Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 24 september 2020, over Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 234 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 6 oktober 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de
vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 24 september 2020 overleg gevoerd met
mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
18 september 2020 inzake geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 29 september 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2205);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
16 juni 2020 inzake verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 8 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 233).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van den Hul, Kuik,
Van den Nieuwenhuijzen, De Roon en Weverling,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 9.33 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, dames en heren. Allen hartelijk welkom bij dit algemeen overleg dat de
commissie gaat voeren met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
die ik bij dezen van harte welkom heet. Het onderwerp van bespreking is de Europese
Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking, waar de Minister op 29 september,
volgende week dus, naartoe gaat. Ik zie op dit moment zes sprekers van de kant van
de Kamer. Ik stel voor vijf minuten spreektijd en in de eerste termijn één interruptie.
Dan geef ik nu eerst het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. We lazen dat de uitvoering van de covidsteunpakketten
in Europa inmiddels is gestart en dat is goed nieuws. Zo lazen we onder andere dat
in DRC en Burundi wordt gewerkt aan digitalisering van het onderwijs, iets wat ook
in Nederland hoog op de agenda staat. Ik zou de Minister graag willen vragen of er
bij de digitalisering van het onderwijs ook voldoende aandacht is voor groeiende kansenongelijkheid,
net zoals we hier zien, juist door dat onderwijs op afstand. Dat hebben we tijdens
de coronacrisis hier in Nederland ook zien gebeuren. Hoe gaan we ervoor zorgen dat
de kansengelijkheid wordt geborgd?
Hoe zit het met de ondersteuning van kinderen die helemaal niet meer naar school kunnen
als gevolg van de coronacrisis en het wegvallen van het inkomen van de ouders? Zijn
er nu heel veel kinderen die, omdat ze niet naar school gaan, gedwongen worden te
werken? Is er gesproken over de inzet van inkomensondersteuning voor de ouders, bijvoorbeeld
door cash transfers, zodat de kinderen geen achterstanden oplopen in het onderwijs,
of nog erger, helemaal zullen uitvallen? Er is ook een extra hoog risico voor meisjes
op uithuwelijking of een ongewenste zwangerschap. Sowieso horen wij graag van de Minister
meer over onze inzet voor jongeren, die juist door deze covidcrisis zo hard geraakt
worden.
Verder lazen we dat Nederland sinds het begin van de covidpandemie consequent aandacht
heeft gevraagd voor het verlenen van steun aan de kwetsbaarste landen. Een eerste
punt dat ik daarbij graag wil bespreken, is de inkoop van vaccins. We lazen toch wel
zorgwekkende berichten van Oxfam dat ruim de helft van de vaccins inmiddels is opgekocht
door de rijkste landen. Graag een reactie van de Minister op de vraag of dit ook in
Europees verband wordt besproken.
Is de Minister het met ons eens dat het schrappen van schulden een belangrijke stap
zou zijn om de armste landen te helpen om de gevolgen van de pandemie te bestrijden?
Hoe kijkt de Minister in dit verband naar de oproep van onder andere Partos voor structurele
oplossingen, zoals een permanent herstructuringsmechanisme, al dan niet onder VN-vlag?
In hoeverre wordt die steun aan de kwetsbaarste landen vormgegeven in samenspraak
met lokale organisaties uit die landen zelf? Diezelfde vraag heb ik ook voor de EU-AU-top.
Ook hierbij horen wij heel graag van de Minister hoe de consultatie en de vertegenwoordiging
van het maatschappelijk middenveld gestalte krijgen.
Voorzitter. Ook het thema migratie en mobiliteit staat op de agenda. Een heel actueel
thema, met het oog op de publicatie van het Europese migratiepact. Hoe kijkt de Minister
aan tegen de voorstellen? Is zij het met ons eens dat OS-geld vooral moet gaan naar
de bestrijding van armoede en ongelijkheid en niet naar de bestrijding van migratie?
Voorzitter. Eerder zagen we dat in het Emergency Trust Fund for Africa veel budget
ging naar zogenaamd migratiemanagement. Verwacht de Minister dat er nu een vergelijkbaar
financieringsinstrument ingezet zal worden? Tot welke resultaten heeft de inzet van
dit fonds geleid? Worden die resultaten ook meegenomen? Zal er, als het bij de EU-AU-topvoorbereiding
over migratie en mobiliteit gaat, ook aandacht zijn voor veilige migratieroutes, of
valt alleen het tegengaan van migratie hieronder?
Voorzitter. De mensonterende situatie op de Griekse eilanden is nog steeds een schande
voor Europa. Ik hoop dan ook van harte dat dit helaas nog altijd zeer actuele thema
ook volgende week op de RBZ-OS besproken zal worden, ook al zagen we het niet terug
op de geannoteerde agenda, want het is onze gezamenlijke plicht om te voorkomen dat
er nieuwe Moria's ontstaan.
Dan over het post-Cotonouproces. We lezen dat er op een aantal thema's nog overeenstemming
moet worden bereikt, onder andere over de wijze waarop mensenrechten, seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten en de samenwerking met het Internationaal Strafhof
worden benoemd in de verdragstekst. Ook op het gebied van migratiesamenwerking en
institutionele structuur zouden de standpunten van de partijen nog uiteenlopen. Ik
hoor heel graag van de Minister waarom er nog geen overeenstemming is, hoe die standpunten
uiteenlopen, of zij iets kan zeggen over welke partijen dat zijn en vooral wat dit
kan betekenen voor de Nederlandse inzet voor onder andere gendergelijkheid.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan is het woord aan de heer Van den Nieuwenhuijzen
van GroenLinks.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Voor corona is iedereen gelijk, maar de maatschappelijke gevolgen
van corona zijn dat niet. De pandemie heeft in Afrika niet voor de verschrikking gezorgd
waarvoor we hadden gevreesd, maar tegelijkertijd zien we dat Afrika, in tegenstelling
tot het rijke deel van de wereld, niet zomaar de veerkracht heeft om te herstellen
van de maatschappelijke en economische klappen. In Afrika kunnen de meeste mensen
niet leunen op steun van de overheid als het werk wegvalt. Veel dagloners zijn hun
bedrijvigheid kwijt. De klap is extra hard voor vrouwen, meisjes en lhbti-mensen.
De Minister van Gezondheidszorg in Zuid-Afrika stelt dat voor het eerst in decennia
de armoede in Afrika toeneemt en dat in het afgelopen halfjaar circa 26 tot 39 miljoen
mensen zijn weggezakt in extreme armoede.
De EU moet Afrika te hulp schieten, is het niet vanuit basale medemenselijkheid dan
is het wel vanuit ons eigen belang. De stabiliteit op het Afrikaanse continent raakt
namelijk ook ons. Het is daarom verdrietig dat in een tijd waarin de rijke landen
hun eigen economieën stimuleren in plaats van bezuinigen, ze wel bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking.
Nederland doet dat, maar de EU doet dat ook: door 10% minder uit te geven aan OS dan
in 2018 het plan was. Dat terwijl onze Minister-President samen met Europese en Afrikaanse
leiders in april nog opriep om te ringfencen en niet te bezuinigen. Wat vindt de Minister
daarvan? Vindt zij het te verkroppen dat juist in deze tijd, waarin de arme landen
het hardst worden geraakt, de ambities om vanuit de rijke EU te helpen naar beneden
worden geschroefd?
Daarnaast lijkt een eerder plan van de Europese Commissie om in het coronaherstelfonds
10 miljard euro op te nemen, door regeringsleiders te zijn geschrapt. GroenLinks hoort
graag van de Minister hoe dat nou toch kan. Welke landen hebben gepleit voor het schrappen
van die 10 miljard? En heeft de Minister iets gedaan om zich daartegen te verzetten?
Zo ja, wat dan? Gaat de EU nu werkelijk niets doen aan coronagerelateerde hulp voor
arme landen? Of wordt het een koekje van eigen deeg door de EU-response to covid te
betalen door elders te bezuinigen op arme landen? De Minister deelt toch wel met GroenLinks
dat dat nu onacceptabel zou zijn?
Voorzitter. Is de Minister het met ons eens dat we op dit moment op z'n minst als
EU fors moeten inzetten op seksuele en reproductieve rechten in Afrika, nu steeds
duidelijker wordt dat meisjes vaak niet naar school kunnen en ze daardoor afhankelijk
worden van mannen voor zaken als eten en ongewenst zwanger kunnen raken?
Voorzitter. Ook vraag ik me af wat de inzet van de Minister wordt binnen de Raad Buitenlandse
Zaken met betrekking tot het bevriezen of verlichten van schulden van de allerarmste
landen. Kan zij dat toelichten?
En, voorzitter, hoe zit het met de Nederlandse inzet op jongeren? Zij zouden toch
een prominente plek moeten hebben, zeker na het presenteren van de jongerenstrategie
begin dit jaar. Wat wordt de inzet van de Minister voor jongeren? Graag een reactie.
Voorzitter. In het MFK is afgesproken dat het OS-budget voor 25% zou worden besteed
aan klimaat en voor 10% aan migratie. Er worden echter nogal wat complexe definities
gebruikt voor wat nou precies klimaat- en migratiegerelateerde uitgaven zijn. Zou
de Minister dat in normalemensentaal kunnen uitleggen? Kunnen met een migratiegerelateerde
uitgave binnen het OS-budget bijvoorbeeld ook uitgaven aan het verstevigen van grensbewaking
worden bedoeld? Of kan het betekenen dat we met OS-geld vanuit de Europese Unie hacken,
en camera's en radars gaan leveren? Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Voorzitter. Uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking moeten effectief zijn. Geld van
belastingbetalers moet niet worden verkwist. De directeur-generaal voor ontwikkelingssamenwerking
van de Europese Commissie, Koen Doens, adviseert EU-landen om beter met elkaar op
te trekken om zo een grotere vuist te kunnen maken. Ook de Minister heb ik vaker gehoord
over die betere EU-samenwerking. Uit het rapport van de Europese Rekenkamer over de
effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking in Kenia blijkt dat de versplintering
de effectiviteit op dit moment in de weg staat. Het is een interessant dilemma: zijn
we bereid om meer coördinatie van Brussel te accepteren om op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking
een grotere vuist te kunnen maken? Wat GroenLinks betreft kijken we hier welwillend
naar. Wat is de positie van de Minister hierin?
Iets anders wat de Europese Rekenkamer signaleert, is het probleem dat OS-uitgaven
niet afhankelijk gemaakt kunnen worden van hervormingen en prestaties op het gebied
van goed bestuur. Waarom niet, zou ik de Minister willen vragen. Is dat een juridisch
ding? Zonder goed bestuur is immers geen duurzame ontwikkeling te realiseren.
Tot slot, voorzitter. Het is goed nieuws dat er eindelijk zicht is op een akkoord
met de ACS-landen over een nieuw verdrag, nu het Verdrag van Cotonou is afgelopen.
Ik begrijp dat de moeilijke punten nog zitten in de afspraken over migratie en seksuele
en reproductieve rechten. Kan de Minister preciezer aangeven waar die knelpunten zitten,
wat de Nederlandse rol is en waar de discussie lijkt heen te gaan? En hoe zal het
ratificatieproces van dit verdrag eruitzien? Wordt het een EU-only akkoord of mogen
nationale parlementen zich hier ook nog over uitspreken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Meneer Bouali van D66, het woord is aan u.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. In deze commissie is inmiddels al heel vaak gesproken over
wat Nederland kan doen om de meest kwetsbare mensen op deze wereld te beschermen tegen
de gevolgen van het coronavirus, en terecht. Tegelijkertijd weten we ook dat we dit
niet alleen kunnen. Ik ben dan ook heel blij dat het kabinet zich binnen Europa blijft
inzetten voor de Team Europe-aanpak en in het bijzonder voor een gelijke en eerlijke
verdeling van vaccins. Vandaag heb ik dan ook slechts een korte introductie en wat
vragen ter opheldering.
Al in een vroeg stadium werd door de Europese Unie ruim 20 miljard euro vrijgemaakt
voor de externe COVID-19-respons. Inmiddels is ook het MFK vastgesteld. Kan de Minister
toelichten of er binnen het nieuwe MFK specifiek geld wordt vrijgemaakt voor de wereldwijde
aanpak van corona en, zo ja, hoeveel?
