Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 7 november 2019, over de Raad Buitenlandse Zaken
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2094
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 6 december 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken
hebben op 7 november 2019 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Buitenlandse
Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 1 november 2019 inzake geannoteerde
agenda Raad Buitenlandse Zaken van 11 november 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2080);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 november 2019 inzake aanvulling
geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken van 11 november 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2081);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 oktober 2019 inzake verslag
Raad Buitenlandse Zaken van 14 oktober 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2074);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 oktober 2019 inzake reactie
op verzoek commissie over actuele ontwikkelingen in Egypte (Kamerstuk 32 623, nr. 291).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Koopmans
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Koopmans, Van der Lee en Ploumen,
en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.37 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik meen dat ik rechtsgeldig de tijdelijke voorzitter van deze commissie
mag zijn, dus ik open deze vergadering. Maar dat heeft slechts tot doel om te melden
dat we deze vergadering even opschorten, omdat een aantal collega-woordvoerders van
andere partijen niet aanwezig kan zijn vanwege de begrotingsbehandeling Defensie,
die nu in de plenaire zaal plaatsvindt. Het algemeen overleg zal naar verwachting
om 16.00 uur kunnen beginnen, maar niet tot later dan 18.00 uur kunnen duren. De eindtijd
blijft helaas staan. Die blijft zoals die is.
De vergadering wordt van 15.38 uur tot 16.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heet de Minister en zijn staf van harte welkom. Ik heet ook de collega's van harte
welkom, die vandaag iets minder in getale zijn, omdat er diverse andere debatten zijn
waarvoor zij ook verplichtingen hebben. Natuurlijk ook van harte welkom aan de mensen
op de publieke tribune en iedereen die dit debat op internet kijkt. We zijn hier vandaag
voor een algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken, waar de Minister binnenkort
naar afreist. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken staan een aantal
actuele situaties die aandacht vragen. Er staan ook een aantal problemen, landen,
benoemd waar we al eerder over spraken. Over twee van die landen wil ik de Minister
kort een aantal vragen stellen. Daarnaast heb ik zelf nog een actuele situatie die
volgens mij aandacht verdient in de Raad Buitenlandse Zaken van de Europese ministers
van Buitenlandse Zaken.
Ten eerste vraag ik aandacht voor de situatie in Libië, met name twee aspecten daarvan.
Libië is zeer instabiel. Dat is in de eerste plaats voor de burgers van Libië een
voortdurende bedreiging van hun veiligheid, en uiteraard ook een voortdurende bedreiging
voor hun welvaart, want ook economisch gaat het zeker niet goed met Libië. Je zou
kunnen zeggen dat Europa een overeenkomst met Libië heeft over het migratievraagstuk.
Al van oudsher komen er veel mensen uit andere Afrikaanse landen naar Libië om daar
werk te zoeken. In eerdere tijden was daar ook heel erg veel werk. Nu is de situatie
daar anders, maar er komen nog steeds veel mensen naar Libië. Soms met het doel om
door te reizen naar Europa, soms met het doel om daar te blijven. Met Europese financiering
worden boten waarop migranten naar Europa willen varen of gevaren worden, tegengehouden
en teruggebracht naar de Libische kust. Daar komen ze terecht in detentiefaciliteiten.
Anderen noemen het wel «gevangenkampen». Ik zou de Minister willen vragen om op beide
te reflecteren.
De situatie in die detentiecentra is dramatisch. NRC-journaliste Floor Boon was daar
onlangs nog en deed daar verslag van. Er zijn berichten dat er gemarteld wordt en
dat vrouwen verkracht worden, naast de berichten dat er gewoon niet genoeg eten is
en de situatie dramatisch is. Wat doet Nederland om de situatie in de detentiecentra
te verbeteren? En wat doet de Europese Unie? We kunnen altijd nog een politiek debat
hebben over hoe om te gaan met mensen die een beter leven zoeken in Europa. Maar even
aangenomen dat die zoektocht voor velen nu strandt in de detentiecentra in Libië,
zou ik de Minister daar heel graag over horen, en ook over wat hij daarover zou willen
inbrengen in de RBZ.
Het tweede punt gaat over Egypte. We hebben van de Minister een brief ontvangen over
de situatie in Egypte. Hij noemt de situatie fragiel. Ik neem aan dat hij zich daarmee
bedient van een diplomatieke frase. Want als we wat specifieker inzoomen op de situatie
in het Egypte onder president Al-Sisi, moeten we constateren dat er mensen verdwijnen,
dat er geen persvrijheid is, dat er journalisten vastzitten, dat er mensenrechtenadvocaten
gedetineerd worden en dat maatschappelijke organisaties er hun werk niet kunnen doen,
onder andere doordat er een wet is die hen dat verhindert. Er is geen eerlijke rechtsgang.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om binnen de context van de RBZ de EU op te roepen
om een steviger positie in te nemen ten opzichte van Egypte? Ik breng in herinnering
dat de beoordeling van Egypte door de VN-Mensenrechtenraad in 2014 bestond uit 300
aanbevelingen ter verbetering, en dat van die 300 aanbevelingen er 248 nauwelijks
uitgevoerd zijn en de situatie steeds verder verslechterd is. Hoe kijkt de Minister
daartegenaan?
Voorzitter. Ik zou de Minister willen vragen om kort in te gaan op de situatie in
Hongkong, met name op de dialoog die de EU wel of niet met China heeft. Wat is haar
rol in wat daar gaande is? En ik zou de Minister willen vragen om in te gaan op de
situatie in Chili. Verwacht hij dat daarover in de Raad Buitenlandse Zaken gesproken
zal worden? Ik heb het dan natuurlijk vooral over de massale demonstraties tegen de
regering, maar ook over het harde neerslaan van die demonstraties in Chili. Heeft
de EU een positie ingenomen? Als ze dat heeft gedaan, hoe luidt die? En als ze dat
niet heeft gedaan, wil de Minister dan daartoe oproepen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Lee namens GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang mijn collega Van Ojik, die in een ander debat zit.
Ik ben het eens met collega Ploumen dat er veel onderwerpen op de agenda van de Raad
van de ministers van Buitenlandse Zaken staan: veel actuele onderwerpen, maar ook
onderwerpen die al langer slepen. Ik wil vooral even ingaan op de situatie na de Turkse
inval in Syrië. Ik zou een oordeel van de Minister willen over de deal tussen Rusland
en Turkije waaraan de SDF gehoor moeten geven. Hoe beoordeelt hij die deal? Hoe bestendig
is die? Wat voor risico's ziet hij daarin?
