Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 23 juni 2021, over Intensieve Kindzorg
34 104 Langdurige zorg
Nr. 340 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 19 augustus 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 23 juni 2021 overleg
                  gevoerd met de heer De Jonge, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
               
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 juni 2021 inzake
                           reactie op verzoek commissie over de stand van zaken over de intensieve kindzorg (handreiking
                           kindzorg) (Kamerstuk 34 104, nr. 333).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Agema
Griffier: Esmeijer
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Agema, Kuiken, Kwint, Van der Laan,
                  Tellegen, Werner en Westerveld,
               
en de heer De Jonge, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 17.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open dit commissiedebat, dat wordt georganiseerd door de vaste Kamercommissie
                     voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is een commissiedebat over de
                     intensieve kindzorg en de reactie op het verzoek van de commissie over de stand van
                     zaken. Ik heet van harte welkom mijn collega's de heer Kwint namens de SP, mevrouw
                     Westerveld namens GroenLinks, mevrouw Van der Laan namens D66, mevrouw Werner namens
                     het CDA, mevrouw Kuiken namens de PvdA en mevrouw Tellegen namens de VVD. Mijn naam
                     is Fleur Agema. Ik ben fungerend voorzitter van deze commissie en zal aan het einde
                     van de termijn van de Kamer mijn vragen stellen.
                  
Het is een heel kort debat. We hebben hier een uur voor uitgetrokken en hebben een
                     spreektijd van twee minuten afgesproken. Ik stel voor dat we in het hele debat drie
                     woordmeldingen doen: eenvoud, tweevoud, drievoud, wat u wilt.
                  
Laten we snel van start gaan. Ik geef het woord aan de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Dank u wel. Je gunt het natuurlijk helemaal niemand. Een kind dat zo ziek is dat je
                     van ziekenhuis naar ziekenhuis loopt. Een kind wiens leven vaak in het teken staat
                     van medische zorg. En dus ook een gezin waarvan het leven in het teken staat van medische
                     zorg en in sommige gevallen zelfs in het teken van een onvermijdelijk maar veel te
                     vroeg afscheid. Dan zou je willen dat een overheid zorg uit handen neemt bij ouders
                     die het al zo zwaar hebben, financieel, logistiek, emotioneel. Maar helaas werkt ons
                     zorgsysteem zo niet. Wij krijgen verzekeraars die emmeren over verlengingen van indicaties
                     met soms een jaar, terwijl een kind dat helaas nooit zal halen. Wij krijgen verzekeraars
                     die ouders soms straffen wanneer ze leren om beter voor hun eigen kind te zorgen.
                  
Het is voor ons heel simpel. Wij willen twee dingen om ouders en kinderen te ontlasten
                     en ze zo veel mogelijk de kans te geven om te genieten van de momenten die ze samen
                     hebben, zeker omdat zij nooit weten hoelang ze hebben. Eén. Laat verzekeraars geen
                     zorgverlener spelen. Onze motie daarover is aangenomen en dat is niet voor niks. Als
                     iets een wettelijke taak is van verzekeraars, veranderen we desnoods de wet maar of
                     maken we een uitzondering. Het maakt ons niet uit. Verzekeraars morrelen op dit moment
                     aan indicaties, aan uren zorg, aan ondersteuning om een paar euro te besparen bij
                     gezinnen in diepe ellende. Regel dit gewoon. Haal desnoods dit soort specifieke zorg
                     helemaal bij de verzekeraars vandaan, maar voer op de een of andere manier ons voorstel
                     daartoe uit.
                  
Zouden we eigenlijk niet een breder vangnet nodig hebben dat de bestaanszekerheid
                     van ouders borgt, wanneer ze alleen nog maar bezig kunnen, moeten en vaak ook willen
                     zijn met de zorg voor hun kind? Een soort uitzondering voor een kleine groep, zodat
                     ze zich in die moeilijke momenten kunnen richten op het enige wat op dat moment voor
                     hen echt van waarde is. Er is helaas heel veel aan zorg en verdriet wat wij als politiek
                     niet kunnen wegnemen voor ouders en kinderen in zo'n ellendige situatie, maar dit
                     zou toch het minste zijn wat wij met zijn allen zouden moeten regelen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Veel ouders met een zorgintensief kind staan voortdurend in
                     de waakstand. Ze staan in de waakstand omdat ze continu bezig zijn met de gezondheid
                     van hun kind: wat nu als er wat verandert? Ze moeten de hele tijd heel alert zijn.
                     Maar ze moeten ook continu alert zijn omdat er anders wordt beknibbeld op zorg of
                     gezondheid. Het vraagt enorm veel van hen om telkens zo te moeten opletten op alle
                     fronten. De woorden van een van de ouders die wij spraken bij een rondetafel staan
                     mij nog heel erg bij. Zij zei toen dat ze zich soms meer een manager van haar kind
                     voelde dan een moeder. Dat raakte mij en veel andere collega's hier.
                  
Ik voel ook wel met ze mee, want hetzelfde zien we hier gebeuren. In november en februari
                     hadden we over de handreiking een pittig gesprek met de Minister waar eigenlijk alle
                     partijen in de Kamer hetzelfde in stonden. Er zijn een aantal hele goede moties aangenomen.
                     Een motie waardoor ouders een volwaardige plek aan tafel krijgen bij een aparte handreiking.
                     Een motie waardoor de zorg voor doodzieke kinderen niet elk halfjaar opnieuw geïndiceerd
                     hoeft te worden. En een motie waardoor verzekeraars zich minder mogen gaan bemoeien
                     met de indicatiestelling. Stuk voor stuk aangenomen moties, goede plannen die ouders
                     en kinderen de rust geven die ze verdienen.
                  
Maar ook wij moeten er weer bovenop zitten, want we konden afgelopen week in een brief
                     van de Minister lezen dat hij eigenlijk niet voornemens is om die verschillende moties
                     uit te voeren, omdat hij het niet eens is met wat de Kamer wil. Het staat er met iets
                     meer woorden, maar we hebben helaas maar twee minuten.
                  
Voorzitter. Ik wil de Minister vragen wat nou het grote bezwaar is tegen een aparte
                     handreiking voor kinderen die intensieve zorg nodig hebben. We hebben toch ook geen
                     handreiking voor alle ouderen? Er is ook een aparte handreiking kwetsbare ouderen
                     thuis. Waarom is er dan niet een aparte handreiking voor de groep meest kwetsbare
                     kinderen? Voorzitter. Ik zou de Minister willen vragen wanneer hij de verschillende
                     moties gaat uitvoeren. Of moet de Kamer die nog een keer indienen? Als de Minister
                     die moties gaat uitvoeren, denk ik ook dat alle partijen de rust krijgen die ze verdienen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is een belangrijk onderwerp. We willen allemaal dat onze
                     kinderen gelukkig en gezond opgroeien. Helaas is dat niet voor iedereen weggelegd.
                     Het is wel ook aan ons om het een beetje beter te maken.
                  
Voorzitter. Laat ik positief beginnen. Goed om te zien dat er voortgang wordt geboekt
                     op sommige vlakken in dit dossier, bijvoorbeeld bij de uitwerking van de motie-Bergkamp
                     om concrete knelpunten te gaan aanpakken in een werkgroep van ouders, een goed voorbeeld
                     van Wij zien je Wel. Ook is het goed om te zien dat VWS samen met SZW bezig is om
                     te werken aan meer bestaanszekerheid voor deze ouders. Ik vraag de Minister of hij
                     bereid is om te onderzoeken hoe de resultaten van deze verkenning ook ingezet kunnen
                     worden om de administratieve lasten te verminderen voor deze ouders. Is hij daarnaast
                     bereid om te onderzoeken hoe de ondersteuning meer gebaseerd kan worden op de indicatie
                     in plaats van op urenverantwoording?
                  
