Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 5 maart 2020, over belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders
26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders
Nr. 48
                   VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 6 mei 2020
De vaste commissie voor Financiën, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de
                     vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 5 maart 2020 overleg
                     gevoerd met de heer Knops, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                     de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de heer Vijlbrief,
                     Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, over:
                  
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 1 juli 2019 inzake
                              antwoorden op vragen commissie over het antwoord op vragen van het lid Omtzigt zoals
                              gesteld tijdens het algemeen overleg inzake de belasting- en socialezekerheidspositie
                              van grensarbeiders van 26 september 2018 (Kamerstuk 26 834, nr. 45);
– de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 27 september 2019 inzake rapportage
                              van fiscale knelpunten van grensarbeiders 2019 (Kamerstuk 26 834, nr. 46);
– de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 17 december 2019 inzake reactie
                              op de gewijzigde motie van het lid Lodders c.s. over een oplossing voor de problematiek
                              van de Nederlandse/Noorse vrachtwagenchauffeurs en Rijnvarenden (Kamerstuk 35 110, nr. 14).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Ziengs
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Weeber
Voorzitter: Anne Mulder
Griffier: Freriks
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Lodders, Anne Mulder, Omtzigt en Van
                  Weyenberg,
               
en de heer Knops, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer
                  Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de heer Vijlbrief, Staatssecretaris
                  van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst.
               
Aanvang 13.00 uur.
De voorzitter:
Bij dezen heb ik het AO Belasting- en socialezekerheidspositie van grensarbeiders
                     geopend. Een hartelijk welkom aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                     de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de Staatssecretaris
                     van Financiën. We zitten op dit moment in de positie dat er drie bewindspersonen en
                     drie Kamerleden zijn. Dat zien we niet vaak. Dat gezegd hebbende, geef ik het woord
                     aan mevrouw Lodders van de VVD. De indicatieve spreektijd is vier minuten per fractie.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, en als ik het zo zie, kan die dus verdubbeld worden, voorzitter? Nee, dat is een
                     grapje.
                  
Maar voorzitter, ik ga serieus beginnen. Het is goed dat we vandaag aandacht besteden
                     aan de positie van mensen die wonen in Nederland, maar werken in andere landen. Er
                     wonen immers veel mensen in de grensregio en duizenden mensen werken er net over de
                     grens, in Duitsland of België. Ook zijn er genoeg mensen die in Nederland wonen en
                     een baan verder weg hebben. Voor al deze mensen is zekerheid over hun belastingen,
                     pensioenen en socialezekerheidspremies niet vanzelfsprekend. Ik wil vandaag bij twee
                     specifieke groepen stilstaan, en daarna heb ik nog een paar korte vragen. Het gaat
                     om de Rijnvarenden en de Noorse vrachtwagenchauffeurs.
                  
Allereerst de Rijnvarenden. Dat betreft een groep van 243 mensen, werkzaam voor een
                     bedrijf gevestigd in Luxemburg. Zij hebben keurig de sociale premies afgedragen in
                     Luxemburg; dat kunt u nazien op de loonstrookjes en in de jaaropgaven. En toch krijgen
                     deze mensen een naheffing van de Belastingdienst. Dit kan toch niet... En het is zo
                     schrijnend om te horen waar deze mensen tegenaan lopen. Een jongen met een inkomen
                     van € 1.600 per maand, die een hypotheek heeft, heeft een naheffing die inmiddels
                     is opgelopen tot € 24.900. Normaal gesproken werken deze mensen veertien dagen op,
                     veertien dagen af. Deze jongen werkt nu drie weken op, één week af, om extra inkomsten
                     te genereren. U moet zich voorstellen in welke situatie deze jongen verkeert. Ik heb
                     de volgende vragen. Heeft het eerder aangekondigde overleg – ik vraag hier namelijk
                     al langer aandacht voor – met Luxemburg al plaatsgevonden? En zo ja, wat is de uitkomst?
                     Heeft het gesprek tussen de Sociale Verzekeringsbank in Nederland en dezelfde organisatie
                     in Luxemburg plaatsgevonden, en wat is daarvan de uitkomst? De voorganger van de Staatssecretaris
                     heeft beloofd om een commissie in te stellen om samen met de Sociale Verzekeringsbank
                     alle dossiers te herzien. Is deze commissie aan het werk? En zo ja, hoeveel dossiers
                     zijn er inmiddels herzien? En klopt het dat er een aangescherpte maatregel is uitgevaardigd
                     door het Landelijk Incasso Centrum, en dat er alleen uitstel van betaling wordt verleend
                     als men verklaart dat men wil betalen en men de zekerheid kan bieden dat er ook betaald
                     wordt? Dat is in deze situatie natuurlijk waanzin. Mensen hebben premies afgedragen,
                     en maken bezwaar tegen de aanslag. Dan kan je toch niet aan deze voorwaarden voldoen,
                     zo vraag ik de Staatssecretaris.
                  
Even terug naar het voorbeeld van deze jongen. Hoe kan een jongen met een salaris
                     van € 1.600 de zekerheid bieden dat hij dit gaat betalen? U moet eens indenken wat
                     er met deze jongen gebeurt als hij maandag in de auto stapt naar zijn werk. En stel
                     dan dat op dinsdag de deurwaarder aan zijn deur staat. Meneer voldoet dan niet aan
                     de oproep, hij is immers niet thuis. En de deurwaarder komt dan nog een keer langs
                     en gaat uiteindelijk over op beslaglegging. In de drie weken tijd dat zo'n jongen
                     op het water zit, kan zijn huis dus leeggehaald zijn. U begrijpt de hoeveelheid stress
                     die dit veroorzaakt, hoop ik. Bent u bereid de dossiers van deze groep mensen on hold
                     te zetten en te zorgen dat deze mensen echt binnen een maand duidelijkheid krijgen?
                     Deze casus loopt echt te lang. Hoe is het mogelijk dat we op deze manier omgaan met
                     mensen die hun premies betaald hebben? Deze mensen mogen niet opdraaien voor een conflict
                     tussen belastingdiensten, de SVB, of waar dat dan ook ligt.
                  
Dan de vrachtwagenchauffeurs. Daarover zal ik iets korter zijn. Het zijn mensen die
                     wonen in Nederland, maar werken in Noorwegen. Het zijn wat mij betreft ook mensen
                     die al te lang in gesprek zijn over een oplossing. En over de geboden oplossing is
                     er nu ook nog veel onzekerheid. Wat is er procesmatig gebeurd om tot een oplossing
                     te komen? Is er duidelijkheid voor die mensen over de vraag of dit ook met terugwerkende
                     kracht geldt, en zo ja, hoe? En het belangrijkste punt: de zorg over de bij te houden
                     administratie. Een vrachtwagenchauffeur moet al veel bijhouden, en dan wordt hij gedwongen
                     tot nog meer punten. Ik zie de Staatssecretaris knikken, dus ik zal mijn verdere uitleg
                     beperken.
                  
Een paar korte opmerkingen. Mijn fractie heeft moeite met de houding van belastingdiensten
                     in sommige andere Europese landen. Nederlanders die in het buitenland wonen, ervaren
                     soms grote moeite met het verkrijgen van een inkomensverklaring of met betrekking
                     tot het ondertekenen van een formulier door een andere belastingdienst. Mijn vraag
                     is of de Staatssecretaris dit punt van wederzijdse fiscale acceptatie een keer in
                     Europees verband aan de orde kan stellen.
                  
Eind vorig jaar heeft Staatssecretaris Van Ark een overeenkomst gesloten met de grensregio's
                     om te komen tot een betere informatievoorziening aan mensen die werken, wonen of studeren
                     over de grens. Mijn fractie vindt dit een goed initiatief. Het sluit ook aan op de
                     wens die mijn collega Jan Middendorp eerder heeft geuit. Werken houdt immers niet
                     op bij de grens. En ik weet niet aan welke bewindspersoon ik dit moet vragen – de
                     Minister van Sociale Zaken, zo zie ik nu – maar ik vraag hem om inzichtelijk te maken
                     welke knelpunten aan de orde komen bij dit informatiepunt. Want er komen ons natuurlijk
                     verschillende voorbeelden ter ore. Neem iemand die in Duitsland werkt en daar verschillende
                     toeslagen ontvangt; in Duitsland zijn die onbelast, in Nederland belast. Of neem het
                     Krankengeld: als je in Nederland woont en in Duitsland werkt, ben je in Duitsland
                     belastingplichtig; tenzij je ziekengeld, Elterngeld of Mutterschaftsgeld ontvangt,
                     wat weer in Nederland wordt belast. Dus graag een overzicht, zodat we naar de toekomst
                     toe daaraan kunnen werken. Maar in principe veel waardering in de richting van de
                     Minister voor het uitgangspunt.
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Nu de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal dit overleg ook gebruiken voor een aantal gevallen
                     en heel precieze en concrete punten. Voordat ik een aantal zorgpunten deel, wil ik
                     overigens zeggen dat ik het goed vind dat het vanaf half december makkelijker is om
                     vanuit het buitenland zaken te doen met de Belastingdienst, doordat je niet meer met
                     een DigiD hoeft in te loggen, als je maar een Nederlands burgerservicenummer hebt.
                     Dit was voor heel veel mensen echt een vervelende belemmering, dus dat vind ik een
                     stap vooruit. En daar wilde ik dan ook mee beginnen.
                  
Ik heb nog een aantal specifieke vragen. De eerste gaat over de internationale samenwerking
                     bij grensoverschrijdend werken en ondernemen. Nog steeds lopen mensen tegen grote
                     knelpunten aan. Bijvoorbeeld één heel concrete: mijn beeld is dat Zweden en Bulgarije
                     in bepaalde gevallen geen inkomensverklaringen meer afgeven. Herkent de Staatssecretaris
                     dat beeld? En zou het dan toch niet goed zijn als er in de Europese Unie een plek
                     is waar op bepaalde momenten over dit soort grensoverschrijdende problemen wordt gesproken?
                     De Staatssecretaris schrijft dat er in Brussel geen gerichte overleggen zijn over
                     belastingen voor particulieren of de uitvoering daarvan. De VVD heeft al eens eerder
                     schriftelijke vragen hierover gesteld. Zou zo'n overleg, waarin op zo'n plek dit soort
                     knelpunten gestructureerd kunnen worden besproken, toch niet gewoon een toegevoegde
                     waarde kunnen hebben?
                  
Dan is daar de Europese Arbeidsautoriteit; als die er komt, tenminste. Die heeft onder
                     meer als doel het vergemakkelijken van de toegang van werknemers tot informatie over
                     rechten en plichten bij grensoverschrijdende mobiliteit. Kunnen mensen daar straks
                     ook terecht als zij onduidelijkheid ervaren of geschillen hebben bij de toepassing
                     van de sociale zekerheid of belastingen bij werken in een ander EU-land? Dat is mijn
                     vraag aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
                  
Voorzitter. Heel vaak gaat de samenwerking in Benelux-verband – ik moet nu kijken
                     naar de Minister van Binnenlandse Zaken, denk ik – over de aanpak van fiscale fraude.
                     En dat is belangrijk; daarover werd bijvoorbeeld in oktober 2019 een Benelux-overeenkomst
                     gepresenteerd. Maar wordt er in de Benelux nou ook op dezelfde wijze naar eenzelfde
                     soort overeenkomst gekeken als het juist gaat om dienstverlening aan particulieren
                     in de Benelux die over de grens werken? Zou een dergelijke overeenkomst ook niet soelaas
                     kunnen bieden, zo vraag ik de Minister.
                  
Voorzitter. Over de brexit kan ik lang speculeren, maar dat zal ik niet doen. Laat
                     ik zeggen dat ik me voor het grensoverschrijdend werken natuurlijk wel grote zorgen
                     maak over de impact op mensen met de Britse nationaliteit in Nederland, of mensen
                     met de Nederlandse nationaliteit in het Verenigd Koninkrijk. Ik verwacht van het kabinet
                     gewoon een heel grote alertheid hierop, om de belangen van deze mensen optimaal te
                     verdedigen.
                  
Dan heeft de Staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van eerdere vragen van
                     mij in een brief van 27 september vorig jaar over de zogenaamde «hooglerarenbepaling»
                     geschreven dat de onderhandelingen met België in een vergevorderd stadium waren. Ik
                     zou dan ook graag horen of dat probleem nu is opgelost.
                  