Verder heeft Nederland, maar ook de EU, Turkije verzocht zijn beroep op zelfverdediging
te onderbouwen. Daar is vaker over gesproken, zoals collega Ploumen memoreerde. Is
daar al iets van terechtgekomen? Dat geldt ook voor het onpartijdige en onafhankelijke
onderzoek naar misdaden in Syrië via het International, Impartial and Independent
Mechanism. Wat is hierop concreet de vordering?
Er is al vaker gesproken over de illegale Turkse gasproefboringen in de wateren van
Cyprus. Zijn daar ontwikkelingen op? Het voorgestelde sanctieregime is ook al meerdere
malen voorbijgekomen. Wordt dat nu definitief aangenomen? In het verslag van de vorige
RBZ kunnen we lezen dat er brede overeenstemming...
Minister Blok:
Ik heb even een toelichting nodig. Welk sanctieregime? Ik praat namelijk over heel
veel sanctieregimes, maar u doelt op een specifiek sanctieregime.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Volgens mij is dat gerelateerd aan de gasproefboringen. Daarover was in het verslag
van de vorige RBZ volgens mij brede overeenstemming, maar wanneer gebeurt er wat?
Ik wil dit punt wat breder maken, mede terugkijkend op een wat verder verleden waarin
ik actief was op een buitenlandsezakenterrein. Ik vraag me af of de Minister bereid
is om initiatieven te nemen met het oog op de toekomst. Kan er iets meer proactief
worden nagedacht over sanctiepakketten voor daar waar conflicten spelen of mogelijk
dreigen uit te breken? Want we verspillen heel veel tijd in Europa. We praten heel
veel met elkaar en het duurt lang voordat we het met elkaar eens zijn. En dan is het
allang een feit en is de impact van een sanctie of sanctiepakket minimaal. Als je
proactief al wat hebt klaarstaan, kun je veel sneller reageren en kan de impact op
het beïnvloeden van de actie waartegen we bezwaar hebben, groter zijn. Ik begrijp
heel goed dat je dat niet publiek moet doen, want dat heeft impact op de verhoudingen,
maar proactief zou ik dat zeker toejuichen. Ik hoor graag de bespiegelingen van de
Minister daarop.
Dan nog even specifiek over een aantal aangenomen moties. Het is goed dat Nederland
heeft gepleit voor het stoppen van de toetredingsonderhandelingen, maar we stonden
daar alleen in. Kan de Minister uitleggen wat de beweegredenen waren bij de andere
lidstaten? Waarom staan we daar zo alleen in?
We hebben het eerder gehad over de financiële middelen die richting Turkije gaan.
Dan gaat het natuurlijk over de Turkijedeal, maar ook over de pre-accessiegelden.
Is de Minister bereid om een coalitie of the willing te vormen om die ter discussie
te stellen en die als sanctie te schrappen als het even kan? Dat zou een eerste stap
zijn om te laten zien dat we het echt menen.
Er is een motie aangenomen van mijn fractievoorzitter, de heer Klaver, over het beëindigen
van de samenwerking met Turkije vanuit de Europese Investeringsbank. Daar hebben we
een brief over gekregen. Daaruit blijkt dat de situatie in de praktijk is dat er eigenlijk
geen verzoek ligt. Dat is handig, in die zin dat we dan niet hoeven te handelen, maar
dat is natuurlijk niet echt een sanctie. Het echt uitsluiten van financieringen uit
de EIB, ook voor de toekomst, zou gevoeld worden als een sanctie. Is de Minister bereid
om op dat punt stappen te ondernemen?
Tot slot de motie over de beëindiging van de militaire samenwerking tussen Nederland
en Turkije. Die samenwerking is zeer beperkt volgens het kabinet. Er zijn ook geen
verdere stappen gezet. Maar de motie vraagt expliciet om het beëindigen van de militaire
samenwerking. Gaat dat nou wel of niet gebeuren?
Collega Ploumen had het al even over Hongkong. De verwachting is dat het vertrek van
het VK uit de Europese Unie ook impact kan hebben op de Europese opstelling richting
Hongkong en China. Het VK heeft altijd heel sterk het «one country, two systems»-model
uitgedragen. Als het niet meer in de Unie zit, heeft dat dan effect op hoe wij ons
in de toekomst gaan verhouden tot China? Daar was ik benieuwd naar.
Tot slot nog even over de situatie in Iran, in de Golf. Hoe staat het met het diplomatieke
traject waar Nederland terecht veel aandacht voor vraagt? En welke kansen biedt het
weggaan van Bolton, die toch een beetje een havik was, voor een nieuw diplomatiek
traject?
En ik was benieuwd naar de missie waarover gesproken is. Het is nog steeds niet duidelijk
hoe Nederland daarin zit. Wil Nederland zelf deelnemen? Gaan we dat via Europa doen?
Er is niet eens zicht op een tijdpad waarin we als Kamer te horen krijgen of het nou
wel of niet gaat gebeuren. Kan de Minister op zijn minst zeggen wanneer er meer over
het tijdpad bekend wordt?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ben blij dat ik in mijn korte tijd als voorzitter van deze commissie
volgens mij een primeur heb gehad, namelijk een interruptie van de zijde van de Minister.
O, het was een verduidelijkende vraag, verduidelijkt de Minister. We zijn hem daar
zeer dankbaar voor.
Mag ik collega Ploumen vragen om tijdelijk het voorzitterschap over te nemen?
Voorzitter: Ploumen
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Koopmans namens de VVD.
De heer Koopmans (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil kort ingaan op Venezuela, Turkije, Hongkong, en de
situatie in Iran en de Golf.
Venezuela. De Raad blikt binnenkort terug op de solidariteitsbijeenkomst die in Brussel
is gehouden. Het is duidelijk dat het kabinet daarin een actieve houding neemt, ook
in de situatie in Venezuela. Maar wat was de verwachting van de bijeenkomst? Is er
daadwerkelijk iets uitgekomen? Wat is nu de inzet in de onderhandelingen tussen president
Guaidó en de heer Maduro?
Ik kom op Turkije. De collega's hebben het al genoemd: na de overeenkomsten tussen
Erdogan en Poetin en Erdogan en de Amerikaanse vicepresident Pence is er een situatie
waarin Turkije, en nog meer Rusland, en misschien nog meer president Assad, lijkt
te hebben gewonnen. De politieke rol van Europa is nauwelijks nog aanwezig en de vraag
is ook welke rol de Verenigde Staten nu nog hebben. De VVD vindt dit zorgelijk om
geopolitieke redenen. We willen in ieder geval een stabiele regio, waar geweld stopt,
waar terrorisme in bedwang kan worden gehouden en illegale migratie kan worden beperkt,
en waar het tegelijkertijd ook mogelijk is onze humanitaire politiek uit te voeren.
