Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 16 juni 2021, over Geneesmiddelenbeleid
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 727
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 13 augustus 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 16 juni 2021 overleg
gevoerd met mevrouw Van Ark, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 oktober 2020 inzake beantwoording
vragen commissie over de aanpak geneesmiddelentekorten en ijzeren voorraad (Kamerstuk
29 477, nr. 660) (Kamerstuk 29 477, nr. 682);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 juli 2020 inzake aanpak
geneesmiddelentekorten en ijzeren voorraad (Kamerstuk 29 477, nr. 660);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 9 november 2020 inzake één
jaar uitstel inwerkingtreding modernisering geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)
(Kamerstuk 29 477, nr. 684);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 december 2020 inzake uitkomsten
verkenning ZonMw verder onderzoek van medicinale cannabis (Kamerstuk 29 477, nr. 686);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 9 december 2020 inzake stand
van zaken over de vorming van een personele unie tussen de Stichting voorbereiding
Pallas-reactor en de Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (Kamerstuk 33 626, nr. 13);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 15 december 2020 inzake
herijking Wgp-maximumprijzen per 1 april 2021 en aanbieding ontwerpregeling (Kamerstuk
29 477, nr. 687);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 december 2020 inzake
voortgang PrEP-verstrekking (Kamerstuk 29 477, nr. 688);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 december 2020 inzake
maatschappelijk verantwoord licentiëren (Kamerstuk 29 477, nr. 689);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 december 2020 inzake
inrichten Intravacc als beleidsdeelneming onder VWS (Kamerstuk 34 951, nr. 6);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2020 inzake
inwerkingtreding van de modernisering geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) (Kamerstuk
29 477, nr. 690);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2020 inzake
voortgangsbrief financiële arrangementen 2020 (Kamerstuk 29 477, nr. 691);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 januari 2021
inzake reactie op verzoek commissie over het bericht «Man-vrouwverschillen onderbelicht
in onderzoek coronamedicijnen» (Kamerstuk 25 295, nr. 945);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 februari 2021 inzake
voortgang algemeen geneesmiddelenbeleid 2021 (Kamerstuk 29 477, nr. 696);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 6 april 2021 inzake RIVM-risicobeoordeling
kruidenpreparaten met sint-janskruid (Kamerstuk 31 532, nr. 262);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 6 april 2021 inzake reactie
op verzoek commissie over een reactie van het kabinet inzake gegevensuitwisseling
bij de verstrekking van PrEP (Kamerstuk 29 477, nr. 700);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 maart 2021
inzake geneesmiddelenoverzicht «Wisselen ongewenst» (Kamerstuk 29 477, nr. 699);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 25 februari 2021 inzake
voorwaardelijke toelating tumor-agnostische geneesmiddelen (Kamerstuk 29 477, nr. 697);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 11 maart 2021 inzake voorzieningszekerheid
van medische isotopen (Kamerstuk 33 626, nr. 14);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 maart 2021 inzake aankondiging
sluiskandidaten tweede helft 2021 (Kamerstuk 29 477, nr. 698);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 april 2021 inzake overheveling
geneesmiddelen per 2022 (Kamerstuk 29 477, nr. 702);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 16 april 2021 inzake halfjaarlijkse
voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen (Kamerstuk 29 477, nr. 701);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 23 april 2021 inzake antwoorden
op vragen commissie over de stand van zaken over de vorming van een personele unie
tussen de Stichting voorbereiding Pallas-reactor en de Stichting Nuclear Research
and Consultancy Group (Kamerstuk 33 626, nr. 13) (Kamerstuk 33 626, nr. 15);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 mei 2021 inzake
stand van zaken uitvoering actieplan hulpmiddelen (Kamerstuk 32 805, nr. 116);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 10 mei 2021 inzake stand
van zaken GVS-modernisering: vangnet «medische noodzaak» niet langer haalbaar (Kamerstuk
29 477, nr. 704);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 juni 2021 inzake afschrift
van de brief van Zorginstituut Nederland met daarin de stand van zaken van het traject
«toekomstbestendig pakketbeheer geneesmiddelen» (Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 706);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 28 mei 2021 inzake kabinetsreactie
inzake rapporten FAST en actieprogramma «Nieuwe kansen voor Topsector LSH» (Kamerstukken
29 477 en 33 009, nr. 707).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Agema
Griffier: Bakker
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Ellemeet, Den
Haan, Hijink, Kuiken, Maeijer, Paulusma en Tellegen,
en mevrouw Van Ark, Minister voor Medische Zorg en Sport.
Aanvang 18.00 uur.
De voorzitter:
Goedenavond. Ik open de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Dit commissiedebat gaat over het geneesmiddelenbeleid. Ik heet mijn
collega's van harte welkom. Ik heet natuurlijk de Minister voor Medische Zorg en Sport
van harte welkom. Aanwezig zijn mevrouw Den Haan namens de Fractie Den Haan, mevrouw
Ellemeet namens GroenLinks, de heer Hijink namens de SP, mevrouw Paulusma namens D66,
mevrouw Maeijer namens de PVV en mevrouw Van den Berg namens het CDA.
Mevrouw Van den Berg heeft het verzoek gedaan of zij haar bijdrage als eerste zou
mogen leveren. Ik neem aan dat dat akkoord is. Goed, dan gaan we als eerste luisteren
naar de bijdrage van mevrouw Van den Berg. Maar dat doen we niet alvorens ik mezelf
heb voorgesteld. Mijn naam is Fleur Agema en ik ben fungerend voorzitter van de commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het woord is aan mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik moet zo meteen weg vanwege een ander overleg. Dan hoop
ik rond 18.45 uur weer terug te kunnen komen. Dank aan de collega's dat ik als eerste
mag spreken.
Voorzitter. Slechts 40% van de oncologische behandelingen is effectief. Door DNA-diagnostiek
kunnen precisiemedicijnen worden gegeven. Dat betekent: geen onnodige behandelingen
met bijwerkingen voor patiënten en een besparing van honderden miljoenen euro's. Dat
wordt in een initiatiefnota van het CDA, 50PLUS en de VVD beoogd. Dank dat dit nu
wordt geregeld bij «primaire tumor onbekend». De Minister stelt echter dat het voor
de highest medical needs niet nodig is, omdat deze patiënten kunnen participeren in
DRUP. Ons is echter verteld dat DRUP alleen bedoeld is voor mensen die uitbehandeld
zijn. Is de Minister bereid om hier opnieuw naar te kijken? Deze DNA-diagnostiek is
duurder, maar daarna kost de behandeling minder. Aanpassing van de dbc-vergoeding
staat nu in de weg. De Minister is daarmee bezig, maar blijkbaar duurt het tot 2023
en kan dat echt niet eerder.
Voorzitter. Op kankeronderzoek wordt intussen intensief samengewerkt via Oncode door
900 onderzoekers in twaalf instituten. Onderschrijft de Minister de meerwaarde ervan
en onderschrijft zij tevens dat Oncode belangrijk is voor de ontwikkeling van verantwoord
maatschappelijk licentiëren? Wordt de subsidie ook toegekend voor de tweede periode?
Voorzitter. Het CDA is kritisch op de prijsstelling van de farmaceutische bedrijven
maar het is ook trots op hun innovaties, zoals het Janssenvaccin. Van diverse bedrijven
krijgen we echter klachten over gebrek aan snelheid in Nederland bij beoordeling van
geneesmiddelen en bij wetgeving met betrekking tot onderzoek. Participatie in clinical
trials is laag en we lopen achter met de implementatie van de Europese verordening
daarover. Graag een reactie.
In Denemarken wordt gewerkt met een centraal informatiepunt en een nationaal patiëntenregister.
Is de Minister bereid dat ook in Nederland te realiseren?
Voorzitter. Onze grootste zorgen liggen nu bij de generieke medicijnen, bij de medicijnen
zonder patent. Dat is 85% van de medicijnen en die vertegenwoordigen slechts 15% van
de kosten. De gemiddelde prijs van deze geneesmiddelen is € 2 per maand per patiënt.
Het betreft bijna alle medicijnen die via de apotheek gaan. We praten hier over 211
miljoen verstrekkingen per jaar, die voor patiënten essentieel zijn. Maar we zien
daar nu de volgende problemen. Door de enorme prijsdruk op deze medicijnen worden
sommige middelen niet meer in Nederland aangeboden. Kan de Minister daarvan een overzicht
geven? Als zo'n medicijn er niet meer is, leidt dit ook tot het opnieuw inregelen
van de patiënt. Dat heeft regelmatig grote effecten. Ik heb zelfs meegekregen dat
een ggz-medicijn niet meer voorhanden was, de inregeling niet goed ging en mensen
vervolgens weer opgenomen werden in de ggz-instelling.
De fabrikant heeft amper marge, terwijl er wel hoge verplichtingen zijn. Zo kan er
een boete worden gegeven voor het te laat melden dat een bedrijf een voorraadprobleem
krijgt. Intussen heeft circa 35% van de generieke geneesmiddelen een omzet die kleiner
is dan € 25.000. Graag een reactie van de Minister.
Een ander voorbeeld. De kosten van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
stegen de afgelopen jaren met meer dan 10%. Voor intussen een groot deel van de generieke
medicijnen kost die beoordeling dus 10% van de kosten van dat medicijn. Er is een
Monitor geneesmiddelen medisch-specialistische zorg en wij vragen ons af of de Minister
bereid is om ook een monitor te maken over generieke geneesmiddelen, zodat het vergoedingssysteem
tussendoor herijkt kan worden als een mandje leeg raakt of als er nog slechts één
geneesmiddel in zit. Bij medische noodzaak kan afgeweken worden van het preferente
medicijn. Maar dat loopt niet goed. Ik krijg dramatische e-mails van mensen die allergisch
zijn voor hulpstoffen en hele verklaringen hebben van reumatologen of van psychiaters,
maar die van de apotheek toch niet dat andere middel krijgen. De apotheker zegt: ik
moet 95% preferent over de toonbank geven, want anders word ik daar financieel voor
gestraft. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. In de Geneesmiddelenwet is vastgelegd dat fabrikanten er zorg voor moeten
dragen dat het geneesmiddel voldoende in voorraad is. Het is het CDA niet duidelijk
of dit een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting is. Daarnaast blijkt
dat het voor fabrikanten niet duidelijk is of deze verplichting geldt voor de hele
markt of alleen voor hun eigen marktaandeel. Graag een reactie daarop. Is de Minister
bereid om dat artikel eventueel te herformuleren om dat te verduidelijken?
Voorzitter, ten slotte. De huidige regeling maximering eigen bijdragen loopt af per
januari 2022. Mensen zijn al ongerust over wat er daarna gaat gebeuren. De Minister
spreekt over een financieel vangnet als optie. Graag een toelichting daarop van de
Minister. Zou de Minister ook een brief willen sturen over hoe het nu gaat met het
hergebruik van dure geneesmiddelen? Want er is intussen een pilot daarover gestart
door VGZ.
Dank u wel, voorzitter. De rest bewaar ik voor de tweede termijn. Volgens mij ben
ik over mijn tijd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Ik heet mevrouw Tellegen van harte welkom, die namens
de VVD is aangeschoven. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van mevrouw Den Haan
namens de Fractie Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Dank, Minister, voor uw brief en alle stukken. Er zijn heel
veel zaken die ik aan de orde wil stellen, maar ik heb er een paar thema's uit gehaald
die voor mij belangrijk zijn. Ten eerste polyfarmacie bij ouderen. We worden allemaal
ouder. Gelukkig blijven we allemaal ook wat langer gezond, maar we zien ook dat ouderen,
met name mensen met multimorbiditeit en andere kwetsbare patiënten, meer geneesmiddelen
tegelijkertijd moeten gebruiken. De bedoeling daarvan is natuurlijk om hun meer kwaliteit
van leven te geven, maar dat is niet altijd het geval. Dat komt omdat er regelmatig
medicijnen worden gebruikt die contraproductief zijn als mensen ze samen slikken.
De Minister geeft in haar brief al aan dat het belangrijk is dat er een goede medicatieoverdracht
komt. Dat klopt, maar ook de medicijnbeoordeling, die de apotheek bijvoorbeeld in
samenwerking met de huisarts kan uitvoeren, is van buitengewoon belang. Daar zijn
richtlijnen voor, maar in de praktijk blijkt dat niet iedereen die in aanmerking komt
voor een medicatiebeoordeling er ook een krijgt. Dat is jammer, want het kan veel
zorgkosten op langere termijn voorkomen. Het kan ook het gezondheidswelbevinden van
de patiënt verhogen. Hoeveel mensen die volgens de richtlijnen recht hebben op een
medicatiebeoordeling, krijgen die ook daadwerkelijk? Wordt dat gemonitord? Hetzelfde
geldt voor mensen die meerdere medicijnen slikken, maar volgens de richtlijnen geen
recht hebben op een intensieve medicatiebeoordeling. Die zouden ook regelmatig een
medicatie-evaluatie moeten krijgen.
Is er zicht op in hoeverre de module Minderen en stoppen van medicatie, die is opgesteld
door diverse partijen die bij de ouderenzorg zijn betrokken, in de praktijk ook echt
wordt opgepakt?
Dan preventie en leefstijlinterventies. Leefstijlinterventies zijn natuurlijk van
groot belang op het moment dat mensen ziek zijn en medicijnen gaan gebruiken, met
name bij ziekten waar een behoorlijke verbetering kan optreden door bijvoorbeeld gezond
eten, bewegen, niet-roken, niet-drinken en voldoende slaap. Maar het is natuurlijk
ook belangrijk om juist in te zetten op preventie. Het is mooi dat leefstijlinterventies
nu onderdeel zijn van het verzekerde pakket, maar hoe zorgen we ervoor dat verzekeraars
nog meer gaan investeren in preventie?
Een opmerking die ik veel heb gehoord van zorgverzekeraars is dat het jaarlijkse overstapcircus
ook een hobbel is. Ze investeren in verzekerden en lopen vervolgens het risico dat
bij overstap het rendement elders komt te liggen. Hoe lossen we dit op? Kunnen we
wellicht naar meerjarige polissen toe? Of heeft de Minister hier andere ideeën over?
Dan cel- en gentherapie. Ik was zeven jaar geleden in Canada bij een TEDx Talk. Daar
was een Canadese hoogleraar die vertelde dat elke vorm van kanker of andere terminale
ziektes te genezen zijn. Dat was goed nieuws. Ik weet ook niet of het echt zo is,
maar ik weet wel dat er hoopvolle resultaten worden bereikt door het toepassen van
cel- en gentherapie, omdat er optimaal maatwerk wordt geleverd voor de specifieke
patiënt. Wat mij opvalt, is dat Nederland nog geen 1% van de geneesmiddelenstudies
hieraan wijdt. Volgens mij geldt hier: nu investeren is besparen voor later. Ons vergoedingensysteem
is nog niet ingesteld op een eenmalige dure therapie met een werking voor de komende
tien jaar. Heeft de Minister ideeën over hoe we dit kunnen oplossen? Hoe gaan we op
een veilige manier meer klinisch onderzoek doen? Hoe bereiken we hiervoor ook de juiste
patiënten?
Dan over de toegang tot geneesmiddelen. De Nederlandse gezondheidszorg behoort tot
de top drie. Dat is natuurlijk fantastisch, maar op de toegang tot geneesmiddelen
scoren we een stukje lager. Dat is jammer en wat mij betreft niet nodig. In de EFPIA
Patients W.A.I.T. Indicator zien we dat Nederland van de 152 nieuwe geneesmiddelen
er nog maar 96 beschikbaar heeft, in tegenstelling tot Duitsland, dat er al 133 beschikbaar
heeft. Bij zeldzame ziektes waar je dood aan gaat of kanker doen we het zelfs nog
iets slechter. De toegang tot dit soort geneesmiddelen moet sneller. Hoe kunnen we
hierbij snelheid en minder bureaucratie realiseren?
Dan met betrekking tot de ijzeren voorraad. Er is toegezegd hier structureel meer
aandacht voor te hebben. De Minister komt na de zomer met een onderzoeksanalyse. Ik
zag net op het laatste moment nog even uw brief van 16 april, waarin staat dat u bezig
bent met de uitvoering van de motie-Veldman c.s. Dat is mooi. Kan er een lijst opgesteld
worden – of misschien is die er al – met essentiële geneesmiddelen, bijvoorbeeld met
buurlanden? En kan op basis daarvan wellicht een gezamenlijke voorraad worden aangelegd?
Is er of kan er een impactanalyse komen van nationale beleidsmaatregelen in relatie
tot beschikbaarheid en tekorten van medicijnen?
Tot zover. Ik vergat nog even te melden dat de inbreng ook is namens mevrouw Van der
Plas van de BoerBurgerBeweging.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Ellemeet van GroenLinks.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat de commissie besloten heeft om van de geringe
agendatijd die we nog hebben voor het reces gebruik te maken voor dit debat over geneesmiddelen,
want er is heel veel gaande. De situatie is op sommige deeldossiers best wel zorgelijk.
Ik wil dan ook beginnen met het Geneesmiddelenvergoedingssysteem. De modernisering
hiervan is wederom met een jaar uitgesteld, maar desalniettemin trekken huisartsen,
patiënten en apothekers wel al aan de bel. Hun zorg is niet alleen dat veel patiënten
gedwongen van medicijn zullen moeten wisselen, maar ook dat de rekening van deze modernisering
bij de patiënt terecht gaat komen. Ik vraag de Minister of zij deze zorgen deelt.
En zo ja, hoe wil zij dat dan voorkomen?
Voorzitter. Daarnaast zijn de bijbetalingen voor medicijnen uit het Geneesmiddelenvergoedingssysteem
in de voorgaande kabinetsperiode gemaximeerd op € 250 per jaar per verzekerde. De
afspraken over maximering gelden tot 1 januari 2022. Voor de periode daarna is voor
zover ik weet nog niks geregeld om bijbetalingen van patiënten voor medicijnen te
beperken. Ziet de Minister de mogelijkheid om deze regeling te verlengen, om zo zekerheid
te bieden aan de patiënten? Het kopen van tijd door middel van het uitstellen van
de modernisering van het GVS lost de fundamentele problemen niet op. Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat hier toch op termijn breed draagvlak voor gevonden kan worden? Graag
een reactie.
Voorzitter. Dan een heel ander onderwerp, antibioticaresistentie. We hebben misschien
allemaal wel het stuk op de voorpagina van de NRC gelezen, over de grote zorgen over
antibioticaresistentie. Dat deed me denken aan een gesprek dat ik voerde op het afscheid
van Minister Schippers en Staatssecretaris Van Rijn, best wel lang geleden. Toen sprak
ik een ambtenaar van VWS. Die begon hierover en zei dat hij zich heel grote zorgen
maakte hierover, dat het echt een nog niet erkend groot probleem is. De eerlijkheid
gebiedt te zeggen dat het bij mij weer een beetje weggezakt was, totdat ik dit artikel
zag. Na corona weten we wat het is als niet alleen ons land maar ook heel veel andere
landen gegijzeld worden door een epidemie, of een pandemie, moet ik zeggen.
Het onderzoeksbureau Access to Medicine heeft in een recent gepubliceerd rapport de
angstaanjagende conclusie getrokken dat de aankomende pandemie van antibioticaresistentie
een nog grotere globale gezondheidscrisis zou kunnen betekenen dan covid. Ook nu staat
het er slecht voor met betrekking tot de ontwikkeling van nieuwe antibioticavarianten.
NRC schreef daar dus deze maand een indringend artikel over. Momenteel zijn er wereldwijd
slechts 55 nieuwe varianten van antibiotica in het laatste stadium van ontwikkeling.
Dat schijnt veel te weinig te zijn om de groeiende vraag aan te kunnen.
Nu heb ik begrepen dat Zweden en het Verenigd Koninkrijk een abonnementsmodel hebben
geïntroduceerd om op die manier het onderzoek te stimuleren. Ik snap zelf nog niet
helemaal hoe dat model werkt, dus ik hoop dat de Minister er wat meer over kan vertellen.
Wat vindt ze ervan? Ziet zij er iets in om dit ook in Nederland toe te passen? Graag
een reactie, en mogelijk ook een reactie in bredere zin op de signalering van dit
probleem. Wat gaan wij daaraan doen?
Voorzitter. Ik wil nog even doorgaan op investeringen. De Minister heeft een brief
naar de Kamer gestuurd met een kabinetsreactie op het FAST-initiatief. Hierin stelt
de Minister dat de overheid in ruil voor publieke financiering garanties kan vragen
voor de betaalbaarheid en beschikbaarheid van toekomstige geneesmiddelen, zoals met
de principes voor maatschappelijk verantwoord licentiëren. Ik heb de toolkit er nog
een keer op nagekeken. Het is duidelijk dat hierin geen garanties staan dat de eindproducten
ook daadwerkelijk toegankelijk zullen zijn voor patiënten. Het is meer dat het de
mogelijkheid biedt. Hoe zeker weten we nou dat dit initiatief, het FAST-initiatief,
niet zal worden misbruikt als weer een nieuwe bron van financiering waarover de industrie
geen enkele maatschappelijke verantwoording hoeft af te leggen? Hoe verhoudt dit voorstel
van de Minister zich tot het verzoek in de aangenomen motie-Ellemeet/Raemakers, waarin
wordt gevraagd om de regie te nemen in het gesprek met de NFU over het toevoegen van
juridische bepalingen ten aanzien van betaalbaarheid, toegankelijkheid en transparantie?
Graag een reactie.