Nu wat vragen over de Wieg, de wet met betrekking tot het partnerverlof. Ja, voorzitter,
                     dit is een heel setje nogal concrete punten, maar het zijn vaak ook heel concrete
                     belemmeringen voor mensen. Er wordt mij gemeld dat er onduidelijkheid zou zijn over
                     de vraag of het aanvullend geboorteverlof voor partners, die verlenging die in juli
                     ingaat, onder de gezinsuitkeringen valt, en op welke manier dat dan belast wordt.
                     De vraag of dat wel of geen gezinsuitkering is, heeft namelijk weer impact als bijvoorbeeld
                     de vader in Duitsland woont, maar in Nederland werkt. Kan de Minister hier op enig
                     moment duidelijkheid over geven? Dat hoeft niet vandaag, maar ik hoop wel snel. Die
                     laatste toevoeging doe ik, omdat ik een kleine blik had op de gezichtsuitdrukking
                     van de Minister. Ah, goed; ambtenaren weten altijd meer dan bewindslieden.
                  
Dan over de kortdurende uitkering van mensen die in Nederland wonen, maar in Duitsland
                     werken. Volgens mij ligt er daarbij nog steeds een probleem met het Krankengeld. Is
                     er nu al een oplossing voor de mensen die daardoor onevenredig worden benadeeld?
                  
Voorzitter. Ik wil eindigen met een heel concrete mail die ik van iemand kreeg, en
                     waarvan ik dacht: dit is toch niet wat we willen in de EU. Het gaat om een mevrouw
                     wier partner in Duitsland werkt voor een groot bedrijf. Die moet elk jaar een dik
                     formulier van de Sociale Verzekeringsbank invullen. Daarbij is mijn eerste vraag:
                     ik snap controle, maar kan dat allemaal niet één slagje lichter? Zijn er nou goede
                     redenen waarom het van dit soort bijna Oost-Europees-achtige, communistische vragenlijsten
                     zijn? Kan dat niet wat makkelijker? Deze mensen lopen tegen iets aan waarvan ik de
                     bewindslieden hier zou willen vragen om de voor mij ontbrekende bewindspersoon, de
                     Minister van Financiën, daarnaar te laten kijken. Die personen hebben allebei al jarenlang
                     een vaste baan. Ze hebben samen een goed inkomen. Ze willen een aanvullende lening
                     voor wat aanpassingen aan hun woning. Dan is het antwoord van de bank: helaas, het
                     salaris van uw echtgenoot wordt overgemaakt op een Duitse rekening en niet op een
                     Nederlandse, en dan doen we het niet. Dat zijn nou van die praktische belemmeringen
                     die ik niet uitgelegd krijg. Ik zou dit overleg graag willen benutten om dit op te
                     lossen. Deze vraag stel ik dus ook aan het kabinet. Ik laat het aan de drie bewindspersonen
                     wie het op zich neemt om dat met de Minister van Financiën verder te brengen.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, dank. Dank dat we dit overleg weer hebben, gelet op de agenda's van de
                     bewindspersonen. Sommige bewindspersonen wonen dichter bij grenzen dan andere. Ik
                     kijk maar even de Minister van Binnenlandse Zaken aan. Voor sommige collega's is een
                     grenssituatie een alledaagse gelegenheid. Je gaat shoppen over de grens. Je gaat naar
                     het carnaval over de grens, corona of niet. Je werkt over de grens, omdat het toevallig
                     10 kilometer verder is en ook gewoon praktisch kan. Daarvoor is de hele Europese Unie
                     ingericht.
                  
Aangezien wij ons socialezekerheidsstelsel en ons belastingstelsel soms net een tikje
                     ingewikkeld maken en onze buren ook weleens die neiging hebben, komen mensen aan de
                     grens in hele nare situaties terecht. Daar heb ik ook een aantal praktische voorbeelden
                     van. Ik loop er even doorheen. Ik ga er een aantal overslaan, want mijn twee collega's
                     hebben hetzelfde soort vragen gesteld. Ik sluit me natuurlijk aan bij de vragen over
                     de inkomensverklaring en wat mensen moeten doen als ze die niet kunnen krijgen in
                     Zweden of Bulgarije. Dat is ook bij ons binnengekomen. Dat geldt ook voor de vraag
                     over de Rijnvarenden en de Noorse vrachtwagenchauffeurs – wij hebben die motie daarover
                     medeondertekend – de vraag over het Krankengeld en het Elterngeld, en de vragen over
                     de Wieg van mijn D66-collega. Paren waarvan de een aan de ene kant werkt en de ander
                     aan de andere kant hebben vaak problemen met kinderopvang en alles; dat is inderdaad
                     een bekend probleem. Dat gebeurt bij de Wieg ook weer. Dan zou het verschil tussen
                     man en vrouw ook nog weer uit kunnen maken als het gaat om wie waar werkt.
                  
Over één brief heb ik een vraag. Het belastingverdrag voor Duitsland wordt heronderhandeld
                     vanwege de € 15.000-grens. Ik ben benieuwd welke oplossing Nederland eigenlijk voorstelt
                     om dit probleem op te lossen bij pensioenen. Gaat het om een aanpassing van het verdrag
                     of zou dat eventueel nog een aanpassing van een protocol kunnen zijn? Want verdragsonderhandelingen
                     met Duitsland, waar ook alle deelstaten mee akkoord moeten gaan... Ik ga er geen voorspelling
                     over doen hoelang u Staatssecretaris blijft, maar de laatste van die onderhandelingen
                     duurde twintig jaar – zelfs nog langer, zeggen de ambtenaren. Nou, dat durf ik nog
                     wel aan. Dat zou inderdaad een idee zijn, een stas Financiën voor twintig jaar. Zeker.
                  
Voorzitter. Ik begin met een aantal praktische punten. Eerst pensioenpremies die worden
                     betaald in Duitsland. Dat heeft te maken met de recente uitspraak van de Nederlandse
                     rechter. De wettelijke Duitse pensioenstelsels zijn voor werknemers in Nederland aftrekbaar
                     als je in Nederland werkt, maar dat geldt niet voor sommige specifieke wettelijke
                     Duitse stelsels en voor andere weer wel, zoals de Beamtenversorgung, de Soldatenversorgung,
                     de Alterssicherung der Landwirte en de berufsständischen Versorgungseinrichtungen.
                     Is dat wel eerlijk? Dient dat niet aangepast te worden?
                  
Dan de detachering naar België. Als een Nederlandse werkgever een in Nederland wonende
                     werknemer naar België detacheert, mag België het loon belasten en Nederland de sociale
                     premies innen. Maar dan ben je goed in de aap gelogeerd, want de belasting is in België
                     hoog en wij zijn goed in het heffen van sociale premies. Is daar een oplossing voor
                     mogelijk? Dat scheelt echt tientallen procenten van je inkomen. Neem een Belgische
                     leraar; volgens mij heeft collega Van Weyenberg het al over een hoogleraar gehad.
                     Een inwoner van België die de eerste twee jaar in Nederland als onderwijzer gaat werken,
                     is de pineut, want die moet dus die hoge Belgische belasting betalen en die hoge Nederlandse
                     sociale premies. Voor de mensen die thuis meekijken: Nederlandse belastingen zijn
                     heel laag; het is maar een paar procent belasting en ongeveer 30% sociale premies.
                     Bij de Belgen is dat precies omgekeerd: daar betaal je 50% belasting over een normaal
                     inkomen. Daar word je niet heel blij van. Dit moet wel snel geregeld worden. Er wordt
                     onderhandeld over een belastingverdrag. Kan dat niet ergens in een protocol? Ik heb
                     trouwens nog een vraagje: hoe onderhandel je met een land dat geen regering heeft?
                  
Dan de belastingheffing voor internationale chauffeurs. Een internationale chauffeur
                     die in Nederland woont en in België werkt, wordt in Nederland belast als hij minder
                     dan 183 dagen in België gewerkt heeft – het gaat om de fysieke aanwezigheid – en betaalt
                     sociale premies in Nederland als hij meer dan 25% van de werkzaamheden in Nederland
                     verricht. Afhankelijk van het bedrijf betaalt de chauffeur dus premie in een ander
                     land dan waar hij belasting betaalt. Kan daar een oplossing voor komen?
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Lodders.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat had ik niet verwacht.
Mevrouw Lodders (VVD):
Aangezien onze spreektijd beperkt is, dacht ik: hé, hier hoor ik een haakje.
De heer Omtzigt (CDA):
Het is dus je eigen punt. Ga verder.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat zou jij nou nooit doen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, dat zou de heer Omtzigt nooit doen. Ja, hoe moet ik dit nou aan de heer Omtzigt
                     vragen?
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Deelt de heer Omtzigt...
De heer Omtzigt (CDA):
Deelt de heer Omtzigt dat dat aan de Minister gevraagd moet worden? Dat is de vraag.
Mevrouw Lodders (VVD):
Zonder gekheid: volgens mijn informatie heeft er in mei 2010 met het besluit tot aanpassing
                     van de sociale zekerheid voor de Rijnvaart ook een aanpassing plaatsgevonden. Dat
                     gaat over eenzelfde punt. Bij 25% van de werktijd aan boord in Nederlandse wateren
                     krijg je namelijk dezelfde toestanden. Deelt de heer Omtzigt met de VVD dat het zeer
                     wenselijk zou zijn om al dit soort regelingen gewoon eens even tegen het licht te
                     houden om te zien of ze werkbaar zijn? Want dit geldt als je vrachtwagenchauffeur
                     bent – dat heb ik net in mijn betoog bij de Noorse vrachtwagenchauffeurs al aangehaald
                     – maar het geldt natuurlijk ook voor de Rijnvarenden. Dat is natuurlijk ook het punt
                     van de heer Omtzigt: je moet al heel veel informatie bijhouden, en als je ook zo'n
                     administratie moet gaan bijhouden zodra je Nederland binnenvaart... Daar zijn die
                     mensen gewoon niet mee bezig. Deelt de heer Omtzigt dus dat het goed zou zijn om dat
                     eens even in beeld te brengen?
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Dat lijkt me een uitstekend idee. Ik zal die vraag maar even doorgeleiden naar twee
                     Ministers en een Staatssecretaris tegelijk.
                  
De voorzitter:
Dit is inderdaad het handboek Kamerlid: je hebt geen spreektijd meer, dus je stelt
                     een vraag over de band van je collega. Dat is smokkelen!
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Smokkelen was een van de weinige voordelen van aan de grens wonen. Ik ben blij dat
                     we dat hier nog hebben. Laat dat voordeel nou net volledig verdwenen zijn met de interne
                     markt. Smokkelen kunnen we niet meer, dus we hebben alleen maar nadelen. Daarom proberen
                     we dit nu op te lossen. Tot een paar jaar geleden hadden we nog een mooi smokkelmuseum
                     in Twente, maar dat is helaas afgebrand.
                  
Voorzitter. Dan het thuiswerken. Die grens van 183 dagen kan nogal vreemd uitwerken
                     als iemand deels thuiswerkt. En steeds meer mensen werken thuis. U moet zich ook bedenken
                     dat bijvoorbeeld Dinxperlo en Suderwick gewoon één dorp zijn in de Achterhoek. Thuiswerken
                     betekent dan dat je thuis blijft werken achter je computer in plaats van dat je naar
                     het bedrijf aan de overkant van de straat in Duitsland gaat. Dan wordt het heel ingewikkeld.
                     Is het niet tijd dat die internationale afspraken over thuiswerken en fiscaliteit
                     de eenentwintigste eeuw in gebracht worden?
                  
Dan dubbele zorgkosten voor pensionado's in het buitenland. Gepensioneerden die geëmigreerd
                     zijn betalen een zorgbijdrage in het voormalig werkland en belasting in het woonland.
                     Als het woonland de zorg financiert vanuit de algemene middelen, betalen ze dubbel.
                     De Europese Commissie zou moeten onderzoeken hoe ervoor wordt gezorgd dat deze dubbele
                     betaling achterwege blijft. Is daar mogelijkheid toe?
                  