Hoe beoordeelt de Minister de mogelijkheden van de EU om de humanitaire situatie in
Noord-Syrië nu nog te verbeteren? En los daarvan, want dat is een hele andere zaak:
hoe reageert de Europese Unie op de Turkse gasboringen rond Cyprus?
Dan over Hongkong.
De voorzitter:
Neem me niet kwalijk. U heeft een interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wilde de heer Koopmans graag nog vragen – dat had ik net vergeten te noemen – of
hij net als ik benieuwd is naar hoe de Nederlandse regering aankijkt tegen het vijfpuntenplan
voor een vredesaanpak voor Syrië dat Duitsland en Frankrijk hebben voorgesteld?
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Koopmans voor het antwoord op deze buitengewoon relevante
vraag.
De heer Koopmans (VVD):
Net als de heer Van der Lee wacht ik de beantwoording van de Minister met interesse
af.
De voorzitter:
Wil de heer Van der Lee daar nog op reageren?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nee, maar ik begrijp hieruit dat hij impliciet mijn vraag aan de Minister ondersteunt.
Ik wacht dus ook even het antwoord van de Minister af.
De voorzitter:
Goed. Dan gaat de heer Koopmans verder met zijn inbreng.
De heer Koopmans (VVD):
Over Hongkong: er is nu een duidelijke Chinese reactie op de pro-democratiedemonstraties.
Die baart ons grote zorgen over de ambitie en de opstelling van Beijing. Die zijn
primair natuurlijk van groot belang voor de bevolking daar, maar ook voor Nederland.
Ze zijn van belang voor de Europese Unie en ook voor de wereldhandel. Het is van belang
dat Hongkong een vorm van autonomie behoudt en dat de mensen daar democratische vrijheden
genieten. Ik erken dat het een heel moeilijke situatie is, maar ik vraag de Minister
hoe de EU hieraan kan bijdragen.
Voorzitter. Tot slot de situatie in Iran en in de Golf. De Europese Unie zet nog steeds
in op het in stand houden van de nucleaire deal, het JCPOA. De VVD steunt dat. De
vraag is wel hoelang dat nog kan met het steeds verder overschrijden van de grenzen
van dit akkoord door Iran. In de afgelopen dagen waren er weer nieuwe aankondigingen
van heel bewuste schendingen daarvan. De teloorgang van dit nucleaire akkoord is slecht
voor onze veiligheid, net als het doorgaand overtreden van de afspraak door Iran.
Als wij daar dan niks tegenover kunnen stellen, is dat ook weer slecht voor onze geloofwaardigheid.
Hoe ziet de Minister de voortgang van dit dilemma?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het voorzitterschap graag terug aan de heer Koopmans.
Voorzitter: Koopmans
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het eind gekomen van de eerst termijn van de Kamer. Ik
kijk of de Minister klaar is voor beantwoording of dat hij een kleine pauze wil.
Minister Blok:
Dat lukt, denk ik, wel meteen. Het gaat nog even om het ordenen van de antwoorden.
Mevrouw Ploumen vroeg naar de situatie in Libië. De verwachting is dat de agenda in
die zin wordt aangepast dat Libië dit keer van de agenda gaat en Irak en Noord-Syrië
erop komen. Bij deze RBZ-overleggen is het traditie dat we zowel onderwerpen bespreken
die op de agenda staan als onderwerpen die niet op de agenda staan. Beide landen en
regio's zijn zeer relevant, maar ik vind het zuiver om dit te melden.
Mevrouw Ploumen heeft gelijk dat de situatie in Libië om een heleboel redenen zeer
zorgwekkend is: een burgeroorlog die van tijd tot tijd oplaait, een internationaal
erkend gezag dat in en rond Tripoli wel het gezag heeft, maar daar ook wordt aangevallen,
terwijl ongeveer de helft van het land in handen is van het concurrerende bewind van
generaal Haftar. Mevrouw Ploumen heeft ook gelijk dat de situatie van veel migranten
in Libië zeer zorgelijk is.
De inzet van Nederland en de EU is om contact te onderhouden met het legitieme gezag
van Libië – ik heb zelf ook een paar keer met mijn collega-minister gesproken – en
alles te ondersteunen wat bijdraagt aan een vredesproces. Wellicht weet u dat Duitsland
op verzoek van de Verenigde Naties probeert om partijen weer bij elkaar te brengen.
Dat is een heel lastig proces. Er zijn heel veel landen, ook in de regio, die de strijdende
partijen in Libië vanuit hun eigen belangen juist aanmoedigen en ondersteunen met
geld en materieel. De bevolking is daar het slachtoffer van. Migranten die Libië als
springplank of doorvoerland gebruiken, komen daardoor nog eens extra in de knel.
Dat betekent voor Nederland dat we, daar waar we kunnen, het legitieme gezag ondersteunen.
Via de EU doen we dat inderdaad ook, door de kustwacht te ondersteunen. Wij erkennen
het bewind van Libië gewoon. Het is nu eenmaal logisch en ook internationaalrechtelijk
juist dat ieder land ook de verantwoordelijkheid neemt voor zijn kustwateren, inclusief
het bepalen of verkeer en migratie daarover wel of niet legaal zijn. Dat moet dan
natuurlijk wel gebeuren op een manier die in lijn is met de mensenrechten in internationale
verdragen. De trainingen van de EU zijn juist op dat aspect gericht.
De detentiecentra hebben inderdaad verschrikkelijke taferelen opgeleverd. Dat geldt
dag in, dag uit voor de mensen die daarin leefden, maar het heeft ook verschrikkelijke
taferelen opgeleverd in de westerse media. Voor Nederland was dat onder meer reden
voor het initiatief om een aantal mensenhandelaren te sanctioneren.
Drie detentiecentra zijn inmiddels gesloten naar aanleiding van de Europese en Nederlandse
druk. Nederland ondersteunt UNHCR en IOM bij het bieden van humanitaire hulp in Libië
en ook bij het faciliteren van de terugkeer. Ik heb zelf het IOM-centrum in Niger
bezocht, waar ik indrukwekkende en aangrijpende verhalen heb gehoord van mensen die
teruggekeerd waren. Dat heb ik ook eerder aan de Kamer verteld.
Door die combinatie proberen we dus bij te dragen aan stabiel bestuur en vrede, en
proberen we de directe nood van de migranten te lenigen. Daar zetten Nederland en
de EU zich voor in.