Voorzitter. Het gaat er nu om hoe de Minister de betaalbaarheid en beschikbaarheid
van toekomstige geneesmiddelen gaat garanderen. Dat is een heel grote opgave, want
in de coronapandemie hebben we gezien dat grote farmaceuten winst belangrijker vinden
dan opschaling en het maatschappelijk belang. Het is tijd om te breken met de macht
van de farmaceutische industrie en om het publieke belang voor het persoonlijk gewin
te laten gaan. Het is mogelijk om de keuzes te maken die ervoor zorgen dat medicijnen
voor iedereen toegankelijk en betaalbaar kunnen zijn. Laten we daar vandaag wat stapjes
in gaan zetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Ik heet mevrouw Kuiken van de PvdA van harte welkom.
Dan is nu het woord aan de heer Hijink namens de SP.
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Het is geen verrassing dat aan de coronapandemie, de coronacrisis,
heel veel mensen heel veel geld hebben verdiend. Dan heb ik het dit keer niet over
Sywert, maar over de farmaceutische bedrijven en met name de bazen van deze bedrijven,
die verschrikkelijk veel geld verdienen, ook op dit moment nog, aan het ontwikkelen
en produceren van vaccins. Het is een hele lucratieve business. Uitgerekend is dat
de negen directeuren van negen grote farmaceutische bedrijven in één jaar 16 miljard
euro hebben opgestreken. Dat is verschrikkelijk veel geld. Het is ook heel wrang dat
dit geld naar deze bazen gaat, juist als je bedenkt dat heel veel van het onderzoek
dat aan de basis ligt van de vaccins die we nu hebben en de ontwikkeling van deze
vaccins vaak aan publieke instituten is geweest. Nu komt zo veel geld terecht in de
zakken van de directeuren van deze bedrijven. Er is ook uitgerekend wat je met deze
16 miljard euro zou kunnen doen. Daarmee kun je de volledige bevolking van alle ontwikkelingslanden
minimaal één keer vaccineren.
De SP-fractie vindt het niet uit te leggen dat er zulke buitensporige winsten worden
gemaakt op vaccins terwijl zo'n groot deel van de wereld deze vaccins nog nodig heeft.
Ik vraag de Minister wat zij doet om de productie en de verspreiding van vaccins op
te schroeven. We vragen ons af hoe het kan dat de Europese Unie zo dwarsligt als het
gaat om het vrijgeven van de patenten, die vrijgegeven moeten worden zodat de vaccins
op veel grotere schaal geproduceerd kunnen worden. Dat is om meerdere reden belangrijk,
niet alleen voor de landen waar nu zo weinig mensen gevaccineerd worden. Deze landen
blijven langer hangen in de crisis en hebben langer te maken met de maatregelen waar
wij juist snel vanaf hopen te zijn. Wij hebben er alle belang bij om deze landen te
helpen, niet met donaties, maar juist door de productie ook in deze landen op te schroeven
zodat hun bevolking snel veilig is. Dat is ook voor onze eigen veiligheid belangrijk,
want als wij ons eigen landje keurig gevaccineerd hebben maar het virus ondertussen
kan doorgaan en zich verder kan ontwikkelen in andere landen, of dat nou India, Pakistan,
in Afrika of waar dan ook is, snijden we ook onszelf in de vingers.
Ik wil het punt hier toch maar gemaakt hebben dat ik heel goed begrijp dat de farmaceutische
bedrijven dit allemaal niet zo'n punt vinden. Die vinden het prima dat zij, als er
een nieuwe variant is, een nieuw vaccin tegen die variant kunnen ontwikkelen waarna
ook onze bevolking opnieuw tegen die variant gevaccineerd moet worden. Het is hun
verdienmodel. Ik vind dat het kabinet dit verdienmodel moet stoppen. Wij moeten de
coronacrisis niet zien als een manier voor grote bedrijven om heel veel winst te maken,
maar wij moeten deze crisis aangrijpen om de patenten te stoppen, zodat we zo snel
mogelijk zo veel mogelijk vaccins gaan verspreiden over de hele wereldbevolking. Ik
vraag de Minister wat zij gaat doen om daar een begin mee te maken, want het gaat
nu veel te traag en we komen straks in een situatie waarin we heel veel nieuwe varianten
hebben waarvan alleen de farmaceutische industrie gaat profiteren.
Daarop aansluitend zou ik ook graag van de Minister willen weten wat nu de plannen
zijn voor het op afstand zetten van Intravacc, een publiek instituut in ons eigen
land dat we nu heel goed kunnen gebruiken voor het verder ontwikkelen van nieuwe vaccins,
niet alleen tegen corona maar ook tegen allerlei andere ziekten. Ik hoor ook graag
hoe het staat met de uitvoering van de motie-Marijnissen/Pieter Heerma over het naar
Nederland halen van de productie en ontwikkeling van vaccins en geneesmiddelen om
ervoor te zorgen dat wij niet tegen tekorten aanlopen, maar ook dat wij als samenleving
veel meer grip krijgen op de ontwikkeling van deze vaccins. Ik vraag de Minister wat
zij op dit moment doet om deze motie uit te voeren, want het is inmiddels alweer een
jaar geleden dat die is ingediend en aangenomen.
Voorzitter. Tot slot wil ik een heel ander punt maken, dat gaat over het preferentiebeleid.
Wij krijgen steeds meer mails. Mijn voorganger Henk van Gerven heeft het punt al heel
vaak gemaakt: het preferentiebeleid leidt tot grote problemen voor mensen die niet
het medicijn krijgen dat zij wel nodig hebben om gezond te leven. Zij gaan naar de
dokter, zij krijgen een middel voorgeschreven van de arts, ze komen vervolgens bij
de apotheek en krijgen een ander middel of moeten heel veel bijbetalen om een medicijn
te krijgen dat de arts nota bene heeft voorgeschreven. Hier wordt een hele nare strijd
gevoerd tussen apothekers en verzekeraars, een strijd die uiteindelijk alleen maar
gaat over geld. Apothekers krijgen de medicijnen die zij aan patiënten geven niet
vergoed als zij een bepaalde drempel over gaan. Wij horen ook dat de apothekers zelf
dat heel veel vervelend vinden en dat de prijsafspraken hun in de weg zitten. Ik vind
echt dat dit moet stoppen. Een arts bepaalt wat een medische noodzaak is. Ik vraag
de Minister of zij bereid is om in de wet te regelen dat die medische noodzaak veel
duidelijker en veel beter wordt gedefinieerd. Als er een medische noodzaak is om een
bepaalde variant van een bepaald middel te nemen, moet de apotheker noch de zorgverzekeraar
kunnen zeggen: dat gaan we niet doen. Dan ga je echt op de stoel van de arts zitten
en dat zouden we moeten stoppen. Ik ben aan mijn tijd, voorzitter. Al zo lang is mijn
collega Van Gerven hiermee bezig geweest. Als je ziet hoeveel berichten wij hier nog
over krijgen, vind ik dat het nu echt een keer klaar zou moeten zijn.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink. Dan is nu het woord aan mevrouw Paulusma namens D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Goedenavond ook. Wat fijn dat we voor het zomerreces toch
nog met elkaar in debat kunnen over dit belangrijke onderwerp. Het lijkt een hoop
papier – ik heb het toch maar geprint – waarover we vanavond praten en er staan ook
bijzonder veel specifieke punten op de agenda, maar het gaat vanavond over de medicijnen
die mensen moeten gebruiken om beter te worden of om de dag dragelijker te maken of
om het doodgaan uit te stellen. Ik zag in mijn werk als verpleegkundige welk effect
medicijnen kunnen hebben, dat het ook gerust kan stellen omdat je weet dat de pijn
ervan overgaat of omdat je vader er goed van kan slapen. Dat is waar het vanavond
over gaat.
Voorzitter. Dit onderwerp is voor veel niet-patiënten ook erg belangrijk, heb ik gemerkt.
De afgelopen weken kreeg ik namelijk – de collega's zullen dit waarschijnlijk bevestigen
– een enorme hoeveelheid mails over geneesmiddelen, van professionals uit de zorg
maar vooral ook van de industrie. Ik snap dat, want we staan voor een hele grote opgave
om geneesmiddelen nu en in de toekomst betaalbaar en toegankelijk te houden. Ik zie
zeker waaraan we in dit huis, maar vooral ook in Europa, nog wat kunnen doen, maar
ik doe vanavond vooral een oproep aan de industrie. Mijn collega refereerde er net
ook al aan, met veel meer woorden, dat ook u een rol heeft. We praten al veel te lang
over transparantie, gesjoemel met patenten en prijsafspraken.
Voorzitter. Het lijkt een beetje offtopic, maar corona heeft ons veel ellende gebracht
maar ook goede dingen. Een daarvan is wat mij betreft: dat wat publiek is, van ons
allemaal, heeft meer waarde dan ooit, net als onze gezondheid. Als het gaat om medicijnen
moedig ik daarom publiek-private samenwerking enorm aan, net als maatschappelijk licentiëren.
Omdat het er uiteindelijk om gaat dat iedereen die zorg in de vorm van medicijnen
nodig heeft, die ook kan krijgen, nu en in de toekomst, heb ik nog een aantal vragen.
Dit heet wel «cherrypicking», want ik kon natuurlijk niet alles meenemen.
De eerste vraag gaat over de modernisering van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem,
waarnaar een aantal collega's al heeft verwezen. Deze modernisering is verder uitgesteld
omdat het niet mogelijk was om de vangnetregeling medische noodzaak goed vorm te geven.
Zijn er nog andere mogelijkheden overwogen? Wat zou het bijvoorbeeld betekenen als
we wel de prijs herijken per groep en tegelijkertijd de maximale eigen betaling van
€ 250 voor patiënten verder verlengen naar dit jaar? Hoe kijkt de Minister naar de
inbreng van onder anderen huisartsen, die erop wijzen dat de beroepsrichtlijnen eigenlijk
al voldoende werken?
Voorzitter. Ook op de agenda staat een brief van het Zorginstituut over het toekomstbestendig
pakketbeheer geneesmiddelen. Hierin wordt de motie-Veldman over het pay for performance-model
toegelicht, maar ik vraag om hier nog wat verder op in te gaan. Wil de Minister het
Zorginstituut bijvoorbeeld vragen om ook de duur van het gebruik van geneesmiddelen
mee te nemen? Zo weten we bijvoorbeeld dat slaapmiddelen vaak veel langer worden gebruikt
dan dat ze effectief zijn.
Voorzitter. Dan een onderwerp dat mij zeer aan het hart gaat, namelijk inclusieve
gezondheidszorg. De verschillen tussen de bijwerkingen van het AstraZenecavaccin die
optreden bij mannen en de bijwerkingen die optreden bij vrouwen hebben nogmaals benadrukt
hoe belangrijk het is om in de zorg rekening te houden met gender. Mijn collega's
van de Partij van de Arbeid, van GroenLinks en van mijn eigen fractie hebben hier
al eerder aandacht voor gevraagd. In het antwoord op alle vragen houdt de Minister
eraan vast dat er niet direct aanleiding is om bij de geneesmiddelenontwikkeling de
eisen aan te scherpen opdat apart onderzoek plaatsvindt naar het effect van medicijnen
op en de bijwerking ervan voor vrouwen, ondanks het feit dat vrouwen significant meer
last hebben van bijwerkingen dan mannen. Ik zou de Minister dan ook willen vragen
of zij op dit punt wat concreter kan worden, want ik kan beide zaken eigenlijk niet
goed met elkaar rijmen. Daarnaast is een amendement op de begroting aangenomen met
het doel het programma Gender en Gezondheid van ZonMw voor dit jaar te verlengen.
Maar in het antwoord op de vragen lees ik dat over de besteding van de desbetreffende
middelen nog gesprekken worden gevoerd. Kan de Minister bevestigen dat deze middelen
zo snel mogelijk worden ingezet?
Voorzitter. Ter afsluiting nog een vraag over PALLAS en SHINE. Vorige week ging het
trouwens ook al over PALLAS. Wat is op dit moment de stand van zaken bij het eventueel
verstrekken van een lening aan SHINE? In uw gesprekken met de partijen zou hiermee
een gelijk speelveld kunnen worden bewerkstelligd. Wat we volgens mij allemaal willen
voorkomen, is dat we investeren in een techniek die op de dag van gebruik eigenlijk
al achterhaald is. De belangrijkste prioriteiten zijn leveringszekerheid en, wat mij
betreft, zo min mogelijk afval, en dat alles tegen een «redelijke prijs», als we dat
bij deze bedragen al zo kunnen noemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paulusma. Dan is nu het woord aan mevrouw Maeijer van de PVV.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank u, voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de agenda die eigenlijk allemaal
aandacht verdienen. Als nieuwe woordvoerder op dit terrein moet ik zeggen dat er een
lawine was aan stukken, termen en systemen. Ik zal mijn uiterste best doen om er wegwijs
in te worden, maar ik kan nog niet beloven dat dit vanavond al helemaal het geval
is. De eerlijkheid gebiedt mij dat gewoon even te zeggen. Gelet op de tijd beperk
ik mij op deze ietwat tropische avond in deze tropische ruimte tot een aantal punten.
Voorzitter. Ik begin met de teleurstellende reactie van de Minister op de aangenomen
motie van mijn voorganger, de heer Jansen. Het is de motie over de regie van de voorschrijver.
In de reactie beschrijft de Minister precies de huidige situatie die zich voordoet
tussen de voorschrijver en de zorgverzekeraar, maar kondigt zij geen onderzoek of
oplossing aan. De Minister constateert dat de arts uit medische overwegingen een recept
kan uitschrijven voor een niet-preferent middel. Zij maakt dit duidelijk door middel
van de toevoeging «medische noodzaak». Tegelijkertijd constateert de Minister dat
de zorgverzekeraar het middel ondanks die toevoeging niet hoeft te vergoeden. Het
resultaat is natuurlijk – ik geloof dat de heer Hijink daar ook al uitgebreid over
sprak – dat de patiënt toch het preferente middel krijgt. En dit is nu precies de
reden waarom de heer Jansen, mijn voorganger, die motie heeft ingediend: we moeten
onderzoeken hoe we dit beter kunnen regelen, opdat we de patiënt maatwerk kunnen bieden.
Als dit probleem niet wordt opgelost, wat hebben we dan eigenlijk aan de lijst «Wisselen
ongewenst» van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen? Ook hier moet maatwerk
mogelijk worden om wisselingen vanwege het preferentiebeleid van de zorgverzekeraars
te voorkomen. Kortom, waar blijft de uitvoering van onze Kamerbreed aangenomen motie?
Wanneer komt dat onderzoek? Graag een reactie.
Voorzitter. Iets wat eveneens teleurstellend is, is de beantwoording van onze Kamervragen
over de vergoeding van Kaftrio, een nieuw geneesmiddel voor taaislijmziekte. Daarmee
kom ik dan ook op het thema «toegankelijkheid». De Minister schrijft dat zij samen
met Europese partners wil kunnen beoordelen of een prijs maatschappelijk aanvaardbaar
is. Op welke partners doelt de Minister dan? Want in Duitsland, Engeland, Ierland,
Denemarken, Oostenrijk en Griekenland is het nieuwe geneesmiddel wél verkrijgbaar.
Daar vindt men de prijs dus wel maatschappelijk aanvaardbaar. Waarom daar wel, maar
hier niet? Heeft zij met deze landen overlegd en, zo nee, met welke landen heeft zij
dan wel overlegd of is zij in overleg?
Voorzitter. Ik zie gelukkig ook een lichtpuntje in de beantwoording. De Minister zegt
namelijk dat zij met de fabrikanten in gesprek gaat over het tijdens de onderhandelingen
ter beschikking stellen van Kaftrio aan patiënten. Dat is wat de PVV-fractie al jaren
voorstelt. Geef patiënten tijdens de prijsonderhandelingen toegang tot het nieuwe
geneesmiddel, want die onderhandelingen duren gemiddeld twaalf maanden, en zo lang
kunnen de meeste patiënten niet wachten. Ik hoor graag wat de status nu is. Heeft
dat gesprek met de fabrikant al plaatsgevonden?
Voorzitter. Ik blijf nog even bij het thema toegankelijkheid. In dit kader wil ik
de Minister wijzen op de publicatie van de Patients W.A.I.T. Indicator. Mevrouw Den
Haan had het daar ook al over. Over een periode van vier jaar werden 34 Europese landen
en 152 nieuwe innovatieve geneesmiddelen onderzocht op toegankelijkheid. En wat blijkt?
Nederland behoort niet tot de top, maar blijft zelfs duidelijk achter als het gaat
om geneesmiddelen tegen kanker en zeldzame ziektes. Landen als Duitsland, Oostenrijk,
Zwitserland, Frankrijk, Italië en Engeland moeten wij dan voor laten gaan. Een voorbeeld:
van de 152 onderzochte geneesmiddelen die door het EMA zijn goedgekeurd, zijn er in
Duitsland nu 133 beschikbaar voor patiënten, maar in Nederland slechts 96. Van de
acht nieuwe kankergeneesmiddelen die in 2019 door het EMA zijn goedgekeurd, zijn er
in Nederland maar vier beschikbaar gekomen, terwijl in 2016 in Nederland nog tien
van de elf nieuwe middelen tegen kanker beschikbaar kwamen. Hier is dus sprake van
een dalende trend. Hoe gaan we deze daling stoppen? Kan de Minister die daling verklaren?
Kan zij bijvoorbeeld aangeven welke vier medicijnen tegen kanker nog niet beschikbaar
zijn voor patiënten in Nederland?
Voorzitter. In het verlengde hiervan vraag ik de Minister of zij misschien nog eens
kan reflecteren op mogelijkheden om de doorlooptijd van gemiddeld twaalf maanden te
bekorten. Hoe doen andere landen dit? Hanteren zij vaste tijdschema's? Hebben ze meer
capaciteit? Graag een reactie.
Voorzitter. Uiteraard heeft de toegankelijkheid een raakvlak met de betaalbaarheid.
De dure geneesmiddelen zitten sinds 2016 verstopt in het ziekenhuisbudget. Erg transparant
is dat allemaal niet. Mijn fractie heeft zich daar al eerder kritisch over uitgelaten.
Tot onze verrassing komt de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen nu ook tot de
conclusie dat dure geneesmiddelen een apart kader behoeven. Ze wijst op vier positieve
gevolgen: een, transparantie, twee, scherpere inkoop, drie, optimale benutting en,
vier, een zorgvuldige afweging. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister op
dit voorstel van de NVZ. Op onze steun kan het in ieder geval rekenen.
Tot slot, voorzitter, een tweetal praktische vragen.
Nu de modernisering van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem is uitgesteld tot 2023
zou de huidige regeling voor het maximeren van de eigen bijdrage door moeten lopen
tot het nieuwe GVS gereed is. Die loopt nu echter op 1 januari 2022 af. Is de Minister
bereid om die te verlengen?
Dan de allerlaatste vraag. De kwestie van de taperingstrips om antidepressiva af te
bouwen lijkt in een impasse te zitten. Is de Minister bereid om met de relevante partijen
aan tafel te gaan zitten om een einde te maken aan de al vijf jaar durende discussie
over de vergoeding van taperingstrips?
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Excuus dat ik iets later binnenkwam. Ik hobbel een beetje
van debat naar debat.
Voorzitter. Geneesmiddelen. Ik vind het een machtig interessant onderwerp. Het gaat
over macht, het gaat over belangen, het gaat over anticonceptie en het gaat uiteindelijk
over ons aller gezondheid. Het is dus iets wat onze hele samenleving raakt; het is
iets wat eigenlijk allen, de hele wereldbevolking, raakt. Covid heeft dat bij uitstek
laten zien. Het raakt je ook als je ouder bent van een kind dat ernstig ziek is en
als een van de heel weinigen een heel noodzakelijk en levensverlengend of levensreddend
medicijn nodig heeft. Het is ongelofelijk ingewikkeld, maar tegelijkertijd is het
ontzettend belangrijk dat wij hierover de komende jaren flink discussie blijven voeren.
Want vriend en vijand zijn het over een paar dingen eens. De geneesmiddelenboeren
vinden vaak dat het te lang duurt voordat hun producten aan de man kunnen worden gebracht
en levens kunnen redden of gezondheidswinst kunnen opleveren. En wij zijn kritisch
omdat de prijzen veel te hoog zijn, de toegankelijkheid veel te laag is en de macht
gewoon te groot is. Beide zijn denk ik waar. Dat is een tegenstelling, een paradox,
die we toch moeten zien te overbruggen in de politiek. Want daarvoor zijn wij op aarde,
om ingewikkelde dingen mogelijk te maken. In dat licht stel ik mijn vragen.
Voorzitter. Wij hebben het al gehad over Kaftrio en Zolgensma. Ik spreek het misschien
verkeerd uit, maar het zijn in ieder geval medicijnen die ongelofelijk duur zijn.
