Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 20 november 2019, over bouwregelgeving, risicovloeren en gevaarlijke dakconstructies
28 325 Bouwregelgeving
Nr. 206 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 8 januari 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 20 november 2019 overleg gevoerd
                  met de heer Knops, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
               
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 november
                           2019 inzake reactie op verzoek commissie over het artikel «Ernstige afwijkingen tijdens
                           bouw AZ-stadion: gemeente legde drie keer bouwstop op» en de voorlopige conclusies
                           van het onderzoek van Royal Haskoning (Kamerstuk 28 325, nr. 203);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 3 september
                           2019 inzake verzamelbrief brand- en constructieve veiligheid van gebouwen (Kamerstuk
                           28 325, nr. 201);
– de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d.
                           8 juli 2019 inzake onderzoek breedplaatvloeren (Kamerstuk 28 325, nr. 200);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 juni
                           2019 inzake actieplan Toegankelijkheid voor de bouw; voornemens met betrekking tot
                           de bouwregelgeving (Kamerstukken 32 757 en 24 170, nr. 154);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 mei
                           2019 inzake beoordeling van bestaande gebouwen met breedplaatvloeren (Kamerstuk 28 325, nr. 199).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Voorzitter: Ziengs
Griffier: Roovers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Eijs, Koerhuis, Nijboer, Ronnes,
                  Smeulders en Ziengs,
               
en de heer Knops, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 16.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, van harte welkom bij de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Aan
                     de orde is een algemeen overleg met als onderwerp bouwregelgeving, risicovloeren en
                     gevaarlijke dakconstructies. Welkom aan de mensen op de publieke tribune, maar ook
                     welkom aan de mensen die het overleg online volgen. En natuurlijk een welkom aan onze
                     bewindspersoon ter rechterzijde – voor de kijkers links – en zijn staf. Het is echt
                     een brede staf die vandaag meegenomen is.
                  
Ter linkerzijde – voor de kijkers rechts – zijn aangeschoven de leden van de commissie:
                     de heer Koerhuis namens de VVD, de heer Ronnes namens het CDA en mevrouw Van Eijs
                     namens D66. De spreektijd is vier minuten en we doen twee interrupties in tweeën.
                     Dan kijken we wel hoe we uitkomen.
                  
Ik geef allereerst het woord aan de heer Koerhuis.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Stelt u zich voor: op een zaterdagmiddag zit u met uw zoontje of dochter
                     in een voetbalstadion, kijkt naar een wedstrijd van uw favoriete club, juicht voor
                     uw favoriete team, en dan stort ineens het dak in. De gedachte alleen al is verschrikkelijk.
                     Als zoiets gebeurt, kunnen er tientallen doden vallen.
                  
Voorzitter. Op zaterdagmiddag 10 augustus jongstleden stortte een deel van het dak
                     van het AZ-stadion in. We mogen van heel veel geluk spreken dat AZ dat weekend uit
                     speelde en er geen wedstrijd in het AZ-stadion plaatsvond. Het is goed dat de OVV
                     heeft besloten om een volledig onderzoek uit te voeren en dat AZ een onderzoek laat
                     uitvoeren door Royal Haskoning. We moeten alle feiten boven tafel krijgen.
                  
De conclusies uit de eerste beschikbare onderzoeken laten zien dat de lasconstructie
                     het heeft begeven door een combinatie van windkracht en een slechte lasconstructie.
                     Dat is onacceptabel. Onze voetbalstadions moeten veilig zijn en hier moet goed op
                     worden gecontroleerd. Iedereen moet veilig naar huis, naar zijn werk en naar het voetbalstadion
                     kunnen. De VVD maakt zich er zorgen over dat een instorting als deze kon gebeuren.
                     Hoe zit het dan met de veiligheid van andere stadions in Nederland? Ik heb hier eerder
                     schriftelijke vragen over gesteld, maar geen duidelijke antwoorden gekregen. Samen
                     met mevrouw Beckerman van de SP heb ik een hoorzitting proberen te organiseren, maar
                     u, de voorzitter van onze commissie, heeft laten weten dat geen enkele van de zeventien
                     genodigden kon komen. Ook de lokale VVD heeft veel moeten aandringen om antwoorden
                     te krijgen. Tijdens dit debat wil ik antwoorden krijgen, want het is belangrijk dat
                     een instorting zoals bij het AZ-stadion in de toekomst wordt voorkomen.
                  
Voorzitter. Uit het feitenrelaas van de gemeente Alkmaar blijkt dat de KNVB als licentie-eis
                     voor het spelen van betaald voetbal heeft, dat de gemeente Alkmaar en AZ jaarlijks
                     uiterlijk op 1 maart de KNVB-veiligheidsverklaringen ondertekenen. De veiligheidsverklaring
                     is een instrument voor voetbalclubs en gemeenten om te controleren of hun voetbalstadions
                     en de organisatie daaromheen voldoen aan de minimale veiligheidseisen, waaronder constructieve
                     veiligheid. De gemeente Alkmaar heeft deze verklaring op 25 maart 2019 getekend. We
                     zien in het feitenrelaas dat de laatste constructieve veiligheidsbeoordeling op 7 april
                     2018 plaatsvond, terwijl de gemeente Alkmaar op 25 maart 2019, bijna een jaar later,
                     de veiligheidsbeoordeling tekende. Hoe rijmt de Minister dit? De Minister zegt nu
                     dat de veiligheidsverklaring verduidelijkt moet worden. Maar lag de fout dan bij de
                     duidelijkheid van de veiligheidsverklaring? Of lag de fout bij de beoordeling? Dat
                     vraag ik aan de Minister. De Minister geeft namelijk ook aan dat er een protocol wordt
                     opgesteld voor het periodiek beoordelen van de constructieve veiligheid van bestaande
                     voetbalstadions.
                  
Ik wil van de Minister weten of er risico's zijn bij andere stadions, parkeergarages
                     en/of publieke gebouwen met soortgelijke staalconstructies. Naast het ingestorte AZ-stadion
                     hadden de ingestorte parkeergarage in Wormerveer en de ingestorte Hornbach in Wateringen
                     toch ook een soortgelijke staalconstructie.
                  
Tot slot de bouwregelgeving. Is de Minister bereid om naar aanleiding van de gebeurtenissen
                     rondom het AZ-stadion bij de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
                     de grotere en complexere bouwwerken in de gevolgklassen 1 en 2, zoals voetbalstadions,
                     naar voren te halen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Alvorens ik het woord geef aan de heer Ronnes ook een welkom aan de heren Smeulders
                     en Nijboer, respectievelijk van GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Ik heb met
                     de overige leden vier minuten spreektijd en twee interrupties in tweeën afgesproken.
                  
Het woord is aan de heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst de bouwregelgeving. Ik heb samen met de heer Krol
                     van 50PLUS een motie ingediend en de regering gevraagd te onderzoeken hoe seniorencomplexen
                     als aparte gebruiksfunctie in het Bouwbesluit en vervolgens in het Besluit bouwwerken
                     leefomgeving opgenomen kunnen worden. De Minister heeft daarna een extern bureau gevraagd
                     daar onderzoek naar te doen. Het gaat mij vooral om mensen die verminderd zelfredzaam
                     zijn, waaronder veel ouderen, waardoor zij een hoger risico lopen wanneer zij in reguliere
                     woongebouwen wonen en hieruit bij brand moeten vluchten. Zij kunnen immers niet altijd
                     zelfstandig vluchten, zeker niet als de buren ook minder zelfredzaam zijn.
                  
De Minister erkent nu dat het nodig is dat er een verbetering komt in de brandveiligheid
                     van woongebouwen. Ik lees echter dat de Minister TNO opdracht heeft gegeven nader
                     onderzoek te doen naar de effectiviteit en de kosten van mogelijke maatregelen. Dat
                     is terecht, want we moeten natuurlijk wel zorgen dat de investeringen die daarvoor
                     nodig zijn in balans zijn. Wil de Minister daarbij ook kijken naar bestaande gebouwen?
                     Wanneer kunnen we hier uitkomsten van verwachten? Ik heb in de brief gelezen dat er
                     eind december gesprekken zijn met diverse gremia, maar wanneer kan de Kamer wat meer
                     informatie daarover of de uitkomsten daarvan verwachten?
                  
Dan kom ik bij de risicovloeren. De twee lopende inventarisaties van probleemvloeren
                     en brandgevaarlijke gevels geven mij nog niet echt een goed gevoel. Er wordt gesproken
                     over een steekproef, maar mij is niet helder of in die steekproef echt 80% van het
                     totale aantal van driehonderd en zoveel gemeenten zijn bevraagd. Of is aan alle gemeenten
                     een vragenlijst toegezonden en hebben we alleen gekeken naar de uitkomsten in gemeentes
                     waarvan we de vragenlijst ook terugontvangen hebben? Dat als eerste.
                  
Ten tweede: de Minister schrijft dat het onderzoek het beeld bevestigt dat in Nederland
                     naar verwachting enkele honderden gebouwen zijn ingedeeld in risicovolle categorieën.
                     Hoe controleert de Minister dat de meest risicovolle gebouwen, zoals gebouwen hoger
                     dan 70 meter en gebouwen met verminderd zelfredzame personen, snel onderzocht zijn?
                     Klopt het dat de gemeenten hiervoor de tijd hebben tot maar liefst 1 januari 2021?
                     Waarom is er zo'n lange termijn gesteld? Waarom niet 1 januari aanstaande? Wat mijn
                     fractie betreft, mag de Minister de termijnen flink aanscherpen en nu al de provincies
                     vragen om toezicht uit te oefenen in het kader van hun interbestuurlijk toezicht op
                     gemeenten.
                  
Dan de lessen voor de toekomst volgens de Minister. Hij geeft aan dat er een programmateam
                     met kennis en kunde is opgetuigd. Hoe ga je in deze materie voldoende kritische massa
                     organiseren? We hebben in de afgelopen maanden gezien dat er maar een handjevol specialisten
                     op bepaalde terreinen is en dat bij zowel voor- als tegenstanders, of bij partijen
                     met verschillende belangen, dezelfde adviseurs actief zijn. Dat maakt het wel erg
                     lastig om een objectief beeld te vormen van hoe het nu precies zit.
                  
Op het AZ-stadion wil ik nu niet vooruitlopen. De OVV is bezig. Ik denk dat gemeenten
                     goede maatregelen nemen om daar waar nodig handhavend op te treden en om een goed
                     beeld van de situatie te krijgen. Ik ben heel erg benieuwd wat de conclusie van de
                     OVV zal zijn over de gebeurtenissen rondom het AZ-stadion.
                  
Tot slot, voorzitter. Al jaren bespreekt en onderzoekt de Minister het verzoek om
                     extra toegangseisen voor nieuwbouwappartementen groter dan 70 m2 in te voeren. Recentelijk heeft het EIB-rapport uitsluitsel gegeven. De eerder gemaakte
                     rapporten worden eigenlijk van tafel geveegd. Er zijn veel vragen van betrokkenen
                     over verschillen en bijbehorende conclusies. Is de Minister bereid om nogmaals een
                     gesprek aan te gaan met de partijen die bij die drie onderzoeken zijn betrokken en
                     te kijken of tot een sluitende conclusie kan worden gekomen? Ik heb toch het idee
                     dat hier een open einde blijft bestaan waarbij er naar elkaar gewezen wordt, en dat
                     deze conclusie helemaal niet afgesloten is. Ik denk dat we daarin betere stappen kunnen
                     maken naar de toekomst toe.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik daarmee het woord aan mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter, dank u wel. Veilige gebouwen zijn in Nederland niet vanzelfsprekend. We
                     zijn ons daar vaak niet van bewust, maar met één harde klap worden we dan op de werkelijkheid
                     gewezen.
                  
Ik begin met een onderwerp dat niet op de agenda staat. Dan krijg ik altijd het antwoord
                     dat er geen antwoord kan komen, maar ik wil het toch echt aansnijden. Deze Kamer heeft
                     heel veel procedures. Die kosten vreselijk veel tijd en ondertussen overlijden er
                     mensen. In Amsterdam is er bijvoorbeeld sprake van een hoop onveilige geisers. Deze
                     geisers zorgen er nog steeds voor dat mensen overlijden in hun slaap. Vaak blijkt
                     er onduidelijkheid te zijn over wie er verantwoordelijk is voor de veiligheid van
                     deze geisers. Mijn vraag aan de Minister is dan ook of hij de regelgeving zo kan aanpassen
                     dat duidelijk wordt dat de verhuurder wel degelijk verantwoordelijk is voor de veiligheid
                     van geisers, net zoals verhuurders verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van cv-ketels
                     die aan de woning vastzitten.
                  
Voorzitter. Een ander punt waar ik mij eerder druk over heb gemaakt, is dat van roestvast
                     staal in zwembaden; want roestvríj staal bestaat niet. Dat hebben we gezien toen in
                     2011 in Tilburg een box in het zwembad naar beneden kwam en een baby overleed. Sinds
                     twee jaar is het gebruik van roestvrij staal verboden in zwembaden, maar daarvóór
                     zijn heel veel zwembaden gebouwd met roestvrij staal erin. De provincie Noord-Holland
                     heeft als eerste besloten om gemeentes op de nek te gaan zitten om ervoor te zorgen
                     dat er eindelijk gecontroleerd wordt of al die zwembaden in orde zijn. Mijn vraag
                     aan de Minister is hoe hij zich ervan kan verzekeren dat al die andere provincies
                     en gemeentes hebben gecontroleerd of de zwembaden wel veilig zijn.
                  
Iets anders dat de afgelopen tijd naar beneden kwam, waren de glasplaten bij het Ministerie
                     van Buitenlandse Zaken en IenW. Dit wil ik aanhalen in combinatie met de breedplaatvloeren.
                     Het zijn technisch gezien hele verschillende zaken, maar in allebei de zaken zagen
                     we dat er sprake was van onveilige toepassingen en te veel genomen risico, ondanks
                     alle veiligheidsmarges die wij hebben ingebouwd in ons regelgevingssysteem. Dat bracht
                     mij tot de vraag: hoe stevig zijn die marges in ons Bouwbesluit? Hoe stevig kunnen
                     we ervan uitgaan dat er voldoende veiligheid in acht wordt genomen?
                  
Een andere vraag die veel speelde rondom de zaak met de parkeergarage bij Eindhoven
                     Airport en die steeds naar boven kwam, was de vraag om de hoofdconstructeur weer in
                     te voeren. Dat is iemand die de hele constructie doorrekent: van de kolommen tot aan
                     de vloeren, tot aan de fundering et cetera. Iemand die het geheel bekijkt. Ik vraag
                     me af hoe de Minister daarnaar kijkt.
                  