De voorzitter:
Ik zie een vraag van mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik heb nog even een vraag over Libië. Het is goed dat Nederland financiële middelen
ter beschikking stelt om de humanitaire situatie te verbeteren. Dit soort situaties
kun je helaas niet van de ene op de andere dag verbeteren. De situatie in de detentiecentra
is al vrij lang vrij dramatisch. Heeft Nederland eigen waarnemers of diplomaten ter
plekke die kunnen constateren of de situatie nu echt verbetert? Wij maken onszelf
namelijk onderdeel van een systeem waarin blijkbaar in de kampen mensen gemarteld
worden, vrouwen verkracht worden en kinderen te weinig eten krijgen. Ik ga er zo van
uit dat de Minister die situatie met mij zou willen verbeteren. De vraag is of alles
wat Nederland en de EU in hun macht hebben om dat te doen, feitelijk ook gedaan wordt.
Minister Blok:
Er is resultaat, in de vorm van de sluiting van drie centra. Is daarmee alles opgelost?
Nee. Maar dit was wel onze oproep. Er waren detentiecentra en die zijn gesloten.
Doet Nederland ter plekke waarnemingen? Op dit moment niet, omdat we de mensen van
hun post hebben moeten terughalen. Zij zitten in Tunis. De inzet is om weer aanwezigheid
ter plekke te hebben zodra het weer veilig is. Mevrouw Ploumen zal het met mij eens
zijn dat ik de veiligheid van onze mensen altijd voor moet laten gaan. Dit punt heeft
echt de volle inzet en de volle aandacht, gelukkig met kleine successen. Het is natuurlijk
zo verweven met de afwezigheid van een effectief, centraal gezag in een groot deel
van het land en met de burgeroorlog, dat je op beide borden tegelijk moet schaken.
In Egypte is Nederland langs een aantal routes actief. Ik heb het land in het afgelopen
jaar zelf bezocht. Recent heb ik in New York nog gesproken met Minister Shoukri. Daar
heb ik ook heel duidelijk mijn grote zorgen op tafel gelegd over de manier waarop
wordt omgegaan met demonstranten en journalisten. Ik heb ook echt opgeroepen om mensen
vrij te laten die gebruikmaken van rechten die we in Nederland logisch vinden. Ik
maak de wetten in Egypte niet, maar ik verwijs wel altijd naar wat ik zuiver vind.
Ik verwijs natuurlijk naar mensenrechtenverdragen en dat ik vind dat die gerespecteerd
moeten worden.
Tegelijkertijd steunen wij Egypte via een aantal programma's, omdat het een sleutelland
is in Noord-Afrika, op de grens met het Midden-Oosten. Erkend moet worden dat Egypte
een positieve rol heeft gespeeld, bijvoorbeeld door het openen van de grensovergang
met de Gazastrook, waar ik zelf ook nadrukkelijk toe heb opgeroepen. In de Mensenrechtenraad
is Egypte binnenkort aan de orde. Dan zullen we hier helder over zijn. Typisch is
ook weer de keuze om geëngageerd te zijn door te laten zien dat we positief willen
bijdragen aan de opbouw van het land, en tegelijkertijd zeer uitgesproken te zijn
over wat daar wat ons betreft niet goed gaat. Mevrouw Ploumen heeft gelijk: dat is
op dit moment veel.
Mevrouw Ploumen, de heer Van der Lee en de heer Koopmans vroegen naar Hongkong. De
situatie daar heeft tot heldere statements geleid van zowel de Hoge Vertegenwoordiger
van de Europese Unie als van mijzelf, toen ik daar was. Wij vinden namelijk dat het
verdrag en de weerslag daarvan gerespecteerd moeten worden in de basic law, zoals
dat heet. De basic law bevat essentiële vrijheden, die wij iedereen gunnen. Die staan
onder druk. China beschouwt dit als een binnenlandse aangelegenheid. Toen ik daar
was, werd dat mij zeer goed duidelijk gemaakt. Dat is voor ons geen reden om niet
te blijven benadrukken dat wij vinden dat deze afspraak gerespecteerd moet worden.
De heer Van der Lee vroeg of de brexit hier specifieke consequenties heeft. In zijn
algemeenheid verzwakt de brexit de invloed van de Europese Unie, ook op het internationale
toneel. Dat geldt op alle speelterreinen en ook hier. Engeland is historisch natuurlijk
nog veel meer betrokken, en letterlijk ook in menselijk opzicht, omdat heel veel mensen
beide nationaliteiten bezitten en familiebanden hebben. Ik merk wel dat de bereidheid
om kritisch stelling te nemen over wat er in Hongkong gebeurt, breder leeft in de
Europese Unie. Dat is al heel wat. Ik kom zo meteen op de vraag van de heer Van der
Lee waarom het ingewikkeld is om daar eensluidende standpunten over in te nemen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik begrijp goed dat die zorgen breder leven. Dat is ook heel goed. Maar in zo'n grote
Unie wordt er op ieder punt verschillend gedacht. Ik denk dat het VK toch een van
de meest uitgesproken landen is als het gaat om wat er in Hongkong gebeurt en over
wat er in het verleden in het verdrag is afgesproken. Dus mijn zorg is meer dat de
balans in de Unie verschuift in een richting die mogelijk leidt tot een wat zwakkere
opstelling van de EU. Kan de Minister daar nog iets meer reflectie op geven?
Minister Blok:
Ja, hoewel dat op hoofdlijnen wel leidt tot dezelfde conclusie. Volgens mij hoeven
we elkaar er niet van te overtuigen dat we de brexit moeten accepteren als de uitkomst
van een democratisch proces, maar dat we die om een heleboel redenen heel onverstandig
vinden. Eén van die redenen snijdt u aan: de invloed van de Europese Unie in zijn
algemeenheid binnen de internationale politiek, en specifiek in de relatie met China.
Tegelijkertijd zie ik in de discussies hierover in de Raad Buitenlandse Zaken gelukkig
meer eensgezindheid. Dat is op andere onderwerpen nog weleens anders. Ik constateer
ook – ik heb het zelf een aantal keren aan de orde gesteld – dat er inmiddels twee
keer een oproep van de Hoge Vertegenwoordiger is geweest. Daar had ik toen ook om
gevraagd. Dat is het moment waarop de Europese Unie met één mond spreekt. Het ontbreken
van zo'n verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger is vaak een pijnlijk moment, omdat
dan blijkt dat die overeenstemming kennelijk niet bereikt is. Er is nu twee keer een
verklaring geweest. Wij hebben elkaar hier nog niet veel getroffen, maar ik formuleer
ook netjes dat het niet aan mij is om aan te geven wat de standpunten van de andere
landen zijn. Maar uit het feit dat er twee keer een verklaring is geweest, kunt u
wel afleiden dat het niet alleen het VK en Nederland waren die vonden dat die er moest
komen.
