Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 17 juni 2021, over Bedrijfslevenbeleid en innovatie
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 471 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 17 augustus 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 17 juni 2021 overleg
                  gevoerd met de heer Blok, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en mevrouw Keijzer,
                  Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over:
               
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 8 december 2020 inzake
                           beleidsnota Modernisering Rijksoctrooiwet 1995 voor het mkb (Kamerstukken 30 635 en 32 637, nr. 7);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 11 december 2020 inzake
                           antwoorden op overige vragen commissie over Bedrijfslevenbeleid (Kamerstuk 32 637, nr. 443);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 30 november 2020 inzake
                           update van de ontwikkelingen bij het bedrijf Unilever (Kamerstuk 32 637, nr. 439);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 13 november 2020 inzake
                           ontwikkelingen Tata Steel Nederland (Kamerstuk 29 826, nr. 125);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 17 november 2020 inzake
                           uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Graus c.s. over een integraal plan
                           voor de doorontwikkeling van VDL Nedcar (Kamerstuk 29 826, nr. 126);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 3 november 2020 inzake
                           antwoorden op vragen commissie over Bedrijfslevenbeleid (Kamerstuk 32 637, nr. 442);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 30 oktober
                           2020 inzake visie op de toekomst van de industrie in Nederland (Kamerstukken 29 826 en 29 696, nr. 124);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 12 november 2020 inzake
                           rapport Individuele steun aan bedrijven tijdens de coronacrisis; Zijn de lessen uit
                           het verleden toegepast? (Kamerstuk 35 420, nr. 184);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 15 december 2020 inzake
                           antwoorden op vragen commissie over VDL Nedcar: geen vervolgorder BMW (Kamerstuk 29 826, nr. 127);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 12 maart 2021 inzake
                           kabinetsreactie Monitoringsrapportage boekjaar 2019 Monitoring Commissie Corporate
                           Governance Code (Kamerstuk 31 083, nr. 61);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 26 april 2021 inzake
                           besluit op Wob-verzoek AmCham (Kamerstuk 32 637, nr. 452);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 20 mei 2021
                           inzake actuele CBS-cijfers met betrekking tot de handel met het Verenigd Koninkrijk
                           in 2020 en eerste kwartaal 2021 (Kamerstuk 35 393, nr. 40);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 12 mei 2021
                           inzake invulling motie van het lid Amhaouch c.s. over een subsidieregeling om de teruggang
                           in R&D-investeringen te mitigeren (Kamerstuk 35 669, nr. 21) (Kamerstuk 35 420, nr. 269);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 29 april 2021
                           inzake resultaten evaluatieonderzoek organisaties voor toegepast onderzoek (TO2) (Kamerstuk
                           32 637, nr. 453);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 22 april 2021
                           inzake evaluatie programma Smart Industry (Kamerstuk 29 826, nr. 128);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 4 februari
                           2021 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere successen werkgroep ruimtemijnbouw
                           (Kamerstukken 24 446 en 33 009, nr. 73);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 18 december
                           2020 inzake rapporten inzake Actieprogramma en advies Future Affordable Sustainable
                           Therapies (Kamerstukken 29 477 en 33 009, nr. 693);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 26 mei 2021
                           inzake beleidsreactie op AWTI Advies: «Beter van start – De sleutel tot doorgroei
                           van kennisintensieve startups» (Kamerstuk 33 009, nr. 99);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 1 juni 2021 inzake
                           onderzoek Dialogic over Nederlandse investeringsklimaat (Kamerstukken 26 485 en 33 637, nr. 369);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 31 mei 2021
                           inzake landenonderzoek inzake de belastingheffing van aandelenopties voor werknemers
                           (Kamerstuk 35 572, nr. 88).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Van der Lee
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Van Haga, Romke de Jong, Van
                  der Lee, Stoffer en Van Strien,
               
en de heer Blok, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en mevrouw Keijzer, Staatssecretaris
                  van Economische Zaken en Klimaat.
               
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat.
                     Aan de orde is het commissiedebat Bedrijfslevenbeleid en innovatie. Ik heet de Minister
                     van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom, evenals de Staatssecretaris. De
                     Minister zie ik voor het eerst in deze commissie, dus ik heet hem extra welkom. Maar
                     misschien heeft hij al een debat gehad met andere collega's. Ja? Fantastisch. Maar
                     evengoed nog steeds van harte welkom.
                  
Er zijn een aantal leden aanwezig, waaronder de heer Amhaouch van het CDA en de heer
                     Van Haga van – even goed nadenken – Groep Van Haga. De heer Van Haga moet iets eerder
                     weg, maar kan gewoon als tweede zijn termijn doen. Daarnaast de heer De Jong van D66,
                     de heer Stoffer van de SGP, de heer Van Strien van de VVD en ik ben zelf Tom van der
                     Lee van de GroenLinks. We hebben zes minuten spreektijd. Uiterlijk 13.30 uur stopt
                     deze vergadering. Dan stoppen we ook echt, in verband met andere vergaderingen. Misschien
                     zijn we eerder klaar. De heer Amhaouch mag als eerste zijn termijn beginnen. Gaat
                     uw gang.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter, en ook dank dat u het voorzitterschap wilt invullen. Het commissiedebat
                     Bedrijfsleven en innovatie: tijdens dit debat wil het CDA een ode brengen aan de Nederlandse
                     maakindustrie, de verzamelnaam van oer-Hollandse mkb- en familiebedrijven die goed
                     samenwerken met het grootbedrijf en die hoogwaardige industrie met sterke kennis-
                     en technologiecomponenten produceren. Deze prachtige producten en diensten gaan de
                     hele wereld over. Waar een klein land groot in kan zijn. Er wordt ook goed samengewerkt:
                     een beetje het Oranjegevoel dat we voor vanavond weer moeten hebben.
                  
Graag maak ik met u een korte tour d'horizon, te beginnen in de Brainportregio, de
                     nationale groeimotor voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland. Ik mocht
                     er zelf jarenlang werkzaam zijn. Ik ben nog steeds onder de indruk van wat daar gebeurt.
                     Eurocommissaris Breton was er recent op bezoek en benoemde dat deze regio een sleutelpositie
                     heeft in de mondiale waardeketen, met onder andere het grote ecosysteem rond een bedrijf
                     als ASML bij het oplossen van de wereldwijde tekorten in de chipindustrie. Dit ecosysteem
                     raakt bijna alle regio's en provincies in Nederland. Mede dankzij de moties-Mulder/Verhoeven
                     in 2016 kreeg Brainport de status van mainport. Dat heeft de regio geen windeieren
                     gelegd. Het gaat goed. Daarom is het wat het CDA betreft nu tijd voor een volgende
                     stap: de Brainportregio Eindhoven aanmerken als een nationaal sleutelproject en tegelijkertijd
                     vol en integraal aan de slag gaan met de Brainport Nationale Actieagenda. Graag een
                     reactie van het kabinet.
                  
Het succesverhaal van Brainport is uniek, maar als de analyse van Dialogic naar onderzoeks-
                     en innovatie-ecosystemen ons iets laat zien, is dat de kennis en de innovatieve bedrijvigheid
                     over heel Nederland verspreid zitten. Juist in die regionale verscheidenheid ziet
                     het CDA de kracht van Nederland. Een mooi voorbeeld is VDL Nedcar in Zuid-Limburg.
                     Dat zorgt voor werkgelegenheid en heeft plannen voor een supermoderne, flexibele autofabriek.
                     Ze zijn ook aan het pionieren voor een batterijfabriek. Het CDA heeft eerder gepleit
                     voor een actieplan om VDL Nedcar te helpen om dit door te ontwikkelen en om dit chefsache
                     te maken. Wat is de stand van zaken hiervan?
                  
Willen we de groeikansen van en in alle regio's benutten, waartoe de motie-Amhaouch
                     oproept, dan moet de infrastructuur op orde zijn. Nu ligt er het evaluatieonderzoek
                     van dit jaar naar organisaties voor toegepast onderzoek. Dat concludeert dat er ruimte
                     is voor verbetering van de aanwezige TO2 in de regio's, met name in Noord- en Oost-Nederland.
                     Deelt de Staatssecretaris deze conclusie? Wil zij zich met het CDA inzetten voor een
                     betere spreiding van TO2-instellingen in de regio, zoals een fysieke vestiging van
                     TNO in Overijssel?
                  
Datzelfde onderzoek stelt ook vast dat de regionale onderzoeksinstituten die toegepast
                     onderzoek op nationaal niveau verrichten maar geen TO-status hebben, niet in aanmerking
                     komen voor rijksbijdragen voor TO2. Een voorbeeld daarvan is Wetsus in Leeuwarden,
                     dat baanbrekend onderzoek doet naar watertechnologie. Wil de Staatssecretaris hierop
                     ingaan? Acht zij het voorstelbaar dat Wetsus op korte termijn een TO2-status kan krijgen?
                     Wat is daarvoor nodig?
                  
Via Wetsus terug naar de maakindustrie. Vandaag staat namelijk de visie op de toekomst
                     van de industrie in Nederland op de agenda. De uitvoering van de motie die het CDA
                     samen met de VVD in 2019 indiende, is minstens zo interessant als de brief die is
                     meegestuurd, over de SWOT-analyse van strategische waardeketens. Dit bevestigt waar
                     het CDA al langer voor waarschuwt. De Nederlandse maakindustrie, in sectoren als de
                     halfgeleiderindustrie, de ruimtevaart en defensie, is kwetsbaar en staat onder druk.
                     Als we niets doen en alles overlaten aan marktwerking, verdwijnt de strategische technologie
                     naar het buitenland, of verliest de Nederlandse industrie haar internationale positie.
                     Daarom wil het CDA vandaag een lans breken voor het voeren van een strategisch, regionaal
                     en offensief industriebeleid als internationale springplank.
                  
Wat het CDA betreft gebeurt dit langs de volgende lijnen. Aansluiten bij belangrijke
                     projecten van gemeenschappelijk, Europees belang, zoals de IPCEI-programma's. Ervoor
                     zorgen dat de Nederlandse mkb-bedrijven actief betrokken worden bij toekomstige Europese
                     kampioenen, of het nu gaat over accu's, waterstof of de halfgeleiderindustrie. Ik
                     heb begrepen dat er nu een IPCEI II gesloten is. Kan daar een statusupdate van gegeven
                     worden? Naast kiezen voor made in Europe moeten we natuurlijk ook kiezen voor made
                     in The Netherlands, bijvoorbeeld als het gaat om de scheepsbouwindustrie, die vraagt
                     om de Nederlandse kennis en kunde te benutten in de cruciale fases van aanbesteding.
                     Kijk ook naar de toeleveranciers in vele andere takken van sport, bijvoorbeeld de
                     ruimte- en luchtvaartindustrie. Die vraagt terecht om nationale programma's. We hebben
                     nog niet echt een nationaal ruimtevaartprogramma.
                  
We moeten oog hebben voor regionale specialisatie. De ROM's, de regionale ontwikkelingsmaatschappijen,
                     ondersteunen vanuit de regio's. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan die R&D-ambitie
                     van 2,5% die we met z'n allen hebben. Er zijn natuurlijk anderen die nog meer ambitie
                     hebben, maar we moeten dit echt gaan realiseren. Denk ook aan reshoring. Wat het CDA
                     betreft begint reshoring ermee dat bedrijven ervoor kiezen om hier te blijven. Voordat
                     we bedrijven terughalen, moeten we voorkomen dat bedrijven investeren in andere delen
                     van de wereld. Kan de Minister of de Staatssecretaris een update geven van de randvoorwaarden
                     voor een goed vestigingsklimaat, zodat we of bedrijven terughalen, of zorgen dat bedrijven
                     investeringen niet elders gaan doen?
                  
Voorzitter. Zorg voor nieuwe banen voor de nieuwe generatie. De Engelsen noemen dat
                     de blue-collar workers. Het gaat erom dat vaardigheden en kennis worden gecombineerd
                     op de werkvloer. We hebben deze jongens en meisjes op allerlei niveaus nodig om onze
                     hoogwaardige maakindustrie door te laten ontwikkelen. Dat worden dan misschien de
                     «light blue-collar workers». En dan als laatste: we moeten proactief kennis en kansrijke
                     sleuteltechnologieën ontwikkelen die we moeten beschermen, zoals eerder het chipbedrijf
                     SMART Photonics is gered uit buitenlandse handen. Complimenten daarvoor. Graag per
                     punt een reactie van de bewindspersonen.
                  
Ik sluit af. De visie op de toekomst van de industrie in Nederland snakt naar een
                     vervolg, liever gisteren dan vandaag. Het CDA zou graag zien dat het kabinet met een
                     actieagenda komt. Wordt hieraan gewerkt?
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch, voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan de heer Van
                     Haga.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse overheid maakt het de industrie steeds moeilijker.
                     Je ziet mooie bedrijven steeds vaker naar het buitenland verdwijnen. Met het verdwijnen
                     van de industrie verdwijnen ook de banen, de innovatie en de belasting die deze bedrijven
                     betaalden. We jagen onze vissers van de zee en onze boeren van de weilanden. Op de
                     tekentafels van bestuurders en politieke partijen worden weilanden ingetekend met
                     windmolens en zonneakkers. En dat terwijl landbouw en veeteelt Nederlands grootste
                     exportproducten zijn, met maar liefst 600.000 voltijdsbanen.
                  
Met de industrie is dit helaas niet anders. Europa verliest hard terrein op China.
                     In het ongelijke speelveld is in tien jaar tijd de slag verloren en zijn kennis en
                     bedrijvigheid verplaatst naar het Verre Oosten. Ik geef een voorbeeld. Damen Shiprepair
                     in Amsterdam-Noord, dat nu nog werk biedt aan honderden mensen, is de laatste grote
                     werf in het Noordzeekanaalgebied. Het havengebied is verdwenen. De scheepsbouw is
                     verplaatst naar het buitenland en duizenden banen zijn verloren gegaan. Met het verdwijnen
                     van binnenstedelijke industriegebieden en bedrijventerreinen verdwijnt ook de dynamiek
                     uit de stad. Ondernemers en bedrijven zorgen namelijk voor werkgelegenheid dicht bij
                     huis, innovatie en creativiteit. Mijn vraag aan de Minister en de Staatssecretaris
                     is daarom: waarom wordt er in samenwerking, bijvoorbeeld met lokale overheden, niet
                     meer gekeken naar multifunctionaliteit, een mix van bijvoorbeeld werken, wonen en
                     ontspanning, maar met behoud van die industrie- en bedrijventerreinen? Is er een plan
                     om deze verdwenen industrie met de bijbehorende banen te compenseren?
                  
Voorzitter. We worden geconfronteerd met de grootste woningnood in decennia. De combinatie
                     van het moeten bouwen en het zorgen voor blijvende werkgelegenheid is een groot dilemma.
                     Er zijn verschillende oorzaken voor die woningnood. Ten eerste de aanhoudende migratie.
                     Ten tweede de administratieve chaos rond stikstof, pfas, CO2 en andere populaire stofjes. Ten slotte de kapitaalvlucht uit Nederland, omdat het
                     investeringsklimaat drastisch is verslechterd ten opzichte van andere landen doordat
                     de overheid telkens nieuw beleid introduceert. Bedrijven en woningen zijn belangrijk
                     voor een gezonde economie, dus wat gaat u doen om dit probleem op te lossen?
                  
Voorzitter. Dan is er een klopjacht gaande op bedrijven door klimaatfanatici. Naast
                     Shell is nu Tata Steel, goed voor 9.000 banen, aan de beurt. Vakbond FNV heeft nu
                     een plan gepresenteerd om het productieproces van Tata Steel binnen enkele jaren van
                     kolen en grijze stroom naar groenstroom, aardgas en uiteindelijk waterstof te veranderen.
                     Het vergroeningsplan van de FNV is een antwoord op het plan van de directie van dit
                     bedrijf, die CO2 juist wil opslaan onder de zeebodem. Daar heeft de overheid inmiddels al subsidie
                     voor uitgetrokken. FNV vindt dat het geld beter kan worden gestoken in nieuwe installaties
                     die het opslaan van CO2 overbodig maken en de overlast voor de omgeving veel sneller kunnen beperken. Mijn
                     vraag aan de bewindslieden is: hoe kijkt u aan tegen het FNV-plan, waarvan de kosten
                     uitkomen op een slordige 1,4 miljard euro? Hoe kijkt u überhaupt aan tegen het duurzaamheidsgehalte
                     van CO2-opslag? Kunt u aangeven hoeveel de Nederlandse opslag van CO2, als we dat eenmaal gaan doen, bijdraagt aan het mondiale klimaatprobleem?
                  
Voorzitter. Het is alweer een jaar geleden dat Unilever het hoofdkantoor naar Londen
                     verhuisde. Door de blunders rond de dividendbelasting en de mogelijkheid die artikel 3:305a
                     BW biedt aan activistische partijen om dit soort prachtige bedrijven het leven zuur
                     te maken, is de kans groot dat ook Shell naar Londen verhuist. Wat gaat u doen om
                     dit te voorkomen? Misschien meer specifiek: wat bent u van plan te doen tegen dit
                     toch een beetje eigenaardige artikel 3:305a BW?
                  
Voorzitter. In het Eindhovens Dagblad stond in december de volgende verontrustende
                     vraag: is er leven na BMW voor autofabriek VDL Nedcar? Mijn collega Amhaouch had het
                     er net ook al over. De zoektocht naar een nieuwe opdrachtgever staat in de hoogste
                     versnelling. In hoeverre ondersteunt het kabinet die zoektocht? Ondertussen dreigt
                     de uitbreiding van dit bedrijf, waar bomenkap voor nodig is, niet door te gaan omdat
                     er een das is gesignaleerd in de omgeving. De provincie Limburg heeft laten weten
                     dat de zoektocht van VDL Nedcar naar nieuwe opdrachtgevers in gevaar komt door al
                     deze zaken. Ik ben benieuwd wat deze bewindspersonen concreet gaan doen om Nedcar
                     voor Nederland te behouden.
                  