Aan de andere kant, dus tegelijkertijd, zien we dat veel valt of staat bij het mediationtraject.
                     Dat traject zou eigenlijk vóór de zomer al klaar moeten zijn. Nou, dat was twee dagen
                     geleden. Maar de Minister kan nog geen begin maken met het delen van de voorlopige
                     resultaten, terwijl de signalen die we vanuit het veld krijgen niet allemaal positief
                     zijn. Hoe komt het dat deze signalen van elkaar verschillen, dus die van de Minister
                     en van het veld? Wat kan de Minister gaan doen als dit traject niet naar tevredenheid
                     of niet op tijd wordt afgerond?
                  
Daarnaast hebben we het nu over de problemen bij het pgb in de Zvw, met ingekorte
                     uren op basis van indicaties die vragen oproepen. Maar in de afgelopen tijd heb ik
                     ook verontruste signalen ontvangen van pgb-houders op gemeentelijk niveau waarbij
                     de indicatie plotseling is teruggeschroefd zonder adequate onderbouwing. We hoorden
                     al langer signalen dat sommige gemeenten actief sturen op minder pgb en op meer zorg
                     in natura. Is de Minister bereid om onderzoek te doen naar deze problemen met indicaties
                     bij gemeenten, daarover het gesprek aan te gaan en dat aan de Kamer terug te koppelen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Werner.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb van mijn collega René Peters begrepen dat er veel speelt
                     en heeft gespeeld op het gebied van de intensieve kindzorg. Er is veel gebeurd tussen
                     indicatie, verpleegkundigen en ouders, tussen ouders en zorgverzekeraars en tussen
                     zorgverzekeraars en verpleegkundigen. Daarom is het goed dat er een mediationtraject
                     is gestart om de onderlinge relaties en het vertrouwen tussen de partijen te herstellen
                     en de samenwerking uiteraard te verbeteren.
                  
Voor het CDA is het belangrijk dat kinderen met een complexe zorgvraag de zorg krijgen
                     die ze nodig hebben. De Minister geeft in zijn brief aan dat hij met verschillende
                     trajecten is gestart, ook met een oudergroep. Wat wil de Minister doen met alle ervaringen
                     die hij bij deze ouders ophaalt?
                  
De zorgverzekeraar controleert de indicatiestelling op doelmatigheid en rechtmatigheid.
                     Dat is natuurlijk logisch. Maar ik begrijp van Per Saldo dat 60% van de indicaties
                     door de zorgverzekeraar naar beneden wordt bijgesteld. Bij een deel is dat terecht,
                     maar bij een ander deel gaat de zorgverzekeraar toch echt op de stoel van de indicatieverpleegkundige
                     zitten, zo blijkt uit uitspraken van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen.
                     Ik ontvang graag een reactie van de Minister.
                  
Nog een laatste vraag. Een indicatie intensieve kindzorg in de Zorgverzekeringswet
                     duurt nu maximaal twee jaar als het om een pgb gaat. Kan de Minister kijken of na
                     afloop van de indicatiestelling van twee jaar – vaak is het trouwens ook één jaar –
                     volstaan kan worden met een evaluatiemoment? Als dan blijkt dat de situatie niet is
                     veranderd, kan die toch gewoon worden verlengd? Kan de Minister dit met het veld overleggen
                     en de Kamer hierover informeren?
                  
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik kan me bij de woorden hiervoor aansluiten. Ik heb de afgelopen weken
                     ook veel contact met ouders, soms indirect, over de situatie waarin ze zitten, om
                     te ervaren hoe dat voor ouders is. Soms heb ik op hoofdlijnen ook wat medische dossiers
                     mogen doorlezen. Je kan je er gewoon bijna geen voorstelling van maken, want ouders
                     draaien gewoon een ic-afdeling thuis, in de slaapkamer van hun kind. Dat is wat er
                     feitelijk aan de hand is. Het gaat om een heel klein groepje mensen, en toch is het
                     heel belabberd en beroerd geregeld.
                  
Ik ben allerminst positief, want alle drie de moties zijn gewoon niet uitgevoerd.
                     De motie over de indicatiestelling is niet uitgevoerd en er ligt nog steeds geen handreiking.
                     Ik vergeet nu even de derde, maar mevrouw Westerveld noemde die heel expliciet. Dus
                     feitelijk hebben we gewoon geen stappen gezet. Ik wil dus van de Minister weten hoe
                     het nu zit met het mediationtraject. Hoe loopt dat? Wanneer kunnen we daar resultaten
                     van verwachten? We zijn namelijk alweer een jaar verder. Waarom zijn de andere moties
                     feitelijk niet uitgevoerd? Wie heeft hier nu belang bij? Het kunnen niet de kosten
                     zijn, want wat ouders doen, kan nooit opwegen tegen de professionele zorgkosten. Die
                     zijn altijd duurder. Wie heeft er nu belang bij dat niet ouders, maar anderen dit
                     gaan regelen? Want dat is hoe het nu voor mij voelt. Ik bedoel: geld of macht of invloed
                     zijn zo ongeveer de knoppen waar je aan draait. Wie heeft hier nu belang bij dat we
                     dat voor deze kleine groep kinderen niet op een fatsoenlijke manier kunnen regelen?
                  
Voorzitter, mijn laatste vraag; ik heb er nog veel meer. Hoe kan het zo zijn dat indicaties
                     soms ook zolang duren? Hoe kan het zo zijn dat indicaties soms pas tot stand komen
                     als kinderen al zijn overleden of aan het overlijden zijn? Want dat is feitelijk wat
                     er aan de hand is. Kortom, ik ben allerminst tevreden. We laten kinderen en vooral
                     hun ouders in de steek. Ik snap nog steeds niet waarom we dit in een fatsoenlijk land
                     als Nederland niet beter kunnen regelen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Tellegen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Bij het lezen van de brief van de Minister gingen mijn gedachten uit naar
                     Sidonie en Jurgen. Dat zijn de ouders van de ernstig zieke Milou, die niet meer beter
                     zou worden en die ze voor de jaren die ze nog had, het liefste thuis en zelf wilden
                     verzorgen. Ik ontmoette hen in het kader van een heel ander en heel groot en beladen
                     onderwerp, dat van de actieve levensbeëindiging bij kinderen tussen 1 en 12 jaar,
                     maar ik wil het hier toch noemen, omdat ook zij mij meerdere keren deelgenoot hebben
                     gemaakt van hun problemen die zelfs ouders ervoeren als het ging om de indicatiestelling
                     door verzekeraars en het verschil tussen ouderlijke en verpleegkundige zorg. Er is
                     hier echt iets aan de hand. Ons bereiken veel signalen dat het voor veel ouders nog
                     steeds niet goed geregeld is. Tegelijkertijd komt dit debat misschien wel te vroeg,
                     als ik de brief zo lees. Dat realiseer ik me ook. De Minister schrijft letterlijk:
                     we zijn er nog niet. Ik wil van de Minister heel graag weten: wanneer wel? Hoeveel
                     gezinnen zitten op dit moment nog in de financiële problemen door de nieuwe handreiking?
                     Zijn deze gezinnen in beeld bij de Minister?
                  
Mijn oud-collega Laan-Geselschap heeft een motie ingediend. Ik weet niet of dat een
                     van de drie is waaraan al is gerefereerd; mevrouw Werner had het er net ook over.
                     In die motie wordt verzocht om te kijken welke drempels er bestaan voor zorgverzekeraars
                     om meerjarige indicaties af te geven. De brief is op dit punt niet helder. Dat vind
                     ik jammer, want deze ouders zijn gebaat bij zo min mogelijk stress en gedoe en daarmee
                     zo veel mogelijk tijd en aandacht voor hun vaak doodzieke kind. Ik wil dus graag een
                     antwoord van de Minister. Als de zorgbehoefte niet verandert, dan kan de indicatie
                     toch voor langer gelden of dan kan er toch in ieder geval tussentijds worden geëvalueerd?
                     Dan kun je toch door, zonder dat die hele papiermolen opnieuw moet worden uitgevonden.
                  
