Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 21 juni 2021, over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2022 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
35 752 Raming der voor de Tweede Kamer in 2022 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 12 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 5 augustus 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 21 juni 2021 overleg gevoerd over:
– de
Raming der voor de Tweede Kamer in 2022 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en
raming van de ontvangsten (Kamerstuk 35 752);
– de brief van het Presidium d.d. 22 april 2021 inzake het jaarverslag van de adviseur
integriteit van de Tweede Kamer over het kalenderjaar 2020 (Kamerstuk 35 752, nr. 5).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Martin Bosma
De griffier van de commissie, Roovers
Voorzitter: Leijten
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bergkamp, Dassen, Inge van
Dijk, Kamminga, Kuiken, Leijten, Sneller, Snels en Tellegen,
alsmede mevrouw Roos, Griffier Tweede Kamer.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Hierbij open ik de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken
voor het wetgevingsoverleg over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2022 benodigde
uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
Aanwezig zijn de leden Sneller van D66, mevrouw Kamminga van de VVD, mevrouw Van Dijk
van het CDA, de heer Snels van GroenLinks en de heer Van Baarle namens DENK. Ik zal
zelf ook nog het woord voeren namens de SP. De spreektijden zijn verdeeld – dat heeft
u kunnen zien – over de eerste en tweede termijn. Dat gaan we natuurlijk allemaal
heel streng volgen.
Ik heet ook welkom de Voorzitter van de Kamer, de Griffier en mevrouw Tellegen, ook
namens het Presidium, neem ik aan. Steun en toeverlaat.
Het is een debat tussen de Tweede Kamer en het bestuur van de Tweede Kamer over hoe
we het hier eigenlijk allemaal rooien met elkaar. Dat zeg ik natuurlijk weer veel
te onparlementair, maar zo kent u mij.
Meneer Sneller wil een punt maken voordat de vergadering aanvangt.
De heer Sneller (D66):
Ik wil een vraag stellen aan u als voorzitter. Ik snap heel goed dat we de spreektijden
hebben geïnventariseerd, ook omdat er potentieel achttien sprekers zijn. Er zijn er
nu zes. Geeft dat nog aanleiding tot coulance van uw kant?
De voorzitter:
Nee, deze voorzitter is nooit coulant. Als u denkt dat u daar niet voldoende aan heeft,
meneer Sneller, dan gaan we het gewoon rustig zien. Zorg dat u de punten die u wilt
maken, goed kunt maken. Maar als het uit de klauwen gaat lopen, dan grijp ik in. Daarom
ga ik ook geen interrupties op voorhand vastleggen. Mijn ervaring is dat, op het moment
dat je het zelf goed inschat, het korter en sneller gaat dan wanneer je het maximeert.
Meneer Van Baarle wil ook wat zeggen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, aansluitend daarop. Ik hoor dat er een inventarisatie is gemaakt. Dat had ik niet
geheel meegekregen. Hoeveel bedraagt de spreektijd?
De voorzitter:
Volgens mij was het voorstel van de heer Sneller net om dat los te laten. Maar aanvankelijk
was er voor de fractie van DENK zes minuten geraamd voor de eerste en tweede termijn.
Dat is over het algemeen goed te doen. Maar goed, deze voorzitter weet alles van oprekken.
Ik ga er gewoon voor zorgen dat we een goed debat hebben. We hebben aardig wat tijd
staan. Er is ruimte voor discussie als dat nodig is. Maar ik ga ook vaart maken als
dat moet. De Voorzitter en het Presidium van de Tweede Kamer moeten namelijk ook de
tijd hebben om antwoorden voor te bereiden en om die goed te kunnen geven. Uiteindelijk
moeten we afsluiten met een tweede termijn, want het is wetgeving en daarmee moeten
we het wel goed afronden. Ik hou het dus in het vizier. De heer Dassen is ook nog
binnengekomen. Welkom.
Ik ga beginnen met de heer Sneller namens D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter, en alle begrip. «Mijnheer Loopuyt, ik vind het vervelend dat ik
juist tegen u het zo scherp moet stellen, maar ik ben geen rijksambtenaar. Ik ben
ambtenaar van de Kamer. U weet ook dat mijn hoogste chef de president van de Kamer
is,» aldus Griffier Brederode tegen de Minister van Justitie in Moord aan het Voorhout
van toenmalig VVD-Kamerlid Joekes. Toen ik dit boek een tijdje geleden las, dacht
ik: een prettig staaltje rolvastheid. Althans, dat dacht ik. Want wat blijkt? Kamerambtenaren
zijn wel rijksambtenaren, vallen onder de cao Rijk en sluiten hun contracten af met
de Staat der Nederlanden. Ook de fotografie voor de Tweede Kamer wordt door het Ministerie
van Algemene Zaken aanbesteed. Dat is lekker makkelijk en waarschijnlijk ook goedkoper.
Zo is het meteen voor de hele rijksoverheid in één klap geregeld. Daarover wel mijn
eerste vraag aan de Kamervoorzitter. Vindt zij deze verwevenheid met en de afhankelijkheid
van de uitvoerende macht ook ongemakkelijk, net als ik, gezien het belang van de eigenstandige
positie van de controlerende macht der Staten-Generaal?
Voorzitter. Met de ziekmelding van Minister van 't Wout bereikte de burn-out opnieuw
het Binnenhof. In mijn eigen fractie zag ik het al voorbijkomen, maar ook vertrok
menig Kamerlid van andere fracties, met als belangrijkste reden de enorme werkdruk
die we onszelf maar ook elkaar opleggen. De Raad voor het Openbaar Bestuur, de tijdelijke
commissie Uitvoeringsorganisaties, de Rekenkamer en de staatscommissie-Remkes wezen
allemaal al op de onderliggende trends: de werkdruk is hoog en de ondersteuning summier.
Daarbij draagt de fragmentatie van de Kamer ook niet bij aan de daadkracht. Bij het
Reglement van Orde vroegen collega's Van der Molen van het CDA, nota bene op dit moment
zelf helaas ziek thuis, en Van Meenen om een oplossing voor de eindtijden van Kamerdebatten.
Ik ben blij dat er een werkgroep aan de slag gaat, maar ik vraag me ook af wat de
stand van zaken is met het experiment rond stemmen op vaste tijden. Ik hoop dat deze
werkgroep tot mooie oplossingen komt. Zeker met het toenemend aantal fracties worden
de eindtijden er namelijk vooralsnog niet vroeger op.
Een deel van die fracties steunt daarbij ook op erg weinig ondersteuning, terwijl
de wens om de positie van de Kamer te versterken juist vraagt om meer kennis. Ik heb
ook deze periode alweer plenaire debatten gevoerd over ingewikkelde wetgeving met
slechts twee collega's. Het ergste is, ik kan mij de afweging van die vijftien andere
fracties heel goed voorstellen. Maar het resultaat is eigenlijk onacceptabel als we
ons realiseren dat de Kamer zelf en alle adviesorganen steeds weer oproepen tot meer
aandacht voor het wetgevingsproces. In een gesprek vorige week met de Raad van State,
herhaalde de vicepresident van de Raad van State dit zelfs bijna geëmotioneerd. De
vorige periode is de ondersteuning voor de fracties vergroot door de motie-Jetten.
Dat was een stap in de goede richting. Maar wat D66 betreft, breiden we ook de ambtelijke
ondersteuning van de Kamer uit, naar voorbeeld van andere landen, zoals ook de TCU
aanhaalde. Dan heb ik het over bijvoorbeeld kenniscoördinatoren en medewerkers bij
Bureau Wetgeving, dus meer het instituut Tweede Kamer dan alleen de fracties.
De Kamervoorzitter schrijft dat zij een werkgroep instelt. Als dat een noodzakelijke
tussenstap is, ondersteunen wij dat. Maar kan zij ook het tijdpad schetsen waarop
deze werkgroep aan het werk gaat en aanbevelingen doet? Want het aantrekken van een
aantal extra kenniscoördinatoren lijkt mij sowieso een goede stap, waar deze werkgroep
ook mee komt. Het zou zonde zijn om een jaar te missen, want we bespreken nu de begroting
van volgend jaar en vorige keer, met de motie-Jetten, moesten we ook de begroting
van de Staten-Generaal bespreken om het er nog in te kunnen verwerken. Het zou zonde
zijn als we hier over een jaar weer zitten en het dan zes, zeven maanden later pas
écht ingaat. Dus mijn vraag aan de Voorzitter is hoe zij daarmee wil omgaan. Een vergelijking
met andere landen zou zeker geen kwaad kunnen.
Voorzitter. Werkdruk kan ook worden verminderd met goede IT-ondersteuning. Maar helaas
kent die in dit huis veel uitdagingen. Ik heb daarover een aantal vragen, en ja, zo'n
woordvoerder digitale zaken denkt dan graag met me mee; ik waarschuw maar even. Het
is ook een heel huishoudelijk blokje geworden.
Ten eerste. Parlis werkt niet of amper op een telefoon of op de iPad, terwijl het
Kamerwerk wel vraagt om eenvoudig toegankelijk intranet. Kan dit worden verholpen?
Ik zie vaak – dit is denk ik ook waar de heer Van Baarle op doelde – door de bomen
het bos niet meer, met die eindeloze stroom e-mailinventarisaties en andere e-mailprocedures
en aan- en afmeldingen van collega-Kamerleden. De reply-allknop wordt vaak gevonden
of juist de herinneringen en de rappels dat dit nog níét gebeurd is. Het is allemaal
zo archaïsch en onnodig omslachtig georganiseerd dat we elkaar volgens mij helemaal
gek maken. Dit lucht op, voorzitter, maar de vraag is wel wat we eraan kunnen doen.
Ik noem ook de mailinglijsten van de Griffie. Uiteraard gewaardeerd, maar waarom moet
ik als woordvoerder Justitie per se ook alle mails over asiel en migratie ontvangen
en vervolgens verwijderen, of als woordvoerder Binnenlandse alle Kamerbrieven over
wonen krijgen? Dat kunnen we toch slimmer organiseren en onszelf en elkaar zo onnodig
werk besparen?
Ten vierde. Er is nog geen mogelijkheid tot gezamenlijk bestandsbeheer en het tegelijkertijd
werken in één document. De netwerkschijven zijn ook niet makkelijk toegankelijk via,
wederom, die iPad. Dus worden informeel allerlei alternatieven van de bigtechbedrijven
gebruikt en dat is volgens mij zonde. Zou dit ook binnen de Kameromgeving kunnen worden
gerealiseerd?
Dan de virtuele werkomgeving. Wanneer deze thuis op een onveilige pc draait, is de
beveiliging alsnog behoorlijk lek. Moet de Kamer, net als ministeries, niet overgaan
op veilige laptops? Waarom is het niet mogelijk om – het wordt nu heel praktisch –
een wachtwoordmanager te installeren; dé manier om ook te zorgen dat we complexe wachtwoorden
aanzetten in plaats van de gebruikelijke «welkom123!»? Zeker zes Kamerleden en topambtenaren
werden gehackt via WhatsApp, maar een alternatief werkt niet lekker binnen de werkomgeving
van de Kamer en dus blijft iedereen het wel gebruiken. Kan dit niet worden gefaciliteerd?
Voorzitter. Tot zover het lijstje met huiselijke ergernissen. Het was nog langer,
maar mijn punt is duidelijk, denk ik: de ICT in de Kamer lijkt gebouwd te zijn voor
beheergemak en beveiliging in plaats van voor gebruiksgemak. Vanuit mijn perspectief
lijkt me dit de omgekeerde wereld. Het zou ons leven juist makkelijker moeten maken.
Daarom vraagt mijn fractie aan de Voorzitter of het niet tijd is voor een herbezinning.
Ik doel dan op een soort beveiligingssysteem voor de officiële registers van de Griffie,
waarvan ik snap dat er een hoog niveau van beveiliging voor komt, en los daarvan een
systeem dat het parlementair proces vergemakkelijkt. Ik hoor graag hoe de Voorzitter
hiertegen aankijkt.
Ten slotte in het digitale domein. De belofte en de bedoeling was dat er een opendataportaal
zou komen dat voor iedereen toegankelijk was en een API, voor de kenners, die gebruiksvriendelijk
en goed functionerend was. Maar dit is nog steeds niet het geval en dit is ook niet
de eerste Raming dat ik ernaar vraag. Ik ontvang graag een voorstel of een plan met
tussenstappen en data wanneer dit geregeld zal zijn.
Voorzitter. Een fijne werkplek betekent ook een veilige werkplek, en dat is een gedeelde
verantwoordelijkheid. Ik heb groot ongemak bij het egoïsme van sommige collega-Kamerleden
maar ook hun medewerkers, als zij zonder gêne zonder mondkapjes door onze gangen lopen
en daar vaak ook nog even het mooie trapportaal laten zien aan bezoekers. Maar «ongemak»
is een te mild woord voor mijn gevoel bij de berichten over de ongewenste intimidatie
en meer door Kamerleden van fractiemedewerkers. Mensen met wie wij een ambt, een gebouw
en ook andere medewerkers delen. Wij zijn hier onze eigen baas en dragen daarom extra
verantwoordelijkheid, niet in het minst vanwege onze voorbeeldfunctie. Ik zie ook
hoe de Kamervoorzitter zoekt naar manieren om steviger op te kunnen treden. Ik zag
dat de collega's van GroenLinks ook zoeken naar die manieren. Ik steun die zoektocht,
want zowel zij als Bureau Clara Wichmann leggen de vinger op de zere plek. Er is een
onevenwichtige balans in de relatie tussen medewerker en Kamerlid en de beperkte instrumenten
van het Presidium anderzijds. Is die terughoudendheid van het Presidium nou puur gebaseerd
op de tijd? Oftewel, als dat college van toezicht en integriteit vijftien jaar geleden
al was ingegaan samen met de gedragscode, had zij dan nu de instrumenten wel gehad?
Of is het meer, zoals de heer professor Bovend'Eert ook betoogt in NRC vandaag, dat
de gedragscode de lading niet dekt van waar we nu tegenaan lopen? Hij zegt dat je
naar Brits voorbeeld een regel over de omgangsvormen tussen Kamerleden onderling en
met medewerkers zou kunnen toevoegen, zodat er meer kan worden opgetreden. Is de Kamervoorzitter
bereid hiernaar te kijken?
Voorzitter. Ten slotte het laatste punt: integriteit Rijk breder. Hier zijn eerder
ook moties over ingediend door CDA-collega Amhaouch. Wat het lobbyen betreft bevindt
Nederland zich helaas in de internationale achterhoede. Met collega Van Baarle stelde
ik al Kamervragen over het feit dat het lobbyverbod voor voormalige bewindspersonen
kennelijk is ingetrokken. Ook in dit huis kennen we instrumenten die de draaideur
in de hand kunnen werken, zoals de oud-Kamerledenpas. Wat vindt de Voorzitter eigenlijk
van dit privilege? Is het niet tijd om daar nog een keer kritisch naar te kijken?
Want in andere landen is van zo'n privilege geen sprake.
De voorzitter:
Dat was precies alle tijd die D66 was gegeven, maar ik zal coulant zijn in de tweede
termijn. Dank voor uw bijdrage, meneer Sneller van D66. Dan geef ik het woord aan
mevrouw Kamminga van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden van de commissie van Binnenlandse Zaken
dat ik voor deze gelegenheid als niet-lid namens de VVD mag spreken. Maar ik check
dat nog even, want dat zou doorgegeven worden.
De voorzitter:
Officieel moeten wij u dan toelaten tot de vergadering. Dat is meestal een hele lastige
procedure. Maar omdat ik het vergeten ben, bent u gewoon toegelaten.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Kijk eens aan, opgelost. Dank u wel daarvoor. Uiteraard ook een woord van welkom van
mij aan de Kamervoorzitter, de Griffier en mevrouw Tellegen namens het Presidium.
Vorig jaar nam de heer Ziengs, die toen nog de nestor werd genoemd in dit debat, namens
de VVD deel. Hoewel ik een nieuw Kamerlid ben en zijn jarenlange ervaring ontbeer,
hoop ik dat mijn observaties en reflecties van deze eerste ongeveer 80 dagen toch
nog een frisse blik gaan werpen en een nuttige bijdrage kunnen leveren.
Voorzitter. Het was in alle opzichten een bijzonder en bewogen jaar. De impact van
covid is in de hele maatschappij voelbaar geweest en dus ook in de Kamer. Ik wil dan
ook beginnen met het bedanken en complimenteren van alle medewerkers van de Kamer.
Zij hebben onder moeilijke omstandigheden moeten werken en tegelijkertijd een nieuwe
lichting Kamerleden ontvangen en begeleid. Dat heeft veel van hen gevraagd, maar vanuit
mijn perspectief liep dat als een geoliede machine. Ook tijdens de debatten staan
ze telkens klaar om te zorgen dat wij veilig kunnen vergaderen, ook als die tot midden
in de nacht duren. Ook de medewerkers van de Griffie, de ondersteunende diensten en
de medewerkers van de fracties, die net als zoveel Nederlanders hun werk voor een
groot deel vanuit huis moeten doen en daarmee werk en privé hebben moeten combineren,
zijn desondanks in staat geweest om alles in goede banen te leiden. Wij mogen niet
onderschatten hoe lastig dat soms is. Dat alles in de context dat er ook voor hen
niet of nauwelijks een mogelijkheid is geweest is om met verlof te gaan, want ook
in het reces hebben meermaals debatten plaatsgevonden. Ik hoop dat dat dit reces anders
gaat zijn, maar dat weten we natuurlijk niet helemaal. Ik gun iedereen de welverdiende
tijd om door te brengen met hun gezin en naasten en even echt af te schakelen. Als
ik de stukken goed heb gelezen, is er in september 2020 een enquête onder medewerkers
geweest. Die zou dit voorjaar worden herhaald. Zijn die uitkomsten inmiddels bekend
en, zo ja, wat zijn de belangrijkste bevindingen?
Ik zou de heer Ziengs geen recht doen als ik niet ook de medewerkers van het restaurant
en de catering specifiek zou bedanken, want ik heb begrepen dat ze altijd met aandacht
naar dit debat kijken om te horen of ze, ondanks alle complimenten, gevraagd worden
het hele assortiment over de kop te gooien. Ik zal ze in ieder geval vanuit mij geruststellen;
de VVD heeft daartoe geen voornemens.
Zoals gezegd, heeft covid ook effect gehad op het functioneren van de Kamer. Het is
goed om in de stukken te lezen dat het Kamerwerk voor het overgrote deel doorgang
heeft weten te vinden en dat op sommige punten werkwijzen geïntroduceerd zijn die
we ook in de toekomst zouden kunnen behouden. Ik zou dan ook willen vragen wat de
stand van zaken is van de uitvoering van motie-Van Gent, de aangekondigde evaluatie
en vooral de lessen die we ook buiten crisistijd kunnen behouden.
In het verlengde daarvan ben ik benieuwd of de Kamervoorzitter zicht heeft op de ervaringen
van de Eerste Kamer met een digitaal quorum. Zou ze willen onderzoeken of dit ook
voor de Tweede Kamer een optie zou kunnen zijn en kan ze dat vervolgens betrekken
bij de werkgroep die uitvoering gaat geven aan de motie-Van Gent? Ook buiten crisistijd
zou dat in mijn beleving meer ruimte en flexibiliteit in de agenda geven en komt er
dus meer ruimte voor inhoudelijke verdieping in lijn met de commissie-Bosman. Zo wordt
het bovendien vanuit de Tweede Kamer eenvoudiger om deel te nemen aan interparlementaire
vergaderingen. Nu is dat doorgaans enkel mogelijk voor de grotere partijen. Inmiddels
weet ik uit ervaring dat dat zelfs voor hen lastig is.
Voorzitter. We hebben het in de afgelopen debatten veelvuldig gehad over ...
De voorzitter:
Mevrouw Kamminga, u heeft een verhelderende vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dat heeft de voorzitter goed geïnterpreteerd. Het was de bedoeling om het virtueel
quorum in crisistijd te gebruiken, maar mevrouw Kamminga zegt, begrijpelijk, dat het
ook buiten crisistijd voordelen kan hebben. Is dat ook haar voorstel of was dat meer
een bijgedachte?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel voor deze verhelderende vraag. Ik heb mij laten vertellen dat er vorig
jaar ook discussie is geweest over een digitaal quorum, dat dat best complex is en
dat er ook allerlei bezwaren liggen om dat structureel in te voeren. Ik heb kennisgenomen
van het feit dat de Eerste Kamer desondanks wel die stappen heeft gezet. Daarom zeg
ik: kunnen we daar niet even kijken hoe dat bevallen is en kunnen we het vervolgens
betrekken bij de werkgroep die ook aan de slag gaat met de uitvoering van de motie-Van
Gent om te bezien of het iets is wat je ook buiten crisistijd zou kunnen behouden?
Ik zou het gek vinden om daar nu al op vooruit te lopen, tenzij de Kamervoorzitster
straks een vlammend betoog heeft waardoor ik dan denk: dat moeten we meteen doen.
Maar anders zou ik het stapsgewijs willen oppakken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Kamminga (VVD):
We hebben het in de afgelopen debatten veelvuldig gehad over wat we van het kabinet,
de ministeries en de ambtenaren verwachten. Ik ben dan ook blij dat het kabinet heeft
toegezegd om onder andere artikel 68 van de Grondwet ruimhartiger te interpreteren
en ook meer ruimte te geven aan ambtenaren om met Kamerleden te spreken. Mijns inziens
versterkt dit de informatiepositie van de Kamer. Dat komt onze controlerende taak
ten goede. Maar het is ook belangrijk hoe we er als Kamer zelf invulling aan geven.
Hoe zorgen we voor focus op de zaken waar het echt om gaat? Hoe verliezen we ons niet
in incidenten en de dagelijkse actualiteit? Hoe zorgen we dat het Kamerambt behapbaar
en werkbaar blijft? De heer Sneller refereerde daar al aan.
Wat mij betreft had de commissie-Van der Staaij in veel opzichten een vooruitziende
blik. Veel van de adviezen raken direct aan de discussie die we ook de afgelopen maanden
hier hebben gevoerd. We zijn dan ook voorstander van de inzet om 23.00 uur als eindtijd
van de debatten te hanteren, van één plenaire regeling van werkzaamheden per week
en van een vast extra stemmoment op de donderdag. Ook het weer in ere herstellen van
de commissiedebatten juich ik toe. Ik denk dat dat echt kan bijdragen aan het voorspelbaarder
maken van de agenda en daarmee aan het efficiënter en effectiever in kunnen zetten
van de tijd die we als Kamerleden hebben. Ik ben dan ook blij dat de Kamervoorzitster
zich hier actief voor wil inzetten, maar ik moet ook eerlijk zijn; ik zie het nog
niet helemaal terug in onze huidige praktijk. Nog steeds is er een lange lijst met
debatverzoeken, in sommige gevallen zijn dat zelfs vergaderingen die al lang zijn
geweest of die niet meer actueel zijn. Ook zie ik nog steeds veel verzoeken om een
plenair debat, terwijl dat prima in een commissiedebat kan. Dat geeft bovendien vaak
meer gelegenheid om ook echt de diepte in te gaan.
In het rapport van de heer Van der Staaij wordt ook over moties gesproken. Moties
zijn wat mij betreft een van de belangrijkste instrumenten voor Kamerleden. Dit is
dus zeker geen pleidooi om ze niet in te dienen waar dat nodig is, maar we moeten
wel met elkaar waken voor inflatie van het instrument. Zelfs in de korte tijd dat
ik hier zit, heb ik al moeten constateren dat sommige moties meerdere keren worden
ingediend, dat moties worden ingediend die niet aansluiten bij een debat of dat een
tweeminutendebat wordt aangegrepen om alsnog vragen te stellen of moties in te dienen,
terwijl er niet is deelgenomen aan het debat zelf. Dat is iets waar we ook als Kamer
zelf een rol in hebben om elkaar scherp te houden. Ik ben benieuwd of de Kamervoorzitster
dat ook zo ziet en welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd. Hoe gaan we borgen
dat iedereen daadwerkelijk kennis heeft van de aanleiding en de bedoeling van het
aangepaste Reglement van Orde?
Een deel van de oplossing zit wellicht ook in het serieuzer nemen van toezeggingen.
Wij hebben de commissiedebatten in ere hersteld. Het zou goed zijn als wij dat ook
bij toezeggingen gaan doen. Volgens mij is dat ook eerder aan de orde geweest. Een
toezegging lijkt echter nog steeds minder waarde te hebben dan een motie, wat erin
resulteert dat een motie vaak alsnog nodig is. Er ligt mijns inziens wederom een rol
voor de Kamer en wellicht voor de ondersteunende diensten om goed te registreren en
de uitvoering van de voortgang te monitoren, net zoals we dat bij moties doen.
Maar het vergt ook een stap vanuit de ministeries. Zij zullen in hun brieven vaker
moeten refereren aan die toezeggingen en zeggen dat ze daar gestand aan doen, want
alleen dan gaat het werken. Is de Kamervoorzitster bereid om dat een keer onder de
aandacht te brengen in de gesprekken die zij ongetwijfeld heeft met de verantwoordelijk
Minister? En hoe staat het eigenlijk met het toezeggingenregister? In mijn beleving
was dat ooit aangekondigd. Is dat al up and running?
Dan ondersteuning van de Kamerleden zelf. Het is goed dat hier mede naar aanleiding
van de motie-Jetten verder in is geïnvesteerd. Ook in de ondersteunende diensten is
de afgelopen jaren geïnvesteerd. Ook daar refereerde de heer Sneller aan. Ik ben wel
benieuwd of de Kamervoorzitster nog voornemens is aanvullende zaken in gang te zetten
op dit gebied en of ze er zicht op heeft of deze extra capaciteit ook echt wordt gewaardeerd,
of er nog lacunes zijn en hoe we de beschikbare capaciteit ook echt inzetten waar
de behoefte is.