Terecht wordt daarover gezegd: we gaan niet zomaar accepteren dat we geen inzicht
in prijzen hebben, dat men niet kan aantonen dat het op deze manier nodig is en dat
men eigenlijk grove winsten maakt over de ruggen van ouders en kinderen. Tegelijkertijd
is het de vraag hoe we dat gaan doorbreken. Eigenlijk is dat mooi samengevat in het
interessante artikel «Van de dweil naar de kraan», gepubliceerd op de website. Ik
denk dat de Minister dat betoog kent. Ik zou het eigenlijk wel fijn vinden als zij
daarop een schriftelijke reactie zou geven waarin zij met name aangeeft wat nou de
haken en ogen zijn van hetgeen men daar beoogt. In ieder geval is één ding duidelijk:
het Zorginstituut, de Rekenkamer, de NZa en de ACM vinden allemaal dat we wat anders
moeten op het gebied van het geneesmiddelenbeleid. Ze willen komen tot een integraal
beleid, waarbij vastgesteld wordt op welke momenten aan welke knoppen gedraaid moet
worden om het systeem anders in te richten. De kennis en kunde zijn nu verspreid en
met het beleid wordt telkens maar één onderdeeltje aangepakt in plaats van dat wordt
bekeken hoe alles met elkaar samenhangt. Mijn vraag aan de Minister is dan ook concreet:
kan er niet een structureel samenwerkingsverband worden georganiseerd tussen ZIN,
NZa en ACM opdat zij daarover een onafhankelijk beleidsadvies geven? We zouden kunnen
beginnen met deze instanties te vragen om voor de volgende begroting aan te geven
op welke manier dit geregeld zou kunnen worden. Dat lijkt mij een weg te gaan, en
misschien is het ook een mooie start voor de nieuwe periode.
Voorzitter, een tweede punt. Het Zorginstituut zegt dat het noodzakelijk is om afdwingbare
voorwaarden te stellen bij de pakkettoelating, bijvoorbeeld voor vervolgonderzoek
of gepast gebruik, om ook op die manier data te kunnen verzamelen over de effectiviteit
van het middel. Ook de specialisten vragen daarom. De Minister zegt in gesprek te
zijn met het Zorginstituut, maar laat dit ook aan het volgende kabinet. Ik zou eigenlijk
aan de Minister willen vragen of zij dat niet alvast kan voorbereiden, zodat we daar
klaar voor zijn.
Voorzitter. In een vorig debat vroeg mijn collega Ploumen om meer transparantie over
de financiële argumenten. Zij stelde een Trusted Third Party voor die altijd aanwezig
is bij de prijsonderhandelingen. De Minister was daar zelf nog niet heel erg enthousiast
over, maar de Rekenkamer was ook niet zo enthousiast over de resultaten die VWS zelf
heeft behaald. Mijn vraag is dus wederom: is het niet toch een goed idee om te gaan
werken met een constructie met een TTP, een Trusted Third Party, en zo rechtstreeks
aan de Kamer verslag te doen over de effectiviteit?
Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld over het geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Laat ik me daar kortheidshalve bij aansluiten. Een ding is nu absoluut noodzakelijk:
door de verlenging van het pakket zouden ook de regeling maximering eigen bijdrage
en de afspraken die daarover zijn gemaakt vervolgd moeten worden. Mijn collega hier
naast mij eindigde daar ook mee. Volgens mij hebben meerdere collega's daar vragen
over gesteld, ook mevrouw Ellemeet. Ik denk dat het goed is dat dit gebeurt.
Voorzitter, als ik nog tijd heb, ga ik naar mijn laatste onderwerp. Dat gaat over
de geneesmiddelentekorten en over de voorraden die worden aangelegd. Bij covid hebben
wij gezien dat het noodzakelijk is om hierbij in Europees verband samen te werken.
We hebben het ook gezien bij tekorten aan sommige medicijnen. Ik kan het allemaal
beter toelichten met mooie zinnen, keurig voorbereid door mijn beleidsmedewerker,
maar mijn vraag is kortheidshalve: wat gaan we nu in Europees verband doen om ervoor
te zorgen dat we voor een deel onze eigen voorraden kunnen regelen, of het daarbij
nou om vergietjes gaat, om plastic materialen, om buisjes, om echte grondstoffen of
weet ik veel wat? Daar komt het eigenlijk op neer. Hoe doen we dat in Nederland? Welke
ijzeren voorwaarden zouden we daaraan moeten stellen, zodat we daarbij voor een deel
ook zelfvoorzienend zijn, we niet afhankelijk zijn en niet geconfronteerd kunnen worden
met het niet meer kunnen leveren van medicijnen doordat dit niet goed geregeld is?
Mochten er nog nadere vragen zijn of mocht er een verzoek zijn om dat beter toe te
lichten, dan kan dat natuurlijk straks altijd.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van mevrouw Tellegen van de VVD,
de laatste bijdrage aan de kant van de Kamer.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Dank u wel. Ik vervang mijn collega Aukje de Vries, die op dit moment een ander debat
heeft. Ik ben dus niet eens een nieuwe woordvoerder op dit dossier, want ik vervang
haar echt, maar mijn ervaring is dezelfde als die van mevrouw Maeijer: het is een
mooi, maar heel complex onderwerp. Ik hoop dus dat ik met mijn allerbeste best doen
een eind kan komen.
Ik pak het stokje over van mevrouw Kuiken waar zij dat achterliet, namelijk bij de
coronacrisis en de ervaringen die we daar nu mee hebben opgedaan en het grote belang
om ons in de toekomst voor te bereiden op een volgende gezondheidscrisis. De huidige
pandemie heeft laten zien dat het kwetsbaar is om al te zeer afhankelijk te zijn van
een of twee landen buiten Europa, bijvoorbeeld voor het maken van mondkapjes. Kritieke
productieprocessen, bijvoorbeeld voor het maken van medische apparatuur, beschermingsmiddelen
en medicijnen moeten binnen de grenzen van Europa behouden worden en geïntensiveerd
geworden. Er werd al over gesproken. Dit vermindert de afhankelijkheid van landen
als China en India en maakt het mogelijk om tijdens een gezondheidscrisis de eigen
productie snel uit te breiden, ook al is dat soms iets duurder. Mijn oud-collega Hayke
Veldman heeft niet voor niets een initiatiefnota ingediend die ertoe oproept om met
een wet te komen die een noodproductie van medische middelen in Nederland mogelijk
maakt. Dat was precies om die reden.
Naast de productie is de aanleg van strategische voorraden hulp- en geneesmiddelen,
persoonlijke beschermingsmiddelen en noodzakelijke grondstoffen van groot belang.
De VVD vindt het wel van belang dat wij daarbij rekening houden met de Europese ontwikkeling.
Mevrouw Kuiken maaide het gras al voor mijn voeten weg. We moeten geen dingen dubbel
gaan doen en goed blijven kijken naar nut en noodzaak van zo'n ijzeren voorraad voor
vijf maanden van alle geneesmiddelen: wat is nou echt nodig en wat niet?
Er moet ook gekeken worden naar de belangrijkste oorzaken van geneesmiddelentekorten,
bijvoorbeeld het tekort aan grondstoffen. Kan de Minister aangeven of en hoe er wordt
gekeken naar die Europese ontwikkeling op dit moment? Hoe kan maatwerk worden geleverd
bij het aanleggen van die ijzeren voorraad? Hoe pakken we een van de grondoorzaken
aan, namelijk het tekort aan grondstoffen? Graag een reactie.
Voorzitter. Dan een ander onderwerp: de uitkomstbekostiging. «Geneesmiddelen die werken»,
zal ik het maar noemen. De VVD vindt dat patiënten zo snel als mogelijk toegang moeten
kunnen krijgen tot veelbelovende effectieve geneesmiddelen tegen een eerlijke prijs.
Daarbij geldt dat wij vinden dat er in algemene zin veel meer inzicht moet komen in
de daadwerkelijke waarde van behandelingen met bepaalde medicijnen. Er moet veel meer
gekeken worden naar het behandelresultaat. Dat adviseert ook het Zorginstituut, bijvoorbeeld
ten aanzien van het medicijn Zolgensma, een effectief medicijn tegen de zeldzame en
ernstige spierziekte SMA. De VVD is voor uitkomstbekostiging in brede zin en ondersteunt
het principe van «pay for performance». Mijn vraag is dan ook hoe nu meer invulling
kan worden gegeven aan dat principe. Is de Minister voornemens om dit voortvarend
op te pakken? Het Zorginstituut komt volgend jaar met een actualisatie van zijn beoordelingskader
van nieuwe medicijnen. Die actualisatie is gebaseerd op ervaringen uit trajecten zoals
trajecten inzake tumor-agnostische geneesmiddelen, personalised medicine en complexe
indicaties. De VVD heeft hiervoor de motie-Veldman ingediend. Hoe staat het daarmee?
Worden bij de uitkomst onder andere ook de patiëntenorganisaties betrokken?
Dan het geneesmiddelenvergoedingssysteem. Er is al veel over gezegd. Ik zie dat zich
in de Kamer een lijn aftekent. Sinds 2019 is de eigen bijdrage voor geneesmiddelen
gemaximeerd tot € 250 per persoon, dit ter voorkoming van stapeling van noodzakelijke
zorgkosten en het mijden van zorg. Met name voor de middeninkomens is dit van belang.
Maar deze regeling loopt eind dit jaar af. Het vraagstuk van het zogeheten geneesmiddelenvergoedingssysteem
wordt bij voorkeur aan een nieuw kabinet overgelaten, maar wat als de formatie te
lang gaat duren? Zitten de mensen dan vanaf 2022 met de gebakken peren? Ik wil dus
graag weten hoe de Minister daarnaar kijkt.
Voorzitter. Dan het wisselen van medicijnen. De VVD wil weten hoe in de gaten wordt
gehouden of en hoe vaak het wisselen van medicijnen die op de lijst «Wisselen ongewenst»
staan, voor patiënten tot problemen leidt. Wanneer wordt die lijst geactualiseerd?
Worden patiënten vervolgens geïnformeerd en zo ja, hoe dan? Zijn er knelpunten op
basis van het kader dat is ontwikkeld door het CBG? Wij begrijpen dat er toch een
probleem is, bijvoorbeeld met schildkliermedicatie die nu niet op de lijst staat.
Hoe gaat de Minister dat probleem oplossen? Wat is de status van de lijst? Staat die
al vast? Is die vastgesteld of kan die nog gewijzigd worden? Graag een reactie.
Voorzitter. De VVD wil geen verspilling van geneesmiddelen. Die moeten we dus tegengaan
waar we dat kunnen. Veel medicijnen blijven ongebruikt op de plank liggen of worden
weggegooid. Er is een mooi initiatief van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. Daar
krijgt een aantal patiënten een speciaal kastje om de medicijnen onder optimale omstandigheden
te bewaren, zodat niet-gebruikte medicijnen alsnog gebruikt kunnen worden. De VVD
wil weten hoe de Minister tegen dit initiatief aankijkt en of op dit dossier nog andere
initiatieven lopen.
Nog een paar punten, voorzitter, als ik daarvoor nog tijd heb.
De voorzitter:
Iedereen heeft zes minuten gebruikt.
Mevrouw Tellegen (VVD):
O, oké. Ik heb het ondertussen heel warm, maar dat geldt misschien ook voor alle anderen.
De voorzitter:
Dat komt door de warmte.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. De VVD vindt dat publieke kennisinstellingen nadrukkelijk moeten gaan
werken met de toolkit voor maatschappelijk verantwoord licentiëren, die is ontwikkeld
voor fundamenteel onderzoek dat is betaald uit publieke middelen en wordt gebruikt
door commerciële partijen. Ik geloof dat mevrouw Ellemeet het daar ook al over had.
Hoe gaan deze Minister en de Minister van OCW dat nu echt concreet voor elkaar krijgen?
Dan nog een punt over de medische isotopen. Ook dat is al besproken. Vorige week hebben
we het ook al gehad over de voorzieningszekerheid van medische isotopen – die zijn
van groot belang bij de diagnose en de behandeling van hart- en vaatziekten en kanker
– en over het tegengaan van antibioticaresistentie. We vinden het belangrijk dat de
motie die mijn collega's De Vries en Van den Berg hierover hebben ingediend, wordt
uitgevoerd. Wij vinden dat daadkrachtig moet worden opgetreden inzake de PALLAS-reactor,
zowel in de EU, als nationaal. Graag krijg ik daar dus een reactie op.
Tot slot man-vrouwmedicijnen. Ik geloof dat mevrouw Paulusma daar al aan refereerde.
De VVD vindt dat er meer aandacht moet zijn voor de verschillen bij medicijnen, vaccins
en behandelingen. Dit probleem kwam bij de recente vaccinaties ook aan het licht.
Het is misschien niet wetenschappelijk bewezen, maar het is op z'n minst de moeite
waard om daar steviger naar te kijken. Hoe wordt dit door de Minister opgepakt?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.
Er zijn heel veel vragen gesteld aan de Minister. Zij vraagt om een schorsing van
25 minuten. Ik stel dus voor dat we schorsen tot 19.10 uur.
De vergadering wordt van 18.45 uur tot 19.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit commissiedebat. Er ligt een duizelingwekkende, dikke stapel met antwoorden
voor de Minister. Ik stel voor dat we het aantal interrupties beperken tot acht woordmeldingen.
Je kunt dan dus zelf kiezen of je twee keer in viervoud interrumpeert, vier keer in
tweevoud of een keer in drievoud en een keer in vijfvoud. We houden dan bij dat het
acht keer is geweest. Ik denk dat dat voor iedereen wel voldoende moet zijn. Ik zie
geknik. Dan gaan we snel over naar de antwoorden van de Minister in de eerste termijn.
Minister Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan uw Kamer voor de inbreng. Ik hoef u niet te zeggen
dat we een heel bijzonder jaar achter de rug hebben. Dat geldt ook zeker voor de geneesmiddelen.
Ik denk dat we nu, terugkijkend, wel kunnen constateren dat – daar zeg ik bij: gelukkig
– echt grote problemen met geneesmiddelen tijdens de crisis zijn uitgebleven. Daar
ging wel een hoop aan vooraf. Er is bijvoorbeeld veel samenwerking geweest tussen
partijen, bijvoorbeeld als het ging om leveringsproblemen, om het actief monitoren
van de voorraden van geneesmiddelen en soms ook om ingrijpen.
Maar er zijn wel een aantal zaken aan de hand; dat signaleerde de Kamer ook. Soms
kampen we met terugkerende tekorten. Die kunnen van structurele aard zijn. Dat betekent
dat we daar blijvend aandacht aan moeten geven. Eind januari heb ik u nog een voortgangsbrief
gestuurd over de stand van zaken van de vier hoekstenen van het geneesmiddelenbeleid:
de ontwikkeling van geneesmiddelen, de toegang tegen aanvaardbare kosten – dat is
ook door meerdere van uw Kamerleden aangekaart – de beschikbaarheid en ook de farmaceutische
zorg. We zijn met een aantal zaken heel actief bezig, zoals de toekomstbestendigheid
van het pakketbeheer, de tekorten en de leveringszekerheid. Bij een aantal zaken –
ik zal ook antwoord geven op specifieke vragen daarover – wordt de besluitvorming
overgelaten aan een nieuw kabinet. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de demissionaire
status van het kabinet. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de GVS-modernisering.
Er is een tweetal keuzes waarover ik graag met u van gedachten wissel vandaag. Dat
gaat allereerst over de maximering van de eigen bijdrage voor de geneesmiddelen in
2022. Daar hebben eigenlijk alle fracties naar gevraagd. Het klopt dat deze maximering
zonder tussenkomst na dit jaar zal aflopen. Dan zijn de bijbetalingen vanaf 2022 weer
onbegrensd. Dat zou betekenen dat er voor vele patiënten gevolgen zijn. Als je dat
wil voorkomen, dan is er een ministeriële regeling nodig. Die zou voor de zomer moeten
komen. Dat heeft alles te maken met het feit dat zorgverzekeraars voor de zomer duidelijkheid
nodig hebben. Ik leg dat hier dus ook heel graag open in de Kamer neer, want u weet
dat de maximering van de eigen bijdrage ook in het regeerakkoord zat. Dat betekent
dat de regeling daarvoor tot 2021 was voorzien. We hebben er overigens nog een, die
vandaag niet aan bod is gekomen. Vanwege de volledigheid zal ik die wel noemen: ook
het eigen risico zal zonder tussenkomst in 2022 licht stijgen. Daarvoor is wetgeving
vereist. Een deadline daarvoor ligt uiterlijk op 1 oktober 2021. Ik leid er in ieder
geval uit af dat de Kamer de betaalbaarheid en de beschikbaarheid van geneesmiddelen
nog steeds als topprioriteit ziet. Ik kan dat ook zeker onderschrijven.
Voorzitter. Ik kom fractiegewijs bij de vragen die zijn gesteld. Ik begin bij mevrouw
Van den Berg, die refereerde aan de «highest medical needs»-patiënten. Ik zeg tegen
haar dat ik zeker bereid ben om daarnaar te kijken. Dat gaat ook juist gebeuren in
het traject dat het Zorginstituut samen met de veldpartijen gaat oppakken. Er loopt
een DRUP-studie in de periode dat dit project loopt. In april 2023 is het project
afgerond. Dat is nog best heel ver weg. We hebben een goed overleg gehad met de oude
Kamer, waardoor ik weet dat we allemaal snelheid willen op dit onderwerp. Ik heb het
Zorginstituut dus ook gevraagd om als dit mogelijk is tussentijds al resultaten te
implementeren en halfjaarlijks een tussenrapportage toe te zenden. Het is de NZa die
over de aanpassing van de bekostiging gaat. Die aanpassing gaat in een jaarlijkse
cyclus. Als je de wijzigingen op 1 januari 2023 in zou willen voeren, moet je die
dus al in september van dit jaar bekendmaken. Dan heb je namelijk de eerste release
van 2023. Anders kun je de bekostiging niet per 1 januari 2022 maken. Maar wat wel
kan, is dat zorgverzekeraars en ziekenhuizen al afspraken maken over de hoogte van
de dbc-vergoedingen. Daarin kan bijvoorbeeld ook de complexe moleculaire diagnostiek
meegenomen worden. Ik maak ook graag van de gelegenheid gebruik om in de richting
van mevrouw Van den Berg, maar ook aan de overige Kamerleden, aan te geven dat ik
in de brief die ik op 19 mei heb gestuurd met betrekking tot de DRUP-studie, heb vermeld
dat de DNA-diagnostiek wordt vergoed in de studie, maar dat dit niet het geval is.
Ik heb dat abusievelijk opgenomen. Er zijn wel afspraken gemaakt over de vergoeding
van de geneesmiddelen. Ziekenhuizen betalen de DNA-diagnostiek nu vooral uit onderzoeksfinanciering
en als onderdeel van de dbc-tarieven. Maar ik zet dat bij dezen graag recht.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Kan ik dan de volgende conclusie trekken? De Minister zegt dat de NZa blijkbaar anderhalf
jaar van tevoren tarieven bekend moet maken. Betekent dat voor wat de Minister net
zei, namelijk dat er nog aan de DRUP wordt gewerkt door het Zorginstituut met de veldpartijen,
dat dat dus wel 2023 wordt? En betekent dat, hoewel er voor de dbc-aanpassing nu wel
naar creatieve oplossingen wordt gezocht, dat die ook niet gereed kan zijn vóór 2023?
Heb ik dat nu goed geconcludeerd?
Minister Van Ark:
Klopt. We willen het allemaal, maar het is buitengewoon complex. We volgen nu de reguliere
weg, en dan is dit het tijdpad. Maar we kijken in de tussentijd wel of we het op een
andere manier kunnen doen. We kijken dus naar creatieve oplossingen, zoals mevrouw
Van den Berg net zei.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Ark:
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Van den Berg over Oncode. Ik denk dat er veel
meerwaarde zit in het omzetten van de kennis naar de toepassingen van het kankeronderzoek,
zeker vanuit het patiëntenbelang gezien. Als het gaat om maatschappelijk verantwoord
licentiëren – we komen daar straks ook nog op – is het in algemene zin van belang
dat die valorisatie van publiek gefinancierd onderzoek wordt toegepast. Dat gebeurt
hier ook. De toekenning van de volgende fase is ook afhankelijk van wat wordt aangeleverd
voor de invulling van het strategisch plan. We willen ook dat de toepassing van maatschappelijk
verantwoord licentiëren daarin een belangrijke rol krijgt. We hebben daarom nu een
gesprek met de andere financiers. Dat zijn de departementen van OCW en EZK, maar ook
met het KWF en de topsector. We zijn daarover ook met Oncode in overleg. Dat overleg
loopt dus.
Mevrouw Van den Berg vroeg ook naar het geneesmiddelenonderzoek. Ik herken zeer en
ik onderschrijf ook dat het sneller beschikbaar krijgen van innovatieve geneesmiddelen
een diepe wens is, niet alleen van de patiëntenorganisaties, de behandelaren en de
farmaceutische industrie, maar zeker ook van uw Kamer en van mij. Middels een pilot
kijken we op dit moment met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, en met
het Zorginstituut Nederland of het mogelijk is om de beoordelingen bij het registratietraject
en bij het vergoedingentraject parallel te laten verlopen, zodat we daar tijdswinst
kunnen boeken door de tijd vanaf de registratie tot en met de vergoeding van geneesmiddelen
te verkorten. De European Clinical Trial Regulation zal begin volgend jaar van kracht
worden. Dan zal ook de daarbij benodigde wijziging in de Nederlandse regelgeving ingaan.
Het bureau van de CCMO, de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek, is ook uitgebreid,
zodat zij ondersteuning kan bieden aan de Medisch Ethische Toetsingscommissies. Sinds
2017 draaien de twaalf erkende METC's mee in vrijwillige Europese pilots om te kunnen
oefenen met de nieuwe eisen. We hopen daarmee ook te komen tot een soepele implementatie.