Mevrouw Ploumen vroeg of Chili in de RBZ aan de orde wordt gesteld. Het staat niet
op de agenda. Natuurlijk kijk ik met zorg naar het geweld tegen demonstranten. Zo
kijk ik er overal naar. Tegelijkertijd heeft Chili de laatste jaren wel een behoorlijk
weerbare democratie gehad. Demonstraties zijn, als ze vreedzaam verlopen, ook een
teken van een weerbare democratie. Dus op dit moment vind ik het een situatie van
«met aandacht volgen» en vind ik het nog niet het moment om een andere regering aan
te spreken op het schenden van internationaal recht of mensenrechten. Maar het is
wel reden tot grote aandacht.
De heer Van der Lee had een heel aantal vragen rond de situatie in Turkije/Syrië.
Dat is logisch, want het onderwerp heeft ons in een aantal debatten al beziggehouden
en zal dat ook blijven doen. Zijn eerste vraag was of wij inmiddels van Turkije een
onderbouwing voor het beroep op zelfverdediging hebben gekregen, die een inval in
een buurland zou kunnen rechtvaardigen. Die onderbouwing hebben wij nog niet gekregen.
Ik heb in de Europese Raad – volgens mij was het in de vorige Raad Algemene Zaken
– inderdaad een oproep gedaan om het bewijsvergaringsmechanisme voor Syrië ook in
te zetten met betrekking tot wat er nú in Syrië gebeurt, ongeacht of dat nu is door
Turkije, door Turkije gesteunde groepen of door andere groepen. Die oproep heeft op
dit moment nog niet geleid tot resultaat, maar ik zal erop blijven aandringen. Ik
vind het immers ook logisch passen binnen het mandaat.
Ik kom op de aangenomen moties. Naar aanleiding van het feit dat het kabinet een aantal
oproepen heeft gedaan die niet zijn gesteund, vroeg de heer Van der Lee mij naar een
reflectie daarop. Een onderdeel van het debat met de Kamer is vaak dat ik het de Kamer
moet aangeven als ik verwacht dat er geen steun is. In het debat dat we over de Turkse
inval in Syrië hadden, heb ik, punt één, aangegeven dat we die veroordelen. Daar waren
we open over. En ik heb steeds aangegeven dat ik de situatie zo ernstig vond dat Nederland
de wapenleveranties aan Turkije ging bevriezen. Ik heb steeds gezegd dat ik opensta
voor verdere sancties. Dan was altijd de vraag: wilt u A of B of C? En dan kwamen
er allerlei voorstellen. Ik realiseer me dat het dan altijd ongemakkelijk werd, omdat
ik moest zeggen: «Het helpt niet als ik dat hier in het openbaar met u ga delen, want
de ervaring leert dat andere landen veel terughoudender zijn; niet allemaal, maar
wel heel veel. Nederland heeft de reputatie altijd vooraan te willen lopen met sancties.
Dus het helpt niet als ik dat hier nog aanscherp.» En eerlijk gezegd is dat ook wel
gebleken uit hoe het gelopen is. Ik was toch heel tevreden met het feit dat het uiteindelijk
gelukt is om 28 landen achter die veroordeling te krijgen, in plaats van alleen de
paar landen die met Nederland de veroordeling hebben uitgesproken. Dat was echt niet
zo toen we aan de vergadering begonnen.
Hetzelfde geldt voor het bevriezen van de wapenleveranties; aan het begin van de dag
was dat niet zo, maar aan het einde van de dag was het wel zo. Heeft Nederland opgeroepen
tot andere stappen, waartoe ook is opgeroepen in de moties? Ja, Nederland heeft opgeroepen
tot zowel het bevriezen van de onderhandelingen als het stoppen met pre-accessiegelden.
Heeft dat tot succes geleid? Nee. Hebben we verkend of er bereidheid is tot andere
typen sancties? Ja. Is men daartoe bereid? Nee.
Dan is uw vraag: hoe komt dat nou? In zijn algemeenheid merk ik tijdens mijn bezoeken
en in gesprekken dat het feit dat Nederland economisch sterk is – wij zijn een grote
investeerder – ons nogal een entree geeft. In Turkije zijn we een van de allergrootste
investeerders. Dat betekent toch wel dat we én koffie krijgen én dat het gesprek niet
alleen over de investeringen gaat, maar ook vragen aan de orde komen als: wilt u de
journalisten hun werk laten doen; wilt u de mensenrechten respecteren? Dat geldt in
Turkije, maar ook in andere landen. Onze economische kracht geeft ons het platform
om mensenrechten en andere moeilijke kwesties aan de orde te stellen. Het geeft ons
ook het platform om te zeggen dat we sancties willen instellen als het echt nodig
is; liever niet, maar als het echt nodig is. We kunnen het hebben, zal ik maar zeggen.
De economische kracht van de verschillende EU-landen verschilt nogal. Dat is één verklaring.
Een tweede verklaring is dat landen uiteenlopende politieke inschattingen maken van
de reactie van, in dit geval, Turkije, maar soms ook van andere landen. Zullen ze
het vluchtelingenakkoord opzeggen? Zullen ze niet meer meewerken aan de justitiesamenwerking?
Voor alle landen geldt dat er wederzijdse belangen zijn. Dat geldt ook voor Nederland.
Ik heb heel bewust toch weer gewerkt aan een herstel van de diplomatieke betrekkingen
op het hoogste niveau, vanuit het uitgangspunt dat we het lang niet over alles eens
zijn – dat waren we toen ook niet – maar dat Turkije wel een groot buurland blijft,
de toegangspoort tot Europa. Dus ik moet de gelegenheid hebben om met ze te praten
over zaken waarmee ik het wel eens ben en over zaken waarmee ik het niet eens ben.
En dat geldt voor alle landen. Maar de weging tussen de bereidheid om helder te spreken
en de bereidheid om eventueel ook sancties op te leggen, valt voor andere landen anders
uit. De realiteit is dat die weging voor heel veel landen anders uitvalt. Dat is ook
de reden waarom ik in dit geval, maar soms ook in andere gevallen, zeg: het helpt
niet als Nederland als enige iets roept, want dan krijg je het terug in de trant van:
jullie zijn de enige; niemand steunt jullie, jullie zijn onredelijk. En dan staan
we juist schaak.
Dat betekent niet dat we het opgeven. Het betekent wel dat we blijven werken aan draagvlak.
Het heeft soms ook te maken met de zittende regeringscoalitie in een land. Die kan
na een verkiezing weer anders zijn. Dat kan in Nederland zo zijn, maar ook in andere
landen. De ontwikkelingen in Turkije en Noord-Syrië zijn niet opeens ten einde. Er
kan een nieuwe ontwikkeling – hopelijk ten goede, maar mogelijk ook ten kwade – ontstaan
waardoor het nodig of opportuun is om onze punten weer op tafel te leggen. Dit is
een wat breed betoog, maar daarmee geef ik aan waarom een aantal dingen gelukkig wel
gelukt is en een aantal dingen ook nog niet.