Dan toch nog een paar woorden over de verhuizing. Ligt die nog op schema? Het is al
bijna zover en naar ik heb begrepen moet er nog best veel gebeuren. Is er een plan
B? Hoe gaat het als we toch onverhoopt in de zomer moeten vergaderen? En qua terugkeer
naar het Binnenhof; zijn er voldoende waarborgen dat de renovatie van het Binnenhof
ook echt binnen de gestelde termijn kan worden afgerond? Hoe wordt daarop gestuurd?
Voorzitter. Dan mijn laatste punt. Ik zal het kort houden. Omdat een aantal punten
over digitale veiligheid en de digitale stroom al door de heer Sneller is benoemd,
zal ik die omwille van de tijd overslaan.
Ik vind het wel belangrijk om de fysieke veiligheid, zowel binnen als buiten dit pand,
nog even te benoemen. We hebben gezien dat ook buiten het pand de sfeer af en toe
wat grimmiger wordt. U refereert daar zelf ook aan in de stukken. We kunnen er niet
meer van op aan, zoals tien jaar geleden, dat we ons als Kamerleden, Ministers of
anderszins veilig op het Plein kunnen begeven. Dat kan soms wat bedreigend zijn. Hoe
is dat gewaarborgd in het nieuwe pand?
Ik wil me aansluiten bij de woorden die de heer Sneller sprak, namelijk dat we ook
binnen dit pand echt een voorbeeld moeten stellen. Wij zijn degenen die aan de rest
van het land moeten laten zien hoe het hoort. Wij moeten daar het voortouw in nemen.
Als we het niet eens zijn over de regels, dan moeten we dat bediscussiëren in een
debat, maar we gaan er wat mij betreft niet zelfstandig onze eigen interpretatie aan
geven.
Daar wil ik het voor nu bij laten. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kamminga. Ik heet mevrouw Kuiken welkom, die net binnengekomen
is. We hebben geen spreektijden afgesproken, maar het zou heel fijn zijn als u zich
wilt houden aan de richttijd. Ik geef nu het woord aan mevrouw Inge van Dijk namens
het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Kunnen doen waar het om draait voor onze inwoners. Daarvoor
is het budget bedoeld waar we vandaag over spreken. Gaat het geld naar de juiste zaken
om de Kamer goed in stelling te brengen? Dan praat ik niet over de pensioenen en de
vergoedingen. Die zijn royaal en leggen bij ons de verantwoordelijkheid neer om ons
geld meer dan waard te zijn. Het hebben van voldoende financiële middelen is natuurlijk
maar één middel om de juiste dingen te kunnen doen als Kamerlid. Is het budget voldoende,
rekening houdend met de grote hoeveelheid aan fracties? Dat een dergelijke versnippering
leidt tot langere vergaderingen en meer werk voor de ambtelijke ondersteuning is logisch
en zeer waarschijnlijk. Daarom de controlevraag: zijn de kosten die deze zogeheten
versplintering met zich meebrengt voldoende geraamd in het voorstel?
Beter kunnen controleren en concluderen als Kamer. De Staat van de Kamer is bedoeld
om op basis van objectieve cijfers met elkaar te reflecteren op ontwikkelingen in
het eigen handelen. Investico heeft in samenwerking met het radioprogramma Argos onderzoek
gedaan naar de effectiviteit van het Kamerwerk in de afgelopen kabinetsperiode. De
Tweede Kamer had nog nooit zo weinig tijd en aandacht voor wetgeving. Wij vroegen
hoe het Presidium denkt de effectiviteit van het Kamerwerk te kunnen bevorderen. Het
Presidium geeft aan voornemens te zijn een werkgroep in te stellen. Die werkgroep
is vandaag al twee keer aan de orde gekomen. Die gaat onderzoeken hoe deze inzet het
beste georganiseerd kan worden en wat daarvoor nodig is. Onze vraag is: hoe staat
het met die werkgroep en wanneer starten we?
Ook moet deze werkgroep zich bezig gaan houden met hoe we een betere controle organiseren
op de uitvoerbaarheid van beleid. Ook dit is hard nodig, want we zien in de cijfers
dat nut en noodzaak bij 27% van de bedachte regels onvoldoende duidelijk zijn. Voor
een nog hoger percentage, ruim 40%, geldt dat de regels lastig implementeerbaar zijn,
met alle gevolgen van dien.
Bij de begrotingen krijgt de Kamer van de verschillende ministeries een overzicht
van de moties die zijn aangenomen en de stand van zaken rond de uitvoering. De CDA-fractie
heeft hierin in de afgelopen jaren verbetering geconstateerd, maar een vergelijkbaar
jaaroverzicht van moties die zijn gericht aan het Presidium, ontbreekt. Er is wel
een overzicht van de moties die vorig jaar zijn ingediend bij de Raming, maar er worden
ook in andere debatten moties ingediend die zijn gericht aan het Presidium. Ik noem
bijvoorbeeld het debat over de herziening van het Reglement van Orde. Is het Presidium
bereid om alsnog een compleet overzicht te maken van de moties met een verzoek aan
het Presidium en de stand van zaken rond de uitvoering?
Een voorbeeld daarvan is de motie-Van der Molen die is aangenomen bij de behandeling
van de algehele herziening van het Reglement van Orde. De CDA-fractie vindt kennis
over concrete toepassing van het Reglement van Orde van belang voor het goed functioneren
van de Kamer. In een interview met de Kamerbode vertelde de nieuwe Kamervoorzitter
dat het Reglement van Orde op haar bureau ligt, plus de Pippel. Ze zegt: hierin kan
ik blijven lezen. Dat is nu precies wat de CDA-fractie bedoelt met de motie-Van der
Molen: een eigentijdse Pippel, waarin de toepassing van het Reglement van Orde digitaal
en publiektoegankelijk wordt vastgelegd. Hoe staat het daarmee?
Een versterking van de kennispositie van de Kamer, van leden en van medewerkers, begint
heel praktisch met de toegankelijkheid van stukken. Daar is mijn collega al heel uitgebreid
op ingegaan, dus daar ga ik niet heel diep op in. Ik heb wel een vraag: hoe krijg
ik snel een idee van waar iets over gaat en hoe belangrijk het voor mij is? Dank daarom
voor de duiding van de wetenschappelijke publicaties in de Staat van de Kamer. De
vaste Kamercommissie voor VWS heeft onlangs een praktisch voorbeeld gerealiseerd van
een betere toegankelijkheid van stukken. De commissie heeft het ministerie bij twee
complexe wetsvoorstellen gevraagd om een document waarin de wijzigingen zijn bijgehouden.
Daarin zijn alle aanpassingen uit de nota's van wijziging op een heldere en herleidbare
manier verwerkt. Deelt het Presidium de mening van de CDA-fractie dat dit een goed
voorbeeld is? En geldt hier: goed voorbeeld doet volgen?
Dan nog een punt over het versterken van de controlerende taak van de Kamer. Eerder
zijn al aanbevelingen gedaan over de actieve informatieplicht en het maken van afspraken
tussen Kamer en kabinet. Het Presidium wil deze nieuwe Kamerperiode gebruiken om de
Kamerleden en de Kamerorganisatie beter toe te rusten op dit punt. Maar moet dit niet
gewoon een kwestie van «gaan doen» zijn in het kabinet, in plaats van het voeren van
discussies en het doen van voorstellen voor het beter toerusten van de Kamer?
Nog een enkele opmerking over de verhuizing naar de Bezuidenhoutseweg. Politieke en
parlementaire historici spreken daar hun zorgen over uit, want een verhuizing is natuurlijk
het moment voor een flinke opruiming. De vrees bestaat dat de Kamerfracties tijdens
de verhuizing grote delen van hun archief zullen weggooien. Dat heeft tot gevolg dat
toekomstige wetenschappelijk onderzoekers, fractiemedewerkers, ambtenaren van de Kamer,
oud-Kamerleden, journalisten en burgers niet meer over de documenten en andere materialen
kunnen beschikken die wellicht nodig zijn om belangrijke vragen over de gang van zaken
in het verleden te beantwoorden. Bent u bereid om te faciliteren dat de fractie-archieven
zo veel mogelijk kunnen worden meeverhuisd?
De Kamer als warm welkom voor onze inwoners en de vraag hoe we mensen betrekken bij
de politiek: het blijft een zoektocht die wij als CDA-fractie erg belangrijk vinden.
Gelukkig zijn er inmiddels veel kanalen, zoals de app Debat Direct, waarmee het volgen
van de politiek laagdrempelig wordt gemaakt. Maar wat als ik als inwoner echt ergens
aandacht voor wil vragen, als ik een petitie wil indienen of als ik met een burgerinitiatief
kom? Hoe weet ik wat ermee gedaan wordt? Kan ik dit bijvoorbeeld ergens volgen? Het
CDA vindt dat hier duidelijkheid over moet zijn en dat we burgers hierin moeten faciliteren.
Hier worden momenteel vervolgstappen voor gezet. Daar zijn we erg blij mee.
Ten slotte, ook vanuit ons, bedankt aan alle medewerkers die linksom of rechtsom betrokken
zijn bij ons als Kamerleden. Ook vanuit ons geen wensen voor het menu. Wij zijn inderdaad
een belangrijk voorbeeld, zeker voor het personeel.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan geef ik het woord graag aan de heer Snels, GroenLinks.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van vierde in de rij zijn, is dat heel veel punten
al besproken zijn. Ik kan het dus hopelijk wat korter houden.
Dan begin ik toch bij het punt dat ook de heer Sneller maakte, waar we de afgelopen
tijd natuurlijk veel over gehoord hebben: grensoverschrijdend gedrag, seksueel misbruik
soms en de lastige positie die het Presidium heeft. We kennen de dilemma's rondom
de grondwettelijke positie van Kamerleden – Kamerleden zijn niet in dienst van de
Kamer –, personeel dat in dienst is van de fractie en de eigen verantwoordelijkheid
van fracties daarin. Mijn fractie heeft daar toch een ongemakkelijk gevoel bij. Dat
is omdat wij dit gebouw en deze Kamer niet als een bedrijfsverzamelgebouw zien. We
zien het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat er een veilige
werkomgeving is. Als de Kamervoorzitter kijkt naar de regels en de procedures die
we nu hebben, is zij er dan van overtuigd dat die op orde zijn, dat ze streng genoeg
zijn en dat we voldoende handvaten hebben om op te treden als dat nodig is? Of is
ze toch bereid om daar nog eens naar te kijken, bijvoorbeeld – de heer Sneller zei
het al – omdat er voorbeelden zijn van parlementen in het buitenland waar de regels
en de procedures wel strenger zijn? Mijn fractie vindt dit een belangrijk onderwerp.
Graag een reactie.
Voorzitter. Een heel rijtje vragen gaat natuurlijk over de positie van de Kamer tegenover
het kabinet. We hebben naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire en de commissie
uitvoering allemaal de plechtige belofte gedaan dat we meer aan wetgeving gaan doen
en beter gaan letten op de uitvoering. Maar in een versnipperd politiek speelveld
is dat wel ingewikkeld. Dat merk ik al in de eerste debatten die we nu gehad hebben.
Straks hebben we negentien fracties. Aan de ene kant zie je dat iedereen meedoet aan
debatten die flinke mediabelangstelling hebben, maar dat het aantal fracties beperkter
wordt dat meedoet aan de wat meer technische debatten of debatten over wetgeving.
Dat zegt iets over de positie van ons als Kamer, als instituut, tegenover het kabinet,
die niet per se versterkt is. Hoe kijkt de Kamervoorzitter daarnaar? Er komt een werkgroep
die voorstellen gaat doen, maar wat betekent het voor bijvoorbeeld de inplanning van
Kamerdebatten, het verdelen van spreektijden en het aantal interrupties? Ik vind het
soms wel lastig, bijvoorbeeld als we maar met weinig Kamerleden zijn, dat ook de interrupties
beperkt worden en je niet aan het kabinet kan doorvragen over belangrijke uitvoerings-
of wetstechnische punten. Ik denk dat we daarin flexibeler moeten zijn en ook naar
het belang van juist de uitvoerings- en wetgevingskwaliteit moeten kijken.
Voorzitter. De positie van de Kamer gaat natuurlijk ook over de informatiepositie
van de Kamer tegenover het kabinet. Daarover kan ik me misschien bij voorbaat al aansluiten
bij de spreektekst van de Voorzitter vandaag. We hebben de afgelopen periode vaak
aandacht gevraagd voor de informatiepositie. Informatie gaat eerst naar de media voordat
die naar de Kamer komt. Blijven het Presidium en de Kamervoorzitter daarop letten?
Ik ga me bij voorbaat aansluiten bij het punt mevrouw Leijten, dat zij ook in de krant
maakte: het kabinet heeft nu toegezegd dat het artikel 68 een nieuwe invulling gaat
geven, maar er blijven uitzonderingen mogelijk. Hoe gaan we als Kamer zicht krijgen
op die uitzonderingen en de vraag wanneer die wel of niet terecht zijn? Dat maakt
het voor ons wel lastig om er een oordeel over te hebben.
Dan een punt, dat ook de rol van de Kamer tegenover het kabinet betreft, over het
budgetrecht. We zien dat dit de afgelopen jaren vaker geschonden wordt. Daar hebben
we een debat over in het kader van het Verantwoordingsdebat. Dat is echt een politiek
debat van de Kamer tegenover het kabinet. Zien ook het Presidium en de Kamervoorzitter
een rol voor zich om het budgetrecht te handhaven? Dat is een van de belangrijkste
instrumenten die we als Kamer hebben.
Voorzitter. Het gaat ook over de versterking van de Kamer. Ook hierover kan ik me
wel aansluiten bij de heer Sneller. Als we beter ons wetgevingswerk willen doen en
beter willen letten op uitvoering, denk ik dat het ook noodzakelijk is dat we onze
staf – Bureau Wetgeving, Dienst Analyse en Onderzoek – versterken, of in ieder geval
moeten kijken of dat noodzakelijk is. We hebben het vaak over de werkdruk van onze
Kamerleden en onze fractiemedewerkers, maar ik denk dat de werkdruk bij de staf van
de Kamer minstens zo hoog is. Eigenlijk worden die diensten met een versnipperde Kamer
alleen maar belangrijker in het voorbereidende werk en die moeten dat werk dan goed
kunnen doen.
Dan papierloos werken. Er zijn collega's in mijn fractie die zich groen en geel ergeren
aan Parlis. Die zijn bijvoorbeeld gemeenteraadslid of wethouder geweest waarbij het
allemaal keurig in hun agenda's verscheen en hun stukken makkelijk waren te vinden,
terwijl de weg in Parlis lijkt op een doolhof. Zeker op telefoon en iPad werkt het
bijna helemaal niet. Dan ben ik ook zo'n Kamerlid dat de informatie dan maar gaat
printen, wat uiteindelijk toch niet de bedoeling zou moeten zijn als we naar papierloos
werken willen gaan. Dat stelt wel eisen aan ICT. Heeft het iets te maken met de verhuizing
dat we daar wat minder aandacht voor hebben gehad? Kunnen we daar dan wel in gaan
investeren en vernieuwen de komende jaren of is het on hold gezet zolang we ons vooral
druk maken over de verhuizing?
Ten slotte over de verhuizing zelf die binnenkort gaat plaatsvinden. De dozen en de
bakken staan in de kamers en de muizen zijn ook tevoorschijn gekomen. Ik weet niet
of er een relatie is, maar bij ons op de gangen dansen ze rond. Is er voldoende flexibiliteit?
Wat gaan we in de zomer doen? Is er voldoende flexibiliteit als we zien dat kamers
te veel geluid produceren, dat er te weinig ruimte is voor vergaderingen? Is er voldoende
flexibiliteit om, als we straks met die negentien fracties toch gebrek aan ruimte
krijgen, snel bij te schalen en aan te passen als dat noodzakelijk is voor het werk
dat we moeten doen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Snels. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van de fractie
van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag beginnen met een groot woord van dank aan de
Tweede Kamerorganisatie en alle medewerkers. Ook tijdens de coronacrisis heeft de
Tweede Kamer invulling kunnen geven aan haar taken. Dus mede namens mijn hele fractie
een groot woord van dank aan al die medewerkers die ook last hadden van deze hele
moeilijke tijd maar toch de controle op de regering en het democratisch proces mogelijk
hebben gemaakt. Mij fractie vraagt de Voorzitter hoe zij ook in de komende periode
zorg gaat dragen voor al die medewerkers, want voor hen was het ook een hele moeilijke
tijd. We lezen dat er een medewerkerstevredenheidsenquête is uitgevoerd en dat we
daar ook al resultaten van hebben. Graag een reactie van de Voorzitter hoe zij ook
in de komende tijd ervoor zorgt dat het goed gaat met al onze medewerkers.
Tevens vragen wij de Voorzitter wat in de komende tijd haar plannen zijn om de Tweede
Kamer weer verder open te stellen nu er gelukkig steeds meer versoepelingen aan zitten
te komen en we de goede kant opgaan.
Namens mijn fractie ook een compliment in de richting van de Voorzitter die natuurlijk
nieuw is. Het is niet makkelijk om zo'n verantwoordelijke taak op te pakken, dus daarvoor
een woord van dank en een compliment. Onze vraag is wel wat haar plannen als relatief
nieuwe Voorzitter zijn. Heeft zij de afgelopen tijd haar gedachten op kunnen maken
over hoe ze bepaalde dingen zou willen wijzigen of anders zou willen aanpakken? Dat
horen we graag.
In het afgelopen jaar hebben we in de relatie tussen het parlement en de regering
een aantal dieptepunten meegemaakt. Het verslag van de parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag heeft natuurlijk wat dat betreft enorm veel blootgelegd. De informatievoorziening
aan de Kamer was op basis van politieke overwegingen onvolledig en onjuist maar er
is natuurlijk meer gebeurd. We zien hoe er soms omgegaan wordt met Wob-verzoeken.
We lezen hoe stukken soms achtergehouden worden. We zien dat de media wel worden geïnformeerd
maar niet de Kamer. Om de controlerende taak goed te kunnen uitoefenen heeft de Kamer
gewoon die informatie nodig. Ik noem verder schriftelijke vragen die niet beantwoord
worden. Wat gaat de Kamervoorzitter doen om de informatievoorziening in de richting
van de Kamer in de komende tijd te verbeteren? Wat gaat zij in de richting van het
kabinet ondernemen om er betere afspraken over te maken? Is het geen idee, zo vraag
ik de Voorzitter, om een soort werkgroep openbaarheid of werkgroep transparantie in
het leven te roepen, die samen met juristen en wetenschappers de informatievoorziening
aan de Kamer onder de loep gaat nemen en gaat onderzoeken hoe we het proces kunnen
verbeteren?
De voorzitter:
Daarover is een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Omdat ik denk dat de heer Dassen iets te chic is om er zelf iets van te zeggen, doe
ik het even. We hebben een motie aangenomen van het lid Dassen c.s., waarin de Voorzitter
wordt verzocht om een brede commissie in te stellen om met een voorstel te komen voor
de manier waarop artikel 68 van de Grondwet volgens de Kamer geïnterpreteerd moet
worden en om te onderzoeken hoe dat toetsbaar moet worden gemaakt. Ik denk dat de
heer Van Baarle op eenzelfde soort commissie of onderzoek doelt, of begrijp ik hem
dan helemaal verkeerd?
De heer Van Baarle (DENK):
Dat ligt inderdaad in elkaars verlengde. De heer Sneller had het net over de onmetelijke
stukkenstroom die je hier in de Kamer af en toe tegenkomt. Ik moet heel eerlijk zeggen
dat ik die motie even vergeten was. Goed dus. Dan vraag ik de Voorzitter hoe het staat
met de uitvoering van die motie. Terecht dat de heer Sneller daarop wijst. Wij hebben
voor die motie gestemd, omdat wij dat inderdaad een heel belangrijk principe vinden.
De heer Sneller (D66):
Alle begrip. Het zijn te veel moties.
De voorzitter:
De heer Van Baarle vervolgt zijn betoog.
De heer Van Baarle (DENK):
Het volgende punt. De Tweede Kamer is van iedereen en voor iedereen. Zo dient de website
van de Tweede Kamer toegankelijk te zijn voor iedereen, zodat iedereen goed kan volgen
wat wij hier in de Tweede Kamer doen. Maar de toegankelijkheid van de website scoort
op de schaal die in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid staat
een B in plaats van een A. De Tweede Kamerwebsite zou dus nog niet aan de beste toegankelijkheidsnormen
voldoen. Daarom vragen wij de Kamervoorzitter om te bezien hoe wij dat kunnen verbeteren
en of wij op korte termijn de classificatie A kunnen bewerkstelligen met elkaar. Ook
vragen wij de Kamervoorzitter wat haar plannen zijn om in de toekomst nog nadrukkelijker
burgers te betrekken bij wat wij in de Tweede Kamer doen.
Ik sluit me graag aan bij het punt dat de heer Sneller net maakte over de transparantie
van lobbyactiviteiten. Het klopt dat wij samen met de heer Sneller schriftelijke vragen
hebben ingediend. Er is een OECD-rapport uitgekomen over een onderzoek naar lobbypraktijken.
Ik zou de Voorzitter willen vragen of zij wellicht vanuit haar rol een reflectie kan
geven op dat OECD-rapport. Kan zij bezien wat wij, buiten wat we met de regering regelen,
als Kamerorganisatie zelf kunnen arrangeren om lobbypraktijken inzichtelijker en transparanter
te maken? Wellicht kunnen we daar wat van leren.
Voorzitter. Er is reeds een motie aangenomen van DENK, ingediend samen met D66, BIJ1
en de Partij voor de Dieren, waarin de Kamer heeft uitgesproken dat de Kamervoorzitter
verdere stappen moet zetten in het bevorderen van inclusiviteit, diversiteit en representativiteit
in de Tweede Kamerorganisatie. Het is niet heel erg lang geleden, maar toch zou ik
aan de Voorzitter willen vragen of zij al aan de slag is gegaan met de uitvoering
van deze motie. Wat zijn haar verdere plannen ter bevordering van de diversiteit,
inclusiviteit en representativiteit van de Kamerorganisatie? Hoe staat het er op dit
moment eigenlijk mee? Denk aan representativiteit binnen het personeel, maar ook aan
gelijke beloning van medewerkers – man, vrouw, afkomst. Kan de Voorzitter reflecteren
op de stand van zaken op dit moment? Hoe gaat zij hiervoor de komende tijd de vinger
aan de pols houden?
Voorzitter. De Kamer opereert op dit moment met meer fracties dan ooit. Door sommigen
wordt dat «versplintering» genoemd, maar wij zijn meer van mening dat het een verrijking
is van het democratisch proces. Hoe meer geluiden in dit huis, hoe representatiever
dit huis wordt, en dat is eigenlijk gewoon een zegen. Wij vragen in dat kader wel
aan de Voorzitter – anderen refereerden daar ook aan – of er geen extra ondersteuning
nodig is. Wat is precies de stand van zaken ten aanzien van de uitgave van het geld
dat genoemd is in de motie-Jetten? Waarom moeten we in de Raming lezen dat voor de
komende jaren het budget voor fractiekosten lijkt te dalen? Ik vraag me af hoe dat
komt. Nou we het toch over financiën hebben: ik zie in de Raming dat het bedrag voor
het uitzenden van leden met een factor 5,5 gegroeid is en dat ook het bedrag voor
interparlementaire betrekkingen bijna verdubbeld is. Ik vraag me af waarom.
Voorzitter. Dan ga ik heel kort mijn laatste twee punten noemen. Het eerste punt gaat
over de besluitvorming van de Kamerorganisatie zelf. Ik zou graag aan de Voorzitter
willen vragen waarom wij niet in het Presidium mogen.
Dan mijn laatste punt. Ik houd traditioneel altijd een rondvraag onder mijn medewerkers
en moet naar aanleiding daarvan helaas toch een punt over het Restaurantbedrijf maken.
Ik spreek met veel mensen. Zij hebben het verzoek of wij wellicht koosjer voedsel
en halalvoedsel in het assortiment kunnen aanbieden.
Dan echt tot slot, voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee. U bent echt al rúím over de totale tijd van de eerste en tweede
termijn heen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, sorry.
De voorzitter:
U kondigde twee laatste punten aan, terwijl ik aangaf dat het uw laatste zin betrof.
U kunt dan niet het derde punt er ook nog in smokkelen.
De heer Van Baarle (DENK):
Streng doch rechtvaardig.
De voorzitter:
Meneer Dassen, wilt u het woord voeren? U gaf mij net namelijk een seintje dat u dat
misschien niet wilt, maar misschien wilt u dat nu toch wel?
De heer Dassen (Volt):
Nee, ik denk dat er al heel veel vragen zijn gesteld. De heer Sneller heeft net de
motie over artikel 68 nog een keer aangehaald, dus ik geef graag de tijd door aan
mevrouw Kuiken.
De voorzitter:
Fijn. Ik vind het wel heel bijzonder dat u aanwezig bent om dit debat te volgen. Daarvoor
spreek ik mijn waardering uit. Dan is mevrouw Kuiken namens de partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Goedemorgen, voorzitter. Excuus dat ik iets later was. Ik vervang volgens mij de heer
Nijboer, maar dat weet ik niet helemaal zeker.
(Hilariteit)
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ga gewoon waar men vraagt dat ik moet zijn.
Voorzitter. In 1992 zei mevrouw Ien Dales al: «een beetje integer kan niet». Toch
bewijst dit huis dat «een beetje integer» blijkbaar dus wel voortdurend kan. Het kabinet
doet het ook. Door «een beetje integer» door de vingers te zien, hebben we uiteindelijk
ons allemaal. Of ik het nou ben, of u bent het, of de fractie van de ene partij of
een andere partij, uiteindelijk staan we allemaal aan de lat voor diezelfde beeldvorming
en raakt het ons allemaal. Fouten kunnen gemaakt worden en fouten mogen ook hersteld
worden. Dat doen we namelijk allemaal als we dingen hebben gedaan waarvan we denken:
dat was toch niet helemaal handig. Je kunt daar dan ook sorry voor zeggen. Maar dan
is het ook goed dat je jezelf laat onderzoeken, dat je zelfkritisch durft te zijn,
dat je jezelf wil laten evalueren en wil laten bijsturen. Ingewikkelder wordt het
als je allemaal samen met één familie in één huis zit en je dat niet wil, als je vreemde
ogen niet wil laten meekijken of daar niet transparant over wil zijn, of dat nou over
gedrag gaat, over grenzen of over financiën. Dan hebben we met elkaar een probleem.