We hebben dus ook de DCRF al vroegtijdig gevraagd om samen met de Centrale Commissie
Mensgebonden Onderzoek ervoor te zorgen dat ook alle betrokkenen vroegtijdig de juiste
informatie hebben, zodat zij hun werk volgens de eisen van de verordening goed kunnen
uitvoeren. Denk hierbij onder andere ook aan e-learningmodules. We willen met al deze
inspanningen er eigenlijk voor zorgen dat Nederland er klaar voor staat om op deze
manier te gaan werken, zodra het van kracht is. Het doel van dit alles is dat patiënten
snel over nieuwe geneesmiddelen kunnen beschikken. Natuurlijk hebben we ook – dat
zeg ik in de richting van mevrouw Van den Berg – aandacht voor de wijze waarop deelname
van patiënten aan dat onderzoek kan worden bevorderd.
Zij vroeg of wij kijken naar Denemarken, dat een centraal informatiepunt en een centraal
patiëntenregister heeft. Feitelijk is het bureau van de CCMO het centrale informatiepunt,
maar er is ook nog een Netherlands Trial Register, waar de informatie over lopende
onderzoeken beschikbaar is voor het publiek. Deze twee platforms, het register van
de CCMO en het Netherlands Trial Register, worden samengevoegd tot één nationaal register,
zodat de informatie breed en open toegankelijk is voor het publiek. Ik denk echt dat
dit gaat helpen om het voor patiënten makkelijker te maken. De beschikbaarheid van
het nieuwe register – ik bespaar mevrouw Van den Berg een interruptie, want zij wil
altijd graag weten wanneer dat dan het geval is – wordt voorzien in de tweede helft
van 2022.
Voorzitter. Dan geneesmiddelen die wegens prijsdruk niet meer worden aangeboden op
de Nederlandse markt. Ook dat was een vraag van mevrouw Van den Berg. Er is een onderzoek
naar de onderkant van de geneesmiddelenmarkt, zoals het wordt genoemd. Daarin wordt
onderzocht welke producten in Nederland kwetsbaar zijn: wat is de rol die de veldpartijen
hierin spelen en welke overheidsinstrumenten zijn er? Dat onderzoek komt in oktober
van dit jaar. De resultaten daarvan wil ik graag delen met de Kamer. Ik geef wel vast
aan dat er weliswaar overzichten zijn van producten die uit de handel zijn gehaald,
maar dat je niet per product specifiek kan aangeven of dat is gebeurd vanwege nationale
prijsdruk. Het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat er een alternatief middel is gekomen
dat de voorkeur heeft van de voorschrijvers, of dat een internationale firma de hele
productie heeft gestaakt. We hebben een survey uitgestuurd naar een aantal fabrikanten
die hun producten in 2020 uit de handel hebben gehandeld, juist om meer inzicht in
de beweegredenen te krijgen. Als die uitkomsten er zijn, stuur ik die graag naar de
Kamer.
Mevrouw Van den Berg vroeg ook naar het boetebeleid. Ik snap deze vraag heel goed.
Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat Nederland een aantrekkelijk land is als het
gaat om het aanbieden van geneesmiddelen. Het klopt – dat is inderdaad zo – dat je
bij een overtreding een boete opgelegd kan krijgen. Die boete is ook afhankelijk van
de grootte van het bedrijf, dus die kan best in de papieren lopen. Wel is het zo dat
de maximale boete een aantal jaren geleden op verzoek van de Kamer juist is verhoogd.
Een meer inhoudelijke reden is dat het best lastig is om van één geïsoleerde factor,
namelijk het boetebeleid, te identificeren hoe die bijdraagt aan hoe het aanbod eruitziet.
Want je ziet over het algemeen een combinatie van positieve en negatieve factoren
die voor een fabrikant de balans naar een bepaalde kant doen omslaan. Ook hierbij
refereer ik aan het onderzoek naar de onderkant van de geneesmiddelenmarkt. Ik denk
dat daardoor meer inzicht ontstaat in de dynamiek die hierbij een rol speelt. Zoals
ik al zei, kunnen we kijken wat we daarin zouden kunnen betekenen met publieke instrumenten.
Mevrouw Van den Berg vroeg nog naar een monitor voor generieke geneesmiddelen. Zij
noemde het GVS-systeem in het licht van de zogenaamde spookclusters. Dat zijn clusters
waar nog maar één geneesmiddel van is. Ik heb al aangegeven dat ik de besluitvorming
over de modernisering van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem aan een nieuw kabinet
laat. Wat ik wel wil doen, is alvast klaarzetten wat we kunnen; ik kom daar straks
op bij de overige vragen. We kunnen bijvoorbeeld al een herberekening met een maximering
in voorbereiding nemen, zodat er geen tijd verloren gaat. In de vorige commissie refereerde
mevrouw Dik-Faber nog aan het jaar waarin we voor het laatst de vergoedingslimieten
voor medicijnen hebben berekend. Er is inderdaad wel het nodige gebeurd sinds die
tijd. Die spookclusters passen niet bij de manier van kijken naar geneesmiddelen en
leveren soms ook bijbetalingen op. Ik denk dat daar een oplossing voor gevonden moet
worden, maar ik denk ook dat dat aan een nieuw kabinet is.
Voorzitter. Ook mevrouw Van den Berg vroeg naar de maximering van de eigen bijdrage.
Daar heb ik al in mijn inleiding antwoord op gegeven. Ik herken heel erg wat zij zei,
de zorgen die zij benoemde van de mensen die dit zien aankomen. Ik ga hierover graag
in overleg met uw Kamer.
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg had ook een vraag over de medische noodzaak. Er kan
afgeweken worden van het preferente medicijn, maar mevrouw Van den Berg heeft signalen
dat dit in de praktijk niet goed gaat. Ik denk dat het goed is om daarop in te gaan.
Het moet in ieder geval helder zijn dat «medische noodzaak» op het recept betekent
dat de apotheker dit middel aan de patiënt dient te verstrekken. Dat zeg ik ook in
de richting van de heer Hijink, die de traditie van de heer Van Gerven heeft overgenomen.
Ook in het vorige debat hebben we daarover van gedachten gewisseld. De apotheker is
de geneesmiddelenverstrekker en -expert. Die kan vakmatig gezien een ander inzicht
hebben, maar dan moet de apotheker in overleg gaan met de voorschrijver en met de
patiënt. Als er dan geen oplossing gevonden wordt, moet de apotheker de medicijnen
uit het recept op basis van de medische noodzaak verstrekken. Ik heb dat helder aan
willen geven aan de Kamer in de vragen die zijn beantwoord.
We hebben wel in de wet geregeld dat het verstrekken door de apotheker niet automatisch
een vergoeding door de zorgverzekeraar betekent, want hier komen de polisvoorwaarden
om de hoek kijken. Dat is iets waar we goed naar moeten kijken. De voorschrijver kan
gevraagd worden om eerst een ander generiek middel voor te schrijven. Dat kan allemaal
plaatsvinden in dat overleg. Als er zo veel overleg is en als er zo veel verschillende
partijen zijn, dan kan dat in de praktijk natuurlijk weleens spanning opleveren. Ik
herken dat. Het signaal van mevrouw Van den Berg is helder.
De voorzitter:
Meneer Hijink heeft daar ook een vraag over.
De heer Hijink (SP):
De Minister zegt terecht dat als er een medische noodzaak is, het medicijn gewoon
verstrekt moet worden aan de patiënt. Alleen, zij zegt zelf in antwoord op onze vragen:
in de wet is het zo geregeld dat het verstrekken van een geneesmiddel door een apotheker
aan een patiënt op grond van een medische noodzaak niet per definitie betekent dat
de zorgverzekeraar het geneesmiddel vergoedt. Dat is natuurlijk een hele rare zaak.
Als er een medische noodzaak is, dan heeft de apotheker eigenlijk geen andere keuze
dan het middel verstrekken. Dat kan eventueel in overleg; dat mag. Dan moet de zorgverzekeraar
dat middel toch gewoon vergoeden? Anders wordt de apotheker ook de dupe van de financiële
druk die de verzekeraar op de apotheker legt. Dat moet je toch niet willen?
Minister Van Ark:
We hebben hier ook te maken met de rollen, de verantwoordelijkheden en de spelregels
die er zijn. Laat ik het antwoord vervolgen in de richting van mevrouw Van den Berg
en de heer Hijink. Laat ik dat bij elkaar pakken. Ik gaf al aan dat er verschillende
belangen zijn. Ik zou er een voorstander van zijn dat de zorgverzekeraar er in de
polisvoorwaarden rekening mee houdt dat een apotheker geen vrije keuze heeft in het
wel of niet verstrekken van medicijnen op basis van een medische noodzaak, maar dat
de arts en de patiënt dit samen bepalen. Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor de
tarieven. Op dit moment is er een bestuurlijk overleg gaande daarover. Ik wacht dat
overleg af. Ik denk dat dat beter is dan nu zelf dingen te gaan regelen. Er is nu
ook geen wettelijke basis om dit op een andere manier te regelen. Het feit dat de
zorgpartijen met elkaar in gesprek zijn en dat de medische noodzaak in die gesprekken
centraal staat, maakt dat ik dat graag wil afwachten. Ik verwacht overigens dat dat
in het najaar tot een afronding zal komen.
De heer Hijink (SP):
Dat is de kern van het probleem. De Minister zegt het eigenlijk zelf ook: het is op
dit moment wettelijk niet mogelijk. Dan is het natuurlijk heel lastig onderhandelen
tussen die partijen, tussen de apothekers en de verzekeraars. Die verzekeraars staan
ijzersterk, omdat in de wetgeving, die de Minister kan veranderen, staat dat een medische
noodzaak niet per definitie hoeft te betekenen dat een medicijn ook daadwerkelijk
vergoed wordt. Als dat in de wet staat, dan is het voor een verzekeraar vrij makkelijk
om te zeggen: dat ga ik niet vergoeden. Dan staat die apotheker onder enorme druk,
want die heeft een arts en een patiënt aan de ene kant, die een bepaald middel voorgeschreven
heeft gekregen en dat ook nodig heeft, en een verzekeraar aan de andere kant, die
zegt: ja dag, dat gaan we niet vergoeden; gaat u eerst nog maar alternatieven onderzoeken.
De Minister moet niet verwijzen naar de verzekeraar, want ze wijst zelf op de wet,
waarin staat dat een middel niet per se vergoed hoeft te worden. Als u echt vindt
dat een medische noodzaak een medische noodzaak is en dat een medicijn daarom vergoed
zou moeten worden, dan moet u dat in de wet veranderen. Is de Minister daartoe bereid?
Minister Van Ark:
Ik denk juist dat de samenwerking tussen de partijen die wij kennen, dus de zorgverzekeraars,
de apothekers, de voorschrijvers maar zeker ook de patiënten ... Door hen bij elkaar
te zetten en naar dit vraagstuk te laten kijken, kan het er beter op worden. Je moet
niet zeggen dat een van de partijen altijd gelijk moet krijgen. Ik heb aangegeven
wat preferent is. Dat is het feit dat medische noodzaak vooropstaat. Maar dat is iets
anders dan wat er vergoed wordt. Ik heb net gerefereerd aan het bestuurlijk onderzoek,
want wij zitten zeker niet stil. Uiteindelijk moet er een keer een knoop worden doorgehakt,
want dit dossier loopt echt al heel lang en anders neemt over een aantal jaren de
opvolger van de heer Hijink dit dossier, dat hij van de heer Van Gerven heeft overgenomen,
weer over. Naast het bestuurlijk overleg hebben we ook een onderzoek gepland naar
de medische noodzaak. Ik moet eerlijk zeggen dat het voor mij niet de belangrijkste
overweging is, maar er is natuurlijk ook oneigenlijke medische noodzaak. Dat vind
ik niet doorslaggevend, maar we moeten er wel rekening mee houden. Juist in de spanning
van dit vraagstuk zitten verschillende belangen. Daar moeten we op een gegeven moment
een knoop over doorhakken, maar ik ben heel duidelijk over wat er belangrijk is als
er verschil is tussen de apotheker en dat wat de arts voorschrijft. Dan geldt de medische
noodzaak.
De heer Hijink (SP):
De Minister zegt dat er verschillende belangen zijn, maar wat de SP betreft gaat het
om de belangen van de patiënt. Wij krijgen mailtjes met verhalen van mensen die noodgedwongen
een medicijn nemen waarvan zij slechter worden dan ze vooraf waren, omdat ze het middel
niet krijgen dat ze eigenlijk zouden moeten hebben. Het wordt niet vergoed, of ze
moeten bijbetalen terwijl ze dat niet kunnen, of de apotheker heeft er ruzie over
met de verzekeraar. Dat is gewoon niet acceptabel. Dit speelt al jaren. Als de Minister
zegt dat er verschillende belangen zijn, wil ik dat ze kiest voor het belang van de
patiënt. Ook heeft ze het over onderhandelingen en gesprekken die tussen partijen
lopen. Ik zou dan wel willen zeggen dat de verzekeraars wel een stuk sterker staan
in dat soort gesprekken zolang in de wet nog steeds geregeld is dat een bepaald middel
ook bij medische noodzaak niet per definitie vergoed hoeft te worden. Je staat als
apothekers natuurlijk wel met 4–0 achter als je met zo'n verzekeraar aan tafel zit,
die alleen maar naar de wet hoeft te wijzen om te laten zien dat hij helemaal niet
hoeft te vergoeden, want dat staat immers in de wet. Is de Minister dan ook bereid
om te kijken naar een wijziging van die wet, zodat medische noodzaak op voorschrift
van een arts ook daadwerkelijk betekent dat een middel wordt vergoed?
Minister Van Ark:
Ik maak één verdiepende slag, want ik ben het zeer eens met de heer Hijink dat we
uiteraard alles doen in het belang van de patiënt. Het voorschrijven is een belang
van de individuele patiënt. Het overeind houden van alle afspraken die we hebben over
de zorg, ook middels de zorgverzekeraars die kijken naar de toekomst van de zorg en
ook middels de voorschrijvers, is ook een belang. Uiteindelijk doet iedereen het voor
de patiënt. Dat moet met elkaar in balans worden gebracht. Ik ben nu niet bereid om
de wet aan te passen. Ik vind dat ook niet aan een Minister met een demissionaire
status. Maar ook hiervoor geldt dat we niet stil moeten zitten, dus ik ben wel bereid
om naast het bestuurlijk overleg ook een onderzoek te laten uitvoeren naar de medische
noodzaak. Ik ben het namelijk absoluut eens met de heer Hijink dat er een keer duidelijkheid
op dit punt moet komen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik ben in ieder geval blij met de laatste woorden van de Minister dat er duidelijkheid
moet komen. Ik begrijp best dat als je alleen maar snel «medische noodzaak» neerzet
omdat de patiënt daar bijvoorbeeld zelf een mening over heeft, er best wel discussie
kan zijn tussen de apotheker en de voorschrijver van het medicijn: «Ja, maar het zijn
prima medicijnen met echt dezelfde werking.» Maar ik zou graag geanonimiseerd wat
voorbeelden doorsturen aan de Minister waarin er gewoon hele verklaringen zijn van
de arts dat een patiënt eigenlijk zieker wordt van het medicijn dan dat hij er beter
van wordt, zoals de heer Hijink al zei. Dan nog kan het zijn dat je als patiënt zegt:
dit wordt voorgeschreven, maar ik heb zelf gewoon liever dat andere middel en dus
betaal ik het ook. Maar als iemand echt zieker wordt van een medicijn, door hulpstoffen
of anderszins, heb ik er erg veel moeite mee om te zeggen: ja, dat is jammer, want
dit zit nu eenmaal in het beleid. Ik ben dus blij met de woorden van de Minister dat
er in ieder geval duidelijkheid moet komen. Ik zal een paar situaties geanonimiseerd
doorsturen aan de Minister die volgens mij zeer illustratief zijn.
Minister Van Ark:
Dank daarvoor, zeg ik in de richting van zowel mevrouw Van den Berg als de heer Hijink.
U weet hoe ik erin zit: het systeem moet werken voor mensen, niet andersom. Er gaan
altijd dingen fout. Als je ziet hoeveel mensen in Nederland geneesmiddelen nodig hebben,
zullen er altijd dingen fout gaan. Het is onze plicht om te kijken of dat is omdat
er iets niet goed is gegaan, wat verschrikkelijk is of verschrikkelijk kan zijn, maar
wat kan gebeuren, of omdat er dingen niet kloppen. Daarom vind ik het van belang dat
we dit onderzoek hebben en dat we daarnaast ook het bestuurlijk overleg hebben. Maar
zeer graag, want uiteindelijk moet het werken voor de patiënt.
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg vroeg naar het aanhouden van de voorraad. Is dat
een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting? En geldt het voor de hele
markt of voor het eigen marktaandeel? De nationale verplichting om voldoende voorraad
aan te houden is gebaseerd op Europese regelgeving. Onze inspectie houdt daar toezicht
op. Die Europese richtlijn gaat niet in op de vraag of het een inspanningsverplichting
is of een resultaatsverplichting. In sommige gevallen leiden bijvoorbeeld onvoorziene
omstandigheden ertoe dat er een leveringsonderbreking ontstaat. Het blijft dus steeds
de context waarbinnen we inspanning en resultaat beide moeten beoordelen als er een
tekortsituatie ontstaat.
Met de nieuw op te stellen beleidsregel ijzeren voorraad maken we een concretiseringsslag
in wat we verstaan onder «voldoende voorraad». Ik verwacht en hoop dat daarmee een
deel van de onduidelijkheid wordt weggenomen. Daarnaast bekijk ik of een herformulering
van het wetsartikel nodig is. Ik zeg daar echter wel bij dat we hier begrensd worden
door een Europese richtlijn.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb er toch wat zorgen over. Deze vraag stelde ik in combinatie met het feit dat
heel veel aanbieders van generieke medicijnen soms nog maar een omzet hebben van € 25.000,
omdat er een enorme prijsdruk is. Voor € 25.000 heb je heel veel pakjes geneesmiddelen
die over de toonbank gaan. Maar wat als ik als de aanbieder niet weet of het een inspanningsverplichting
is of een resultaatsverplichting? Wat als ik ook niet weet of ik dat alleen voor mijn
eigen marktaandeel moet doen? Als ik ieder jaar 20.000 doosjes verkoop, moet ik dan
zorgen dat ik altijd die 20.000 doosjes kan verkopen? Of is het dan zo dat als de
hele markt opeens 100.000 doosjes verkoopt, ik plotseling moet zorgen dat ik 100.000
doosjes kan geven? Dan zeg ik: sorry, maar met een omzet van € 25.000 ga ik dat risico
niet meer nemen. Dus ik denk dat duidelijkheid hieromtrent toch essentieel is om een
goed aanbod van geneesmiddelen te houden.
Minister Van Ark:
Dank voor de sprekende illustratie. Ik zeg toe om bij de brief over de ijzeren voorraad
die ik in oktober wil sturen, precies dit punt mee te pakken. Ik denk dat dat goed
is, want ik snap wat mevrouw Van den Berg zegt. Zoals ik zojuist al aangaf, hebben
we nu altijd een context nodig om te kijken of het inspanning of resultaat is. Ik
zal in die brief ingaan op de nieuwe beleidsregel. Laten we dit punt daar dan ook
bij betrekken.
Voorzitter. Dan de laatste vraag van mevrouw Van den Berg, die daarmee op het mooie
aantal van zeven kwam. Het is een vraag waar ook mevrouw Tellegen aan refereerde,
over het hergebruik van dure geneesmiddelen. In oktober 2020 is de Kamer geïnformeerd
over een aantal best practices. Dat hebben we toen ook in het debat aan de orde gehad.
Juist de heruitgifte van dure geneesmiddelen is een van de initiatieven. Op dit moment
loopt de pilot in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, waar mevrouw Tellegen naar
verwees, maar ook de pilots in het Radboudumc en het Amsterdam UMC lopen nu. Ik stel
voor dat als deze pilots afgerond zijn en we concrete resultaten hebben, ik daar de
Kamer over informeer. Dat zal ongeveer aan het begin van het nieuwe jaar zijn. Als
er echt iets superinteressants uitkomt, mag u erop rekenen dat ik dat eerder aan u
zal doen toekomen.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen van mevrouw Den Haan. Zij vroeg naar de medicatiebeoordelingen
en gaf aan dat vanwege de corona-uitbraak er het afgelopen jaar natuurlijk minder
medicatiebeoordelingen zijn uitgevoerd. Ik onderschrijf dit. Het had alles te maken
met de drukte bij de huisartsen en de apotheken maar zeker ook met een bepaalde terughoudendheid
bij patiënten. Dit wil niet zeggen dat we geen zicht hebben op het geneesmiddelengebruik
bij de doelgroep, want medicatiebewaking wordt continu uitgevoerd, zowel bij het voorschrijven
als bij het verstrekken van de medicatie. Ik heb de verwachting dat de beoordelingen
nu weer zullen aantrekken. Het zijn cijfers die we goed in de gaten houden. Ook is
de module Minderen en stoppen van medicatie inmiddels weer beschikbaar voor artsen
en apothekers.
Dan vroeg mevrouw Den Haan naar de cel- en gentherapie. Ik denk dat de steun die de
overheid geeft aan het geneesmiddelenonderzoek in brede zin heel erg van belang is.
We doen dit gedreven voor medische noodzaak. De vraag of er een technische oplossing
is, is niet leidend. Er wordt wel degelijk ook geïnvesteerd in gen- en celtherapie.
Ik refereer bijvoorbeeld aan de subsidie van 30 miljoen die verstrekt wordt voor de
academische ontwikkeling van CAR T-therapie voor oncologie. Aan verschillende van
deze cel- en gentherapieën gaan overigens wel vaak prijsonderhandelingen vooraf. Ik
heb een stand-van-zakenbrief van het Zorginstituut naar de Kamer gestuurd over de
toekomst van het pakketbeheer. Daarin vindt u een overzicht. Het Zorginstituut is
bezig met een actualisatie van de beoordelingssystematiek, om beter in te kunnen spelen
op deze innovaties.