D66 is blij te zien dat de Europese Commissie met het nieuwe MFK wil werken aan meer
strategische samenwerking in partnerlanden. De Commissie zou lidstaten ook hebben
gevraagd projecten te identificeren waarop ze willen samenwerken met de Europese Unie.
Mijn vraag aan de Minister is of Nederland al dit soort projecten heeft geïdentificeerd
en welke prioriteiten daarbij leidend zijn. Is Nederland bijvoorbeeld bereid de leiding
te nemen op de hele belangrijke thema's onderwijs en klimaat? Ik heb in vorige AO's
ook naar voren gebracht dat dit gewoon twee hele belangrijke thema's zijn. Ook hoor
ik graag van de Minister welke rol Nederlandse ngo's hierin kunnen spelen en of zij
voldoende hun weg weten te vinden naar EU-programma's. Dat blijft toch altijd een
moeilijk onderwerp voor onze Nederlandse organisaties.
Voorzitter. Ik was teleurgesteld dat de EU-Afrika-top werd uitgesteld, juist nu ook
Afrika de gevolgen van corona ondervindt. Kan de Minister toelichten welke specifieke
knelpunten er volgens haar nog zijn tussen de Afrikaanse Unie en Europa?
Dit was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali. Dan is het woord aan de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. De Europese Unie gaat tot 2027 ruim 70 miljard euro besteden aan ontwikkelingssamenwerking.
Dat is heel veel geld; laat daar geen misverstand over zijn. Het is geld dat is bedoeld
voor de meest kwetsbare regio's en de meest kwetsbare mensen en dat dus is bedoeld
voor internationale solidariteit. Dat is goed, maar het is geld dat de Minister dus
niet zelf hieraan kan besteden. Het is dus extra belangrijk dat de Europese Commissie
dit geld goed besteedt, sterker nog, beter besteedt dan Nederland zelf zou kunnen
doen, bijvoorbeeld via Nederlandse of lokale maatschappelijke organisaties of multilaterale
organisaties en dus niet via de dure omweg van de Europese Commissie.
Eerlijk gezegd krijg ik daar steeds meer twijfels over. Ik haal dan het rapport aan
van de Europese Rekenkamer, waarover GroenLinks al begon, waarin de effecten werden
onderzocht van de EU-hulp aan Kenia tussen 2014 en 2020. Vastgesteld werd dat er geen
meetbare impact was op de Keniaanse economie. Zes jaar lang hulp en geen meetbare
impact. GroenLinks zei dat dit komt door de versplintering. Als je het betoog hoort,
zou je kunnen denken: versplintering tussen landen of iets dergelijks. Maar in het
rapport staat dat werd vastgesteld dat de steun over tal van gebieden was verspreid
en dat de Commissie niet had toegelicht hoe en waarom de gesteunde sectoren Kenia
het meest zouden helpen bij het terugdringen van armoede. Hoewel de gecontroleerde
projecten over het algemeen de verwachte output en uitkomsten opleverden, werd de
impact ervan op de algemene ontwikkeling van het land niet aangetoond.
De versplintering kwam dus door de Europese Commissie zelf omdat ze geen focus aanbracht
qua thema's, niet omdat allerlei landen verschillende dingen aan het doen waren. Daarom
is mijn eerste vraag aan de Minister hoeveel procent van de Nederlandse OS-uitgaven
via de Europese Unie gaat. Is voorzien dat dit percentage zal stijgen door de nieuwe
Europese meerjarenbegroting?
Mijn allergrootste reden van twijfel is iets wat ook terugkwam bij de vorige sprekers:
10% van het budget zal worden besteed aan het voorkómen van migratie. Daar heb ik
altijd al dubbele gevoelens bij gehad, want het kan zo veel verschillende dingen betekenen.
Er is het risico dat geld wordt besteed aan grensbewaking, terwijl het zou moeten
gaan naar de allerarmste mensen, naar het helpen van mensen in kwetsbare regio's en
kwetsbare situaties of bijvoorbeeld naar de bestrijding van het coronavirus. Ontwikkelingssamenwerkingsgeld
is simpelweg niet bedoeld voor grensbewaking.
Tegelijkertijd is het wel goed als meer mensen in bijvoorbeeld Afrikaanse landen besluiten
om niet te migreren, maar om de omstandigheden van hun eigen land te verbeteren, eventueel
met wat hulp van ons, met wat geld van ons. Met andere woorden, de definitie van zogenaamde
aan migratie gerelateerde uitgaven luistert nogal nauw en er worden complexe definities
gehanteerd. Ik heb niet het gevoel dat ik dat goed kan controleren, dat ik daar grip
op heb. Mijn vraag aan de Minister is of zij het gevoel heeft wél grip te hebben op
wat die aan migratie gerelateerde uitgaven precies zijn. Deelt zij de mening dat grensbewaking
hier niet onder zou moeten vallen? Gaat zij dit dan ook in de discussie brengen tijdens
de Raad?
Dan het voornemen van de Europese Commissie om meer samenhang in OS-projecten te brengen.
Ook daar ben ik wel sceptisch over, want betekent dit dat de Commissie zich ook meer
zal gaan bemoeien met de Nederlandse inzet en de Nederlandse prioriteiten? Wat is
dan eigenlijk nog de toegevoegde waarde van het besteden van dit geld via de Europese
Commissie? Wij gaan dan dus geld overmaken aan Brussel, waarna hele dure bureaucraten
met hele hoge salarissen er een stempel op zetten en zich gaan bemoeien met onze prioriteiten,
en vervolgens het geld weer gaan besteden aan projecten waarmee landen al bezig zijn
en die zij vervolgens vinden passen bij hun prioriteiten. Kunnen we dan niet beter
simpelweg zelf meer geld uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking in plaats van dat
we dat via de Europese Commissie doen en ook nog eens indirect die hele hoge salarissen
van Europese bureaucraten financieren met ontwikkelingsgeld? Wat is nou precies de
Nederlandse positie ten aanzien van dit soort joint programming, zoals dat heet? Wat
zijn de opvattingen van andere lidstaten? Hoe zit dat krachtenveld er uit? Welke plannen
heeft Nederland aangemeld voor eventuele joint programming in de toekomst?
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik ben wel benieuwd hoe de heer Alkaya ertegen aankijkt dat we krachten bundelen,
dus dat we expertise van het ene land en van het andere land inzetten, in plaats van
dat elk land alleen z'n eigen hobby gaat uitvoeren en er misschien ook dubbelingen
zijn in de uitvoering. Ziet de heer Alkaya ook het belang van de krachten bundelen
en daardoor meer slagkracht hebben om landen in Afrika vooruit te helpen?
De heer Alkaya (SP):
Op dit abstractieniveau zijn we het snel eens: ja, natuurlijk! Maar we zien ook dat
het heel veel geld kost, 70 miljard. De vraag is of het zo veel geld zou moeten kosten
als het alleen maar beperkt zou zijn tot een soort coördinerende rol voor het bundelen
van krachten. We zien ook dat uit evaluaties van de Rekenkamer blijkt dat dat geld
dus niet goed wordt besteed door de Europese Commissie. Dan heb ik ernstige twijfels
of dit abstracte verhaal van mevrouw Kuik in de praktijk ook bewaarheid wordt.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik vind dit een lastige, want de heer Alkaya zegt dat het goed is om de krachten te
bundelen, maar dat het abstract is wat er nu gebeurt. Wij kunnen toch ook kijken naar
hoe het wordt uitgegeven in de programma's? Wij kunnen hier toch vragen waar het precies
terechtkomt? Dan kunnen wij toch ook bekijken of dat voldoende gebeurt en dan kunnen
wij de Minister toch ook opdrachten meegeven? Want als elk land precies z'n eigen
dingetje gaat doen, is er toch een heleboel inefficiëntie? Is dat ook niet gewoon
een waarheid?
De heer Alkaya (SP):
Ja, we kunnen ernaar kijken, maar dan zou ik mevrouw Kuik willen oproepen: kijk er
dan ook naar! Kijk er dan ook echt even kritisch naar. We hebben nou eenmaal een beperkt
ontwikkelingssamenwerkingsbudget. We zien in onderzoeken dat de Europese Commissie
dat niet goed besteedt. We weten zelf dat ze daar met bureaucraten zitten met salarissen
van € 8.000, € 9.000 per maand, nog meer dan u verdient. Dan moeten wij hier toch
ook kritische vragen stellen? Ik vraag me echt af of het CDA straks ook aan de Minister
gaat meegeven om straks in de Raad in te brengen: «Jongens, wij hebben maar weinig
geld te besteden aan internationale solidariteit. We doen dat voor een deel via de
Europese Commissie. Zorg er nou voor dat je goed met dat geld omgaat.» Dat is mijn
boodschap hier. Ik heb mijn ernstige twijfels of dat op dit moment goed gaat.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik dacht dat u mevrouw Kuik eerst het woord zou geven, maar ik
begin met alle plezier.
Voorzitter. De Europese Unie pakt groot uit met haar inzet op ontwikkelingshulp. Er
is al 36 miljard euro beschikbaar gesteld voor de Europese covid response in landen
buiten de EU. Daar komt nog 70 miljard euro bij voor algemene ontwikkelingshulp over
de komende zeven jaar; het is al eerder gememoreerd. Dat zijn bedragen waarvan je
het echt benauwd krijgt. Met zo veel geld is het moeilijk om de effectiviteit van
de hulp goed te beoordelen. Daar zit dan ook precies onze zorg.
Niet alleen de VVD heeft die zorg. Vorige week publiceerde de Europese Rekenkamer
een rapport over de EU-ontwikkelingshulp aan Kenia. Zij onderzochten de doeltreffendheid
van het Europese ontwikkelingsbeleid in Afrika. Dat rapport bevat een aantal harde
conclusies. Ik noem er een aantal. De EU houdt onvoldoende rekening met de verschillende
omstandigheden per land, er worden geen voorwaarden gesteld aan corruptiebestrijding
en er wordt niet onderbouwd in hoeverre de gemaakte keuzes bijdragen aan bijvoorbeeld
armoedebestrijding. Het is een versnipperd beleid met weinig impact. Niet alleen de
Rekenkamer zegt dat, maar ook Afrikaanse landen zelf vragen om een meer gefocust beleid.
Dit rapport staat niet op zichzelf. Voor ieder miljard dat de EU nu wil gaan uitgeven,
is wel een onafhankelijk rapport te vinden waaruit blijkt dat er een veel scherper
en meer gefocust beleid moet worden gevoerd. Gelukkig doet de Rekenkamer ook een aantal
goede aanbevelingen. Zij stellen dat we specifieke voorwaarden moeten opleggen voor
bijvoorbeeld corruptiebestrijding. Beschikbaarheid van hulp moet afhankelijk zijn
van de voortgang van corruptiebestrijding. Dat moet de Minister toch met de VVD eens
zijn. Gaat zij bij de Raad glashelder maken dat zulke voorwaarden aan financiering
absoluut noodzakelijk zijn om Afrika economisch te ontwikkelen?
Een andere aanbeveling van de Rekenkamer is dat er veel meer moet worden gefocust
op economische ontwikkeling. De EU moet prioriteit geven aan projecten die investeringen
aantrekken, banen scheppen en handelsstromen versterken. Op welke manier gaat de Minister
ervoor zorgen dat deze aanbeveling terugkomt in het Europese beleid in de komende
jaren? Ziet zij ook aanleiding om ons nationale beleid tegen het licht te houden,
nu de stapel rapporten die zeggen dat gefocuste hulp gericht op economische ontwikkeling
veel effectiever is, steeds groter wordt?
Niet alleen op het gebied van corruptiebestrijding moet de Europese Unie harde voorwaarden
stellen. Dat moet ook op het gebied van migratiesamenwerking. Er wordt nu onderhandeld
over het post-Cotonouverdrag. We kunnen in de stukken lezen dat op het gebied van
migratiesamenwerking de standpunten uiteenlopen. De Minister heeft een duidelijke
opdracht gekregen van de Kamer om ervoor te zorgen dat in het nieuwe verdrag concrete
afspraken komen over het aanpakken van grondoorzaken van migratie, het terugdringen
van irreguliere migratiestromen en het terugnemen van uitgeprocedeerde onderdanen.
