, met de verdubbeling van twee tot tweeënhalve dag
– dat is echt heel erg kort – weer doorgetrokken van vorige week. U ziet dat die eigenlijk
nog steeds recht omhooggaat. Rechtsboven ziet u het aantal gevallen. Ertussenin staan
de man-vrouwverdeling en ook de leeftijdsverdeling. Daar vraag ik even uw aandacht
voor, want u ziet toch dat het momenteel met name mannen en vrouwen in de leeftijd
tussen de 20 en de 40 zijn die omikron krijgen in Engeland. En dat is natuurlijk de
groep die van nature al heel erg beschermd is tegen ziekenhuisopnames. Als u nu dus
hoort dat we in Engeland nog niet veel ziekenhuisopnames zien, dan moet u dat wel
zien in het licht van het feit dat je dat ook helemaal niet zou verwachten, omdat
de groep die het krijgt domweg de jongere groep is.
Dat ze toch wel degelijk een toename aan ziekenhuisopnames lijken te zien, ziet u
hier. Dit zijn getallen van de NHS, die de ziekenhuisopnames bijhoudt. U ziet dat
Londen, waar de meeste omikrongevallen zijn, een sweep omhoog kent. Dat is maar bijgewerkt
tot vorige week want dat heeft daar blijkbaar meer vertraging, maar u ziet een duidelijke
knik in het beloop van Londen, in de zin dat er meer opnames zijn. Dat ziet u aan
de rechterzijde ook terug. U ziet eigenlijk een vrij kabbelend beloop en daarna plotseling
een belangrijke toename van het aantal ziekenhuisopnames door de opkomst van omikron.
Nogmaals, dat is iets wat beter moet worden gedefinieerd. We moeten de leeftijdsgroepen
beter kennen, maar het stelt in ieder geval niet meteen gerust.
U ziet dezelfde getallen voor Denemarken, het tweede land dat vooroploopt. Linksboven
ziet u dat omikron inmiddels 44% en misschien vandaag wel ongeveer de helft, van de
infecties in Denemarken veroorzaakt. U ziet een oplopende lijn. Het feit dat de blokjes
helemaal aan het einde weer beginnen af te nemen, heeft domweg te maken met de rapportagevertraging.
U moet dus niet het idee krijgen dat het inmiddels afneemt. Het zal exponentieel toenemen.
Daarnaast ziet u de leeftijdsverdeling weergegeven voor de laatste week. Ook in Denemarken
is het duidelijk dat er een geweldige piek zit bij de jongere groepen. Van die groepen
verwachten we niet dat ze in het ziekenhuis worden opgenomen. In Denemarken zijn twee
superspreadingevents geweest, die hebben geleid tot een verspreiding door het hele
land. De eerste keer kwam door een dj die uit Zuid-Afrika kwam en meteen doorging
naar een feest. Hij heeft blijkbaar 50% tot 60% van de feestgangers besmet. Dat was
echt een geweldige verspreiding. De tweede gebeurtenis was een kerstfeest van studenten,
waarvoor eigenlijk hetzelfde gold. Omikron is, als alles tegenzit, blijkbaar in staat
om een snelle verspreiding te geven in crowded close encounters. Dat heeft Denemarken
gezien.
Ten slotte ziet u linksonder de aantallen en het percentage dat in het ziekenhuis
wordt opgenomen. De «other variants» is de grootste groep. Ongeveer 1,4% wordt opgenomen.
Dat is gelijk aan het percentage in Nederland. Voor omikron lag dat in deze periode
op ongeveer de helft van dat percentage, maar bedenk daar opnieuw de grafiek van de
leeftijdsverdeling bij. De personen in Denemarken die omikron hebben, zijn domweg
20 tot 30 jaar en daarbij verwacht je eigenlijk helemaal geen ziekenhuisopnames. Ook
hier zullen we dus nog moeten afwachten hoe het verdergaat.
Ik heb hier nog de percentages van de rioolwatersurveillance, die ook dalende waren.
Daarbij wil ik het laten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dissel. Dan geef ik snel het woord aan mevrouw Van Blankers.
Daar is uw presentatie. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Blankers:
Dank u wel. Ik neem jullie graag mee in de boostercampagne. Waar staan we op dit moment
en wat zijn de opgaven om de boostercampagne te versnellen vanwege de zorgen rondom
omikron? Ik noem nog even heel kort de uitgangspunten. We willen dat we alle 18-plussers
in Nederland uiterlijk in de tweede helft van januari een booster hebben gegeven.
Daarbij is het relevant om je te realiseren dat we de jongeren daarin nog niet mee
hebben genomen, omdat het boostervaccin nog niet geregistreerd is voor 12- tot en
met 17-jarigen. We houden de interval van drie maanden na de laatste vaccinatie of
covidinfectie vast. We vinden de registratie van deze boosterprikken erg belangrijk,
juist ook vanwege de internationale afspraken die gemaakt zijn over het DCC en eventueel
ook het CTB. Daarnaast vaccineren wij met Moderna en Pfizer, dus met de mRNA-vaccins.
Waar staan we op dit moment? Dit zijn de cijfers tot en met zondag. Die leveren wij
wekelijks aan voor het dashboard. Wij hebben tot en met zondag iets meer dan 1,8 miljoen
boostervaccinaties gezet. U kunt hier de verschillende groepen zien. Een groot deel
wordt natuurlijk door de GGD gevaccineerd, maar een deel gebeurt ook in de instellingen
zelf. Het zorgpersoneel wordt natuurlijk door de ziekenhuizen gevaccineerd.
Vanwege de zorgen rondom omikron is ons gevraagd om deze boostercampagne te versnellen.