Dan toch over het W.A.I.T.-onderzoek. Dit onderwerp kwam een aantal keer aan bod,
zeker ook bij mevrouw Den Haan. Ik zou een kleine nuance willen aanbrengen. Ik moet
overigens zeggen dat ik toen ik de berichten las, er ook meteen op aansloeg. Maar
ik wil ook graag aangeven dat Nederland nog steeds in de top vijf staat van landen
waarin geneesmiddelen het snelste worden geïntroduceerd. Dus als geneesmiddelen worden
geregistreerd en in Nederland voor vergoeding in aanmerking komen, komen ze gemiddeld
genomen snel bij de patiënten. Duitsland scoort heel hoog; dat is een terechte constatering
van de Kamer, maar daar betalen ze in het eerste jaar de lijstprijs voor de geneesmiddelen.
Het percentage middelen van alle nieuwe door de EMA aangeboden geregistreerde middelen
dat in Nederland wordt aangeboden, is hoog. Wij staan in de top acht. Ik zou liever
hoger staan, maar het is niet een plek om je heel erg voor te schamen.
Dan even over de specifieke groep van de kankergeneesmiddelen. Als je naar de cijfers
kijkt, lijkt het alsof er minder van bij de patiënt terechtkomen. Maar die verschillen
zijn zo klein dat het verschil met andere landen vaak slechts een of twee geneesmiddelen
betreft. In Nederland waren 31 van de 41 nieuwe middelen tegen kanker beschikbaar
en in Frankrijk, Italië en Zwitserland waren dat er 33. Dat is dus een verschil van
twee. Dat kunnen nog steeds twee cruciale medicijnen zijn, maar het is geen verschil
van tientallen. Natuurlijk willen dit heel graag versnellen. Ook hier kijken we naar
bijvoorbeeld parallelle beoordelingen, zodat je al in de markttoelatingsfase kunt
beginnen met de beoordeling. Dat is iets wat ook de fabrikanten positief vinden en
waarover we spreken met het Zorginstituut.
Dan over de lijst met essentiële geneesmiddelen. Ik refereer aan het traject dat in
Europa loopt, waarbij we kijken of we gezamenlijke criteria kunnen opstellen voor
een Europese lijst met kritische geneesmiddelen. Ik ben in ieder geval heel erg blij
dat dit traject is opgestart. We zijn er als Nederland ook nauw bij betrokken. Ik
verwacht rond de zomer de eerste uitkomsten van dit traject. Zojuist gaf ik al aan
in de richting van mevrouw Van den Berg dat in oktober de volgende voortgangsbrief
komt over de ijzeren voorraad. Daarin zal ik de Kamer graag een update geven.
Mevrouw Den Haan vroeg ook nog of we een impactanalyse kunnen maken over de relatie
tussen verschillende beleidsinstrumenten, het effect op beschikbaarheid en tekorten.
Ik refereer aan het antwoord dat ik gaf aan mevrouw Van den Berg over het onderzoek
naar de onderkant van de geneesmiddelenmarkt, dat in oktober komt.
Dan de laatste vraag van mevrouw Den Haan, mede namens mevrouw Van der Plas, over
leefstijl en preventie. Dat zijn twee zaken die zeer kunnen helpen als mensen moeten
herstellen of om te voorkomen dat ze ziek worden. Ik wijs graag op de leefstijlcampagne
die de Staatssecretaris heeft opgestart. Binnenkort bericht Staatssecretaris Blokhuis
de Kamer over de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord, maar ook over het programma
Preventie in het Zorgstelsel. Ik denk dat dit een van de belangrijkste thema's is,
ook kijkend naar de toekomst, waar we echt een antwoord op moeten vinden. In ieder
geval vergoeden de zorgverzekeraars steeds meer preventieve interventies, onder andere
in het basispakket, bijvoorbeeld de gecombineerde leefstijlinterventie. Ik zal uw
verzoek graag meenemen in de gesprekken met de zorgverzekeraars.
De voorzitter:
Een droge keel met dit weer is volkomen normaal; neemt u even een slokje water. We
zijn er niet meer zo aan gewend om af en toe even een droge keel of een kuchje te
hebben zonder te denken dat iemand denkt dat jij misschien ... Het is een vreemd jaar
geweest, wat dat betreft.
Minister Van Ark:
Dank voor de gelegenheid, voorzitter. Ik kom bij de vragen van de heer Hijink. Ik
heb zojuist naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van den Berg in een interruptiedebat
al het nodige met hem besproken over medische noodzaak. Daar komen we dus later op
terug.
Dan over het opvoeren van de productie van coronavaccins. Ik denk dat het van belang
is om aan te geven dat we dat nationaal doen maar ook in Europees verband. Misschien
doen we dat niet helemaal op de manier die de heer Hijink zou wensen, maar ik zal
aangeven hoe we dat doen. In eerste instantie speelt natuurlijk de farmaceutische
industrie er zelf een belangrijke rol in. Ik noem het voorbeeld van Moderna, dat heeft
aangegeven om vaccins te gaan produceren in Geleen. Of het voorbeeld van het Amerikaanse
farmaconcern dat in Leiden een nieuwe fabriek gaat bouwen. Er vinden dus heel veel
ontwikkelingen plaats. We hebben ook vanuit de Nederlandse overheid een agentschap
om dit soort investeringen plaats te laten vinden in Nederland.
Oh, ik zie nu dat ik de vragen van mevrouw Ellemeet heb overgeslagen. Zie je wel,
dat is de warmte.
De voorzitter:
U zat er heel vriendelijk en charming bij te lachen.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik dacht: laat maar, dat komt straks wel.
De voorzitter:
Gaat u maar verder met de heer Hijink.
Minister Van Ark:
Het was wel een groen papiertje!
In Europa werken we samen middels het Hera Incubator-initiatief, voor de productie
van vaccins binnen Europa. Kijkend naar de pandemic preparedness is het echt van belang
dat het topteam Life sciences & health dit betrekt bij de plannen die het maakt. Daarnaast
is er vanuit de Europese Commissie een flexibel productiecapaciteitsnetwerk. Dat is
wat nu loopt.
Dan snijdt de heer Hijink het vraagstuk van de patenten aan. Bij de plenaire coronadebatten
is daar al vaak het nodige over gezegd. Ik wil hier wel aangeven dat het vrijgeven
van het patent sec nog niet per definitie betekent dat er meer vaccins komen. Ik heb
dit vorig jaar ook al in het debat aangegeven, in reactie op de vragen van Partij
van de Arbeid en ik meen ook GroenLinks of ik zou kunnen afdwingen om het paardenmiddel
van de dwanglicentie van stal te halen. Wat we natuurlijk willen – volgens mij vinden
we elkaar daarin – is zo veel mogelijk vaccins produceren en verdelen over de wereld.
Je moet alleen geen maatregelen willen nemen die ook contraproductief kunnen zijn.
Als je dit soort maatregelen in het vooruitzicht stelt, terwijl je aan de andere kant
ook graag de ontwikkeling wil stimuleren, zou je weleens kunnen uitkomen op het tegenovergestelde
van wat je wil bereiken.
Wat ik wel graag stimuleer en waaraan we als Nederland en zeker ook als Europa onze
bijdrage leveren, is het allergrootste belang dat de internationale gemeenschap zich
gemeenschappelijk inspant om bestaande knelpunten voor de productie van vaccins aan
te pakken. Denk aan het gebrek aan grondstoffen of aan mensen die gekwalificeerd zijn
om dingen te maken. Het gaat dus echt over matchmaking tussen bedrijven met capaciteit
en bedrijven met kennis van vaccinproductie. Kijk bijvoorbeeld wat het COVAX-programma
van de WHO beoogt. Wat mij betreft zou dat de route zijn, maar ik heb zo'n vermoeden
dat de heer Hijink daar anders over denkt.
De heer Hijink (SP):
Daar denk ik zeker anders over, want de vraag is uiteindelijk: wie neemt nu de leiding
en de verantwoordelijkheid voor het zo snel mogelijk vaccineren van niet alleen de
Nederlandse bevolking maar ook de rest van de wereldbevolking? Zoals ik het van de
Minister nu hoor, leggen wij die macht en die verantwoordelijkheid dus volledig in
handen van de farmaceutische industrie. Zij bepalen het tempo. Zij zitten op de kennis,
de middelen en de productiemiddelen. En zij bepalen dus uiteindelijk ook hoeveel vaccins
er gemaakt worden en hoe ze verspreid kunnen worden. We kunnen een donatie doen –
supersympathiek: een donatie aan landen die zelf nog geen vaccins hebben – maar dat
schiet natuurlijk niet op. Je wil dat de gehele wereldbevolking zo snel mogelijk die
prik kan krijgen. Dat is ook in ons eigen belang. Dat is misschien heel egoïstisch
gedacht, maar het is ook in ons eigen belang dat de wereld zo snel mogelijk gevaccineerd
wordt als je nieuwe varianten wil tegenhouden. Maar het is zeker ook van belang om
die landen zelf te ondersteunen om uit deze crisis te komen. En dan begrijp ik dus
niet dat de Minister en ook andere Ministers in de Europese Unie zich zo ontzettend
afhankelijk maken van die farmaceutische bedrijven en niet zelf de touwtjes in handen
nemen.
Minister Van Ark:
Laat ik beginnen – ik hoop daar ook mee te eindigen – met wat we allemaal willen.
De heer Hijink zegt terecht dat we zo snel mogelijk iedereen gevaccineerd willen hebben.
En of dat nou uit eigenbelang is of uit naastenliefde, het moet gebeuren. Ik vind
de tweede reden mooier, maar het moet gebeuren. Octrooirecht is Europees recht, dus
het is niet iets wat we als Nederland in ons eentje kunnen doen. Europa speelt een
hele belangrijke rol als het gaat om de inspanningen van de Wereldgezondheidsorganisatie
om de wereld te vaccineren. Ik zou dat een te prefereren route vinden, temeer omdat
alleen maar het vrijgeven van het patent niet betekent dat je zomaar in allerlei landen
een fabriek kunt bouwen en gekwalificeerde mensen kunt hebben om vervolgens een vaccin
te maken. Daar is echt wel meer voor nodig. Het klinkt misschien minder sympathiek,
maar als een organisatie die veel onderzoek doet, weet dat zij in the end het patent
moet vrijgeven, is het mogelijk dat zij minder onderzoek gaat doen. En dan zijn we
er op de langere termijn slechter mee af. Dat is mijn waarschuwing. Maar ik kom weer
terug bij wat we wel willen, en dat is zo snel mogelijk iedereen vaccineren.
De heer Hijink (SP):
Het gros van de nieuwe geneesmiddelen, ook het gros van de vaccins die zijn ontwikkeld,
vinden hun basis in publieke instituten. De mRNA-vaccins en de andere vaccins – de
techniek daaronder – zijn in beginsel allemaal ontwikkeld in publieke instituten en
in universiteiten. Ik vind het schandalig om te zien dat op dit moment miljarden opgestreken
worden door farmaceutische bedrijven die enorme winsten maken, tot 20% – het is een
van de meest lucratieve soorten van handel die je op aarde kunt verzinnen – en dat
het ons tegelijkertijd niet lukt om het tempo op te schroeven, zodat zo snel mogelijk,
dit jaar nog, de gehele wereldbevolking gevaccineerd kan worden. En dat heeft er alles
mee te maken dat de industrie op dit moment de touwtjes in handen heeft. Als bedrijven
zeggen dat ze niet sneller kunnen, dan zegt de Europese Unie, dan zegt deze Minister:
nou ja, prima; dan wachten we wel en dan vragen we nog een keer vriendelijk of het
wat sneller kan. Maar het gebeurt niet, omdat zij er natuurlijk ook helemaal geen
belang bij hebben om dit nog heel veel sneller te doen. En het is cynisch geredeneerd,
maar hoe meer varianten er komen, hoe meer vaccins zij weer kunnen produceren. Dus
er is alle belang bij – een publiek belang – om bedrijven op te dragen om veel meer
vaccins te gaan ontwikkelen. En natuurlijk gaat het niet alleen om een patent. Dat
heb ik ook nooit gezegd. Het gaat ook de productiemiddelen, het gaat ook om de kennis,
de kunde en de mensen. Maar het helpt wel degelijk als je dat vrijgeeft, zodat overal
ter wereld waar het kan, ook daadwerkelijk de productie zal worden opgeschroefd. Ik
hoop dat de Minister zich daar hard voor wil gaan maken en dat we niet, net als anderen
in de Europese Unie, zeggen: we trekken onze handen ervan af en we wachten wel af
tot de bedrijven het zelf gaan doen.
Minister Van Ark:
Met alle respect, want ik weet hoe belangrijk het onderwerp voor ieder van ons is,
maar zo zwart-wit is het niet. Dat is het helaas niet, want dan zou het makkelijk
zijn. Dan zou je gewoon kunnen zeggen «geef je patent», en de volgende dag hebben
we meer vaccins. Maar er is meer voor nodig om vaccins te produceren dan alleen een
patent. Dat is één. Het tweede is dat we wel degelijk dingen kunnen doen en dat we
dus ook constateren dat de productie van vaccins wel degelijk plaatsvindt. Ik noemde
een aantal voorbeelden van bedrijven die zich hier vestigen om productie te gaan verzorgen.
En soms is er meer nodig. Wij hebben in het vorige debat met elkaar de route afgelopen
van bedrijven die inderdaad onwillig zijn. En dan kun je ze inderdaad wel degelijk
ook aansporen. Ik ben het eens met de heer Hijink – ik heb dat in een ander verband
ook al gezegd – dat als je in een crisis echt absurde winsten maakt, je dan wel even
naar jezelf in de spiegel moet kijken. Ik ben dat helemaal eens met de heer Hijink.
Maar om dan het hele mechanisme, alle spelregels die we hebben, juist ook om ervoor
te zorgen dat er innovatie is, dat er onderzoek is en dat die vaccins er komen, helemaal
overboord te gooien, vind ik gewoon te ver gaan. Ik denk dat we moeten kijken waar
het misgaat. De heer Hijink noemt een aantal sprekende voorbeelden. Maar we moeten
ook voorkomen dat we eindigen met het tegenovergestelde van wat we hadden willen bereiken.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik wil hier nog even op doorgaan. Kijk, volgens mij zegt niemand hier dat het simpel
is of dat het probleem is opgelost als je op een knop drukt. Als je een dwanglicentie
oplegt, ben je er inderdaad nog niet, want je hebt productiecapaciteit en voldoende
kwaliteit nodig. Maar we weten ook dat er landen zijn, zoals Israël, Bangladesh en
Canada, die hebben aangegeven dat zij meer ruimte hebben om meer vaccins te produceren.
We weten ook dat we nu een schrijnend tekort aan vaccins hebben voor een heel groot
deel van de wereld, en dat het inderdaad een probleem is voor die landen, maar uiteindelijk
ook voor ons. En we weten ook dat het opleggen van die dwanglicenties niet betekent
dat de farmaceutische industrie er verlies op maakt. Sterker nog: je krijgt nog steeds
een redelijke vergoeding voor je eigen productie. Wat voor die farmaceutische industrie
uiteindelijk het allerbelangrijkste is, is dat ze afnamegarantie hebben, zou je kunnen
zeggen. Nou, als we een ding zeker weten, is het dat het wel goed zit met die afnamegarantie.
En hetzelfde geldt voor de garantie van een redelijke vergoeding. Dus het vraagt best
wat politieke moed. Uiteindelijk is het aan lidstaten om die dwanglicenties op te
leggen. Het octrooirecht is Europees recht, maar dit is aan de lidstaten. Er zal dus
iets moeten gebeuren om deze voor heel veel landen schrijnende situatie te verbeteren.
Dat is echt een bevoegdheid van deze Minister. Ik wil het op geen enkele manier simplificeren,
maar ik ben er echt van overtuigd dat dit kan bijdragen aan het oplossen van dit probleem.
Minister Van Ark:
Ik grijp even terug op het vorige debat dat we hierover hebben gehad. Er zijn best
wel een aantal stappen te zetten, waarvan we er zeker een aantal zetten. Als je daarover
in overleg gaat met bedrijven, blijkt dat gedrag wordt bijgesteld. Het is echt wel
een ultiem redmiddel, waarvoor overigens al mogelijkheden zijn. Die liggen dan bij
de Minister van EZK. Ik ken natuurlijk het initiatief vanuit mevrouw Ellemeet en uit
mijn hoofd de Partij van de Arbeid om te zeggen: hevel die bevoegdheid over naar VWS.
Maar ja, als het nodig is – het kabinet spreekt met één mond – dan haal ik de collega
van EZK er wel bij. Maar ik denk echt dat de route anders moet zijn, wat niet wegneemt
dat er gewoon dingen niet goed gaan in deze crisis, bijvoorbeeld als het gaat om winsten
die worden gemaakt. Maar ik sta een andere route voor, dus ik vrees dat dat toch het
antwoord is wat ik geef.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Het is inderdaad best een extreem instrument – het is niet iets is waar je snel een
beroep op doet – maar de situatie is extreem. We zien dat we nu te weinig vaccins
produceren om te voorzien in de vraag die er is. Ik wil niet eens zeggen dat we dat
hele probleem oplossen, want de vraag is of je voldoende productiecapaciteit hebt
als landen als Canada, Bangladesh en Israël dat aanbieden. Maar ik vind dat we meer
moeten doen dan we nu doen. Op geen enkele manier dwarsbomen we de farmaceutische
industrie, ze zullen nog steeds een redelijke vergoeding krijgen, en ik zie werkelijk
niet in waarom we, gezien de extreme omstandigheden, dit niet nu zullen inzetten.
Minister Van Ark:
Ik probeer eigenlijk altijd iets te bedenken waardoor we dichter bij elkaar kunnen
komen, maar onze twee standpunten liggen best wel uit elkaar. Het lukt me dus gewoon
niet om ze dichter bij elkaar te brengen, moet ik eerlijk zeggen. Want uiteindelijk
is het toch een bedrijf dat dingen moet produceren, niet een land. Een poging: ik
ben het wel met mevrouw Ellemeet eens dat, als je een stok achter de deur hebt ...
In de ministerraad kun je ook stemmen, maar dat doe je alleen nooit, want je weet:
op het moment dat je gaat stemmen, is er iets niet oké. Je kunt werken met dwanglicenties.
Weliswaar via EZK, maar het kan. Dat betekent dat je gewoon een titel hebt om die
gesprekken te voeren. Maar dat vind ik veel meer de route, omdat die in het verleden
effectief is gebleken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Ark:
Voorzitter. Ik ga nu een poging doen om de heer Hijink toch even tevreden te krijgen.
Want ik heb nu een aantal debatten gehad waarin gevraagd wordt naar de toekomst van
Intravacc, waarbij ik steeds heb gezegd: ja, Intravacc is overgegaan naar een tijdelijke
beleidsdeelneming, wat eigenlijk gewoon te maken had met dat het de organisatie qua
aard niet past om onderdeel te zijn van een departement. Zij kunnen makkelijker samenwerken
met overige organisaties. Maar ik heb nadrukkelijk en persoonlijk, zeg ik ook tegen
de heer Hijink, in alle correspondentie ervoor gezorgd dat er geen voorschot wordt
genomen op welke aard van organisatie het in de toekomst wordt. Ik wil dat hier graag
nog eens herhalen: er wordt niet voorgesorteerd op een bv, er wordt niet voorgesorteerd
op iets anders, het is echt zo – dat heb ik nadrukkelijk in alle Kamerbrieven, waar
ik natuurlijk altijd al met een stofkam doorheen ga, hierop bekeken – dat een besluit
over een eventuele verkoop van Intravacc aan een volgend kabinet is. Ik heb de Kamer
heel goed gehoord over het belang van publieke borging, een onderwerp dat vaak terugkomt.
Er is op dit moment geen agenda om een bepaalde richting op te kijken. Dat geef ik
graag nadrukkelijk aan.
Dan vroeg de heer Hijink naar de motie van mevrouw Marijnissen en de heer Heerma,
over het naar Nederland halen van de productie van vaccins. Terecht zegt hij dat we
daar meer grip op moeten krijgen. Ik verwacht in het derde kwartaal een beleidsagenda
leveringszekerheid naar de Kamer te sturen. We hebben dan gesproken met veldpartijen
in Nederland. Ik neem dat daarin graag mee. We hebben dan ook de gelegenheid om het
verslag van de onlinerondetafels leveringszekerheid van begin maart – dat is overigens
op 7 mei naar de Kamer gestuurd – evenals de lessen die daaruit getrokken kunnen worden,
daarin mee te nemen. Ook EU-trajecten worden in de beleidsagenda meegenomen. Er loopt
bijvoorbeeld een onderzoek van de Europese Commissie naar de grondoorzaken van geneesmiddelentekorten.
De resultaten van dat onderzoek komen ook dit najaar. Vervolgens verwacht ik dat de
Europese Commissie met beleidsopties komt. Die gaan we uiteraard goed bekijken.
Voorzitter. Mevrouw Ellemeet ...
De voorzitter:
Excuus, ik zie dat mevrouw Van den Berg haar vinger opsteekt.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja, want dit triggert mij om nog een vraag te stellen aan de Minister, omdat we daar
een update over krijgen. Meneer Hijink heeft zeer terecht al vragen gesteld over Intravacc.