Zonder die afspraken kan er wat de VVD betreft geen sprake zijn van een nieuw verdrag.
Kan de Minister toelichten waar de meningsverschillen precies liggen? Wat vraagt de
EU waarmee de Afrikaanse landen, ondanks de forse Europese bijdrage, niet akkoord
willen gaan? Deelt de Minister de opvatting dat het terugnemen van migranten als verplichting
in het verdrag moet worden opgenomen? Deelt zij ook de mening dat de ontwikkelingsgelden
afhankelijk moeten worden gemaakt van de mate waarin landen hieraan meewerken? Kan
de Minister toezeggen dat wanneer er geen concrete migratieafspraken kunnen worden
gemaakt, zij het post-Cotonouverdrag niet zal steunen? Hoe krijgen de afspraken over
migratiesamenwerking vorm in de ontwikkelingsrelatie met de buurlanden, zoals landen
in Noord-Afrika?
Voorzitter. Ik kom tot een conclusie. De Europese Unie heeft grootse plannen, maar
de uitvoering van die plannen is structureel onder de maat. We hebben nu de kans om
de EU te bewegen scherpere keuzes te maken en te focussen op economische ontwikkeling,
met strenge voorwaarden op het gebied van corruptiebestrijding en migratiesamenwerking.
Dat is niet alleen goed voor de EU zelf, maar ook voor de landen die we willen helpen.
Dank u.
De voorzitter:
Dank, meneer Weverling. Er is een vraag voor u van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Grappig om te zien dat er ook nog wel wat overlap zit tussen het verhaal van de VVD
en mijn eigen verhaal. Dat is niet vaak het geval. Toch zie ik ook nog hele grote
verschillen. De kritische toon die wordt aangeslagen door de heer Weverling vertaalt
zich vervolgens niet in hele kritische vragen aan de Minister, die uitgesproken pro-Europees
is en leider is van een partij die zelfs dingen over de Europese Unie in de Grondwet
wil opnemen. Moeten we hier dan niet samen zeggen, constaterende dat het allemaal
niet goed wordt besteed door de Brusselse bureaucraten, dat we dat geld moeten terughalen
en het zelf moeten gaan besteden? Sterker nog, ik zou er voorstander van zijn om het
te verdubbelen, zodat we veel meer gaan besteden aan ontwikkelingssamenwerking maar
dan niet op deze dure en ineffectieve manier. Zouden we die oproep samen kunnen doen?
De heer Weverling (VVD):
We kunnen met elkaar zeker een oproep doen om het geld dat wordt uitgereikt beter,
duidelijker en effectiever te besteden. Het zal wat ons betreft zeker niet meer geld
worden, dus daar vinden wij elkaar niet. Maar zoals het nu gaat, denk ik dat we elkaar
vinden. Volgens mij was ook de heer Van den Nieuwenhuijzen het ermee eens dat we duidelijkere
richtlijnen moeten hebben voor de besteding van gelden, want dit kan zo niet langer.
De heer Alkaya (SP):
Ik had het niet over richtlijnen. Ik had het heel specifiek over dat wij het geld
zelf beter en beter te controleren kunnen besteden aan ontwikkelingshulp en dat wij
dat gerichter en effectiever kunnen doen dan via de Europese Unie. Elke keer, ook
in andere debatten, hoor ik van de VVD een eurokritische toon, kritisch op de Europese
Unie, maar in de praktijk verschilt datgene wat u doet helemaal niet zo veel van wat
de heer Bouali doet. Die kritische toon is dus wel mooi, maar wat betreft de oproepen,
de moties en de daadwerkelijke voorstellen die we doen, bent u eigenlijk gewoon een
D66-woordvoerder.
De heer Weverling (VVD):
Nou, dat beschouw ik dan maar niet als een compliment, dank u wel! Het grote probleem
is dat het heel veel geld is en dat het een beetje schieten met een schot hagel is.
Het moet veel beter gefocust worden en er moeten dus betere afspraken onder liggen.
Ook vinden wij dat er nog wel wat strakker kan worden gestuurd op het Nederlandse
budget dat wordt besteed aan ontwikkelingsbudget, want ook daar is het niet altijd
helemaal helder wat er gebeurt met het geld dat Nederland goedbedoeld geeft om andere
landen te helpen. Dus of het nou in Nederland wordt uitgegeven of in Europa, het moet
altijd te traceren zijn. Volgens mij hebben met elkaar de dure plicht om goed te kunnen
uitleggen wat de effectiviteit is van Nederlands belastinggeld.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Gezondheid is voor de hele wereld hét aandachtspunt dit jaar. In
debatten over covid wordt door flink wat mensen gekeken naar andere landen: wat doen
die en waarom? En ja, het is belangrijk dat we om ons heen kijken, want het virus
houdt niet op bij de grens en we zullen solidair moeten zijn, omdat we toch afhankelijk
zijn van elkaars succes. De cijfers van Oxfam tonen aan dat rijke landen al meer dan
de helft, 51%, van de wereldwijde voorraad aan potentiële coronavaccins hebben gereserveerd.
In deze rijke landen woont maar 13% van de wereldbevolking. In de geannoteerde agenda
lezen we over het mechanisme van het verdelen van het vaccin als dat er eenmaal is.
De Minister geeft aan dat Nederland tijdens de Raad alle EU-lidstaten zal oproepen
zich aan te sluiten bij COVAX om internationale solidariteit bij de inkoop en distributie
van vaccins te waarborgen. Ik ben wel benieuwd op basis waarvan wordt gekeken naar
de verdeling. Kan de Minister daar al duidelijkheid over geven?
Ik heb namens het CDA vanaf het begin aandacht gevraagd voor gezondheid in den brede
en dat doe ik nu weer. Dit is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer
zijn dat epidemieën en infectieziektes de wereld overgaan; dat doen ze al duizenden
jaren. Daarom is het van belang de focus niet alleen te hebben op COVID-19. Ik heb
het al eerder opgebracht: onderzoek heeft aangetoond dat ziektes als tbc en malaria
en het achterblijven van reguliere vaccinprogramma's veel slachtoffers eisen als gevolg
van de COVID-19-crisis. Het belang van het versterken van gezondheidsstelsels die
fragiel zijn, is echt investeren in de toekomst. Dr. Tedros van de WHO benadrukt terecht
het belang van het versterken van gezondheidssystemen. De uitvoering van de steunpakketten
is hier ook op gericht. Heeft de Minister inzicht in de verdeling en de strategie
hierachter? Die zien wij namelijk niet zo makkelijk terug.
Elk land heeft zijn eigen economische, sociale en culturele achtergronden waardoor
regels voor de een passender zijn dat voor de ander. In Afrika zien we de pijnlijke
gevolgen van zwakke gezondheidssystemen en lockdownmaatregelen. UNICEF publiceerde
afgelopen week een studie waaruit bleek dat massa's kinderen niet meer naar school
gaan. Ook hier zien we weer dat meisjes het kwetsbaarst zijn wanneer ze weg worden
gehaald uit de veilige omgeving die scholen bieden. De NOS liet beelden zien van een
meisje van 15 dat seks had voor voedsel en nu zwanger thuis zit. Als ze op school
was geweest, was dit niet gebeurd, stelde ze. Daar krijgt ze naast les ook elke dag
eten. Dit is weer een voorbeeld van de ongelijke behandeling tussen man en vrouw,
jongen en meisje. Ik lees in de geannoteerde agenda dat de EU en de lidstaten bij
hun inzet om de economische gevolgen van de covidcrisis te verzachten aandacht hebben
voor het middenveld, de positie van de media en de schuldenproblematiek van landen.
Dat is erg belangrijk en dat ondersteunt mijn fractie ook, maar ik vind dat we te
weinig aandacht hebben voor de positie van meisjes, die door de lockdown aanzienlijk
is verslechterd. Hoe wordt in Europees verband ingezet op het openhouden van scholen?
Graag meer aandacht hiervoor in Europees verband.
Namens mijn collega-woordvoerder handel vraag ik de Minister om de bevindingen van
de taskforce Afrika waar mogelijk ook op Europees niveau door te voeren om zo de economische
relatie te verbeteren. Dat zal ten slotte ook bijdragen aan de geopolitieke positie
van de EU in Afrika. Graag een toelichting van de Minister: waar moeten volgens haar
de accenten liggen tijdens de EU-AU-top?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn
van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 10.15 uur. Daarna gaan we luisteren
naar de beantwoording door de Minister.
De vergadering wordt van 10.03 uur tot 10.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Kaag:
Veel dank, voorzitter. Veel dank ook aan de leden voor hun vragen, opmerkingen en
kanttekeningen. Volgende week is er een informele OS-Raad. Op basis van mijn ervaring
weet ik dat dit betekent dat de meeste Ministers niet aanwezig zullen zijn. Vaak is
het hoogambtelijk, omdat het informeel is. Gelet op de bredere covidsituatie zal ik
digitaal deelnemen. Nederland is een van de vier landen die altijd trouw op ministerieel
niveau deelnemen en ik verwacht dat iedereen dat digitaal zal doen. Dit even voor
het beeld, letterlijk en figuurlijk.
Dan de EU en Afrika. De EU blijft een zichtbare, leidende rol houden in de internationale
COVID-19-aanpak. Team Europe is heel vroeg ingezet, mede op verzoek van Nederland.
Wij hebben meteen gezegd: wat doen we op EU-niveau en wat doen we buiten de grenzen
van de Europese Unie? Vanaf het begin hebben wij ons eigen beleid uitgedragen, op
alle niveaus, ten aanzien van het belang van het tegengaan van ongelijkheid, die niet
alleen in Nederland vergroot is, maar ook in de landen waar de meest kwetsbare mensen
worden. We hebben ook gekeken op welke manier het sociaal contract tussen burgers
en overheden, met nog steeds een rol voor het maatschappelijk middenveld, enigszins
overeind kan blijven.
We hebben gekeken naar sociale vangnetten, cash funds – dat is ook in andere commissievergaderingen
besproken – en we hebben vanaf het begin aangedrongen op zowel ontwikkeling als toegankelijkheid
van een vaccin, juist ook voor ontwikkelingslanden. De WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie,
en de Bill & Melinda Gatesstichting hebben helder gesteld dat als er vaccins beschikbaar
zijn, deze niet alleen betaalbaar moeten zijn, maar in ontwikkelingslanden ook allereerst
beschikbaar moeten zijn voor personeel dat werkt in de gezondheidssector, omdat hun
rol kritisch is bij zorg en herstel, zeker in landen waar de gezondheidssystemen al
ontzettend kwetsbaar zijn en je het aantal artsen op één hand kunt tellen.
Wij zien als Nederland natuurlijk ook dat de betrokkenheid van de private sector essentieel
blijkt, niet alleen als motor van duurzame economische groei. Dit is, zoals sinds
jaar en dag bekend, uiteindelijk de enige manier voor landen om uit de armoede te
komen. Je moet natuurlijk wel kunnen lezen en schrijven, gezond zijn en er moet ook
een veilige omgeving zijn, wil je kunnen en willen investeren. Daarin zit altijd een
balans.
Het EU-instrument European Fund for Sustainable Development blijft een belangrijke
rol spelen bij het versterken van de private sector in Afrika. Bij investeringen is
de naleving van de principes van Building Back Better voor Nederland van belang, dus
inclusief een groen herstel.
Wij kijken vooral ook wat de beste benadering van de schuldenproblematiek is, want
die moet ook bijdragen aan een groen en inclusief herstel. Hier, zeg ik alvast in
antwoord op een vraag, meer een rol weggelegd voor het Internationaal Monetair Fonds,
samen met UNCTAD en anderen. Gisteren heb ik nog gesproken met de executive director
van het fonds, Kristalina Georgieva, om te horen hoe zij de schuldenproblematiek bezien
en hoe ze ervoor willen zorgen dat landen die nu schuldenverlichting en steun van
ODA krijgen, onder andere van Nederland, die niet gebruiken om de schulden in de private
sector meteen af te lossen of bijvoorbeeld schulden aan de Chinese staat. Het is echt
een schuldenverlichting die landen in staat moet stellen om hun rol als staat te vervullen
richting de meest kwetsbaren. Het IMF werkt aan een scherpe benadering. Nederland
heeft 7 miljoen euro vrijgemaakt en steun toegezegd aan een fonds dat landen in staat
moet stellen om de schuldenproblematiek beter aan te pakken. Het DSSI is al eerder
langsgekomen in een ander gesprek; ik meen in de discussie de we hadden met de heer
Alkaya in het kader van het AIV-advies.
