Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 12 december 2019, over Leefstijlpreventie
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 474
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 19 februari 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben op 12 december 2019 overleg gevoerd met
de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juli
2018 inzake reactie op Inspectierapport naleving Archiefwet 1995 bij archivering van
informatie van het Directeuren Overleg Alcohol (Kamerstuk 27 565, nr. 170);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli
2018 inzake gebruik van energiedrankjes onder kinderen/jongeren in Nederland (Kamerstuk
32 793, nr. 318);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 juli
2018 inzake verzamelbrief tabak en alcohol (Kamerstuk 27 565, nr. 171);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 oktober
2018 inzake rapport «Middelengebruik onder studenten van 16–18 jaar op het MBO en
HBO 2017» (Kamerstuk 32 793, nr. 336);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 november
2018 inzake reactie op het advies van de Gezondheidsraad over de voedingsnormen voor
vitamines en mineralen voor volwassenen (Kamerstuk 31 532, nr. 219);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 december
2018 inzake rapport Gezondheidsraad Alcohol en hersenontwikkeling van jongeren (Kamerstuk
27 565, nr. 172);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december
2018 inzake voortgang Akkoord Verbetering Productsamenstelling 2018 (Kamerstuk 32 793, nr. 343);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 maart
2019 inzake nalevingscijfer leeftijdsgrenzen alcohol 2018 (Kamerstuk 27 565, nr. 174);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 maart
2019 inzake stand van zaken op het gebied van rookvrije schoolterreinen bij scholen
(Kamerstuk 32 793, nr. 367);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 april
2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Akerboom, gedaan tijdens de regeling
van werkzaamheden van 17 januari 2019, over het bericht dat alleen een radicaal ander
dieet in 2050 alle monden kan voeden (Kamerstuk 31 532, nr. 228);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 april
2019 inzake RIVM-rapport herformuleringsmonitor 2018 (Kamerstuk 32 793, nr. 375);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 juni
2019 inzake nalevings- en handhavingcijfers tabak NVWA 2018 (Kamerstuk 32 011, nr. 68);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli
2019 inzake tussenevaluatie maatregelen preventie in het zorgstelsel (Kamerstuk 32 793, nr. 403);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 september
2019 inzake arrest Hoge Raad rookruimten horeca (Kamerstuk 32 011, nr. 71);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 oktober
2019 inzake beleidsevaluaties jeugdpreventie (Kamerstuk 31 865, nr. 157);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 oktober
2019 inzake inzet middelen Nationaal Preventieakkoord in 2019 (Kamerstuk 32 793, nr. 454);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 oktober
2019 inzake reactie op de motie van de leden Renkema en Van Kooten-Arissen over gratis
biologische lunch in primair en voortgezet onderwijs (Kamerstuk 32 793, nr. 420) (Kamerstuk 32 793, nr. 453);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 oktober
2019 inzake gevolgen arrest Hoge Raad over rookruimtes (Kamerstuk 32 011, nr. 72);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 oktober
2019 inzake reactie op de motie van het lid Van der Staaij over betere naleving van
de normen inzake alcohol (Kamerstuk 32 793, nr. 449);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 november
2019 inzake antwoorden op vragen commissie over het ontwerpbesluit houdende wijziging
van het Tabaks- en rookwarenbesluit in verband met invoering van standaardverpakking
voor sigaretten en shagtabak (Kamerstuk 32 011, nr. 73);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 juni
2019 inzake ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit
in verband met invoering van standaardverpakking voor sigaretten en shagtabak (Kamerstuk
32 011, nr. 69);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 november
2019 inzake besluit voedselkeuzelogo (Kamerstukken 32 793 en 31 532, nr. 459);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 december
2019 inzake voortgang Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 462);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d.6 december
2019 inzake verkennen vervroegd sluiten rookruimtes (Kamerstuk 32 011, nr. 76);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 december
2019 inzake verkoopbonussen tabaksindustrie en naleving testkoopmethode tabak (Kamerstuk
32 011, nr. 75);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 december
2019 inzake factsheet Monitor gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) (Kamerstuk
32 793, nr. 463);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 december
2019 inzake voortgang akkoord verbetering productsamenstelling 2019 (Kamerstuk 31 532, nr. 234).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Bakker
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Diertens, Dik-Faber, Van Gerven, Hermans,
Van Kooten-Arissen, Kuik, Lodders, Edgar Mulder, Renkema en Sazias,
en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Aan de orde is het algemeen overleg over leefstijlpreventie. Hartelijk
welkom aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en zijn ondersteuning
hier en wellicht in een andere ruimte. Hartelijk welkom aan de Kamerleden. Hartelijk
welkom aan u op de publieke tribune. De mensen die op een andere manier dit debat
volgen uiteraard ook zeer welkom.
Het gaat, zoals ik al zei, over leefstijlpreventie. We hebben met elkaar afgesproken
een spreektijd te hanteren van vier minuten per woordvoerder. Ik ga u teleurstellen:
ik zal de vier minuten hanteren en ga u maar één interruptie geven op elkaar in de
eerste termijn. Het is krap gepland en gezien het aantal sprekers, en u een klein
beetje kennende met het goed gebruikmaken van vragen aan elkaar, denk ik dat het verstandig
is om het aantal interrupties te beperken, zodat we in ieder geval de discussie met
de Staatssecretaris kunnen voeren en hopelijk ook een tweede termijn kunnen hebben.
Zo kan het debat voor het einde van het jaar daadwerkelijk afgerond worden.
Dat gezegd hebbende geef ik graag het woord aan mevrouw Kuik, die spreekt namens de
fractie van het CDA. Gaat uw gang.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Ik ben heel blij met het voorstel om de partydrug lachgas een halt
toe te roepen. We zien gezondheidsincidenten, een tekort aan vitamine B12 en neurologische
schade. De verkeersincidenten vanwege lachgas zijn toegenomen, tot alleen al 1.000
in de eerste helft van 2019. TeamAlert geeft aan dat ook de helft van de jongeren
een verbod wil, een sociale norm.
Door het hele land horen we oproepen van gemeenten en burgemeesters. Zij smeken om
regels om lachgas aan te kunnen pakken. Over het hele politieke spectrum in gemeenten
is er draagvlak voor. In Rotterdam liep GroenLinks voorop. In Leeuwarden waren het
de VVD en het CDA. In Almelo gebeurde het onder leiding van de PVV. Ze kregen iedereen
mee. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het zegt dus ook iets over hoe groot het probleem
is en dat wij hier iets aan moeten doen. Zorg dat er een verbod komt. Laat onze kinderen
niet in de steek.
«Ik nodig u uit om naar Arnhem te komen, zodat u kunt zien wat ons verbod doet.» Dat
was een oproep van burgemeester en PvdA'er Ahmed Marcouch. Ik ben erbij, en ik hoop
mijn collega's ook. De samenwerking door het hele land moet toch ook hier kunnen.
Daarna zou ik graag snel een debat over dit urgente thema zien.
Voorzitter. Dan overgewicht. We weten dat overgewicht een toenemend probleem is. Het
is van belang dat consumenten makkelijker en sneller zien wat ze precies opeten, wat
er allemaal in zit. Het is dus mooi dat hier stappen in worden gezet. Deze week heeft
het Diabetes Fonds een petitie aangeboden waarin gepleit wordt voor het verbieden
van kortingsacties op suikerrijke dranken. Het probleem is bekend. Nederlanders krijgen
veel te veel vrije suikers binnen, gemiddeld zo'n 30% te veel, en kinderen zelfs bijna
80% te veel. In de quickscan over de effectiviteit van de maatregelen in het Preventieakkoord
blijkt het deelakkoord over overgewicht het verst van de doelstellingen af te wijken.
Is de Staatssecretaris bereid om het RIVM te vragen om te onderzoeken hoe effectief
het voorstel van het Diabetes Fonds is om kortingsacties op frisdranken te verbieden?
Voorzitter. Dan tabak. Tabaksfabrikanten geven illegale bonussen die de verkoop van
sigaretten moeten aanwakkeren. Een bizar bericht. De Vereniging Nederlandse Sigaretten-
en Kerftabakfabrikanten heeft met verbazing kennisgenomen van de berichtgeving over
het onderzoek van de NVWA inzake zogenaamde verboden reclame. Commerciële afspraken
zijn een integraal onderdeel van het verdienmodel van de detailhandel. Het zijn heel
normale handelspraktijken. Aldus de tabaksindustrie. Stuitend. Complimenten voor het
werk van de NVWA. Echt bizar ook hoe deze reactie van de tabaksindustrie naar buiten
kan komen. Het is goed dat dit hard wordt aangepakt. Ik hoop ook dat de NVWA een tandje
erbij kan zetten om de boetes overal in het land uit te delen.
Voorzitter. De Europese Commissie gaat de Tobacco Tax Directive herzien. Dit is dé
kans om ervoor te zorgen dat alle lidstaten een afspraak maken over hoe hoog de accijns
op tabak op zijn minst moet zijn. Ik ben benieuwd wat de Staatssecretaris gaat doen
om een goede ophoging te krijgen voor heel Europa, van de minimumprijzen en de belastingen
op tabak.
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Diertens. Mevrouw Diertens spreekt namens
de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel. Het is voor iedereen het beste als een zorgvraag voorkomen wordt. De gezondheidszorg
zou wat D66 betreft in de kern gericht moeten zijn op fysieke en mentale gezondheid.
Er kan zo veel leed worden voorkomen door gezond te eten en meer te bewegen. Tegelijkertijd
weten we dat het voor veel mensen ontzettend moeilijk is om die discipline op te brengen
en om dit uit eigen beweging te doen. Soms is het ook onwetendheid over en onbekendheid
met gezonde keuzes. D66 wil het daarom gemakkelijker maken om te kiezen voor gezond,
door mensen meer voor te lichten over meer bewegen, met behulp van een fysieke leefomgeving,
en door mensen vroegtijdig te helpen met goede zorg op maat.
Ik ga graag in op drie punten. Allereerst de GLI. D66 is blij dat de gecombineerde
leefstijlinterventie nu na een jaar wordt vergoed vanuit de basisvoorziening. Ik hoor
echter wel dat er nog wat opstartproblemen zijn. Zo weten nog niet alle huisartsen
de GLI op waarde te schatten en valt het aantal doorverwijzingen ook wat tegen. Ongeveer
1.400 mensen zijn het afgelopen jaar een GLI gestart, zo lees ik in de factsheet van
het ministerie, terwijl gerekend is op 8.000. Er is € 250.000 gedeclareerd, terwijl
er 6,5 miljoen voor is uitgetrokken. Ik begrijp dat het tijd kost om zo'n nieuwe behandeling
bij iedereen onder de aandacht te brengen, maar ik vind het wel belangrijk dat hier
zo snel mogelijk en zo veel mogelijk gebruik van wordt gemaakt. Graag hoor ik van
de Staatssecretaris wat hij doet om het aantal doorverwijzingen zo snel mogelijk te
vergroten.
Voorzitter. Eten wordt gemakkelijker, maar gezond eten wordt steeds moeilijker. Het
klinkt simpel, maar het is lastig. Zo zag ik laatst dat aan een zakje ijsbergsla zelfs
suiker was toegevoegd. Helaas moeten we constateren dat de reductie op zout, vet en
suiker niet gehaald wordt. Er zijn wel stappen gezet in de goede richting en afspraken
gemaakt voor de toekomst, maar al met al vindt bijvoorbeeld ook de wetenschappelijke
adviescommissie, de WAC, het resultaat onvoldoende en de ambities te laag. Het Akkoord
Verbetering Productsamenstelling loopt af in 2020. In zijn brief van gisteren schetst
de Staatssecretaris kort hoe hij daaraan wil werken. Ik ben blij dat hij daarbij ook
de motie van collega Dik-Faber en mij betrekt. Maar ik hoor toch graag wat uitgebreider
van de Staatssecretaris of hij dezelfde urgentie ziet als ik en hoe we die gestaafd
zien in maatregelen.
Voorzitter. Mijn collega Steven van Weyenberg heeft tijdens de fiscale behandeling
van het Belastingplan gevraagd om verder te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn
om belasting te heffen op de e-sigaret. Dit zou vervolgens na het onderzoek van het
Trimbos over de schadelijkheid van e-sigaretten met deze Staatssecretaris besproken
worden. Heeft dit gesprek inmiddels plaatsgevonden? Is de Staatssecretaris voornemens
de prijs van de e-sigaret te verhogen, zodat het voor kinderen minder aantrekkelijk
wordt om dit ongezonde product te kiezen?
De voorzitter:
Dat was een vrije lange vraag, maar we wachten even tot de bel voor de plenaire vergadering
voorbij is. Dan stelt u de vraag zo meteen nog een keer.
U was aan het einde van uw betoog, maar misschien kunt u uw laatste vraag nog even
herhalen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vroeg de Staatssecretaris of hij voornemens is de prijs van de e-sigaret te verhogen,
zodat het voor kinderen minder aantrekkelijk wordt om dit ongezonde product te kiezen
en te gebruiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept gelijk vragen op. Mevrouw Kuik, gaat uw gang.
Mevrouw Kuik (CDA):
Mijn ene interruptie besteed ik graag aan lachgas. In de media heb ik de uitspraken
van mevrouw Diertens gezien. Ik vraag me af of mevrouw Diertens mij kan uitleggen
waarom D66 wel staat achter allerlei regels om sigaretten aan te pakken en te voorkomen
dat jongeren, in ieder geval die onder de 18, eraan beginnen. Maar bij lachgas vindt
D66 het prima dat jongeren broeikasgassen in hun hersenen pompen. Daar stelt ze geen
regels aan.
Mevrouw Diertens (D66):
Ten eerste, ook D66 maakt zich zorgen over de overlast en het gebruik van lachgas.
Maar het verbieden en op de opiumlijst zetten lost niets op. Wij denken dat er echt
andere mogelijkheden zijn om het gebruik van lachgas terug te dringen en de overlast
te bestrijden, in navolging van de regels over tabak en alcohol in het Preventieakkoord
en de voorlichting daarover.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dat was niet een antwoord op mijn vraag: waarom sigaretten wel en lachgas niet? We
zien dat het lachgasgebruik enorm is toegenomen sinds het niet meer onder de Geneesmiddelenwet
valt. Dat bewijst dat het wettelijk aan banden leggen van oneigenlijk gebruik wel
degelijk effectief is. Toen dat het geval was, was het gebruik ook minder.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik denk dat het opnemen van lachgas in de Opiumwet het gebruik van lachgas onnodig
criminaliseert. Het aanpakken van de overlast en het geven van goede voorlichting
over de gevolgen van overmatig gebruik zijn superbelangrijk. Ik denk dat we daar nog
een wereld te winnen hebben. Ik heb ook het CAM-rapport gelezen. Dat heeft ook vraagtekens
bij plaatsing onder de Opiumwet. Dat zou een te complexe maatregel zijn om de doelen
te bereiken. Maar ik juich uw aanvraag van een debat toe, want ik denk dat het onderwerp
zeker een debat verdient.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag verder geen vragen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Edgar
Mulder voor zijn inbreng. Hij doet dat namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik heb het hier al eens eerder verteld: de overheid mag voorlichting
geven, de overheid mag gevaren benoemen, de overheid mag mensen helpen, maar de overheid
mag nooit maar dan ook nooit burgers voorschrijven hoe zij hun leven moeten vormgeven.
Daar gaat de overheid simpelweg niet over.
Voorzitter. Dit standpunt van de PVV is toepasbaar op bijna alle onderdelen van dit
dossier. Daarom ondersteunt de PVV de voorstellen die mensen helpen om gezonder te
leven. Alleen blijven de wat meer dwingende maatregelen reden tot zorg. Sommige snap
ik ook echt niet. Rokers worden letterlijk op straat gezet, maar een bewezen effectieve
manier om van het roken af te komen, door middel van de e-sigaret, wordt bijna onmogelijk
gemaakt. Ik moet toch zeggen dat ik mij blijf verbazen over die fanatieke hetze tegen
de e-sigaret. Ik denk dat het goed zou zijn om dit product eens te beoordelen op basis
van nuchtere feiten in plaats van op basis van aannames en wilde geruchten. We zijn
ook blij met het onderzoek dat komt. Dan kunnen we misschien op basis van feiten de
discussie aangaan.
De heer Van Gerven (SP):
De PVV zit de e-sigaret aan te prijzen als alternatief voor roken. Wat een bizarre
situatie. De e-sigaret is dodelijk; we hebben de voorbeelden in Amerika gezien. Er
is geen enkel bewijs dat de e-sigaret mensen van het roken afhelpt. Ik vraag de heer
Mulder om aan te geven op basis van welke feiten hij de conclusie trekt dat de e-sigaret
zou helpen bij het stoppen met het roken van de gewone sigaret.
De heer Edgar Mulder (PVV):
In één minuut wordt opgesomd wat er allemaal mis is in deze discussie. De e-sigaret
dodelijk? Er is een rapport verschenen in Amerika waarin duidelijk is aangegeven dat
het niet lag aan de e-sigaret, maar dat voornamelijk jongelui allerlei hasjoliën toevoegen
aan de e-sigaret en dat mensen daaraan overleden zijn. Dat heeft dus niks te maken
met de normale producten die daarvoor geleverd worden. Dat is feit één. Is er geen
enkel bewijs dat mensen kunnen stoppen door middel van e-sigaretten? In een aantal
landen zijn onderzoeken gedaan. Daar is een veel groter percentage rokers gestopt
dan wij in Nederland hebben gerealiseerd. In Engeland worden door de overheid winkels
geopend in ziekenhuizen om mensen die niet van het roken af kunnen komen, te helpen
om er met de e-sigaret vanaf te komen. Er zijn dus een heleboel bewijzen dat mensen
kunnen stoppen. Roken is een verslaving en het is moeilijk voor mensen om te stoppen,
maar door middel van de e-sigaret kan je dus wel stoppen. In de interruptie zaten
dus twee onzinbeweringen...
De voorzitter:
Uw antwoord is...
De heer Edgar Mulder (PVV):
... en ik doe nogmaals een oproep om gewoon te gaan discussiëren op basis van feiten
in plaats van een of andere rare aanname.
De voorzitter:
Dank u wel, dank u wel. De heer Van Gerven, afrondend.
De heer Van Gerven (SP):
Het wordt tijd dat de PVV gewoon eens gaat praten met de longartsen in Nederland,
met mevrouw De Kanter en anderen. De e-sigaret bevat nicotine, een verslavende stof.
Je gaat mensen toch geen verslavende stof met hulpstoffen die schadelijk zijn voor
de longen, aanprijzen als alternatief voor het roken? Beide moeten worden teruggedrongen.
We hebben het vandaag over preventie. Ik zou de PVV toch willen vragen zich daar nog
eens beter in te verdiepen en de lobby die ze nu voor de e-sigaret voert, te stoppen.
De voorzitter:
Een heldere vraag.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik pleit juist voor een discussie op basis van de feiten en niet op basis van eenzijdige
informatie. Ja, met de e-sigaret kunnen mensen nicotine tot zich nemen. Dat is juist
een manier waarop je kan stoppen met roken. Het punt is dat je geen tabak verbrandt
en dat andere schadelijke stoffen op die manier niet binnenkomen. Daarmee is de e-sigaret
niet gezond, maar hij is 10, 20, 30 keer beter dan het roken van traditionele tabak.