Voorzitter. Innovatie is nog nooit vanuit de overheid gekomen. Ambtenaren bedenken
                     geen nieuwe producten en doen geen uitvindingen. De overheid heeft alleen een faciliterende
                     rol en moet zorgen voor een gelijk speelveld. De overheid moet met name zorgen voor
                     stabiliteit. Kortom, het Nederlandse bedrijfsleven snakt naar een betrouwbare overheid
                     die niet telkens met nieuwe regels komt over duurzaamheid, stikstof, pfas en CO2, of die met EU-regels of nieuwe fiscale regels komt, waardoor het onmogelijk wordt
                     om een bedrijf voor de lange termijn een bepaalde structuur te geven. Ik hoor graag
                     van de bewindspersonen wat zij concreet gaan doen om de stabiliteit weer terug te
                     brengen, zodat het bedrijfsleven weer kan bouwen op een betrouwbare overheid.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. U krijgt een interruptie van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Van Haga had een interessant punt. Hij zei dat de overheid nooit voor innovatie
                     heeft gezorgd. Hoe ziet Van Haga de rol van de overheid in het stimuleren van innovatie,
                     of het prikkelen tot innovatie? Erkent de heer Van Haga dat de overheid wel een heel
                     belangrijke rol heeft, los van het financieringsinstrument? Erkent hij dat de overheid
                     juist in staat moet zijn om te prikkelen met regels, bijvoorbeeld voor de verduurzaming
                     van mobiliteit of de energiesector? En ga zo maar door. Erkent hij dat de overheid
                     daar een heel belangrijke en actieve rol in heeft? Graag een reactie van de heer Van
                     Haga.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De overheid heeft natuurlijk wel een rol, maar dat moet een kaderstellende rol zijn,
                     en niet een rol waarbij de overheid bepaalt wat er precies moet gebeuren. Als de overheid
                     vindt dat duurzaamheid belangrijk is – dat vinden we met z'n allen – dan is het wat
                     mijn partij betreft beter dat de overheid zegt dat ze wil dat het gebeurt, maar dat
                     je het zelf moet bedenken, ongeacht de technologie. Dan komt het bedrijfsleven wel
                     met goede oplossingen. Maar stel dat de overheid zegt: wij hebben bedacht dat wij
                     biomassacentrales heel interessant vinden, dus wij geven miljarden aan u om een biomassacentrale
                     te bouwen. Dan spannen we het paard achter de wagen. Dat willen we niet. Dus ik heb
                     gezegd in mijn bijdrage dat de overheid moet faciliteren, en wat mij betreft technologieonafhankelijk.
                     Volgens mij hebben we gisteren dat debat over de BOR gehad. Dat is een goed voorbeeld.
                     Door allerlei goedbedoelde maatregelen voorkomt de overheid dat mooie bedrijven geld
                     overhouden om te investeren in innovatie. Daarin moet de overheid dus veranderen.
                     Het moet simpel zijn. Het moet betrouwbaar zijn. Het moet voor de lange duur goed
                     zijn voor het bedrijfsleven. Dan gaan de mensen in de bedrijven goede dingen doen.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Is de heer Van Haga het er wel mee eens dat de overheid ambitieus moet zijn op die
                     duurzaamheidsdoelstellingen, met betrekking tot duurzaam voedsel en duurzame mobiliteit?
                     De overheid moet actief en ambitieus zijn en niet, zoals ik de heer Van Haga af en
                     toe hoor, heel voorzichtig en terughoudend, omdat het allemaal niet nodig zou zijn.
                     Volgens mij komt het juist door deze ontwikkelingen dat we bedrijven prikkelen om
                     te innoveren en een toekomstig verdienvermogen uit te bouwen.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat ben ik helemaal met collega Amhaouch eens. De overheid moet zorgen voor een goed
                     vestigingsklimaat, voor een goed financieringsklimaat. De overheid moet daar ook ambitieus
                     in zijn, maar laat de overheid in godsnaam terughoudend zijn en met simpele regels
                     komen, zodat het bedrijfsleven het ten volle zelf kan bepalen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we verder met de derde spreker. Dat is de heer De Jong namens
                     D66.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Misschien kunt u heel even wachten op de bel, want deze bel duurt een minuut. Dat
                     is de start van de plenaire vergadering. Het is ook voor u vervelend als u daar doorheen
                     moet praten. Dan hebben we even een meditatief moment. Gaat uw gang.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter. Laat ik vandaag beginnen met een compliment. Als warm pleitbezorger van
                     die duurzame en toekomstbestendige economie begint de brief van de Staatssecretaris
                     wat ons betreft goed, met de twee hoofdpunten: digitalisering en verduurzaming van
                     onze industrie. Vandaar dat ik vandaag de volgende drie thema's wil bespreken: de
                     toekomst van de industrie, innovatieve ecosystemen en start-ups.
                  
Ik ben blij met de toezeggingen van vorige week over de garantieregelingen voor duurzame
                     investeringen. Toch toont het onderzoek van Dialogic aan dat we kansen laten liggen
                     wat betreft het verduurzamen van onze industrie. Zo is er een beperkte marktvraag
                     voor duurzame technologieën geconstateerd. Ik heb de volgende vragen aan het kabinet.
                     Welke mogelijkheden ziet u om op te treden als launching customer om zo de marktvraag
                     naar verduurzaming te stimuleren? Wat is de stand van zaken van de vorig jaar opgestelde
                     verduurzamingsstrategie van de basisindustrie? Waar is volgens de Staatssecretaris
                     nog extra aandacht nodig? Op welke manier ondersteunt de Staatssecretaris bedrijven
                     die duurzame investeringen willen maken verder?
                  
Voorzitter. Als we die economie van morgen vorm willen geven is onderzoek en ontwikkeling
                     cruciaal. Helaas bleek uit het uitgevoerde onderzoek dat er nog een uitdaging ligt
                     om private investeringen in R&D te verhogen. Ook toont het onderzoek dat vooral R&D
                     in de laatste fase van het innovatieproces achterblijft en hier extra onderzoek voor
                     nodig is. Hierdoor lopen we in potentie de innovaties van de toekomst mis. Welke inspanningen
                     pleegt de Staatssecretaris om private investeringen in R&D te verhogen? Is zij bereid
                     om dit aanvullende onderzoek op te zetten? Hoe taxeren de Minister en de Staatssecretaris
                     het verzoek vanuit de regio? Zijn we in staat om razendsnel groeiende regio's goed
                     bij te staan? Is het werken met de Brainport Nationale Actieagenda een aanpak die
                     ze ook aan opvolgers zouden aanbevelen?
                  
Voorzitter. Dan nog een puntje, over Lightyear, het derde knelpunt. Wat begon als
                     een studententeam op de TU heeft geleid tot het eerste prototype zonneauto. Een zonneauto
                     is een fundamenteel ander soort voertuig. Ze wekken zo veel stroom op en zijn zo zuinig
                     dat je nauwelijks hoeft op te laden. Maar waar ze tegen aanlopen is een markt waaraan
                     ze een product leveren dat nog niet bestaat, waardoor de schaalgrootte te klein is
                     voor een kostenefficiënte productie.
                  
Ik merk dat ik een stuk oversla. Excuus daarvoor. Start-ups, daar wil ik ook even
                     over starten. De heer Amhaouch had het er ook even over bij de regio Brainport. Bij
                     het commissiedebat van vorige week heb ik gevraagd naar meer mogelijkheden om durfkapitaal
                     aan te trekken. Ik ben blij om te lezen dat het kabinet aan de slag gaat voor die
                     start-ups om het ze makkelijker te maken om ook loon in aandelenopties uit te betalen.
                     Dat was een vurige wens van D66. Ik zie de uitwerking graag tegemoet.
                  
Ik heb nog wel een vraag over de contracten die kennisinstellingen hanteren. Door
                     de eisen die kennisinstellingen in de beginfase stellen, kan doorgroei later belemmerd
                     worden. De Staatssecretaris schrijft dat ze een overlegtafel gaat organiseren waar
                     die knelpunten besproken kunnen worden, maar gaat de Staatssecretaris ook actief aan
                     de slag om een modelovereenkomst te ontwikkelen, zoals de AWTI voorstelt?
                  
Dan die ecosystemen. Nederland behoort tot de meest innovatieve landen ter wereld,
                     maar de successen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. In de afgelopen
                     weken heb ik geprobeerd elke maandag veel ondernemers, onderzoekers en studenten te
                     spreken die tal van casussen voorlegden waar Den Haag kansen laat liggen. Ik nodig
                     de bewindspersonen uit om aan de hand van drie concrete casussen open te reflecteren,
                     zodat we kunnen blijven denken hoe we in de toekomst bij die wereldwijde top blijven
                     horen.
                  
De eerste gaat over Wetsus. Hoe zorgen we dat toegepast zo georganiseerd wordt in
                     Nederland dat het succesvol is en kan blijven? In het onvolprezen mooie Friesland,
                     zeg ik hier uit ervaring, is dat Wetsus een internationaal hoog aangeschreven instituut.
                     Het is een kenniscentrum waar 120 bedrijven en 22 kennisinstellingen samenwerken aan
                     water en technologie. Hoewel de waarde van Wetsus duidelijk is, is de financiering
                     dat niet. Het bestaat steeds met tijdelijke subsidies. Kan de Staatssecretaris uitleggen
                     hoe dit zit? Kan een instituut als Wetsus onderdeel worden van het stelsel voor toegepast
                     onderzoek?
                  
We hadden het net al over Brainport. De problemen op Brainport zijn breed. Zijn er
                     voldoende woningen? Hoe handhaven we de kwaliteit van het onderwijs? Wat doen we met
                     openbaar vervoer voor studenten en medewerkers? Hoe zorgen we voor sterke samenwerkingsverbanden
                     tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen? Het bidbook is uitgebracht.
                     Ik heb er net aan gerefereerd.
                  
Voorzitter. Ik rond af. Ik zie voor ons een onwijs uitdagende tijd tegemoet om kennis,
                     kunde, onderwijs en bedrijfsleven bij elkaar te brengen. Ik kijk uit naar een volgend
                     kabinet waarin u de manier waarop u nu bezig bent doorzet. Deze vragen zijn voor mij
                     toch nog essentieel om te kijken of we deze drie casussen, waar ik het net over had,
                     kunnen versterken.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Eerst nog een interruptie van de heer Amhaouch en daarna van de heer Van Haga.
De heer Amhaouch (CDA):
Mooie inbreng van collega De Jong van D66, met name rondom het vraagstuk over Brainport.
                     Daar gebeurt heel veel. Ook D66 heeft er regelmatig aandacht voor gevraagd. Is de
                     heer De Jong het ook met me eens dat we echt een substantiële stap moeten zetten?
                     Erkent hij, zoals ook Eurocommissaris Breton zegt, dat die regio een sleutelpositie
                     heeft en we er daar niet komen met alleen maar kleine stappen? In het verleden hebben
                     we in Nederland vaker sleutelprojecten gedefinieerd, in Rotterdam, in Arnhem. Willen
                     we inderdaad dat Brainport de groeimotor wordt voor ons toekomstig verdienvermogen?
                     Ik zei net al dat de aders naar Overijssel lopen. Siemens Hengelo is ooit overgenomen.
                     Met VDL is er een bouwbedrijf. We hebben de automotives. We hebben de ASML's, de ASMI's.
                     Al die bedrijven zitten erbij. Wil D66 samen met ons op zoek gaan naar een manier
                     om een schaalsprong te maken met die regio, zodat ook naar de toekomst toe het verdienvermogen
                     van Nederland geborgd is?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
De heer Amaouch vindt mij daar aan zijn zijde. Afgelopen maandag was ik nog op Brainport.
                     Ik zie daar ook wat voor succes het brengt wanneer je bedrijven, onderwijs en kennis
                     bij elkaar brengt en wat het doet. Aan de andere kant kent u mij ook als een jongen
                     die gewoon van het Friese platteland komt, waar we zien dat de maakindustrie bescheiden
                     is, terughoudend is. We hoorden dat gisteren ook in het rondetafelgesprek over familiebedrijven.
                     Die mogen best af en toe wat meer op de trommel slaan, want ze maken fantastische
                     dingen. Daarom kijk ik graag met u hoe we ook de export kunnen bevorderen. Ik vind
                     hier in Nederland namelijk een onwijs indrukwekkende maakindustrie met enorm veel
                     potentieel. Als wij erin slagen om mensen zo wendbaar en weerbaar te maken op de arbeidsmarkt
                     dat we het volle arbeidspotentieel kunnen benutten, dan zie ik daar megaexportkansen
                     liggen.
                  
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ontzettend goed om te horen dat de heer De Jong van D66 een actieve, positieve rol
                     voor de overheid ziet als launching customer. Een van de sectoren waar dat natuurlijk
                     bij uitstek naar voren hoort te komen, denk ik, is de defensie-industrie. Dat is een
                     heel hoogwaardige technologische branche. Ik noem Thales, met hun radarsystemen, en
                     Damen Shipyards. Is de heer De Jong het met me eens dat het ontzettend goed is om
                     juist in die sector launching customer te zijn? Misschien een ander punt: is hij het
                     ook met me eens dat we onze exportvergunningen in de defensie-industrie in lijn moeten
                     brengen met andere EU-landen?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Als ik het heb over één specifiek voorbeeld van launching customer, snap ik dat heel
                     makkelijk het linkje wordt gelegd naar Defensie, maar ik vind dat er bij Defensie
                     toch echt wel een ander soort problematiek is. De heer Van Haga en ik kunnen elkaar
                     wel vinden op dit punt: ik wil graag kijken hoe we in Europees verband kunnen samenwerken.
                     Dat Europees verband biedt ons verschrikkelijk veel: samenwerking voor bedrijven,
                     die grote interne markt. Als dat kan helpen om onze bedrijven hierin te versterken,
                     dan ben ik zeker bereid om daarnaar te kijken.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat is natuurlijk interessant, want wij zijn nu echt het braafste jongetje van de
                     klas; zo kun je het noemen. Wij zijn het minst commerciële jongetje van de klas als
                     het gaat over onze defensie-industrie, zelfs als het niet gaat over bommen en granaten,
                     maar gewoon over radarsystemen en schepen. Het zou heel mooi zijn als de heer De Jong
                     zijn partij ertoe zou kunnen bewegen om in ieder geval de exportvergunningen in lijn
                     te brengen met die van andere landen en om inderdaad launching customer te zijn, wat
                     we toch regelmatig niet zijn.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Er zit nog wel een verschil tussen het braafste jongetje van de klas willen zijn en
                     een voorbeeldfunctie hebben. Ik vergelijk het altijd met de verduurzaming. Ik hoorde
                     de heer Van Haga net zeggen: we moeten oppassen voor een enorme hoezee voor klimaat.
                     Ik vind het ook wel weer mooi van Nederland dat wij soms voorop kunnen lopen, dat
                     wij kunnen laten zien wat hier mogelijk is en dat de rest van de wereld daarvan kan
                     leren. Ik vind het dus te gemakkelijk gezegd dat we het braafste jongetje van de klas
                     willen zijn. Soms is het goed om de voorbeeldrol die we hier pakken, te laten zien
                     aan de rest van de wereld.
                  
De voorzitter:
Afrondend, meneer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Daar vinden we elkaar dan helemaal in. Laten we dan voorop gaan lopen op een technologisch
                     verantwoorde manier en niet alleen maar om een braaf voorbeeld te geven. Prima als
                     er problemen zijn, maar laten wij dan als Nederland een gidsland zijn door het juist
                     goed en technologisch verantwoord aan te pakken.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Nu de heer Van Haga en ik elkaar kennelijk zo gevonden hebben, wil ik hem ook graag
                     een vraag stellen. D66 is er groot voorstander van om het innovatiebudget in Nederland
                     structureel te verhogen om ervoor te zorgen dat die bedrijven kunnen innoveren, vernieuwen
                     en groter en sterker kunnen worden. Mijn vraag aan de heer Van Haga is dan: bent u
                     bereid om naar die 3% toe te gaan voor het innovatiebudget in Nederland? Vinden we
                     elkaar daar ook?
                  
De voorzitter:
U kunt niet helemaal zo doorgaan met elkaar vragen te stellen. Ik gun de heer Van
                     Haga nog een antwoord en dan gaan we naar de heer Stoffer.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat ligt natuurlijk aan wat voor innovatie, op wat voor gebieden. Er zijn bepaalde
                     technologieën die niet uit de markt zelf komen, omdat ze daar gewoon nog niet rijp
                     voor zijn. Nu heb je bijvoorbeeld waterstof; er is nog bijna geen bedrijf dat daar
                     echt zelf geld in gaat steken. Op dat soort gebieden kan de overheid een stimulerende
                     rol hebben, zeker. Ik ben dat dus grotendeels met u eens.
                  
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Vorige week vrijdag was ik op werkbezoek bij een asfaltverwerker
                     in de Rotterdamse haven, een echte ondernemer die verder ging toen andere stopten
                     en die nu van teerhoudend asfalt 100% herbruikbare eindproducten maakt. Dat is echte
                     circulaire economie. Ik zeg maar zo: zolang er ondernemers zijn, is er innovatie.
                     Daarom verdienen die ondernemers alle ruimte en steun.
                  
Voorzitter. Op de agenda staat de toekomstvisie voor de Nederlandse industrie. Die
                     ziet er goed uit, maar mijn vraag aan het kabinet is wel: wat gaat u nu precies extra
                     doen? Zou u daar nog een keer specifiek op kunnen antwoorden? Het hoeft niet heel
                     uitgebreid, maar wel even met een paar voorbeelden. Daarbij hoort ook de vraag: wat
                     zijn de gevolgen van bijvoorbeeld het klimaatbeleid? Dat mis ik in dit stuk. Want
                     onder meer de levensmiddelenindustrie ziet zich geconfronteerd met een enorme stijging
                     van de energierekening. Naar mijn beleving helpt dat niet om deze bedrijven voor Nederland
                     te behouden.
                  
Voorzitter. Het is al eerder aan de orde geweest bij vorige sprekers. Ik wil, zoals
                     ik in eerdere debatten ook heb gedaan, opnieuw en in het bijzonder aandacht vragen
                     voor de maritieme maakindustrie. Want deze bedrijven – het kwam net in een interruptie
                     van de heer Van Haga al even aan de orde – hebben te maken met een ongelijk Europees
                     speelveld. Andere lidstaten gaan veel verder in gerichte steun voor hun bedrijven.
                     Dat zal door het Europees Herstelfonds eerder meer dan minder worden, is mijn indruk.
                     Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of ze dat goed in beeld heeft en hoe we dat
                     gat kunnen gaan dichten.
                  
Voorzitter. Een halfjaar geleden heeft de Kamer mijn motie aangenomen waarin gevraagd
                     wordt om werk te maken van een maritiem herstelplan en daarbij te kijken naar mogelijkheden
                     voor cofinanciering, het naar voren halen van Defensieopdrachten en het benutten van
                     Europese fondsen. Mijn vraag is: welke acties heeft het kabinet sinds het aannemen
                     van die motie al ondernomen? In de industrievisie lees ik één alinea over de overheid
                     als launching customer. Mijn oproep is: pak dit echt heel serieus op. Bij de marine
                     en de Rijksrederij staan omvangrijke vlootvervangingsprogramma's op stapel. Mijn oproep
                     aan de Staatssecretaris is: zorgt u er alstublieft voor dat onze maritieme maakindustrie
                     hier van het begin af aan nauw bij betrokken wordt.
                  
Dan toch even het puntje van de onderzeeboten. Daar heb ik natuurlijk ook heel wat
                     moties over ingediend en oproepen voor gedaan, maar wat ik daar zie gebeuren staat
                     wat mij betreft echt wel haaks op hetgeen we zouden moeten willen. Dus ook daar mijn
                     oproep, niet alleen aan Defensie, maar ook aan Economische Zaken: laten we ons daar
                     niet de kaas van het brood laten eten.
                  
Voorzitter. Het is van belang dat in het innovatiebeleid niet alleen de grote bedrijven,
                     maar ook het kleine mkb meeprofiteert. Deze bedrijven zitten meer te wachten op procesinnovatie,
                     zoals digitalisering, dan op productinnovatie. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor
                     zorgen dat er ook geïnvesteerd wordt in procesinnovatie bij het mkb? Hoe gaat de Staatssecretaris
                     de eerder aangenomen motie van de leden Amhaouch en Bruins opvolgen?
                  
Uit de evaluatie van het programma Smart Industry blijkt dat 600 bedrijven meedoen.
                     We zouden graag zien dat dat er 1.000 zijn, dus mijn vraag aan de Staatssecretaris
                     is: wacht u op het volgende kabinet of ziet u nog mogelijkheden om dat al op te plussen
                     in de periode tussen nu en het moment waarop er ooit een nieuw kabinet is? Wat mij
                     betreft: hand aan de ploeg; laten we gewoon doorzetten.
                  