Over welke opgave hebben we het dan? Er zijn op dit moment in Nederland 12,1 miljoen
mensen gevaccineerd. Zij hebben een primaire vaccinatiereeks gehad. Daarvan is niet
iedereen al gerechtigd voor een booster, omdat een deel van deze mensen nog niet in
de interval van drie maanden zit en een deel covid heeft doorgemaakt of nog gaat doormaken.
In totaal gaan we ervan uit dat zo'n 11 miljoen mensen gevaccineerd moeten worden
in dit versnelde boosteroffensief. Daarvan hebben we inmiddels, tot en met zondag,
1,8 miljoen mensen geprikt. Als we uitgaan van 100%, wat bij deze omikronvariant het
doel lijkt te zijn, dan moeten we nog bijna 9,2 miljoen mensen boosteren.
We hebben besproken dat we ook graag de 60-plussers zo snel mogelijk een vaccinatie
willen toedienen, omdat dat een kwetsbare groep is. Dat betekent dat we alle 60-plussers
zo veel mogelijk nog dit jaar gevaccineerd willen hebben. In dit plaatje kunt u zien
dat we daar nog niet zijn. Op dit moment moeten nog zo'n 1 miljoen 60-plussers een
afspraak maken voor deze vaccinatie. Daarnaast hebben zo'n 320.000 60-plussers op
dit moment een afspraak staan in januari. Dat vinden we te laat, dus we zijn ook voor
de 60-plussers met een versnelling bezig. We proberen alle 60-plussers zo veel mogelijk
op te roepen om alsnog een afspraak te maken. Daarnaast gaat de GGD proberen om de
60-plussers die in januari een afspraak hebben staan, naar voren te halen. Dat gebeurt
met een sms. Zij kunnen hun afspraak vervroegen naar december.
Hoe willen we deze enorme opschaling gaan halen? Daar zal de heer Eikelboom zo meteen
nog iets meer over vertellen. Er zijn op dit moment enorm veel locaties, waarvan een
aantal XXL-locaties. De capaciteit wordt bijgeplust. Dit is nog het plaatje van afgelopen
weekend. We zien dat we met de huidige planning in de komende weken, tot en met januari,
zo'n 8,8 miljoen mensen kunnen prikken. Er wordt nog enorm opgeschaald in de regio's.
Daar zal de heer Van Dissel ... Excuses. Daar zal de heer Eikelboom zo meteen nog
iets over vertellen. Al die Japen!
Dan de planning en toeleiding. Op 14 december zijn alle 60-plussers opgeroepen via
de media om een afspraak te maken. We hebben afgelopen maandag de eerste 60-minners
opgeroepen. We zullen gemiddeld één tot twee geboortejaren per dag oproepen. Dat is
afhankelijk van de open slots bij de GGD. Er komen elke dag meer open slots bij. Ergens
in de eerste week van januari zullen alle 18-plussers opgeroepen zijn. De toeleiding
naar de GGD'en gaat via een massacampagne in de media, zoals ik al zei. Daarnaast
roepen we selectief mensen op via sms om zich aan te melden bij de GGD. Daar zal Jaap
zo meteen nog iets meer over vertellen.
Met de huidige opgave vinden we het vooral vanwege de omikronvariant belangrijk om
toe te werken naar een opkomst van 100% voor de booster. Dat betekent dat er een goede
publiekscampagne nodig is om het halen van die booster te stimuleren. Daarnaast blijven
we benadrukken dat we het belangrijk vinden dat mensen hun eerste en tweede prik gaan
halen, want ook die zijn natuurlijk belangrijk om beschermd te zijn tegen omikron.
Ik wil nog een aantal aparte doelgroepen heel kort benoemen. In de zorginstellingen
met een medische dienst wordt door die medische dienst gevaccineerd. Op basis van
de koepels, waar we veelvuldig contact mee hebben, weten we dat bijna alle bewoners
die in de interval van zes maanden zaten – dat was bij de start van deze boostercampagne
het uitgangspunt – gevaccineerd zijn. Gelukkig hebben ze ook voldoende vaccins besteld.
Ze hebben nog voldoende vaccins op voorraad om ook de bewoners te vaccineren die in
de interval van drie maanden zitten. Daar wordt nu aan gewerkt. We zien dat de registratie
hiervan iets achterblijft. Ook voor deze mensen geldt dat we het belangrijk vinden
dat er goed geregistreerd wordt. Dat brengen we elke keer weer onder de aandacht.
De zorginstellingen zonder medische dienst kunnen niet zelf prikken. De bewoners van
die instellingen kunnen in principe door de GGD geprikt worden, maar ook voor deze
bewoners vinden we het belangrijk dat er een versnelling ingezet wordt, zodat zij
ook zo veel mogelijk in januari geprikt zijn. We blijven dus stimuleren dat grote
groepen uit deze instellingen naar de GGD komen. Daarnaast hebben we met de huisartsen
en de LHV afgesproken dat de huisartsen zo veel mogelijk gaan helpen om deze groepen
te vaccineren, zodat ook deze groepen sneller klaar kunnen zijn. We denken nog na
over andere versnellingsmogelijkheden om deze bewoners zo snel mogelijk geprikt te
hebben.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de niet-mobiele thuiswonenden. Dat is een groep van
35.000 personen. We vinden het belangrijk om die ook zo snel mogelijk te vaccineren,
want dat is natuurlijk een kwetsbare groep. Zij melden zich in principe aan bij de
GGD en de GGD gaat deze mensen thuis vaccineren, maar ook hier zien we dat we de hulp
van de huisartsen enorm goed kunnen gebruiken om hun eigen patiënten thuis te vaccineren.