Daar kan je dus winst halen. Dat we naar een samenleving willen zonder roken, is duidelijk,
maar de e-sigaret is gewoon een hulpmiddel.
De voorzitter:
Dat is duidelijk, denk ik, dus ik vraag u om uw betoog verder voort te zetten.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Soms zijn feiten heel makkelijk. Iets ingewikkelder is het verhaal over kruidenproducten.
Ik heb al meermalen met de Staatssecretaris hierover gesproken. Hoe zit het nu met
de uitbreiding van het rookverbod met voor roken bestemde kruidenproducten? In de
memorie van toelichting wordt verwezen naar het Preventieakkoord. Dan kijk ik op bladzijde
20 bij punt 9 en daar staat: «Met de uitbreiding willen we het roken van de bestaande
en toekomstige damp- en aanverwante producten die gezondheidsschade veroorzaken verbieden.»
Met «aanverwante producten» worden, naast elektronische dampwaar, ook voor roken bestemde
kruidenproducten bedoeld. Maar dan snap ik dus niet dat nu de wetswijziging er komt,
de voor roken bestemde kruidenproducten of, zoals de Staatssecretaris ze nu opeens
noemt, kruidenrookproducten, niet onder de invulling van de definitie van het nieuwe
rookverbod vallen. Dan vraag ik de Staatssecretaris nogmaals om eens duidelijkheid
te geven: waarom wel een e-sigaret verbannen maar een waterpijp toestaan? Waarom de
e-sigaret straks onbetaalbaar maken maar een joint nog steeds toestaan? Dat is toch
raar? Daaraan gekoppeld: als we de rookruimtes in Nederland nu allemaal gaan sluiten,
waarom verbieden we dan niet een coffeeshop en een shishalounge? Dat zijn rookruimtes!
Een shishalounge is een rookruimte. Een coffeeshop is een rookruimte. Die laat u open,
maar een gewone rookruimte ergens in een bedrijf, waar mensen af en toe een sigaret
roken, moet dicht. Op basis van feiten: hoe dan?
Voorzitter. Blurring missen we en dat is heel jammer. Slijters mogen nu wel een proeverij
houden, maar geen bijpassend kaasje verkopen. De lunchroom mag de schilderijen niet
te koop aanbieden. Als je in een bruidszaak een glas champagne schenkt bij het «yes
to the dress»-moment, is dat strafbaar. Maar blurring is de 21ste eeuw en deze wetswijziging
was een kans, temeer daar er in een eerder uitgevoerde pilot geen negatieve effecten
op de openbare orde, de veiligheid en de volksgezondheid werden gemeld. De VVD kwam
ooit met een initiatiefvoorstel over blurring. Maar ja, vroeger was de VVD ook tegen
hogere belastingen en voor automobilisten en ondernemers, dus het kan verkeren.
Dan de berichten van vorige week, de actualiteit: lachgas. Daar kan je natuurlijk
grapjes over maken als «lachwekkend» en zo, alhoewel het dat ook wel een beetje is.
Al die partijen die voor het verbod van gewoon gas in Nederland zijn, zijn dan niet
voor het verbod op lachgas. Dat is dan wel weer opvallend. Wij zijn benieuwd naar
de uitwerking van de Staatssecretaris. Hopelijk komt er een verbod op de verkoop aan
jongeren, een verbod op gebruik in het verkeer en een verbod op de verkoop in de horeca.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Gerven. Ik merk even op dat de heer
Van Gerven heeft aangegeven dat hij wellicht eerder weg moet vanwege plenaire activiteiten.
Dat zien we vanzelf. Ik geef hem het woord namens de fractie van de SP.
De heer Van Gerven (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit even aan op het betoog van de PVV, dat een beetje
warrig was. In zijn inleiding zei de heer Mulder dat hij niet voor verboden is, terwijl
het einde van zijn betoog weer vol verboden zat. Maar goed, dat even terzijde.
Laten we nog even stilstaan bij de e-sigaret.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter...
De voorzitter:
Ik geef u de gelegenheid tot het stellen van een vraag.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Nou nee, niet voor het stellen van een vraag. Er wordt gesteld dat het onduidelijk
is, dus ik denk dat als ik mijn bijdrage nog een keer...
De voorzitter:
Nee, nee, nee, dat gaan we niet doen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Niet?
De voorzitter:
U kunt de heer Van Gerven een vraag stellen. Als u dat niet wilt, dan gaat de heer
Van Gerven verder met zijn betoog.
De heer Van Gerven (SP):
Goed, voorzitter, we gaan verder. Dit is wel een dynamisch debat, dus dat is mooi.
Wat de e-sigaret betreft vraag ik de Staatssecretaris om ook te reflecteren op het
interruptiedebatje dat ik had met de PVV. Zou het een idee zijn om de nicotine uit
de e-sigaret te halen? Het probleem van het gebruik van de e-sigaret is de verslavende
werking. De nicotine is daarvan de hoofdoorzaak. Is dat een begaanbare weg? Wat kan
de Staatssecretaris verder doen om het gebruik van de e-sigaret te minimaliseren en
net zo hard aan te pakken als de gewone sigaret?
Dan de discussie hoe je preventie nou het beste aanpakt. We zien dat de maatregelen
die worden genomen, heel vaak inzoomen op gedragsverandering. Maar de vraag is natuurlijk
wat het meest effectief is om de verschillen in de sociaaleconomische gezondheid terug
te dringen, bijvoorbeeld dat de jeugd van het vmbo en het mbo meer rookt dan de jeugd
op het hbo, en de kansen op een gezonde toekomst voor iedereen gelijk te maken. Zijn
maatregelen dan niet effectiever dan het geheven vingertje? Het tabaksverbruik is
ook teruggedrongen door gewoon maatregelen te nemen, zoals dat er op plekken niet
meer gerookt mag worden, dus gewoon door harde maatregelen. Ook zijn bepaalde hulpstoffen
in de sigaret verboden.
Ik kijk dan ook even naar een ander element: het feit dat kinderen niet naar de tandarts
gaan. Gemeentes hebben daar een taak. Is het een idee om met gemeentes af te spreken
dat kinderen wel naar de tandarts gaan? Moet er niet harder beleid worden afgesproken
over de taak die gemeentes hebben, maar niet uitvoeren? Wellicht is daar ook een financiële
prikkel voor nodig. Het gaat dan om artikel 5 van de Wet publieke gezondheidszorg
en artikel 6.1 van het Besluit publieke gezondheid. Ik hoor de Staatssecretaris hier
graag over.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Vroeger, toen ik jong was, in de vorige eeuw, hadden we de schooltandarts. Nu is het
vaak problematisch omdat ouders niet meer naar de tandarts gaan en de kinderen dus
ook niet. Is meneer Van Gerven het met me eens dat het misschien een idee is om de
schooltandarts weer terug te laten komen?
De heer Van Gerven (SP):
Zeker. Dat voorstel heeft de SP al vaker gedaan, dus we zijn het eens met 50PLUS.
De schooltandarts is een mogelijkheid. Dat kan; dat zit in het pakket. Dat zijn afspraken
die met verzekeraars gemaakt moeten worden. We hebben ook de GGD en de consultatiebureaus.
Je ziet dat mondzorg daar echt een ondergeschoven kind is. Wij zijn er dus voorstander
van dat het kabinet initiatieven ontplooit om met gemeentes afspraken te maken dat
elk kind voor controle naar de tandarts gaat, want een goed gebit is goud waard. Het
is ook aangetoond dat een goed gebit beter is voor het welzijn en de gezondheid van
kinderen.
De voorzitter:
Mevrouw Sazias, afrondend.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Maar bij de GGD en de consultatiebureaus komen grotere kinderen niet meer, terwijl
ze op school allemaal samen zijn. Mij lijkt het dus toch niet zo'n gek idee om dat
op school te concentreren. Denkt u ook niet dat dat handiger is?
De heer Van Gerven (SP):
Controles beginnen eigenlijk al zodra de eerste tand zichtbaar is bij het kind. Dan
begint de preventie al, maar zeker vanaf het tweede jaar. Dan zitten ze nog niet op
school, terwijl het in die periode al ontzettend belangrijk is dat kinderen standaard
elk halfjaar ter controle naar de tandarts gaan, ook om te voorkomen dat er later
geboord moet worden en er allerlei drempels ontstaan waardoor kinderen niet naar de
tandarts gaan.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Dan het gebruik van reclame door de industrie, de winkels enzovoorts.
Ik heb het dan over alcoholreclame. Is de Staatssecretaris het met de SP eens dat
een verbod op alcoholreclame een effectief middel is om het overmatig gebruik van
alcohol terug te dringen? Mijn vraag is specifiek of het een effectief middel is,
want ik weet dat hij niet gaat toezeggen om het in te voeren omdat hij in een coalitie
zit of wat dan ook. Mijn concrete vraag is: werkt het? En als het werkt, hoe kunnen
we er dan toe komen?
Actueel is het verhaal rond de suikertaks of het heffen van taksen. De SP is daar
niet zo'n voorstander van, want dan straf je eigenlijk de gebruiker. Zou het niet
veel beter zijn om de producent aan te pakken? Waarom maken we niet gewoon harde afspraken
over de suiker-, zout- en vetgehaltes van producten? We spreken ook af dat er geen
gifstoffen in mogen zitten enzovoorts. Is dat niet een veel betere weg dan het straffen
van de gebruiker door onnodig allemaal accijnzen te verhogen en in te voeren?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Hermans. Mevrouw Hermans spreekt namens
de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
Mevrouw Hermans (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vroeger hing bij ons in de klas een poster van de Schijf van
Vijf. Toen ik daar gisteren even over na zat te denken, bedacht ik me dat het eigenlijk
een schijf van vier was, want ik herinner het me als een soort klavertjevier. School
was voor mij in de jaren tachtig, dus ook in de vorige eeuw, mevrouw Sazias. Wat we
precies deden met die schijf van vier, vijf of wat was het ook alweer, weet ik eigenlijk
niet meer. Maar ik herinner me in elk geval nog dat die poster daar hing. Ik moet
eerlijk bekennen dat ik ook vandaag nog niet elke dag strikt binnen de kaders van
de Schijf van Vijf – dat is het inmiddels – leef, eet en drink. Maar volgens mij hoeft
dat ook niet. Daarom wilde ik dit voorbeeld gebruiken. Het feit dat ik die poster
nog voor me zie, dat ik hem nog zie hangen, betekent volgens mij dat we ons bewust
zijn van de keuzes die we maken, in ieder geval dat ik me daarvan bewust ben. Wat
de VVD-fractie betreft zou de focus precies moeten liggen op het stimuleren van gezond
gedrag en het je bewust zijn van de keuzes die je maakt. Het gaat heel veel over verbieden
en dingen die niet mogen, maar hoe stimuleren we nou dat gezonde gedrag en hoe helpen
we bij het maken van die gezonde keuzes?
De gecombineerde leefstijlinterventie, de GLI – die is al een paar keer voorbijgekomen
– is daar wat de VVD betreft echt een mooi voorbeeld van. Er is in het afgelopen jaar
zo ongeveer 1.500 keer gebruik van gemaakt. De vraag is: hoe krijgen we dat aantal
nou omhoog? Zijn het er «maar» 1.500 of eigenlijk «al» 1.500? En hoe kijkt de Staatssecretaris
daarnaar? Als je kijkt waar die interventies vooral ingezet worden, dan zie je dat
dat in het noorden van het land nauwelijks gebeurt. Hoe komt dat, en hoe kunnen we
ervoor zorgen dat die interventies ook daar worden aangeboden? En is er ook meer te
halen uit het doorverwijzen? Ik dacht dat mevrouw Diertens daar ook al naar vroeg.
Zit het feit dat deze interventies bestaan bijvoorbeeld ingebakken in de scholing,
maar vooral ook de nascholing van huisartsen, diëtisten en allerlei andere professionals
die kunnen doorverwijzen naar deze interventies?
Voorzitter. Begin deze maand stond in de NRC een interessant artikel over leefstijl.
Daarin stond hoe leefstijl kan bijdragen aan gezond blijven, maar ook aan de kans
om beter te worden of beter om te gaan met een chronische ziekte. Er is al een aantal
onderzoeken dat laat zien dat leefstijlveranderingen echt effect hebben als je ziek
bent. Maar er is wel meer onderzoek nodig. Ik geloof dat de ChristenUnie en GroenLinks
bij de begroting van vorig jaar een amendement hebben ingediend voor meer geld voor
leefstijlgeneeskunde. De Staatssecretaris heeft net aangekondigd meer geld beschikbaar
te hebben voor de onderzoeken rondom de GLI's. Mijn vraag is eigenlijk: hoe brengen
we nou samenhang aan in al die onderzoeken en voorkomen we dat we allerlei individuele
pilots aan het onderzoeken zijn, maar aan het einde van de rit eigenlijk geen samenhangende
informatie hebben om echt een stap voorwaarts te kunnen zetten?
Voorzitter.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Dat betoog over leefstijlgeneeskunde spreekt mij heel erg aan, maar mijn vraag is
of u in datzelfde artikel hebt gelezen dat verpleegkundigen, die dit vroeger in hun
curriculum hadden, nu eigenlijk geen tijd meer hebben om patiënten voor te lichten
over en mee te nemen in de gedragsveranderingen die mogelijk zijn nadat en zelfs voordat
ze geopereerd worden of een behandeling ondergaan. Ik weet niet in hoeverre u dat
ook wilt meenemen in dat onderzoek.
Mevrouw Hermans (VVD):
Nee, mijn vraag was er niet specifiek op gericht dat dat in het onderzoek zou worden
meegenomen. Dat onderzoek moet wat mij betreft meer gaan over de effectiviteit van
interventies die gericht zijn op veranderingen in leefstijl. Maar ik ben het wel met
u eens dat als uit onderzoek blijkt dat die effectiviteit er is en dat het werkt,
verpleegkundigen en al die professionals in de zorg – en het liefst natuurlijk ook
al daarvoor, want uiteindelijk is voorkomen beter dan genezen – ook de tijd moeten
hebben om dat gesprek te voeren. Dat deel ik absoluut met mevrouw Diertens.
Dan sport en preventie. Ik denk dat de verbinding tussen sport en preventie voor ons
allemaal evident is, maar omdat het zo evident is, vraag ik me wel af of daar nu de
dingen gebeuren die moeten gebeuren. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is eigenlijk
wat hij samen met de Minister van Sport nu allemaal doet, hoe zij hun gezamenlijke
voorbeeldfunctie inzetten, om die verbinding ook echt tot stand te brengen.
Tot slot nog een vraag over de nota gezondheidsbeleid. Als ik het goed heb, zegt artikel
13 van de Wet publieke gezondheid dat er één keer in de vier jaar zo'n nota moet komen.
Wat is hier precies de bedoeling van? En hoe verhoudt die nota zich tot het Preventieakkoord,
alle lokale akkoorden en eigenlijk alle plannen die er al liggen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ja, over lachgas. Dat is niet genoemd door de VVD, maar ik wil er toch een vraag over
stellen. Ik zag hier zonet even een debat tussen CDA en D66, en ik ben eigenlijk nieuwsgierig
hoe de VVD op dit moment kijkt naar het voornemen van het kabinet.
Mevrouw Hermans (VVD):
De VVD is daar kritisch over. Dat begint ermee dat de route die het kabinet afgelopen
maandag presenteerde, namelijk lachgas op lijst 2 van de Opiumwet zetten, echt grote
gevolgen heeft voor allerlei ondernemers die lachgas gewoon gebruiken in hun dagelijkse
werk. Denk aan een banketbakker of een garagehouder. De Staatssecretaris schrijft
dat hij deze groepen gaat uitzonderen, maar dat lijkt mij nog niet zo eenvoudig. We
moeten hier niet één probleem denken op te lossen en vervolgens aan de andere kant
een heleboel nieuwe problemen organiseren. Vervolgens moeten we ons ook echt de vraag
stellen of iets wat al niet mag in het verkeer... Ik gebruik nu even het verkeer als
voorbeeld. Het gebruik van lachgas aldaar is echt een groot probleem. Daar ben ik
het direct mee eens. Maar je mag het al niet gebruiken achter het stuur, en toch zien
we dat heel veel jongeren dat doen, omdat ze het wel stoer en spannend vinden en denken:
dat moet toch kunnen, een of meerdere van die ballonnetjes? Nee, dat kan dus niet,
en het mag ook al niet. Gaat het bij die jongeren tot ander gedrag leiden als we nog
een keer in een wet opschrijven dat het niet mag? Daar heb ik echt grote twijfels
over.
De heer Renkema (GroenLinks):
Dus heel concreet: een voorstel om lachgas in de Opiumwet op te nemen krijgt geen
steun van de VVD op dit moment?
Mevrouw Hermans (VVD):
De VVD heeft heel veel vragen naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris.
Dat is ook de reden dat ik over die brief een schriftelijk overleg zal aanvragen,
maar met die procedure zal ik u in dit debat niet vermoeien. Maar op dit moment is
voor ons onvoldoende duidelijk wat dit betekent voor al die ondernemers – ik noemde
ze al – die dit gewoon nodig hebben in hun dagelijks werk.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik hoor de discrepantie tussen wat de Staatssecretaris voorstelt en wat de VVD wil.
U kent de PVV allemaal als een partij van bruggenbouwers, dus laat mij een poging
wagen in dezen. Is het voor de VVD wel acceptabel om bijvoorbeeld op korte termijn
een verbod op de verkoop van lachgas in de horeca in te voeren, net zoals we bijvoorbeeld
roken hebben verboden?
Mevrouw Hermans (VVD):
Wat voor de VVD belangrijk is, is dat we wat doen aan het probleem rondom lachgas,
dat wij ook zien en erkennen. Gelukkig gebeurt er lokaal ook al van alles en nog wat.
Als er vragen, oproepen of suggesties voor ons zijn om dat lokaal eenvoudiger te maken,
bel of mail me dan alsjeblieft; dan gaan we daarmee aan de slag. Maar nu even snel
en stoer roepen «we gaan het hier verbieden, we gaan het daar verbieden en we gaan
het op die lijst zetten» zonder echt inzicht te hebben in de consequenties voor al
die banketbakkers en garagehouders die dat lachgas hartstikke hard nodig hebben in
hun dagelijks werk, daar is de VVD geen voorstander van.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat betekent dus dat de VVD wel wil verbieden dat onze kinderen in een bar of in een
kroeg een sigaret roken, maar dat ze in diezelfde kroeg gewoon bij de barman een ballonnetje
kunnen bestellen voor € 3 of € 4 en dat gebruiken. Dat vind ik vreemd.
Mevrouw Hermans (VVD):
Zonder alles te herhalen wat ik net gezegd heb: ik vind het ook heel goed dat er lokaal
al allerlei acties worden ondernomen om het gebruik van lachgas tegen te gaan, bijvoorbeeld
via de algemene plaatselijke verordeningen en via evenementenvergunningen. Als daar
meer mogelijkheden voor zijn of als wij kunnen helpen om die mogelijkheden te verruimen,
dan doe ik dat graag. Maar het voorstel dat het kabinet maandag heeft gedaan om opium...
