Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 9 september 2020, over Toerisme
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 133 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 25 september 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 9 september 2020 overleg
gevoerd met mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 28 juli 2020
inzake Toetsingskader risicoregelingen rijksoverheid inzake de leningsfaciliteit aan
de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) (Kamerstuk
35 420, nr. 98).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Renkema
Griffier: Kruithof
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Aartsen, Von Martels, Moorlag, Renkema
en Schonis,
en mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Van harte welkom bij het algemeen overleg van de commissie van Economische
Zaken en Klimaat. Aan de orde is vandaag het onderwerp toerisme. Een bijzonder welkom
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Keijzer. Welkom
aan de Kamerleden. Er hebben zich vier fracties gemeld. Welkom ook aan eenieder die
dit overleg op afstand volgt.
We hebben afgesproken dat de spreektijd in de eerste termijn vijf minuten per fractie
bedraagt. Gezien de agenda en het aantal Kamerleden wilde ik verder geen afspraken
maken over het aantal interrupties. Het lijkt me dat we dit debat binnen de geplande
tijd goed kunnen afronden.
Dat gezegd hebbende geef ik graag als eerste het woord aan de heer Von Martels. Hij
spreekt namens de fractie van het Christen Democratisch Appèl. Aan u het woord, meneer
Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik hoor net van de voorzitter dat er vier partijen deelnemen.
Als ik zie hoe belangrijk de sector is, is het toch een beetje teleurstellend dat
slechts vier partijen hier acte de présence geven. Maar dit geheel terzijde.
We kwamen op 23 januari de laatste keer hier bijeen. Dat lijkt relatief recent, maar
toch ziet de wereld er heel anders uit, zeker in de sector waarover we vandaag willen
praten. Mede daarom was het een breed gedeelde wens in deze commissie, en ook van
het CDA, om snel na het reces over toerisme en onze gastvrijheidseconomie te spreken.
Hoewel de agenda van dit AO maar kort is, is de opgave waar de vrijetijdssector voor
staat levensgroot: uit de coronacrisis komen en zichzelf opnieuw uitvinden in een
samenleving waar op dit moment nog weinig is wat het ooit was. Of het nu gaat om de
horeca, de verblijfsrecreatie, de dagattracties of de reisbranche, bedrijven krijgen
het zwaar voor hun kiezen. We zien gelukkig volop veerkracht en aanpassingsvermogen,
maar horen helaas ook veel schrijnende verhalen. Coronabeperkingen, annuleringen,
omzetverliezen en steeds wisselende reisadviezen drukken hun stempel op het toeristenseizoen
2020. Kan de Staatssecretaris ons vertellen wat haar indruk is van hoe het nu met
de sector gaat?
Het kabinet heeft tot dusver drie steunpakketten ontwikkeld om bedrijven door de crisis
te helpen. We kennen ze allemaal: de NOW, de TOGS, de TVL en de Tozo. Die vormen telkens
de kern. Veel ondernemers hebben hiervan gebruik kunnen maken, maar zo blijkt: one
size doesn't fit all, en maatwerk in deze regelingen is lastig. Met name over de situatie
van seizoensbedrijven die hun omzet in een specifiek en beperkt aantal maanden van
het jaar moeten verdienen – te denken valt bijvoorbeeld aan de groepsaccommodaties
en de chartervaart – ontvingen wij in aanloop naar dit AO veel zorgelijke berichten.
De Kamer debatteert op korte termijn plenair over het derde steunpakket. Wij zullen
de vragen waar mogelijk aldaar adresseren. Kan de Staatssecretaris desalniettemin
een appreciatie geven van in hoeverre de huidige steunmaatregelen passend zijn gebleken
voor specifiek de gastvrijheidssector?
Na het vorige AO Toerisme heeft het CDA een motie ingediend die opriep om nader invulling
te geven aan de toeristische visie Perspectief 2030, meer precies om samen met provincies
en het NBTC de uitgangspunten van Perspectief 2030 te concretiseren en de uitkomsten
van het Rli-advies «Waardevol toerisme: onze leefomgeving verdient het» hierbij te
betrekken. De motie kwam voort uit een behoefte aan en zelfs een noodzaak voor meer
regie, afstemming en coördinatie ten aanzien van het toerismebeleid. Wij merken dat
die noodzaak door de sector nog steeds wordt gevoeld en misschien zelfs wel groter
is dan ooit tevoren, en zijn benieuwd naar de opvolging van onze motie.
Over coördinatie gesproken: vanuit de reisbranche komt een nadrukkelijk signaal om
meer harmonisatie, coördinatie in reisadviezen en eenduidigheid in coronaverplichtingen
op Europees niveau. Wij kunnen ons die oproep ook in de grensregio's goed voorstellen.
Wat kunnen wij de sector teruggeven, zo vragen wij de Staatssecretaris.
Het NBTC heeft samen met lokale marketingorganisaties gewerkt aan een hersteloffensief
voor de toerismesector in de periode na de versoepeling van de coronamaatregelen,
getiteld Offensief Duurzaam Herstel Bestemming NL. We hebben daar ter voorbereiding
op de Europese Toerismeraad van 27 april jongstleden al eens naar gevraagd. Wat heeft
dit offensief ingehouden? Zijn er al resultaten bekend?
In dat kader vragen we ook graag aandacht voor de dit jaar door de Kamer aangenomen
motie van CDA en D66 om de naamsbekendheid van middelgrote en kleinere culturele instellingen,
zoals musea, onder buitenlandse toeristen te vergroten. De coronacrisis plaatst deze
motie uiteraard in een ander daglicht, maar maakt de uitvoering niet minder belangrijk
en zelfs urgenter. Hoe staat het met deze motie?
Tot slot het binnenlands toerisme. Een van de ambities uit het regeerakkoord is het
toegankelijk maken van historische plekken die het verhaal van Nederland vertellen.
Het lijkt het CDA een interessante gedachte om die ambitie met het binnenlands toerisme
te verbinden, juist nu we meer in eigen land op vakantie gaan. Er is in ons land zo
veel moois te zien en te doen, maar hoe kunnen we de vele onontdekte plaatselijke
en regionale pareltjes ontsluiten en beter vindbaar maken?
Lokaal bestaan er heel mooie initiatieven, zoals in Schagen, waar recentelijk ruim
honderd gemeentelijke monumenten met speciale informatiebordjes in de spotlights werden
gezet. Of in Maastricht, waar oude informatieborden op korte termijn door nieuwe exemplaren
worden vervangen om meer aandacht voor Romeins Maastricht te genereren. Wij zouden
het goed vinden als dergelijke initiatieven door heel Nederland navolging krijgen
om cultuur en toerisme in de regio een impuls te geven en tegelijk het toerisme beter
in ons land te spreiden. Is de Staatssecretaris bereid dit eens met het NBTC en de
bewegwijzeringsorganisaties in ons land te onderzoeken, of onderdeel te laten worden
van de campagne Offensief Duurzaam Herstel Bestemming NL? Graag een reactie.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, meneer Von Martels. Ik geef het woord aan de heer Schonis.
Hij spreekt namens de fractie van D66. Aan u het woord.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Net als mijn collega valt het mij ook op dat wij hier begin dit
jaar bij elkaar hebben gezeten en dat we toen hoofdzakelijk hebben gesproken over
de discussie hoe we met name buitenlandse toeristen meer over Nederland kunnen verspreiden.
We zijn nog geen negen maanden verder en de wereld ziet er toch enigszins anders uit.
Het toerisme mag in zwaar weer verkeren, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ondernemers
ook in zak en as zijn gaan zitten. Ik wil dan ook een groot compliment maken aan al
die ondernemers die zich van hun meest innovatieve kant hebben laten zien. Van het
bezorgen van maaltijden aan huis vanuit restaurants en hotels tot aan digitale pubquizzen
met een uit het café geleverde tap. Ik ben ongelooflijk trots op al deze ondernemers.
Door de lockdown zijn nieuwe businessconcepten geprobeerd. Veel ondernemers zijn tot
grote lengte gegaan om het hun klanten ook in deze moeilijke tijd naar de zin te maken.
Hulde.
We moeten echter ook constateren dat de dreiging van de COVID-19-pandemie nog verre
van voorbij is. Veel ondernemers zien de mogelijkheid van een tweede golf met angst
en beven tegemoet. Voor enkele sectoren, zoals de nachtclubs en de reisorganisaties,
zijn de gevolgen van de huidige lockdown, hoe intelligent die ook was, bovendien nog
elke dag merkbaar. Daarom is nu actie nodig. Wat gaat de Staatssecretaris de komende
maanden doen om bedrijven in de toeristische branche te helpen? Ik denk dan met name
aan reisorganisaties die geconfronteerd kunnen en zullen worden met het van kleur
verspringen van toeristische bestemmingen in het buitenland.
D66 denkt daarnaast ook aan de seizoensgebonden bedrijven in Nederland. Ik ga ervan
uit dat de Staatssecretaris hen toch niet letterlijk in de kou laat staan.
Wat daarbij zou helpen, is dat de Staatssecretaris de lappendeken van maatregelen
zou aanpakken die we aan het begin van de uitbraak hebben gehad aangaande beperkingen
bij toeristische bedrijven in ons land. Is de Staatssecretaris bereid om één centrale
digitale ontmoetingsplek te creëren waar horecagelegenheden en andere bedrijven terechtkunnen
met hun vragen over de voor hen geldende coronamaatregelen?
De afgelopen maanden is op lokaal niveau goed meegedacht met horecabedrijven. Veel
gemeenten hebben meegewerkt aan het uitbreiden van bijvoorbeeld terrassen. Dat waren
vooral tijdelijke maatregelen. Ik hoor veel zorgen van ondernemers over hoe het straks
in dit najaar en deze winter verder moet. Gaat de Staatssecretaris gemeenten actief
oproepen om horecabedrijven ook deze herfst en winter meer buitenruimte te geven,
bijvoorbeeld in de vorm van het landelijk toestaan van overdekte terrassen?
Tot slot op dit punt, voorzitter. We moeten reëel zijn: niet alle horecabedrijven
zullen in deze storm overeind blijven. Dat schept ook kansen. Vrijkomende hotellocaties
kunnen bijvoorbeeld worden herbestemd voor studentenhuisvesting of zelfs voor permanent
wonen. Gaat de Staatssecretaris met haar collega van Binnenlandse Zaken in overleg
om gemeenten en bedrijven hierbij te helpen?
Voorzitter. Deze zomer hebben veel Nederlanders gezien hoe mooi Nederland is. We gingen
massaal op vakantie in eigen land. Omdat het einde van de pandemie nog niet in zicht
is, is de verwachting dat ook volgend jaar veel mensen de vakantie dicht bij huis
zullen vieren. Ik heb deze zomer een aantal werkbezoeken in Nederland afgelegd die
in het teken van toerisme stonden. Overal waar ik kwam, was de vraag eigenlijk dezelfde:
wat wordt de toekomst van het toerisme in Nederland? De vraag is dezelfde, maar het
antwoord zal per regio verschillend zijn.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u even stopt met uw bijdrage, want de stemmingsbel gaat. Deze bel
duurt één minuut en die zou erg storend zijn tijdens uw bijdrage.
U vervolgt uw betoog. Het woord is aan u.
De heer Schonis (D66):
Ik was gebleven bij de vraag wat de toekomst wordt voor het toerisme in Nederland.
Die vraag is overal dezelfde, maar het antwoord zal per regio verschillend zijn. D66
roept de Staatssecretaris daarom op om dit jaar nog met belanghebbenden een landelijk
congres te organiseren dat deze vraag als thema heeft. Wellicht een mooie klus voor
de kwartiermaker die de Staatssecretaris zou aanstellen op basis van de in februari
door de Kamer aangenomen motie-Schonis?
Het moet wat D66 betreft natuurlijk niet bij praten blijven. Wat ons betreft zijn
de uitkomsten van dat congres de basis voor een actieprogramma toerisme, een programma
waarmee Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk de toeristische opgave voor het
tijdperk na corona identificeren en vertalen in een toeristische toekomstvisie. Nederland
verdient zo'n toekomstvisie, want Nederland is te mooi om niet te laten zien.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schonis. U heeft een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
De heer Schonis zei op enig moment: de Staatssecretaris laat de sector toch niet in
de kou staan? Wat stelt D66 concreet voor, in aanvulling op het generieke steunpakket
voor het bedrijfsleven? Ik hoor de heer Schonis zeggen dat er een congres moet komen
– ik neem aan digitaal – en dat er iets van een digitaal informatiepunt moet komen,
maar welke concrete voorstellen heeft D66 om aanvullend op het generieke beleid het
noodlijdende deel van de toeristische sector te steunen?