Als laatste wil ik het graag hebben over de toegankelijkheid. Ik ben blij dat de Minister
                     nieuwbouwwoningen toegankelijker wil maken door letterlijk de drempel te verlagen.
                     Ik ben ook blij dat de Minister eerder heeft aangegeven dat hij – toen was nog een
                     «zij» Minister van BZK – ernaar kijkt om de buitenruimte bij zorgwoningen gewoon weer
                     in te voeren. Ook mensen met een beperking of een zorgvraag hebben behoefte aan een
                     balkon of een tuin. Ik ben niet zo blij met de pessimistische studie van het EIB.
                     Uit de studie van het EIB zou blijken dat heel veel toegankelijkheidsmaatregelen duur
                     en te moeilijk zijn. Ik vraag me af hoe de Minister aankijkt tegen de kritiek die
                     er op dit rapport is. Hoe kijkt hij aan tegen alle vragen over of de goede aannames
                     wel zijn gedaan, en of alle maatschappelijke baten die volgen uit meer toegankelijke
                     woningen wel zijn meegenomen? Vooral vanuit het oogpunt van vergrijzing heb ik toch
                     echt wel wat vragen bij dat rapport van het EIB. Hoe weegt de Minister de niet-economische
                     belangen mee? Want naast onze topprioriteit veiligheid, verdient ook toegankelijkheid
                     onze aandacht.
                  
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een algemeen overleg naar aanleiding van een aantal
                     incidenten met gebouwen die zijn ingestort of bijna zijn ingestort. Je zou denken
                     dat we het als Kamer dan over incidenten hebben, maar het zijn inmiddels zo veel incidenten
                     dat het eerder op een patroon lijkt. Dan is het heel belangrijk dat we het daarover
                     gaan hebben. Onze inwoners hebben recht op veilige constructies en gebouwen. Ik wil
                     graag van de Minister weten of hij ook vindt dat als deze trend zich doorzet, onze
                     burgers mogelijk echt het vertrouwen kunnen verliezen. Hoe gaan we dat voorkomen?
                  
Heel kort over het AZ-stadion, want er komt nog een vervolgonderzoek en de heer Koerhuis
                     heeft er al heel veel vragen over gesteld. De vraag die ik naar aanleiding daarvan
                     alvast bij de Minister wil neerleggen, is of gemeenten in zijn ogen in staat zijn
                     om dergelijke grote constructies, waarmee ze eigenlijk maar heel weinig te maken hebben,
                     maar één keer in de zoveel jaar, voldoende te kunnen beoordelen op veiligheid. Of
                     is er misschien een manier om dat in de toekomst anders te gaan doen?
                  
Dan over de betonnen breedplaatvloeren. Een aantal collega's hebben daar natuurlijk
                     al heel terecht opmerkingen over gemaakt. De Minister schrijft heel duidelijk dat
                     het aan het lokaal gezag is om maatregelen te nemen, maar ik hoor graag van de Minister
                     hoe het daarmee staat. Vindt de Minister dat ze voldoende maatregelen hebben genomen?
                     En zo ja, welke dan? En als dat niet zo is, hoe gaat de Minister de betrokken gemeenten,
                     waar dat soort vloeren zijn, aansporen om tot actie te komen? Hoe staat het met het
                     uitwerken van de onderzoeksplicht voor gebouweigenaren die hun gebouw zelf moeten
                     gaan inspecteren?
                  
Dan een punt over de toegankelijkheid van gebouwen. D66 heeft er net ook al naar gevraagd.
                     Ieder(in) heeft ons daar een brief over gestuurd, waarin een aantal waardevolle suggesties
                     staan. Ik wil twee concrete vragen uit die brief graag aan de Minister voorleggen.
                     De eerste is of hij bereid is om nogmaals te overwegen om de extra toegankelijkheidseisen
                     voor nieuwbouwappartementen groter dan 70 m2 in de bouwregelgeving op te nemen, zoals in het RIGO-rapport wordt bepleit. Volgend
                     voorjaar horen we of we de invoering van de Omgevingswet wel of niet gaan halen in
                     2021. De tweede vraag is of de Minister kan garanderen dat, ook als de invoering van
                     de Omgevingswet zou worden uitgesteld, hij ervoor zorgt dat die aanvullende toegankelijkheidseisen
                     per 1 januari 2021 wel in de bouwregelgeving worden opgenomen.
                  
Dan nog een vraag over een andere brief die wij kregen in aanloop naar dit debat.
                     Die kwam van een eigenlijk wel bijzondere coalitie, namelijk aan de ene kant verzekeraars
                     en aan de andere kant de brandweer. Ik moet zeggen dat ik behoorlijk geschrokken ben
                     van die brief, met name van de punten die de brandweer daarin noemt. Die geeft aan
                     dat door de deregulering van de Omgevingswet heel veel ondernemers er ten onrechte
                     van uitgaan dat wanneer zij voldoen aan de bouwregelgeving, zij ook voldoen aan de
                     brandveiligheidsnormen. Dat is niet zo. Mijn fractie vindt dat een zorgelijk signaal.
                     Ik hoor graag hoe de Minister daartegen aankijkt en hoe voorkomen wordt dat bouwers
                     en gemeenten de brandveiligheid gaan onderschatten in dat nieuwe stelsel; daar waarschuwt
                     de brandweer voor.
                  
Dan nog een laatste punt. Dat ligt een beetje op het snijvlak van de Ministeries van
                     Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken, maar ik wil het toch aan de orde stellen. Er
                     gaat heel veel niet goed op bouwplaatsen. Dat komt mede omdat vaak helemaal niet helder
                     is wie daar verantwoordelijk is. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen moet daarin
                     meer helderheid gaan brengen, maar de vraag is ook wie op al die bouwplaatsen aanwezig
                     zijn. Er wordt al jarenlang gepleit voor het invoeren van een bouw-ID, een identiteitskaart
                     voor iedereen die op een bouwplaats komt. Die invoering gaat ongelofelijk moeizaam.
                     Het ligt primair bij Sociale Zaken, maar juist vanuit de bouwveiligheid en weten wie
                     wat op de bouwplaats doet, lijkt het me ook vanuit Binnenlandse Zaken van groot belang
                     om dat te regelen. Ik hoor graag hoe de Minister daartegenover staat.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Zijn we nog wel veilig in publieke gebouwen? Dat is denk ik
                     de hoofdvraag die vandaag gesteld wordt door de Kamer aan de Minister. Een ingestorte
                     parkeergarage waar gelukkig niemand onder stond en een ingestort stadion; we kennen
                     het allemaal. Dan een ministerie waarvoor de Minister ook verantwoordelijk is: daar
                     mag je geen pakken papier meer bij elkaar leggen omdat anders de veiligheid in het
                     geding kan komen. Daar is een samenscholingsverbod voor ambtenaren uitgevaardigd;
                     je moet tellen met hoeveel collega's je bij elkaar in een hoek staat, want anders
                     is het gebouw niet veilig. Dat is geen prettige manier om te werken. Als zoiets wordt
                     uitgevaardigd, dan denk je: wat is er aan de hand met dit gebouw? Dus de vraag aan
                     de Minister is: zijn de openbare, grotere gebouwen in Nederland veilig? Zo nee, wat
                     gaat hij daaraan doen?
                  
Dan meer specifiek de breedplaatvloeren, waar al eerder over werd gesproken door collega's.
                     Ik lees in de brieven van het kabinet dat 85% van de gemeenten meewerkt aan de onderzoeken.
                     Dat betekent dat een aantal gemeenten niet meewerkt. Wat betekent dat voor de veiligheid
                     van de gebouwen in de gemeenten waar niet meegewerkt wordt? Mijn tweede vraag is:
                     als er wat aan de hand is, wie gaat het dan betalen? Sommige bouwbedrijven zijn waarschijnlijk
                     al failliet of gestopt. Wie is eigenlijk aansprakelijk? Het kan over publieke gebouwen
                     gaan, en de gemeentes hangen nu al in de touwen. Wat is dan het tijdpad voor een oplossing,
                     als gebouwen onveilig blijken?
                  
Een andere vraag heb ik eerder gesteld. De vorige Minister heeft dat voorstel afgewimpeld,
                     maar met mijn PvdA-fractie ben ik toch voorstander van een soort van apk voor gebouwen
                     waarbij mensen twijfelen over de veiligheid. Ik vraag het kabinet er toch nog eens
                     over na te denken. Bij bruggen en andere zaken in de infrastructuur wordt toch ook
                     regelmatig gekeken of het nog functioneert, bijvoorbeeld door Rijkswaterstaat? Het
                     is toch helemaal geen gek idee om bij gebouwen waar heel veel mensen samenkomen eens
                     in de zoveel tijd te kijken hoe het ervoor staat en of er misschien iets mis is in
                     onderhoud of de constructie? Ik snap dat het niet elk jaar hoeft. Kunnen ze bijvoorbeeld
                     nog tegen harde wind? De winkelstraat hier in Den Haag wordt om de zoveel tijd afgesloten
                     omdat we anders de glazen platen om de oren krijgen. Dat kan toch eigenlijk niet?
                     Dus ik vraag de Minister dat te heroverwegen en toe te zeggen om dat te doen.
                  
Ten aanzien van toegankelijkheid sluit ik aan bij de vragen die de heer Smeulders
                     en anderen hebben gesteld.
                  
Dat was mijn hoofdinbreng, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Anders wordt het geen debat, dacht ik.
Ik snap de neiging van de heer Nijboer om te denken dat we al die gebouwen moeten
                     controleren. En ergens zou ik dat ook wel willen. Maar aan de andere kant denk ik:
                     welke gaan we dan controleren? Er zijn zo veel kantoorgebouwen in Nederland, met zo
                     veel constructies die wellicht onveilig zouden kunnen zijn. We hebben al te weinig
                     technische mensen. Is dat haalbaar? Is dat doenbaar?
                  
De heer Nijboer (PvdA):
De hoofdvraag voor mij is of een gebouw veilig is. Ook voorgaande sprekers zeiden
                     dat dit geen incidenten meer zijn. Zeker bij de breedplaatvloeren maar ook bij andere
                     zaken, zoals bij het AZ-stadion, was er wat anders aan de hand. Dat wordt nu nog onderzocht.
                     Ook met harde wind moet het toch wel veilig zijn. Als daar nou twijfel over is ...
                     Je kunt misschien een categorisering maken welke gebouwen het moeten zijn. Of dat
                     het hele grote gebouwen moeten zijn. Ik vind dat er toch alle reden is om daar eens
                     een keer iemand die er verstand van heeft naar te laten kijken. Ik ben er voorstander
                     van dat dat gebeurt, want je moet er niet aan denken dat het misgaat met een publiek
                     gebouw en er misschien wel honderden of duizenden gewonden vallen. Dat moeten we voorkomen.
                     Daar ben ik voorstander van. Ik vind dat het Rijk, de Minister, uiteindelijk verantwoordelijk
                     zijn voor de veiligheidsnormen van de gebouwen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Eijs, nog een keer.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Stadions zijn wat dat betreft een goed voorbeeld, want daarvoor hebben we zo'n veiligheidsverklaring,
                     zoals de VVD zo mooi aanhaalde. Dus we hebben officieel zo'n controle. Alleen blijkt
                     die erg op papier plaats te vinden. Ik snap dat je zoekt naar een manier om te waarborgen
                     dat mensen in zo'n groot gebouw met veel mensen bij elkaar veilig zijn en dat je niet
                     wilt dat de glasplaten om je oren vliegen, maar het moet wel werkbaar zijn en niet
                     alleen een papieren tijger blijven. Is de heer Nijboer dat met mij eens?
                  
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, wat denkt u? Dat ik papieren controles wil invoeren die niet werken? Nee, natuurlijk
                     niet. Daar moeten gewoon bouwkundigen naar kijken die een analyse maken of het veilig
                     is en wat er aan de constructie moet gebeuren als het niet veilig blijkt. Dat lijkt
                     me een heel normale vraag. Zoals je ook een apk hebt voor een auto. Gebouwen slijten
                     ook. Dus het is verstandig om daar op gezette tijden naar te kijken. Ik kan me best
                     voorstellen dat je dat bij een cultureel centrum, of bij iets wat al honderd jaar
                     staat, misschien een keer in de vijf jaar doet en nieuwbouw de eerste paar jaar goed
                     bekijkt. Dat weet ik allemaal niet. Maar dat je dat doet en niet gewoon maar aan het
                     geluk overlaat, vind ik verstandig.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een interruptie van de heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Wat ik voor me zie, is dat de overheid dat allemaal gaat regelen. Ik ben daar eigenlijk
                     niet zo'n voorstander van. Ik zou ook een beroep willen doen op de eigen verantwoordelijkheid
                     van de eigenaren van die gebouwen. Hoe ziet de heer Nijboer dat? Is het niet iets
                     wat eigenlijk bij het eigenaarschap van de eigenaren van die gebouwen thuishoort,
                     zeker als je evenementen organiseert waar veel mensen komen? Vaak heeft de brandweer
                     een rol in de brandveiligheid. Hoe ziet de heer Nijboer dat?
                  
De heer Nijboer (PvdA):
Wij hebben natuurlijk de bouwvoorschriften en daar moet het gewoon aan voldoen. Er
                     zijn natuurlijk allemaal voorschriften en er is ook toezicht op of iets daaraan voldoet.
                     Uiteindelijk ben ik het met de heer Ronnes eens dat eigenaren verantwoordelijkheid
                     zijn voor de veiligheid, maar je hebt een publiek belang. Eigenaren kunnen heel veel
                     commerciële belangen hebben en die veiligheid niet meer zo wegen. Er is een publiek
                     belang, zoals bij de brandweer, maar ook ten aanzien van de veiligheid van constructies
                     waar toezicht op moet zijn. Daarover kan het Rijk tegen bedrijven, particulieren en
                     overheidsinstellingen zeggen dat ze moeten zorgen dat het gebouw veilig is en dat
                     ze het een keer in de zoveel tijd bouwkundig moeten controleren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ronnes wil iets aanvullends vragen? Dat is niet het geval. Verder
                     zijn er geen interrupties.
                  
Ik stel voor om te schorsen tot 16.40 uur. Dan heeft de Minister voldoende tijd voor
                     de voorbereiding van de beantwoording, lijkt mij.
                  
De vergadering wordt van 16.25 uur tot 16.41 uur geschorst.
De voorzitter:
We hebben de inbreng in eerste termijn gehad. Ik richt mij tot de Minister om hem
                     de gelegenheid te geven tot beantwoording. Er zijn twee interrupties toegestaan, wat
                     mij betreft weer in tweeën. Ik geef hiermee het woord aan de Minister.
                  