Ik ging zeggen «om opium op lijst 2 te zetten». Sorry. Het voorstel om lachgas op
lijst 2 van de Opiumwet te zetten heeft echt heftige consequenties voor een heleboel
andere organisaties. Die moeten we in beeld hebben en daar moeten we oog voor hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Renkema. Hij spreekt namens de fractie
van GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil even opmerken dat mijn bijdrage vandaag ook namens
collega Ploumen van de PvdA is. Wanneer we als Kamer spreken over preventie, praten
we wat ons betreft vooral ook over een verschillend perspectief op wat vrijheid eigenlijk
is. Is er immers nog sprake van keuzevrijheid als je verslaafd bent? Hoe beïnvloedt
iemands keuzevrijheid vandaag zijn of haar perspectief op keuzevrijheid morgen? Wat
kan de overheid doen om positieve keuzes te laten maken?
Het valt moeilijk te verdedigen dat een gezonde leefstijl gewoon een kwestie van kiezen
is. We kunnen denk ik niet ontkennen dat kennis, tijd en geld nodig zijn om gezonde
keuzes te kunnen maken. De Britse filosoof John Locke zei ooit: als er geen wet is,
is er ook geen vrijheid. Wij hebben ondersteuning nodig om echt vrije keuzes te kunnen
maken, een kader dat ons in staat stelt om in het doolhof van keuzes te kunnen navigeren,
zodat mensen geen speelbal worden van machtige industrieën zoals de tabaksindustrie
en de suikerindustrie. De vraag is dus eigenlijk hoe we de beïnvloedingsmacht van
producenten en verkopers kunnen doorbreken en de consument weerbaarder kunnen maken
in een manipulerende omgeving.
Er ligt nu een wat ons betreft weinig ambitieus Preventieakkoord. Fijn dat iedereen
meedeed, maar we weten nu al, dankzij het RIVM, dat de beleidsdoelen niet zullen worden
gehaald. Mijn eerste vraag is dan ook: komt bij de monitor, die we in mei 2020 van
de Staatssecretaris krijgen, meteen ook een aanscherping van het beleid?
We hebben naar aanleiding van het Preventieakkoord ook een brief gekregen over schoollunches.
GroenLinks is teleurgesteld over het gebrek aan ambitie in die brief. Zouden we niet
veel meer ambitie moeten hebben als het gaat om een gezonde lunch voor alle leerlingen
in Nederland? Hoe ziet de Staatssecretaris het advies om ook op dit punt landelijk
langjarige ambities te formuleren?
In een eerder debat heb ik aangegeven dat jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen wat
mij betreft veel breder ingezet zouden kunnen worden om de gezondheid van jongeren
te verbeteren. De Staatssecretaris gaf toen aan dat hun rol is vastgelegd in de Wet
publieke gezondheid, maar ik zou heel graag concrete doelstellingen voor hen willen
hebben, zoals bijvoorbeeld de invoering van een spreekuur op vo-scholen. Is de Staatssecretaris
het met mij eens dat scholieren baat hebben bij een toegankelijke plek waar ze drempelloos
terechtkunnen met vragen over bijvoorbeeld seksuele gezondheid, soa's, vaccinaties,
alcohol, drugs en jawel, ook over lachgas? Als hij dat met mij eens is, hoe wil de
Staatssecretaris dat dan vormgeven?
Voorzitter. Goede voorlichting blijft van cruciaal belang om gezonde keuzes te kunnen
maken. Wij zijn blij met het besluit over het voedselkeuzelogo. Wel maak ik me zorgen
over het tempo van invoering. Wat vindt de Staatssecretaris van de toch wat zuinige
reactie van de levensmiddelenindustrie?
Maar voorlichting is niet genoeg. Dit kabinet doet erg weinig om ongezonde keuzes
duurder te maken en doet vrijwel niets om gezonde keuzes goedkoper te maken. In september
heb ik met collega Ploumen een motie ingediend met het verzoek om verschillende varianten
van een suikertaks te onderzoeken en de ervaringen elders te inventariseren. Dat wilde
de Staatssecretaris niet. Ik vraag hem opnieuw waarom niet. Kan hij mij een goede
reden geven waarom zelfs onderzoek naar modellen van een suikertaks een slecht idee
is? In dit verband krijg ik graag een reactie op de brief van drie wethouders van
drie grote steden, gisteren in de NRC, maar ook op het gegeven dat die suikertaks
een bewezen effectief instrument is. Ik verwijs daarbij naar de ervaringen in het
Verenigd Koninkrijk.
Voorzitter. Afsluitend wil ik het graag hebben over de sjoemelsigaret. Hier heb ik
twee vragen over voor de Staatssecretaris. Wat is zijn ambitie als het gaat om de
invoering van die Canadese meetmethode? Welk tijdpad ziet hij voor zich bij de invoering
van deze meetmethode in ons land?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Dik-Faber heeft een vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb in het betoog van de heer Renkema niet veel gehoord over zijn standpunt over
lachgas. Ik ben heel erg benieuwd waar de GroenLinksfractie staat. Klopt het inderdaad
dat zij zich keren tegen een verbod op lachgas, zoals ik las in de media? Hoe moet
ik dat rijmen? Dan sta je niet aan de kant van gemeenteraden en van de politie. We
trekken vaak samen op als het gaat om milieu en klimaat. Waarom zou dat niet de reden
zijn om hier sterk tegen op te treden?
De heer Renkema (GroenLinks):
Wij maken ons ook zorgen over het gebruik van lachgas. Ik heb ook de ervaringen van
gemeenten gelezen en van de politie. Overigens zijn er nogal wat steden die daar nu
met een APV maatregelen tegen nemen. Het is heel verstandig dat dat gebeurt. Tegelijkertijd
kun je om ongewenst gedrag te bestrijden, kiezen uit allerlei routes en instrumenten.
Wij geloven op dit moment veel meer in het instrument van voorlichting aan jongeren
– ik heb daar zonet ook een voorstel voor gedaan richting de Staatssecretaris – waarbij
duidelijk wordt gemaakt wat de risico's zijn en wat het betekent om dat te gebruiken.
Ik ben me er namelijk bewust van dat jongeren eigenlijk altijd experimenteren. Nu
is het lachgas en misschien is het volgend jaar iets anders. Dan vind ik het instrument
om het op lijst 2 van de Opiumwet te plaatsen te zwaar. Daar komt nog bij – D66 heeft
dat hier net ook benoemd – dat lachgas daarmee niet uit onze samenleving verdwijnt.
Sterker nog, het kan erg interessant zijn om dan een handeltje te beginnen in lachgas,
want ook als het verboden is, is het voor jongeren nog steeds heel erg aantrekkelijk.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben niet overtuigd door het betoog van GroenLinks. We zijn samen op zoek om onze
jongeren te beschermen en ze te helpen met gezond opgroeien. Dat doen we op allerlei
terreinen, zoals bij gezonde voeding en suiker – ik hoorde net iets over een suikertaks
– en bij sporten en bewegen. En bij deze maatregel, die ook zo belastend is voor het
milieu en ons klimaat, zegt GroenLinks: ik ben even niet thuis, ik ga even achteroverleunen,
goede voorlichting is voldoende. Terwijl we zien dat goede voorlichting niet voldoende
is. Natuurlijk moeten we dat doen, maar we bereiken daarmee onze doelen niet. Ik zie
dus heel graag grotere stappen bij GroenLinks.
De heer Renkema (GroenLinks):
In het Preventieakkoord is gekozen voor drie onderwerpen om afspraken over te maken.
Dat waren overgewicht, alcohol en roken. Ik heb de afgelopen maanden gemerkt dat de
discussie heel sterk gaat over drugs. We hebben daar ook al een aantal debatten over
gehad, zowel plenair alsook in commissieverband bij een ander debat met de Staatssecretaris,
over drugsbeleid. Ik denk dat onze standpunten daarin verschillen. Wij delen de zorg
– dat meen ik oprecht – maar de route waarlangs je uiteindelijk komt tot verandering
ligt voor ons sterker aan de kant van preventie. Dat bedoel ik breed, in de zin van
volksgezondheid, en dat is iets anders dan preventie vanuit wetgeving en handhaving,
want dat is eigenlijk een bijna criminologische invulling van dat begrip. Daar kijken
wij dus anders naar.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Sazias. Zij spreekt namens de fractie
van 50PLUS. Gaat uw gang.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Klopt. Dank u wel, voorzitter. Is er nog wel sprake van keuzevrijheid als je verslaafd
bent? Dat waren de woorden van de heer Renkema zojuist. Bij het debat over het Preventieakkoord
heb ik een motie ingediend over de afkickmogelijkheid voor verstokte rokers. Want
wij zijn helemaal voor de rookvrije generatie, maar we vinden niet dat we de oudere
rokers die het gewoon niet lukt om te stoppen, uit onze handen moeten laten vallen.
De Minister zou met een brief komen. Ik ben heel erg benieuwd wanneer we die kunnen
verwachten.
De Patiëntenfederatie krijgt signalen dat mensen die om leefstijlondersteuning vragen
bij hun huisarts, die vervolgens niet krijgen. Hebben de zorgverzekeraars wel voldoende
leefstijlondersteuning gecontracteerd? Worden patiënten wel actief gewezen op de mogelijkheden
rondom die ondersteuning en worden ze dan ook doorverwezen naar een aanbieder?
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat in 2018 gemiddeld dertien mensen per dag zijn
overleden na een val. Driekwart van hen zijn ouderen. Het aantal blijft stijgen en
is niet alleen door de vergrijzing te verklaren. Ik heb hier al schriftelijke vragen
over ingediend. In het voorjaar zal de Staatssecretaris ons informeren over wat nodig
is om valpreventie landelijk beschikbaar te maken. Wat 50PLUS betreft moeten er zo
snel mogelijk maatregelen worden genomen. Is de Staatssecretaris met het oog op de
schrikbarende cijfers bereid om dat proces te versnellen? We horen graag wat de Staatssecretaris
nú gaat doen.
Vorige week heb ik even gegoogeld. Het valt me op dat cursussen op dat gebied heel
moeilijk te vinden zijn. Dat geldt trouwens ook voor het beweegaanbod voor ouderen.
We krijgen signalen van professionals, zoals huisartsen, dat ze vaak niet weten welk
beweegaanbod er voor ouderen is binnen hun gemeente. De vraag is of de Staatssecretaris
bereid is om in gesprek te gaan met gemeenten en hen aan te sporen cursussen beter
vindbaar te maken. Bewegen is zo ontzettend belangrijk. Voor elk element waar we het
hier over hebben, doet bewegen goed. Het verkleint de kans op aandoeningen zoals dementie,
hart- en vaatziekten en diabetes.
Voorzitter. Uit een recent onderzoek van de V&VN blijkt dat 96% van de verpleegkundigen
en verzorgenden onder andere lichaamsbeweging en valpreventie het belangrijkste vindt
als het gaat om preventieve zorg. Alleen komen ze daar niet aan toe. Ze hebben er
geen tijd voor, door de grote werkdruk en te weinig collega's. Nu blijkt ook nog dat
zorgverzekeraars dat vaak ook niet vergoeden, omdat het effect van preventie vaak
heel moeilijk meetbaar is. De wijkverpleegkundigen stapelen dus vaak een serie medische
behandelingen op elkaar, maar juist voor het aangaan van het gesprek en het praten
over preventie – wijkverpleegkundigen vinden vooral lichaamsbeweging, infectiepreventie,
hygiëne en preventie van doorligwonden belangrijk – hebben ze gewoon geen tijd. Ik
weet dat wijkverpleegkunde niet in de portefeuille zit van deze Minister, maar ik
doe toch een dringend beroep om samen met zijn collega te zorgen dat er meer ruimte
komt voor preventie door wijkverpleegkundigen.
De Staatssecretaris heeft aangegeven dat Nederland gaat werken met de Nutri-Score.
We zijn blij dat deze wordt gelijkgesteld aan de Schijf van Vijf. Fabrikanten zijn
nu nog enthousiast, maar we kunnen ons voorstellen dat het enthousiasme wat minder
wordt zodra zij een slechter vinkje krijgen op hun product en ze sneller een ongezonde
score dreigen te krijgen. De Nutri-Score is nog niet verplicht. Waarom verplichten
we die niet? De reden waarom het in Frankrijk niet goed werkt, is juist omdat niet
alle producten die Nutri-Score dragen.
Voorzitter, heel kort nog over de mondzorg. Meneer Van Gerven had het er al over.
Wij vragen vaak om mondzorg voor ouderen. Dat is heel belangrijk. Ik ben ook benieuwd
wat de Staatssecretaris vindt van de schooltandarts.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber. Mevrouw Dik-Faber spreekt
namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik spreek vandaag ook namens de fractie van de SGP. Drie maanden
geleden hadden we het debat over het Nationaal Preventieakkoord. Wat is er sindsdien
veel gebeurd, binnen maar ook buiten de kaders van het Preventieakkoord! Ik ben heel
blij met de vergroting van de inzet op onderzoek naar leefstijlgeneeskunde. Dankzij
een amendement van collega Ellemeet en mij is hiervoor geld beschikbaar gekomen. Ik
ben heel blij dat het budget nu stijgt naar 5 miljoen euro. Er zijn veel hoopgevende
wetenschappelijke indicaties dat leefstijlgeneeskunde veel medisch potentieel heeft
voor onder meer hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en dementie. Is het kabinet
bereid om naast onderzoek ook te investeren in het Nederlands Innovatiecentrum voor
Leefstijlgeneeskunde, zodat kennis wordt verspreid en we leefstijlgeneeskunde in Nederland
beter neer kunnen zetten?
Sinds dit jaar is de gecombineerde leefstijlinterventie, de GLI, in het basispakket
opgenomen. Anderen zeiden ook al dat het aantal mensen dat deelneemt aan een GLI nog
wat tegenvalt: nog geen 1.400. De Patiëntenfederatie geeft aan dat mensen nog vaak
bot vangen. Daarom is mijn vraag aan de Staatssecretaris: hoe staat het met de contractering
van de GLI door de zorgverzekeraars? Wordt er voldoende aanbod ingekocht om aan de
vraag te kunnen voldoen? Er is sowieso nog veel winst te halen op het gebied van preventie.
Nu wordt slechts een klein deel van het zorgbudget aan preventie besteed. Is de Staatssecretaris
bereid om naast leefstijlgeneeskunde meer ruimte te creëren voor onderzoek naar effectieve
preventieve interventies, zodat deze net als de GLI eventueel in het basispakket kunnen
worden opgenomen?
Voorzitter. De aan lachgas verslaafde Ayoub uit Utrecht raakte verlamd. Gisteren deed
zijn zus haar verhaal in de media. Het is een van de vele verhalen over de gevolgen
van lachgas. Lachgas is geen onschuldig ballonnetje. De gezondheidsrisico's zijn groot.
Het vervuilt het milieu en het vormt een gevaar in het verkeer. Meer en meer slaan
drugscriminelen er een slaatje uit. Politie en steeds meer gemeenten roepen op tot
een verbod. Ik prijs de Staatssecretaris voor de voortvarendheid waarmee hij, na een
zorgvuldige risicobeoordeling, bezit, handel en verkoop van lachgas voor recreatief
gebruik wil verbieden.
Voorzitter. Ik ben ook blij met de stappen die de Staatssecretaris zet richting een
rookvrije generatie. Wel heb ik nog zorgen over de e-sigaret. Het Trimbos-instituut
kijkt momenteel naar de wetenschappelijke stand van zaken over de effecten van de
e-sigaret, en zal daarbij ook kijken naar de effecten van smaakjes op de aantrekkelijkheid
ervan. Wil de Staatssecretaris daarnaast ook op een rij zetten welke mogelijkheden
er zijn om het risico te verminderen dat jongeren beginnen met de e-sigaret? Ik denk
bijvoorbeeld aan een juridische verkenning, inclusief een internationale vergelijking
van de maatregelen die wel en niet werken.
Dan over alcohol. Ik ben geschrokken van de berichten over de hectoliterbonussen die
studentenverenigingen krijgen van brouwers. Dit strookt absoluut niet met de afspraken
die zijn gemaakt met studentenverenigingen in het kader van het Preventieakkoord.
Is de Staatssecretaris bereid om in gesprek te gaan met de brouwers en de studentenverenigingen
om hier een oplossing voor te bedenken? Welke rol is er voor gemeenten om op te treden
bij overlast als gevolg van overmatig alcoholgebruik bij studentenverenigingen?
Het voedselkeuzelogo is ook al bij anderen aan bod geweest. Het is goed dat er nu
duidelijkheid over is, maar het voldoet nog niet aan de eisen die de Staatssecretaris
zelf heeft gesteld. Daar zit mijn zorg, want hoe kunnen we ervoor zorgen dat de Nutri-Score
aansluit bij onze Nederlandse Schijf van Vijf, als we tegelijkertijd gaan samenwerken
met vijf andere landen, die ook hun wensen inbrengen? Kan de Staatssecretaris garanderen
dat we niet in zee gaan met de Nutri-Score zolang het logo niet in lijn is met de
Schijf van Vijf?
Voorzitter. Tot slot wil ik aandacht vragen voor de grote hoeveelheden suikers die
onze kinderen binnenkrijgen. Naast Earth Overshoot Day is er nu ook de Suikermaxdag.
Sommige kinderen bereiken hun persoonlijke suikertaks al in juli. Wethouders van drie
grote steden geven aan dat ze de strijd tegen overgewicht aan het verliezen zijn.
Ze pleiten voor een financiële suikertaks. Een stap die we ook kunnen zetten, is een
100%-verbod op kortingsacties op suikerrijke dranken, zoals deze week is bepleit in een
petitie. Ik hoop echt dat de supermarkten hier hun verantwoordelijkheid willen nemen.
Alleen inzetten op de consumptiegroei van Schijf-van-Vijfproducten vindt mijn fractie
echt veel te mager.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Hermans. Gaat uw gang.
Mevrouw Hermans (VVD):
Mevrouw Dik-Faber begon haar betoog met leefstijlgeneeskunde en de GLI's. Ik deel
het belang daarvan. Als ik het goed begrepen heb, vroeg zij de Staatssecretaris of
hij bereid is om te investeren in het Nederlands Innovatiecentrum voor Leefstijlgeneeskunde,
en extra te investeren in onderzoek. Nu begrijp ik op zich het verzoek, maar mijn
vraag is: wat gaan we dan minder doen of waar moet dat geld vandaan komen? Ik keek
net even de brief door over het Preventieakkoord. Waar ziet mevrouw Dik-Faber mogelijkheden
om te schuiven met middelen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat mijn oproep gezien moet worden in het bredere kader. Daar gaat het kabinet
nu mee aan de slag; volgens mij gaan de drie bewindspersonen kijken naar de toekomst
van onze gezondheidszorg. Ik denk dat het goed is om preventie daar sterker in te
verankeren dan nu het geval is, omdat we zien dat de zorgkosten onbetaalbaar dreigen
te worden. Die zijn nu ruim 80 miljard. Als we niks doen, gaan we richting 100 miljard.
Mijn fractie zou heel graag willen dat preventie daarin een grote plek krijgt, om
te voorkomen dat mensen ziek worden en om uiteindelijk de zorgkosten te beteugelen.
Ik heb mevrouw Hermans zostraks horen zeggen dat er veel gebeurt op het gebied van
preventie. Dat ondersteun ik, maar volgens mij blijven we achter met het structureel
inbedden van alle goede resultaten in ons zorgstelsel. Ik ben aan het zoeken – dat
doe ik heel graag samen met anderen en met de bewindspersonen – hoe we preventie en
alle goede resultaten die er nu al zijn, beter kunnen verankeren in het zorgveld.