U vroeg specifiek naar het beëindigen van de EIB-financieringen. Inderdaad, het zijn
er op dit moment niet veel. Ik geloof dat ik er na enig zoeken eentje heb gevonden.
Op dit moment is er geen steun om nieuwe financieringen helemaal uit te sluiten. Ik
vind het wel een logische vraag, maar het eerlijke antwoord is dat daarvoor op dit
moment geen steun is.
Over de militaire samenwerking moet ik echt even ruggespraak houden met Defensie,
of nee, die heeft inmiddels plaatsgevonden. Op gezag van Defensie merk ik op dat er
de afgelopen weken geen stappen meer zijn gezet. Er was al niet veel – daar wees de
heer Van der Lee ook op – maar er zijn ook geen stappen meer gezet, in lijn met de
motie-Van Ojik.
De heer Van der Lee vroeg ook een beoordeling van het akkoord dat Turkije nu met de
Russische Federatie gesloten heeft. Een heel klein lichtpuntje is misschien dat het
mogelijk leidt tot beëindiging van het grootschalige geweld. Mogelijk. Ik ben bang
dat ik niet kan zeggen «aan alle geweld», want daarover ontvangen we verschillende
geluiden uit de gebieden. Het is natuurlijk niet het soort akkoord dat Syrië nodig
heeft voor een oplossing. Het is een akkoord tussen twee partijen die beide hun rol
in dat gebied niet vervullen conform het internationale recht. Voor de oplossing hebben
we echt het traject onder leiding van de Verenigde Naties nodig – gelukkig bestaat
dat nog steeds – waarbij alle partijen aan tafel worden genood. Dus echt iets moois
kan ik van het akkoord niet maken.
De vraag over Hongkong heb ik besproken.
Ik kom op de Golfregio.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Van der Lee nog een vraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja. Dank voor de uitgebreide beantwoording, die ik ook helder vind en goed kan volgen.
Maar ik had ook nog de vraag gesteld of er binnen de Unie iets proactiever kan worden
nagedacht over het voorkomen van een herhaling van zo'n situatie. Want als die deal
niet bestendig is, ook omdat Turkije de doelen die Erdogan heeft genoemd niet echt
gehaald heeft, of de Koerden in actie komen of Assad iets gaat doen, sluit ik niet
uit dat er toch weer een nieuw moment kan komen waarop je denkt: we moeten nu optreden.
Om dan de discussie weer helemaal van voren af aan te beginnen, is niet echt de meest
effectieve manier, want dan is het niet zozeer een kwestie van vragen om: nu sancties.
Moeten we ons niet met elkaar voorbereiden op zo'n situatie en kunnen we het dan eens
worden over een misschien wat stevigere stap dan die we tot nog toe hebben gezet?
Minister Blok:
Ik ga toch even door op de sancties. Ik probeer een aantal sanctie-instrumentaria
klaar te hebben; dat weet de Kamer ook. Want als je ze klaar hebt, dan kun je ze in
ieder geval implementeren. Dat is al een strijd op zich, maar die inzet is er. Verder
is Nederland zeer actief op het terrein van humanitaire hulp die via internationale
organisaties ook Noordoost-Syrië bereikt, en zijn we zeer actief in de bewijsvergaringsmechanismen.
U noemde IIIM en UNITAD, in Irak.
Er is een discussie geweest, ook op verzoek van de VS, of Nederland en Europa bereid
zijn om ook troepen te sturen. Daarop hebben we aangegeven dat voor Nederland het
sturen van troepen naar een ander land zonder volkenrechtelijk mandaat geen begaanbare
weg is. Dat hebben niet alleen wij gezegd; dat hebben de Europese landen massaal gezegd.
Daar moet je dan ook eerlijk de grenzen van je handelingsrepertoire erkennen, nog
los van de vraag of je de risico's wilt aangaan en de capaciteit beschikbaar hebt.
Maar er is geen juridisch mandaat om daar militair op te treden. De partijen die dat
wél doen, in strijd met het internationaal recht, realiseren zich dat. Ik kan het
niet mooier maken dan dat. Dus dat betekent dat we actief blijven op de terreinen
waar we kunnen, maar voor die militaire optie is er geen juridische grondslag.
De voorzitter:
De heer Van der Lee heeft nog een vervolgvraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja. Ik was ook helemaal niet op zoek naar, zeg maar, het zenden van troepen en dat
type stappen. Het ging me veel meer over de stappen die je als Europese Unie mogelijk
bij een nieuwe escalatie zou kunnen zetten in termen van diplomatieke stappen of economische
sancties. U heeft daar zeker over gesproken. Er is toch wel een verschil tussen nu
acuut proberen om sancties met elkaar overeen te komen en nadenken over welke opties
we potentieel achter de hand hebben. Dat laatste verkort de tijd als er weer eens
een situatie is waarin misschien een keuze moet worden gemaakt. Ik denk dat dat iets
is wat ook de Commissie zelf misschien al enigszins zou kunnen voorbereiden, zonder
dat je dingen op de spits hoeft te drijven. Dus daar was ik meer naar op zoek.
Minister Blok:
Daar doelde ik ook op toen ik zei dat ik op een aantal instrumenten waartoe Nederland
bereid zou zijn nu vaak nog onvoldoende en heel weinig steun zie, maar dat dat niet
betekent dat ik die niet aan de orde blijf stellen. Want de situatie kan veranderen
– ik zei toen «ten goede of ten kwade» – en ik vind dat de instrumenten dan wéér op
tafel moeten liggen. Ik hoop dat ik daarmee op dezelfde gedachtenlijn zit als u.
Ik kom op de diplomatieke inzet in de Golf en Iran. Daar heeft Frankrijk voor een
serieus en goed alternatief gekozen. Ik dacht dat Minister Le Drian ook met de Kamer
heeft gesproken. Hij was vrijdag bij mij.
De voorzitter:
Ik kan zeggen dat hij met enkele Kamerleden heeft gesproken.
Minister Blok:
Met enkele Kamerleden? Nou, dan klopt mijn stelling dat ik dacht dat de Minister ook
met de Kamer heeft gesproken. Frankrijk heeft een heel serieuze poging gedaan rond
de G7. Het blijft het proberen, met onze steun, maar tot op heden met onvoldoende
resultaat. Iedere oplossing in de Golf vraagt een diplomatiek offensief. Wat weer
een kiertje hoop biedt, is dat een aantal Golfstaten hier duidelijk wat meer voor
openstaan dan in het verleden. Mogelijk verandert dat de situatie.