Dan wordt het een zoektocht hoe we met het dilemma omgaan dat niet iedereen op dezelfde
manier in de wedstrijd staat, en dat «een beetje integer» voor iedereen blijkbaar
een ander begrip is. Dat is iets wat we gezamenlijk op moeten lossen, maar waar ook
de Voorzitter van deze Kamer voor staat. Ik heb een aantal vragen.
Voorzitter. We hebben een brief ontvangen over de manier waarop we om moeten gaan
met grensoverschrijdend en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Er wordt voorgesteld
om een vertrouwenspersoon aan te wijzen bij alle fracties die groter zijn dan vijf
personen. Ik denk dat dat goed is. Tegelijkertijd weten we uit het verleden ook dat
als er sprake is van grensoverschrijdend gedrag, dat vaak niet bij de eigen vertrouwenspersoon
wordt gemeld, maar dat het elders gebeurt en vaak op ambtelijk niveau. Daar hebben
we rekening mee te houden. Ik denk dat een externe vertrouwenspersoon goed is. Die
hebben we al, maar die drempel zal ook groot zijn, denk ik. Daar hebben we dus rekening
mee te houden.
Voorzitter. Er wordt een college in het leven geroepen. Ik denk dat dat goed is, maar
tegelijkertijd kan dat college niet terugkijken. Het kan alleen maar vooruitkijken.
Ik zou graag willen weten welke meldingen er sinds 1 april van dit jaar zijn gedaan.
Zijn er meldingen gedaan van grensoverschrijdend gedrag? Hoeveel zijn dat er dan en
wat heeft de voorzitter met deze meldingen gedaan?
Ten tweede, de medewerkertevredenheidsonderzoeken. Ik vind het heel goed dat die gebeuren
en ik vind het ook goed dat alle partijen daaraan meewerken. Tegelijkertijd, als dat
op een te hoog abstractieniveau gebeurt, kun je er niets van leren. Wordt dat erkend
en, zo ja, hoe gaan we daar dan mee om? En niet om mensen of personen te pinpointen,
maar je moet wel kunnen leren van lessen. Want anders denk je altijd: ik was het niet,
het was iemand anders. En daarmee zal het lerend vermogen niet omhooggaan. Dus dat
zijn graag dingen die ik zou willen weten.
Voorzitter. Een tweede punt van aandacht is de beveiliging. Steeds meer Kamerleden,
maar ook de Voorzitter, en andere mensen die betrokken zijn bij dit huis, hebben te
maken met bedreigingen of veiligheidsvraagstukken. We kennen het voorbeeld van het
oud-lid Van Kooten-Arissen, dat ook een melding heeft gedaan over een veiligheidsvraagstuk.
Vervolgens is dat blijven liggen, is dat niet opgepakt. Heeft dat er dan mee te maken
dat men het niet voldoende signaleert? Heeft dat te maken met capaciteitsgebrek? Of
is dat een kwestie van kwaliteit? En dat laatste bedoel ik niet in de negatieve zin
van het woord, maar als je niet voldoende tijd en ruimte krijgt om opgeleid te worden
om dit soort signalen vast te kunnen pakken en er ook iets mee te doen, om er handelingsperspectief
op te hebben, dan is dat buitengewoon lastig. Ik weet dat er heel hard wordt gewerkt
om ons allemaal veilig te houden, maar ik wil weten of de mensen die daarvoor aangewezen
zijn, dat ook op de juiste manier kunnen doen.
Voorzitter. Een derde punt betreft de ondersteuning van de Kamer zelf. Het amendement-Jetten
inzake 10 miljoen extra is aangenomen. Ik kan niet zeggen dat al dat geld nou per
se in onze uitstekende wetgevingsambtenaren gaat zitten. Het gaat wel naar uitstekende
medewerkers, maar niet allemaal naar inhoud en wetgeving. Dat zie ik ook in de vacatures
die momenteel online staan bij de verschillende politieke partijen.
Voorzitter. Nu de versnippering verder door snippert, hebben we met elkaar wel een
probleem. Ik zit zelf in een fractie van negen mensen. Ik had dat ook graag wat groter
gezien. Ik doe de hele zorg, ik doe koninkrijksrelaties, ik ben voorzitter van de
landbouwcommissie en ik moet af en toe ook nog eens invallen. Ik heb momenteel één
medewerker voor zorg, één persoon die voor een aantal mensen werkt op het moment dat
ik een keer iets in de media moet doen, en één persoonlijk medewerker die we met vier
personen moeten delen. Dat is het. Ik zeg het maar even. Ik denk niet dat er nu veel
mensen luisteren, maar ik denk dat het goed is om er in de Handelingen een beetje
beeld van te hebben.
Wij moeten soms allemaal technische wetgeving behandelen. Mevrouw Leijten is oud-woordvoerder;
dat is ongelofelijk technische wetgeving. Op het moment dat je dat zelf of met anderhalve
man en een paardenkop allemaal door moet akkeren, dan weet ik wel wat de kwaliteit
van wetgeving gaat worden. Ik doe mijn stinkende best en ik heb dan ook nog veel ervaring,
maar dat is gewoon echt ons zwakste punt. Zelf kunnen we het nauwelijks bijbenen omdat
het simpelweg te veel is en we hebben gewoon te weinig wetgevingscapaciteit. Dan kunnen
we zeggen dat de Kamer die capaciteit wel heeft, maar de wetgevingscapaciteit van
de Kamer is er voor het geheel. Wij hebben gewoon behoefte aan mensen die onszelf
op persoon ondersteunen, want we hebben allemaal verschillende kleuren en verschillende
inzichten. De wetgevingscapaciteit van de Kamer moet juist een adviserende rol hebben,
moet technisch dingen netjes op orde maken en amendementen maken, maar onze eigen
invulling en beoordeling daarvan moet echt op fractieniveau plaatsvinden. Ik heb niet
meteen een amendement in mijn zak zitten, maar ik wil de Voorzitter toch vragen hoe
zij hiertegen aankijkt, welke oplossingen er zijn en op welke wijze we dit de komende
jaren toch kunnen versterken.
Voorzitter, heb ik nog even tijd of ben ik er al doorheen? Nog één minuut? Dan ga
ik even snel zijn. Wat de financiering van politieke partijen betreft hebben wij in
2012 een amendement-Heijnen ingediend om de maximering op € 50.000 te zetten, een
gelijk speelveld te creëren en belangenverstrengeling te voorkomen. Ik ben jaloers
op al die partijen die een miljoen hebben gekregen. Gelijktijdig kun je je afvragen
of dat nog past binnen het model waarin we zitten. Mevrouw Leijten heeft daar in de
krant nuttige dingen over gezegd. Dat komt terug bij het wetsvoorstel hierover; ik
wil het alleen even gemarkeerd hebben.
Tot slot. Ik sluit me heel erg aan bij iedereen die kritische vragen heeft gesteld
over informatievoorziening. Dat is ook een rol voor onszelf, maar als we het goed
willen doen, moeten we er wel mee aan de slag. Ook zijn er een aantal vragen gesteld
over de verhuizing waarbij ik me kortheidshalve aansluit.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Mag ik u meteen vragen het voorzitterschap even over te
nemen? Dat doen wij opdat ik zo meteen in mijn termijn fatsoenlijk geïnterrumpeerd
kan worden, mochten andere leden dat willen. Ik hoef dan niet zelf te beslissen of
ik het woord krijg. Mevrouw Kuiken, ik geef het voorzitterschap even aan u.
Voorzitter: Kuiken
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u bent aan het woord namens de SP voor uw inbreng.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zei het in het debat over de verkiezing van de Kamervoorzitter: wij zijn als Kamerleden
voorbijgangers en het gaat uiteindelijk om het instituut. De machinekamer die hier
alles draaiende houdt, die het geheugen is, onze beveiliging regelt, onze voeding
regelt, vooral ook onze oren, ogen en hersenen zijn op de continuïteit van de inhoudelijke
dossiers. Daar zijn we gewoon heel erg dankbaar, schatplichtig. Dat maakt dat we zijn
wie we zijn als Kamerleden. Los van onze kleur en onze onderlinge strijd zijn we ook
een instituut. Ik vraag de Voorzitter wat zij denkt over het imago van de Kamer. Ik
maak me daar heel veel zorgen over, dat wij een stempelmachine worden genoemd, dat
wij worden gezien als een hindermacht. Als er meer transparantie komt: o, o, o, dan
ontstaat er een afrekencultuur. Dat is nota bene door een oud-minister en een oud-Kamerlid
gezegd. Ik herken me daar niet in. Herkent de Voorzitter zich daarin?
Het zal niemand verbazen dat ik graag wil spreken over de zaken die zijn voortgekomen
uit het rapport Ongekend onrecht, de voornemens van de regering om ervoor te zorgen
dat wij meer en actiever informatie krijgen en het voornemen van de regering om op
de ministeries zelf om te gaan met signalen van burgers dat wetten of uitvoering van
wetten knellen en hen weer in beeld te laten komen. Maar ik maak me er zo zorgen over
dat dit een papieren exercitie wordt waarin wij, de medemacht – niet de tegenmacht
maar de medemacht – eigenlijk niet meegenomen zijn. De regering zegt in haar brief
met de reactie op de POK, waarin ze ook haar aftreden aankondigt, dat ze met de Kamer
in gesprek wil gaan over de vormgeving daarvan. Ik vraag de Kamervoorzitter om dat
te gaan regelen. Het gaat mij onder meer over een aantal zaken in die informatiestroom.
Wat krijg je nou wel bij een wet? Is dat niet te veel? Hoe gaan we om met een beroep
op het belang van de Staat? Wie bepaalt dat nou eigenlijk? De Kamer heeft al heel
vaak de positie ingenomen dat het niet aan de regering alleen is, maar aan ons allemaal.
Hoe regelen we dat nou? Dit is het moment om dat te doen. Hoe gaan we om met die burgersignalen?
Ik hou nooit zo van het woord «burgers». Voor burgers ga je naar de burgerketens in
dit land. Hoe gaan wij om met de inwonerssignalen? Die krijgen wij ook. Wij hebben
als Kamer ook een ombudsfunctie, waar ik zo meteen ook nog wel iets over wil vragen.
De Ombudsman krijgt ook dingen binnen. Ik zou graag samen met de regering bekijken
hoe we daarmee omgaan. Hoe maken we van één plus één drie? Ik noem ook de omgang in
de beantwoording van Kamervragen. Als ik beter word beantwoord, als ik serieuzer word
genomen, als er geen verschil zit in de beantwoording van Kamervragen van oppositieleden
en coalitieleden, dan zou er best weleens veel pijn kunnen worden weggehaald.
Dan die ombudsrol van de Kamer. We hebben de commissie voor de Verzoekschriften. Dat
is een belangrijke positie: wij kunnen ombudswerk doen. Maar nergens wordt erop gewezen
dat we dat doen. Heeft de Kamervoorzitter daar ideeën over of zou zij het een goed
idee vinden als de commissie voor de Verzoekschriften zelf eens een onderzoek gaat
doen naar hoe zij zich beter kan positioneren om die rol te pakken? Dat kan natuurlijk
wel financiële consequenties hebben. Als die commissie meer wil gaan doen, als die
commissie daar meer mee wil adverteren – het klinkt een beetje suf – als die commissie
daar meer aandacht voor wil vragen, dan kan het zijn dat dat meer werk genereert.
Volgens mij is dit wel het moment. Wij hebben die functie en die grondwettelijke taak.
Voorzitter, tot slot op dit punt. Wij hebben een brief van de Raad van State gekregen
die ziet op de rol van de Kamer als het gaat over wetgeving. Heeft de Voorzitter daar
al op gereageerd? Hoe wil zij dat gaan doen? De raad zegt heel interessante zaken
over het wetgevingsproces. Het lijkt mij goed dat we dit ter harte nemen.
De heer Sneller (D66):
Een begrijpelijk en herkenbaar pleidooi van mevrouw Leijten. Nog even over dat gesprek/debat
met de regering over de manier waarop we de openbaarheid en de omgang gaan vormgeven.
Wij vroegen voor 5 juli op verzoek van mevrouw Leijten een debat aan met de Minister
van Binnenlandse Zaken, maar ik begrijp uit haar woorden dat dat niet is wat zij bedoelt
met dat gesprek tussen regering en Kamer over hoe we dat precies gaan doen. Zou zij
nog iets meer kunnen zeggen over hoe zij zich dat gesprek voor zich ziet?
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zie in de uitvoering van de brief met een reactie op Ongekend onrecht dat dat al
loopt. Dat zijn de bestuurlijke processen. Die trein wordt op de rails gezet. Er is
al een besluit genomen over hoe en wat wanneer openbaar wordt gemaakt. Er wordt zelfs
over nagedacht hoe dat gepresenteerd wordt aan ons als Kamer in dat door ons allemaal
zo geliefde Parlis. Maar is dat besluit dat wij altijd alle stukken bij alle wetgeving
krijgen, wel het antwoord op het verzoek van de POK? Daarover zouden we ook nog moeten
spreken. Volgens mij moeten ze daarmee door, maar moeten wij aan het stuur van die
trein komen. De processen die op ministeries kunnen gaan werken omdat de regering
bepaalde voornemens heeft, kunnen weleens niet parallel lopen met onze behoefte. Dat
wil ik graag bij elkaar brengen. Het debat dat wij op 5 juli gaan voeren ... Ik heb
heel veel te bespreken met de Minister van Binnenlandse Zaken. Wie gaat er uiteindelijk
over die keuze? Waarom gaan verschillende ministeries er anders mee om? Volgens mij
moeten we dat debat separaat blijven voeren, ook onderling. Ik zou niet willen zeggen:
we gaan nu een werkgroep vormen om dat samen met de regering vorm te geven zodat wij
niet de boot of de trein missen. Nee, ik denk dat het debat dat we dan voeren, ook
over het ongevraagde advies van de Raad van State, van een ander politiek karakter
is dan mijn verzoek.
De voorzitter:
De heer Sneller nog?
De heer Sneller (D66):
Het is geen politieke werkgroep, maar een werkgroep die samen met de regering moet
gaan kijken naar de spelregels. Tegelijkertijd moet de Kamer in de lead zijn wat betreft
die spelregels. Moet ik het zo begrijpen?
Mevrouw Leijten (SP):
Ja, zo zou ik het wel het liefste zien. Mijn stellige overtuiging is namelijk dat
stukken, beleidsvoorbereiding ook, niet van de overheid zijn maar van ons allemaal.
Wij zijn namens de mensen gekozen. Je zou dan uitkomen op een automatisch systeem
van een register, waarin je kunt aanwijzen wat je wilt hebben. Dan hoeft de regering
niet alles te sturen. Dat is die hele discussie die u ook hartstikke goed kent over
de openbaarheid. Met de Wet open overheid, de Woo, zijn we daarin op een bepaalde
manier verder, maar op een andere manier misschien ook niet. Daarin zijn politieke
keuzes gemaakt, maar er zijn nu ook keuzes gemaakt door de regering waarvan ik mij
afvraag of die goed zijn. Stel dat we een jaar verder zijn en het werkt nog niet en
we voelen ons nog niet senang over de uitvoering van artikel 68 Grondwet, dan zal
de reflex van de regering volgens mij zijn: jongens, we hebben jullie gevraagd om
mee te denken, jullie waren er niet, we hebben iets uitgevoerd en nu zijn jullie ontevreden.
Dat wil ik eigenlijk een beetje voorkomen met het voorstel dat ik vandaag doe.
De voorzitter:
Oké, vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Leijten (SP):
Dank, voorzitter. Ik houd een beetje de tijd in de gaten, want ik weet hoe dat gaat.
Voorzitter. Ik wil het ook graag over onveiligheid hebben. Wij zijn hier als Tweede
Kamer een soort van verzamelgebouw voor verschillende werkgevers, die fracties zijn.
Ik vind het heel erg als je dan financieel niets kan doen, terwijl je weet dat er
de kantjes vanaf worden gelopen. Dat geldt zeker als er serieuze berichtgeving is
van seksuele intimidatie, maar ook als het gaat over je wel of niet houden aan regels
over roken op de kamers of het wel of niet dragen van een mondkapje.
Wij voelen er niet zo veel voor dat er extern toezicht zou komen, want het betreft
aparte werkgevers. Maar ik kan mij wel voorstellen dat wij het gebouw, het faciliteren
van die werkgevers, als haak nemen om te zeggen: hier is de grens en niet verder.
Wat de SP betreft zou er een set aan huisregels moeten komen over hoe je je gedraagt
als fractie. Je hebt een vertrouwenspersoon en je doet daarover verslag. Fracties
moeten allemaal laten weten hoe ze het fractiebudget hebben besteed. Laat er ook een
paragraaf personeelsbeleid komen, en als ze zich dan niet houden aan de vereisten,
ga je het gesprek aan. De uiteindelijke consequentie kan zijn: we kunnen u niet meer
huisvesten.
Hetzelfde geldt op het vlak van gedrag. We zien dat nu met die mondkapjes. We lezen
dingen in de krant over seksueel wangedrag. Wie weet is er een keer een schermutseling;
dan moet de beveiliging kunnen optreden. Dan moet bij een fout niet meteen enorm veel
gebeuren, maar bij recidive moet volgens mij ook gewoon gezegd kunnen worden: «U bent
dan wel gekozen volksvertegenwoordiger, u bent een partij, maar u houdt zich niet
aan de huisregels, dus zoekt u maar eigen kantoorruimte elders. Dan komt u hier uw
parlementaire werk doen, maar bent u alleen nog als gast welkom in dit huis. We begeleiden
u van de ingang naar de plenaire zaal of naar de commissiezaal, en na afloop gaat
u weer weg.» Ik zou het heel goed vinden als het Presidium daar eens op die manier
naar ging kijken. Op die manier kunnen we namelijk echt grenzen stellen. Daar heb
je huisregels voor nodig – welke zouden dat dan moeten zijn? – en handhaving. Ik hoor
graag de reactie.
Voorzitter. Kort over sponsoring. Ik zou graag willen weten hoe er is omgegaan met
Splinter. Ik kreeg het idee dat, op het moment dat dit in de media kwam, er werd gereageerd
met: daar had Femke Merel van Kooten-Arissen misschien zelf anders mee om moeten gaan.
Maar is dat op dit moment nog steeds het gevoel of zijn er ook gewoon foute inschattingen
gemaakt? Dat kan, hè. Dan kunnen we daarvan leren. De SP vindt het nog steeds niet
uit te leggen dat we wel onze geschenken en onze reizen in een register opnemen, maar
onze belangen niet openbaar maken als het gaat over aandelen. Ook wij worden belobbyd
en ook wij hebben soms belangen bij stemmen. Wij zullen opnieuw het pleidooi inbrengen
om een aandelenregister voor Kamerleden te maken.
Voorzitter, tot slot. We hebben over de vuurwerkramp een rapport gekregen van de heer
Van Buitenen. Dat is een zeer grote stapel papier, zeer doorwrocht. We hebben er eerder
over gesproken wie daar goed onderzoek naar kan doen. Eigenlijk zeggen alle instituties
die dat zouden kunnen doen: dat doen wij liever niet, want wij zijn zelf ook een mogelijk
object van onderzoek, door de Raad van State, de Ombudsman, het OM. De Kamer heeft
ook een onderzoeksfunctie. Ik zou het heel goed vinden als wij hier vandaag met elkaar
zouden kunnen zeggen: we gaan dat rapport oppakken en we gaan serieus onderzoeken
welke rol wij nog kunnen spelen bij het naar voren krijgen van wat er eigenlijk nog
speelt. Dit is namelijk nog altijd iets wat regelmatig opspeelt. Volgens mij zou het
goed zijn als de Kamer hierin haar onderzoeksfunctie vervult.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaat u nu de vergadering beëindigen, denk ik.
Voorzitter: Leijten
De voorzitter:
Ik neem het toch nog even over. Dank u wel.
Het is nu 12.05 uur. De Voorzitter en wij allemaal zijn toe aan een broodje. De Voorzitter
moet de vele vragen die gesteld zijn, beantwoorden. Ik wil dus voorstellen dat we
om 13.20 uur weer beginnen. Dan beginnen we met de beantwoording door de Voorzitter.
Daarna gaan we wel meteen door met de tweede termijn van de kant van de Kamer.
De vergadering wordt van 12.04 uur tot 13.22 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heet alle leden opnieuw welkom. Welkom ook aan de Voorzitter, de ondersteuning
en de mede-Presidiumleden. Ik geef het woord aan de Voorzitter voor de beantwoording
in eerste termijn.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil iedereen bedanken voor de uitgebreide inbreng, niet
alleen vandaag maar ook in aanloop naar deze bespreking. Dat geeft blijkt van een
grote betrokkenheid bij de Kamer, maar ook bij de Kamerorganisatie. Het is heel goed
dat we jaarlijks hier het debat met elkaar over voeren.
Bij de Raming kijk je vooruit, vandaag naar 2022, maar het lijkt me ook goed om even
kort terug te blikken, want het achterliggende jaar is om meer redenen bijzonder te
noemen. Ik wil een heel korte inleiding geven, dan ga ik over naar mijn blokjes en
bij ieder blokje geef ik weer een korte inleiding, omdat er ook gevraagd is naar mijn
visie op bepaalde onderwerpen. Die zal ik dan dus met elkaar integreren.
De voorzitter:
Voorzitter ... Of ... Ja, inderdaad: Voorzitter. Om heel eerlijk te zijn, weet ik
niet wanneer wij overgegaan zijn op blokjes. Ik weet niet welke Kamermotie dat was;
ik kijk naar de heer Sneller, die weet dat altijd wel. Maar als u dan toch blokjes
aankondigt, is het wel goed om te weten wat dan precies de volgorde is die u wilt
gaan hanteren.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Zeker. Ik stel voor eerst een korte inleiding te houden. Aan het einde van die inleiding
zal ik dan de blokjes aangeven. Dat is voor het overzicht inderdaad misschien wel
zo makkelijk, voorzitter.
Op dit moment werken we nog steeds op een andere manier dan gebruikelijk. Heel veel
mensen werken nog steeds thuis, maar gelukkig lijkt het einde in zicht te zijn, als
we kijken naar de maatregelen die zijn aangekondigd ter versoepeling. Vanaf aanstaande
zaterdag mag alles weer wat kan, mits op 1,5 meter. Dat geeft Kamerleden meer mogelijkheden
om bijvoorbeeld werkbezoeken af te leggen of gasten te ontvangen. Ook kunnen we kijken
of we de digitale gesprekken weer wat meer fysiek kunnen voeren. Woensdag aanstaande
heb ik een overleg met het Presidium, het dagelijks bestuur van de Kamer, om te kijken
wat de versoepelingen in concreto betekenen voor de Tweede Kamer en natuurlijk ook
voor als we straks in B67, ons nieuwe onderkomen, zitten.
Op 31 maart jongstleden is er een nieuwe Kamer aangetreden, met veel nieuwe gezichten
in de blauwe stoelen. Tot nu toe is er ook een recordaantal fracties: zeventien fracties
en één groep, mogelijk volgen er nog meer. Ik wil dit moment aangrijpen om te zeggen
dat ik onder de indruk ben van de nieuwe Kamerleden. Laat ik dat ook aangeven. De
verschillende stijlen en invalshoeken zorgen voor levendigheid in de debatten. Maar
een andere kant is dat het ook een uitdaging is om met zo veel fracties het debat
in goede banen te leiden, zeker binnen de tijd. Dat geldt niet alleen voor mij als
Kamervoorzitter, maar ook voor de ondervoorzitters en de commissievoorzitters.
Het is voor mij de eerste keer dat ik met u dit debat over de Raming aanga. Ik heb
er heel veel zin in. Ik vind het heel fijn dat de eerste ondervoorzitter, Ockje Tellegen,
aanwezig is ter ondersteuning. Het is heel fijn dat we dit met elkaar doen.
Als we kijken naar de toekomst, ligt er een bijzondere periode voor ons. Over drie
weken gaan we verhuizen. Dat de Tweede Kamer dan niet meer zetelt op het Binnenhof,
is een enorm groot project, dat nog nooit eerder heeft plaatsgevonden in onze geschiedenis.
We gaan vijfenhalf jaar in B67 doormaken. Dat wordt ons nieuwe onderkomen. We doen
dat niet voor onszelf, want ik denk dat als je het eerlijk aan ons allemaal vraagt,
we hier graag waren gebleven. We doen dit voor de toekomstige generaties, omdat we
willen dat ook zij in dit gebouw kunnen vergaderen en werken op een bepaald niveau
van kwaliteit en toegankelijkheid.
Vanwege de coronamaatregelen kunnen we niet een heel groots afscheid met elkaar vieren.
Dat had ik wel leuk gevonden, maar dat kan niet. Ik ga wel proberen om de laatste
Kamerdag bijzonder te maken. Hoe, daarover zijn we nog in gesprek en bovendien is
het wel leuk om er een verrassingselement in te houden. Maar we proberen er wat extra
aandacht aan te besteden.
Dat we echt gaan verhuizen, is ook steeds meer voelbaar. Overal staan verhuisdozen,
iedereen is aan het in- en uitpakken. Door meerdere fracties zijn er complimenten
gemaakt aan onze ondersteuning en staf. Dat wil ik hier ook doen, niet alleen voor
de verhuizing maar voor alle geweldige ondersteuning die we krijgen. Maar specifiek
noem ik het nu vanwege al het klaarmaken voor de verhuizing en het klaarmaken van
B67. Ook bij de fracties zijn de verhuiscoördinatoren heel actief. Mijn dank aan hen.