Mevrouw Hermans (VVD):
Ik denk dat mevrouw Dik-Faber nu verwijst naar de contourennota die het kabinet heeft
aangekondigd. Ik ben het direct met haar eens dat het onderwerp preventie daarin een
plek moet krijgen. Maar ik hoorde haar inbreng net zo: gaat de Staatssecretaris ook
extra geld investeren in dat centrum en in extra onderzoek? Vandaar mijn vraag. Als
zij dat inderdaad bedoelde, waar moet dat dan vandaan komen uit het geld dat nu beschikbaar
is voor preventie en het Preventieakkoord?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb hier niet een amendement in mijn achterzak zitten. Voor mij staat als een paal
boven water dat preventie een onderdeel kan zijn van het beteugelen van onze zorgkosten.
Wellicht zal het nodig zijn – maar dat gesprek moeten we nog met elkaar voeren – om
te kijken of we meer kunnen investeren in preventie, omdat dat uiteindelijk loont.
Op het moment dat je investeert in preventie, zal er ook ruimte komen binnen zorgbudgetten
om daarin te investeren. Dus: minder cure, meer preventie.
Voorzitter, ik wil het daarbij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Kooten-Arissen voor haar
inbreng. Gaat uw gang. U spreekt namens uzelf.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (vKA):
Voorzitter, dank u wel. Excuses dat ik iets later was; ik moest van een VAO hiernaartoe
rennen. Gelukkig was ik nog net op tijd.
Voorzitter. Ik wil graag aansluiten bij de vragen die al zijn gesteld over de Nutri-Score,
roken, alcohol en lachgas.
Geluiden uit het zorgwerkveld maken duidelijk dat preventie voorlopig helaas nog een
taak is die er vaak bij wordt gedaan. Huisartsen hebben weinig tijd en moeten moeilijke
keuzes maken. Hiervan zijn juist preventie-inzetten de dupe, en dat terwijl die op
lange termijn meer mensen gezond kunnen houden en zelfs kostenbesparend werken. De
GGD geeft zelf aan graag te willen worden betrokken bij de preventiestrategie om zo
huisartsen te ontlasten. Ziet de Staatssecretaris hier een kans? Grijpt hij deze kans
aan?
Voorzitter. Tot nu toe hebben de preventiegesprekken die worden gevoerd, nog niet
tot een grootschalig ander aanbod geleid. Hoelang duurt het voordat er iets wordt
gezegd over dit onderwerp in de praktijk?
Een ander probleem is dat patiënten die zelf al inzien dat leefstijlondersteuning
heel erg belangrijk is en dat willen krijgen, zelf op zoek moeten naar die ondersteuning.
Ligt in de verwijzing voor leefstijlondersteuningscoaches geen rol voor de zorgaanbieders?
Hoe staat het met de contractering van leefstijlondersteuning door zorgverzekeraars?
Wordt er voldoende aanbod ingekocht? Wat gaat de Staatssecretaris doen om vraag en
aanbod beter op elkaar te laten afstemmen?
Daarnaast wil ik aandacht vestigen op het gevaar van suiker voor jonge kinderen. Ondanks
dat de gevaren van suikerinname inmiddels ruim duidelijk zijn geworden, worden kinderen
dagelijks slachtoffer van de marketingstrategieën van supermarkten die sterk-suikerhoudende
dranken voor bodemprijzen de deur uit doen. Kortingsacties op suikerrijke dranken
zijn een belangrijk onderdeel van hoe onze kinderen, bewust of onbewust, worden getarget
in suikercampagnes. Hier moet beleid op komen. Het zou niet zo mogen zijn dat we kinderen
voor alles proberen te beschermen, maar dat we dit voornemen laten vallen zodra de
belangen van supermarkten en levensmiddelenconcerns op het spel staan. Ik weet dat
onze Staatssecretaris niet zo in elkaar steekt en ik durf hem om die reden dus om
goed beleid te vragen. Zou onze Staatssecretaris een verbod op kortingsacties op suikervrije
dranken willen overwegen? Zo niet, hoe denkt de Staatssecretaris dan het probleem
van overtollige suikerinname door grote kortingen tegen te gaan? Graag een reactie.
Voorzitter. Als we het verder willen hebben over een alomvattende opvatting van gezondheid,
is het belangrijk om ook te kijken naar hulp buiten de Zorgverzekeringswet. Armoede
is een van de belangrijkste veroorzakers van de achteruitgang in de kwaliteit van
leven en dus ook van de gezondheid van mensen. Hierom moet er ook bij preventie uitgebreid
aandacht komen voor schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Indirect kan ook opvoedingsondersteuning
een grote bijdrage leveren. Op welke manier werkt de Staatssecretaris samen met het
Ministerie van SZW om een brede strategie voor preventie en leefstijlinterventie te
bewerkstelligen?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de
zijde van de Kamer. Ik stel voor om de vergadering tien minuten te schorsen, waarna
de Staatssecretaris overgaat tot de beantwoording van de gestelde vragen. Ik schors
de vergadering voor tien minuten.
De vergadering wordt van 11.01 uur tot 11.16 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn toegekomen aan de beantwoording door de Staatssecretaris. Het verzoek aan
hem is om even aan te geven hoe de beantwoording er uitziet. We hebben niet heel veel
tijd, dus laten we maar beginnen met één interruptie per fractie. Dat zijn dan eigenlijk
twee losse vragen. U moet maar even kijken hoe u dat wilt invullen. Dat is heel weinig,
maar dan hebben we ook nog tijd voor een tweede termijn. Dat lijkt mij in het kader
van het management van dit debat wel goed, zeg ik in de richting van de heer Mulder.
We doen één interruptie in tweeën. Het mogen dus ook twee aparte vragen zijn. Ik geef
alvast even aan dat mevrouw Sazias dit overleg een halfuur eerder moet verlaten vanwege
een andere, ook hele belangrijke verplichting. Zij is dus verontschuldigd op dat moment.
Ik geef nu het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dank, voorzitter. Mooi dat we met elkaar weer kunnen praten over preventie en leefstijlgeneeskunde.
Het is heel mooi dat de Kamer ook zo veel aandacht heeft voor het onderwerp leefstijl.
Het is immers nog maar drie maanden geleden dat we plenair een breed debat hadden
over het Preventieakkoord. Het is mooi om te zien dat er echt een beweging aan de
gang is, niet alleen bij heel veel maatschappelijke organisaties, maar ook hier in
het parlement, om de samenleving gezonder te krijgen, onder andere door meer aandacht
te geven aan preventie. Dat wil dus zeggen: aan de voorkant leed voorkomen. De meeste
vragen gaan ook over het Preventieakkoord.
Voorzitter. Laat ik gelijk even aangeven hoe ik de beantwoording wil inrichten. Ik
zal eerst iets in het algemeen zeggen. Vervolgens zal ik inzoomen op de drie thema's
van het Preventieakkoord: alcohol, overgewicht en roken. Tot slot kom ik op het blok
overige vragen. Ik heb geen apart blokje over drugs. We hebben een paar debatten gehad
over drugsbeleid. Als de Kamer wil dat ik iets ga zeggen over lachgas, dan ben ik
daar te allen tijde toe bereid, maar ik heb daar vervolgens mij geen vragen over gehoord
in mijn richting. De drie blokken zijn dus: algemeen, de drie thema's van het Preventieakkoord
en overig.
De voorzitter:
Er zijn nog twee leden binnengekomen. Ook tegen hen zeg ik nog even dat iedere fractie
één interruptie in tweeën heeft, gezien de tijd. Dat mogen ook twee losse vragen zijn.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik herhaal nog even kort de ambities uit het Preventieakkoord. De Kamerleden
zullen ze allicht kennen, maar in het kader van het debat vind ik het goed om ze toch
nog even stevig neer te zetten. Ik begin bij roken. Op dit moment beginnen elke dag
nog 75 jongeren onder de 18 jaar met roken. Wij zetten in op een rookvrije generatie.
Dat is één. Twee heeft betrekking op alcohol. Wij zetten in op een samenleving waarin
kinderen en zwangeren niet drinken, althans geen alcoholische dranken, op minder probleemdrinkers
en op meer bewustzijn over de risico's van alcohol. Dat is twee. Drie heeft betrekking
op overgewicht. We zetten erop in dat het overgewicht in 2040 gedaald is naar het
niveau van 22 jaar geleden.
Voorzitter. Verschillende woordvoerders hebben ook wat algemenere opmerkingen gemaakt
over het belang van preventie en de taak van de overheid daarbij. Dat zijn belangrijke
noties. Dat hele brede debat kunnen wij omwille van de tijd nu niet voeren, maar ik
denk dat onze focus vooral moet liggen op mensen helpen om de gezonde keuze te maken.
Mevrouw Hermans gaf dat goed aan. Je kunt dat doen door een heleboel verleidingsdingen.
Denk aan zo'n voedselkeuzelogo waarmee je het makkelijker maakt om een gezonde keuze
te maken. Het is ook heel mooi dat in het kader van het Preventieakkoord het zwaartepunt
ligt bij het verleiden, het helpen van mensen om de gezonde keuze te maken.
Aan de andere kant hebben we er als overheid voor gekozen om wel degelijk een aantal
stappen te zetten om dingen gewoon keihard te verbieden. Dat hebben we ook bij het
Preventieakkoord gedaan. Roken op het schoolplein is verboden. Sigaretten worden duurder.
Prijsacties op alcohol gaan we beperken. Dat zijn wel degelijk ingrepen van de overheid.
Het is een uitdaging voor mij om de Kamer daarin mee te nemen, zodat we een goede
balans vinden tussen het verleiden en het verbieden. Wat mij betreft zijn we daar
bij het Preventieakkoord in belangrijke mate in geslaagd. We moeten nu met elkaar
gaan uitvinden of we met de balans die we daarin gevonden hebben, goede stappen zetten
op weg naar een gezonder Nederland, of dat er af en toe aan wat knoppen moet worden
gedraaid om iets harder te gaan lopen om de ambities die we met elkaar hebben afgesproken,
wel te halen.
Voorzitter. Integraal beleid betekent dat je alles wat relevant is daarbij betrekt.
Terecht heeft mevrouw Hermans in dat kader ook aandacht gevraagd voor de relatie met
sport en bewegen. Ik wil ook graag ingaan op de vraag die ze daarbij stelde, namelijk:
in hoeverre worden die akkoorden, het Sportakkoord en het Preventieakkoord, afgestemd
met de lokale overheden, en hoe is de samenwerking met Minister Bruins, die met name
over bewegen en sport gaat? Er is sowieso bij de totstandkoming van beide akkoorden
veel connectie geweest tussen degenen die de akkoorden hebben gesloten. Er is veel
verbinding op inhoud geweest, en ook bij de totstandkoming. Dat willen we ook op lokaal
niveau organiseren. We willen dat ook lokale overheden dat voortzetten, omdat we weten
dat meer sporten en bewegen bijdraagt aan de ambitie om bijvoorbeeld overgewicht te
verminderen. Zowel in het Sportakkoord als in het Preventieakkoord zijn daarover concrete
afspraken gemaakt met de sportbonden en NOC*NSF. Het gaat dan bijvoorbeeld om gezonde
sportterreinen en kantines. Daarover hebben Minister Bruins en ik volop contact. We
proberen daarin ook steeds dezelfde lijn te hanteren. Sterker nog, dat proberen we
niet alleen; dat doen we ook.
Bij de totstandkoming van lokale akkoorden worden gemeenten actief gewezen op mogelijkheden
om de verbinding te maken tussen beide akkoorden. In een aantal gemeenten gaat dat
ook heel goed. In de Achterhoek is in juni van dit jaar een sportakkoord gesloten,
waarna de stap is gezet om de ambities te verbreden naar het Preventieakkoord. Dat
gebeurt wel in die volgorde, en dus niet gelijktijdig. Dat heeft ook te maken met
het feit dat het Sportakkoord landelijk gewoon eerder klaar was. In de gemeente Venray
heeft de vertaling van het Nationaal Sportakkoord en het Nationaal Preventieakkoord
het karakter van een leefstijlakkoord gekregen. Daar hebben ze de akkoorden op die
manier bij elkaar gevoegd. Je ziet overal beweging bij lokale overheden. Aan ons de
uitdaging om ervoor te zorgen dat gemeenten niet gaan zeggen: we hebben al een sportakkoord,
dus mag het eventjes een tandje minder; voor ons even geen preventieakkoord. U mag
van mij verwachten dat ik er vol op duw om ook een preventieakkoord op lokaal niveau
tot stand te brengen.
Mevrouw Diertens (D66):
Bij het Sportakkoord hebben we het hier ook over gehad. Ik heb toen samen met de heer
Van Nispen een motie ingediend om te onderzoeken in hoeverre sport en bewegen, en
dan niet in het zorgdomein, bijdragen aan een vermindering van de zorgverzekeringskosten.
Ik wil ook graag weten wat uw visie daarop is.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij is al wel aangegeven dat daar een causaal verband tussen zit. Ik ga straks
nog een aantal vragen beantwoorden over een gecombineerde leefstijlinterventie. Het
gaat dan om een combinatie van de behandeling die in het verzekerde pakket zit en
de aandacht die gemeenten vervolgens geven aan het beweegdeel. Als je dat allebei
doet, dan pas heb je een goede gecombineerde leefstijlinterventie. Het is ook bij
gemeenten goed doorgedrongen dat aandacht voor bewegen wel een must is om die aanpak,
een gecombineerde leefstijlinterventie, compleet te maken. Ik weet niet of dat richting
het antwoord gaat van mevrouw Diertens. Ja, nu daag ik haar weer uit.
De voorzitter:
Ja, u daagt uit, Staatssecretaris. Wilt u uw tweede vraag ook gebruiken, mevrouw Diertens?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, laat ik dat doen; je moet keuzes maken. Ik vind dit belangrijk, want ik doe het
Preventie- en het Sportakkoord en ik zie dat heel veel preventieakkoorden heel erg
gericht zijn op mensen die eigenlijk al een interventie nodig hebben. Als je het Preventieakkoord
ook via de sport probeert te realiseren, dan richt je je met name op het voorkomen
dat mensen ooit in die situatie terechtkomen. De motie gaat eigenlijk over de vraag
in hoeverre we kunnen aantonen dat het van invloed is op de zorgkosten als iemand
die nog niets heeft, regelmatig beweegt. Zie je dan een vermindering van de zorgkosten?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het is wel zo dat er twee bewindspersonen op dit domein actief zijn. Het sport- en
beweegdeel wordt met name door Minister Bruins gedaan, maar bewegen zit wel degelijk
ook in mijn portefeuille. Preventie in relatie tot gezondheidszorg valt wel degelijk
ook onder de vlag van het Preventieakkoord. Het feit is wel dat we twee akkoorden
hebben, maar het feit is ook dat bijvoorbeeld iets als de Gezonde School in belangrijke
mate het beweegdeel als uitgangspunt heeft. Ik ben op Gezonde Scholen geweest. Daar
wordt kinderen op een hele speelse manier het beweegdeel bijgebracht. Dat zit gewoon
integraal door het hele schoolcurriculum heen.
Mevrouw Diertens vraagt: kan je aantonen dat het leidt tot minder zorgkosten? Volgens
mij is dat gebeurd, maar als de Kamer de behoefte heeft om dat beter in beeld te laten
brengen, dan hoor ik dat graag. Volgens mij is dit juist het uitgangspunt bij de Gezonde
School, omdat wij weten dat het aantoonbaar bijdraagt aan minder uitval en dus een
gezondere gesteldheid van mensen.
Mevrouw Dik-Faber heeft nog benadrukt dat we nog wel een paar tandjes extra kunnen
doen op het thema preventie. Volgens mij zijn anderen het daar overigens niet mee
eens. Ik ga straks in op de gecombineerde leeftijdsinterventies en andere interventies,
maar ook de leefstijlgeneeskunde heeft zij in dat kader genoemd. Die vraag wil ik
zo beantwoorden, maar dat wij er op die manier aandacht aan besteden en dat bedrag
voor leefstijlgeneeskunde vervijfvoudigd hebben, is ook wel een indicatie dat het
in ieder geval bij ons heel goed tussen de oren zit. We moeten meer werk maken van
preventie, omdat daar nog zo veel te winnen is en er nog zo veel ziektes te voorkomen
zijn, omdat we daar gewoon raad mee weten.
Voorzitter. De Kamer mag van mij aannemen dat in de contourennota, waarover al heel
veel is gesproken in verschillende Kamerdebatten, het thema preventie volop in de
schijnwerpers komt te staan. Ik zit erbovenop om preventie volop in de frontlinie
te zetten, omdat daar heel veel te winnen is. Volgens mij heb ik daarbij in de Kamer
ook een goede bondgenoot.
Voorzitter. Ik ga door naar de blokjes. Ik begin met overgewicht en in het bijzonder
de vragen die zijn gesteld over de gecombineerde leefstijlinterventie. Daar hebben
bijna alle fracties vragen over gesteld: mevrouw Arissen-Van Kooten, mevrouw Sazias,
mevrouw Hermans, mevrouw Dik-Faber,... Volgens mij iedereen!
Aan de ene kant werd gewoon ronduit erkend dat het heel mooi is dat de gecombineerde
leefstijlinterventie met ingang van 1 januari van dit jaar in het verzekerde pakket
zit. Maar komt het nou wel van de grond? Dat is een terechte zorg, want die vraag
bekroop mij in de loop van het jaar ook door de signalen van verschillende gemeenten
dat zij het nog niet helemaal goed weggezet krijgen. Dat was voor mij aanleiding om
14 oktober van dit jaar een oploop te organiseren in Nieuwegein. Daar hebben we een
heleboel partijen bij elkaar gezet om het enthousiasme flink aan te wakkeren en het
thema goed onder de aandacht te brengen. We zitten nu in het eerste jaar en het is
nog niet zo dat half Nederland meedoet met gecombineerde leefstijlinterventie. Dat
was ook absoluut niet de verwachting. Maar we moeten ook onder ogen zien dat het de
kans moet krijgen om goed op te starten als je een nieuwe interventie onder de Zorgverzekeringswet
schaart. Ik ben er optimistisch over dat het gaat lukken. Ik heb in de brief die ik
naar de Kamer heb gestuurd, aantallen genoemd. Die brief over de gecombineerde leefstijlinterventie
is volgens mij afgelopen maandag naar de Kamer gekomen. Het complete beeld van de
contracteergraad van dit jaar hebben we nog niet. Dat ga ik u in 2020 geven, want
ik ben daar minstens net zo benieuwd naar als u dat bent.
We hebben wel een landelijk overzicht van alle erkende GLI-aanbieders en dat zijn
er inmiddels best veel, namelijk meer dan 500. 549 is de stand op 29 november. Dat
zijn aanbieders die het echt kunnen. Op basis van het overzicht weten we dat bijvoorbeeld
Groningen en Zeeland nog achterblijven. Volgens mij hebben verschillende woordvoerders
er ook op gewezen dat het regionaal nog niet goed gespreid is. In die regio's zal
waarschijnlijk nog niet overal aan de vraag kunnen worden voldaan. Aan de andere kant
is Limburg – ik heb daarover contact met de gedeputeerde – de enige provincie die
in die zin in sociaal beleid investeert. Dat zet ook zoden aan de dijk, want de gedeputeerde
heeft mij vorige week laten weten dat hij mij begin volgend jaar zal melden wanneer
in de provincie Limburg de 1.000ste deelnemer aan gecombineerde leefstijlinterventie
aan de gang gaat. Alleen al in Limburg 1.000 mensen!