Minister Knops:
Dank u wel, voorzitter. Veiligheid is een buitengewoon belangrijk onderwerp. De rode
                     draad die in dit algemeen overleg naar voren komt, is de veiligheid van gebouwen en
                     hoe we borgen dat gebouwen veilig zijn. De genoemde voorbeelden, zoals het AZ-stadion,
                     waarbij een ramp die had kunnen plaatsvinden gelukkig niet heeft plaatsgevonden, maken
                     duidelijk dat veiligheid niet alleen iets is op papier of wat je alleen in regels
                     vervat. Het is het hele stelsel, het hele complex: het stellen van normen en regels,
                     maar ook het toezicht en het zorgen voor deugdelijke constructies. In een land waar
                     heel veel gebouwd wordt en waar we een goede naam hebben op dat vlak, is het terecht
                     dat we daar buitengewoon kritisch op zijn. Dat maakt overigens wel dat we de zich
                     voorgedane incidenten in context moeten plaatsen. Waarmee ik overigens geenszins wil
                     bagatelliseren wat de consequenties hadden kunnen zijn, zeker niet waar het het AZ-stadion
                     betreft.
                  
Toch even over de samenscholingsverboden van de heer Nijboer en de stapels papier
                     die niet op een plek mogen liggen. Zekerheid voor alles, zou ik zeggen. We doen alles
                     om te voorkomen dat er ook maar iets zou kunnen ontstaan, maar de vraag is of er iets
                     zou gebeuren als je de maatregelen niet zou hebben genomen. Zeer waarschijnlijk niet,
                     maar je wilt elk risico uitsluiten. We moeten die lat heel hoog leggen. Tegelijkertijd
                     is het nooit honderd procent zeker te zeggen dat ergens geen onveilige situatie zou
                     kunnen ontstaan. We moeten alles op alles zetten om de hele keten van rijksoverheid
                     ten aanzien van normeringen, van bevoegde gezagen, van inspecteurs en van constructeurs
                     goed te laten verlopen. Het sleutelwoord daarin is «verantwoordelijkheid»; wie is
                     waarvoor verantwoordelijk? Ik geloof heel stellig niet in het feit dat je alleen door
                     het stellen van meer regels een veiliger situatie creëert. Het gaat ook om bewustzijn,
                     en dat instanties en overheidsorganisaties, maar ook private bedrijven, werk opleveren
                     dat daadwerkelijk voldoet aan bepaalde normen die je hebt gesteld. Als je die keten
                     gesloten kunt krijgen, is er sprake van een zo hoog mogelijke mate van veiligheid.
                  
In die context zou ik de vragen willen beantwoorden. Er zijn incidenten die een hele
                     grote impact zouden kunnen hebben. Er zijn zaken gebeurd die veel erger hadden kunnen
                     aflopen, zowel bij de parkeergarage als bij het stadion, maar we moeten het ook niet
                     erger maken dan het is. Zoals het zich nu bijvoorbeeld bij de Rijnstraat laat aanzien,
                     voldoet de normering wel maar de kwaliteit van de geleverde producten kennelijk niet.
                     Wat is er aan de hand? Er zijn platen die bij bepaalde temperaturen barsten vertonen.
                     Momenteel wordt onderzocht wat daarvan precies de oorzaak is. Het zijn er te veel
                     en het is boven de norm, maar de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen worden wel meteen
                     genomen. Ik hecht eraan om dat te zeggen, want uiteindelijk gaat het erom dat je de
                     veiligheid van voorbijgangers en van gebruikers kunt waarborgen en erachter probeert
                     te komen wat exact de oorzaak is.
                  
Ik vind het ook weleens frustrerend als ik zie hoe lang de doorlooptijden van onderzoeken
                     zijn, bijvoorbeeld rond de woontoren in Engeland waar deskundige onderzoekers mee
                     bezig zijn, vergeleken met de snelle beantwoording van vragen die je zou willen hebben.
                     Je wilt het liefst de dag erna weten wat het probleem is, hoe we het kunnen oplossen
                     en hoe we ermee aan de slag kunnen. Ik heb vanuit mijn eerdere verantwoordelijkheid
                     gemerkt, en nu nog steeds vanuit Rijksvastgoedbedrijf, dat meten weten is. «Weten»
                     is heel belangrijk om te kunnen bepalen wat je daadwerkelijk gaat doen. Niemand heeft
                     baat bij symboolmaatregelen of het helemaal dichtzetten van de zaak, waardoor je elk
                     risico zou uitsluiten maar niet het echte probleem aanpakt. Daar hebben we mee te
                     maken. Het feit dat we dit debat hier hebben – en niet alleen hier, maar ook met provincies,
                     gemeenten en alle andere betrokken partijen – is minstens zo belangrijk om het bewustzijn
                     te vergroten.
                  
Dat vooraf, voorzitter. Ik zou de vragen aan de hand van een aantal thema's willen
                     beantwoorden. Ik weet niet of u die thema's wilt weten?
                  
De voorzitter:
Volgens mij is het wel makkelijk als we per thema de beantwoording doen en aan het
                     eind van zo'n blokje even de gelegenheid geven tot een interruptie. Als ik en de leden
                     de thema's horen, weten we in ieder geval wanneer een blokje zo'n beetje ten einde
                     is.
                  
Minister Knops:
Het eerste thema is algemene veiligheid. Het tweede gaat over de breedplaatvloeren,
                     het derde over de stadions, het vierde over de brandveiligheid, het vijfde over de
                     veiligheid van geisers, het zesde over roestvrijstaal in zwembaden en het zevende
                     over toegankelijkheid.
                  
De heer Smeulders vroeg hoe onze inwoners en gebruikers van gebouwen erop kunnen vertrouwen
                     dat het veilig is. Een aantal anderen heeft daar ook over gesproken, waaronder de
                     heer Nijboer. Ik kan het niet honderd procent garanderen, maar door de bank genomen
                     denk ik dat we kunnen zeggen dat onze gebouwen veilig zijn. Waar geconstateerd wordt
                     dat er problemen ontstaan, bijvoorbeeld rondom de vloeren, wordt er onmiddellijk geacteerd.
                     Dat is minstens zo belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat het vertrouwen van de burger
                     vooral gebaseerd moet zijn op hoe je met incidenten omgaat, hoe je voorkomt dat ze
                     in andere situaties plaatsvinden, dat je telkens als zoiets gebeurt ervan leert en
                     dat je er in voorkomende gevallen ook naar handelt. Als er iets gebeurt, kan het zijn
                     dat je daardoor een nieuwe regel moet introduceren, maar ik zou dat niet als eerste
                     reflex meteen op tafel willen leggen.
                  
Mevrouw Van Eijs vroeg zich af of de huidige veiligheidsmarges in het Bouwbesluit
                     voldoende zijn, gezien de incidenten die zich hebben voorgedaan. Op het gevaar af
                     dat ik alles op een hoop gooi, wat ik zeker niet wil, ligt het probleem volgens mij
                     over het algemeen niet zozeer in de normeringen. Veel vaker ligt het probleem, zo
                     blijkt ook uit onderzoek, in de uitvoering, in de materialen die niet aan de normen
                     voldoen en in het feit dat het hele samenspel van verantwoordelijkheden van de verschillende
                     actieve partijen, zoals de ondernemers, de hoofdconstructeurs en de constructeurs,
                     niet goed belegd is. Ik kom daar zo nog even op terug naar aanleiding van uw concrete
                     vraag over de hoofdconstructeur, maar dit is wel een belangrijk element.
                  
Objectief bekeken is het aantal incidenten buitengewoon beperkt gezien het aantal
                     in Nederland gerealiseerde gebouwen, huizen en utiliteitsgebouwen. Even voor de duidelijkheid:
                     dat wil niet zeggen dat we dus niet verder moeten gaan. De Wet kwaliteitsborging,
                     die wordt beoogd in te gaan per 1 januari 2021, moet ons helpen om de zwakke plekken
                     in de keten dicht te schroeien om zo veel mogelijk geconstateerde problemen op te
                     lossen.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie. Is het blokje ten einde?
Minister Knops:
Nee, bijna.
De voorzitter:
Dan wachten we even tot het einde.
Minister Knops:
Mevrouw Van Eijs vroeg waarom ik geen hoofdconstructeur verplicht stel. In de Wet
                     kwaliteitsborging, die dus over ruim een jaar in werking zal treden, wordt al de figuur
                     van een onafhankelijke kwaliteitsborger geïntroduceerd, die onder ander verplicht
                     toeziet op de constructieve veiligheid van een gebouw. Het daarnaast nog wettelijk
                     verplichten van een hoofdconstructeur is wat ons betreft niet nodig. Wat overigens
                     niet wil zeggen dat er geen hoofdconstructeur mag worden aangesteld, want het staat
                     partijen altijd vrij om dat wel te doen. In het kader van de Wet kwaliteitsborging
                     wordt de lacune die u terecht beschrijft, naar ons idee opgelost.
                  
De heer Ronnes had een terecht punt over schaarse kennis. Soms zijn er geen handenvol
                     deskundigen die kunnen adviseren over hele specifieke problemen rondom materiaalgebruik
                     of constructietechnieken, en soms zijn deskundigen al eerder ingezet door partijen
                     die bijvoorbeeld de constructie gemaakt hebben. Het is in die kwesties telkens van
                     belang om de onafhankelijkheid te borgen, en daar waar nodig kennis van buiten aan
                     te trekken. Als het gaat om hoe de rijksoverheid dit organiseert – met name het Rijksvastgoedbedrijf
                     als uitvoerende partij en als opdrachtgever voor de realisatie van gebouwen – zien
                     we momenteel niet dat we een tekort aan kennis hebben. Er is wel een zekere mate van
                     kwetsbaarheid, zeker als het over hele specifieke zaken gaat, waarbij er geen normale
                     markt is met heel veel beschikbare deskundigen. We zien het momenteel echter niet
                     als een probleem waarmee we niet overweg kunnen.
                  
De heer Smeulders vroeg zich af wie verantwoordelijk is voor de veiligheid en de aanwezigheid
                     op de bouwplaats, en of het een goed idee is om met een bouw-ID te komen. Ik ben van
                     plan om een veiligheidscoördinator op en nabij de bouwplaats verplicht te stellen.
                     De praktijk leert namelijk dat er op zo'n bouwplaats onveilige situaties kunnen ontstaan
                     door het verkeer en de logistiek. Dat kan te maken hebben met mensen die de taal niet
                     spreken of die de veiligheidsvoorschriften niet kennen. Het plan wordt door middel
                     van een wijziging van het Bouwbesluit via voorrang in maart 2020 aan uw Kamer voorgelegd.
                     Ik ben ervan overtuigd dat het een impuls zal geven aan de kwaliteit op de bouwplaats.
                     Ik zal met mijn collega's van SZW, en van Justitie en Veiligheid nog kijken naar in
                     hoeverre zo'n ID daar nog iets aan toevoegt. Als blijkt dat het iets toevoegt, bekijken
                     we hoe het dan geregeld kan worden.
                  
De heer Nijboer vroeg zich af of een apk voor gebouwen een goed idee is, eens per
                     jaar of eens in een aantal jaren. Ik snap de vraag heel goed, maar wat zich hier voordoet,
                     is dat je regelmatig de staat van je gebouw controleert. Dat gebeurt al vaak bij oefeningen
                     en in het operationeel gebruik van gebouwen. Ik ben terughoudend ten aanzien van het
                     voorstel, gezien de proportionaliteit van zoiets en de daarmee gepaard gaande regelgeving.
                     Je loopt het risico dat je wel een regel introduceert, waaraan iedereen zich moet
                     houden, maar dat daarmee de veiligheid niet vanzelfsprekend toeneemt. Ik vind het
                     vooral een verantwoordelijkheid van eigenaren van gebouwen; overigens ook van huurders
                     die daarover met een eigenaar afspraken maken. Dat kun je privaatrechtelijk allemaal
                     regelen. Het is volgens mij geen taak van de overheid. We doen het bij het toezicht
                     op de bouw, maar als het gebouw er eenmaal staat, is het de verantwoordelijkheid van
                     de eigenaar.
                  
De voorzitter:
Ik zag twee interrupties; een van mevrouw Van Eijs en een van de heer Ronnes. Ik geef
                     mevrouw Van Eijs als eerste de gelegenheid voor de interruptie.
                  
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ben op zich blij dat de kwaliteitsborger toeziet op de totale en dus ook de constructieve
                     veiligheid. De vraag is natuurlijk wel of zo'n kwaliteitsborger geëquipeerd is om
                     de samenhang op constructief niveau te kunnen doorrekenen. Misschien speelt dat niet
                     voor elk gebouw, want een gewone woning is misschien minder spannend. Maar hoe zit
                     dat voor zoiets als een parkeergarage in Eindhoven, met een aparte constructeur voor
                     de kolommen, een aparte constructeur voor de balk boven de kolommen, een aparte constructeur
                     voor de vloer tussen de balken et cetera?
                  
Minister Knops:
Het antwoord is ja. Als je sommige films terugdraait, onderkennen we met u dat er
                     met name in de schakelingen leemtes zijn gevallen. Eigenlijk komt dat weer terug op
                     het woord «verantwoordelijkheid»; wie is waarvoor verantwoordelijk? Ik loop niet vooruit
                     op specifieke zaken, maar dit is wel een punt. Waarom gaan er dingen fout? Omdat er
                     in de afstemming zaken niet goed gaan en verantwoordelijkheden niet goed scherp zijn
                     afgebakend. Zo'n kwaliteitsborger heeft de taak om dat op te lossen. Dat maakt onderdeel
                     uit van de nog lopende wetsbehandeling. Ik stel volledigheidshalve voor om de zorgen
                     van mevrouw Van Eijs of het wel de goede oplossing voor het probleem is, heel nadrukkelijk
                     naar voren te brengen in het kader van de wetsbehandeling. Maar wat ons betreft is
                     de functie wel noodzakelijk om het probleem op te lossen.
                  
De voorzitter:
Daarmee is de vraag van mevrouw Van Eijs volgens mij beantwoord. De heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Ik had het er nog over hoe het Rijk de onafhankelijke toetsing en het onafhankelijke
                     beeld organiseert. Bij de situatie in Eindhoven hebben we nadrukkelijk voorbeelden
                     gezien waarbij we echt onze vraagtekens hebben: is dit nu de manier waarop je als
                     overheid laat zien dat je onafhankelijk naar zo'n probleem kijkt? Ik kan me voorstellen
                     dat u nog niet helemaal in dat dossier bent ingewerkt. Maar als je dit soort zaken
                     bij de overheid naar de toekomst toe organiseert, zorg dan in elk geval dat je daarvoor
                     een soort code afspreekt. Zorg ervoor dat je heel nadrukkelijk op de onafhankelijkheid
                     let als je een second opinion laat invliegen. Er zijn heel weinig specialisten. Dan
                     is het juist belangrijk dat je heel scherp kijkt naar welke lijntjes er lopen en wie
                     waarvoor opdrachtgever is.
                  