Daar krijgen we dus in oktober, of in ieder geval in het najaar, een update van. Neemt
de Minister dan alle vitale onderdelen daarin mee? Ik kijk ten eerste naar Intravacc,
ten tweede naar Sanquin Plasma Products, waar we vorig jaar veel discussie over hebben
gehad – wat is daar de stand van zaken? – en ten derde naar de medische isotopen.
Want dat zijn alle drie zeer essentiële onderdelen. Als we het hebben over een vitale
infrastructuur voor de zorg, dan denk ik dat deze daar qua geneesmiddelen alle drie
bij horen voor Europa.
Minister Van Ark:
Ik zit even te puzzelen, want volgens mij heb ik geen brief toegezegd over Intravacc.
Ik heb juist geprobeerd heel duidelijk te maken dat er geen voorschot wordt genomen
op de toekomstige aard van de organisatie. In antwoord op de vraag van de heer Hijink
over de uitvoering van de motie-Marijnissen/Heerma komt er een beleidsagenda leveringszekerheid.
Als mevrouw Van den Berg daar prijs op stelt, kan ik voor deze organisaties best een
update geven van waar we dan staan, maar ook hiervoor geldt: het zijn allemaal dossiers
waar ik zeer mee bezig ben en waarbij de publieke borging een heel belangrijk punt
is.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Ark:
Ik kom bij de vragen van mevrouw Ellemeet. Zij vroeg ook naar de GVS-modernisering,
met name naar de huisartsen, de apothekers en de patiënten die aan de bel hadden getrokken.
Ik herken hun zorgen. Ik moet overigens zeggen dat het ontbreken van draagvlak ook
wel een hele belangrijke reden was om het op te schorten, want je kunt eigenlijk niet
zoiets groots gaan doen als je weet dat degenen die het moeten uitvoeren er zo ontzettend
op tegen zijn. Het is echt een verandering met grote impact, dus draagvlak is echt
van belang. Ik denk dus dat het heel goed is dat zij hun zorgen hebben ingebracht.
Er zal wel wat moeten gebeuren, in het nieuwe kabinet dan weliswaar, omdat we nu hebben
gezegd: dit is demissionair niet meer te doen. We gaan wel die berekening met een
maximering in voorbereiding nemen, zodat je daar al wel met partijen over kan spreken,
maar er moet wel wat gebeuren. Daar is draagvlak voor nodig. Het is helaas niet gelukt
om dat met de GVS-modernisering voor elkaar te krijgen.
Dan de vragen van mevrouw Ellemeet over antibiotica. Daar was ik heel blij mee. Ik
moet u zeggen: dat onderwerp heeft mij ook wel in z'n greep. Het is misschien een
beetje een stil onderwerp op de achtergrond, al werden we inderdaad wel even opgeschud
door het artikel, maar ik kan u zeggen dat ik zeer begaan ben met dit onderwerp. Internationaal
proberen we het echt de goede kant op te duwen. Ik zit ook zelf in een netwerk om
problemen aan te kaarten en te kijken waar je met overheden kunt samenwerken om het
gebruik van antibiotica terug te dringen. Nederland wordt, net als bijvoorbeeld Zweden,
over het algemeen gezien als een goed voorbeeldland, maar in andere landen is het
natuurlijk best lastig om dit goed door te voeren, vanwege heel andere problemen die
daar soms een rol spelen. Wij zijn er als VWS heel actief in. Het probleem dat ontstaat
– mevrouw Ellemeet duidde daar ook op – is dat de ontwikkeling superkostbaar is en
dat de markt heel erg klein is. We willen het gebruik van antibiotica terugdringen.
Dan krijg je een steeds grotere afhankelijkheid van juist deze kleinere bedrijven
als het gaat om innovatie. Ik vind het goed om te zien dat het VK en Zweden experimenteren
met nieuwe manieren, bijvoorbeeld via een afnamegarantie, om te kijken of je de innovatie
op gang kunt houden. Volgens mij kun je dit ook alleen maar doen als je samenwerkt,
het liefst natuurlijk in EU-verband in dit geval. Ik denk dat hier ook de gecoördineerde
farmaceutische strategie van de Europese Commissie genoemd moet worden, waar ook een
aantal acties in zitten, evenals een Europese pilot om dit soort nieuwe verdienmodellen
te bekijken. We volgen dit dus met heel veel interesse, ook om te kijken wat wij er
eventueel van kunnen overnemen.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Het is goed om te horen dat de Minister het op de radar heeft. Wat het zo ingewikkeld
maakt, is dat het niet een heel makkelijk verdienmodel is voor farmaceuten. Als overheid
investeren we vaak in het voortraject en op een gegeven moment neemt de farmaceutische
industrie het over, om het even simpel te zeggen. Het probleem hier is dat dat niet
gebeurt. Daarom blijft de markt zo klein en zijn kleine bedrijfjes die dit opstarten,
uiteindelijk afhankelijk van landen als China. Volgens mij willen we dat allemaal
niet. We willen meer controle en grip daarop hebben. Zo begrijp ik ook het abonnementsmodel
van Engeland en Zweden. Zij zeggen: wij blijven betrokken bij de ontwikkeling, dus
we haken niet op een gegeven moment af in de verwachting dat de farmaceutische industrie
het helemaal van ons overneemt. Dit is één vorm van innovatieve financiering vanuit
de overheid, maar misschien zijn er nog wel andere. Denkt de Minister daar ook aan
als het gaat om de inzet vanuit Nederland? Willen wij ook op die manier betrokken
zijn bij de ontwikkeling van antibiotica?
Minister Van Ark:
Op dit moment volgen we het. Wij hebben natuurlijk een ander systeem. Wij kopen als
land niet zelf in. Het Verenigd Koninkrijk doet dat bijvoorbeeld wel. Maar het is
wel iets wat we volgen, want wij hebben ook last van de onderliggende problematiek.
Daarom kijken we wat er gebeurt. We kijken welke dingen we in Europa kunnen volgen
en waarop we mogelijk kunnen samenwerken. Dit is iets wat we met heel veel interesse
volgen, vanwege de onderliggende problematiek. Met het abonnementstarief heb je in
ieder geval een gegarandeerde afname, waarmee je de innovatie op gang kan houden.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik kan me voorstellen dat als wij een ander systeem hebben dan Engeland, we het niet
een-op-een kunnen kopiëren, maar ik denk dat het wel heel interessant is om heel actief
te kijken in Europa of er nog andere initiatieven zijn. Misschien zijn er wel te weinig
van zulk soort initiatieven en moeten we meer doen vanuit de Europese Unie. Ik zou
de Minister heel erg willen aanmoedigen om hier echt een prioriteit van te maken,
want het is geen hysterie om dit zo op de agenda te zetten. Het zou weleens een heel
grote bedreiging kunnen zijn en dat willen we voor zijn. Volgens mij zou het goed
zijn als wij het voortouw nemen als het gaat om nieuwe vormen van het financieren
van geneesmiddelen. Volgens mij heeft Nederland ook een beetje die reputatie in Europa.
Minister Van Ark:
Zeker. Dat kan ik ook echt aangeven in de richting van mevrouw Ellemeet. Antibiotica
en resistentievraagstukken zijn een grote prioriteit in Europa. Nederland speelt daar
ook echt een actieve rol in. Dat geldt overigens ook voor landen als het Verenigd
Koninkrijk en Zweden. We proberen samen met de Wereldgezondheidsorganisatie en de
Verenigde Naties te kijken naar landen elders in de wereld, waar nog allerlei vraagstukken
zijn op het gebied van landbouw en antibioticagebruik. Ik heb zo vaak de Engelse term
gebruikt dat ik die nu wilde gaan zeggen, maar dat doe ik maar niet. De antibioticaresistentie
werkt dan natuurlijk door. Heel veel onderwerpen hebben hiermee te maken en die hebben
echt topprioriteit voor Nederland en Europa. Ik probeer daar zelf ook het nodige aan
te doen. Dus ja, we volgen dit met heel veel interesse.
Voorzitter. Ik kom bij de vraag van mevrouw Ellemeet over maatschappelijk verantwoord
licentiëren. Zij stelt de vraag die vandaag al meer aan bod is geweest, namelijk:
hoe weet je dat je niet iets publiek gaat optuigen wat vervolgens privaat, en ook
nog buitenproportioneel, wordt gebruikt? Ik heb recent samen met de Staatssecretaris
van Economische Zaken de Kamer geïnformeerd dat we gaan starten met het FAST-initiatief.
Ook hierbij kijk ik naar een volgend kabinet voor de beschikbaarheidstelling van publieke
middelen. Dan kun je academische geneesmiddelenontwikkeling op gaan pakken en vanuit
een sterkere positie als kennisinstelling patenten licentiëren aan het bedrijfsleven.
Ik denk dat de toolkit voor maatschappelijk verantwoord licentiëren een goed startpunt
is om verder te bouwen en om te kijken hoe we garanties kunnen stellen. Dat is iets
wat je bij FAST verder kunt ontwikkelen. Dat heb ik volgens mij ook aangegeven in
het vorige debat. We moeten steeds kijken of de toolkit scherper moet. Dat was ook
de oproep van mevrouw Ellemeet en meneer Raemakers. Dit is zo'n moment waarop je kan
zeggen: als FAST gaat werken, kunnen we dan ook de toolkit verder aanscherpen?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
In de motie die ik samen met de heer Raemakers had ingediend, hadden we aan de Minister
gevraagd om regie te nemen in het gesprek met de NFU. Kan ze daar misschien nog iets
over zeggen, bijvoorbeeld over hoe het daarmee staat?
Minister Van Ark:
Ik moet even op mijn geheugen koersen, dus even uit mijn hoofd: dat gesprek is gevoerd
en daar is ook iets over aangegeven in de stand-van-zakenbrief. Maar ik moet u eerlijk
bekennen dat ik door alle vragen niet helemaal scherp heb wat ik hier precies over
heb gezegd. Ik kan daar in de tweede termijn nog even op terugkomen.
Voorzitter. Ik kom bij mevrouw Paulusma. Ook zij vroeg naar het Geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Ik heb daar ook al antwoord op gegeven aan andere fracties. Het is van belang om te
vermelden dat er, naast een herberekening, een alternatief vangnet voor patiënten
wordt voorbereid. Maar dat is echt aan een nieuw kabinet.
Ook mevrouw Paulusma refereerde aan de inbreng van de huisartsen. Zij zei dat er binnen
de beroepsrichtlijnen eigenlijk al rekening wordt gehouden met de kosten en de gelijkwaardigheid
van geneesmiddelen. Ik denk dat mevrouw Ellemeet daar ook op doelde. Dat is aan een
nieuw kabinet, gezien de context, zoals ik al aangaf. Doelmatig voorschrijven is natuurlijk
van groot belang. Ook artsen houden er rekening mee welke therapeutische groep ze
wanneer inzetten. Ze starten bijvoorbeeld bij hoge bloeddruk met het ene type en pas
als dat niet werkt, starten ze met het volgende. Ik denk dat mevrouw Paulusma dat
beter weet vanuit haar professie en achtergrond dan ik. Ik vind het dus heel positief
dat dat richtlijnen zijn die gaan over doelmatigheid en passende zorg. Maar je ziet
ook, juist binnen de therapeutische groepen, prijsverschillen tussen de producten.
Dat is iets waar mevrouw Paulusma ook op doelde. Artsen kunnen daar binnen hun richtlijn
weinig aan doen, maar daar kan je nou juist op sturen met het geneesmiddelenvergoedingssysteem,
waarbij we herberekenen op targets om de prijzen van deze relatief dure geneesmiddelen
te matigen. De beroepsrichtlijnen en het GVS vullen elkaar daarin aan, zou ik willen
zeggen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank voor deze reactie. Ik dacht dat u in uw beantwoording het jaar zou gaan noemen
waarin de herijking voor het laatst had plaatsgevonden. Dat was namelijk in 1994.
Het zou dus goed zijn als we hier vaart mee maken.
Minister Van Ark:
Eens. Ik ben altijd zo bang om de Kamer verkeerd te informeren. Dus als ik twijfel
over een jaartal, noem ik het liever niet. Maar het was 1994, zeg ik in de richting
van mevrouw Paulusma. Dat was ook precies waarom de urgentie enorm werd gevoeld. Maar
zoals ik ook al zei in antwoord op mevrouw Ellemeet: dit kan je niet doen zonder draagvlak.
Het was echt massief. Dat is terecht hoor, want de bureaucratie die hiermee naar verwachting
gepaard zou gaan, was echt heel groot. We zullen dus echt nog onze creativiteit aan
moeten boren.
Mevrouw Paulusma vroeg naar pay for performance. Dat kan al binnen de huidige financiële
arrangementen, maar het is wel lastig om het erover eens te worden wat de uitkomst
moet zijn waar je op stuurt. Daarmee is het wel gewoon heel interessant, maar complex
in de uitwerking. Terecht wijst zij op de duur van een behandeling, die ook van belang
kan zijn bij vergoedingsadviezen. Een bekend voorbeeld zijn de slaapmiddelen. Die
zou je namelijk alleen kortdurend moeten gebruiken. Het Zorginstituut heeft daarom
bepaald dat slaaptabletten alleen vergoed worden voor specifieke toepassingen, bijvoorbeeld
voor epilepsie of ernstige psychiatrische indicaties, en niet voor regulier gebruik
als slaapmiddel. In die zin houdt het Zorginstituut hier al rekening mee.
Dan de vraag over gender in geneesmiddelenonderzoek. Mevrouw Tellegen vroeg daar ook
naar. Laat ik vooropstellen dat ik het ontzettend belangrijk vind om genderverschillen
te betrekken bij geneesmiddelenonderzoek. In de beantwoording van de vragen is het
niet zozeer dat het niet belangrijk is, maar dat er al heel veel gebeurt. Ik zou dat
hier ook graag willen benadrukken. Als je kijkt naar de richtlijnen voor geneesmiddelenonderzoek
en de geneesmiddelenbeoordeling, dan zie je dat daar al het uitgangspunt in staat
dat de studiepopulatie zo veel mogelijk moet lijken op de doelgroep, en dat de effecten
van geneesmiddelen in relevante subgroepen, waaronder sekse, moeten worden onderzocht
en geëvalueerd. Er worden ook analyses uitgevoerd in de subgroepen om te kijken of
er substantiële verschillen zijn tussen de seksen. Ik zie geen aanleiding om het te
verscherpen. Dat is niet omdat het niet nodig is, maar omdat er al best wel veel is.
Kijk naar de coronavaccins. Dat was ook een moment waarop bij mij de wenkbrauwen even
omhooggingen. Je zag dat de man-vrouwverhouding in de studies nagenoeg gelijk is.
Dat betekent dat je de verschillen in effecten en bijwerkingen kon analyseren. Maar
dat was niet mogelijk voor extreem zeldzame bijwerkingen, zoals bij het AstraZenecavaccin.
Als je dit soort extreem zeldzame bijwerkingen in klinische studies wilt vinden, dan
moet je extreem omvangrijke klinische studies doen. Dat was praktisch gezien niet
haalbaar. Wel is het zo dat je voor dat soort bijwerkingen juist achteraf toezicht
moet hebben, zoals dat nu ook plaatsvindt. Daarmee is dat ontzettend belangrijk.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken, wilde u een vraag stellen?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, doe maar eerst mevrouw Ellemeet en dan sluit ik aan op dit blokje.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, bedoelt u.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, sorry, mevrouw Paulusma.
De voorzitter:
Als u een vraag heeft, mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, dank u, voorzitter. Ik heb het net zo warm als de collega, denk ik. Even om iets
recht te zetten. Op Twitter gaat er namelijk ook al een discussie over rond. Ik vroeg
niet specifiek naar het verschil in bijwerkingen ten aanzien van AstraZeneca. Ik noemde
dat als voorbeeld en vroeg meer in het algemeen aandacht voor de verschillen in bijwerkingen.
Die zijn er namelijk nog steeds. Ik zie dat er al een heleboel wel gebeurt, maar ik
mis ook nog wel een aantal grote stappen daarin.
Minister Van Ark:
Ik vond het echt een hele goede vraag, want het is nogal opvallend dat het vooral
vrouwen waren. In die zin is de vraag heel terecht, denk ik. Ik hoop aan te geven
dat er al heel veel in de richtlijnen zit. Ik sta er altijd voor open als er meer
nodig is. Maar zo is het in dit specifieke geval gegaan, gegeven de studie, de opzet
en het feit dat het echt extreem zeldzame bijwerkingen waren.
Ik wil nog even naar het amendement waar mevrouw Paulusma naar vroeg. Dat is een breed
gesteund amendement. Dat is belangrijk en onderstreept het belang van gender en gezondheid.
We hebben inderdaad gesprekken met ZonMw en OCW. Indertijd was OCW de opdrachtgever
van de kennisagenda Gender en Gezondheid. Die gesprekken lopen nog. De middelen zullen
we zo veel mogelijk dit jaar inzetten, maar we willen er wel voor zorgen dat we ze
ook naar volgend jaar door kunnen zetten als dat nodig is. Waar heeft dat mee te maken?
Het programma is vooral bedoeld voor het veld. Dat moet ermee aan de slag kunnen.
De evaluatie van het programma is openbaar beschikbaar op de website. Ik kan de link
uiteraard delen met de Kamer.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het is meer een geheugensteuntje: we hebben nog een initiatiefnota liggen over gendersensitieve
zorg. Het zou wel fijn zijn als die op korte termijn komt. Dit is daar een onderdeel
van.
Minister Van Ark:
Daar zal ik naar uitkijken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Ark:
Dan de vraag van mevrouw Paulusma over SHINE. SHINE heeft aangegeven – dat vind ik
echt superpositief nieuws – dat zij zich in Nederland willen vestigen, in Groningen,
in de gemeente Veendam. Ik denk dat echt iedereen daar heel erg blij mee is. Ik ben
ook blij dat zij een belangrijke bijdrage gaan leveren, wat mij betreft samen met
PALLAS, aan de leveringszekerheid, de voorzieningszekerheid van medische isotopen.
Ik ben samen met SHINE in gesprek met de NOM, de Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij
voor Noord-Nederland, over het mogelijk verstrekken van een lening om activiteiten
mogelijk te maken. Ik heb heel veel gesprekken daarover gevoerd. Ik heb in alle gesprekken,
ook in die met SHINE, aangegeven dat ik het gelijk speelveld van groot belang vind,
niet alleen omdat wij daar regelgeving voor hebben – denk aan staatssteunregels et
cetera – maar ook omdat ik het intrinsiek heel erg van belang vind.
Mevrouw Paulusma (D66):
Nog even ter verduidelijking voor mijzelf. U bent in gesprek en u beaamt het belang
van een gelijk speelveld. Liggen er dan ook scenario's klaar waarop beide – of wellicht
een derde; dat weet ik niet – naast elkaar zouden kunnen functioneren? Dat was de
vraag.
Minister Van Ark:
Als je kijkt naar PALLAS en de discussie daar, dan gaat het over medische isotopen
en de toekomst daarvan. Maar de technologie van SHINE is natuurlijk een andere. De
range van producten die zij op kunnen leveren, is ook weer een andere. Wat mij betreft
is het dus niet of-of, maar aanvullend. Ze kunnen elkaar enorm versterken. Ik denk
dat het voor Nederland echt super is dat we beide organisaties hier hebben, omdat
het nieuwe kennis aan zal trekken. Maar dan is het wel van belang ... Ik snapte heel
goed dat SHINE daarover in gesprek wilde. SHINE zei: wij willen wel een gelijk speelveld
wat betreft de gesprekken die de overheid voert met PALLAS. Dat vind ik buitengewoon
belangrijk. Daarom heb ik dat in elk gesprek benadrukt.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen van mevrouw Maeijer. Ik ben het overigens enorm met
haar eens. Ik weet nog heel goed dat ik, toen ik een jaar geleden aan dit onderwerp
begon, ook even verstrikt raakte in alle technieken en procedures. Dat geef ik ook
altijd aan in de gesprekken die ik voer. Er zit heel veel techniek achter. Wij ontsluiten
die kennis graag voor eenieder, naar behoefte en zonder politieke bemoeienis. Ik zeg
dat hier nog maar een keer tegen de Kamer. Dat doen wij graag. Ik kan u verzekeren
dat ik daar zelf ook heel veel gebruik van heb gemaakt en dat ik dat nog steeds doe.
Dan de lijst «Wisselen ongewenst». Ik kan aangeven dat de zorgpartijen op dit moment
in gesprek zijn over het maken van bestuurlijke afspraken. Het is echt van belang
dat er veilig en verantwoord gewisseld kan worden, maar ook dat er maatwerk wordt
geboden aan patiënten die dat nodig hebben. De zorgpartijen zijn daarover in overleg.
Ik zou dat overleg graag afwachten. Ik verwacht dat zij dit najaar tot een afronding
komen en dan kan ik de Kamer daarover informeren.
De vragen over het W.A.I.T.-onderzoek heb ik beantwoord, behalve de vraag naar de
oorzaak van een vertraging. Dat kunnen verschillende oorzaken zijn. Soms kan een fabrikant
een product niet in Nederland op de markt brengen, omdat het vergelijkbaar is met
andere producten die al beschikbaar zijn in Nederland. Het kan ook zijn dat er een
negatieve beoordeling ligt door de beroepsgroep, dat behandelaren er negatief over
zijn of – dat is heel praktisch – dat een product net over de jaargrens heen in de
vergoeding wordt opgenomen of door de fabrikant wordt aangeboden. Als je een middel
in Nederland niet in 2019 maar in januari 2020 vergoedt, dan valt het net buiten de
scope van het onderzoek.