Half januari moeten alle zorgverzekeraars contracteergegevens aanleveren bij de NZa
en ook moeten ze aanleveren hoeveel verzekerden een bemiddelingsverzoek hebben ingediend,
omdat ze geen GLI-aanbieder konden vinden. Aan de hand van deze gegevens kijkt de
NZa of sprake is van landelijke dekking en zal zij bezien of er maatregelen nodig
zijn. Ik zit er ondertussen samen met mijn ambtenaren bovenop om te zien of dit van
de grond komt. Wij vinden dit allemaal een zeer waardevolle interventie.
Als ik het goed heb, heeft mevrouw Hermans gevraagd hoe er samenhang is aan te brengen
in alle onderzoeken naar GLI en hoe we alle pilots samen kunnen brengen. Ik herken
niet het beeld dat het allemaal los zand is, maar ik weet ook niet of mevrouw Hermans
dat bedoelde. Ik hecht wel veel waarde aan een heldere implementatie van de gecombineerde
leefstijlinterventie, want het moet wel in heel Nederland op vergelijkbare wijze gebeuren.
Ik kijk even of er nog andere vragen liggen over interventies en GLI-interventies.
Als dat zo is, kom ik die straks nog wel tegen. Ik zie dat ik een vraag heb uitgelokt
bij mevrouw Hermans, voorzitter.
Mevrouw Hermans (VVD):
Was dit ook het antwoord op de vraag over de samenhang in de onderzoeken?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja.
Mevrouw Hermans (VVD):
Dan heb ik daar een interruptie over.
Staatssecretaris Blokhuis:
Onderzoeken naar andere interventies, bijvoorbeeld valpreventie?
De voorzitter:
Misschien moet u, mevrouw Hermans, de vraag even verduidelijken.
Mevrouw Hermans (VVD):
U heeft – ik zeg het uit mijn hoofd – het onderzoeksbudget verhoogd van 1 naar 5 miljoen,
juist omdat er zo veel aanvragen waren. Wij hebben het amendement van mevrouw Dik-Faber
en mevrouw Ellemeet en mijn vraag is nu...
De voorzitter:
Die vraag is nog niet beantwoord.
Mevrouw Hermans (VVD):
Perfect! Dan houd ik direct mijn mond.
Staatssecretaris Blokhuis:
Op de vraag over de leefstijlgeneeskunde ga ik zo in.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, omdat er best veel vragen zijn gesteld, kan het best zo zijn dat ik de
vragen niet in de meest logische volgorde beantwoord. Maar ik doe wel mijn best om
de vragen te beantwoorden.
De heer Van Gerven zei dat hij eigenlijk niet voor een suikertaks is, want dan pak
je de consument aan in plaats van de producent. Moeten we dat niet doen door afspraken
te maken over suiker, zout et cetera? Wettelijke afspraken maken rond suiker, zout
et cetera vind ik niet een heilzame maatregel. De levensmiddelenmarkt is internationaal.
Er komen dus veel producten uit andere landen hiernaartoe en wetgeving kunnen wij
alleen van toepassing verklaren op wat er in Nederland wordt geproduceerd. Het gevolg
zou zijn dat een flink deel van het schap geïmporteerde producten veel aantrekkelijker
wordt dan de in Nederland geproduceerde producten, omdat er dan bijvoorbeeld veel
meer zout aan toegevoegd kan worden. Dat zijn dan lekkerdere pizza's voor de consument.
Het risico is dat de consument dan al die producten gaat kopen en dat de Nederlandse
markt daarmee het nakijken heeft. Dat lijkt mij een oneerlijke situatie. Dat willen
we niet en volgens mij wil de heer Van Gerven dat ook niet.
Maar productaanpassing willen we wel. Daar vinden we mekaar gelijk als bondgenoot.
Ik wil dat dan wel doen op basis van vrijwillige afspraken. Dat doen we in de productverbeteringsafspraken.
Daar gaan we wel het roer omgooien, want de afspraken die tot nu toe golden, dat akkoord,
zijn vooral ingegeven door het bedrijfsleven zelf, de FNLI, de levensmiddelenproducenten.
Wat wij met ingang van volgend jaar gaan doen, is dat akkoord onder regie van de overheid
tot stand laten komen. Dat vindt de levensmiddelenindustrie best wel spannend, maar
het is wel een bewuste keus. De overheid heeft daarin de regierol en niet de producenten,
al denken die uiteraard mee over wat wel en niet haalbaar is.
Mevrouw Diertens heeft een vraag gesteld over de verbetering van de productsamenstelling,
namelijk of de ambities wel worden gehaald en of ik de urgentie wel deel. Ik deel
zeker de urgentie. Ik heb hierover trouwens net nog een brief naar de Kamer gestuurd.
Er zijn heel veel brieven naar u toe gekomen en excuus dat deze best wel laat was.
In die brief wordt aangegeven welke stappen we zetten en ik mag hopen dat de urgentie
blijkt uit die brief. Wij willen zo snel mogelijk vervolgstappen zetten en wij erkennen
in de brief ook de duiding dat er weliswaar veel is bereikt, maar dat we ook best
nog wel een stapje harder willen. De wetenschappelijke commissie zegt overigens ook
dat de ambities best wel wat hoger mogen liggen. Dat ambitieniveau delen we, maar
laten we ook onder ogen zien dat Nederland bij het maken van afspraken over de productsamenstelling
mondiaal echt in de top zit.
De voorzitter:
Ik merk even op dat deze brief op de brievenlijst staat van de aankomende procedurevergadering.
Het kan dus best zijn dat die de volgende keer wordt geagendeerd. Hij staat in ieder
geval niet op de agenda van dit algemeen overleg.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik licht hem nu gewoon toe en dan zijn alle vragen gelijk weg, voorzitter!
Voorzitter. Het RIVM constateert in de monitor dat daar waar er afspraken sectorbreed
worden gemaakt, de stappen in suiker- en zoutreductie zichtbaar zijn. Maar ik zei
dus net ook al dat de wetenschappelijke commissie zegt dat het niet ambitieus genoeg
is. Met alleen productverbetering qua zout, verzadigd vet en suiker zullen de ambities
van het akkoord ook niet gehaald worden. Consumenten zullen ook hun voedingspatroon
moeten aanpassen en meer volgens de Schijf van Vijf moeten gaan eten. Op hoe we dat
denken te gaan doen kom ik zo nog terug.
Voorzitter. Eind 2020 loopt het huidige akkoord af, maar dat wil niet zeggen dat de
productverbetering stopt. Ik zei namelijk al dat de overheid daarbij de regie heeft.
In dat nieuwe systeem zullen we ook op basis van nieuwe criteria gaan werken. Voor
de zomer van volgend jaar zal ik kijken of dat nieuwe systeem voldoende in de steigers
staat om daarover met de Kamer te communiceren.
Mevrouw Kuik heeft aandacht gevraagd voor suiker en het Diabetesfonds. Zij vroeg bijvoorbeeld
naar de kortingsacties voor suikerhoudende dranken. Zou je die eigenlijk niet teniet
moeten doen? Zou je daar niet wat tegen moeten doen? Ze zegt nog niet «doe dat», maar
wel: wilt u de effectiviteit laten onderzoeken door het RIVM? Volgens mij is dat een
hele reële vraag en ik wil graag toezeggen dat ik het RIVM dat wil laten doen. Als
ik het verzoek van het Diabetesfonds een-op-een overneem, dan hebben we iets spannends
in relatie tot het Preventieakkoord, omdat daarin andere afspraken zijn gemaakt over
suikerreductie. Ik prijs me juist steeds gelukkig dat de FNLI, de levensmiddelenbranche
en de producenten, zelf het aanbod hebben gedaan om de suikers in de frisdranken vrij
massaal terug te dringen.
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Sazias over overgewicht: wat doet de Staatssecretaris
om de wijkverpleegkundige meer ruimte te geven voor preventie? Dat heeft te maken
met allerlei dingen, bijvoorbeeld bewegen en valpreventie, waar ik straks nog apart
op terugkom. Bewegen in het algemeen is goed voor het tegengaan van overgewicht, maar
ook voor het tegengaan van vallen. Ik vind het een heel mooi signaal dat verpleegkundigen
zeggen dat ze daar meer aan willen doen, ook om mensen een gelukkigere oude dag te
gunnen. Ik ervaar dat als steun in de rug voor het preventiebeleid waar ik voor sta.
Ik roep de verpleegkundigen op om op hun werkplek te bezien hoe ze daar invulling
aan kunnen geven. Ik snap dat dat een worsteling voor ze is, gelet op de tijd die
ze hebben. Daarom wil ik graag beloven dat ik daarover met mijn collega, Minister
De Jonge, in gesprek zal gaan, want hij is, zoals u weet, verantwoordelijk voor de
wijkverpleging.
Mevrouw Sazias heeft ook gevraagd of zorgverzekeraars wel genoeg hebben gecontracteerd
en of patiënten wel goed worden geïnformeerd. Sorry, die vraag heeft ook betrekking
op de gecombineerde leefstijlinterventie en zit dus in het verkeerde mapje. Daar ben
ik al op ingegaan, maar volgens mij is er genoeg gecontracteerd. Het kan misschien
nog een tand beter, maar over hoe de vlag erbij hangt, bericht ik u begin volgend
jaar.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik ben blij dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met Minister De Jonge, maar hij
moet ook aan de slag met de zorgverzekeraars. Die moeten die ruimte geven. Dat de
effecten van preventie vaak niet goed meetbaar zijn, is vaak een probleem, want daarom
doen de zorgverzekeraars zo moeilijk. Daar moet u dus echt aan de deur kloppen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb redelijk frequent contact met de zorgverzekeraars en ook daar willen wij die
vraag wel op de agenda zetten. Geen probleem, voorzitter.
Voorzitter. In verband met overgewicht hebben verschillende woordvoerders dingen gezegd
over het voedselkeuzelogo. Ik hoor steun voor de keuze voor Nutri-Score.
De heer Van Gerven (SP):
Ik heb nog een vraag over het vorige punt van mevrouw Sazias dat er zo weinig geld
naar preventie gaat en heel veel geld naar het dempen van de put als het kalf verdronken
is, om het zo maar eens te zeggen. Wat vindt de Staatssecretaris van een preventiefonds?
Ik breng dat nog maar eens op, omdat wat de Staatssecretaris in financiële zin doet,
eigenlijk weinig zoden aan de dijk zet als je het vergelijkt met de opbrengst van
de tabaksaccijns en de kosten die zorgverzekeraars maken. De vraag is dus wat u van
een preventiefonds vindt en of u kunt aangeven welke financieringsbron u daarvoor
mogelijk acht.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik denk dat de heer Van Gerven gewoon een punt heeft als hij zegt dat wij in Nederland
relatief weinig uitgeven aan preventie in relatie tot zorg. Dat delen wij. Wij hebben
het op het ministerie ook wel over de gedachte van een preventiefonds. Ik zeg daarmee
niet dat we dat morgen of dat we dat überhaupt gaan doen, maar ik wil wel zeggen dat
wij daar serieuze gesprekken over voeren. Juist in de aanloop naar de contourennota,
die volgend jaar naar de Kamer komt, wil ik er ook dergelijke noties bij betrekken.
Ik wil de heer Van Gerven graag beloven dat hij onderbouwd terug zal kunnen lezen
waarom ik wel of niet voor een preventiefonds heb gekozen. Ik sluit dus niet uit dat
we iets dergelijks op wat voor manier dan ook vormgeven. Dat sluit ik niet uit, maar
ik zeg er in het kader van verwachtingenmanagement wel bij dat ik niet weet of dat
de aangewezen route is. Ik zal mijn overwegingen daarover aan de Kamer melden.
Voorzitter. Er zijn omarmende opmerkingen over het voedselkeuzelogo gemaakt in de
trant van «wat mooi dat we naar de Nutri-Score gaan». Maar er zijn ook kritische opmerkingen
gemaakt: is dit het nu en moet je het niet gaan verplichten? De heer Renkema zei:
wat vind je van de zuinige reactie van de levensmiddelenindustrie? Ik heb zelf, eerlijk
gezegd, het beeld dat de levensmiddelenindustrie en ook de retailers staan te popelen.
Zij vinden het jammer dat ik bij mijn overwegingen om het logo beter te laten aansluiten
bij de Schijf van Vijf... Mevrouw Dik en mevrouw Van Kooten-Arissen attendeerden mij
daar ook. Ik heb gezegd: daar moet ik effe tijd voor nemen, want dat moet internationaal
afgestemd worden met de ons omringende landen die ook voor de Nutri-Score kiezen.
Intussen benaderen retailers en producenten mij met de vraag: mogen wij er niet eerder
mee beginnen? Ik vind het aan de ene kant heel positief dat die vraag wordt gesteld,
maar aan de andere kant hecht ik wel aan een zorgvuldige invoering.
Ik heb dus meer het beeld dat producenten graag willen. Er zullen uiteraard producenten
zijn die zeggen: daar voel ik niet heel veel intrinsieke behoefte toe, want ik scoor
toch alleen maar D'tjes en E'tjes. Ik hoop, eerlijk gezegd, dat er door de introductie
van dit logo ook bij de producenten ambitie ontstaat om erbij te willen horen. Zij
moeten gaan zeggen «wij willen A'tjes en B'tjes gaan scoren», zodat die beweging ook
aan de productiekant wordt waargenomen. We moeten hiermee dus niet alleen de keuze
voor de consument in de supermarkt vergemakkelijken door met die logo's te laten zien
wat de gezondere keuze is. Dat is de consumentenkant en we zullen juist ook aan de
producentenkant een beweging op gang moeten brengen die ertoe leidt dat zij zeggen:
wij willen erbij horen en wij willen A'tjes en B'tjes scoren. Dat is mijn ambitie.
Tot nu toe is het eerder zo dat ik producenten van me af moeten houden die er nu al
mee willen beginnen, dan dat er een heleboel op de stoep staan en aan de deur rammelen
met de boodschap «dat wil ik niet».
Moet je het dan gaan verplichten? Nou, dat wat ik net zei, is eigenlijk gelijk het
antwoord op die vraag. Volgens mij heeft mevrouw Sazias de vraag gesteld of je het
moet gaan verplichten. Zover is het wat mij betreft absoluut nog niet. Ik hoop dat
heel veel producenten eraan gaan meedoen. Ik wil wel tegen mevrouw Sazias zeggen dat
als blijkt dat het niet van de grond komt – in Frankrijk gebeurt het bijvoorbeeld
nog maar mondjesmaat – en dat producenten er massaal van wegblijven, dan wil ik wel
degelijk daarover het gesprek aangaan in Europa of met de landen die het Nutri-Scorelogo
dragen. Dan zullen we inderdaad moeten gaan nadenken of we het niet iets meer verplichtend
moeten gaan voorschrijven. Maar wat mij betreft is dat op dit moment absoluut nog niet aan de orde.
Aasluiten bij de Schijf van Vijf is mijn werkelijke ambitie. Ik zeg daar wel bij dat
Nederland dat gesprek serieus aangaat. Wij hebben van Frankrijk gehoord dat er een
internationale commissie komt. Frankrijk is de ontwerper van het logo en heeft ook
de rechten. Wij hebben ons hier net als Duitsland, België, Zwitserland en Spanje bij
aangesloten. Uit die landen komen onafhankelijke wetenschappers die gaan toetsen waar
de rekenmethodiek achter de Nutri-Score toe leidt. Die wetenschappers willen dus dat
gekke resultaten, bijvoorbeeld witbrood dat een A'tje scoort of olijfolie die op een
C of een D zit, eruit worden gehaald. Reken erop dat Nederland daar een flinke noot
zal meezingen door een paar onafhankelijke Nederlandse deskundigen hieraan toe te
voegen.
Wij werken er dus aan, maar dat heeft wel even tijd nodig. Dat de uitkomst een logo
moet zijn dat 100% Schijf van Vijf-proof is, vind ik wel een heel vergaande ambitie.
Maar ik zeg er gelijk bij dat het wel mijn ambitie is. Ik vind wel dat we op een gegeven
moment los moeten gaan en het moeten introduceren, omdat het betere op een gegeven
moment ook de vijand kan zijn van het goede, als u snapt wat ik bedoel. Het is dus
echt mijn ambitie om de Schijf van Vijf er zo veel mogelijk in te krijgen. Maar als
er links of rechts nog een heel klein minnetje in zit, dan vind ik dat dat niet zo
zwaar moet wegen dat we ervan af moeten zien.
Als de internationale commissie haar werk heeft gedaan en onverhoopt blijkt dat we
een waardeloos logo met z'n allen gaan dragen en dat er niet of onvoldoende naar Nederland
is geluisterd, dan kom ik daar bij de Kamer op terug. Maar ik heb er vertrouwen in
dat de Nederlandse onderzoekers hun bijdrage zullen leveren. Laten we verder ook niet
vergeten dat de uitgangspunten van de landen die meedoen en de inzichten van die landen
over gezondheid, niet zo ver uit elkaar lopen. De inzichten in Duitsland en Zwitserland
over gezond eten verschillen niet zo veel van die in Nederland.
Voorzitter. Dat waren volgens mij de vragen rond het voedselkeuzelogo. Dan kom ik
bij de vragen van mevrouw Hermans en mevrouw Dik-Faber over de leefstijlgeneeskunde.
Er wordt gejuicht over de verhoging van het budget. Mevrouw Dik-Faber vraagt verder
of ik bereid ben om daar het Nederlandse Innovatiecentrum voor Leefstijlgeneeskunde
bij te betrekken. Natuurlijk waardeer ik de inzet van dat centrum om het potentieel
van leefstijlgeneeskunde beter te benutten, maar vanwege het belang dat ik hecht aan
dit onderwerp, laat ik ZonMw onderzoek doen naar effectieve leefstijlinterventies
die ingezet kunnen worden binnen de zorg. Ik ga ervan uit dat alle organisaties die
goede ideeën hebben, die ideeën daar hebben ingediend. Mocht het NILG nog een goed
plan hebben om een boost te geven aan leefstijl, dan kunnen we het daarover hebben
op het ministerie. Ik vind het een beetje prematuur om nu te zeggen: die gaan we dus
ook subsidiëren. Ik zeg u wel toe dat we een gesprek zullen hebben met het NILG.
Mevrouw Hermans vroeg hoe er meer samenhang in de onderzoeksvoorstellen kan worden
gebracht. Ik heb zomaar het vermoeden dat het antwoord daarop heel erg overeenkomt
met het vorige. Het loopt via de route van ZonMw, want ZonMw gaat onafhankelijk toetsen
welke interventies naar verwachting een werkelijke bijdrage kunnen leveren. Dat wordt
dus onafhankelijk getoetst door deskundigen. Zij zullen verder ook kijken naar de
effecten van leefstijlgeneeskunde bij patiënten en de succesfactoren voor implementatie.
Ik kan er nog een heleboel meer over zeggen, maar volgens mij...
De voorzitter:
Dat komt misschien bij het antwoord op de vraag die mevrouw Hermans gaat stellen.