Minister Knops:
Ik vind dat een terecht punt. Ik wil de heer Ronnes toezeggen dat we bijvoorbeeld
                     ook in deze concrete casus ervan leren hoe je het beter kunt doen. Als zo'n commissie
                     van deskundigen de zaak gaat bekijken, mag er geen twijfel bestaan over de integriteit
                     van het proces. Het mag niet zo zijn, in een theoretisch geval, dat iemand een oordeel
                     geeft over iets wat hij zelf in eerste instantie bedacht heeft. Soms kom je bij die
                     handvol mensen terecht, maar dan moet je dit op z'n minst bespreekbaar maken. Methodologisch
                     moeten er onafhankelijke partijen bij zijn die op z'n minst kunnen objectiveren wat
                     er gebeurt en wat er gevalideerd wordt, ook al hebben ze misschien niet helemaal het
                     kennisniveau van de betrokkenen. Dus dit is wel een aandachtspunt. En hoe specifieker
                     het probleem wordt, hoe prominenter dit ook naar voren komt.
                  
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we nu over naar ... O, de heer Nijboer heeft nog een interruptie.
De heer Nijboer (PvdA):
De Minister zegt: over de bouwvoorschriften gaat de overheid, maar de veiligheid is
                     de verantwoordelijkheid van de eigenaar. Ik vind eigenlijk dat de overheid ook een
                     verantwoordelijkheid heeft om de veiligheid van publieke gebouwen, waar veel mensen
                     zijn, te waarborgen. Ik denk dat mensen dat verwachten. Dus ik ben het niet met de
                     Minister eens. Kan hij nog eens uiteenzetten waarom hij vindt dat de overheid geen
                     verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid van gebouwen waar heel veel mensen
                     samenkomen?
                  
Minister Knops:
Even heel precies: de heer Nijboer stelt voor om een apk te introduceren en daarop
                     heb ik gereageerd. Ik heb niet gezegd dat de overheid geen verantwoordelijkheid heeft.
                     Die heeft de overheid wel en die begint natuurlijk bij de bouw van een complex. Als
                     het gebouw gebruikt wordt conform de voorschriften en vergunningen die daarvoor zijn
                     afgegeven, mag je ervan uitgaan dat wat van tevoren bepaald is, in de praktijk ook
                     werkt. Wanneer gaat het problemen opleveren? Als gebouwen bijvoorbeeld niet onderhouden
                     worden, of niet gebruikt worden conform de voorschriften of conform het doel waarvoor
                     het gebouw ontworpen is. Bijvoorbeeld als je daken ontwerpt en daarop veel meer belasting
                     gaat leggen dan oorspronkelijk beoogd was. Natuurlijk is het altijd een taak van de
                     gemeente om daarin een rol te spelen in het kader van bouw- en woningtoezicht. Maar
                     dat is wat anders dan dat je het omdraait en zegt dat je een sticker moet krijgen
                     en een jaarlijkse of tweejaarlijkse keuring moet doen. Het zit op het punt van proportionaliteit.
                     Het kan bijvoorbeeld zijn dat je bij bepaalde bouwwerken in het kader van de controle
                     andere periodieken hanteert. De voetbalstadions zijn al genoemd.
                  
Uw vraag was heel algemeen. Als ik die specifiek ga beantwoorden, zeg ik dat dit in
                     algemene zin niet in proportie is met het probleem dat we hebben. Dus ik zou veel
                     meer pleiten voor een wat meer chirurgische aanpak. Als er bepaalde risico's zijn
                     en die kennen we, dan zitten we er dicht bovenop. Zijn die er niet, dan gaan we de
                     eigenaren niet belasten met een apk.
                  
De heer Nijboer (PvdA):
Ik begrijp echt wel dat er een verschil is tussen de verschillende soorten gebouwen.
                     Ik begrijp dat controle bij het ene misschien urgenter is dan het andere, dat een
                     parkeergarage andere inspecties vereist dan een voetbalstadion en dat het voor een
                     grote evenementenlocatie ook weer anders kan zijn. Maar als de Minister dan preciezer
                     zou willen kijken, denk ik dat het verstandig is om per categorie gebouwen toch eens
                     te bedenken of er niet periodiek geïnspecteerd zou moeten worden. Bij voetbalstadions
                     is dat al het geval, maar er zijn natuurlijk meer gebouwen waarbij je dat zou kunnen
                     doen. Dat is nu niet geregeld. Ik zou het wel verstandig vinden om daar toch eens
                     naar te kijken.
                  
Minister Knops:
Als daar aanleiding toe is, want anders wordt het heel groot, waardoor we de aandacht
                     weer niet kunnen richten op andere zaken. Het vraagt in zekere zin ook veel capaciteit.
                     Maar als er een aanleiding is, kan ik op basis van het Bouwbesluit een onderzoeksplicht
                     instellen. Volgens mij is dat de methode die je zou moeten hanteren. Dus er moet een
                     aanleiding zijn. Dat kan een melding van een gebruiker zijn, of anderszins een constatering
                     van het bevoegd gezag. Dan kun je uiteindelijk wel dwingen om te kijken of het nog
                     aan de eisen voldoet. Maar als we dat in algemene zin zouden doen, dan raakt dat echt
                     aan die proportionaliteit. Dus volgens mij zijn we het redelijk eens over het feit
                     dat je dit zou moeten kunnen doen. Dat kan ook, maar de vraag is of je dat dan voor
                     alles zou moeten doen of niet. Daarop zou ik zeggen: dat moeten we niet doen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we door naar het kopje breedplaatvloeren. De Minister.
Minister Knops:
Ja, de breedplaatvloer. De vraag van de heer Ronnes was hoe de steekproef van de 80
                     gemeenten was opgezet. Het is een representatieve steekproef, dus niet alle gemeenten
                     zijn uitgevraagd. Van die 80 gemeenten hebben er 71 de enquête ingevuld en 56 gemeenten
                     zijn ook daadwerkelijk begonnen met de onderzoeken. Daar kunt u van zeggen: is dat
                     veel? Ik zou het liefst hebben dat alle gemeenten dat gaan doen. Als we het hebben
                     over verantwoordelijkheden, vind ik eerlijk gezegd dat het een gemeentelijke taak
                     is om dit te doen. Wij hebben hier dit debat. Wij hebben de stelselverantwoordelijkheid
                     om ermee aan de slag te gaan.
                  
Ik vind ook dat wij vanuit BZK in de reguliere communicatie met de gemeenten – we
                     hebben nu dit onderwerp, maar ook heel veel andere – de gemeenten erop kunnen wijzen
                     om hieraan mee te werken. Ook hiervoor geldt dat dit debat ook in gemeenteraden gewoon
                     gevoerd kan worden. Ik roep gemeenten ook op om daar zo snel mogelijk op aan te haken,
                     want als het gaat om veiligheid, wil je uiteindelijk niet dat er dadelijk gemeenten
                     zouden achterblijven. Dat beeld hebben we ook niet, maar deze gegevens zijn enigszins
                     gedateerd; het is niet de meest actuele informatie. Ik kan u in ieder geval toezeggen
                     dat wij ten aanzien van veiligheid in alle breedte, of het nu gaat over breedplaatvloeren
                     of de bekleding van gevels, gemeenten zullen aanspreken, met respect voor hun verantwoordelijkheid,
                     op het feit dat ze de zaken die nodig zijn in gang moeten zetten.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie, maar zullen we dit blokje eerst afwerken? Dat lijkt me beter.
                     De Minister.
                  
Minister Knops:
De heer Ronnes vroeg hoe ik controleer dat de meest risicovolle gebouwen echt als
                     eerste gecontroleerd worden, en of dat sneller kan. Kan het sneller? Die vraag begrijp
                     ik ook heel goed, want je zou het liefst meteen duidelijkheid willen hebben. Er wordt
                     voor deze gebouwen een onderzoeksplicht ingesteld. De gemeenten zijn gevraagd om hierop
                     toe te zien. Voor 1 januari 2021 moeten al deze controles zijn uitgevoerd. Dit is
                     afgestemd met deskundigen, waarbij ook de risico's zijn beschouwd. Dus ja, het is
                     logisch dat als je dit gaat doen, je begint bij de gebouwen waarvan jij inschat dat
                     het de meest risicovolle zijn. Dat weet je dan nooit 100% zeker, want dat weet je
                     pas als de controle heeft plaatsgevonden. Maar in het kader van een soort prioritering
                     is het logisch dat het op deze manier gebeurt.
                  
De heer Smeulders vroeg hoe gemeenten worden aangespoord om de vloeren te controleren
                     en wat er in de onderzoeksplicht komt. Er is een brief gestuurd door mijn ambtsvoorganger
                     in mei van dit jaar. Ik zal na de publicatie van de onderzoeksplicht in de Staatscourant
                     – dat zal begin volgend jaar zijn – de gemeenten nogmaals hierop attenderen en tot
                     actie manen. Dat is wat ik kan doen, ook in het kader van de verantwoordelijkheden,
                     omdat het een belangrijk punt is. Maar het is aan de gemeenten om dit op te volgen.
                  
De heer Nijboer vroeg wie er gaat betalen voor problemen in gebouwen met vloerenproblematiek.
                     Waar komt de rekening te liggen? Dat is een privaatrechtelijke aangelegenheid. Dat
                     kan dus in alle gevallen anders zijn. Als dat bij de overheid is, dan is het de overheid
                     zelf die daarvoor aan de lat staat. Als het private gebruikers betreft, dan praten
                     we over verzekeringskwesties en dat soort zaken; dat is echt een privaatrechtelijk
                     traject.
                  
De heer Smeulders vroeg ook hoe het zit met het onderzoek naar breedplaatvloeren,
                     en dan met name gericht binnen het Rijk, het Rijksvastgoedbedrijf. Van de 21 rijksgebouwen
                     met risicovolle vloeren is de verwachting dat deze alle aan het eind van het eerste
                     kwartaal van 2020 onderzocht zijn. Zodra dat gebeurd is, zal de Kamer daarover geïnformeerd
                     worden. Daarover hebben we eerder afspraken gemaakt.
                  
De voorzitter:
Dan hebben we daarmee volgens mij het kopje breedplaatvloeren gehad. De heer Ronnes
                     had een interruptie.
                  
De heer Ronnes (CDA):
Ik ben er als geen ander voorstander van om de autonomie van de gemeentes te respecteren.
                     Alleen, als het om de risicovloeren gaat, was er in het begin echt onduidelijkheid.
                     Als dit soort zaken spelen en een systeemverantwoordelijk Minister een signaal doet
                     uitgaan naar gemeentes van «let op, hier moet u acteren», dan is er eigenlijk wel
                     iets voor te zeggen dat je er als Minister ook een beeld van hebt of gemeentes dat
                     ook gedaan hebben. Los van dat je misschien niet alle inhoudelijke resultaten weet,
                     zou je wel moeten kunnen zeggen: nou, check in the box; al die gemeentes hebben hun
                     taak gedaan. Ik vraag me echt af of dat bewustzijn bij die gemeentes op dat eerste
                     moment ook echt aanwezig is geweest. Dus ik vraag toch of je hiervoor niet iets georganiseerd
                     zou moeten hebben dat als een soort draaiboek klaarligt, zodat je als Minister een
                     beeld hebt van hoe het nu zit en of er geacteerd wordt, zonder dat je daarmee de verantwoordelijkheid
                     van de gemeentes overneemt. Daarnaast is er natuurlijk ook nog de interbestuurlijke
                     toezichtstaak die de provincies hebben. Ook daarmee zou je iets kunnen organiseren
                     om heel makkelijk een eenduidig beeld te krijgen.
                  
Minister Knops:
Ik begrijp die vraag heel goed. Ik zou er belang bij hebben om die informatie te hebben,
                     omdat u ernaar vraagt. Het zou mij dus heel goed uitkomen. Ik zeg het even heel scherp:
                     we moeten ervoor oppassen om als Rijk te gaan treden in de verantwoordelijkheid en
                     de autonome bevoegdheid van gemeenten om toezicht uit te oefenen, maar ook om dit
                     soort zaken te onderzoeken. Want dan gaan we het verkeerde pad op. Als ik de indruk
                     zou hebben dat gemeenten dit niet serieus zouden oppakken, zou ik dat melden. Die
                     indruk heb ik niet. Als u mij vraagt hoe het precies zit, kan ik dat nu niet aangeven
                     omdat ik die informatie niet allemaal heb. Die heb ik niet volledig van alle gemeenten.
                     Maar ik heb u eerder al aangegeven dat ik in de briefwisseling en communicatie met
                     de gemeenten hen zal blijven aansporen om dit te doen. Het is uiteindelijk ook aan
                     de gemeenteraden om hun eigen colleges aan te spreken op de zaken die zij moeten doen.
                     Als wij vanuit de Kamer of het kabinet die taak zouden overnemen of het in een soort
                     schaduwvorm zouden gaan doen, dan is dat in ieder geval staatsrechtelijk gezien niet
                     zuiver. Ik ga daarmee niet met een grote boog om problemen heen lopen, want ik heb
                     eigenlijk ook wel behoefte aan die informatie, om te kunnen sturen waarop ik moet
                     acteren. Maar we moeten oppassen dat we niet in het domein van de gemeentelijke bevoegdheid
                     treden. Ik kan u toezeggen, ook naar aanleiding van die brief die ik ga sturen naar
                     de gemeenten, dat ik begin volgend jaar een update zal geven van de situatie. Dat
                     is dus in het eerste kwartaal. Als daar aanleiding toe bestaat – nogmaals, die zie
                     ik nu niet – dan zou ik daar gericht op kunnen acteren.
                  
De voorzitter:
Daarmee is de interruptie van de heer Ronnes beantwoord en gaan we volgens mij naar
                     het kopje stadions.
                  
Minister Knops:
Ja. Gelukkig kunnen we zeggen dat er geen slachtoffers zijn gevallen, maar soms heb
                     je dit soort voorbeelden nodig om allemaal weer eens even na te denken over hoe het
                     door ons allen bedachte systeem nu werkt, en waar het fout is gegaan. Ik ga niet vooruitlopen
                     op conclusies. De haast die sommigen van u hebben, begrijp ik. Maar we moeten de onderzoekers
                     hun werk laten doen. Ik vind het heel zorgwekkend dat het heeft kunnen gebeuren, maar
                     daarover zullen we niet van mening verschillen. Begin 2020, begin volgend jaar, zal
                     het definitieve onderzoek van Royal Haskoning beschikbaar zijn. Ik zal er ook een
                     reactie op geven. Het onderzoek van de OVV zal langer gaan duren. Als u mij vraagt
                     hoe lang, kan ik dat niet aangeven. Ze zullen er niet langer over doen dan noodzakelijk
                     is, maar ik kan u daarover gewoon niets toezeggen.
                  