Voorzitter. Dan het Groeifonds. Het mkb maakt naar mijn beleving nog weinig kans bij
                     het Groeifonds. Het moet zich natuurlijk nog verder uitontwikkelen, maar mijn oproep
                     aan het kabinet – ik weet niet of ik bij de Staatssecretaris of de Minister moet zijn;
                     ik denk de Minister – is om ervoor te zorgen dat zij daarin een plek krijgen. Zou
                     u erop in willen gaan welke kansen u ziet om dat te gaan laten gebeuren?
                  
Voorzitter. Ik wil ook aandacht vragen voor de rol van de normcommissies voor het
                     vaststellen van allerlei technische normen, de NEN-normen. Inmiddels heb ik verschillende
                     signalen gekregen dat innovaties belemmerd worden dan wel dat grote bedrijven – ik
                     zet het wel een beetje aan, zeg ik erbij – hun macht gebruiken om kleine bedrijven
                     van de markt te duwen. Ik heb voorbeelden langs zien komen op het gebied van asbestsanering,
                     hekwerken en milieunormen in de bouw- en cementproductie. Deze zorg leg ik graag even
                     voor. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: hoe houdt u hier toezicht op? Hoe wordt
                     onnodige belemmering van innovaties, met name van het mkb, voorkomen?
                  
Dan nog een heel ander onderwerp, voorzitter: de ambulante handel. Want je zult maar
                     marktkoopman zijn en opeens geconfronteerd worden met een standplaatsvergunning voor
                     maar vijf jaar. De SGP heeft eerder samen met de VVD aandacht gevraagd voor de grote
                     onzekerheid en risico's die een beperking van de vergunningentermijn voor standplaatsvergunningen
                     met zich meebrengen. Het is heel goed dat er nu een redelijke vergunningsduur van
                     minimaal twaalf jaar is bepaald. Ik denk dat het erg van belang is dat gemeenten hier
                     niet onder gaan zitten. Wil de Staatssecretaris hier bovenop blijven zitten? In de
                     brief zie ik in ieder geval actiebereidheid; ik hoop dat dat niet alleen op papier
                     zo blijft, maar dat het ook in woorden telkens aangeduwd zal worden. Want ik blijf
                     wel een beetje vraagtekens zetten bij de zwart-witbenadering dat er sowieso sprake
                     is van een schaarse vergunning waar een termijn aan gehangen moet worden. De praktijk
                     is namelijk dat er op verschillende plekken meer plaatsen zijn dan er aanbod is. Mijn
                     vraag is: kan het niet zo ingevuld worden dat gemeenten de ruimte houden om te zeggen
                     dat er geen sprake is van schaarse vergunningen?
                  
Helemaal tot slot, voorzitter, nog even de familiebedrijven. We hadden gisteren in
                     deze zelfde warme zaal een interessant rondetafelgesprek over de positie van familiebedrijven.
                     D66 begon met een compliment; ik eindig daarmee. Er werd nadrukkelijk gezegd dat er
                     sinds deze Staatssecretaris de portefeuille heeft, echt weer aandacht is voor familiebedrijven.
                     Dat compliment geef ik via u, voorzitter, gelijk maar even mee aan de Staatssecretaris.
                     Dat mag zij in haar zak steken. Maar het zijn ook bedrijven waar je op kunt rekenen.
                     We hebben gisteren heel duidelijk gehoord dat het geen onbedreigd bezit is. Daar moeten
                     we denk ik heel zuinig op zijn. Een heel belangrijke boodschap was dat we er in ieder
                     geval voor moeten zorgen dat we de bedrijfsopvolgingsregeling niet gaan verzwakken,
                     maar heel nadrukkelijk gaan versterken.
                  
Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dan is het woord aan de heer Van Strien, die namens de
                     VVD zal spreken.
                  
De heer Van Strien (VVD):
Dank, voorzitter. Dit is mijn eerste commissiedebat in de Kamer en het is meteen een
                     belangrijk debat, over innovatie en bedrijfsleven, kortom, over datgene wat ons toekomstige
                     verdienvermogen gaat zeker stellen, en daarmee over alle faciliteiten, voorzieningen
                     en infrastructuur die ons mooie land rijk is. Die economische groei, welvaart en welzijn
                     hebben we te danken aan ondernemers, innovatieve start-ups, hardwerkende zelfstandigen,
                     solide familiebedrijven, het ijzersterke mkb en wereldwijd opererende bedrijven en
                     instellingen. Allemaal dragen ze bij aan economisch herstel en duurzame groei, creëren
                     ze inkomsten en banen en maken ze innovatieve producten of bieden ze innovatieve diensten.
                     Vandaag mogen wij als Kamer bespreken hoe wij hen in staat gaan stellen om nog slimmer,
                     productiever en duurzamer te zijn, zodat ze al dat moois voor elkaar kunnen blijven
                     boksen. Er is geen mooier onderwerp om mee te debuteren in een commissiedebat. Toegegeven,
                     we praten wel met elkaar over deze onderwerpen in een ietwat bijzonder tijdsgewricht,
                     met een kabinet in demissionaire status, in de aanloop naar een herstel- en transitieplan
                     en op weg naar een nieuw kabinet. Deze setting lezen we ook terug in de beleidsstukken.
                     Veelal wordt verwezen naar het volgende kabinet om opvolging te geven aan rapporten,
                     aanbevelingen of knelpunten. Dat is begrijpelijk, maar we komen ook uit een van de
                     zwaarste crises die ons land naoorlogs gekend heeft. De economie heeft een zware klap
                     gehad vanwege de pandemie en hoewel DNB eerder deze week becijferde dat we er beter
                     voorstaan dan we dachten, moeten we ook in dit bijzondere tijdsgewricht blijven zorgen
                     dat we sterker uit de crisis komen. We moeten in dit vestigingsklimaat en innovatieklimaat
                     de kansen en mogelijkheden pakken die er liggen, zodat de economie wordt versterkt
                     en een nieuw kabinet direct verder kan gaan op basis van het goed gedane voorwerk.
                  
Passend bij deze lijn heb ik een aantal vragen aan de Minister en de Staatssecretaris.
                     Die gaan over de motie-Lodders en daaraan gelieerd de innovatieve ecosystemen, de
                     IPCEI's, TO2 en things that fly and drive, oftewel ruimtevaart en auto-industrie.
                  
Ten eerste. Er wordt met vereende krachten gewerkt aan de uitvoering van de motie
                     van Helma Lodders van november jongstleden waarin een onderzoek wordt gevraagd naar
                     de concrete voorstellen om investeringen aan te jagen en ondernemerschap en innovatie
                     te versterken. Mooi, maar het kabinet laat het aan het volgende kabinet om te bepalen
                     hoe met de resultaten van dit onderzoek zal worden omgegaan. Toch een vraag hierover,
                     en specifiek over de rol van innovatieve ecosystemen. Het kwam ook eerder al aan bod.
                     Recent onderzoek van CBS en TNO laat zien dat deze ecosystemen op sterke en diverse
                     wijze bijdragen aan nieuw verdienvermogen en werkgelegenheid. Welke slagen kunnen
                     de bewindspersonen de komende tijd al maken om onze innovatieve ecosystemen in staat
                     te stellen de internationale concurrentie aan te gaan en die sleuteltechnologieën
                     en gamechangers waar we zo'n behoefte aan hebben, in Nederland te blijven ontwikkelen,
                     zodat Nederland ook in de komende kabinetten in de top vijf van internationale innovatieve
                     rankings blijft staan? Want maanden stilstand in deze champions league is achteruitgang.
                  
Een bruggetje is snel gemaakt, want over stilstand gesproken: de formatie kan nog
                     wat langer duren, maar Europa wacht daar niet op. De Europese trajecten die kunnen
                     bijdragen aan het versterken van onze economie zijn nu al in full swing. Denk bijvoorbeeld
                     aan die Important Projects of Common European Interest, de IPCEI's. Hoe je dat uitspreekt
                     – «IPSEI's» of «IPKEI's» – is misschien wel de belangrijkste vraag van dit debat.
                     We vernemen dat er vanuit de industrie van innovatieve ecosystemen zoals VDL, de Brainports
                     en ASML veel interesse is voor deze faciliteiten. Wat doet het huidige kabinet om
                     te zorgen dat we de boot hierop niet missen?
                  
Vanuit dezelfde gedachte dat de formatie weleens lang kan duren, zet ik ook mijn vraagtekens
                     bij het besluit van het kabinet om de uitkomsten van de evaluatiecommissie van de
                     organisaties voor toegepast onderzoek aan een volgend kabinet te laten. Ik kijk dan
                     bijvoorbeeld naar de aanbeveling om Wetsus snel de TO2-status te geven, waardoor het
                     een plek in de nationale kennisinfrastructuur krijgt, en een basisfinanciering. Ik
                     sluit me aan bij de vraag van CDA en D66 waarom een besluit hierover niet toch eerder
                     genomen kan worden.
                  
Het een na laatste onderwerp dat ik graag wil aansnijden, is ruimtevaart. Vanuit deze
                     sector is er een sterke oproep om te komen tot een nationaal programma of nationale
                     strategie ruimtevaart. Is de Staatssecretaris bereid om hierin het voortouw te nemen
                     in de komende maanden, met als doel te kijken hoe het volgende kabinet de investeringstrend
                     in Nederland kan keren? Die trend is namelijk naar beneden en die detoneert daarmee
                     ten opzichte van andere landen. Ja, we hebben een sterke positie als Nederland, maar
                     hiervoor geldt eveneens dat stilstand al snel achteruitgang betekent.
                  
Tot slot een vraag over een onderwerp dat past bij mijn partij, namelijk de auto-industrie
                     in Nederland, maar dan wel de auto-industrie 3.0, met batterijen, zonnecellen, elektrisch
                     rijden et cetera. Daar liggen de kansen, die nu ook al veel meer benut kunnen worden.
                     Lightyear bijvoorbeeld, een producent van nulemissiezonneauto's, is een potentiële
                     groeibriljant die we graag in Nederland willen houden. Ik sluit me aan bij de vragen
                     van de heer De Jong hierover.
                  
Als het over de auto-industrie gaat, kom ik ook kort over VDL te spreken. Daar zijn
                     ook al vragen over gesteld. Ook mijn vraag is hoe het staat met het integrale plan
                     dat opgesteld zou worden met VDL en de regio om VDL NedCar in Born toekomstbestendig
                     te maken.
                  
We staan er goed voor. Laten we ook de komende tijd doorbouwen op wat er is bereikt,
                     om ons toekomstige verdienvermogen te blijven versterken.
                  
Dank u wel, voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan geef ik het woord even aan de heer Amhaouch om mij als voorzitter
                     te vervangen.
                  
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Van der Lee, GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn eerste debat met de Staatssecretaris ging bijna vier
                     jaar geleden over innovatie. Ik herinner me nog goed dat we toen onmiddellijk een
                     discussie hadden over het regeerakkoord en de beperking die dat toen bood. Volgens
                     mij was de heer Amhaouch daarbij en kan hij bevestigen dat er toen al Kamerbreed gewezen
                     werd op het feit dat de balans niet in orde was tussen het via de fiscaliteit in algemene
                     zin stimuleren van innovatie en gerichte subsidiëring, die het mkb beter kan bedienen.
                     De Staatssecretaris zei toen dat in het regeerakkoord stond aangegeven dat zij op
                     de fiscaliteit niet heel veel kon veranderen, waardoor zij de komende tijd dus niks
                     kon doen.
                  
Ik roep dat vooral in herinnering omdat we nu weer aan de vooravond staan van een
                     formatie. Er zijn hier vertegenwoordigers van 79 zetels. Sommigen van hen zullen aan
                     de formatietafel terechtkomen. Het lijkt me heel belangrijk om daar een les uit te
                     trekken, ook kijkend naar de rapporten van zowel Dialogic als de OESO. De balans moet
                     anders. We moeten ons innovatiebeleid meer gericht vormgeven en meer overgaan op subsidie-instrumenten
                     in plaats van fiscale instrumenten, omdat we het mkb te weinig bereiken. De OESO constateert
                     ook dat, vergeleken met andere landen, de stimulering díé we doen, vooral bij de grootste
                     bedrijven terechtkomt. En Dialogic wijst erop dat algemeen vestigingsbeleid in de
                     fiscaliteit eigenlijk uitgewerkt is. Het gaat nu veel meer over sectorale en clustergerichte
                     stimulering. Dat is de mondiale wedstrijd. Je zag Biden recent ook 2 biljoen dollar
                     op tafel leggen.
                  
Er staat vandaag een interessant stuk in Het Financieele Dagblad van de energiedeskundige
                     van Clingendael. Ik raad u aan om dat te lezen. Hij wijst erop dat duurzaamheid, energietransitie
                     maar ook circulariteit vaak beleefd worden als een discussie over moraliteit, waarbij
                     je je nog kunt afvragen of het veiligstellen van een leefbare toekomst voor onze kinderen
                     en kleinkinderen ons als vaders, ooms, tantes en moeders echt veel waard is, terwijl
                     het in toenemende mate een geopolitieke strijd is. Het is een strijd om de banen van
                     de toekomst en om de grondstoffen die nodig zijn voor de nieuwe verdienmodellen, waarin
                     China en de Verenigde Staten ons op een aantal terreinen voor zijn. Voor China geldt
                     dat bijvoorbeeld op het gebied van verduurzaming; kijk naar zonnepanelen en naar batterijtechnologie.
                     Voor Amerika geldt dat natuurlijk voor de hightech en de digitalisering. En de Europese
                     Unie moet hierop in gezamenlijkheid met lidstaten een gerichtere industriepolitiek
                     voeren. Ik heb de Staatssecretaris recent deze bundel gegeven, getiteld Groene industriepolitiek.
                     Die ga ik straks ook aan de Minister geven. Mijn partij is daarvoor en volgens mij
                     zijn we daar allemaal wel voor, maar het betekent wel dat we een aantal gerichte keuzes
                     moeten maken. We moeten voorbij de ideologische aarzeling die we lang hebben gehad
                     in Nederland, dat we technologieneutraal willen zijn en geen winnaars durven uit te
                     kiezen omdat we bang zijn met verliezers te eindigen. De RSV-enquête was daar natuurlijk
                     destijds een historisch voorbeeld van. Dat heeft diepe impact gehad in de zin dat
                     we qua industrie- en technologiebeleid niet zo actief en gericht durven kiezen als
                     anderen.
                  
Er liggen wel grote kansen. Ik hoor de heer Van Haga en de heer Stoffer praten over
                     de maritieme sector, maar ik vind het wel jammer dat het heel erg gaat over de klassieke
                     maritieme sector en ook over defensieactiviteiten, terwijl we bijvoorbeeld in Noord-Nederland
                     de Green Maritime Coalition hebben, die de redox flow ship-technologie ontwikkeld
                     heeft. Dat zijn hele moderne schepen met een batterij die bestaat uit twee vloeistoffen,
                     gescheiden door een membraan. Als je die vloeistoffen bij elkaar brengt, ontstaat
                     er een chemische reactie en elektriciteit. Die batterij is zo goed dat die langer
                     levensvatbaar is dan het schip zelf. Ze bouwen dit jaar twee schepen. Dat is de technologie
                     van de toekomst. Zij zijn er beducht voor om opgekocht te worden vanuit China als
                     wij hier in Nederland geen ondersteuning en investeringskapitaal bieden en niet de
                     vraag stimuleren naar dit type technologie. Ik zie dat de heer Stoffer een interruptie
                     wil plegen.
                  
De voorzitter:
De heer Stoffer. Ik zie hem vanuit mijn linkerooghoek.
De heer Stoffer (SGP):
Ja, ik zat een beetje uit het zicht van de waarnemend voorzitter. Ik heb toch een
                     vraag. Ik krijg de indruk dat GroenLinks denkt dat wij als SGP niet graag de ...
                  
De voorzitter:
Als de heer Van Strien even zijn microfoon uit kan zetten ...
De heer Stoffer (SGP):
Kijk. Ik begin opnieuw, voorzitter, dank. Op zich was dit een uitstekende bijdrage
                     van GroenLinks, maar ik krijg een beetje de indruk – dit is bijna uitlokking, maar
                     misschien was het daarvoor ook bedoeld – dat vanuit GroenLinks wordt gedacht dat de
                     SGP de groene maritieme industrie niet zou waarderen of niet zou willen stimuleren.
                     Mijn vraag is waar de heer Van der Lee dat op baseert. Dat is eigenlijk mijn vraag.
                     Ik ben wel benieuwd.
                  
De voorzitter:
Dat is kort en krachtig. De heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nou ja, dat kwam meer door de discussie die ontstond en de nadruk die kwam te liggen
                     op scheepsbouw in dienst van defensieactiviteiten, terwijl die vraag per definitie
                     veel kleiner is dan de noodzakelijke verduurzaming van een complete vloot aan schepen
                     zowel voor de binnenvaart als voor de grote vaart. Er zijn heel veel schepen die veel
                     te veel uitstoten en verouderde technologie hebben. Daar ligt een gigantische markt,
                     die veel groter is dan de defensiemarkt. Daar heeft de Nederlandse maakindustrie,
                     waaronder scheepbouwers en mkb'ers, enorme kansen. Dat geldt trouwens breder voor
                     de offshore-industrie, ook als het gaat om het aanleggen van windparken en schepen
                     die dat kunnen en de kabels kunnen leggen. Daar zit heel veel potentie in. Ik doe
                     de heer Stoffer dus onrecht, want ik weet dat hij dat ook belangrijk vindt, maar ik
                     dacht «ik zet het een beetje op scherp», ook om te benadrukken hoe innovatief we al
                     zijn. Maar dat vereist wel een nog actievere houding van de Nederlandse overheid.
                     Het vereist ook dat we de beurs trekken. Andere landen doen dat op dit moment veel
                     meer dan wij.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Stoffer nog een vervolgvraag heeft.
De heer Stoffer (SGP):
Ja. Ik ben blij dat de heer Van der Lee dit zo benoemt, want ik trek daarin graag
                     met hem op. Wat mij betreft moeten we als overheid onze groene maritieme industrie
                     daarin echt stimuleren. Dan heb ik toch de vraag aan de heer Van der Lee – dat mag
                     eigenlijk niet, dus het antwoord hoef ik niet nu al, hoor – of we ook samen zullen
                     optrekken op het punt van die maritieme industrie richting Defensie. Dan pakken we
                     het geheel. Ik denk dat die maritieme industrie dan echt ontzettend trots wordt op
                     de SGP en GroenLinks samen en zegt: die helpen ons nu echt vooruit. Ik hoef niet per
                     se een antwoord; het mag wel. Maar ik denk dat de industrie daar echt geweldig blij
                     van wordt.
                  
De voorzitter:
Samen het bootje op. De heer Van der Lee vervolgt zijn betoog.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat de industrie daar misschien blij van wordt, mag zo zijn, maar het is niet mijn
                     missie om vooral de industrie blij te maken, maar om ervoor te zorgen dat we in Nederland
                     beleid voeren waardoor we in termen van zowel verduurzaming als van nieuwe verdienmodellen
                     met z'n allen een mooiere en betere toekomst maken. Over welke keuzes je daarin specifiek
                     maakt bij Defensie hebben we vast in andere debatten lange discussies.
                  