In die discussie spelen de twee verzoeken die ook Nederland bereikt hebben: een Amerikaans
verzoek om deelname aan een militaire missie in de Straat van Hormuz en een Frans
verzoek. Daar hebben we inderdaad nog geen knopen over doorgehakt, omdat het, operationeel
en ook voor de verhoudingen met de bondgenoten, ingewikkelde verzoeken zijn. Het kabinet
zal daarover de knoop doorhakken wanneer we vinden dat de tijd daar rijp voor is.
Ik geloof niet dat het helpt om er sneller mee te zijn. Ik hoor de heer Van der Lee
ook niet zeggen: stuur meteen een schip. Maar ik moet dit echt in de boezem van het
kabinet en in ons overleg met de bondgenoten houden tot het moment dat we daarover
echt de knoop kunnen doorhakken.
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen heeft nog een vraag.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank aan de Minister voor zijn antwoord. Ik sluit even aan bij de vragen van de heer
Van der Lee. Als ik de Minister goed beluister, zegt hij dat er een Amerikaans verzoek
is gedaan. Nu hebben de Verenigde Staten de laatste tijd de gewoonte om hun verzoeken
door ambassadeurs te laten doen, via Twitter of interviews. In een ordentelijk bilaterale
relatie zou ik dat niet per se als gewenst willen karakteriseren. Maar belangrijker
nog: het is ook niet de formele weg. Mijn vraag aan de Minister is of er langs de
geëigende, formele wegen ook verzoeken zijn gedaan. Of is het alleen maar via de krant
gegaan? Ik zeg het even een beetje badinerend.
Minister Blok:
We hebben de Kamer daarover geïnformeerd, ook officieel. Ja.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dat betekent dat er dus ook een formeel verzoek is gedaan?
Minister Blok:
Zeker, zeker.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Oké.
Minister Blok:
Ja. Dat wist ik zeker. Ik twijfelde even of we ook echt de Kamer hadden geïnformeerd,
maar we hebben u daarover geïnformeerd.
De voorzitter:
Er is een notificatiebrief ontvangen.
Minister Blok:
Ja, precies.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog. O, mevrouw Ploumen nogmaals.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Nog even. Mijn vraag gaat er vooral over dat dat soort brieven in mijn opvatting alleen
maar worden gestuurd na formele verzoeken van in dit geval de Verenigde Staten, en
niet na informele uitspraken.
Minister Blok:
Ja.
De heer Van der Lee had ten slotte – althans volgens mijn lijstje – nog een vraag
over de Turkse gasboringen bij Cyprus. Door de vorige Raad Buitenlandse Zaken is besloten
om een sanctieregime in te stellen. Het voorstel daarvoor komt van de Commissie. Ik
heb het nog niet, maar we zijn het er wel over eens dat er zo'n voorstel moet komen.
En wij hebben ook de bereidheid om maatregelen te nemen.
De heer Koopmans had een vraag over Venezuela en de bijeenkomst die daarover is geweest.
Nederland is logischerwijs zeer betrokken bij de situatie in Venezuela. Wij zijn daar
binnen de Europese Unie leidend in, ook wat betreft het instellen van sancties. Recent
is in het internationaal overleg de lijst met namen van leden van het Maduroregime
weer uitgebreid. Wij zijn lid van de International Contact Group, een kleine groep
Europese landen, en doen een en ander natuurlijk altijd in nauw overleg met de landen
binnen ons Koninkrijk. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er helaas heel weinig
voortgang is; dat weet de heer Koopmans. Er was hoop dat het overleg in Oslo zou leiden
tot een akkoord, maar dat heeft alleen geleid tot een schijnakkoord tussen het bewind
van Maduro en een klein deel van de oppositie. Het akkoord dat wij zouden willen zien,
namelijk om via eerlijke, vrije verkiezingen te komen tot een regering met echt een
mandaat van het volk, is er nog niet. Dus we blijven het spoor van overleg en diplomatieke
druk bewandelen. Ik heb ook persoonlijk met de Venezolaanse Minister gesproken – ook
weer in New York, want dat is de plaats waar je dat het beste kunt doen – en heel
helder gemaakt dat wij echt vinden dat er verkiezingen moeten komen. Daarnaast wordt
wat ons betreft, als het nodig is, de druk via sancties opgevoerd, totdat we het gewenste
resultaat bereikt hebben.
Ik kom op Syrië. Wat kan de Europese Unie doen? Eigenlijk hadden de heer Van der Lee
en ik het daar ook over. Er zijn duidelijke grenzen en de partijen zijn zich daar
ook zeer van bewust. Maar dat betekent niet dat we op alle andere routes die we wél
kunnen gebruiken, niet alle inzet doen.
De vragen over de gasboringen en Hongkong heb ik hopelijk net via de collega's beantwoord.
Over het JCPOA zijn inderdaad recent weer zorgelijke berichten. Ik heb zelf ook contact
gehad met het Internationaal Atoomenergieagentschap. Er zijn weer zorgelijke berichten
dat de grenzen heel nadrukkelijk worden opgezocht. Binnen het JCPOA zijn de drie grote
Europese landen de ondertekenaars. Wij zijn ondersteuner, maar geen ondertekenaar.
Gezien deze rolverdeling vind ik het steeds aan die drie landen om met een voorstel
te komen over de reactie. Het is natuurlijk een heel ingewikkelde balanceeractie om
enerzijds aan Iran duidelijk te maken dat het helemaal niet in de positie is om eisen
te stellen of de grenzen op te zoeken, en anderzijds te kijken of de diplomatieke
oplossing waar de heer Van der Lee over sprak nog binnen handbereik is. Het is een
heel slap koord. Dus ik kan daarover geen conclusie trekken, ook niet omdat ik het
procedureel juist vind om dat aan de E3 over te laten. Ik hoop daar maandag meer over
te horen. Maar op dit moment kan ik niet meer zeggen dan dat het, zoals ik net schetste,
een balanceeract is.
Voorzitter, ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Dank aan de Minister. Ik kijk naar de collega's of er behoefte is aan een tweede termijn.
Ik zie mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik overval de Minister er misschien mee, en ik heb er begrip voor als
hij er later op wil reageren, maar nu we hier toch bij elkaar zitten: ik lees net
het bericht dat president Macron van Frankrijk heeft gezegd dat – ik citeer – de NAVO
hersendood is en Europa aan de rand van de afgrond staat. Er komt een moment waarop
wij natuurlijk een reactie van het Nederlandse kabinet op die uitspraken willen. Nogmaals,
ik heb er begrip voor als de Minister zegt dat hij het stukje niet heeft gelezen,
maar ik zou hem toch willen vragen of hij daar iets over kan zeggen, vers van de pers.