Daarnaast is er een bericht van Zorgverzekeraars Nederland dat er nog steeds geen
                     objectieve criteria zijn voor het verschil tussen ouderlijke en verpleegkundige zorg.
                     Dat verbaast mij. Hoe zit dat nou? Die criteria zouden allang helder moeten zijn,
                     of begrijp ik het dan niet goed? Dan weten we namelijk beter waar we aan toe zijn.
                     Graag een reactie, voorzitter.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mag ik het voorzitterschap even overdragen aan de heer Kwint.
Voorzitter: Kwint
De voorzitter:
Die als eerste taak in zijn voorzitterschap het woord geeft aan mevrouw Agema, die
                     het woord zal voeren namens de PVV.
                  
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij alle gevoelige woorden die hier gesproken
                     zijn. We weten allemaal dat het hier gaat om kinderen die specialistische zorg krijgen
                     en die komen te overlijden. Het is heel pijnlijk dat die ouders nog moeten knokken
                     om uren zorg als hun kind al overleden is. Dat raakt ons volgens mij allemaal.
                  
Ik heb nog een aantal vragen. Wat ik niet begrijp, is dat moties die de Kamer aanneemt,
                     niet gewoon worden uitgevoerd. De regering regeert, de Kamer controleert, maar de
                     Kamer is ook gewoon de baas. Uiteindelijk beslist de Kamer wat de Kamer wil dat er
                     gebeurt. We zien dit op alle punten niet gebeuren.
                  
We hebben een zorg waar het gaat om de mediator. We krijgen de indruk dat er sprake
                     is van geheimhoudingsverklaringen. Ik dacht dat Edith Schippers daar al eens paal
                     en perk aan had gesteld en dat dit niet meer zou gebeuren. We willen vragen of er
                     sprake van is dat mensen aan geheimhoudingsverklaringen gehouden worden.
                  
De mensen zijn niet geholpen met de handreiking zoals die nu is. We zijn als hele
                     Kamer dan ook van oordeel dat medisch-specialistische handelingen uitgevoerd door
                     ouders niet mogen leiden tot vermindering van uren zorg op de indicatie – daarover
                     gaat ook de motie die ik heb ingediend – maar het gebeurt toch. Ik vraag de Minister:
                     als de hele Kamer aangeeft dat we dat niet willen, hoe kan het dan dat het toch gebeurt?
                  
De tweede vraag gaat over de handreiking. Als de hele Kamer nou een nieuwe handreiking
                     wil, waarom gebeurt dat niet?
                  
Dat waren mijn vragen.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap bij dezen aan u terug.
Voorzitter: Agema
De voorzitter:
Dank u wel. Heeft de Minister nog tijd nodig? Oké. Dan gaan we om 17.30 uur verder.
De vergadering wordt van 17.17 uur tot 17.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het commissiedebat en geef het woord aan de Minister van VWS.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Het is zeker niet voor het eerst dat wij spreken over het
                     thema «intensieve kindzorg» en waarschijnlijk ook niet voor het laatst, omdat het
                     beter moet, omdat er flink wat acties zijn ingezet ter verbetering en omdat we met
                     elkaar, denk ik, vinden dat we er nog niet zijn. De vraag van mevrouw Kuiken was:
                     wie heeft er nou belang bij dat het niet goed zou gaan? Is er een financieel of een
                     ander belang? Nee, er is eigenlijk alleen maar een aantal partijen dat maar één belang
                     voor ogen heeft en dat is het belang van goede zorg voor deze kinderen die zo vreselijk
                     veel zorg en intensieve zorg nodig hebben en daarmee dus ook de best denkbare ondersteuning
                     voor de ouders, die in deze hele ingewikkelde situatie zitten.
                  
Mevrouw Tellegen zegt: oké, we zijn er nu nog niet, maar wanneer zijn we er dan wel?
                     Ik denk dat het goed is om een aantal punten aan te geven. Als het gaat over de verbetering
                     van de indicatiestelling, hebben wij de duiding door het Zorginstituut gehad. Ik denk
                     dat die een hele hoop helderheid heeft gegeven. Vervolgens is de Handreiking Indicatieproces
                     Kindzorg gemaakt door V&VN met de ontwikkeling van de toolbox en de training. De evaluatie
                     daarvan is eind dit jaar. Ik denk dat dat zonder twijfel helpt. Ten aanzien van de
                     individuele casuïstiek hebben we afgesproken dat ouders zich kunnen melden bij de
                     zorgverzekeraar. Het kan ook via Per Saldo of via BVIKZ, die hebben gezegd dat ze
                     in gesprek zijn over alle casuïstiek die bij hen gemeld is. Zorgverzekeraars geven
                     aan dat ze goed in gesprek zijn. Als het vastloopt, kan men terecht bij de SKGZ, de
                     Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen. Dus ook dat loopt. Nog niet alle
                     casuïstiek is opgelost, maar ook dat loopt. Zowel ten aanzien van de indicatiestelling
                     als ten aanzien van de casuïstiek loopt er wat er moet lopen.
                  
Daarnaast wordt er op 7 juli een start gemaakt met de ouderwerkgroep, een beetje naar
                     analogie van de werkgroep Wij zien je Wel. Dat is een andere tak van sport als het
                     gaat over zorgintensieve kinderen. Die ouderwerkgroep gaat van start en gaat heel
                     erg helpen om, zoals u dat ook doet, op basis van individuele casuïstiek ons een beeld
                     te vormen van wat er anders en beter zou kunnen. Er loopt een onderzoek naar de bestaanszekerheid.
                     Die onderzoeksopzet is bijna gereed. Dat doen we samen met Sociale Zaken. Dat is wat
                     nodig is. En verder loopt er nog het mediationtraject. Dat is wat er op dit moment
                     allemaal loopt. Het is niet makkelijk om te zeggen: dan is alles af en dan is alles
                     perfect. Ik denk dat er altijd ruimte voor verbetering zal blijven, maar ik denk wel
                     dat die dingen zijn ingezet die nodig zijn om te zorgen dat het juist in de gezinnen
                     waar het hier over gaat, juist voor deze kinderen beter gaat en dat we datgene wat
                     er nog niet goed gaat, boven water krijgen en oplossen.
                  
Ik wil beginnen met de vragen over de samenwerking. Dan de vragen over de indicatiestelling
                     en het onderzoek naar de bestaanszekerheid en ten slotte wat overige vragen die meer
                     raken aan de verschillende moties.
                  
De voorzitter:
Hoelang denkt de Minister daarvoor nodig te hebben?
Minister De Jonge:
Ik denk tien minuten.
De voorzitter:
Zullen we dan de Minister eerst alle antwoorden laten geven?
Minister De Jonge:
Prima. Ik begin met de mediation. Een aantal partijen heeft daar vragen over gesteld
                     die ik niet kan beantwoorden. Mediation bestaat bij de gratie van geheimhouding, zeg
                     ik in de richting van mevrouw Agema. Het is nooit geheimhouding in de zin van een
                     individuele casus waar een zorgverlener bijvoorbeeld niet de goede dingen zou hebben
                     gedaan na een meldenswaardig incident. Dat was het soort geheimhouding dat mijn voorganger
                     Edith Schippers heeft willen oplossen. Zelf heb ik er een wet voor gemaakt. Dat type
                     geheimhoudingsverklaringen is altijd nietig. Je wilt niet dat incidenten onder de
                     pet worden gehouden. Hier gaat het niet over een incident, hier gaat het over mediation
                     om de relatie te herstellen tussen de verschillende betrokken partijen. Dat lukt alleen
                     maar als je daarover absolute vertrouwelijkheid afspreekt. Dat is gewoon de basisafspraak.
                  