Ik keer even terug naar de mogelijkheden die dit demissionaire kabinet nog heeft om
                     voor te bereiden. Hopelijk is er richting de formatietafel meer sturing die wat meer
                     gerichte instrumenten mogelijk maakt dan we op dit moment hebben. Ik zeg dat ook omdat
                     we de uitdaging hebben om de industrie te vergroenen. Dat zal ook meer clustergewijs
                     moeten. Daar liggen kansen. Ik noem het Europees herstel- en veerkrachtfonds. Er ligt
                     6 miljard te wachten.
                  
De belangrijke projecten van gemeenschappelijk economisch belang, met een heel lang
                     woord, zijn al door andere sprekers genoemd. Ik zie in de beantwoording van de Kamervragen
                     van de heer Amhaouch dat het enthousiasme iets is toegenomen. Ik vond het enthousiasme
                     vanuit de overheid nu nog vrij beperkt. Ook hier proef ik dan elke keer toch een beetje
                     de ideologische aarzeling om als overheid wat nadrukkelijker te kiezen bij welke technologieën
                     wij onze rol als facilitator, als launching customer en voor een deel ook als risicodragende
                     overheid gaan pakken.
                  
Mazzucato heeft laten zien, zo zeg ik ook even tegen de heer Van Haga, dat de overheden
                     wel degelijk innovaties kunnen initiëren door hun keuzes. 70 miljard aan jaarlijkse
                     overheidsuitgaven alleen al maakt je als launching customer heel belangrijk. Bovendien
                     kun je een aantal nieuwe markten creëren. Je kunt nieuwe vraag stimuleren. Je kunt
                     door monomering nieuwe duurzame producten interessanter maken. Dat zijn allemaal middelen
                     om mee te sturen. Die sturing mis ik op dit moment te veel. Ik hoop dat dit demissionaire
                     kabinet voorbereidingen treft, zodat het volgende kabinet hier echt op door kan pakken.
                  
De voorzitter:
Dank. Ik zie een interruptie van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik heb toch nog een korte vraag om te kijken of we misschien wat nader tot elkaar
                     kunnen komen. Ik ben het natuurlijk met u eens dat het mogelijk is voor de overheid
                     om dit soort zaken te beïnvloeden en om innovatie aan te jagen. Maar u noemde net
                     zelf – volgens mij stelde u het een beetje in een kritisch daglicht – het technologieneutraal
                     stimuleren. Bent u het met mij eens dat dat dan beter is: dat je wel de kaders stelt,
                     maar dat je niet als overheid gaat bedenken welke technologieën je dan gaat stimuleren?
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben daar voorbij, want ik zie namelijk dat er technologieën zijn waarvan je weet
                     dat daar geen toekomst voor is. Dan heb ik het over fossiele technologieën. We weten
                     dat dat ophoudt op vrij korte termijn en dat de toekomst ligt bij duurzame technologieën.
                  
Er zit een heel mooi bedrijf in Alkmaar, begonnen door een ICT-ondernemer. Dat heet
                     Super Critical Water. Die man is ingenieur en heeft met een team iets ontwikkeld dat
                     echt uniek is. Hij maakt gebruik van de vierde fase van water. Als je water onder
                     hoge druk brengt en verhit, dan wordt het een moleculenkraker. Daarmee kunnen zij
                     slib terugbrengen tot de oorspronkelijke moleculen, tot pure gassen zoals waterstof.
                     Zelfs fosfaat, dat kristalliseert, kan als mineralen worden teruggewonnen. Het zijn
                     briljante technologieën. Dat zijn de technologieën van de toekomst. Dat is ook wat
                     de overheid nu moet stimuleren. Met technologieneutraal generiek beleid maken we het
                     ook mogelijk om te investeren in verouderde technologieën waar we echt niet meer op
                     zitten te wachten. Daarom vind ik dat we als overheid meer moeten sturen. Europa doet
                     dat; digitalisering en duurzaamheid zijn de prioriteiten. Die volgt dit kabinet terecht,
                     maar dan moet je er ook naar handelen en de instrumenten daarop inzetten. Ik vind
                     dat dat nog te weinig gebeurt.
                  
De voorzitter:
De heer Van Haga. Cracking 2.0 hoor ik zeggen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Natuurlijk zijn er mooie voorbeelden van technologieën waarbij dat goed is. Daar sta
                     ik ook helemaal achter. Het gaat er meer om of de overheid dan specifiek, met gebrekkige
                     kennis, voor dit soort technologieën moet gaan kiezen. Of moet de overheid zeggen
                     «het moet efficiënt zijn, het moet minder uitstoot geven, het moet goedkoop zijn,
                     en als je aan al die criteria voldoet, kunnen we je stimuleren», in plaats van dat
                     er specifiek naar een bepaalde technologie gekeken wordt? Volgens mij komen we dan
                     op precies op hetzelfde uit, als je die criteria maar goed kiest.
                  
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat denk ik dus niet. Het verleden laat het zien. De overheid heeft om een aantal
                     redenen – die hoeven we nu niet uit te diepen – in een heel laat stadium ervoor gekozen
                     om nieuwe kolencentrales in Nederland mogelijk te maken. Dat was echt een verkeerde
                     keuze. Maar het was wel een keuze, en de verkeerde kant op. Dus in het verleden maakten
                     we ook die keuzes. Nu is Nederland om heel veel redenen interessant voor allerlei
                     vormen van waterstoftechnologie. Maar dat vereist wel een overheid die bereid is om
                     op dit moment al, terwijl de kosten in de markt nog te hoog zijn, risico's te nemen,
                     bijvoorbeeld door een backbone voor waterstofinfrastructuur aan te leggen. Via het
                     Groeifonds wordt nu ook 380 miljoen in een waterstofproject gestopt, maar andere landen
                     zoals Frankrijk, Duitsland en Spanje stoppen er al miljarden in. Dus we moeten wel
                     in de pas blijven lopen. Dat betekent ook dat je keuzes maakt in technologieën.
                  
De voorzitter:
Ter afronding een laatste, korte vraag van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat ben ik grotendeels met u eens, maar het leidt ook tot beslissingen waarbij de
                     overheid besluit om van het aardgas af te gaan voor de middellange termijn – vriend
                     en vijand zijn het er toch over eens dat dat een slechte beslissing is geweest – en
                     om biomassacentrales te continueren. Ook daarbij zij vriend en vijand het erover eens
                     dat dat een slechte beslissing was. Dus ik heb toch liever – en daar zijn we het dan
                     over oneens – dat de overheid een wat afstandelijker rol speelt en de criteria benoemt,
                     maar niet voor technologieën zelf kiest.
                  
De voorzitter:
Duidelijk. Ik geef het voorzitterschap terug aan de heer Van der Lee.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar het kabinet of zij gelijk kunnen antwoorden of nog een aantal
                     minuten nodig hebben ter voorbereiding.
                  
Minister Blok:
Er zitten een aantal nijvere ambtenaren in de Dreeskamer en dat is even een loopje,
                     dus mogen wij een kwartiertje hebben?
                  
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we schorsen tot 11.10 uur. Het kan ook tot 11.15 uur, dat geeft
                     iedereen iets meer ruimte. We halen 13.30 uur echt wel, denk ik. Dan gaan we om 11.15
                     uur verder.
                  
De vergadering wordt van 10.53 uur tot 11.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat.
                     We gaan het hebben over bedrijfslevenbeleid en innovatie. Als eerste van de zijde
                     van het kabinet is het woord aan de Minister. Gaat uw gang.
                  
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Dit is niet het eerste debat dat ik met de commissie voor
                     Economische Zaken en Klimaat mag voeren, maar het is wel het eerste in uw aanwezigheid.
                     En meteen krijg ik een boek; waarvoor veel dank. Natuurlijk mijn gelukwensen aan de
                     heer Van Strien voor zijn eerste optreden in een commissiedebat van deze commissie.
                     Het is wel de eerste keer dat ik in een Kamerdebat mag optreden met collega Keijzer.
                     Dat heeft ons ook gebracht tot een rolverdeling, die inhoudt dat ik zal ingaan op
                     vestigingsklimaat, verduurzamen industrie en specifiek de vragen over VDL. Collega
                     Keijzer zal alle andere onderwerpen bespreken, zoals daar zijn IPCEI's, maakindustrie
                     en de rol van regio's. Dan doe ik ongetwijfeld haar inbreng tekort, maar die zal zij
                     zelf vervolmaken.
                  
Van mijn kant allereerst het vestigingsklimaat. De voorzitter, maar ook anderen deden
                     dat, wees al op het gisteren naar buiten gekomen OESO-rapport. Dat biedt altijd een
                     heel nuttige blik van buiten en een vergelijkende blik op de Nederlandse economie.
                     Allereerst is het een compliment aan Nederland en de Nederlanders, want op heel veel
                     terreinen scoren we heel goed. Er zitten veel vergelijkende ranglijsten in. Tegelijkertijd
                     zijn er zeker aandachtspunten, die over het algemeen op de formatietafel aan snee
                     zullen komen. Voor mij is de belangrijkste boodschap de volgende. Onder meer in het
                     advies op het gebied van ICT zie je dat Nederland goed scoort en bij de bovenste helft
                     zit. Maar de boodschap van de OESO dat je in het eerste speelt of bij de slimste jongetjes
                     en meisjes van de klas hoort, is eigenlijk ook een verplichting. Het is geen rustig
                     bezit. Een aantal van u wezen erop dat andere landen of regio's voortdurend hun best
                     doen om vooruit te komen. Dat brengt ons als samenleving ook uiteindelijk vooruitgang.
                     Het is een goed rapport, dat ik vooral als een aansporing beschouw in het kader van
                     het rapport volgend jaar. Maar nog veel belangrijker bij veel beslissingen die we
                     hier in dit huis nemen is dat we ook over tien of twintig jaar nog die goede rapporten
                     kunnen leveren. Tegen die achtergrond ga ik in op de vragen over het vestigingsklimaat.
                  
De heer Amhaouch vroeg naar het vervolg op de verkenning inzake reshoring naar aanleiding
                     van een motie van hemzelf en de heer Wiersma. Zoals de heer Amhaouch weet, is er aan
                     de SER gevraagd om daar een advies over te maken en is dat ook gepubliceerd. Dat schetst
                     een heel aantal routes, deels nationaal en deels EU. Het is natuurlijk vaak de opgave
                     bij economisch beleid om de schaalvoordelen van de EU te benutten en de specifieke
                     sterktes van Nederland daarbij goed uit de verf te laten komen. Voor de verdere implementatie
                     daarvan geldt dat waar het echt ingrijpende beslissingen vraagt, wij in deze fase
                     als demissionair kabinet daartoe niet gemachtigd zijn. Aangezien het onze taak is
                     om in de tussentijd ons werk naar beste vermogen te doen, zijn we wel voortdurend
                     in gesprek met bedrijven en brancheorganisaties om te kijken of er in de tussentijd
                     stappen nodig zijn. Maar een echt nieuwe aanpak zullen we aan een nieuw kabinet moeten
                     overlaten.
                  
De heer Van Haga sprak zijn zorgen uit over de aantrekkelijkheid van Nederland voor
                     hoofdkantoren van grote bedrijven. Hij verwees daarbij onder meer naar verplaatsing
                     van in ieder geval de juridische hoofdzetel van Unilever naar Londen en sprak zijn
                     zorgen uit over Shell. Met betrekking tot het vonnis over Shell past in een rechtsstaat
                     een regering terughoudendheid, vooral omdat er ook beroep openstaat. Natuurlijk volgen
                     we het met grote aandacht. We hebben er ook gesprekken over met deskundigen, met Shell
                     en met andere grote bedrijven hoe zij ernaar kijken. Maar nogmaals, zeker in een fase
                     waarin beroep openstaat, vind ik het niet zuiver om daar uitgebreid inhoudelijk op
                     in te gaan.
                  
Ik ben het met de heer Van Haga eens dat het feit dat Nederland historisch gezien
                     een aantrekkelijke zetel is voor hoofdkantoren, valt onder de categorie die ik net
                     in mijn inleiding noemde: het is vooral een verplichting en geen gerust bezit. Het
                     is ook bij uitstek een terrein waar verschillende landen met heel specifiek beleid
                     proberen hoofdkantoren hun kant op te krijgen. Tegelijkertijd is het een combinatie
                     van de algemene voorwaarden waar de OESO op wijst. Hoe is je belasting? Hoe is je
                     infrastructuur? Dat loopt tot en met heel praktische vragen als hoeveel verbindingen
                     je luchthaven heeft. Afhankelijk van het soort bedrijf is het ook de vraag hoe de
                     toegankelijkheid over land en over zee is, hoe de kwaliteit van het onderwijs is,
                     hoe snel je uitspraken krijgt in een rechtszaak, hoe meertalig de bevolking is. Het
                     is een mix, maar soms vraagt dat ook heel specifiek beleid. Collega Keijzer en ik
                     besteden gelukkig – ik doe dat met veel plezier – veel tijd aan directe contacten
                     met zowel grote als kleine ondernemers om dat voortdurend van hen te horen en om waar
                     nodig te handelen.
                  
Toch nog even in de richting van de heer Van Haga. Hij wees namelijk terecht op de
                     heel prominente vragen rond de energietransitie en stikstof. In die gesprekken, net
                     zoals gebeurt in dit debat, geven bedrijven aan dat helderheid daarover voor hen van
                     cruciaal belang is. Ik kom eerlijk gezegd geen bedrijven tegen die zeggen dat we geen
                     energietransitie moeten doen. Wel kom ik bedrijven tegen die zeggen: geef ons alsjeblieft
                     snel duidelijkheid, want wij moeten investeringsbeslissingen nemen. Daar is die duidelijkheid
                     voor nodig. Nogmaals, ik voel de druk en de verantwoordelijkheid. We moeten tegelijkertijd
                     wel handelen naar het politieke gesternte waar wij nu onder zitten. Er zijn ingrijpende
                     beslissingen in de formatie nodig. Voor het politieke gesternte voor stikstof geldt
                     dat natuurlijk ook. Dat is heel cruciaal; u kent waarschijnlijk ook de voorbeelden
                     van grote investeringen die toch on hold zijn gezet in afwachting daarvan. Dat nog
                     even omdat de heer Van Haga daar terecht specifiek op inging.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De meeste vragen zijn natuurlijk meteen beantwoord. Het gaat natuurlijk om een betrouwbare
                     overheid. Gebrek aan stabiliteit en die fiscale wijzigingen helpen gewoon niet mee.
                     Ik merk toch dat het sentiment vanuit de politiek ten aanzien van het Nederlandse
                     bedrijfsleven echt drastisch is verslechterd in de afgelopen jaren. Ik had u nog een
                     specifieke vraag gesteld over artikel 3:305a. Dat is gewoon een vervelend artikel,
                     waardoor allerlei activistische groeperingen zonder echt een direct belang te hebben
                     op grond van het algemeen belang onze prachtige bedrijven het leven zuur kunnen maken.
                     Ik hoop dat u daar in ieder geval op kunt reflecteren en hopelijk aanstalten kunt
                     maken om daar eens van af te komen.
                  
Minister Blok:
Dat is het artikel, als ik het goed formuleer, dat de mogelijkheid biedt voor belanghebbenden
                     in de zin van milieuorganisaties of mensenrechtenorganisaties om een proces aan te
                     spannen. In zijn algemeenheid geldt de regel dat het, alweer, niet op de weg van een
                     demissionair kabinet ligt om überhaupt voorstellen voor wetswijzigingen te doen. Onderhandelende
                     partijen of individuele Kamerleden kunnen zelf op ieder moment voorstellen doen om
                     daarop te handelen. Maar van ons als demissionair kabinet kunt daar niets op verwachten.
                  
Dan wat betreft uw bredere stelling over de positie van hoofdkantoren. Als je kijkt
                     naar de plaats van Nederland in de vergelijking, niet alleen gisteren in die van de
                     OESO, maar ook in de bekende van IMD Lausanne en andere partijen, moet je objectief
                     constateren dat we in de afgelopen jaren daarin steeds hoog staan en in veel ranglijsten
                     ook wel iets geklommen zijn. Nogmaals, ik vind dat we dat allemaal met trots kunnen
                     zeggen, want daar kun je niet specifiek iemand bij aanwijzen. Voor mij betekent het
                     vooral dat je moet zorgen dat je daar over vijf, tien of twintig jaar nog steeds staat.
                  
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik verbaas mij een beetje dat wij in de ranglijst van vestigingsklimaten zouden zijn
                     geklommen, want we hebben debat na debat ... Ik noem het debat van gisteren, waarin
                     duidelijk werd dat bijvoorbeeld de BOR een echte showstopper is. Andere landen hebben
                     helemaal geen last van zo'n artikel 3:305a en kijken over het algemeen veel nationalistischer
                     naar hun eigen bedrijfsleven. Dat heeft ons natuurlijk ook geholpen, doordat we een
                     open economie hebben gekregen. Maar ik heb de afgelopen jaren gezien dat dat sentiment
                     er wel toe leidt dat het vestigingsklimaat verslechtert en dat bedrijven meer last
                     hebben van allerlei activistische clubs, die bovendien nog vaak gesubsidieerd worden
                     door onszelf. Dat is een pijnplek die ik al vaker heb opgebracht. Ik snap dat u nu
                     demissionair bent, maar ik hoop dan dat u in ieder geval dat artikel 3:305a kunt meenemen
                     naar de formatietafel. Misschien kunnen daar dan spijkers met koppen geslagen worden.
                  
Minister Blok:
Ik heb geen bijzondere voorrechten aan de formatietafel. Ik wijs gewoon op de politieke
                     gebruiken. En die ranglijst: dat zijn openbare ranglijsten. Er kan vast wel iemand
                     googelen hoe de ontwikkeling is. Ik dacht dat we in Europa Zwitserland nog voor ons
                     laten gaan, zeg ik even uit het hoofd. Dat komt zo meteen nog in de bijdrage van Staatssecretaris
                     Keijzer. Nogmaals, dat betekent niet dat ik zeg: het is af, we doen niets. Maar het
                     is wel zuiver om erop te wijzen dat de afgelopen jaren veel indrukwekkende prestaties
                     zijn verricht.
                  
Dan ga ik in op een paar specifieke vragen met het oog op verduurzaming. De heer Van
                     Haga ...
                  
De voorzitter:
Mag ik u nog even onderbreken? De heer Amhaouch wil ook nog iets vragen op dit punt.
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag heeft te maken met het vestigingsklimaat, maar ook met offshoring. De SER
                     heeft inderdaad begin dit jaar, in februari, naar aanleiding van de motie-Heerma een
                     briefadvies uitgebracht. Daarin kondigden ze ook aan dat er een vervolg komt, een
                     verdiepend onderzoek. De vraag aan de Minister is wanneer dat er komt. Het huidige
                     briefadvies is stap één, maar de SER heeft zelf aangekondigd dat er nog een uitgebreider
                     advies komt over hoe we onze industrie kunnen versterken. Dat heeft ook te maken met
                     het vestigingsklimaat, want reshoring begint ermee, te voorkomen dat bedrijven weggaan.
                     Dat is stap één. En stap twee is, zoals we ook zien in de beantwoording van de vragen
                     over de chipindustrie, dat we bedrijven in sectoren waar we sterk in zijn, gaan terughalen
                     naar hier of naar Europa. Mijn vraag is: wanneer komt het vervolgonderzoek van de
                     SER, want dat kan ons ook helpen in de formatie van een nieuw kabinet.
                  