Dat doen ze ook, op vrijwillige basis. Zij kunnen opgetrokken spuiten ophalen bij
de GGD. Soms brengt de GGD ze zelfs bij hen langs, zodat zij snel hun eigen patiënten
kunnen vaccineren. We zien daar een enorme bereidheid, dus dat is hartstikke fijn.
Dan hebben we de zorgmedewerkers. We zien dat de zorgmedewerkers uit de ziekenhuizen
en de acute as bijna allemaal gevaccineerd zijn. Daar is een hele grote campagne voor
geweest en die is heel voorspoedig verlopen. Er zijn heel veel zorgmedewerkers in
instellingen met een medische dienst die door hun eigen instelling geprikt worden.
Daarnaast hebben we nog de route van zorgmedewerkers naar de GGD. Deze zorgmedewerkers
worden via hun werkgever uitgenodigd om een afspraak te maken. Zij kunnen zich aanmelden
voor een afspraak. Vervolgens worden ze uitgenodigd via een sms om deze afspraak ook
daadwerkelijk te maken. Dat is nu nog een ongoing proces. We proberen deze mensen
zo veel mogelijk in ieder geval dit jaar of begin januari gevaccineerd te hebben.
Tot slot de BES/CAS-eilanden. Daarover kan ik zeggen dat zij ook op stoom zijn met
hun boostercampagne. Ook daar wordt gewerkt aan een versnelling, zeker op de CAS-eilanden
en Bonaire, zodat zij zo snel mogelijk in januari al hun bewoners geprikt hebben.
Ten slotte wil ik nog even ingaan op de voorraden vaccins, spuiten en naalden, want
daar krijgen wij veel vragen over. Zijn er nou wel voldoende vaccins op voorraad?
Ik kan u geruststellen. We hebben nu zo'n 10,1 miljoen vaccins op voorraad om tot
en met januari te kunnen prikken. Als je uitgaat van de totale bevolking die geprikt
zou moeten worden, die 12,1 miljoen, waarvan een deel in januari dus nog niet aan
de beurt is, en als je weet dat we al een heleboel vaccins hebben uitgereden in het
veld, dan hebben we tot en met januari voldoende vaccin op voorraad hebben om de hele
boostercampagne te kunnen uitvoeren, zoals u op dit plaatje kunt zien. Daarnaast is
het ook belangrijk – dat wordt weleens vergeten – dat we ook genoeg spuiten en naalden
op voorraad hebben. We hebben wel versneld een voorraad van een aantal spuiten aangeschaft.
Die komt nog dit jaar binnen. Ook dat is dus geen probleem voor de boostercampagne.
Dan wil ik graag het woord geven aan mijn collega.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Mag ik een verhelderende vraag stellen?
De voorzitter:
Ja, kort.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Bij Moderna staat een halve dosering. Wat betekent dat precies?
Mevrouw Van Blankers:
Voor de normale, gewone vaccinatiereeks krijgen zij een bepaalde dosering, maar voor
de booster is een halve dosering nodig. Dat betekent dat we uit een flacon Moderna
twee keer zoveel boostervaccins halen als voor de primaire serie.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Eikelboom.
De heer Eikelboom:
Dank u wel. Ik neem u snel mee in de presentatie die wij hebben voorbereid. Er zitten
een paar dubbelingen in, dus die sla ik over. Ik begin maar even met de versnelling
van de boostercampagne na de zorgen die zijn ontstaan over omikron. In de rechtergrafiek
ziet u de versnelling ten opzichte van de eerdere boosterplannen die we hebben gemaakt.
Anderhalve week geleden zijn de zorgen over omikron bekend geworden. U ziet dat de
GGD'en een maximale inspanning hebben gedaan om te komen tot een boostercampagne die
ertoe leidt we in de loop van januari 9 miljoen mensen gevaccineerd of geboosterd
kunnen hebben. Dat is een enorme inspanning.
Ik wil nog wel iets zeggen over de boostercampagne. Voor ons is en blijft het ontzettend
belangrijk dat we dat in alle opzichten veilig blijven doen, dat we dat met de grootst
mogelijke snelheid doen en dat we dat goed registreren. Want op 1 februari willen
alle mensen die geboosterd zijn, hun booster ook kunnen terugvinden in de QR-code.
Daarom doen wij deze maximale versnelling. De grafiek die u hier ziet, is voor het
weekend gemaakt. Afgelopen weekend, na de lockdown, zijn de GGD'en maximaal verdergegaan
met opschalen. Er liggen allerlei varianten op tafel om de priksnelheid te verhogen
en te maximaliseren, zoals een verdere verruiming van de openingstijden en allerlei
andere ideeën. Het basisidee is dat we met maximale inzet van alles en iedereen in
de vaccinatielocaties van de GGD'en de meeste massa en de meeste snelheid kunnen maken.
Dan iets over de regionale invulling van de opschaling. We zijn nu zo ver dat nagenoeg
alle regio's hun personele omvang voor elkaar hebben. Dat doen we met de hulp van
het Rode Kruis, Defensie, huisartsen, dierenartsen, ambtenaren, EHBO Nederland, jeugdgezondheidszorgmedewerkers.
Ook krijgen we veel hulp uit de ziekenhuizen. Daar wil ik nog wel iets specifieks
over zeggen. We hebben in de afgelopen week veel overleg gehad met de koepels van
ziekenhuizen. Ook zij zeggen: doe het vooral in jullie locaties; wij komen jullie
dáár helpen. Een mooie variant is de Ahoyvariant, om hem zo maar te noemen, waarbij
in Rotterdam in week 52 en week 1 voornamelijk ziekenhuispersoneel aan het prikken
is, met facilitaire steun van onze kant. Dat geeft ons de gelegenheid om veel mensen
te werven en op te leiden om in de weken daarna op dat hoge niveau van ruim 1,5 miljoen
prikken per week voort te gaan.