Ik ga dus ook niet speculeren of het goed gaat of dat het niet goed gaat. Ze hebben
                     in die mediation gewoon nog werk te doen en dat moeten ze ook vooral doen. Als wij
                     een soort tussenevaluatie van hun mediation gaan doen, dan weten we zeker dat het
                     er minder goed door gaat lopen. Dat wil ik gewoon niet doen. Ik denk echt dat we die
                     mediation gewoon moeten laten slagen.
                  
Dan de indicatiestelling en de toekenningen. Een aantal partijen sprak uit: waarom
                     worden de moties niet uitgevoerd? Ik ben in de pauze even alle moties nagelopen en
                     ik meen dat we ze wél allemaal uitvoeren. Maar ik kan me voorstellen dat mevrouw Agema
                     op één punt zegt: dat was niet wat ik besteld had. Ik had daar een andere uitvoering
                     gewild. Laat mij toelichten waarom ik daar toch niet voor gekozen heb. Dat gaat over
                     de aparte handreiking voor de intensieve kindzorg. In mijn beoordeling heb ik die
                     motie ontraden, omdat een handreiking een professionele norm, een professionele afspraak
                     is die professionals onderling maken. Wij gaan niet over hun handreiking; dat is de
                     autonomie van de professionals. Dat is één. Twee. Ik heb aangegeven dat mijn beeld
                     was dat men zichzelf juist wel herkent in die handreiking als zijnde dekkend voor
                     de gehele zorg en dat er niet een aparte groep kinderen zou moeten zijn die een aparte
                     handreiking nodig heeft. De handreiking indicatiestelling kindzorg is zowel voor de
                     heel intensieve kindzorg als voor de brede kindzorg geschikt. Toen de motie werd aangenomen,
                     dacht ik: ja, dat kan ik nou wel vinden, maar misschien moet ik die opvatting even
                     toetsen bij de verschillende belangenorganisaties. Dat hebben we gedaan. Diverse belangenorganisaties
                     hebben daarbij aangegeven dat zij de handreiking juist wel geschikt vinden voor de
                     verschillende typen zorgvragen, maar ik heb ook gezien dat de handreiking bij een
                     aantal ouders wel tot onrust leidt. Daarvoor hebben we het gesprek met die groep ouders
                     en de beroepsgroep in de mediation. Ik denk dat dat een belangrijkere oplossing is
                     dan de bestelling doen in de richting van het veld om nog een handreiking te maken.
                     Er is één belangenorganisatie die daar wel aan hecht. Alle andere belangenorganisaties,
                     ook de patiëntenorganisaties zoals Kind en Ziekenhuis en Per Saldo, zeggen dat het
                     juist een heel dekkende handreiking is. Alleen BVIKZ zegt de handreiking niet genoeg
                     te vinden en juist wel een aparte handreiking te willen.
                  
De VVD en het CDA hebben gevraagd wat de drempels zijn voor meerjarige indicatiestelling.
                     Daarover gaat de motie-Laan-Geselschap. Die drempels zijn er eigenlijk niet, want
                     de afspraak is er gewoon dat men dat kan doen en dat dat maatwerk is. Alle zorgverzekeraars
                     hebben in hun pgb-reglement de afspraak gemaakt dat je een tweejarige indicatie kunt
                     afgeven en dat dat geen punt is, maar dat dat gewoon maatwerk is. Beide fracties voegden
                     er een vraag aan toe die nog verdergaat dan de motie van mevrouw Laan: is er dan na
                     afloop van de indicatie altijd een nieuwe indicatie nodig? Ja, op dit moment wel,
                     want dat is conform het pgb-reglement. Als ik uw vraag zo mag opvatten dat ik het
                     gesprek aanga met de zorgverzekeraars om bijvoorbeeld bij een overduidelijk vergelijkbare
                     zorgvraag als waarvoor de indicatie ooit is afgegeven ... Stel dat de indicatie al
                     twee jaar heeft geduurd en dat de indicatie is afgegeven voor een vergelijkbare zorgvraag
                     als de zorgvraag die het kind nu nog heeft. Dan zou je ongeveer met copy-paste de
                     indicatie na een evaluatiegesprek gewoon kunnen voortzetten of eigenlijk vertalen
                     in een nieuwe indicatie. Is dat mogelijk om de administratieve lasten te verminderen
                     en om ook het gesprek met ouders niet weer helemaal opnieuw vanaf Adam en Eva te beginnen?
                     Ik wil dat graag bespreken. Ik weet niet exact wat ik daarvoor moet veranderen. Ik
                     denk dat dat een wijziging vergt van het pgb-reglement per zorgverzekeraar, want volgens
                     mij is er geen wettelijke belemmering. Dat gesprek wil ik graag voeren met de zorgverzekeraars,
                     als ik uw beider vraag op die manier mag zien.
                  
Hoe kan een indicatieproces zo lang duren? De verzekeraars hebben mij aangegeven dat
                     de beoordeling van de indicatie voor terminale zorg sowieso met spoed en voorrang
                     wordt opgepakt, want dat is de vraag die mevrouw Kuiken stelde. Soms is het nodig
                     om een verduidelijking te vragen van een indicatiestelling. Eigenlijk ligt daar gewoon
                     een belangrijke rol voor de verpleegkundige. Die is toch degene die de indicatiestelling
                     doet. Hoe beter die indicatie is gearticuleerd, hoe sneller het hele proces wordt
                     doorlopen en hoe minder aanvullende vragen er nodig zijn. Ik kan ook niet zeggen dat
                     dit in zijn algemeenheid een heel traag proces is, maar het zal ongetwijfeld een aantal
                     keren voorkomen dat het niet snel genoeg gaat.
                  
Dan de vraag van mevrouw Agema hoe het kan dat indicaties worden bijgesteld terwijl
                     de Kamer dat niet wil. We hebben eerder al uitvoerig een debat daarover gehad. We
                     hebben het Zorginstituut gevraagd hoe we dat nou moeten zien. Het zit eigenlijk zoals
                     u het onder woorden heeft gebracht. Een verpleegkundige stelt de indicatie. Wat mag
                     een zorgverzekeraar vervolgens doen? Een zorgverzekeraar gaat vervolgens over de toekenning
                     van de indicatie. De indicatie wordt gesteld door de verpleegkundige. De toekenning,
                     dus de betaling voor zorg, wordt gedaan door de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar
                     kan dus zeggen: gegeven het feit dat de indicatiesteller zegt dat dít aan de hand
                     is in een gezin en dat dít de zorgvraag is, is het aantal uren dat is aangevraagd
                     overdone. Dat zou een zorgverzekeraar mogen doen. Dat is namelijk de wettelijke opdracht
                     van de zorgverzekeraar: om doelmatig te opereren. We kunnen niet per motie de wet
                     wijzigen, dus die wettelijke opdracht blijft staan. Vervolgens is het niet zo dat
                     de zorgverzekeraar de indicatie aanpast, maar slechts de toekenning van het aantal
                     uren. Als een ouder het daar niet mee eens is, dan gaat de ouder in eerste instantie
                     het gesprek daarover aan met de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar en de ouder kunnen
                     allebei ook om een second opinion vragen. Die second opinion wordt dan vervolgens
                     weer door een verpleegkundige uitgevoerd. Er is dus een second opinion mogelijk. Als
                     de vaststelling vervolgens nog steeds niet naar tevredenheid van de ouders is, is
                     er uiteindelijk de SKGZ. We hebben meerdere malen een beeld proberen te krijgen van
                     de omvang van de casuïstiek waarin dit speelt. Het is niet zo makkelijk om de omvang
                     daadwerkelijk in te schatten, omdat we qua namen en rugnummers niet zo heel erg veel
                     gevallen kennen. We weten dat er op dit moment een aantal casussen onderhanden is
                     bij de SKGZ. Ik meen dat dat een vijftal casussen is, waarvan een viertal van vorig
                     jaar en eentje van dit jaar. Tussen BVIKZ, Per Saldo en de zorgverzekeraars is momenteel
                     een tweetal casussen in bespreking. Daarnaast ga ik ervan uit – maar dat weet ik niet –
                     dat er in individuele gevallen een aantal casussen speelt tussen ouders en zorgverzekeraars.
                     De exacte omvang van de dispuutcasussen zou ik dus niet helemaal met zekerheid kunnen
                     noemen, maar ons beeld is dat de casussen die erbovenuit zijn getild als «hier is
                     echt sprake van een dispuut dat zich niet makkelijk laat oplossen» echt geen grote
                     groep vormen. Dat waren de vragen over de indicatiestelling.
                  