In samenspraak met de KNVB, gemeenten en voetbalclubs zijn er nu al acties in gang
                     gezet. De eerste werd door enkelen van u al genoemd. Dat betreft de zogenaamde veiligheidsverklaring,
                     waarbij voetbalclubs en gemeentes jaarlijks een veiligheidsverklaring voor hun stadion
                     tekenen. Die gaat echt over alle aspecten van veiligheid, dus ook de constructieve
                     veiligheid. Naar aanleiding van de calamiteit bij het AZ-stadion is gebleken dat deze
                     veiligheidsverklaring moet worden verduidelijkt. Dat is een brede actie die vooral
                     de KNVB, en Justitie en Veiligheid betreft. Voor het specifieke onderdeel constructieve
                     veiligheid zal een beoordelingsprotocol worden opgesteld. Omdat deze veiligheid ook
                     onderdeel is van het Bouwbesluit – dat raakt uiteraard daaraan – wordt deze actie
                     getrokken door het Ministerie van BZK. Wij maken een protocol als hulpmiddel voor
                     stadioneigenaren om hun stadion periodiek te kunnen beoordelen. En eigenlijk is dit
                     nou zo'n specifieke situatie waarin je er wel dichter bovenop zit; even als reactie
                     op de vraag van de heer Nijboer. Als dat protocol beschikbaar is, begin 2020, zal
                     dit actief door ons ministerie onder de aandacht worden gebracht bij de stadioneigenaren
                     en de gemeenten.
                  
De heer Koerhuis vroeg of die veiligheidsverklaring niet duidelijk was, of dat de
                     beoordeling niet goed had plaatsgevonden bij het stadion. Het is op dit moment niet
                     duidelijk hoe die constructieve veiligheid jaarlijks kan worden beoordeeld. Dat moet
                     dus ook verduidelijkt worden door het opstellen van het protocol. Want je kunt wel
                     zeggen hoe het allemaal moet, maar je moet ook een handleiding maken van wat je dan
                     gaat meten. Je kunt alle zaken afvinken en zeggen: het ziet er allemaal goed uit.
                     Maar we moeten ook leren van hetgeen hier gebeurd is en kijken wat je dan precies
                     moet beoordelen. Want zo'n verklaring is uiteindelijk de resultante van die beoordeling.
                  
De heer Koerhuis vroeg ook nog hoe ik ervoor ga zorgen dat de constructieve veiligheid
                     van stadions snel wordt beoordeeld. Nou, de eigenaren van voetbalstadions zijn in
                     het kader van de zorgplicht zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun stadion.
                     Het is ook aan hen om nu al actie te ondernemen als er twijfel is over deze veiligheid.
                     Twijfel kan er natuurlijk zijn, omdat je een vergelijkbare constructie hebt gehanteerd
                     of met vergelijkbare bedrijven hebt gewerkt. Maar dat betekent echt niet dat elk stadion
                     in Nederland daarmee onveilig zou zijn. Als bevoegd gezag kunnen de gemeentes ook
                     de eigenaren aansporen om dit te doen. Het gaat te ver om nu al alle stadions in de
                     categorie «onveilig» te zetten. Dat beeld moeten we echt niet willen ophangen. Het
                     is wel een wake-upcall voor alle eigenaren en gemeenten om goed te kijken wat er bij
                     hun stadions speelt, wat de staat ervan is en of het voldoende veilig is.
                  
Dan vroeg de heer Koerhuis of er al iets bekend is over de parkeergarage in Wormerveer,
                     die vorig jaar deels instortte. De gemeente Zaanstad heeft mij recent het onderzoeksrapport
                     over deze instorting gestuurd. Dit rapport wordt nog met deskundigen op het gebied
                     van constructieve veiligheid besproken. Ik betrek daarbij ook de Vereniging Bouw-
                     & Woningtoezicht Nederland, de Vereniging van Nederlandse Constructeurs en de stichting
                     Bouwen met Staal. Zodra ik de uitkomst daarvan heb, zal ik de Kamer daarover informeren.
                  
De heer Koerhuis vroeg of we nu al moeten kijken naar andere bouwwerken dan het AZ-stadion.
                     Ik wil eerst de onderzoeken van het AZ-stadion afwachten. Ik zie nu geen aanleiding
                     om dat voor alle stadions te doen. Stadia? Stadiums? Het is stadions. Ook hiervoor
                     geldt dat we het proportioneel moeten bekijken. Als er geen aanleiding toe is, dan
                     gaan we het niet doen.
                  
De heer Koerhuis vroeg nog waarom de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen niet nu
                     al wordt ingevoerd voor de gevolgklassen 2 en 3, zoals bijvoorbeeld stadions. Op verzoek
                     van de Tweede Kamer wordt de Wkb eerst ingevoerd voor woningen en eenvoudige gebouwen.
                     Dat is de zogenaamde gevolgklasse 1. De reden van de Kamer voor dit verzoek was dat
                     bij de invoering van het nieuwe stelsel zich bij deze bouwwerken minder risico's zullen
                     voordoen dan bij complexere bouwwerken. Ik streef ernaar dat na de succesvolle invoering
                     van de gevolgklasse 1 ook de gevolgklassen 2 en 3 onder dit stelsel kunnen worden
                     gebracht, omdat juist in deze gevolgklassen zich een aantal incidenten heeft voorgedaan.
                     Overigens geldt de aangescherpte verantwoordelijkheid in de Wet kwaliteitsborging
                     voor het bouwen straks direct voor alle bouwwerken. Dat betekent dat ook bij gevolgklassen
                     2 en 3 een aannemer aansprakelijk is voor alle gebreken, voor zover die aan hem zijn
                     toe te rekenen. Ik ga ervan uit dat dit ertoe zal leiden dat de aannemers hun verantwoordelijkheid
                     voor de bouwkwaliteit scherper zullen invullen door onder andere hun eigen interne
                     kwaliteitscontroles op orde te brengen.
                  
Tot slot op dit punt. De heer Smeulders vroeg of ten aanzien van de stadions bij gemeenten
                     in algemene zin wel voldoende kennis is om het allemaal te kunnen beoordelen. De gemeente
                     is het bevoegd gezag als het gaat om het handhaven van en toezicht houden op de bouwregelgeving.
                     De gemeente moet daartoe beschikken over voldoende deskundige ambtenaren. Als er bepaalde
                     deskundigheden of specialismen nodig zijn die de gemeente zelf niet heeft, kan ze
                     altijd een beroep doen op externe deskundigheid. Ze zou gebruik kunnen maken van de
                     omgevingsdienst in de regio. Wat ze ook zou kunnen doen, is een beroep doen op de
                     eigenaar om zelf onderzoek te doen in het kader van de zorgplicht die eigenaren zelf
                     hebben. Mijn beeld is op dit moment dat gemeenten dit op een goede manier kunnen doen
                     in de verschillende modaliteiten: je doet het zelf of je laat het anderen doen. Daarnaast
                     komt dat beoordelingsprotocol, wat gemeenten zal helpen bij de beoordeling. Maar dat
                     heb ik zojuist al gezegd.
                  
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van het blokje stadions. Ik zag een interruptie,
                     dacht ik, van de heer Koerhuis. Ja? De heer Koerhuis.
                  
De heer Koerhuis (VVD):
Ik heb goed geluisterd naar de Minister. De Minister zei op een gegeven moment: naar
                     aanleiding van de calamiteit van het AZ-stadion moeten we leren van wat er gebeurd
                     is. Wat moeten we dan precies leren? Ik ben bijzonder benieuwd, want Minister Ollongren
                     heeft gezegd geen stappen te zetten totdat het onderzoek van de OVV klaar is, en we
                     zien nu dat de Minister wel stappen zet. Hij zegt dat de veiligheidsverklaring verduidelijkt
                     moet worden en dat er een protocol moet worden opgesteld voor het periodiek beoordelen
                     van de constructieve veiligheid van bestaande voetbalstadions. Ik ben er blij mee
                     dat die stappen worden gezet, maar op basis van welke informatie zet de Minister dan
                     die stappen? Op basis van de calamiteiten van wat er bij AZ is gebeurd?
                  
Minister Knops:
Dat protocol is nodig om handvatten te bieden aan gemeenten en eigenaren, om het alvast
                     te kunnen beoordelen. Dat loopt niet vooruit op de uitkomsten van de onderzoeken.
                     Ik kan natuurlijk met mijn handen over elkaar gaan zitten en wachten tot het allemaal
                     gebeurd is, maar ik heb niet het beeld dat we dat moeten doen; ook niet vanuit de
                     Kamer. Ik bedoel dat het traject van die onderzoeken gewoon loopt. Daaruit komen uitkomsten
                     en we hopen dat die er zo snel mogelijk zijn. Die kunnen overigens ook weer leiden
                     tot het aanpassen van zo'n beoordelingsprotocol. Maar wat er nu gebeurd is – ik noem
                     het een calamiteit en hopelijk is het een incident – is zodanig ernstig dat je wel
                     even heel kritisch moet kijken naar die constructies. Klopt het allemaal nog? Hoe
                     is dat tot stand gekomen? Al dat soort zaken worden in het protocol verwerkt. En het
                     kan best zijn dat dat protocol als gevolg van de uitkomsten verder aangescherpt of
                     aangepast zal worden. Dat kan. Maar het is wel van belang om meteen iets te doen.
                     Ik bedoel dat we niet even twee jaar kunnen wachten en denken dat alles veilig is.
                     Ik zeg niet dat zo'n incident als bij het AZ-stadion overal kan gebeuren, maar we
                     moeten ons er heel bewust van zijn dat het wel iets is wat je een volgende keer wilt
                     voorkomen.
                  
De voorzitter:
De heer Koerhuis. Aanvullend.
De heer Koerhuis (VVD):
Mijn vraag was eigenlijk op basis van welke informatie deze verbeteracties nu worden
                     genomen. Ik heb het al gezegd; het gaat met name over de veiligheidsverklaring en
                     de periodieke beoordeling. Ik lees in de brief dat er een overleg is geweest. De Minister
                     heeft een brief geschreven voor dit debat; dank daarvoor. Hij heeft geschreven dat
                     er een overleg is geweest met verschillende partijen. Ik ben benieuwd of die informatie
                     dan uit dat overleg komt. Is er in dat overleg informatie over de calamiteit van het
                     AZ-stadion op tafel gelegd? Zijn er al lessen getrokken uit de calamiteit van het
                     AZ-stadion, zoals de Minister het noemt? Op basis van welke informatie neemt de Minister
                     nu deze verbeteracties?
                  
Minister Knops:
Ik zou zeggen dat er wel wat is gebeurd. Dus er is geen enkele reden om te zeggen
                     dat het nu business as usual is. Ik loop niet vooruit op de uitkomsten van de onderzoeken.
                     Als daarover informatie is, zal ik de Kamer daarover informeren. Waar het hier om
                     gaat, is dat je dus niet vanzelfsprekend ervan kunt uitgaan dat er niets gebeurt als
                     we de dingen doen zoals we ze in het verleden ook deden. Dus dan moet je opnieuw kijken
                     hoe we het anders kunnen doen, door er dichter op te gaan zitten. Dat zal in overleg
                     met de verschillende partijen gebeuren. U zult daarover begin volgend jaar geïnformeerd
                     worden. Ik heb daar op dit moment niet meer specifieke informatie over. Als u daarop
                     wilt doorvragen, moet ik even de diepte in. Maar die informatie heb ik op dit moment
                     niet.
                  
De voorzitter:
De heer Koerhuis. Nog een keer.
De heer Koerhuis (VVD):
Ja, ik wil daar inderdaad op doorvragen, want er is informatie. Ik neem aan dat er
                     informatie is waarop de Minister deze verbeteracties baseert. Ik ben heel erg benieuwd
                     naar die informatie. De brief suggereert dat die uit het overleg met partijen komt.
                     Zou de Minister die informatie snel naar de Kamer willen sturen? De Minister ziet
                     nu deze verbeteracties, maar de Kamer ziet misschien wel andere verbeteracties. Het
                     gaat wel om de veiligheid van stadions. Dat is dus een belangrijk onderwerp. Zou de
                     Minister kunnen toezeggen snel een brief naar de Kamer te sturen over de informatie
                     uit die overleggen, of over welke informatie dan ook naar aanleiding waarvan de Minister
                     die verbeteracties neemt?
                  
Minister Knops:
Uw aandacht voor die veiligheid is ook de mijne. Dat is ook precies de reden dat we
                     daarmee bezig zijn. Volgens mij is het nog altijd zo dat de regering regeert en de
                     Kamer controleert. Volgens mij moet u die volgorde dan ook maar even aanhouden. U
                     kunt mij op dat punt aanspreken en ik wil u daarover ook informeren. Dat heb ik u
                     ook al toegezegd. Wellicht kan ik het in een volgende rapportage meenemen. Dat wil
                     ik graag aan u toezeggen.
                  
Er worden alleen maar no-regretstappen genomen, om het zo maar even te zeggen. Het
                     zijn allemaal zaken om er dichter op te blijven zitten, om het bewustzijn te vergroten
                     en om de vragen die er zijn bij zowel de eigenaren als het bevoegd gezag te accommoderen
                     en daarover in gesprek te gaan. We hebben gezien wat er gebeurd is. We weten alleen
                     nog niet wat de exacte oorzaak is. Dat is hetgeen in die onderzoeken aan de orde komt.
                     Dat er iets gebeurd is wat gigantische consequenties had kunnen hebben voor de veiligheid
                     van mensen, is naar mijn idee genoeg reden om in ieder geval nu, in de fase waarin
                     we nu zitten en met de informatie die we nu hebben, te doen wat nodig is om de beoordeling
                     beter te kunnen doen.
                  
De voorzitter:
U mag nog een keer. Het is uw allerlaatste, meneer Koerhuis.
De heer Koerhuis (VVD):
De Minister heeft het over no-regretacties. Nogmaals, de Minister ziet deze no-regretacties,
                     maar de Kamer ziet misschien nog andere no-regretacties. Het enige wat ik nu nog steeds
                     vraag, is op basis van welke informatie de Minister deze acties heeft genomen. Welke
                     informatie ligt er in die overleggen op tafel, en dan specifiek informatie over calamiteiten
                     van AZ? Kan de Minister toezeggen deze snel naar de Kamer te sturen? Ik hoor «gebruikelijke
                     rapportages», en dan denk ik: dat wordt maart-juni volgend jaar. Maar ik zit eerder
                     te denken aan deze maand. Kan het deze maand nog naar de Kamer komen? We hebben het
                     wel over de veiligheid van stadions en ik heb het alleen over de informatie die in
                     die overleggen op tafel ligt. Dus het lijkt me dat dit redelijk snel voor elkaar gebracht
                     kan worden.
                  