Alles ligt op schema, zodat we ervan uitgaan dat we 23 augustus daar de verhuisdozen
weer uit kunnen pakken en dat vanaf die dag ons werk daar kan beginnen.
Mocht er in het zomerreces vergaderd worden – die vraag is ook gesteld; laat ik die
alvast beetpakken – dan kunnen we dat doen in de Ridderzaal. Er is ook één commissiezaal
gereed, de Troelstrazaal, als er commissievergaderingen zijn. Maar ik doe een beroep
op de leden. Ik denk dat de Kamerleden die al wat langer Kamerlid zijn geen normaal
reces meer hebben gehad. Er zijn veel onderbrekingen geweest. Dat heeft best een impact
gehad op de Kamerleden zelf, maar ook op de mensen die werken voor de Tweede Kamer.
Op het moment dat er een meerderheid is voor een debat, ook in het reces, bijvoorbeeld
over de formatie, over corona, over spoedeisende zaken, komen we natuurlijk terug.
Maar als dat niet nodig is, zou ik een beroep willen doen op iedereen om het reces
zo veel mogelijk een reces te laten zijn, niet alleen voor onszelf, maar ook voor
de Kamerbewoners en ook omdat we midden in een verhuizing zitten.
Tijdens het in- en uitpakken van de verhuisdozen gaat het Kamerwerk door. Als ik kijk
naar wat er allemaal nog moet gebeuren, is het denk ik goed om daar realistisch in
te zijn. Als we straks op B67 zitten, dan zullen er ook problemen ontstaan; die vraag
is ook gesteld. Het is een enorm project. Niet alles zal het doen. Dat zal ook qua
verwachtingen veel vragen van ons en onze ondersteuners, dus ik denk dat we daar gewoon
flexibel in moet zijn. Het zal natuurlijk her en der echt anders zijn. Het is een
ander gebouw en we moeten eraan wennen met elkaar. Ik ben voornemens om te kijken
of we daar nieuwe dingen kunnen uitproberen zodat we daar een goed verblijf hebben.
Ik denk dat het belangrijk is als er dingen niet goed zijn ... De wandjes zijn bijvoorbeeld
te dun waardoor er geluidsoverlast is. We weten dat dat kan gebeuren. Spaar het op,
wees flexibel. We gaan op een gegeven moment evalueren en we pakken de actiepunten
en de verbeterpunten zo goed mogelijk op.
Dan mijn blokjes. Ik heb elf blokjes, maar dat kunnen korte blokjes zijn:
1. de werkwijze van de Kamer;
2. de informatiepositie van de Kamer;
3. de instrumenten van de Kamer;
4. de werkdruk;
5. integriteit en ongewenste omgangsvormen;
6. de betrokkenheid van de burgers;
7. corona;
8. renovatie en tijdelijke huisvesting. Daar heb ik al een paar dingen over gezegd;
9. de ambtelijke organisatie;
10. de veiligheid, fysiek en digitaal.
Ten eerste de werkwijze van de Kamer. Op 1 april is het herziene Reglement van Orde
ingetreden. Dat is soms best nog wel even wennen geweest. Ik merkte dat zelf ook.
Als een motie werd voorgelezen, had iedereen toch zoiets van: wordt deze motie in
voldoende mate ondersteund en maakt ze onderdeel uit van de beraadslaging? Er volgde
een stilte, die ik soms zelf als voorzitter probeerde in te vullen met de woorden
«dank u». Maar bij zoveel moties ontstond er op een gegeven moment een beetje een
rare situatie dat mensen zoiets hadden van: ja, maar bedankt u mij elke keer als ik
een motie indien? Daar ben ik van afgestapt. Ik denk dat iedereen er nu wel een beetje
aan gewend is. Het is heel goed dat we een herzien Reglement van Orde hebben. Met
dank aan de heer Van der Staaij en zijn team dat ze dat hebben gedaan. De overbodigheden
zijn eruit gehaald, het is gemoderniseerd en het vertoont ook meer samenhang.
Bij de herziening is ook geconstateerd dat niet alles in regels te vervatten is. Er
is ook een cultuuromslag nodig. De werkgroep heeft aangegeven dat we zorgvuldig moeten
omgaan met de instrumenten die we hebben. Het is al eerder door verschillende leden
aangegeven: de agenda is vol, er zijn veel debataanvragen, er zijn veel schriftelijke
vragen, er zijn veel moties. Ik zie ook dat het bijna een automatisme wordt om een
tweeminutendebat aan te vragen. Dat is iets waar we ons allemaal verantwoordelijk
voor moeten voelen. Het zijn natuurlijk individuele rechten van Kamerleden, maar het
is ook belangrijk dat deze rechten hun kracht behouden. Weet dat ik zelf een brief
zal sturen aan de Kamer – ik moet even kijken of dat voor het reces lukt of in het
reces – met een aantal van mijn observaties als nieuwe Kamervoorzitter. Ik denk dat
een reflectie daarop goed is. Daar is naar gevraagd en die komt er ook aan.
De werkwijze van de Kamer is natuurlijk veranderd door de coronacrisis. De komende
tijd gaan we kijken hoe het parlementaire proces gegaan is in de coronatijd. Daar
is ook een vraag over gesteld. De motie-Van Gent om te gaan kijken of we klaar zijn
voor toekomstige crisissituaties, is daar heel belangrijk bij. Wij hebben daar als
Presidium aan toegevoegd: als je iets wil concluderen voor de toekomst, moet je ook
terugkijken. De commissie-Van Gent zal ook terugkijken: hoe hebben we nou dat met
elkaar gedaan? We willen ook dat de digitale mogelijkheden, waaronder het digitale
quorum – de VVD heeft daar ook een vraag over gesteld – onderdeel worden van de commissie-Van
Gent. Ik wil aan de commissie meegeven om ook naar de Eerste Kamer te kijken en de
ervaringen die daar zijn. Je kunt van elkaar leren. Ik heb op dit moment meerdere
gesprekken met de Voorzitter van de Eerste Kamer, juist met als doel om kennis en
ervaring uit te wisselen.
Ik ben natuurlijk al druk bezig om te sturen op de voorstellen voor het Reglement
van Orde van de werkgroep-Van der Staaij. Dat betekent bijvoorbeeld dat er per week
één regeling van werkzaamheden op de dinsdag is. Natuurlijk doen we het vaker als
daar een meerderheid voor is, maar het uitgangspunt is om één dag in de week die regeling
te houden. Ik stuur erop dat het stemmen op de dinsdag is. Als het op meerdere dagen
moet plaatsvinden – dat kan, bijvoorbeeld omdat er een Europese Raad is – doe ik ook
elke keer het verzoek om dat van tevoren aan te geven, waardoor je met elkaar de voorspelbaarheid
van de agenda vergroot. Het gaat ook over het verzoek tot hoofdelijke stemmingen.
Dat is het recht van ieder Kamerlid, maar dat hoeft niet op dezelfde dag. Het is dus
ook aan mij om op zo'n moment te zeggen: dat gaan we op een andere dag plannen. Daar
probeer ik op te sturen sinds ik Voorzitter ben, maar dat is natuurlijk best een uitdaging
als het gaat over de verdere werkwijze. Daar kom ik straks nog op terug.
Verder zijn er ook een aantal specifieke vragen gesteld over de werkwijze. De vraag
van mevrouw Kamminga van de VVD was: hoe zorg je ervoor dat de leden op de hoogte
zijn van het nieuwe Reglement van Orde? Er zijn cursussen geweest. Het zit in het
inwerkprogramma. Natuurlijk is het ook de verantwoordelijkheid van de fractie zelf
om te stimuleren dat mensen het nieuwe Reglement van Orde kennen.
Een andere vraag was: hoe zorgen we ervoor dat mensen die niet mee hebben gedaan aan
een commissiedebat ook niet bij een tweeminutendebat aanwezig zijn? Ik heb dat zelf
ook, in uw aanwezigheid en met de voorzitters, waaronder mevrouw Leijten, besproken.
Het is een hele terechte vraag. We hebben het erover gehad – dat deel ik – dat als
je niet mee hebt gedaan aan een debat, er wel een drempel moet zijn om vervolgens
een motie in te dienen bij een tweeminutendebat. We hadden het erover dat je je vroeger
bijna niet kon voorstellen dat je zomaar met gemak moties ging indienen bij een tweeminutendebat
als je niet mee had gedaan aan het debat. Het lijkt nu net alsof die drempel lager
is. Dat betekent dat wij als Kamerleden met elkaar een verantwoordelijkheid hebben.
Ik zal dat ook opnemen in mijn brief. Er is ook een verantwoordelijkheid bij de voorzitters
om dat te handhaven. Ik wil in die brief ook aangeven dat, als iemand eerder afwezig
was door ziekte of andere omstandigheden, het mij heel mooi lijkt als het van tevoren
even aangegeven wordt, zodat de voorzitter daar toestemming voor kan vragen. Dat is
bijvoorbeeld een werkwijze daarin.
Op de vragen over het reces heb ik volgens mij voldoende antwoord gegeven. Ik kijk
even naar mevrouw Kamminga. Ik denk dat het goed is om het reces meer het reces te
laten zijn, met uitzonderingen daargelaten.
De vraag over de werkwijze van de Kamer met het digitale quorum heb ik ook beantwoord.
Mevrouw Inge van Dijk van het CDA vroeg of er een overzicht gemaakt kan worden van
de moties die zijn ingediend en die gericht zijn aan het Presidium, dus niet alleen
tijdens het debat over de wijziging van het Reglement van Orde. Ik vind dat een hele
goede suggestie. We gaan dat overzicht voortaan maken. Ik vind het zelf ook gemakkelijk
om dat overzicht te hebben. Dan kan ik het ook nog beter volgen.
Dan de vraag van D66 over het stemmen op vaste tijden. Daar is een motie over ingediend.
Die motie is ingediend naar aanleiding van de herziening van het Reglement van Orde.
Een ambtelijke groep is ermee bezig om dat uit te werken. Dat is de ene kant. Natuurlijk
ga ik daar zelf nu ook al op acteren. Het heeft heel erg te maken met hoe je debatten
plant. Dat heeft te maken met de beschikbaarheid van bewindspersonen, de prioritering
en de volheid van de agenda. Als je een coronadebat gaat plannen om 17.00 uur, weet
je dat het nachtwerk wordt. Ik zal daar dus zo veel mogelijk rekening mee houden,
wetende dat het niet altijd lukt vanwege die drie factoren: beschikbaarheid van de
bewindspersonen, prioritering en volheid van de agenda. Maar ik probeer daar wel echt
op te letten. Er gaat ook nog eens een ambtelijke groep naar kijken.
Er was een vraag van het CDA over de Pippel. Ik ben heel blij dat er in onze eigen
Kamerbode een speciaal artikel aan gewijd is. Ik ben ook in de ban van de Pippel.
Ik hou van dat soort – ik wil niet zeggen – curiositeiten, maar als je kijkt naar
de geschiedenis, is het heel mooi dat er in het verleden een administrateur was die
een heel dik boek heeft geschreven over de toepassingen en de totstandkoming van regels.
De vraag van het CDA is in feite of dat ook digitaal kan worden bijgehouden. Daar
gaat een ambtelijke groep naar kijken. Vanuit mijn eigen interesse en betrokkenheid
bij het onderwerp zal ik erop toezien dat daar iets moois uitkomt, maar wel in deze
tegenwoordige tijd. Ik denk dat we die stap naar de moderne tijd wel moeten zetten,
met respect voor het verleden.
Dan kom ik bij de informatiepositie van de Kamer.
De voorzitter:
U gaat zo meteen naar blokje twee, maar niet voordat mevrouw Kamminga u een vraag
heeft gesteld.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de Kamervoorzitter voor de beantwoording. Ik had nog een vraag naar aanleiding
van de opmerking over kennis van het Reglement van Orde. Ik heb met waardering de
cursussen daarvoor gevolgd. Dat is een hele goede stap, want daar begint het wel met
elkaar. Ik heb ook het boekje meegenomen. U ziet behoorlijk wat stickertjes bij allerlei
paragrafen die ik in ieder geval relevant vond. Maar mijn punt was het volgende en
wellicht geeft de brief die u toch gaat schrijven de gelegenheid om daarop in te gaan.
Ik heb het genoegen om in de Commissie voor de Werkwijze van de Kamer te zitten. In
voorbereiding op dit debat heb ik mij wat uitgebreider in het rapport van Van der
Staaij verdiept en de aanbevelingen gelezen. Dan zie je veel nadrukkelijker de logica
van waarom sommige dingen zijn zoals ze zijn. Een makkelijk voorbeeld is de achtergrond
van waarom wij het commissiedebat weer zo zijn gaan noemen en het niet meer AO heet.
Dat hoeft echt niet bij iedere regel, maar ik denk dat het de nieuwere Kamerleden
helpt om te snappen waarom die punten zo belangrijk waren. Dat hoeft echt niet allemaal
en dat kunnen misschien ook de fracties zelf doen, maar ik denk dat dat helpt, ook
in de discipline.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik vind dat een hele goede suggestie. Ik zal dat ook nadrukkelijk in de brief meegeven,
want ik denk dat de VVD er helemaal gelijk in heeft dat het goed is om de achtergrond
van bepaalde wijzigingen te kennen, zodat je ze ook beter kan toepassen. Het allerbelangrijkste
wijziging van het Reglement van Orde vind ik de visie die erachter zit, namelijk de
voorspelbaarheid vergroten, het evenwicht tussen plenaire debatten en commissiedebatten
herstellen en de commissies wat versterken daarin. Het is dus waardevol om dat te
lezen. Ik ben het helemaal eens daarmee.
Dan gaan we naar blokje twee: de informatiepositie van de Kamer. Het moge duidelijk
zijn – ik denk dat dat voor iedereen zo is – dat een goede informatiepositie van de
Kamer heel belangrijk is als de Kamer de controlerende en medewetgevende rol goed
wil invullen. Daar is in de afgelopen jaren natuurlijk veel over gezegd. Mevrouw Leijten
noemde al de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Uit het rapport
blijkt dat de Kamer niet op tijd of onvolledig is geïnformeerd. Dat was een belangrijke
conclusie uit dat rapport. Ook heeft de Kamer de motie-Dassen aangenomen, waarin wordt
gevraagd om met een voorstel te komen voor hoe de voorlichtingsrol uit artikel 68
van de Grondwet geïnterpreteerd moet worden en hoe dat toetsbaar gemaakt kan worden.
Dat is een heel belangrijk onderwerp. De heer Van Baarle vroeg aan mij: wat is een
van jouw belangrijkste speerpunten? Dat is precies dit: het versterken van de positie
van de Kamer. Dat hoort bij de verschillende functies die de Kamer heeft.
Het is belangrijk om aan te geven dat het Presidium besloten heeft om een werkgroep
in te voeren. Dat is allemaal nog niet geformaliseerd, omdat ik het belangrijk vond
om eerst dit debat met u te hebben bij de Raming. De heer Van der Staaij is bereid
om die werkgroep te trekken. Dat is goed, want hij heeft ervaring met het Reglement
van Orde en de wijzigingen daarin. Die werkgroep wil bekijken hoe je de versterkende
en verstevigende rol van de Kamer kan verbeteren. Dan gaat het over de vertegenwoordigende,
de controlerende en de medewetgevende rol. De motie van de heer Dassen willen we daarbij
beetpakken. We gaan kijken naar de informatievoorziening en de toerusting van de Kamer.
Moeten we meer onderzoek doen? Moet er meer ondersteuning zijn? Wat betekent dat voor
de fracties? We moeten ook kijken naar het feit dat we meer fracties hebben, naar
de organisatie en de werkwijze van de Kamer, en naar de cultuur die daarbij hoort.
Ik gaf net al een aantal dingen daarover aan.
Het is de bedoeling dat die werkgroep wordt samengesteld uit ervaren leden. Dat hoop
ik, maar dat is natuurlijk aan de Kamer zelf. Ik merk dat de leden die geparticipeerd
hebben in het proces rond de wijzigingen in het Reglement van Orde, ervaren leden
zijn die daar goed in de diepte naar hebben kunnen kijken. Ik hoop dat er voor het
kerstreces resultaten komen.
Ik vind het belangrijk om daarbij ook het voorstel van mevrouw Leijten te benoemen.
Ik heb met veel interesse het interview gelezen in Trouw en dat geldt ook voor de
toelichting die mevrouw Leijten vandaag gaf. Dat lijkt me heel goed. Het idee van
de werkgroep is gebaseerd op de rol van de Kamer zelf. Wat mevrouw Leijten aangeeft,
zit meer in de wisselwerking tussen Kamer en kabinet. Ik onderschrijf wat zij zegt.
Het is belangrijk dat de Kamer meedenkt en meedoet, omdat het juist gaat over de informatiepositie
van de Kamer. De Kamer moet dus meedenken. Ik zou dit specifiek willen meegeven aan
de werkgroep-Van der Staaij en ik zou ze willen vragen of ze dit onderwerp wat naar
voren kunnen trekken.
Ik weet dat er op 5 juli een overleg is met de commissie. Die input zou kunnen worden
meegenomen. Dat is meer het politieke debat. Ik heb zelf op 5 juli een gesprek met
de demissionair Minister-President en de demissionair Minister van Binnenlandse Zaken.
Dat gaat ook over de informatie-uitwisseling. Ik ga kijken of ik die input kan meegeven,
zodat de werkgroep-Van der Staaij ook dit onderwerp kan beetpakken. Het lijkt mij
niet goed als er heel veel verschillende werkgroepen zijn die in essentie allemaal
gaan nadenken over de informatiepositie van de Kamer. Ik denk dat we dat goed kunnen
integreren en dat zij ook kunnen bekijken hoe ze dat gaan aanpakken. Alleen, dat betekent
wel dat de wat-vraag ook wat scherper moet zijn. Ik denk dat het debat en mijn gesprek
met Ollongren en Rutte op 5 juli daar heel belangrijk in is. Vervolgens kan de werkgroep-Van
der Staaij daarnaar kijken. Ik was voornemens om die werkgroep voor het zomerreces
te installeren, maar ik kan kijken of men kan beginnen met dit deel. Dat zou mijn
idee zijn: het integreren van beide ideeën. Want we hebben hier allemaal als doel
om de informatiepositie te versterken.
De voorzitter:
De heer Dassen heeft daarover een vraag. Mevrouw Kuiken heeft hier ook een vraag over
en ik wil er zelf ook nog een vraag over stellen. Maar eerst de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik heb een hele korte vraag over de werkgroep. Ik hoorde u zeggen dat daar enkele
ervaren Kamerleden in zouden moeten. Maar misschien is het ook goed om daar een Kamerlid
aan toe te voegen dat net gestart is, juist om de hele logische vragen te stellen
die soms niet meer gesteld worden.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Meneer Dassen heeft helemaal gelijk. Toen ik «ervaren Kamerleden» uitsprak, dacht
ik al: je kunt ervaren zijn op meerdere manieren. Ik zou, omdat het een belangrijke
werkgroep is, wel ervoor willen pleiten dat er mensen in zitten die er ook echt tijd
voor maken. Dat zou ik wel willen toevoegen. Maar mensen kunnen kennis, ervaring en
gedegenheid meebrengen vanuit meerdere invalshoeken. Daar horen ook mensen bij die
misschien net even wat meer van buiten naar binnen kijken. Dus dat deel ik.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik wil geen valse noot zijn in een prachtig muziekstuk. Ik ben alleen een beetje huiverig
voor zo'n tweede werkgroep. We hebben twee jaar gedaan over Kees van der Staaij 1.
Dat heeft een aantal dingen opgeleverd. Maar een aantal dingen die we willen heeft
het wellicht nog niet opgeleverd. Gaan we nu dus weer een hele exercitie doen, met
een hele ambtelijke organisatie en ondersteuning erbij en met veel overleguren? Ik
vraag me oprecht af of dat nou de snelste route van A naar B is. Zijn er geen alternatieven
overwogen? Dat moet dan voor de zomer, terwijl Van der Staaij 1 er twee jaar over
deed. Dus ik zie het gewoon niet helemaal.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik snap de aarzeling, maar ik denk dat het belangrijk is om daar nog iets aan toe
te voegen. Dus dank voor de vraag daarover. Het gaat er niet om dat de werkgroep nieuwe
dingen moet gaan verzinnen en het wiel opnieuw moet gaan uitvinden. Er is ontzettend
veel informatie beschikbaar, bijvoorbeeld het rapport over de uitvoeringorganisaties
en dat over de kinderopvangtoeslag. Dat zijn allerlei zelfreflecties. Het gaat dus
niet om het opnieuw uitvinden van het wiel, maar het gaat om de vraag hoe we het gaan
doen en wanneer we het gaan doen. Het moet dus een actiegerichte werkgroep zijn die
breed samengesteld is, omdat het gaat over onze positie, dus de positie van de Tweede
Kamer. In het Presidium hebben we meerdere scenario's besproken. Eigenlijk kwamen
we er elke keer weer op terug dat het wel belangrijk is dat het van de Kamer is en
dat verschillende mensen daarin kunnen participeren. Het is ook een scenario geweest
dat ik als Voorzitter kijk naar al die rapporten en met een stuk kom. Maar ik vind
het juist de waarde hiervan om dat in zo'n werkgroep te doen, omdat het ons allemaal
raakt. Ik ben het er wel mee eens dat we moeten oppassen dat er niet te veel aan gehangen
wordt. We hebben in het Presidium ook heel goed besproken dat het compact moet zijn
en dat het geen doekje moet worden voor alle vlekjes; ik weet niet of dat een mooie
uitdrukking is. Het komt er in ieder geval op neer dat het echt een compacte werkgroep
moet zijn. Het is heel belangrijk en essentieel, maar het moet wel gedaan worden op
basis van alle informatie die er ligt. Dus ik heb er vertrouwen in, en het hele Presidium
overigens ook.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ben van een iets andere school. Als we al zoveel informatie hebben, zou ik zeggen:
Voorzitter, grijp de macht en leid de weg. Met alle respect: we besteden er gewoon
in het primaire proces van wetgeving en allerlei andere dingen al zoveel tijd aan
om onszelf overeind te houden. Ik ga hier niet een motie indienen om het anders af
te dwingen. Maar als dit soort zaken erbij komen en er al zoveel op tafel ligt, zou
ik, ook met een blik naar het verleden, tegen de Voorzitter en het Presidium willen
zeggen: kom gewoon met voorstellen. Dan kunnen we het daarna wel uitonderhandelen,
want we worden het toch nooit allemaal honderd procent met elkaar eens. Dan ga ik
één laatste cynische opmerking maken. Ik bedoel, het meest vruchtbare dat we eraan
hebben overgehouden is dat we nu een tweeminutendebat in plaats van een VAO hebben
en een commissiedebat in plaats van een algemeen overleg. Het duurde sowieso twee
weken voordat ik in de gaten had wat nou precies wat was, dus voor mij hoeft het allemaal
niet zo. Laten we geen poppenkast maken, maar gewoon voorstellen doen die ons behulpzaam
zijn. Maar goed, ik ben bang dat dit roepen in de woestijn is.
De voorzitter:
Nou, het is er ook, mevrouw Kuiken. U bent geen roepende in de woestijn. Het is goed
dat u dat gewoon opbrengt.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja, het is sowieso goed. De Raming heeft ook als doel om dingen uit te wisselen. Misschien
kan ik mevrouw Kuiken iets geruststellen door te zeggen dat ik, gesteund hopelijk,
zal oppakken wat ik kan oppakken vanuit mijn verantwoordelijkheid. Het is dus niet
zo dat alles nu op de rem is en we helemaal niks meer kunnen. Absoluut niet. Daar
waar ik het gesprek dat ik 5 juli heb in gang kan zetten, ga ik dat echt doen. Maar
als het gaat over een analyse van al die rapportages, vind ik echt dat de Kamer een
klap moet geven op concrete voorstellen. Ik hoor wat u zegt. Het is een uitdaging
voor mij om samen met het Presidium te zorgen dat die werkgroep echt slagvaardig is
en niet over een aantal jaren pas komt met een aantal aanbevelingen. Dus dat neem
ik mee.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Mevrouw Leijten wil een vraag stellen.
De voorzitter:
De heer Snels had zich al gemeld met een vraag, dus die wil ik eerst even het woord
geven.
De heer Snels (GroenLinks):
Mevrouw Leijten, ik neem aan dat u zelf een vraag gaat stellen over artikel 68. Ik
heb een andere vraag. De Kamervoorzitter had het over de werkwijze van de Kamer en
de werkwijze van het kabinet. Ik maak me zorgen over de toezegging van het kabinet
dat bij wetgeving alle achterliggende stukken voortaan openbaargemaakt worden. Mevrouw
Leijten had het daar ook al over. Dat is natuurlijk een mooie toezegging. Het kabinet
is nu al maanden bezig met de vraag hoe het die toezegging gestand moet doen. Wat
ik zowel gezien de informatiepositie alsook de kwaliteit van wetgeving een veel interessantere
werkwijze vind, is dat de Kamer niet aan het eind van het wetgevingstraject wetgeving
krijgt plus een stapel stukken. Je zou eigenlijk moeten beginnen met een beleidsnota
met verschillende alternatieven als het kabinet wetgeving van plan is. Dat betreft
artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet: wat is het doel? Dan kan zo veel mogelijk informatie
al met de Kamer gedeeld worden, ook onderzoeksrapporten en ambtelijke adviezen over
varianten. Dan heb je het debat in de Kamer en kan wetgeving voorbereid worden. Het
lijkt mij dat dit soort zorgen in het politieke debat, dan wel in de commissie-Van
der Staaij 2, dan wel in het overleg van de Kamervoorzitter met het kabinet aan de
orde zouden moeten komen. Ik zie er geloof ik een beetje tegenop dat we aan het eind
van het wetgevingstraject nog veel meer informatie krijgen en dat uiteindelijk de
positie van de Kamer niet versterkt wordt.