Dan de buitenlandse belastingplicht. De voorwaarden voor pro-rata-aftrek bij de 90%-norm
                     voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen zijn zeer strikt. Die hebben
                     in het verleden dan ook geen standgehouden bij de rechter. De aanpassing van die regels
                     heeft heel lang op zich laten wachten. Ook nu is het oordeel van de rechter weer zo
                     beperkt mogelijk uitgelegd. Als een Nederlander emigreert en alleen een Nederlands
                     inkomen heeft, kan deze toch niet kwalificeren als er bijvoorbeeld net te veel vermogen
                     is. Zelfs als het vermogen op een Nederlandse bankrekening staat, telt het immers
                     mee als buitenlands inkomen. Dit werkt niet rechtvaardig uit. Is hier enige versoepeling
                     mogelijk?
                  
Voorzitter. Dan de sociale zekerheid, ouderschapsverlof en WW. Als je kort na het
                     Nederlandse ouderschapsverlof werkloos wordt, tellen de ouderschapsverlofweken niet
                     mee bij het kijken of je recht hebt op een WW-uitkering. Dan kijkt het UWV gewoon
                     verder terug. Het Duitse ouderschapsverlof, Elternzeit, zien we in Nederland echter
                     als een soort vakantie. Is het niet mogelijk om daar dezelfde regel op toe te passen?
                  
De Wieg is door mijn collega behandeld. Bij de gegevensuitwisseling krijgt Duitsland
                     geen toegang tot de bestanden van het UWV. Op welke wijze vindt er dan wel gegevensuitwisseling
                     plaats met Duitsland over sociale uitkeringen?
                  
Dan knelpunten op het gebied van de grensoverschrijdende samenwerking. Kan de Commissie
                     Verzekeringsaangelegenheden als meldpunt functioneren voor gesignaleerde problemen
                     en ook met een aantal oplossingen komen? Want ik vind dit een heel leuk overleg, één
                     keer per jaar of één keer per twee jaar, maar misschien doen we ook hele technische
                     dingen die ook ergens anders kunnen.
                  
Voorzitter. Dan DigiD en eHerkenning. Ik kijk nu de Minister van Binnenlandse Zaken
                     aan. Een van de dingen waarvoor de eIDAS-richtlijn bedoeld was, was dat je met je
                     binnenlandse DigiD, eHerkenning of welke methode je ook had, ook in het buitenland
                     kon inchecken en die in het buitenland geldig waren, zodat je daar ook belastingaangifte
                     kon doen. Dus kun je nu met je Belgische of Duitse eHerkenning aangifte doen in Nederland,
                     en omgekeerd? En hoe verloopt dat bij de andere staten?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Is er behoefte aan een schorsing? Dat is het geval. Men verzoekt om vijf minuten.
                     Dan schors ik tot iets voor half twee.
                  
De vergadering wordt van 13.22 uur tot 13.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Staatssecretaris van Financiën.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Dank u, voorzitter. Ik heb een korte inleiding. Dan wil ik het geografisch doen, om
                     het maar eens anders te doen, namelijk eerst België, dan Duitsland en dan de rest
                     van de wereld. Het is complex, heel complex. Die complexiteit komt natuurlijk voort
                     uit het feit dat stelsels met elkaar botsen. De heer Omtzigt zei dat ook al. Het ene
                     stelsel is het andere stelsel niet, afspraken zijn niet allemaal hetzelfde en de oplossingen
                     zijn dan ook vaak bilaterale afspraken. Daar komen we nog wel een paar keer op terug,
                     denk ik.
                  
Ik begin met de hooglerarenbepaling. De heer Van Weyenberg vraagt hoe het daarmee
                     staat. De heer Omtzigt sloot zich daar ook bij aan. Het is inderdaad bijna af. Het
                     probleem daarbij is dat we eigenlijk geen gesprekspartner hebben in België, omdat
                     er geen regering is. Er is al lang een kabinetsformatie bezig. Ik ben waarschijnlijk
                     in de week van 16 maart in Brussel. Mijn voorstel zou zijn dat ik de heer De Croo,
                     mijn ambtsgenoot voor belastingen, daar dan specifiek op ga aanspreken om te kijken
                     of we verder kunnen komen, en snel. De heer Omtzigt vroeg ook: kan het dan niet met
                     een protocol? Maar ook dat kan weleens stuiten op het niet hebben van een regering.
                     Ik ga dus eerst maar eens proberen om gewoon snel die verdragsverandering voor elkaar
                     te krijgen.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank. Dit lijkt me een mooie toezegging. Maar heel concreet: begrijp ik goed dat de
                     inhoud dus eigenlijk is opgelost en dat het nog puur hangt op het feit dat er geen
                     kabinet is? Of zijn de onderhandelingen ook nog wel echt bezig?
                  
Staatssecretaris Vijlbrief:
Grosso modo is de inhoud volgens mij in orde, in ieder geval op het punt van de hoogleraren.
                     Daar hoeven we niet meer verder met ze over te praten. Maar ik zal dat even bij De
                     Croo ophalen. Dan laat ik u wel weer weten hoe het daarmee staat.
                  
Dan de discoördinatie tussen belastingheffing en de premieheffing in de sociale zekerheid.
                     Het is een beetje een flauw antwoord, maar doordat het discoördinatie is, kunnen we
                     dat natuurlijk niet in ons eentje oplossen. Het voorbeeld van België dat de heer Omtzigt
                     gaf, was wat dat betreft sprekend. We kunnen kijken, ook weer naar het verdrag. Bij
                     de hooglerarenbepaling doen we dat al. Ik ben best bereid om dat verdrag nog een keer
                     te scannen om te zien of we nog meer kunnen doen aan het opheffen van die discoördinatie,
                     want dat punt van de hoogleraren, of van de leraren – want het gaat eigenlijk over
                     leraren – is eigenlijk een heel goed voorbeeld. Ik kan eens kijken of we die discoördinatie
                     breder kunnen bespreken. Dat mogen mijn collega's ook even met de ambtenaren bespreken.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Dus we krijgen een overzicht van hoe groot die discoördinatie is en welke mogelijkheden
                     er zouden kunnen zijn om die aan te pakken? Dat is wat ik hier hoor. En dan het liefst
                     voor Duitsland en België, maar België is wat urgenter dan Duitsland.
                  
Staatssecretaris Vijlbrief:
We doen een poging. De ambtenaren zeggen: we kunnen daarin misschien niet volledig
                     zijn. Maar we zullen ons best doen.
                  
Dan een aantal vragen over Duitsland. De heer Van Weyenberg, de heer Omtzigt en ook
                     de VVD vroegen: hoe staat het met de oplossing voor specifieke kortdurende socialezekerheidsuitkeringen
                     bij het belastingverdrag met Duitsland? Nederland heeft onlangs een voorstel voor
                     een wijzigingsprotocol aan Duitsland voorgelegd om dit op te lossen. Daar is constructief
                     overleg over. Ik kan niet zeggen wanneer dat wordt afgerond, maar de inzet is om hier
                     snel uit te komen. Het protocol ziet alleen op specifieke uitkeringen, zeg ik tegen
                     de heer Omtzigt, en niet op pensioenen. Ik dacht dat zijn vraag meer over pensioenen
                     ging.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Zouden wij dan op een gegeven moment ook even inzicht kunnen krijgen in dat protocol,
                     zodat we er een idee van hebben of het de problemen oplost? Want als je een protocol
                     sluit dat het pensioenprobleem niet oplost – daar zit best wel een vervelend probleem
                     – dan hebben we echt een probleem. Dat probleem wordt alleen maar groter bij het nieuwe
                     pensioenstelsel – ik kijk nu richting de Minister van Sociale Zaken – omdat het in
                     het huidige stelsel meer voorspelbaar is of je onder of boven de € 15.000-grens blijft.
                     In het nieuwe stelsel, met een wat grotere volatiliteit, geldt: als je eromheen stuitert,
                     is de kans dat je erdoorheen schiet iets groter. Zouden we dat dus kunnen krijgen,
                     zodat we er een idee van hebben of het dat oplost?
                  
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik moet even kijken wat daar kan en niet kan. Mijn ambtenaren zeggen net: op zich
                     is het onderhandelen over die protocollen iets tussen staten; dat kunnen we niet zomaar
                     verstrekken. We zouden even kunnen kijken of we iets kunnen doen in die zin dat we
                     u wel inlichten, maar dat niet doen aan de hand van het protocol. We moeten maar even
                     kijken wat we daar kunnen doen, mondeling of anderszins.
                  
De heer Omtzigt vroeg nog naar de aftrekbaarheid in Nederland van bijdragen aan specifieke
                     wettelijke Duitse stelsels. Daarbij gaat het steeds om personen die niet sociaal verzekerd
                     zijn in Nederland. Voor de bepaling van het Nederlandse fiscale loon is dan van belang
                     hoe de buitenlandse socialezekerheidsregelingen naar Nederlandse maatstaven gekwalificeerd
                     worden. Dit bepaalt dan of werkgeversbijdragen tot het loon behoren of werknemersbijdragen
                     aftrekbaar zijn. In het besluit van 24 maart zijn de standpunten over die beoordeling
                     neergelegd. In dat besluit en de daarop gebaseerde mededeling van 5 januari 2016 is
                     voor een groot aantal regelingen uit een groot aantal landen de uitkomst van deze
                     beoordeling neergelegd. Volgens mij worden de door de heer Omtzigt genoemde regelingen
                     niet genoemd in die mededeling. Maar het besluit biedt – dat is een uitkomst hier
                     – uitdrukkelijk de mogelijkheid om nog niet onderzochte stelsels aan de Belastingdienst
                     voor te leggen. Dat zal ik dan ook aan hen vragen. Dat gaat specifiek over de dingen
                     die zijn genoemd door de heer Omtzigt.
                  
Dat brengt mij bij de Rijnvarenden. Minister Koolmees zal daar in het algemeen antwoord
                     op geven. Mevrouw Lodders noemde op dit punt een specifieke case. Ik zou eigenlijk
                     aan u willen vragen of u die case aan ons zou willen aanreiken, zodat we preciezer
                     kunnen bestuderen wat daar aan de hand is. Ik kon uit deze case namelijk niet in één
                     keer een zinnig antwoord destilleren.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Natuurlijk ben ik daartoe bereid, maar hier zijn al zo vaak vragen over gesteld. Het
                     gaat me niet om de specifieke casus van de jongen met € 1.600 salaris, een hypotheek
                     en een schuld die oploopt tot bijna € 25.000; het gaat om de groep Rijnvarenden. Daar
                     hebben we in deze commissie echt al meerdere keren aandacht voor gevraagd en aandacht
                     aan besteed. We hebben er schriftelijke vragen over gesteld. Ik ga het weer aan de
                     orde stellen, maar ik vind het eigenlijk wel heel erg treurig. Ik wacht eerst even
                     de antwoorden van Minister Koolmees af. Ik hoop hier in tweede termijn toch nog wel
                     een aantal kritische woorden over te zeggen. Ik heb dit in eerste termijn bewust niet
                     gezegd, maar dit is zo schrijnend en hierbij doet zich zo veel persoonlijk leed voor,
                     en dat gaat verder dan alleen echtscheidingen. Dan weet de Staatssecretaris voldoende.
                     Ik ben dus wel een klein beetje bedroefd.
                  
Staatssecretaris Vijlbrief:
Het specifieke punt waar mevrouw Lodders naar vroeg in dit verband was of de invordering
                     on hold kon worden gezet. Laten we even de antwoorden van de Minister afwachten, maar
                     voor dat specifieke punt heb ik de casus nodig, zeg ik maar even.
                  
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de problematiek van de Noorse vrachtwagenchauffeurs?
                     Nederland heeft eind 2019 overlegd met Noorwegen over deze vrachtwagenchauffeurs.
                     Er is zelfs een ambtenaar naar Noorwegen afgereisd om oplossingen te bieden, om de
                     dubbele belasting over het verleden te kunnen oplossen. De Kamer is hierover geïnformeerd.
                     Die afspraken worden nu administratief afgerond. Dat geldt voor de bestaande gevallen.
                     Voor de toekomst wordt geregeld dat vrachtwagenchauffeurs richtlijnen krijgen voor
                     hoe die dubbele belastingheffing in de toekomst kan worden voorkomen. Daar wordt op
                     dit moment ook aan gewerkt in overleg met Noorwegen. De inzet is om dit snel af te
                     ronden.
                  