De voorzitter:
Dat is helder. De Minister.
Minister Knops:
Wij zijn ermee aan de slag. De heer Koershuis vraagt naar mijn idee nu toch een aantal
                     dingen die wel heel erg gedetailleerd zijn. Kijk, het overleg dat wij met de verschillende
                     partijen hebben, leidt tot een beoordelingskader. Daarover wordt u vanzelf geïnformeerd.
                     Als u daar opmerkingen over heeft, staat het u volledig vrij om daar op dat moment
                     iets van te vinden. Als u nu al ideeën heeft, staat het u ook volledig vrij om die
                     nu op tafel te leggen. Maar laat ons even ons werk doen. Als er uitkomsten zijn, zal
                     ik die zo spoedig mogelijk aan de Kamer melden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we daarmee naar het kopje brandveiligheid.
Minister Knops:
De heer Ronnes heeft de vraag gesteld of ik bij de aanpassing van de bouwregelgeving
                     voor brandveiligheid ook wil kijken naar de bestaande bouw. Het antwoord daarop is:
                     ja, daar wil ik naar kijken. De voorstellen ontvangt u begin komend jaar. «Begin komend
                     jaar» is wel heel algemeen, bedenk ik me nu. Maart.
                  
De voorzitter:
Kijk, «maart» hoor ik hier zeggen. Dat is wel begin volgend jaar.
Minister Knops:
De heer Smeulders vroeg naar mijn reactie op de brief van de verzekeraars en de brandweer.
                     De briefschrijvers geven aan blij te zijn met mijn voornemen om de eisen voor woningbouw
                     aan te scherpen. Dus daar ben ik blij mee. Ze geven ook aan dat brandveiligheid verdergaat
                     dan alleen vluchtveiligheid en dat er meer risico's zijn dan alleen bijvoorbeeld de
                     gevelplaten. Zij vinden dit het moment om de brandveiligheid wettelijk beter te regelen.
                     Mijn reactie daarop is dat ik eventuele verdere aanscherping van brandveiligheidsregelgeving
                     ga bezien aan de hand van het advies dat er gaat komen van de Adviescommissie toepassing
                     en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften. Die commissie bekijkt op dit moment in opdracht
                     van mij welke lessen we kunnen trekken uit de brand in de Grenfell Tower. Het eerste
                     deel van het onderzoeksrapport over die brand is 30 oktober jongstleden gepubliceerd.
                     De commissie is hiermee nu aan de slag. Ik verwacht dat zij begin 2020 met haar advies
                     gaat komen.
                  
De voorzitter:
Dan kijk ik of er nog interrupties op dit onderwerp zijn. De heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb er geen vragen over gesteld, maar ik bedacht me opeens dat ik vrijdag op werkbezoek
                     was bij een woningcorporatie in Rotterdam. Zij zeiden dat het aantal branden bij corporatiewoningen
                     ontzettend toeneemt. Dat komt voornamelijk omdat steeds meer mensen met psychische
                     problemen vanuit de ggz zogenaamd extramuraal worden opgevangen; dus die komen naar
                     de sociale huurwoningen toe. Dat is echt een enorme stijging, zeggen ze daar, en dat
                     zou verder in Nederland ook zo zijn. Is de Minister daarmee bekend en wat is hij voornemens
                     daaraan te doen? Ik heb er wel grote zorgen over. Hij mag ook antwoord geven in zijn
                     tweede termijn, want ik ben vergeten dit in eerste termijn aanhangig te maken, voorzitter.
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister of hij gelijk hierop wil antwoorden of straks in tweede
                     termijn.
                  
Minister Knops:
Dit zijn twee vragen. Is hij ermee bekend? De tweede vraag was: wat gaat hij eraan
                     doen? Ik heb ook al signalen gehoord dat dit speelt. Het antwoord op de eerste vraag
                     is dus ja. Over de tweede vraag het volgende: hier ligt een gedeelde verantwoordelijkheid.
                     Wat de heer Nijboer eigenlijk zegt, is ... Kijk, elk huis kun je in brand steken,
                     om het zo maar te zeggen. Dat is op zich niet zo vreemd, want uiteindelijk brandt
                     bijna alles. Er zit heel veel in huizen en in gebouwen wat kan branden. Dus de vraag
                     die aan deze vraag voorafgaat is hoe je kunt voorkomen dat mensen dit doen. Dan praat
                     je al heel snel over zorg, over de relatie tussen corporaties en zorginstellingen
                     en hulpverlenersinstanties. Ik begrijp de vraag. Ik denk dat hier sprake is van gedeelde
                     verantwoordelijkheid op de verschillende vlakken. Dus als de heer Nijboer echt een
                     doorwrocht antwoord op zijn vraag wil hebben, lijkt het mij vanwege de zorgvuldigheid
                     goed dat we het eerst gaan bekijken en dat we er schriftelijk op terugkomen.
                  
De voorzitter:
Volgens mij is de heer Nijboer daarmee akkoord, zodat hij in ieder geval nog één kleine
                     interruptie overhoudt. Eventueel voor straks, ik geef het hem alleen even mee. De
                     heer Smeulders.
                  
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik had inderdaad een vraag gesteld over brandveiligheid en de brief die we van de
                     verzekeraars en de brandweer hebben gehad. Ik vind het wel slim wat de Minister doet.
                     Hij licht namelijk de positieve punten uit de brief, maar hij gaat niet in op de punten
                     waarover eigenlijk mijn specifieke vraag gaat. Ik wil dat stuk van de alinea graag
                     voorlezen, zodat het helder is. De brandweer schrijft: «Verruiming van regelgeving
                     in de afgelopen jaren heeft gezorgd voor meer ruimte voor ondernemen. Met de komst
                     van de Omgevingswet wordt dit nog verder gestimuleerd. Deze ruimte betekent ook meer
                     eigen verantwoordelijkheid voor ondernemers en het lokaal bevoegde gezag. Verzekeraars
                     zien dat met name hun zakelijke klanten hier steeds meer mee worstelen. Veel ondernemers
                     denken immers dat hun bedrijf brandveilig is als ze voldoen aan de bouw wet- en regelgeving.
                     Dit is echter niet het geval.» Dus de brandweer en de verzekeraars zijn eigenlijk
                     heel kritisch op de weg die ingezet is en die neerkomt op «minder regels», terwijl
                     de Omgevingswet dit doorzet. Zij roepen het kabinet op om actie te ondernemen. Wil
                     de Minister daarop reageren?
                  
Minister Knops:
Daar wil ik wel op reageren. Kijk, het is niet zo dat in het kader van de Omgevingswet
                     de regelgeving verruimd is, waardoor er meer zou moeten kunnen. Als het gaat om de
                     brandveiligheidsregelgeving is er de afgelopen jaren in ieder geval geen sprake geweest
                     van verruiming van wat zou moeten kunnen, dan wel van minder regelgeving. Ook in het
                     nieuwe Besluit bouwwerken leefomgeving onder de Omgevingswet, die in januari 2021
                     ingaat, is geen sprake van minder eisen. Wel worden onder de Omgevingswet de eisen
                     die betrekking hebben op de bereikbaarheid en de inzet van de brandweer om de gebouwen,
                     voortaan geregeld in het gemeentelijke omgevingsplan. Dat wordt dus op een andere
                     plek geregeld. Het is ook van belang dat iedere gemeente hierover afstemming zoekt
                     met de veiligheidsregio en de lokale brandweer. Dus ik herken dat niet, zeg ik in
                     de richting van de heer Smeulders.
                  
De voorzitter:
De heer Smeulders. Aanvullend.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Sorry, voorzitter, mijn microfoon stond nog aan. Ik vind het lastig. Wij krijgen een
                     brief van de brandweer. Ik ben zo opgevoed dat ik altijd goed luister naar de brandweer,
                     naar de politie en naar diensten die het maatschappelijk belang, ons en de samenleving
                     dienen. En zij geven echt een signaal dat wij zorgelijk vinden. Dus wat mij betreft
                     hoeven we er nu niet verder op in te gaan, maar ik wil de Minister vragen om er eens
                     serieus naar te kijken.
                  
Minister Knops:
Ik snap dat die zorgen er zijn, want die Omgevingswet gaat natuurlijk van start in
                     2021. Dus ik neem die zorgen wel serieus. Ik probeer alleen om het beeld te weerleggen
                     dat het allemaal ruimer zou kunnen en dat er minder regels zouden zijn. Dat beeld
                     is niet juist. Wellicht is er een verschil in perspectief op hoe je zou moeten omgaan
                     met regelgeving. De regelgeving die we nu kennen, is erop gericht om de veiligheid
                     van de gebruikers centraal te stellen, en niet de gebouwen op zichzelf. Dat kan voor
                     de brandweer, vanuit een ander perspectief bekeken, wel relevant zijn. Want als brandweerman
                     moet je naar binnen, en als gebouwen sneller instorten, kan dat een reden zijn dat
                     je er op een andere manier tegen aankijkt. In de regelgeving staat nu centraal dat
                     de gebruiker het gebouw veilig moet kunnen verlaten zonder risico op gevaarlijke situaties.
                  
Onze bouwregelgeving ziet op dit moment niet toe op het beperken van schade. Het kan
                     heel goed zijn dat mensen veilig het gebouw uitgaan, maar dat het gebouw opgegeven
                     is; dan is er sprake van schade. Als je de keus zou willen maken om ook de schade
                     te beperken, kom je uit bij hele andere regelgeving. Dat zou waarschijnlijk een verruiming
                     betekenen; dus meer regels en meer eisen.
                  
De voorzitter:
Daarmee is volgens mij deze vraag beantwoord en gaan we naar het kopje geisers. Dat
                     stond overigens niet specifiek op de agenda, geef ik nog even mee aan de Minister.
                  
Minister Knops:
Zeg het maar. Ik wil best antwoorden.
De voorzitter:
Het staat de Minister vrij om te antwoorden, maar ik geef alleen aan dat dit punt
                     niet op de agenda staat.
                  
Minister Knops:
Ja. Dat is zo. Heel goed, en bedankt voor het bedienen van de microfoon. U bent zo
                     aan het multitasken.
                  
Mevrouw Van Eijs vroeg of ik het kan regelen dat verhuurders in alle gevallen een
                     onderhoudsverplichting krijgen voor open geisers in hun huurwoningen. Het is wel een
                     probleem; dat erkennen wij ook. Ben ik bereid om te onderzoeken of en, zo ja, hoe
                     een onderhoudsverplichting voor verhuurders van woonruimte in de wet- en regelgeving
                     kan worden opgenomen? Op dit moment werken we aan een certificeringsstelsel voor installateurs
                     van gasverbrandingsinstallaties. Straks mogen alleen nog gecertificeerde installateurs
                     werkzaamheden aan deze installaties uitvoeren. Net als cv-ketels vallen ook geisers
                     onder het nieuwe stelsel. Als alles goed gaat, treedt dat stelsel per 1 juli 2020
                     in werking. In een campagne voor zowel consumenten als de installatiebranche die bij
                     de invoering van het stelsel zal worden gestart, zal ik naar aanleiding van de zorgen
                     van mevrouw Van Eijs expliciet wijzen op de gevaren van geisers en de noodzaak om
                     regelmatig en goed onderhoud te laten uitvoeren. Dat geldt overigens ook voor cv-ketels,
                     zeg ik maar even. Dat is ook belangrijk.
                  
Het aantal geisers voor warm water is de afgelopen jaren sterk afgenomen, van 1,7 miljoen
                     in 2001 naar 1 miljoen in 2008. De laatste telling is 600.000 in 2015. Deze afname
                     wordt verder gemonitord. Begin volgend jaar zal ik berichten over de laatste stand
                     van zaken van die aantallen. Indien uit de monitor blijkt dat de afname van geisers
                     niet verder doorzet, dan zal ik op verzoek van mevrouw Van Eijs bekijken welke aanvullende
                     maatregelen eventueel genomen moeten worden en de Kamer daarover informeren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee hebben we het kopje geisers gehad. We gaan over naar roestvrij
                     staal in zwembaden.
                  
Minister Knops:
Ja. De vraag ... Hm?
De voorzitter:
Nee, ik zeg verder niks. Ik zag dat meneer Koerhuis kennelijk een vraag had, maar
                     die heeft geen recht meer op een interruptie. Dat kan straks in de tweede termijn,
                     meneer Koerhuis. De Minister.
                  
Minister Knops:
Mevrouw Van Eijs vroeg hoe het nu gaat met de afronding van de zwembadonderzoeken
                     naar aanleiding van dat vreselijke incident. Ik acht de afronding van die onderzoeken
                     voldoende geborgd met het eerstelijnstoezicht dat nu door gemeenten wordt uitgevoerd
                     en het aanvullend interbestuurlijk toezicht door provincies. Die lijn is in 2018 door
                     mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer gemeld. De gemeenteraden kunnen hun college van
                     B en W aanspreken op het uitvoeren en afronden van controles, zodat uiteindelijk alle
                     eigenaren van zwembaden hun verantwoordelijkheid nemen en ieder zwembad voldoet. Verder
                     hebben de provincies eerder al laten weten dat ze dit onderwerp willen betrekken bij
                     het interbestuurlijk toezicht op gemeenten. Uit het onderzoek van de provincie Noord-Holland,
                     waarnaar mevrouw Van Eijs ook verwees, blijkt dit ook. Ik vind het een goede zaak
                     dat deze provincie dit punt zo serieus heeft opgepakt. Ik zal in overleg met de andere
                     provincies gaan om te bekijken hoe het bij hen staat met het versterken van het toezicht
                     en of zij eventueel problemen ervaren bij de uitvoering daarvan.
                  
De voorzitter:
Dat was het kopje roestvast staal, zo begreep ik. Ik noemde het roestvrij staal – ik
                     had het afgekort naar rvs – maar dat ging niet helemaal goed. Mevrouw Van Eijs.
                  
Mevrouw Van Eijs (D66):
Roestvrij staal bestaat niet. Het gaat over roestvast staal. Ik ben blij om te horen
                     dat de Minister denkt dat het voldoende geborgd is, maar eigenlijk loopt het een beetje
                     parallel aan de breedplaatvloeren, waar we het net over hadden. Het Rijk vindt dat
                     het moet gebeuren. De provincies moeten dan toezicht houden op al die gemeentes. Ik
                     weet niet eens precies hoeveel dat er inmiddels zijn; 300 en nog wat. En de gemeenteraden
                     moeten het vervolgens controleren. Maar mijn eigen ervaring als gemeenteraadslid is
                     dat ik het echt niet weet als een ministerie vanuit Den Haag, ver weg van de meeste
                     gemeentes, een brief stuurt dat de gemeente iets moet gaan controleren. Die brief
                     komt niet bij de gemeenteraad binnen; die komt bij B en W binnen. Dus ik maak me toch
                     echt zorgen of de gemeenteraden op dit niveau kunnen borgen dat zij B en W op de nek
                     zitten om te zorgen dat al die zwembaden, al die breedplaatvloeren en al die gevels
                     gecontroleerd zijn.
                  