Dan de vragen over het onderzoek naar de bestaanszekerheid. De SP-fractie stelde een
                     vraag die eerder in de vorm van een motie is gesteld door mevrouw Bergkamp van D66.
                     Ik heb nog niet het laatste antwoord op die vraag, maar ik begrijp ’m wel heel erg
                     goed. Volgens mij hebben de zorgverzekeraars dat ook in een brief aan uw Kamer gearticuleerd.
                     Het volgende blijft ongemakkelijk. Een pgb is bedoeld als financiering van zorg. Omdat
                     die zorg door ouders wordt verleend, is die uiteindelijk ook bepalend voor de bestaanszekerheid
                     van mensen. Als de zorgvraag verandert of als de zorg zelfs wegvalt, bijvoorbeeld
                     omdat het kind komt te overlijden, terwijl de omvang van de indicatiestelling wel
                     degelijk bepalend is geweest voor het inkomen en dus voor de bestaanszekerheid van
                     mensen, dan blijft het altijd iets ongemakkelijks houden. Hoewel een zorgvraag kan
                     veranderen en daarmee ook een indicatie zou kunnen worden aangepast, blijft het altijd
                     iets ongemakkelijks als je weet dat dat iets heel ingrijpends doet voor de bestaanszekerheid
                     van mensen. Op dit moment stelt de verpleegkundige de indicatie, dus dan rust die
                     druk op de schouders van de verpleegkundige. Die druk kan heel zwaar zijn, weten we
                     uit gesprekken met verpleegkundigen. Ik weet nog niet hoe we dit moeten oplossen,
                     maar we moeten er wel iets mee. Ik weet ook niet óf we het goed kunnen oplossen, want
                     het is een beetje inherent aan het systeem van pgb, maar we moeten hier wel iets mee.
                     Om die reden wil ik een onderzoek. Ik wil de onderzoeksvraag ook afstemmen met de
                     partijen die nu met elkaar in mediation zijn, omdat ik vind dat zij het ook eens moeten
                     zijn met die onderzoeksvraag. Ik wil daarin in ieder geval optrekken met Sociale Zaken.
                     Het onderzoeksvoorstel is nu in een afrondende fase. Zodra het onderzoeksvoorstel
                     gereed is, deel ik het graag met uw Kamer zodat de Kamer er ook iets mee kan doen.
                     Ik had aanvankelijk gedacht dat nog voor de zomer te kunnen doen, maar ik denk dat
                     dat net na de zomer wordt.
                  
Mevrouw Van der Laan had een vraag die daarop aansloot, namelijk in hoeverre dit ook
                     speelt bij de Wmo. Mijn beeld is dat het bij de Wmo op dit moment niet speelt. Ik
                     heb nog even bij de beleidsdirectie Wmo nagevraagd of men dit herkent. Daar herkende
                     men dit niet. Ik kan dat ook wel begrijpen, want de omvang van indicatiestellingen
                     in de Wmo is natuurlijk veel geringer dan de omvang van de indicatiestellingen in
                     de Zvw. In de Wmo is het niet dusdanig bepalend voor het inkomen of de bestaanszekerheid
                     van mensen. Daarmee denk ik dat het bij de Wmo toch in mindere mate aan de orde is.
                  
Hoeveel gezinnen zijn er in financiële problemen, vraagt mevrouw Tellegen. Dat weet
                     ik dus niet, maar als ik navraag wat de aantallen zijn, en dus niet op basis van generieke
                     verhalen, maar echt op specifieke casuïstiek ... Wat is er nou daadwerkelijk in bespreking
                     bij zorgverzekeraars? Dat is niet zo makkelijk per zorgverzekeraar naar boven te halen,
                     omdat daar natuurlijk verschillende gesprekken lopen. Er is ook een doorlopende indicatiestelling.
                     Hoeveel zaken tussen de zorgverzekeraars en de brancheorganisatie zijn op dit moment
                     in dispuut? Dat zijn in ieder geval twee casussen. Mijn indruk is dat dit niet dekkend
                     is voor het aantal casussen waarin ouders en zorgverzekeraars met elkaar in gesprek
                     zijn, want dat lijkt me wel heel erg weinig.
                  
Wat ligt er op dit moment voor bij de SKGZ naar aanleiding van alles wat we vorig
                     jaar hebben besproken? In de laatste update die wij daarover hebben gehad, gaat het
                     om vijf casussen.
                  
Dan de moties. Nee, sorry, de overige vragen. Daarbij was ook een vraag over de moties.
                     Meer een algemene vraag, namelijk: waarom voeren we moties niet uit? Ik ben er echt
                     oprecht van overtuigd dat we dat wel doen, omdat ik vind dat het zo werkt zoals u
                     zegt dat het werkt, namelijk: de Kamer neemt een motie aan en als kabinet heb je je
                     te verhouden tot die opvatting van de Kamer. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat u
                     nog steeds niet tevreden bent over hoe een motie wordt uitgevoerd. Daar heb je dan
                     vervolgens weer een debat over. Dat debat voeren wij vervolgens ook op dit moment.
                  
Daarmee ben ik door de gestelde vragen heen, voorzitter.
De voorzitter:
Ik stelde net drie woordmeldingen voor, maar dat gaan we natuurlijk niet redden. Dus
                     ik stel voor dat we één vraag in tweeën doen, of twee vragen in enkelvoud. Laten we
                     dat doen.
                  
De heer Kwint (SP):
Kort over de combinatie van indicatiestelling en de vraag wie er een belang heeft.
                     Volgens mij is er wel een belang, namelijk dat van de zorgverzekeraars. Mevrouw Werner
                     gaf net terecht aan dat 60% van de indicaties die door medisch personeel worden gesteld,
                     uiteindelijk naar beneden wordt bijgesteld. Waardoor? Door een interventie van de
                     zorgverzekeraar. Als de Kamer dan een motie aanneemt waarin staat dat wij niet willen
                     dat de zorgverzekeraar op de stoel van de verpleegkundige of de arts gaat zitten,
                     dan vind ik het te makkelijk om te zeggen dat het formeel niet zo is, dus dat ze niet
                     gaan over de indicatiestelling, maar alleen over de toekenning, en om dan te zeggen
                     dat daarmee de motie is afgedaan. Dan had de motie nooit ingediend hoeven te worden,
                     want de zorgverzekeraar is nooit over de precieze indicatiestelling gegaan, maar altijd
                     alleen maar over de toekenning ervan. De vraag uit die motie blijft dus staan voor
                     mijn fractie: hoe voorkomen we dat bij deze groep kinderen, onder druk van de verzekeraars
                     – dat gebeurt dus in 60% van de gevallen – een indicatie die zo hard nodig is om puur
                     financiële redenen naar beneden wordt bijgesteld? Want dat was de wens van de Kamer.
                  