Dan was er nog een vraag van de heer Omtzigt over de 90%-norm en kwalificerende buitenlandse
                     belastingplichtigen. Waarom zijn de voorwaarden voor de 90%-norm in Nederland zo strikt?
                     Nederland sluit op dat punt aan bij de jurisprudentie van het Hof van Justitie van
                     de Europese Unie. De 90%-norm volgt hieruit. Deze norm houdt in dat als 90% van het
                     inkomen aan belastingheffing in Nederland is onderworpen, Nederland rekening moet
                     houden met de persoonlijke en gezinssituatie van de belastingplichtige, waaronder
                     alimentatie en hypotheekrenteaftrek. In 2015 heeft Nederland zijn regeling voor kwalificerende
                     buitenlandse belastingplichtigen bewust aangepast om beter aan te sluiten bij deze
                     jurisprudentie. Door hierbij aan te sluiten wordt dubbele aftrek binnen de EU zo veel
                     mogelijk voorkomen. Ook een Nederlandse bank- of beleggingsrekening kan in het nieuwe
                     woonland belaste inkomsten opleveren, waartegen aftrekposten kunnen worden afgezet.
                  
Dan vroeg de heer Omtzigt nog naar thuiswerkdagen. Hij vroeg: moet er niet in EU-verband
                     worden gesproken over de vraag hoe thuiswerkdagen gekwalificeerd moeten worden? Nederland
                     sluit in zijn belastingverdragen voor de verdeling van het heffingsrecht over het
                     loon van werknemers aan bij het OESO-modelverdrag. Op grond daarvan is, kort gezegd,
                     het heffingsrecht aan de werkstaat, maar niet voor de dagen waarop fysieke arbeid
                     wordt verricht in de woonstaat. Dat geldt ook bij thuiswerkdagen. Dit is internationaal
                     en in de EU het normale gebruik. In relatie tot buurlanden kun je je afvragen of het
                     proportioneel is om het heffingsrecht vanaf de eerste thuiswerkdag om te laten slaan.
                     Dat was eigenlijk uw punt. Ik sta daarom positief tegenover een drempelregeling waarbij
                     het heffingsrecht voor een aantal thuiswerkdagen in de werkstaat blijft. Dit zou ik
                     dan ook met België willen overeenkomen. Maar ook met zo'n regeling blijft het oppassen,
                     want je moet natuurlijk ergens een grens trekken. De vraag van de heer Omtzigt zag,
                     dacht ik, ook specifiek op Duitsland. Ik kijk even naar de ambtenaren of daar nog
                     wat kan. Dit gaat over België. De ambtenaren melden dat het in de praktijk vooral
                     issues met de Belgen zijn.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Ik hoor graag of dat met beide landen kan. Dat ergens een drempel is, zal wel zo blijven,
                     maar dat moet inderdaad niet bij een aantal dagen thuiswerken onmiddellijk leiden
                     tot omklapping van de plek waar je belasting betaalt en sociale premies. Dat zou zeer
                     wenselijk zijn, dus ik hoop dat een volgende keer teruggekoppeld wordt of er mogelijkheden
                     zijn. Voor de langere termijn zou ik willen vragen om ook in de OESO aan de orde te
                     stellen of het OESO-modelverdrag wellicht anders moet gelden voor buurlanden dan voor
                     niet-buurlanden, want bij buurlanden hebben we het in het geval van thuiswerkdagen
                     echt over wat anders. Als je in niet-buurlanden werkt, dan snap ik wel waarom we het
                     zo doen.
                  
Staatssecretaris Vijlbrief:
We kunnen toezeggen dat we dat bij de OESO aan de orde stellen.
Dan was er een vraag over hypotheken. Ik dacht dat die van de heer Van Weyenberg was.
                     Of was het de heer Omtzigt? Ik weet het niet meer. Die vraag ging over buitenlandse
                     valuta en hypotheken. Wat kunnen we doen om dit te verhelpen? Zoals terecht gezegd
                     werd, is dat inderdaad de portefeuille van de Minister van Financiën, maar ik kan
                     daar wel het volgende over zeggen. Op basis van de Europese hypothekenrichtlijn, de
                     zogenaamde MCD, zijn er strenge regels voor kredietverstrekkers die hypothecair krediet
                     willen verstrekken op basis van vreemde valuta. Het doel hiervan is natuurlijk helder.
                     Er zijn ook voorbeelden uit het verleden waar dat bepaald niet goed is gegaan, kan
                     ik u vertellen uit mijn eigen herinnering. Het doel hiervan is om consumenten te beschermen
                     tegen wisselkoersrisico. In de praktijk blijkt dat consumenten die in een andere valuta
                     betaald worden, hierdoor moeilijk een hypotheek kunnen krijgen. Het probleem is bekend
                     en is aangekaart bij de Europese Commissie. Wanneer dat aan de orde is, zal ik de
                     Minister van Financiën vragen of hij, of ikzelf, dit in de aankomende evaluatie van
                     de MCD opnieuw aan de orde kan stellen.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
De Staatssecretaris begon net over een hypotheek in andere bedragen. Het gaat mij
                     hier juist heel expliciet niet om een hypotheek in marken of zo, die we niet meer
                     hebben. Het gaat mij hier puur om het feit dat het loon van een van de twee aanvragers
                     wordt gestort op een bankrekening in een ander land. Dat vind ik net wat preciezer.
                     Het is dus iemand die in Duitsland werkt en die op een Duitse rekening salaris krijgt
                     geboekt. Bij een Nederlandse aanvraag voor een hypotheek is dat een probleem. Het
                     is goed als dat aan de orde wordt gesteld. Is er iets van een tijdsindicatie te geven?
                     Want ik hoor van mensen dat ze hier nu letterlijk dagelijks last van hebben. Ik kan
                     oprecht niet uitleggen waarom mensen met een vaste baan en een goed inkomen hiervan
                     last zouden hebben. Ze lopen helemaal niet een extra wisselkoersrisico of zo, want
                     het is ook in euro's.
                  
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik zal het aankaarten bij de Minister van Financiën en ik zal vragen wanneer dit aan
                     de orde komt. Dat laat ik u weten.
                  
Dan zijn er signalen van, dacht ik, mevrouw Lodders en de heer Van Weyenberg dat buitenlandse
                     belastingdiensten niet altijd willen meewerken aan een inkomensverklaring om als kwalificerende
                     buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. Via de officiële kanalen zijn
                     er twee concrete signalen ontvangen dat er problemen zijn, namelijk met Litouwen en
                     Zweden. Met beide landen is contact geweest. Zweden wil graag de tekst van de inkomensverklaring
                     aanpassen. Bij Litouwen bleek het te gaan om een misverstand, dat inmiddels is opgelost.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Mij bereiken ook voorbeelden over Bulgarije. Ik hoorde de collega's die ook noemen.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ja, daar komt Bulgarije bij. Sorry, ik heb hier een ander deel, maar dat is inderdaad
                     hetzelfde punt. Wij zijn daarmee in gesprek, begreep ik van de ambtenaren. Het overleg
                     op ambtelijk niveau over deze kwestie is nog niet afgerond. Ik moet daar wel de verwachting...
                     Ik heb vanmorgen gevraagd hoe dat overleg gaat, want ik heb wat ervaring met overleggen.
                     Dat overleg met de Bulgaren ging niet zo makkelijk. Maar we zijn bezig. We zijn bezig,
                     heden, as we speak.
                  
Dan Europese samenwerking en belastingdiensten. De heer Van Weyenberg vroeg waarom
                     geen overleggen plaatsvinden over de belastingheffing van particulieren of de uitvoering
                     daarvan. Is het een idee om dat te proberen? Zoals ik al een aantal keren heb gezegd,
                     zijn er nogal wat bilaterale overleggen op dit punt. Er is het zogenaamde Fiscalis-programma
                     van de EU, waar allerlei ervaringen worden uitgewisseld. We kunnen best proberen of
                     we daar een keer een themabijeenkomst kunnen hebben over dit onderwerp. Ik kan me
                     daar van alles bij voorstellen. Maar wat daar besproken wordt, is bijvoorbeeld de
                     tijdige afhandeling van verzoeken om informatie aan belastingdiensten. Dat zit al
                     dicht tegen het voorbeeld aan dat de heer Van Weyenberg noemde. Ook in Benelux-verband
                     hebben we onderlinge overleggen, die niet zozeer gericht zijn op dit punt maar wel
                     weer bilateraal zijn, met België, Duitsland en Luxemburg. Ben ik er dan bijna doorheen?
                     Ja.
                  
Ik dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Koolmees:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Wat leuk om weer in uw midden te kunnen zijn. Ik
                     ga de vragen door.
                  
Ik begin bij de vraag van mevrouw Lodders over de grensinformatiepunten. Mevrouw Van
                     Ark heeft dat eerder aangekondigd: Rijk en regio's hebben samen onlangs afspraken
                     gemaakt over de GIPs, zoals wij ze noemen; alles wordt natuurlijk afgekort. Die zijn
                     grensoverschrijdend. We willen dit een duurzame basis gaan geven. Vanaf 2021 dragen
                     wij daar als Rijk 1 miljoen euro aan bij. Dat doen ook de regionale partners en ook
                     België en Duitsland. In die zin is het dus echt wel een stap vooruit als het gaat
                     om die informatiedeling. Het gaat erom dat die grensoverschrijdende arbeidsmarkt gewoon
                     beter functioneert. Uit alle vragen die u heeft gesteld, blijkt dat het echt heel
                     erg ingewikkeld is. U weet ook dat er in mijn eigen commissie in Europa, de EPSCO,
                     een discussie wordt gevoerd over de herziening van verordening 883. Dat is natuurlijk
                     ook al een jarenlange discussie. Het is heel erg ingewikkeld.
                  
Mevrouw Lodders vroeg mij om in kaart te brengen wat nou de knelpunten zijn. Dat wil
                     ik graag voor u doen. Ik zal dan schriftelijk naar u toesturen wat de eerste beelden
                     zijn die bij die GIPs naar boven komen. Dat moeten we even uitvragen bij ze. Daarna
                     zal ik uw Kamer daarover informeren.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Misschien kunnen we gelijk op deze manier een beetje reageren, dan houden we het ook
                     kort en bondig. Mag ik de Minister bedanken voor die toezegging? Ik denk dat het heel
                     interessant is. Mag ik ervan uitgaan dat het nog ergens voor de zomer kan plaatsvinden?
                  
Minister Koolmees:
Daar ga ik wel van uit. Ik zie het zo voor me dat we nu gewoon een belletje gaan doen
                     naar die GIPs om te vragen wat de knelpunten zijn. Dan kunnen we dat in een tabelletje
                     zetten.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Prima. Dank u wel.
Minister Koolmees:
Dat doe ik graag.
Het tweede punt, de Rijnvarenden. Ik heb iets meer tekst dan de Staatssecretaris van
                     Financiën. We hadden afgesproken dat ik die beantwoording zou doen, ook omdat ik met
                     de vorige Staatssecretaris van Financiën een afspraak had gemaakt dat ik een telefoontje
                     zou plegen naar Minister Schneider van Luxemburg. Die zit namelijk ook in mijn EPSCO-commissie.
                     Sterker nog, hij zit naast mij in de EPSCO-commissie, overigens samen met de heer
                     Schmit die nu Eurocommissaris geworden is. Luxemburg en Nederland zitten naast elkaar
                     in die Europese raad. Ik heb dus inderdaad gebeld met Minister Schneider – hij is
                     ook Minister van vinologie, maar dat volledig terzijde – en ik heb gevraagd om aandacht
                     voor de Rijnvarenden en ook voor het terugvorderen van premies in Luxemburg. Ik heb
                     aandacht besteed aan de problematiek die uw Kamer inderdaad een aantal keer onder
                     onze aandacht heeft gebracht, zoals mevrouw Lodders al zei, maar ik heb ook aandacht
                     besteed aan de vraag hoe we kunnen voorkomen dat we in de toekomst weer een herhaling
                     van zetten krijgen. We kijken namelijk niet alleen maar terug, maar ook naar de toekomst.
                  