Minister Blok:
Ja. De SER heeft aangegeven dat dat rond de zomer gaat komen. Het voelt alsof dat
                     nabij is. Nogmaals, dan vind ik het logisch dat zo'n belangrijk advies ook weer aan
                     die inmiddels al veelbesproken formatietafel aan de orde komt.
                  
Dan de verduurzamingsopgave industrie. De heer Van Haga vroeg specifiek naar het FNV-plan
                     bij Tata en de rol die CCS, dus de opslag van CO2 kan spelen. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat CO2-opslag een tijdelijke rol kan spelen. Daar is een plafond voor opgenomen in de regeling,
                     maar het loopt mee. Ook de SDE-regeling is daarvoor beschikbaar. Dat past overigens
                     ook in de prognoses die op Europees en wereldwijd niveau zijn gepubliceerd. Dat gebeurde
                     geloof ik twee weken geleden door de IAEA. Het Europese impact assessment van het
                     eigen klimaatbeleid kwam er alweer een maand of twee geleden. Die laten zien waar
                     de energie nu eigenlijk vandaan komt in 2030 en 2050. Dat is volgens mij de meest
                     wezenlijke vraag hierbij. Het kabinet is er zeer van overtuigd dat we inderdaad naar
                     nul moeten en dat we die tussenstappen ook moeten halen. Maar met het formuleren van
                     doelstellingen alleen verbeter je de wereld en het klimaat niet, dus de echte vraag
                     is: hoe dan? Ik vind dat die rapporten dat heel goed invullen. Beide geven aan dat
                     CCS daar een onderdeel van zal zijn. Dat is ook vertaald in het Nederlandse beleid.
                  
Dan specifiek over Hoogovens. Daar hebben wij natuurlijk nauw contact mee. Het plan
                     dat FNV heeft gepubliceerd, is natuurlijk een waardevolle bijdrage omdat het ingaat
                     op zowel de klimaattransitie als ook op de technologische mogelijkheden die er mogelijk
                     zijn – want het is nog heel pril – bij de productie van staal op basis van waterstof.
                     FNV en de Hoogovens-directie hebben met elkaar afgesproken om dat verder te laten
                     onderzoeken. Dat volgen wij natuurlijk nauwgezet, want dat er een transformatie nodig
                     is, is opnieuw niet de vraag. De vraag hier is weer: hoe zorgen we dat dat zo gebeurt
                     dat er hoogwaardige werkgelegenheid beschikbaar blijft in Nederland en dat we hierin
                     voorop blijven lopen? Dit rapport kan daarbij een rol spelen, maar daarvoor moet het
                     echt nog een paar spades dieper uitgediept worden.
                  
Dan ...
De voorzitter:
De heer Van Haga was eerder op dit punt, maar ik kijk even naar de Minister of hij
                     zijn antwoord voltooid heeft.
                  
Minister Blok:
Over Hoogovens wel, ja.
De voorzitter:
De heer Van Haga en dan de heer Van Strien.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik had nog één, een beetje flauwe, vraag gesteld. Die was of de Minister kon aangeven
                     hoeveel de Nederlandse opslag van CO2 bijdraagt aan het mondiale klimaatprobleem. Wat mij betreft is het natuurlijk echt
                     een marginaal effect dat we daarmee bereiken. We geven daar echt miljarden aan uit.
                     Is het nou juist niet heel erg goed dat de FNV met zo'n oplossing komt die dit marginale
                     effect aan de zijlijn plaatst en dat de FNV juist met een technologisch verantwoordere
                     oplossing komt? De vraag was «hoeveel draagt dit nu eigenlijk bij?», maar impliciet
                     vroeg ik naar iets anders.
                  
Minister Blok:
Ik dacht dat de Nederlandse bijdrage aan de wereldwijde CO2-productie 0,7% is. De heer Van der Lee weet zulke dingen.
De voorzitter:
Het is wel wat minder dan dat.
Minister Blok:
Nog minder dan 0,7%, maar tegelijkertijd is de 100% CO2-productie in de wereld natuurlijk een optelsom van een heleboel kleine onderdelen.
                     Tegen de achtergrond van iets waar we het volgens mij allemaal over eens zijn, namelijk
                     dat Nederland gelukkig een extreem welvarend land is met een zeer hoogopgeleide bevolking,
                     goede onderzoekers en een fantastische industrie, verplicht dat ons ook. Nogmaals,
                     als je het beste jongetje of meisje van de klas bent, dan verwachten we van je dat
                     je ook vooroploopt in die transitie en dat je dus zegt: als wij die 0,7% niet doen
                     en de rest van de wereld doet 100,7%, dan zijn we er ook. Want de rest van de wereld
                     doet het natuurlijk niet als een land als Nederland zou afhaken. Ik zou het ook niet
                     mooi of verantwoord vinden. Het precieze percentage gaan wij nog weleens even opgoogelen.
                  
De voorzitter:
Uit mijn hoofd is het 0,35%. Misschien feitelijk: er zit een plafond van 7 megaton
                     in de SDE, maar de CO2-marktprijs is dusdanig dat het binnen een aantal jaren zo kan zijn dat CCS zonder
                     subsidie al uitkomt. Het is dus moeilijk te voorspellen wat het aandeel CCS in Nederland
                     gaat worden.
                  
Minister Blok:
Kijk. Dat is nog eens een voorzitter waar je wat aan hebt.
De voorzitter:
De heer Van Strien had ook een vraag.
De heer Van Strien (VVD):
Ja, één vraag, voorzitter. Er wordt altijd gerept over twee plannen, Zeester van FNV
                     en het plan van Tata. We hebben begrepen dat er ook nog een derde plan is. Dat heet
                     Havenstad IJpoort en gaat ook uit van het behouden van banen, het behouden van industrie,
                     verduurzaming et cetera. Speelt dat ook nog een rol of wordt het gewoon meegenomen
                     in de appreciaties die nu worden gemaakt van de verschillende plannen?
                  
Minister Blok:
Ik gaf aan dat wij nauw contact hebben met Hoogovens vanwege het grote belang dat
                     wij daar zien. Overigens is er ook contact met het moederbedrijf. Tegelijkertijd is
                     het een private onderneming. Het is dus aan hen om uiteindelijk te komen met beoordelingen
                     en investeringsvoorstellen. Wij schakelen natuurlijk met hen over hoe het instrumentarium
                     dat de Nederlandse overheid heeft, of dat nou de SDE+ of een ander instrumentarium
                     is, daar zo bij kan aansluiten dat we, zonder dat wij op de stoel van de ondernemer
                     gaan zitten of daar meer publiek geld insteken dan een andere organisatie in een vergelijkbare
                     situatie zou ontvangen, binnen die randvoorwaarden ervoor kunnen zorgen dat Hoogovens
                     hier kan blijven werken. Dat is een wat langer antwoord met als kern dat we alle plannen
                     meewegen, maar dat Hoogovens zelf in de lead is.
                  
De heer De Jong vroeg mij om in te gaan op de follow-up van de vorig jaar opgestelde
                     verduurzamingsstrategie voor de basisindustrie. Zoals de Kamer weet, zijn met zes
                     industrieclusters koploperprogramma's ontwikkeld. Daarin is aangegeven hoe de routes
                     per cluster – voor een deel geografisch, en er is er één landelijk verspreid die een
                     aantal verschillende energie-intensieve industrieën bevat – CO2-neutraal afgelegd kunnen worden, eerst naar 2030 en dan naar 2050. We hebben nu vanuit
                     de Klimaatenvelop 100 miljoen beschikbaar voor de route tot 2030. Daarmee kunnen pilots
                     en demo's, ook in deze clusters, uitgewerkt worden, naast de SDE-regeling waar we
                     het net over hadden.
                  
Breder vroeg de heer De Jong wat ik als de belangrijkste uitdaging zie. Ik gaf in
                     het begin al aan dat de stikstof- en klimaatopgaves enorm zijn. Dat geldt voor ons
                     als samenleving, maar in de gesprekken, zeker in de gesprekken met de grotere bedrijven,
                     is dit over het algemeen het eerste waar men over begint, omdat dit cruciaal is voor
                     hun investeringsplannen en omdat de rol van de overheid daarin cruciaal is.
                  
Daarmee komen we op de vraag: wat is cruciaal? Duidelijkheid over de energie-infrastructuur
                     en de roep die er is: maak de transformatie naar waterstof mogelijk en maak transformatie
                     naar elektrificatie mogelijk. Bijvoorbeeld de IBO-rapporten, die u kent, geven aan
                     dat het echt een combinatie moet zijn van private investeringen en publiek deels investeringen
                     en deels helderheid in de regelgeving. Wat mij betreft staat dit hoog op de agenda.
                     Daar steken we nu dus ook echt veel denk- en onderzoekwerk in. Maar opnieuw: gezien
                     de grote belangen en bedragen die daarbij spelen, zal het uiteindelijk op een formatietafel
                     moeten komen.
                  
De heer Amhaouch – en de heer Van Haga trouwens ook – vroeg specifiek naar de toekomst
                     van VDL. Ik heb in mijn nog korte aanwezigheid in deze functie een eerste onlinegesprek
                     kunnen hebben met VDL. Ik weet dat ook hier de rolverdeling is à la Hoogovens. Het
                     is een private onderneming. Het is eerst aan de onderneming zelf om met voorstellen
                     te komen en het is aan ons om in nauw contact met hen te kijken waar wij daarbij een
                     ondersteunende/faciliterende rol hebben. Nou, VDL is druk bezig met het ontwikkelen
                     van zo'n integraal plan. Dat zal niet in detail gepubliceerd worden. Het is trouwens
                     nog niet af, maar het is er wel in grote trekken. Diversificeren zal daar ongetwijfeld
                     een onderdeel van zijn, dus minder afhankelijk zijn van één klant. Maar het maken
                     van de slag van traditionele verbrandingsmotoren naar moderne motoren zal daar ongetwijfeld
                     ook een onderdeel van zijn. Dat onderzoek vindt daar plaats. Daar hebben we contact
                     over. Ook hier geldt: tijdens de verbouwing blijft de winkel open. Onze NFIA, ons
                     investeringsagentschap, is voortdurend in gesprek met VDL en met potentiële opvolgers
                     van de nu vertrekkende autofabrikanten over het in zee gaan met VDL. Ook hier geldt
                     helaas dat ik u daarover niet meer kan vertellen dan dat dit plaatsvindt. Het vindt
                     gelukkig ook intensief plaats, maar er is pas echt helderheid als de handtekening
                     gezet wordt. Ja, dat moment. Nu nog niet. Bemoeit het kabinet zich daar intensief
                     mee en bemoei ik mij daar als Minister intensief mee? Dat was in essentie de vraag
                     van de heer Amhaouch. Het antwoord daarop is ja.
                  
Voorzitter. Hiermee hoop ik de vragen op mijn terrein beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Voordat de Staatssecretaris het woord neemt nog even een interruptie van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Het is heel goed dat de Minister in de korte tijd dat hij op EZK zit al die contacten
                     heeft, want wij hebben toen als Kamer breed gezegd dat het een groot project is dat
                     cruciaal is voor Nederland maar ook voor Zuid-Nederland, Brabant en Limburg. Wij horen
                     vaak van bewindspersonen in deze commissie maar ook in andere commissies dat het kabinet
                     demissionair is en dat men gaat formeren. Maar het is cruciaal dat er vanuit het ministerie
                     een maximale inspanning wordt gepleegd. Je kunt niet over zo'n groot en belangrijk
                     integraal plan zeggen: we zien wel wanneer dat komt; we wachten tot we de formatie
                     klaar hebben. Kan de Minister ons verzekeren dat er, daar waar dat nodig is – natuurlijk
                     is het bedrijf zelf in de lead – vanuit het ministerie maximaal aan gewerkt wordt
                     en dat er geen vertraging optreedt vanuit de overheidskant?
                  
Minister Blok:
Zeker, want de taak van een demissionair kabinet is om al datgene te doen wat echt
                     geen uitstel kan hebben, maar ook om ingrijpende politieke beslissingen die niet aan
                     heel specifieke tijdsdruk gebonden zijn, over te laten aan een missionair kabinet.
                     Als een en ander zich aandient bij CDL, zetten wij de stappen die gezet moeten worden.
                     Dat geldt overigens ook voor andere bedrijven, want gelukkig zijn wij ook met andere
                     bedrijven in gesprek over investeringsmogelijkheden en buitenlandse prospects. Andersom
                     – ik heb in het verleden weleens aan formatietafels gezeten – bewegen formaties zich
                     over het algemeen niet op het niveau van individuele bedrijven maar van generieke
                     regelingen, waar bedrijven of anderen mee geholpen kunnen worden. Kortom, de formatie
                     staat er niet aan in de weg.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Ik wil toch even terugkomen op wat de Minister zei over verduurzaming, namelijk: het
                     staat hoog op de agenda; het heeft hoge prioriteit. Welke mogelijkheden ziet het kabinet
                     om op te treden als launching customer als het gaat over verduurzaming? Ik ben benieuwd
                     of de Minister daar ook nog wat over kan zeggen.
                  
Minister Blok:
We hebben een heel palet aan criteria voor duurzaam inkopen. Ik denk eigenlijk dat
                     dat onder collega Van Veldhoven valt. Ik kijk even naar mijn ambtenaren. Ja? Maar
                     in mijn vorige functie ging ik erover, dus ik weet nog uit die tijd dat wij een heel
                     palet aan criteria hebben. Alleen, de laatste stand van zaken weet ik niet omdat het
                     niet onder mij valt.
                  
De voorzitter:
Het nieuwe besteden valt onder ...
Minister Blok:
Het ging om duurzame criteria, als ik het goed begrijp, die wij als launching customer
                     kunnen hanteren. Ik denk ...
                  
De heer Romke de Jong (D66):
U kunt er ook later op terugkomen, ook schriftelijk.
De voorzitter:
Goed. Dan gaan we verder met de Staatssecretaris, die haar deel van de beantwoording
                     ter hand gaat nemen. Gaat uw gang.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Ik zit net even te zoeken. Over launching customers ga ik zo nog het een en ander
                     zeggen. Ik zit mij af te vragen of ik de duurzaamheidscriteria ken, omdat dit ook
                     af en toe tussen IenW en mijn ministerie zit, maar ik kijk zo direct even.
                  
Voorzitter, dank voor het woord en dank aan de Kamerleden voor de betrokken inbreng.
                     Want dat is wat ik beluister bij alle Kamerleden: een grote betrokkenheid bij de Nederlandse
                     industrie, maar zeker ook bij innovatie. Het is een beetje alsof de commissiedebatten
                     Innovatie en Bedrijfslevenbeleid bij elkaar gevoegd worden. Dat voelt eigenlijk heel
                     goed, want dan kun je die discussies in gezamenlijkheid voeren, want als we een ding
                     met elkaar zeker weten, dan is dat dat duurzaamheid en digitalisering de twee grote
                     uitdagingen zijn voor de Nederlandse industrie. Dat blijkt ook uit de maakindustriebrief
                     die ik in oktober vorig jaar mede namens de Minister van EZK aan de Kamer gestuurd
                     heb.
                  
Ik zou dan ook graag vandaag wat meer over die onderwerpen willen zeggen, maar ik
                     begin in eerste instantie met de vraag óf wij kiezen en, zo ja, waar wij dan voor
                     kiezen. De heer Van Haga hield eigenlijk het wat ouderwetse pleidooi, zou je op dit
                     moment in de tijd kunnen zeggen – maar dat is ook best wel weer nieuw – dat een overheid
                     niet heeft te kiezen, dat het enige wat zij moet doen, is voor een goed vestigingsklimaat
                     zorgen, en dat het dan vanzelf goed komt. Aan het andere uiterste stond misschien
                     wel de heer Van der Lee, die zei dat je juist wel moet kiezen. Hij refereerde daarbij
                     nog aan de RSV-enquête, die in Nederland een beetje angst opgeroepen heeft voor industriepolitiek.
                     Wij gaan daar als kabinet een beetje tussenin zitten, waarbij wij soms kiezen maar
                     ook niet meer in die mate dat wij denken dat we Europese kampioenen kunnen creëren.
                     Dat denken wij namelijk niet. Wat je wel kunt doen, is voorwaarden stellen en het
                     klimaat creëren waardoor Europese kampioenen kunnen groeien.
                  
Tegelijkertijd kiezen wij ook. Het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid
                     dat in deze kabinetsperiode is vormgegeven, staat bol van de keuzes. Wij zijn daarin
                     begonnen met het formuleren van missies waar we ons op richten. Wij hebben sleuteltechnologieën
                     benoemd waarvan wij denken dat we er de komende jaren sterk in moeten blijven en nog
                     sterker in moeten worden om mee te kunnen blijven doen in de wereldeconomie. Het is
                     ook goed om hier te benadrukken dat wij de meest concurrerende economie zijn van Europa
                     en dat wij tot de innovatieleiders behoren in de wereld. Dus we doen iets goed.
                  
Een van de dingen die we in ieder geval ook goed doen, is de samenwerking tussen bedrijfsleven,
                     overheden, universiteiten en kennisinstellingen. Dat is vooral gebleken in dat missiegedreven
                     topsectoren- en innovatiebeleid. We kiezen trouwens ook in het kader van het Groeifonds.
                     Daarin hebben wij ook keuzes met elkaar geformuleerd. We hebben bijvoorbeeld ook gekozen
                     toen het erop aankwam bij SMART Photonics. Dat dreigde te verdwijnen uit Nederland.
                     Daarvan hebben we, onder allerlei voorwaarden en na heel goed nadenken, gezegd: hier
                     moeten wij medeverantwoordelijk voor worden, omdat dit precies zo'n technologie is
                     die je niet kwijt wil raken aan het buitenland.
                  
Dat topsectoren- en innovatiebeleid is dus een voorbeeld van kiezen en een voorbeeld
                     van samenwerking. Ruim 2.200 bedrijven, kennisinstellingen en overheden hebben met
                     elkaar het Kennis- en Innovatieconvenant vormgegeven. Daarmee werden middelen geboden
                     om onze kennisindustrie te versterken. Bij elkaar is bijna 5 miljard euro per jaar
                     bij elkaar gebracht, waarvan iets meer dan 2 miljard uit private en 2,85 miljard uit
                     publieke middelen is gekomen. Het eerste uitvoeringsjaar heeft bewezen dat de aanpak
                     werkt. Zo werd op het gebied van gezondheid in razendsnel tempo een groep bedrijven
                     en kennisinstellingen gevormd om in Nederland beademingsapparatuur te produceren.
                     Onderzoek naar en productie van coronasneltests werden gerealiseerd. De fieldlabs
                     zijn een ander voorbeeld van wat mogelijk is gemaakt door topsectoren. Ook die hebben
                     ons veel goeds gebracht en gaan ons waarschijnlijk nog veel goeds brengen. Je weet
                     niet hoe virussen zich ontwikkelen en of er nieuwe mutanten opkomen, maar wij hebben
                     in ieder geval in samenwerking tussen wetenschappers, bedrijven en overheden vastgesteld
                     onder welke voorwaarden je veilig evenementen kunt organiseren.
                  