Verder hebben we geïnvesteerd in het tegengaan van voedselonzekerheid. Tijdens deze
Raad zal ook worden stilgestaan bij het AU-EU Partnership. De verwachting is wel dat
de ministeriële top zal worden uitgesteld. Dat is nog niet bevestigd, maar heel waarschijnlijk
zal die worden uitgesteld tot het voorjaar van 2021. Ik wil hier een beetje de verwachtingen
temperen over de agenda en de mogelijke afspraken, want er zal ten gevolge van COVID-19
heel veel gebeuren in de wereld tussen nu en dan, zeker als we kijken naar de sociaal-economische
gevolgen in veel landen.
Dan ga ik naar post-Cotonou en daarna kom ik bij de vragen. De onderhandelingen zijn
inderdaad in de laatste fase. De hete hangijzers blijven heel duidelijk seksuele rechten
en gezondheidsrechten, met daarbij natuurlijk ook de bescherming van meisjes – mevrouw
Kuik en mevrouw Van den Hul refereerden met verschillende voorbeelden aan de enorme
verslechtering in de situatie – maar ook sexual orientation and gender identity (SOGI),
en natuurlijk de afspraken inzake migratie, in het bijzonder het nakomen van aangegane
verplichtingen. Wij willen als Nederland dat de EU vasthoudt aan onze waarden en de
afspraken over migratie en dat het EU-onderhandelingsmandaat kan worden uitgevoerd
zoals afgesproken. We zijn er dus nog niet, is in ieder geval alvast mijn startboodschap.
Maar ik kom hierop in meer detail terug in antwoord op de vragen die hierover zijn
gesteld.
Voorzitter. Ik kom op de vragen die zijn gesteld door de leden van deze commissie.
Hoe wordt het maatschappelijk middenveld betrokken bij de formulering van de EU-Afrikastrategie
en de voorbereiding van de top? Voor de voorbereiding van de top zal er nu dus meer
tijd zijn. Wij zullen volgende week nog aandringen op een duidelijke en kenbare betrokkenheid
van het maatschappelijk middenveld, zowel uit het Afrikaanse continent alsook, maar
niet alleen, vanuit de Europese Unie. Wij dringen er op aan dat er nog een ronde kan
worden gehouden met de stakeholders en andere Afrikaanse partners, waaronder ook jongeren.
Zoals u weet, organiseren wij als Nederland later dit jaar een jongerenconferentie
op basis van de strategie. Die vindt weer digitaal plaats en dat is ook voor ons als
Nederland een moment om weer ideeën, suggesties, maar ook kritiek op te halen. In
de publicatie van de gezamenlijke mededelingen over een EU-Afrikatop zijn al een aantal
consultatierondes gehouden, maar wij zullen oproepen tot nog een verdere uitwisseling
met ook gewoon burgers, maatschappelijk middenveld, diaspora, jeugd, private sector
et cetera. Dit is werk in uitvoering.
De Commissie heeft haar migratiepakket gepresenteerd. Wat staat daar in? Het is een
omvangrijk pakket: 10 voorstellen, 500 bladzijden. U zal langs de gebruikelijke weg
worden geïnformeerd via de BNC-fiches. Een eerste appreciatie van het kabinet komt
volgende week voor de JBZ-Raad. Het wordt een langdurig project, dus ik kan daar verder
niet op vooruitlopen. Mevrouw Broekers-Knol zal u de appreciatie van het kabinet sturen
de komende week.
Staan ook irreguliere migratie, terugkeer en overname op de agenda? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wat is de Nederlandse inzet? Er is nog geen agenda voor de top. Gezien
het verwachte uitstel kunnen we daar natuurlijk nog ideeën over aandragen, maar migratie
zal er sowieso op staan, omdat het op Europees niveau evenals in Nederland een nogal
heet hangijzer blijft. Migratie moet ook wat het kabinet betreft circulaire migratie
bevatten, integratie, remittances van legale migranten en natuurlijk ook terugkeer
en overname. Wij blijven ons inzetten voor de duidelijke afspraken die gemaakt zijn
op het gebied van terugkeer en overname met Afrikaanse partners, onder andere binnen
de post-Cotonou-onderhandelingen.
Komt er een nieuw MFK en weer een EU Trust Fund? Worden de lessen meegenomen? Zoals
mevrouw Van den Hul weet, loopt het EUTF inderdaad af. We wachten nog even op de evaluatie
en kijken wat er nou wel goed is gegaan en wat niet. We zullen er kritisch naar kijken.
De evaluatie zal wat mij betreft wel een belangrijke sturing moeten geven aan de toekomst
van migratiefondsen. Het is natuurlijk wel zo dat het EUTF een bijzonder pakket was
binnen de bredere migratieagenda. In de Raadspositie over het nieuwe EU externe financieringsinstrument,
het NDICI, zijn er ook weer specifieke fondsen die gedwongen ontheemding moeten tegengaan
en natuurlijk ook migratie in brede zin. Dat is de preventieagenda zoals die eigenlijk
ook in de agenda van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking staat. Ook hier
kijken we naar de lessen. Ik stel sowieso voor dat het kabinet een appreciatie naar
de Kamer zal sturen wanneer die evaluatie er ligt. Dat lijkt me wel belangrijk, gelet
op de punten die in verschillende vragen en in verschillende financieringsinstrumenten
continu terugkomen hierover. Wat werkt wel en wat werkt niet?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik stel het sowieso zeer op prijs als we die appreciatie kunnen krijgen. Ik hoor ook
heel graag, misschien in de tweede termijn, of daarvoor al iets van een tijdpad aangegeven
kan worden. Maar verschillende leden – ik was daar een van – hebben hier vandaag ook
hun zorgen geuit over wat «migratiemanagement» is gaan heten. Verschillenden van ons
gaven daar voorbeelden van: camera's, radarsystemen, hekken, grensbewaking; ze worden
allemaal ingezet vanuit OS. Ik wil de Minister toch vragen of zij, zonder al te diep
in te gaan op de concrete voorbeelden en de concrete evaluatie, hier al iets over
kan zeggen. Is zij het met ons eens dat het primaire doel van OS het bestrijden is
van ongelijkheid en van de redenen waarom mensen gaan migreren, en niet ervoor zorgen
dat de hekken nog hoger worden, dat de wachttorens nog beter geoutilleerd worden en
dat de defensie-industrie nog verder wordt gesponsord met OS-geld dat bedoeld is voor
ontwikkeling?
Minister Kaag:
Ja, dat deel ik. Er zijn onder de ODA-criteria gelukkig ook al jaar en dag specifieke
afspraken. Ik zoek even de beschrijving; daar kom ik nog op terug. Het EU Trust Fund
is onderdeel van de migratieagenda en wordt voor een groot deel vanuit ODA gefinancierd.
Een klein percentage van het EU Trust Fund is non-ODA, zoals u weet. Daar mogen eventueel
wel bepaalde bewakingskeuzes uit gefinancierd worden, maar voor officiële ontwikkelingssamenwerking
is dat niet aan de orde. Ik deel deze appreciatie.
De heer Alkaya (SP):
Toch even om het heel scherp te krijgen: er zal dus geen cent van die 70 miljard die
de Europese Commissie gaat besteden aan ontwikkelingssamenwerking naar dit soort migratiemanagemenzaken
gaan, zoals hekken, camera's, boten en dergelijke? Geen cent?
Minister Kaag:
Ik zei dat het non-ODA-deel daar eventueel wel aan besteed kan worden. 90% is ODA;
daarbij is het niet mogelijk. Ik zoek even ... Bij een van de vragenstellers kom ik
terug op de details van de definitie. 92% is zelfs ODA. Ik kom erop terug, maar wachttorens
et cetera vallen niet onder ODA, nee. Anders kom ik er in de tweede termijn even op
terug. Ik kan het papiertje waarop de gehanteerde definitie met voorbeelden is uitgeschreven,
nu gewoon niet vinden tussen de vele vragen.
De voorzitter:
Goed, dan horen we het straks.
Minister Kaag:
Ja. In hoeverre wordt steun aan de meest kwetsbare landen afgestemd met de landen
zelf? U weet zo langzamerhand wel hoe het in de EU en in Nederland werkt. Dat gaat
via delegaties, via de de facto ambassade van de Europese Unie en de posten. Zij werken
nauw samen bij de bepaling van programma's en projecten. Idealiter moeten die aansluiten
op of sturing geven aan de prioriteiten van het land of hetgeen wij in de landenstrategie
hebben vastgesteld. Daarnaast zoekt de EU ook nauwe samenwerking of complementariteit
met de VN en natuurlijk de Wereldbank of het Internationaal Monetair Fonds, waar dat
relevant is. Maar het is op basis van de noden. Er wordt niet geparachuteerd. Mensenrechten
worden natuurlijk wel geparachuteerd. Dat wordt niet altijd gewaardeerd, maar die
vinden wij belangrijk. Hetzelfde geldt voor seksuele rechten, gezondheidsrechten,
vrijheid van religie et cetera, et cetera. Dat is de waardegemeenschap die wij willen
uitdragen en die wij anderen ook gunnen.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Wij ontvingen toch wel berichten over zorgen vanuit het Europees maatschappelijk middenveld.
Concord had gevraagd om een consultatieproces, gericht op de AU-EU-top. Mijn vraag
was dus: hoe is het maatschappelijk middenveld erbij betrokken? Daar hebben wij eerder,
ook zeker tijdens deze covid-crisis, onze zorgen over geuit, bijvoorbeeld ook bij
de CSW en andere VN-processen, omdat juist het consultatieproces van het maatschappelijk
middenveld onder druk staat. Kan de Minister iets zeggen over hoe die maatschappelijke
organisaties hierbij betrokken worden of gehoord worden?
Minister Kaag:
Even ter verduidelijking: bedoelt mevrouw Van den Hul te lande, of is zij nu weer
terug bij het idee van samenspraak en consultatie in aanloop naar de EU-AU-top? Want
dat hebben we eerder besproken.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Beide eigenlijk, want op beide punten heb ik zorgen. De Minister zei net dat er geen
ideeën worden geparachuteerd, maar bij dat niet-parachuteren hoort wat mij betreft
ook het consultatieproces. Wij ontvingen juist op dat punt berichten over grote zorgen
vanuit het veld.
Minister Kaag:
Mevrouw Van den Hul haalt één organisatie aan, een hele respectabele organisatie overigens.
Ik zal volgende week nog weer de vraag stellen of de Commissie ons kan verzekeren
dat het consultatieproces dusdanig verloopt dat de meeste organisaties gehoord zijn.
Maar «gehoord worden» wil natuurlijk niet zeggen dat de Commissie alles wat voorgesteld
wordt, zal meenemen. Dat is wat anders.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Kaag:
Dan de vraag van mevrouw Van den Hul en mevrouw Kuik: hoe gaat het met de vaccinverdeling?
Zoals u weet, hebben wij ons voor de inkoop van vaccins aangesloten bij de Europese
inkoopalliantie. Zoals ik aan het begin al heb gezegd, ben ik het ermee eens dat competitie
tussen rijke en vooral arme landen – ik zou zeggen: burgers – moet worden voorkomen.