Ik heb de Kamer vorig jaar uitgebreid geïnformeerd in de brief van 17 december. Zoals
                     ik ook in die brief heb aangegeven, heeft Minister Schneider laten weten dat die premierestitutie
                     in Luxemburg via de werkgever verloopt. Dat heeft hij ook uitgelegd in dat telefoongesprek.
                     Hij heeft ook gezegd dat er een verjaringstermijn van vijf jaar geldt. Hij is dus
                     gebonden aan juridische wetten en regels in Luxemburg zelf. Desondanks heeft hij aangegeven
                     dat hij bereid is om in individuele gevallen te onderzoeken of er een mogelijkheid
                     is tot verrekening. Daarom is er een afspraak gemaakt: op 21 april aanstaande gaat
                     een delegatie van onze beide ministeries – dat gaat dus om een delegatie van Financiën
                     en SZW, maar ook van de Belastingdienst en de SVB – naar Luxemburg om concrete casussen
                     te bekijken en te bespreken. Zij gaan bekijken wat daar de mogelijkheden zijn om te
                     komen tot premierestitutie of premieverrekening in individuele gevallen. Ik kan op
                     dit moment niet toezeggen dat er concrete zaken worden herzien. Ik kan alleen maar
                     zeggen dat we een team hebben samengesteld dat naar Luxemburg kan.
                  
Als ik u goed begrijp, betrof uw andere vraag een andere casus. Dat is de vraag over
                     de naheffing, die de heer Vijlbrief net beantwoordde. In de tussentijd wordt er wel
                     degelijk nageheven en komen mensen in de problemen. Ik denk dat dat ook het antwoord
                     van de heer Vijlbrief was: als u die signalen heeft, kun u die aan ons doorgeven;
                     dan kunnen we daarnaar kijken om te voorkomen dat mensen in de problemen komen. Ondertussen
                     proberen wij dit zowel voor het verleden als voor de toekomst op te lossen, maar het
                     is heel erg ingewikkeld.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Hier gaat wel iets mis volgens mij. Ik ben ontzettend blij met alle mogelijke gesprekken
                     en zelfs een bezoek aan Luxemburg. Dat stel ik allemaal zeer op prijs, maar de bedoeling
                     is wel om deze oneerlijke situatie op te heffen. Wat gebeurt er met deze mensen? Deze
                     mensen hebben gewoon hun premie betaald in Luxemburg. Waarom? Omdat zij voor een bedrijf
                     werkten dat gevestigd was in Luxemburg. Dan gaan we het niet hebben over verrekenen.
                     Zij hebben hun premies namelijk afgedragen tot de omvang van de premies die zij moesten
                     voldoen in Luxemburg. Dan kan het natuurlijk niet zo zijn dat wij nu zaken naast elkaar
                     gaan leggen. Stel je voor dat zij in die tijd in Nederland hadden gewerkt en hogere
                     premies hadden moeten betalen. Gaan we dat dan verrekenen? Nee, deze mensen hebben
                     gewoon hun rekening betaald. Als ik het even heel simpel mag uitleggen, hoewel het
                     juridisch allemaal niet zal kloppen: deze mensen hebben geen probleem. Deze mensen
                     hebben voldaan aan datgene wat de overheid van hen vraagt, namelijk premies afdragen.
                     Als Nederland en Luxemburg met elkaar een probleem hebben, zeg ik: los het op voor
                     deze mensen. Dan interesseert het me eerlijk gezegd niet zo heel veel waar het conflict
                     zit: bij de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank of wie dan ook. Maar haal
                     het weg bij deze mensen.
                  
Minister Koolmees:
Ik begrijp nu eerlijk gezegd beter wat uw vraag was in de eerste termijn. De casuïstiek
                     waarmee wij te maken hebben en waarover we gebeld hebben, was inderdaad dat mensen
                     als het ware in het verkeerde land de premies hebben afgedragen, conform de bestaande
                     wet- en regelgeving. Uw vraag is net een andere. Als ik u nu goed begrijp, zegt u:
                     los dit onderling met elkaar op, maar laat deze mensen hiervan niet de dupe zijn.
                     Geef me de mogelijkheid om daarnaar te kijken. Ik weet niet over hoeveel casussen
                     het gaat. Het beeld op dit moment is volgens mij dat het er enkele honderden zijn.
                     Daarom heb ik ook het onderscheid gemaakt tussen het verleden en de toekomst. Wat
                     betreft de werkgevers die in Luxemburg waren gehuisvest en voor hun werknemers premie
                     hebben afgedragen het volgende. Het systeem in Luxemburg werkt zo dat de bedrijven
                     failliet gaan of snel weer verhuizen naar een ander land, waardoor je dus ook in een
                     soort arbitrage terechtkomt. Dat gebeurt heel vaak, zo heeft Minister Schneider mij
                     toegelicht. Maar uw vraag is in de kern een andere, namelijk laten Luxemburg en Nederland
                     het onderling oplossen, maar laat deze mensen er niet de dupe van worden. Dat is in
                     de kern uw vraag, als ik het goed begrijp. Dan zitten we nog steeds wel met de wet-
                     en regelgeving en de toepassing daarvan. Wie is dan heffingsplichtig en wie is premie-inningsplichtig?
                     Dat blijft erg ingewikkeld.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat zal allemaal wel. Het gaat voor zover ik nu weet om 243 mensen. Ik heb ze niet
                     allemaal in beeld, maar ik heb een aantal mensen gesproken. Die 243 mensen hebben
                     te goeder trouw premie betaald aan hun werkgever en hun werkgever heeft de premie
                     afgedragen aan Luxemburg. Op 20 februari, ergens in maart, in juni, in september –
                     allemaal vorig jaar – heb ik daar aandacht voor gevraagd. Daarnaast hebben een aantal
                     media aandacht besteed aan deze zaak, vooral omdat die zulke schrijnende persoonlijke
                     situaties laat zien. Nogmaals, ik prijs de inzet om het voor de toekomst in ieder
                     geval goed op te lossen. Het zal allemaal wel ingewikkeld zijn, maar de kern van de
                     vraag die ook eerder aan de orde is geweest, is: deze mensen hebben premie betaald
                     en nu krijgen ze een naheffing. Dat kan toch niet waar zijn?
                  
Minister Koolmees:
De casuïstiek zoals wij die kennen, is genuanceerder dan dat. Ik ken niet alle gevallen.
                     Naar ons idee zijn het er enkele honderden meer dan 243. Daar wil ik even vanaf zijn.
                     Er zijn ook voorbeelden naar voren gekomen van mensen die geïnformeerd zijn over het
                     feit dat ze in een ander land hadden moeten betalen. Sommige mensen zijn tussen wal
                     en schip gevallen. Voor hen is er echt iets verkeerd gegaan. Andere mensen zijn wel
                     degelijk geïnformeerd over het feit dat er premies moesten worden betaald in Nederland
                     en dat dit beter geregeld moest worden. Zij hebben daar vervolgens niet op gehandeld.
                     Wij moeten dat even zorgvuldig uitzoeken met elkaar. Daarom heb ik in een best lang
                     telefoongesprek met de heer Schneider gezegd: kunnen we niet gewoon de lijst langslopen
                     om individuele casussen te bekijken en de gegevens van SZW, Financiën, Belastingdienst
                     en SVB naast elkaar te leggen om te bezien waar we het precies over hebben? Dat is
                     de stap die we op 21 april aanstaande gaan zetten. Er is al een bezoek geweest vorig
                     jaar. Maar nu gaan we echt de diepte in, zal ik maar zeggen. Maar ik denk dat we er
                     wel rekening mee moeten houden in de individuele casuïstiek, want er zitten waarschijnlijk
                     ook voorbeelden bij van werkgevers die bedrijven hebben laten ploffen, zodat er geen
                     terugvordering kan plaatsvinden. Ook dat moeten we netjes uitzoeken. Maar ik begrijp
                     het punt van mevrouw Lodders heel goed. Het enige wat ik terug wil zeggen, is dat
                     ik de telefoon heb opgepakt zodra ik dit signaal kreeg en dat ik de heer Schneider
                     heb gebeld in de hoop dat we dit samen, als twee Benelux-landen, goed kunnen oplossen.
                     Ik heb aan de andere kant van de lijn alleen maar bereidwilligheid gevonden om dit
                     samen uit te zoeken.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Nogmaals en afrondend, ik waardeer die inzet, zeker, maar ik krijg nu een klein beetje
                     het gevoel alsof het signaal net is afgegeven. Nogmaals, dat is echt niet waar. We
                     lopen hier al... Ik ben er zelf 20 februari vorig jaar mee begonnen, maar dat was
                     zelfs niet de eerste keer, volgens mij. Dit is wat ik heel snel kon terughalen. Het
                     hoeft ook niet in mijn richting, maar het gaat om deze mensen. Ik heb één enkel voorbeeld
                     genoemd: als je zo'n naheffing hebt, kan het niet zo zijn dat je er op deze manier
                     mee omgaat. Er is ons, althans de mensen, toegezegd dat er een commissie zou komen
                     om alleen al alle dossiers hier in Nederland na te lopen. Waar speelt echt een kwestie?
                     Er zijn mensen die gewaarschuwd zijn en die een schrijven hebben gehad. Natuurlijk,
                     daar heeft de Minister helemaal gelijk. Maar aan de mensen die letterlijk tussen wal
                     en schip zijn gevallen – dat is een beetje cynisch in dit voorbeeld – moet nu toch
                     echt binnen een maand duidelijkheid gegeven kunnen worden.
                  
Minister Koolmees:
Zoals ik net heb gezegd, gaan we op 21 april met een delegatie naar Luxemburg toe,
                     met twee doelen. Het ene is mensen individueel bekijken, juist om de achtergrond van
                     deze casuïstiek beter in beeld te krijgen. Het tweede punt is een gezamenlijk doel:
                     het doorbreken van het verdienmodel van bepaalde werkgevers, die wel degelijk goedkoper
                     uit kunnen zijn door premie te shoppen, het te laten ploffen en failliet te laten
                     gaan. Daardoor laten ze mensen met de gebakken peren achter. Het is ook meer om dat
                     in de toekomst te voorkomen; dat geef ik toe. Maar dit moeten we wel netjes met elkaar
                     uitzoeken. Dat vergt helaas meer tijd dan ik zou willen. Het heeft ook te maken met
                     vier instanties die in twee landen moeten samenwerken. Dat is ook best ingewikkeld,
                     maar we zijn er wel mee bezig.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Ik sla hier toch een beetje op aan. We hebben op 5 juni 2019 een motie ingediend met
                     het verzoek om dit binnen vier maanden op te lossen. Dit hadden we hier in de Kamer
                     al een keer of drie, vier opgebracht: de VVD, maar daarnaast ook het CDA en ik geloof
                     D66 ook een keer. Het is een heel specifieke groep en er is wel wat van te zeggen.
                     Er is ook nog wel wat van te zeggen dat de regelgeving zo ingewikkeld is. Niet elke
                     Rijnvarende heeft een universitair diploma fiscaal recht, om het maar even op die
                     manier netjes samen te vatten. Zelfs wij moeten er echt uren op studeren om te begrijpen
                     hoe het in elkaar zit. Voor de gemiddelde matroos op een binnenvaartschip geldt: dat
                     word je niet omdat je fiscaliteit zo'n leuk vak vindt. Dan had je wel een andere vakkeuze
                     gemaakt. Ik zou er toch echt bij de regering op willen aandringen om binnen een maand
                     met een oplossing voor deze mensen te komen, want de verhalen die wij in de mail krijgen,
                     zijn behoorlijk schrijnend. Ze zijn echt behoorlijk schrijnend, van mensen die niet
                     weten welke kant ze nog op moeten en die ook niet weten wanneer duidelijk is wat ze
                     moeten. Het zijn mensen die dubbele banen nemen, die bijna voor 100% wegbelast worden,
                     en die geen kant op kunnen. Nou, we kennen één ander dossier waar dat gebeurt. Hier
                     gebeurt dat ook. Ik dring er echt bij de regering op aan om binnen een maand met een
                     brief of een soort oplossing te komen. Men zou ook nog wel met tijdelijke niet-invordering
                     kunnen komen, anders komen deze mensen er niet uit.
                  