Minister De Jonge:
Eerst even over het woord «belang». Daar gaat de suggestie van uit – daarom deel ik
                     die opvatting gewoon niet – dat een zorgverzekeraar verlekkerd zit te kijken naar
                     de kosten die hij opmaakt in zo'n gezin en dan denkt: «Weet je wat ik kan doen? Ik
                     kan daar heel erg op bezuinigen. Wat zou mij dat goed uitkomen.» Dan even over het
                     belang van de zorgverzekeraar. Kijk alleen naar het aantal kinderen dat die intensieve
                     zorg heeft. Dan gaat het natuurlijk voor een zorgverzekeraar als geheel nooit over
                     grote bedragen. Het gaat dus niet zozeer om een financieel belang. Er is wel een wettelijke
                     opdracht – die wettelijke opdracht hebben we hier met elkaar gegeven – voor een zorgverzekeraar
                     om doelmatig te opereren. Dan is het vervolgens een subtiel evenwicht. Daar heeft
                     de heer Kwint gewoon gelijk in. Dat is een andere keuze die hier in de Kamer is gemaakt,
                     namelijk dat een wijkverpleegkundige, een verpleegkundige of een gespecialiseerde
                     kinderverpleegkundige de indicatie stelt, zoals een huisarts de indicatie stelt, en
                     dat het vervolgens aan de zorgverzekeraar is om tot toekenning over te gaan. Dat is
                     een subtiel evenwicht. Als een zorgverzekeraar denkt «gegeven deze indicatie, kan
                     het eigenlijk nooit zo zijn dat er zo veel uren voor staan», dan is het echt aan de
                     zorgverzekeraar – dat is zijn wettelijke taak – om te kijken of er niet een ander
                     type uren bij hoort, gegeven de inhoud. We hebben ...
                  
De voorzitter:
Dit is echt een veel te lang antwoord ...
Minister De Jonge:
Ja, maar dit is een vrij fundamentele kwestie.
De voorzitter:
Beste Minister, dit is echt een veel te lang antwoord. Dit antwoord duurt minuten.
                     U bent alle facetten aan het uitleggen, maar kunt u alstublieft antwoord geven op
                     de vraag?
                  
Minister De Jonge:
Toch even, voorzitter. Dit is een vrij fundamenteel debat, dat bij herhaling terugkomt.
                     De heer Kwint zegt: zorgverzekeraars gaan op de stoel van de indicatiesteller zitten.
                     Mijn stelling is: dat doen ze niet. Want als zij daadwerkelijk op de stoel van de
                     indicatiesteller zouden zitten, zouden zij zeggen: we gaan de indicatie naar beneden
                     bijstellen. Dat kunnen ze niet doen, want de indicatie is namelijk van de wijkverpleegkundige.
                     De toekenning is echt aan de zorgverzekeraar. Het is ook hun wettelijke taak en hun
                     wettelijke opdracht om de toekenning doelmatig te doen. Als zij, kijkende naar de
                     indicatiestelling, het niet eens zijn met het aangevraagde aantal uren, is het hun
                     taak om er een second opinion over aan te vragen. Dat is ook logisch. Dat is precies
                     de rol die zorgverzekeraars toekomt. Dus ik deel niet de opvatting dat de zorgverzekeraars
                     op de stoel van de indicatiesteller gaan zitten.
                  
Mevrouw Agema heeft in haar eerste termijn een dispuut aangereikt dat daaronder zit,
                     namelijk: wat mag je van ouders verwachten aan ouderlijke zorg? Die vraag hebben we
                     voorgelegd aan het Zorginstituut. Die heeft een kraakhelder antwoord gegeven over
                     wat ouderlijke zorg is. Bij een herindicatie kan het niet opeens anders zijn, omdat
                     ouders een deel van die taken als pgb-gefinancierde zorgtaken op zich hebben genomen.
                     Bij een herindicatie kan dan niet opeens gezegd worden: dat is dan reguliere ouderlijke
                     zorg. Dat heeft heel veel helderheid gegeven in de uitleg over de zorgplicht die zorgverzekeraars
                     hebben. Ik denk dat daarmee een belangrijk deel van de ingewikkelde disputen is opgelost
                     of kan zijn opgelost.
                  
De voorzitter:
Meneer Kwint, is dat voldoende?
De heer Kwint (SP):
Nou, nee. De Minister maakt er een semantische discussie van, alsof de intentie van
                     die motie niet glashelder was. Je gaat bij die intensieve zorg een dispuut in dat
                     in de helft van de gevallen pas opgelost wordt tegen de tijd dat het te laat is. Als
                     het nou over zo'n korte periode gaat, als het in zo veel gevallen naar beneden bijgesteld
                     wordt, zou je dan niet gewoon moeten zeggen: jongens, dan slepen we het wel uit de
                     Zorgverzekeringswet? Maakt me niet uit hoe we het gaan regelen, maar voor deze mensen
                     is het voor zo'n korte periode zo ontzettend belangrijk dat ze gewoon geen tijd hebben
                     voor dat getouwtrek.
                  
Minister De Jonge:
Maar dat zou betekenen dat we dit deel van de wijkverpleging gaan decentraliseren
                     naar de gemeenten?
                  
De heer Kwint (SP):
Of je creëert een speciale voorziening bij het ministerie voor een toegekende ...
De voorzitter:
Niet door elkaar heen praten.
De heer Kwint (SP):
O, excuus.
De voorzitter:
We hebben hier één uur voor uitgetrokken. Ik kan er ook niets anders van maken. De
                     Minister, kort.
                  
Minister De Jonge:
Dat is wel een heel ingrijpende oplossing. De vraag is echt of er niet een eenvoudigere
                     oplossing mogelijk is. De vraag is om hoeveel gevallen het echt gaat waarbij er sprake
                     is van een dispuut, en of dat dispuut niet op een andere manier kan worden opgelost
                     dan via een stelselwijziging. Dat lijkt mij eerlijk gezegd de langzaamste weg naar
                     de uitgang.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van der Laan, heeft u nog een vraag?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ja, een vervolgvraag over de pgb-houders op gemeentelijk niveau. Ik denk dat niet
                     alleen de Wmo een rol speelt, maar ook de Jeugdwet. Dan blijft mijn vraag toch staan
                     of u bereid bent om daar een nader beeld over op te halen. We hebben namelijk wel
                     degelijk het idee dat het iets te makkelijk afgedaan wordt met zelfredzaamheid of
                     met te zeggen dat het bij de opvoedplicht hoort.
                  
Minister De Jonge:
Een beeld ophalen wil ik wel doen. Ik dacht dat uw vraag betrekking had op de Wmo.
                     Toen wij beiden wethouder waren bij die decentralisatie, herinner ik me dat die Jeugdwetindicaties
                     die overkwamen vanuit de AWBZ soms zo ruim bemeten waren dat gemeenten ook wel met
                     hun wenkbrauwen fronsten en zich afvroegen of ze niet heel ruim bemeten waren. Vervolgens
                     gingen ze die aanpassen, maar dat leidde in zo'n gezin dan wel degelijk tot financiële
                     zorgen, die niet helemaal zo impactvol waren als bij de intensieve kindzorg uit de
                     Zvw, maar die wel degelijk impact konden hebben. Ik zal die toetsvraag stellen, maar
                     ik wil er een beetje voor oppassen dat we voor alles heel grote, dikke onderzoeken
                     uitzetten. Maar ik zal de toetsvraag stellen of er vergelijkbare kwesties aan de orde
                     zijn. Daar kom ik dan op terug.
                  
Mevrouw Werner (CDA):
Dank voor de toezegging van de Minister om een eventueel evaluatiemoment te bespreken
                     met het veld. Mijn vraag is wanneer de Minister terugkomt naar de Kamer met de uitslag
                     hiervan. Kunnen we daar een brief over ontvangen?
                  
Minister De Jonge:
Na de zomer, omdat ik denk dat ik dan sowieso over een aantal zaken een update heb
                     te geven, zoals dat onderzoek naar de bestaanszekerheid. Ik zou dan een onderzoeksvoorstel
                     voorleggen. Ik zou graag een tussenstand willen geven, of eigenlijk wel een eindstand,
                     van de mediation. Dan neem ik dit mee, omdat dit een van de onderwerpen is die ik
                     dan heb besproken met het veld. Dan kan ik ook die vraag van mevrouw Van der Laan,
                     die toetsvraag bij de gemeenten, terugleggen.
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Wanneer mislukt een mediationtraject? Het loopt nu namelijk al een tijd. Waarom wordt
                     er nu pas uitvoering gegeven aan de motie over de indicatiestelling? De Minister zegt
                     zelf dat hij nu wel het gesprek aan wil gaan met de zorgverzekeraars. Het kan niet
                     allebei waar zijn. We zeggen dat we ruimte geven aan de professionals om de indicatie
                     te stellen, maar vervolgens zeggen we: ruim baan voor de zorgverzekeraars om hun wettelijke
                     taak te doen. Dat doen ze nog niet eens zelf. Er worden ook nog eens particuliere
                     derden, zoals Argonaut, ingehuurd om de hele medische molen op te graven.
                  