Mevrouw Hermans (VVD):
Toch nog even om het misschien wat scherper te krijgen. De Staatssecretaris schrijft
in de brief: «juist door het grote aantal ingediende onderzoeksvoorstellen heb ik
besloten het budget te verhogen». Nogmaals, dat is mooi nieuws, maar dat zijn allemaal
individuele onderzoeksvoorstellen. Mijn vraag is: straks hebben we voor 5 miljoen
aan onderzoek gedaan. Hoe brengen we dan samenhang in datgene wat er allemaal gebeurd
is, de uitkomsten daarvan en de vervolgstappen? We moeten niet op ieder individueel
onderzoek al dan niet iets verder gaan doen.
Staatssecretaris Blokhuis:
In reactie twee dingen. ZonMw gaat toetsen. Wij zullen wel als opdracht meegeven dat
ze naar de samenhang kijken, dus dat er een samenhangend pakket aan interventies van
start gaat. Dat is een.
Twee: als ik het goed begrijp zegt mevrouw Hermans: laat het niet gebeuren dat er
ergens een hele kleine interventie met heel veel succes wordt geïntroduceerd die na
die subsidie weer een langzame dood sterft, terwijl wij denken dat dat weleens het
best bewaarde geheim van Nederland zou kunnen zijn. Dat moet juist breder wordt uitgerold.
Ik zeg graag toe dat wij met name aandacht willen geven aan dat tweede aspect, want
hele goede, potentiële interventies in de leefstijlgeneeskunde moeten een kans van
slagen krijgen om verder te komen. Een ambtsvoorganger van mij heeft weleens gezegd:
het risico van pilots is dat ze slagen en dat je ze door moet laten gaan. Dat vind
ik geen risico. Ik hoop dat er een paar hele goede tussen zitten, die echt een bijdrage
kunnen leveren aan betere leefstijlgeneeskunde in Nederland.
De vraag van de heer Renkema waarom ik geen onderzoek wil doen naar een suikertaks
heb ik nog niet beantwoord. Ik kan hem misschien wel blij maken. Hij zegt terecht
dat dit eerder aan de orde is gesteld en dat het steeds weg wordt geduwd. Het zal
hem niet verbazen dat ik niet zeg dat we die opnieuw gaan introduceren, want dan zouden
we de afspraken van het Preventieakkoord doorkruisen. Maar ik zeg graag toe dat ik
in beeld laat brengen welke toegevoegde waarde een suikertaks kan hebben. Dat onderzoek
wil ik graag laten doen. Ik zeg er heel nadrukkelijk bij dat dat niet wil zeggen dat
ik dus voor de introductie van een suikertaks ben, maar ik wil wel in beeld laten
brengen welke toegevoegde waarde die kan hebben in de Nederlandse context, bovenop
de afspraken die we al hebben gemaakt in het Preventieakkoord. Dat moet er nadrukkelijk
bij worden meegenomen. Dan ben ik klaar met de vragen die gesteld zijn over overgewicht.
Dan ga ik verder met het thema roken. De heer Van Gerven heeft indringende vragen
gesteld over de e-sigaret. Hij had er ook een boeiend gesprek over met zijn buurman.
Hij vroeg mij daarop te reflecteren. In alle helderheid moet ik zeggen dat ik in dezen
meer op de lijn zit van de SP-fractie, dat de e-sigaret ook een schadelijk product
is, zoals ik ook bij het plenaire debat over het Preventieakkoord heb gezegd. Je ziet
mondiaal een beweging die veel verdergaat dan Nederland. Er zijn al een paar landen
die de e-sigaret verboden hebben. Daarvoor zal ik niet direct pleiten, maar om het
te gaan promoten als een middel om de weg te vinden naar afkicken van de rookverslaving...
Ik wil er wel een kleine nuancerende opmerking bij maken. Er zijn wel afkickprogramma's
waarbij de e-sigaret wel degelijk een rol speelt. Dat sluit ik niet uit, maar dat
is wat anders dan het breed, massief promoten van de e-sigaret als een alternatief
voor de gewone sigaret, zeg ik in de richting van de heer Mulder.
De heer Van Gerven vraagt wat je kan doen om de e-sigaret aan te pakken. We hebben
al bepaalde dingen in gang gezet, als het gaat om het terugdringen van de e-sigaret,
maar daar gaan we dingen aan toevoegen. In het akkoord is afgesproken dat het rookverbod
ook voor de e-sigaret gaat gelden, in 2020. Het uitstalverbod geldt ook voor de e-sigaret.
Voor de e-sigaret geldt ook: in 2022 neutrale verpakkingen. Dat zijn allemaal stappen
die wij zetten in het terugdringen van de e-sigaret. Er zijn een paar landen die de
e-sigaret verboden hebben, zoals ik aangaf, maar er zijn verder weinig landen die
zo ver gaan als Nederland in maatregelen om de e-sigaret terug te dringen.
Ik heb het Trimbos-instituut gevraagd naar de wetenschappelijke stand van zaken. Dat
rapport wordt in januari opgeleverd. Dat biedt ons wellicht handvatten om te kijken
of we nog aanvullend dingen moeten doen. Als ik die intentie heb, ga ik dat uiteraard
met de Kamer bespreken.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Er is een groot verschil tussen de e-sigaret breed promoten en die op dezelfde hoogte
stellen als traditionele tabak. Wij vragen helemaal niet om de e-sigaret breed te
promoten, maar een feit is dat in heel veel landen de e-sigaret wordt gebruikt om
van het roken af te komen. Mijn collega van de SP zei: praat eens met een longarts,
maar ik weet dat een van de bekendste longartsen in Nederland in een column aangaf
dat het wel degelijk mensen kan helpen. Het is een schadelijk product, dat ontken
ik niet, maar het is minder schadelijk dan echte tabak. Het verhoudt zich een beetje
zoals Cola Zero ten opzichte van regular als het gaat om het suikergehalte, wat hier
ook door een heleboel mensen als heel erg wordt gezien.
De voorzitter:
Uw vraag, voordat we overgaan op een totaal ander product.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Waarom is het niet mogelijk om dit nou eens goed te bekijken? Er zijn zo veel landen
in de wereld waar dit wel heel serieus wordt opgepakt. Waarom kunnen we aan dat rapport
niet ook een rondetafel verbinden, met een aantal mensen die vanuit verschillende
invalshoeken feiten kunnen geven, zodat op basis van die feiten een oordeel mogelijk
is? Nogmaals, niet breed promoten maar maak het niet gelijk onbetaalbaar voor mensen.
Als het mensen helpt om minder schadelijk te leven, is dat toch winst?
De voorzitter:
Uw vraag is helder. Het punt van de rondetafel is niet aan de Staatssecretaris, maar
aan u. Dat kunt u bij de procedurevergadering inbrengen, als u dat een goed idee zou
vinden.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voor de duidelijkheid richting de heer Mulder: we gaan de e-sigaret niet verbieden
in Nederland, tenminste die beleidsintentie is er niet. Ik snap zijn opmerking: als
het mensen kan helpen, waarom dan niet? Die opvatting deel ik. Niet voor niks heb
ik ook gezegd dat er afkickprogramma's zijn waarin het op die manier wordt afgebouwd.
Tegelijkertijd constateer ik dat als we de e-sigaret normaliseren, dat jongeren via
de route van de e-sigaret naar de gewone sigaret kan brengen. Er is geen bewijs dat
daar altijd sprake van is, maar volgens mij wil ook de heer Mulder dat niet.
Op zijn hartenkreet om de reële risico's op basis van actueel inzicht in beeld te
brengen wordt hij op zijn wenken bediend, want het Trimbos-instituut is met dat onderzoek
bezig, zoals ik al heb gezegd, en dat zal ik in januari naar de Kamer sturen. Daar
heb ik de specifieke vraag aan gekoppeld op welke manier jongeren verleid worden om
de e-sigaret te gebruiken, bijvoorbeeld door toevoeging van smaakjes. Ik ben bij het
RIVM geweest en daar zie je alle smaakjes van de wereld, vanille, kaneel en alles,
om het aantrekkelijk te maken. Welke rol speelt dat in het aantrekkelijk maken voor
jongeren? Dat wordt ook betrokken bij dat onderzoek. Nogmaals, dat wordt in januari
opgeleverd.
Voorzitter. Mevrouw Diertens vraagt waarom we e-sigaretten fiscaal niet hetzelfde
behandelen als gewone sigaretten. Die vraag heeft D66 heel consequent ook bij het
Belastingplan gesteld. Gaat de prijs verhoogd worden? Op dit moment worden e-sigaretten
niet belast, dus er is een zachter regime dan bij de gewone sigaret. Het lijkt een
goed idee om na te denken over een nieuwe fiscale behandeling van de e-sigaret. Het
Trimbos-instituut is dus bezig met dat onderzoek. Ik denk dat we na ommekomst van
dat onderzoek ook daarover een lijn kunnen afspreken. Volgens mij heeft mijn collega
Snel van Financiën hetzelfde gezegd bij het Belastingplan: we betrekken de uitkomst
van het Trimbos-instituut bij vervolgstappen.
Mevrouw Kuik vraagt of we de discussie over tabaksaccijnzen niet snel op Europees
niveau moeten gaan voeren. Op dit moment wordt er gewerkt aan de evaluatie van de
eurotaksrichtlijn. Die evaluatie loopt nu. Het is nog niet bekend of de richtlijn
zal worden herzien, maar de CDA-fractie en ook alle andere fracties in dit huis mogen
van mij aannemen dat ik zo veel mogelijk Europese samenwerking zoek bij het verhogen
van accijnzen. Daarover lopen bilaterale gesprekken met Frankrijk, die op dezelfde
lijn zit als wij en zelfs sneller loopt, en ook met België, Duitsland en de Scandinavische
landen. Ik doe het op die schaal, maar als het helemaal in Europees verband kan, is
dat alleen maar winst en dan mag u een hele forse inzet van Nederland verwachten.
De heer Mulder vroeg waarom we wel de e-sigaret aanpakken en niet de waterpijp. Volgens
mij zei hij zelfs in zijn verhaal: waarom verbied je de e-sigaret en de waterpijp
niet? Er is geen verbod op de e-sigaret, zeg ik nogmaals. Deze vraag is al een paar
keer aan de orde geweest, ook bij het Preventieakkoord en bij een eerder debat waar
een partijgenoot van de heer Mulder aan deelnam. Nogmaals, in het Nationaal Preventieakkoord
hebben wij gefocust op tabak. Als het gaat om shishalounges zeggen wij dat tabak daar
niet meer kan worden aangetroffen, niet in de shishalounge zelf, die u als één grote
rookruimte ziet, maar ook niet in een aparte rookruimte van de shishalounge. Daar
mag geen tabak gerookt worden. Hetzelfde geldt voor de koffieshop; daar mag geen tabak
meer genuttigd worden. Ik ben heel benieuwd naar de effecten daarvan.
Zowel het gebruik van de e-sigaret als van andere middelen leidt tot blootstelling
aan schadelijke stoffen, maar er is wel een belangrijk verschil, zoals ik al eerder
heb gezegd. Het hangt niet alleen sec van de schadelijke stof af, maar ook van waar
en in welke frequentie je rookt. Dat heb ik ook gezegd in het debat over het Preventieakkoord:
hoe vaker het product wordt gebruikt, hoe groter het risico. Waterpijpen worden in
mijn waarneming niet overal op straat gerookt, zoals de e-sigaret, maar vooral in
shishalounges. Als je kijkt naar de ambitie van het Preventieakkoord, een rookvrije
generatie, is het risico dat jongeren daar bevattelijk voor zijn, veel en veel kleiner.
Mevrouw Dik-Faber heeft nog gevraagd om de risico's op een rij te zetten om te voorkomen
dat jongeren aan de e-sigaret beginnen. Volgens mij wordt die vraag volop meegenomen
door het Trimbos-instituut, dus u wordt op uw wenken bediend. Ik dacht dat ik daarmee
de rookvragen heb gehad. O nee.
Over de afkickmogelijkheden voor verslaafden is bij de begrotingsbehandeling een motie
ingediend, om te kijken of zij ook in klinieken kunnen afkicken. Ik heb daar positief
op gereageerd. Natuurlijk moeten we dat in beeld brengen. Het lastige is dat je dan
interventies en klinische behandelingen moet hebben die aantoonbaar effect hebben.
Dat is een kip-eiverhaal, want die zijn er niet of nauwelijks omdat ze niet vergoed worden. Wij willen
kijken of er interventies gestart kunnen worden, in pilotvorm of hoe dan ook, om effect
aan te tonen en vervolgens de vraag te beantwoorden of die vergoed kunnen worden,
in die volgorde. Ik zal de Kamer voor de zomer van 2020 informeren over hoe de vlag
er op dat terrein bij hangt.
Tot slot de vraag van de heer Renkema over de sjoemelsigaret: wat ga je doen om de
Canadian Intense-methode in te voeren? Hij kent mijn motivatie om dat te doen; hoe
eerder hoe liever. In gesprekken met Europese lidstaten valt op dat die sense of urgency
daar veel minder wordt gevoeld dan bij ons. Bij de Scandinavische of Nordic landen,
bijvoorbeeld Noorwegen, waar net zo'n RIVM-toets is gedaan als bij ons, zit dat gevoel
wel en bij andere landen veel minder, dus daar is nog best een wereld te winnen.
In het kader van de herziening van de Tabaksrichtlijn die voor 2021 gepland staat,
lijkt er een hele logische agenda te ontstaan om dit veel breder voor het voetlicht
te brengen. Ik zal alle energie en overtuigingskracht die ik in me heb, inzetten om
dit in de aanloop daarnaartoe goed onder de aandacht te brengen bij de Europese collega's.
Wat mij betreft is de inzet: weg met de ISO-methode die is ontwikkeld door de tabaksindustrie,
maar naar een nieuwe, onafhankelijke meetmethode. Ik denk dat de heer Renkema het
zeer met mij eens is dat we in de toekomst helemaal geen meetmethode meer nodig willen
hebben, omdat we dan van de sigaret af willen zijn.
Voorzitter. Dan alcohol. Daar ben ik sneller klaar mee en de Kamer ook, denk ik. De
heer Van Gerven heeft vragen gesteld over alcoholreclame. Is dat een effectief middel?
In het Preventieakkoord worden concrete maatregelen genomen om alcoholmarketing tegen
te gaan, zoals het stoppen van signing langs amateursportvelden. Ik was zelf bij een
niet nader te duiden wedstrijd van een club in de hoofdstad, afgelopen dinsdag, en
daar zag ik langs de velden een reclame voor een niet nader te duiden bierbrouwer
met 0.0 erachter. In het Preventieakkoord staat dat we dat alleen bij de amateurvelden
doen, maar ik zag dat in de topsport, althans, sommige mensen noemen dat topsport.
U hoort de lichte frustratie. Ik hoor dat er meer Kamerleden een slechte nacht hebben
gehad, dinsdag.
Verder laat ik onderzoek doen naar bereik en beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing.
Wij zijn dus heel gericht bezig om marketing terug te dringen, maar niet met een verbod
over de hele linie. Dat heeft ook te maken met het feit dat alcohol in onze samenleving
toch anders gewaardeerd wordt dan tabak.
De heer Mulder heeft gevraagd waarom ik blurring niet meer een plek heb gegeven in
het wetsvoorstel dat de Alcoholwet gaat worden. Ook daarover kan ik zeggen: u kent mijn standpunt. Ik heb met burgemeesters gesproken en die
wilden dat er een uitzondering wordt gemaakt voor slijterijen, zodat zij proeverijen
kunnen organiseren. Dat is hun diepste wens ten aanzien van blurring, dus vervaging,
dat zij ook na sluitingstijd daar een proeverij mogen starten. Dat was hun grootste
wens en die hebben we met liefde in het wetsvoorstel opgenomen. Ik wil daar niet verder
in gaan, omdat elke manier van marktvervaging ertoe leidt dat het aanbieden van alcohol
normaler wordt. In onze samenleving zeggen we: natuurlijk, gematigd alcoholgebruik
is oké, maar elke beweging die de kant opgaat van op talloze plekken alcohol aanbieden,
juich ik niet toe, die wil ik ver van me weg duwen. Daarom kent u mijn standpunt dat
blurren niet aan de orde is en geen plek verdient in dat wetsvoorstel.
Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd of ik met de studentenverenigingen en de brouwers
in gesprek ga over de hectoliterbonussen. Ja, ik ga in gesprek met de Nederlandse
brouwers, omdat de praktijk van die hectoliterbonussen gewoon niet valt te rijmen met de acties die ze hebben toegezegd in
het kader van het Preventieakkoord. Volgens mij voelen ze dat zelf ook heel goed aan
hun water of aan hun bier. Maar dat gesprek gaan we dus aan.
De toezegging om studentenverenigingen te ondersteunen bij het vormgeven van verantwoord
alcoholgebruik wordt daarmee overigens ook geschaad. Er zijn studentenverenigingen
die serieus werk willen maken van het terugdringen van alcohol. Als je je hele studentenvereniging
overeind wil houden met bonussen voor het massaal inslaan van bier, wordt dat wel
een ingewikkeld verhaal. Ik ga hierover ook graag in gesprek met de studentenkoepels.
Voorzitter, volgens mij heb ik verder geen vragen over alcohol en kan ik door naar
het laatste blokje, het blokje overig.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, heeft mevrouw Dik-Faber nog een vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Goed om te horen dat de Staatssecretaris in gesprek gaat met brouwers en studentenverenigingen
over deze situatie. Mijn vraag is nog wel wat de gemeenten kunnen doen. Ik heb begrepen
dat Groningen een cursus «instructie verantwoord alcohol schenken» geeft aan leden
van studentenverenigingen. Ik geef direct toe dat dat een lokale afspraak is tussen
de gemeente en de studentenverenigingen, maar is dit niet iets wat breder in het land
uitgerold zou kunnen worden? Heeft het Rijk daar een verantwoordelijkheid in? En welke
mogelijkheden hebben gemeenten om op te treden als er echt veel overlast is door alcoholgebruik?
Staatssecretaris Blokhuis:
Een terechte vraag. Ik kan zeggen dat wij bezig zijn met het ontwikkelen van een e-learning
voor verantwoorde alcoholverstrekking. Dat is gericht op de leeftijdsgrens en het
tegengaan van doorschenken bij dronkenschap. Dat geldt dan niet alleen voor studentenverenigingen,
maar ook voor sportkantines en de gewone horeca. Die e-learning wordt ontwikkeld.
Daar is de Landelijke Kamer van Verenigingen bij betrokken. Op die manier zijn dus
ook de studentenverenigingen aangehaakt bij het ontwikkelen van een e-learning en
hopelijk gaat hun achterban die ook gebruiken.
In hoeverre we het dan nog de route via de gemeente moeten spelen, weet ik eerlijk
gezegd niet. Ik weet wel dat er bijvoorbeeld in Delft een heel breed samenwerkingsverband
is. Er komt verder natuurlijk ook nog een handreiking voor de gemeenten over naleving
en die heeft alles te maken met hoe je omgaat met evidente overtredingen van deze
afspraken. We schaken op verschillende borden en om nou... Ja, ik kan... Laat ik gewoon
zeggen: ik vind het een terechte vraag en laat ik ook met de VNG dit gesprek voeren.
Dat is volgens mij een antwoord op de vraag hoe je er op lokaal niveau voor kan zorgen
dat dit breder wordt weggezet. Ik zal zo nog een opmerking maken over de gezondheidsnota
en ik denk dat dit daarin ook een thema is. Als we bezig zijn met het terugdringen
van alcohol, ook onder studenten, dan zijn de gemeenten wel degelijk in beeld.