Minister Koolmees:
Ik hoor de oproep van de Kamer heel goed. Ik zie drie knikkende gezichten aan die
                     kant. We doen ons best. Ik ga zo meteen even kijken wat daar mogelijk is. Ik wil geen
                     toezeggingen doen die ik niet kan waarmaken, maar ik hoor heel goed wat u zegt, ook
                     in de ondertoon. Het heeft lang genoeg geduurd, zegt u eigenlijk. We gaan er in de
                     schorsing even op broeden. Ik kom er in tweede termijn op terug, als u dat goedvindt.
                     Ik weet niet wat ik kan toezeggen, oprecht niet, en wat ik dan over me heen haal,
                     zal ik maar zeggen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Een andere vraag gaat over de ELA, de Europese Arbeidsautoriteit. Die vraag is van
                     de heer Van Weyenberg. De ELA is voor de lidstaten, maar niet voor individuele burgers.
                     Er is voor gekozen om de bestaande bemiddelingsprocedure voor vraagstukken over socialezekerheidsrecht
                     in stand te houden buiten de ELA. Dat heet de administratieve commissie, u welbekend.
                     Binnen de ELA wordt wel een bemiddelingsprocedure gecreëerd voor arbeidsrechtelijke
                     vraagstukken, maar nogmaals: tussen lidstaten, niet voor burgers. Het is een infofunctie.
                     Wanneer lidstaten niet tot een gezamenlijke conclusie kunnen komen, kan er een mediator
                     ingeschakeld worden, die dan tot consensus moet komen binnen het kader van de ELA.
                     Dus discoördinatie tussen belasting- en socialezekerheidswetgeving valt niet in de
                     scope van de ELA. Het is echt voor lidstaten onderling. Maar het is wel de bedoeling
                     om de ervaringen met inspecties in bepaalde landen waar je tegen bepaalde problemen
                     oploopt, met elkaar te delen. De administratieve commissie is echt voor de uitwisseling
                     van de casuïstiek voor burgers.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is helder. Dit loopt tussen de lidstaten en hun vertegenwoordigers. Los van de
                     ervaringen van de arbeidsinspecties, lijkt het me wel goed als dat wordt geregeld.
                     Ik neem aan dat dit al zo is ingeregeld, maar als dat niet zo is, zou ik willen vragen
                     om dat te doen. We hebben, wat ik maar even ouderwets noem, de Bureaus voor Belgische
                     zaken en Duitse Zaken, de grensinformatiepunten. Daar zitten informatie en rode lijnen;
                     daar hadden we het net al over. Als daar dus dingen uitkomen die hierin passen, dan
                     hoop ik dat we het goed hebben georganiseerd en dat dat soort beelden, zonder dat
                     wij of de Minister daarom hoeven te vragen, als input wordt meegenomen voor die vertegenwoordigers
                     in die commissie. Dan gaat het niet alleen om het feit dat een land ergens een fraudegeval
                     of iets dergelijks aantreft, maar ook om heel praktische dingen. Dan heeft het ook
                     echt een servicekant. Volgens mij kunnen die grensinformatiepunten constateren of
                     iets een probleem is voor heel veel mensen omdat daar mensen zijn en die worden geholpen.
                  
Minister Koolmees:
Ja, dat ben ik met u eens. Dat is ook een van de kernpunten van de liaison officers.
                     Elk land stuurt naar de ELA in Bratislava een liaison officer, die juist dit soort
                     punten ziet en tot actie kan overgaan. Daar is ook de informatie-uitwisseling tussen
                     lidstaten van belang, dus in de ELA. Dat klopt dus.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
En is er ook sprake van uitwisseling met die punten? Die zijn namelijk niet van de
                     rijksoverheid. De Sociale Verzekeringsbank speelt daarin een rol, maar zeker ook de
                     regio's. Zij zijn de eerste lijn. De tweede lijn is de rol van de Sociale Verzekeringsbank,
                     als ik de actuele stand goed in mijn hoofd heb. Is er iets geregeld zodat dingen automatisch
                     doorkomen en niet blijven liggen? Het komt natuurlijk meer uit de arbeidsinspectiehoek,
                     terwijl dit echt een andere aanvliegroute is, maar wel met een heel mooi doel.
                  
Minister Koolmees:
Die overlap zie ik ook. De ELA is net opgericht en is nog niet full swing aan de gang.
                     Bratislava heeft het gewonnen, het kantoor wordt ingericht en de liaison officers
                     worden naar Bratislava toe gevlogen. Ik zie de combinatie wel heel goed. Mevrouw Lodders
                     vroeg ook of de knelpunten uit de GIPs gedeeld kunnen worden met de Nederlandse liaison
                     officer in de ELA. Zeker, dat gaan we doen. Maar de ELA draait nog niet. Maar we gaan
                     het wel doen.
                  
De heer Van Weyenberg en de heer Omtzigt stelden een vraag over de Wieg, de Wet invoering
                     extra geboorteverlof. Als een vader in Duitsland woont en in Nederland werkt, heeft
                     hij dan in twee landen recht op betaald ouderschapsverlof of mag Nederland dan belasting
                     heffen over de uitkering van het UWV? Het onderwerp dat u aansnijdt, is bij de totstandkoming
                     van de wet aan bod gekomen. In de memorie van toelichting bij de Wieg is verduidelijkt
                     dat zowel het geboorteverlof als het aanvullend geboorteverlof, dus de week en de
                     vijf weken, huiselijk gezegd, moeten worden aangemerkt als een vaderschapsuitkering
                     in de zin van verordening 883/2004. Dat is de verordening betreffende de coördinatie
                     van de socialezekerheidsstelsels. Het is dus geen zogenaamde gezinsbijslag. Dat betekent
                     dat samenloopsituaties zich niet snel zullen voordoen. Er is namelijk meestal alleen
                     recht op een vaderschapsuitkering in het land waar de betreffende vader sociaal verzekerd
                     is. Dat is meestal het werkland. Ik heb wel recentelijk met het UWV afgesproken om
                     in kaart te brengen of zich situaties van samenloop kunnen voordoen en of het nodig
                     is om een antidiscriminatiebepaling in de Wieg op te nemen. Als die signalen er zijn,
                     gaat het UWV die in kaart brengen. Het zijn dan waarschijnlijk uitzonderingsgevallen,
                     gegeven de wet en de toegewezen verordening, maar er kan een antidiscriminatiebepaling
                     in de Wieg worden opgenomen.
                  
De uitkeringen van het UWV tijdens het aanvullend verlof vormen belast inkomen voor
                     de Nederlandse inkomsten- en loonbelasting. Die uitkeringen vallen onder het pensioen-
                     en socialezekerheidsartikel van de belastingverdragen met België en Duitsland. Dit
                     artikel zal het heffingsrecht over de uitkeringen tijdens het aanvullend geboorteverlof
                     meestal toewijzen aan het woonland. Hoe de belastingheffing verloopt als het woonland
                     niet Nederland is, hangt weer van die buitenlandse wetgeving af. Op zich is er bij
                     de totstandkoming van deze wet helderheid geschapen.
                  
De heer Omtzigt vroeg in het verlengde hiervan naar ouderschapsverlof en WW. Ouderschapsverlofweken
                     tellen niet mee als je in Nederland werkloos wordt na ouderschapsverlof. In Duitsland
                     geldt de Elternzeit. Dat zien we als een soort vakantie, zei de heer Omtzigt in zijn
                     eerste termijn. Die telt niet mee. Is dat wel eerlijk? Ja, dat is eerlijk, want voor
                     iedereen geldt bij de wekeneis dat er daadwerkelijk gewerkt moet zijn, voor mensen
                     die alleen in Nederland hebben gewerkt en voor grensarbeiders of andere arbeidsmigranten
                     die in een andere lidstaat hebben gewerkt. Periodes van verlof, betaald of onbetaald,
                     tellen niet als gewerkte weken. Die worden dus niet meegenomen als gewerkte weken.
                     Wel kan langer worden teruggekeken, ook als iemand bijvoorbeeld Duits ouderschapsverlof
                     heeft ontvangen. De weken dat er niet gewerkt is, tellen niet mee als grondslag voor
                     je WW-uitkering. Het Duitse verlof wordt dus op dezelfde manier behandeld als het
                     Nederlandse onbetaald verlof of zwangerschaps- en bevallingsverlof. Daarmee vind ik
                     het dus ook eerlijk.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Dus als ik het goed begrijp, kijk je voor de hoogte van die uitkering even voorbij
                     die weken met een wat lagere uitkering, die overigens in Duitsland ook nog netto is,
                     en kijk je voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering naar de weken dat er
                     gewoon gewerkt is.
                  
De voorzitter:
Ik zeg tegen de Minister van Sociale Zaken dat hij, als hij het zelf toestaat, een
                     ambtenaar het woord mag geven. Dat is niet heel gebruikelijk, maar misschien wel praktisch.
                     Maar dan wel via de microfoon, graag.
                  
Minister Koolmees:
Als het gaat over de toegang tot de uitkeringen, geldt inderdaad dat je langer terugkijkt.
                     De weken dat je niet hebt gewerkt en waarin je verlof hebt gehad, worden ervan afgetrokken.
                     Als het gaat over de hoogte, wordt er een langere periode teruggekeken, namelijk naar
                     het inkomen van de laatste maanden. Op zich wordt daarvoor dus gecorrigeerd. Het bijzondere
                     aan de Elternzeit is dat het ook heel lang kan duren, drie jaar bijvoorbeeld. Dan
                     ga je wel de referte-eisperiode doorlopen, want dan geldt inderdaad dat je de laatste
                     vijf jaar zo veel weken per jaar gewerkt moet hebben om recht te hebben op een WW-uitkering.
                     Daar zit misschien de discoördinatie in het voorbeeld van de heer Omtzigt. Dat betekent
                     wel dat je een heel lange periode niet hebt gewerkt. De hoogte van de uitkering staat
                     los van de wekeneis. Als de heer Omtzigt dat wil, kan ik dit schriftelijk in detail
                     naar de Kamer sturen, want het is veel techniek. Ja? Oké.
                  
De heer Omtzigt zei ook dat Duitsland geen toegang krijgt tot de bestanden van het
                     UWV en vroeg of er dan wel gegevensuitwisseling plaatsvindt over de sociale uitkeringen.
                     Gegevensuitwisseling met Duitsland, maar ook met andere landen, vindt plaats op basis
                     van informatieverzoeken, waarbij alleen informatie wordt verstrekt over de personen
                     waarop het informatieverzoek betrekking heeft. We zijn wel bezig met allerlei systemen
                     om dat beter en makkelijker voor elkaar te krijgen in Europa, maar het uitgangspunt
                     is nog steeds dat er een informatieverzoek moet komen vanuit het Duitse UWV naar het
                     Nederlandse UWV. Dan wordt die informatie gedeeld. Het is niet noodzakelijk dat Duitsland
                     toegang heeft tot de bestanden van het UWV. Dat zou ook onwenselijk en niet proportioneel
                     zijn, omdat je dan eigenlijk in alle bestanden van andere lidstaten kunt kijken. Maar
                     als er een informatieverzoek is, wordt er informatie gegeven aan de UWV's onderling
                     in de landen. Dat wordt gedeeld via zogenoemde SED's, structured electronic documents.
                     Daar gaat ook de EESSI-discussie over, die u vast bekend voorkomt, want daarover gaat
                     het vaak in de commissie voor Sociale Zaken. De heer Van Weyenberg weet er alles van.
                  
De heer Omtzigt vroeg ook of de Commissie Verzekeringsaangelegenheden als meldpunt
                     voor gesignaleerde problemen kan fungeren. De CVA, zoals wij het afkorten, is een
                     heel goede plek waar de uitvoeringsorganisaties problemen kunnen signaleren en zo
                     mogelijk oplossingen kunnen aandragen. Het creëren van een discretionaire bevoegdheid
                     voor het implementeren van oplossingen is lastiger, want dat gaat bijvoorbeeld over
                     wetswijzigingen en daarbij moeten departementen worden betrokken. Maar het feit dat
                     er een plek is waar uitvoeringsorganisaties problemen kunnen signaleren, is inderdaad
                     heel waardevol.
                  