Wij doen dus ook mee aan het multilateraal inkoopmechanisme van COVAX. Dat is een
soort cluster van de Wereldgezondheidsorganisatie, de vaccinalliantie Gavi, UNICEF
en CEPI. We doen dat via een directe financiering. De EU draagt bij, dus er is ook
een indirecte Nederlandse bijdrage. Ook geven we belangrijke politieke steun. COVAX
kan gelukkig ook rekenen op de riante steun van de Bill & Melinda Gates Foundation,
maar ook op de politieke advocacy, om het zo maar te noemen. Het is echt heel belangrijk
dat wij ons bij de verdeling van vaccins allemaal zo veel mogelijk proberen te houden
aan of proberen aan te schuiven bij het plan zoals de WHO dat voor zich ziet. In de
armere landen komt het echt aan op het eerst een vaccin beschikbaar stellen voor de
medische zorgverleners, omdat die ontzettend belangrijk zijn.
Wat hebben wij gedaan op het gebied van onderwijs, zeker voor de armste kinderen?
Dat vroeg mevrouw Van den Hul. We hebben steun gegeven aan Education Cannot Wait.
Zoals u weet, is dat een organisatie die in middeninkomenslanden maar ook in crisisgebieden
actief is, en onderwijssteunpakketten ter beschikking stelt aan vluchtelingenkinderen
en niet-vluchtelingenkinderen. Uit de COVID-19-respons hebben we ook UNICEF gefinancierd,
want UNICEF is de mondiale trekker op het gebied van onderwijs voor kinderen. Zij
werken op landenniveau uit wat er nog meer kan gebeuren. Wij steunen ook het Global
Partnership for Education. Die hebben zich met meer dan 500 miljoen gecommitteerd
aan de COVID-19-respons.
Onderwijs is dus ontzettend belangrijk. Kinderen verliezen de kans om te leren, er
zijn drop-outs, en meisjes mogen niet meer naar school omdat de ouders niet meer kunnen
werken, enzovoort, enzovoort: we zitten in een enorme negatieve spiraal. Het onderwijsverlies,
dus het verlies aan menselijk kapitaal en rechten, is enorm. Dat baart zorgen. Ik
ben ook in gesprek met UNICEF om te kijken wat hun plannen zijn richting toekomst,
want dit vergt ook veel private investeringen en, denk ik eerlijk gezegd, grotere
steun van de Wereldbank.
Hoe staat het met de post-Cotonouonderhandelingen? Die zijn nog gaande. Het duurt
toch weer langer dan gedacht. En dat is al heel lang. De onderwerpen die ik al noemde,
zijn allemaal niet makkelijk. Migratie, mobiliteit, SRGR, geschillenbeslechting: op
alle fronten liggen de posities nog uit elkaar. Zoals ik al eerder heb gezegd, willen
wij echt dat de EU het onderhandelingsmandaat zoals dat is vastgesteld, nauw volgt.
Dat sluit ook aan bij sommige van de punten die de heer Weverling heeft gemaakt.
Wat is onze positie ten aanzien van het kwijtschelden van schulden? Ik heb daar al
iets over gezegd. Al voor de uitbraak van de pandemie maakten wij ons zorgen over
de kwetsbare schuldenposities van veel lage-inkomenslanden en opkomende economieën.
Vanuit de Wereldbank wordt er gekeken naar manieren om überhaupt inzicht te krijgen
in de schuldenlast. Wie zijn de crediteuren, is het statelijk of niet-statelijk? Statelijk
is met name natuurlijk China. De lasten zijn enorm. Elke oploop van het schuldenniveau
maakt het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN nog minder aannemelijk,
los van de klap die COVID-19 de landen heeft toegediend. Om te voorzien in de acute
financieringsbehoefte hebben zowel de G20 als de Club van Parijs een betalingsmoratorium
in het leven geroepen. Wij hebben dit meteen gesteund en er wordt inmiddels ook gesproken
over een verlenging. Zoals ik al meldde, is er sprake van een nieuw initiatief dat
ik samen met de Minister van Financiën zal volgen, om niet alleen beter de schuldenproblematiek
in kaart te brengen en te houden maar ook naar andere oplossingen te zoeken. En zoals
ik al meldde, vinden we daarbij de solidariteit van alle crediteuren, ook de private
sector en de grote banken, ontzettend belangrijk. Het is in niemands belang dat landen
omvallen, want dan kunnen we onze hele preventieagenda en alles wat daaruit volgt
wel in de ijskast zetten. Ik heb al gemeld dat ik met Kristalina Georgieva van het
IMF ook in gesprek ben geweest over de Poverty Reduction and Growth Trust, waarmee
Nederland als een van de eerste landen een bijdrage heeft geleverd, ook om andere
landen, die veel meer middelen hebben, mogelijkerwijs juist aan te moedigen mee te
doen en over de streep te trekken.
Mevrouw Van den Hul vroeg naar de Griekse eilanden, maar die staan niet geagendeerd.
De reden daarvoor is dat het altijd bij de JBZ-Raad geagendeerd wordt. Ik ga wel de
vraag stellen wat andere landen nog van plan zijn te doen, ook omdat wij als een van
de weinige nog additionele humanitaire hulp hebben verleend binnen het mandaat van
deze Raad. Ik denk namelijk dat we niet ver zullen komen als we een ander gesprek
agenderen. Dat zal geen steun krijgen.
D66 vroeg of er apart geld wordt uitgetrokken binnen het nieuwe MFK voor de wereldwijde
corona-aanpak. De Europese Raad ging over heel veel en de focus was toch echt wel
intra-Europees. Het was ons eigen Europese gesprek. Er is uiteindelijk geen extra
geld voor de externe COVID-19-respons gekomen. We kijken natuurlijk wel uit naar het
nieuwe externe instrument, het NDICI, het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling
en internationale samenwerking. Onder het NDICI hangt geen aparte COVID-19-envelop.
Wel kampen de mensen in veel OS-landen veel sterker met de gevolgen van COVID-19.
Die gevolgen zitten veel meer op het sociaal-economische vlak dan dat ze per se samenhangen
met de infectie- of besmettingsgraad. Zoals u weet is voor het NDICI bijna 80 miljard
in huidige prijzen beschikbaar voor de periode 2021–2027.
Hoe staat het met de Europese samenwerking? Het gezamenlijke Europese steunpakket
in respons op covid was 36 miljard. Daarmee is nu een start gemaakt. Als je het buiten
het noodhulppakket stelt, blijkt het vaak langzamer te gaan dan we soms zouden willen.
We zijn wel actief betrokken bij het proces, met alle ambassades. Wij proberen Team
Europe ook echt te gebruiken om, zoals mevrouw Kuiken terecht zei, complementair te
werken, dus om kennis, kunde en expertise te bieden. Niet in alle landen zijn alle
Europese landen vertegenwoordigd, dus het hangt heel snel af van een koplopersgroepje
van dezelfde landen die ook grote bilaterale partnerlanden zijn van de landen waar
ze werken.
Hoe staat het met de implementatie van de European Consensus on Development? Dat geeft
nog steeds richting aan de financieringsinstrumenten en staat natuurlijk voor een
geïntegreerde aanpak. NDICI is één geïntegreerd instrument, waarbij het nabuurschapsinstrument
en het Europees Ontwikkelingsfonds zijn samengevoegd, zoals de heer Bouali weet. Er
wordt ook gekeken naar innovatieve vormen van financiering. Dat blijft altijd een
mooi doel, maar in de gesprekken waaraan ik deelneem, merk ik vaak dat we uiteindelijk
toch weer terugvallen op traditionele vormen van financiering, terwijl we juist anders
moeten financieren. Daar moet ook de private sector een belangrijke rol in spelen.
Welke rol is er voor Nederlandse ngo's bij de uitvoering van EU-OS? Wij hebben veel
te bieden. Buitenlandse Zaken helpt de uitvoeringsorganisaties zich beter te positioneren
om de tenders ook in te dienen. We zitten nu in de experimentele fase van wat «gedelegeerde
samenwerking» heet. Dat is verlengd tot eind 2021. Er is ook een steunfaciliteit voor
het management van EU-fondsen binnen Buitenlandse Zaken. Wij adviseren zo actief mogelijk
de uitvoeringsorganisaties over EU-procedures, want die kunnen nogal taai zijn. Er
zijn nu wat programma's goedgekeurd. U heeft daar eerder over gelezen in de Kamerbrief
van mei 2020.
Zijn er nog knelpunten ten aanzien van de EU-Afrika-strategie, zoals gepresenteerd
door de Europese Commissie, en de visie van de AU? Ik meen het al eerder benoemd te
hebben: de consultaties lopen nog. Als de top wordt uitgesteld, is er meer tijd voor
onderhandelingen en hopelijk ook meer tijd om consensus te bereiken.
Ik weet niet van wie deze vraag over het coronaherstelpakket was, maar ik zal nog
even duidelijk benoemen dat er geen draagvlak binnen de Raad was voor het financieren
van de externe inzet uit het herstelfonds. Maar dat hebben we allemaal meegenomen,
want Europa was echt druk met zichzelf. Ik denk dat dat toch een licht treurige conclusie
is, want uiteindelijk zal de zwakste schakel in de aanpak van de coronacrisis bepalend
zijn bij het volledig herstel van eenieder.
De voorzitter:
Een vraag van meneer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Ik wist niet wanneer ik het beste kon inhaken, maar dit lijkt me een goed moment.
Heel fijn om van de Minister te horen dat er steun is voor de Nederlandse ngo's in
dat moeilijke oerwoud van Brussel. Ik zou ook graag de toezegging van de Minister
willen krijgen dat we erop blijven letten dat die ngo's ondersteund worden. We hebben
in mei inderdaad een brief van u daarover gekregen. Daar ben ik blij mee. Ik hoor
van veel Nederlandse organisaties, die toch wel hele goeie expertise hebben, dat ze
Brussel lastig vinden. Sommige landen, waaronder Duitsland, ondersteunen heel intensief
hun eigen ngo's. Dus ik hoor graag van de Minister dat zij hier aandacht voor blijft
hebben.
Minister Kaag:
Ja. Die steunfaciliteit binnen BZ en de nieuwe manier om gedelegeerde samenwerking
te ondersteunen is nieuw voor Buitenlandse Zaken. Dat is juist ook gedaan als erkenning
van het belang van de Nederlandse ngo's en omdat het moeilijk is om je weg te vinden
in Brussel. Dat proberen we juist veel meer te doen.
Dan ga ik graag door naar de vragen van het lid van GroenLinks. Wordt er apart geld
uitgetrokken voor een wereldwijde corona-aanpak? Er is geen aparte envelop, zoals
ik net al heb gezegd, onder het NDICI. Maar er wordt wel rekening gehouden met de
programmering. Ik denk dat dat eigenlijk net zo belangrijk is. Het is wel belangrijk
om in de toekomst, zoals we dat altijd doen, te kijken naar wat nu wel werkt en wat
niet, hoe de coronacrisis zich verder ontwikkelt in veel landen en of de instrumenten
die worden ingezet eigenlijk nog wel aansluiten bij de problematiek. Ik ga uit van
een verslechtering van bestaande problemen, maar we moeten wel kijken of de EU dan
ook nog steeds in de juiste sectoren zit. Dat lijkt me een legitieme vraag. Die vraag
zal ik ook meenemen voor volgende week wanneer dat meetpunt wordt meegenomen.
Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van schuldenkwijtschelding? Die heb ik net
benoemd.
Gaat de EU niets nieuws doen in het MFK? Nee. We hebben net gezegd dat het niet zozeer
nieuw is. Er is ruimte om de programmering COVID-19-relevant te maken, net zoals wij
ook de ruimte hebben gegeven aan bijvoorbeeld Nederlandse samenwerkingsorganisaties
of VN-organisaties. Iedereen heeft zich moeten aanpassen, niet alleen door de vertraging
of het gebrek aan toegang, maar ook omdat men nu pas inzicht krijgt in de enorme gevolgen
op sociaal-economisch terrein.
Dan vroeg u naar post-Cotonou. De inzet van Nederland is een gemengd akkoord. Wij
wachten nu gewoon op het verloop.
U vroeg hoe klimaat- en migratie-uitgaven worden gedefinieerd. Er zijn OECD DAC Rio
markers om klimaatrelevantie van uitgaven te duiden. Daar hebben we het al vaker over
gehad. Dan kun je komen op 100%, 40% of 0% klimaatrelevantie. Voor migratie en gedwongen
ontheemding is er nog niet zo'n systeem. Nederland, een aantal andere EU-lidstaten
en de Commissie spreken over hoe we de verschillende migratie-uitgaven beter kunnen
volgen. Dat was nog een terugkoppeling op de vraag van, ik meen, de heer Alkaya en
uzelf. Het is heel duidelijk waar ODA wel voor gebruikt mag worden en waarvoor niet.