De heer Schonis (D66):
Ik ben blij dat de heer Moorlag de twee punten die ik heb benoemd, omarmt. We zijn
nu bij het derde steunpakket. Je moet iedere keer steeds concreter gaan kijken wat
er mogelijk is voor steeds specifiekere sectoren. Ikzelf denk dat bijvoorbeeld de
nachtclubs en de reisbranche – met name de organisaties die reizen naar het buitenland
organiseren – perspectief moeten krijgen. Dat perspectief zou eruit kunnen bestaan
dat we het specifieke noodpakket tot ver na volgend jaar verlengen, want ook volgend
jaar blijf je te maken krijgen met het van kleur verspringen van gebieden in het buitenland.
Daar denk ik concreet aan, meneer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
In dat antwoord zit wat weinig vis tussen kop en staart, zoals wij dat in Groningen
weleens noemen. Ik krijg net zoals de heer Schonis heel veel mails binnen, maar wat
er niet in staat, is een verzoek om een digitaal informatiepunt of een verzoek om
een congres. Het stelt mij daarom eerlijk gezegd wel wat teleur dat er wordt gezegd
dat we de sector niet in de kou moeten laten staan, maar dat er geen concrete voorstellen
in de bijdrage van D66 zitten, afgezien misschien van verlenging van het generieke
pakket.
De voorzitter:
De heer Schonis afrondend op dit punt.
De heer Schonis (D66):
Ik merk dat de heer Moorlag zijn zomer misschien niet zo goed heeft doorgebracht.
Ik heb namelijk heel veel met horecaondernemers gesproken, die mij juist deze punten
hebben aangedragen. Horecaondernemers verwachten een visie van het kabinet over hoe
het zo meteen verder moet. Horecaondernemers worstelen met de maatregelen en willen
juist wel dat digitale punt. Ik denk dat u dus met andere ondernemers hebt gesproken
dan ik. Voornoemde is in ieder geval wat ik afgelopen zomer heb teruggekregen.
De voorzitter:
Voordat ik het woord aan de heer Aartsen geef, is er een vraag van de heer Von Martels
aan de heer Schonis.
De heer Von Martels (CDA):
Het was me niet helemaal duidelijk wat de heer Schonis precies bedoelde aan het eind
van zijn betoog. Hij stelde in eerste instantie dat je overal waar je komt, in tal
van gelegenheden in de gastvrijheidseconomie, andere antwoorden krijgt, afhankelijk
van de regio waar je bent, en dat er een visie moet worden ontwikkeld om te kijken
waar het uitgaat met de sector. Daar moet toch juist Perspectief 2030 antwoord op
geven? Is het de bedoeling van de heer Schonis om daarnaast nóg een visie te ontwikkelen?
Of kunnen we met Perspectief 2030 volstaan?
De heer Schonis (D66):
Dank aan de heer Von Martels voor deze terechte vraag. Perspectief 2030 is geschreven
vanuit perspectief 2019, en dat was voor corona. Overal waar je komt, bijvoorbeeld
in Zeeuws-Vlaanderen, in Amsterdam of op de Waddeneilanden, hebben mensen gezien hoe
het is als het toerisme omvalt. Dat heeft verschillende effecten gehad in verschillende
gebieden.
Op de Waddeneilanden en in Zeeuws-Vlaanderen trok het lokaal heel de economie omver,
omdat er domweg niets meer was. Dat daar bijna sprake is van een soort monocultuur
blijkt nu extra doordat de toeristen voor langere tijd zijn weggebleven. In Amsterdam
zeggen mensen bijvoorbeeld hoe fijn het is dat ze weer eens een keer gewoon op straat
kunnen. Kinderen konden op straat spelen. Dan heb je een heel ander gesprek met elkaar.
De visie 2030 waaraan de heer Von Martels refereert, ging nog uit van een groei van,
uit mijn hoofd gezegd, 30 naar 60 miljoen toeristische bezoekers per jaar in dit land.
Ik vraag mij af of dat inderdaad nog de groei is die wij na deze coronacrisis voorstaan,
en of het überhaupt nog reëel is dat dat gebeurt.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ik ben het er natuurlijk helemaal mee eens dat we in een andere situatie verkeren
dan voorheen. Perspectief 2030 is echter nog niet helemaal af. We kunnen rekening
houden met verschillende scenario's: eentje met corona en eentje zonder corona. Die
perspectieven zien er totaal anders uit en moeten goed naar voren worden gebracht
in de toekomstvisies die nog worden geschreven.
De voorzitter:
De heer Schonis nog afrondend op dit punt.
De heer Von Martels (CDA):
Het is geen vraag, maar meer: is de heer Schonis het met mij eens?
De heer Schonis (D66):
Uw oorspronkelijke vraag was natuurlijk of dit de visie is of dat er een nieuwe visie
moet komen. Ik denk dat er een nieuwe visie moet komen. Perspectief 2030 had nog helemaal
geen rekening gehouden met wat voor scenario's dan ook. Ik kan mij herinneren dat
er zelfs een rechte lijn in dat grafiekje stond bij de groei van het aantal reizigers.
Dat zal domweg niet meer op die manier gaan. Dus ja, ik denk dat er een nieuwe visie
moet komen.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Aartsen. Hij spreekt namens de fractie van de
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Aan u het woord.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De gastvrijheidseconomie heeft enorme klappen gekregen. Het
is een belangrijke sector. Maar juist tijdens de lockdownperiode zagen we dat die
hele sector zo goed als stil kwam te liggen. Vakanties werden geannuleerd, vakantieparken,
hotels en horecabedrijven waren potdicht, en boten en bussen die normaal reizigers
en toeristen verplaatsten, mochten niet aan de gang.
Veel ondernemers vallen eigenlijk in twee categorieën. Er zijn ondernemers die echt
nog in zwaar weer verkeren – denk aan de reisbranche die naar het buitenland is gericht,
en aan hotels, grotere groepsaccommodaties en touringcarbedrijven; ik kom daar zo
op terug. Maar gelukkig hebben na de lockdown ook een aantal bedrijven een inhaalslag
gemaakt. Die hebben echter nog steeds een verschrikkelijk zwaar jaar en die hebben
het nog steeds moeilijk. Gelukkig gingen in de maanden dat de zomervakantie begon
veel Nederlanders in eigen land op vakantie. Maar dat was helaas wel de zomer.
Dan kom ik bij mijn eerste punt, want hoe gaan we dat seizoen verlengen? Het zou mooi
zijn als we wat dit soort bedrijven in de zomer heeft meegemaakt, ook na 1 oktober
kunnen doortrekken. We moeten een prioriteit maken van hoe we het winterseizoen gaan
overleven en hoe we het toeristenseizoen kunnen verlengen. Ik denk dat de overheid
daar soms in de weg loopt.
Je hoort een aantal knelpunten terug. Denk aan de strandpaviljoens. Het is fijn dat
ze mogen blijven staan, maar om een of andere reden mogen ze de deur niet opendoen
vanwege regels die wij met z'n allen hebben bedacht. Denk aan de winterterrassen,
aan overkappingen en terraswarmers. Heel veel ondernemers zouden die graag willen
laten staan, omdat ze binnen niet voldoende mensen kunnen ontvangen. Ook daar zijn
allerlei regels die in de weg staan. Denk ook aan vakantieparken die niet kunnen worden
gebruikt.
Zo zijn er volgens mij ook kansen. Je zou kunnen denken aan publiekscampagnes om mensen
aan te moedigen om ook in de winter erop uit te gaan en de recreatie in Nederland
door te brengen. Is de Staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar knelpunten
maar ook naar kansen van hoe we op korte termijn een aantal zaken kunnen regelen en
wegnemen? We zien dat onderzoek graag voor 1 oktober tegemoet, inclusief mogelijk
wat acties. Wat gaat het kabinet doen om het toerismeseizoen te verlengen, in samenwerking
met bijvoorbeeld gemeenten en provincies?
Voorzitter. Dan de problemen in de sector. Het kabinet heeft aangekondigd om in het
derde steunpakket met een voucherbank of een garantiefonds te komen. Ik heb daar veel
hoop op, want ik zie grote problemen ontstaan in de reisbranche, met name rondom de
vouchers. Ondernemers moeten flink wat dubbele kosten maken: aan de ene kant voor
de accommodaties in het buitenland die ze hebben betaald, en aan de andere kant moeten
zij de reiziger in cash of in vouchers terugbetalen.
Ook ben ik bang dat, als dit nog langer gaat duren, veel consumenten al dan niet terecht
zeggen dat het onderhand een keer goed is en dat zij graag hun voucher in cash terug
willen.
We hebben aan de SGR een lening, een garantie, verstrekt, maar de SGR voorziet alleen
maar in garantie ná faillissement van bedrijven. Ik zou het zo goed vinden als de
voucherbank of het garantiefonds voorziet in het voorkómen van die faillissementen.
Ik denk dat dat wel mogelijk is.
Ik ben heel benieuwd hoe de Staatssecretaris dit fonds voor zich ziet, vooral als
er een massale run op die vouchers komt en als bedrijven zich afvragen hoe ze toekomstige
reizen met die vouchers moeten voorfinancieren. Er moeten afspraken komen om zo veel
mogelijk ondernemers door middel van dat fonds te redden. Ik ben heel benieuwd wat
voor reikwijdte dit fonds heeft. Welke ondernemers kunnen ervan gebruikmaken? Kunnen
ook kleinere, zelfstandige reisagenten ervan gebruikmaken?
In het verlengde daarvan: er zijn meer dan duizend zelfstandige reisagenten. Ik zou
graag zien dat de Staatssecretaris met hen in gesprek gaat. Ze geven aan dat zij niet
bij het ministerie aan tafel komen. Ik zou het goed vinden als zij in gesprek gaan,
zodat zij ook bij dat fonds betrokken kunnen worden.
Tot slot, voorzitter. Hetzelfde zagen we bij de touringcarbussen, ook een specifieke
groep. Formeel gezien mogen zij alles. Formeel gezien vallen zij onder het openbaar
vervoer. Zij mogen een hoeveelheid mensen vervoeren en zij mogen met mondkapjes echt
een hele hoop. Maar bij een aantal grootgebruikers, zoals de overheid en met name
de semioverheid, is er toch wat angst om bijvoorbeeld schoolreisjes of andere zaken
te organiseren. Omdat die grootgebruikers met name overheid en semioverheid zijn,
zou het goed zijn dat we bekijken hoe we hen kunnen helpen om die angst weg te nemen.
Wat kunnen we doen aan informatie en voorlichting, zoals: het is veilig om een touringcar
te gebruiken, of: u kunt op een veilige manier een schoolreisje of iets dergelijks
organiseren? Zou de Staatssecretaris in gesprek willen gaan, bijvoorbeeld met haar
collega's van Onderwijs of van Binnenlandse Zaken, om te kijken of we meer informatie
aan de semioverheid kunnen verstrekken om ervoor te zorgen dat de touringcarbedrijven,
die momenteel heel veel mogen in Nederland, langzaam weer wat eigen geld kunnen gaan
verdienen? Dat is volgens mij wat we met de hele toeristische sector willen. Ja, er
zijn beperkingen, maar laten we alsjeblieft nadenken over hoe we ervoor kunnen zorgen
dat ze zo veel als mogelijk eigen geld kunnen verdienen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel meneer Aartsen voor uw bijdrage aan dit debat. Ik geef tot slot in de eerste
termijn van de Kamer het woord aan de heer Moorlag. Hij spreekt namens de fractie
van de Partij van de Arbeid.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik vind het eerlijk gezegd verrassend dat we hier maar met
vier fracties zitten. Ik heb eerder al eens benadrukt dat de toeristische sector eigenlijk
een wat onderbelichte sector is. Qua bbp is de toerismesector even groot of zelfs
groter dan de landbouwsector. De coronacrisis trekt een verwoestend spoor door de
branche, dus het is goed dat we dit algemeen overleg hebben.
Het is niet overal kommer en kwel. Ik woon in Blauwestad, dat dichter bij Hamburg
dan bij Den Haag ligt. We hebben ongelooflijk veel toeristen in dat gebied gezien,
omdat mensen in eigen land op vakantie gingen. Maar er zijn ook delen van de sector
die onevenredig zwaar worden getroffen. De heer Aartsen noemde dit ook al. Wat heeft
de Staatssecretaris specifiek voor die sectoren aanvullend te bieden? Moeten wij bijvoorbeeld
accepteren dat een touringcarbranche helemaal door de hoeven zakt? We moeten zien
te voorkomen dat de backbone van de sector weg is als op enig moment de schoolreisjes
wel weer georganiseerd kunnen worden.
Dat geldt ook voor de kleinschalige reisbureaus. De bescherming van consumentenbelangen
is een groot goed. Dat is ook Europees geregeld. Maar toch worden de kleinschalige
reisbureaus onevenredig zwaar getroffen. Ik wil de oproep van de heer Aartsen om met
die branche in gesprek te gaan van harte ondersteunen. Is de Staatssecretaris tot
zo'n gesprek bereid?
Voorzitter. De PvdA-fractie maakt zich zorgen om de kaalslag in de binnensteden. In
het debat dat wij in mei over corona voerden, heb ik daar ook aandacht voor gevraagd.