Daarmee ben ik gekomen bij die landelijke nota. Daarover heeft mevrouw Hermans een
vraag gesteld en wel wat de verhouding is tussen de landelijke nota en het Preventieakkoord.
We zijn bezig met de totstandkoming van de nota. Daar zijn we ook al heel ver mee.
We doen dat onder andere in samenspraak met de Nederlandse gemeenten, maar ook met
de GGD. De vraag is terecht of ik niet alles dubbel ga doen als ik al een Preventieakkoord
heb en ook nog met een nota kom. Hoe voorkom je met andere woorden dat het dubbel
werk wordt?
Ik kan u zeggen dat de landelijke nota gezondheidsbeleid uiteraard in lijn zal zijn
met het Preventieakkoord en dat het daarvan een verlengstuk is. Maar daarin worden
tegelijkertijd wel andere thema's aangestipt, thema's die niet zo'n prominente plek
hebben gekregen in het Preventieakkoord, bijvoorbeeld de sociale en fysieke leefomgeving
in relatie tot gezondheid en het wegwerken van gezondheidsachterstanden. Dat laatste
is in het Preventieakkoord wel als thema benoemd, maar dat willen we verder uitdiepen
in die gezondheidsnota. Overigens zullen ook de druk op het dagelijks leven en vitaal
ouder worden thema's worden. Ik denk dat die laatste mevrouw Sazias ook zeer zal aanspreken,
maar ik hoop dat het ook mevrouw Arissen als muziek in de oren klinkt dat het wegwerken
van gezondheidsachterstanden daarin een thema zal zijn. Daar had zij namelijk een
specifieke vraag over. Die nota komt in het voorjaar van 2020 naar de Kamer.
Verschillende fracties hebben gevraagd hoe het nou zit met de mondzorg en de tandarts.
Die vraag komt steeds weer op. We weten allemaal dat kinderen tot 18 jaar gratis meeverzekerd
zijn voor de tandartszorg. Ik voel niet voor een verplichting voor gemeenten om dat
allemaal in gang te zetten. De tandartszorg is gratis en gaat ook niet ten koste van
het eigen risico. Ik heb hierover ook met collega Bruins gesproken en op 25 oktober
hebben wij hierover een brief naar de Kamer gestuurd. Althans, die heeft hij zelf
namens het kabinet naar de Kamer gestuurd. Daarin staat dat het de bedoeling is om
de tandartszorg voor kinderen beter toegankelijk te maken. Of dat moet via de schooltandarts
gaan wij niet voorschrijven. Als op lokaal niveau daarvoor een keuze wordt gemaakt,
zullen wij dat, denk ik, niet blokkeren. Maar hoe het geregeld wordt en waar het wordt
aangeboden, gaan wij niet voorschrijven.
Ik heb nog een paar restvragen onder «overig». Dat zijn belangrijke vragen, maar ze
zitten wel onder het kopje overig.
De voorzitter:
Zeker, maar voordat we daartoe overgaan, is het woord aan de heer Van Gerven. Gaat
uw gang.
De heer Van Gerven (SP):
Ik zou zeggen: dit verwacht ik niet van een Staatssecretaris van Preventie. Ik verwacht
niet dat hij het probleem bij de mondzorg voor kinderen zo wegzet. Hij zegt eigenlijk
alleen maar: daar hebben we al een standpunt over bepaald; dat is al geregeld; het
zit in het pakket. Punt! De praktijk is dat in sommige wijken 30% van de kinderen
gewoon niet naar de tandarts gaat. Dat is een probleem waar we aandacht voor moeten
hebben en dat we moeten oplossen. Nou zit het in het pakket. Ook de schooltandarts
zit in het pakket. Alleen zien we dat het in de praktijk niet tot stand komt. Dat
ligt enerzijds aan het feit dat de mondzorg voor volwassenen niet in het pakket zit.
Daar hoeven we het nu niet over te hebben, maar we kunnen wel kijken naar iets wat
ook heel belangrijk is, namelijk de rol van de gemeenten. Die hebben daar in het kader
van hun publieke gezondheidstaak ook een rol in te spelen.
De voorzitter:
Uw concrete vraag is?
De heer Van Gerven (SP):
Is de Staatssecretaris bereid om toch nog eens met de gemeenten te kijken hoe wij
ervoor kunnen zorgen dat die kinderen via consultatiebureaus, de GGD of de lokale
hulpverleners gestructureerd naar de tandarts kunnen gaan, bijvoorbeeld door aan te
sluiten op het werk dat de consultatiebureaus al doen? Ik vraag dat ook, omdat hij
zegt toch weer met de VNG te gaan praten. Het is een wettelijke taak van de gemeentes
en we zien dat dat nu minder gebeurt, ook vanwege de bezuinigingen of de kortingen
binnen de gemeentes. Er is weinig geld voor GGD's om dat soort zaken op te pakken.
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk.
De heer Van Gerven (SP):
Wil de Staatssecretaris daar dus werk van maken?
Staatssecretaris Blokhuis:
Even toegespitst op de mondzorg, de tandartszorg. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen:
voor alle jongeren onder de 18 is die gratis, zonder aantasting van het eigen risico.
Ik denk wel dat de heer Van Gerven een pijnpunt benoemt als hij zegt dat sommige ouders
daar geen gebruik van maken, ook al hebben ze er wel recht op. Ik denk dat we dan
niet de bal bij de gemeenten moeten leggen, maar bij de zorgverzekeraars. Collega
Bruins heeft beloofd dat hij het gesprek zal voeren met de zorgverzekeraars om actiever
onder de aandacht te brengen van ouders dat zij aanspraak kunnen maken op dat verzekerde
recht en dat zij hun kinderen gratis en zonder dat het enige cent kost, kunnen laten
behandelen. Volgens mij is het dus de koninklijke route om het niet via de gemeenten
maar via de zorgverzekeraars te doen. U mag, meneer Van Gerven, het kabinet en in
dezen de heer Bruins houden aan de belofte dat hij het gesprek met de zorgverzekeraars
zal aangaan om het niet-gebruik terug te dringen.
Voorzitter. Wat daarlangs schuurt, is de vraag van de heer Renkema of jongeren voldoende
gebruikmaken van alle mogelijkheden. Is er wel een goed loket voor jongeren waar zij
met hele praktische levensvragen, bijvoorbeeld over lachgas, maar ook over seksualiteit
en andere dingen, terechtkunnen? Ik vind het een hele logische vraag, maar zeggen
dat we het landelijk gaan voorschrijven hoe scholen dat moeten organiseren – er zij
een loket in scholen! – gaat mij te ver. Ik weet niet of de heer Renkema daarop duidt,
maar we gaan dat dus niet voorschrijven.
Feit is wel dat er bij een aantal scholen via de jeugdgezondheidszorg wel fysieke
loketten zijn. Dat zijn aanspreekpunten, ook voor leerlingen, waar de GGD en andere
functionarissen aanspreekbaar zijn. We hebben in een heleboel gemeenten Centra voor
Jeugd en Gezin en daar is ook de jeugdgezondheidszorg vertegenwoordigd. Dat zijn loketten
waar kinderen terechtkunnen en die loketten zijn vaak fysiek op school gepositioneerd.
Als ze er ergens niet zijn, wil ik niet verplicht gaan voorschrijven dat ze er wel
moeten komen. Maar we kunnen wel verwachten dat gemeenten hoe dan ook zorgen dat kinderen
makkelijk die toegang hebben.
Dat is de fysieke route. Wat ook heel populair is en wat ook wordt aangeboden door
de GGD en andere vormen van jeugdgezondheidszorg, is de chatfunctie. Daar maken kinderen
gebruik van. Ze kunnen chatten met professionele medewerkers over allerhande vragen.
Ik heb dat zelf mogen oefenen in Amsterdam en dat is echt een hele mooie manier om,
ook anoniem, vragen te kunnen stellen aan professionals en hulpverleners, ook over
de meest ingewikkelde en nare dingen, bijvoorbeeld dingen waar nog een taboe op rust.
Fysieke loketten zijn er dus in een aantal gevallen op scholen. Waar ze er niet zijn,
gaan we dat niet verplichten. En de chatfunctie zie je steeds meer opkomen.
Overigens hebben we in het voortgezet onderwijs ook nog een consulent jeugdgezondheidszorg
voor leerlingen. Naast mij wordt gezegd «vanaf 16 jaar», maar ik dacht dat die vanaf
de tweede klas van het voortgezet onderwijs beschikbaar was.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik wil ook niets voorschrijven aan scholen – laat dat helder zijn – maar ik denk dat
we echt nog een wereld te winnen hebben in het gesprek met jongeren over al die onderwerpen
waar het bij preventie over gaat, zoals alcohol, seksualiteit en vaccinaties. In mijn
contacten met scholen, maar ook met de GGD's in Nederland, hoor ik eigenlijk: we hebben
weliswaar dat ene contactmoment, maar dat bestaat uit het invullen van een vragenlijst
door jongeren. Dus echt met een jeugdgezondheidsarts of verpleegkundige in gesprek
zijn, de dialoog voeren, komt eigenlijk amper voor. De Staatssecretaris zegt: er zijn
wel loketten en ze kunnen ook chatten. Maar ik vind dat allemaal wel erg armoedig.
Ik zou heel graag willen dat het veel gewoner is dat een jeugdarts het lokaal binnenkomt,
om het maar concreet te maken. Mijn vraag is of de Staatssecretaris daar nog eens
over zou willen spreken, bijvoorbeeld met de koepel van GGD's. Wat is de stand van
zaken? Welke ambities hebben zij daarin?
Staatssecretaris Blokhuis:
Er zijn niet altijd fysieke loketten in de school, maar er zijn natuurlijk talloze
loketten, zoals het soa-spreekuur et cetera. Maar over seksualiteit, een van de aspecten
die de heer Renkema benoemt, kom ik met een brief. We hebben volgende week een debat
over seksualiteit en geboortezorg. Er komt een brief waarin een handreiking wordt
gedaan aan scholen. Die kunnen een beroep doen op het inzetten van allerlei voorlichtings-
en preventiebijeenkomsten met GGD-medewerkers over alles wat er rond seksualiteit
aan de orde kan komen. Het is natuurlijk mijn wens dat zo veel mogelijk scholen daar
gebruik van gaan maken. Maar dat is dan wel toegespitst op het thema seksualiteit.
Ik begrijp van de heer Renkema dat er een soort loket in de school moet komen waar
alle levensvragen aan de orde komen. Dat vind ik wel heel vergaand. Ik heb natuurlijk
frequent contact met de GGD, en in die contacten wil ik best de vraag aan de orde
stellen of zij kans zien om de toegankelijkheid voor leerlingen op een meer fysieke
manier vorm te geven. En de heer Renkema formuleert het heel plastisch, namelijk «dat
er iemand binnenkomt in een klas», maar dan zie ik Pietje en Jantje nog niet vragen:
ik heb last van dit of dat. Nou, misschien kan ik een toezegging doen. Ik ga het onder
de aandacht brengen van de GGD. Ik ga het gesprek erover aan met de GGD.
Ik heb de vragen volgens mij beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Alle vragen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja.
De voorzitter:
Toch niet. Ik zie als eerste mevrouw Van Kooten-Arissen. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (vKA):
Ik mis even het antwoord op mijn vraag of de Staatssecretaris bereid is om een verbod
in te stellen op grote kortingsacties met suikerrijke dranken. Is de Staatssecretaris
daartoe bereid?
De voorzitter:
De Staatssecretaris is daar deels wel op ingegaan.
Staatssecretaris Blokhuis:
Terechte vraag. Ik heb in de breedte beloofd dat ik wil kijken naar de effectiviteit
van dergelijke maatregelen, zonder dat ik zeg dat we het gaan doen. Maar het in beeld
brengen van de effecten daarvan zeg ik nogmaals graag toe.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik mis de beantwoording van mijn vraag over een mogelijke aanscherping van het beleid
als we de monitoring in mei 2020 krijgen over de voortgang van het Preventieakkoord.
Staatssecretaris Blokhuis:
O, ja! Ik had die vraag ook opgeschreven. Ik hoorde die eigenlijk zo: welke aanscherpingen
ga je doen na de monitor? Maar zo zal die niet bedoeld zijn. Het kan zijn dat we op
grond van de monitor met elkaar een gesprek moeten hebben waarin we concluderen: met
dit tempo gaan we het niet redden. Dat heb ik bij de presentatie van het Preventieakkoord
gezegd, maar ook in het debat. Als dat aan de orde is, dan ben ik de laatste om dat
onbenoemd te laten. Dan wil ik dat ook benoemen: op dit of dit thema moeten we echt
een tandje harder, als we de ambities willen halen die voor 2040 zijn geformuleerd.
Maar ik ben natuurlijk wel afhankelijk van de steun van de Kamer bij de vraag of we
dan aanvullende maatregelen kunnen treffen. Dan reken ik op een zeer welwillende houding
van de GroenLinksfractie.
De voorzitter:
Nu komt de echte interruptie. Gaat uw gang, meneer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik heb hier toch wel wat moeite mee. Laat ik het heel helder stellen. In november
2018 is dat Preventieakkoord gesloten. Wij hebben daar bijna een jaar later het debat
over gevoerd en in mei 2020 krijgen we dan zo'n monitor. Uit de brief van de Staatssecretaris
blijkt dat er in 2019 3 miljoen wordt geïnvesteerd in gezondere scholen, sportomgevingen,
tankstations, werkomgevingen, schoolkantines, ziekenhuizen en dagattracties. Ik laat
dat even op me inwerken: 3 miljoen. Het RIVM heeft al bij het sluiten van het akkoord
gezegd: «Bij het onderwerp overgewicht gaat het beleid het niet redden. De doelen
die zijn geformuleerd, zijn prima, maar dit akkoord gaat die doelen niet bereiken.»
Als je dat dus vooraf al weet – met een duur woord heet dat een ex-ante-evaluatie
– en je kijkt naar deze bedragen, dan wil ik eigenlijk gewoon van de Staatssecretaris,
naast die monitor, een beleidsrijke reactie ontvangen, waarin hij al vertelt wat hij
gaat doen. Zo concreet is het dan. En ik wil niet dat we weer een halfjaar wachten,
dan een debat gaan voeren en dan verkiezingen hebben of zo.
Staatssecretaris Blokhuis:
Op het gevaar af dat we langs elkaar heen praten, wil ik het volgende wel even scherp
hebben. De heer Renkema zegt: als je die monitor van de RIVM hebt, moet je dat gelijk
duiden en een pakketje aanvullende maatregelen presenteren. Zal dat op dezelfde dag
zijn? Ik denk wel dat u van mij de eagerness of de urgentie mag verwachten dat als
die monitor aanleiding geeft om echt extra stappen te zetten, ik dan direct, zo snel
mogelijk, met voorstellen in die richting kom. Maar let wel, dan zijn we ook afhankelijk
van de 70 medeondertekenaars van het Preventieakkoord, die we ook allemaal aan boord
willen houden, tenzij we zeggen: joh, kiep die er maar uit, want we kunnen wel zonder.
We zijn natuurlijk ook afhankelijk van de steun van het parlement. Die disclaimer
geef ik er dus bij.
Natuurlijk heb ik ook mijn zorgen over de vraag of we de ambities gaan halen. Ik heb
wel steeds gezegd: als wij tussentijds aanvullende maatregelen kunnen voorstellen
waarvan we denken dat het evident is dat ze een goede bijdrage leveren, dan moeten
we daar direct het gesprek over aangaan. Ik noem eventjes man en paard. Het Trimbos-instituut
komt in januari met het verhaal over de e-sigaret. Misschien leidt dat op dat moment
al tot een Kamerdebat om aanvullend iets te doen richting de e-sigaret.
De voorzitter:
Volgens mij zag ik nog een vraag van mevrouw Sazias. Gaat uw gang.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Kan het zijn dat ik het antwoord op de vraag heb gemist over het klinisch afkicken
van roken voor ouderen die er niet mee kunnen stoppen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het kan zijn dat u dat gemist hebt! U hebt dat gemist, maar ik ben daar wel op ingegaan.
Ik heb in antwoord daarop gezegd dat ik de motie die daarover is ingediend, zeer serieus
neem. Wij beginnen met dat onderzoek, maar het ingewikkelde is dat klinische afkickmogelijkheden
nauwelijks nog worden toegepast, omdat die niet vergoed worden. Dat is dus een beetje
kip-ei, zei ik daarbij. We zijn dus aan het kijken hoe we toch meer zicht kunnen krijgen
op de vraag in hoeverre zulke methodes zoden aan de dijk zetten. Ik heb daarbij volgens
mij gezegd dat ik de Kamer daar in de zomer van 2020 nader over informeer. Ik neem
het dus zeer serieus, want ik zie ook de toegevoegde waarde daarvan.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Tot slot. Het is een beetje gek dat dat niet vergoed wordt en alle andere dingen,
zoals gamen en weet ik veel, allemaal wel worden vergoed. We zetten heel erg in op
een rookvrije generatie, maar dan moeten we ook die ouderen daarmee helpen.
De voorzitter:
Ik hoor de Staatssecretaris «ja» zeggen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, maar even voor het verslag: gamen wordt niet vergoed, maar het afkicken van gamen.
De voorzitter:
Een kleine nuance.
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de
zijde van het kabinet. Dat betekent dat ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn.
Dat is het geval. Inmiddels hebben zowel de heer Van Gerven als de heer Mulder zich
moeten verontschuldigen, maar dat had ik eigenlijk al een beetje aangekondigd. Datzelfde
geldt voor mevrouw Sazias.
Mevrouw Kuik, ik geef u anderhalve minuut de gelegenheid.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik ben blij
dat hij toezegt dat hij zal bekijken hoe effectief het voorstel van het Diabetes Fonds
is om kortingsacties op frisdrank te verbieden. Heeft hij enig idee wat hiervoor een
reële termijn is? Kan hij dat al aangeven?
Ik ben blij dat de Staatssecretaris zich vol gaat inzetten voor een bepaald minimum
aan belasting op tabak, ook in buurlanden, want het is wel belangrijk om de grensoverschrijdende
effecten daarvan te beperken.
Voorzitter. Over het Preventieakkoord hebben we het natuurlijk uitgebreid gehad, maar
we hebben ook een primeur. Rotterdam is namelijk de eerste gemeente die dit heeft
vertaald naar een lokale aanpak. Het is heel mooi om dat te zien. Zij heeft dat samen
met scholen, ziekenhuizen en buurtkamers gedaan. Zij neemt ook echt achterliggende
factoren zoals armoede en werkloosheid mee. Hopelijk volgen veel gemeentes het voorbeeld
van Rotterdam.
Voorzitter, tot slot lachgas. In de eerste termijn heb ik het al gezegd. Burgemeester
Ahmed Marcouch heeft een oproep gedaan: kom naar Arnhem zodat u ook kunt zien wat
het doet. Ik roep mijn collega's op om samen met mij naar hem toe te gaan om dit van
dichtbij te zien en te bespreken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank voor de inzet, de ambities en de beantwoording. Ik zou u en uw collega van Sport
graag horen over de integrale benadering van de impact van voeding en vooral beweging
en over de relatie tot de afname van de zorgkosten. Het is jammer dat Groningen en
Zeeland achterblijven op het gebied van de GLI. Als Groningse vind ik dat natuurlijk
ernstig.