Tot slot heb ik nog een vraag van de heer Omtzigt die ik namens collega Bruins beantwoord,
                     namelijk over de dubbele betaling voor zorg. Dat raakt dus meerdere terreinen: dat
                     van mijzelf, Financiën en VWS. Er is geen sprake van dubbele belastingheffing, want
                     in belastingverdragen hebben we afgesproken dat er geen dubbele belasting wordt geheven.
                     Voor de zorgpremies hebben we ook Europese afspraken gemaakt. In de verordening is
                     afgesproken dat iemand maar in één lidstaat sociaal verzekerd is, dus ook voor de
                     zorg. Daarbij gelden wel bijzondere regels voor zorg voor personen die na hun pensioen
                     vanuit Nederland geëmigreerd zijn naar een andere EU-lidstaat. Zij hebben recht op
                     zorg in hun woonland op kosten van Nederland en betalen daarvoor in Nederland een
                     bijdrage, de zogenoemde verdragsbijdrage. Het woonland int dan geen zorgpremies. Hierdoor
                     is ook geen sprake van een dubbele inning van zorgpremies. De situatie die u schetst,
                     kan wel worden ervaren als dubbele betaling als in het woonland ook belastingopbrengsten
                     worden gebruikt voor financiering van de zorg. Dan gaat het over het voorbeeld dat
                     u gaf over Nederland en België en over belastingen versus premies. Dat is bijna onoplosbaar,
                     want dat heeft te maken met de etikettering van welk deel van de premies wordt geheven
                     voor de AOW-heffing of de Zvw-bijdrage en dat soort zaken.
                  
Wat een lidstaat betaalt met belastingen en in welke mate zorgkosten uit de collectieve
                     middelen worden gefinancierd, behoort tot de autonomie van de lidstaat. Ook het zorgstelsel
                     valt onder de autonomie van de lidstaten zelf. Ook Nederland betaalt een deel van
                     de zorg uit de collectieve middelen. Een deel gaat natuurlijk via de Zvw-premie, als
                     private bijdrage, maar er komt ook een deel uit de collectieve middelen. Dat is ongeveer
                     fiftyfifty; dat is in ieder geval altijd het uitgangspunt van de Zorgverzekeringswet
                     geweest. Dit geldt voor de curatieve zorg. De langdurige zorg komt volledig uit de
                     AWBZ-premie, zal ik maar zeggen. De vergelijking blijft dus heel erg ingewikkeld.
                     Laten we het Nederlandse voorbeeld van de fiscalisering van de AOW nemen. Daaraan
                     zie je dat er tussen lidstaten andere keuzes worden gemaakt in wat je van belastingen
                     en van premies doet. Dat blijft coördinatieproblematiek veroorzaken.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Het klopt dat het coördinatieproblemen blijft veroorzaken, maar de rekenvoorbeelden
                     die ik van deze mensen krijg, zijn best wel pittig. Het gaat echt om honderden euro's
                     per maand omdat in die landen bijna de hele zorg uit de collectieve middelen gefinancierd
                     wordt. Dan worden ze vanuit Nederland ook nog even volledig aangeslagen voor iets
                     waarvoor ze naar hun gevoel al belasting betaald hebben. In Nederland is dat maar
                     heel klein. De Minister zegt wel dat het halfhalf is, maar juist die inkomensafhankelijke
                     bijdrage wordt wel als privaat gezien en die wordt wel in equivalentie betaald in
                     het andere land. In Nederland wordt maar een klein deel publiek gefinancierd, namelijk
                     de Wmo. Die wordt uit belasting betaald. De Wlz wordt uit premies betaald. De zorgverzekeringsbijdrage
                     wordt juist meegenomen in die premie. Helemaal bij gepensioneerden is dat ingewikkeld,
                     omdat zij het zelf betalen, net als zzp'ers. Die verschillen bedragen honderden euro's
                     per maand voor deze mensen. Dat is koopkrachttechnisch gezien nogal wat. Ik zou hier
                     niet mee komen als het om een tientje per maand ging, laat ik het zo zeggen. Ik weet
                     dat je een keer pech of geluk kunt hebben aan de grens, maar dit ligt anders. Daarom
                     vragen we ook al een paar jaar of er in overleg met die andere landen een oplossing
                     mogelijk is die wat rechtvaardiger uitpakt voor die mensen.
                  
Minister Koolmees:
Het ingewikkelde is dat elke lidstaat weer een specifieke combinatie van belastingen
                     en premies heeft en een eigen verdeling kent over de zorg. Daarbinnen is er vaak ook
                     nog een verschillende verdeling over werkgevers- en werknemerspremies. De heer Omtzigt
                     begrijpt dat ook wel; we zijn het niet met elkaar oneens. Een deel van de Zvw-premie
                     wordt natuurlijk via de werkgever betaald. Wij proberen via die coördinatieverordeningen
                     zo veel mogelijk dubbele belasting te vermijden. Via de vereveningsbijdrage proberen
                     we hen tegemoet te komen als er zorg wordt gebruikt in een ander land. Ik ben bang
                     dat we het nooit helemaal kunnen oplossen. Ik kan vragen om overzichten op te stellen
                     om te zien waar de grootste knelpunten zitten in de ons omringende landen, maar wereldwijd
                     gaan we dit niet oplossen, ben ik bang.
                  
De heer Omtzigt (CDA):
Het zou fijn zijn als er in Europa naar een aantal landen gekeken wordt, vooral naar
                     de Scandinavische landen, waar het spaak loopt. Daar komt het namelijk uit de publieke
                     middelen. Daar is ook de factor in de Zvw relatief hoog. Die kan ook meer dan één
                     zijn, zodat je meer dan één keer de Nederlandse premie moet betalen. Ik zou het fijn
                     vinden als er bekeken wordt of er genoeg knelpunten zijn om tot een maatwerkoplossing
                     te komen in een aantal van die specifieke landen. Dat kan via die conversiefactor,
                     waarin al rekening wordt gehouden met wat er publiek en privaat gefinancierd wordt.
                  
Minister Koolmees:
Ik moet dit echt even terugnemen en met VWS bespreken. Ik moet ook even nadenken over
                     de budgettaire effecten. Maatwerk is leuk en goed, maar als er een gat wordt gedicht
                     ontstaat er uiteindelijk ergens anders weer een gat als die premie niet wordt betaald.
                     Meestal ontstaat er dan ook discussie tussen lidstaten over wie het gat betaalt. Ik
                     begrijp het heel goed, maar het is ingewikkeld. Ik moet dat even met VWS terugnemen.
                     Als u mij dat toestaat, wil ik hier later schriftelijk op reageren na overleg met
                     collega Bruins.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Heel kort. Misschien kan in die reactie dan ook worden gemeld wat er nu loopt in de
                     883-discussie. Misschien zitten daar haakjes in. Ik zie de Minister uitstralen dat
                     hij bang is van niet, maar ik zou in die brief wel benoemd willen hebben of er in
                     de 883-discussie mogelijk een haakje zit hiervoor of niet. Ik zie de Minister al nee
                     schudden. Nee is ook een antwoord.
                  
Minister Koolmees:
Nee, daar gaat het juist niet om. Het gaat om het principe binnen 883 welk land bevoegd
                     is voor het innen van de premies, terwijl deze discussie meer gaat over de vraag hoe
                     een land of lidstaat ervoor kiest om de mix van belastingen en premies tussen werkgevers,
                     werknemers en de sector in te richten ter financiering van de sociale zekerheid en
                     de zorgstelsels. Daar zit het verschil.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, dat begrijp ik, maar ik kan me voorstellen dat je, juist als er grote verschillen
                     zijn, in de richtlijn iets opneemt over hoe je dan handelt. Ik zit ook maar te zoeken.
                  
Minister Koolmees:
Dan zit je eigenlijk in een andere discussie. Dan zit je eigenlijk in de discussie
                     – ik ga nu iets heel raars zeggen hoor, niet iets wat ik vind; voordat er een motie
                     van wantrouwen komt – over de financiering van een Europees zorgstelsel. Dan zou het
                     geharmoniseerd zijn. Maar dat gaat niet gebeuren. Dat is ook niet uw voorstel, maar
                     daar gaat de discussie dan wel naartoe. Soms is er, bijvoorbeeld als het gaat om betaald
                     ouderschapsverlof, verzet vanuit de Scandinavische landen tegen Europese voorstellen.
                     Dan vraag je je af waarom de Scandinavische landen daar nou bezwaar tegen hebben,
                     want die hebben al uitgebreide regelingen voor betaald ouderschapsverlof. Maar dan
                     gaat het vaak over de manier van financiering. Daarom zijn zij soms tegen bepaalde
                     Europese voorstellen. Ook in dit parlement zouden er forse discussies zijn als er
                     vanuit Europa wordt gezegd hoe wij ons zorgstelsel moeten financieren. Maar dat is
                     wel de kern van dit verschil. Makkelijker kan ik het niet maken, ben ik bang.
                  
De voorzitter:
Dan komen we bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Knops:
Voorzitter, dank u wel. Het is altijd een genoegen om bij deze commissie te zijn.
                     Deze keer heb ik iets minder spreektijd, vrees ik. Dank voor alle vragen die aan mij
                     gesteld zijn. Omdat ik u een beetje wil helpen met de tijd, zou ik willen zeggen dat
                     er volgende week een algemeen overleg plaatsvindt over grensoverschrijdende samenwerking.
                     Daar komen ook de wat minder financiële en aan Sociale Zaken gerelateerde onderwerpen
                     aan de orde.
                  
Naar aanleiding van de discussie die hier gevoerd is, is het denk ik goed om op te
                     merken dat we op dit moment met een pilot bezig zijn om in het gebied Zeeuws-Vlaanderen/Vlaanderen
                     te bekijken hoe je op basis van die wetgeving zoals mevrouw Lodders en de heer Omtzigt
                     die beschreven en de dynamiek die in beide landen continu speelt, naar een instrumentarium
                     kunt om problemen op het gebied van wetgeving in algemene zin op te lossen. Voor de
                     zomer zal daarover een rapport verschijnen. Dat zal aan de Kamer gestuurd worden en
                     waarschijnlijk in de commissie voor Binnenlandse Zaken behandeld worden, maar het
                     kan ook positieve aanbevelingen opleveren voor het werk dat in de commissie voor Financiën
                     wordt gedaan.
                  
De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de eIDAS-verordening en de bedoeling
                     van die richtlijn om internationaal digitaal zaken te kunnen doen en om veilig digitale
                     grenzen weg te kunnen nemen. Hij vraagt zich af of buitenlandse inlogmiddelen in Nederland
                     al gebruikt kunnen worden volgens die richtlijn. Dat kan, mits ze genotificeerd, erkend,
                     zijn. In dit geval kunnen Belgische middelen die erkend zijn op dit moment al gebruikt
                     worden om in te loggen bij de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Onze
                     eigen middelen, eHerkenning en DigiD, zijn nog niet op dat niveau. Ze zijn nog niet
                     erkend als zodanig en kunnen op dit moment dus ook niet in andere lidstaten gebruikt
                     worden. Ons stelsel van eHerkenning is wel genotificeerd, maar de infrastructuur voor
                     de uitwisseling met andere landen, zoals het Nederlandse koppelpunt dat daarvoor nodig
                     is en de koppeling met de BRP en het inlogmiddel of authenticatie, moet nog gerealiseerd
                     worden en in productie worden genomen. De verwachting is dat dat in de tweede helft
                     van dit jaar gereed zal zijn. DigiD kan nog niet in andere lidstaten gebruikt worden
                     omdat DigiD nog niet is genotificeerd. De verwachting is dat DigiD in augustus 2020
                     genotificeerd kan worden. Na notificatie moet DigiD ook kunnen aansluiten op de infrastructuur.
                     De verwachting is dat vanaf de eerste helft van volgend jaar stapsgewijs DigiD substantieel
                     en hoog – dat is het niveau waarop we willen werken – gebruikt kan worden om in andere
                     lidstaten in te loggen. We zijn nog niet waar we willen zijn, maar alle processen
                     zijn erop gericht om dat dit jaar en komend jaar mogelijk te maken.
                  