Iemand noemde de wachttorens en mevrouw Van den Hul de Defensie-uitgaven. Nee, dat
is geen ODA. Ook in Nederland is het geen ODA. Als ik nog een vraag van het lid van
GroenLinks ben vergeten, dan kom ik er in tweede termijn op terug. Ik zie het niet
in mijn mapje.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik mis een aantal vragen, dus ik was een beetje verward door uw beantwoording om heel
eerlijk te zijn. Ik had bijvoorbeeld gevraagd of post-Cotonou een EU-only-akkoord
wordt of dat het ratificatieproces dadelijk via de parlementen gaat. Hoe gaat dat
proces dadelijk lopen? En ik had nog wat vragen gesteld over de effectiviteit van
de besteding van OS-gelden en de positie van Nederland in relatie tot de Europese
Rekenkamer. Ik had ook gevraagd naar de inzet van de Minister op het wel of niet funden
van het coronaherstelfonds met 10 miljard additioneel. U heeft daar iets over gezegd.
Dat was niet over de Nederlandse inzet maar meer: er was geen steun; wij hebben dat
maar even zo gelaten. En ik had gevraagd naar uw positie op het feit dat 10% minder
OS-budget in EU-verband wordt besteed ten opzichte van de prognose van 2018.
Minister Kaag:
Ik kom daar in tweede termijn kort op terug. Ik kan dat allemaal beantwoorden. Maar
nog even over het EU-herstelfonds. Zoals u weet, is het een heel ingewikkelde onderhandelingsoperatie
geweest. De meeste lidstaten hebben echt naar zichzelf gekeken. Er was bijna geen
politieke aandacht, noch interesse, noch steun voor verbreding. Het was een heel moeilijke
positie. Ik verwijs ook terug naar de Nederlandse positie met de drie andere zogeheten
zuinige partijen. De inzet is heel duidelijk geweest. Dat is allemaal in een ander
debat met de premier behandeld. Maar er was geen aandacht of voldoende steun voor
verbreding van het pakket. Het onderzoeks- en wetenschapsprogramma heeft daar natuurlijk
ook onder geleden. Dat is gekort in de uiteindelijke onderhandeling tussen de landen
op premiersniveau. Dat is het enige wat ik daar nog aan toe kan voegen.
Ik kom in tweede termijn nog terug op een aantal andere vragen, die inderhaast misschien
in het verkeerde mapje zijn geraakt.
Dan ga ik door naar de vragen van de heer Weverling. Hoe krijgt de migratiesamenwerking
met nabuurschapslanden, zoals in Noord-Afrika, vorm in het nieuwe MFK? Moeten er afspraken
komen over migratie? Waar liggen meningsverschillen precies? U had het over de verplichting
van het terugnemen van migranten. Ik denk dat u uitgeprocedeerde asielzoekers of irreguliere
migranten bedoelt. U bedoelt, denk ik, geen legalen. U zei: dat moet daar onderdeel
van zijn, anders kan ik dat post-Cotonou niet steunen. Er zijn inderdaad onder het
nieuwe externe financieringsinstrument ook fondsen voor Noord-Afrika. Die fondsen
betreffen ook migratie en gedwongen ontheemding. Dat moet inderdaad ingebed zijn in
een dialoog. Het gaat ook om gesprekken op politiek niveau, niet alleen op programmaniveau.
Alleen als je een politiek akkoord hebt, heb je helderheid over de programmering.
Het is in lijn met de motie-Becker. Daar vroeg u herbevestiging van. Nederland heeft
gepleit voor duidelijke taal in het EU-onderhandelingsmandaat en het nakomen van afspraken
op het gebied van migratiesamenwerking, in het bijzonder van terugkeer van uitgeprocedeerde
asielzoekers en eigen onderdanen.
We hebben ook opgenomen dat partners in de reguliere politieke dialoog aangesproken
kunnen worden op het niet nakomen van verplichtingen en dat daar een breed scala aan
EU-instrumenten bij betrokken kan worden, onder andere ontwikkelingssamenwerking,
handel en visa. Daarbij moet altijd gekeken worden naar wat daadwerkelijk werkt. Ik
denk door wat ik heb gelezen in de media over het migratiepact, dat het interessant
zal worden. In de voorstellen daarover van mevrouw Johansson en de Commissie worden
ook visa genoemd, omdat dat vaak effectieve middelen zijn om degenen die aan de knoppen
zitten een duidelijk signaal te geven en niet degenen te treffen die juist baat hebben
bij ontwikkelingssamenwerking, de allerarmsten in die landen. Maar dat is maar één
voorbeeld. De kabinetsappreciatie zal komen. Verder lopen de onderhandelingen over
post-Cotonou nog steeds, zoals u weet. Hoe staat het met de migratieafspraken in post-Cotonou?
Ze zijn nog bezig. We kunnen nog niet zeggen hoe dit uiteindelijk wordt verwoord,
maar wij houden vast en wij houden ook de Commissie aan de afspraken die gemaakt zijn.
Dat heb ik nu een aantal malen duidelijk gesteld.
Is corruptiebestrijding een voorwaarde voor samenwerking? Wij zijn altijd een beetje
de luis in de pels binnen de Commissie ten aanzien van het belang van een kritische
dialoog en afspraken over corruptiebestrijding. Dat vindt ook plaats in het kader
van goed bestuur. Je kunt een land uiteindelijk niet sociaal-economisch laten herstellen
of laten bloeien als corruptie endemisch is. Dat kan betekenen dat hulp aan een overheid
wordt aangehouden, maar dat hangt heel erg af van het type hulp, want we willen de
allerarmsten weer niet kwetsen. Denk aan samenwerking in de landbouw of op het gebied
van voedselzekerheid. Daarbij kunnen wij heel duidelijk meekijken en toezicht houden
op de programmering, besteding en uitgaven. Als we via audits kunnen weten hoe het
precies loopt, hebben we het corruptieprobleem misschien nog niet opgelost maar is
het programma in ieder geval goed uitgevoerd. Het is heel selectief en een kwestie
van maatwerk, maar ik deel het belang van corruptiebestrijding als een primair element.
Corruptie is een van de factoren die mensen verlokt om eventueel het land te verlaten,
omdat de situatie dusdanig uitzichtloos is.
U vroeg ook naar de conditionaliteit voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking. Zou
de Europese Unie de instrumenten niet veel meer moeten verbinden aan voortgang op
het gebied van terugkeer en mensenrechten? Het is altijd belangrijk dat je de middelen
slim en flexibel kunt gebruiken om de doelstellingen te bereiken. Effectiviteit staat
daar altijd bij voorop, maar we willen ook voorkomen dat de bevolking de dupe wordt
van het wanbeleid van overheden, dus het blijft een kwestie van maatwerk. Achteruitgang
op de fundamentele waarden op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat
kan inderdaad leiden tot stopzetting van begrotingssteun. Dat hebben we ook gedaan
in Mali in 2012. Dat hebben we nu weer bevroren in Mali na de staatsgreep. En verder
is de Europese visumcode een ontzettend goed instrument, omdat je kunt kijken welke
maatregelen mogelijk zijn om op gezamenlijk niveau op te treden tegen landen die onvoldoende
meewerken aan gedwongen terugkeer. Mijns inziens zal dat een van de effectieve methodes
blijken, omdat de machthebbers dan niet kunnen reizen. Simpel gesteld is dat vaak
waar het interessegebied ligt. Dat is niet altijd in de eigen bevolking.
Er staat in mijn aantekeningen dat de heer Weverling ook vragen had gesteld over onderwijs,
maar die heb ik al beantwoord richting mevrouw Van den Hul. Maar ik kan mij niet herinneren
dat u een vraag stelde over onderwijs, u zelf ook niet geloof ik. Nee. Dan zijn we
er allebei nog bij. Haha.
De heer Weverling (VVD):
Dat is heel belangrijk maar ik had er geen vragen over gesteld.
Minister Kaag:
Ik ben blij dat de heer Weverling onderwijs nu ook steunt. Ik zal het budget meteen
veranderd indienen. Heel mooi.
Mevrouw Kuik heeft terecht gevraagd naar de risico's in brede zin: zwakke gezondheidssystemen,
het risico op verminderde toegang en daardoor ook een verhoogd risico op mogelijke
sterfte. De toegang die mensen hadden is in veel landen door COVID-19 inderdaad nog
verslechterd. Er zijn ook tekorten aan beschermingsmiddelen voor zorgpersoneel. Mensen
mijden klinieken uit angst voor besmetting. Hierdoor dreigt additionele sterfte, bijvoorbeeld
door tuberculose, malaria en moedersterfte. Ik meen mij te herinneren dat wij het
er eerder over hebben gehad: er dreigen dit jaar alleen al 1,5 miljoen mensen te sterven
aan tuberculose of aan de gevolgen van tuberculose wereldwijd.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, tot 2025 wordt ingeschat dat het gaat om 1,5 miljoen extra.
Minister Kaag:
Ja, mevrouw Kuik is de tb-ambassadeur, meen ik. Wij willen ook kijken wat wij verder
kunnen doen op het gebied van gezondheidszorg. Basisgezondheidszorg is hier heel erg
belangrijk. We hebben uit het steunpakket van de eerste 100 miljoen die ik zelf heb
vrijgemaakt, de Global Finance Facility gesteund, die in 26 landen, veelal in Afrika,
de gezondheidssystemen en gezondheidszorg versterkt. Dan kijken we ook naar essentiële
moeder- en kindzorg. En we hebben bijgedragen aan de lokale productiecapaciteit van
beschermende middelen voor medisch personeel. De EU zelf heeft ook een brede inzet
gedaan op gezondheidszorg. U weet ook dat ik de ambtenaren eerder heb gevraagd om
te kijken of Nederland niet met een andere blik naar investeren in gezondheidssystemen
moet kijken. Dat is breder dan onze inzet op seksuele rechten en gezondheidsrechten.
Als het systeem aan de basis niet meer werkt of nog zeer verslechtert, dan kunnen
we ook geen goede uitvoering geven aan onze prioritering van seksuele rechten en gezondheidsrechten.
Het systeem moet wel enigszins functioneren.
Over COVAX hebben wij het al eerder gehad. Wij willen het WHO-plan dus zo veel mogelijk
aanhouden. Dat betekent een stapsgewijze vaccinatie van verschillende doelgroepen,
te beginnen met het medisch personeel en natuurlijk de kwetsbare personen. Het streven
is te kunnen opschalen naar meer dan 20%.
Dan was er nog een laatste vraag over gender. Mevrouw Kuik maakt zich zorgen dat er
te weinig is gebeurd voor de positie van meisjes en zegt dat hierop in EU-verband
meer moet worden ingezet, onder andere met het openhouden van scholen. Ik denk dat
de EU de positie van kwetsbare vrouwen en meisjes echt altijd als prioriteit heeft.
Dat is uiteindelijk een van de aspecten: de directe, concrete vorm van gender. Dat
doen we via het onderwijs en via humanitaire hulp, maar ook met de beschermingsagenda en via opvang in de regio, maar ook in andere landen. Men moet scoren op de
gender marker volgens het nieuwe NDICI. Er is een overkoepelende genderdoelstelling
gesteld van minstens 85%, dus er wordt heel strikt naar gekeken op dezelfde manier
als wij proberen te doen bij het uitvoeren van de Buitenlandse Handel- en Ontwikkelingssamenwerkingsagenda.
Dat was het. In tweede termijn kom ik terug op de vragen die misplaatst zijn, met
excuses, dus de vragen van GroenLinks die vergeten zijn.
De voorzitter:
De vragen waren niet misplaatst, maar de antwoorden.
Minister Kaag:
Ik bedoel de antwoorden, ja. Nee, de vragen waren niet misplaatst. Mijn antwoorden
liggen ergens hier.
De voorzitter:
Dan is er nu nog een vraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Nee, niet nóg een vraag, maar álle vragen.