De voorzitter:
Ik voel heel erg met deze vraag mee, zeg ik geheel onafhankelijk als technisch voorzitter,
maar niet heus.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja, ik voel daar ook heel erg in mee. Sterker nog, ik heb dit in de eerste weken van
mijn voorzitterschap ook meegegeven aan de Minister-President omdat ik dit ook vind.
Dit is een voorbeeld van acties die je eigenlijk al sneller in gang kan zetten en
waarvoor je niet hoeft te wachten op de commissie-Van der Staaij. Ik merkte dat dit
bij de demissionaire Minister-President goed ontvangen is. Op dit moment wordt er
op ambtelijk niveau overlegd hoe dat vorm en inhoud kan krijgen, want dat deel ik.
Het is nu zo dat je aan het einde van de rit een wet krijgt met daarbij ook nog heel
veel informatie. Dat moet veel gestroomlijnder en eerder. Dat is precies de vraag
die ik ook heb uitgezet en besproken met de Minister-President en er wordt nu op ambtelijk
niveau handen en voeten aan gegeven. Als daar iets moois uitkomt, wordt de Kamer daarover
natuurlijk geïnformeerd. Dus dit is al opgepakt.
De heer Snels (GroenLinks):
Uitzonderingen daargelaten, zoals spoedwetgeving – er kan altijd iets gebeuren – zou
de politieke uitspraak of het geluid vanuit de Kamer richting het kabinet dan kunnen
zijn: prima als u wetgeving voorbereidt, maar wij willen eerst een debat voeren over
beleidsnota's. Dat zou dan de consequentie, de werkwijze zijn als eerste optie.
Mevrouw Bergkamp (D66):
En precies daarover, over hoe je dat precies gaat doen, moet het ei nog worden gelegd.
Dat is namelijk nieuw. Daarin moeten we elkaar ontdekken, als Kamer en als kabinet.
Daar spelen ambtenaren een belangrijke rol in. En dat moet dus echt nog handen en
voeten krijgen. Dat is nu nog niet zo ver. Dus daar moeten gesprekken over plaatsvinden,
waarbij de ambtenaren in een wat meer ontspannen omgeving er ook informatie over kunnen
geven. Dus dat is echt wel een actiepunt dat we me elkaar moeten doen. Absoluut.
De voorzitter:
Namens de SP-fractie zou mijn opmerking daarover dan zijn dat ik eigenlijk niet wil
wachten tot Van der Staaij en tot het kerstreces omdat de trein bij de regering en
bij alle voorbereidingen op de ministeries gewoon al rijdt. Ik ben echt bang dat waar
die nu al rijdt, we het straks niet eens zijn met de snelheid of met de bestemming.
Ik vind dan ook dat we daar nu op moeten springen. Mijn verzoek was ook om dat nu
te gaan doen. Er kan met alle beste wil in de ambtelijke kokers gedacht worden dat
de Kamer erop zit te wachten maar misschien is dat dan toch niet wat het is, omdat
juist vaak de ambtelijke lijn en de Kamer als instituut op een ongezonde manier tegenover
elkaar worden gezet. Dus ik pleit heel erg voor dat aan tafel komen met elkaar. Dat
staat ook in de motie die ik heb voorbereid. Als u zegt dat u het verzoek van mevrouw
Leijten eigenlijk een beetje in die commissie-Van der Staaij wil fietsen, dan zeg
ik dat dit wat mij betreft wel twee hele andere dingen zijn. Dus ik zou de Voorzitter
graag willen vragen om daarop te reageren.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Kijk, het is niet mijn doel om dingen in elkaar te fietsen. Als ze er niet bij horen,
dan doe ik het niet, maar ik zit na te denken over hoe je nou op een slimme manier
dingen eventueel kan combineren. Wat we zouden kunnen doen, is het volgende. Op 5 juli
is het politieke debat. Ik denk dat dat een hele belangrijke is. Ik heb een gesprek
op 5 juli en op basis daarvan kunnen we kijken wat er nodig is en vervolgens kunnen
we het gaan hebben met elkaar over de hoe-vraag. U heeft de motie nog niet ingediend
maar u wappert er wel zichtbaar mee. Ik hoop dat u die dan wil aanhouden totdat dat
overleg met de Kamer op 5 juli geweest is. Dan heb ik ook kans gehad, ook waar het
gaat om het ambtelijk overleg dat er is, om dat veel meer handen en voeten te geven.
We kunnen eventueel ook kijken of dat overleg nog wat naar voren gehaald kan worden.
Vervolgens kan de Kamer op basis daarvan zeggen of dit voldoende richting geeft of
dat er iets anders nodig is. Ik noemde de commissie-Van der Staaij omdat gelet op
de motie-Dassen de informatievoorziening ook een belangrijke rol heeft. Als u mij
iets meer tijd geeft, kan ik ook kijken wat de raakvlakken zijn en wat eventueel iets
heel anders is. Zo zouden we het volgens mij kunnen aanvliegen met voldoende stevigheid
en snelheid. Dus 5 juli, kijken naar de twee overleggen die geweest zijn, kijken wat
de commissie-Van der Staaij kan doen en dan is het uiteindelijk aan de Kamer hoe ze
dat verder wil organiseren.
De voorzitter:
Dan interpreteer ik dat antwoord als een uitnodiging om de motie wel in te dienen,
omdat er dan verschillende ingrediënten op tafel liggen waaruit gekozen kan worden.
We hebben natuurlijk met z'n allen voor die motie-Dassen gestemd omdat het goed is
om daarnaar te kijken, maar dat moet niet de rem zijn op het gesprek nu omdat er nu
van alles gebeurt in de beleidskokers van de ministeries. Dat is denk ik vooral mijn
oproep. Wij krijgen bij de commissie voor Binnenlandse Zaken allemaal brieven binnen
met vragen als: hoe gaat het nu verder per 1 juli en wordt er meer openbaar? Het voornemen
is inderdaad om beleidsnotities te maken. Maar ik wil straks niet geconfronteerd worden
met «nou, tuttuttut, mevrouw Leijten vraagt weer om stukken, terwijl we toch een nieuwe
werkwijze hebben», terwijl wij die werkwijze zelf nooit hebben vastgesteld. Daar zitten
we nu een beetje in en daar gaat dit over.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik nodig u niet uit om een motie in te dienen; dat is aan u. Maar ik wil u wel vragen
om even te kijken naar de verschillende acties die lopen. Het is niet zo dat er nu
niets gebeurt. Er is dat overleg van de commissie. Op 5 juli heb ik een overleg. We
kijken ook naar de commissie-Van der Staaij voor wat er gaat gebeuren met de informatievoorziening.
Bij het overleg met de voorzitters heb ik aangegeven dat Algemene Zaken heeft aangeboden
om in contact te gaan met de Kamer, om het met de voorzitters te hebben over allerlei
vragen: hoe gaan we om met informatie en met de rol van de ambtenaren? Er is dus wel
degelijk behoefte om nader tot elkaar te komen, en daarvoor worden ook initiatieven
genomen. U vraagt, zo zeg ik via de voorzitter, hoe we dat dan gaan doen. Dat is een
terechte vraag, want het is belangrijk dat we op die wagen blijven zitten met elkaar.
Alleen, het lijkt me goed om op basis van al die initiatieven even te kijken welke
richting het uit gaat: is dat voldoende of is er nog iets extra's nodig? Dat is eigenlijk
de portee van mijn opmerking.
De voorzitter:
De Kamervoorzitter vervolgt haar betoog.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb al veel gezegd over de informatiepositie, maar daarover
zijn nog een aantal specifieke vragen gesteld.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Excuus, het heeft er misschien mee te maken dat ik hier nog niet zo heel lang zit,
maar hoe zit het nu concreet? Er worden best wel wat toezeggingen gedaan en daar ben
ik ook blij mee, want het gaat wel om dingen waar wij naartoe willen, maar ik ben
op zoek naar wat wij concreet gaan doen. Wanneer komt er dan een voorstel over al
die punten die we in diverse debatten hebben samengepakt, met een tijdlijn en acties?
Daar ben ik wel naar op zoek.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Even kijken of ik uw vraag goed begrijp. Bedoelt u dit met betrekking tot het punt
van de informatievoorziening of bedoelt u het in het algemeen, voor hoe we in de wereld
omgaan met ...?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
We hebben straks een werkgroep. We hebben hier verschillende signalen afgegeven over
zaken die we graag naar voren willen halen, omdat we dat belangrijk vinden. Ik merk
dat iedereen iets heeft van: ja, daar moeten we iets mee en daar moeten we snel iets
mee. Ik heb er wel behoefte aan om dat concreter te maken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja, dat snap ik. Volgens mij hebben we nu het volgende gezegd. We hebben op 5 juli
een debat met het kabinet over de beleidslijnen voor die stukken. Dat debat zal een
bepaalde uitkomst hebben. Ik weet niet wat die uitkomst zal zijn, want het debat moet
nog plaatsvinden, maar ik denk dat dat belangrijke input is voor het vervolgtraject.
Ik heb zelf op 5 juli een overleg met de demissionair Minister-President en Binnenlandse
Zaken om het hierover te hebben. Het lijkt mij heel goed om te kijken wat daar uitkomt
en om, als dat concreet is, de Kamer daarover vanuit mijn positie als Kamervoorzitter
te informeren. Ik ga in gesprek met de heer Van der Staaij om te kijken wat hij vanuit
zijn commissie, vanuit zijn werkgroep, kan doen rakende dit onderwerp. En ik wil via
de ambtelijke lijn kijken hoe de overleggen over dit onderwerp nu zijn en of daar
concrete afspraken over zijn. Dat kan allemaal samenkomen rond 5 juli of daarna. Dan
is het natuurlijk aan de Kamer om te kijken of we meer nodig hebben. Mevrouw Leijten
heeft een motie aangekondigd, maar die gaat ze hopelijk aanhouden. Het kan ook zijn
dat mevrouw Leijten haar motie gaat wijzigen op basis van alle informatie die er dan
is; dat zou ook zomaar kunnen. Dat is concreet wat ik heb aangegeven.
Met uw goedkeuring, voorzitter, ga ik dan naar de specifieke vragen die gesteld zijn.
Ik ben trouwens ook, zo zeg ik in aanvulling op het voorgaande, in gesprek met de
Raad van State over dit onderwerp. Het is denk ik goed om dat aan te geven. De Raad
van State heeft een heel goed rapport dat echt lezenswaardig is voor alle Kamerleden.
Daarin staat alles in een nutshell heel duidelijk omschreven over dit onderwerp, vind
ik. Daar ben ik dus ook mee bezig.
Mevrouw Leijten heeft gevraagd: wat vindt de Kamervoorzitter van de manier waarop
er nu soms over de Kamer wordt geschreven? Zij had het onder andere over «een stempelmachine»
en «tegenmacht». Dat vind ik niet terecht. Ik vind dat wij een goed parlement hebben.
Ik vind dat we soms best onze borst naar voren kunnen drukken om dat ook kenbaar te
maken. Er zijn parlementen die met veel jaloezie naar ons parlement kijken vanwege
de levendigheid. U moet maar eens kijken, zo zeg ik via de voorzitter, naar een debat
in het Belgisch parlement; niets ten nadele daarvan, maar dat is echt anders. Het
is echt een andere cultuur. Soms kun je parlementen daarin ook niet met elkaar vergelijken.
Er is ook een vraag gesteld over de media-aandacht voor de verschillende debatten,
waarbij gesteld werd dat er meer aandacht van de media is voor de wat grotere debatten
en dat iedereen zich daar dan voor inschrijft en niet voor de kleine debatten. Ik
zie dat ook. Ik vind dat de media daar ook niet altijd zo bepalend in moeten zijn.
Dat is misschien ook wel een reflectieve vraag van mij aan de Kamer. Wij gaan over
de inhoud. Initiatiefwetgeving is belangrijk, wetgeving is belangrijk, en dat is onze
focus. Dat is onze belangrijkste focus. Maar dat de media in die interactie een rol
spelen, moge duidelijk zijn. Maar ik ben niet blij met de titulatuur «stempelmachine».
Zijn er dingen die we met elkaar moeten verbeteren? Zeker. We hebben als Kamer nog
niet het debat gehad over de kinderopvangtoeslag, maar natuurlijk hebben wij als Kamer
hier zelf ook een rol in. We moeten ook kritisch zijn over ons eigen functioneren,
maar dat is wat anders dan de Kamer wegzetten.
Er zijn ook vragen gesteld over de wetgeving. Ik vind dat we daar meer tijd aan moeten
besteden en daar soms op een andere manier mee om moeten gaan. Ik probeer daar vanuit
mijn rol als Voorzitter ook op te drukken, bijvoorbeeld door soms tegen een ministerie
te zeggen: daar is nu geen tijd voor. Maar uiteindelijk vindt de besluitvorming plaats
in de commissie. Daar heb ik mij dan ook als Voorzitter aan te houden.
D66 heeft gevraagd of de werkgroep-Van der Staaij ook gaat kijken naar de ambtelijke
ondersteuning. Ja, wil ik daarop antwoorden. Ik kijk daarbij ook naar internationale
voorbeelden, bijvoorbeeld naar de staf en ondersteuning van het Congres in de Verenigde
Staten. Ik vind het heel goed om te kijken wat je daarvan kan leren, zowel van de
individuele ondersteuning als van het Congres als geheel, maar ook van publicaties
en onderzoeken. Onderdeel van de werkgroep-Van der Staaij is ook om te kijken naar
de toerusting. Ik wil er dan ook echt wel feitelijk naar kijken, ook in gesprek met
de staf, de ondersteuning en de Kamerleden, waar behoefte aan is, zeker gezien het
feit dat we nu met meer fracties en ook met kleinere fracties zijn. Wat is de behoefte
van die fracties? Ik heb het idee dat Bureau Wetgeving eigenlijk gewoon op orde is
qua aantal. Maar op het moment dat je een nieuwe dienst wil aanbieden, met wat meer
onderzoek en wat meer op het gebied van de techniek, moet je misschien gaan uitbreiden.
Maar dat zijn gesprekken die de commissie-Van der Staaij zou moeten voeren.
D66 heeft ook een vraag gesteld over het tijdpad van de werkgroep. Ik ga daarvoor
in overleg met de commissie. Ik zou willen dat er in ieder geval voor het kerstreces
een aantal resultaten zichtbaar zijn, want ik deel met uw Kamer dat die voorspoedigheid
er moet zijn.
De heer Sneller (D66):
Met het risico «we want it all and we want it now»: ik had over die extra ondersteuning
opgemerkt dat het zonde zou zijn om dat begrotingsjaar te laten verlopen. De begroting
van de Staten-Generaal kunnen we als noodgreep gewoon weer in het najaar behandelen,
maar het zou wel goed zijn als die werkgroep dat punt in ieder geval voor die tijd
heeft geadresseerd. Ik heb een aantal keer gehoord «de Kamer als geheel», maar ik
heb ook een collega die er heel duidelijk over was dat hij meer aan persoonlijke ondersteuning
zou hebben. Dat vraagt er wel om om die keuzes vóór het volgende begrotingsjaar te
maken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben het eens met de heer Sneller van D66. Ik heb er zelf ook een betrokkenheid
in om te kijken of we daar niet al sneller iets moeten doen. Maar ik vind het wel
belangrijk om zorgvuldig te bekijken welke behoefte er is en wat we nu hebben, en
om dat bij elkaar te brengen. Het zou namelijk heel vervelend zijn als je iets gaat
optuigen waar uiteindelijk geen behoefte aan is, of als je iets optuigt wat net niet
aansluit of wat we al hebben. Het vergt dus iets meer tijd om daar echt de goede keuzes
in te maken. Maar ik ben wel bereid om daar zelf ook bij betrokken te zijn en om tegen
de commissie-Van der Staaij te zeggen: ga goed in gesprek met beide kanten, met de
Kamer, en kijk wat we al hebben, om te zorgen voor een goede match.
Voorzitter. Ik ga door naar het derde blokje, de instrumenten van de Kamer. Ik denk
dat ik daar al heel veel over gezegd heb. Misschien tot slot nog even iets over de
parlementaire onderzoeken en enquêtes. Woensdag ligt er in het Presidium een voorstel
van de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening. Als wij daarmee instemmen,
gaat een tijdelijke commissie een onderzoeksvoorstel maken om te komen tot een parlementaire
enquête. Het is, denk ik, wel belangrijk om aan te geven dat dat weer een nieuwe parlementaire
enquête is. Belangrijk. Maar we hebben dan twee parlementaire enquêtes lopen, en dat
vergt ook best wel wat van de organisatie. Dat gaan we regelen. Maar ik wil wel zeggen
dat het ook wat vergt van de Kamerorganisatie zelf. Ik zie dat we veel werkgroepen
hebben en dat er veel participatie wordt gevraagd. Ik denk dus dat we met elkaar kritisch
moeten kijken wat we kunnen en wat de fasering daarin is. Wij zullen die afweging
in het Presidium ook steeds maken aan de hand van de vraag hoeveel staf en ondersteuning
er is. Maar het is ook een oproep aan ons allemaal om kritisch te kijken naar de werkgroepen
die er zijn en hoe we dat moeten doen.
Ik ga naar het vierde blok, de werkdruk. Uit alles wat we vandaag met elkaar bespreken,
blijkt dat er heel veel werk wordt verzet, dat we eigenlijk nog meer zouden willen
doen maar dat we het ook allemaal goed willen doen. Ik constateer dat we ook op zoek
zijn naar evenwicht. We willen het werk goed doen, we weten dat het bij het vak van
Kamerlid hoort dat je heel hard werkt, maar ik vind het ook belangrijk – dat heb ik
ook tijdens de voorzittersverkiezing gezegd – dat er balans is, dat er ruimte moet
zijn voor ontspanning, dat er tijd moet zijn voor vrienden, familie en het gezin.
Ik heb net al aangegeven dat ik een gesprek heb gehad met de demissionair Minister-President
over het tijdig betrekken van de Kamer bij wetgeving. Dat is ook zo'n onderwerp. Ik
spreek op dit moment ook met fractievoorzitters, journalisten en Kamerleden over dit
thema. Als we het hebben over werkdruk, dan valt dat natuurlijk niet onder één noemer
te brengen. Hoe je omgaat met werkdruk, is natuurlijk ook iets persoonlijks. Wat de
een opvat als werkdruk, vat de ander niet op als werkdruk. Feit is wel dat we heel
veel doen. Ik zie daar ook een stijgende lijn in en voel het als mijn verantwoordelijkheid
om te kijken hoe we bijvoorbeeld de voorspelbaarheid van de agenda wat kunnen vergroten.
Een van de eerste dingen die ik deed betreft het coronadebat. Dat was op woensdag,
hoewel we de brief over het coronadebat dinsdagavond laat of soms zelfs 's nachts
kregen. Dat heb ik dus verschoven naar de donderdag, als iedereen kan, om ook wat
lucht en tijd te hebben om überhaupt goed te kijken naar de informatie. Ik probeer
ook wat streng te zijn over het stemmen, wetende dat het een recht is van ieder Kamerlid.
Ik ben ook aan het kijken hoe we in Den Haag de bedrijfsgeneeskundige zorg voor Kamerleden
kunnen invoeren. Dat kan nu nog niet, want er is geen werkgever-werknemersrol, maar
door de aangepaste Wet schadeloosstelling is er voor mij als Voorzitter wel een mogelijkheid
om dat aan te bieden. Een aantal Kamerleden heeft al eerder bij mij aangegeven dat
het mooi zou zijn om daar gebruik van te kunnen maken, zeker voor Kamerleden in de
regio die niet altijd de gelegenheid hebben om in hun eigen plaats op zoek te gaan
naar een bedrijfsarts of bedrijfsgeneeskundig iemand. Dat zou in Den Haag dan wel
kunnen. Het gaat dan met name over preventie, het voorkómen van een aantal zaken.
De Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel nu in behandeling. Ik wil wel met de Kamerleden
kijken waaraan er precies behoefte is, zodat ik straks niet kom met een voorziening
waarvan geen gebruik wordt gemaakt. Er moet dus een match zijn met waaraan er behoefte
is, maar ik ben zeker van plan om te kijken hoe we dat kunnen doen. Terwijl we dit
debat hebben, zit een aantal collega-Kamerleden ziek thuis vanwege een burn-out. Vanaf
deze plaats wens ik hun alle beterschap toe. Ik hoop ook dat we hen na het zomerreces
weer in ons midden kunnen verwelkomen. Het is een verantwoordelijkheid van ons allemaal,
ook van mij als Voorzitter. Ik ga er mijn uiterste best voor doen met de voorziening,
met de Kameragenda en met het reflectief zijn – de brief komt eraan – maar het is
ook belangrijk dat u met elkaar gaat kijken hoe we de balans er meer in kunnen houden.
Even kijken. Dit is wel een belangrijke. Er zijn ook vragen gesteld over het Kamerpersoneel
in coronatijd. Er is een aantal vragen gesteld over een onderzoek. Er zijn twee onderzoeken
geweest, eentje vorig jaar en eentje dit jaar, specifiek gericht op de coronatijd
van de Kamerorganisatie. Daaruit blijken eigenlijk twee opvallende dingen, als ik
ze naast elkaar leg. Het ene is dat meer Kamerbewoners zich wat meer op afstand voelen
van de Tweede Kamer. Dat is niet positief. De groep die wat loskomt van de Kamerorganisatie,
is toegenomen. Je kunt ook zeggen dat loskomen van je werk fijn is, maar in dit geval
zou ik het eerder definiëren als «vervreemd raken». Dat is niet goed. Wat we doen,
is met de Griffier en met alle afdelingshoofden zorgen dat die mensen weer meer aan
boord komen, om ze bij de organisatie te houden. Daar moeten we nog meer in doen.
Gelukkig komen er nu versoepelingen, waardoor de hoop is dat dat wat makkelijker zal
gaan. Daar zit een belangrijk aandachtspunt. Het tweede aandachtspunt als het gaat
over corona zit ’m erin dat mensen wat meer RSI-achtige klachten hebben, dus problemen
aan het bewegingsapparaat. Hoewel we de beschikbaarheid hadden over zaken in bruikleen
en advies van de ergonomist, en soms ook een bedrag om bepaalde zaken aan te schaffen,
zie je toch – misschien herkennen we het allemaal – dat je door het thuiswerken meer
zit en toch een beetje te veel zó, waardoor mensen toch wel wat problemen hebben met
het bewegingsapparaat. Daar zitten we bovenop. Dat zijn de twee belangrijkste constateringen
uit het coronaonderzoek. Straks zal ik nog wat zeggen over het werkbelevingsonderzoek,
waarmee we natuurlijk ook van start gaan.
Ik ga alweer naar het volgende kopje, voorzitter. Het gaat lekker, denk ik; hoop ik!
Daar zijn ook veel over vragen gesteld: integriteit en ongewenste omgangsvormen. Integriteit
kan net iets anders zijn dan ongewenste omgangsvormen, maar volgens mij hebben we
het over gedrag dat we niet met elkaar willen. Dat kan pesten zijn, dat kan discriminatie
zijn, dat kunnen ongewenste omgangsvormen of integriteitsschendingen zijn. Ter voorbereiding
op dit debat heb ik gekeken wat daarover is gesteld in de Raming van vorig jaar. Het
viel mij op dat daar toen geen vragen over zijn gesteld en dat het debat daar niet
over ging. Ik heb ook even gekeken of er vragen over zijn gesteld in de nota. Daar
zijn er ook geen vragen over gesteld. Ik ga er dus van uit dat de hernieuwde belangstelling
voor dit onderwerp voortkomt uit een aantal artikelen in de krant. Laat ik dat ook
maar even op deze manier beetpakken, hoewel ik zelf altijd heb gesteld: emancipatie
en een veilige werkplek zijn werkwoorden en daar moet je altijd aandacht aan besteden,
want het vraagt onderhoud.
Het is goed om te stellen dat wij nog niet zo lang geleden, september 2020, met elkaar
een gedragscode hebben vastgesteld. Dat is een verzameling van alle integriteitsregels
die we met elkaar hebben. Ze zijn daarin vervat. We hebben met elkaar vastgesteld
dat er een college integriteit komt, omdat we in meerderheid concludeerden dat er
geen handhaving is, noch onderzoek. Met de komst van het college is dat er nu wel.
De gedragscode is vanaf 1 april in werking getreden en eind april zijn de leden van
het college benoemd: een voorzitter en twee leden. Iedereen kan daar een klacht indienen
als het gaat over zaken die de gedragsregels bevatten. Er zijn drie uitzonderingen
op: zaken van vóór 1 april, strafrechtelijke zaken – daarvoor moet je naar de politie
gaan – en zaken waar in de Kamer een andere autoriteit voor bestaat. De plenaire zaal
valt onder mijn jurisdictie, met alle ondervoorzitters. Daar hoort een college dus
niet naar te kijken, maar voor de rest is het aan het college.
Daarnaast hebben we een adviseur op het gebied van integriteitsvragen: mevrouw Biesheuvel.
De PvdA refereerde al aan mijn brief met een overzicht van wat wij allemaal doen.
Ik denk aan het ongewenste-omgangsbeleid voor fractieleden en voor Kamerbewoners.
We hebben een klachtencommissie. We hebben integriteitsadviseurs en adviseurs ongewenste
omgangsvormen. Twee verschillende smaken, zal ik maar zeggen. Soms hebben de fracties
eigen vertrouwenspersonen. We proberen te stimuleren dat er medewerkerstevredenheidsonderzoeken
plaatsvinden en dat er goede communicatie is, zodat iedereen weet waar naartoe te
gaan. Ik heb ervoor gepleit om er ook aandacht aan te besteden in de Kamerbode. Dat
even om te schetsen wat we allemaal hebben.