Er is daar een culminatie van problemen. De horeca kan nu nog draaien, omdat men de
beschikking heeft over buitenruimte. Dat is straks niet meer zo. De culturele instellingen
liggen stil en de detailhandel staat zwaar onder druk. In mei heb ik gepleit voor
een plan om de centra van de steden en de centrumplaatsen vitaal te houden. Mijn vraag
aan de Staatssecretaris is andermaal of zij met de medeoverheden wil gaan kijken of
daarvoor een plan kan worden gemaakt. We moeten uiteraard de acute nood lenigen, maar
we moeten ook verder vooruitkijken.
Ik woon in een regio waarin de bevolkingskrimp zich manifesteert. De centra staan
daar al zwaar onder druk. De verblijfskwaliteit is ongelooflijk belangrijk voor de
aantrekkelijkheid van die centra. Het zou goed zijn als de Staatssecretaris in overleg
met IPO en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een plan of een visie gaat maken
over hoe de centra vitaal gehouden kunnen worden. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Voorzitter. Dan de vouchers. Een compliment aan de Staatssecretaris, want door het
verstrekken van die lening die in de toekomst terugbetaald gaat worden uit een geringe
opslag op de reissommen, is de eerste nood gelenigd. Maar ik deel ook de zorg van
de heer Aartsen of het systeem wel houdbaar is. Hoe monitort de Staatssecretaris de
ontwikkelingen? Stel je voor dat er grote faillissementen gaan ontstaan en dat gebieden
weer op oranje of op rood komen te staan. Ik deel de opvatting van de heer Aartsen
dat we moeten kijken hoe we faillissementen zo veel mogelijk kunnen voorkomen. Houdt
de Staatssecretaris de vinger aan de pols? Welke activiteiten ontplooit ze op dit
moment?
En aan de consumentenkant: hoeveel comfort kunnen wij de voucherhouders bieden dat
zij de vouchers op enig moment verzilverd krijgen als ze niet in natura gecompenseerd
kunnen worden? Ik zou het erg op prijs stellen als de Staatssecretaris de Kamer daarover
informeert. De samenleving heeft daar recht op. Aan de ene kant wordt er begrip gevraagd
bij consumenten om vouchers in ontvangst te nemen. Aan de andere kant moet het niet
zo zijn dat die vouchers straks minder waard zijn dan 300 Douwe Egberts-punten. Voor
degenen die de rekenrij niet zo goed kennen: daar kun je nog geen drie theelepeltjes
voor krijgen.
Ten slotte, voorzitter. In het begin heb ik bepleit dat we ook naar de lange termijn
moeten kijken. De structurele effecten van de crisis zijn nog niet helemaal in beeld,
maar wil de Staatssecretaris in overleg met het bedrijfsleven en de medeoverheden
kijken wat het langetermijnperspectief is voor de verschillende delen van de toeristische
sector? Naast de kortetermijnvraagstukken moeten we onze blik ook op de lange termijn
richten. Hoe kunnen wij de structuur van de sector zo goed mogelijk in stand houden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, meneer Moorlag. Er is een vraag van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Meneer Moorlag verweet mij net dat er wat weinig vis tussen kop en de staart zat,
maar ik hoor eigenlijk niet hoeveel de PvdA dan voor de reisbranche gaat doen. Ik
hoop wel meer dan een paar graten.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik zou graag willen dat de Staatssecretaris in overleg gaat met de reisbranche. Ik
vind het idee van een voucherbank de moeite waard. Ik ken niet alle pro's en contra's
ervan, maar het is wel goed dat die pro's en contra's in beeld worden gebracht, en
om te kijken of het een oplossing is voor de voucherproblematiek. Ik heb gepleit voor
een plan van aanpak voor de binnensteden en voor de centra. Veel ondernemers, vooral
in het stedelijk gebied en in centrumgebieden, hebben zwaar te lijden. Delen van de
branche hebben toch nog goed gefloreerd, zoals de buitengebieden en de campings en
dergelijke, maar er moet een plan komen voor de centra. Dat moet ontwikkeld worden.
Dat heb ik in mei betoogd en dat betoog ik andermaal. Ik zou het zeer waarderen als
D66 dat zou willen steunen.
De heer Schonis (D66):
Sterker nog, volgens mij sluit het heel erg aan bij wat wij hebben gezegd, dus ik
ben blij om te horen dat de PvdA hetzelfde wil als D66, meneer Moorlag. Wat fijn om
te horen. Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Von Martels aan de heer Moorlag.
De heer Von Martels (CDA):
Het is harstikke mooi dat we allerlei plannen aan het ontwikkelen zijn, maar het CDA
heeft bijvoorbeeld onlangs nog weer het plan gelanceerd om de vergroening in de steden
en in de dorpen meer glans te geven. Laten we het hele plan dat de PvdA nu naar voren
brengt integraal benaderen en erbij betrekken. Is de heer Moorlag dat met mij eens?
De voorzitter:
Dat was uw vraag? De heer Moorlag gaat antwoord geven.
De heer Moorlag (PvdA):
De heer Von Martels is vurig pleitbezorger bij de commissie LNV van meer stedelijk
groen. Ik onderschrijf dat, om meerdere redenen, maar er moet niet meer groen komen
omdat er veel ruimte in de binnensteden komt omdat allerlei zaken kapot zijn gegaan.
Dat stedelijk groen mag wat mij betreft in zo'n plan van aanpak voor de stedelijke
centra worden meegenomen, maar de acute zorg is op dit moment bij de horecabedrijven,
de cultuurinstellingen en de detailhandel die zwaar onder druk staan.
De voorzitter:
Ik constateer dat we de eerste termijn van de Kamer hiermee kunnen afronden. De Staatssecretaris
heeft een klein kwartier schorsing gevraagd.
De vergadering wordt van 10.31 uur tot 10.48 uur geschorst.
De voorzitter:
De eerste termijn van de Kamer is afgerond. Er zijn vier Kamerleden, maar toch ook
een aanzienlijk aantal vragen. Die vragen gaat de Staatssecretaris nu beantwoorden.
Het woord is aan de Staatssecretaris. Kunt u iets zeggen over de thema's en in welke
volgorde u die wilt gaan behandelen?
Staatssecretaris Keijzer:
Voorzitter. Uiteraard eerst het thema algemeen. Daarna ga ik de vragen van de Kamerleden
af. Ze lopen een beetje in elkaar over. Ik zal raken aan het steun- en herstelpakket
en wat dat betekent voor deze sector. Dan ga ik in op de vraag of Perspectief 2030
nog opportuun is, want daar is op verschillende manieren een aantal vragen over gesteld.
Dan kom ik bij de verschillende sectoren, waarbij ik vooral over de reisbranche gehoord
heb, en over de touringcars, de binnensteden en de strandpaviljoens.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat ik ook in het vervolg van dit debat geen maximum stel
aan het aantal interrupties. Daarbij dring ik er wel op aan dat eenieder compact is
bij het stellen van vragen. In de eerste termijn heeft iedereen vijf minuten gehad
om zijn standpunt naar voren te brengen. Ik denk dat het vooral belangrijk is om aandacht
te geven aan de antwoorden van de Staatssecretaris. Uiteraard staat het de Kamerleden
vrij om op elk moment gedurende die beantwoording een vraag te stellen.
Dan geef ik nu het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. In de woorden van de verschillende Kamerleden is in zijn algemeenheid
gememoreerd hoe anders de situatie nu is dan toen wij eind januari het vorige overleg
over toerisme hadden. Toen ging de discussie vooral over de vraag hoe je toeristen
verleidt om naar plekken in Nederland te komen waar ze echt nog wel meer toeristen
zouden kunnen gebruiken, zowel economisch als vanwege de prachtige andere plekken
die we in Nederland hebben. Het ging er ook over hoe je dan als spiegelbeeld als resultaat
hebt dat het op bepaalde hotspots veel minder druk is. Op dat moment bespraken we
eigenlijk een luxeprobleem. Dat geldt zeker als je daarbij op je in laat werken of
memoreert hoe de groei van het toerisme zich in de komende jaren zou voortzetten,
zowel binnen Nederland en Europa als op plekken elders in de wereld.
Hoe anders is de situatie nu. Zondag 15 maart zal ik van mijn levensdagen niet meer
vergeten. Toen namen wij als kabinet voor het eerst maatregelen die bijvoorbeeld ook
de horecasector heel hard raakten. Maar ze waren noodzakelijk, want we hadden te maken
met een zeer besmettelijk virus waar mensen aan overlijden. Die maatregelen waren
op dat moment dus zeer nodig. De effecten daarvan op de sector waarover we het nu
hebben, zijn in de afgelopen maanden zichtbaar geworden. Ze zijn niet mals. Afgelopen
week presenteerde het CBS de cijfers over het tweede kwartaal, met een ongekende omzetdaling.
Achter al die cijfers zitten bedrijven: familiebedrijven, kleinere bedrijven en mensen
die met ziel en zaligheid in deze sector werken. Dat hebben we allemaal met eigen
ogen gezien. Dat heb ik ook van de Kamerleden gehoord.
Ikzelf ben heel in het begin bij Molecaten in Biddinghuizen geweest: een prachtig
familiebedrijf, waar het gewoon stil was. Ik ben er echt heel erg van onder de indruk
hoe de sector tegen de wind in gewerkt heeft aan nieuw perspectief en hoe is nagedacht
over wat er wél kan. Gelukkig hadden we de zegen van een mooie zomer en van Nederlanders
die graag een paar dagen weggaan. Hoe mooi is het dan als je lekker weg kunt in eigen
land? Dat hebben we vervolgens ook gezien. Als je probeerde nog in augustus ergens
een vakantiehuisje of in een prachtige stad – ik ben zelf in Maastricht geweest –
een hotelkamer te vinden, dan moest je je best doen. Dat was wel even wennen, maar
ik was tegelijkertijd ongelooflijk blij dat we dat met z'n allen gedaan hebben.
Maakt dat nou de omzetverliezen goed die zich eerder dit jaar hebben voorgedaan? Nee,
niet overal. Gelukkig hebben we ons als kabinet vanaf het begin gerealiseerd hoe noodzakelijk
het was om een steunpakket vorm te geven. We hebben daarover allerlei discussies met
elkaar gevoerd, dus die ga ik hier niet uitgebreid behandelen. We kregen de TOGS en
de opvolger daarvan, de Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb of TVL, de NOW-regeling en
de Tozo-regeling. Al die verschillende regelingen waar miljarden in zijn gaan zitten,
waren er om onze economie te ondersteunen, en daarmee ook automatisch de gastvrijheidseconomie.
We hebben binnen het kabinet tegelijkertijd elke keer weer gekeken wat er wél kan.
De touringcarbedrijven zijn daar een goed voorbeeld van. Ik herinner me nog het aanbieden
van de petitie hier op het Plein voor het gebouw van deze Kamer door de touringcarbedrijven.
Heel snel daarna hebben we het voor elkaar gekregen om mogelijk te maken dat de touringcarbedrijven
weer aan het werk konden. We hebben gezegd: wat voor het openbaar vervoer geldt, kun
je ook laten gelden voor touringcarbedrijven. Sterker nog, daar kun je aan triage
doen. Je kunt van tevoren vragen of iemand klachten heeft. Als iemand die heeft, laat
hem dan geen gebruikmaken van de touringcar. Dat is vrij snel gebeurd.
Gaat het vervolgens ook zo? Daar heb ik een aantal van u over gehoord. De heer Aartsen
en de heer Moorlag spraken daar met name over. Het blijkt dat het voor heel veel mensen
nog steeds heel ingewikkeld is om vervolgens die stap te zetten. Voor touringcarbedrijven
is belangrijk dat in de komende tijd de zwemlessen weer gaan draaien, om maar eens
heel praktisch te blijven.
Ik moest wel lachen. Van de week zag ik op, volgens mij, de lokale televisiezender
een filmpje voorbijkomen over de zwemles die weer startte. Er werd aan een meisje
gevraagd: en, heb je zwemles gemist? Het meisje kijkt in de camera en zegt nee. Die
bestaan ook. Ikzelf vond het altijd heerlijk. In ieder geval is het voor het zwembad
en de touringcarbedrijven van belang dat het weer gaat draaien, en dat scholen en
ouders zich realiseren dat het veilig kan.
Dat is een volgende stap die we blijkbaar met elkaar moeten gaan zetten. We moeten
duidelijk maken dat, als je je houdt aan de voorschriften, het veilig kan. Absolute
veiligheid, voor honderd procent, bestaat nooit. Dat weten we allemaal wel. Maar als
je je houdt aan de voorschriften, kan het allemaal weer prima gaan draaien. Ik ga
ervan uit dat mijn collega's van OCW en BZK deze discussies ook met gemeenten voeren.
Ik zal dit op verzoek van u nog een keer bij de collega's onder de aandacht brengen.