Het Smart Industry-programma is een goed voorbeeld van hoe je in samenwerking met
                     de industrie de digitalisering en robotisering vorm kunt geven. We weten één ding
                     zeker: in de landen om ons heen gebeurt het ook, maar in de landen en werelddelen
                     om Europa heen gebeurt het ook. Dus onze eigen industrie moet ondersteund worden in
                     die ontwikkeling. Dat gaat soms hoogstaand technologisch, soms heel simpel via de
                     mkb-werkplaatsen, waar het midden- en kleinbedrijf wordt geholpen om te digitaliseren.
                     Wij hebben sinds 2018 vijf Smart Industry Hubs ingericht. Dat zijn ook fieldlabs,
                     maar dan moet u aan een ander soort fieldlab denken dan die fieldlabs die wij georganiseerd
                     hebben voor corona. Daar worden partijen geholpen om kennis te verspreiden binnen
                     de industrie. Het is namelijk heel simpel om te zeggen dat je moet robotiseren om
                     de concurrentiestrijd te kunnen blijven meemaken, maar hoe doe je dat dan vervolgens?
                  
Voorzitter. Dat is niet het enige wat wij de afgelopen jaren gedaan hebben. We hebben
                     de TO2-instellingen geëvalueerd. De volgende stap daarvan moet wel naar een volgend
                     kabinet komen. De evaluatie van die TO2-instellingen bouwt naar mijn beleving voort
                     op de vorige evaluatie, die volgens mij door de commissie-Schaaf gedaan is. Toen is
                     gezegd dat er onvoldoende geld was om überhaupt de basisonderzoekinfrastructuur overeind
                     te houden. Dat heeft ertoe geleid dat in het regeerakkoord, op basis waarvan wij nog
                     opereren, extra geld voor basisinfrastructuur ter beschikking is gesteld. Nu hebben
                     we een nieuwe evaluatiecommissie, namelijk de commissie-Van Saarloos, onder voorzitterschap
                     van professor Wim van Saarloos. Die heeft hard gewerkt om ervoor te zorgen dat er
                     een goede evaluatie ligt. Die heeft u inmiddels gehad. Daaruit blijkt dat kwaliteit
                     en impact van onderzoek van TO2-instellingen hoog is. Ook de vitaliteit van de instellingen
                     is aanzienlijk toegenomen. Dat is een groot compliment waard. De TO2-instellingen
                     stonden er ten tijde van de vorige evaluatie minder goed voor. Het is ook mede met
                     dank aan de wetgever en de begrotingsvaststeller dat die extra middelen ter beschikking
                     zijn gekomen.
                  
Uiteraard is hier wel een discussie over te voeren. Die is door een aantal van u hier
                     aan de orde gesteld. U heeft het erover gehad hoe belangrijk het is dat er een regionale
                     inbedding is. De heer Amhaouch sprak daar vooral over. De regio speelt natuurlijk
                     een hele belangrijke rol. Volgens de evaluatiecommissie kan de relatie tussen de regio
                     en de TO2-instellingen nog verder worden versterkt. Dat zie je ook terug in de aanbevelingen
                     van de evaluatiecommissie-Van Saarloos. Er wordt gewezen op Noord- en Oost-Nederland
                     als regio's waar ruimte is voor verdere verbetering. Zo adviseert de commissie om
                     de samenwerking in regionale ecosystemen te versterken, waarbij fysieke nabijheid,
                     uitwisseling van personeel, gezamenlijke aanstellingen, gedeelde onderzoeksinfrastructuur
                     en gezamenlijke projecten van belang zijn. Zoals gezegd is het alleen aan een volgend
                     kabinet om daar een stap in te zetten.
                  
Wetsus is een voorbeeld van een onderzoeksinstelling die geen TO2-status heeft. Ik
                     heb een flink aantal van u, namelijk de heren Amhaouch, De Jong en Van Strien, ook
                     ervoor horen pleiten om Wetsus die TO2-status te geven. De evaluatie van Wetsus geeft
                     daar aanleiding toe. Het onderzoek is van hoog niveau en maatschappelijk meer dan
                     relevant. Er ligt alleen een breder vraagstuk aan ten grondslag, waarbij het van belang
                     is om een afwegingskader vast te stellen op basis waarvan je tot een oordeel komt
                     waarbij je het instituut Wetsus toevoegt aan de lijst van TO2-instellingen in Nederland.
                     Ik wil u daarbij wel meegeven dat we moeten opletten dat de financiering daar dan
                     ook bij wordt gegeven. Het zou jammer zijn als de impuls aan het begin van deze regeerperiode
                     in deze instellingen vervolgens weer afgeroomd wordt omdat je er een volgende bij
                     doet.
                  
Voorzitter. Een ander belangrijk onderwerp waaruit blijkt dat wij bereid zijn te gaan
                     kiezen – dat hebben we namelijk nog niet gedaan – zijn de Important Projects of Common
                     European Interest. Is dat in de uitspraak dan «IPSEI's» of een «IPKEI's»? Nou, ik
                     ben een Nederlander, dus ik zeg dan maar dat een c een c is. Ik zeg dus «IPSEI's».
                     Maar ik merk wel dat mensen even moeten schakelen om mij te kunnen volgen wanneer
                     ik hier in Europees verband over spreek. Misschien noemen we het dan hier «IPSEI's»
                     en in Europa «IPKEI's». Ik hoor van een van mijn ambtenaren zelfs «IPSIE's». Moet
                     je nagaan, nu snap ik helemaal dat ze dachten: waar heeft die vrouw het over? Maar
                     toen ik vervolgens met passie begon te spreken tijdens de laatste Europese Raad die
                     hierover ging, zag ik wel weer herkenning in de ogen van anderen. Dit is nu precies
                     zo'n onderwerp waarin je moet kiezen als regering. Daarbij moet je zeggen dat wij
                     onderdeel zijn van een Europese wereldmarkt. Daarbij zijn open economische verhoudingen
                     goed voor innovatie en uiteindelijk ook voor Nederlandse burgers, want het leidt ook
                     tot scherpe prijzen. Maar er zijn af en toe voorbeelden waarvan je je afvraagt of
                     we het wel goed genoeg doen. Je moet dan analyseren of er sprake is van marktfalen,
                     van onvoldoende financiële investeringsmiddelen of van een technologie die bepalend
                     gaat zijn voor de toekomst. Als je dat gedaan hebt, komt wel het moment om kleur te
                     bekennen aan de tafels waar de IPCEI's worden besproken. Er lopen er nu drie die relevant
                     zijn voor Nederland, namelijk waterstof, micro-elektronica, halfgeleiders, chips – daar
                     zijn verschillende namen voor – en de derde, cloud. De voorbereiding is in verschillende
                     stadia van afronding. Van waterstof is bijvoorbeeld al een marktconsultatie geweest.
                     Micro-elektronica is volgens mij net afgerond en de cloud loopt nog. Maar hiervoor
                     geldt eigenlijk wat een beetje de tragiek is van het zijn van een demissionair bewindspersoon,
                     namelijk dat nieuwe beleidsvoorstellen en nieuw geld niet aan ons zijn. Maar ik ben
                     ervan overtuigd dat deze belangrijk kunnen gaan worden voor de Nederlandse en Europese
                     economie. De vraag is alleen of we er ook aan mee gaan doen, of we die stap kunnen
                     gaan zetten en welke middelen daarvoor nodig zijn.
                  
Voorzitter. Ik kom ...
De voorzitter:
Ik sta even een interruptie toe van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Fijn om die toelichting te krijgen van de Staatssecretaris over die IPCEI-programma's.
                     Dat zijn hele mooie programma's omdat je daarin met andere partners in Europa kunt
                     samenwerken op waterstof en microchips. Ik weet dat de verkenning die op micro-elektronica
                     is uitgeschreven, op 21 mei gesloten is. Kan de Staatssecretaris vertellen of daar
                     voldoende animo voor is? De tweede vraag is hoe Europa daarmee verdergaat. Want het
                     is ook een soort Europese regeling. Wij zijn weer demissionair. Zitten daar deadlines
                     aan? Ik heb geen zicht op dat proces. Ik wil niet dat we kansen gaan missen. Misschien
                     is een korte toelichting daarop door de Staatssecretaris mogelijk.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Dit is een beetje een onderwerp waar ik licht onrustig van word, omdat ik zie dat
                     er in Europees verband heel hard gewerkt wordt. Frankrijk en Duitsland zetten er bijvoorbeeld
                     wat betreft micro-elektronica echt druk op. De marktconsultatie is afgerond. Daar
                     zijn verschillende voorstellen ingediend, dus er is zeker belangstelling. Die zijn
                     we nu aan het bekijken. Het is wel van belang om hier op een gegeven moment een knoop
                     over door te hakken. Veel lidstaten hebben inmiddels politiek commitment afgegeven
                     en grote bedragen voor deelname gereserveerd, in de orde van honderden miljoenen tot
                     soms meer dan een miljard euro. Met name tot eind juli van dit jaar lijkt de vorming
                     van deze IPCEI in een stroomversnelling te komen, met matchmakingsessies tussen potentiële
                     Europese deelnemers. Ik zit erbovenop. We zijn ook aan het bekijken of wij vanuit
                     Nederland, zonder dat ik een stap zet die ik als demissionair Staatssecretaris niet
                     kan zetten, in ieder geval een voorwaardelijk kaartje voor deze trein kunnen kopen,
                     om te voorkomen dat die het station verlaat zonder Nederland erin en er geen mogelijkheid
                     meer is om op deze trein te stappen. Ik zou het namelijk betreuren als wij ergens
                     in september van dit jaar met een nieuw kabinet tot de conclusie komen dat wij te
                     laat zijn geweest.
                  
De heer Van Strien (VVD):
Mijn interruptie is grotendeels al beantwoord. Ik deel de onrust met de Staatssecretaris,
                     dus het is goed om te horen dat zij erbovenop zit en dat ze het grondwerk gaat doen,
                     zodat we niet in september moeten concluderen dat het allemaal te laat is. Dat is
                     goed om te horen.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Dank.
Er zijn een flink aantal vragen aan mij gesteld. Ik ga die nu af. Zijn we bezig met
                     een actieagenda die voortbouwt op de brief van oktober 20202 waarin ik een visie over
                     de maakindustrie heb neergelegd? Ja. Dat heb ik ook aangekondigd daarin. De voorbereidingen
                     zijn van start gegaan, waarbij voor Nederland de publiek-private aanpak van het allergrootste
                     belang is en ook datgene is wat ons sterk maakt. Dus deze lijn wordt doorgezet.
                  
Een meer protectionistische houding past Nederland niet. Ik zal uitleggen waarom,
                     want af en toe hoor ik iets in de zin van: zorg nou maar dat je eigen industrie er
                     goed voor staat, want dan komt het wel goed. Daarbij moeten we ons altijd twee dingen
                     realiseren. Waarom zijn wij zo'n sterke economie? Omdat wij onderdeel zijn van een
                     Europese markt, waarin vanwege concurrentie de beste kunnen bovendrijven. En, hé,
                     laten dat nou vaak Nederlanders zijn, zeg ik met enige trots. Maar wij moeten ons
                     ook realiseren dat, als wij ons protectionistisch opstellen, anderen dat ook kunnen
                     doen. Dat is precies wat buitengewoon nadelig is voor het Nederlandse bedrijfsleven.
                  
Zijn we daarbij naïef? Nee, zeker niet. Het Nederlandse voorstel dat ik de afgelopen
                     tijd geformuleerd heb en ingediend heb bij de Europese Commissie over het level-playing-fieldinstrument
                     is door de Europese Commissie overgenomen in de conceptverordening buitenlandse subsidies.
                     Dat ziet erop dat bedrijven die zich vanuit derde landen begeven op de Europese markt,
                     wat op zichzelf prima is, dat onder dezelfde voorwaarden doen als die wij opleggen
                     aan ons eigen Europese en Nederlandse bedrijfsleven. Dat voorstel bouwt voor een groot
                     gedeelte voort op het Nederlandse voorstel – daar ben ik trots op – maar het kan nog
                     wel even een stapje extra, want het ziet nu vooral op gegeven subsidie, terwijl er
                     soms bepaald opereren op thuismarkten aan de orde is dat ook voordelen kan geven aan
                     bedrijven uit derde landen.
                  
Voorzitter, hiermee heb ik de vragen over dit onderwerp beantwoord.
De voorzitter:
Dan krijgt u weer een interruptie van de heer Amhaouch, maar eerst van de heer De
                     Jong.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Sorry, voorzitter, misschien was ik wat voorbarig. Zei de Staatssecretaris dat ze
                     klaar was met de beantwoording van de vragen? Begrijp ik dat goed?
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Nee, op het onderwerp maakindustrie.
De heer Romke de Jong (D66):
Sorry. Dan heb ik niets gezegd.
De voorzitter:
Het ging over dit blokje. De heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank voor dat actieplan voor de maakindustrie. Er wordt vanuit verschillende partijen,
                     ieder met haar eigen accenten, over de maakindustrie gesproken. Ik ben ook blij dat
                     dat degelijk is geagendeerd in politiek Den Haag. Ik ben het ook volkomen eens met
                     de Staatssecretaris als zij zegt dat we niet te protectionistisch moeten zijn, want
                     Nederland is een klein land maar groot in het buitenland, zeker als toeleverancier
                     voor andere kampioenen. En inderdaad, we moeten ook niet naïef zijn. Maar daar zit
                     nog wel iets tussenin en dat is slim zijn, met name op het gebied van aanbestedingsregels.
                     Pak het voorbeeld van de maritieme industrie. Daar zijn we nu mee bezig. Blijkbaar
                     laten de aanbestedingsregels niet toe dat ons eigen mkb of andere bedrijven in de
                     maritieme industrie die heel veel kennis hebben, meedenken. Is er ruimte in het actieplan
                     om heel goed te kijken naar de aanbestedingsregels, zodat we met Defensie en EZK komen
                     tot slimme regels die niet naïef zijn en zeker ook niet protectionistisch?
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Dat ziet bijvoorbeeld op die conceptverordening buitenlandse subsidie, die voortbouwt
                     op het Nederlandse voorstel om een gelijkspeelveldinstrument in te voeren. Ook ten
                     aanzien van launching customers zetten wij stappen. Voor 2021 heb ik eenmalig 1,5 miljoen euro
                     extra bovenop de 10 miljoen uit het regeerakkoord beschikbaar gesteld om innovatiegericht
                     inkopen te stimuleren via cofinanciering van innovatiecompetities van aanbestedende
                     diensten. Om de rol van de overheid als launching customer te verstevigen geven we
                     via het expertisecentrum aanbesteden, PIANOo, voorlichting hierover. Het International
                     Procurement Instrument wordt ook nog verder vormgegeven. Dus we zijn echt bezig om
                     stappen te zetten om uiteraard binnen de open economie die we zijn, te kijken of we
                     het slim en verstandig kunnen organiseren.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Dat is natuurlijk heel goed als generiek instrument. En het hoeft niet direct beantwoord
                     te worden, maar zou de Staatssecretaris bereid zijn vanuit EZK maar ook samen met
                     Defensie in een brief toe te lichten hoe dat werkt, bijvoorbeeld in die onderzeediscussie?
                     In welke rol binnen de aanbestedingsprocedures kan ons bedrijfsleven in die voorfase
                     meedoen, zonder dat het dadelijk al helemaal uitgedokterd is?
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Ik heb wat meer richting van de heer Amhaouch nodig. Onderzeeboten liggen overigens
                     bij mijn collega, de Staatssecretaris van Defensie, dus ik denk dat het goed is om
                     daar met haar in de desbetreffende commissie over door te praten. Maar ik heb behoefte
                     aan wat meer duiding. Wat bedoelt de heer Amhaouch? Want we hebben de Aanbestedingswet,
                     de nieuwe conceptverordening buitenlandse subsidies en het International Procurement
                     Instrument, het internationaal aanbestedingsinstrument, dat verder wordt vormgegeven.
                     Over launching customers heb ik net het een en ander gezegd. Wat zoekt de heer Amhaouch
                     daar nog bovenop?
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Dat is een terechte vraag. Ik ben op zoek naar de huidige regels bij de grote projecten
                     die we aanbesteden. Daar is inderdaad al veel over gezegd; pak de onderzeeboten. Blijkbaar
                     belemmeren de huidige aanbestedingsregels, zoals wij het begrijpen, dat bijvoorbeeld
                     ook Nederlandse expertisebedrijven in die voorfase mee kunnen denken over hoe we zo'n
                     onderzeeboot zouden zien of zouden willen maken. We moeten dat niet allemaal zelf
                     gaan maken, want daar zijn buitenlandse partijen bij betrokken. Wij zouden alleen
                     graag wat meer zicht krijgen van EZK in het betrekken van Nederlandse bedrijven in
                     de voorfase. Misschien kan dat in een briefje, samen met Defensie, want ik ben het
                     eens met de Staatssecretaris dat Defensie hier actief bij betrokken is. Maar als de
                     Kamer weet waar de belemmeringen zitten, kunnen wij daar in een volgende periode misschien
                     ook werk van maken.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Voor de voorfase van onderzeeboten verwijs ik echt naar de Staatssecretaris van Defensie.
                     Ik weet dat zij bezig is met een zorgvuldig proces om uiteindelijk te komen tot de
                     aanschaf van onderzeeboten. Daarbij wordt ook gekeken naar de expertise van Nederlandse
                     bedrijven. Ik zal eventjes navragen hoever dit staat. Ik denk dat het niet goed is
                     dat we in deze commissie met elkaar een gesprek gaan voeren over de onderzeeboten.
                     Ik denk dat het echt verstandig is om dat samen met de commissie voor Defensie te
                     doen en de Staatssecretaris van Defensie daarbij uit te nodigen.
                  
De voorzitter:
Dank. De heer Stoffer ook nog op dit punt.
De heer Stoffer (SGP):
Ja, misschien heb ik toch een aanvulling op wat de heer Amhaouch schetst. Ik zat even
                     na te denken, want ik heb hetzelfde gevoel als de heer Amhaouch, maar we raken elkaar
                     net niet helemaal. Ik ben het er op zich mee eens dat het gesprek over de onderzeeboot
                     in eerste instantie met de Minister en de Staatssecretaris van Defensie moet worden
                     gevoerd. Maar misschien mag ik toch nog even wijzen op de aangenomen motie-Van Helvert/Stoffer
                     waarin nadrukkelijk de gouden driehoek, zeg maar, is opgepakt. Ik denk dat die motie
                     richting geeft. Misschien zou de Staatssecretaris nog kort hierop kunnen reageren.
                     Heeft ze het gevoel dat aan het verzoek dat daar gedaan wordt door de meerderheid
                     van de Kamer, namelijk om de aanbieders te toetsen op de meest gunstige exportkansen
                     voor de Nederlandse economie en om het marinebouwcluster optimaal te ondersteunen
                     in de positionering bij de productie enzovoort, wordt voldaan? Misschien kan de Staatssecretaris
                     hier heel kort op reflecteren. Heeft ze het idee dat dat echt volop wordt gedaan?
                  
De voorzitter:
De Staatssecretaris.
De heer Stoffer (SGP):
Dat mag wat mij betreft ook best in tweede termijn, want ik snap dat die motie niet
                     direct tussen de oren zit.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Nee, dat ga ik niet doen in deze vergadering. Ik vind dat namelijk niet correct naar
                     mijn collega, de Staatssecretaris van Defensie. Dit is echt een onderwerp dat uit-en-te-na
                     besproken wordt in de commissie voor Defensie. Ik ben even kwijt in welk stadium van
                     het proces zij nu is, maar ik weet dat ze op een gegeven moment weer een brief aan
                     de Kamer gaat sturen waarin ze deze motie ook vast mee zal nemen. Het is echt niet
                     aan mij om hier, in deze commissie, nou zo'n ingewikkeld onderwerp te behandelen.
                     Want dit is niet iets waar je even vrij je gevoel over kunt uiten, omdat het ook een
                     aanbestedingsprocedure is.
                  