De laatste tijd is er veel gesproken, maar vooral geschreven over ongewenste omgangsvormen.
Laat ik nog eens een keer benadrukken dat ik het als Voorzitter heel belangrijk vind
dat iedereen in dit gebouw veilig zijn werk kan doen. Berichtgeving over intimidatie
of seksueel grensoverschrijdend gedrag dat er mogelijk is – berichten in een krant
op basis van anonimiteit zijn nog niet de werkelijkheid – raakt mij. Het raakt vaak
vrouwen. Of het nu gaat om intimidatie, pesten of andere ongewenste omgangsvormen,
ik vind het onaanvaardbaar. Dit gedrag hoort op geen enkele werkvloer plaats te vinden,
dus ook niet in onze Tweede Kamer. Het is pijnlijk en mogelijk traumatisch voor de
slachtoffers. Een aantal leden heeft er al op gewezen dat de Tweede Kamer ook een
voorbeeldfunctie heeft. We liggen ook hierin onder een vergrootglas. Ik ben blij dat
de leden hier een inbreng over geleverd hebben, want dit moet besproken worden. Het
mag geen taboe zijn. Ik ijver daarvoor, samen met het hele Presidium. Er hoort ook
bij – zeg ik – zorgvuldigheid, voorzichtig zijn met oordelen en doorverwijzen naar
de juiste kanalen. Het ergste wat je kan doen is verwachtingen bij slachtoffers wekken
of geen hoor en wederhoor toepassen. Daarom hoort een verwijzing naar de juiste kanalen
erbij.
We hebben er al veel in geïnvesteerd, maar ik vind het belangrijk om te blijven nadenken
of het voldoende is. Ik ben als Voorzitter onafhankelijk en ik moet uitvoeren en verdedigen
wat wij als Kamer in meerderheid met elkaar hebben vastgesteld. Dat is nog niet zo
lang geleden gebeurd. Na allerlei discussies hebben we nu een instrumentarium waarvan
we zeggen: daar kunnen mensen terecht. En voor mensen die onterecht worden beschuldigd,
is er die mogelijkheid van dat onderzoek.
Wat we in het Presidium hebben afgesproken in aanvulling op alles wat we nu hebben
en wat we nog niet zo lang geleden met elkaar hebben uitgediscussieerd en aangenomen,
is dat we ook gaan kijken of we nog kunnen leren van andere parlementen. Zijn er parlementen
waar we wat van kunnen leren? Toen ik net Voorzitter was, heb ik goed gekeken naar
de gedragscode. Het viel mij op dat ongewenste omgangsvormen daar niet in staan. Ik
dacht: goh, hoe zit dat nu? In het Presidium hebben we erover gesproken. Deze week
hebben we een kennismakingsgesprek met het college integriteit. Wij willen met het
college bespreken of die gedragsregels voldoende concreet en duidelijk zijn als het
gaat om die ongewenste omgangsvormen. Dan gaan we dus ook doen. We hebben trouwens
met uw goedkeuring wel afgesproken dat het college onafhankelijk is en op basis van
jurisprudentie zelf ook kan komen met aanbevelingen of dingen aangescherpt moeten
worden of veranderd. Die vrijheid heeft het college. Dat heeft de integriteitsadviseur
trouwens ook, mevrouw Biesheuvel.
We gaan het dus internationaal nog kijken, we gaan in gesprek met het college en wat
ik zelf wil doen – dat heeft te maken met mijn hr-achtergrond – is ook intern cursussen
aanbieden zodat men zich bewust wordt van mechanismen die er eventueel zijn. Die cursussen
wil ik ook ter beschikking stellen aan de fracties, als dat op prijs wordt gesteld.
Dat nog even in aanvulling.
Er is ook een vraag gesteld over het aantal meldingen bij het college. Wat gaat de
Voorzitter daar misschien mee doen? Het college is onafhankelijk en hoeveel meldingen
er zijn, is echt aan het college, evenals van welke aard die meldingen zijn. Het college
is onafhankelijk en staat buiten de Kamer, daar hebben wij voor gekozen met elkaar.
Het is wel zo dat het college, net zoals mevrouw Biesheuvel als integriteitsadviseur,
jaarlijks komt met een evaluatierapportage, waarin we kunnen lezen wat er is gebeurd.
Vergt dat een aanscherping? Moeten we nog meer dingen doen?
Het moge duidelijk zijn dat ik, waar het gaat om de Kamerorganisatie – laat ik daar
nog even de nadruk op leggen – samen met de Griffier wat meer mogelijkheden heb. Daar
is Arbowetgeving voor en daar heb ik de directe verantwoordelijkheid voor. U weet
ook dat ik een medewerkerstevredenheidsonderzoek ga doen, een werkbelevingsonderzoek.
Dat heet in deze Kamer een wbl. Dat ga ik naar voren doen, maar aanvullend wil ik
ook een kwalitatief onderzoek doen naar die sociale veiligheid. Ik krijg namelijk
structureel te veel signalen dat er zorgen zijn over de sociale veiligheid in de Kamerorganisatie.
Vandaar dat ik heb gezegd – die vraag is terecht gesteld – er is al een werkbelevingsonderzoek,
maar daar kun je niet alles uit halen, omdat het kwantitatief is. Voor het onderwerp
sociale veiligheid wil ik meer de diepte in gaan en overweeg ik of we daar niet ook
een kwalitatief onderzoek aan toe kunnen voegen. Dat kunnen we gelijk laten lopen
en aan het eind van het jaar kijken wat het ons leert. Ik wil dat ook met het Presidium
bespreken.
Dan wil ik nog even ingaan op de vraag van mevrouw Leijten over de huisregels. Die
heeft mij enorm getriggerd. Ik heb de huisregels zelf aangescherpt op het gebied van
de coronaregels, de mondkapjes en sanctiemogelijkheden. Dat hebben we aangepast. Maar
ik vind het een heel goede suggestie om ook te kijken wat we nog meer kunnen doen
als goede huisbaas. Daarbij moet ik wel zeggen dat het Rijksvastgoedbedrijf de huisbaas
is. Helaas, maar dat wil niet zeggen dat we niet in goed overleg met hen een aantal
dingen kunnen afspreken. Ik ga de suggestie van mevrouw Leijten meenemen naar het
Presidium om te bezien wat we vanuit die verantwoordelijkheid nog meer kunnen doen,
kijkend naar de huisregels.
Voorzitter. Ik kijk nog even of ik nu alle vragen heb beantwoord. Volgens mij wel.
De voorzitter:
Ik heb even rondgekeken. Op dit onderwerp wilden de heer Sneller en de heer Snels
nog een vraag stellen. De Voorzitter mag haar microfoon uitdoen, anders kunnen de
kijkers thuis niet zien wie de vraag stelt. Dat is de ervaring die wij hier hebben
door de commissiedebatten van tegenwoordig. De heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Die laatste opmerking over de huisbaas geeft wel de afhankelijkheid van de uitvoerende
macht weer even mooi aan, dat wij voor onze huisregels afhankelijk zouden zijn daarvan!
Voorzitter. Ik kom nog heel even terug op seksuele intimidatie. De Voorzitter zegt:
strafrechtelijk gesanctioneerde vergrijpen vallen niet onder de gedragscode. Zijn
wij dan voor die vergrijpen – wat je niet van tevoren weet totdat de rechter een uitspraak
heeft gedaan – helemaal afhankelijk? Zal het college zich onthouden van een uitspraak
totdat er wel of niet aangifte is gedaan en dat wel of niet helemaal zijn beloop heeft
gekregen in de juridische procedure enerzijds? En anderzijds, wanneer is er dan bij
seksuele intimidatie of soortgelijke vergrijpen sprake van «een gedraging die het
gezag of de waardigheid van de Kamer in ernstige mate schaadt», zoals het in de toelichting
op de integriteitsregels staat? Dat had in ieder geval ik in mijn hoofd toen ik mijn
fractie adviseerde over die gedragscode. Dat staat daar als «vallend binnen de reikwijdte».
Mevrouw Bergkamp (D66):
Een terechte vraag. Even heel logisch nadenkend wil ik daarbij wel aangeven dat het
college gaat over de eigen interpretatie van wat onder die gedragsregels valt en wat
waardigheid is. Er is door deze Kamer bewust voor gekozen om daar ruimte in te bouwen,
zodat het college daar een eigen invulling aan kan geven. Dat is wat we met elkaar
hebben afgesproken. Als het gaat over verkrachting en stalking, wat strafrechtelijk
is, kan ik me voorstellen dat je naar de politie moet gaan. Dan moet je aangifte doen,
zodat er een opsporing of forensisch onderzoek kan plaatsvinden. Maar juist als het
gaat over ongewenste omgangsvormen zit je in feite in een soort grijs gebied. Je kunt
naar de politie gaan en je kunt naar het college gaan. Dat is nou net het gesprek
dat we woensdag met het college willen hebben. Allereerst heb je die gedragsregels,
concreet als het gaat over die ongewenste omgangsvormen. Waar zit dan dat gebied tussen
het een en het ander? Het kan best zijn dat het college zegt: we willen gewoon ervaring
opdoen en op basis van casuïstiek kijken of dit het juiste is en of het aanscherping
behoeft. Ik vind het dus een terechte vraag. Het is onderdeel van het gesprek dat
we hebben met het college.
De heer Sneller (D66):
Ik denk niet dat de Voorzitter het zo bedoelt, maar volgens mij moeten we niet wachten
totdat we genoeg casuïstiek in deze sfeer hebben opgebouwd. We moeten als Kamer – in
het kader van wetgeving was er sprake van te open normen – ook naar onszelf kijken.
Het college moet wel uitspreken, desnoods desgevraagd en zonder dat er een concrete
klacht ligt, dat dit soort gedragingen het gezag en de waardigheid van de Kamer in
ernstige mate schaadt, los van het gegeven dat er een individuele casus ligt. Anders
moeten wij kijken of wij die concretisering van mevrouw Biesheuvel kunnen krijgen
of we moeten daar als Kamer opnieuw een uitspraak over doen. Maar laten we het niet
te veel afwachten.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik concludeer dat de Kamer zelf een open gedragscode heeft geformuleerd. Daar heeft
de hele Kamer mee ingestemd. Daar staat «ongewenste omgangsvormen» niet in. Maar ik
ben met u ook van mening dat het belangrijk is om daar wel duidelijkheid over te krijgen.
Vandaar dat het gesprek daarover met het college woensdag is.
De heer Sneller (D66):
Horen wij daar dan ook over, zodat wij desnoods actie kunnen ondernemen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Zeker. Ik vind het heel goed om dat terug te koppelen.
De heer Snels (GroenLinks):
Precies op dit punt. Misschien heeft de Kamervoorzitter gelijk dat we er eerdere jaren
niet over gediscussieerd hebben, maar het is niet voor niks dat we het nu wel doen.
Er zijn zorgen over, bij de fracties, bij medewerkers, bij het personeel. Ik snap
dat de Kamervoorzitter met het college in gesprek gaat over die gedragscode, over
of die scherp genoeg gedefinieerd is. Ik begrijp ook dat de Voorzitter gaat kijken
naar internationale parlementen, om te zien of we lessen kunnen trekken uit het buitenland.
Ik vind het wel belangrijk dat de Kamervoorzitter daar dan ook over gaat communiceren,
dat ze dit soort acties gaat communiceren naar alle Kamerbewoners. Ik bedoel dat ze
deze aanpak gaat toelichten, inclusief de problemen en dilemma's die ze daarbij ziet,
en dat ze uiteindelijk de Kamer gaat informeren over wat daaruit gekomen is. Er is
namelijk wel enige onrust, denk ik.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben het daarmee eens. Dat is ook de reden waarom we in de Kamerbode al vrij snel
aandacht hebben besteed aan waar je voor wat moet zijn. Vorige week is er een brief
uitgegaan over wat we allemaal doen. Ook hebben we deze week dat overleg met het Presidium.
Gewoonlijk ga je als Presidium daar een besluit in nemen. Dan wil je een akkoord van
het Presidium en dan breng je het naar buiten. Ik vind dat wel een hele mooie volgorde,
omdat we het met elkaar doen als Presidium. Als we dat overleg woensdag hebben en
er concrete zaken uit komen, dan brengen we die zeker naar buiten, als het Presidium
daarmee akkoord gaat. Eigenlijk zijn we het daarin dus met elkaar eens. Het is belangrijk
dat er duidelijkheid komt over wat we doen en wat we al hebben.
De voorzitter:
Dan zou ik zelf nog een vraag willen stellen over het idee van de huisbaas. Ik denk
dat het toch echt de Tweede Kamer is die gaat over wie hier wel of niet gehuisvest
wordt. Op het moment dat je grenzen overgaat, meerdere keren, moet je daar consequenties
aan kunnen verbinden. Dat het gebouw dan van Rijksvastgoed is, is volgens mij niet
relevant.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk dat het beide is. Als er in het gebouw wordt gerookt op een plaats waar dat
niet mag en er is rookgevaar, dan moet het Rijksvastgoedbedrijf de inspectie erop
afsturen. Maar we hebben natuurlijk wel een goede samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf
en hebben daarin bijvoorbeeld dit onderwerp al met elkaar besproken. Ik denk dat ik
mevrouw Leijten goed begrijp: het zou niet moeten leiden tot een onduidelijke situatie.
Want mevrouw Leijten heeft wel gelijk dat de Tweede Kamer óns gebouw is, misschien
niet zozeer de stenen, maar wel wat daarin gebeurt. Het is ónze waardigheid. Daarom
moeten het ook onze huisregels zijn en moeten wij daarop handhaven. Maar dat doen
we wel in goede samenspraak met degene van wie het gebouw is, omdat als het bijvoorbeeld
gaat over veiligheid en risico's, dat verzekeringstechnisch gewoon zo hoort. Zo wil
ik het toelichten.
De voorzitter:
Op het gevaar af dat ik het te ... Dat ik te ... Ik vind de beantwoording gewoon te
voorzichtig. De Voorzitter zegt: ik ga ernaar kijken, maar het Rijksvastgoedbedrijf.
Als er nu iemand of een fractie zit te roken op de fractiekamer, dan loopt toch de
beveiliging langs en zegt gewoon: hé, dat mag hier niet. Dat zijn dan toch onze eigen
dienst en onze eigen handhaving? Als we daarover nadenken, kunnen we toch ook zeggen
dat als dat meerdere keren voorkomt en er meerdere keren een waarschuwing is gegeven,
er een moment komt waarop die fractie verwijderd wordt, op dat moment en misschien
wel voor een week?
We hebben het natuurlijk ook over zaken die we in de krant lezen en die we echt niet
willen: verkrachting, stalking, noem allemaal maar op. Terecht dat dan het strafrecht
en aangifte en zo gelden. Maar er zit nog zoveel voor! Er kan van alles plaatsvinden
waarvan we nu zeggen: we gaan er strakkere regels over opstellen, we gaan huisregels
maken en we gaan nadenken over de handhaving ervan. Ik denk dat dat heel goed is.
Wij moeten elkaar aanspreken in de plenaire zaal, ook op het gebruik van middelen
of het maken van filmpjes, in het verleden en in het heden. Dat zullen we allemaal
moeten doen; volgens mij heeft iedereen zich voorgenomen om daar meer grenzen te trekken.
Maar dan hoort dat ook in de organisatie te gebeuren. We verwachten eigenlijk dat
fracties dat zelf doen, maar als dat zelfreinigend vermogen er niet is, horen we dat
als collectief te kunnen doen.
Daarom was mijn oproep: gebruik daar dat idee voor van een huisbaas met huisregels
maar ook handhaving. Dat we technisch gezien van het Rijksvastgoedbedrijf zijn, is
prima, maar ik vind wel dat het goed is om daarnaar te kijken. Fijn dat de Voorzitter
zegt dat ze het meeneemt, maar dan wel ook met die blik, wat de SP-fractie betreft.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Zeker met die blik. Zie het niet als terughoudend maar als zorgvuldig. Ik denk dat
u de afgelopen periode gezien hebt dat de huisregels nu zijn geïmplementeerd, dat
we voor het eerst ook aanscherping met corona van die huisregels hebben en dat er
voor het eerst ook sanctiemogelijkheden zijn. Dus zie mij hierin niet als terughoudend,
maar als zorgvuldig. We willen ook gewoon dat het juridisch klopt. Dat is, denk ik,
belangrijk. We gaan nu kijken, ook op basis van uw aangeven, hoe we die huisregels
misschien kunnen verbreden, kijkend naar ons als huis ... huisvesting. Zo gaan we
het doen.
Dan ga ik naar blokje ...
De voorzitter:
Ik geloof dat ik mevrouw Kuiken toch ook nog zag. Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik zat er nog even over na te denken. Ik heb gevraagd of er na 1 april nog meldingen
zijn gedaan. Toen werd ik verwezen naar het onafhankelijke college. Maar als die meldingen
bij ons binnenkomen, weten we dat toch? Dus bij ons als Kamer, bedoel ik.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat loopt via de vertrouwenspersonen. Dat is het geëigende kanaal. Die vertrouwenspersonen
gaan er vertrouwelijk mee om. Er komt jaarlijks een evaluatierapport van de vertrouwenspersonen.
Wat betreft het college: er komt ook jaarlijks een evaluatieverslag van het college.
Maar daarin gaan ze niet in op de vraag «van wie» en dergelijke, dat is vertrouwelijk.
We krijgen dus twee rapportages.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Maar dat betekent wel dat een jaar lang er allerlei dingen buiten ons gezichtsveld
om kunnen gebeuren, terwijl ze toch onderdeel zijn van ons huis.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Volgens mij is het te doen gebruikelijk – dat is niet anders dan andere jaren – dat
er gewoon jaarlijks een rapportage komt. Het enige is dat we nu meer hebben. We hebben
nu een college, dat hadden we eerst niet. We hebben nu mevrouw Biesheuvel, die hadden
we eerst niet. Dus we hebben nu veel meer. Dat wordt jaarlijks geëvalueerd. En de
vertrouwelijkheid is ook belangrijk, anders gaan mensen er niet heen. Dat is ook belangrijk.
Op het moment dat mensen denken «alles wordt nu met iedereen gedeeld», komt er een
drempel om naar een vertrouwenspersoon of het college te gaan. En dat willen we juist
niet; we willen juist dat mensen daar gaan melden en dat het daar wordt opgelost of
onderzocht, of dat er daar wordt geadviseerd.
De voorzitter:
Ik heb toch het idee dat mevrouw Kuiken iets anders bedoelt.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Waar mijn zorg een beetje zit ... Aan de ene kant proberen we ferm op te treden en
aan de andere kant lijkt het net alsof we alles weg organiseren waardoor het niet
meer in onze eigen handen en onder onze eigen grip ligt. Daar zit mijn zorg een beetje.
Als er acute meldingen zijn, kun je niet zeggen: we kijken over een jaar wel weer.
Datzelfde geldt een beetje voor het punt dat mevrouw Leijten maakte. Als er nu zaken
spelen en ze nu onder je aandacht worden gebracht, dan moet je er wat mee, linksom
of rechtsom. Het voelt een beetje als: we organiseren alles bij ons weg en het is
ons probleem niet meer. Dat voelt niet helemaal ...
De voorzitter:
Hoe treedt het college op in acute zaken? Ik denk dat dat de vraag is.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, ook. Ja, dat.
De voorzitter:
Mag ik het zo ...
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het begint natuurlijk met een melding. Er moet een klacht ingediend worden bij het
college. Dan kan het college wat. Of de politie of het Openbaar Ministerie kan wat,
als daar iets wordt gemeld. Het begint natuurlijk wel met een actie. Wat wij met elkaar
doen, is doorverwijzen naar de juiste kanalen. Je moet natuurlijk oppassen dat je
niet in de rol komt te zitten dat wij hier hoor en wederhoor gaan doen. Het is belangrijk
om elke keer te adviseren: ga naar de politie, hoe zwaar en moeilijk dat ook is – het
is makkelijker gezegd dan gedaan – of ga naar zo'n college of naar de adviseur. Dat
zijn de kanalen die we nu hebben. Het is ook altijd belangrijk om te verwijzen naar
de vertrouwenspersonen, want die kunnen helpen. Die kunnen kijken: wat is er aan de
hand? We moeten oppassen dat we niet allemaal, in de verantwoordelijkheid die we hier
hebben ... Dan kan je de verwachtingen niet nakomen. Doorverwijzen naar de juiste
kanalen is heel belangrijk. Dat wil ik wel gezegd hebben.
De voorzitter:
Dat roept toch nog meer discussie of debat om opheldering op. Mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor de toelichting. Ik begrijp het betoog heel goed dat we ons niet met z'n
allen moeten bemoeien met een individuele casuïstiek en dat doorverwijzing logisch
is. Maar ik vraag me toch wel af of er zicht is op hoe vaak dit soort incidenten plaatsvinden.
Ik kan me voorstellen dat dat in ieder geval in het Presidium zo is en dat het niet
pas aan het eind van het jaar een staatje krijgt waaruit blijkt dat het heel veel
geweest is. Is het dan wel ergens geborgd, desnoods anoniem, zodat we in ieder geval
zicht hebben middels de Voorzitter dan wel het Presidium wat er speelt en hoe vaak
dit voorkomt?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat zicht op aantallen heb ik niet. Ik heb de rapportages van de vertrouwenspersonen
en straks van de adviseur en van het college. We gaan natuurlijk wel af en toe in
gesprek met de vertrouwenspersonen en met het bedrijfsmaatschappelijk werk om die
signalen te krijgen, zeker over de Kamerorganisatie: hoe loopt dat, wat is er aan
de hand? Dat is de reden waarom ik nu gezegd heb dat het goed is om een kwalitatief
onderzoek te hebben over de werkbeleving en de sociale veiligheid van mensen.
De heer Sneller (D66):
Ik snap het ongemak wel van de andere Kamerleden die die vraag stellen. Het is wel
zo dat bij elke klacht die gegrond wordt verklaard en sanctiewaardig is, we van het
college een voordracht krijgen tot oplegging van de sanctie. In dat geval gaan wij
wel degelijk over de individuele casuïstiek, want noch Presidium noch college mag
zelfstandig sancties opleggen. Dan krijgen wij dat wel direct na ommekomst van het
onderzoek van het college te horen, toch?
Mevrouw Bergkamp (D66):
...
De voorzitter:
Een bevestiging van de Voorzitter buiten de microfoon.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat klopt helemaal.
De voorzitter:
Wat ik hoor is: natuurlijk zijn er rapportages en natuurlijk wil je niet in de vertrouwelijkheid
van meldingen komen, maar we willen het gewoon niet in de krant lezen of zo; we bouwen
dingen op. Hoe werkt dat? Ik denk dat dat het gevoel is. Het is wel goed dat de heer
Sneller aangeeft dat als er een maatregel volgt, wij dat dan natuurlijk moeten uitspreken
en dat dat aan de Kamer is. Maar die vinger aan de pols ... Dat vroeg mevrouw Kuiken
en mevrouw Kamminga eigenlijk ook. Ik kan me dit wel voorstellen. Het is dat evenwicht.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik wil daar nog weleens met het Presidium over nadenken. Qua informatie hebben we
dus die rapportages. Op het moment dat het college een klacht heeft die gegrond is,
gaat het naar het Presidium. Dan gaat het Presidium communiceren, maar ik wil toch
iets van tegengas daarin geven. Je moet oppassen dat je niet vervolgens als Presidium
een melding krijgt. Dan moet je zelf onderzoek doen, want er is altijd hoor en wederhoor
en daar kom je niet uit. We hebben die bevoegdheden niet. We hebben die expertise
niet. Een luisterend oor kan ook gevaarlijk zijn, want er zit altijd een andere kant
aan. In die zin probeer ik het echt heel zuiver te doen vanuit zorgvuldigheid, niet
met een koel hart, maar juist vanuit betrokkenheid bij het slachtoffer dat er kan
zijn en soms ook bij degene die valselijk wordt beschuldigd, want dat kan natuurlijk
ook. Je kunt daar als Presidium of als Voorzitter geen partij in kiezen, omdat je
geen hoor en wederhoor kan doen. Daarom hebben we als Tweede Kamer juist gezegd dat
we daarvoor het instrumentarium hebben, namelijk de vertrouwenspersonen, het college,
de rapportages. Natuurlijk ga ik ook vanuit het Presidium in gesprek met de vertrouwenspersonen
om bijvoorbeeld te kijken hoe het gaat in de Kamerorganisatie. Ik zou richting de
fracties willen zeggen: zorg in je eigen fractie dat je een vinger aan de pols houdt.
Dat is misschien nog wel het allerbelangrijkste. Kijk hoe het in je eigen fractie
gaat en doe er wat mee.
De voorzitter:
Dan kunt u naar het volgende blokje, denk ik! Kijk eens aan.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja. Dan gaan we naar de betrokkenheid van de burgers en de transparantie. Helaas hebben
we al lang geen bezoekers meer gehad, behalve nu op de woensdag. Het is een groot
genoegen om weer mensen op de publieke tribune te zien. Als het goed gaat met de versoepelingen,
hoop ik dat we nog meer bezoekers kunnen ontvangen, zeker in B67. We proberen via
social media en allerlei andere kanalen uit te leggen wat het Kamerwerk is, aandacht
te besteden aan bijzondere momenten, bijvoorbeeld het mondelinge vragenuur. We zorgen
bijvoorbeeld ook dat er een gebarentolk is bij de Algemene Politieke Beschouwingen
en het mondelinge vragenuur. We proberen daarin dus echt toegankelijk te zijn.
Ik werd wel getriggerd door de heer Van Baarle van DENK over de website die een B
heeft en geen A. Daar ga ik natuurlijk heel serieus naar kijken. Ik moet me er even
in verdiepen wat een B betekent. Misschien is dat heel erg goed – dat zou ook nog
kunnen! – en is een A geweldig. We streven als Tweede Kamer natuurlijk altijd naar
een heel erg geweldige toegankelijkheid, maar ik wil even goed kijken hoe dat zit.