Een aandachtspunt voor ons zijn de administratieve krachten die we nodig hebben. Daarvoor
zijn we nog volop aan het werven. Prikkers lijken we voldoende te hebben.
Dan iets over de GGD-reservisten. Het is hartverwarmend hoeveel mensen een aanbod
hebben gedaan. Het is alleen niet altijd even bruikbaar en de inzet in de regio's
is verschillend. Soms is er genoeg personeel, soms vragen ze voor de specifieke invulling
in de regio's opleidingen of een bepaalde hoeveel tijd. Er is ook veel aanbod waarbij
men eenmalig een paar uur wil prikken of waarbij men echt niet voldoet aan de criteria
en de opleidingsinspanning veel groter zou zijn. Gelukkig kunnen we een groot deel
van hen wel gebruiken. Wat ik helaas niet kan doen – dat vind ik erg jammer – is al
die mensen persoonlijk uitleggen waarom we geen gebruik van hen maken. Een aantal
van hen hebben we gebeld en dan blijkt dat er ook wel beperkingen zijn aan het aanbod
dat zij doen. De doorlooptijd om personeel in te zetten is ongeveer twee tot vijf
dagen. Daar zit ook een aantal uur opleiding in, afhankelijk van de functie en de
rol die men vervult. Het is niet zo – ik heb voorbeelden gehoord van artsen die dat
roepen – dat we drie weken moeten opleiden. Dat is een onjuist beeld.
Nogmaals iets over de regionale verschillen. De GGD's zijn regionaal georganiseerd
en ook verschillend georganiseerd. Soms zijn het gemeenteambtenaren, soms is het een
WGR-vorm. Eerder hebben we met u gesproken over de contracten en de drie contracten.
Het is heel behulpzaam dat wij vaste contracten kunnen aanbieden, maar in een aantal
gevallen past dat niet in zo'n gemeentelijke organisatie, want bij afvloeiingsregelingen
kom je dan in de problemen. Aan de mensen waar het om gaat is een ander aanbod gedaan
om ons te helpen prikken, namelijk via de uitzendbureaus. De uitzendbureaus helpen
ons enorm. Zij organiseren soms ook gewoon de personele bezetting in de regio's. Ik
heb ze deze week nog gesproken. Zij denken echt dat we de personele bezetting voor
elkaar krijgen. Zij hebben daar vertrouwen in. Er is vooral nog aandacht voor de administratieve
krachten, zoals ik aangaf, en voor krachten in de callcenters. Er wordt ook een oproep
gedaan aan rijksambtenaren en gemeenteambtenaren om ons daarbij te helpen. Er zijn
initiatieven om mensen bij gemeentes te laten helpen met het maken van afspraken.
Ik ben dus heel blij met alle initiatieven die we hebben. Belangrijk is dat we met
elkaar wel de regie houden en inzetten op maximaal gebruik van de GGD-capaciteit,
met maximale openingstijden. Daar bereiken we echt het meeste mee.
Dan nog iets over de efficiëntie. Er zijn allerlei initiatieven om te prikken zonder
prikhokjes, een vorm die ik ook wel van de huisartsen ken. Denk aan gymzalen waar
mensen klaar zitten om geprikt te worden en de prikker rondloopt of met een trolley
met spuiten langskomt. Dan win je ook een beetje op de vijftien minuten. Er zijn vormen
– dat ziet u hier rechts op het beeld – waarbij de prikker heen en weer gaat met een
kamerscherm ertussen, zodat hij snel twee mensen kan prikken en niet hoeft te wachten
tot de volgende zijn jas heeft uitgedaan en zijn arm heeft ontbloot. Begin januari
gaan we beginnen met het testen van de scan-prik-scanmethodiek, waarbij we nog veel
makkelijker de administratie kunnen verwerken en daar ook minder foutgevoelig in zijn.
Dan iets over het toeleidingsproces. Het is heel belangrijk dat mensen gebruikmaken
van het webportaal. Daar kunnen we het meeste en het snelst afspraken maken. We zien
ook dat hoe jonger de doelgroep is, hoe makkelijker dat gaat en hoe meer er gebruik
van wordt gemaakt. Het callcenter, dat we continu verder opschalen, zal niet altijd
groot genoeg zijn om iedereen te kunnen helpen. Wij willen dus graag ruimte maken
voor de mensen die het callcenter echt nodig hebben om een afspraak te maken. De oproep
is dus ook: mensen help elkaar om dat via het webportaal te doen.
Daarnaast gebruiken wij sms'en op allerlei manieren. Zo worden er via sms mensen opgeroepen
die al voorgeselecteerd zijn, bijvoorbeeld het zorgpersoneel, waarin staat: u kunt
nu daar en daar een afspraak maken. We kunnen groepen in gaan zetten waar wij zien
dat straten wat leger blijven of afsprakenslots nog niet gevuld zijn. We kunnen mensen
dan oproepen om daar een afspraak te maken. En we gebruiken de sms'en om mensen die
60-plus zijn – we zijn begonnen met 75-plussers – op een speciale manier uit te nodigen
om een callcenter te bellen dat er klaar voor staat, en hun de mogelijkheid te bieden
hun afspraak naar voren te halen.
Dan nog iets wat veel in de media wordt geroepen ...
De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Van Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Een heel korte vraag, voorzitter. U zegt: ga eerst naar het webportaal en dan naar
het callcenter. Maar tegen mij zeggen mensen allemaal: «Ik ga naar het callcenter,
want daar is veel meer flexibiliteit dan in het webportaal. Daar krijg ik maar twee
mogelijkheden, op een dag die mij niet uitkomt.» Kunt u daar iets over zeggen?