Dan mijn laatste opmerking. De Minister kent maar een aantal gevallen, maar het gaat
                     in totaal ook maar om 200 kinderen. Dat je dan niet 200 klachten hebt, me dunkt! Als
                     je 5, 10, of tientallen klachten hebt op die 200 kinderen, is dat gewoon een enorm
                     groot aantal. Dus de verhouding moet hierbij ook wel in balans zijn. Ik bedoel, als
                     er één ouderpaar is, op een aantal van 200, dat anderhalf jaar lang wacht op een indicatiestelling
                     terwijl hun kind al is overleden, dan is dat veel. Dus we moeten ook met elkaar naar
                     de verhouding kijken. Het gaat hier niet om 17 miljoen verzekerden; het gaat om een
                     hele kleine, hele specifieke groep.
                  
Tot slot, voorzitter, en dan houd ik mijn mond. De BVIKZ was niet akkoord, maar zij
                     waarborgen de belangen van deze kinderen. Dat doet Per Saldo, heus, maar niet op deze
                     intensieve manier, omdat het een hele kleine, hele specifieke groep is. Het gaat hier
                     bijna om ic-zorg die je thuis uitvoert. Dus laten we dat niet vergeten.
                  
Minister De Jonge:
Nou, ik begin maar even met dat laatste. Ik zou dat niet zo stellen. U stelt dan dat
                     BVIKZ de belangen van deze kinderen of van deze ouders beter behartigt dan Stichting
                     Kind en Ziekenhuis of dan Per Saldo. Ik deel die mening in ieder geval niet. Dat is
                     een. Dan mijn tweede punt, over het mediationtraject. Het punt is dat je niemand tegen
                     zijn zin in gelukkig kan maken. Een mediationtraject moet je dus ingaan met de wil
                     dat je eruit gaat komen. Ik was aanvankelijk wat aarzelend over een mediationtraject,
                     omdat een mediationtraject dat opgelegd is door een Minister, een departement of door
                     een Kamer opgelegde druk is van buiten, en ik weet niet of dat de meest succesvolle
                     weg is in een mediation. Maar u heeft daar een motie over aangenomen. Toen heb ik
                     gedacht: dan gaan we dat ook gewoon doen. Zo zijn we dat ingegaan. Ik wil er nu vooral
                     géén druk op leggen, ook niet qua tijd, en ik wil ook geen tussenstanden geven, omdat
                     ik denk dat men erbij gebaat is om zelf het werk te doen dat een mediationtraject
                     vraagt.
                  
Dan de motie-Laan-Geselschap over het doen van onderzoek naar belemmeringen bij zorgverzekeraars
                     om een meerjarige indicatie af te geven. Die motie is wel uitgevoerd. Die heb ik ook
                     afgedaan in de Kamerbrief. Dit is een vraag die daarbovenop komt en die daar nog verder
                     in gaat, namelijk: zou je bij een herindicatie, dus niet bij een meerjarige indicatie,
                     met een evaluatie en vervolgens met nauwelijks meer, de papierwinkel over kunnen slaan?
                     Dat is dus een vraag die verder gaat dan het stellen van een meerjarige indicatie.
                  
Dan over de omvang van de groep. Ik weet niet of het over 200 kinderen gaat. We rubriceren
                     dat namelijk niet. Er is ook niet een aparte rubriek voor intensieve kindzorg. Er
                     is zorg die in toenemende mate gradaties van intensiteit kent. Dus ik zou niet weten
                     of het over 200 kinderen gaat. Ik denk dat het over meer kinderen gaat. Om de groep
                     waarbij het niet goed gaat, kan ik niet heel goed een hek zetten en zeggen: dit is
                     het aantal waar het om gaat. Maar ik denk dat het niet over een hele grote groep gaat.
                     Ik haast me om daar gelijk bij te zeggen dat het me eigenlijk niet uitmaakt, al gaat
                     het over één geval. Als het in een gezin niet goed gaat omdat de zorg niet geleverd
                     kan worden die eigenlijk wel nodig is, wat iets te maken heeft met een indicatiestelling
                     of de houding van wie dan ook in dat hele proces, is er dus iets om te verbeteren.
                     Daarom wil ik weten om welke casuïstiek het gaat en wil ik die werkgroep van ouders
                     horen om te snappen waar het niet goed gaat en waar we het beter zouden kunnen doen.
                     Dat is hoe ik erin zit.
                  
Mevrouw Tellegen (VVD):
Waar het hier natuurlijk uiteindelijk in de kern om gaat, is dat je de ouders van
                     deze doodzieke kinderen wilt ontlasten en dat je ze zo min mogelijk wilt lastigvallen
                     met allerlei administratief gedoe. Ik hoor de Minister nu net zeggen dat we het over
                     een meerjarige indicatie hebben en over een herindicatie. Voordat we daar nu hier
                     een semantische discussie over krijgen ... Mijn vraag ging erover, inderdaad in navolging
                     van de motie van mijn collega Van der Laan, of de Minister in gesprek wil gaan met
                     de zorgverzekeraars om te kijken of we die indicatie langer dan twee jaar kunnen laten
                     lopen, omdat twee jaar vaak ook te kort is voor deze mensen. Als de indicatie er eenmaal
                     is, dan is die indicatie gesteld en kun je tussentijds evalueren en dan eventueel
                     op- of afschalen. Maar ik zou graag willen dat die indicatie langer dan twee jaar
                     doorloopt, in de hoop dat we ouders daarmee kunnen ontlasten. Dus mijn vraag is: is
                     dat ook de bedoeling van de Minister?
                  
Minister De Jonge:
Het kan van tweeërlei aard zijn, maar dat moet ik uitzoeken. Ik denk dat die twee
                     jaar niet in een wet of wat dan ook staat, maar in de pgb-regeling zoals zorgverzekeraars
                     die zelf hanteren. Daarmee kun je er ook weer vanaf. De vraag is: zou je dat willen,
                     natuurlijk op maat? Ik ben bereid die vraag absoluut te bespreken. Dan heb je volgens
                     mij twee varianten. Eén variant is dat je bij herindicatie aan een evaluatie voldoende
                     hebt om vervolgens copy-paste de indicatie daarna voort te zetten. De tweede mogelijkheid
                     is dat je ook een indicatie voor langer dan twee jaar kunt stellen. Het lijkt me allebei
                     mogelijk, maar het effect voor ouders is hetzelfde, namelijk het niet opnieuw doorlopen
                     van een indicatietraject vanaf Adam en Eva, maar op basis van een evaluatiegesprek
                     de indicatie gewoon laten doorlopen.
                  
Mevrouw Tellegen (VVD):
Daarover gaat u ons in die brief informeren?
Minister De Jonge:
Ja.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Oké, dank u wel.
Voorzitter: Kwint
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Agema, die ook nog een vraag wilde stellen.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik vond de beantwoording van de Minister heel erg teleurstellend. Het is voor mij,
                     vanuit de oppositie, heel moeilijk om een motie aangenomen te krijgen, helemaal als
                     de motie is ontraden. Bij de motie over de aparte handreiking waren de opvattingen
                     van het veld en van de belangengroepen onderdeel van de beraadslaging. Ondanks dat
                     vond de Kamer met algemene stemmen dat die aparte handreiking er toch moest komen.
                     Het is dus heel erg teleurstellend dat de Minister nu, zo veel later, weer hier komt
                     en zegt: maar ja, ik heb het nog eens met de belangenclubs opgenomen en zij vinden
                     dat die er niet moet komen, en dus heb ik die motie niet uitgevoerd. Maar dat was
                     al onderdeel van de beraadslaging. Toch heeft de voltallige Kamer gezegd – het is
                     voor mij ontzettend moeilijk om een ontraden motie aangenomen te krijgen – dit te
                     willen. En dan zegt de Minister dat hij het toch niet gaat doen. In het kader van
                     macht en tegenmacht, wat heel actueel is, vind ik dit heel erg pijnlijk. Het kost
                     ontzettend veel moeite om iets aangenomen te krijgen.
                  