Ik hoop dat mijn eerdere motie over het Preventieakkoord en de living lab in krimpgebieden
leidt tot een inhaalslag. Ik zal daar dan ook verder naar vragen.
Ik kijk uit naar de ambitie en de inzet voor het integreren van de Schijf van Vijf
in de Nutri-Score. Ik vraag me af wanneer wij daar meer informatie over kunnen verwachten.
Dank voor de nota die geschreven gaat worden en die daarin meer inzicht moet bieden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Hermans. Gaat uw gang.
Mevrouw Hermans (VVD):
Dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Naar
aanleiding van de beantwoording stel ik nog een vraag en maak ik nog twee opmerkingen.
De vraag gaat over samenhang in de onderzoeken; daar ging het in het interruptiedebatje
ook even over. De Staatssecretaris benadrukte heel erg de dingen die goed gaan en
dat we ervoor zorgen dat die ook echt hun weg vinden breder in het land. Kan hij ook
nog even ingaan op de pilots of de onderzoeken die aantonen dat iets niet goed werkt,
opdat we daarmee stoppen en onze energie gaan stoppen in de dingen die wel werken?
Dan twee opmerkingen. De eerste betreft een opmerking van de Staatssecretaris over
hoe we ons vanuit het Rijk gaan bemoeien met hoe men lokaal omgaat met het beleid
op het gebied van alcohol, de naleving van de leeftijdsgrens en het verantwoord schenken.
Ik pleit ervoor op te passen dat we niet hier één aanpak over het hele land uitrollen.
Het goede voorbeeld uit Groningen dat mevrouw Dik-Faber noemde, kan daar mogelijk
heel goed werken. Ik ben zelf op bezoek geweest in Amsterdam en heb gezien hoe de
lokale horecaondernemers daar in samenwerking met de gemeente aan de slag zijn. Dat
is net weer een andere manier, maar die werkt daar heel goed. Ik zou het echt zonde
vinden als we straks gaan zeggen dat er één aanpak moet komen voor het hele land.
Graag nog even een reactie daarop.
Tot slot de productverbetering. Ik heb gelezen wat de Staatssecretaris daarover heeft
geschreven en gehoord wat hij daar in het debat over zei. Ik snap het punt van de
ambities. Natuurlijk, het kan altijd beter en we moeten stappen zetten, maar toen
ik op bezoek was bij een supermarkt die ik niet nader zal noemen, heb ik gezien hoe
hard hieraan wordt gewerkt. Ik zou het zonde vinden als we nu de indruk wekken dat
het niet opschiet en dat niemand hiermee aan de slag is. Ja, natuurlijk, er kan altijd
meer, maar graag ook waardering voor wat er allemaal al gebeurt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de
vragen. Ik denk dat de Staatssecretaris de nodige ambitie heeft als het gaat om preventie.
Dat is belangrijk en dat is ook nodig. In onze Grondwet staat dat de overheid beschermende
maatregelen moet treffen om de volksgezondheid te verbeteren. We hebben het hier in
de Tweede Kamer heel vaak over ziekte en over de gezondheidszorg, maar we hebben het
weinig over gezondheid. Het is een kerntaak van de rijksoverheid.
Ik ben blij met de Europese ambities – zo noem ik het maar even – van de Staatssecretaris
op het gebied van de sjoemelsigaretten. Ik wens hem van harte succes op dat speelveld.
Ik ben ook blij met de toezegging dat hij onderzoek gaat doen naar de suikertaks.
Ik heb daar nog wel een vraag over. Wordt dat ook een internationaal vergelijkend
onderzoek, met voorbeelden uit andere landen? Worden daarbij verschillende instrumenten
betrokken? Je kunt denken aan btw en accijns. En uiteraard: wanneer kunnen we de resultaten
verwachten van dat onderzoek?
Verder zou ik heel graag een vergelijkbaar onderzoek willen naar gezonde schoollunches
in het funderend onderwijs. Daar hebben we in het verleden ook moties voor voorbereid.
In de brief gaat het over een pilot in Limburg; daarin wordt verwezen naar De gezonde
school. Een onderzoek daarnaar – wat zou dat nou betekenen, wat zou dat nou kosten
en hoe zou je dat kunnen inrichten? – zou ik heel graag willen hebben. Graag nog een
reactie op dat punt.
Tot slot. Ik denk zelf dat de Staatssecretaris niet tot mei 2020 hoeft te wachten
met nadenken over extra maatregelen. In mei 2020 krijgen wij die monitor. Ik wil hem
graag nogmaals meegeven dat het heel goed zou zijn om dan zo'n beleidsrijke reactie
te hebben en om nu al het overleg daarover met de belanghebbende partijen te starten.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Sazias, gaat uw gang.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben heel blij met de toezegging van de Staatssecretaris
dat hij in samenwerking met Minister De Jonge en vooral de zorgverzekeraars echt wat
gaat doen om meer ruimte te geven aan verpleegkundigen en verzorgenden, opdat zij
juist die preventieve taken kunnen uitvoeren. Dat is ontzettend belangrijk. Ik ben
dus blij met die toezegging.
Ik begrijp dat de Nutri-Score een internationaal gebeuren is, met Frankrijk, Zwitserland,
Duitsland, Spanje. We doen dat dus gezamenlijk, maar stel dat wij dat willen verplichten.
Nederland kan dat dan toch gewoon doen, al was het maar in de vorm van een pilot binnen
dat internationale gebeuren, om te laten zien dat dat misschien beter werkt? Dat is
gewoon een vraag.
Tot slot hoop ik dat de Staatssecretaris zijn best gaat doen om voor de verstokte
rokers die niet met roken kunnen stoppen, echt een vergoeding voor klinisch afkicken
te regelen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik wil de Staatssecretaris bedanken voor de beantwoording en voor
de toezeggingen. Ik concludeer dat er heel veel mooie dingen gebeuren in dit land.
Rotterdam is net voorbijgekomen. Groningen heb ik zelf even genoemd en mevrouw Hermans
kwam zojuist met Amsterdam. We gaan ook allemaal naar Arnhem toe om te kijken waarom
een aanpak tegen lachgas zo hard nodig is. Er is voldoende dynamiek, stel ik maar
vast.
Ik heb nog twee vragen. De Staatssecretaris is ingegaan op het Akkoord verbetering
productsamenstelling. Nee, sorry. Hij is ingegaan op de Nutri-Score. Ik vind het heel
belangrijk dat die Nutri-Score er komt. Hij geeft aan geen verplichting te willen.
Die wil ik ook niet, maar ik wil de vraag omdraaien: zijn alle fabrikanten die hieraan
mee willen doen ook in staat om hieraan mee te doen? Ik begreep dat het huidige vinkje
best wel veel administratie en veel kosten met zich brengt. Er stonden echt supergezonde
producten in het schap die hieraan vanwege de kosten en vanwege de bureaucratie niet
konden meedoen. De Staatssecretaris hoeft hierop niet nu te antwoorden, maar ik vind
het wel heel belangrijk dat daar nog naar gekeken wordt.
Mijn andere vraag is misschien nog wel meer voor het CBL dan voor de Staatssecretaris
zelf. Waarom niet veel meer reclame voor producten uit de Schijf van Vijf? Consumptiegroei
van de producten uit de Schijf van Vijf: dat is wat ze willen toezeggen. Ik heb echt
andere woorden gehoord. Het zou mooi zijn als het CBL zich aan die eerdere uitspraak
houdt en hier ook stappen voor gaat zetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot mevrouw Van Kooten-Arissen. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (vKA):
Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van de
vragen. Er is een fijne toezegging op het gebied van de suikertaks en het eventuele
verbod op kortingsacties voor suikerrijke dranken. Ik sluit mij aan bij de vraag die
is gesteld door het CDA, dacht ik, naar een tijdlijn.
Ik sluit mij ook aan bij de vraag van GroenLinks over de gezonde lunches op scholen.
Als ik mij niet vergis, er is nog een aangehouden motie die de heer Renkema heeft
ingediend en die ik heb medeondertekend. Graag ook daar een reactie op. Ik hoop verder
dat de GGD nu actief betrokken zal worden bij de preventiestrategie en dat er dus
ook een concreet plan van aanpak wordt gemaakt waaruit blijkt hoe huisartsen kunnen
worden ontlast. Wil de Staatssecretaris dat nog toezeggen?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de
zijde van de Kamer. Ik geef graag de Staatssecretaris de gelegenheid voor de beantwoording
van de resterende vragen. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Mevrouw Kuik heeft volgens mij nog één concrete vraag in mijn richting
gesteld. Hoe zit het met de acties met frisdranken en wanneer kan je een onderzoek
daarover opleveren? Als je dat heel serieus wil doen, denk ik dat we daar een jaar
voor moeten pakken. Aan het eind van volgend jaar moet dat dus klaar kunnen zijn.
Mevrouw Diertens heeft gevraagd naar het Nutri-Scorelogo. Wanneer heb je er meer zicht
op of dat beter aansluit bij het Schijf van Vijfverhaal? De Fransen hebben gezegd:
wij beginnen met een internationale commissie van onafhankelijke wetenschappers. Daar
mag elk land inbreng leveren. Dat gaat Nederland dus ook doen. Die commissie gaat
aan het werk en hoopt halverwege 2021 op te leveren, waarna hopelijk de seinen allemaal
op groen staan om Nutri-Score in Nederland in te voeren. Dus halverwege 2021 verwachten
wij duidelijkheid te hebben over het Schijf van Vijfproof zijn van het Nutri-Scorelogo.
Dat zeg ik gelijk ook in reactie op vragen van andere Kamerleden daarover.
Voorzitter. Mevrouw Hermans zegt terecht: als je met leefstijlgeneeskunde een aantal
pilots en onderzoeken doet, moeten ook de mislukkende of de minder kansrijke ervan
afgeserveerd worden, even plat gezegd. Je zou daar dan geen ruimte meer aan moeten
bieden. Die moet je bieden aan de echt kansrijke interventies. Dat lijkt mij een heel
goede uitgangspositie. Dat wil ik graag doen. Als wij vermoeden dat een interventie
niet heel succesvol is, denk ik wel dat we daar goed onderzoek naar moeten doen. Er
moet goed onderzocht worden of iets minder kansrijk is.
Dan over alcoholmatiging in relatie tot studenten, de hectoliterverhalen et cetera.
Dat de ene gemeente het anders doet dan de andere, is onomstreden. Ik zeg graag toe
dat we ruimte houden voor lokaal maatwerk, zodat Amsterdam het anders kan doen dan
Groningen.
De heer Renkema vroeg: hoe zit het met het onderzoek naar de suikertaks, hoelang gaat
dat duren en wat breng je dan in beeld? Dat onderzoek begint al bijna, of gaat heel
snel beginnen, op instigatie van de Staatssecretaris van Financiën, Menno Snel. Hij
doet dat onderzoek, dus het is primair zijn aandachtspunt. Volgens mij wordt daarbij
ook het internationale aspect meegenomen, zoals de heer Renkema vroeg, maar daar wil
ik graag nog naar vragen. U mag ervan uitgaan dat ik daar ook aan hecht. Ik wil weten
hoe succesvol het is in andere landen. Ik wil dat element dus graag inpluggen als
hij dat niet zelf al heeft gedaan. Hij zal zeker verschillende modaliteiten in beeld
brengen. Dat was het tweede aspect dat de heer Renkema noemde. Of het inbrengen van
de internationale dimensie gevolgen heeft voor de planning van de Staatssecretaris
van Financiën, weet ik niet, want hij heeft toegezegd dat hij in het voorjaar iets
wil opleveren. Als het toevoegen van het internationale aspect iets verandert voor
de planning, zullen we de Kamer daar apart over informeren.
Voorzitter. De heer Renkema heeft terecht ook nog een vraag gesteld over de gezonde
schoollunches.
De voorzitter:
Voordat we daartoe overgaan een vraag van de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Even over het onderzoek naar de suikertaks. Het is heel goed dat dit onderzoek er
komt. Als de regie ligt bij Financiën, ben ik wel een klein beetje bang dat het heel
erg gaat over de techniek en de financiële kosten en baten. Ik zou eraan hechten dat
VWS zich er goed mee bemoeit, om juist de gezondheidsaspecten, levensverwachting en
ervaringen in het buitenland echt een plek te geven in het onderzoek.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat vind ik heel terecht. Ik heb ook geen behoefte aan alleen maar inzicht in techniek.
Ik moet ook weten of het zoden aan de dijk zet waar het gaat om de beoogde effecten.
Dus graag.
De heer Renkema en mevrouw Van Kooten-Arissen hebben terecht aandacht gevraagd voor
gezonde schoollunches. Ik ben op werkbezoek geweest in Limburg. Dat is een heel mooi
project, maar per leerling kost het nog best veel. Als we dat onverkort over Nederland
uitrollen, wens ik ons sterkte om daar dekking voor te zoeken. Ik heb – dat vind ik
een belangrijke vervolgstap – de wetenschappers in Maastricht, in Limburg in contact
gebracht met Wageningen en Amsterdam, om samen in beeld te brengen hoe kansrijk dit
kan zijn, wat betreft de inhoud maar ook de financiële effecten van een uitrol. Dat
onderzoek wordt gestart op verzoek van VWS. Wij geven onze zegen daarover. Dat onderzoek
wordt in de tweede helft van 2020 opgeleverd. Er zit geen agenda achter van traineren.
We moeten het goed in beeld brengen. Ik snap de intentie en heb zelf de mooie effecten
gezien in Limburg.
Voorzitter. De heer Renkema heeft heel veel gevraagd. Hij benadrukte het belang van
een beleidsrijke reactie op de monitor van het Preventieakkoord. Ik doe graag de toezegging
dat we, als die monitor er is, er conclusies aan verbinden waar het gaat om de wat
het kabinet betreft extra te zetten stappen. Die stappen willen we graag in beeld
brengen. Ik wil nogmaals onderstrepen dat wij ons met z'n allen niet ervan moeten
laten weerhouden om op welk moment dan ook iets extra's te doen als daar een kans
voor is.
Eventjes ter illustratie het volgende. Wij hebben tegen de speeltuinen gezegd: de
kinderboerderijen worden in 2020 rookvrij, maar jullie pas in 2025. Toen zeiden ze:
daar hebben jullie wel een punt, dus weet je wat, zet ons ook maar naar voren, naar
2020. Daar is geen wetgeving voor nodig. Dat gaan ze zelf organiseren. Heel mooi.
Mevrouw Sazias is er niet meer, maar ze sprak over een verplichting van de Nutri-Score.
Daar wil ik technisch op antwoorden. Het verplicht voorschrijven van het Nutri-Scorelogo
is volgens mijn informatie iets wat je alleen in Europees verband kan doen. Dat mag
je niet unilateraal doen.
Mevrouw Dik-Faber sprak over signalen over de kosten voor bedrijven. Het moet op de
verpakkingen gedrukt worden, maar wij hebben niet het signaal dat dit extra administratieve
lasten of kosten met zich meebrengt voor de aanhakende bedrijven. In de hele aanloop
en tot nu toe hebben wij ook geen signaal gehad dat dit een bottleneck of obstakel
kan zijn voor bedrijven. Als het anders is, gaat u het van mij horen. Want als dat
een reden is dat een bedrijf niet aanhaakt, zou dat wel heel erg zonde zijn.
Voorzitter. Ik heb volgens mij de vragen over de Schijf van Vijf al in de slipstream
van de beantwoording van de vragen van mevrouw Diertens beantwoord.
Tot slot de vraag van mevrouw Van Kooten-Arissen over het ontlasten van de huisartsen.
Als ik het goed begrijp, bedoelt u daarmee: via een spreekuur of anderszins via het
benaderen van kinderen op scholen. Of heb ik die vraag niet goed begrepen?
Mevrouw Van Kooten-Arissen (vKA):
Nee, het ging over de GGD, die zegt: we hebben een groot netwerk in de regio en bieden
onze diensten aan om de huisartsen te ontlasten.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ah, dus het gaat heel breed om de inzet van de GGD. Dat hangt wel af van de afspraken
die zij maken met de gemeenten. De GGD is verlengd lokaal bestuur en krijgt geld van
de gemeenten. Ze hebben allemaal een basispakket. Daar zit dit niet per definitie
in. Ze zouden dan dus een plusafspraak moeten maken met de regio's waar ze actief
zijn. Ik hoop dat de GGD's en de gemeenten dit ook horen, om het signaal verder te
brengen.
Ik heb verder geen vragen gehoord, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn aan de
zijde van het kabinet. Ik neem, met uw instemming, graag de toezeggingen door. Het
is een hele lijst. Het zijn er negen.
– Begin 2020 informeert de Staatssecretaris de commissie schriftelijk over de stand
van zaken van de contractering van de gecombineerde leefstijlinterventie. Dat is een
toezegging aan de commissie.
– Voor de zomer van volgend jaar ontvangt de Kamer een brief over de voortgang van het
traject rondom verbeteringen van productsamenstellingen. Dat is een toezegging aan
een aantal leden van de commissie.
– Het onderzoek van Trimbos naar de e-sigaret wordt in januari 2020 verwacht en zal
dan aan de Kamer worden toegestuurd. Dat is een toezegging aan de commissie.
– Voor de zomer van 2020 informeert de Staatssecretaris over interventies en klinische
afkickmogelijkheden voor rookverslaafden. Dat is een toezegging aan mevrouw Sazias.
– De Staatssecretaris zal het RIVM het verzoek doen om een onderzoek te starten naar
de effectiviteit van een verbod op kortingsacties bij ongezonde, suikerrijke dranken.
Dit onderzoek zal ongeveer eind 2020 klaar zijn. Dat is een toezegging aan mevrouw
Kuik.
– De Staatssecretaris zal onderzoek laten doen naar de toegevoegde waarde van de suikertaks.
De resultaten hiervan worden in het voorjaar van 2020 verwacht. Dat is een toezegging
aan de heer Renkema. Daarbij wordt de toevoeging genoteerd dat een internationale
vergelijking vertraging zou kunnen geven. Dan ontvangt de Kamer een aparte brief.
Staatssecretaris Blokhuis:
Formeel is dit een onderzoek in opdracht van Financiën.
De voorzitter:
Ja. Daarbij zal overigens, zoals we dat gewend zijn, VWS de volgcommissie zijn. U
ziet de stukken dus terug. Dan de volgende toezegging.
– In mei 2020 ontvangt de Kamer de monitor over het Preventieakkoord. Daarna volgt zo
spoedig mogelijk een brief met eventuele beleidsvoorstellen voor aanscherping van
maatregelen uit het akkoord. Dat is een toezegging aan de commissie.
– In de tweede helft van 2020 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van Gezonde
Scholen. Dat is een toezegging aan de heer Renkema.
– De landelijke nota gezondheidsbeleid verschijnt in het voorjaar van 2020. Dat is een
toezegging aan de commissie.
Akkoord? Dan hebben we daarmee de toezeggingen gehad. Dan rest mij de Staatssecretaris
en zijn ondersteuning van harte te danken voor hun inbreng in het debat. Uiteraard
ook de Kamerleden hartelijk dank. Mensen, dank u wel voor uw belangstelling, hier
dan wel op een andere manier. Dank ook aan de ondersteunende diensten voor uw bijdrage
aan dit debat.
Hiermee kan ik het debat afronden. Dat doe ik dan ook van harte, binnen de tijd. Ik
wens u een mooie dag.
Sluiting 12.42 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.