Hetzelfde geldt voor groepsaccommodaties. Ook daar is binnen het kabinet op een gegeven
moment samen met deskundigen van het RIVM en OMT gekeken wat er wél kan. Vervolgens
moeten mensen wel durven om de stap te gaan zetten. Doordat wij het hier op deze manier
over hebben, doen we daar weer iets aan. Dank dus voor de vragen daarnaar. Zo wordt
duidelijk dat je prima met een groep vrienden, vriendinnen of collega's op een gezamenlijk
reisje kan. Zeker in deze tijd van zo veel mogelijk thuiswerken is dat belangrijk.
Ook hierbij geldt dat je je aan de voorschriften moet houden. Als je dat doet, kun
je prima gebruikmaken van groepsaccommodaties. Zo kan daar weer geld verdiend worden,
zoals de heer Aartsen aan de orde stelde.
De voorzitter:
Voordat u verder gaat, is er een vraag van de heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Oprechte dank aan de Staatssecretaris. Haar woorden zijn mij uit het hart gegrepen.
Als dingen veilig kunnen, moeten we kijken hoe dat kan en ervoor zorgen dat het ook
gaat gebeuren. Dank dus dat ze in gesprek gaat met haar collega's van OCW en BZK.
Kunnen wij een afschrift krijgen van wat er eventueel gaat gebeuren? Je ziet inderdaad
vaak dat het een stukje angst is, door gebrek aan informatie. Kan het wel? Er is dan
twijfel. Er komt nogal wat aan informatie op mensen af, en ook op schoolbestuurders,
kan ik me zo voorstellen. Als wij vanuit de verschillende ministeries dingen kunnen
doen om mensen te informeren en te zeggen dat iets veilig kan, dat ze veilig naar
zwemles of op schoolreis kunnen, moeten we ervoor zorgen dat er een brief is, of informatiepakketten,
of noem maar op. Als wij er als Kamer over geïnformeerd kunnen worden wat daarvoor
nodig is en of dat dit gebeurt, is dat zeer wenselijk.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik zal het bij de collega's onder de aandacht brengen, zoals ik net al aangaf. Ik
ga ervan uit dat, zoals ook ik dat doe, iedereen in het kabinet doet wat nodig is.
Ik zal ook vragen wat er op dit vlak gebeurt en u daarover informeren. Maar ik ben
ook een beetje voorzichtig bij het omzetten van elke stap die wij gezamenlijk zetten
in rapportages. Dan zijn we met z'n allen namelijk meer tijd kwijt aan het op papier
zetten van de verstandige dingen die we doen. De heer Aartsen zegt dat hij dat niet
bedoelt. Ik ga hier absoluut achteraan, want ik zie samen met u het economische en
maatschappelijke belang hiervan.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Keijzer:
Als ik goed geïnformeerd ben, is er in uw Kamer gisteren bij de regeling afgesproken
om met de ministers op dit vlak een debat te voeren over het steun- en herstelpakket.
Dat zijn de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken en Klimaat en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik ga ervan uit dat het totale pakket
daarbij besproken wordt. Voor dit moment verwijs ik u naar de brief waarin staat hoe
pakket 3.0 eruit gaat zien en hoe we proberen om daarin ondernemers te blijven ondersteunen,
afbouwend maar toch voor langere tijd, zoals de heer Schonis ook vroeg. Dat doen we
zowel in een deel van de vaste lasten als in een deel van de loonsom. De sector waarover
wij het vandaag hebben, valt daar absoluut onder.
Iets anders waar heel veel positieve energie en tijd in zijn gestoken – in positieve
energie steek je graag tijd – zijn de gesprekken die wij hebben met branches die direct
de consequenties voelen van de noodzaak om afstand tot elkaar te houden: evenementen,
horeca, congressen, bioscopen en theaters. Zij zijn juist van belang voor het toerisme.
Je gaat namelijk op stap of een reisje maken om elders iets te zien. Met de steun
van de ministeries van OCW, VWS, Justitie en Veiligheid en mijn ministerie werken
we samen aan onderzoek in zogenaamde fieldlabs. Daarbij kijken we hoe je nou een congres
houdt op gepaste afstand.
Wat zijn fieldlabs? Tja, vroeger heette dat een experiment. Toen werd het op een gegeven
moment een pilot. Inmiddels hebben we het over een fieldlab. Maar dat ziet er nog
steeds hetzelfde uit, met als verschil dat je nu steeds meer gebruikmaakt van allerlei
digitale mogelijkheden als warmtecamera's en noem het allemaal maar op, om te zien
hoe mensen en waterdruppels zich in de ruimte bewegen. Uiteindelijk kijk je hoe je
al deze zaken op een andere manier kunt organiseren. Twee weken geleden is er een
zeer interessant fieldlab, of experiment, geweest bij een kunstbeurs. Daarbij is gekeken
hoe je op een veilige manier een beurs kunt organiseren. Dat is van belang, zodat
mensen weer komen.
Alles wat wij hier met elkaar bespreken, zoals net bij de touringcars, mag allang.
Voor kermissen is dat idem dito. Die mogen allang. Maar hoe zorg je er nou voor dat
gemeenten daar ook vergunningen voor afgeven en burgers zich veilig genoeg voelen
om daarnaartoe te gaan? Daar wordt hard aan gewerkt.
Voorzitter. In de evenementenbranche wordt gesproken over een verzekeringsinstrument.
Tegen een pandemie kun je je niet verzekeren. Wat kun je daar nou wel met elkaar bedenken
waardoor verzekeringen wel mogelijk zijn? In de reisbranche wordt de haalbaarheid
en wenselijkheid van een voucherkredietfaciliteit onderzocht.
Ik zie een interruptie, dus voordat ik daarop inga, houd ik even mijn mond en zet
ik mijn microfoon uit.
De voorzitter:
Dat heeft u goed gezien. Er was een vraag van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Het is goed om te horen dat er in fieldlabs – dat zijn van die mooie termen – kennisuitwisseling
plaatsvindt en ervaring wordt opgedaan rondom congressen en evenementen. De Staatssecretaris
stipt nu wel gelijk het probleem aan. Als er namelijk in één gemeente zo'n fieldlab
is, of zo'n pilot plaatsvindt, en het blijkt prima te kunnen, hoe weten alle andere
gemeenten verderop in het land dan ook dat het op die manier veilig kan? Dat is mijn
eerste vraag. Mijn tweede vraag is: hoe zorgen we ervoor dat die gemeenten en burgemeesters
die kennis hebben of krijgen? Hetzelfde geldt trouwens voor de organisaties zelf.
Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat we op veel meer plekken dit soort dingen
gewoon weer op een veilige manier kunnen doen? Daar zit de branche natuurlijk wel
op te wachten. Een enkele pilot zal niet helpen.
Staatssecretaris Keijzer:
Ware het niet dat die pilots natuurlijk niet gebeuren met één evenementenbedrijfje
in één gemeente, waarbij één ambtenaar van één ministerie aanwezig is. Dit zijn groots
opgezette experimenten, waarbij brancheorganisaties aanwezig zijn en alle ministeries
betrokken zijn. Ook de VNG en veiligheidsregio's zijn erbij betrokken, om te zorgen
dat de informatie doorsijpelt. Ik zie de heer Schonis buitengewoon betrokken pleiten
voor meer mogelijkheden in al deze branches. Dat doet me echt heel goed. We weten
echter allemaal, zoals we hier bij elkaar zitten, dat in alle gemeenteraden ook betrokken
volksvertegenwoordigers aanwezig zijn. Die voeren natuurlijk ook gesprekken met de
ondernemers in hun gemeenten. In een kleine gemeente is dat gewoon de eigenaar van
een kroeg op de hoek van de straat. In Rotterdam is dat de directeur van Ahoy. Zo
laat je elke keer weer op lokaal niveau de informatie doorsijpelen die met dit soort
experimenten bereikt wordt. Ikzelf heb ook contacten met de veiligheidsregio's, soms
persoonlijk, soms via ambtenaren, soms via collega's bij het Ministerie van Justitie
en Veiligheid. In de veiligheidsregio's zitten natuurlijk burgemeesters. Je zou hen
de vooruitgeschoven, meewerkende voormannen en -vrouwen kunnen noemen, van alle burgemeesters
in al die gemeentes daaronder, om ervoor te zorgen dat de informatie ook daar doorsijpelt.
Voorzitter. We hebben in deze hele ontwikkeling sinds afgelopen maart ook echt wel
gezien: iets op slot doen is makkelijk. Nou ja, wat is «makkelijk». Het is in ieder
geval eenvoudiger dan het voeren van de discussie die erop volgt: maar wacht eens
eventjes, wat is er nu feitelijk aan de hand en wat kan er vervolgens wel? Dat komt
gewoon doordat mensen bang zijn. Laat ik het maar gewoon zeggen zoals het is. Soms
is dat terecht. Als je ouder bent en onderliggende ziektes hebt, dan ligt het echt
anders dan wanneer je wat jonger bent. Dat kan trouwens ook weer effect hebben op
mensen om je heen, maar het maakt wel verschil. Het is gewoon noodzakelijk dat we
met kennis, met feiten, bezien wat er wél kan, daarmee experimenteren, dat doen en
vervolgens zorgen dat die informatie ook terechtkomt op lagere niveaus. Daar moeten
uiteindelijk vergunningen worden gegeven en mensen weer op stap gaan.
De voorzitter:
Er is op dit punt een vervolgvraag van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Het is goed om te horen dat die kennis in ieder geval breed gedeeld wordt. Is het
volgende nu een idee? Ik ben ook niet zo'n fan van heel veel ambtelijke rapportages
of beleidsbrieven of weet ik het allemaal, maar ik noemde daarstraks al een centrale
website. Daarop kan men vanuit gemeenten en veiligheidsregio's en ook zelf terugvinden:
als je voor je lokale evenement of congres deze tien punten in ieder geval doet, dan
voldoe je in ieder geval altijd aan de juiste zaken. De website van het RIVM, en wel
meer van die RIVM-brieven, zijn nogal uitvoerig. Ik heb inmiddels gezien dat er wel
wat websites zijn, maar echt een centraal punt voor bijvoorbeeld horeca of congressen
is er op dit moment niet. Is de Staatssecretaris van plan om zoiets toch nog te maken,
omdat dit nog wel even gaat duren, zoals het zich laat aanzien? Ook voor de congressen
zal het volgend jaar nog niet gelijk normaal zijn, zoals we dat voorheen gewend waren.
Staatssecretaris Keijzer:
Ja, en die zijn er ook al. De heer Schonis vroeg bijvoorbeeld naar één digitaal punt
voor bedrijven. Dat is er al en heet het Ondernemersplein. Dat valt onder de Kamer
van Koophandel. Daar is alle informatie die voor een ondernemer van belang is echt
wel te vinden. Wat zijn we een georganiseerd land, want ook de evenementenbranche
heeft een branchevereniging. Ook daar is informatie te vinden. Veiligheidsregio's
zitten met elkaar in een bestuurlijk gremium, waarin ze elkaar geregeld treffen, zeker
in deze tijd. Ik ben het dus eens met de heer Schonis dat het belangrijk is om die
informatie vindbaar te laten zijn. Daar wordt ook echt alles aan gedaan. Als de heer
Schonis concreet vraagt om ergens nog eens naar te kijken, dan zijn we daar zeer toe
bereid. Maar ik weet niet of iets nieuws in de lucht hangen het doel dat we delen,
namelijk dat informatie beschikbaar is, uiteindelijk dichterbij brengt.
De voorzitter:
Kort nog op ditzelfde punt, de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Ik noem het nogmaals, heel kort. Het hoeft voor mij niet nieuw te zijn, maar het moet
vooral kenbaar zijn. Als het er is, is het fantastisch. Als het Ondernemersplein bijna
alle vragen beantwoordt, dan vind ik dat prima. De vragen die ik afgelopen zomer heb
opgehaald, doen mij echter vermoeden dat daar niet alle antwoorden op de vragen te
vinden zijn. Dat komt ook doordat veiligheidsregio's onderling andere maatregelen
hebben afgesproken, zeker begin dit jaar. Dat maakt de onzekerheid in die branche
zo groot.
De voorzitter:
De heer Aartsen, op ditzelfde punt.
De heer Aartsen (VVD):
Er wordt inderdaad wel een interessant punt aangesneden, want landelijk zijn er een
hele hoop zaken mogelijk, en overigens ook op een veilige manier toegestaan. Lokaal
stokt het echter. We hebben dat bij de kermissen gezien. Burgemeesters durven geen
kermissen te laten doorgaan, omdat ze bang zijn dat dat brandhaarden worden, terwijl
de RIVM-cijfers totaal het tegenovergestelde zeggen. Er zwerven allerlei fabels rond
over hittescans die moeten worden gedaan voor evenementen. Noem het allemaal maar
op. Ik denk dat het goed zou zijn als er vanuit de rijksoverheid met een stempel van
het RIVM een soort richtlijnen komen, of handvaten als je wil. Dat hoeft geen heel
digitaal platform te zijn, en ook het Ondernemersplein helpt daar niet bij. Het zou
goed zijn als er op z'n minst handvaten komen vanuit de rijksoverheid, met het RIVM,
richting gemeenten, voor hoe zij op een veilige manier zaken kunnen organiseren. Ondernemers
kunnen dan lokaal tegen gemeenten zeggen: ik heb aan al deze eisen voldaan en ik vind
dat u mij een vergunning moet geven. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris daartoe
misschien ook richting de veiligheidsregio's een eerste stap kan zetten. Volgens mij
is het namelijk geen onwil, maar een stukje onwetendheid.
De voorzitter:
De Staatssecretaris, op hetzelfde punt.
Staatssecretaris Keijzer:
Dat fieldlab, dat experiment waarover ik sprak, is volgens mij in de Houthallen geweest,
anderhalve week of twee weken geleden. Op dit moment wordt op papier gezet, helder
gemaakt en uitgezocht wat hiervan de lessen zijn en wat je daar zou kunnen doen. Het
ziet er veelbelovend uit. De komende weken gaan we eerst op antwoordniveau, met JenV,
VWS en de veiligheidsregio, kijken – ik zeg er nadrukkelijk bij dat dat dus met de
veiligheidsregio is – of dit meer ruimte kan geven voor dit soort evenementen. We
zijn dus echt wel de stappen aan het zetten waarover u het heeft. Ik deel namelijk
de frustratie die de heer Aartsen ook heeft: hoe bestaat het toch dat we op nationaal
niveau aangeven dat kermissen kunnen doorgaan als je je houdt aan de voorschriften,
en dat er toch op gemeentelijk niveau geen vergunningen worden afgegeven? Dat laatste
is soms terecht en soms denk je: waarom niet, want daar kan het ook.
We moeten ons in het Haagse ook realiseren dat je niet altijd tot in de details van
lokale situaties kunt treden. Daarom hebben we het ook op lokaal niveau neergelegd,
want daar kennen ze echt alle ins en outs van de kermis ter plekke. Dat geldt ook
voor evenementen. De ene evenementenlocatie is de andere niet. Het ene onderwerp van
een evenement is het andere niet. Het bezoek dat naar het ene evenement komt, is niet
hetzelfde als bij het andere evenement. Ik pleit er hier dus voor om die verantwoordelijkheid
ook daar te laten, maar wel om hen te voeden met de juiste informatie. We hebben een
tijdje geleden gedaan wat ik net vertelde. We gaan nu kijken wat dat heeft opgeleverd.
Dat wordt ook besproken met de veiligheidsregio, om te zorgen dat ze daar meer kunnen
laten plaatsvinden. Ik kijk zelf ook naar de grote zomerfestivals, in de openlucht,
met een publiek met een gemiddelde leeftijd van een jaar of 25. Ik stel me die leeftijd
zo voor, want ik ben er ver voorbij. Wat kan daar de komende zomer wél? Ik heb het
hier over festivals, over de Dance Valley's. Ja, ik weet het. Ik weet dat ik daar
op een gegeven moment rondliep en dacht: hmmm...
De voorzitter:
Ik kijk even...
Staatssecretaris Keijzer:
Dat is dus...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, kijk ik even naar de heer Aartsen of hij op dit punt een vervolgvraag
heeft. Het ging over de rol van de veiligheidsregio's.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben wel gerustgesteld. Er waren ook schriftelijke vragen, dus ik denk dat de antwoorden
op dit verhaal wel komen. Het is voor dit moment even voldoende om mij gerust te stellen
dat het de goede kant opgaat.
De voorzitter:
Oké, u heeft nu dus geen vervolgvraag. Dan kijk ik naar de heer Von Martels, want
hij gaf ook aan hierover een vraag te willen stellen.
De heer Von Martels (CDA):
Ja, voorzitter. We hebben het hier natuurlijk over veiligheid. In het precoronatijdperk
hadden de heer Aartsen en ik al het idee om middelen beschikbaar te stellen voor die
Data Alliantie. Wij zeiden in november 2019 al: het is zo belangrijk om die bezoekersstroom
in kaart te brengen. Het amendement is ingediend en ook aangenomen. Mijn vraag aan
de Staatssecretaris is eigenlijk: wat is de stand van zaken en welke vervolgstappen
worden eventueel gezet?
Staatssecretaris Keijzer:
Daar geef ik graag antwoord op, maar ik voeg aan dat laatste even iets toe. We zijn
inmiddels een halfjaar verder, sinds maart. We weten steeds meer en we zijn steeds
meer aan het kijken wat er wel kan. Er is door TNO onderzoek gedaan naar kuchschermen
en ventilatie in de horeca. U wordt daarover volgende week geïnformeerd. Ook daar
proberen we lessen te leren uit wat we tot nu toe gedaan hebben en wat de techniek
uiteindelijk vermag. Ik voer deze discussie uiteindelijk altijd vanuit Economische
Zaken, maar het is ook maatschappelijk van belang dat we elkaar weer kunnen ontmoeten.
Het is absoluut een feit dat dat gebeurt al naar gelang wat je fijn vindt en waar
je van houdt. Het is van belang dat dat wel weer mogelijk wordt. Binnen het kabinet
zijn we echt met elkaar die weg aan het bewandelen.
Dan kom ik op de Data Alliantie, waar de heer Von Martels naar vraagt. Ik mag mijzelf
wel toestaan te zeggen dat dat een heel mooi amendement is. Het is ook aangenomen.
Het komt erop neer hoe je met data toerismestromen kunt sturen. We waren op volle
kracht daarmee aan het werk, en toen kwam corona. We hebben het nu toch even geparkeerd.
Ik zal ook uitleggen waarom. Afgelopen zomer waren de toeristenstromen niet vergelijkbaar
met die van vorig jaar. Je kan daarmee wel gewoon verdergaan, maar de vraag is of
je het belastinggeld dan goed besteedt. We zijn niet helemaal gestopt, want we kijken
wel een beetje wat er wel kan, maar de grote omvang waarmee we het van plan waren,
hebben we toch even geparkeerd om te bezien wat dit nu betekent.
Alles wat wij hier met elkaar bespreken, kan grosso modo, als je er heel grof naar
kijkt, op twee manieren verlopen. Er komt een vaccin of een medicijn en dan ziet volgend
jaar zomer er compleet anders uit dan de afgelopen zomer. Dan kunnen we trouwens ook
prima verder met Perspectief 2030, zeg ik ook maar tegen de heer Schonis. Om dan een
nieuwe visie te maken, vind ik dus een beetje zonde van de tijd. Maar als dat niet
lukt, dan zullen we ons echt met elkaar moeten realiseren dat we in een ander tijdperk
terechtgekomen zijn. Wat betekent dat dan voor toerisme? Ik zeg het volgende aan de
heer Schonis toe. U heeft daar eigenlijk allemaal naar gevraagd. De heer Von Martels
vroeg dat ook. We zullen op de toerismetop die we, uit mijn hoofd gezegd, op 28 september
hebben, ook deze vraag bespreken. Die top is digitaal. U was al allemaal uitgenodigd,
maar nu is er geen enkele reden om niet even in te loggen. U bent dus zeer zeker uitgenodigd
om dat te doen. Wat nou als er onverhoopt geen vaccin of goedwerkend medicijn wordt
gevonden? Het toerisme ziet er dan anders uit. Wat betekent dat dan voor toerisme?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Von Martels of hij nog een vervolgvraag wil
stellen op het punt van de Data Alliantie, waarop door de Staatssecretaris antwoord
is gegeven.
De heer Von Martels (CDA):
Ik begrijp dat het tijdelijk geparkeerd is, maar ik hoop niet dat het definitief op
de handrem blijft staan, want de bezoekersstromen zullen toch veranderen, met name
bij binnenlands toerisme. Dat geldt zonder meer. Het is echter niet zo dat het daadwerkelijk
enorm gaat afnemen. Integendeel, er komt misschien zelfs een toename. Het is dus des
te belangrijker om het in kaart te brengen, om daar ook met z'n allen ons voordeel
mee te doen.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik ben het helemaal eens met de heer Von Martels. Dat is het mooie van nieuwe techniek.
Dat kan ons ongelofelijk helpen.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt de beantwoording van de vragen van de Kamer.
Staatssecretaris Keijzer:
Ja, voorzitter, ik zal even kijken waar ik gebleven was.
Ik heb net al het een ander gezegd over het hersteloffensief toen ik het had over
Perspectief 2030. Een aantal Kamerleden heeft daarnaar gevraagd. Dit ziet daar ook
op. Het hersteloffensief ziet op de situatie dat wij straks weer terug naar het gewone
gaan. Ik zeg nogmaals dat het daarvoor wel nodig is dat we een oplossing vinden voor
COVID-19. Samen met het NBTC, de provincies en de brancheorganisaties wordt nagedacht
over hoe dat moet. Maar zolang er Europese inreisbeperkingen zijn of zolang het verschillende
beeld in de Europese landen is zoals het is, is het lastig om aan een hersteloffensief
te werken.
Een aantal van u vroeg hoe het gaat met de reisadviezen. Volgens mij heeft uw Kamer
daar morgenavond een uitgebreid plenair debat over met de desbetreffende bewindspersonen.
Ik zou het debat dus ook echt daar voeren, want alles wat ik nu zeg, zal daar morgen
ook aan de orde komen. Reisadviezen worden geënt op het aantal besmettingen in een
land, op hoe de testcapaciteit in een land eruitziet en op wat we zien bij mensen
die terugkeren uit een land. Deze drie zaken hebben ertoe geleid dat – volgens mij
was het op maandagavond – een aantal Griekse eilanden op oranje is gezet. Niemand
hoeft u uit te leggen hoe vervelend dat is voor het toerisme. Je zou kunnen zeggen
dat dit alleen vervelend is voor het toerisme in het buitenland. Nee, want de toeristen
moeten daar ook naartoe vliegen. Het is dus ook beroerd voor de Nederlandse luchtvaartsector.
Ik zeg er altijd maar weer bij dat we met z'n allen in de Europese Unie zitten. Als
het slecht gaat met het toerisme in landen als Griekenland en Spanje – ik noem er
twee – dan heeft dit uiteindelijk effect op ons allemaal. De vragen over dit onderwerp
zou ik dan ook graag willen verwijzen naar het debat van aanstaande donderdag.
Voorzitter. Deze COVID-19-crisis heeft wel de uitwerking van de motie over de kwartiermaker
bewerkstelligd. Volgens mij was dit een gezamenlijke motie van de heer Von Martels
en de heer Schonis. We vullen haar iets anders in, want, nogmaals, het doel is anders.
Maar het heeft wel geleid tot een snellere samenwerking voor het vinden van partijen
in de gastvrijheidssector. Ik noem de Taskforce Samenwerking Gastvrijheidssector.
Ik was aanwezig bij de oprichting van deze taskforce. Vanuit EZK steunen wij deze
taskforce met een ondersteunende secretaris. Het expertisecentrum CELTH, Centre of
Expertise leisure, tourism & hospitality, en het NBTC zijn hierbij betrokken om samen
te kijken hoe we de gastvrijheidssector gaan helpen.
Voorzitter. Daarmee heb ik in ieder geval mijn inleiding gehouden, maar ik heb gemerkt
dat ik ook meteen een aantal vragen heb beantwoord. Ik kijk even welke vragen er nog
over zijn, want volgens mij heb ik al een heleboel vragen beantwoord.
Voorzitter. Voor mij ligt de vraag hoe je het seizoen kunt verlengen voor horeca,
verblijfsaccommodaties en strandpaviljoens. Ik heb dit heel algemeen aangeraakt, maar
ik kan er nog wat specifieker op ingaan. In gemeenten zie ik hoe er in de afgelopen
tijd ineens terrassen verschenen op plekken waar dit altijd onbespreekbaar was. Ik
heb daar grote bewondering voor. Ik vind het echt grote klasse van al die gemeentebesturen
die dit hebben gedaan. Ik zie nu ook de bereidheid om toe te staan dat strandtenten
blijven staan. Je realiseert het je niet, maar het weghalen van een strandpaviljoen
kan in de tienduizenden euro's lopen, zo niet meer. Dus als dat een jaar niet hoeft,
is dat heel mooi.
Ook voor groepsaccommodaties zou ik over uw hoofden heen via deze microfoon tegen
groepen collega's, vrienden of families willen zeggen: je ziet elkaar toch al wat
minder op kantoor, dus kijk gewoon eens of je de komende maanden kunt gebruiken voor
een gezamenlijk uitje.
Voorzitter. Daar waar het gaat over de openingstijden van strandpaviljoens, ligt het
wat ingewikkelder. Het ligt er namelijk maar net aan van wie je de vergunning hebt.
De een heeft die van het waterschap, de ander van Rijkswaterstaat en de volgende van
een gemeente. Ik zie wel de bereidheid van de betreffende organisaties om te kijken
naar de mogelijkheden. Over dit onderwerp zijn ook Kamervragen beantwoord. Ik denk
dat het goed is dat we dit afwachten en de kracht laten waar die hoort, namelijk bij
de betreffende instanties en overheidsniveaus.
Voorzitter. De heer Schonis en de heer Moorlag vroegen hoe het zit met de binnensteden.
Zij vroegen of ik bereid ben het gesprek aan te gaan met gemeentebesturen om te bezien
of hotels of kantorencomplexen kunnen worden omgebouwd tot studentenwoningen. Ik ga
over de economie, dus dan zou je kunnen zeggen dat ik over alles ga, maar dit is toch
echt iets dat bij mijn collega van Binnenlandse Zaken hoort. Daar ligt deze taak echt
belegd. Ik ben er ook van overtuigd dat zij dit gesprek voert.
De voorzitter:
De heer Schonis heeft een vraag over dit punt.
De heer Schonis (D66):
U heeft natuurlijk helemaal gelijk, alhoewel ik niet naar kantoren heb gevraagd. Ik
heb alleen naar hotels gevraagd. Kantoren lijken me niet bij uitstek toeristische
locaties, maar dat terzijde. U heeft natuurlijk helemaal gelijk als u zegt dat u daar
niet over gaat. Dat snap ik wel. Ik hoor u al een paar keer zeggen dat u ervan uitgaat
dat uw collega's in het kabinet die discussie voeren. Ik ga daar ook wel van uit en
ik denk ook dat ze dat doen. Maar nodigt u uzelf dan een keer uit, want die 780.000
mensen die in Nederland in de gastvrijheidseconomie werken, willen perspectief. Dat
perspectief kan soms heel vervelend zijn. Dat perspectief kan zijn: niet meer op deze
locatie of niet meer in deze omvang. Maar zij willen dat perspectief wel hebben. Als
u zegt «ik geloof wel dat mijn collega's daarover spreken», dan spreekt daar niet
echt de betrokkenheid uit van een Staatssecretaris die voor deze enorme sector staat.
Dus ik wil het eigenlijk omdraaien: nodigt u uzelf nu eens een keer uit en ga een
keer met uw collega bij de gemeenten praten om te kijken wat u én voor de gemeenten
én de bedrijven kunt betekenen.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik heb gezegd dat ik ervan uitga. Ik gelóóf het niet. Geloof is trouwens iets heel
moois; dat kan bergen verzetten. Maar, ik ga ervan uit dat mijn collega's dit doen.
Daar waar het gaat over de economie, ben ik betrokken. In de nog niet gebeurde situatie
dat ik niet word uitgenodigd, nodig ik mezelf uit. Maar uw vraag ging over de mogelijke
betrokkenheid bij het omzetten van hotels in studentenwoningen. Dan wordt het wat
lastiger, want waar ik mee bezig ben, is het bieden van perspectief. Hoe zorg je ervoor
dat toeristen wél komen? Dat is ingewikkeld in een stad als Amsterdam, waar hotels
afhankelijk zijn van de zakelijke bezoeker. Daar is het gewoon heel veel minder. Maar
in het steun- en herstelpakket is deze branche ook goed bediend. Horeca is volgens
mij een van de grootste aanvragers van de TVL. We hebben daar zelfs het maximum opgehoogd.
Vanuit Economische Zaken doen we daar dus echt alles aan. U vroeg: wilt u betrokken
zijn bij de transformatie van hotels naar studentenwoningen? Ik woon vlak bij Amsterdam,
dus ik vind het fantastisch als er meer studentenwoningen komen. Dat is trouwens geen
eigenbelang, want ik vind het heel fijn dat mijn jongens gewoon thuis wonen; begrijp
me daar niet verkeerd. Maar het is een bevoegdheid die hoort bij het Ministerie van
BZK. Een Kamerlid weet ook dat het zo werkt. Maar zal ik, als ik haar zie, het dan
hierover hebben? Uiteraard, daar kan de heer Schonis op rekenen.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Schonis op dit punt.
De heer Schonis (D66):
Ik betwist uw bevoegdheid niet en ik weet hoe het zit, maar dat was mijn vraag niet.
Mijn vraag ging over het volgende. Natuurlijk wilt u perspectief bieden aan de horeca.
Een deel van dit perspectief is dat het straks op een andere plek of anders moet,
bijvoorbeeld in Amsterdam. Ik heb trouwens Amsterdam niet genoemd als voorbeeld. Bij
mij in Middelburg speelt precies hetzelfde. Naast het bieden van perspectief vanuit
de EZK-kant, de harde economische kant, vraag ik wat u gaat doen vanuit de andere
kant. Bij het omzetten van een bestemming zijn twee partijen betrokken: een bedrijf
en de gemeente. Wat gaat u doen voor een bedrijf dat zegt: ik moet mijn bestemming
wisselen. Gaat u dan bijvoorbeeld de onrendabele top voor uw rekening nemen om de
herbestemming mogelijk te maken? Ik denk aan dit soort concrete dingen.
De voorzitter:
De Staatssecretaris, afrondend op dit punt.
Staatssecretaris Keijzer:
Nu wordt het concreet. De door ons gepresenteerde plannen worden binnenkort besproken
in een Kamerdebat. Ik weet dat daar vanuit de EZK-kant geen regeling in zit voor een
onrendabele top op het gebied van het omzetten van hotels naar studentenwoningen,
maar het zou kunnen dat hier wel mogelijkheden voor zijn vanuit de BZK-begroting.
Dat weet ik niet. Daarom ben ik er altijd een beetje terughoudend in om de woningopgave
te bespreken met EZK-woordvoerders. Voordat je het weet, zeg je iets wat niet klopt
en heb je daarmee verwachtingen gewekt. Vervolgens krijg ik dan een verdrietige Minister
van BZK aan de telefoon, die zegt: hoe heb je dat nou kunnen zeggen? Dat is precies
waarom wij hebben afgesproken dat de onderwerpen moeten worden besproken in de desbetreffende
commissies met de desbetreffende verantwoordelijke bewindspersonen. Als het gaat over
perspectief voor deze sector, sta ik aan de lat. We hebben een uitgebreid steun- en
herstelpakket gepresenteerd. Op 28 september hebben we een toerismetop over toerisme
in de komende tijd, met of zonder coronavirus. Daar kunt u mij op aanspreken. Daar
ligt ook echt mijn verantwoordelijkheid. Die neem ik, zoals u weet.
De voorzitter:
De heer Moorlag heeft een vraag aan de Staatssecretaris.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik snap heel goed dat de Staatssecretaris niet gaat over de ombouw van kantoren naar
studentenhuisvesting. Ze gaat ook niet over stads- en dorpsvernieuwing. Waar het wel
om gaat, is dat in de centra een concentratie zit van branches die het heel moeilijk
hebben: de horeca, de detailhandel en de cultuurinstellingen. Wil de Staatssecretaris
in gesprek gaan met de brancheorganisaties over wat er nodig is om in de stedelijke
centra goede economische vestigingsvoorwaarden te creëren, zodat daar nieuw economisch
perspectief wordt gecreëerd? Op enig moment zal dit ook raken aan BZK, want misschien
komt er een stadsvernieuwingsopgave uit voort. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is: is zij bereid om dit te doen, samen met de brancheorganisaties INretail en Koninklijke
Horeca Nederland en met de koepelorganisaties van de culturele instellingen?
Staatssecretaris Keijzer:
Jazeker, absoluut. We hebben detailhandelbeleid geformuleerd. Door de coronasituatie
is daar ook echt wat aan de hand. Het is overigens heel divers. Food doet het in zijn
algemeen heel goed. Non-food doet het op onderdelen minder, maar het ligt eraan waar
je het over hebt. Doordat we minder uit eten en op vakantie konden gaan, zijn we meer
aan onze interieurs gaan doen. Ik noem de tuincentra, de doe-het-zelfwereld, de vloerbedekkingleveranciers
en leveranciers van nieuwe banken. Het is dus heel divers. Maar het is een feit dat
we een versnelling zien van wat we op lokaal niveau al zagen in het winkelgebied.
Dit onderwerp bespreek ik met wethouders en met de door u genoemde organisaties. Een
van de laatste bijeenkomsten die ik heb gehad, ging ook over hoe de transformatie
van het winkelgebied kan worden versneld. U kunt er echt op rekenen dat dit gesprek
wordt gevoerd, om ervoor te zorgen dat gemeenten – daar moet het in eerste instantie
vandaan komen – met alle beschikbare kennis stappen zetten om een winkelgebied te
transformeren. Ik doe dit voor zover dit kan, want ik kan geen ijzer met handen breken.
De voorzitter:
Meneer Moorlag, heeft u nog een vervolgvraag?
De heer Moorlag (PvdA):
Ik houd het heel kort. In deze periode proberen we de schade zo veel mogelijk te beperken,
maar straks komen we in de fase waarin we zo veel mogelijk schade moeten gaan herstellen
en zo veel mogelijk potentie moeten gaan benutten. Ik heb de volgende vraag aan de
Staatssecretaris: is zij bereid de Kamer te informeren over haar contacten met gemeenten
en de door mij genoemde brancheorganisaties, zodat wij als Kamer kunnen beoordelen
wat de risico's, kansen en potenties zijn en hoe deze in samenhang met de branches
en de medeoverheden wordt aangepakt?
De voorzitter:
Dit is een vraag over het informeren van de Kamer. Het antwoord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Keijzer:
Volgens mij zit dit in de voortgangsrapportage over het detailhandelbeleid. Wat de
heer Moorlag vraagt, is dus absoluut te doen.
De voorzitter:
Ik geloof dat de heer Moorlag daar toch net iets anders over denkt. Hij heeft in ieder
geval nog een laatste vraag over dit punt.
De heer Moorlag (PvdA):
Detailhandel is wat mij betreft een te beperkte schaal. Het gaat ook over het betrekken
van de horeca en de non-profitcultuurinstellingen, want het gaat wel om de samenhang
in de centra.
Staatssecretaris Keijzer:
Ja, dat is absoluut een feit. Dat zit daar gewoon in, want een winkelstraat is een
verzameling van deze functies.
De voorzitter:
U hervat de beantwoording van de vragen van de Kamer.
Staatssecretaris Keijzer:
In de brief die u hebt gehad, trof u ook het steunpakket van honderden miljoenen aan
gemeenten aan. Dus ook daar wordt echt van alles gedaan om gemeenten te ondersteunen
om deze tijd op een goede manier door te komen.
Voorzitter. Aan mij werd gevraagd hoe ik de voucher kredietbank zie. Gaat dit ook
voor de kleintjes gelden? We zijn nog bezig met te bezien of het nodig is. En als
het nodig is: hoe dan? U moet zich realiseren dat op grond van de Europese richtlijn
de verplichting geldt om aangesloten te zijn bij een garantiefonds voor pakketreizen.
Daar geldt het voor. Dit geldt voor grote en kleine organisaties. De ondersteuning
van de SGR ziet daar ook op. We zijn aan het kijken of we ook iets vergelijkbaars
kunnen doen voor de kleinere garantiefondsen. Vallen daar ook de kleinere reisagenten
onder? Ja, mits ze zijn aangesloten bij de garantiefondsen. Dat is wel een voorwaarde.
Hoe ziet dit er in de praktijk uit? In de praktijk betekent dit dat een consument
mag instemmen met het aanbod om een voucher te nemen, maar dit niet hoeft te doen.
De consument kan ook gewoon z'n geld terugvragen. Ik vind het mooi om te zien dat
veel Nederlanders ermee hebben ingestemd. Als we massaal met z'n allen al die reissommen
hadden teruggevraagd, was het geen fraai gezicht geweest. Dan waren er heel veel faillissementen
geweest.
De vouchers lopen op een gegeven moment af. Wat gebeurt er dan? Daar gaat de discussie
over die ik vandaag met u voer. De garantiefondsen gelden voor de situatie dat een
reisorganisatie failliet gaat. De consumenten kunnen dan vanuit dit garantiefonds
alsnog hun geld terugkrijgen. Dat is goed geregeld. Ik zeg dus tegen iedereen die
luistert en denkt «ho, wat zegt ze nou?», dat dit precies is waarom het zo goed is
geregeld voor de consument. Als al die vouchers aflopen, wil je natuurlijk voorkomen
dat mensen massaal hun geld terugvragen en de faillissementen alsnog gebeuren. Daar
kijken we nu naar: gaat dit zich voordoen, om welk bedrag gaat het en wat kun je eventueel
anders organiseren? Hierbij ligt natuurlijk ook een verantwoordelijkheid bij de branche
zelf. Kan ik daar nu al van zeggen hoe we het gaan doen? Nee, we zijn nog in het stadium
om te bezien of het noodzakelijk is en, zo ja, hoe we dit dan met elkaar gaan organiseren.
De heer Aartsen (VVD):
Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen op dit punt. Zoals
ik al eerder heb gezegd, zien wij hier veel heil in, omdat dit een echte oplossing
kan zijn. De eerste vraag van de Staatssecretaris was: is het nodig? Het antwoord
van de VVD-fractie zou «ja» zijn. Ik voorzie echt problemen, omdat de SGR alleen het
geld van de consument dekt. Als alle consumenten daar massaal gebruik van maken, is
het overigens nog maar de vraag of dit voldoende is of dat de overheid ook daar moet
bijspringen. Los daarvan, dit gebeurt pas na het faillissement van bedrijven. Als
we een massaal aantal faillissementen gaan krijgen, hebben we een probleem. Kan de
Staatssecretaris toezeggen dat dit garantiefonds, die voucherbank, gaat toezien op
het voorkomen van faillissementen? De sector kan daar ook zelf een bijdrage aan leveren
met toekomstige toeslagen op pakketreizen of wat dan ook. Kunnen bedrijven aankloppen
met de vraag: «Ik moet nu zo veel vouchers uitbetalen, kan ik bij dat fonds terecht?
Anders ga ik failliet en dan moet de SGR betalen.» Je hebt dan wel een bedrijf dat
failliet gaat, waardoor een heleboel mensen op straat komen te staan.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik begrijp het pleidooi van de heer Aartsen. Ik weet ook waar het vandaan komt, namelijk
vanuit zijn betrokkenheid bij al die reisorganisaties en reisagenten. Ik ben nog niet
zover dat ik daar nu ja op kan zeggen, omdat we samen met het Ministerie van Financiën
uitzoeken of er een noodzaak is en hoe we het zouden vormgeven, indien die noodzaak
er is.
De heer Aartsen (VVD):
Ik snap dat er mogelijk nog een discussie met Financiën volgt. Ik snap ook dat het
altijd moeilijk is om de vraag te beantwoorden of we gaan proberen om faillissementen
te voorkomen, omdat wij niet alle faillissementen kunnen voorkomen. De aard van zo'n
garantiefonds kunnen we nu wel met elkaar bepalen. De SGR voorziet in garanties na
faillissement. Ik zou het fijn vinden als we daar als Kamer ook een uitspraak over
doen. Misschien kan de Kamer zeggen: als we dit fonds oprichten, dan moet dit voorzien
voorafgaand aan een faillissement, zodat een faillissement kan worden voorkomen. Er
dient in ieder geval mee te worden voorkomen dat bedrijven niet failliet gaan door
een massale vraag naar vouchers of terugbetalingen. Ik hecht er waarde aan om daar
aan de voorkant al richting aan te geven.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt als het gaat over het fonds.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik snap het ongeduld. Ik vind dat ook prachtig om te zien. Tegelijkertijd vraagt u
aan mij als bestuurder om een stap te zetten die ik nog niet kan zetten, omdat ik
bezig ben met de vraag of dit gaat gebeuren en hoe een eventuele kredietfaciliteit
er dan uit zou zien. U vraagt dus aan mij om een stap te zetten die ik nog niet kan
zetten, omdat ik nog kijk of het nodig is en hoe het eruit zou zien als het nodig
is. Het is nu 10 september. U vraagt het mij net een maand of twee te vroeg om daar
een toezegging over te doen.
De voorzitter:
De heer Aartsen heeft volgens mij toch nog een laatste vraag. Kort graag.
De heer Aartsen (VVD):
Die tweede vraag snap ik oprecht: hoe gaan we dat regelen, wie doen er financieel
mee et cetera. De eerste vraag luidt: is het nodig? Als politici horen we wat er speelt
in de samenleving. Reisagenten zeggen: «Ik heb in de afgelopen tijd alles al betaald.
Ik heb vouchers gegeven en daardoor kan ik nu nog overleven. Ik heb nog zoveel geld
in kas. Als die vouchers moeten worden uitbetaald, ga ik failliet.» Als één bedrijf
dit zegt, is dat geen probleem. Maar als alle bedrijven dit zeggen, mogen we met elkaar
concluderen dat zo'n voucherfonds nodig is. Het lijkt me sterk dat de Staatssecretaris
dat niet vindt, want anders had het niet in het steunpakket gezeten, zou ik bijna
willen zeggen. Ik hoop dat iets meer wordt gegarandeerd dat we er echt met elkaar
mee aan de gang gaan.
De voorzitter:
De Staatssecretaris, graag afrondend op dit punt.
Staatssecretaris Keijzer:
De heer Aartsen vraagt mij een stap te zetten. Als hij deze vraag over twee maanden
stelt, dan wordt deze wellicht volmondig met «ja» beantwoord. Maar ik ben nu nog bezig
om te bezien of het nodig is en hoe het er dan uit komt te zien. Dit staat trouwens
ook precies in de brief die uw Kamer heeft gehad.
De voorzitter:
De beantwoording van de vraag van de heer Aartsen leidt tot een vervolgvraag van de
heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
De Staatssecretaris stelt een bijzondere vraag. Ik moet de heer Aartsen hier toch
volledig bijvallen. Het is voor mij ook niet meer de vraag of dit nodig is, want we
zien allemaal dat zeker in het komend halfjaar, maar zeer waarschijnlijk ook in het
komende jaar of misschien wel anderhalf jaar, de reisorganisaties tegen allerlei dingen
kunnen aanlopen, zoals afgelopen week met Griekenland. De reisorganisaties zeggen
tegen mij dat mensen veel later boeken. Trouwens, zo'n voucher is ook niet alles.
Je hebt je geld al gehad. Je geeft een voucher, zodat de klant later nog een keer
op reis kan. De heer Aartsen zei al dat je het dan even niet cash hoeft te betalen.
Maar volgend jaar verdien je er ook geen geld aan, want het was al betaald. Dus de
vraag óf dit nodig is, is volgens mij allang een gepasseerd station.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Schonis (D66):
Is de Staatssecretaris dit met mij eens?
Staatssecretaris Keijzer:
We vallen in herhaling. U stelt deze vraag een maand of twee te vroeg. Ik kijk wat
hier kan. Ik kan het niet fraaier maken voor u. U hebt niet te maken met een onwillige
Staatssecretaris, maar u hebt te maken met een zorgvuldige Staatssecretaris, die goed
kijkt of hier ook belastinggeld voor nodig is. U hebt gezien dat dit letterlijk in
de brief staat. U stelt de vraag gewoon een maand of twee te vroeg. Ik zie de heer
Moorlag ook aanstalten maken, maar ik kan het op dit moment niet mooier maken. Ik
zie het ook. Ik hoor het ook om me heen. Ik spreek ook met organisaties. Het gaat
dan precies over de onderwerpen zoals u deze verwoordt. Alleen, u mag van mij als
lid van dit kabinet verwachten dat ik dit op een zorgvuldige manier bezie en, indien
nodig, met maatregelen kom. Dat staat ook in de brief. Dat is de stand van zaken op
dit moment, op 10 september.
De voorzitter:
Ik constateer dat we...
Staatssecretaris Keijzer:
9 september. Morgen is mijn oom jarig; dan is het 10 september.
De voorzitter:
Ik constateer dat een aantal vragen over de vouchers en over wat deze betekenen voor
de toekomst, zijn beantwoord door de Staatssecretaris. Ik stel voor dat we dit onderwerp
nu laten rusten en dat de Staatssecretaris verdergaat met... Meneer Moorlag, heeft
u toch een vraag over hetzelfde punt? Ik heb het gevoel dat we in een herhaling van
zetten terechtkomen.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ga niet herhalen wat collega's al hebben gezegd. Ik kan het billijken dat de Staatssecretaris
eerst de risico's en gevoeligheden in kaart wil brengen. Ik dring wel aan op spoed.
Ik vraag aandacht voor de consumentenkant van de vouchers. Ik ben bezorgd dat de kapitaalverschaffers
van bedrijven hun posities veiligstellen en dat bij een uitgesteld faillissement de
consument het nakijken heeft. Ik heb de volgende vraag: houdt de ACM er toezicht op
dat vouchers in voldoende mate zijn gedekt? Houdt de ACM er ook toezicht op dat andere
schuldeisers zich niet in een preferente positie manoeuvreren? Naar mijn smaak zit
dat risico van moral hazard er wel in.
De voorzitter:
Dit is inderdaad een ander thema. Het gaat niet over het bedrijfsbelang, maar over
het consumentenbelang.
Staatssecretaris Keijzer:
Het is een zeer terechte vraag. Ja, de ACM houdt toezicht op consumentenrecht. De
heer Moorlag stelt heel precies de volgende vraag: gebeurt het en is het toegestaan
dat schuldeisers zich bij een faillissement een preferente positie toe-eigenen ten
opzichte van de SGR? Ik weet een hoop, maar deze laat ik even.
De voorzitter:
Komt u daarop terug in de tweede termijn?
Staatssecretaris Keijzer:
Als ik dat red wel en anders wordt de Kamer schriftelijk geïnformeerd.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt de beantwoording van de vragen van de Kamer.
Staatssecretaris Keijzer:
De heer Von Martels van de CDA-fractie vroeg: hoe zit het met de uitvoering van de
motie om naamsbekendheid van middelgrote en kleinere culturele instellingen, zoals
musea, te vergroten onder buitenlandse toeristen? Dat laatste gebeurt niet, omdat
we nu eenmaal in de situatie zitten waar we in zitten. Het thema van 2021 is: Ode
aan het Nederlandse landschap. Ook is in de afgelopen maanden de campagne #hiermoetjezijn
gevoerd, over wat de prachtige plekken in Nederland zijn. In combinatie hiermee wil
ik op 28 september spreken met het NBTC en brancheorganisaties over hoe we een extra
draai aan dit onderwerp kunnen geven. Het zou eeuwig zonde zijn als we met z'n allen
weer richting de hotspots gaan, terwijl er zo veel ander fraais te zien is in Nederland.
Dan zie ik een aantal vragen die ik al heb beantwoord. De heer Schonis sprak over
de regionale pareltjes. Dat is hetzelfde onderwerp. De volgende vraag heb ik ook al
beantwoord en de vraag daarna ook. De coördinatie op Europees niveau van inreisverboden
en reisadviezen komt morgenavond in een uitgebreid debat aan de orde. Daar ben ik
ook al op ingegaan.
Daarmee ben ik aan het einde van mijn eerste termijn gekomen.
De voorzitter:
Dat ging plotseling heel snel. Ik kijk even naar de Kamerleden of de Staatssecretaris
inderdaad alle gestelde vragen heeft beantwoord. Dat is even een controlevraag van
mijn kant. De heer Aartsen heeft nog een vraag.
De heer Aartsen (VVD):
Ik had nog een vraag over het gesprek met de zelfstandige reisagenten. Zij gaven aan
dat zij niet in contact kwamen met het ministerie. Ik had gevraagd of het ministerie
– dat kan ook ambtelijk – in contact zou willen komen met zelfstandige reisagenten.
Zij gaven aan dat zij niet in contact kunnen komen met het ministerie.
Staatssecretaris Keijzer:
Mij staat bij dat de collega's op het ministerie, ikzelf en de Minister van Economische
Zaken zo langzamerhand alle branches in Nederland hebben gesproken, ook deze. Ik ga
dit nog even specifiek na, want misschien hebben we er eentje over het hoofd gezien.
Ik weet wel dat de positie van de eenpitterreisagenten is besproken. Het zou kunnen
dat we organisaties over het hoofd hebben gezien.
De heer Aartsen (VVD):
Nederland is wereldkampioen brancheorganisaties.
Staatssecretaris Keijzer:
We zijn zo'n prachtig land.
De voorzitter:
Ik kijk naar de Kamerleden. Ik stel voor dat we overgaan naar de tweede termijn van
de kant van de Kamer. Daarvoor staat maximaal twee minuten. Het woord is aan de heer
Von Martels namens het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik denk niet dat ik die twee minuten hoef vol te maken. Hartelijk
dank aan de Staatssecretaris voor de heldere beantwoording. Ik kijk uit naar het plenaire
debat over het derde steunpakket. Dit debat vindt plaats over twee weken. Hopelijk
biedt dit meer mogelijkheden voor maatwerk, want daar heeft de sector behoefte aan.
Ik zal dit met belangstelling volgen. Ik kijk eveneens uit naar de Nationale Toerisme
Top op 28 september. De titel is al bekend: Inspireren en innoveren in coronatijd.
Dat hebben we vandaag hopelijk ook met z'n vieren kunnen doen.
We hopen echt dat de Data Alliantie van de parkeerstand komt. Die is heel belangrijk,
ook voor het toekomstig perspectief. We moeten de bezoekersstromen in kaart brengen
en nagaan hoe deze zich verder ontwikkelen. We hopen dus op een verdere uitvoering
van de Data Alliantie.
Ik vraag wel een VAO aan, omdat ik accenten wil leggen op bepaalde thema's.
Daarmee wil ik deze inspraak afsluiten.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer Schonis. Hij spreekt namens
D66.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb het
gevoel dat deze Staatssecretaris heel graag wil en echt wel het beste met de sector
voorheeft, maar dat het er misschien niet altijd uit komt. Zo'n gevoel is altijd erg
lastig, maar ik weet niet hoe ik het anders zou moeten zeggen. Die goede wil vertaalt
zich nog niet heel erg in urgentie en daden. Kijk naar dat rapport van vorig jaar.
De Staatssecretaris zegt daarover: als er een vaccin komt, dan wordt het gewoon terug
naar het nieuwe normaal. Maar we hebben toen al de vraag gesteld of zo'n groei van
toerisme in Nederland wel normaal is. Juist door de coronacrisis hebben we dit jaar
gezien dat het niet op alle plekken in Nederland als normaal wordt ervaren dat het
zo druk is, en dat we ook in eigen land tegen grenzen van massatoerisme aanlopen.
Volgens mij is de vraag dus niet of we teruggaan naar normaal. De vraag is: wat is
normaal? Volgens mij is nu het juiste moment om die vraag met z'n allen te stellen.
Ik ben dus net als de heer Von Martels blij dat we eind deze maand de Nationale Toerisme
Top hebben, zodat we daar die vraag kunnen stellen en daarover met de branche in gesprek
kunnen gaan.
Ik kijk ook uit naar het VAO, om de Staatssecretaris het huiswerk mee te geven om
toch op korte termijn met een actieagenda te komen en de 780.000 mensen die in de
toeristische sector in Nederland werken een perspectief te bieden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schonis. Het woord is aan de heer Aartsen. Hij spreekt namens de
VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Dank, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik ben blij
met de toezegging dat we gaan kijken hoe we semioverheden kunnen gaan aanspreken om
de touringcarbedrijven weer in business te krijgen. Ik ben blij met de toezegging
om te gaan kijken hoe we de veiligheidsregio's en de gemeentes meer informatie kunnen
geven, om datgene wat weer kan, nu ook echt te gaan doen.
Voor mij blijft nog wel de voucherbank overeind staan. Ik snap dat er een onderscheid
is tussen de vraag of er een fonds moet komen en de vraag of de overheid dat fonds
moet vullen. Dat zijn volgens mij twee verschillende vragen. Het staat voor mij als
een paal boven water dat er een fonds moet komen. Over die tweede vraag kunnen we
nog verder spreken. Een fonds kan ook door de partijen zelf worden gevuld, al dan
niet doordat de overheid zegt dat er de komende vijf jaar een coronatoeslag moet komen
– ik noem maar even een toeslag van € 2 of iets dergelijks. Ik vind het wel fundamenteel
dát er een fonds komt dat voorkomt dat er faillissementen ontstaan vanwege het terugvragen
of uitvoeren van vouchers. Als de Staatssecretaris daar zo meteen niks over kan zeggen,
dan denk ik dat wij onze taak als Kamer moeten oppakken om haar daarin een richting
mee te geven. Dan sluit ik me graag aan bij het VAO.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Aartsen. Het woord is aan de heer Moorlag. Pardon, heeft u eerst
nog een vraag aan de heer Aartsen?
De heer Moorlag (PvdA):
Even ter verheldering. Voor de heer Aartsen staat vast dat er zo'n fonds moet komen,
waarbij het nog open is of de overheid dat zou moeten gaan vullen. Maar als de overheid
het niet vult, wie gaat het dan wel vullen?
De heer Aartsen (VVD):
Nou ja, je kunt daar wat ideeën op verzinnen. Ik zie dat er vooral voorafgaand aan
een faillissement nog een gat zit, en ik denk dat een fonds daarvoor het meest logisch
is. Je zou natuurlijk dezelfde systematiek als bij de pakketreizen kunnen toepassen,
namelijk dat er per reis een bepaald bedrag wordt gereserveerd dat in een gezamenlijke
pot komt, om vervolgens daarmee de problemen op te vangen. Als VVD zijn we daar nooit
een enorme voorstander van, maar dit is toch al een gereguleerde markt. In deze situatie
ben ik dus meer bereid om ermee akkoord te gaan dat je in die gereguleerde markt dan
ook nog zegt dat er de komende vijf jaar coronatoeslagen komen, waardoor dat fonds
in de toekomst wordt gevuld en je de acute problemen kunt oplossen. Een toeslag kan
dan € 1 of € 2 op een pakketreis zijn. Maar goed, dit zijn ideeën van een simpel Kamerlid.
Ik ben blij dat we een ministerie hebben met heel veel slimme mensen die over dit
soort dingen kunnen nadenken. Het lijkt mij in deze speciale situatie echter wel noodzakelijk
dat er naast de SGR iets komt ter voorkóming van faillissementen, in plaats van uitbetaling
achteraf in geval van een faillissement.
De voorzitter:
Dank u wel. Roept dit bij de heer Moorlag nog een vervolgvraag op?
De heer Moorlag (PvdA):
Het valt op dat de heer Aartsen de bankensector niet noemt. De verschaffers van vreemd
vermogen hebben er toch ook belang bij dat faillissementen worden afgewend?
De heer Aartsen (VVD):
Eens. Ik ben er alleen een beetje bang voor dat banken zullen zeggen dat zij die vouchers
niet zien als een heel aantrekkelijk product om te gaan financieren. Dat kan ik me
zo voorstellen. Een voucher is iets dat al afgerekend is: er staan allerlei verplichtingen
tegenover die al zijn betaald, en die in de toekomst nog moeten worden geleverd zonder
dat er extra geld tegenover staat. Ik weet niet of dat voor een bank nou heel aantrekkelijke
producten zijn, maar ik kan me heel goed voorstellen dat je de bankensector bij zo'n
oplossing betrekt. Nogmaals, ik ben een simpel Kamerlid met wat ideeën naar aanleiding
van wat ik in de praktijk zie. Ik hoop vooral dat we kunnen bewerkstelligen dat mensen
die wat slimmer zijn dan ik dit goed kunnen regelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu tot slot van deze tweede termijn van de Kamer het woord
aan de heer Moorlag. Hij spreekt namens de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen.
Voor mij staat als een paal boven water dat er naast het generieke steunbeleid een
verschuiving moet komen naar meer specifiek steunbeleid. Een aantal sectoren is onevenredig
zwaar getroffen. Ze zijn hier voorbijgekomen, zoals de individuele reisagenten en
de touringcarsector. Ik ben heel benieuwd naar de plannen van het kabinet op dit terrein.
Als tweede punt staat voor mij als een paal boven water dat we, naast het lenigen
van de acute nood, verder moeten gaan kijken. Wat is er na die acute fase nodig? Ik
noemde maatregelen op structuurniveau om de economische structuur in de binnensteden
op peil te brengen. Ik heb die boodschap overgebracht en beklemtoon die nogmaals.
Ik hoop dat de Staatssecretaris daarvoor oog en oor heeft. Ik hoop dat zij vooral
met de brancheorganisaties en de medeoverheden plannen gaat maken over hoe wij structuurschade
zo veel mogelijk kunnen voorkomen, en hoe wij de economische structuur in de binnensteden
zo veel mogelijk gaan herstellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Moorlag. Ik heb in deze tweede termijn van de Kamer niet heel veel
concrete nieuwe vragen gehoord. Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Heeft zij behoefte
aan een korte schorsing?
Staatssecretaris Keijzer:
Nee, voorzitter, ik kan meteen antwoorden.
De voorzitter:
Dan gaan we meteen verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. De heer Von Martels van het CDA vroeg mij om de Landelijke
Data Alliantie niet in de parkeerstand te zetten. Die staat niet in de parkeerstand.
Er ligt een plan van aanpak, maar we wachten nog even om daarmee te beginnen totdat
we zicht hebben op het eventuele normaliseren van toerismestromen. Anders ga je iets
meten wat misschien over een jaar weer heel anders is. Veel dank voor het amendement,
zeg ik dus nog steeds tegen de heer Von Martels. We zijn ermee bezig. Er is nu alleen
zo'n totaal andere situatie, dat we even afwachten hoe die zich de komende tijd ontwikkelt.
Dan de heer Schonis. Hoe ontwikkelt het zich dan de komende tijd? Gaan we terug naar
normaal, en wat is dan dat normale? De heer Schonis is relatief nieuw op dit onderwerp.
«Terug naar normaal» wil niet zeggen dat we teruggaan naar de tijden van ongebreidelde
groei. Perspectief 2030 ziet juist op de vraag hoe je nou die toerismestromen kunt
faciliteren. Ik denk dat D66 geen hek om Nederland heen wil. Ik denk dat we nog steeds
dat gastvrije land willen zijn. Hoe verleid je mensen dan om naar ándere dan de geijkte
plekken te gaan? Dát zou namelijk «terug naar normaal» zijn. Daar zit trouwens een
actieagenda aan vast. We hebben een uitgebreide actieagenda, die we met allerlei actoren
hebben afgesproken. Ik zal zorgen dat die nog een keer bij de Kamerleden komt. Gaan
we die ook helemaal op die manier uitvoeren? Tja, dat is toch echt afhankelijk van
de ontwikkelingen in de komende tijd. Nu verval ik in herhaling, want onder andere
dit punt gaan we ook bespreken op 28 september. Ik ben blij om van de heer Schonis
te horen dat hij daarbij zal zijn.
Voorzitter. Nog één opmerking. De heer Aartsen nuanceerde zijn pleidooi ten aanzien
van een voucherkredietfaciliteit; zo kwam het tenminste bij mij over. Hij noemde dat
een fonds. Hij zei dat hij ervan overtuigd is dat er een fonds moet komen en dat het
alleen de vraag is of de overheid dat moet vullen. Dan zou ik in de beste liberale
traditie willen zeggen: als het een fonds van de sector zelf is, hebben ze de overheid
niet nodig. Ik ben de komende tijd nu juist aan het kijken óf er een probleem is waarbij
de overheid nodig is en, zo ja, hoe dat er dan uitziet. Volgens mij trekken we hier
met z'n tweeën aan hetzelfde eind en hebben we met elkaar hetzelfde belang voor ogen.
Al kunnen we faillissementen nooit helemaal voorkomen, het belang is: hoe zorgen we
ervoor dat zo veel mogelijk bedrijven in deze sector overeind kunnen blijven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan had de heer Moorlag nog een vraag gesteld over de preferente positie van schuldeisers
en het consumentenbelang. Zou u daarover nu iets kunnen zeggen, of moeten we daarop
een schriftelijke reactie verwachten?
Staatssecretaris Keijzer:
Voorzitter, dit gaat volgens mij over faillissementsrecht, en dat gaat echt wat verder
dan hetgeen ik hier nu heb. Als ik de heer Moorlag goed begrijp gaat het hem om de
vraag: is het bij een faillissement mogelijk dat schuldeisers zichzelf bevoorrechten
ten opzichte van de SGR en andere garantiefondsen voor de consument?
De voorzitter:
De heer Moorlag licht het nog even toe.
De heer Moorlag (PvdA):
Het gaat me niet zo zeer om de techniek, maar ik ben wel beducht voor die moral hazard.
Mijn vraag is of de Staatssecretaris met de consumentenorganisaties en met de ACM
wil gaan kijken in hoeverre dat risico aanwezig is, en of er iets tegen gedaan kan
worden als dat risico zich inderdaad manifesteert.
Staatssecretaris Keijzer:
We zoeken het op, voorzitter.
De voorzitter:
Dat laatste antwoord interpreteer ik als een toezegging aan de Kamer.
Staatssecretaris Keijzer:
Uiteraard.
De voorzitter:
Goed. Dan komen wij hiermee tot een afronding van dit algemeen overleg. Ik wil graag
de Kamerleden bedanken voor hun bijdragen en uiteraard de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voor de beantwoording van alle vragen. Dank ook aan haar ambtelijke
ondersteuners die hier en op een andere plek in het gebouw aanwezig zijn.
Er zijn twee toezeggingen gedaan. Die ga ik voorlezen en ik vraag de Kamerleden om
aandachtig te luisteren of zij door de griffie juist zijn vastgelegd.
– De eerste toezegging is dat de Staatssecretaris de Kamer gaat informeren over wat
er vanuit verschillende ministeries wordt gedaan om bij semioverheden en andere doelgroepen,
zoals schoolbesturen, onder de aandacht te brengen dat veilig gebruik van touringcars
mogelijk is.
– De tweede toezegging is dat we een brief kunnen verwachten over de positie van consumenten
ten opzichte van andere schuldeisers. De vraag van de heer Moorlag of de Staatssecretaris
bereid is om daarover overleg te voeren met consumentenorganisaties werd positief
beantwoord, en wij krijgen te zijner tijd een brief over wat dat gesprek heeft opgeleverd.
Deze twee toezeggingen zijn vastgelegd door de griffie. Ik kijk even rond of zij juist
zijn, en zie dat dit zo is. Dit betekent dat we die twee toezeggingen hiermee hebben
vastgelegd in het verslag.
Tot slot. Er is een VAO aangevraagd met als eerste spreker de heer Von Martels van
het CDA.
Ik wil iedereen bedanken die dit debat vanaf een afstand heeft gevolgd. Ik sluit hiermee
de vergadering van de commissie van Economische Zaken en Klimaat. Dank u wel.
Sluiting 12.02 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.