De heer Eikelboom:
Bij het callcenter word je natuurlijk geholpen als je bedankt, want het callcenter
werkt hetzelfde. Die zien hetzelfde als wat je aangeboden krijgt in het webportaal.
Zij moeten opnieuw de zoekvraag organiseren. Eigenlijk doen zij daar hetzelfde als
wat je zelf thuis ook doet. Mensen kunnen op het webportaal ook opnieuw vragen om
een nieuwe aanbieding. Daar zit dus niet zo veel verschil in. Je wordt er bij het
callcenter alleen mee geholpen, terwijl je het bij het webportaal zelf moet doen.
Dat is het verschil. We zien ook dat mensen bijvoorbeeld een andere postcode invullen,
waardoor ze bijvoorbeeld in Amsterdam worden geprikt terwijl ze in de regio eromheen
wonen.
Het webportaal werkt zo dat er drie locaties worden aangeboden. Als een soort reclame
wordt als eerste altijd de favoriete locatie van de GGD in de buurt aangeboden; dat
zie je ook bij Google. Dat is veelal een XL-locatie. Daarmee proberen we ervoor te
zorgen dat mensen geleid worden naar die XL-locaties, die groot zijn en waar we het
meest kunnen verwerken. Met deze snelheid vraag ik mensen ook om een beetje begrip
voor de mogelijkheden die we hebben, want we willen alles zo snel mogelijk doen. Dat
kan betekenen dat mensen, als ze het snel willen en de mogelijkheid daarvoor krijgen,
iets verder moeten rijden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Eikelboom:
Een vraag die ons veel gesteld wordt en ook wel geopperd wordt in de media is: waarom
moet het allemaal met een afspraak? We hebben natuurlijk in Leiden een experiment
gedaan. We hebben dat ook door laten rekenen. Als we het maken van afspraken loslaten,
dan zakt onze productie met zo'n 10% tot 15% door gemiste afspraken. Je krijgt dan
dat er op favoriete locaties en op favoriete tijden enorme rijen ontstaan, met veel
onrust, gevaar en onveiligheid, en dat er op andere plekken leegstand ontstaat, waardoor
de vaccins die daar liggen, onbenut blijven. Zo bereiken we niet de doelstelling die
we met elkaar hebben, namelijk: ervoor zorgen dat mensen boven de 18 zo snel mogelijk
geboosterd worden. Ik wil daarbij ook benoemen dat als je het mogelijk maakt zonder
afspraak, er ook meer administratie op de locatie is. Als je een afspraak van tevoren
hebt gemaakt, heb je een gezondheidsverklaring ingevuld en ben je geregistreerd voor
die afspraak. Dat kan straks met de scan-prik-scanmethodiek nog sneller.
Dan moet ik nog iets zeggen over de testcapaciteit die wij voorbereiden. Dat kan ik
heel kort. Wij bereiden ons voor op een totale testcapaciteit van zo'n 200.000 testen
per dag per eind januari. Dat doen we niet alleen, maar samen met de partijen van
SON vanuit spoor 2. We zetten nu mensen in uit het testprogramma voor het vaccineren.
Dat zal straks mogelijk weer andersom zijn als we weer wat kunnen gaan afschalen.
Kort samengevat. Wij proberen maximaal op te schalen naar ruim 1,5 miljoen per dag
en meer. We doen dat door openingstijden te verruimen en andere processen in te voeren.
Het moet veilig, het moet snel en goed geregistreerd. Wij houden het hoofd koel en
proberen met een warm hart mensen te ontvangen in de vaccinatiestraten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eikelboom. Dan ga ik naar mevrouw Van den Berg voor haar vraag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik krijg toch nog veel mailtjes van mensen die niet digitaal vaardig zijn. Die moeten
dan eerst een papieren uitnodiging hebben ontvangen voordat ze het callcenter mogen
bellen. Ik krijg daar volop mailtjes over. Die mensen zeggen: ik heb nog steeds geen
uitnodiging ontvangen, maar al die 60-plussers hebben de afspraak al staan. Dat geeft
veel onrust en veel angst bij mensen.
De heer Eikelboom:
De uitnodigingen op papier worden door het RIVM verzonden. Dat doen we zo veel mogelijk
aansluitend op de oproepen die we per dag doen in de media. De oproepen in de media
zijn afgestemd op wat wij aan ruimte zien. Het is inderdaad vervelend voor mensen.
We proberen mensen te helpen, eventueel bij gemeentehuizen, bij het maken van afspraken.
We kunnen dat op dit moment niet helemaal anders doen. We proberen zo veel mogelijk
aansluitend de post te laten verzenden op de afspraken die wij in de media afroepen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan meneer Hijink. Wilt u ook aangeven aan wie u de vraag wilt stellen?
Misschien is dat handig.
De heer Hijink (SP):
Dat zal ik doen, voorzitter. Mijn vraag is voor de heer Eikelboom. Vanochtend hoorde
ik op de radio hoe ze in Amersfoort in een veld gaan vaccineren. Dat houdt in dat
een arts op een snel stoeltje overal naartoe kan. Dat is superefficiënt. Ik schrok
er wel van dat blijkbaar de meest effectieve manier om die vaccins te zetten, midden
in het hele proces nog ontwikkeld wordt. Ik snap dat dit een permanent proces is,
maar ik had toch ook wel verwacht dat bij een derde prik de draaiboeken om zo snel
mogelijk zo veel mogelijk mensen te vaccineren er al zouden zijn en dat dit al onderzocht
zou zijn. Ik hoop dat u de vraag niet als nare kritiek opvat, maar ik vraag me gewoon
af hoe er op de lange termijn voor gezorgd wordt dat we weten wat het meest effectief
is en dat dat ook het draaiboek is dat klaarligt.