Dan de vraag over de betaalbaarheid van dure geneesmiddelen.
De voorzitter:
Mevrouw Maeijer heeft nog een vraag over het vorige punt.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank voor het aanbod om de kennis wat op te vijzelen. Dat kan volgens mij nooit kwaad.
Ik had nog een vraag over het W.A.I.T.-onderzoek. Kan de Minister op het gebied van
oncologie, de kankermedicijnen, specifiek aangeven welke vier medicijnen in Nederland
nog niet beschikbaar zijn? Bent u bekend met welke vier dat zijn? En wat zijn de specifieke
redenen dat die hier nog niet beschikbaar zijn?
Minister Van Ark:
Overigens zei ik dat niet specifiek tegen mevrouw Maeijer. Die indruk wil ik graag
wegnemen. Ik bood dat meer in algemene zin aan. Het was een breed aanbod.
Op deze vraag zou ik graag schriftelijk even terug willen komen, want die is echt
heel specifiek. Als mevrouw Maeijer het goed vindt, dan doe ik dat graag schriftelijk.
Dan kom ik bij het voorstel van de NVZ. Die zegt: zullen we een apart kader maken
voor dure geneesmiddelen? Ik ben me bewust van mijn demissionaire status, dus het
kan allemaal weer anders worden in de toekomst. Maar ik zou daar geen voorstander
van zijn, omdat die uitgaven onder het financiële kader voor medisch-specialistische
zorg vallen. Daarmee vallen ze ook onder het hoofdlijnenakkoord en daarover hebben
we natuurlijk afspraken gemaakt. Ik zou die niet tussentijds willen aanpassen. In
dat akkoord hebben we wel een aantal acties uitgezet om de groei van uitgaven aan
geneesmiddelen te beteugelen. Ik noem bijvoorbeeld het verbeteren van de gezamenlijke
inkoop en het inzetten op gepast gebruik van geneesmiddelen. Als je een apart kader
neerzet, dan zou je ook weleens een andere financiële prikkel kunnen neerzetten en
dat lijkt mij een ongewenste richting.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Mag ik?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Sorry. Ik dacht dat u «mevrouw Maeijer» zei, dus ik was even in verwarring. Ik wil
daar graag nog even op aanhaken. Ik ben het helemaal eens met de Minister dat er geen
apart kader voor die geneesmiddelen moet komen. In mijn inbreng zei ik dat 85% van
de geneesmiddelen goed is voor 15% van de kosten. Oftewel: die andere 15% is goed
voor 85% van de kosten. Als je het in een apart kader gaat zetten, dan zie ik de prijs
nog verder stijgen. We hebben als CDA eerder een voorstel gedaan. We hebben een motie
ingediend, die ook aangenomen is, waarin we zeggen dat er bij de toelating van geneesmiddelen
meer eisen gesteld moeten worden aan de werking in de praktijk. In de stukken zit
een brief van het Zorginstituut, waarin wordt gezegd: we gaan kijken of we in het
algemeen meer eisen moeten stellen voordat iets in het basispakket kan komen. Maar
dat geldt in het algemeen, voor het hele pakket. Ik vroeg me af of de Minister, misschien
in tweede termijn, kan aangeven hoe het met de uitwerking van die motie staat, ook
in relatie tot de discussie over het feit dat wij deze kosten alleen maar zien toenemen.
Ik heb eerder aangegeven dat een concept als value-based pricing voor ons gewoon een
ordinaire discounted cash flow-methode is. Ik wil graag dat daar nog een reflectie
op komt.
Minister Van Ark:
Dat zal ik in tweede termijn doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Ark:
Ik had nog een aantal andere vragen. Allereerst over Kaftrio. We zien inderdaad in
een aantal Europese landen dat Kaftrio reeds vergoed wordt; dat gebeurt niet in alle
Europese landen. In een deel van de landen zijn voor markttoelating al prijsafspraken
gemaakt met de fabrikant over alle middelen voor taaislijmziekte van deze fabrikant.
In andere landen wordt een geneesmiddel vanaf het moment van de Europese marktregistratie
automatisch vergoed; prijsonderhandelingen volgen dan daarna. Dat is ook de reden
waarom Kaftrio in sommige landen al vergoed wordt. Binnen het gremium België, Luxemburg
en Nederland werken we samen op het gebied van de vergoeding van geneesmiddelen en
spreken we ook over de middelen voor taaislijmziekte.
Dan de beschikbaarheid ervan voor patiënten tijdens de onderhandeling. Ik moet u eerlijk
zeggen dat ik het altijd een van de moeilijkste besluiten vind om te nemen, omdat
ik ook veel brieven, berichten, krijg – u krijgt die denk ik ook – van mensen die
gewoon ontzettend zitten te wachten op dergelijke medicijnen. Ik moet u zeggen dat
ik dit altijd enorm heftige beslissingen vind; zo voel ik dat echt. Als we die prijsafspraken
gaan maken, die superlegitiem zijn – we hebben hier ook de discussie met elkaar over
het belang van geneesmiddelen, maar ook over de hoge prijs die soms wordt gevraagd
– vragen we fabrikanten dan ook om dit medicijn, dit geneesmiddel, tijdens de onderhandelingen
gratis beschikbaar te stellen voor de patiënten die niet kunnen wachten. Ik hecht
eraan om te zeggen dat dat regelmatig gebeurt, maar dat die verantwoordelijkheid echt
bij de fabrikant ligt. Dat ligt dus niet aan de afspraken die wij maken om hen tot
een redelijke prijs te bewegen; dat besluit ligt echt bij hen. In het geval van Kaftrio
stelt de fabrikant dit voor ernstig zieke patiënten momenteel beschikbaar. Wij hebben
natuurlijk gezegd: stel dat voor alle patiënten beschikbaar; wij zouden dan ook bereid
zijn om de kosten voor die beschikbaarheidsstelling mee te wegen in de onderhandelingen
die er vervolgens zijn. Ik heb hierop nog geen reactie gekregen van de fabrikant.
Ik wacht die reactie af, maar in de tussentijd dringen wij wel steeds aan op een reactie.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Een korte vervolgvraag: op welke termijn verwacht u dan een reactie? Heeft u daar
enig beeld van?
Minister Van Ark:
Enkele weken.
Voorzitter. Dan de doorlooptijd. Daar vroeg mevrouw Maeijer ook naar: kunnen we dat
niet sneller doen? Ik denk dat dat een heel belangrijk streven is, dat we met elkaar
delen. We zijn ook in gesprek met het Zorginstituut. Ik noemde al de mogelijkheid
om dingen parallel te doen of om de beroepsgroepen alvast te wijzen op een mogelijke
beoordeling door het Zorginstituut, zodat zij zich kunnen voorbereiden. Tegelijkertijd
denk ik wel dat we realistisch moeten zijn: we kunnen echt nog wel wat verkorten,
maar er zullen altijd wel doorlooptijden zijn, omdat je gewoon tijd nodig hebt om
een middel goed te kunnen beoordelen. En ook hiervoor geldt dat de fabrikant er invloed
op heeft, want juist door de hoge prijs komt zo'n medicijn, zo'n geneesmiddel, in
die sluis terecht. Zoals ik al zei, roepen we hen er dan ook toe op om het beschikbaar
te stellen aan patiënten tijdens die sluisperiode. Gelukkig gebeurt dat ook geregeld.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik begrijp wat u zegt, maar ik heb toch nog een vraag over de beschikbaarheid van
die nieuwe, innovatieve geneesmiddelen. Die blijven zo'n beetje 100 dagen, zeg maar
drie maanden, langer in de sluis zitten dan bijvoorbeeld in Duitsland. Wat is dan
het verschil met hoe wij dat regelen ten opzichte van ons buurland? Want daar kan
het kennelijk wel sneller. En drie maanden kan een zaak van leven en dood zijn, bijvoorbeeld
als het gaat om een nieuw kankermedicijn.
Minister Van Ark:
Ja, dat klopt. De oorzaken kunnen echt verschillend zijn. Daarom proberen we ook samen
op te trekken met andere landen in Europa die hier een goed trackrecord op hebben.
Duitsland betaalt bijvoorbeeld het eerste jaar de prijs die op de lijst staat. Wij
zeggen: we vinden het helemaal niet erg om een prijs te betalen, maar het moet wel
een normale prijs zijn, want je kan niet over de rug van patiënten enorme bedragen
gaan vragen. Daarom doen we dit. Maar alles is erop gericht om die tijd zo kort mogelijk
te laten zijn.
Tot slot, voorzitter. Mevrouw Maeijer zegt dat er een impasse is rond de taperingstrips.
Ze heeft in ieder geval gelijk dat het al een hele tijd duurt. Ik vind het belangrijk
dat patiënten op een veilige en verantwoorde manier hun antidepressiva kunnen afbouwen.
Gelukkig lukt dat de meeste patiënten ook met de beschikbare sterktes. We hebben gewoon
maar heel weinig onderzoek naar de beste wijze van afbouwen. Wij doen niet in ons
eentje aan het trekken van conclusies; dat doen huisartsen, patiënten, apothekers
en psychiaters gezamenlijk in een gezamenlijk multidisciplinair document. Zij geven
hierbij ook echt als experts aan dat aanvullend onderzoek nodig is. Dat betekent dat
nut en noodzaak van de taperingstrips niet bewezen zijn en dan kom ik bij de conclusie
dat je zonder bewijs geen behandelingen opneemt in het basispakket, dus ook geen taperingstrips.
Wat ik wel heb begrepen – ook daar zijn in de Kamer natuurlijk al vaker vragen over
gesteld – is dat partijen met elkaar in gesprek gaan over de vergoeding van de magistrale
bereiding van afbouwmedicatie. Ik heb begrepen dat zorgverzekeraars bereid zijn om
met behandelaren in gesprek te gaan. Dat vind ik in ieder geval een hele positieve
ontwikkeling.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen van mevrouw Kuiken. Zij vroeg mij om een schriftelijke
reactie op het opiniestuk van de NZa. De NZa zou een onderzoek uitvoeren, maar dat
is uiteindelijk een opiniestuk geworden. Ik had eigenlijk wel graag een onderbouwd
onderzoek gezien, omdat je natuurlijk ook uitspraken wilt staven en ook omdat je een
handelingsperspectief wilt. Maar ik zie wel dat er hele waardevolle zaken in dat opiniestuk
staan. Die hebben we overigens niet van de ene op de andere dag opgelost. Mijn handelingsperspectief
is dat ik hierover met de NZa in gesprek wil. Maar ook met de andere leden van het
Landelijk Overleg Dure Geneesmiddelen is een overleg ingepland aan het eind van deze
maand. Mevrouw Kuiken refereerde aan samenwerking tussen verschillende partijen. Ik
zal die suggestie meenemen.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
En dan ...
De voorzitter:
... mag mevrouw Kuiken. Natuurlijk.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat lijkt mij heel goed. Even los van de kwalificaties van het stuk, geven ze heel
duidelijk aan dat ze gewoon een herbezinning op de rolverdeling in de keten willen.
En dat zeggen eigenlijk de belangrijkste spelers zelf. Dan is het ook goed en waardevol
om te verkennen of ze dat echt serieus nemen, hoe ze dat vorm zouden willen geven
en wat dat dan uiteindelijk kan betekenen in de zoektocht die we met elkaar hebben.
Dus ik zou daar graag een terugkoppeling van willen hebben op het moment dat het ook
concreet wat oplevert.
Minister Van Ark:
Ik denk dat het goed is om hier even aan te geven dat datgene wat hieruit volgt, echt
wel aan een volgend kabinet is. Ik ga dus even op zoek naar een manier om wel wat
te laten weten, maar heel eerlijk: ik vind een demissionaire status niet passend voor
concrete acties.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nou ja, dan is het ook aan ons om daar richting aan te geven. Maar wat er wel gedeeld
of teruggekoppeld kan worden of denklijnen, dat zou wel heel prettig zijn. Dat helpt
ons allemaal.
Minister Van Ark:
Dat zal ik doen.
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Kuiken over het stellen van randvoorwaarden bij
pakkettoelating. Dat verkennen we inderdaad op dit moment met het Zorginstituut. We
verkennen welke mogelijkheden er zijn voor bijvoorbeeld een vervolgonderzoek gepast
gebruik. Ik denk dat het belangrijk is om meer maatwerk toe te kunnen passen, omdat
je de vaak dure, nieuwe middelen betaalbaar en verantwoord toe moet kunnen laten en
je ook wilt dat ze doelmatig en effectief worden toegepast. Dat is een verkenning
die we nu al doen. Dat kan wel in een periode als die waarin we nu verkeren. Maar
als er besluitvorming plaatsvindt, dan geldt dat dat aan een nieuw kabinet is. Maar
de verkenning doen we al wel.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Een verhelderende vraag: wanneer krijgen we een terugkoppeling van de uitkomsten van
die verkenning?
Minister Van Ark:
Dat laat ik zo weten. Dat moeten we even uitzoeken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat is goed.
Minister Van Ark:
Dan was er een follow-up van mevrouw Kuiken van het pleidooi van mevrouw Ploumen in
het vorige AO voor het aansluiten van de TTP bij de prijsonderhandelingen. Ik heb
daar al het een en ander over gezegd in de voortgangsbrief financiële arrangementen.
We zijn het eens over het belang van transparantie over de onderhandelresultaten.
Om tegemoet te komen aan die wens om meer transparantie, wil ik in ieder geval de
exercitie die de Algemene Rekenkamer heeft uitgevoerd, zelf herhalen in de voortgangsbrief
van 2021. Ik wil bijvoorbeeld laten zien bij hoeveel producten de door het Zorginstituut
geadviseerde kosteneffectieve prijzen zijn behaald. Dat zou een invulling daarvan
kunnen zijn. Ik denk wel dat ik daardoor meer inzicht zou kunnen geven in de uitkomsten
van de onderhandelingen. Dat zou voor mij te prefereren zijn boven een TTP bij de
onderhandelingen.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Hierna ben ik klaar, hoor. Ik snap het, maar zelfs de Algemene Rekenkamer zelf is
kritisch. Wat is dan het moment dat je zegt: het levert voldoende op of het levert
onvoldoende op?
Minister Van Ark:
Dat is uiteindelijk een weging die we gezamenlijk moeten maken, omdat het gaat over
transparantie en de weg daarnaartoe. Ik stuur in ieder geval die voortgangsbrief over
2021.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
...
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken, u praat echt de hele tijd voordat u het woord krijgt.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, sorry. Excuus. Ik vroeg: wanneer komt die? Waarom stel ik allemaal van dit soort
onnozele procesvragen? Omdat het voor mij de eerste ronde is. Op een gegeven moment
weet je dat soort dingen. Excuus.
Minister Van Ark:
Ik moest het ook opzoeken. Ik kom er in september op terug.
Dan de vraag van mevrouw Kuiken over de uitwerking van de voorraden. Ik verwijs naar
de Kamerbrief uit april. Daarin wordt ook aangegeven dat we willen aansluiten bij
de aanpak in Europese landen. Ik heb ook aangegeven dat de Europese inventarisatie
op dit moment plaatsvindt. Ik zie wel dat de plannen om geharmoniseerd voorraden aan
te leggen op Europees niveau nog niet heel concreet zijn. Ik verwacht dat er na de
zomer voorstellen komen, waarbij er ook nog onderhandelingen en een implementatietermijn
zijn. Dat betekent dus dat het traject best nog even kan duren. Ik zie mevrouw Van
den Berg al denken: wat doen we dan als Nederland? Dat betekent dat we als Nederland
zelf ook kijken wat er mogelijk is. Daar kom ik graag in oktober op terug in de voortgangsbrief
over de ijzeren voorraad.
Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Tellegen. We hadden het net al over de ijzeren
voorraad. We houden dus rekening met die Europese ontwikkelingen en we kijken ook
hoe andere landen dat doen, ook ten aanzien van het maatwerk. Je kan niet volledig
maatwerk bieden per productgroep, maar er zijn wel bepaalde geneesmiddelen waarbij
dat wel moet. Denk bijvoorbeeld aan producten die zeer kort houdbaar zijn, en waar
je dus extra aandacht voor moet hebben in de uitwerking. In de pilot die gaande is,
zijn daarom ook verschillende soorten producten opgenomen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik hoorde de Minister al eerder spreken over de ijzeren voorraad, ook in antwoord
op vragen van mijn collega's. De Minister zegt dat er van alles gebeurt in Europa,
maar dat het niet snel genoeg gaat, dat het nog even duurt en dat we dus ook gaan
bekijken wat we hier in Nederland al kunnen doen. Dat is allemaal mooi. Daarover worden
we dan in het najaar verder geïnformeerd. Maar mijn vraag is dan hoe dat leveren van
maatwerk, die differentiatie, verder plaatsvindt. Als er pilots lopen, kunnen we daar
dan in het najaar ook meer informatie over krijgen? Ik denk dat het echt heel belangrijk
is dat we doen wat nodig is, precies om de redenen die de Minister zelf ook aangeeft.
Minister Van Ark:
Ja, dat kan. Overigens ligt er natuurlijk ook nog een schriftelijk verslag van de
Kamer. Ik werk nu aan de antwoorden en ik hoop die op korte termijn aan de Kamer te
sturen. Daarbij moet ik overigens wel aangeven dat er een aantal dingen zijn die we
in de tijd moeten zien. Dat gaf ik ook aan over het Europees traject, dat wij wellicht
sneller zouden willen zien gaan. Een deel van de antwoorden moet u daarom in het licht
van dat proces zien. Maar het antwoord op de vraag van mevrouw Tellegen is ja.
Dat geldt ook voor de vraag over de grondoorzaken van tekorten, de tekorten aan grondstoffen.
Het is echt superbelangrijk om dat in beeld te hebben. We willen dat natuurlijk het
liefst zo datagedreven mogelijk doen. Dat zit ook in het onderzoek dat deze zomer
wordt verwacht, en dat ik met de Kamer zal delen. Ik hoop dat we er dan ook concreter
over kunnen zijn wat die geconstateerde grondoorzaken zijn en wat we nationaal en
in Europa kunnen doen.
Mevrouw Tellegen vroeg ook naar de redenen voor het van de markt halen van generieke
geneesmiddelen. Ik heb daar al eerder in een antwoord wat over gezegd. Er kunnen daarvoor
verschillende redenen zijn. Ik refereer daarbij aan de survey naar een aantal fabrikanten
die in 2020 hun product uit de handel hebben gehaald, waar ik al eerder over sprak.
In die survey onderzoeken we, aan onderkant van de geneesmiddelenmarkt, welke producten
kwetsbaar zijn. Zoals ik ook al eerder heb gezegd, verschijnen de resultaten van dat
onderzoek in oktober. Die zal ik delen met de Kamer.
Dan de vragen over de uitkomstbekostiging. Ik geloof dat mevrouw Paulusma daar ook
naar vroeg. Kunnen we daarmee verder? Zoals ik al heb gezegd, is het soms best lastig
om het met elkaar eens te worden over de vraag welke uitkomsten je dan wil. Maar dit
kan wel degelijk een rol spelen bij verantwoorde pakkettoelating, zeker als een uitspraak
over effectiviteit op groepsniveau niet mogelijk is, maar een individuele patiënt
er wel degelijk baat bij kan hebben. Het Zorginstituut onderzoekt dit verder in zijn
traject toekomstbestendig pakketbeheer geneesmiddelen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Op het gevaar af dat ik te weinig achtergrondkennis heb om precies de juiste vraag
te stellen, maar ik hoorde iets over de grotere systeemvraag. Daar hebben we niet
direct een antwoord op. Maar mijn zorg zit ’m erin dat de patiënten straks uiteindelijk
niet weten hoe het zit als het om hun eigen bijdrage en die maximering gaat. Wanneer
kan de Minister daar iets meer over zeggen? Dat gaat anders gewoon per 2022 verkeerd.
Ik zou graag willen weten hoe dat pad verder afgelopen wordt, even los van de discussie
over de herziening van het vergoedingensysteem.
Minister Van Ark:
Als het gaat om pay for performance bij geneesmiddelen, dan praten we over een bekostigingssystematiek.
Omdat mevrouw Tellegen vroeg naar deze zomer, dacht ik dat zij wellicht vroeg naar
de maximering van de eigen bijdrage, maar misschien ben ik abuis.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Die twee dingen lopen nu door elkaar. Ik heb één vraag gesteld over zekerstelling
van de eigen bijdrage per 2022, maar ik begrijp dat ik voor een aantal elementen misschien
niet helemaal weet wat de laatste stand van zaken is. Maar mijn vraag was: hoe gaan
we verder als blijkt dat de formatie nog langer op zich laat wachten? Dan zou je dat
namelijk graag zeker willen stellen. En de andere vraag zag inderdaad op de motie-Veldman,
over pay for performance.
Minister Van Ark:
De pay for performance is een bekostigingsvraagstuk. Dat is met name van belang voor
de zorg die geleverd wordt. Het is bij uitstek een instrument om uitgaven te beperken,
omdat je alleen betaalt voor datgene wat van toegevoegde waarde is, van daadwerkelijke
waarde is, voor de patiënt. Daarvan hebben we met z'n allen geconstateerd dat het
buitengewoon interessant is. Het gaat ook echt over toegevoegde waarde, wat we allemaal
willen. Maar dat kan al binnen de huidige financiële arrangementen. Alleen, en dan
kom ik weer op het verhaal dat ik met mevrouw Paulusma deelde: wat is dan een uitkomst?