De voorzitter:
Meneer Stoffer, ik geloof dat deze motie wat breder is dan specifiek de onderzeeboten.
De heer Stoffer (SGP):
Nou, de motie waaraan ik refereer, is wel specifiek. Ik kan me dit antwoord op zich
                     voorstellen, want mijn interruptie kwam zomaar spontaan op. Die had ik van tevoren
                     helemaal niet bedacht. Waar het om gaat, is het volgende. Ik hoop niet dat het iets
                     wordt wat alleen binnen Defensie speelt. De uitwerking van de motie is volgens mij
                     iets waarbij Economische Zaken ook nadrukkelijk een rol zou moeten spelen. Nog even
                     los van alle inhoud, vraag ik of Economische Zaken nadrukkelijk betrokken is bij wat
                     in deze motie wordt aangegeven, namelijk de positionering van ons marinebouwcluster,
                     ook in dit specifieke dossier.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Via de industriële participatiediscussie is EZK hierbij betrokken, maar ik heb mij
                     niet voorbereid op zo'n inhoudelijk debat over dit onderwerp, omdat dit meestal via
                     de commissie voor Defensie loopt. Ik vind het dus ook niet goed om daar nu uitspraken
                     over te doen. Daarvoor is het onderwerp te belangrijk; laat ik het maar gewoon zo
                     zeggen.
                  
De voorzitter:
Helder.
De heer Stoffer (SGP):
Helder, voorzitter. Wij zullen ons verstaan met de Minister en vooral de Staatssecretaris
                     van Defensie.
                  
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Keijzer:
De heer Amhaouch stelde mij nog de vraag over de zogenaamde blue-collar workers, oftewel
                     mensen die een praktische opleiding gehad hebben, zodat ze al die prachtige zaken
                     die de knappe koppen in dit land bedenken, met hun gouden handjes kunnen maken. Die
                     zijn buitengewoon belangrijk. Ik heb afgelopen maandag de Jaarconferentie Techniekpact
                     gehad. Die ging daar uitgebreid over. Hoe zorg je ervoor dat jonge mensen kiezen voor
                     techniek? Hoe zorg je ervoor dat zijinstromers kiezen voor techniek? Hoe zorg je ervoor
                     dat het bedrijfsleven het technisch personeel weet vast te houden? Dit is een onderwerp
                     dat nadrukkelijk op het netvlies staat bij de maakindustrie evenals de uitwerking
                     daarvan in het plan van aanpak. Dit staat ook nadrukkelijk op het netvlies bij de
                     topsectoren. Die hebben een heel human resource addendum gemaakt. Ik ben dus blij
                     dat de heer Amhaouch erover begint, want het is buitengewoon belangrijk dat we dat
                     doen.
                  
De heer Van Strien vroeg mij hoe het zit met de ruimtevaart. Ik zou zeggen: goed,
                     maar het kan altijd beter. In 2019 hebben we in Sevilla binnen de bestaande budgettaire
                     kaders voor 283,5 miljoen euro ingeschreven op ESA-programma's. Dat was 30% meer dan
                     in 2016. Dat klinkt heel veel, maar we zouden toch eens met elkaar moeten kijken of
                     hier nog wat stappen in te zetten zijn. Ook hiervoor geldt dat tijdens de kabinetsformatie
                     de budgettaire kaders voor de komende jaren aan de orde zullen komen. Ik zou dus bijna
                     willen zeggen: zegt het voort.
                  
Ik wil op dit moment dan ook aandacht vragen voor een andere discussie die de komende
                     vier jaar gaat lopen, namelijk de discussie over de Einsteintelescoop. Dit is ook
                     een ontwikkeling. Het is weliswaar geen IPCEI of een ander Important Project of Common
                     European Interest, maar dit wordt wel heel belangrijk. Er moet een plek gevonden worden
                     voor deze telescoop. Er zijn twee plekken in Europa geschikt, waarvan eentje in Nederland,
                     in Limburg. Hiermee gepaard gaat ook een flinke investering. In de komende kabinetsperiode
                     zal er een bidbook gemaakt moeten worden en dan is de vraag of wij daar wel of niet
                     aan kunnen meedoen. Ik denk dat ik u niet hoef te vertellen dat daar op dit moment
                     geen budgettaire ruimte voor is.
                  
Voorzitter, even zien. Aan mij is ook nog nadrukkelijk gevraagd hoe het gaat met de
                     private investeringen in research and development. Dat vroeg de heer De Jong. Er is
                     natuurlijk een zeer uitgebreid instrumentarium om private uitgaven te verhogen. U
                     kent ze allemaal: de Wbso, de Innovatiebox en innovatiekrediet. In totaal steekt EZK
                     jaarlijks circa 2 miljard in deze stimulering via specifiek instrumentarium, de MIT,
                     de SBIR, zoals ik die zelf maar ben gaan noemen, en de pps-toeslag en dat werpt zijn
                     vruchten af. Het Nationaal Groeifonds geeft natuurlijk ook een sterke impuls de komende
                     vier jaar. Dat is 20 miljard bij elkaar opgeteld. Daar zit dus ook een flinke financiële
                     inspanning achter.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
De Staatssecretaris en ik hebben elkaar al een paar keer getroffen op dit onderwerp.
                     Gelukkig zijn we daar beiden heel enthousiast over, maar ik kijk toch weer even terug
                     naar de praktijk. Afgelopen maandag was ik in Brainport en sprak ik op de Technische
                     Universiteit Eindhoven met al die start-ups die bezig zijn met echt baanbrekend onderzoek
                     en vindingen die we hopelijk de komende jaren terug gaan zien. Ik sprak ook met een
                     bedrijf dat CO2 uit de lucht kan halen, waardoor het opgeslagen kan worden. Wat zeiden ze tegen me?
                     Ze zeiden dat iedereen met wie zij spreken, het een fantastische vinding vindt en
                     zegt: kom maar terug als het af is. Daar zit nou juist de pijn, want ze zeggen dat
                     ze los van de subsidies gewoon moeite hebben om aan kapitaal te komen. De Staatssecretaris
                     en ik vonden elkaar eerder op dit punt. Want hoe zorgen we er nou voor dat private
                     investeerders daar ook een stap in kunnen maken, zodat het ook aantrekkelijk is? Mijn
                     vraag aan de Staatssecretaris was – ik herhaal die vraag nog maar een keer – of ze
                     ook bereid is om daar aanvullend onderzoek voor op te zetten.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Ik neem aan dat de heer De Jong bedoelt: aanvullend onderzoek om te kijken of je financiering
                     kunt lostrekken. Het zal altijd zo zijn dat bedrijven op zoek zijn naar financiering
                     en daar moeite mee hebben, want anders zou het een soort gelddrukmachine worden. En
                     dat moet ook niet, want je moet altijd goed kijken waar een ondernemer mee komt en
                     of dat ook economische toekomst heeft. Vervolgens heb je altijd de vraag hoe je financiering
                     vindt. Die komt bij voorkeur uit de markt, maar af en toe is er een duwtje nodig.
                     Vorige week hebben wij in deze ruimte trouwens eenzelfde commissiedebat gehad over
                     bedrijfsfinanciering. Volgens mij heb ik u toen ook verteld dat we bijvoorbeeld de
                     vroegefasefinanciering nu heel regionaal gaan beleggen door heel Nederland. Ik heb
                     daar verteld dat de ROM's extra geld hebben gekregen de afgelopen jaren. Ik heb daar
                     volgens mij ook uiteengezet hoe we bij elkaar opgeteld 500 miljoen stoppen in nieuwe
                     technische bedrijven via het Dutch Future Fund en het Deep Tech Fund. Dat gaat samen
                     met Invest-NL en de Europese Investeringsbank lopen. Aan alternatieve financiers wordt
                     een extra impuls gegeven. Alles bij elkaar hebben we deze kabinetsperiode dus echt
                     groot extra geld ingezet. Ook hebben we de infrastructuur al neergezet of zijn we
                     dat nu aan het doen.
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Mijn vraag was heel kort en krachtig. Ik ben blij dat de Staatssecretaris ook even
                     de successen opnoemt die daarin zijn geboekt. Maar omdat het antwoord uitblijft, begrijp
                     ik dat er dus geen aanvullend onderzoek komt over hoe we zorgen voor private financieringen
                     om R&D te verhogen bij bedrijven?
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Ik zou bijna willen zeggen: waar heb je dat onderzoek voor nodig? Want we weten al
                     dat er behoefte is aan extra financiering. Dat weten we al. Ik besteed de tijd en
                     energie van ons allen dan dus liever aan het geven van invulling aan die verschillende
                     fondsen waar ik het net over had. Want dat is uiteindelijk waar deze bedrijven behoefte
                     aan hebben. Ze hebben geen behoefte aan onderzoek dat vast gaat stellen dat er grote
                     behoefte is aan de financiering van research en development. Wij moeten daadwerkelijk
                     zorgen dat het geld dat nu gewoon klaarstaat – ik heb dat voor elkaar weten te krijgen
                     in de begrotingsdiscussie met het Ministerie van Financiën –, dat dit specifieke bedrijf
                     zich ergens kan melden en dat er gewoon daadwerkelijk onderzoek komt naar dit bedrijf
                     en wat de ondernemer daarin nodig heeft om die financiering te vinden.
                  
De voorzitter:
Afrondend, de heer De Jong.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik ben er blij mee dat de Staatssecretaris hier in ieder geval het beeld schetst dat
                     zij er alles aan zal doen om de innovatiekracht van die bedrijven vooruit te helpen.
                     Daarin vinden we elkaar. Daar ben ik alleen maar blij mee. Met deze woorden kunnen
                     wij hier in de Kamer ook weer vooruit om te kijken hoe we ervoor zorgen dat niet alleen
                     de overheid, die een hele hoop doet – de Staatssecretaris geeft dat heel goed aan –
                     maar ook de private partijen die stap gaan zetten. Daar kunnen we aan werken in de
                     Kamer.
                  
Staatssecretaris Keijzer:
Dan werd nog aan mij gevraagd om Brainport Eindhoven aan te merken als een nationaal
                     sleutelproject. Ik was wel verbaasd. Ik denk: hé, sleutelproject, dat hadden we nog
                     niet; wat is dat? Maar als de vraag is of wij verdergaan met Brainport Eindhoven,
                     die buitengewoon succesvol is en groeicijfers laat zien die volgens mij de hoogste
                     zijn in Nederland, dan is het antwoord daarop ja. De Brainport Nationale Actieagenda
                     die het Rijk, de provincie Noord-Brabant en Brainport Eindhoven in juni 2018 zijn
                     aangegaan, wordt natuurlijk uitgewerkt. Ik ben dus op zoek naar wat de heer Amhaouch
                     eigenlijk wil. Wat wil Brainport Eindhoven eigenlijk als ze een nationaal sleutelproject
                     zijn?
                  
De voorzitter:
Ik stel voor dat hij dat in de tweede termijn even aangeeft.
Staatssecretaris Keijzer:
Over maritiem hebben we het in een interruptie met de heer Stoffer ook gehad. Misschien
                     is het trouwens nog wel goed om even te benadrukken dat het gesprek met de maritieme
                     sector consequent plaatsvindt. Daar zijn geregeld gesprekken over, soms met mijn persoon,
                     soms met de Minister van Economische Zaken en vaak met de ambtelijke organisatie.
                     Zeker ook de discussies over de Verordening buitenlandse subsidies staan bij deze
                     sector op het netvlies. Door deze sector is in het kader van het Groeifonds een voorstel
                     ingediend dat momenteel beoordeeld wordt. Het staat dus ook echt op het netvlies van
                     ons allemaal.
                  
Voorzitter. Dan stelde de heer Amhaouch nog een vraag over de regionale ontwikkelingsmaatschappijen.
                     Hij benadrukte de belangrijke bijdrage die zij leveren aan de research-and-developmentnorm.
                     Dat is absoluut waar. Ik was vorige week in Flevoland om daar bij het opzetten van
                     de regionale ontwikkelingsmaatschappij Flevoland aanwezig te zijn. Zoals het er nu
                     naar uitziet, gaat het ook in Noord-Holland nog lukken. Dan hebben wij het voor elkaar
                     weten te krijgen dat er een landelijk dekkende aanwezigheid van regionale ontwikkelingsmaatschappijen
                     is. Dat is alleen maar goed als je ziet wat de meerwaarde van deze investeringsvehikels
                     is.
                  
Voorzitter. Dan heb ik nog de procesinnovatie, een terugkerend onderwerp. Ik weet
                     dat er van het begin af aan een discussie is over de vraag of procesinnovatie ook
                     onder de Wbso en de MIT valt. Soms is dat zo, maar niet altijd. Daar komt die hele
                     discussie constant vandaan. Momenteel vindt er een verkenning plaats naar wat de knelpunten,
                     de oorzaken en de oplossingen daarbij zijn.
                  
Ook was de vraag of een nieuw instrumentarium wenselijk is. Voor deze verkenning wordt
                     met verschillende branches gesproken, in het bijzonder – uiteraard, zou ik bijna willen
                     zeggen – in de maakindustrie.
                  
De fractie van D66 vroeg of er een soort normovereenkomst, of een standaardovereenkomst ...
                     Wat was nou het woord?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
AWTI.
Staatssecretaris Keijzer:
Ja, AWTI weet ik. Maar ik zit even te kijken wat nou het woord was.
De heer Romke de Jong (D66):
Modelovereenkomst.
Staatssecretaris Keijzer:
Ja, dat woord: modelovereenkomst. Daar wordt ook naar gekeken samen met kennisinstellingen.
                     In de beleidsreactie op het AWTI-advies heb ik aangegeven dat ik samen met de Minister
                     van OCW, die natuurlijk verantwoordelijk is voor de universiteiten, in gesprek ga
                     met vertegenwoordigers van kennisinstellingen en van start-ups om te kijken hoe je
                     dit nou verder kunt verbeteren. Daarbij is de modelovereenkomst ook onderwerp van
                     de discussie, zoals gezegd.
                  
Voorzitter. Volgens mij ben ik daarmee aan het einde gekomen van mijn betoog. Ik geloof
                     dat – nee, ik weet het zeker – zowel de VVD als D66 ook nog heeft gesproken over Lightyear.
                     Dat is een start-up die een door zonne-energie gestuurde auto ontwikkeld heeft. Als
                     je daarnaar staat te kijken, kan je niet anders dan blij worden dat het bedacht wordt
                     in Nederland. De vraag is natuurlijk alleen: hoe groeit zo'n bedrijf door? Dat is
                     natuurlijk iets wat het bedrijf in eerste instantie zelf moet doen. Lightyear heeft
                     inmiddels een innovatiekrediet ontvangen. In die zin zijn ze dus weer een stap verder
                     geholpen. Zoals ik net al aangaf, worden er nu ook nieuwe fondsen gerealiseerd: het
                     Dutch Future Fund en het Deep Tech Fund. Als een bedrijf zich daar meldt, kan gekeken
                     worden of er een volgende ronde gefinancierd kan worden. Maar we moeten hier toch
                     ook altijd wel een klein beetje opletten dat we in verbinding blijven met de markt.
                     Zoals ik in het begin van mijn betoog heb gezegd: je kunt wel Europese kampioenen
                     en Nederlandse kampioenen willen maken, maar elke medaille winnende sporter kan je
                     vertellen dat dat niet alleen afhankelijk is van wat de overheid aan faciliteiten
                     heeft. Je zult ook zelf keihard moeten werken en iets moeten bieden waar vraag naar
                     is op de markt.
                  
Daar wil ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Ik stel voor dat we direct doorgaan met de tweede termijn. Daarin heeft
                     u een derde van uw spreektijd uit de eerste termijn. U heeft dus max twee minuten.
                     Maar ik ben royaal geweest met de interrupties, dus ik hoop dat u het nog iets korter
                     kunt. De heer Amhaouch, gaat uw gang.
                  
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Dat moet lukken. Ten eerste vond ik dit een mooi debat. De maakindustrie
                     en innovatie zijn echt wel geagendeerd in dit huis. Ik vond het ook mooi wat de Staatssecretaris
                     zei over de stappen die gemaakt zijn. De ROM's zijn nu helemaal dekkend over heel
                     Nederland. We hopen in het volgende kabinet die TO2-instellingen te kunnen reorganiseren.
                     Ik denk dat het hele goede stappen zijn die we aan het doen zijn.
                  
Voorzitter. We hebben het vandaag ook gehad over kiezen. Daar ging het debat over.
                     Ik denk dat wij inderdaad wel degelijk moeten kiezen. Je wilt niet dat alles generiek
                     is en creatieve ideeën weggooien, maar je moet wel kiezen waar je schaalsprongen wil
                     maken. Nederland moet kiezen voor een maakindustrie die door hoogwaardige kennis en
                     technologie gebonden is. Daarom had ik het ook over de light blue-collar workers.
                     Tegenwoordig wordt er veel gedaan in cleanrooms; het is schone industrie. Die hebben
                     wij nodig. Daarmee kunnen wij als Nederland, ook als toeleverancier van Europese kampioenen,
                     het verschil maken.
                  
Daarom toch een stukje toelichting op de Brainportregio. Het is niet zomaar een regio;
                     die is cruciaal voor het nationaal belang en zelfs voor het Europees belang. Breton
                     noemt dat niet voor niets. Die regio is belangrijk voor een mondiaal ecosysteem. Deze
                     oproep doe ik naar de Minister toe, maar ook naar de Staatssecretaris en eigenlijk
                     naar het hele kabinet. Want als we een schaalsprong willen maken voor de regio met
                     zo'n nationaal sleutelproject, dan worden er honderden mensen in de maand voor aangenomen.
                     Die moeten ergens wonen. Met de bereikbaarheid en het voorzieningenniveau moeten we
                     anders omgaan dan we vandaag de dag doen.
                  
Dan twee andere puntjes. Eentje maak ik naar de Minister toe, over Invest-NL. We hebben
                     twee weken geleden de artikelen en de verschillende nieuwsberichten gelezen. Daar
                     maak ik me echt zorgen over. We hebben toen heel snel 1,7 miljard beschikbaar gesteld.
                     Er is nu volgens mij maar 28 miljoen uitgekeerd. Kan de Minister die zorgen weghalen?
                     Anders zullen we daar toch iets mee moeten doen. Want daar is geld nodig, zeker voor
                     de plannen die we ook vandaag benoemd hebben.
                  
Als laatste de ruimtevaart. Toegang tot de ruimte is cruciaal, ook voor Nederland.
                     Is een nationaal programma ruimtevaart iets wat ook rondhangt op het ministerie, waarvan
                     wordt gezegd: we weten dat we het nu niet kunnen doen, omdat de middelen beperkt zijn,
                     maar dat is wel een stap die we zouden moeten zetten? Want Nederland is daar ook uniek
                     in, zeker als je bijvoorbeeld kijkt naar de optische satellietcommunicatie. Daar is
                     Nederland koploper in.
                  
De voorzitter:
Goed, dank. De heer De Jong.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor de gegeven
                     antwoorden. Ook even in de richting van de heer Amhaouch: als het gaat over ruimtevaart
                     vindt u in ons een partner. Wij zijn helemaal voor zo'n programma.
                  