Datzelfde geldt voor de motie over de indicatie, waarin de regering werd verzocht
                     te bewerkstelligen dat medisch-specialistische handelingen die uitgevoerd worden door
                     de ouders van ernstig zieke kinderen niet kunnen leiden tot vermindering van uren
                     op de indicatie. Die motie is ook Kamerbreed aangenomen. De Minister zegt in zijn
                     beantwoording: we kunnen niet per motie de wet wijzigen. Maar dat is toch uiteindelijk
                     wat de motie met het woord «bewerkstelligen» verzoekt? De Kamer heeft Kamerbreed gezegd
                     dit te willen. Het kost zo ongelofelijk veel moeite om een voet tussen de deur te
                     krijgen, om iets aangenomen te krijgen, helemaal als een motie ontraden wordt. Dan
                     verwacht ik, ook in de huidige discussie van macht en tegenmacht, dat er dan desnoods
                     een wetswijziging naar de Kamer komt.
                  
Minister De Jonge:
Ik denk dat mevrouw Agema zichzelf tekortdoet. Volgens mij zijn er heel veel moties
                     die mevrouw Agema aangenomen krijgt, ook als ik daar zelf het oordeel «ontraden» aan
                     heb gekoppeld. Ik denk wat dat betreft dat dat ook naar de beste leer van het dualisme
                     verloopt. Ten aanzien van deze moties heb ik verwoord waarom ik een uitvoering gekozen
                     heb die ik ook passend vind bij de opvattingen van het veld. Kijk, een handreiking
                     is een professioneel normeringsinstrument. Dus dat maakt dat het opleggen van een
                     handreiking als ondersteuningsinstrument voor hoe de indicatiestelling zou moeten
                     plaatsvinden, gewoon niet past bij de professionele autonomie zoals die op dit moment
                     in de wet geborgd is. Het past dus niet in de wettelijke constellatie. Dat maakt dat
                     zo'n motie een bestelling is in de richting van het kabinet, waarmee het kabinet vervolgens
                     het gesprek aangaat met het veld. Als alle partijen dan, op eentje na, zeggen «maar
                     de huidige handreiking is gewoon richtinggevend en dekkend voor alle groepen», dan
                     kan ik niet met een motie onder mijn arm tegen het veld zeggen: sorry, maar er is
                     een motie aangenomen, dus nu moet er een handreiking komen, of je daar nou zin in
                     hebt of niet, beste wijkverpleegkundigen, beste Per Saldo of beste zorgverzekeraars.
                     Ik vind dat toch een beetje een gekke verhouding tussen een Minister en het veld.
                     Ik kan niet per motie die verhouding veranderen. Dat is niet goed mogelijk.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Agema, ik vermoed dat u daar nog wel wat aan toe te voegen hebt.
Mevrouw Agema (PVV):
Ja, want dit is echt belachelijk. De Kamer heeft unaniem een motie aangenomen. De
                     Minister komt hier nu alleen uitleggen waarom hij haar niet uitvoert, maar dat kan
                     niet. We hebben hier al die belangenorganisaties die het niet zagen zitten gehoord,
                     en vervolgens als Kamer, gehoord de beraadslaging, unaniem gezegd: wij willen het
                     toch. Dan kan de Minister niet zeggen dat hij nog eens met het veld heeft gesproken,
                     dat ze het niet willen, en dat hij niet naar het veld kan. We hebben namelijk het
                     veld en de Minister aangehoord. De Minister ontraadde de motie en zegt nu dat hij
                     niet naar het veld kon, maar wij zeiden: ja, maar we willen die aparte handreiking
                     toch. Dat is het punt waar ik op aansla. De Minister kan niet zeggen «ik vind van
                     niet» of «het veld vindt van niet». Uiteindelijk gaat het toch om die unaniem aangenomen
                     Kamermotie, gehoord de beraadslaging, gehoord het veld, gehoord de belangenclubs en
                     gehoord de Minister? Wij willen dit met z'n allen.
                  
De voorzitter:
De Minister. Daarna geef ik het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Agema.
Minister De Jonge:
Het hangt van het thema af waarover het gaat. Als het een thema zou zijn dat ik als
                     Minister volkomen in eigen hand had, dan kan ik de redenering van mevrouw Agema volgen.
                     Overigens betekent de leer van dualisme, macht en tegenmacht, ook dan niet dat moties
                     altijd copy-paste moeten worden uitgevoerd, want een Kamer en een kabinet kunnen het
                     ook oneens zijn met elkaar. Vervolgens staat het totale politieke instrumentarium
                     aan de Kamer ter beschikking om te doen wat de Kamer goeddunkt. Uiteindelijk is de
                     Kamer aan het einde van de dag de baas; dat deel ik zeer. In dit geval wordt er in
                     de motie iets bij het kabinet besteld wat een kabinet niet kan dicteren aan een veld.
                     Het gaat over een handreiking om wijkverpleegkundigen te helpen bij de indicatiestelling.
                     Zo'n handreiking is een ondersteuningsinstrument voor professionals. In de indicatiestelling
                     kennen we professionele autonomie. Daarom kan het dus geen dictaat zijn van de Minister
                     over hoe men tot die indicatiestelling moet komen. Het veld zegt zelf dat de handreiking
                     hen heel goed helpt om hun werk goed te kunnen doen. Als ik dan zeg «maar deze motie
                     zegt dat dit niet zo is, jullie moeten per se nog een aparte handreiking hebben voor
                     een speciale groep kinderen», kom ik in een heel merkwaardige verhouding te staan
                     tot het veld. Zo liggen de verhoudingen niet. Het kan geen dictaat zijn voor hoe de
                     professionele autonomie ten aanzien van de indicatiestelling moet worden uitgevoerd
                     door wijkverpleegkundigen. V&VN zegt dat de handreiking die ze nu hebben goed is en
                     hen goed helpt. Die hebben ze ook met de partners in het veld gemaakt. Die gaan ze
                     aan het eind van het jaar ...
                  
De voorzitter:
Volgens mij vervallen we een beetje in herhaling, Minister. Volgens mij zijn jullie
                     het gewoon niet eens.
                  
Minister De Jonge:
Nee, ik denk het ook niet.
Voorzitter: Agema
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar mijn collega's voor hoe we dit procedureel gaan
                     afronden. Met een tweeminutendebat? Of wilt u nog een tweede termijn? Nee, we sluiten
                     hier af en dan gaan we voor een tweeminutendebat. Wie vraagt het aan? Mevrouw Kuiken?
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee hoor, doe maar gewoon meneer Kwint. Wij komen er samen wel uit.
De voorzitter:
Oké. De Minister heeft nog de volgende toezegging gedaan.
– Na de zomer komt er een onderzoeksvoorstel inzake de bestaanszekerheid van ouders
                           van ernstig zieke kinderen, de toetsvraag en de meerjarige indicatiestelling.
                        
Dan sluit ik bij dezen het commissiedebat over de intensieve kindzorg af. Ik dank
                     mijn collega's voor hun inbreng. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ik dank
                     de ambtelijke ondersteuning, de mensen die op afstand meekijken, de Dienst Verslag
                     en Redactie, de bode en de griffier. Ik sluit af.
                  
Sluiting 18.11 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.