Minister Knops:
Dat begrijp ik. Op het gevaar af dat ik nu ga treden in de bevoegdheden van de gemeentes,
                     zou ik hierover in algemene zin kunnen zeggen dat gemeenteraden afspraken zouden moeten
                     maken met hun college van B en W over welke informatie, ook vanuit het Rijk, met hen
                     gedeeld wordt. Dat is één. Vervolgens kun je daarop als gemeenteraad acteren en kun
                     je ook het college van B en W controleren. Dat zijn de verhoudingen waarin we zitten.
                     Ik snap het ongemak dat er af en toe is, maar ik ga nu toch even voor de gemeenten
                     en de gemeentelijke verantwoordelijkheden staan. Het is echt iets wat gemeenteraden
                     moeten oppakken.
                  
Ik realiseer me best dat dit voor raadsleden soms lastig zal zijn. Maar dit is een
                     reden te meer voor gemeenten om het zelf op te pakken als er zaken op nationaal niveau
                     spelen die een uitwerking hebben in gemeenten. Ik denk dat de meeste raadsleden ook
                     willen dat ze dit zelf mogen doen en dat het niet allemaal verordonneerd wordt vanuit
                     de Kamer. Maar de colleges zijn toch de eerste aanspreekpunten vanuit de zijde van
                     het Rijk. Door middel van het sturen van die brieven aan de colleges wijzen wij gemeenten
                     – dat kunnen ook provincies zijn – op hun verantwoordelijkheid en hun taak. Zojuist
                     hadden we al het gesprek over de breedplaatvloeren, en wellicht dat het ook op de
                     andere onderwerpen zo kan zijn. Maar goed, ik ben me er nog even op aan het oriënteren.
                     Ik kom ook zelf wel tot de conclusie dat je af en toe wat meer feiten zou willen hebben
                     om te weten waar het nu in zit. Ik wil best, bij wijze van spreken dan, af en toe
                     bellen met de gemeenten om te vragen waarom ze achterblijven. Dat wil ik niet alleen
                     op dit dossier, maar ook op andere, daar waar andere gemeenten vooroplopen. Daarom
                     is het ook zo mooi dat de provincie Noord-Holland nu als positief voorbeeld wordt
                     genoemd, want goed voorbeeld doet goed volgen, en ook andere provincies zouden dat
                     kunnen oppakken.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijs heeft nog een aanvullende interruptie.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik snap dat wij dit niet zelf gaan controleren. Dat zou inderdaad betekenen dat we
                     treden in de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dat wij niet zelf al die zwembadeigenaren
                     et cetera gaan aanschrijven, snap ik. Misschien denk ik te praktisch, maar ik denk
                     bij mezelf: ik wil gewoon van iedere provincie horen of ze het gecheckt hebben. Is
                     er een groen vinkje te zetten bij de hele lijst van gemeenten? Ze weten allemaal precies
                     welke onder hun provincie vallen. Hebben jullie gecheckt? Oké, check. Hebben jullie
                     gecheckt? Check. Het is een kwestie van twaalf Excellen, denk ik dan bij mezelf, om
                     zeker te weten dat er straks niet weer iemand sterft.
                  
De voorzitter:
De Minister en het checklijstje.
Minister Knops:
Zeker. Met Excel kun je veel. Toch zegt mevrouw Van Eijs iets wat bijna veronderstelt
                     dat er een verantwoordelijkheid bij de provincie zou liggen om verantwoording af te
                     leggen aan het Rijk. Dat is nu juist ... Het komt nu even heel precies. Wij zijn natuurlijk
                     met de provincies in gesprek. We hebben ook vanuit de interbestuurlijke verhoudingen
                     op tal van onderwerpen gesprekken met koepelorganisaties, met IPO, met VNG, maar ook
                     met provincies. Ik ben best bereid om hier in algemene zin aan de hand van een aantal
                     concrete casussen nog eens op te wijzen. Dat doen we ook regelmatig. Dat gesprek gaan
                     we aan.
                  
Voor de rest reken ik ook op de checks-and-balances in de provincie en gemeente en
                     dat de taken die behoren aan die bestuursorganen ook gecontroleerd worden door de
                     daarbij horende democratisch gekozen organen. Want anders wordt het echt een ... Ik
                     begon mijn inbreng ongeveer met «als het gaat over veiligheid, gaat het ook over verantwoordelijkheid».
                     Dan moet je ook heel duidelijk zeggen wie ergens verantwoordelijk voor is. Dat is
                     soms ongemakkelijk, want je zou het het liefst allemaal willen hebben. Maar het voeren
                     van dit gesprek en dit debat, in mijn verantwoordelijkheid maar ook hier in de Kamer,
                     helpt wel om dit hoger op de agenda te krijgen.
                  
De voorzitter:
Dank. Daarmee komen we bij het kopje toegankelijkheid.
Minister Knops:
Toegankelijkheid. Mevrouw Van Eijs vroeg waarom het EIB zo moeilijk doet over de extra
                     toegankelijkheidseisen die Ieder(in) en ERB voorstellen. Op verzoek van uw Kamer,
                     naar aanleiding van de brief van Ieder(in), is gevraagd een second opinion uit te
                     voeren naar de kosten die verband houden met de extra toegankelijkheidseisen zoals
                     in 2013 door ERB en RIGO zijn voorgesteld. Mijn ambtsvoorganger heeft het EIB gevraagd
                     deze second opinion uit te voeren. Het EIB heeft hierbij vanuit een meer economische
                     wijze gekeken naar de kosten en baten die de extra eisen met zich meebrengen. Dat
                     heeft het EIB gedaan voor mensen met een beperking en voor mensen die geen beperking
                     hebben. Het EIB komt hierbij tot de conclusie dat de extra toegankelijkheidseisen
                     per saldo leiden tot extra kosten. Het concludeert dat deze eisen voor een deel van
                     de bevolking wenselijk zijn, maar ook dat deze extra eisen voor een groter deel van
                     de bevolking niet wenselijk zijn. Het EIB adviseert daarom deze eisen niet over te
                     nemen in de bouwregelgeving. Deze eisen zouden dan immers voor alle nieuwbouwappartementen
                     groter dan 70 m2 gaan gelden. Je kunt het natuurlijk politiek anders wegen, maar ik ben van mening
                     dat het EIB dit wel op een objectieve wijze heeft gedaan.
                  
De heer Smeulders vraagt of ik extra toegankelijkheidseisen wil introduceren per 1-1-2021,
                     onafhankelijk van de Omgevingswet. Zoals aangekondigd worden de wijzigingen en het
                     Besluit bouwwerken leefomgeving, het Bbl, in de Omgevingswet opgenomen. Het Bbl vervangt
                     daarmee het huidige Bouwbesluit. De planning voor inwerkingtreding van de Omgevingswet
                     en het Bbl is 1 januari 2021 en ik ga ervan uit dat deze datum ook gehaald wordt.
                  
De heer Ronnes vroeg naar de extra toegankelijkheidseisen voor appartementen. Hij
                     vroeg of ik bereid ben met partijen van de drie onderzoeken te spreken. Ja, dat wil
                     ik doen. Maar zoals ik in mijn eerdere reactie op de vragen van mevrouw Van Eijs al
                     gezegd heb, gebeurt er al het nodige. En in het kader van management van verwachtingen
                     wil ik ook geen verwachtingen wekken die ik niet kan waarmaken. Dus daarmee, voorzitter,
                     hoop ik dat de heer Ronnes tevreden kan zijn met dit antwoord. Als dat niet zo is,
                     hoor ik dat graag.
                  
De voorzitter:
Dat zullen we zeker zien. Ik zie in ieder geval nog een interruptie van de heer Smeulders.
                     Ja, allereerst de heer Smeulders.
                  
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik heb een interruptie over die extra toegankelijkheidseisen voor mensen met een beperking.
                     Ik vind het logisch dat de Minister ervan uitgaat dat het gaat lukken om in 2021 de
                     Omgevingswet in te voeren, maar heel eerlijk gezegd krijg ik daar een steeds harder
                     hoofd in, ook als ik met gemeenten en betrokkenen daarover spreek. Het is goed dat
                     we daarnaar streven. Goed dat we gewoon proberen om 2021 te halen. Ik zou het wel
                     interessant vinden, of in ieder geval de Minister willen oproepen om, als we dat niet
                     halen, te kijken of je de positieve punten waarmee we eigenlijk niet langer moeten
                     wachten alvast op een andere manier kunt gaan regelen. Het is een als-danvraag. De
                     Minister hoeft hem niet eens te beantwoorden, maar ik hoop dat hij het in ieder geval
                     meeweegt, mocht het toch op een andere manier lopen in de toekomst.
                  
De voorzitter:
Ik begreep dat de Minister niet hoeft te antwoorden, maar ik kijk even naar hem. Het
                     is niet nodig, maar de Minister wil het wel?
                  
Minister Knops:
Wij zetten in op 1 januari 2021. Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor de Omgevingswet
                     bij mijn collega, mevrouw Van Veldhoven. Zo hebben wij dat heel netjes verdeeld. Daarover
                     heeft u ook een brief gehad, als het goed is. Kijk, mocht het scenario van de heer
                     Smeulders optreden – ik ga er niet van uit dat dat zo is – dan ben ik best bereid
                     om zijn verzoek te bekijken. Het hangt ook een beetje af van hoeveel langer het dan
                     zal gaan duren en of het zinvol is om die wijzigingen alsnog op te nemen in het Bouwbesluit.
                     Maar ik hoop dat het niet nodig is.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijs heeft nog een kleine interruptie.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ja, ik had er nog een bewaard, want dit vind ik een belangrijk onderwerp. Ik zei dat
                     ik het een pessimistische studie vond. Dat is mijn persoonlijke mening. Ik snap de
                     kritiek van onder andere Ieder(in) wel. Er zaten best een hoop punten in waarvan ik
                     bij mezelf dacht: daarover zou je in ieder geval het gesprek moeten aangaan. Mijn
                     collega Ronnes zei het ook. Wat zijn bijvoorbeeld de maatschappelijke baten om het
                     toch te doen ondanks de economische afweging? Hoe zit het met de vergrijzing? Hoe
                     zit het met de bezoekbaarheid? Hoe zit het met het feit dat het niet alleen voor mensen
                     in een rolstoel relevant is, maar ook voor mensen met een andere beperking? Er zaten
                     echt wel een aantal goede kritiekpunten in. Dus ik zou graag zien dat de Minister
                     daar toch echt serieus op ingaat, bijvoorbeeld in zo'n gesprek. Dat kan misschien
                     de afweging toch anders doen uitvallen.
                  
Minister Knops:
Ik heb ook niet gezegd dat er geen goede punten in zitten. Ik probeer even iets over
                     de beoordeling van het EIB te zeggen. Is dat objectief gebeurd? Het antwoord daarop
                     is ja. Ik heb ook tegen de heer Ronnes gezegd het gesprek te willen aangaan. Ik wil
                     ook echt wel kijken welke punten bruikbaar zijn, maar ik wil daarmee niet de verwachting
                     wekken dat wij dat dan ook allemaal gaan doen. Daar ben ik heel eerlijk in. Als mevrouw
                     Van Eijs dat beeld voor ogen heeft, moet ik dat rechtzetten. Als zij zegt dat ik het
                     gesprek aan moet gaan: prima, want ik vind dat je altijd moet kijken hoe je dingen
                     beter kunt doen. Dat wil ik toezeggen, maar dat is dan een inspanningsverplichting
                     en geen resultaatsverplichting.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee heeft mevrouw Van Eijs ook geen interrupties meer. We gaan naar
                     de tweede termijn. Ik stel anderhalve minuut voor. Dat kan ongeveer net. De heer Koerhuis.
                  
De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik had een klein debatje met de Minister, in vier interrupties.
                     Dat ging over de vraag op basis van welke informatie de Minister stelt dat de veiligheidsverklaring
                     verduidelijkt moet worden en dat er een protocol moet worden opgesteld voor het periodiek
                     beoordelen van de constructieve veiligheid van de stadions. Nogmaals, ik vind het
                     goed dat ze gebeuren. De Minister noemt het no-regretacties. Eens. Dat lijkt mij ook
                     zo. Ik heb alleen de vraag: zijn er meer no-regretacties mogelijk? Wat ik interessant
                     vind, is dat mevrouw Ollongren heeft gezegd dat ze het onderzoek afwacht en niet met
                     verbeteracties komt, terwijl de Minister zegt: ik kom nu wel met verbeteracties. Blijkbaar
                     ligt er dan informatie op tafel. Ik neem aan dat bij het overleg waarnaar de Minister
                     verwijst in zijn brief, informatie op tafel ligt op basis waarvan die verbeteracties
                     er komen. Het enige wat ik vraag, is of die informatie naar de Kamer kan komen. En
                     als die informatie op tafel ligt, kan die volgens mij redelijk snel naar de Kamer.
                     Dat is mijn vraag.
                  
De voorzitter:
U heeft nog vijftien seconden.
De heer Koerhuis (VVD):
Op mijn vraag over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen hoorde ik het antwoord
                     niet. Mijn vraag was niet of de vervolgklassen 2 en 3 nu al ingevoerd kunnen worden
                     bij de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, maar of die naar voren gehaald kunnen
                     worden. Ik heb het antwoord van de Minister daarop niet goed gehoord.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter, ik heb twee punten. Allereerst de toegankelijkheidseisen. Ik hoorde de
                     Minister zeggen, weliswaar met een winstwaarschuwing op de uitkomsten, dat hij bereid
                     is om aan tafel te gaan met betrokkenen. Ik ben heel benieuwd of hij ons wil inlichten,
                     via een brief, over de uitkomsten daarvan. Mijn buurvrouw noemde net een heel rijtje
                     van aspecten die meegewogen moeten worden. Die snap ik, maar er is ook het signaal
                     van het EIB over de betaalbaarheid van de bouw. Die verhouding moet natuurlijk wel
                     blijven, want we zijn er wel bij gebaat dat de woningen ook uiteindelijk gebouwd worden.
                     We kunnen wel eisen stellen, maar als er vervolgens niet gebouwd wordt ... Dus het
                     gaat om die balans. Ik hoop dat die ook terug te zien is in het gesprek dat met partijen
                     gehouden wordt.
                  
Voorzitter. Dan mijn laatste punt: de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. We zijn
                     inmiddels zover dat ook de Eerste Kamer er definitief de hamer op heeft laten vallen.
                     Er wordt hard gewerkt aan de uitvoering. Hoe staat het met de bekostiging? Hoe staat
                     het met de financiële gevolgen voor de gemeentes? Gemeentes hebben er rekening mee
                     gehouden dat zij het toezicht op de bouw kunnen afbouwen, omdat dat verschuift naar
                     de particuliere markt. Maar in de recente uitleg van de Minister is nog eens heel
                     duidelijk geworden dat handhaving nadrukkelijk wel een taak van de gemeentes blijft.
                     De verwachting is gewekt dat het veel kosten zal schelen voor de gemeentes. Ik vraag
                     me af of dat in het echt ook zo zal zijn en of de gemeentes dadelijk niet weer opgezadeld
                     worden met een heleboel onverwachte kosten.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is een lange anderhalve minuut, maar ik ga toch proberen
                     het korter te doen. Ik ben blij met de duidelijkheid die geboden gaat worden over
                     de geisers. Ik denk dat dat hard nodig is en, al klinkt dat wat dramatisch, dat het
                     hopelijk ook levens kan schelen.
                  