Voorzitter. Ik heb nog een paar vervolgvragen over verduurzaming. Ik ben blij dat
                     samen met de industrie wordt opgetrokken om duurzaamheid in de industrie vorm te geven.
                     Voor D66 is dat een belangrijk thema om de komende tijd goed in de gaten te houden.
                     Dat zullen we dan ook gaan doen. Goed dat de overheid groene criteria heeft voor de
                     inkoop. Maar wat kunnen we nog meer doen om de achterblijvende marktvraag op te kunnen
                     schalen naar groene ondernemers?
                  
Ik heb nog een vraag die is blijven liggen. Op welke manier ondersteunt het kabinet
                     bedrijven die duurzame investeringen willen doen?
                  
Voorzitter. Over de investeringen in R&D. Waar ik net begon met een compliment, moet
                     ik nu weer een beetje slikken. In tegenstelling tot wat in de brief stond die de Staatssecretaris
                     verstuurde, zegt ze nu dat er eigenlijk geen aanvullend onderzoek nodig is voor die
                     investeringen. Ik overweeg hier in een tweeminutendebat op terug te komen.
                  
Over Wetsus. De Staatssecretaris geeft aan dat de evaluatie aanleiding geeft om Wetsus
                     tot de TO2-instellingen te laten behoren, maar dat er financiële gevolgen zijn en
                     dat het nu niet aan de Staatssecretaris is om daar iets van te vinden. Maar zijn er
                     naast de bijbehorende financiële middelen dan nog andere belemmeringen voor de TO2-status
                     van Wetsus volgens de Staatssecretaris? Hoe verschillen deze financiële gevolgen dan
                     van de nu jaarlijkse subsidiebeschikking aan Wetsus?
                  
Ik kijk naar de voorzitter: hoeveel seconden heb ik nog? Mag ik nog één opmerking
                     maken over Lightyear? Want daar eindigden we net eigenlijk mee. Ook daar was ik maandag.
                     Ik kon geen meter rijden, maar ik heb wel even in die auto mogen zitten. Dat was al
                     een beleving op zich. Maar waar ze nu mee zitten – dat is misschien niet direct de
                     verantwoordelijkheid van uw ministerie – is dat er natuurlijk een onrendabele top
                     zit. Er zit een megagroot verschil in of je 10 of 100.000 auto's maakt. Ik wil wel
                     voor het volgende aandacht vragen. Willen wij die automotivesector omhoog houden,
                     dan is het ook fijn als we mee kunnen denken over de processen waarmee we naar die
                     schaalbaarheid gaan.
                  
De voorzitter:
Dank. De heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, dank. Dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor de beantwoording
                     van de vragen, voor zover dat mogelijk is uiteraard. Ik denk dat we met elkaar mogen
                     concluderen: wij zitten hier aan tafel, maar de echte innovatie gebeurt bij de bedrijven.
                     Ik vind het daarom ook mooi dat bedrijfsleven en innovatie gekoppeld zijn in dit debat.
                     Ik denk dat we best op de goede tour zijn. Ik denk dat deze Minister en Staatssecretaris
                     hun best doen. Maar ik merk wel dat we, als we nog iets willen, in ieder geval in
                     dit beleidsveld behoefte hebben aan een missionair kabinet. Soms denk ik dat het beter
                     is om het niet te hebben, want dan loopt het land vanzelf lekker door. Maar hierbij
                     denk ik dat het toch wel goed is om daarnaartoe te werken. Wat dat betreft laat ik
                     het bij die oproep. Het tweeminutendebat is aangevraagd. Ik kijk nog even wat ik daar
                     ga doen. Maar dank tot zover.
                  
De voorzitter:
De heer Van Strien.
De heer Van Strien (VVD):
Dank, voorzitter. Ik begon mijn eigen inbreng met het feit dat het een bijzonder tijdsgewricht
                     is waarin we ons bevinden. Ik snap dus dat de Staatssecretaris op een aantal punten
                     doorverwijst naar het volgende kabinet, als het bijvoorbeeld gaat om concrete voorstellen
                     over het versterken van innovatieve ecosystemen.
                  
Volgens mij is de volgende vraag ook door D66 en het CDA gesteld. Waarschijnlijk heeft
                     de Staatssecretaris ook de noodkreten uit de innovatieve ecosystemen ontvangen om
                     de komende tijd ook echt te gaan investeren en in ieder geval een plan te maken voor
                     de investeringen die straks, als we weer een missionair kabinet hebben, nodig zijn
                     om samenhang te creëren op dat vlak. De Staatssecretaris heeft de afgelopen jaren
                     natuurlijk heel veel ervaring opgedaan. Kan zij reflecteren op wat de mogelijkheden
                     op dat vlak zouden kunnen zijn?
                  
Wetsus. Ik sluit aan bij D66. De Staatssecretaris geeft aan dat er een breder afwegingskader
                     nodig is om stappen te zetten. Hoe gaan we dat dan doen? Ik ben benieuwd wat de stappen
                     op dat vlak zijn.
                  
Voor de efficiency sluit ik me aan bij het CDA wat betreft ruimtevaart. Er zijn ideeën
                     over een nationaal programma ruimtevaart. Die hebben niet direct budgettaire consequenties,
                     maar er kunnen op dat vlak nu wel stappen gezet worden. Is het ministerie daartoe
                     bereid?
                  
Tot slot sluit ik aan bij D66 wat betreft de vragen over Lightyear en de onrendabele
                     top. Daar moet aandacht voor zijn. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris daar nog
                     kort op kan reflecteren.
                  
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik mijn voorzitterschap even door aan de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel. Ik wil graag een compliment geven aan de heer Amhaouch, want alles wat
                     hij zei over Brainport ondersteun ik. Dat doe ik al langer. Ik denk dat het zowel
                     voor de grote maatschappelijke uitdagingen als voor ons toekomstige verdienvermogen
                     cruciaal is dat we het concept van Brainport bij wijze van spreken over heel Nederland
                     uitrollen. Dus van harte steun.
                  
Ik ben het ook wel eens met alle andere opmerkingen, maar die zijn allemaal gebonden
                     aan de formatietafel. Want onrendabele toppen vragen om structurele subsidie. We laten
                     bedrijven nu concurreren op kostenefficiency als het gaat om CO2-reductie. Duurdere oplossingen, en de oplossingen die u noemt, vallen dus buiten
                     de boot. Dat geldt in de autobrief eigenlijk ook wel voor Lightyear. We hebben Invest-NL.
                     Dankzij een motie van mij is de energietransitie daar prioriteit. Maar er zit een
                     rendementseis op. Met de huidige businesscases kom je daar niet aan, omdat de onrendabele
                     top te hoog is. Dus vragen om investeringen kan, maar als er een rendementseis op
                     zit, moet je wat doen aan de onrendabele top. Als je daar niet toe bereid bent, zal
                     je dat gat blijven houden. Je moet het dus in samenhang bezien. Ik hoop dat het kabinet
                     dat erkent en dat het ook voorbereidingen treft, zodat het zo goed mogelijk een plek
                     vindt op de formatietafel. Anders blijven we die discussie houden – die voeren we
                     al een aantal jaren – maar trekken we de echt nieuwe technologieën niet van de grond
                     als het gaat om het vinden van financiering voor het opschalen en het vervolgens ook
                     groot uitrollen ervan.
                  
Daarbij komt ook dat het niet alleen een opdracht van de Nederlandse overheid is,
                     maar ook van de Nederlandse investeerders en bedrijven. Want de 70 miljoen aan investeringen
                     die Lightyear heeft opgehaald, kwamen in eerste instantie allemaal uit het buitenland.
                     Dat zegt wat, ook over de investeringsbereidheid van onze eigen bedrijven en financiële
                     instellingen. Ook hen moeten we daarop aanspreken. Ik hoop dat het kabinet dat nog
                     meer zal doen. Anderen aanspreken kan nu al. Dat vereist volgens mij geen beleidswijziging.
                     Als we een aantal goede keuzes maken, want die zijn nodig tijdens de formatie, dan
                     kunnen we ook richting de 3% R&D-budget in Nederland. De Duitsers zijn daar al voorbij,
                     de Zweden ook. Daar willen wij als partij ook naartoe.
                  
Dat was het.
De voorzitter:
Precies een derde van uw spreektijd in de eerste ronde. Dan geef ik het woord terug
                     aan de voorzitter.
                  
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
Dan ga ik vijf minuten schorsen.
De vergadering wordt van 12.34 uur tot 12.39 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat
                     over bedrijfslevenbeleid en innovatie. Voor de tweede termijn van de zijde van de
                     regering geef ik het woord aan de Minister. Gaat uw gang.
                  
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal de aan mij gestelde vragen beantwoorden en de Staatssecretaris
                     de aan haar gestelde. Ik hoop dat wij niets overslaan, maar als dat wel het geval
                     is, wijst u ons daar ongetwijfeld op.
                  
De heer Amhaouch vroeg naar het eerste jaarverslag van Invest-NL en wees op het nog
                     beperkte aantal investeringen. Ik denk dat dit objectief een juiste conclusie is.
                     Tegelijkertijd gaat het om het eerste echt operationele jaar. Dat was een bijzonder
                     jaar, waarin een pandemie huishield. Het is een instelling met een aantal criteria.
                     De heer Van der Lee wees ook op criteria wat betreft de rendementseis en investeringsterreinen,
                     die met zich meebrengen dat de aanlooptijd ook wat langer zal zijn dan wanneer je
                     helemaal de vrije hand geeft. Natuurlijk volgen wij dat zorgvuldig. Bij de behandeling
                     van de wet inzake Invest-NL is afgesproken dat er in 2023 een evaluatie zou plaatsvinden.
                     Ik denk dat het ook zuiver is om nu wel de vinger aan de pols te houden, maar om niet
                     op grond van één jaar al conclusies te trekken. Maar, zoals gezegd, we blijven erop
                     zitten.
                  
De heer De Jong sprak over duurzaamheid. Ik heb aangegeven dat er een heel aantal
                     opgaven liggen. Zo zijn er de grote opgaven, die ik maar infrastructuuropgaven noem.
                     Ook dit kabinet heeft daar al veel voorbereidend werk voor gedaan. In feite gebeurt
                     dat door de systematiek die we al voor de traditionele infrastructuur kennen, het
                     MIRT, nu ook in gang te zetten voor een Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie
                     en Klimaat. Daarmee geven we duidelijk aan dat we ons realiseren dat wij als overheid
                     hier een hele, hele heldere taak hebben om dat mogelijk te maken en om helderheid
                     te scheppen voor bedrijven. Ga je weer een slagje gedetailleerder, dan hebben we de
                     projecten met de zes grote energieclusters met, vind ik, heel aansprekende plannen
                     en de beschikbaarheid van de 100 miljoen uit de klimaatenvelop. Ga je nog een slag
                     gedetailleerder op het niveau van individuele bedrijven, ook mkb, dan heb je daar
                     de verschillende energie-investeringsregelingen. Die zijn allemaal voorzien van mooie
                     afkortingen als VAMIL, EIA en DEI. Ik sluit niet uit dat je nieuwe regelingen kan
                     verzinnen. «Dat zal nog wel even zo duren,» verzucht de heer Stoffer al. Dan komen
                     we op het punt dat je als je iets nieuws zou willen optuigen, een missionair kabinet
                     nodig hebt. Richting de heer Stoffer kan ik het trouwens niet nalaten om toch nog
                     even terug te denken aan de gesprekken op de achterbank met de heer Van der Staaij.
                     Die waren ook heel constructief.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Dat is van voor mijn tijd.
Minister Blok:
Ja, maar dat is een publiek geheim. Dit kan niets afdoen aan het grote belang van
                     de formatie. Dit was naar aanleiding van de vragen van de heer De Jong.
                  
Zowel de heer De Jong als de heer Van der Lee ging in op vragen rond onrendabele top
                     en beschikbaarheid van kapitaal. Dat vraagt natuurlijk grote precisie. Bij risicodragend
                     vermogen voor een bedrijf heb je het niet zo snel over een onrendabele top, maar meer
                     over de vraag of iemand het risico wil nemen dat hij óf geld kwijt is óf dat hij dat
                     geld misschien kan verduizendvoudigen. Dat is geen onrendabele top. Een onrendabele
                     top is als je zodanige afspraken maakt dat je weet dat je de investering niet kan
                     terugverdienen. Dat zal eerder het geval zijn bij bijvoorbeeld infrastructuur, waar
                     je waarschijnlijk een tarief gaat berekenen waarbij uitgerekend is of je het wel of
                     niet gaat terugverdienen. Of is het een publieke voorziening waar je überhaupt geen
                     tarief voor kan berekenen, maar dat wel nodig is om die stap te zetten? Dat vraagt
                     echt om heel verschillende terreinen. Ik denk dat risicodragend vermogen op bedrijfsniveau
                     meestal op het terrein van de Staatssecretaris zit. De vraag is of je daar als overheid
                     garanties moet verschaffen. Die hebben we overigens. Onrendabele toppen zitten vaak
                     veel meer in de infrastructuurkant en zijn daarmee een logische overheidstaak.
                  
Dat wat betreft de aan mij gestelde vragen.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Amhaouch om het voorzitterschap heel even over te nemen.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks voor een interruptie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dit antwoord van de Minister triggert mij in die zin dat juist in de energietransitie
                     onrendabele toppen ook worden gefinancierd voor een tijdelijke periode, juist om bijvoorbeeld
                     de vraag naar hernieuwbare energie en CO2-reductietechnieken te stimuleren totdat ze zelf uitkomen. De voorbeelden die werden
                     genoemd lagen ook juist in die hoek. Kijk naar wind op zee. Dat heeft een aantal jaren
                     behoorlijk wat subsidie gekost, maar als businessmodel kan het nu uit zonder subsidie.
                     Die vormen van onrendabeletopfinanciering passen we ook toe. De vraag is – misschien
                     is die voor een ander moment – of dat goed genoeg matcht met de voorstellen en projecten
                     die worden ingediend bij Invest-NL en risico dragen, of juist zonder risico voor de
                     hele lange termijn bij het Groeifonds.
                  
De voorzitter:
Een korte reactie van de Minister.
Minister Blok:
Het Groeifonds heeft zijn eigen beslissingssystematiek. Vanwege de rendementseis aan
                     Invest-NL zal het eerder Groeifonds of begrotingskant zijn.
                  
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag, meneer Van der Lee?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nee.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer Van der Lee.
Voorzitter: Van der Lee
De voorzitter:
De Staatssecretaris heeft het woord.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn nog een paar vragen aan mij gesteld. De eerste gaat
                     over Brainport Eindhoven: moet dat een sleutelproject zijn? Ik dacht in het begin
                     al: wat wordt hier bedoeld? Het feit dat Eindhoven gezien wordt als een brainport
                     en daarmee als mainport, hebben we al eerder met elkaar vastgesteld. Sleutelprojecten
                     komen volgens mij uit de geschiedenis, toen het vooral ging over openbaarvervoer-
                     en infrastructuurprojecten. Daarvoor moet u niet bij mij zijn, maar bij de Minister
                     van IenW. Feit is wel dat in de Brainport Actieagenda ook de discussie zit van hoe
                     je het gebied ontsluit. In die zin is het niet nodig om nu weer een nieuwe status
                     aan een bepaald gebied te geven om de opgaven die daar liggen met elkaar te bespreken.
                     Dat dit een belangrijke regio is en dat we die actieagenda uitvoeren, heb ik in de
                     eerste termijn al gezegd. Uiteraard, zou ik bijna willen zeggen.
                  
Het ging nog heel even over Wetsus. Ik heb in een eerdere instantie besloten om daar
                     wat extra geld aan te geven om ze in ieder geval door de winter heen te helpen, maar
                     er komt op een gegeven moment wel een discussie over financiering op ons af. Er zijn
                     nu dus geen financiële problemen, maar die komen er wel. Het is echt aan een volgend
                     kabinet om daar verdere stappen in te zetten. Het enige waar ik aandacht voor gevraagd
                     heb in die afweging, zijn de financiële consequenties en een kader. Want: als je de
                     een de status geeft, waarom de ander dan niet? Dat is wel iets wat je jezelf hebt
                     af te vragen.
                  
Vervolgens is aan mij nog een vraag gesteld over aanvullend onderzoek en financiering.
                     Dan is het even de vraag wat de heer De Jong bedoelt. We hebben een uitgebreide brief
                     gestuurd over de verschillende financieringsinstrumenten. In die brief staat bijvoorbeeld
                     op pagina 5 dat opvalt dat de uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven in research
                     and development vooral achterblijven in de laatste fase van het innovatieproces. Waarom
                     dat is, weten we niet. Dat vraagt nader onderzoek, maar dat heb ik niet aangekondigd.
                     Er is ook een discussie naar aanleiding van de motie-Wiersma/Verhoeven over vroegefasestarters.
                     Het Dutch Academic Impact Fund, een privaat initiatief, speelt daarbij een rol. Daar
                     ben ik nu naar aan het kijken naar aanleiding van de genoemde motie. Voor de zomer
                     wil ik u nog informeren daarover. Hier luistert het altijd heel nauw welk onderdeel
                     van de levenscyclus van een bedrijf je bedoelt en wat je dan verlangt.
                  
Voorzitter. Volgens mij zijn er voor de rest nog wel wat opmerkingen gemaakt waarin
                     niet direct aan mij gevraagd werd om te reageren. Denken we mee met bedrijven in z'n
                     algemeenheid en met Lightyear in het bijzonder? Ja, dat blijkt wel uit het feit dat
                     er een innovatiekrediet verstrekt is. Maar ik kan natuurlijk niet de bedrijfsvoering
                     overnemen. Ik ben nooit te beroerd om ergens een duwtje te geven als dat noodzakelijk
                     wordt geacht en ik denk dat het opportuun is.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer De Jong heeft nog een vraag.
De heer Romke de Jong (D66):
Ja, om onduidelijkheid weg te nemen, ook bij de Staatssecretaris. Het ging inderdaad
                     over haar brief over structureel duurzame economische groei, die zij in oktober 2020
                     aan de Kamer stuurde. Het antwoord voor nu is voldoende. Wij kijken even wat we hier
                     verder mee doen om toch te kunnen zorgen dat bedrijven ook kunnen blijven investeren
                     in dat stukje R&D.
                  
De voorzitter:
Mag ik daaruit concluderen dat u afziet van uw voornemen om een tweeminutendebat aan
                     te vragen?
                  
De heer Romke de Jong (D66):
Absoluut niet, voorzitter. Om het te vervolmaken: ik wil graag een tweeminutendebat
                     aanvragen.
                  
De voorzitter:
Ik dacht even dat u tevreden was gesteld, maar dat is blijkbaar niet zo. We zijn wel
                     aan het einde gekomen van dit commissiedebat. Dank aan de bewindslieden voor hun beantwoording
                     en dank aan de leden voor hun inbreng. De griffier zal doorgeven aan de centrale Griffie
                     dat er een tweeminutendebat is aangevraagd. Er zijn bij mijn weten geen toezeggingen
                     gedaan in termen van brieven of dat soort dingen, dus die hoef ik nu niet te vermelden.
                     Dank ook aan de ondersteuning en de ambtenaren die aanwezig zijn ondanks het bijna
                     tropische klimaat in deze zaal. Ik sluit de vergadering.
                  
Sluiting 12.50 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.