De heer Eikelboom:
Ik vat dat niet als kritiek op. We zijn natuurlijk continu bezig om te kijken hoe
we dit het beste kunnen doen. Daar hoort ook een regionale invulling bij, wat mede
afhankelijk is van de partijen die er zijn en afhangt van de locatie: is het een grote
of een kleinere locatie? We zijn aan het kijken hoe we dat het beste kunnen doen.
Ik heb net aangegeven dat we het proces inzake het proactief uitnodigen verder gaan
uitvoeren. Ook gaan we scan-prik-scan doen. Er wordt aan gewerkt om dat te verbeteren.
Nu kijken we inderdaad verder hoe we het prikproces nog optimaler kunnen inrichten,
in combinatie met de administratie. Dat ziet er weer anders uit op het moment dat
we scan-prik-scan kunnen doen. Dus inderdaad, het is ook wel werkende weg. Bij volgende
boosters zullen we die lessen allemaal meenemen en worden draaiboeken daarop aangepast.
Er liggen draaiboeken, maar gedurende de continue versnelling waarvan nu sprake is,
leren we ook. Dat klopt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eikelboom. Meneer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb een vraag aan de heer Van Dissel. Als de booster mogelijk maar kortdurend werkt
en minder effectief is tegen omikron dan de oorspronkelijke prik effectief was tegen
de deltavariant, welke consequenties heeft dat dan naar de mening van de heer Van
Dissel voor het beleid op de langere termijn?
De heer Van Dissel:
Op langere termijn zie ik een situatie voor me dat er een afgeleide van de circulerende
variant in het vaccin aanwezig is en dat we in staat zijn om zeg maar de wetenschap
daarvan in korte termijn te kunnen doen, evenals de productie van een dergelijk vaccin.
Op het moment dat een nieuwe variant zich voordoet en serieus blijkt te zijn, krijg
je dan een hele korte doorlooptijd naar een aangepast vaccin. Dat kan vervolgens volgens
allerlei draaiboeken zo snel mogelijk worden toegediend. Het vaccin nu is in wezen
gericht tegen een virus dat er niet meer is, maar dat nog wel een heleboel kruisreactie
geeft tegen bijvoorbeeld delta. Maar omikron is wat betreft erfelijke eigenschappen
en wat betreft eiwitstructuur zo ver verwijderd van het oorspronkelijke virus, dat
je dus veel minder activiteit verwacht. Wat je verwacht is van kortere duur, zoals
ik u hopelijk heb geïllustreerd. Dat betekent dat je je daar naar de toekomst toe
beter op wil voorbereiden. Dat zal samenwerking met de industrie vragen, maar ook
misschien investeringen in die techniek en in productiecapaciteit.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
In aanvulling daarop heb ik een vraag aan de heer Van Dissel, mede omdat er nog zo
veel onzekerheid is. Wanneer verwacht de heer Van Dissel het volgende weegmoment?
Wanneer is de verwachting dat er een vaccin tegen de omikronvariant is in Nederland
waarmee we kunnen gaan vaccineren?
De heer Van Dissel:
Wat betreft dat laatste is er natuurlijk overleg geweest tussen de Europese Commissie
en de fabrikanten. Ik heb begrepen – maar goed, dat verneem ik ook uit de media –
dat men denkt ongeveer in april een aangepast vaccin te hebben. Dat moet natuurlijk
weer deels door versnelde procedures van goedkeuring omdat je toch altijd veiligheidsdata
wil hebben. Dan wat betreft het eerste. Wij evalueren alles wat beschikbaar komt zo
snel mogelijk. Ik liet u net aan het eind zien dat het vaak rapporten zijn die er
net een dag liggen. Naarmate die verder uitkomen – dat zal de komende dagen, weken
zeker zo zijn – zullen we erbovenop zitten. Zodra dat consequenties heeft voor de
Nederlandse aanpak, ook bijvoorbeeld omdat helder wordt dat de ernst meevalt, dan
zullen we het niet nalaten om daar bij tij en ontij over te vergaderen om de regering
daarover te adviseren.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Het Imperial College heeft 16 december een publicatie uitgebracht, en de WHO gisteren,
waaruit blijkt dat omikron naar alle waarschijnlijkheid even ziekmakend is als delta.
We zien op pagina 29 van de presentatie van de heer Van Dissel staan – ik stel de
vraag dus ook aan hem – dat we bij alle maatregelen door de grens van 1.350 ic-bedden
heen gaan. Ik zie daar niet het versnellen van de boostercampagne in. Dennis Mook
sprak gisteren bij Nieuwsuur over alle grootschalige initiatieven en het registreren
van de artsen en de verpleegkundigen die zich aanmelden. Maar ondanks wat de heer
Eikelboom zegt, heb ik minstens een dozijn voorbeelden waaruit blijkt dat het echt
serieus anders gaat. Ik vraag me af of in dit model nog een versnelling van de boostercampagne
kan worden meegenomen, om te zien of we dan ook door de 1.350 bedden gaan en of een
versnelling van de boostercampagne toch een serieuze verkenning verdient.
De heer Van Dissel:
Ik kan over de modellering praten. In de modellering ziet u duidelijk aangegeven dat
naarmate maatregelen meer naar voren worden gehaald, dit scheelt op de piek. Dat we
nu weer een week eerder dan in de modellering in lockdown zijn gegaan, om de contacten
en de overdracht zo veel mogelijk te beperken, helpt daar ook weer bij. Ook helpt
het als de boostercampagne niet 80% maar 100% opname kent. Ook helpt het als alle
ongevaccineerden zich zo snel mogelijk laten vaccineren. Dat zijn toch nog significante
aantallen. U vraagt naar wat er gebeurt als de booster nog meer wordt versneld. Ik
denk dat dit nu al maximaal gebeurt, maar dat laat ik graag aan mijn collegae over.