Ik vind toegankelijkheid heel belangrijk. Het zou mooi zijn als we in B67 daar ook
nog meer aandacht aan kunnen besteden.
D66 gaf aan dat het online kijken naar debatten alleen met vertraging kan en dat dat
ook belemmert. De vraag was of dit opgelost kan worden. We hebben dat even gecheckt;
dat kan helaas niet. De debatten in de Tweede Kamer kunnen vanuit huis op twee manieren
bekeken worden: via de website, aangeboden via de livestream, en de livevideoapplicatie
Debat Direct. Beide platforms werken met een livestream. Daar treedt altijd iets van
vertraging op. Dat is gewoon techniek, dus daar kan ik helaas geen toezegging op doen.
We blijven de ontwikkelingen wel in de gaten houden, want misschien komt er wel een
tijd dat er geen vertraging op zit. Maar ik snap uw ergernis. Dat heb ik soms ook.
Hoe gaan we burgers verder betrekken? Dat doen we via social media en via podcasts.
Ik zou het ook heel leuk vinden om meer jongeren aan te trekken door bijvoorbeeld
te kijken of we wat meer kunnen doen via wat modernere social media, via Instagram,
via TokTok of TikTak ... Wat is het? Hahaha. TikTak!
(Hilariteit)
Mevrouw Bergkamp (D66):
Maar het is wel goed om altijd te zoeken naar mogelijkheden om de Kamer wat meer te
verbinden. Dat realiseer ik mij helemaal. Een van de opdrachten van de werkgroep-Van
der Staaij is om te kijken naar de volksvertegenwoordigende rol. Daar hoort ook de
vraag bij hoe je mensen daar zo veel mogelijk bij kunt betrekken.
Mevrouw Leijten had het over burgerinitiatieven, burgerplatforms. Ik denk dat mensen
te veel moeten zoeken hoe dat dan gaat. Het is een heel goede suggestie om nadrukkelijker
te kijken of we dat kunnen verbeteren. Ik vraag aan mevrouw Leijten om met mij daarover
mee te denken als zij daar suggesties voor heeft, want dat vind ik een hele goede.
Dat over betrokkenheid.
Dan over corona. Ik denk dat ik daar in mijn inleiding al een paar dingen over gezegd
heb. We gaan woensdag in het Presidium kijken hoe we de komende twee, drie weken doorkomen
met de versoepelingen, omdat we ook een verhuizing hebben en wij twee gebouwen moeten
beveiligen. Dus we moeten ook realistisch zijn. Ik ben al blij met de woensdag. Misschien
kunnen we nog ietsje meer doen, maar daar durf ik geen toezegging op te doen. Maar
het zou mooi zijn als we rond de laatste Kamerdag nog iets meer kunnen doen. Ik zie
dat de Griffier een beetje jaknikt. Dat zou heel mooi zijn, maar we hopen dat wij
straks in de nieuwe situatie meer kunnen doen qua bezoekers en die 1,5 meter. Half
augustus komt er een nieuw weegmoment, heeft de Minister van VWS gezegd. Als die eraf
valt, hebben we weer meer mogelijkheden, maar tot nu toe is dat nog een belangrijk
vraagstuk. Dit was het laatste over corona.
Dan ga ik naar het volgende blokje: de renovatie en de tijdelijke verhuizing. Op 9 juli
moet alles ingepakt zijn. De fracties hebben nog twee dagen respijt. Heerlijk, de
laatste dag van het reces en dan nog het weekend inpakken. Ik ga ervan uit dat de
meeste fracties alles dan al hebben ingepakt. Het is echt een strakke planning. Het
wordt bijna militair aangestuurd. Op 23 augustus gaan we de dozen weer openen en op
de eerste dag na het reces willen we er natuurlijk klaar voor zijn. Het is heel belangrijk
dat we dat gaan doen.
Er zijn vragen gesteld door mevrouw Van Dijk van het CDA over het archief. Ik heb
ook een brief gekregen over hoe we omgaan met cultureel erfgoed. We zullen heel zorgvuldig
omgaan met de zaken die de Kamer betreffen. Er moeten geen ongelukken gebeuren. Toen
ik die brief kreeg, kreeg ik ook meteen een alarmgevoel, in de zin van: hebben we
daar wel over nagedacht? Gelukkig had men daarover nagedacht en wordt daar uitvoering
aan gegeven. Maar u heeft zelf als fractie natuurlijk ook een verantwoordelijkheid
om te zorgen dat al het archief goed bewaard wordt. Mevrouw Ockje Tellegen van de
VVD gaf in de pauze bij mij aan dat zij ervoor gezorgd hebben dat het juist en goed
wordt gearchiveerd, zelfs door het rijksarchief. Ik werd daar wel door getriggerd,
dus ik heb gezorgd voor communicatie richting de fractiesecretarissen met de vraag
om daar echt goed op te letten, want het is zo zonde als je dingen weggooit. Ik heb
mijn eigen kamer ook opgeruimd en voordat je het weet, gooi je dingen weg. Ik heb
natuurlijk geen dingen weggegooid die cultureel erfgoed zijn, denk ik ... Maar het
is heel belangrijk om daar heel zorgvuldig naar te kijken.
We hebben het al gehad over flexibiliteit. De VVD vroeg of we op schema liggen als
het gaat om B67. Natuurlijk hoop je altijd dat je op schema ligt en gelukkig is dat
zo. Maar er zullen natuurlijk ook dingen zijn die tegenvallen. We gaan in het reces
met elkaar oefenen om te kijken of alles het doet qua beveiliging en of alle uitzendingen
mooi verlopen. Mocht het zo zijn dat we in het reces moeten terugkomen, dan hebben
we de Ridderzaal en de Troelstrazaal. In het zomerreces kunnen fracties ook vergaderen
in de dependances. Denk bijvoorbeeld aan de formatie. Daarop is een reserveringssysteem
van toepassing. Je kunt je opgeven voor een dependance, om daar te vergaderen, maar
er zal nog wel heel veel thuis gewerkt moeten worden. Er is geen ruimte voor een fractievergadering.
Hoe wordt gewaarborgd dat we over vijfenhalf jaar klaar zijn met de renovatie? Ik
denk dat het goed is om te kijken naar de governance. De heer Remkes is op verzoek
van de Kamer bezig met een hele governanceregeling. Om het even heel plat te zeggen:
de commissie voor Binnenlandse Zaken bewaakt het geld en de tijd. Ik doe dus het verzoek
aan die commissie om daar heel goed op te letten. Ik heb zelf richting het ministerie
de suggestie gedaan om te zorgen voor een goede voortgangsrapportage, zodat men het
heel goed kan volgen. Natuurlijk zal het Presidium het als gebruiker, samen met de
staf en de ondersteuning, ook goed volgen, maar daar ligt de verantwoordelijkheid.
Als we de eerste grote hobbel, de verhuizing, gerealiseerd hebben, dan gaat de focus
weer helemaal naar de renovatie. Daar is de commissie voor Binnenlandse Zaken heel
belangrijk in. Dat waren de vragen over de renovatie en de tijdelijke huisvesting.
Voorzitter. Dan gaan we naar het volgende blokje: de ambtelijke organisatie. We zijn
een oud instituut, maar een moderne werkgever. Ik denk dat het belangrijk is om dat
te stellen. We proberen veel te doen aan het welbevinden. Ik heb net het werkbelevingsonderzoek
genoemd. Dat was een kwalitatief onderzoek. Sociale veiligheid en werkbeleving moeten
continu een punt van aandacht zijn. Het is belangrijk dat we daar goed oog voor hebben.
Er zijn nog een aantal specifieke vragen gesteld over de ICT. Met name D66 heeft een
lijstje met huishoudelijke wensen. Parlis werkt amper of niet op de telefoon of iPad,
terwijl het Kamerwerk vraagt om een eenvoudig en toegankelijk intranet. Voor de ontsluiting
van informatie, die inderdaad onder meer uit Parlis komt, is de modernisering van
de werkplek een heel belangrijke randvoorwaarde. Het gaat dan met name om de techniek
die gebruikt gaat worden om informatie vanaf mobiele apparatuur te kunnen benaderen.
Er is dus niet zozeer een app voor Parlis nodig, maar een betere ontsluiting van Parlis
vanuit informatie van de meer moderne werkplek. Als je dit leest, ontstaat de vraag ...
De heer Sneller (D66):
«What did I just say?»
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ja. En dat realiseer ik me ook bij het voorlezen hiervan. Ik denk dat het, als het
gaat om alle vragen over digitalisering, goed is om daar in de toekomst meer oog voor
te hebben om te kijken wat kan. Het Presidium heeft een speciale sessie over het I-domein.
Ik geef toe dat dat door de drukte van de renovatie, de verhuizing en alles eromheen,
heel veel aandacht heeft gekregen qua digitale veiligheid, maar dat het goed is om
als Presidium ook te kijken naar de gebruiksvriendelijkheid, waar veiligheid soms
ook bij hoort. Laat ik niet separaat alle vragen daarover beantwoorden, maar u gewoon
toezeggen dat we er integraal nog een keer naar gaan kijken wat we nou kunnen en wat
niet. Anders ga ik denk ik te veel freewheelen, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.
Dat gaat ook over bestandsbeheer en het delen van informatie. Er wordt gewerkt aan
nieuw documentmanagementsysteem dat een rol kan spelen. We willen kijken of Pexip
na het reces misschien toch nog vervangen kan worden door een applicatie met meer
mogelijkheden. Maar dan moet er weer iets in de cloud zitten en daar moet het Presidium
nog toestemming voor geven. We moeten dat allemaal integraal en in samenhang met elkaar
bezien.
De heer Van Baarle van de fractie van DENK heeft een vraag gesteld over inclusiviteit
en representativiteit. Het is heel belangrijk dat mensen zichtbaar zichzelf kunnen
zijn en dat we een goede vertegenwoordiging hebben. Als het gaat over de genderbalans,
voldoen we aan de streefnorm. Dan doen we het beter. Het streefcijfer is 33% in leidinggevende
functies en wij zitten op 42%. Als het gaat over participatiebanen voldoen we ook
aan het streefcijfer: dat is 17,4% en wij zitten op 18,7%. Het is heel raar dat je
percentages met een cijfer achter de komma geeft als je het over mensen hebt. Maar
dat is om even aan te geven dat wij voldoen aan die streefcijfers.
Ik heb toevallig met hr ook een sessie gehad om te kijken wat we nog meer kunnen doen.
Dat betekent bijvoorbeeld dat er soms meer maatwerk is bij vacatures en dat je soms
meer moeite moet doen om meer een dwarsdoorsnede van de samenleving te krijgen. Ik
heb dat in mijn vorige functies ook weleens gezegd. Dan werd er gezegd: ja, maar het
is zo moeilijk. Nou, dan moeten we meer moeite doen. Soms moet je meer moeite doen
om meer representativiteit te hebben. Het heeft dus mijn grote aandacht. Ik vind het
een heel belangrijk punt. Maar ik heb ook al gemerkt dat dit gewoon een belangrijk
punt voor de interne organisatie is en voor ons hoofd hr.
De heer Van Baarle heeft gevraagd of het mogelijk is om koosjer en halal te eten in
het restaurant. Ik wil dit punt opnemen met het restaurant. Ik vind het heel goed
dat mensen lekker eten en dat ze ook passend eten. Maar je moet altijd afwegen: komen
mensen dat dan ook eten of moet je het weggooien? Dat zeg ik maar heel gechargeerd.
Dat wil je niet. Dus ik moet ook kijken wat er wel en niet kan in het restaurant.
Maar ik ga daar zeker naar kijken en ik ben altijd bereid om dit soort suggesties
mee te nemen, ook los van de Raming.
De voorzitter:
Ik wil de interrupties aan het einde van het blokje doen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
O, goed. Bestandsbeheer en werkbeleving heb ik gehad. Het Open Data Portaal ga ik
gewoon maar even integreren met digitalisering. Dat is een teleurstelling, maar toch.
Dan kom ik daar integraal op terug. Ik ben aan het einde van mijn blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Het zou heel fijn zijn dat we, als u zegt erop terug te komen, weten wanneer. U weet
zelf als oud-Kamerlid – u bent nog Kamerlid, maar u weet dit als actief, controlerend
Kamerlid – hoe fijn het is dat je weet dat je er dan om kan vragen. Dus een tip aan
de Voorzitter is om dat zo nog even toe te lichten. Maar de heer Van Baarle had aangegeven
dat hij graag een vraag wil stellen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja.
Allereerst zijn wij erg blij om te horen dat u aan te slag bent gegaan op het punt
van diversiteit en inclusie, mede naar aanleiding van de motie die wij met een aantal
andere partijen ingediend hebben. Ik zou u willen vragen of u bereid bent om daar
in de nabije toekomst, wellicht bij de volgende Raming, wat uitgebreider op terug
te komen in de stukken. Zo kunnen we controleren wat er is gebeurd, en daar wellicht
wat uitgebreider van gedachten over wisselen.
Ik pak met uw welnemen, voorzitter, mijn tweede punt er meteen bij. U heeft aangegeven
in gesprek te gaan met het Restaurantbedrijf over de opties voor koosjere maaltijden
en halalmaaltijden. Wij stellen zeer op prijs dat u bereid bent om dat te doen. Ik
zou dan inderdaad wel willen weten op welke termijn we een terugkoppeling daarvan
kunnen verwachten. Ik heb daar zelf ook een motie over, maar als u toezegt daarover
te gaan spreken, dan lijkt me dat niet nodig. Ik krijg dan wel graag een reactie op
de vraag wanneer we daar wat van horen.
De voorzitter:
Nou, Voorzitter, als u moties kunt voorkomen, dan zou ik ’m intikken: wanneer? En
dan was er nog de inhoudelijke vraag van de heer Van Baarle.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Met die eerste suggestie ben ik het helemaal eens: het is goed om daar een termijn
aan te verbinden. Het Presidium heeft als het gaat over digitalisering voor het reces
een sessie over het I-domein. Het lijkt mij goed om in het vierde kwartaal terug te
komen op de vraag wat wij verder gaan doen. Geeft u mij even de ruimte om daar heel
goed en integraal naar te kijken. Dus dit jaar, zeg ik dan maar.
De heer Sneller (D66):
Dat lijkt mij uitstekend. Het is alleen wel zo – ik weet hoe duur ICT kan zijn – dat
we ruimte moeten hebben om er ook iets mee te doen als die ambities begrotingsconsequenties
hebben. Dat is het enige wat ik nog extra meegeef.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Die suggestie neem ik mee, maar ik moet eerst even heel concreet kijken of we dingen
kunnen oplossen, en hoe.
Dan de vraag over het restaurant. Ik zou de heer Van Baarle willen vragen of ik daar
dit jaar op kan terugkomen, want we zijn nu heel druk met de verhuizing en het inrichten
van het nieuwe restaurant. Ik ga deze suggestie wel al meegeven, dus daar hoeft u
niet op te wachten, maar voor de uitvoering moeten we mensen gewoon even wat lucht
geven.
Ik doe de toezegging om in de volgende Raming uitgebreider terug te komen op representativiteit
en inclusiviteit. Het is een belangrijk punt om goed naar te kijken.
Dan ga ik over naar het volgende blokje, over veiligheid, fysiek en digitaal, waar
ook wat vragen over zijn gesteld. Veiligheid is belangrijk. Nog niet zo lang geleden
hebben we het incident gehad met de commissie Buitenlandse Zaken, die dacht in gesprek
te gaan met de stafchef van Navalny, maar dat bleek niet zo te zijn. Op basis daarvan
is er meteen een onderzoek aangekondigd dat vervolgens snel is uitgevoerd en waar
ook suggesties uit zijn gekomen. Ik heb ook gezegd tegen de Griffier: een iemand moet
de eerste zijn. Je moet ergens in geraken door er als Kamer een leerpunt in te zien.
Dat leerpunt hebben we dan ook ingevuld. Het is een vertrouwelijk rapport omdat het
ook gaat over vertrouwelijkheid internationaal, maar wel is gezegd dat we gewoon een
betere screening moeten doen om dit soort dingen te voorkomen.
Informatieveiligheid van iedereen is heel belangrijk. Dat gaat dus ook over hoe je
omgaat met je computer en je tablet. Ik zie heel vaak mailtjes en appjes van de secretarissen
die zeggen: zorg dat je iets op je telefoon aanpast. Dat wordt aangestuurd door onze
afdeling ondersteuning. Dus dat gaat goed. We hebben nu ook een CIO die zich daar
helemaal op richt. De afdeling is nu ook anders ingericht. Dus we hebben nu ook voldoende
mensen die er echt op zitten. Dus dat is heel mooi.
Er zijn ook wat vragen gesteld over de casus-Van Kooten en Splinter. Ik heb op basis
van de EenVandaag-rapportage zoals te doen gebruikelijk ook aan hoor en wederhoor
gedaan. Ik heb dus eerst gesproken met de beveiligingsambtenaren, onze eigen mensen.
Ik heb een gesprek gehad met Splinter. Ik heb ook gezien dat er een kwetsbaarheid
in zit. Op het moment dat mensen met elkaar een gesprek hebben en ze elkaar op de
een of andere manier niet begrijpen of dat er iets niet landt, dan zit daar een kwetsbaarheid
in. Vandaar ook dat we onze werkwijze zo hebben aangepast, dat in dit soort situaties
de Griffier altijd betrokken is. Het is dus een soort vierogenprincipe maar dan met
iemand vanuit de beveiligingsambtenaren zelf, zodat die altijd kan kijken of er meer
nodig is. Dit is niet goed gegaan. Er waren verwachtingen die niet zijn uitgekomen.
Dat heb ik ook uitgesproken naar Splinter en ik betreur dat ook. Wat je dan moet doen,
is daar lering uit trekken en je procedure aanpassen. Dat hebben we gedaan. Overigens,
waar het over WhatsApp en allerlei ICT-zaken gaat, ben ik echt wel onder de indruk
van hoe we een aantal dingen hier in de Kamer geregeld hebben. Onze beveiligingsambtenaren
doen zeer goed werk. Capaciteit is niet een probleem, maar er zat dus wel een kwetsbaarheid
toen er in de communicatie iets niet goed liep. Dat moeten we oplossen, want dat soort
kwetsbaarheden moeten we in onze organisatie niet hebben, maar ik ben onder de indruk
van de professionaliteit van eigenlijk iedereen die een bijdrage levert aan de veiligheid
van ons en van de Kamer als geheel.
De VVD heeft een vraag gesteld over de veiligheid om het Kamergebouw heen. Een terecht
punt. De afgelopen periode zagen we dat er veel demonstraties waren en dat sommige
Kamerleden lastig werden gevallen rond het gebouw. We hebben een goed overleg met
de burgemeester, met de driehoek. Ik heb vorige week nog een gesprek gehad met burgemeester
Van Zanen, de politie en het Openbaar Ministerie. Er is heel goed overleg tussen onze
beveiliging en de driehoek. Dus bij alle incidenten en situaties worden we goed aangeschakeld.
We zijn nu ook druk aan het kijken naar B67 – dat is een ander gebouw in een andere
omgeving – en hoe dat beveiligd wordt. We gaan daar ook met elkaar oefenen om te kijken
of het allemaal wel goed is ingericht. Dus dat heeft onze aandacht. Dit is natuurlijk
belangrijk want Kamerleden moeten ook gewoon veilig zijn als ze naar het Kamergebouw
gaan of daaruit komen.
D66 heeft een vraag gesteld over de toegangspas voor oud-Kamerleden. Als Presidium
hebben we daar een paar keer over gesproken en iedere keer was de uitkomst: het is
goed en het is een privilege voor oud-Kamerleden dat ze die pas hebben. Maar ik vind
het prima, gelet op «nieuwe tijd, nieuwe mensen» om dit onderwerp nog eens beet te
pakken. Dan gaat het om de verhouding tussen privilege ten opzichte van welk probleem
er in feite is, ten opzichte van veiligheid als er heel veel pasjes worden afgegeven
en ten opzichte van een level playing field als het gaat om lobbyisten. Dus ik vind
het prima om dit onderwerp nog een keer te bespreken in het Presidium.
Overigens ga ik nog goed kijken naar het rapport over de lobby. Ik ken dat rapport
niet. Ik vond het een beetje overdreven om nu te zeggen dat ik in de pauze het hele
rapport gelezen heb en daar heel veel van vind. Ik ga er goed naar kijken om te zien
of daar haakjes of dingen in zitten waar we als Kamer wat mee moeten. Dit was mijn
blokje veiligheid, fysiek en digitaal.
De voorzitter:
Ik denk dat het heel goed is dat u ernaar gaat kijken en het gaat bespreken in het
Presidium en ik denk dat de Kamerleden dan heel graag willen weten wanneer ze daar
iets over zullen horen. Is dat dan ook in het vierde kwartaal, zoals u net heeft toegezegd?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat kan, ja; laat ik dat zo zeggen. Het moet geagendeerd worden in het Presidium en
dan moet er een besluit worden genomen. Daarna wordt dat gecommuniceerd. Ik denk dat
het goed is dat we dat in het vierde kwartaal doen. Dank voor uw aanmoediging.
Dan gaan we naar blokje elf: varia. Dat was vroeger altijd mijn favoriete blokje.
Heel raar, maar al mijn vragen kwamen altijd terecht in het blokje varia. Er zijn
nog best wel wat vragen gesteld. Mevrouw Leijten van de SP vroeg bijvoorbeeld naar
het openbaar maken van aandelen in het register. Ik wil dit mee terugnemen naar het
Presidium om te kijken wat we daarvan vinden. Wanneer komen we daarop terug? Laat
ik ook hierover zeggen: in het vierde kwartaal. Ik wil gewoon even met mijn collega's
in het Presidium kijken wat men daarvan vindt. Het is echt een registervraagstuk,
over integriteit. In het vierde kwartaal kom ik daarop terug.
Dan hebben we de motie ... Motie? Ik hoorde links van mij iets over een motie, maar
ik bedoelde: dan hebben we de vraag van de heer Sneller van D66 over de cao van het
Rijk. Het is goed om daar toch nog het een en ander over te zeggen. Wij zijn geen
rijksambtenaren, maar wij vallen wel onder de cao van het Rijk. Vanaf 1 januari 2020
is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking getreden. De ambtenaren
– D66 moet dat weten, want die was volgens mij een van de voorstanders hiervan – vallen
nu niet meer onder het ambtenarenrecht en het bestuursrecht. De arbeidscontracten
voor medewerkers worden bij de Tweede Kamer nu op basis van de Wnra gesloten tussen
de medewerker en de Staat der Nederlanden. Alle ambtenaren, van Rijk, gemeente en
provincie, en de Kamer, vallen onder de Staat der Nederlanden. De Kamer heeft geen
eigen rechtspersoonlijkheid en sluit dus arbeidsovereenkomsten namens de Staat af.
Dat is de situatie vanaf 1 januari 2020, met de nieuwe wet. Maar we vallen al heel
lang onder de sector Rijk. Dat is niet iets heel nieuws. Wel kunnen wij aanvullend
met specifieke arbeidsvoorwaardelijke zaken komen. Die mogelijkheid is er. Ik zit
even te kijken hoelang wij al ... Ik had gehoopt dat dat er duidelijk in zou staan.
We weten het nog niet. Het is een hele lastige vraag hoelang dit al zo is. Blijkbaar
zitten we nu te zoeken in het archief, maar het is al heel lang zo.
De heer Sneller (D66):
Het boek van Theo Joekes is in ieder geval uit 1981.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Kijk. Ik denk dat het allerbelangrijkste is dat wij geen rijksambtenaren zijn, maar
dat we wel onder de cao van het Rijk vallen. Daar zijn we aan gebonden, maar we kunnen
wel met een aantal aanvullende arbeidsvoorwaarden komen. De Minister onderhandelt
namens de Staat der Nederlanden, dus ook voor de Tweede Kamer. Als iemand die een
contract voor onbepaalde heeft, vanuit de Tweede Kamer naar het Rijk gaat, dan loopt
dat contract daar door. Daar krijgt iemand dan ook een contract voor onbepaalde tijd.
Er zitten dus wel zaken aan vast.
Dan de aanbestedingen. Als Kamer kunnen wij de keuze maken om wel of niet mee te doen,
bijvoorbeeld als het gaat over de fotografie. Wij checken dat ook altijd: zitten er
voordelen aan? Soms is dat vanuit het oogpunt van doelmatigheid handig, want we weten
allemaal dat aanbestedingen best veel tijd kosten. Soms, zoals in de selectie van
fotografie, is het fijn dat we daarin meelopen, maar wíj gaan de verplichtingen aan
en wíj maken uiteindelijk de keuzes. Wij zijn dus wel degenen die het contract dan
aangaan. Maar we proberen altijd te kijken of het onafhankelijk genoeg gebeurt.
Dan heeft Van Baarle gevraagd waarom DENK niet in het Presidium zit. Het Presidium
is het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer. Zoals dat gaat bij een bestuur, zit
niet iedereen daarin, want dan is het geen bestuur meer, maar eigenlijk een werkgroep
of een commissie. De VVD heeft als grootste partij een overleg gehad met alle ambtelijk
secretarissen. Daarin heeft men met elkaar afgesproken dat de lat bij zes zetels ligt,
om het behapbaar, beheersbaar, te krijgen. Er is afgesproken dat er een buddysysteem
komt, met andere woorden, dat partijen die onder de zes zetels zitten, kunnen aanhaken
bij andere partijen. Dat gebeurt ook. Als dat nog niet gebeurd is bij DENK, zou ik
u zeker adviseren om dat wel te doen, zodat ook uw input meegenomen kan worden. Dit
is ook besproken. Ik heb dit ook een keer mogen afhameren bij de regeling van werkzaamheden.
Dus zo gaan we het dan ook doen.