Over rvs in zwembaden. Ik ben blij dat de Minister zegt dat de aandacht hiervoor helpt
                     om het gesprek aan te gaan. Ik zou zeggen: laat wederom ieders verantwoordelijkheid
                     daar waar die ligt, en informeer nog eens heel belangstellend bij de provincies hoe
                     het ermee gaat. Ik roep bij dezen ook de gemeenteraden op om vooral hun eigen B en
                     W op de nek te zitten.
                  
Over het EIB. Ik snap dat de Minister aangeeft dat het een inspanningsverplichting
                     is en geen resultaatsverplichting. Ik heb ook het idee dat de Minister vaak het idee
                     heeft dat ik het onredelijke van hem vraag, maar ik vraag inderdaad de inspanning
                     om echt te kijken of hier toch nog niet wat mogelijk is. Ik vind het gewoon een heel
                     belangrijk punt. We hebben een grote vergrijzende populatie. We hebben een hoop mensen
                     die mobiliteitsproblemen hebben. Voor hen letterlijk de drempels lager maken en de
                     wereld net wat toegankelijker maken, is gewoon heel belangrijk. Dus het zou mooi zijn
                     als we met z'n allen kunnen realiseren wat er in alle redelijkheid mogelijk is.
                  
De voorzitter:
Dat was keurig binnen de anderhalve minuut. De heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Op dat laatste punt sluit ik me helemaal aan bij mevrouw Van
                     Eijs, en eigenlijk ook bij de heer Ronnes. Het is belangrijk om er serieus naar te
                     kijken. We hoeven echt geen gekke dingen te gaan doen voor heel Nederland, maar volgens
                     mij is er met betrekking tot de toegankelijkheid best nog wat laaghangend fruit dat
                     makkelijk geplukt kan worden.
                  
Ik ben blij dat de Minister een veiligheidscoördinator op bouwplaatsen verplicht gaat
                     stellen. We gaan in maart de aanpassing van het Bouwbesluit daarop graag in voorhang
                     bestuderen. De Minister had aangegeven dat hij dan met Sociale Zaken over zo'n Bouw-ID
                     zou gaan praten, als dat nog nodig zou zijn. Ik denk dat het echt heel belangrijk
                     is, omdat de werksituatie op veel bouwplaatsen echt niet veilig is op dit moment.
                     Ook is het gewoon niet duidelijk wie er aanwezig zijn. Dus ik zou het heel fijn vinden
                     als we niet vier maanden gaan wachten om daarover met Sociale Zaken contact te hebben.
                  
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn laatste punt. Ik was eigenlijk blij dat de heer Ronnes
                     begon over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Ik dacht dat dit het overkoepelende
                     thema van dit debat ging worden, maar we hebben het er amper over gehad. Dat die wet
                     aangenomen is in de Eerste Kamer was volgens mij wel heel erg spannend; na het jarenlange
                     gesteggel erover zijn sommige mensen daar heel blij mee. Maar ik ben heel benieuwd
                     wat nu de stand van zaken is. Kan de Minister bijvoorbeeld aangeven of er op tijd
                     voldoende kwaliteitsborgers zijn opgeleid? Hebben die voldoende instrumenten om effectief
                     en adequaat op te gaan treden? Ik deel de zorg van de heer Ronnes dat eerst heel erg
                     geschetst is dat gemeenten een veel kleinere rol gaan krijgen. Dat het in de praktijk
                     heel erg meevalt, vind ik positief. Maar hoe het dan qua kosten gaat uitvallen, is
                     wel een spannende.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors even voor een paar minuten. We beginnen daarna met de uiteindelijke
                     beantwoording.
                  
De vergadering wordt van 17.49 uur tot 17.54 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het algemeen overleg voor de beantwoording van de vragen die zijn gesteld
                     in de tweede termijn. We hebben niet veel tijd meer, maar ik kijk even hoe ver we
                     komen met de interrupties. Ja? De Minister.
                  
Minister Knops:
Dank u wel, voorzitter. Er lagen nog een aantal vragen open of ze zijn nog wat aangescherpt.
                     Allereerst de vragen van de heer Koerhuis over de vermeende koerswijziging; de «koerhuiswijziging».
                     Dat kan natuurlijk, na de tijdelijke overdracht van de verantwoordelijkheden van mevrouw
                     Ollongren naar mij, maar er is geen verschil van inzicht op dit punt met mijn voorganger.
                     Dus helaas. Ik wacht de onderzoeken af. Maar we vinden de verduidelijking van het
                     protocol wel belangrijk. Die veiligheidsverklaringen waren niet duidelijk. Dat protocol
                     kan erbij helpen om meer inzicht te geven in de onduidelijkheden die er waren over
                     hoe je die constructie beschrijft en hoe je het monitort. Het protocol kan helpen
                     om dat te verbeteren. Het is absoluut een no-regretactie. Als er nieuwe inzichten
                     komen, gaan we het aanpassen. U moet er niet meer achter zoeken. Om de vraag van de
                     heer Koerhuis concreet te beantwoorden: ik zal in ieder geval bij de reactie op de
                     onderzoeken hierop verder ingaan. Dat zal na het eerste kwartaal 2020 zijn.
                  
Dan de Wet kwaliteitsborging bouw. Nee, sorry.
Eerst de vraag van de heer Koerhuis of de gevolgklassen 2 en 3 niet naar voren gehaald
                     kunnen worden. Dan wijs ik toch even op het feit dat zowel de Eerste als de Tweede
                     Kamer zelf hebben gezegd: we gaan zorgvuldig monitoren; we gaan eerst gevolgklasse
                     1 doen en dan pas 2 en 3, en die doen we pas na de evaluatie van gevolgklasse 1. Er
                     is ook met de gemeenten afgesproken om dat na drie jaar te doen, dus niet eerder.
                     Dus als de heer Koerhuis iets anders wil, dan is het in ieder geval niet te rijmen
                     met hetgeen tot nu toe met alle partijen is afgesproken.
                  
Dan de Wet kwaliteitsborging bouw. De heer Ronnes vraagt zich het volgende af. Er
                     zijn bepaalde veronderstellingen bij de introductie van die wet, namelijk dat het
                     zou leiden tot legesvermindering, maar gaat dat in de praktijk ook allemaal gebeuren?
                     Dat is een terecht punt, net als het punt in de interruptie van mevrouw Van Eijs.
                     Kijk, als het gaat om de kosten in brede zin, dan hebben wij ten aanzien van bouwen
                     allemaal de verantwoordelijkheid om die binnen de perken te houden. Ik ga nu even
                     buiten het terrein van dit debat.
                  
Een van de problemen op de woningmarkt is dat de kosten oplopen en dat daarmee de
                     toegankelijkheid – ik bedoel niet in fysieke zin – en de bereikbaarheid van woningen
                     onder druk staan. We hebben allemaal de taak om al het mogelijk te doen om aan de
                     ene kant te zorgen dat het systeem klopt, maar tegelijkertijd geen onnodige bureaucratie
                     en kosten te introduceren. Aan de Wet kwaliteitsborging bouw liggen bepaalde veronderstellingen
                     ten grondslag. Uiteindelijk is het zaak om bij de realisatie en introductie te monitoren
                     en te meten wat er daadwerkelijk gebeurt, en daarop eventueel bij te sturen. Dat zullen
                     we samen met de gemeenten doen. Pas daarna kan die vraag finaal beantwoord worden.
                     De vaste veronderstelling is dat het zou moeten leiden tot verminderen van leges.
                  
De heer Smeulders vroeg in het kader van de Wet kwaliteitsborging of er voldoende
                     kwaliteitsborgers zijn. Ja, en dat is ook een voorwaarde voor de inwerkingtreding
                     van het nieuwe stelsel. Met alle partijen, bouwers en gemeenten, is een implementatieplan
                     afgesproken. De toelatingsorganisatie wordt nu opgericht. De directeur is inmiddels
                     geworven. Het implementatieplan wordt uitgevoerd, samen met gemeenten. Medio 2020
                     zal er een «go/no go»-beslissing plaatsvinden en zal bekeken worden of er aan alle
                     voorwaarden voor de start per 1-1-2021 is voldaan. Dus we blijven het monitoren en
                     we zullen de Kamer informeren als er gekke dingen gebeuren.
                  
Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee de gestelde vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dat merken we vanzelf wel. Als de leden reageren, is dat niet het geval. Volgens mij
                     wil de heer Koerhuis erop reageren.
                  
De heer Koerhuis (VVD):
Ik blijf benieuwd op basis van welke informatie die verbeteracties genomen worden.
                     Er ontstaat nu een beetje een wolk om het overleg dat de Minister heeft gehad met
                     de verschillende partijen, de KNVB en de gemeente, misschien wel de gemeente Alkmaar.
                     Nogmaals, ik juich die verbeteracties toe. Het gaat mij om de veiligheid in voetbalstadions
                     op korte termijn. Ik twijfel of ik niet een VAO moet afroepen, want ik wil graag dat
                     die informatie gewoon naar de Kamer komt.
                  
De voorzitter:
Ik kijk nog een keer naar Minister, want volgens mij heeft hij al een aantal malen
                     getracht daar antwoord op te geven.
                  
Minister Knops:
De vraag is waaraan de heer Koerhuis twijfelt, voorzitter. Twijfelt hij nou aan wat
                     ik zeg? Twijfelt hij aan gebrek aan daadkracht? Ik begrijp het even niet.
                  
De voorzitter:
Wellicht dat de heer Koerhuis dat nog even vakkundig ...
De heer Koerhuis (VVD):
Nee, ik juich de daadkracht juist toe. Dat heeft de Minister ook gehoord. Ik ben heel
                     blij met de verbeteracties. Maar ik ben ook benieuwd naar de informatie die op tafel
                     heeft gelegen en op basis waarvan die verbeteracties zijn genomen. Ik vraag niet meer
                     dan dat.
                  
Minister Knops:
Voorzitter, wellicht kunnen we ons een VAO besparen. Voor een verzoek om informatie
                     hebben we geen VAO nodig, zou ik zeggen. Dus ik kan de heer Koerhuis toezeggen dat
                     ik graag bereid ben om wat wij aan informatie daarover hebben – en volgens mij maakt
                     de heer Koerhuis dat groter dan het is – met de Kamer te delen. Daar kan ik u een
                     brief over sturen.
                  
De voorzitter:
Heel kort dan, meneer Koerhuis, want ik wil eigenlijk tot een afronding komen.
De heer Koerhuis (VVD):
Ik hoor de Minister steeds zeggen: eerste kwartaal komend jaar. Maar de informatie
                     is er nu al, dus ik zou denken dat het binnen een paar weken kan.
                  
De voorzitter:
De Minister nog een keer.
Minister Knops:
Dan doen we het nog dit jaar.
De voorzitter:
Kijk, dat geeft snelheid. Dan kom ik tot een afronding, want de vragen zijn beantwoord.
                     Er zijn een aantal toezeggingen gedaan. We hebben de belangrijkste punten even genoteerd.
                     Ik verwijs u overigens ook naar toezeggingen die natuurlijk in het verslag terugkomen.
                  
– BZK maakt een beoordelingsprotocol voor een periodieke toetsing van de veiligheid
                           van stadions. Dat was dan voor begin 2020, maar dat wordt wat eerder, zoals net door
                           de Minister werd gezegd ...
                        
Nee? Toch niet? Oké, dat was een ander punt. Ik moet gewoon doorlezen, hoor ik van
                     de griffier. En dat ga ik gewoon doen.
                  
– BZK maakt een beoordelingsprotocol voor een periodieke toetsing van de veiligheid
                           van stadions dat begin 2020 voor gemeenten beschikbaar komt. Daarin worden verschillende
                           aspecten meegenomen. De Kamer zal hierover geïnformeerd worden. Dat zal na het eerste
                           kwartaal van 2020 gaan plaatsvinden. Dit op verzoek van de heer Koerhuis.
                        
– De Kamer wordt in maart 2020 geïnformeerd over voorstellen voor verbetering van de
                           brandveiligheid in bestaande bouw. Dit was een verzoek van de heer Ronnes.
                        
– De Kamer zal geïnformeerd worden over specifieke problematiek van brandveiligheid
                           in corporatiewoningen als gevolg van bewoning door labiele personen. Dit was een toezegging
                           richting de heer Nijboer.
                        
– De Minister zal onderzoeken hoe de veiligheid van geisers in wet- en regelgeving is
                           geborgd en waar de verantwoordelijkheden liggen. De Kamer zal hierover geïnformeerd
                           worden, alsmede over het resultaat van de monitor naar ongelukken met geisers, die
                           begin volgend jaar beschikbaar komt. Dit is een toezegging richting mevrouw Van Eijs.
                        
Ik krijg wat signalen van de Minister, maar ik maak even het lijstje af en kom er
                     dan nog even op terug. Kennelijk hebben we die toezegging niet helemaal goed geformuleerd;
                     zo lijkt het.
                  
– De Kamer zal geïnformeerd worden over het resultaat van het gesprek met betrokkenen
                           over de toegankelijkheid van gebouwen voor mensen met een beperking. Dat is een toezegging
                           richting de heer Smeulders.
                        
Dan kijk ik nog even naar de Minister voor wat betreft de toezegging richting mevrouw
                     Van Eijs.
                  
Minister Knops:
Ik heb in de richting van mevrouw Van Eijs toegezegd dat ik bereid ben om te onderzoeken
                     of en, zo ja, hoe het kabinet een onderhoudsverplichting voor verhuurders van woonruimte
                     voor geisers in wet- en regelgeving kan opnemen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijs heeft daar nog even een vraag over.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Volgens mij was er ook toegezegd om bij de campagne voor en de bekendmaking van het
                     certificeringsstelsel voor cv-ketels duidelijk te maken dat het ook geldt voor die
                     oude gevaarlijke geisers.
                  
Minister Knops:
Dat is correct, voorzitter.
De voorzitter:
En daar geeft de Minister ook een toezegging op.
Daarmee stel ik vast dat de toezeggingen hierbij benoemd zijn en ook zijn toegewezen
                     aan degenen die daarnaar gevraagd hebben. Voor de rest van de wat algemenere zaken
                     die zijn toegewezen, verwijzen we inderdaad naar het verslag.
                  
Ik stel vast dat er in ieder geval geen VAO is aangevraagd.
Daarmee sluit ik deze bijeenkomst en wens u verder een plezierige avond toe. Ik dank
                     u wel.
                  
Sluiting 18.04 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken - 
              
                  Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.