Minister Kaag:
Excuus, alle vragen. Geeft u mij een minuut om even tussen de ... Ik heb het hier
niet, jongens. Ik kijk zelf even naar de vraagstelling van de heer Alkaya. Nu wordt
het echt een papierwinkel, meneer de voorzitter.
De heer Alkaya (SP):
Zou ik de Minister anders kunnen helpen door mijn eerste termijn te herhalen?
Minister Kaag:
Over schuldenproblematiek hebben wij ... Het is gevonden, heel fijn. Excuus. U vroeg
inderdaad naar de 10% van NDICI die naar migratie-uitgaven gaat. Die vraag heb ik
al eerder beantwoord: dat geld wordt besteed aan grensbewaking in plaats van aan de
armste mensen. In de Raadspositie over NDICI staat, zoals u weet – dat was de aanleiding
van uw vraag – dat 10% naar migratie en gedwongen ontheemding gaat. Ik heb al eerder
gezegd dat er voor migratie en gedwongen ontheemding nog niet zo'n systeem is en dat
we kijken hoe dat kan. De definitie van ODA is duidelijk. De voorbeelden die u noemde,
vallen niet onder ODA. Wij zullen daar streng naar blijven kijken, want ik deel de
zorg dat er een risico is van verschuiving en dat is niet de bedoeling. Ik dacht dat
ik die vraag al beantwoord had.
U vroeg ook hoeveel van het Nederlandse ODA-budget naar de EU gaat. Jaarlijks is dat
521 miljoen van de 4,5 miljard, dus wij schatten in ongeveer 11% voor 2021.
U vroeg ook naar een reactie op het verslag van de Europese Rekenkamer over de inzet
van OS in Kenia. Ik meen dat dat een voorbeeld was, want het verslag ging breder over
een aantal Afrikaanse landen. Er staan inderdaad hele goede aanbevelingen in het verslag;
ik meen dat de heer Weverling daar ook over sprak. De Commissie en de EDEO, de externe
dienst, geven aan dat die deels zullen worden overgenomen. Wij gaan er echt op aandringen
dat alles wat wij belangrijk vinden aan lessen en aanbevelingen wordt overgenomen
in het NDICI, want als er niet beter naar wordt gekeken, heeft het geen zin om studies
te doen met scherpe aanbevelingen. Het probleem met een aantal aanbevelingen van de
Rekenkamer is naar mijn begrip wel dat ze de uitvoering op programmaniveau goed vonden,
maar dat de link naar het overkoepelende thema of de doelstelling armoedebestrijding
niet altijd duidelijk was. Dat is altijd een probleem. Het grote thema, de grote doelstelling
en dan terugwerken op programmaniveau; dat is soms lastig. Ik vind wel dat de EU niet
kan zeggen: we nemen het ten dele over en verder komt het wel goed. Het belang is
te groot en de financiering is te belangrijk. Ik kom hier graag op terug in de vervolgvergadering.
Ik zal onze vertegenwoordiging bij de EU ook vragen om hierover in het bijzonder in
gesprek te gaan.
Wat vind ik van gezamenlijke programmering? Hebben we invloed op de prioriteiten?
Ik dacht dat ik ten dele al had aangestipt dat wij in principe een meerwaarde zien
in de samenwerking van de EU en de Europese Commissie omdat we meer impact hebben.
Je kunt informatie uitwisselen. Sommige landen hebben ook meer toegang. In de praktijk
is dat ook vaak ten faveure van de Commissie zelf. Zij heeft niet altijd de toegang
die zij zou moeten hebben. Maar bijvoorbeeld Frankrijk kan, omdat dit land in de Veiligheidsraad
zit, op het hoogste niveau schakelen. Dat heeft een goede uitwerking op de hele EU-programmering.
Het is per land maatwerk. Ik denk dat wij zullen blijven kijken hoe goed het werkt.
Het verschilt wel van land tot land en het hangt eerlijk gezegd ook af van de kwaliteit
van de EU-vertegenwoordiging in het land zelf, net zoals wij die hebben.
De heer Alkaya (SP):
Dat laatste punt is wel belangrijk. De subsidiariteit speelt hier natuurlijk ook.
Op het moment dat de Europese Commissie dezelfde dingen gaat versterken als die de
lidstaten doen in plaats van dat zij additionele dingen doet, is het de vraag of wij
dat geld zelf niet überhaupt beter kunnen besteden. Ik zou daar nog wel een analyse
van willen. Ik weet niet of we daar ooit een BNC-fiche voor ontvangen. Het is natuurlijk
nog maar een voornemen, maar we moeten daar wel scherp naar kijken. Ik ben ervan overtuigd
dat wij hier in Nederland, omdat wij ook kritisch zijn, steeds verder slagen maken
in de controleerbaarheid van de OS-uitgaven. We spreken hier vaak over hoe de Minister
dat geld uitgeeft en over de effectiviteit daarvan. Hoe de Europese Commissie dat
doet, vind ik echt schimmig. We hebben als commissie geprobeerd een onderzoek hiernaar
op te zetten, om daar geld tegenaan te gooien om daar extern onderzoek te laten doen,
maar zelfs daar kwamen we eigenlijk niet goed uit. Ik heb niet het gevoel dat ik de
OS-uitgaven die de Europese Commissie doet, net zo goed kan controleren als de uitgaven
die de Minister doet. Daarom heeft het in ieder geval mijn voorkeur dat als de Europese
Commissie daar meer mee gaat doen, we er heel scherp op zijn dat de subsidiariteit
nog steeds goed geborgd is.
Minister Kaag:
Ik begrijp het wel. Het is heel groot en het gaat om heel veel geld. Bovendien gaat
het via heel veel lijnen en complexe structuren. Als je kijkt naar onze jaarlijkse
rapportage over de OS-begroting, ook online, is het best wel een werkje om dat allemaal
goed te achterhalen. En inderdaad, we hebben debatten daarover en er is de rapportageplicht.
Ik ben hier natuurlijk altijd om uitleg te geven waar we dat zelf kunnen en dat ook
moet. Ik wil even nadenken over wat slim is en toegevoegde waarde biedt. We stellen
natuurlijk landenstrategieën op. Daar gaan we vanuit Brussel mee akkoord. Daar horen
budgetten bij en daar kijkt de Rekenkamer naar. Het is al heel veel. Het is alleen
misschien niet zo inzichtelijk omdat het nog complexer is dan al op Nederlands niveau,
bilateraal. Ik wil graag even overleg hierover voeren om te kijken wat een goed voorstel
zou kunnen zijn dat toegevoegde waarde biedt en geen extra werk oplevert.
De heer Alkaya (SP):
Ja, graag. Ik vraag de Minister om daar ook goed in gesprek over te blijven, juist
om het draagvlak voor dit soort uitgaven te behouden. Als we rapporten krijgen waaruit
blijkt dat er zes jaar lang geld is uitgegeven, maar dit voor de structurele ontwikkeling
van het land niets heeft gedaan, ondergraaft dat het draagvlak. Dat willen we natuurlijk
niet. Mijn partij is er heel erg voorstander van dat we landen helpen, maar ik ben
er dus nog niet van overtuigd dat dit het beste kan via de Europese Commissie. Als
we daar nog aandacht voor kunnen vragen, heel graag.
Minister Kaag:
Dat is heel goed. We zullen het dan later wellicht hebben over de munteenheid.
De heer Alkaya (SP):
Niet met mij, maar daar gaan we het zeker over hebben.
Minister Kaag:
Dank u wel. Ik denk na over wat een nuttig voorstel zou zijn dat tot verbetering zou
kunnen leiden en niet tot een parallel proces. Dat is de gedeelde inzet.
De heer Bouali (D66):
Ik sluit me aan bij wat de heer Alkaya zegt, maar ik vind het jammer dat hij het woord
«schimmig» gebruikt. Ik denk dat de gelden die in de Europese Unie uitgegeven worden,
allerminst schimmig zijn. Ze worden overigens ook gecontroleerd door uw collega's
in het Europees Parlement. Wel roep ik de Minister in herinnering de motie van mijn
collega van de VVD Becker en mij, waarin we de oproep doen om het voor de Kamer inzichtelijker
te maken hoe die EU-gelden gaan. Misschien is dat nog behulpzaam.
Minister Kaag:
Ja, dat nemen we mee. We schrijven er ten gevolge van een motie ook jaarlijks een
brief over. Ik begrijp dat de vraag van de heer Alkaya een andere is, en daarom is
het een beetje een zoektocht om te kijken wat zou kunnen werken en wat ook kan helpen.
Want daar gaat het ons allemaal om.
De voorzitter:
Dan kijk ik even rond. Volgens mij kunnen we nu concluderen dat de eerste termijn
kan worden afgesloten. Dank u wel. Dan gaan we over tot de tweede termijn. Ik stel
voor twee minuten per fractie. Mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Bij
een informele top is het natuurlijk altijd wat ingewikkeld. Dat snappen wij heel goed.
Met die kanttekening ben ik toch blij met een aantal punten die de Minister heeft
beantwoord, onder andere de inzet op onderwijs. Dat is voor ons een zeer belangrijk
punt, juist ook om er in tijden van covid voor te zorgen dat de toegang tot onderwijs
geborgd is, juist ook voor meisjes en vrouwen; mevrouw Kuik had het er ook al over.
Ik kom nog heel even terug op de consultatie en de inspraak van het maatschappelijk
middenveld. De Minister zei: dat is één organisatie. Maar ik had het over Concord
en dat vertegenwoordigt wel degelijk 28 koepels. Daar zit bijvoorbeeld Partos bij,
en Partos heeft weer een heleboel andere organisaties onder zijn paraplu – of haar
paraplu of hun paraplu; we hadden het net nog over de voornaamwoorden – en ook nog
eens 25 netwerken zoals ActionAid. Dat is dus wel degelijk een heel groot deel van
het Europese maatschappelijk middenveld dat op zijn beurt weer een heleboel lokale
organisaties vertegenwoordigt. Als zij zeggen dat zij nu niet voldoende gehoord worden
in dit proces, dan baart mij dat wel degelijk zorgen. Wij hebben hier al vaker lansen
gebroken voor de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, dus ik geef
dit toch echt nog even uitdrukkelijk mee aan de Minister.
Het tweede punt dat ik uitdrukkelijk mee wil geven aan de Minister is het volgende.
Ik weet dat dit ook hoog op de wensenlijst van de Minister zelf staat. Ik vraag haar
om ons op de hoogte te houden van de voortgang op de punten van zorg in het post-Cotonouproces,
waar wij elkaar niet vinden in Europese eenheid, dus de punten over seksuele en reproductieve
rechten en volksgezondheid en de zorgen over mensenrechteninstituties. Kortom, het
hele lijstje dat we net hebben besproken. Dat baart ons grote zorgen. We zien dat
er in Europa grote stappen terug worden gezet, net als in de VN. Vooruitgang is daar
inmiddels niet meer het boeken van échte vooruitgang, maar het behoud van wat we hebben.
Daar mogen we ons nooit bij gaan neerleggen, zeker niet in Europa. Daar wil ik zeker
nog een lans voor breken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van den Hul. Dan de heer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor het beantwoorden van in ieder geval
een deel van mijn vragen in de eerste termijn. Ik kijk uit naar de beantwoording van
de rest zo meteen.
Ik hoorde de Minister spreken over het post-Cotonouakkoord. Ze had het over een gemengd
akkoord. Betekent dat dan dat Nederland gaat inzetten op investeringsgeschillenbeslechting?
Vindt u dat wel verstandig, want de maatschappelijke en politieke steun voor bijvoorbeeld
ICS en ISDS brokkelt hard af. Hoe verhoudt zich dat tot deze opmerking?
Er is in deze commissie breed aandacht gevraagd voor de positie van vrouwen en meisjes,
maar ik heb in mijn bijdrage ook aandacht gevraagd voor de positie van lhbti'ers,
die zwaar onder druk staat in Afrika. Ik was benieuwd naar uw reactie op hun positie,
zeker ook omdat we zien dat zelfs in vluchtelingenkampen van de UNHCR lhbti'ers op
dit moment niet meer veilig zijn.