Ik ben bijna klaar met mijn blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar omdat dit varia is met allemaal verschillende dingen, wil ik wel meteen de
gelegenheid bieden voor het stellen van aanvullende vragen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ben bekend met het buddysysteem. Bedankt overigens hoor, voor de uitleg. Het punt
dat ik wil maken is tweeledig. Als ik terugkijk op de afgelopen periode en wat ik
daarvan heb meegekregen, heeft dat buddysysteem niet zo goed gefunctioneerd. Het biedt
een soort van zijdelingse betrokkenheid, een schijnbetrokkenheid, als ik dat maar
even heel eerlijk mag zeggen. Het tweede betreft het uitsluiten van bepaalde groepen
bij het dagelijks bestuur hier in het parlement. Ik heb mijn vraagtekens bij het democratisch
gehalte daarvan. Ik heb ook wat lokale ervaring. Ik weet gewoon dat iedereen daar
in het Presidium zit, dus élke fractie. Mijn punt is: waarom besluiten we niet dat
iedereen mag meebeslissen over wat we in dit huis doen met elkaar?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik snap dat het buddysysteem van vroeger wat lastig werkt. Ik kan me nog herinneren
dat er één iemand in het Presidium zat, die alle belangen van andere partijen moest
behartigen. Dat gebeurde dus via één iemand. Dat kost tijd, moeite en aandacht. Nu
hoeft dat niet meer. Je kunt nu zelf een partij kiezen, bijvoorbeeld op grond van
denkbeelden, waardoor de afstand niet te groot is en het wat makkelijker gaat. Ik
denk echt dat het systeem daarmee verbeterd is. Het is iets waar we nu voor gekozen
hebben. Maar ik vind het ook belangrijk dat DENK goed aangesloten is en dat die input
goed wordt meegenomen. Mijn advies zou dus zijn om een partij te zoeken die bij DENK
past, daarmee goede werkafspraken te maken en op die manier te proberen de input van
DENK mee te geven. Dit is zoals we het nu in ieder geval met elkaar hebben besproken
en zoals we nu werken. Laat op een gegeven moment maar weten hoe dat nou werkt. Nu
we dat buddysysteem hebben gewijzigd, ben ik daar ook wel benieuwd naar.
Dan ga ik naar een andere vraag in het blokje varia. Er is een vraag gesteld over
de motie-Jetten en over de verdeling van het geld. Fracties zijn daar vrij in. Zij
hoeven geen verantwoording aan mij af te leggen over de manier waarop ze dat geld
hebben besteed. Je hebt daar natuurlijk ook een accountantsverklaring voor nodig,
en dat wordt allemaal goed geregistreerd. Ik wil wel zeggen dat de commissie-Van der
Staaij natuurlijk ook gaat kijken naar de toerusting van de Kamer in brede zin. Even
los van de motie-Jetten en de versterking van de fracties, wordt er ook naar gekeken
hoe de Kamer beter kan worden toegerust. Suggesties en ideeën kunnen aan de commissie
worden meegegeven. U gehoord hebbende, denk ik dat het goed is dat dat extra geld
er is geweest, maar hoe dat besteed is, is natuurlijk aan uw fractie zelf.
Dan de vraag van mevrouw Van Dijk over de kosten van «de versnippering», zoals zij
het zei. De heer Van Baarle zou zeggen «de verrijking». Is er voldoende geraamd? De
ramingsstukken zijn ingediend vóór de verkiezingen. Dat betekent dat de budgettaire
gevolgen van de versnippering nu niet in de raming zijn verwerkt. Dat moet natuurlijk
wel gaan gebeuren, want het heeft zeker budgettaire gevolgen. Die raming vindt plaats
in de najaarsnota en in de voorjaarsnota.
Voorzitter. Ik denk dat dit alle vragen waren.
De voorzitter:
Ik mis zelf twee antwoorden op vragen die ik namens de SP-fractie heb gesteld. Maar
die vragen zal ik u zo meteen nog een keer stellen. Ik zou eigenlijk voor willen stellen
dat we doorgaan met de tweede termijn, tenzij anderen zeggen: nee, ik heb toch nog
iets prangends om te bespreken. Dat is niet het geval. Dan gaan we door. Ik wil het
woord geven aan de heer ...
Mevrouw Bergkamp (D66):
Welke twee vragen had u namens de SP-fractie, voorzitter?
De voorzitter:
Ik had een vraag gesteld over het onderzoek naar het rapport van de heer Van Buitenen
naar de vuurwerkramp, namelijk of we dat onderzoek kunnen doen. Ik had ook voorgesteld
dat fracties zich moeten verantwoorden over de manier waarop ze hun personeelsbeleid
en de veiligheid op de werkvloer organiseren en hoe ze daarmee omgaan, net zoals ze
zich nu moeten verantwoorden over hun fractiebudget.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Op de vraag over het vuurwerk kom ik even terug in tweede termijn. Ik kijk heel even
hoe dat kan. En als het gaat over de manier waarop fracties omgaan met personeelsbeleid
en dat soort zaken: dat wil ik wel in het Presidium bespreken. Fracties zijn daar
natuurlijk vrij in. Dus als we als Presidium vinden dat het anders moet, dan betekent
het wel dat daar ook een besluit van de Tweede Kamer aan ten grondslag moet liggen.
Maar laat ik dit eerst peilen in het Presidium. Ik zal even kijken of dat nog lukt
voor het reces. Anders pak ik het meteen na het reces op.
Ik kom dus zo nog even terug op de vraag over het vuurwerk.
De voorzitter:
Dan gaan we door met de tweede termijn van de Kamer. Als eerste is de heer Sneller
namens D66 aan de beurt.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter, en dank aan de Voorzitter voor de uitgebreide beantwoording. Ik
hoop niet dat de Ridderzaal als vergaderlocatie een premie zet op toch debatteren.
Er is een hoop zaken in toezeggingen verwoord om later nog te kunnen bespreken.
Ik heb nog twee aanvullende punten. Dat betreft allereerst de ICT. Veel opmerkingen
waren gericht op de vraag hoe we het zelf handiger kunnen organiseren. Toen ik ambtelijk
secretaris was, mochten wij deelnemen aan allerlei klankbordgroepen over dit soort
zaken. Het waren soms wel ellenlange vergadercircuits, maar het hielp wel en was soms
praktisch. En dit zijn ook gewoon soms praktische ingrepen, dus misschien dat dit
iets is om – om met mevrouw Leijten te spreken – voortvarend en naar voren op te pakken.
Dan over de positie van de Kamer als eigenstandig Hoog College van Staat versus de
rijksoverheid. Ik ben enigszins gerustgesteld maar heb nog wel een vraag over de arbeidsvoorwaarden,
over het aanvullend zijn ervan. Dat mag er ook aan afdoen? Het is voor mij meer een
principiële kwestie. Ik noem het Rijksvastgoedbedrijf. De Kamervoorzitter noemde het
rijksarchief voor de archieven van stichtingen. Ik zou die brief overigens graag ook
ontvangen, want ik heb die nog niet gezien. Ik ben inderdaad alles lekker aan het
weggooien. Dan is het wel belangrijk dat je als Tweede Kamer inderdaad per keer dat
soort keuzes kan maken, dus dat je bij zo'n aanbesteding ervoor kunt kiezen om mee
te gaan met de rijksoverheid. Het moet niet zijn: ik ben onderdeel van de rijksoverheid,
dus het wordt voor je besloten. En dat is formeel wel wat we nu zijn: onderdeel van
de rijksoverheid. Ik kan me herinneren dat toen het in het verleden ging over het
logo, de operatie «één logo voor de rijksoverheid», de Tweede Kamer daar volgens mij
niet in mee is gegaan. Dit is er dus eentje om scherp te houden. Ik ben blij dat de
Kamervoorzitter ook zegt dat ze dat per keer bekijkt en dat ze er scherp op is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Kamminga van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Kamervoorzitter voor de toelichting. Ook dank voor
de toezeggingen op een aantal onderwerpen, niet alleen aan mij maar ook aan de collega's.
Dat duidt maar weer hoe belangrijk de toezeggingen zijn en dat wij hier het goede
voorbeeld aan het geven zijn. Mijn vraag is dan nog wel hoe het zit met het toezeggingenregister
en of de Voorzitter bereid is om ook met ministeries te spreken om te kijken of zij
wat actiever kunnen refereren aan de toezeggingen. Dat zou voor ons allemaal weer
stemmingen voorkomen.
Ik ben ook blij om te horen over haar persoonlijke betrokkenheid. Dat zie ik ook echt
en dat straalt ze ook echt uit. Dat stel ik op prijs en het geeft ook vertrouwen.
Ik wil nog even echoën wat mevrouw Leijten heeft gezegd over de huisregels, want daar
had ik eerder niet de gelegenheid toe. Ik denk dat dat een goed punt is, waar ik me
van harte bij aansluit, evenals bij haar oproep. Ik vind het ook fijn dat de toezegging
is gedaan dat dit in het Presidium wordt opgepakt, dus dank daarvoor. Ik wacht de
brief af die de Voorzitter heeft aangekondigd. Die zal ik met aandacht lezen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Kamminga. Dan is het woord aan mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel. In het kader van echoën: inderdaad de toezeggingenregistratie. We hebben
veel toezeggingen over relevante onderwerpen, dus het lijkt me inderdaad goed als
we die tegemoet kunnen zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Snels van GroenLinks.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben nu al benieuwd hoe u de lijst met toezeggingen zo meteen
gaat voorlezen!
De voorzitter:
Ik ben heel erg benieuwd of we daar nog een schorsing voor nodig hebben.
De heer Snels (GroenLinks):
Tegelijkertijd is het ook belangrijk, want het zijn belangrijke toezeggingen op belangrijke
onderwerpen, zoals de gedragscode, de commissie-Van der Staaij, de informatiepositie
van de Kamer et cetera.
In mijn eerste termijn ben ik één ding vergeten, dat te maken heeft met de versnippering
en de grote hoeveelheid fracties, ook kleine fracties. Het is een praktisch punt,
maar wel een belangrijk punt. Het gaat ook over de informatie die alle fracties tot
zich kunnen nemen. Dat zijn de technische briefings. Het heeft de voorkeur dat ze
openbaar zijn, maar het gebeurt weleens dat ze besloten zijn. Dan zijn medewerkers
er niet welkom. Dat is niet echt de formele, maar wel een informele regeling waar
soms best op gehamerd wordt. Dat begrijp ik ook, maar dat wordt nu met zo veel fracties
wel lastig. Ik vind het dan toch heel belangrijk dat ook medewerkers van kleinere
fracties bij besloten technische briefings aanwezig kunnen zijn om dezelfde informatiepositie
te hebben als de spaarzame grote fracties in deze Kamer. Ik krijg daar graag een reactie
op.
De voorzitter:
Dank, meneer Snels. Meneer Van Baarle, heeft u nog een bijdrage in tweede termijn?
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter, dank u wel. Mag ik de Voorzitter danken voor de beantwoording in eerste
termijn? Dank ook voor de verschillende toezeggingen die zijn gedaan op de punten
waar wij een vraag over hebben gesteld. Dat maakt moties in die zin overbodig, dus
dan geven we gelijk het goede voorbeeld wat betreft de nieuwe werkwijze, zoals gezegd.
Over de classificatie A of B heb ik nog wel de vraag aan de Voorzitter wanneer we
daar wat meer over horen.
Tot slot heb ik wel nog een motie die ik wil indienen, die gaat over een principiële
discussie. Ik vind – dat geldt niet alleen voor onze fractie – het toch wel afdoen
aan het democratische gehalte van het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer dat niet
elke fractie daar zitting in mag nemen. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op dit moment niet alle partijen zijn vertegenwoordigd in het Presidium;
overwegende dat hierdoor niet alle partijen kunnen meebesluiten in het dagelijks bestuur
van de Kamer;
verzoekt de Voorzitter om te bewerkstelligen dat alle partijen zitting kunnen nemen
in het Presidium indien zij dit wensen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 7 (35 752).
Ik hoef niet meer te vragen of deze motie in voldoende mate wordt ondersteund. Dat
zit helemaal ingebakken; ik hoorde het mevrouw Kuiken net ook zeggen, of was dat de
voorzitter? Deze motie is onderdeel van de beraadslaging. Mevrouw Kuiken in tweede
termijn.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, dank, voorzitter. Ik heb geen vragen meer.
De voorzitter:
Dan wil ik u vragen om het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Kuiken
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, uw inbreng in tweede termijn graag.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik dank de Voorzitter hartelijk voor al haar antwoorden en toezeggingen. Dat het punt
van de huisbaas wordt uitgewerkt en dat de aandelen ook bekeken worden, heeft mij
doen besluiten daarover geen motie in te dienen. Maar ik heb toch nog drie moties.
De eerste is geen verrassing. De motie houdt wat mij betreft de druk op de ketel.
Ik wil de motie zeker aanhouden om het debat van 5 juli af te wachten, maar zoals
ik al eerder heb gezegd vind ik echt dat wij wat meer aan het roer moeten komen voor
welke stukken wij krijgen in plaats van dat wij dat lijdzaam moeten afwachten. Ik
wil niet suggereren dat de Voorzitter dat doet, maar ...
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering aangeeft samen met de Kamer te willen zorgen voor de
uitvoering van de voornemens naar aanleiding van Ongekend onrecht (35 510, nr. 4);
verzoekt het Presidium een commissie of werkgroep vanuit de Kamer samen te stellen
– die mandaat heeft met de regering afspraken te maken op:
– de omgang met artikel 68 en het verstrekken van informatie;
– de omgang met het beroep op «belang van de Staat» om stukken niet te verstrekken;
– de omgang met burgersignalen die duiden op problemen in wetten of uitvoering;
– de omgang met de beantwoording van Kamervragen – verschillen tussen ministeries, en
inhoudelijk ten aanzien van Kamerleden van de oppositie en de coalitie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.
Zij krijgt nr. 8 (35 752).
Mevrouw Leijten (SP):
De volgende motie gaat over het punt waar wij het net niet helemaal ... De Voorzitter
zei: ik neem dat mee terug. Ik denk dat het goed is als hier een Kameruitspraak over
ligt. Dingen die logischerwijs in het Presidium worden besproken, zijn soms een kwestie
van: we wachten wel wat daar uitkomt. Als niet alle fracties erin zitten, krijg je
misschien de vraag wat daar dan gebeurt. Volgens mij gaat het over iets waar we ons
allemaal over kunnen uitspreken, gezien de situatie in de discussies.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een onveilige werksituatie kan ontstaan door het handelen van
fractiemedewerkers of Kamerleden;
constaterende dat het aan fracties zelf is hoe zij in sommige situaties optreden bij
misstanden op de werkvloer;
overwegende dat fracties ook moeten voldoen aan bijvoorbeeld openheid over financiële
afspraken;
verzoekt het Presidium met een voorstel te komen dat fracties verplicht worden een
beleid op te stellen hoe zij de werkveiligheid in de fractie waarborgen en bevorderen,
en te verplichten dat dit beleid openbaar moet zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.
Zij krijgt nr. 9 (35 752).
Mevrouw Leijten (SP):
Dat geeft misschien net iets meer richting aan het Presidium.
Voorzitter, dan mijn laatste motie, die ik kan intrekken als er een antwoord op komt.
Wij vinden het belangrijk dat er voortgang wordt geboekt op dit al lang lopende dossier.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat meldingen van maatschappelijke misstanden serieus onderzocht dienen
te worden;
overwegende dat er een lijvig rapport ligt over eventuele misstanden bij de vuurwerkramp
in Enschede en de afhandeling daarvan;
overwegende dat deze serieuze melding vraagt om nader onafhankelijk onderzoek;
verzoekt het Presidium met een voorstel te komen voor een onafhankelijk onderzoek
naar de vuurwerkramp in Enschede en de afhandeling daarvan en daarbij de bevindingen
van onderzoeker Van Buitenen te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.
Zij krijgt nr. 10 (35 752).
Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil daaraan toevoegen dat dit echt al heel lang loopt en dat verschillende fracties
hiermee bezig zijn. Ik noem mensen als Van der Staaij en Van der Molen, maar in het
verleden ook meneer Krol. Ze hebben hier in het verleden heel veel op gedaan. Er liggen
uitspraken van de Kamer dat zij vindt dat hier onafhankelijk onderzoek naar moet worden
gedaan. Dat is ons nu gevraagd te doen. In eerste termijn heb ik gezegd dat andere,
wellicht aangewezen onderzoeksfora hebben aangegeven dat zij hierbij betrokkenheid
hebben als onderzochte partij. Daarom heb ik deze motie ingediend.
De voorzitter:
Daarmee is dit onderdeel van de beraadslaging en geef ik het voorzitterschap weer
terug.
Voorzitter: Leijten
De voorzitter:
Kunnen we meteen door, Voorzitter? Ja. Dan gaan we meteen door.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de leden voor de gestelde vragen. D66 heeft de suggestie
van een klankbord gedaan als het gaat over het handig organiseren van ICT. Ik vind
dat interessant, maar ik twijfel een beetje om te zeggen: dat gaan we doen. We hebben
immers ook fractiesecretarissen. Ik zou het heel fijn vinden om die input regulier
via die fractiesecretarissen te krijgen. Een klankbordgroep is fijn, maar voor je
het weet heb je een klankbordgroep over ICT, over veiligheid, over ongewenste omgangsvormen,
over verschillende thema's. Ik denk dus even na of we dit niet veel beter via de fractiesecretarissen
zouden kunnen doen. Maar ik heb al toegezegd dat ik einde van dit jaar op alle vragen
op het gebied van ICT en digitaal terugkom. Dan geef ik in die reactie ook aan hoe
we dat goed kunnen kanaliseren. In de gesprekken met fractievoorzitters die ik nu
heb, krijg ik soms hele goede suggesties waarvan ik denk: goh, hoe was dat anders
tot ons gekomen? Ik kom er eind dit jaar op terug.
Er is een vraag gesteld over de cao voor het Rijk. Nogmaals, we zijn geen onderdeel
van de rijksoverheid en we maken een afweging per situatie als het gaat over de inkoop
en die aanbesteding. Maar wij vallen onder de cao voor het Rijk. Dat geldt trouwens
ook voor de rechtspraak en de andere Hoge Colleges van Staat. De cao is in feite de
basis. Daar moet je wel aan voldoen, maar daarbovenop kun je specifieke dingen regelen.
Dan de vraag van mevrouw Kamminga over het toezeggingenregister. Excuus dat ik die
vraag niet had beantwoord, want het antwoord daarop wist ik namelijk: het is een project.
We zitten in fase één, waarin er een startnotitie wordt gemaakt. Het is best heel
veel werk en daar zitten ook wel wat kosten aan. Maar ergens in 2022 zou dat toezeggingenregister
gereed moeten zijn. Dan weet u dat.
Ik wil zeker de suggestie doorgeven aan het kabinet om in brieven niet alleen de moties
te vermelden, maar ook of er toezeggingen zijn gedaan. Dat vind ik eigenlijk een hele
goede suggestie. Het zou mooi zijn als dat parallel loopt op het moment dat wij een
toezeggingenregister hebben. Ik denk namelijk dat dit ook een hulpmiddel voor het
kabinet kan zijn. Dan zou dat mooi samen kunnen gaan.
Dank ook aan mevrouw Van Dijk voor de gemaakte opmerkingen, de afsluitende woorden
en de herhaling van de toezeggingen.
GroenLinks gaf nog een extra onderwerp aan als het gaat over de briefings. Ik denk
dat dit iets is om ook in de commissies te bespreken. Wat ik in ieder geval zal doen
is via de Griffier zorgen dat het openbaar is, tenzij. Daar ben ik zelf ook een voorstander
van. Ik denk dat dat de lijn moet zijn. Er kunnen redenen zijn om dat niet te doen,
maar dan vind ik dat de discussie daarover moet plaatsvinden in de commissie. Maar
we kunnen het via de Griffier in de commissies aan de orde brengen.
De heer Van Baarle van DENK sprak over kwalificatie A of B. Daar kom ik in het vierde
kwartaal ook op terug. Ik denk dat ik daarop wat sneller terug kan komen, maar laat
ik alles toezeggen voor het vierde kwartaal. Dat is makkelijk te onthouden. Het is
ook een onderwerp dat ik belangrijk vind.
Ik zie dat de heer Van Baarle niet zo tevreden is met mijn antwoord over deelname
aan het Presidium. We hebben daar als Kamer al een besluit over genomen, maar als
de Kamer denkt «hey, dat moet anders», dan is het natuurlijk aan de Kamer om daar
wat van te vinden.
Dan de vragen die nog gesteld zijn door de SP over de vuurwerkramp. Ik zie dat er
een motie is. Ik kan mij zo voorstellen dat de commissie van Justitie en Veiligheid
daar toch ook wel iets over in te brengen heeft, want dit soort rampen vallen daaronder.
Maar ik wil daar eigenlijk hier niet intreden, omdat dat toch een politieke uitspraak
is. Ik kijk wat de Kamer hiervan vindt.
De motie-Van Baarle heb ik gehad, maar het is natuurlijk niet aan mij om van alles
een appreciatie te geven, omdat het gewoon een Kameruitspraak is.
Mevrouw Leijten heb ik de suggestie meegegeven om de motie aan te houden. Dat overweegt
zij en dat is fijn om te horen.
Ten aanzien van het beleid heb ik haar toegezegd dat ik dat in het Presidium ga bespreken
en dat ik daarop terugkom. Wellicht wil zij haar motie aanhouden totdat ik dat in
het Presidium kan bespreken.
Dat was mijn reactie op de gestelde vragen en mijn appreciatie van de moties.
De voorzitter:
Bij afwezigheid van mevrouw Kuiken, die het voorzitterschap even van me zou kunnen
overnemen, stel ik maar even zelf vast dat ik de motie die ziet op transparantie artikel 68
zeker wil aanhouden om 5 juli even af te wachten enzovoorts.
Op verzoek van mevrouw Leijten stel ik voor haar motie (35 752, nr. 8) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Wat die tweede motie betreft over dat verplichten tot verslaglegging, kan ik mij voorstellen
dat het Presidium een steun in de rug heeft als de Kamer zich daar al over heeft uitgesproken.
Hoe ziet de Voorzitter dat zelf?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik pak die motie er dan nog even bij, zodat ik haar letterlijk kan lezen. Het kan
beide. Dat laat ik aan mevrouw Leijten over. Van de eerste motie vind ik het inderdaad
heel belangrijk om het 5 juli te doen. De andere motie laat ik aan haar. Het enige
wat ik tegen mevrouw Leijten zeg, is dat ik bij dit soort zaken ook altijd juridisch
moet toetsen wat kan en wat niet kan. Met deze suggestie en opmerking erbij laat ik
het initiatief bij mevrouw Leijten.
De voorzitter:
Ik denk dat ik even kijk, ook met de collega's, of ik dat in stemming moet brengen
of dat ik de motie aan moet houden, maar daar overleg ik nog even over.
Zijn er nog mensen die een vraag hebben? Nee?
De heer Sneller (D66):
We stemmen niet morgen, maar volgende week, neem ik aan. Toch?
De voorzitter:
Ja.
Dan heb ik de volgende lijst met toezeggingen:
– Na 5 juli ontvangen wij een brief over de versterking van de informatiepositie van
de Tweede Kamer in relatie tot artikel 68, ook naar aanleiding van het gesprek dat
de Voorzitter zal voeren met de demissionaire Minister-President en de demissionaire
Minister van Binnenlandse Zaken;
– Er komt een overzicht van alle aangenomen moties, gericht aan het Presidium;
– Er wordt een werkgroep gevormd om de digitale Pippel vorm te geven;
– De Tweede Kamer krijgt een terugkoppeling van het gesprek met de adviseurs integriteit
en het college;
– Er wordt bezien of de website van de Tweede Kamer verbeterd moet worden. Daarbij wordt
ook ingegaan op de A- en B-techniek. Dat zal gebeuren in het vierde kwartaal van dit
jaar;
– Het aanbieden van halal en koosjer door het restaurant wordt opgepakt, maar daar wordt
nog dit jaar, in het vierde kwartaal, concreet op teruggekomen;
– Er komt in de volgende Raming meer aandacht voor en cijfers over diversiteit en inclusie;
– De Kamer krijgt in het vierde kwartaal van dit jaar meer informatie, terugkoppeling,
over de toegangspas van oud-Kamerleden en de lobbyproblematiek. Hetzelfde geldt voor
het eventueel instellen van een aandelenregister. Hetzelfde geldt ook voor het eventueel
instellen van fractiebeleid over veiligheid, maar dat hangt ook samen met de motie
daarover;
– Het toezeggingenregister is in 2022 gereed;
– Met de regering zal een gesprek gevoerd worden over bij het terugkomen op de uitvoering
van moties ook het toezeggingenregister hanteren.
Heb ik nog iets vergeten? Dat kan best.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Het is misschien van een wat kleinere orde, maar ik vind het toch wel belangrijk.
Ik doel op de toezegging dat het digitaal quorum betrokken wordt bij de opvolging
van de motie-Van Gent.
De voorzitter:
De instelling van de commissie-Van der Staaij, die daar ook naar gaat kijken, hadden
we er niet bij staan, omdat dat eigenlijk al een besluit was. Maar inderdaad, we hebben
het daarover gehad en daar komen we zeker ook nog op terug.
Zijn er nog andere punten? Nee? Dan sluit ik deze vergadering met dankzegging aan
deze nieuwe Voorzitter voor haar maidenraming. We hebben u wel geïnterrumpeerd. Ik
dacht: ik ga het niet op voorhand zeggen, want we moeten natuurlijk wel het gesprek
kunnen voeren. Dank daarvoor. Succes met alle werkzaamheden.
Dank ook aan de leden, aan de ondersteuning en aan de mensen thuis die dit hebben
gevolgd. Een fijne wedstrijd, want daar zijn we nu wel op tijd voor. Ik kijk eventjes
schuin naar mijn collega van GroenLinks. Tot morgen.
Sluiting 15.25 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.