Het moet een rol gaan spelen in pakkettoelating, maar dat is nu nog lastig op groepsniveau.
Maar juist voor individuele patiënten kan het wel. Het is nu aan het Zorginstituut
om te kijken hoe dat hiermee omgaat. Het Zorginstituut heeft dit op het netvlies.
De maximering van de eigen bijdrage is nu inderdaad gemaximeerd op € 250 per persoon
per jaar. Dat loopt aan het eind van het jaar af. De besluitvorming daarover is in
principe aan een nieuw kabinet, maar als er geen tussenkomst is, dan is er na dit
jaar geen maximering. Dat betekent echt dat voor heel veel mensen – de zorgen daarover
werden hier terecht genoemd – de bijdragen weer onbegrensd zijn. Ik kan daarvoor een
ministeriële regeling maken, maar dan zou ik graag willen weten hoe de Kamer daarnaar
kijkt, want dit is niet iets wat ik zomaar even kan doen. Dan zou ik dus aan de Kamer
willen vragen – alle fracties hebben daarnaar gevraagd – of zij daar onderling over
kan spreken. Dat is voor mij wel van belang. Dan zal ik bezien of ik dat kan doen.
Maar u hoort mij ook met enige terughoudendheid spreken. Ik ben mij namelijk zeer
bewust van mijn status, maar ik ben mij ook zeer bewust van de breedte van de vragen
uit de Kamer.
De voorzitter:
Wilde u nog een vraag stellen, mevrouw Tellegen? Nee? O, ik dacht dat ik u even naar
voren zag reiken.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik zie dat de Minister de Kamer met huiswerk op pad stuurt, dus dat gaan we dan doen.
De voorzitter:
Oké. Helemaal goed.
Minister Van Ark:
Meestal krijg ik dat huiswerk dan ook weer terug.
De vraag over het beoordelingskader van het Zorginstituut heb ik volgens mij al beantwoord.
Er komt volgend jaar een actualisatie. Daar worden alle relevante stakeholders en
zeker ook de patiëntenorganisaties – daar vroeg mevrouw Tellegen naar – voor uitgenodigd.
Dan het verantwoord wisselen. De partijen zijn onlangs opnieuw gesprekken gestart
over de afspraken die zij kunnen maken over veilig en verantwoord wisselen. Dat zijn
werkafspraken over hoe ze omgaan met de risicovolle middelen op de CBG-lijst. Die
moeten echt onderdeel gaan uitmaken van de bestuurlijke afspraken. Ook buigen zij
zich gezamenlijk over de uitgangspunten die zij gezamenlijk willen nemen, de implementatie,
de monitoring en de communicatie van de bestuurlijke afspraken. Tot het moment waarop
die werkafspraken er liggen, is de bedoeling van de lijst dat die betrokkenen alert
maakt op de risico's bij het wisselen van geneesmiddelen. De eerlijkheid gebiedt te
zeggen – dat was ook het geval in het bestuurlijk traject in 2019 – dat het CBG veel
verdeeldheid heeft ervaren. De belangen liggen ver uiteen. Daarom zal het CBG de lijst
elke keer herzien en aanpassen aan de hand van nieuwe inzichten. Dat is ook het moment
waarop je allerlei ervaringen die zijn opgedaan met de lijst, in praktijk kan brengen.
De vraag van mevrouw Tellegen over verspilling en het mooie voorbeeld van het Elisabeth-TweeSteden
Ziekenhuis heb ik al beantwoord.
Mevrouw Tellegen brak een lans voor het maatschappelijk verantwoord licentiëren. Ik
weet zeker dat zij daar brede weerklank voor vindt in deze commissie. Ook hier heb
ik graag gezegd dat ik mij daar samen met OCW voor in wil blijven zetten. Nederlandse
universiteiten hebben aangegeven de toolkit te gebruiken. Zij gaan over het gebruik
daarvan rapporteren in hun jaarverslag. We evalueren – dat zeg ik ook in de richting
van GroenLinks – het gebruik van de toolkit in 2022. Misschien even, heet van de naald,
het laatste nieuws: het onderwerp maatschappelijk verantwoord licentiëren staat nu
ook voor het eerst op de EU-agenda, zeg ik in de richting van mevrouw Ellemeet. Gisteren
zijn alle lidstaten akkoord gegaan met de Raadsconclusies over duurzame, eerlijke
en universele toegang tot geneesmiddelen, met ook een passage over licentiëren. Ik
denk dat dat een eerste stap is die kan leiden tot een gelijk speelveld. Het is belangrijk
dat private partijen in de Europese Unie met vergelijkbare voorwaarden te maken krijgen
als zij een licentie willen op een patent van een publieke kennisinstelling.
Mevrouw Tellegen vroeg naar de voorzieningszekerheid van medische isotopen. Zeker,
dat zeg ik heel graag toe. Ik denk echt dat het cruciaal is dat we dit in Europees
verband samen doen, dat we de zelfvoorzienendheid die we hebben, ook houden en dat
Europese patiënten gelijke toegang hebben. We herinneren ons natuurlijk allemaal nog
de periode tussen 2007 en 2009 waarin die medische isotopen er niet waren en wat dat
betekende voor de behandeling van mensen met kanker. Op 10 juni is door de VVD een
motie ingediend, waarin wordt gevraagd om in te zetten op financiële ondersteuning
vanuit de Europese Unie. Ik kan van harte zeggen dat ik die zie als ondersteuning
van beleid. De Europese Commissie heeft ook die ambitie in het kader van het Beating
Cancer Plan, maar ook in het kader van het European radioisotope Valley Initiative.
Wat mij betreft zijn zowel PALLAS als SHINE een belangrijk onderdeel van deze isotopenvallei.
Ik heb in ieder geval ook om die reden een speciale gezant aangesteld, die juist ook
het belang van deze initiatieven voor de voorzieningszekerheid nog meer voor het voetlicht
kan brengen in Europa en bij de andere lidstaten.
De vraag van mevrouw Tellegen over antimicrobial resistance had ik eigenlijk ook al
een beetje meegenomen in de beantwoording van de vraag van mevrouw Ellemeet. De ontwikkeling
van nieuwe antibiotica is zeer, zeer van belang, maar dat geldt vooral ook voor het
spaarzaam gebruik van antibiotica. We steunen internationaal de organisatie GARDP
met als doel het op de markt brengen van vijf nieuwe antibiotica. En we hebben natuurlijk
de farmaceutische strategie van de EU, met veel aandacht hiervoor, en de internationale
organisaties die op dat gebied werken.
Voorzitter. Ik heb nog een antwoord voor mevrouw Ellemeet over het maatschappelijk
verantwoord licentiëren. Ik biecht hier gelijk op dat het toch niet in de brief gemeld
is. Het was gepland voor de stand-van-zakenbrief, maar dat is nog niet gebeurd. De
NFU geeft aan in de huidige context geen ruimte te zien om de toolkit aan te scherpen,
anders dan op basis van de ervaringen die zij nu opdoet met de toolkit, maar dat dit
kan veranderen als er meer publiek geld komt voor de doorontwikkeling van geneesmiddelen
door kennisinstellingen. Dat geeft hun een sterkere onderhandelingspositie met het
bedrijfsleven. Daar zou FAST een infrastructuur voor kunnen zijn. Daar heb ik van
gezegd dat het volgende kabinet daar hopelijk een besluit over neemt. Ze zeggen dat
ze hier wel een gelijk speelveld voor moeten hebben in Europa, maar dat kun je eigenlijk
alleen op een wat langere termijn realiseren. Dat is voor hen ook van belang. Wij
hebben het als VWS in ieder geval op ons genomen dat we die toolkit ook onder de aandacht
brengen van de Europese Commissie. Dat hebben we natuurlijk ook al eerder toegezegd
in de Kamerbrief. Ik verwijs ook naar het nieuws, heet van de naald, over de Raadsconclusies
die zijn aangenomen. Ik denk echt dat het een hele belangrijke stap is dat maatschappelijk
verantwoord licentiëren daarin is opgenomen en daarmee ook op de Europese agenda staat.
Voorzitter, ik meen dat ik hiermee alle vragen van uw Kamer beantwoord heb. Zo niet,
dan verneem ik dat graag.
De voorzitter:
Dan zijn we hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik wil
de Minister complimenteren met haar korte en bondige beantwoording. Zo veel onderwerpen
en zo'n complex dossier; heel knap gedaan! Hebben leden behoefte aan een tweede termijn?
Dat is het geval.
Mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
Dan gaan we dat aanmelden. Dan mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank, voorzitter. Dank ook voor alle antwoorden en zeker voor de kortheid en de bondigheid.
Ik zou de Minister toch graag willen vragen of zij voor mij zou willen uitzoeken en
opschrijven hoe het nou precies zit met de regelgeving voor de toelating van medicijnen
op het gebied van gender en het verschil tussen het Europese en het Nederlandse beleid
op dat gebied. Kan zij ook aangeven hoe het precies zit met de voorwaarden voor het
goed bijhouden van bijwerkingen als de geneesmiddelen eenmaal op de markt zijn? Dat
helpt mij namelijk ook om te bepalen of dat voor mij inderdaad voldoende is. Nu is
dat voor mij niet helemaal helder, terwijl het beeld vanuit het veld lijkt te zijn
dat het nog onvoldoende is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de toezegging om schriftelijk terug te
komen op mijn vraag over de beschikbaarheid van oncologiegeneesmiddelen. Ik heb nog
een paar vragen.
Ik wil even terugkomen op dat W.A.I.T.-rapport. In dat rapport lijkt sprake te zijn
van een soort dalende trend als het gaat om de beschikbaarheid van goedgekeurde geneesmiddelen
in Nederland. Ziet de Minister die trend ook? En wat kunnen we er dan nog aan doen
om dat tij te keren, om de stijging weer in te zetten?
Dan nog even op het punt van de eigen bijdrage. Ik begrijp nu dat de Minister de bal
een beetje bij de Kamer neerlegt om te kijken of we haar misschien met een boodschap
op pad kunnen sturen. Wacht zij nu op een aangenomen motie met een richting waar zij
heen moet? En wat is precies het tijdsframe waar zij in zit? Zij heeft het over «voor
de zomer». Dat gaat best rap, zeg maar.
Tot slot over de doorlooptijd van twaalf maanden. Ik snap heel goed dat een deel van
die oplossingen bij de fabrikanten ligt, maar ook een deel mogelijk niet. Hoe doen
andere landen dat? Hoe hebben ze het in België, Duitsland of waar dan ook ingericht?
Valt daar voor ons nog iets van te leren?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats dank ik de Minister voor alle antwoorden,
maar ook voor de toezeggingen. Ik heb verschillende dingen genoteerd voor het CDA.
Er vindt een onderzoek plaats naar de...
De voorzitter:
Die ga ik straks allemaal opnoemen. Dat hoeft u niet te doen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Oké.
De voorzitter:
U hoeft alleen maar te controleren of ik ze straks allemaal opgenoemd heb.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Fijn, voorzitter.
Ik heb nog twee korte vragen. De Minister heeft toegezegd dat er begin 2022 een brief
komt over hergebruik van geneesmiddelen. Zou ze daarin ook kunnen meenemen wat de
ontwikkelingen zijn met betrekking tot Ontpillen? Dat boek heb ik hier twee jaar geleden
in mijn handen gehad bij een debat. Daarin staat bijvoorbeeld dat diabetes type 2
omkeerbaar is. In hoeverre vinden daarin ontwikkelingen plaats?
Voorzitter. Dan mijn tweede concrete vraag. Ik refereerde net even aan de motie-Van
den Berg over het stellen van eisen aan de werking van medicijnen in de praktijk.
Dat moet een eis worden aan dure geneesmiddelen en anders mogen ze niet toegelaten
worden door het Zorginstituut. Hoe is dat intussen georganiseerd en hoe loopt dat?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik zal zo luisteren naar de toezeggingen.
De voorzitter:
Ja. Mevrouw Tellegen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Dank. Ik wil de Minister bedanken voor haar uitgebreide en bondige beantwoording.
Ik heb een aantal toezeggingen gehoord, maar die gaat u oplezen, dus ik wacht in spanning
af.
De voorzitter:
Dat doe ik aan het eind. Kan de Minister direct antwoorden in de tweede termijn of
wil zij nog even een kort ogenblik schorsen? Een paar minuutjes? Dan gaan we om 21.05
uur verder.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister voor haar tweede termijn.
Minister Van Ark:
Voorzitter, dank. Dank ook voor uw vriendelijke woorden. Ik moet u eerlijk zeggen,
als ik mezelf een uur en drie kwartier hoor praten, dan denk ik: kan dat niet wat
sneller? Maar ik waardeer het zeer. Ik doe altijd mijn best om echt antwoord te geven.
Dus dank voor uw vriendelijke woorden. Er staan nog een aantal vragen open.
Ik heb een vraag van mevrouw Paulusma: kunt u mij een brief sturen met meer uitleg
over gender, ook over hoe dat Europees gaat en wat de voorwaarden zijn? Dat zeg ik
graag toe. We hebben natuurlijk ook al wat Kamervragen gehad, maar het lijkt me prima
om dat nog een keer op een rijtje te zetten.
Dan heb ik de vraag van mevrouw Maeijer over de beschikbaarheid van oncologische middelen.
Sorry, ik zeg het verkeerd. Op haar vraag naar die vier middelen kom ik schriftelijk
terug. Dat doe ik ook als het gaat over haar vraag over het W.A.I.T.-rapport en of
de trend dalend is. De cijfers bieden niet heel veel basis om over een trend te spreken,
maar ik kan in diezelfde brief daar ook een reflectie op geven. Dat doe ik dan graag.
Dan haar vraag over de doorlooptijd en hoe het gaat in andere landen. De meeste landen
doen het ongeveer hetzelfde als wij, behalve landen die echt een open systeem hebben:
op het moment van toelating wordt het vergoed. Maar verder is er veel gelijkheid wat
dat betreft.
De vraag van mevrouw Maeijer over de eigen bijdrage en hoe dat dan zit in de tijd.
Ik ben vrij rolvast in mijn taakopvatting, zeker nu ik demissionair ben. Daarom vind
ik het ook wel van belang om hier te merken dat de Kamer breed hiernaar vraagt en
daar zorgen over lijkt te hebben. Het is voor een demissionair Minister ook nogal
een verschil of er 150 handtekeningen onder een motie staan of dat het krap aan is.
Het is misschien niet helemaal netjes dat ik het zo zeg, maar het weegt wel mee in
wat ik kan doen en welke ruimte ik voel, ook binnen het kabinet. Een periode van «voor
de zomer» betekent dat ik een ministeriële regeling kan slaan. Dan hoef je op het
moment dat je een Kameropdracht krijgt, niet terug naar de Kamer, want dat kun je
zelf doen. Dat kan ik dan voor de zomer doen. Dan zou een Kameruitspraak voor de zomer
dus gewenst zijn. Hebben wij een exacte datum dat we die ministeriële regeling dan
moeten slaan? Voor de zomer. Het reces valt ook later dit jaar, dus dat kan. De zorgverzekeraars
moeten het weten. Ja. Maar dat is in alle transparantie de achtergrond van mijn vraag.
Mevrouw Van den Berg: het hergebruik van medicijnen. Ik heb abusievelijk gezegd een
brief begin ’22, maar de pilots lopen af eind ’22. Daarna stuur ik graag een brief.
De vraag over Ontpillen neem ik daarin zeker mee.
Mevrouw Van de Berg had een vraag over de uitvoering die zij had ingediend voor meer
eisen stellen aan de werking in de praktijk bij de toelating van dure geneesmiddelen.
Deze motie heb ik ingevuld door een inzet te plegen rondom de pakkettoelating gepast
gebruik en registers. Ik heb daar een toelichting over opgenomen in de brief Voortgang
algemeen geneesmiddelenbeleid van afgelopen februari. Ik hoop dat mevrouw Van den
Berg het eens met mij is dat het belangrijk is om al bij de pakkettoelating waar nodig
harde randvoorwaarden te stellen om in de praktijk inzicht in de waarde van de behandeling
te vergroten, bijvoorbeeld door het verplicht stellen van onderzoek naar gepast gebruik.
We kijken met het Zorginstituut hoe we dit kunnen vormgeven. Registers zijn een randvoorwaarde
voor onderzoek naar het gebruik en de effecten in de praktijk. Het Zorginstituut werkt
hiervoor aan het project Regie op Registers. Dat kwam al eerder een keer voorbij in
een AO.
Dan hou je het vraagstuk over van financiering van de registers. Dat vraagstuk ligt
wel bij het komende kabinet. Dit ook in aanvulling op wat in eerste termijn besproken
was naar aanleiding van de vraag van mevrouw Kuiken.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan heb ik nog even twee korte vragen aan de Minister. Als we pas eind 2022 een brief
krijgen over hergebruik, zou ik het toch fijn vinden als even een tussenstand, een
update kan worden meegenomen in een algemene brief. Ten tweede. De Minister geeft
aan dat het Zorginstituut aan het kijken is hoe je meer eisen kan stellen aan de werking
in de praktijk van dure geneesmiddelen. Toen noemde de Minister ook even registers.
Wij hebben als commissie volgens mij een reminder gestuurd of wij de antwoorden op
vragen over de kwaliteitsregistraties – misschien heb ik dat gemist in de laatste
week – kunnen ontvangen ruim voor het debat over de medisch-specialistische zorg op
5 juli, want de vragen liggen er vanaf oktober.
Minister Van Ark:
Dat zijn andere registers. Dat zijn de kwaliteitsregisters. Klopt dat?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dat zijn kwaliteitsregisters, maar het triggerde mij omdat de Minister begon over
deze medicijnregisters, vandaar.
Minister Van Ark:
Als u een reminder heeft gestuurd, dan ga ik daar heel goed naar kijken. Dat is goed
om te weten. Wat betreft de eerste vraag van mevrouw Van den Berg: zeker. Ik zal een
brief benutten om ook een stand van zaken te geven van waar we staan met de pilots
hergebruik.
De voorzitter:
Dat was ’m. Dan komen we aan de toezeggingen. De griffier naast me zat wild te pennen
tijdens de beantwoording van de Minister. De volgende toezeggingen zijn gedaan tijdens
het commissiedebat over het geneesmiddelenbeleid.
– In april 2023 zal de DRUP-studie worden afgerond door onder andere het Zorginstituut
Nederland. Tussentijds zal de Kamer hier halfjaarlijks over worden geïnformeerd. In
de richting van mevrouw Van den Berg.
– In oktober 2021 zal het onderzoek onderkant geneesmiddelenmarkt worden afgerond, waarin
ook wordt ingegaan op producten die uit de markt zijn gehaald. Hierover zal de Kamer
worden geïnformeerd. Ook in de richting van mevrouw Van den Berg.
– De Kamer zal in oktober een brief ontvangen over de ijzeren voorraad van geneesmiddelen.
Daarin zal de Minister ook ingaan op de nieuw op te stellen beleidsregel ijzeren voorraad
en op het vraagstuk over de resultaats- of inspanningsverplichting. Tevens wordt daarin
ingegaan op de lijst van essentiële middelen. In de richting van Van den Berg en Den
Haan.
– Begin 2022 ontvangt de Kamer een brief over de uitkomsten van de best practices van
pilots over hergebruik van geneesmiddelen. In de richting van Van den Berg en Tellegen.
– Binnenkort informeert de Staatssecretaris van VWS de commissie over de voortgang van
het Preventieakkoord. In de richting van mevrouw Den Haan.
– De Minister stuurt in het derde kwartaal de beleidsagenda leveringszekerheid aan de
Kamer. In de richting van de heer Hijink.
– De gesprekken door de veldpartijen over de lijst «Wisselen ongewenst» zullen rond
het najaar worden afgerond. De Kamer zal daarover worden geïnformeerd. In de richting
van mevrouw Maeijer.
– De Minister zal schriftelijk nadere duiding geven over de medicijnen oncologie uit
de patiënten-W.A.I.T.-indicator. In de richting van mevrouw Maeijer.
– De Minister stuurt de Kamer na het gesprek met betrokken partijen een terugkoppeling
inzake dure geneesmiddelen, in relatie tot het artikel Van de dweil naar de kraan
van de NZa. In de richting van Kuiken.
– De voortgangsbrief geneesmiddelen verschijnt in september 2021. Hierin wordt ingegaan
op de uitkomsten van de Algemene Rekenkamer naar onderhandelingen en prijsafspraken
met de farmaceutische industrie. In de richting van Kuiken.
– De Minister zal de Kamer een brief toesturen over genderverschillen bij geneesmiddelen.
In de richting van mevrouw Paulusma.
– Er wordt een tussenstand over pilots hergebruik aan de Kamer gestuurd, in afwachting
van de brief in 2022. In de richting van mevrouw Van den Berg.
Volgens mij is dat allemaal akkoord. Mevrouw Ellemeet heeft een vervolg op dit debat
aangevraagd om moties in te kunnen dienen. Dat tweeminutendebat zullen we doorgeven
aan de Griffie plenair, met het verzoek om dat nog in te plannen vóór het zomerreces.
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit commissiedebat over het geneesmiddelenbeleid.
Ik dank iedereen hartelijk voor zijn inbreng. Ik dank de Minister voor haar aanwezigheid.
Ik dank de griffier, de Dienst Verslag en Redactie en de bode voor de ondersteuning.
Ook hierachter zat nog een dame alleen te werken. Ik dank haar ook voor de digitale
ondersteuning. U allen hartelijk dank!
Sluiting 21.12 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.