De voorzitter:
Dan komen we bij de tweede termijn. Nee, de heer Van Weyenberg heeft nog een vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik had nog een vraag gesteld over de Benelux. Komt er in aanvulling op wat daar gebeurt
                     rond fiscale fraude een soortgelijke aanpak? Ik weet niet voor wie die vraag precies
                     is. Ik hoor het antwoord zo wel in tweede termijn.
                  
De voorzitter:
Dat is heel praktisch. Dan gaan we nu naar mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, hartelijk dank. Ik dank de drie bewindspersonen voor hun aanwezigheid.
                     Ik denk dat we als Kamer misschien nog wel iets kunnen doen aan een zorgvuldige planning.
                     Het is jammer dat we het vandaag over fiscaliteit hebben, terwijl we het volgende
                     week eigenlijk weer over dezelfde onderwerpen hebben, zoals de Minister zei. Misschien
                     is het handiger om dat beter te spreiden, zodat we vaker over deze belangrijke groep
                     mensen spreken in de Kamer.
                  
Voorzitter. Ik ben zeer teleurgesteld over de voortgang op het dossier-Rijnvarenden.
                     Ik hoop dat de bewindspersonen mij dat niet kwalijk nemen. Het gaat echt om schrijnende
                     situaties. Ik verzoek de bewindspersonen om de uitzending van EenVandaag van 1 januari
                     2019 terug te kijken en met eigen ogen te aanschouwen wat er gebeurt. Ik vind het
                     ingewikkeld om het hier te stellen, maar ik doe het toch maar. Als we het hebben over
                     faillissementen en hoe je moet omgaan met boeven in deze wereld, lees en huiver. Ik
                     doe echt een nadrukkelijk beroep op hen om de mensen die in alle goede bedoelingen
                     hun premies hebben afgedragen, binnen een maand duidelijkheid te geven, al is het
                     maar de duidelijkheid dat de naheffing on hold gezet wordt, want wat hier gebeurt,
                     is echt niet menselijk.
                  
De voorzitter:
Dan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik had hier in mijn eigen termijn niet specifiek aandacht voor gevraagd
                     omdat mevrouw Lodders de vragen al heel eloquent had gesteld, maar ik ben het hier
                     wel mee eens. Dit loopt gewoon al heel lang en het heeft grote gevolgen, terwijl je
                     tegelijkertijd de indruk hebt dat sommige mensen die wel wat meer aandacht zouden
                     mogen krijgen van de overheid er nog mee wegkomen; ik zeg het maar een beetje eufemistisch.
                     De vraag die ik heb is: hoe zit het eigenlijk met de veroorzakers van dit soort ellende?
                     Wat gebeurt daarmee? Ik sluit me aan bij de urgentie. Ik snap dat de bewindslieden
                     niks kunnen beloven wat ze niet kunnen waarmaken. Het is goed dat er een open houding
                     vanuit Luxemburg was – laat ik dat ook zeggen – maar ik ondersteun het uitroepteken
                     dat mevrouw Lodders achter het belang van tempo zet.
                  
Op een aantal punten krijg ik graag nog wat meer te horen. Er blijkt vaak al goed
                     overleg te lopen over een aantal casussen die we hebben genoemd. Dat is fijn. Ik hoop
                     in het bijzonder dat er wat met de hooglerarenbepaling gebeurt. Ik hoor daar graag
                     wat over terug.
                  
Dan nog even over het punt van hypotheken en andere valuta – ik denk specifiek aan
                     het VK – waarover de Staatssecretaris het ook had en het punt van mensen die het geld
                     op een buitenlandse bankrekening krijgen gestort van het buurland en daar last van
                     hebben in Nederland. Op die beide punten kan Financiën stappen zetten. Ik zou iets
                     van een indicatie willen of ik binnen een paar weken een brief kan krijgen over hoe
                     dit wordt opgepakt. Niet alles hoeft meteen af te zijn, maar ik wil graag horen wat
                     we gaan doen en wat de inzet wordt om iets meer het gevoel te hebben dat dit punt
                     urgentie heeft.
                  
De voorzitter:
Dan de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, dank. Dank voor een aantal toezeggingen van de Staatssecretaris en de
                     Ministers om op vragen terug te komen. Het zijn vaak technische vragen, maar over
                     allemaal heel concrete casussen van vaak relatief kleine groepen mensen. Er wonen
                     niet 100 Belgische hoogleraren in Nederland. Er worden geen honderden Noorse vrachtwagenchauffeurs
                     getroffen. Ook het aantal mensen dat in Bulgarije inkomensverklaringen moet invullen,
                     loopt echt niet in de tienduizenden. Maar voor al deze mensen is het ontzettend belangrijk
                     dat als we over een Europese Unie met een interne markt praten, deze problemen wel
                     voortvarend aangepakt worden. Ik hoop dus ook dat ik op de knelpunten die we genoemd
                     hebben, niet alleen een antwoord krijg, maar ook iets waarmee deze mensen uit de voeten
                     kunnen. Het is helemaal niet erg dat die mensen iets meer formulieren moeten blijven
                     invullen, want dat is nou eenmaal zo als je in twee landen werkt. Dat gaan we echt
                     niet wegnemen hier. Dan moet je in twee talen formulieren invullen, twee stelsels
                     kennen. Het moet wel een beetje eerlijk uitpakken.
                  
Ik sluit me wel aan bij het punt over de Rijnvarenden. Ik vind niet dat we dat hier
                     elk overleg moeten opbrengen. Ik snap dat we een nieuwe Staatssecretaris hebben die
                     niet alle eerdere overleggen heeft meegemaakt, maar dit is een aantal keren zeer nadrukkelijk
                     aan de orde geweest, zeer nadrukkelijk. Als we er niet in slagen om dat soort problemen
                     op te lossen, dan laten wij gewoon zien dat de overheid faalt voor een groep van onze
                     burgers die hard werken. Die vaak werkweken van 60 uur maken en daar minder dan een
                     bijstandsniveau aan overhouden, jarenlang, omdat ze niet goed wisten hoe ze moesten
                     omgaan met het ingewikkelde grensoverschrijdende socialezekerheidsstelsel.
                  
De voorzitter:
Ik kijk naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik ben een antwoord schuldig aan de heer Van Weyenberg over de samenwerking in de
                     Benelux. Ik heb het net snel gezegd. De focus van de samenwerking binnen de Benelux
                     ziet inderdaad op fiscale fraude, zoals de heer Van Weyenberg terecht zei. Hij vroeg
                     of de samenwerking ook wordt gebruikt om de dienstverlening voor particulieren en
                     bedrijven over de grenzen te verbeteren. Het antwoord is ja. De fiscale samenwerking
                     is breder dan dat, hoewel ik wel moet zeggen dat fraude in het Benelux-overleg wel
                     de nadruk heeft. Bilateraal wordt er wel vrij veel overlegd met deze landen, onder
                     meer via het Team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen.
                  
Dat is volgens mij het enige antwoord dat ik schuldig ben in deze termijn.
De voorzitter:
De Minister van Sociale Zaken.
Minister Koolmees:
Ik trek me de schrijnende situaties van de Rijnvarenden zeer aan; daar geen misverstand
                     over. Ik begrijp ook wel de frustratie en de irritatie van met name mevrouw Lodders,
                     maar ook van de heer Van Weyenberg en de heer Omtzigt. We zijn op zoek naar oplossingen
                     die juridisch mogelijk zijn, die ook wenselijk zijn en die standhouden. De heer Omtzigt
                     zei terecht dat een matroos geen fiscaal expert is en dat de Rijnvarenden soms met
                     drie stelsels te maken hebben. Het is heel erg ingewikkeld. Tegelijkertijd zijn er
                     ook signalen van werkgevers die hun bv's laten ploffen. Dat is één. Twee. Er zijn
                     mensen die wel degelijk goed geïnformeerd zijn en brieven hebben gekregen, en die
                     desondanks niks hebben gedaan. Dat bedoelt mevrouw Lodders niet, maar daar hebben
                     wij wel mee te maken. Wij moeten daar zorgvuldig mee omgaan. Dat laat onverlet dat
                     de opdracht is om het in ieder geval in kaart te brengen. Dat gaan we doen op 21 april.
                     U vraagt nu iets anders, namelijk om in de tussentijd niet in te vorderen. Dat is
                     het punt dat Financiën en ik graag verkennen en waar we u heel snel helderheid over
                     willen geven. Wat het precies betekent, weet ik niet. Daar moeten we echt even goed
                     naar kijken, maar wij willen dat snel tot stand brengen. Na het bezoek op 21 april
                     zal ik ook de Kamer informeren over wat daar uitgekomen is. Dat zijn de twee toezeggingen
                     die ik graag wil doen vandaag.
                  
De voorzitter:
We zijn aan het einde van dit AO, tenzij de Minister van Binnenlandse Zaken nog iets
                     zou willen zeggen, maar dat hoeft niet per se hoor.
                  
Dan kom ik bij het hoogtepunt van de dag: het voorlezen van de toezeggingen.
– De Staatssecretaris van Financiën zegt aan de leden Van Weyenberg en Omtzigt toe dat
                           hij in overleg treedt met zijn ambtsgenoot in België over de hooglerarenbepaling,
                           en hij zal de Kamer over de uitkomsten van het overleg informeren.
                        
– De Staatssecretaris van Financiën zegt aan het lid Omtzigt toe dat hij de Kamer een
                           zo volledig mogelijk overzicht zal verstrekken van de discoördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels
                           van Nederland, België en Duitsland.
                        
– De Staatssecretaris van Financiën zegt aan het lid Omtzigt toe dat hij de Kamer zal
                           informeren of bij een beperkt aantal thuiswerkdagen het heffingsrecht in de werkstaat
                           blijft. Tevens zal hij dit in OESO-verband aan de orde stellen.
                        
– De Staatssecretaris van Financiën zegt aan het lid Van Weyenberg toe dat hij de Minister
                           van Financiën zal verzoeken de Kamer te informeren over problemen rond het verkrijgen
                           van hypotheken voor mensen die in het buitenland werken dan wel een buitenlandse bankrekening
                           hebben.
                        
– De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt aan het lid Lodders toe dat
                           hij de Kamer voor de zomer van 2020 nader zal informeren over knelpunten rond de grensinformatiepunten
                           of GIPs.
                        
– De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt aan het lid Omtzigt toe dat
                           hij de Kamer schriftelijk nader zal informeren over de fiscale uitwerking van in Duitsland
                           verkregen ouderschapsverlof.
                        
– De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt aan de leden Omtzigt en Van
                           Weyenberg toe dat hij na overleg met de Minister voor Medische Zorg en Sport de Kamer
                           zal informeren over mogelijke oplossingen voor problemen rond premiebetaling voor
                           curatieve zorg voor in het buitenland woonachtige Nederlanders.
                        
– De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt toe dat hij op zo kort mogelijke
                           termijn de Kamer zal informeren over Rijnvarenden.
                        
Zijn er nog amendementen op deze toezeggingen?
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zou er wel aan hechten om de laatste toezegging over de Rijnvarenden een slag preciezer
                     te maken, want volgens mij had mevrouw Lodders een preciezere toezegging gekregen.
                     Namelijk dat we én geïnformeerd worden over de uitkomst van het overleg op 21 april
                     met de Luxemburgse collega's door alle uitvoeringsorganisaties en de ministeries,
                     én in hoeverre een tijdelijke stopzetting mogelijk is.
                  
De voorzitter:
Tot slot.
Minister Koolmees:
Dat klopt. In tweede termijn heb ik deze toezegging gedaan. Het zijn de knelpunten
                     die kenbaar zijn bij de GIPs.
                  
Mevrouw Lodders (VVD):
Het gaat niet over de GIPs. Dat klopt. Ik deel wat de heer Van Weyenberg aangeeft
                     van harte. Ik hoop dat echt binnen twee weken aangegeven kan worden hoe daarmee omgegaan
                     kan worden.
                  
De voorzitter:
Ik zie geknik. Daarmee komen we aan het einde van dit algemeen overleg. Ik dank de
                     beide Ministers, de Staatssecretaris en hun ambtenaren voor het bijwonen van dit algemeen
                     overleg en het beantwoorden van de vragen. Het was een algemeen overleg over concrete
                     problemen.
                  
Sluiting 14.33 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.