Dat zal ongetwijfeld de piek weer wat verder doen dalen en enigszins verder doen uitsmeren.
De voorspellingen die u heeft zijn weliswaar van pessimistische aard, maar u noemde
net al een aantal indicaties dat niet iedereen daar heel positief over denkt. Maar
het moge duidelijk zijn dat alles wat versnelt, daarbij helpt.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik zag iets in de presentatie van mevrouw Van Blankers, maar ik denk dat ik de vraag
aan de heer Van Dissel moet stellen. Ik weet het niet helemaal zeker. U geeft aan
dat er een aantal boostervaccins beschikbaar zijn, maar dat is exclusief Janssen.
Maar als je vervolgens kijkt naar de werking van Janssen, vraag ik me af of het toch
niet verstandiger zou zijn om te gaan boosteren met Janssen.
De heer Van Dissel:
Janssen heeft blijkbaar een aantal eigenschappen die maakt dat het langduriger prikkelt
en dat het echt moet opbouwen. Dat is althans het geval bij delta. We hebben van Janssen
nog heel weinig gegevens ten aanzien van omikron. Dat soort gegevens zijn voor de
beantwoording wel heel belangrijk. We hebben immers al geconstateerd dat omikron zo
ver weg is van het oorspronkelijke virus, waarvoor Janssen ook gebruikt is, dat je
niet zonder meer het reactiepatroon dat ik u nu laat zien voor Janssen ook voor omikron
kan garanderen. Maar dat wordt ongetwijfeld onderzocht. Er zijn natuurlijk al wel
publicaties – opnieuw voor delta – waaruit blijkt dat het boosteren met Janssen ook
een goed resultaat geeft, net zo goed overigens als met Pfizer en Moderna, maar het
staat echt allerminst vast of het beter is.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Jansen.
De heer Jansen (FVD):
Dank u wel. Ik heb ook een vraag voor de heer Van Dissel. In de grafieken op de pagina's
25, 26, 28 en 29 lijkt het RIVM er sterk vanuit te gaan dat de genomen maatregelen
sterk van invloed zijn op de ziekenhuisopnames. U had het er net ook over. Deze grafieken
zijn een beetje moeilijk leesbaar, maar op het dashboard van het RIVM, het coronadashboard,
kan je een beetje inzoomen. Daar zie je dat de afvlakking van de ziekenhuisopnames
al begint rond 20 november. De maatregelen worden iets meer dan een week later ingevoerd.
Dus alles lijkt erop te wijzen, ook echt tal van wetenschappelijke papers, dat die
lockdowns en die mondkapjes eigenlijk helemaal geen invloed hebben op de verspreiding
van het virus en de ziekte, maar dat het voornamelijk een seizoeneffect is. Waarom
neemt u dan toch die maatregelen als basis voor uw model?
De heer Van Dissel:
Uw vraag is in wezen: gaat de lockdown geen effect hebben op het beloop? Begrijp ik
dat van u?
De heer Jansen (FVD):
Dat zou de implicatie zijn. Mijn vraag is de volgende. De afvlakking van de curve
begint al voor het nemen van maatregelen en in de modellen wordt uitgegaan van het
nemen van maatregelen. Dus hoe zit dat dan? Hoe kan dan die maatregel als basis dienen
voor het verdere model?
De heer Van Dissel:
Ik begrijp uw vraag niet, denk ik. We hebben een model, een transmissiemodel, dat
uitgaat van contacten. Die contacten hebben een duur, een intensiteit en een frequentie,
dus hoe vaak, en daar kan je op modelleren. Bovendien weten we in dat model waar die
contacten plaatsvinden en hoe lang ze duren, dus in welke leeftijdsgroep men bijvoorbeeld
wel of niet naar een café gaat normaliter. Op al die contacten kan je dus aan een
soort potentiometer draaien om het aantal, de duur of de intensiteit terug te brengen.
Als je die veranderingen in het model aanbrengt, zie je, ook met betrekking tot de
voorspellingen, als je teruggaat naar eerdere voorspellingen, eigenlijk hoe goed dat
het hele beloop heeft kunnen verklaren, met uitzondering van een periode in de deltawave.
Daarbij hebben we gezegd dat het feit dat men in Nederland niet homogeen gevaccineerd
is en dat er clusteringen van gevallen zijn, maakt dat dat model minder goed werkt
omdat het natuurlijk van een homogene mix uitgaat. Dat model heeft tot voor kort eigenlijk
heel goed voorspeld hoe het beloop is, en dan letterlijk naar voren toe.
Wat het nu voorspelt, is dat we een daling zien die gevolgd gaat worden door een stijging.
Daarbij is de stijging, zeker wat betreft consequenties voor ziekenhuizen en ic's,
nog onzeker, omdat we onvoldoende kennis hebben over het ziekmakend vermogen, over
wat het percentage is dat wel of niet naar het ziekenhuis gaat en dergelijke getallen.
Ik denk dus dat de modellering heel valide is. Op dit moment moeten we echter uitgaan
van een aantal aannames, want we weten gewoon nog niet wat daar exact de invulling
van is: hoeveel procent naar het ziekenhuis moet en hoeveel mensen in het ziekenhuis
naar de ic gaan als ze omikron hebben. Daarbij moeten we uitgaan van de getallen die
we tot nu toe hebben over delta, en dat is wat er gebeurd is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft mevrouw Pouw-Verweij nog recht om een vraag te stellen en de
heer Paternotte ook.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag over de vaccinportfolio. Ik ontvang vrij
veel berichten van mensen die geïnteresseerd zouden zijn in een eerste prik dan wel
een boosterprik met die nieuwe eiwitvaccins, Novavax en Valneva. Nou is er een positief
bericht vanuit het EMA over Novavax. Ik vroeg me af hoe dat proces vanaf hier kan
lopen. Kan dat eventueel nog toegepast worden in de vaccinatiecampagne of gaan we
dan naar de iets langere termijn kijken? Wat kunnen mensen verwachten daarvan?