De voorzitter:
Ik neem aan dat dit als uw tweede termijn geldt. Dan kijk ik naar de heer Van der
Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ook dank voor alle antwoorden. Ik had eigenlijk nog één specifiekere
vraag over Syrië, naar aanleiding van het vijfpuntenplan waar Frankrijk en Duitsland
mee kwamen. Is dat helemaal in lijn met hoe de regering erin zit? Bij een van die
punten, namelijk de ondersteuning van het politieke proces, wordt verwezen naar de
afspraak dat er een constitutioneel comité aan de slag zou gaan in Syrië. Ik vroeg
me af of daar al voortgang in is. Is dat comité al voor het eerst bijeengekomen? Komen
daar al signalen uit? Begint het constructief of was de eerste vergadering al een
mislukking, voor zover u daar iets over weet en kunt zeggen?
Tot slot nog even iets over wat ik bedoel met «proactief». Ik waardeer de inzet van
de Minister en ook dat hij bereid is aandacht te blijven vragen voor sancties, waar
die zinnig zijn, om het maar even zo te duiden. Daar hebben we al weleens over gesproken.
Het gaat mij in dit geval echter niet per se om dit ene conflict. Het gaat mij meer
in het algemeen over de vraag of we in de Unie niet op een ander moment eens discussie
moeten voeren over hoe we ons beter op dit type conflicten kunnen voorbereiden, en
dat we onze handelingssnelheid proberen te vergroten. Want hoe sneller je bent en
hoe duidelijker je bent, hoe meer impact je hebt. We verliezen heel veel tijd, energie
en impact, door niet altijd op een in mijn ogen verstandige manier te handelen. Dat
is een meer algemeen punt en hoeft niet alleen aan dit conflict gekoppeld te worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga meteen over naar de Minister.
Minister Blok:
Mevrouw Ploumen ontpopt zich weer als een trouw volger van het liberale lijfblad The
Economist. Ik wil u opbiechten dat ook sommige leden van de regering een abonnement
op The Economist hebben. Het verheugt mij zeer dat het ook in sociaaldemocratische
kring gelezen wordt, nog voordat het in gedrukte vorm beschikbaar is. Ik heb dat bericht
met een half oog kunnen lezen, maar ik ga het dus nog zorgvuldig doen. Volgens mij
treffen we elkaar volgende week voor de begroting. Dan heb ik het gelezen en is het
ongetwijfeld een goed onderdeel voor een bredere bespiegeling over wat er gebeurt
met NAVO en met Europa. Want zo lees ik het ook. En het gaat ook over de vraag die
toch ook in het debat vandaag weer doorspreekt: hoe kan ieder zijn rol pakken? Ik
kom er dus graag op terug.
De heer Van der Lee verwijst, als ik het goed begrijp, naar het plan van mevrouw Kramp-Karrenbauer.
Zoals de heer Van der Lee ongetwijfeld ook weet, heeft dat zowel in Duitsland als
daarbuiten een enigszins gemengd onthaal gekregen, omdat het kennelijk niet alleen
in Duitsland maar ook daarbuiten niet erg gedeeld werd. Dat maakt het heel moeilijk.
Er werd een voorstel gedaan voor een rol van de Verenigde Naties. Mijn natuurlijke
reactie zou zijn: goed idee. Maar het is meestal fijn als de Verenigde Naties het
ook weten. Dus helaas, dat plan is er nog niet.
Het constitutioneel comité is, dacht ik, wel bij elkaar geweest. Ik zie iedereen knikken.
Ik kom daar in het verslag even op terug. Meneer Pedersen was aanwezig tijdens een
vorige RBZ, maar ik weet niet meer uit mijn hoofd waar en hoe vaak. Ik vrees dat het
nog niet veel heeft opgeleverd, maar daarop wil ik nog preciezer terugkomen.
Dan kom ik bij uw bredere bespiegeling, over hoe de Europese Unie proactiever kan
optreden. Daarmee ben ik het niet alleen eens; ik heb daar een paar maanden geleden
ook een discussie over gevoerd. Ik heb een discussiestuk ingebracht voor intern gebruik
in de Europese Unie, omdat dat na een jaartje Europese Raden van Buitenlandse Zaken
ook mijn gevoel was, en overigens ook van veel collega's. U heeft wellicht het artikel
van Heiko Maas gelezen dat in een aantal kranten verschenen is naar aanleiding van
30 jaar na de val van de Muur. Hij zegt dat Berlijn niet alleen kan optreden, net
zoals ik hier vaak zeg – u moet mij even gunnen dat ik het naar mijzelf toetrek –
dat Nederland niet alleen kan optreden. Dat artikel leidt eigenlijk tot dezelfde conclusie,
namelijk dat, hoe moeilijk het ook is en of het nou gaat om sancties of andere acties,
effectief buitenlands beleid via de Europese Unie moet lopen. Dus die inzet heb ik
toen gepleegd. Ik heb er eerlijk gezegd toen ook met hem over gesproken, want wij
zijn daar over het algemeen zeer eensgezind over. Sommige andere landen zijn dat ook,
maar láng niet alle landen. Er zijn heel veel landen die, zodra je over een gemeenschappelijk
buitenlandoptreden begint, meteen in een kramp schieten. Het is niet zo dat ik op
alle terreinen onze autonomie wil opgeven; niet bij het zenden van het leger. Maar
ik heb ook hier weleens gedeeld dat ik bij sancties – daar zijn ze weer – heel goed
met een gekwalificeerde meerderheid uit de voeten zou kunnen. Het is overigens ook
onderdeel van onze nationale EU-strategie dat het EU-buitenlandbeleid van de nieuwe
Commissie echt eensgezinder en geopolitieker wordt. Mevrouw Von der Leyen heeft dat
aangekondigd. Maar dat betekent wel dat ik het iedere keer met mijn 28 collega's eens
moet worden.
De voorzitter:
Tot zover de beantwoording van de vragen van de Minister. Althans, is dat zo?
Minister Blok:
Ik kreeg net keurig de laatste stand van zaken aangeleverd over het constitutioneel
comité, dus dan hoeft dat antwoord niet tot de brief te wachten. De eerste bijeenkomst
was vorige week in Genève, met alle 150 leden. Een deel daarvan is maandag begonnen
de pennen op papier te zetten voor een conceptgrondwet. Een kleine eerste stap, maar
wel een eerste stap.
De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de beantwoording van de vragen en aan
het eind van dit AO. Ik dank de Minister en zijn staf, mijn collega's, de pers en
met name iedereen op de publieke tribune en iedereen die dit debat op welke wijze
dan ook ziet of zal zien.
Sluiting 16.59 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier -
Mede ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.