Tot slot, voorzitter. Het standpunt van dit kabinet in april was duidelijk: ringfencen
en extra noodhulp. Dat werd de wereld in geslingerd, samen met EU-leiders en met Afrikaanse
regeringsleiders: samen zorgen dat we covid de wereld uit krijgen. Dat blijken helaas
holle woorden te zijn geweest, zowel in Nederland als in de EU. Daarmee is het een
OS-beleid van mooie woorden en weinig daden gebleken. Dat stemt mij toch wel verdrietig.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan de heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal het, net als bij mijn inbreng, kort houden. Ik denk
dat het belangrijk is dat wij als Nederland ons ook op Europees niveau inzetten voor
Europese ontwikkelingssamenwerking. Het is daarom heel goed dat de Minister zowel
letterlijk als figuurlijk aanwezig is op die informele top om te laten zien hoe belangrijk
Nederland ontwikkelingssamenwerking vindt. Zeer veel dank aan de Minister voor de
beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank, meneer Bouali. Dan de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Eigenlijk was de kern
van mijn betoog vandaag dat het belangrijk is om draagvlak te houden voor ontwikkelingssamenwerking
en dat de Europese Unie daar in ieder geval niet bij helpt. De heer Bouali gaf zonet
aan dat het Europees Parlement natuurlijk ook kan controleren en dat het democratische
proces helemaal niet schimmig is. Dat is gewoon niet zo in de praktijk. Ik snap dat
D66 daarin gelooft, maar het is bij heel veel onderwerpen niet zo. Het Europees Parlement
heeft geen budgetrecht en kan niet budgetten voor ontwikkelingssamenwerking vermeerderen
of verminderen. Daar moeten wij controle op houden via de Raad. Dat is aan ons. Het
Europees Parlement heeft geen initiatiefrecht en kan geen individuele Commissarissen
wegsturen. Het kan dus niet dreigen met het wegsturen van een individuele Commissaris
op het moment dat die niet goed verantwoording aflegt. Dat zijn allemaal manieren
en mankementen in de Europese democratie die op nationaal niveau gewoon beter geregeld
zijn. Daarom heb ik daar vandaag juist aandacht voor gevraagd. De Europese Commissie
moet wat mij betreft een extra inspanning doen om te laten zien dat ontwikkelingsgeld,
dat schaars is en waarvan nog steeds te weinig is, in ieder geval wel goed besteed
wordt door de Europese Commissie. Ik heb daarover mijn twijfels geuit. Ik heb het
kabinet meegegeven ervoor te zorgen dat het in de Raad besproken wordt en daar kritisch
op te zijn. Volgens mij is die boodschap in ieder geval aangekomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Alkaya. Dan de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Dank. Nog een hartenkreet van mij richting de Minister. Ik hoop dat zij die in tweede
termijn kan ondersteunen en onderschrijven. Kan zij in navolging van de Europese Rekenkamer
erop aandringen dat de controleerbaarheid, de transparantie en de checks-and-balances
rond al dat geld dat vanuit de EU naar andere landen gaat, beter inzichtelijk wordt?
Kan zij daar namens Nederland echt op aandringen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Weverling. Dan is nog tot slot het woord aan mevrouw Kuik. Gaat
uw gang.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ook dank van mijn zijde voor de beantwoording. In het bredere plaatje qua gezondheid
en gezondheidsstelsels is het belangrijk dat wij een positie hebben in het oproepen
van andere landen om bij COVAX aan te sluiten. De Minister gaf aan dat de prioriteit
ligt bij mensen die in de frontlinie staan, dus de mensen in de zorg, omdat hun rol
kritisch is. Dat begrijp ik. Ik vraag me nog wel af hoe de verdeling van de vaccins
per land werkt. Dat gebeurt op basis van behoefte, maar er is natuurlijk overal behoefte.
Op basis van welke constatering worden er dus aan land A eerder vaccins aangeboden
dan aan land B? Kan de Minister daar al iets meer over zeggen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan kunnen we over naar de tweede termijn van de Minister,
die ik bij dezen het woord geef.
Minister Kaag:
Ja. Ik hoorde nog enkele vragen. Wat is het tijdpad voor de evaluatie van het European
Trust Fund? We weten op dit moment alleen nog maar dat het binnen afzienbare tijd
zal gebeuren, maar ik zal via de Permanente Vertegenwoordiging nog laten vragen wat
nou de planning is. Er wordt verwacht dat het dit jaar wordt, maar het is wel belangrijk
om het nog te kunnen meenemen in de planning en de uitvoering van het volgende MFK.
Dat kunnen we dus op een ander moment bevestigen.
Dan was er de vraag of er onder het volgende MFK minder budget beschikbaar is. Binnen
het MFK is 73,1 miljard beschikbaar voor NDICI. Het bedrag is inderdaad iets lager.
Het probleem is ten dele veroorzaakt door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk,
want het wordt nu gefinancierd door 27 in plaats van 28 lidstaten. We hadden er inderdaad
voor kunnen kiezen om het op te hogen, maar in brede zin is daar op dit moment op
Europees niveau geen steun voor, zoals ik al eerder zei, noch voor het herstelfonds,
noch voor het MFK.
Dan was er de vraag of post-Cotonou gemengd of EU-only is. Dat wordt pas bepaald aan
het eind van de onderhandelingen, op basis van de inhoud van het verdrag. We gaan
uit van een gemengd verdrag, dus dat vereist ook onder andere de ratificatie door
nationale parlementen. Maar het is geen handelsakkoord, dus ICS en andere mogelijke
investeringsbeschermingsmechanismen waar u zich zorgen over maakt, zijn niet aan de
orde in dezen.
Dan was er nog een opmerking van mevrouw Van den Hul. Ja, onderwijs blijven we belangrijk
vinden. Ik breng ook in herinnering dat ik daar gelukkig geen rappel voor nodig heb.
Wij hebben onderwijs namelijk weer teruggebracht nadat het in 2010 ongeveer was wegbezuinigd
uit alle budgetten. Onderwijs is in deze kabinetsperiode weer een prioriteit, dus
wij kijken natuurlijk heel scherp mee bij alle kanalen voor onderwijs voor meisjes
en vrouwen die wij nu financieren. We zijn ook nog steeds aan het trekken aan het
IFFEd, het mechanisme dat we hebben opgesteld voor innovatieve financiering van onderwijs
in middeninkomenslanden voor vluchtelingen en kwetsbare groepen, om te zorgen dat
de Wereldbank daar daadwerkelijk uitvoering aan gaat geven samen met het Verenigd
Koninkrijk.
Ik neem het punt van Concord echt mee. Ik ga dat volgende week ook formeel opbrengen.
Ik wil bevestiging hebben over het hoe en wat, zoals ik al eerder zei. Ik wil weten
hoe de consultaties nog vorm kunnen krijgen nu er extra tijd is. Ook zal ik me als
geen ander blijven inzetten voor seksuele rechten en gezondheidsrechten en voor de
positie van kwetsbare groepen zoals lhbti'ers, zoals het lid van GroenLinks vroeg.
We blijven daar echt scherp naar kijken. Dat is niet onderhandelbaar. De internationale
druk neemt enorm toe om het juist af te zwakken. Dat zien we deze week ook bij de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en dat kan gewoon niet. De voortgang
is al te traag; laat staan dat we nog willen terugvallen in oude mantra's of dogma's.
Ik vond het wel interessant dat de heer Alkaya concludeerde dat mijn betoog heel kritisch
was. Dat was uw interpretatie, maar niet mijn betoog. Laat ik dat even voor de goede
orde stellen. Ik kan zorgen delen, maar mijn conclusie is nog steeds dat Europa heel
effectief is en dat we ertoe doen als Nederland, samen met Europa, op alle terreinen.
Bilateraal is belangrijk, maar met Europa kun je echt impact hebben. Dan kunnen we
gehoord worden en de verandering uit blijven dragen.
Meneer Alkaya, uw vragen in het bijzonder gingen over de controle op de uitgaven van
de EU. Er is een literatuurstudie, kennelijk, naar ontwikkelingssamenwerking – dat
is wat anders dan controle – in sub-Sahara Afrika 2013–2018. Deze studie, in opdracht
van de IOB, neemt 55 evaluaties en andere rapporten van de EU in het kader van ontwikkelingssamenwerking
onder de loep en geeft inzicht in de bereikte resultaten. Over het algemeen is dat
positief. Ik ken de studie zelf niet, maar ik word geadviseerd dat die studie zelf
positief is. Het is dus niet zo'n treurig beeld als geschetst. Het staat ook op de
website van de IOB. Wat belangrijker is, is uw vraag hoe we meer inzichtelijk kunnen
maken hoe de uitgaven lopen en hoe daar nog een andere vorm van controle op kan plaatsvinden.
Daar heb ik al een toezegging op gedaan, namelijk dat ik daarop zal terug zal komen
na discussie om te kijken wat mogelijk zou zijn en hoe. Er is heel veel informatie
beschikbaar. Het probleem is om het allemaal samen te krijgen.
Ik weet niet of ik nog een vraag heb gemist. De heer Weverling deed nog ...
De voorzitter:
De heer Alkaya wil in elk geval nog even reageren op wat u zegt.
De heer Alkaya (SP):
Even kort, ter aanvulling. Het gaat niet alleen om controle als in inzicht, maar ook
om een evaluatie van de effectiviteit, subsidiariteit: of het beter besteed is dan
wij dat zouden doen, een inschatting daarvan. Dat is ook nog een belangrijk punt.
Het gaat ook niet alleen om bilaterale hulp. Ik ben ook niet tegen internationale
samenwerking, maar dat is wat anders dan 70 miljard overmaken en ook eigen middelen
geven om zelf dingen te doen. Dat is wat anders dan wat mevrouw Kuik bijvoorbeeld
zei: het samenwerken en coördineren van de nationale inzet.
Minister Kaag:
Ik denk dat we gewoon een ander wereldbeeld hebben wat betreft het belang en de effectiviteit
van de EU, maar daar is dit misschien niet het forum voor. Dat wordt nog bevestigd
door de heer Alkaya, hoor ik zo zonder gehoorapparaat. Ik heb geen gehoorapparaat.
Dat was een grapje.
Nog even een vraag van mevrouw Kuik: Nederland zet echt in op de verdeling – dat vinden
we correct en juist – door de Wereldgezondheidsorganisatie, om de noden voorop te
zetten. Het global allocation plan zal leidend zijn, wat mij betreft. Daar zetten
wij ook op in.
Dan was er nog een hartenkreet van de heer Weverling, maar ik dacht dat ik die eigenlijk
al beantwoord had. Ja, we willen er natuurlijk voor zorgen dat corruptiebestrijding,
effectieve besteding, helderheid en conditionaliteit op het juiste moment worden ingezet.
De voorzitter:
Dan denk ik dat ik nu kan overgaan tot het voorlezen van de toezeggingen zoals die
zijn genoteerd.
– Zodra de evaluatie van het EU Trust Fund for Africa beschikbaar is, zal een kabinetsappreciatie
met de Kamer worden gedeeld.
– De Minister komt terug op wat meer mogelijk is als het gaat om meer toezicht en controle
op EU-ontwikkelingssamenwerking, na nader overleg dat de Minister zal voeren over
dit onderwerp.
Mijn vraag aan de Minister is dan nog of zij een termijn kan noemen waarop wij een
reactie kunnen verwachten.
Minister Kaag:
Eerlijk gezegd weet ik niet hoe complex deze operatie zal blijken, dus ik kan uit
de losse pols een suggestie doen. Ik wil daar misschien in een volgend AO op terugkomen.
We moeten het echt goed uitzoeken. Hier moet wat overleg over gevoerd worden. Ik kan
niet zeggen: over twee weken. Ik weet het gewoon even niet. Ik kijk even naar de ambtenaren
om te zien of zij een datum willen geven. Ik hoor mei. Dat is te laat. Voor het einde
van dit kalenderjaar.
De voorzitter:
Nou, dan hebben we een termijn. Voor het einde van het kalenderjaar. Dank u wel Minister.
Ik dank de leden voor hun inbreng en de Minister voor de beantwoording van de gestelde
vragen en daarmee sluit ik dit algemeen overleg.
Sluiting 11.21 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.