Mevrouw Van Blankers:
Daar kan ik wel op ingaan. Er is inderdaad nu goed bericht over de goedkeuring van
Novavax. Als het goed is, heeft de Minister gisteren een advies aangevraagd aan de
Gezondheidsraad om dit te beoordelen voor de Nederlandse bevolking. De eerste berichten
die ik vanmorgen kreeg, waren dat de Novavaxvaccins op zijn vroegst eind februari
geleverd kunnen worden aan Nederland. Dat is echt op zijn vroegst, dus die zullen
voor deze boostercampagne niet ingezet kunnen worden. Sowieso niet voor de booster,
want ik denk dat het belangrijker is voor de eerste en tweede prikken. Die komen daarna.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik heb een vraag aan de heer Eikelboom. Hij is ingegaan op dingen die ik en velen
horen over mensen die zich aanbieden en meteen aan de slag willen. Er werd een cursus
van drie weken genoemd, maar dat klopt blijkbaar niet. Er zijn mensen die zeggen:
ik wil zestien uur werken tot eind januari. Er zijn ook veel huisartsen die graag
willen helpen en die soms al afspraken hebben gemaakt met de GGD-regio. Mijn vraag
is: waarom is dat nu lastig? Komt dat omdat er voor de registratie altijd een GGD'er
bij moet zijn? Zo ja, waarom is dat? Dat hoefde in het voorjaar ook niet. En die huisartsen
hebben toegang tot het systeem om zelf de registratie in te kunnen voeren. Als huisartsen
in de GGD-regio's zeggen «wij kunnen helpen, zodat er weer versneld kan worden», dan
lijkt mij dat in principe alleen maar welkom.
De heer Eikelboom:
Mevrouw Van Blankers kan mij straks wel even aanvullen. De hulp van huisartsen en
ziekenhuizen in de vaccinatiestraten is hartstikke fijn. In de regio's worden op zich
goede afspraken gemaakt. Ik heb aangegeven dat we de meeste massa maken door alles
te organiseren in de vaccinatiestraten. Daarnaast doen we op de huisartsen die dat
willen en kunnen een beroep om ons te helpen met de versnelling van de vaccinatie
van mensen die niet mobiel zijn en thuiswonen. Zij kennen die mensen goed. Wij vragen
hen ook om te helpen bij de versnelling van de vaccinatie van mensen die in instellingen
wonen zonder medische dienst. Daarnaast ligt er nog een vraag aan de huisartsen om
mensen te helpen die nog niet gevaccineerd zijn. Er ligt een programma van aanpak
om mensen die 50 jaar en ouder zijn en dus in de meest risicovolle groep zitten, te
vaccineren. Zij kennen die mensen. Daarnaast zijn er wat initiatieven geweest in de
regio's om maximaal op te schalen. Daar zijn gisteren wat misverstanden over geweest.
Die zijn grotendeels verholpen. De afspraken worden nagekomen. Er is één belangrijk
element dat ik net ook noemde, namelijk het registreren. Niet alle HIS'en zijn aangepast
aan de registratie van de booster. Dat is ook begrijpelijk, want de huisartsen zouden
als collectief, als LHV, niet gaan prikken. Dat zouden wij gaan doen. Met deze ernstige
versnelling is het fijn dat we elkaar allemaal helpen. Het meeste bereiken we door
elkaar te helpen in de vaccinatiestraten door daar de maximale capaciteit te gebruiken.
Ze kunnen daar eventueel ook met de mensen naartoe. Dat is een vorm die in de eerste
campagne ook gebruikt is in Leiden. Het is het beste als we dat zo goed mogelijk registreren.
Daar helpen we elkaar het meeste mee.
Mevrouw Van Blankers:
Mag ik daar nog iets aan toevoegen over het registreren? Het klopt wat er gezegd wordt
over de registratie. Het is inderdaad waar dat niet alle HIS'en de booster kunnen
registreren in hun systeem. Dat betekent dat er een handmatige actie plaats moet vinden
van heel veel huisartsen. Zij moeten het alsnog via de BRBA-app doorgeven aan het
RIVM. Dat is precies wat in de eerste vaccinatiecampagne zo verschrikkelijk fout is
gegaan. Wij zijn nu nog steeds bezig in ons systeem met het terughalen van registraties
van eerste en tweede prikken die we niet hebben doorgekregen via de huisartsen. Dat
is de reden waarom we in eerste instantie hebben gezegd dat dat niet onze voorkeur
heeft. We gaan dan weer achter de feiten aanlopen met het registreren. Zeker gezien
de internationale afspraken over het DCC vinden we die registratie heel belangrijk.
We hebben nu met de LHV afgesproken dat de huisartsen kunnen gaan prikken, maar dat
er wel echt goede afspraken gemaakt moeten worden over de registratie, want anders
hebben we begin volgend jaar weer een probleem en dat willen we niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze technische briefing. Ik
dank allereerst de heer Van Dissel, mevrouw Van Blankers en meneer Eikelboom. We hebben
heel veel informatie gehad. Ik wil de collega's die al vertrokken zijn, excuseren,
want zij zijn zich aan het voorbereiden op het debat dat over een halfuurtje begint
in de plenaire zaal. Ik dank de kijkers thuis en de mensen van de ondersteuning, die
ons helpen bij het netjes neerzetten van de presentatie. Tot ziens, al hoop ik dat
dat niet snel is.
Sluiting 11.33 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier