Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 3 september 2020, over Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19
33 625 Hulp, handel en investeringen
Nr. 322 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 16 september 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de vaste
commissie voor Defensie, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 3 september 2020 overleg gevoerd
met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
10 juli 2020 inzake kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 «Nederland en de wereldwijde
aanpak van COVID-19» van de AIV (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 320);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
10 juli 2020 inzake toezegging notaoverleg Nederland en de wereldwijde aanpak van
COVID-19 (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 321);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
20 juli 2020 inzake reactie op verzoek commissie inzake uitkomst Global Vaccin Summit,
4 juni 2020 (Kamerstukken 34 952 en 32 793, nr. 115);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
24 juli 2020 inzake reactie op de gewijzigde motie van het lid Ploumen over de Kamer
informeren over de inbreng op de TRIPS-vergadering (Kamerstuk 35 493, nr. 16).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Aukje de Vries
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, A.A. Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van den Hul, Kuik,
Van den Nieuwenhuijzen, De Roon, Stoffer, Voordewind en Weverling,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 15.26 uur.
De voorzitter:
Ik open dit algemeen overleg over het onderwerp «Nederland en de wereldwijde aanpak
van COVID-19». Ik heet de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en haar staf van harte welkom. Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor en ik
zal twee interrupties toestaan in deze eerste ronde.
Verder is er het verzoek van mevrouw Van den Hul en de heer Bouali om rekening te
houden met het feit dat zij gelijktijdig een andere verplichting hebben. Mevrouw Kirsten
van den Hul zou graag als eerste spreken. Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen
bestaat, dus dan geef ik u, mevrouw Van den Hul, het woord.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Mijn excuses, ik moet helaas ook nog tegelijkertijd naar een onderwijsdebat.
«Met deze inzet van het kabinet neemt Nederland een passende rol op zich om op verschillende
terreinen tot een substantiële gezamenlijke inspanning te komen binnen de EU en met
internationale partners», zo staat te lezen in de kabinetsbrief die we na lang, heel
lang wachten eindelijk ontvingen naar aanleiding van het AIV-advies. Ik zeg het nog
maar een keer, ten overvloede: dit advies werd met spoed aangevraagd door CDA en D66.
«Een passende rol». Ik kan veel woorden bedenken voor de rol van Nederland bij de
aanpak van de wereldwijde covidcrisis, maar «passend» staat toch niet op dat lijstje.
Eerder beschamend, buitengewoon teleurstellend en bijzonder triest. Het AIV-advies
was duidelijk: een miljard extra investeren en de OS-begroting op peil houden. Terwijl
landen als Frankrijk met 1,2 miljard, Spanje met 1,7 miljard en Duitsland met ruim
3 miljard laten zien wat internationale solidariteit betekent, komt de Nederlandse
nettobijdrage neer op maar 150 miljoen, plus een kasschuif, waarmee de Minister feitelijk
een hypotheek legt op een al onzekere toekomst.
De laatste keer dat we hierover spraken, stelde ik dat die toekomst vooral voor de
meest gemarginaliseerde mensen er met de dag somberder uit gaat zien. Zo sprak ik
met de Keniaanse hiv/aids-activiste Jacqueline, die aangaf dat de toch al kwetsbare
positie van mensen met hiv nog verder verslechterd is door de coronacrisis en dat
ngo's zoals de hare nauwelijks op kunnen tegen de groeiende vraag om hulp. Het zijn
de mensen die het toch al zwaar hebben wier banen in de informele economie het eerst
sneuvelen en die nu dus het hardst geraakt worden.
Hetzelfde beeld wordt geschetst door vrouwenorganisaties, die niet alleen worstelen
om het hoofd boven water te houden, maar die ook nog eens te maken krijgen met soms
wel twee keer zoveel hulpverzoeken van slachtoffers van partnergeweld. Des te schrijnender
is het dat de financiering van de bestrijding van gender based violence enorm onder
druk staat. Deze zomer waarschuwde de VN dat slechts 7% van de financiering beschikbaar
was; een gat van ruim 450 miljoen dollar. Veel budget voor dienstverlening aan slachtoffers
van geweld wordt inmiddels overgeheveld naar «reguliere» gezondheidszorg, omdat deze
diensten niet essentieel zouden zijn. Wat gaat de Minister doen om te zorgen dat we
de miljoenen vrouwen die hierdoor extra risico lopen, niet in de kou laten staan?
Is zij het met mij eens dat de bestrijding van gender based violence juist een speerpunt
zou moeten zijn in onze internationale covidhulp? Ik overweeg op dit punt een motie.
In het verlengde hiervan. Al eerder stelde ik vragen over de toepassing van onder
andere de gender-age marker en de gender policy marker. Dat zijn hulpmiddelen om gendersensitief
beleid te maken. Er blijken grote verschillen in de toepassing van gender markers
door multilaterale organisaties, zoals de VN, en ngo's. Wat gaat de Minister doen
om te zorgen dat organisaties die vanuit de Nederlandse inzet steun ontvangen bij
hun programma's, echt daadwerkelijk gebruikmaken van die gender markers? Is de Minister
bereid dit tot een scherpere financieringsvoorwaarde te maken?
Voorzitter. Juist omdat de meest gemarginaliseerde mensen het hardst geraakt worden
door de crisis is het zo belangrijk om te zorgen dat hun stem gehoord wordt. Daarbij
zijn lokale organisaties van cruciaal belang. Daarom deden collega Van den Nieuwenhuijzen
en ik de vorige keer het voorstel om minimaal 25% van de coronanoodhulp te bestemmen
voor lokale organisaties. De Minister voelde daar toen niets voor en ontraadde deze
motie. We zijn inmiddels weer een paar maanden verder en mijn zorg is niet minder
geworden. Hoe gaat de Minister er zorg voor dragen dat juist lokale ngo's, die in
deze tijden zo mogelijk nog belangrijker zijn geworden, hun broodnodige werk kunnen
blijven doen?
We zien dat de shrinking space, die krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld,
alleen maar verder krimpt door corona en dat verschillende regimes hun kans schoon
zien om nog strengere maatregelen te nemen tegen hen onwelgevallige geluiden. Wat
gaat de Minister doen om juist die geluiden te versterken? Welke inzet wordt er vanuit
de EU gepleegd om die shrinking space juist nu tegen te gaan?
Voorzitter. Een andere vraag die zich opdringt, is wat de Minister gaat doen om te
zorgen dat bedrijven zich eindelijk echt aan de afspraken houden over mensenrechten,
milieu en eerlijke belasting. Als er namelijk één ding is dat deze crisis ook pijnlijk
duidelijk maakt, dan is het dat ook hier weer de meest gemarginaliseerden weer aan
het kortste eind trekken. Merken, onder andere ook Nederlandse, cancelen hun orders
en laten zo duizenden arbeiders stikken. Mijn vraag is: hoe gaat de Minister bedrijven
nou echt op hun verantwoordelijkheid wijzen en, vooral, hen daaraan houden? Is naleving
van de OESO-richtlijnen inmiddels al een harde voorwaarde voor overheidssteun?
Voorzitter. We spreken vandaag over de gevolgen van de covidcrisis wereldwijd en de
humanitaire ramp die vele miljoenen mensen in Azië, Zuid-Amerika en Afrika boven het
hoofd hangt of al keihard raakt. Maar ook hier in Europa is sprake van een ongekend
humanitair drama. De berichten die ons bereiken uit de kampen in Griekenland zijn
ronduit hartverscheurend. En nu is daar ook covid geconstateerd. De hardvochtigheid
van dit kabinet als het erom gaat 500 weeskinderen op te vangen, is inmiddels pijnlijk
bekend. Kan deze Minister desondanks aangeven wat het kabinet gaat doen om ook de
gevolgen in de Griekse kampen aan te pakken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van den Hul. Er is een vraag voor u van de heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Een groot deel van de zorgen van mevrouw Van den Hul heb ik ook, bijvoorbeeld als
het gaat om civil space en het vergroten van lokale betrokkenheid et cetera, maar
er moet mij wel iets van het hart over de eerste kreten die mevrouw Van den Hul liet
horen over wat een schande het is dat er zo weinig geld bij komt. Dat moeten we namelijk
misschien toch in een bredere context plaatsen van de eigen geschiedenis van de Partij
van de Arbeid. We weten dat er in de kabinetsperiode van de Partij van de Arbeid 1 miljard
is bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking en dat mevrouw Ploumen, de vorige Minister
voor Ontwikkelingssamenwerking, 900 miljoen aan kasschuif naar voren heeft gehaald,
wat dit kabinet moest repareren voordat wij überhaupt één euro bij konden plussen.
Mijn vraag aan mevrouw Van den Hul is: wat gaat de Partij van de Arbeid in de mogelijke
tegenbegroting straks doen om misschien creatief en actief mee te denken met deze
coalitie om te kijken wat we kunnen doen om tot alternatieven voor die kasschuif te
komen?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Laat ik vooropstellen dat elke vergelijking met de vorige periode toch echt mank gaat.
Allereerst ging de kasschuif waar de heer Voordewind aan refereert uit van projecties
van een stijgend bni. Daarmee was effectief de verwachting dat het OS-budget op peil
zou blijven. We weten nu dat het bni gaat dalen en ik hoef de heer Voordewind niet
te helpen om zich te herinneren dat het AIV-advies uit twee delen bestond, namelijk
1 miljard investeren in OS en het OS-budget op peil houden, ondanks een dalend bni.
Aan beide wordt bij lange na niet voldaan. Dus die vergelijking gaat helaas niet op.
Als de heer Voordewind vraagt wat wij in de tegenbegroting gaan doen, dan nodig ik
hem van harte uit om die tegenbegroting te bekijken. En als de heer Voordewind het
met ons eens is dat dit allemaal heel erg belangrijk is, dan leg ik hem toch ook maar
de vraag voor waarom hij niet eerder het amendement van SP, GroenLinks en PvdA heeft
gesteund dat precies vroeg om uitvoering van het AIV-advies.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik denk dat de vergelijking heel goed opgaat. De Partij van de Arbeid, in de vorige
regering, stond er zelfs beter voor. Inderdaad was er toen een mogelijke stijging.
Trouwens, die hele stijging die men toen de eerste vijf jaar voorzag, werd ook opgesoupeerd
door de Partij van de Arbeid, inclusief nog eens een keer een kasschuif van de budgetten
van de toekomst. Maar laten we niet te veel terugkijken. Ik zou mevrouw Van den Hul
ook willen aanmoedigen om dit kabinet wel te prijzen dat er 500 miljoen gecompenseerd
wordt. Het had ook zo kunnen zijn dat door de koppeling van het bni er gewoon 500 miljoen
afgegaan zou zijn. Nou, die is gecompenseerd. Ik hoop dus dat mevrouw Van den Hul
dat wel erkent. Maar ik heb nog steeds geen antwoord gehad. Ik neem aan dat de Partij
van de Arbeid nu druk bezig is – we praten over het budget voor dit jaar en volgend
jaar – met de tegenbegroting. Ik ben echt benieuwd of mevrouw Van den Hul al iets
kan zeggen over wat zij gaat bijplussen voor de begroting voor volgend jaar. We weten
namelijk dat de tegenbegroting van vorig jaar niks opleverde voor ontwikkelingssamenwerking.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Even voor alle duidelijkheid, de linkse tegenbegroting waar, naar ik aanneem, de heer
Voordewind naar verwijst, was een tegenbegroting op onderdelen. Dat voorstel pretendeerde
ook niet een algemene tegenbegroting te zijn. Het was een aantal voorstellen voor
een samenleving die mensen boven multinationals plaatst. Daar hebben we een aantal
heel concrete voorstellen voor gedaan, door bijvoorbeeld af te zien van de bankenbelasting
en extra te investeren in onderwijs. Dat zijn allemaal thema's waar dit kabinet helaas
keihard op bezuinigt. Wat wij toen, in die begroting, niet hebben gedaan, zijn inderdaad
voorstellen over OS, maar die hebben wij wel degelijk bij de begrotingsbehandeling
gedaan. Dat waren stuk voor stuk voorstellen om extra te investeren, bijvoorbeeld
om terug te gaan naar 0,7 en om extra te investeren in vrouwen en meisjes. Het waren
stuk voor stuk gedekte amendementen, maar die zijn stuk voor stuk weggestemd door
de coalitie. Dus deze jij-bak werp ik heel graag verre van mij. Als het gaat om de
vraag welke voorstellen wij gaan doen, zeg ik nogmaals: ik nodig de heer Voordewind
graag uit om ons in de gaten te houden en onze verkiezingsprogramma's goed te lezen.
Daar staan de komende keer weer zat goede voorstellen in, maar zoals het een democratische
partij betaamt, gaan die eerst nog langs het congres.
De voorzitter:
Meneer Bouali, uw vraag.
De heer Bouali (D66):
Ik wilde aan collega Van den Hul van de Partij van de Arbeid graag het volgende vragen.
We gaan hier niet jij-bakken, maar u gebruikte wel het woord «beschamend» en daar
haak ik even op in. We hebben aan het begin van de kabinetsperiode van deze regering
echt wel flink opgeplust. Er is ruim 1 miljard bij gekomen uit de algemene middelen
en er is 1 miljard bij gekomen – collega Voordewind had het daar zojuist over – om
de gaten van het vorige kabinet te vullen. Dit keer hebben we een flinke crisis voor
onze kiezen gekregen en dan komt er 0,5 miljard uit de algemene middelen beschikbaar.
Dan zou ik als collega van de Partij van de Arbeid niet de term «beschamend» gebruiken,
omdat we er hier met z'n allen voor proberen te zorgen dat de mensen die het wereldwijd
het minst hebben, toch geholpen worden. Dat zou de boodschap moeten zijn. Ik vraag
dan aan mijn collega van de Partij voor de Arbeid waarom zij niet zegt dat het een
positief signaal is dat er geld vrij wordt gemaakt. Het gaat niet om een klein beetje
geld, maar om 0,5 miljard. Dat is echt heel veel geld. We hoeven niet terug te blikken
op wat het vorige kabinet heeft gedaan, waar uw partij deelgenoot van was, maar we
houden u er in de toekomst aan dat u zich zult blijven inzetten voor de bijdrage aan
ontwikkelingssamenwerking, zoals mijn partij en de ChristenUnie dat hebben gedaan,
en om de begroting voor ontwikkelingssamenwerking te stutten.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik blijf toch bij mijn woordkeuze, want ik vind niet alleen de uitkomst behoorlijk
beschamend, maar ook het hele proces. De partij van de heer Bouali heeft samen met
het CDA nota bene een spoedadvies aangevraagd. Vervolgens moeten wij maanden wachten
op een reactie op dat spoedadvies, wordt daar her en der openlijk over gekissebist
in de media en horen wij van verschillende kanten dat er binnen de coalitie geen overeenstemming
kan komen. En wat krijgen we dan vervolgens tijdens het zomerreces? Dan krijgen wij
op een stille namiddag het bericht dat er inderdaad weliswaar 500 miljoen uit de algemene
middelen naar de OS-begroting gaat, maar dat van die 500 miljoen ook nog eens 300 miljoen
gaat naar de lopende OS-begroting om de bni-daling te compenseren.
Het AIV-advies was heel duidelijk: 1 miljard extra is nodig. Volgens sommige ngo's
die ik sprak, was zelfs dat een conservatieve schatting. Ik noemde net de bedragen
uit andere landen. En dan is er ook de ruimhartige steun die dit kabinet heeft betoond
aan bepaalde bedrijfstakken, waar ik overigens verder niks negatiefs over wil zeggen,
omdat dit ontzettend belangrijk was voor baanbehoud en om onze economie draaiende
te houden. Als ik dat tegen elkaar afzet, vind ik 500 miljoen, waarvan 300 miljoen
ook nog eens naar de lopende OS-begroting gaat, inderdaad te weinig. Het AIV-advies
zegt duidelijk dat we én het bni moeten compenseren én de OS-begroting op peil moeten
houden én 1 miljard. Ik weet zeker dat zowel de partij van de heer Voordewind als
de partij voor Bouali het er diep in het hart hartstikke mee eens is dat er 1 miljard
had moeten komen en het net als ik hartstikke jammer vindt dat dat niet is gebeurd.
In plaats van hier te gaan zitten jij-bakken, zou ik dus liever weten hoe we samen
gaan optrekken om ervoor te zorgen dat we die OS-begroting wel op peil houden en dat
we de meest kwetsbare mensen ter wereld die in deze covidcrisis aan het kortste eind
trekken, gaan helpen en bijstaan. We moeten hun stem centraal zetten.
De heer Bouali (D66):
U zegt dat we niet moeten gaan jij-bakken en dat deed ik ook niet. Ik zeg alleen dat
u uw bewoordingen misschien moet aanpassen. Want het label «beschamend» zou ik op
iets anders plakken. Ik probeer het nog een keer. We hebben gewoon heel duidelijke
bezuinigingen gezien op het ontwikkelingssamenwerkingsbudget. Dat waren flinke bezuinigingen.
Ik heb bij de regeerakkoordonderhandelingen samen met mijn collega Joël Voordewind
echt alle zeilen bij moeten zetten om dat te repareren. Dat is een flinke operatie
geweest. Nu worden we geconfronteerd met covid. Er ligt een advies van de AIV. Dit
kabinet komt met 500 miljoen. Dat is echt een enorm bedrag. Tegen mijn collega van
de Partij van de Arbeid zeg ik: ik zou dan nog eens even goed in de spiegel kijken
en even goed terugbladeren wat uw trackrecord is op ontwikkelingssamenwerking en dan
zou ik termen als «beschamend» niet gebruiken. U corrigeerde zichzelf een heel klein
beetje: «niet voldoende, niet genoeg». Daar wil ik dan nog wel in meegaan. Maar u
gebruikte wel heel zware woorden in de opening van uw bijdrage.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hul, tot slot.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ja, afrondend, voorzitter. Ik gebruik die woorden, omdat we weten dat het bni ontzettend
hard terug gaat lopen, omdat we weten dat juist de OS-begroting daaronder gaat lijden,
omdat we weten dat dit in het geheel der dingen bij lange na niet genoeg is. Daar
waarschuwt het AIV-advies, nota bene door de partij van de heer Bouali mede aangevraagd,
heel duidelijk voor. Ik gebruik de woorden die ik gebruik, omdat ik vind dat deze
tijd vraagt om solidariteit. Deze tijd vraagt om op te staan voor de mensen die het
nu het hardst nodig hebben en die het meest te lijden hebben onder deze crisis. Dat
zijn uiteindelijk niet de grote bedrijven, maar de mensen in de productielanden. Dat
zijn ook nog eens de mensen in landen die het al lastig hebben en in de meest gemarginaliseerde
gemeenschappen wonen. Daar pleit ik hier voor, daarvoor breek ik een lans. Wat er
nu ligt is daarvoor gewoon niet genoeg.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. 10 juli was er dan eindelijk witte rook. Dat was drie maanden na de aangenomen
motie hier in de Tweede Kamer om te vragen om een spoedadvies aan de Adviesraad Internationale
Vraagstukken over de rol van Nederland in de internationale bestrijding van de coronacrisis.
Na herhaalde verzoeken van meerder partijen kwam het kabinet op 10 juli dan eindelijk
tot een besluit over hulp aan ontwikkelingslanden in de bestrijding van het coronavirus,
maar ook over ontwikkelingssamenwerking in algemene zin in de komende tijd. Interne
meningsverschillen in het kabinet hebben voor veel vertraging gezorgd, terwijl er
in de hele wereld een pandemie woedde en landen om hulp vroegen. Heel toevallig – daar
ga ik echt van uit – kwam het besluit een week na het sluiten van de Tweede Kamer,
zodat het parlement er niet direct over kon spreken. Pas nu kunnen we erover spreken,
twee maanden later. Een verzoek van mijzelf, de Partij van de Arbeid en GroenLinks
om ondanks het zomerreces hierover al eerder te debatteren, werd tegengehouden door
de coalitie en de SGP.
Voorzitter. Ik vind dit maandenlange en moeizame proces over zo'n belangrijk en spoedeisend
onderwerp simpelweg lelijk. Het is een lelijk proces en ik vraag mij af hoe de Minister
zelf terugkijkt op dit proces. Hoe is het nou gegaan? Deelt zij de mening dat er vanwege
ruzie in het kabinet onnodig vertraging is opgelopen op een onderwerp waarvoor er
in het parlement een meerderheid is?
Kijken we naar het resultaat van dit lelijke proces. Allereerst is het goed dat er
extra hulp komt voor een aantal belangrijke zaken, zoals toegang tot schoon water,
voedsel en medicijnen in landen die daaraan behoefte hebben. Maar zowel de omvang
van de hulp als de manier van financiering is helaas teleurstellend voor heel veel
organisaties en mensen die daar behoefte aan hebben. Ontwikkelingslanden hebben te
maken met een tekort aan zorgcapaciteit, met kapitaalvlucht, met tekorten aan basisvoorzieningen
en met een torenhoge schuld. De coronasteun aan ontwikkelingslanden is slechts een
fractie van de coronasteun aan een enkel bedrijf, zoals KLM. En dat voelt gewoon niet
goed. Heeft de Minister het gevoel dat dit kabinet de juiste prioriteiten aan het
stellen is in deze crisis, zeker ook met de discussie over de zorgverleners hier in
Nederland in het achterhoofd? Dan zie je toch dat er iets misgaat bij de prioriteiten
van het kabinet.
De Adviesraad Internationale Vraagstukken was ook helder over een ander punt, waar
het in het interruptiedebatje zojuist ook ging, namelijk het belang om niet te bezuinigen
op ontwikkelingshulp buiten corona, dit om te vermijden dat arme landen straks dubbel
getroffen worden. Zo mogen hulpprogramma's op allerlei andere terreinen niet sneuvelen,
aangezien dan veel positief werk teniet zou worden gedaan. Zo mogen wij ook niet uit
het oog verliezen dat andere ziektes nog steeds niet uitgeroeid zijn, zoals tuberculose
en hiv. Wij dreigen anders de voortgang die geboekt is te verliezen door het schuiven
met budgetten ten gunste van de bestrijding van corona. Kan de Minister toezeggen
dat het toepassen van de kasschuif om onder andere de coronamaatregelen te bekostigen,
niet gaat leiden tot extra bezuinigingen op ontwikkelingshulp, nu niet en in de nabije
toekomst niet? Als zij dat niet kan toezeggen, kan zij dan op z'n minst gewoon eerlijk
zijn en toegeven dat dit een verkapte bezuiniging in de toekomst is? Boven op de kasschuif
komen ook nog eens reeds voorziene bezuinigingen; de Minister zegt ons daarover later
te zullen informeren. Dat is wat de Minister straks dus achterlaat: bezuinigingen
op internationale solidariteit en een gat in de begroting. De toegepaste kasschuif
haalt immers 464 miljoen uit de toekomst naar voren, waardoor de toekomstige regering
met een tekort wordt opgezadeld. Voor een Minister met zo'n staat van dienst in internationale
zaken is op deze manier creatief boekhouden met ontwikkelingshulp eigenlijk onverwacht
en net als dit hele proces gewoon lelijk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Voordewind van de
ChristenUnie. Of wil meneer Bouali eerst? Dat mag van de heer Voordewind, zie ik.
Gaat uw gang, meneer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan collega Voordewind dat ik even voor mag.
Al een halfjaar is de wereld in de ban van COVID-19. Inmiddels is duidelijk dat de
gevolgen voor ontwikkelingslanden enorm zijn. Door lockdowns zagen mensen hun inkomen
van de ene op de andere dag verdwijnen. Wereldwijde honger zou verdubbelen en door
de aanpak van corona kwam de bestrijding van andere ziekten in het geding. Terecht
maakte deze Minister toen op zeer korte termijn 100 miljoen euro vrij voor de bestrijding.
Maar met de economische crisis voor de deur stond het budget voor ontwikkelingssamenwerking
onder druk. Dat mochten we niet laten gebeuren en dat hebben we ook niet laten gebeuren.
Ik wil dan ook gebruikmaken van deze gelegenheid om alle collega's hier in de zaal
te bedanken die zich hard hebben gemaakt voor ontwikkelingssamenwerking. Ik dank hen
voor hun steun voor de motie-Van der Staaij, waarmee allereerst een duidelijk signaal
werd afgegeven door de Kamer over het belang van ontwikkelingssamenwerking, juist
in deze tijd. Voor de steun voor de motie-Alkaya, die de regering uitvoert door met
620 miljoen euro garant te staan voor leningen aan ontwikkelingslanden. Voor de steun
aan de motie-Kuik voor een eerlijke verdeling van vaccins. Voor de steun voor de motie
van degene die naast mij zit, collega Voordewind, over het stabiliseren van het OS-budget;
die motie wordt momenteel uitgevoerd. De uitkomst is uiteindelijk 0,5 miljard euro
extra uit de algemene middelen voor ontwikkelingssamenwerking. Nu heb ik alle collega's
bedankt; we doen dit ook gezamenlijk.
Ik wil eigenlijk ook even kort terugblikken op de afgelopen tien jaar, waarin de OS-bijdragen
zo kwetsbaar zijn gebleken. Rutte I – we herinneren het ons allemaal nog – bezuinigde
stevig op ontwikkelingssamenwerking. Nog verder en heftiger werd er bezuinigd door
het kabinet-Rutte/Asscher, waarbij voor het eerst de 0,7-norm niet werd gehaald. Maar
liefst 400 miljoen werd er gekort op OS. De PvdA-Minister van destijds voegde daar
nog eens een flinke kasschuif van honderden miljoenen euro's aan toe. De inzet van
D66 en van mij persoonlijk was destijds, aan het begin van de kabinetsperiode, om
ruim 1 miljard als nieuw extra geld te investeren, met nog eens 1 miljard extra om
de kasschuiven van het kabinet-Rutte/Asscher op te vangen. Is wat we nu allemaal doen
voldoende om deze ongekende internationale crisis het hoofd te bieden? Nee. Hadden
we graag meer geld vrijgemaakt? Natuurlijk. Maar als D66'er spreek ik in ieder geval
wel met trots omdat we onze belofte om extra geld te investeren in ontwikkelingssamenwerking
hebben waargemaakt. Dat hebben we in ieder geval gedaan toen we in dit kabinet stapten
en dat doen we nu weer, in deze tijden van crisis, met nog eens 500 miljoen extra.
Zo laten we zien dat Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt om de meest kwetsbare
mensen in de wereld te helpen. Ik wil ook de Minister danken voor haar inzet.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Nu de kabinetsperiode haar einde nadert, kunnen we toch ook wat eerlijker zijn. Dat
verwacht ik van de fracties, onder andere van D66. Toch hoor ik: we hebben onze belofte
waargemaakt. Als ik kijk naar wat D66 altijd beloofde, in verkiezingsprogramma's maar
ook retorisch, in woorden, dan kan dit toch niet de belofte geweest zijn? Want de
D66-woordvoerder, de heer Bouali, geeft aan: het is nooit genoeg. Ja, het is nooit
genoeg, want we leven in een kapitalistische wereld en mensen worden uitgebuit. Dat
snap ik. Daar zijn we het allemaal over eens. Het is nooit genoeg. Maar het is ook
niet genoeg als je dat afzet tegen wat D66 heeft beloofd. Kunnen we onderhand niet
toegeven dat dit in deze coalitie, in deze verhoudingen, met de VVD, gewoon niet lukt?
De VVD is een constante geweest in de afgelopen jaren. De Partij van de Arbeid ging
ook met de VVD in zee. Rutte I was ook met de VVD. Met de VVD lukt het blijkbaar niet
om internationale solidariteit echt gestalte te geven. Waarom geeft D66 dat niet gewoon
toe? Het einde van de kabinetsperiode nadert, dus wees daar gewoon eerlijk over.
De heer Bouali (D66):
Dat is een prikkelende vraag van de heer Alkaya. Ik heb gewoon een eerlijk verhaal
verteld. Wat ik hier zeg, komt echt uit mijn tenen. Dat weet mijn collega Voordewind
ook, want we hebben hier samen heel hard aan gewerkt. We hebben echt alles uit de
kast gehaald om die enorme gaten te vullen. Het zijn geen kleine bedragen. We hebben
het over 2 miljard euro in deze kabinetsperiode. We hebben ook nu met z'n allen hard
gewerkt. Ik bedank ook de andere collega's, want wij hebben dat niet alleen gedaan.
Uzelf, de SP, heeft ook een motie ingediend, die gelukkig is aangenomen en die is
uitgevoerd. Dit moeten we samen doen, met z'n allen, die OS-bijdrage regelen. Gaat
het de goede kant op? Ja, in die zin dat we hebben weten af te remmen dat we naar
beneden donderen. Dat gebeurde namelijk onder het vorige kabinet. Die kasschuiven
en die bezuinigingen waren dusdanig dat het echt de verkeerde kant op ging. Ik geef
heel eerlijk toe dat er van mij wel een tandje bij mag. Het werkt in ons politieke
bestel als volgt. Je hebt je gewicht in het kabinet. Wij brengen in wat wij willen
en dan lukt het ons om nu bijvoorbeeld 500 miljoen extra vrij te maken. Dat hebben
we samen met het CDA en de ChristenUnie gedaan. Ik heb net ook al tegen mijn collega
van de Partij van de Arbeid gezegd: ik zou niet het woord «beschamend» gebruiken.
U was al wat realistischer door «teleurstellend» te zeggen. Dat kan. Ik ben er in
ieder geval wel trots op dat we dit voor elkaar hebben gekregen. Onze inzet, de inzet
van D66, zal blijven om het budget voor ontwikkelingssamenwerking te stutten. Wat
mij betreft gaan we langzaam maar zeker naar die 0,7 terug.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb twee dingen gezegd: het resultaat is teleurstellend en het proces is gewoon
lelijk. D66 heeft nu een positie waarin de partijleider op een post zit die zij heel
belangrijk vinden. We zijn kritisch op voorgaande kabinetsperioden en op kasschuiven,
maar ook deze Minister heeft daarmee te maken gehad. Precies hetzelfde wordt nu weer
gedaan; precies hetzelfde. Het bedrag is lager, 464 miljoen, maar een volgende regering
wordt weer opgezadeld met een bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking, waardoor die
volgende regering mogelijk weer tot de conclusie kan komen dat we moeten bezuinigen.
Dat is toch niet goed? Dat kunnen we toch toegeven? Mijn hartenkreet richting D66
zou zijn: gebruik nou de begrotingsbehandelingen en dergelijke die eraan komen om
eindelijk echt waar te maken wat jullie hebben beloofd. Want als ik kijk naar wat
D66 heeft beloofd en wat hiervan in de afgelopen jaren is gerealiseerd, vind ik het
echt teleurstellend. Ik denk dat de heer Bouali dat, diep in zijn hart, ook vindt.
De voorzitter:
Meneer Bouali, tot slot.
De heer Bouali (D66):
Fijn dat u meekijkt naar mijn hart, maar dat is niet teleurgesteld. Ik blijf er echt
bij dat we die inspanning hebben gedaan. We hebben ervoor gezorgd dat de vrije val
op ontwikkelingssamenwerking gestopt is. Dat is gewoon een feit. Daar hoeven we niet
lang over te debatteren. Mag het een onsje meer zijn? Ja. Daar zullen we ons ook voor
blijven inzetten. Maar ik ben heel tevreden met waar we nu staan, met het huidige
pakket.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali, voor de beantwoording van de vragen. Dan gaan we nu luisteren
naar ...
De heer Bouali (D66):
Volgens mij heb ik nog een minuut. Klopt dat, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, dat wilde ik ook gaan zeggen. U heeft zelfs nog twee minuten, dus gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
De volgende stap is zorgen dat de middelen die vrij zijn gemaakt, zo efficiënt mogelijk
worden besteed om ter plekke de eerste hulp te kunnen bieden maar tegelijkertijd bestaande
problemen en ongelijkheden aan te pakken. «Building back better» is het terechte motto
van de Verenigde Naties; dat onderschrijft de Minister in haar brief ook. Toch mis
ik de concrete uitwerking van dit principe. Ik hoor dan ook graag van de Minister
hoe de huidige 150 miljoen op een duurzame manier wordt besteed, waarbij bestaande
ongelijkheden worden aangepakt.
Ik heb daarbij een tweetal vragen. In hoeverre worden de middelen voor humanitaire
hulp bijvoorbeeld via lokale maatschappelijke organisaties besteed? Ik vraag hier
ook speciaal aandacht voor de groep vrouwen in ontwikkelingslanden. Hoe zorgen we
ervoor dat zij voldoende toegang hebben tot sociaal-economische steun? Richt de noodfinanciering
voor het mkb in ontwikkelingslanden zich bijvoorbeeld ook op vrouwelijke ondernemers?
Voorzitter. Ik wil afsluiten met een ander onderwerp. Ik denk dat we allemaal de enorme
explosie in Libanon nog op ons netvlies hebben staan. Ik wil stilstaan bij die verschrikkelijke
gebeurtenis in Beiroet. Libanon verkeerde al voor de coronacrisis in een zware economische
crisis. Corona kwam daarbovenop en tot overmaat van ramp werd de haven van Beiroet
in puin gelegd door de verschrikkelijke explosie. In de nasleep daarvan krijgen we
nu berichten dat het aantal coronabesmettingen hard oploopt. Kan de Minister ons een
update geven van de situatie in Libanon? Zij ondernam direct actie door Libanon met
middelen te steunen en ook het herstel van de haven te ondersteunen. Kan de Minister
aangeven hoe de inzet van de Nederlandse hulp verloopt? Kan zij daarbij eventueel
specifiek aangeven hoe het project bij de haven verloopt? Is er daarnaast ook aandacht
voor de Syrische vluchtelingen in het land? Inmiddels heeft Libanon meer dan 1,5 miljoen
Syrische vluchtelingen opgevangen en voor hen is toegang tot gezondheidszorg vaak
ook nog heel erg moeilijk.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we luisteren naar de heer Voordewind van de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Goed dat we op de derde dag na het reces alweer hierover spreken.
Het is belangrijk dat we de gevolgen van corona in Nederland zo veel mogelijk opvangen,
maar we moeten daarbij de gevolgen voor de allerarmsten in de wereld zeker niet onderschatten
– dat heeft het kabinet gelukkig niet gedaan – en voldoende aandacht geven. Daarom
is de ChristenUnie ook blij dat er antwoord gekomen is van het kabinet op de vele
vragen en moties die door bijna alle collega's hier in de Kamer net voor het reces
zijn ingediend en aangenomen.
Als je kijkt naar de cijfers van de besmettingen, weten we dat het in Afrika om miljoenen
besmettingen gaat. We weten het niet precies, want het testen dat we hier in het Westen
gewend zijn, wordt daar bijna niet gedaan. Dit is nog maar het topje van de ijsberg.
Van sommige landen zijn er helemaal geen cijfers. We weten dat vooral Zuid-Afrika
flink getroffen is en ook landen zoals Nigeria, Ghana, Egypte en Algerije.
Voorzitter. Als we kijken naar de vluchtelingen, zien we dat er in 2020 volgens de
VN een recordaantal van 168 miljoen mensen humanitaire hulp nodig heeft om dit te
overleven. Dat is een onderdeel van de trend van de stijgende humanitaire nood in
de wereld. Als deze lijn doorzet, stijgt het aantal door tot 200 miljoen mensen die
in 2022 humanitaire hulp nodig hebben. De AIV vraagt terecht aandacht voor de gevolgen
van covid bij de allerarmsten in de wereld. Naast de besmettingen en de belabberde
zorg, zien we dat heel veel mensen hun banen kwijtraken, omdat de producten niet meer
worden gevraagd door het Westen. Daardoor hebben mensen echt van de ene op de andere
dag geen geld meer om hun eigen gezin te onderhouden. We hebben gezien dat dagloners
in India naar huis worden gestuurd. Zij moeten vervolgens op het platteland maar kijken
hoe ze aan eten komen. Dat zijn dramatische situaties die we hier in het Westen absoluut
niet kennen en ook eigenlijk niet meer zien op televisie.
Voorzitter. Daarom is het goed dat dit kabinet en ook de Kamer de oproep van de AIV
serieus heeft genomen. Er waren twee oproepen van de AIV. Ik herhaal ze nog een keer.
Een. Bezuinig niet op ontwikkelingssamenwerking, ook al gaat het bni achteruit. Twee.
Zorg dat je geld reserveert voor de internationale bestrijding van covid. We zien
dat dit kabinet ondanks de vele miljarden die er nodig zijn voor Nederland, toch in
staat is geweest om daar bovenop nog eens 500 miljoen vrij te maken voor de allerarmsten.
Dat vind ik een knappe prestatie. We weten dat we daarmee in ieder geval voor dit
jaar aan één deel van het AIV-advies, namelijk niet bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking
voor de allerarmsten in de wereld, kunnen voldoen: 500 miljoen compensatie voor de
daling van het bni.
Dat is bijzonder, voorzitter. Want men had ook kunnen zeggen: bad luck, want het bni
daalt, terwijl het normaal stijgt en jullie dan voordeel hebben, dus neem je verlies,
want er zit niet meer geld in dan een daling van 500 miljoen. Nee, dit kabinet en
ook deze Kamer – we hebben het met z'n allen gedaan – hebben erop aangedrongen dat
er een compensatie voor die daling kwam. Dat is gebeurd en dat vind ik een goede prestatie.
Dat wil ik nogmaals benadrukken.
Voorzitter. Zijn we er dan? Nee, want we weten ook dat we nog naar cijfers voor volgend
jaar en de jaren daarna moeten gaan kijken. We moeten afwachten wat de groeicijfers
voor volgende jaren worden. We weten niet tegen welk gat we straks aankijken. Het
kan meevallen, maar het kan ook tegenvallen. Daarom is te veel optimisme niet op zijn
plaats. We moeten behoedzaam blijven. We moeten de druk op de ketel houden; vandaar
mijn vragen aan de Minister. Kan de Minister al iets zeggen over de verwachtingen,
over de Meerjarige Economische Verkenningen? We weten dat de begroting natuurlijk
pas in september komt, maar wat kan de Minister daar nu alvast over zeggen?
Als er dan toch een daling optreedt van het bni, kan de Minister er dan alles aan
doen om het budget op peil te houden en kasschuiven zo veel mogelijk te voorkomen?
Die zijn niet mooi, want dan moeten we geld lenen van de toekomst. Minister Hoekstra
heeft immers beloofd dat er geen bezuinigingen zouden plaatsvinden ten gevolge van
de coronacrisis. Ik wil Minister Hoekstra aan zijn woord houden. Onlangs hebben we
in het debat gehoord dat er volgens de Minister van Financiën nog onderbestedingen
zijn van het totaalpakket van 42 miljard euro. Kan deze Minister daar ook aanspraak
op maken? Kan de Minister mogelijk een brief sturen voor de Algemene Politieke Beschouwingen
als er onderbestedingen zijn? Als die onderbestedingen er zijn, kan zij dan aangeven
waar die zijn, zodat wij straks bij de begroting actief kunnen meekijken of wij nog
geld kunnen bijplussen voor ontwikkelingssamenwerking? Wil de Minister dat toezeggen?
Ten slotte. Het AIV-advies zegt ook het belang van lokaal ownership te benadrukken.
Ik vraag de Minister om nog eens dat belang te vertalen in gelden. We zien dat de
multi's goed bedeeld worden. Dat is terecht, maar ik vraag ook aandacht voor het maatschappelijk
middenveld. Misschien kunnen we met de toekomstige middelen toch nog iets verschuiven
naar de lokale actoren in het maatschappelijk middenveld.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer de Voordewind. Er is nog een vraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Om het scherp te krijgen de volgende vraag. We hebben te maken met twee zaken. Enerzijds
de vrees dat de economie gaat krimpen en daaraan gekoppeld de uitgaven voor ontwikkelingshulp.
Anderzijds de kasschuif, die in de toekomst gedekt moet worden. Begrijp ik het goed
dat dit in beide gevallen volgens de fractie van de ChristenUnie niet zou moeten leiden
tot een bezuiniging? Dus dat ook die kasschuif eigenlijk op een andere manier structureel
gedekt zou moeten worden?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
We weten nog niet precies hoe die daling zich verder zal ontwikkelen. Het kan ook
zijn dat het positiever uitpakt, dat de economie aantrekt en dat we weer in een plus
terechtkomen. Dan hoeven we helemaal geen gaten te vullen. Daarvoor wachten we de
MEV af, de Macro Economische Verkenning. Dan weten we wat de schade is en dan moeten
we met elkaar gaan praten over de vraag hoe dat gedekt gaat worden. De Minister heeft
al gezegd: in het uiterste geval moeten we geld naar voren halen en moeten we misschien
projecten gaan vertragen. Dat is een methode, maar ik zeg wel dat dat een noodoplossing
is, ook omdat we het in de vorige kabinetsperiode hebben gezien en we het zelf ook
niet mooi vinden, want dat moet je dan gaan repareren in een volgend kabinet. Ik heb
in mijn bijdrage gezegd: kijk nou eens of er onderbestedingen zijn bij het totale
noodpakket dat Nederland heeft gereserveerd, die 42 miljard, en kijk nou eens of er
nog geld is om eventueel het gat dat volgend jaar en de jaren daarna volgt alternatief
te kunnen dekken. Dat is mijn pleidooi voor de Minister.
De heer Alkaya (SP):
Dat is een oproep aan de Minister om met de Minister van Financiën in gesprek te gaan.
Dat kunnen we natuurlijk ondersteunen, maar dan krijg je weer te maken met allerlei
andere zaken die ook nog gedaan moeten worden in de samenleving. Dus dat wordt wel
een interessant gesprek. Ik kijk echt uit naar wat het kabinet ervan vindt. Waar ik
vooral mee zit is het budget voor ontwikkelingssamenwerking zelf. We hebben net harde
woorden gehoord aan het adres van mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid,
omdat Minister Ploumen in een vorige periode dezelfde methode zou hebben toegepast
als die welke nu wordt toegepast. Is het dan niet een kwestie van «de pot verwijt
de ketel dat die zwart ziet»? Dit kabinet doet precies hetzelfde, namelijk VVD-beleid
uitvoeren: bezuinigen op internationale solidariteit, juist op het moment dat die
het hardst nodig is.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Nee, we doen niet hetzelfde. Dit kabinet heeft 1 miljard bijgeplust. Collega Bouali
heeft de cijfers nog eens aan de orde gesteld. Het vorige kabinet heeft 1 miljard
bezuinigd, terwijl wij toen niet met een daling van het bni te maken hadden. Dit kabinet
heeft met een covidcrisis en met een daling van het bni te maken. Dat betekent dat
je een extra uitdaging hebt. Ondanks die dalingen heeft het kabinet gezegd: dat gaan
we helemaal compenseren met 500 miljoen. Daarmee lijkt het dit jaar gedekt. Dat is
een prestatie van jewelste: om een gat van een aantal honderden miljoenen te dekken.
Dat hebben we uit de algemene middelen kunnen overhevelen. We moeten nog maar zien
wat de volgende jaren brengen als het gaat om de bni-daling, of misschien wel weer
een bni-stijging. Dus de volgende jaren zijn nog niet helemaal te overzien. Ik heb
het tegen mevrouw Van den Hul gezegd, maar ik zeg het ook tegen mezelf: die kasschuiven
blijven niet mooi. Daarom vraag ik de Minister om er alles aan te doen om te kijken
of wij dat zouden kunnen voorkomen. Maar nee, het zijn niet dezelfde situaties. Wij
hebben geld bijgeplust en wij hebben zelfs nu, met de daling van het bni, daarbovenop
nog een keer 500 miljoen binnengeharkt. Dat vind ik een compliment waard, ook aan
u. Want u heeft ook uw best gedaan.
De voorzitter:
Dan gaan we nu toch wel luisteren naar meneer Van den Nieuwenhuijzen van de fractie
van GroenLinks.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het AIV-advies, dat we vandaag eindelijk bespreken, is helder:
ringfencen van het budget en 1 miljard voor acute noodhulp erbij. Dat was overigens
de eerste tranche, want toen ze het kwamen toelichten, gaven ze aan dat er waarschijnlijk
meer acute noodhulp nodig gaat zijn. Dus in dat licht moet u mijn bijdrage ook zien.
De gevreesde coronapiek in Afrika blijft tot nu toe gelukkig enigszins gedempt, met
uitzonderingen, zoals Zuid-Afrika. Verder noem ik slechte beschikbaarheid van cijfers.
Er is wel een zorgelijke opleving van ebola. De economische gevolgen van de lockdowns,
hier en daar, zijn rampzalig. De WTO verwacht een historische krimp in de wereldhandel
van 13% tot 27%. De OESO voorspelt dat de helft van het mkb wereldwijd met faillissement
wordt bedreigd. Informele arbeid, waar veel mensen in minder ontwikkelde landen hun
dagelijks brood mee verdienen, krijgt een ongekende klap. Zo'n 1,6 miljard mensen
met informeel werk zijn mogelijk op korte termijn hun werk en daarmee hun levensonderhoud
kwijt. Het meest acute gevaar dat nu dreigt voor ontwikkelingslanden is honger. Het
Wereldvoedselprogramma verwacht dat het aantal mensen met acute honger in 2020 zal
verdubbelen van 135 miljoen naar 265 miljoen mensen.
Het is dan ook niet meer dan logisch dat de AIV adviseert om zowel een extra miljard
vrij te maken voor acute hulp als om niet te bezuinigen op de meerjarige OS-begroting,
een begroting die nu al historisch laag is. En daar was het kabinet het ook mee eens:
«This is not the time for division or politics but for unity and cooperation.» Dat
zei de Minister-President al in april in de Financial Times. Maar toch duurde het
maar en duurde het maar voordat er een reactie kwam op het spoedadvies. Wat gebeurde
er binnen deze coalitie? Waar kwam deze laconieke houding vandaan? Waar was de urgentie
gebleven, de medemenselijkheid en het internationale appel? Onder de druk van rechtse
politiek moet een compromis worden bereikt en het resultaat stemt droevig. De bezuiniging
op het meerjarige OS-budget wordt tijdelijk opgelost met een boekhoudtruc. In Den
Haag noemen we dat een «kasschuif». Dat wordt afgehaald van de begroting van het volgende
kabinet. Van het benodigde miljard komt maar de helft op tafel. Het volgende kabinet
mag kiezen: de onbetaalde rekening van dit kabinet alsnog voldoen of een zware bezuiniging
accepteren.
De AIV schrijft geheel terecht dat het uitblijven van internationale solidariteit
ook heel concrete Nederlandse belangen zal raken, zoals het handelsklimaat en de stabiliteit
in migratielanden. Dat zijn zaken die rechts toch doorgaans belangrijk zegt te vinden.
GroenLinks doet vandaag dan ook een hartenkreet aan de welwillende partijen in deze
coalitie en aan Minister Kaag. Laten we zoeken naar alternatieven voor deze vestzak-broekzakinvestering.
In een economie van normen en waarden moeten de mensen centraal staan en niet de cijfers.
Laten we samen kiezen voor de toekomst van de mensen, álle mensen, dus ook die in
de arme landen.
Voorzitter. Ik zie bij Minister Kaag de oprechte wil om het goede en het slimme te
doen, ondanks de druk van rechts. GroenLinks wil haar graag helpen. Is de Minister
samen met ons bereid om te kijken naar alternatieven voor de voorgestelde kasschuif?
Is het voor haar bespreekbaar dat we geen hypotheek leggen op de komende jaren?
Voorzitter. Dan nog iets over waar het geld naartoe gaat. Een minder in het oog springend
gevolg van de coronacrisis, maar wel een die zeer ernstig is, is de klap die het de
onafhankelijke journalistiek in ontwikkelingslanden heeft gegeven. Volgens een schatting
van Free Press Unlimited heeft corona tot een daling van tussen de 40% en 60% van
de inkomsten van pershuizen geleid. In Uganda zijn inmiddels vier regionale kranten
in lokale talen gesloten, waardoor met name laagopgeleide vrouwen en de plattelandsbevolking
geen informatie meer krijgen over COVID-19. In Nepal is 80% tot 90% van de lokaal
geprinte media gesloten. In Bangladesh is inmiddels 75% van de lokale kranten gestopt
met publiceren. Het zijn slechts voorbeelden, maar ze zijn tekenend. Mensen zijn afhankelijk
van de vrije pers om goede informatie en context te krijgen over de gevaren van corona.
Deze vrije pers is nu en na corona noodzakelijk voor het goed informeren en controleren
van deze landen in opbouw. Als ze die informatie niet krijgen, dan zal dat tot meer
besmettingen leiden. Deze groep mensen is nu vaak afhankelijk van de staatsradio en
de staatstelevisie voor informatie die niet altijd correct is. Papieren onafhankelijke
kranten zijn voor deze mensen de enige weg naar goede en betrouwbare informatie over
corona. Is de Minister bereid om te kijken of ze nu extra geld kan vrijmaken om de
onafhankelijke pers in ontwikkelingslanden te steunen en te laten overleven? Laat
corona alsjeblieft niet de doodklap zijn voor de vrije pers.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik ga afronden, voorzitter. Ik heb nog drie vragen aan de Minister, als u mij dat
toestaat. Wij waren een beetje verbaasd door de 4 miljoen die u wilt besteden aan
de NAVO en het revolverende fonds daar. Wij vinden het een beetje vreemd dat dat op
uw begroting voor beschermingsmiddelen terecht is gekomen. Ten slotte wil ik u vragen
om te reageren op de aangehouden motie die ik samen met mevrouw Van den Hul heb ingediend
in het debat voor de zomer over cashtransfers. U heeft mij toen verzocht om die aan
te houden, omdat u eerst wilde komen met een reactie. Tot slot wil ik u vragen of
u inmiddels bent gestart met het uitvoeren van mijn aangenomen motie over een breed
WRR-onderzoek naar beleidscoherentie en de relatie tot de duurzameontwikkelingsdoelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Er is een vraag voor u van de heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb ook nog even een vraag aan de heer Van den Nieuwenhuijzen. Ik begrijp zijn
pleidooi best. Als ik daar zou hebben gezeten, zou ik ook vragen stellen. Maar hij
gebruikt wel grote woorden, zoals «droevig» en «waar is de medemenselijkheid gebleven?».
Dan stel ik hem de volgende vraag. Het is een beetje een «gratis bier»-verhaal aan
het worden. Hij zegt: die kasschuiven zijn niet mooi. Waar zou hij het geld vandaan
halen voor die extra 500 miljoen, of misschien wel een miljard, die benodigd is? Want
we kunnen hier natuurlijk niet allemaal alleen maar vrijblijvend dingen roepen. Ik
hoor ook graag van hem wat zijn partij straks in de maak heeft bij de Algemene Politieke
Beschouwingen om er geld bij te plussen. Hoeveel zou dat zijn?
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Als we kijken naar het AIV-rapport en naar wat er eigenlijk nodig is, hebben we het
over 1,65 miljard. Dat is het totaal waar zij een appel op doen. Als je twee jaar
wilt ringfencen en een miljard erbij wilt doen voor acute hulp, is dat gewoon het
bedrag waar je het over hebt voor de komende twee begrotingsjaren. Deze coalitie kiest
voor 500 miljoen. Dat betekent dat we nog 1,15 miljard tekort hebben. Dat lossen we
voor een deel op met een kasschuif. U geeft zelf ook al aan dat dat niet de fraaiste
oplossing is. Ik ben daar ook niet zo'n voorstander van, dus laten we samen zoeken
naar een nette oplossing daarvoor. Dat andere half miljard zou ik gewoon uit de algemene
middelen willen halen. Waarom? Het brede economische besef, ook in Nederland, is dat
onze staatskas dat nog prima aankan. Het gaat om noodhulp, om eenmalig geld. Dat kunnen
we aan en dat is hard nodig. Dat geeft ook de AIV aan. Wij durven de keuze te maken
om dat geld te investeren in Afrika en in zich ontwikkelende landen. Waarom? Omdat
het noodzakelijk is dat we dit virus wereldwijd, in de breedte, onder controle krijgen
en dat we daarna de wereld ook weer opbouwen. We moeten ervoor zorgen dat die landen
weer weerbaar worden en met ons kunnen handeldrijven – dat is ook in ons belang –
dat ze gezond worden en dat ze een bestaan kunnen opbouwen. Dat is het ons waard om
daar vanuit de algemene middelen iets voor te doen. En dat adviseert de AIV ook.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is een makkelijk verhaal. Die 1,65 miljard moeten we nog maar zien, want we weten
nog niet wat de meerjarige economische verkenningen zijn. Die cijfers moeten we nog
afwachten. Het kan ook minder zijn, dus dat het gat lager is dan die 1,65 miljard
waar u op uitkomt. Dat is over twee jaar bezien. Dit jaar hebben we de boel gedekt.
U heeft het over de algemene middelen. Dat is een beetje: iedereen gratis geld. Er
zijn geen algemene middelen. We moeten dat toch ergens vandaan halen, dus u moet hom
of kuit geven. Zegt u: dit geld gaan we lenen op de kapitaalmarkt, we laten de staatsschuld
oplopen of we gaan bezuinigen op onderwijs, de gezondheidszorg of noem maar op? De
algemene middelen zijn natuurlijk een vergaarpot. Die moet ergens van gevuld worden.
We kunnen het niet zomaar uit de lucht graaien. Er is geen geldboom hier in Den Haag.
Waar haalt u het vandaan?
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik denk dat wij andere keuzes maken dan u in de context van deze coalitie blijkbaar
moet maken, in deze rechtse gure wind. Ik denk dat als u op deze plek zou zitten,
zoals u zelf zei, u zelf ook andere keuzes zou maken. Wij zouden misschien wat minder
investeren in grote bedrijven of we zouden misschien wat ruimhartiger zijn met eenmalig
geld in een crisis die onvoorstelbaar is en die Nederland, met de weerbaarheid die
het heeft, prima kan handelen. In dit huis plussen we met het grootste gemak geld
bij voor de grote multinationals. Dat halen we uit de algemene middelen. Ja, dat zijn
leningen op de kapitaalmarkt, waarvan Onze Minister zelfs af en toe zegt dat hij daar
geld aan kan verdienen. Diezelfde pot, diezelfde keuze, zouden wij maken voor internationale
solidariteit en volgens mij zouden u en de heer Bouali die ook maken. Als er een spoedadvies
zou komen en u mocht zelfstandig besluiten wat u daarmee zou doen, dan geloof ik oprecht
niet dat u beiden de keuze zou maken om maar de helft te doen en om het ringfencen
te betalen met een hypotheek op de toekomst. Ik geloof oprecht in uw goedheid en uw
medemenselijkheid voor de wereld en ik geloof dat u hard uw best heeft gedaan om in
de rechtse gure wind binnen dit kabinet te knokken voor wat u heeft gekregen. Daar
loof ik u voor, maar ik vind het niet genoeg.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. We gaan door naar de volgende inbreng,
van de heer Stoffer van de SGP. Wat zegt u? O, de heer Bouali heeft nog een vraag.
Dat kan. Meneer Bouali, gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
Nog een korte vraag aan de collega van GroenLinks. Ik denk dat de inzet van ons beiden
niet zoveel verschilt. U spreekt mooie woorden over wat u allemaal wilt doen. We kunnen
elkaar daarin ook vaak vinden. U hebt het over keuzes maken, maar dan moet je ook
echt keuzes maken. Ik heb uw voorgangster Isabella Diks er ook al vaak op aangesproken.
We krijgen altijd die tegenbegrotingen van u en u heeft het altijd over keuzes maken.
Ik heb nog nooit een tegenbegroting van GroenLinks gezien waarin voor OS geld wordt
bijgeplust. Ik vind het heel mooi dat u hier, in deze Kamer, in deze commissie, zegt:
we gaan keuzes maken. Maar dan houd ik u eraan dat ik daarin bij de volgende politieke
beschouwingen en op de momenten waarop beslissingen genomen moeten worden en keuzes
moeten worden gemaakt, prominent OS zie staan. Zo niet, dan komen we daar bij een
volgende commissievergadering, bij een volgend AO, weer op terug, want ik zie ze niet
in uw tegenbegrotingen en ik ga ze, denk ik, over twee weken ook niet ergens bij Jesse
Klaver in cijfertjes terugzien. Als u samen met ons wilt strijden voor een betere
OS en voor een betere begroting, dan vraag ik u en daag ik u uit om daarin úw keuzes
te laten zien.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Nou, kijk en huiver, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Goed. Ik heb de indruk dat we nu door kunnen naar de volgende inbreng, en dat is de
inbreng van de heer Stoffer van de SGP. Meneer Stoffer, het woord is aan u.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. «Steek ons in onze woede aan om het onrecht te weerstaan. Geef ons moed
om op te treden en laat ons vechten voor de vrede.» Zo luidt een gedeelte in een gebed,
in een lied, van schrijvers voor gerechtigheid. Wij moeten constateren dat de nood
groot was en groot is. Wereldwijd is er sprake van ziekte, honger, schulden, werkloosheid
en onveiligheid. Reikhalzend zagen we daarom uit naar de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de rol van Nederland in de wereldwijde aanpak van COVID-19. Het kabinet heeft
de keuze gemaakt om eenmalig een bedrag vrij te maken voor twee doelen: 350 miljoen euro
ter compensatie van de bni-daling, oftewel het behoud van het reguliere ontwikkelingssamenwerkingsbudget,
en 150 miljoen euro voor een steunpakket voor de wereldwijde bestrijding van COVID-19.
Dat is een mooie eerste stap, maar ik denk dat we ook kunnen concluderen dat het een
karig deel is van het totale coronanoodpakket dat we hier in Nederland hebben opgetuigd.
Zeker, het eerste deel, het eerste doel, doet op korte termijn recht aan de motie
van Van der Staaij die al eerder door collega's is genoemd: bestaande hulp en ondersteuning
aan ontwikkelingslanden ook in de huidige omstandigheden handhaven. Maar daarmee is
dit op de lange termijn niet veiliggesteld. Daarvoor is geen eenmalige steun, maar
een structurele inzet nodig. Ik vraag de Minister dan ook om aan te geven hoe het
ODA-budget structureel behouden blijft. Hoe voorkomt zij dat de kasschuiven die eerder
zijn benoemd, leiden tot toekomstige bezuinigingen en ten koste gaan van de bestrijding
van reguliere infectieziekten? Mijn heel concrete vraag daarbij is of de Minister
wil onderzoeken of bezuinigingen voorkomen kunnen worden vanuit mogelijke onderbestedingen
van het noodpakket.
Ten tweede is er het steunpakket van 150 miljoen euro. Dat bestaat uit drie delen:
preventie, humanitaire hulp en economische steun. Mijn vraag is of deze 150 miljoen euro
toereikend zijn in het licht van de ramingen van de VN dat het beschermen van de 10%
meest kwetsbaren wereldwijd op korte termijn al zo'n 90 miljard dollar – laten we
zeggen 65 miljard euro – kost. Blijft het bij dit bedrag? Of is de Minister bereid
om, als dat nodig is, extra budget vrij te maken voor het lenigen van acute noden
op terreinen als voedselzekerheid, water, medicatie, medische hulpmiddelen en humanitaire
hulp?
Voorzitter. Ik wil nog kort ingaan op de derde poot van sociaal-economische steun.
Het kabinet refereert aan de OESO-voorspelling dat maar liefst 50% van het mkb wereldwijd
met faillissement wordt bedreigd. Dat geldt ook voor de 27.000 Nederlandse bedrijven
die buiten de EU actief zijn. Stevige steunmaatregelen zijn dus inderdaad heel belangrijk.
Ik ben benieuwd of de Minister kan toezeggen dat de toepassing van imvo-normen en
-voorwaarden een onderdeel van steun blijft en of de middelen expliciet gericht worden
op voedselzekerheid en behoud van voedselketens in de lage- en middeninkomenslanden.
Kunnen kleine mkb-bedrijven daadwerkelijk een beroep doen op de noodfinanciering via
het DGGF-spoor 2, oftewel: als dat nodig is, komen er in deze tijd dan ook criteria
met een lagere drempel? En kan zij tot slot toezeggen dat er ook een goede verantwoording
komt van de besteding van het steunpakket? Ik denk dat het essentieel is dat we kunnen
zien waaraan het geld wordt besteed en dat het nuttig wordt besteed en dat de politiek
daarvan kan leren voor de toekomst.
Daar laat ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dan is nu het woord aan de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Wederom spreken we vandaag over de Nederlandse inzet bij de wereldwijde
aanpak van de coronacrisis. Het is een wereldwijd probleem. De teller staat inmiddels
op ruim 25 miljoen bevestigde gevallen in de gehele wereld. Dat heeft ook impact op
Nederland. Nederland heeft profijt bij stabiliteit in de wereld, met name in de landen
rondom Europa. De Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van de coronacrisis in het
buitenland is daarom ook in ons belang. De AIV heeft dat welbegrepen eigenbelang genoemd
in zijn advies. Als zevende ODA-donor en als zeventiende economie begrijpt Nederland
dat bovengemiddeld goed. Dat is duidelijk. Het pakket dat nu op tafel ligt is een
compromis, met een inzet op de coronacrisis in ontwikkelingslanden en extra binnenlandse
bestedingen voor onder andere Defensie en politie. De VVD steunt daarom ook op hoofdlijnen
het voorstel van de Minister. Wel zijn er nog enkele vragen over de manier waarop
dit voorstel verder vormgegeven wordt.
Allereerst ga ik in op de landen waar de inzet zal plaatsvinden. De Minister noemt
een aantal landen waar een extra inzet zal plaatsvinden, waaronder Sudan en Ethiopië.
Bij een hoop andere programma's is het niet duidelijk waar het geld naartoe gaat.
Kan de Minister voor zover mogelijk toelichten in welke landen de extra inzet zal
gaan plaatsvinden? In hoeverre is die inzet afhankelijk van de coronasituatie in het
desbetreffende land? Gelet op de officiële cijfers lijkt het er namelijk op dat het
aantal coronagevallen op het Afrikaanse continent tot nu toe relatief gezien meevalt.
De vraag is in hoeverre die cijfers betrouwbaar zijn. Hoeveel vertrouwen heeft de
Minister in de officiële coronacijfers van de landen waarvoor zij een inzet overweegt,
zoals Sudan en Ethiopië? Daar is het aantal officiële coronagevallen relatief laag.
Op welke manier verandert de inzet van de Minister als blijkt dat de ernst van de
coronacrisis in bepaalde landen of regio's lijkt mee te vallen?
Een van de landen waarin het coronavirus nu snel om zich heen grijpt, is Libanon.
Dat komt bovenop de verwoestende explosie in Beiroet in het begin van deze maand en
de toch al zwakke economische situatie. Daarnaast vangt Libanon een grote hoeveelheid
vluchtelingen op. Tegelijkertijd waarschuwt de AIV in zijn advies herhaaldelijk voor
de gevolgen van corona voor migratiestromen en vluchtelingen. Ziet de Minister in
de recente ontwikkelingen in Libanon aanleiding om de inzet op de aanpak van het coronavirus
en de gevolgen daarvan in Libanon binnen het bestaande budget te intensiveren?
Tijdens het vorige debat over dit onderwerp heb ik een lans gebroken voor een herziening
van ons ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. In plaats van heel veel willen doen op heel
veel verschillende plekken moeten we toe naar een gefocust beleid met als doel ervoor
zorgen dat zo veel mogelijk ontwikkelingslanden zelfvoorzienend worden. Focus op een
beperkt aantal landen en focus op kernthema's waarop Nederland meerwaarde heeft en
meerwaarde kan bieden. Met een dalend bni wordt de noodzaak daartoe alleen maar groter.
Kan de Minister aangeven of er binnen de inzet gericht op de aanpak van de coronacrisis
in ontwikkelingslanden voldoende ruimte is voor werken aan zelfvoorzienendheid en
economisch toekomstperspectief?
Voorzitter. Door de kasschuif wordt een hypotheek op de toekomst genomen en hoeft
er dit jaar ondanks de daling van het bni nog niet heel veel bezuinigd te worden.
Daarmee is er een soort van zachte landing voor partijen die geld ontvangen uit de
begroting. Is de Minister bereid en van mening dat de bezuinigingen tot laten we zeggen
2025 zo snel mogelijk duidelijk moeten worden om alle betrokken partijen duidelijkheid
te bieden? Het is belangrijk om helderheid te geven over de gevolgen van de kasschuif
en de gevolgen van de daling van het bni. Hoeveel moet er de komende jaren dan bezuinigd
worden op de lopende begroting? Het geven van die helderheid en een doorkijkje naar
de komende jaren getuigt natuurlijk van behoorlijk bestuur.
Voorzitter. Ik kom tot een conclusie. Uitbraken van het coronavirus in ontwikkelingslanden
hebben ook impact op Nederland. Vanuit dat welbegrepen eigenbelang is het een goede
zaak dat Nederland de wereldwijde aanpak van de coronacrisis zo voortvarend oppakt.
Om die reden steunt de VVD het voorstel van de Minister. Maar wij geven dus wel een
winstwaarschuwing: de noodzaak om scherpe keuzes te maken in het beleid neemt alleen
maar toe. Daarmee neemt ook de noodzaak voor een beleid gericht op zelfvoorzienendheid
alleen maar toe. Het is aan de Minister om bij de komende begroting haar visie daarop
te presenteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Weverling. Dan komen we nu toe aan de laatste inbreng, van mevrouw
Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik zit hier haast een beetje verstopt achteraan, maar er was geen plek meer. Dat krijg
je natuurlijk met die 1,5 meter.
Voorzitter. Het heeft misschien wel een tijdje geduurd, maar het CDA is blij dat het
gelukt is om extra in te zetten op de meest kwetsbaren. Complimenten voor het realiseren
van de extra middelen. Dan heb ik het over de 500 miljoen, maar ook over de IMF-leningen
en de 620 miljoen voor de poverty reduction. We strijden in de wereld tegen dezelfde
vijand; de vorige keer zei ik dat ook al. We zullen ook landen moeten helpen die niet
goed op eigen benen kunnen staan, helpen om te voorkomen dat ze omvallen. Hoe we met
elkaar verbonden zijn, heeft het coronavirus eigenlijk wel heel duidelijk gemaakt.
Een goed gezondheidsstelsel in Afrika is ook goed voor ons. Bij ruimte voor een veilige
opvang in de regio hebben wij ook belang.
Gelukkig is voorkomen dat het hele budget naar beneden is geklapt door de koppeling
van het bni en is er nu ruimte. We willen daarvoor ook wel scherp hebben wat de huidige
stand van zaken is in Afrika als het gaat om gezondheidseffecten op de korte termijn,
maar ook de bredere economische effecten die nu worden gezien voor de langere termijn.
Hoe staat het met de mondiale waardenketens en het economisch perspectief? Ik denk
ook aan de bloemen die uit bijvoorbeeld Kenia en Ethiopië komen. Ik denk aan de miljoenen
kinderen die hun vaccinaties niet hebben gekregen en aan het onderwijs dat stilligt.
De fragiele economische gezondheidssystemen en voedselvoorziening komen dusdanig onder
druk te staan dat langzaam hele landen en regio's op instorten staan. Aanhoudende
inzet van bestaande hulp en bestaande projecten is dus essentieel. Het CDA vindt het
van belang dat Nederland en onze ngo's hun inzet kunnen handhaven op vrouwenrechten,
onderwijs, gezondheidszorg en het stimuleren van de lokale economie.
Voorzitter. De EU heeft ook een ambitieus pakket opgesteld. Kan de Minister aangeven
hoe de inzet van de EU vordert, waar de focus ligt en in hoeverre het complementair
is aan de Nederlandse inzet? Welke prioriteiten gaat de Minister daarin stellen? Het
CDA vindt het belangrijk dat we voorkomen dat bestaande programma's die zijn vastgelopen
door corona, straks voor niets zijn geweest. Denk aan zaden voor boeren, denk aan
integrale inzet om de positie van meisjes te versterken, het onderwijs, opvang in
de regio, het Challenge Fund. Het is van belang dat ze door kunnen gaan. Ngo's hebben
in het voorjaar de ruimte gekregen om projecten en beleid aan te passen aan de covidcrisis.
In hoeverre is dat gebeurd? Kan de Minister een inschatting maken van de kosten om
bestaande programma's overeind te houden? Is er bijvoorbeeld sprake van problemen
door overheidsmaatregelen in verschillende landen?
Het tweede punt is dat het virus ook laat zien hoe groot het belang is van een sterk
gezondheidssysteem, voor landen zelf maar ook voor de rest van de wereld. In hoeverre
zijn hierin nu al stappen gezet? Wat wordt er gedaan ter voorbereiding op de verspreiding
van het vaccin als het er eenmaal is? Tijdens het Gavi-donorcongres heeft Nederland
een meerjarige bijdrage van 325 miljoen toegezegd. Heeft Gavi ook de focus verlegd
naar covid, of hebben ze ook nog aandacht voor de reguliere vaccinatieprogramma's?
We zien namelijk ook dat er een stille ramp ontstaat, bijvoorbeeld als het gaat om
tbc, dat nog meer slachtoffers maakt. Wij vinden een aparte global health-strategie
belangrijk, een geïntegreerde aanpak van mondiale gezondheidszorg.
Dan kom ik bij preventie. De meeste landen hebben een ingewikkeld halfjaar in 2020
achter de rug; wij ook hier. Van containment is de nadruk in Nederland nog meer komen
te liggen op preventie. Er is nog steeds een heel gevoelige balans tussen het versoepelen
van maatregelen en lokale uitbraken van het virus. Maar zolang we geen vaccin hebben
en de wereld in de greep is van covid, moeten we inzetten op preventie. Ik typeer
preventie als handenwassen, hoesten en niezen in de elleboog, afstand houden, testen
en individuele quarantaineplicht. Dat is de enige manier om de economie lucht te geven.
De vraag is: kunnen de lage inkomenslanden daar ook op inzetten? Wat geeft Nederland
uit aan preventie? Welk beleid wordt daarop gevoerd? Ik denk ook aan het verstrekken
van educatie, desinfecteermiddelen en beschermingsmiddelen.
Ik sluit me aan bij het punt dat GroenLinks maakte, want we begrijpen dat op veel
plaatsen de onafhankelijke media onder druk staan. Juist die journalisten zijn zo
van belang voor onafhankelijke berichtgeving over dit virus. Hoe kunnen we, ook in
het belang van het bestrijden van het virus, de journalisten, die onafhankelijke berichtgeving,
ondersteunen?
Voorzitter, tot slot. Kan de Minister aangeven in hoeverre de druk op het middenveld
beheersbaar is en hoe we dat kunnen blijven ondersteunen, ook bij de aanpak van maatregelen
tegen covid?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan zijn we nu aan het eind van de eerste ronde in dit debat.
Ik schors de vergadering tot 16.40 uur. Dan gaan we naar de Minister luisteren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister. Ik stel vast dat ik in deze ronde drie interrupties
per fractie zal toestaan.
Minister Kaag:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank ook aan de leden van deze commissie voor hun
opmerkingen, kanttekeningen en natuurlijk ook vragen. Het is goed u allen weer in
deze Kamer te zien ondanks de beperkende maatregelen door corona. Dank ook aan de
Adviesraad Internationale Vraagstukken en zijn voorzitter, de heer Jaap de Hoop Scheffer,
voor de advisering op basis waarvan wij vandaag met elkaar spreken. Ze hebben dat
advies met spoed geleverd, op korte termijn.
Ik kan de frustratie van de Kamer herkennen dat het kabinet er langer over heeft gedaan
dan de productie van de advisering om tot een zorgvuldige weging te komen. Wij wilden
echter alle factoren meenemen, omdat het nogal een aantal gevolgen zou hebben. We
hebben volgens mij de juiste afweging gemaakt in de constellatie die we nu hebben.
De crisis treft namelijk ook Nederland heel hard. Als u kijkt naar het compromis dat
voor u ligt, in de brief, zult u zien dat om tegemoet te komen aan een aantal van
de kernpunten van het AIV-advies is het regeerakkoord opengebroken. Er is 0,5 miljard
extra financiering gevonden. Daardoor gaan tijdelijk de ODA-cijfers, de berekening
van de Nederlandse bijdrage aan officiële ontwikkelingshulp, omhoog. Uiteraard kan
er altijd meer. Zoals wordt geconstateerd, zal in de toekomst de kasschuif idealiter
moeten worden gecorrigeerd. Maar er ligt een gebalanceerd pakket in het kader van
het mogelijke, in de huidige economische context van Nederland.
Als we kijken – nog even een stapje eruit – naar de pandemie, zien we nog steeds dat
de grafieken een zorgwekkende groei aangeven. We zien dat niet alleen in Nederland,
maar ook in de rest van de wereld. Het varieert. Sommige van de voorspellingen van
de Wereldgezondheidsorganisatie zijn niet direct uitgekomen. We zien een vertraagde
impact en een groei in veel landen. Dit is meteen al een kanttekening bij de vraag
van de heer Weverling: hoe betrouwbaar zijn de statistieken? We zijn afhankelijk van
de nationale datacollectie, om het zo maar te noemen, van veel landen waar de systemen
variabel zijn. Soms kan men helemaal niet meten. Het zijn dus een aantal aannames
die een inkijk moeten geven in hoe sterk de groei is en hoe verbreid het is. Kijk
bijvoorbeeld naar India. De enorme groei van de verspreiding van het virus die nu
plaatsvindt, is natuurlijk ontzettend zorgwekkend. Ook Zuid-Afrika is in het bijzonder
getroffen. Van andere landen weten we het simpelweg niet. Het belang van data is enorm
groot.
Het is ook goed om te erkennen dat het aan de basis een gezondheidscrisis is, maar
dat de sociaal-economische gevolgen veel groter zijn dan de eerste gevolgen van het
virus zelf. Dat hebben we ook in Nederland gezien. Het virus is één zaak, maar de
gevolgen voor het merendeel van de wereldbevolking liggen echt op het sociaal-economische
terrein. Ik heb het over de kwetsbaarheden. Denk aan het verlies aan banen, het verlies
aan scholing en de gevolgen voor de sociaal-economische groei op lange termijn. Dat
trekt zich door op het gebied van stabiliteit en veiligheid. De secundaire impact
blijft dus net zo belangrijk. Daarom is het eigenlijk niet meer zo relevant om te
weten hoe ver het verbreid is of hoe erg het virus is in land A en in land B. We weten
dat we overal moeten handelen als het gaat om preventie. We weten ook dat we moeten
handelen en moeten investeren in gezondheidssystemen en bescherming. Ook moeten we
investeren in de sociaal-economische veiligheid en stabiliteit in heel veel landen.
We doen dat bescheiden op bilaterale wijze, we doen dat multilateraal en we doen dat
natuurlijk via de EU, waar de grote financieringskanalen en -stromen vandaan moeten
blijven komen. Ik denk dat we hier dus aansluiten bij de analyse van de AIV.
Wat hebben we gezien? Wat we hebben gezien qua gezondheid heb ik net benoemd. De economie
van Nederland is net zo getroffen als die in andere landen. Als we kijken naar omringende
landen zoals Duitsland, maar ook naar andere landen binnen de EU, zien we dat wij
het nog beter hebben gedaan. Maar in veel andere landen waarmee wij economische banden
of een ontwikkelingsrelatie hebben, zijn de gevolgen dusdanig dat zowel de schulden
van die landen als de economische kwetsbaarheid van mensen die vooral in de informele
sector werken, zijn toegenomen. Een dagloner die twee à drie dagen in een lockdown
zit, verliest vaak een inkomen van een maand. Daarmee valt het gezin, als dat al niet
onder de armoedegrens leefde, in een totale armoede, met alle gezondheidsgevolgen
en andere gevolgen van dien. Vanuit dit perspectief hebben wij altijd gekeken naar
de advisering van de AIV. Covid raakt alles en iedereen en wij zijn net zo sterk als
de zwakste schakel. Vanuit die optiek heeft het kabinet niet alleen geïnvesteerd in
Gavi. Dat was een herbevestiging van al geplande financiering met additionele financiering
voor het vaccin. Wij zullen ons ook inzetten om dit internationaal beschikbaar te
maken vanuit de optiek van gedeelde gezondheidsprivileges. Dat betekent ook gedeelde
veiligheid; geen enkel virus kan worden uitgeroeid als niet iedereen is gevaccineerd.
Dat hebben we onlangs gezien met polio, waarvan wij de uitroeiing gelukkig eindelijk
na al die jaren hebben kunnen vieren, maar waarvan wij in het Westen natuurlijk al
jarenlang geen last meer hadden.
Wat doen we ook? En ik kom terug op de specifieke vragen. Wat doen we ook? Wij steunen
natuurlijk een leidende rol van de Europese Unie. Wel verloopt dit trager dan ikzelf
gewenst zou hebben. Wij hebben de Europese Commissie verzocht om later dit jaar mogelijkerwijs
een conferentie te organiseren met alle lidstaten om te kijken hoe we na de eerste
fase van financiering door kunnen kijken hoe een gezamenlijk hulppakket van de EU
met al bestaande EU-middelen eruit zou kunnen zien. Daar heeft met de vertraging die
ook is opgetreden in Brussel zelf nog niet veel voorbereiding op plaats kunnen vinden,
maar ik blijf daarom vragen, want ik denk dat het belangrijk is dat de EU zich niet
alleen een internationale speler blijft betonen. Het gaat om geopolitiek, het gaat
om geo-economie, maar het gaat ook om het menselijke gezicht van de Europese Unie
als het gaat om investeren in preventie, de gezondheid van anderen en daarmee ook
economische stabiliteit.
Zoals u weet, heb ik onmiddellijk, in april al, op mijn eigen begroting 111 miljoen euro
vrijgemaakt voor de directe Nederlandse reactie op de ontstane crisis elders. Dat
is besteed aan preventie, dus handen wassen, informatie, praktische middelen en toegang
tot acute gezondheidshulp en humanitaire hulp, zeker ook aan mensen die zich bevonden
in ontheemding – denk ook aan opvang in de regio – en sociaal-economische weerbaarheid
in de meest kwetsbare landen.
Maar het louter herschikken van middelen volstaat niet. Daarom hebben wij 500 miljoen
extra gevonden na brede overwegingen en inderdaad langdurig overleg binnen het kabinet.
Het zal duidelijk zijn dat partijen anders aankijken tegen ontwikkelingssamenwerking
– is het een middel of een doel? – en daarmee ook de hoeveelheid. Maar wat belangrijk
is, is dat het regeerakkoord is opengebroken. Alle Nederlandse kabinetten hebben altijd
gesteld dat er een percentage van het bruto nationaal product wordt gewogen en dat
daarop onze internationale ontwikkelingssamenwerkingsinspanning wordt gesteld. Deze
afspraak is opengebroken omdat het te belangrijk was en Nederland niet kon wegkijken
en wegblijven.
Vanuit het perspectief van behoorlijk bestuur heb ik in het bijzonder erop aangedrongen
dat wij al gemaakte afspraken niet kunnen openbreken. Organisaties, zeker maatschappelijke
organisaties, zijn van ons afhankelijk. Het gaat om de betrouwbaarheid van de Nederlandse
overheid, om het bieden van perspectief en om het daarin betrouwbaar blijven, zeker
deze kabinetsperiode. Dus wij hebben geïnvesteerd in een aantal middelen en een aantal
keuzes.
Deze periode staan we voor de kolossale taak om economieën weer helpen op te bouwen
of om te voorkomen dat ze totaal ineenstorten. Daarom hebben we ook gekeken naar het
verlichten van de schuldenlast via het IMF. De heer Alkaya heeft daar al in andere
AO's naar gevraagd, want de schuldenlast in veel landen neemt alleen maar toe. Veel
van dit soort landen zijn dan overgeleverd aan de private markt of aan de makkelijke
financiering die China wellicht nog zal bieden. Dat is om allerlei redenen niet in
hun belang, het belang van de landen die daarom vragen, maar ook niet in het belang
van Europa, de Europese Unie en ook Nederland. Dus het blijft een proces om een en
ander te hervatten en te kijken wat er op de middellange termijn nodig is en hoever
de impact van het virus zal reiken. Dit is wat mij betreft nog een eerste ronde van
een gesprek. De pijlers van het AIV-advies staan, maar we moeten ook werken op basis
van de gegevens en de feiten.
Ik bewaar de vraag van mevrouw Van den Hul tot het laatst, in de hoop dat zij dan
is teruggekeerd. Dan ga ik eerst door in de volgorde. Even kijken, wie was na mevrouw
Van den Hul? De heer Alkaya, precies, de heer Alkaya. Ik wilde al zeggen dat ik het
in de volgorde doe, maar ik had opeens de heer Bouali daar liggen, op schrift natuurlijk.
Er was een vraag van de heer Alkaya of vermeende interne meningsverschillen binnen
de coalitie hebben geleid tot vertraging, terwijl er een hulpvraag lag. Ik ben met
het ermee eens dat het eerlijk gezegd wel sneller had gekund, maar dat maakt het niet
per se een lelijk proces, zoals u stelde. De hele discussie rondom COVID-19 of corona
trok echt een hele grote wissel op de nationale begroting. Het was dus belangrijk
om te kijken welke beslissing welk gevolg had en hoe dat uitpakte voor heel veel sectoren
in Nederland. Dat ging natuurlijk absoluut niet alleen over hulpverlening; dat kostte
tijd. Maar zoals ik net al zei: de uitkomst was 500 miljard, ook mede dankzij de AIV.
Het zijn uitzonderlijke omstandigheden. Als de pandemie ons één ding heeft geleerd,
dan is het inderdaad dat mensen overal soms op dezelfde manier geraakt kunnen worden,
maar dat de manier waarop je ermee om kunt gaan, afhangt van de kwetsbaarheid en de
kracht van de overheid en de middelen die de overheid beschikbaar kan stellen. De
staatskas is natuurlijk fors aangetast, maar we weten ook dat we de middelen hebben
om dit te kunnen leveren. Dat zeggen ook de economen. Het is belangrijk dat we acute
zorg hebben kunnen leveren, dat we in Nederland ook de economie draaiende kunnen houden,
dat we kunnen kijken naar de basis van herstel en, terugkijkend naar de periode waarin
het AIV-advies werd afgegeven, dat we de financiële zorgen aan de keukentafels in
Nederland weten weg te nemen en mensen weer perspectief op bestaanszekerheid kunnen
geven.
We hebben natuurlijk te maken met een tekort op de rijksbegroting zonder precedent.
Zoals ik al eerder zei, hebben we desondanks 500 miljoen voor de allerarmsten weten
te vinden, waardoor we beleid en geplande uitgaven gestand kunnen doen. We hebben
ook extra maatregelen genomen. Kasschuiven zijn niet de voorkeursoptie; laten we wel
wezen. Dat is niet waar iemand graag op koerst. Het is geen luxekeuze, maar het is
wel het juiste middel. Dat is ook al eerder onder u besproken. Het wordt eerder toegepast.
Dit is nou niet iets wat zonder precedent is. Het is het beste middel. Het is het
enige middel dat we in deze uitzonderlijke omstandigheden hadden om zowel extra geld
te vinden als bestendigheid van bestuur te garanderen.
Dan stelde de heer Alkaya dat de omvang van het hulppakket en de manier waarop de
hulp gefinancierd wordt teleurstellend is. U zei dat er een tekort aan zorgcapaciteit
is en dat kapitaalvlucht – daar spreekt u inderdaad vaker over – een enorme kwestie
is. De coronasteun ziet u als een fractie van de steun die aan bedrijven wordt gegeven.
Het is inderdaad zo dat we prioriteiten hebben moeten stellen in het kader van de
schaarsteverdeling en de vele andere noden die er zijn, in Nederland en in de EU,
maar ook met het oog op herstel en natuurlijk het stabiliseren van belangrijke sectoren
en bedrijven daarin. Het is geen rekensom van allemaal plussen. Dit is de weging die
gemaakt is.
Dan vraagt de heer Alkaya ook hoe we kunnen voorkomen dat landen dubbel worden getroffen
door bezuinigingen op hulpprogramma's om coronabijstand te bieden en dat we in een
positie komen waarbij we andere ziekten vergeten of waarin die het kind van de rekening
worden. Ik denk – dat heb ik al eerder gezegd – dat er met deze set maatregelen, dus
én generaal geld én kasschuiven en ombuigingen, een pakket is waarmee we extra hulp
bieden, maar de reguliere programmering ook zo veel mogelijk ontzien wordt. Daar hecht
ik echt aan, want we hebben die programmering gedaan – dat was weliswaar voor de coronacrisis –
op basis van structurele ongelijkheid in landen en tussen landen, en natuurlijk om
de meest kwetsbaren nog zo veel mogelijk bescherming te kunnen bieden. Die analyse,
die aan de vooravond van de coronacrisis en aan het begin van onze kabinetsperiode
was gemaakt, blijft staan. Maar het versterkte effect van ongelijkheid heeft natuurlijk
zijn intrede gedaan door corona. Dat zien we in Nederland ook. De structurele ongelijkheid
is blootgelegd door corona, maar het is geen fenomeen dat van de ene op de andere
dag is ontstaan. Ik denk dus dat het beleid van het kabinet en de keuzen die gemaakt
zijn nog steeds de juiste zijn. Ik wil ervoor zorgen dat het OS-budget in de toekomst
niet onnodig wordt getroffen. Maar de keuzen – denk aan preventie, humanitaire hulp,
het bieden van perspectief, het creëren van banen, de focus op vrouwen en jongere
mensen, et cetera – blijven staan. Dat hoor je ook van veel landen: ze willen weer
geholpen worden bij het herstel.
De voorzitter:
Meneer Alkaya, u hebt het woord.
De heer Alkaya (SP):
Laat ik vooropstellen dat wij het overgrote deel van de maatregelen van het kabinet
hebben gesteund. Als nadrukkelijk voorbeeld noemde ik KLM, maar het kabinet heeft
in de coronacrisis ook scheepswerven gered, waar uit mijn hoofd 400 miljoen heen is
gegaan. Nu hebben we recent een brief gekregen waarin het kabinet 300 miljoen vrijmaakt
voor een fonds van VNO-NCW, waarvan ze zeggen: we moeten wel kijken of het wel daadwerkelijk
een probleem oplost. Dat is niet de portefeuille van deze Minister, maar ik zie gewoon
dat veel gemakkelijker geld wordt uitgetrokken voor dingen die te maken hebben met
multinationals, met het bedrijfsleven en veel moeilijker wordt gedaan over dit onderwerp.
Vandaar mijn volgende vraag over de bezuinigingen die eraan zouden kunnen komen. Want
zo'n kasschuif, hoorden we van de heer Voordewind, hoeft niet te leiden tot bezuinigingen,
als de economie maar hard genoeg groeit en als we dat kunnen inlopen en dergelijke.
Dat zie ik ook wel. Maar leidt het vooruitzicht van een kasschuif nu al tot bezuinigingen
op het ministerie? Want dat zijn de signalen die wij krijgen. Niet dat contracten
worden opgebroken, maar wel dat terughoudender wordt omgegaan met nieuwe contracten
die worden aangegaan, met contracten die verlengd zouden kunnen worden, omdat nog
maar gezien moet worden of het budget de komende maanden overeind kan blijven. Wordt
er nu al bezuinigd op zaken vanwege die kasschuif?
Minister Kaag:
Nou, weet u, er zijn heel veel signalen, maar niet in principe, nee. We doen de huidige
committeringen gestand, en die zijn vaak over veel jaren. Sommige, zoals de strategische
partnerschappen die we een tijd geleden bij een AO hebben besproken, gaan eigenlijk
over een periode van meer dan vijf of zes jaar. Dus strategische investeringen blijven
staan. Als het zo is dat er opeens een zoektocht is naar nieuwe projecten, dan kan
het best zijn dat medewerkers door hun leidinggevende wordt verteld dat even moet
worden bekeken hoe het budget uitpakt. Maar dan hebben we het al over jaren na deze
regeerperiode. Dus we moeten eerste even afwachten hoe de cijfers met Prinsjesdag
eruit zien. Dan ziet u de doorrekeningen ook – dat is meteen een antwoord op de heer
Weverling – in de begroting. En dan hebben we natuurlijk ook nog de begrotingsbehandeling,
eind oktober meen ik. Maar het is niet zo dat we opeens zeggen: hoho, doe maar de
helft minder, want we weten niet hoe de toekomst eruit ziet. Dat absoluut niet. Maar
we moeten heel voorzichtig zijn met committeringen, dat zijn ook heel zorgvuldige
processen, zoals u weet, met veel doorlichting van projectenprogramma's. Je moet ook
uitkijken met het onnodig wekken van verwachtingen die je nooit na kunt komen.
De heer Alkaya (SP):
Dat snap ik. Het is enigszins geruststellend dat de Minister hier in ieder geval dat
principe uitspreekt. Tegelijkertijd is de situatie nou eenmaal zoals die is: de onzekerheid
met betrekking tot de ontwikkeling van de economie en dergelijke. Daar zullen we het
bij de begrotingsbehandeling over hebben. Maar het CPB verwacht natuurlijk wel een
soort herstelgroei. Dit jaar hebben we een enorme dip en de komende jaren zal de economie
hopelijk – daar is alle inzet op gericht – sneller herstellen dan verwacht, waardoor
we hopelijk ook qua economie sneller op het niveau van voor de coronacrisis kunnen
komen. Het zou zonde zijn als we allerlei progressie die is gemaakt met allerlei programma's
in landen nu kwijtraken vanwege een tijdelijke dip. Dat zou ik willen voorkomen. Als
de Minister dat principe hier ook kan uitspreken, dan kunnen we een volgende regering
er achteraf op controleren dat dat echt niet de bedoeling is geweest.
Minister Kaag:
Goed beleid plan je jaren vooruit. Dat is gebaseerd op een strategische analyse van
data en de keuzes die we maken. Daar moet ook voorspelbaarheid in zitten. Ik kan dat
dus onderschrijven. Het budget dat daarbij hoort is afhankelijk van de economische
ontwikkeling. Wat de keuzes betreft: ik mag zeker hopen dat, aangezien ik in dit kabinet
de duurzame ontwikkelingsdoelen heb geïntroduceerd als de basis en het Akkoord van
Parijs, want dat zijn internationale kaders die ook meetbaar zijn, een volgende kabinet
daarop door blijft werken. We moeten daar als Nederland namelijk ook rekenschap van
geven. Dus het lijkt me nogal logisch dat ik mag hopen dat we daarbinnen blijven.
Ten tweede heb je de keuze en de bandbreedte om te kijken hoeveel financiering er
is. Maar ik mag toch hopen dat een groot aantal partijen wenst dat hierbij op allerlei
manieren gestalte blijft worden gegeven aan internationale samenwerking, want ontwikkelingssamenwerking
is een wat ouderwets woord. Dat is ook de wens van het Nederlandse bedrijfsleven,
want die zien heel goed de verbinding die je kunt maken met investeringen, het creëren
van banen, groeimarkten, inclusieve groei, waarmee het verdienvermogen van Nederland
wordt versterkt. Het is dus wat mij betreft een plus-plus.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
De heer Weverling (VVD):
Voorzitter, voorzitter ...
De voorzitter:
O, sorry. Meneer Weverling, gaat uw gang.
De heer Weverling (VVD):
Ja. Ik probeer toch even te begrijpen wat de Minister zegt. Goed beleid plan je jaren
vooruit. Dat begrijp ik. De Minister wil het beleid gestand kunnen doen, maar door
een dalend bni – dat is nou eenmaal de afspraak in het regeerakkoord – weten partijen
waarmee wij als kabinet of het ministerie zakendoen, dat er altijd een soort voorbehoud
is op budgetten die toegekend worden. Dus ik vind daar toch een discrepantie in zitten.
U zegt dat er geld is toegezegd. Ja, maar men weet ook dat, als het bni daalt, er
minder komt. U zegt dat je goed beleid jaren vooruit plant, maar door de kasschuif
en door een dalend bni gaan wij de komende jaren minder geld zien op uw begroting.
U moet mensen ook geen zand in de ogen strooien.
Minister Kaag:
Inderdaad. Ik heb die vraag van de heer Weverling ook al eerder beantwoord. Ik heb
gezegd dat alle lopende committeringen gestand worden gedaan. Mocht er inderdaad een
daling optreden door het doortrekken van het bni, dan zijn er nog geen nieuwe committeringen
in 2022, 2023 et cetera gedaan. Dat heb ik al eerder gezegd. Dus nee, niemand strooit
iemand zand in de ogen. We spreken juist over behoorlijk bestuur. Ik heb ook gezegd
dat we geen verwachtingen wekken die we niet waar kunnen maken, maar noodhulp is een
heel ander deel. Bij budgetonderdelen zijn er committeringen en geen committeringen.
Ik heb het over de lopende contractuele verplichtingen. Ik heb mij erg ingezet om
tegen te gaan dat die werden opengebroken, wat een risico was.
De voorzitter:
De heer Weverling. Nee? Dan kan de Minister haar betoog vervolgen.
Minister Kaag:
Ik ga graag door met de vragen van D66, met een aantal vragen van de heer Bouali.
U vroeg hoe wij duurzaamheid gestalte geven in Building Back Better. Dan kom ik weer
terug op de agenda die we met elkaar hebben vastgesteld: duurzaamheid is natuurlijk
uitgangspunt van het beleid. Dat past waar mogelijk bij de speciale aanpassingen die
zijn verricht door partnerorganisaties zelf in respons op COVID-19. Dat is ook benadrukt
in de communicatie met de organisaties. Ook de vitale basisvoorzieningen – infrastructuur,
toegang tot voedsel, medicijnen – horen bij Building Back Better. Als je kijkt naar
de social safety nets – dat was ook een vraag van de heer Weverling, waarbij Ethiopië
en Sudan als voorbeelden werden genoemd – kiezen we naar programma's die op korte
termijn een armoedeval voorkomen en op langere termijn voor meer weerbare economieën
zorgen.
Zo heb ik met mijn handelshoed met collega Vijlbrief ook gekeken naar steun. Wij hebben
gekeken naar de exportinstrumenten, de maatregelen om faillissementen en verlies van
banen te voorkomen. Dus ook in de breedte, niet alleen vanuit de OS-agenda maar ook
vanuit de handelsagenda, hebben we gekeken hoe we slim tijdige steun kunnen geven. Ook van het mkb
horen we dat dat heel effectief heeft gewerkt. Collega Vijlbrief en ik zijn van plan
om die steun door te trekken waar dat mogelijk is en waar de financiële ruimte er
is om het Nederlandse mkb ook te helpen deze periode te overbruggen, zeker de mkb'ers
die internationaal actief zijn en daar misschien op een andere manier hun geld kunnen
verdienen als onderdeel van het herstel.
De heer Bouali vroeg hoe humanitaire hulp via lokale maatschappelijke organisaties
wordt besteed. Lokalisering blijft altijd een oproep. Ik doe dat, zoals u weet, ook
vanuit mijn capaciteit als Eminent Person of the Grand Bargain, zoals de titel luidt.
Ik zet in op het steeds meer krijgen van directe financiering, ook via de VN-organisaties
die wij weer steunen, en op het gegeven dat zij juist lokale organisaties uitzoeken
bij de uitvoering. Ik roep andere donoren ook op om dat continu te blijven doen. Wij
doen dat ook via de bijdrage aan het Rode Kruis. Die hebben natuurlijk altijd hun
lokale partners. Ook in de besteding van de VN-fondsen geven wij steeds meer de opdracht
om het lokaal te laten uitvoeren door organisaties uit het maatschappelijk middenveld
die uit de eigen samenleving komen.
U vroeg ook aandacht voor de groep vrouwen in ontwikkelingslanden. Hoe kunnen zij
toegang krijgen tot sociaal-economische steun? Richt de noodfinanciering voor mkb
in ontwikkelingslanden zich bijvoorbeeld ook op vrouwelijke ondernemers? Ondernemerschap,
waaronder vrouwelijk ondernemerschap, blijft een belangrijk aandachtspunt in mijn
beleid. Wij hebben daar 15 miljoen financiering voor via het Dutch Good Growth Fund,
DGGF spoor 2. Dat traject richt zich met name op vrouwelijke ondernemers. Er wordt
ook 15 miljoen geïnvesteerd via het Andes Plus Fund, het Credo en CEF – excuus voor
alle afkortingen. Dat zijn allemaal weer middelen vanuit dat fonds die besteed worden
om ondernemers in allerlei landen te ondersteunen. En er zijn andere fondsen en instellingen,
variërend van SANADCOM in Jordanië, Tanzania et cetera. Er is in de reguliere programmering,
maar ook in de covidperiode, dus ook heel veel aandacht voor de kansen en de kwetsbaarheden
van vrouwen en meisjes, waaronder natuurlijk aandacht voor vrouwelijk ondernemerschap.
U vroeg naar een update over de situatie in Libanon. Ik geloof dat de heer Weverling
dat ook deed. Het aantal besmettingen neemt daar inderdaad weer toe. Men verwacht
dat dat ten dele komt door het feit dat er tijdens de explosie zoveel mensen onbeschermd
samenkwamen in verschillende medische faciliteiten en ziekenhuizen. Daarvoor had het
land de coronaverspreiding relatief goed onder controle, maar die is weer exponentieel
gegroeid. Zoals u weet, hebben wij een team gestuurd, het USAR-team, dat fantastische
werkzaamheden heeft verricht. Dat werd zeer gewaardeerd. Een vlaggetje voor de Nederlandse
inzet en publieke diplomatie – dat is het in feite. Ik heb via 4 miljoen euro toegezegd
via Nederlandse hulporganisaties, want die hebben hun contacten en zijn daar. Veel
van hun werk is ook echt gericht op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus.
We hebben ook technische assistentie ter beschikking gesteld aan de haven. Dat doen
wij samen met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en onder de koepel van de Wereldbank.
Zij hebben namelijk niet alleen de presentie daar, maar ook veel toegang, en kunnen
ook zorgen dat de keuzes voor de haven uiteindelijk goed terechtkomen. Ik zie daarin
ook mogelijke kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. De hoop is natuurlijk wel
dat de Nederlandse expertise op het gebied van havenopbouw en -wederopbouw ook echt
daarbij betrokken kan worden. Daarom heb ik in een vroege periode overleg gehad met
de CEO van de haven van Rotterdam, Allard Castelein. Veel van die mensen zijn ook
meteen uitgereisd, zijn ter plekke geweest en hebben hun kennis en expertise ter beschikking
gesteld. Dit was dus een mooi moment – een treurige situatie van een crisis, maar
een mooi moment van Nederlands handelen, met belastinggeld, wat ook breed ondersteund
werd, denk ik, en weer kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, in dit geval op
het gebied van logistiek en havenexpertise. Hier zie je dus hoe de verschillende petten
bij elkaar kunnen komen op een belangrijk moment.
Ik heb dus al wat meer verteld over de haven. Dan vroeg de heer Bouali of er nog aandacht
is voor de ruim 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen in het land, voor wie toegang tot
gezondheidszorg vaak nog moeilijker is. Het is inderdaad zo dat de aandacht van de
Libanese bevolking zelf in de eerste dagen van de crisis in eerste instantie naar
zichzelf uitging. Dat is ook begrijpelijk. Maar de hulporganisaties werken altijd
zonder aanziens des persoons en helpen iedereen die hulp nodig heeft. Dat zijn natuurlijk
de meest kwetsbaren, waaronder de Syrische vluchtelingen, want 73% van hen leeft in
Libanon nu onder de armoedegrens. Er leven dus ongeveer 1,1 miljoen Syrische vluchtelingen
onder de armoedegrens in Libanon. Dat is in het kader van opvang in de regio. 55%
van hen leeft in extreme armoede. De zelfredzaamheid van deze vluchtelingen is natuurlijk
al helemaal verder uit beeld, ook vanwege de restricties die zijn ingesteld ten gevolge
van het coronavirus. Wij werken nog steeds samen via de bestaande partnerschappen
die we hebben opgezet. U kent het partnerschap Prospects nog. Het gaat om steun aan
UNHCR, UNICEF, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Wereldbank. Zij blijven
nog steeds kijken naar een herprioritisering van hun activiteiten, maar dat blijven
onderwijs, bescherming – dat is onder andere gezondheidszorg – en ook kans op werk.
De bestaande internationale solidariteit met Libanon en de Syrische vluchtelingen
blijft ontzettend belangrijk, want de kansen op terugkeer voor hen zijn nog even ver
uit zicht als voorheen.
Dan ga ik door met de beantwoording van de vragen van de heer Voordewind. U vroeg
mij naar de verwachtingen van de Macro Economische Verkenningen, dus een voorzet op
de begroting van september en de opties met betrekking tot de daling. Dat was ook
al een beetje de vraag van de heer Alkaya. De gevolgen van de MEV worden, zoals u
als geen ander weet, in de begroting van 2021 verwerkt. Wij horen daar meer over op
Prinsjesdag. Ik kan daar niet op vooruitlopen, maar u kent de inzet die wij altijd
zoeken.
U vroeg mij: als er toch een bni-daling optreedt, kunt u er dan alles aan doen om
het budget op peil te houden en kasschuiven zo veel mogelijk te voorkomen? De inzet
is natuurlijk altijd om onze committeringen gestalte te kunnen geven, maar ik constateer
ook dat de ruimte om mogelijke tegenvallers in toekomstige jaren op te vangen, mochten
die optreden door de economische crisis, heel beperkt blijft. Maar ik denk dat dit
voor een latere fase is, als we de MEV-verkenningen hebben. Zoals ik al eerder aan
de heer Weverling antwoordde: op dit moment kunnen wij onze committeringen nakomen.
Wij hebben voorkomen dat we contracten moeten openbreken. Soms is dat niet eens mogelijk,
omdat het veel juridische gevolgen heeft, nog los van de humanitaire of ontwikkelingsrelevante
gevolgen. Wij gaan geen committeringen aan tenzij we weten dat er al budgettaire ruimte
voor is of dat die is zeker gesteld.
De heer Voordewind zei dat de Minister van Financiën informeerde dat er onderbestedingen
zouden zijn in het totaalpakket van 42 miljard euro. Kan ik mogelijkerwijs aanspraak
maken op deze onderbestedingen voor ontwikkelingssamenwerking, was de vraag. De heer
Voordewind weet als geen ander dat het ODA-budget is gekoppeld aan het bni. Die koppeling
blijft leidend. Vanwege de uitzonderlijke situatie heeft het kabinet het regeerakkoord
opengebroken, maar verder blijven de gemaakte afspraken natuurlijk wel staan voor
de rest van de kabinetsperiode. Het is altijd aan het gehele kabinet om afwegingen
te maken over de breedte van de onderbestedingen in een totaalpakket.
Kan ik een brief sturen, was de vraag, voor de Algemene Politieke Beschouwingen over
aanspraak op onderbestedingen, zodat de Kamer actief kan meekijken bij de begroting
of er geld bijgeplust – tussen aanhalingstekens – kan worden voor ontwikkelingssamenwerking?
Zoals ik al eerder zei, weegt het hele kabinet wat er mogelijk zou kunnen gebeuren
aan de nuttige besteding van de onderbestedingen, mochten die daadwerkelijk uitpakken
zoals eerder gesteld.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Mijn vraag gaat over die onderbestedingen en de koppeling die u maakt aan het regeerakkoord
en het bni. In april heeft onze Minister-President – u heeft eerder bevestigd dat
dat namens het volledige kabinet was – een brief geschreven in de Financial Times,
waarin hij onder andere bepleitte om te ringfencen. Ringfencen betekent volgens mij
gewoon het vastklikken van het begrote bedrag voor dit moment, om te zorgen dat er
geen dalingen komen. Daarmee was er dus al een standpunt van het kabinet om, in uw
woorden, «het regeerakkoord open te breken». Ik vind het daarom een beetje onbegrijpelijk
dat dat nu weer een complicerende factor wordt. Is dat kabinetsstandpunt dan weer
gewijzigd ten opzichte van april? Of heeft het kabinet de wil en voelt het de noodzaak
om toch weer terug te gaan naar die koppeling aan het bni voor de komende jaren?
Minister Kaag:
De koppeling aan het bni bestaat al jaren. Dat is dus niet iets wat dit kabinet heeft
verzonnen. Ringfencing kan eerlijk gezegd meer dan één ding betekenen. Ringfencing
kan inderdaad afschermen betekenen, maar dat wil niet zeggen dat je op een exact bedrag
moet uitkomen. Ik denk dat duidelijk is dat we een grote inzet hebben gepleegd om
in deze uitzonderlijke situatie een relatief klein budget op de rijksbegroting te
beschermen, zeker van de enorme terugval die het zou lijden als je de koppeling nu
al direct zou toepassen, wat normaal gesproken het geval zou zijn. Die ringfencing
heeft dus mijns inziens daadwerkelijk plaatsgevonden.
Een blik op de toekomst moet vooruitkijken, maar ik ga eind oktober mijn budget voor
2021 presenteren, en we hebben in maart 2021 verkiezingen, bij alle gelijke voorspellingen.
Ik denk dat we in deze kabinetsperiode nog steeds gestalte kunnen geven aan ringfencing,
maar ik kan geen blik op de toekomst werpen. Mocht er een tweede golf komen, wat zijn
dan de gevolgen van die tweede golf? Wat zijn de ontwikkelingen elders? Hoe langzaam
of snel vindt het economisch herstel plaats, zeker op handelsgebied? De wereldhandel
herstelt zich nog maar heel langzaam en is niet alleen getroffen door het coronavirus,
maar lijdt ook onder de geopolitieke spanningen en handelsspanningen tussen bijvoorbeeld
de Verenigde Staten en China. Dat heeft ook effect, al staat het los van het coronavirus.
De voorzitter:
De heer Voordewind heeft ook een vraag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Er zijn verschillende moties in de Kamer aangenomen – onder andere de motie-Van der
Staaij, die ook de VVD heeft medeondertekend – om in deze tijd van crisis niet te
bezuinigen. Dat betekent dat je het budget voor Ontwikkelingssamenwerking, ook als
er een daling komt, bevriest, zoals we dat ook met het Gemeentefonds doen. Het ziet
ernaar uit dat dat goed gaat voor dit jaar, maar we weten niet wat het voor volgend
jaar doet. Maar de intentie van de Kamer, gesteund door de VVD zelfs, was natuurlijk
om het gelijk te houden. Dus ook al komt er een daling, dan zou je zeggen: die moet
je compenseren als kabinet. Nu weten we dat een kasschuif niet compenseren betekent.
Je leent zelf geld van je eigen begroting. Dus dat zou feitelijk toch een beperkte
bezuiniging zijn en daarmee niet in lijn met de wens van deze Kamer. Ik leg dat de
Minister toch maar voor. Ik zou zeggen: gebruik de moties die hier zijn aangenomen.
Ik weet dat de Minister dat doet. Dit was de opdracht, en die gold in ieder geval
voor deze kabinetsperiode, dus ook voor 2021.
Minister Kaag:
Ik heb daarvan uiteraard zeer goed akte genomen.
Dan was er nog een vraag van de heer Voordewind over lokaal eigenaarschap, om het
dan maar helemaal Nederlands te maken. Kan ik dat belang ook in gelden vertalen? Is
er aandacht voor het maatschappelijk middenveld en lokale actoren? Ik heb in mijn
antwoord op vragen van de heer Bouali al vermeld en benadrukt dat natuurlijk lokale
maatschappelijke organisaties ontzettend belangrijk zijn. Zij vinden ook weer een
rol in het nieuwe Beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, waaronder Power
of Voices en het SDG5-fonds. Leiderschap vanuit het Zuiden, zoals dat heet, richt
zich in het bijzonder op het versterken van maatschappelijke organisaties in het zuiden.
Dat blijft dus centraal staan, ook bij de nieuwe programma's die in 2021 gaan starten.
Dat budget hebben wij bij de tender ook gelijk gehouden. Dat hebben we aangehouden
en dat is niet aangepast op basis van de nieuwe verkenningen door de coronacrisis.
We hebben de tender uitgeschreven conform de afspraken die al maanden daarvoor waren
gemaakt met deze commissie over de hoogte van de bedragen. Ik heb eerder al benoemd
hoe we verder via de noodhulp ook aansturen op het gebruik van lokale organisaties.
Zoals de heer Voordewind heb ook ik enorme waardering voor het werk van de DRA, maar
daar zal ik nu niet verder op vooruitlopen. Ik neem aan dat we daar bij de begrotingsbehandeling
weer op terugkomen.
Dan heb ik een aantal vragen van de heer Van den Nieuwenhuijzen. U hebt gesteld dat
de reactie op het advies lang duurde, maar daar ben ik al op ingegaan. U vroeg ook
of ik bereid ben om te kijken naar alternatieven voor het toepassen van de kasschuif,
zodat we geen hypotheek nemen op de komende jaren. Uw woorden. Ik denk dat ik al heb
gesteld dat er met én generaal geld, én een kasschuif, én ombuigingen een pakket ligt
waarmee we nu, onder de huidige omstandigheden extra hulp kunnen bieden, gelet op
de urgentie. We hebben de reguliere programmering zo veel mogelijk ontzien – daar
is weer de betrouwbaarheid en voorspelbaarheid – en we willen ervoor zorgen dat het
OS-budget in de toekomst niet onnodig veel lager wordt. Wij komen daar natuurlijk
eind oktober nog op terug.
U stelde een belangrijke vraag over financiering en steun voor de vrije pers in een
aantal landen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
We moeten toch gewoon eerlijk zijn dat het een fait accompli is en dat dat geld gewoon
al wordt uitgegeven? Ik weet niet of we een suppletoire begrotingsbehandeling hebben
gehad. Nee dus, niet. In de Voorjaarsnota stond het ook niet. Dus op de een of andere
manier zal dat rechtgezet moeten worden, maar we moeten hier niet doen alsof wij daar
nog iets over te zeggen hebben.
Minister Kaag:
Nou, we hebben sowieso een begrotingsbehandeling voor 2021.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb het over 2020.
Minister Kaag:
Nee, ik heb het over 2021.
De heer Alkaya (SP):
Ja, dat klopt, maar ook voor dit jaar komen er extra middelen bij en de Kamer heeft
budgetrecht, dus eigenlijk zou je ervan uitgaan ... Daarom vond ik het ook zo merkwaardig
dat we die brief kregen in het zomerreces. Toen hebben we daar ook gelijk een debat
over willen voeren. Eigenlijk moeten we er nu toch van uitgaan dat het kabinet al
bezig is dat geld uit te geven, terwijl wij dit debat nu pas voeren en het eigenlijk
niet eens een begrotingsbehandeling is. Ik hoor graag hoe dat zit. Dit wekt namelijk
de suggestie dat wij er nog iets aan zouden kunnen doen, maar dat is toch helemaal
niet zo?
Minister Kaag:
Ik had het over de begrotingsbehandeling eind oktober voor de begrotingsperiode 2021.
Inderdaad, ik heb u de reactie gestuurd op het AIV-advies van het kabinet en dat is
een herverdeling van bestaande middelen en een bescherming, een ringfencing, van de
begroting. Dat zijn geen nieuwe plannen; dat is het beschermen van wat de begroting
is. We hebben voorkomen wat de normaal gesproken toe te passen daling zou moeten zijn,
en ik heb zelf extra geld binnen de eigen middelen gevonden. Ik geef dus rekenschap
van besluiten die het kabinet heeft genomen conform gebruikelijke procedures.
De voorzitter:
De heer Alkaya, tot slot.
De heer Alkaya (SP):
Jazeker, maar er werd even de suggestie gewekt ... De heer Van den Nieuwenhuijzen
vraagt of er nog alternatieven te bespreken zijn, maar laten we ook gewoon eerlijk
zijn: die zijn niet te bespreken, want dit is al in gang gezet. Dat is volgens mij
het eerlijke antwoord. We kunnen de inhoudelijke discussie wel voeren, maar eigenlijk
is het al in gang gezet en wij kunnen er nog wel een mening over hebben, maar dit
wordt al gedaan.
Minister Kaag:
Dat is correct, maar nogmaals: in mijn antwoord op de vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen
had ik het over de begroting van 2021, want een deel van zijn vraag ging ook over
de toekomst. Daar heb ik het over. Ten tweede was het kabinet nog niet op reces toen
de Kamer op reces vertrok. Wij hadden nog een ministerraad. Het heeft inderdaad een
tijd geduurd; ik ben het met u eens. Als je kijkt naar wanneer het AIV-advies was
ontvangen, de politieke weging, de afspraken van het bredere kader, alles wat er binnen
Nederland moest gebeuren en de financieringsopties, is er dit pakket uit gekomen.
Dat is geaccordeerd bij de laatste ministerraad van het kabinet en toen is de Kamer
geïnformeerd.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder.
Minister Kaag:
De vragen van de heer Van den Nieuwenhuijzen hebben we hiermee doorgenomen. Ik had
het al over de vrije pers. U vroeg mij terecht of er kansen waren om de vrije pers
in een aantal ontwikkelingslanden te ondersteunen. Ik zie de toenemende druk op het
maatschappelijk middenveld sowieso, doordat men die monddood wil maken. Ik denk dat
u die ook ziet. We hebben gezien dat de coronacrisis in heel veel landen wordt aangegrepen
om de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van politiek bedrijven, persvrijheid
et cetera echt in de hoek te drukken. Uiteindelijk is het een prioriteit binnen het
Nederlandse mensenrechtenbeleid. Alle dingen waar wij voor staan, mogen niet lijden
onder het excuus van de coronacrisis. De gezondheidsmaatregelen zijn één, maar de
politieke agenda die er soms achter zit, is een hele andere. Via het Mensenrechtenfonds,
uitgaande van het mensenrechtenbeleid, kan misschien in de toekomst weer naar financiering
worden gekeken. Dit heeft zeker mijn steun, maar het fonds wordt niet door mij beheerd,
dus ik zal deze informatie en het verzoek doorgeven aan de heer Blok.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank voor uw antwoord. Ik was al een beetje bang voor deze reactie om heel eerlijk
te zijn, want mijn vrees is dat we de middelen niet hebben om de extra impact van
covid, die een aantal zaken heeft versneld, te ondervangen. Maar wat gebeurt er met
al die mensen op het platteland die dadelijk geen toegang tot informatie meer hebben?
Dat zijn vooral die kwetsbare mensen waar wij in het Nederlandse OS-beleid altijd
voor staan. Die mensen zijn het eerst afgesloten van informatie met het omvallen van
de vrije pers. Dat zijn dus geen structurele financieringen voor de lange termijn.
Het gaat er vooral om om nu het omvallen van pershuizen te voorkomen waardoor miljoenen
mensen ineens verstoken zouden zijn van informatie. Op de lange termijn – dat is een
ander verhaal – is het ook heel belangrijk. Daar zijn ze ook heel belangrijk voor,
maar we moeten nu een interventie plegen. Daarvoor is in mijn beeld tijdelijk covidgeld
of een tijdelijke oplossing op een of andere manier noodzakelijk. Het zou verdomd
vervelend zijn – excuseert u mij voor de woorden – als wij over twee jaar moeten concluderen
dat door covid 75% van de vrije pers in deze landen weg is gevallen, want dan hebben
we met al die heropbouwprogramma's een nog veel grotere uitdaging.
Minister Kaag:
Ik deel de zorg. Het enige wat ik kan doen is toezeggen dat we kijken hoe de organisaties
die we financieren via hun samenwerking met dit soort organisaties mogelijkerwijs
nog wat steun kunnen verlenen. Ik moet dat eerst laten onderzoeken.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Als u dat laat onderzoeken, kunt u dan laten weten wat wel en niet mogelijk is vanuit
uw kant?
Minister Kaag:
Ik vrees dat ik voor financiering op dit moment geen ruimte heb, maar zoals ik zei
kunnen we kijken of de organisaties die sowieso al breed door Nederland worden gesteund,
de samenwerking anders kunnen invullen. We kunnen bijvoorbeeld kijken of aspecten
als communicatie, toegang tot betrouwbare informatie zwaarder kunnen worden gewogen.
Dan denk ik ook aan een UNICEF en andere die bijvoorbeeld heel veel aan bevolkingsinformatie
doen rondom preventie: was je handen, doe dit, doe dat. Maar u heeft het misschien
ook over de politieke pers. Dat deel moet ik aan de heer Blok overgeven.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ja, en dat is wat mij betreft misschien ook wel in tweede instantie, de langere termijn.
Minister Kaag:
Ja.
Dan is er gevraagd waarom er 4 miljoen aan de NAVO op mijn begroting staat voor beschermingsmiddelen.
De NAVO speelt ook een rol. Ze hebben het pandemic response trust fund. De steun daaruit
wordt gegeven aan het ondersteunen van bevoorrading van medische artikelen en apparatuur.
Ik heb even geen voorbeeld waaruit blijkt dat er ook gebruik van is gemaakt, maar
het is in ieder geval wel de bedoeling. Een aantal landen kan daar aanspraak op maken.
De voorzitter:
Dat wordt de derde. Gaat uw gang.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dat bevreemdt me een beetje, want het gaat toch over landen zoals Nederland die een
beroep kunnen doen op dit fonds om dingen te gaan doen. Wij zijn toch bij uitstek
geen land dat OS-gelden zou moeten krijgen uit een NAVO-fonds dat gefinancierd wordt
met OS-gelden? Ik vind het ontzettend goed dat zo'n fonds er is, maar het bevreemdt
mij gewoon dat het op uw begroting staat.
Minister Kaag:
Ik moet het even checken, maar het staat op mijn begroting omdat het voortkomt uit
het AIV-advies. Het was ook een onderdeel van de AIV. Zo is het vertaald door het
kabinet. Ik moet het even verifiëren, maar mijn begrip is dat het juist voor inzet
buiten het NAVO-gebied is, dus op verzoek van derde landen.
Dan vroeg u naar de aangehouden motie van u en collega Van den Hul over cashtransfers.
Zoals ik al aangaf, zijn die ontzettend belangrijk. Het is ook een heel effectief
middel. Wij geven via een Multi-Donor Trust Fund in Ethiopië en Sudan bijvoorbeeld
steun aan het programma Sudan Family Support. Ik overweeg een adviesaanvraag bij de
AIV over sociale bescherming en in het kader daarvan de effectiviteit van cash transfers
op het Afrikaanse continent, ook met het oog op Building Back Better, want dan kun
je de sociale en informele sector meenemen. Ik denk dat een advies ons zou kunnen
helpen om daarin een slag te maken. Misschien is het ook een nuttig advisering voor
een toekomstig kabinet.
Dan vroeg u of wij gestart waren met de uitvoering van de motie waarin wordt gevraagd
om de WRR onderzoek te laten doen naar beleidscoherentie in relatie met de duurzameontwikkelingsdoelen.
Wij hebben een gesprek gehad met de WRR. Dat is zover als wij kunnen gaan. De WRR
overweegt of en hoe die het verzoek in de motie mee kan nemen in zijn onderzoeksagenda
voor de komend periode, maar zoals u weet, stelt de WRR zelf zijn onderzoeksagenda
vast. Ik hoop daar binnenkort over te horen. Ze zijn geïnformeerd en er zijn gesprekken
geweest, maar meer dan dat kan ik u niet beloven.
Natuurlijk had ik in aanloop naar mijn beantwoording van de vragen van de heer Stoffer
van de SGP een hele mooie Bijbelse tekst gekregen op mijn telefoon, maar ik had zelf
de kortere versie: een psalm die dat zegt. Dat is psalm 37:21: de rechtvaardige ontfermt
zich en schenkt. Uw Bijbelkennis is beter dan de mijne, dus ik kijk meteen of ik het
goede citaat heb uitgekozen; je bent nooit te oud om te leren.
De heer Stoffer (SGP):
Ik vind hem prachtig.
Minister Kaag:
Precies. Ik vond het wel passen bij de discussie over beperkte financiën: de rechtvaardige
ontfermt zich en schenkt. Dan was uw eerste vraag of ik kan aangeven hoe het ODA-budget
ook structureel behouden blijft. Eigenlijk val ik weer in herhaling, maar u weet dat
het structurele effect er altijd zal zijn vanwege de koppeling van de ODA aan het
bni. Het meerjarige budget krijgt u bij de begroting en de HGIS-nota die u op Prinsjesdag
ontvangt. Aan mijn reactie op het advies kunt u zien dat wij het optimale hebben gedaan
als kabinet binnen de politieke reikwijdte en de mogelijkheden die we hebben gezien.
U wilt graag weten hoe we kunnen voorkomen dat mogelijke kasschuiven leiden tot toekomstige
bezuinigingen, die ook ten koste gaan van de bestrijding van de zogenaamde reguliere
infectieziekten. Ik mag hopen dat we dat hebben gedaan, zoals we al hebben beschreven,
door de manier waarop generaal geld, kasschuiven en ombuigingen worden ingezet om
geplande uitgaven gestand te doen, waarbij we ook kijken naar de extra hulp die er
zou kunnen zijn. Bij reguliere infectieziekten denkt u aan tuberculose, neem ik aan,
en aan een aantal overdraagbare ziektes. Wij proberen onze prioriteiten zo veel mogelijk
te laten uitvoeren. Zoals mevrouw Kuik ook al stelde, dreigen 1,5 miljoen mensen te
sterven aan de gevolgen van tuberculose. Dat is een soort stille killer, die nog steeds
zijn opmars doet en waar al veel antibioticaresistentie tegen bestaat. Dat is enorm
zorgelijk. Ik denk ook dat we in de toekomst weer moeten kijken hoe men omgaat met
dat soort ziektes die nog steeds enorme sporen achterlaten in de gezondheid van mensen
maar ook in de levens van mensen.
De heer Stoffer wilde weten hoe bezuinigingen kunnen worden voorkomen ingeval van
mogelijke onderbesteding vanuit het Nederlandse noodpakket. Zoals u al weet uit mijn
beantwoording elders is dit een kabinetsbrede weging. Op mijn eigen pakket zult u
geen onderuitputting aantreffen.
De heer Stoffer vroeg ook of de 150 miljoen euro toereikend is in het licht van de
VN-ramingen en gezien het feit dat het beschermen van de 10% meest kwetsbaren wereldwijd
op korte termijn al zo'n 90 miljard dollar kost, oftewel 75 miljard euro. De ramingen
zijn inderdaad schrikbarend. Dit past ook in het plaatje dat de financiering in een
reguliere noodsituatie in de eerste paar jaren soms op 50% staat en dan al heel snel
terugvalt naar 20%. Kijk maar naar Syrië, naar Jemen en naar alle langdurige crisissituaties.
Volgens OCHA is voor de humanitaire hulp in respons op COVID-19 22% gefinancierd.
Het Rode Kruis is in zijn eigen aanvragen voor 40% gefinancierd. De Wereldgezondheidsorganisatie
is op ongeveer 40% gefinancierd. Het is dus verre van perfect. In het kader van een
eerste reactie is het niet slecht, maar ik kan het niet mooier maken als je kijkt
naar de globale bedragen. Als we kijken naar de middellangetermijngevolgen, hoop ik
dat een aantal landen, waaronder ook de Golfstaten, echt weer kunnen kijken naar hoe
zij hun bijdrage kunnen leveren. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Dit is ook conform
afspraken die we in eerdere gesprekken met deze commissie hebben gemaakt.
De heer Stoffer vroeg of ik bereid ben waar nodig extra budget vrij te maken voor
acute noden op terreinen als voedselzekerheid, water, medicijnen, medische hulpmiddelen
en humanitaire hulp. Mocht dat in de toekomst weer mogelijk zijn, dan zullen we altijd
kijken naar manieren om de acute noden te lenigen. Dat hoort bij de manier waarop
wij noodhulp bedrijven. Maar zoals bij alles gaat het om een verdeling van schaarste,
ook als het gaat om het ODA-budget. Toekijken bij menselijk lijden is heel moeilijk.
Wij zijn daarin ook geholpen door iedereen in Nederland die zegt dat het belangrijk
is dat we iets blijven doen voor anderen, ook als zij ver weg zijn. Dat blijft een
heel belangrijk punt, denk ik.
Kan ik toezeggen – dit is een heel andere vraag van de heer Stoffer – dat de toepassing
van de normen en voorwaarden van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
een onderdeel van de steun blijft? Ja. Wij verwachten natuurlijk ook in deze fase,
crisis of geen crisis, dat de bedrijven de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles
on Business and Human Rights blijven hanteren. Ik denk ook dat er enorme mogelijkheden
zijn, juist in de herstelfase van onze economie en elders om echt naar duurzaamheid
te kijken als niet alleen een belangrijk thema, maar ook, zoals ik al eerder belichtte,
als een enorme kans om het nu door te trekken, zeker als je kijkt naar de internationale
waardeketens wat betreft eerlijk loon, eerlijke behandeling, veilige werkplekken,
zorgen voor dierenwelzijn et cetera.
Als bedrijven aanspraak maken op subsidies en leningen voor hun internationale activiteiten
moeten ze echt laten zien dat de OESO-richtlijnen worden onderschreven. Ik wil niet
vooruitlopen op de kabinetsappreciatie die eraan komt van de evaluatie van internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen, op wat er moet gebeuren en wat er mogelijk
is in Nederland op het terrein van regelgeving en wetgeving en op wat er gebeurt op
Europees niveau. Maar wij trekken er hard aan, ook met de Europese Commissie, aangezien
daar nu echt de politieke ambitie is om te kijken naar wetgeving wat betreft internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen op Europees niveau. Veel van de bedrijven verwelkomen
dat ook omdat ze dan kijken naar een gelijk speelveld. Ze voelen dat we dan meer impact
kunnen hebben, dat het er eerlijker aan toegaat en dat oneerlijke concurrentie daarmee
vermeden wordt. Maar we komen hierop terug in een apart debat over de evaluatie en
de kabinetsappreciatie.
Kan ik toezeggen dat de middelen expliciet gericht worden op voedselzekerheid en behoud
van voedselketens in lage- en middeninkomenslanden? Ja. Voedselzekerheid blijft een
belangrijk programma. Daarnaast zorgen we er natuurlijk voor dat veel werk ook verricht
wordt in samenwerking met de Universiteit Wageningen, die alweer heel veel studies
heeft en advisering ter beschikking kan stellen. Verder werken we samen met de VN-organisatie
IFAD. Wij steunen GAIN, waarbij het gaat om het openen van voedselmarkten. Wij zorgen
er ook voor dat de Wereldbank vooral kijkt naar de zogenaamde social safety nets.
Dan had de heer Stoffer een vraag over de kleinere midden- en kleinbedrijven, of die
daadwerkelijk een beroep kunnen doen op de noodfinanciering, via het DGGF, spoor 2.
Ja, want DGGF richt zich met name op de kleinere bedrijven, dus het is de bedoeling
dat ze daar gebruik van kunnen maken. Ontwikkelingsimpact en financiële duurzaamheid
blijven vooropstaan, maar we zorgen ervoor dat de fondsmanager kijkt dat diegenen
die de steun het hardst nodig hebben, daar ook aanspraak op kunnen maken. Dat is dus
belangrijk en ik zal dit nog terug laten koppelen via de ambtelijke lijnen, om ervoor
te zorgen dat dit ook blijft gebeuren.
U vroeg ook of ik een toezegging kan geven dat er een goede verantwoording komt van
de besteding van het steunpakket. Hoe kunnen we als politiek leren voor een mogelijke
crisis in de toekomst? Het tweede deel van uw vraag is een hele brede. Ik neem aan
dat u niet alleen kijkt naar de evaluatie en de eerste lessen uit de aanpak van de
coronacrisis, maar dat u ook internationaal kijkt. Uiteraard moeten wij altijd verantwoording
afleggen via de reguliere processen en via de juiste documenten, ook voor hoe de gelden
in deze periode zijn besteed. Dat hoort ook bij de rol en de verantwoordelijkheden
die we hebben. Als u zocht naar een speciaal moment, dan weet ik dat niet, maar wij
gebruiken daar de reguliere kanalen voor.
Dan ga ik door naar de vragen van de heer Weverling. De eerste vraag was of ik inzichtelijk
kan maken hoe de extra middelen per land verdeeld worden en in hoeverre dit afhankelijk
is van de actuele coronasituatie in het desbetreffende land. De steun uit dit pakket
wordt zo veel mogelijk verleend via de bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren.
Wij blijven dus aandacht vragen voor de positie van vrouwen, meisjes, kwetsbare groepen
zoals vluchtelingen, ontheemden en ook irreguliere migranten in derde landen. Het
is aan de partners om op basis van de noden daar te beoordelen waar de middelen het
beste kunnen worden ingezet. Die ruimte hebben wij hun gegeven. We hebben niet direct
zicht, in detail, op de inzet van de middelen per land. Het hangt echt van de noden
en de fondsen af, dus het varieert van Jemen tot Syrië tot de Centraal-Afrikaanse
Republiek of Zuid-Sudan.
U vraag naar Ethiopië en Sudan. Daar wordt inderdaad via speciale programma's naar
de sociaal-economische weerbaarheid gekeken en daar werd respectievelijk 13 miljoen
en 6 miljoen euro op ingezet. Maar ik kijk nog even naar de tweede termijn. In principe
is het zo dat de gehele verantwoording ook over dit pakket terug kan worden gevonden
in de reguliere rapportage die we jaarlijks doen. Daar hoort dit bij. Dan kunnen alle
data worden gevonden per kanaal, per project en per land, evenals natuurlijk welk
resultaat ermee is geboekt en in dit geval welk probleem er is voorkomen. Het gaat
immers om het voorkomen van de gevolgen van de crisis.
U vroeg ook of in dat kader duidelijk is of de officiële cijfers over de coronapandemie
met name op het Afrikaanse continent te vertrouwen waren. Op welke manier verandert
de inzet van het kabinet wanneer de ernst van de impact van corona in landen of regio's
blijkt mee te vallen? Zoals ik al eerder zei, de capaciteit om te testen is natuurlijk
veel lager in heel veel landen. Dat weet u ook. Mensen kunnen niet getest worden of
er zijn gewoon niet genoeg testen. Verder blijft ook de dataverzameling heel variabel.
Als je op het platteland woont, is het heel anders dan wanneer je naar een arts kunt
gaan in de stad, als je dat al kunt betalen en als die voorziening gratis is. Dat
zijn heel veel aannames die we moeten doen.
Het aantal besmettingen is waarschijnlijk veel hoger dan de officiële cijfers aangeven.
Dat is ook de inschatting van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar wij kunnen geen
echt geïnformeerde inschatting maken van hoe hoog het eventueel zou zijn. Wij kijken
niet per se alleen maar naar de hoogte van de besmettingen, maar naar waar de noden
het hoogst zijn. Ik zei het al eerder: veel landen zijn misschien niet eens zo getroffen
door het virus, maar wel door de gevolgen van het virus op internationale handel,
op reizen, op toerisme, de banen die zijn weggevallen en de investeringen die gewoon
niet meer plaatsvinden. De impact is vaak verre van het virus, maar gerelateerd aan
het virus.
Ik heb Libanon en uw vraag daarover al meegenomen in de beantwoording van de vragen
van de heer Bouali. U vroeg ook waar de ruimte lag in het pakket om niet alleen bezig
te zijn met noodhulp, maar te werken aan economisch perspectief en zelfvoorzienendheid.
Nou, het hele beleid van het kabinet is niet alleen noodhulp. Dat ziet u ook in alle
begrotingen terug. Het beleid is juist om sociaal-economisch perspectief te bieden.
Uiteindelijk heet mijn agenda: Investeren in perspectief, en dat gaat juist om zelfvoorzienendheid.
Die bereik je niet met ontwikkelingssamenwerking alleen; dat is maar een opstartje.
Zelfvoorzienendheid wordt door veel landen bereikt door investeringen, door een goed
investeringsklimaat, door gerichte steun via het Internationaal Monetair Fonds en
de Wereldbank, en door afspraken die landen kunnen maken met de Europese Unie over
toegang tot de markt, toekomstige uitwisselingsprojecten vooral de uitwisseling van
kennis, waardoor de lokale kennis wordt opgebouwd. Ontwikkelingssamenwerking is dus
altijd een mooie katalysator, maar het is niet hét middel om een omvattend economisch
perspectief op te bouwen, zoals u weet.
Er zijn heel veel mooie programma's waarin we zo'n perspectief opbouwen. We zetten
onze middelen daarop in. We hebben een medisch kredietfonds, we gebruiken het DGGF.
Er is ook TradeMark East Africa, waarmee het grensverkeer versoepeld wordt, zodat
niet alleen de handel in voedsel en medicijnen, maar ook handel in bredere zin bevorderd
kan worden. Verder hebben we, zoals mevrouw Kuik al aangaf, ook geld beschikbaar gesteld
voor schuldverlichting en technische assistentie om het verdienvermogen van landen
te versterken. Dat doen we allemaal vanuit het economisch perspectief van zelfvoorzienendheid,
want dat willen landen. Landen willen handeldrijven. Ze willen veel minder OS en ze
willen veel meer in staat gesteld worden om eerlijk handel te kunnen drijven.
Een laatste vraag van de heer Van Weverling. Is de Minister bereid en van mening dat
bezuinigingen tot 2025 duidelijk moeten worden om helderheid te bieden aan uitvoerende
partijen? Ja, die helderheid geven we graag in de reguliere begrotingsdocumenten,
en – zoals ik aan het begin al zei – wij doen niet aan verwachtingen die we niet van
plan zijn na te komen en we doen ook aan verwachtingsmanagement. De VVD steunt het
voorstel met een winstwaarschuwing, zei de heer Weverling. Er is een noodzaak tot
scherpe keuzes en beleid gericht op zelfvoorzienendheid. Dat heb ik al beantwoord,
denk ik.
Dan zijn er nog vragen van mevrouw Kuik. Even kijken wat er nog niet beantwoord is.
Hoe zit het met mondiale waardeketens? Ik zet even nog wat meer mijn handelspet op.
Ik heb al gezegd dat de wereldhandel zich langzaam herstelt. We weten ook dat er enorme
schokken in de waardeketens hebben plaatsgevonden. Ik denk dat de verduurzaming van
mondiale waardeketens de grootste oproep is en de belangrijkste keuze die gemaakt
moet worden. Dan kijken we echt naar leefbaar loon, leefbaar inkomen, kwaliteit van
productie in de keten zelf, maar natuurlijk ook het Akkoord van Parijs, om ook daar
te kunnen verduurzamen. Zo kun je ook kijken naar de toekomst van de handelsverdragen
die nu door de Commissie worden uitgezet. Hoe moet handel er in de toekomst uitzien
en hoe zouden verdragen er in de toekomst uit kunnen zien? Dat heeft hier uiteindelijk
ook mee te maken, denkend vanuit de grootste interne markt.
Hoe staat het met de pandemie in Afrika? Ik denk dat we al heel veel hebben besproken.
Ik weet niet wat ik daar nog aan toe moet voegen. Ik kijk even naar de voorzitter
of ik dit niet al heb meegenomen in de beantwoording van andere vragen. Mijn eigen
inschatting is van wel.
De voorzitter:
Ik dacht het ook.
Minister Kaag:
Dan heeft mevrouw Kuiken gevraagd naar ngo's die de ruimte moeten krijgen om zich
aan te passen aan de coronacrisis. We hebben die ruimte gegeven, al heel vroeg, voor
de AIV-advisering, aan alle uitvoerende organisaties, gelet ook op de beperkingen
die zij zelf ondervinden om te kijken hoe ze hun programma kunnen uitvoeren en waar
ze aanpassingen willen uitvoeren. Dat is ook gebeurd, zij het binnen het bestaande
kader. We hebben dus niet een totaal losse vrije ruimte gegeven. Wij verwachten natuurlijk
ook een terugrapportage. De partners die we hebben, zijn daar verstandig mee omgegaan,
ook gebaseerd op de ervaring, maar wij wachten ook op de gedetailleerde terugrapportage.
U wilt een specificering van GAVI. Er is inderdaad tijdens de Global Vaccin Summit
2020 8,8 miljard aan nieuwe committeringen toegezegd, dus meer dan de 7,4 die door
GAVI gevraagd was. Wij hebben onze 325 miljoen bevestigd. Dat was al geprogrammeerd.
Wij kijken daarin naar health systems strengthening, want dat is in feite ook heel
belangrijk. Een les uit deze crisis is dat de gezondheidssystemen zelf flexibel moeten
zijn en versterkt moeten worden. We hebben ook aandacht gevraagd voor reguliere zorg
en vaccinatieprogramma's. Daarin kijken we ook verder met GAVI en ik ben in overleg
met collega De Jonge over hoe we inderdaad een vaccin beschikbaar kunnen stellen aan
alle landen op een betaalbare wijze. Daarmee kom ik weer terug op de zwakste schakel.
De zwakste schakel is een deel van de oplossing, ook in de bestrijding van het coronavirus.
Hoe kunnen we meer inzetten op preventie, handen wassen, testen, individuele quarantaineplicht?
In het totale coronapakket wordt iets minder dan 50 miljoen ingezet voor preventie,
dus heel veel voorlichting, bewustwording en verbeterde toegang tot water, sanitation
and hygiene, WASH, dus de latrineprogramma's. Dat is ontzettend belangrijk. Nog steeds
gaat het bij 80% tot 90% om overdraagbare ziektes zoals corona en tyfus, en daar heb
je echt dit soort programma's bij nodig. Bij alle projecten die wij ondersteunen via
UNICEF en de Wereldbank letten wij erop dat het aspect preventie heel actief en assertief
wordt meegenomen.
Dan de vraag hoe het verdergaat met de inzet van de EU voor ontwikkelingssamenwerking.
Zoals u weet bedraagt het steunpakket van de Commissie 14 miljard. Samen met de Europese
Investeringsbank is er een aanvulling van 6,5 miljard. In beide gevallen is dat een
herschikking van bestaande middelen. De verdeling is: noodhulp ongeveer 500 miljoen,
versterking gezondheidssystemen 3,2 miljard, respons sociaal-economische gevolgen
16,8 miljard. Dit past bij de inzet die wij hebben gekozen.
We hebben vaak overleg. Het heet tegenwoordig ook «Team Europe». Er wordt ook verwacht
dat er wordt samengewerkt tussen de EU-vertegenwoordiging en de ambassades, dus op
nationaal niveau, zodat je meer complementair aan elkaar werkt. Het ergste wat er
kan gebeuren, is dat beperkte, kostbare belastinggelden drie keer worden ingezet in
dezelfde sector, waar dat niet nodig is. Dat vergt veel coördinatie, overleg en prioriteitstelling
of aanpassing. Maar het kan nog steeds per land verschillen. We doen dat ook vaak
in samenspraak met landen.
Door u allen is terecht gevraagd naar het maatschappelijk middenveld. Ja, we willen
het maatschappelijk middenveld zo veel mogelijk blijven steunen. Ik zal op een ander
moment terugkomen op de persvraag. We moeten dat in de breedte doen. Het gaat altijd
om internationale normstelling, om het afgeven van een politieke boodschap, ook door
het maatschappelijk middenveld, om publieke aandacht, maar ook om de uitvoering van
projecten en programma's. Zij zijn vaak aanwezig waar de overheid het laat liggen
of afweten, in landen waar wordt gewerkt.
Ik heb al gesproken over de vaccinpijlers en hoe we de verspreiding van een mogelijk
vaccin voor ons zien. Het is heel belangrijk dat we hierin de Wereldgezondheidsorganisatie,
Gavi en anderen steunen. Dat is de enige manier om het coronavirus te kunnen bevechten.
Nederland is een prioriteit, maar daarna moeten we ook buiten onze eigen landsgrenzen
blijven kijken, in het belang van onszelf, maar ook van mensen elders.
Dank.
De voorzitter:
De vragen van mevrouw Van den Hul.
Minister Kaag:
Ja, ik had gehoopt dat ze er zou zijn. Ze vroeg of er genoeg financiering is om gender
based violence, geweld tegen vrouwen, tegen te gaan en wat we daaraan gaan doen, ook
in het kader van de financiering van de reguliere gezondheidszorg. Wat gaan we eraan
doen zodat miljoenen vrouwen niet in de kou komen te staan? Moet geweld tegen vrouwen
een speerpunt zijn bij de hulp die we beschikbaar stellen ter bestrijding van de gevolgen
van het coronavirus?
Het tegengaan van geweld tegen vrouwen is een van de vier doelstellingen die al bestaan
in mijn beleid, dus we blijven daarop sturen, we blijven dat bevestigen in alle gebieden
van actie. Overal wordt aan onze partners gevraagd om een herbevestiging van hun activiteiten,
om hiernaar te kijken. Het SRGR-beleid van Nederland wordt ook nogmaals bevestigd.
Dat wordt geadresseerd in de Nederlandse covid/corona-respons, dus ik denk dat het
werk in uitvoering is, maar dat het nog belangrijker is geworden. Ik weet dat in veel
landen geweld tegen vrouwen, ook in deze crisis, alleen maar is toegenomen.
Wat gaan we doen om te zorgen dat organisaties gebruikmaken van gender markers? De
gender markers zijn een OESO-DAC-instrument om te meten hoe activiteiten bijdragen
aan gendergelijkheid, maar zij zijn geen financieringsvoorwaarde. Wij vragen wel aan
organisaties om aan te geven hoe zij bijdragen aan gendergelijkheid. Bij de beoordeling
van de organisaties die we financieren, wordt bij de rapportage en de voorstellen
gekeken hoe ze daar uitvoering aan geven.
We houden steeds meer rekening met specifieke behoeften van vrouwen en meisjes, maar
ook van mannen en jongens. Wij maken hierbij gebruik van de richtlijnen die zijn ontwikkeld
door de VN, als het gaat om gender en leeftijds-markers. Die zijn verplicht gesteld
voor alle programma's. Wij vinden een additionele gender marker dus niet nuttig, omdat
bij de toekenning van voorstellen en de uitvoering van programma's al op verschillende
manieren wordt gekeken naar gendergelijkheid en het beschermen van vrouwen en meisjes.
Er was nog een vraag van mevrouw Van den Hul. Er was een eerdere motie dat minimaal
25% van de noodhulp lokaal moet worden besteed. Kan ik aangeven hoe ik ervoor zorg
dat de juiste lokale ngo's hun werk kunnen blijven doen? Ik denk dat ik alle vragen
over lokalisering en hoe we dat aanpakken al eerder heb benoemd.
Er is ook een vraag van mevrouw Van den Hul over de krimp in de ruimte die het maatschappelijk
middenveld wordt geboden in tijden van coronacrisis. Wat wordt de EU-inzet hierop?
Ik deel de zorgen, zoals ik al heb geantwoord op de vragen van de heer Van den Nieuwenhuijzen.
Wij bevestigen overal, in alle fora, dat we belang hechten aan het respecteren van
de universele mensenrechten en alle andere overeengekomen waarden en normen, ook of
juist in tijden van de coronacrisis. We zetten ons overal in, zoals ik al zei. We
zijn onderdeel van internationale allianties. Wij willen ook dat internationale functionarissen
en ngo's juist hun stem kunnen laten horen. Wij vragen ook aan de EU om hier in toenemende
mate aandacht aan te besteden. Ik denk dat we moeten kijken hoe we een early warning
mechanism kunnen ontwikkelen om juist preventief te kunnen handelen, zodat we veel
meer informatie hebben, nog vroeger. Dan kunnen we misschien te zijner tijd ook de
politieke kanalen gebruiken waar financieringsmogelijkheden zijn voor de juiste organisaties
in het maatschappelijk middenveld. Het is een continu proces en het vraagt toenemende
aandacht. Ik ben blij dat hier brede steun voor is in de Kamer.
Mevrouw Van den Hul vroeg naar de waardenketens, ook in de internationale handel.
Hoe ga ik de bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk
verantwoord te blijven ondernemen, of dat te gaan doen, als ze dat nog niet doen?
Die vraag heb ik al beantwoord.
Worden de OESO-richtlijnen eindelijk een harde voorwaarde voor overheidssteun, vroeg
mevrouw Van den Hul. Ik heb al gesteld wat wij verwachten als kabinet. Ik heb ook
al uitgelegd dat ik hierop terugkom in de appreciatie van het kabinet over de evaluaties
van het imvo-beleid en wat wij doen in het kader van de EU, om zo snel mogelijk duidelijkheid
te krijgen over hoe we internationaal maatschappelijk verantwoord gaan ondernemen
en welke maatregelen daarbij passen, inclusief wetgeving.
Dan was er nog een vraag over de opvang op Lesbos. Kan de Minister aangeven wat het
kabinet gaat doen om de situatie in Griekse kampen aan te pakken? Dit valt onder mijn
collega Broekers-Knol. Zoals u weet steunt Nederland Griekenland al lange tijd met
het doorvoeren van structurele verbeteringen door de inzet van expertise en middelen.
Er is ook geld beschikbaar gemaakt. Ik heb dat uitzonderlijkerwijs gedaan, want Griekenland
past niet binnen het focusgebied voor de ODA-middelen van Nederland, voor een organisatie
die zich richt op het verbeteren van gezondheidszorg en met name op psychosociale
hulp. Er zijn Griekse hulpgoederen geleverd: kussens, tenten, nooddekens, een hospitainer,
een mobiel hospitaal met bedden, waarvan er twee geschikt zijn voor intensive care.
Dit is allemaal informatie uit de zomer, meen ik. Zoals ik eerder zei, steunen wij
humanitaire organisaties met een bijdrage van een half miljoen euro, onder andere
aan het Nederlands Rode Kruis.
Mevrouw Broekers-Knol komt eind deze maand met een inhoudelijk bericht over hoe zij
met haar Griekse collega de opvang voor weeskinderen heeft weten te regelen, in het
kader van de afspraken die deze daarover heeft gemaakt met de commissie die gaat over
migratiezaken.
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee aan het slot van de eerste termijn van de kant van de Minister.
Ik kijk naar de leden of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Dat is het geval.
Twee minuten en één interruptie. Er wordt gevraagd om heel even te schorsen, dus we
schorsen tot 18.05 uur.
De vergadering wordt van 17.59 uur tot 18.08 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met de tweede termijn van de kant van de Kamer, met als eerste spreker
de heer Alkaya. Ik herinner er nog even aan: twee minuten spreektijd en één interruptie
per fractie in deze ronde. Meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik begon mijn
inbreng in eerste termijn ermee dat ik het proces heel lelijk vond, hoe dit is gegaan,
en dat ik het resultaat teleurstellend vind. De Minister zei zelf daarover dat het
proces inderdaad sneller had gekund en dat een kasschuif ook niet de meest nette manier
is om dingen te regelen, om het even te parafraseren. In de kern hebben wij hetzelfde
gevoel, namelijk dat het niet op deze manier zou moeten gaan. We zouden er van alles
over kunnen vinden. Er is veel over gesproken binnen de coalitie, dat weten we. De
Minister noemde dat een vermeende ruzie, maar iedereen weet dat het eigenlijk een
echte ruzie was. Daar gaan wij helaas niets aan doen, volgens mij, dus daar moeten
we mee zien te leven.
Waar ik nog wel naar zou willen kijken, om er misschien een mening over te vormen
en voorstellen over te doen, is de manier waarop dit ingevuld wordt. Daarover heb
ik nog een laatste vraag. In het interruptiedebatje met GroenLinks is gezegd dat er
een volgende begroting komt en dat we hier bij de begrotingsbehandeling kritisch naar
zullen kijken. Maar we hebben ook nog 2020. Een praktische vraag is wanneer we daarover
gaan spreken. Krijgen we een suppletoire begroting of komt dat bij de Najaarsnota?
Dan kunnen we kijken hoe het precies wordt geregeld, want we hebben nu alleen een
brief gehad.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Alkaya. Meneer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, heel kort. Ik zie het hart van de Minister, die zegt: laten we zo veel
mogelijk de gaten dichten en zo min mogelijk de kasschuif gebruiken. Er zijn alternatieven.
De kasschuif is ook een alternatief, maar geen mooie. We gaan kijken wat de cijfers
van de Meerjarige Economische Verkenning brengen. We zullen er ongetwijfeld bij de
begroting op terug moeten komen, om te kijken of er nog geld overblijft van de Minister
van Financiën, om te zien of we deze Minister daarmee zouden kunnen helpen. Dat is
de inzet van de ChristenUnie. We gaan kijken wat die nieuwe cijfers worden. We gaan
kijken wat er overblijft van dat hele steunpakket. Dan hopen we echt iets extra's
te kunnen doen voor de allerarmsten in de wereld.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Voordewind. Meneer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal het ook kort houden. Ook de inzet van D66 zal zijn
om de allerarmsten in de wereld te ondersteunen en te helpen, om de blik internationaal
te houden en over onze landsgrenzen heen te kijken. Ik opende al met dank aan de vele
collega's die meegeholpen hebben met allerlei initiatieven. Ook wij zullen kijken
naar de economische cijfers en hopen op een iets beter beeld, zodat het budget uiteindelijk
ingezet kan worden voor die mensen in de wereld die dat echt nodig hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Bouali. Dan de heer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor haar beantwoording. Ik wil u eigenlijk
een compliment geven, want ik vind dat u het heel sterk heeft verdedigd, ondanks dat
er met deze gure, rechtse wind toch een pakket ligt dat een compromis is, zoals u
het zelf ook noemt, tussen wat een meerderheid van de mensen die hier zitten zou willen
en wat er kan in dit tijdsconstruct. Waardering voor die strijd, waardering voor uw
beantwoording.
In aansluiting op de heer Alkaya: laten we bij de begroting spreken over wat we voor
2021 en daarna misschien nog ruimhartiger kunnen doen. We zullen graag meedenken over
voorstellen hoe we dat beter kunnen doen, voor hen die dat hard nodig hebben. Ik ben
inderdaad wel benieuwd naar uw antwoord op de vraag van de heer Alkaya hoe we dit
financieel gaan regelen voor 2020. Komt de Kamer daar nog over te spreken of niet?
Daar ben ik zelf ook heel nieuwsgierig naar.
Voor de rest, nogmaals: waardering voor uw strijd.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Ik dank de Minister uiteraard voor de uitgebreide beantwoording
van mijn vragen en die van collega's.
Drie puntjes wil ik nog kort even aanstippen. Ik heb gevraagd of de Minister zou willen
onderzoeken of toekomstige bezuinigingen op het ODA-budget zouden kunnen worden voorkomen
door mogelijke onderbestedingen in het totale Nederlandse noodpakket. Ik begrijp natuurlijk
dat daar een bepaald antwoord op komt van het kabinet. Ik zit er nog wat mee te worstelen,
dus vooralsnog vraag ik een VAO aan, waarbij ik overweeg om op dat punt een motie
in te dienen.
De Minister is uitgebreid ingegaan op de OESO-richtlijnen. Ik begrijp dat het idee
is om die straks gewoon toe te blijven passen. Ik zit er een beetje mee: is dat een
harde eis of blijft dat een zachte eis? Ik zou toch nog wel een verduidelijking willen
van de Minister of dat een harde eis of randvoorwaarde wordt of: doe je best daarop.
Ik denk dat dat best verschil maakt voor het percentage bedrijven dat er daadwerkelijk
aan gaat voldoen. Graag een iets scherper antwoord daarop.
Tot slot dank ik de Minister voor wat zij aangaf over een goede verantwoording van
de gelden die nu beschikbaar komen. Ik wacht het eerste moment van verantwoording
af. Ik ga ervan uit dat dit bij de Najaarsnota zal zijn. Op dat moment kunnen we wellicht
ook kijken of dat voor de SGP-fractie en voor collega's scherp genoeg is en of er
in de toekomst een verdiepingsslag op moet. Daar komen we dan nog op. Dank voor die
beantwoording. Ik ga ervan uit dat er een goede verantwoording komt op dat moment.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Stoffer. Dan mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ook dank voor de beantwoording. Ik heb nog één vraag openstaan, over een
aparte global health strategie. We weten dat vaccinatie en gezondheidssystemen de
komende jaren de agenda beheersen. Ik zie graag dat we werken aan een internationale
strategie om mondiaal de gezondheidsstelsels te verstevigen, maar ook om stille rampen
te voorkomen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Ik neem aan dat de Minister meteen kan reageren.
Minister Kaag:
Ik ga even door op die laatste vraag. Die mondiale gezondheidsstrategie is natuurlijk
belangrijk. Eigenlijk moet de Wereldgezondheidsorganisatie hierin meekomen. Via het
Ministerie van VWS doen wij daaraan mee. Daar wordt over gedacht. Ze zijn al bezig
met een hele kritische corona-evaluatie. Wat zijn de lessen daaruit? Die wordt onder
andere geleid door de voormalige premier van Nieuw-Zeeland, Helen Clark, en Johnson
Sirleaf, meen ik. Twee formidabele politieke dames met ervaring leiden die evaluatie
en die wordt belangrijk. Daar moet ook deze globale gezondheidsstrategie bij aansluiten.
Verder is het ook aan de EU. Ik zal deze vraag ook stellen bij onze komende OS-Raad.
Wij moeten daar zelf ook kritisch naar kijken. En dan heb je nog het invalshoekje:
wat doen we eventueel vanuit het perspectief van ontwikkeling en internationale samenwerking?
Het zijn verschillende lagen. Veel van die internationale organisaties zijn hiermee
aan de slag.
Ik vind het zelf belangrijk, en ik heb die vraag ook uitgezet op het ministerie, om
te kijken of Nederland wel de juiste weging heeft als het gaat om het versterken van
gezondheidssystemen. We hebben terecht heel veel aandacht voor SRGR, maar als je kijkt
naar waar de noden het hoogst zijn bij de toegankelijkheid van gezondheidszorg, moeten
we toch ook een nieuwe weging maken of we anders moeten investeren, via de Wereldbank
en anderen, ter versterking van de gezondheidsstructuren. Dat kan heel flexibel en
laagdrempelig zijn. Dat moet misschien ook via ngo's. Dat is een vraag. Ik denk dat
dat een weging is die nog wel tijd kost en die de nodige voeten in de aarde zal hebben.
Dan de vraag van de heer Alkaya over wanneer we komen te spreken over de invulling.
Dat moment is bij de tweede suppletoire begroting, op 30 november. Dat is hetzelfde
moment als de Najaarsnota.
Dan de vraag van de heer Stoffer. De resultaten komen, zoals ik al zei, via het jaarverslag
met de OS-resultatenrapportage en verder via de reguliere momenten en instrumenten.
U kunt daar zelf ook om verzoeken. Het is met alles bij Ontwikkelingssamenwerking,
behalve bij noodhulp, dat het wat lastig is om te spreken van resultaten.
Dan zijn vraag over hoe hard of zacht de OESO-richtlijnen zijn. Het is een harde eis
bij de BZ-instrumenten voor het bedrijfsleven, ook wat betreft eventuele maatregelen
gericht op corona. Dat geldt ook voor het bredere kader voor internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Ik zie zelf veel kansen, als je kijkt naar de discussie over
de uitkomsten van de verschillende evaluaties over imvo en hoe we verder moeten. Ik
verwacht ook dat veel partijen dat mee zullen nemen in hun verkiezingsprogramma's.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Ik heb één toezegging
genoteerd:
– De Minister gaat onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de onafhankelijke journalistiek
te ondersteunen en informeert de Kamer daarover.
Minister Kaag:
Ik heb geen aparte brief toegezegd. Ik heb gezegd dat ik ook met de heer Blok ga praten.
Er is misschien een ander moment om dit terug te koppelen. Ik weet niet of er al een
AO is gepland waarin we dit kunnen terugkoppelen.
De voorzitter:
U kunt de Kamer informeren op de manier die u kiest.
Het verslag van dit algemeen overleg zal worden aangemeld voor plaatsing op de plenaire
agenda, met als eerste spreker de heer Stoffer.
Ik dank de leden voor hun inbreng in dit debat en de Minister voor de beantwoording
van de gestelde vragen.
Sluiting 18.19 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier -
Mede ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.